De Roede van Tielt Jaargang 1987

Page 1

DE ROEDE VAN TIELT

Driemaandelijks heemkundig tijdschrift 18de jaargang, nr 1 - maart 1987


Bank van R oeselare


DE ROEDE VAN TIELT

ISSN-0772-6414

Heemkundige Kring voor de gemeenten van de vroegere Roede van Tielt, d.i. Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem, Zwevezele. Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde.

Voorzitter: P. Vandepitte, Driesstraat 7-9, Tielt - (051) 40 17 00 Ondervoorzitter: Gh. Vandeputte, Statiestraat 83, Oostrozebeke - (056) 66 90 91 Sekretaris-penningmeester: Ph. De Gryse, Kastanjelaan 1, Tielt - (051) 40 18 38 Redactie: J.Billiet, H.Defour, Ph.De Gryse, W.Devoldere, R.Ostyn, P. Vandepitte

Lidmaatschapsbijdrage: 475 fr., te betalen op rekening 000-0398411-32 van De Roede van Tielt, Kastanjelaan 1, Tielt Verschijnt viermaal per jaar. Er worden geen losse nummers verkocht. Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in "De Roede van Tielt'’ mogen slechts overgeno­ men worden met toestemming van de redactie. Kaft : detail van de kaart van het graafschap Vlaanderen door Robert de Vaugondy, zoon, 1762.

INHOUD VAN DIT NUMMER (18de jaargang, nr 1 - maart 1987) Ph. De Gryse, De Ticltse Velodroom (1909-1912 of 1914) blz 2-19 G. Baert, Een marktoktrooi voor Meulebeke, 1784 blz 20-29 H. Maes, Wakken, Vragen rond naam en ontstaan blz 30-35 A. Demeulemeester, Een degelijk kostersgeslacht te Pittem : de Retsins blz 36-38 W. Devoldere, Jan Retsin (1737-1801), koster te Pittem 39-42 Typo-offset Desmet-Dhondt, Wakken


DE TIELTSE VELODROOM (1909-1912 of 1914) Toen Gaston Eelbode (Tielt 1901-1986) me voor de eerste keer over de Tieltse velodroom sprak, was ik niet weinig verbaasd : tot dan toe had ik nooit vermoed dat Tielt ooit een velodroom rijk was geweest. Nog maar heel weinig Tieltenaren zullen van het bestaan ervan afweten. Zelfs oudere personen, door mij daarover ondervraagd, konden me niets of nagenoeg niets vertellen. Er moet meteen gezegd dat dit wellicht te wijten is aan het erg korte bestaan van de Tieltse velodroom : hij was vermoe­ delijk maar in gebruik van 1909 tot 1912, en werd waarschijnlijk afgebro­ ken in 1914. Gaston Eelbode heeft me enkele keren over de velodroom verteld. Geluk­ kig heb ik, een tweetal maanden voor zijn overlijden, met hem daarover nog een systematisch gesprek gevoerd en een aantal nota’s genomen. Hierna volgt in het kort zijn verhaal. Wij toetsen het verder aan de andere beschikbare bronnen. HET VERHAAL VAN GASTON EELBODE. Ontstaan.

De velodroom werd in 1908 gebouwd door Antoon Eelbode (1), vader van Gaston, die toen handel dreef in stoven, fietsen, potten en pannen, in een winkel gelegen in het begin van de Tramstraat, rechtover het stadhuis (2). Zijn bedoeling was de verkoop van zijn fietsen te “lanceren". Hij maakte zelf fietsen, zijn merk was "La Tieltoise”. Bij de uitbating van de velodroom zou hij een andere fietshandelaar en fietsenmaker betrekken, te weten Jozef De Fuster (3), die fietsen van het merk “De Blauwvoet” verkocht in de Kortrijkstraat (4). Diens fietshandel zou later overgenomen worden door een van zijn werknemers, Wittevrongel. Ligging.

De velodroom was gelegen aan “de Krieke”, rechtover “den Hane", tussen de Stokerijstraat, de Schuiferskapelsesteenweg, de tramroute en een aarde- of voetweg, eigenlijk achter de huizenrijen gelegen op de hoek van de Stokerijstraat en de Schuiferskapelsesteenweg, alle huizen eigen­ dom van Antoon Eelbode. Op de hoek van de Stokerijstraat en voor­ noemde aarde- of voetweg lag café “De Velodroom" (5) (6). Beschrijving. Van de Tieltse velodroom vonden we geen enkel plan noch foto. Wel beschreef Gaston Eelbode voor ons hoe hij eruit zag. Aan de hand van de door hem verstrekte gegevens werd de hiernaast afgedrukte plattegrond getekend. Rondomrond de renbaan zelf, aan de buitenzijde ervan, waren zitplaatsen aangebracht (G. Eelbode schat die op een 500-tal). De velo­ droom was niet overdekt, de losstaande tribune wel ; deze was ook aan 2


gegevens verstrekt door Gaston Eelbode. De hoogte van 7 m aan beide uiteinden van de velodroom lijkt ons wel wat overdreven. Dr. Ferdinand Vande Walle (° Tielt 1901), die zelf nog de velodroom heeft gezien, schat die hoogte op 5 m.

3


achter- en zijkanten gesloten en bood zitplaats voor een 300-tal toeschou­ wers. De velodroom was volledig in hout gebouwd. De rijbaan zelf was bedekt met een soort teer (in het Tielts : “terre” of "pek”), die met een borstel werd opengestreken, drie lagen boven elkaar, ieder jaar te vernieuwen. Men zag dus niet meer dat het een houten rijbaan was. Wanneer de rijbaan nat was, werd ze met benzine besprenkeld en dan in brand gesto­ ken, zodat ze in de kortste keren droog was ! De niet-overdekte velodroom werd uiteraard alleen tijdens het goede seizoen gebruikt. Achter café “De Veldodroom” was er een gebouwtje met kleedkamers. Renners en koersen.

Op de vraag wie op die velodroom kwam fietsen, antwoordt Gaston Eelbode meteen : Marcel Buyse. Deze was afkomstig van Wontergem en werkte bij Antoon Eelbode. Hij fietste ook in dienst van zijn werkgever. (Volgens G. Eelbode werd zijn rennerstalent eerder toevallig ontdekt, toen de werknemers van A. Eelbode tijdens de middagpauze en bij wijze van ontspanning een koers organiseerden.) Al de bekende namen van die tijd kwamen naar de Tieltse velodroom. Gaston Eelbode vernoemt Van Houwaert, Camiel Haeck, Defraeye, De Baets. Er waren wedstrijden voor beroepsrenners en voor liefhebbers. Soms was er een koers voor vrouwen ; Gaston Eelbode vermeldt hier de naam van Zulma Bekaert. De af te leggen afstand was vaak 50 of 100 km, maar kon soms opdreven worden tot 200 km. Tijdens het seizoen waren er twee à drie koersen per maand, meestal op zondagnamiddag, maar ook bv. op kermisdonderdag in de namiddag. Uitbating. Volgens G. Eelbode waren de toegangsprijzen vastgesteld op 5 fr., voor de tribune op 20 fr. Zo kon A. Eelbode heel juist zijn onkosten dekken. Jozef De Fuster was “directeur” van de velodroom ; hij deed dat onbezol­ digd ; als tegenprestatie mocht hij reklame voeren voor zijn fietsen zowel op de velodroom zelf als op het verspreide drukwerk. Voor verkoop van kaarten aan de toegang zorgden o.m. Jules Lambrecht, schoolmeester Van Thuyne en Van Walleghem, uitbater van “De Krieke” (7). Als rechters op de aankomstlijn fungeerden o.m. Kamiel Deschout (toen directeur van de gazefabriek). Martens en schoolmeester Van Thuyne. Einde.

Bij het begin van de oorlog, zeker in het jaar 1914, werd de velodroom vrijwillig afgebroken door A. Eelbode, om te voorkomen dat de bezetter die belangrijke hoeveelheid hout zou aanslaan (8). Het hout werd door A. Eelbode verkocht aan landbouwers (9). 4


'Pe((ec,t( C â fe __ 11d £ vefjociroom "

«

fplan : toesEand. ^93/+)

(tekening Rudi De Brabandere) 5


DE VELODROOM IN “DE GAZETTE VAN THIELT”.

In het stadsarchief troffen we geen enkel bundel noch stuk aan dat enig verband houdt met de velodroom. Uiteindelijk bleek de enige bron van inlichtingen de “Gazette van Thielt” (verder afgekort : GvT) te zijn. Wij overliepen zeven volledige jaargangen, te weten van 1908 tot en met 1914 (het laatste nummer dat dat jaar verscheen, was dat van 10 oktober). Het is duidelijk dat deze eigentijdse bron als veel betrouwbaarder moet beschouwd worden dan het getuigenis van de 85-jarige G. Eelbode, die op het ogenblik der feiten overigens maar 8 tot 13 jaar oud was en dus een aantal gegevens maar later (weliswaar van de eigenaar, zijn vader) kan vernomen hebben. Het is wel merkwaardig dat een aantal nauwkeu­ rige gegevens door hem verstrekt, overeenstemmen met wat wij aantreffen in de GvT. Wij wijzen soms, maar niet telkens, op de tegenspraak tussen onze twee bronnen. 1909 Het eerste berichtje dat we over de Tieltse velodroom aantreffen in de GvT, geldt een soort “vooropening”, in de aflevering van 22 mei 1909 (blz 3 b) : Velodroom. Thielt. Zondag 23 mei, om 4 ure namiddag. Match van 25 kilometers (100 ronden) tusschen de kampioen van Thielt en de kampioen van Ruiysselede. Ingang 20 centiemen. Van 4 tot 5 ure, dus geen entrainement. In den namiddag, entrainement voor velos en motos.

We spreken wel over een soort “vooropening”, want in de volgende aflevering van de GvT (26 mei 1909, blz 2 b) lezen we : De velodroom van Thielt is omtrent gereed. Reeds is hij veel bereden geworden, en in korte dagen zal hij nagenoeg geheel opgemaakt zijn. De Thieltsche velodroom is gelegen aan Den Hane, bij den ingang der kalsijde naar Schuijffers-Capelle. Op Tweeden Sinxendag aanstaande, met Thielt’s kleine kermis, is het er de inhuldiging van. Er zullen 3.700 fr. prijzen zijn, en koersen voor jongelingen en beginnelingen, eene achtervolgings-match, koers voor beroepsrenners, stayers en zware motors. De velodroo.i ts in hout en latwerk. De eivormige en afhellende rijbaan is 250 meters lang, zoo dat vier toeren eenen kilometer verte maken. Ervaren rijders doen eenen toer in 30 seconden, is eenen kilometer in twee minuten. Er zal voorzeker veel volk zijn, op Tweeden Sinxendag in den velodroom met de plechtige inhuldiging. (10) Het volledige programma van de "openingsfeesten” werd afgedrukt in de GvT van 29 mei 1909 (blz 3 b) : Zondag 30 mei, om 4 ure namiddag, groot entrainement voor velos, coursemotos en zware motos. 6


Maandag 31 mei, groote openingsfeesten om 2 112 ure namiddag : 3.700 fr. prijzen. 1) Afvallingskoers (eliminatie) voor jongelingen beneden 18 jaar. 2) Koers voor beginnelingen in series. 3) Eerste manche der koers bachten zware motos. 4) Vertroostingskoers voor dezen die in nr. 2 geen prijs gereden hebben. 5) Tweede manche bachten zware motos. 6) Koers voor beroepsrijders, 50 kilometers, met alle 5 kilometers eene premie. 7) Derde manche bachten zware motos. 8) Koers voor motocycletten. Inschrijvingen te zenden aan het Bestuur : voor de koersen 1 en 2, bij te voegen 50 centiemen ; voor de koers 1, alsook voor de minderjarigen van koers 2, moet de toelating der ouders of voogden erbij gevoegd zijn. Prijzen der plaatsen voor de groote openingsfeesten van maandag : genum­ merde voorbehouden plaatsen : 3 fr. / lste virage : 2 fr. / 2de virage : 1,50 fr. / volksplaatsen : 1 fr. In de herbergen aan de velodroom is er stalling voor meer dan 2000 velos. De juiste programma zal in de velodroom te koop zijn, aan 10 centiemen. De trams van Thielt-Hooghlede nr 9 en 16 houden stilstand aan de velo­ droom. Stalling voor 500 velos in Den Haan, dichtbij de velodroom. Prijs : 10 centiemen. En de GvT van 2 juni 1909 (blz 2 b) brengt verslag uit en publiceert de uitslagen : Onze kleine kermis werd dit jaar door een buitengewoon schoon weder begunstigd. Op Tweeden Sinxendag was het de opening van den velodroom, hier aan Den Hane, en zeiden of nooit was er zulk een toeloop van volk op dien wijk. Ter gelegenheid der opening hadden er in den velodroom verscheidene koersen plaats voor velos en motos. Ziehier den uitslag dezer koersen : [Wij drukken die maar gedeelteijk af.] I. Afvallingskoers voor jongelingen. I. Camiel Braekevelt, Ruijsselede. 4. Lucien Buyse, Wontergem. II. Match bachten motos. I. Paul Commeyne. III. Koers voor beginnelingen : Eindkoers tusschen de winners der drie series : I. Armand De Longie, Beveren 3. Henri Van Dierdonck, Thielt 4. Lucien Buyse, Wontergem 7


6. René Françoys, Pitthem 7. Victor De Vooght, Thielt 8. A. Bekaert, Meulebeke 9. Maurice Van Ryckeghem, Tielt. IV. Koers voor beroepsrijders (50 kilometers) : 1. Heller, Oostenrijker 2. De Fraeye, Iseghem. V. Koers voor beginnelingen die geenen prijs gewonnen hebben : 1. Benoni De Waelsche, Thielt 2. Joseph Arix, Thielt 3. Adiel Vande Walle, Thielt 4. Arthur Van Dorpe, Pitthem VI. Koers voor motos I. V. Mattan, Thielt In diezelfde aflevering van 2 juni 1909 wordt volgende aankondiging afgedrukt (blz 3 b) : Velodroom Thielt Kermisdonderdag 3 juni, om 4 ure : Groote volksfeesten. Programma : 1. Achtervolgingsmatch met 2 ploegen : a) Benoni De Waelsche en René De Keukelaere - b) Joseph Arix en Henri Van Dierdonck. 2. Kampioenschap der 50 km (200 toeren) 3. Koers voor motocycles. Ingangsprijzen : Tribune 0,75 fr. - zitplaatsen 0,50 fr. - virage 0,30 fr. volksplaatsen 0,20 fr. Evenwel vinden wij noch in de GvT van 5 juni noch in de volgende afleveringen enig verslag over of enige uitslag van die wedstrijden. Om die eerste (drukke) velodroommaand, juni 1909, af te ronden, vermel­ den we nog dat de GvT in haar uitgaven van 12 juni (blz 3 b) en 19 juni 1909 nog het volgende bericht : Groote velokoersen op zondag 20 juni, 3 1/2 ure, onder meer een koers voor damen, 5 prijzen. Inschrijvingen worden aanveerd Kortrijkstraat 100, alwaar de prijzen voor beginnelingen tentoongesteld zijn. Daarover vinden we evenwel geen verslag, daarvan vinden we geen uitslag in de volgende afleveringen van de GvT. Uit deze eerste reeks gegevens uit de GvT kunnen we alvast besluiten dat de promotoren zeker van heel wat visie en aanpak getuigden : ze wisten te openen op een uitstekend gekozen moment (kermis) ; het gebo­ den programma is uitgebreid, afwisselend, aantrekkelijk door het uitgele­ zen deelnemersveld ; alles lijkt best georganiseerd (stalling voor fietsen, halte van de trams, enz). 8


Op te merken dat de velodroom in het begin ook gebruikt werd door moto’s ; later vinden we geen dergelijke vermeldingen meer. Het zal de lezer ook niet ontgaan zijn dat de renners voor deelname aan bepaalde wedstrijden inschrijvingsgeld moeten betalen ! J. De Fuster lijkt het directeurschap effectief waar te nemen : de inschrij­ vingen gebeuren bij hem (Kortrijkstraat 100). Terloops willen wij erop wijzen dat in de GvT, in al de geraadpleegde jaargangen, zeer talrijke advertenties verschijnen voor allerhande fietshandelaars, fietsenmakers, verkopers van fietsbanden, enz... In de eerste plaats natuurlijk voor J. De Fuster. bv. in de uitgave van 27 maart 1909 (blz 4 g) : Jozef De Fuster, Kortrijkstraat 100, Fabriek van velos. Van het merk “Das Getreue” werden in 1907 en 1908 wel 218 stuks ver­ kocht! Bijzonder merk van koersmachienen, bezorgde fabricatie, zuchten loop, sterk, 5 jaar waarborg. Maar ook voor anderen, bv. : * C. Verhelst-Van Tieghem. Sint-Janstraat 72, Thielt. die “het nieuwe koerserijwiel Royale Sarolea” verkoopt. * Fabriek van velos H. De Vriese-Follet & zoons te Oost-Roosbeke. * Jos. Vande Walle - Van Overbeke te Oost-Roosbeke, overgebracht op de Marktplaats. Maar daarmee was het wel erg drukke velodroom jaar 1909 nog niet af ! Uit de GvT haalden we nog volgende gegevens : 1. Zondag 11 julij, belangrijke koersen om 3 112 ure namiddag. De velo­ droom zal die dag in feesttooi zijn. Ook verzekert men dat het Bestuur den prijs leeg genoeg stellen zal om iedereen toe te laten eene ingangskaart te nemen ... (GvT 3 juli 1909, blz 2 b). De GvT van 10 juli spreekt in dat verband (blz 3 b) over groote velofeesten met : - Kampioenschap der 25 km (100 ronden) voorbehouden aan Tieltenaren. - Koers voor moto’s. - Koers voor beginnelingen (25 km). Inschrijvingen te zenden naat 't bestuur, mits 0,50 fr. ’s avonds prachtig vuurwerk. Ingangsprijzen : 1 fr. - 0,75 - 0,50 - 0,30. 2. Velofeesten op Ste-Annadag 26 juli, ter gelegenheid van de inhuldiging van Marcel Buyse, kampioen van het huis A. Eelbode-Vergote (11), overwinnaar der 24-uren-koers van Zurenborg, Antwerpen. Stoet vanuit Pittem (Klokke) .... Aanbieding van den eerewijn en eener prachtige medaille vanwege den vélodrome ... Koers Thielt-Pittem-MeulebekeThielt. (GvT 24 juli 1909, blz 3 e). 3. Zondag 8 oogst, om 3 H2 ure. Groote koersen met programma : 4 9


halve-fondkoersen, 3 snelheidskoersen en 2 achtervolgingsmatchen, ieder van 4 man. (GvT 31 juli, 4 en 7 augustus 1909). 4. Zondag 15 oogst, om 3 H2 ure : belangrijke koers voor beroepsrijders, 100 kilometers (400 ronden). Met deelneming van de bijzonderste rijders der Ronde van België ... (GvT 14 augustus 1909, blz 4 b). 5. Zondag 5 september om 3 ure namiddag, prachtige koersen in den velodroom van Thielt. Match tussen Cyriel Van Houwaert en Marcel Buyse. - Koers achter zware motors. Koers voor motocycles. - Ten minste acht koersen op programma....... De rapste zijn de beste en wie zijne kaart neemt voor 31 augusti, heeft ze aan den volgenden prijs : ..... Kaarten op voorhand te bekomen bij J. De Fuster, Kortrijkstraat 100 en A. Eelbode-Vergote, Tramstraat 1. (GvT 28 augustus, 1 en 4 september 1909, telkens op blz 3). De GvT van 4 september 1909 doet er zelfs nog een schepje bovenop (blz 2 a) : Velodrom. Morgen zondag ..... twee vermaarde kampers. De eerste is Cyriel Van Houwaert ... kampioen van België. Met Van Houwaert zal in den strijd komen, de jonge en moedige Tieltenaar Marcel Buysse, die op zijn wielpeerd ook al veel zegepralen heeft bekampt ... Toen hebt gij nog den stouten en geweldigen koers achter motos ... Eug. Platteau, de tweede in het kampioenschap van België. De GvT van 8 semptember 1909 (blz 2 a) brengt verslag uit over deze wedstrijden en meldt o.m. : “In den velodrom was er overlijk veel volk. ”. 6. Septemberkermis. Vélodrome Thielt. Kermisprogramma. Zondag om 3 ure namiddag. Koers van 50 kilometers. 22 deelnemers. - Maandag om 2 H2 ure, koers voor beroepsrijders, 75 kilometers (300 ronden). (GvT 22 en 25 september 1909, telkens op blz 3 c, waar ook de lijst van de deelnemers wordt vermeld.) Evenwel lezen wij in de GvT van 2 oktober 1909 (blz 1 a en c) : De velokoers van zondag moest uitgesteld worden : ... het regende. En als het regent, velorijden en koersen in eenen velodrom, het kan toch niet. De koers werd dan ook tot den dijnsdag verschoven. Hierover vonden we geen verslag in de volgende afleveringen van de GvT. 7. Zondag 17 oktober. In de GvT van 6 oktober 1909 (blz 2 a) staat volgend bericht : In den vélodrome hier van Thielt zullen de koersen, feesten, vermakelijkheden en opstijging van eenen monsterluchtbal plaatshebben, niet aanstaande zondag, maar den zondag 17 october om 3 ure (12). Hierover is geen verslag te vinden in de afleveringen na 17 oktober. 8. Zondag 7 november : in den velodrom van Thielt, belangrijken match op amerikaansche wijze bij aflossing. Prijzen : zitplaatsen 0,40 - omtrek 0 , 20 .

De GvT van 10 november 1909 brengt daar verslag over uit (blz 2 b), waarin o.m. staat te lezen : .....“voor het sluiten van het sportseizoen”. 10


Dat eerste sportseizoen had uitzonderlijk lang geduurd en was bijzonder druk geweest. Tijdens dat seizoen is er melding gemaakt van één ongeval : Verleden donderdag achternoen was de velomaker August Maes van Grammene met zijne motocycle aan 't rijden hier in den velodroom. Hij viel ongelukkig en brak een been. (GvT 31 juli 1909, blz 2 b). 1910.

Het seizoen 1910 werd geopend op 28 maart : Velodrom van Thielt. Luisterlijke openingsfeesten op 2de Paaschdag om 3 ure namiddag. Met o.m. aankomst der baankoers Thielt-Pitthem-Ingelmunster-MeulebekeThielt-Ruysselede-Schuyffers Capelle en Thielt-velodroom : 40 kms. (GvT 23 en 26 maart 1910, telkens op blz 3). De GvT van 30 maart 1910 (blz 2 b) brengt verslag uit over de drie koersen die gereden werden bij de “opening” van de velodroom. Een volgende koers greep plaats op 17 april (GvT 6 april 1910, blz 3 c), maar een verslag daarover verscheen in geen enkele aflevering van de GvT. De koers van Tweeden Sinxendag werd in acht verschillende afleveringen van de GvT aangekondigd tussen 6 april en 11 mei. Misschien was een doorgedreven reklamecampagne hard nodig, want een sterke concurrentie kon wellicht worden verwacht van de groote peerdenloopstrijden in de uitgestrekte meerschen van Gruuthuyze op Tweeden Sinxendag met 2.000 fr. prijzen. Die paardenkoersen werden inderdaad in al diezelfde afleve­ ringen van de GvT aangekondigd door middel van grote (betaalde) adver­ tenties ! Het verslag over de velokoers van Tweeden Sinxendag in de GvT van 18 mei 1910 (blz 2 c) luidde o.m. als volgt : .... koers van 100 km. Er waren een 20-tal uitgelezene beroepsrenners ingeschreven, waarvan er 15 vertrok­ ken ..... De koers mag onder alle opzichten wel gelukt heeten, want niet het minste ongeval is gebeurd. De velodrom was bomvol en talrijke vreem­ delingen waren met het goed weder opgekomen. Daar het binst de koers dreigde te regenen, heeft men maar 75 kilometers gereden. Op 10 juli 1910, een nieuwigheid : 7 koersen, waaronder 2 x voetloopstrijd van 3 km (12 ronden) met telkens 18 deelnemers + finale voetloopkoers. Over het verloop ervan vonden wij nergens een verslag. Op zondag 21 augustus 1910 vond het officieel kampioenschap van beide Vlaanderen doorgang in de Tieltse velodroom. De GvT (afleveringen van 17 en 20 augustus 1910) kondigt de verzekerde deelneming der 20 beste Belgische pisterenners aan en geeft de lijst ervan. In de uitgave van 17 augustus 1910 (blz 2 c) worden zowel de renners als het publiek warm gemaakt : ...... de groote kamp .... voor den titel, gedurende een gansch jaar, van “Kampioen der Vlaanders”. Wie dezen titel wint, is vermaard voor langen tijd, en zal in alle velodroms gevraagd worden...... een aller­


hevigste strijd .... eenen prachtigen en aangrijpenden koers. De afstand is 100 kilometers. De prijzen der plaatsen zijn in het bereik van iedereen..... Een verslag werd opgenomen in de GvT van 24 augustus 1910, blz 2 c. Het programma van de septemberkermis, zondag 25 september 1910, wordt al aangekondigd in de aflevering van 3 september (blz 3 bc - zelfde aankondiging op 10 en op 21 september) : zondag om 3 ure eerste helft van den wederlandschen zesurenkoers met deelneming van 24 der beste belgische, fransche en duitsche beroepsrenners ... Maandag ten 2 1/2 ure namiddag stipt vervolg van den zesurenkoers voor beroepsrenners. Op 17 september (blz 2b) treffen we volgende bericht aan : Te oordeelen naar het getal en de hoedanigheid der deelnemers en inziende dat deze niet vooraf betaald worden, dus om iets te ontvangen het moeten verdienen met stampen, mag men waarlijk op voorhand verzekerd zijn op Thielt-kermis eene allerprachtigste zesurenkoers te zien. Er zijn al 15 ingechreven deelnemers. Benevens die prachtige koersen zal er eene schoonen tandem gratis te verloten zijn onder ’t aanwezig publiek. De toegangs­ prijs is maar 50 centiemen. De GvT van 24 september (blz 3 c) geeft o.m. de lijst van de 20 ingeschre­ ven deelnemers. Het bericht eindigt aldus : Wie eene schoone stuiver wil verdienen met programmas te verkoopen, koope ze bij J. De Fuster, aan 2 fr. de 25. Op 1 oktober 1910 brengt de GvT (blz 1 c) verslag uit : ... zondag en maandag.....buitengewoon schoon weder.......telkens eene groote menigte. De strijd was zeer vinnig. Binst de drij eerste uren van den zondag hebben de rijders meer dan 100 kilometers afgetrapt. Volgt dan de algemeene klasseering : Leo Buysse van Pittem was eindoverwinnaar, de tweede volgde op één ronde. L. Buysse won ook 14 premies, alle andere renners samen 28. We vermoeden dat hiermee het seizoen 1910 werd afgesloten. In ieder geval is in de GvT in de drie laatste maanden van 1910 geen woord meer te vinden over de velodroom. Enigzins eigenaardig is wel dat J. De Fuster in de jaargang 1910 van de GvT nog wel reklame voert voor allerhande goederen en waren (o.m. ook voor velolanteerns van het merk “De Blauwvoet”), maar niet meer voor fietsen. In die tijd schijnt de belangstelling groot geweest te zijn voor alles wat verband hield met fietsen. Zo publiceert de GvT van 21 september 1910 (blz 2 c) het bericht : Wielrijders in Belgiën. Er zijn in Belgiën alles bijeengenomen meer dan 400.000 wielrijders, waarvan 69.000 in WestVlaanderen. 12


1911.

Voor het jaar 1911 beperken wij ons overzicht tot de programma’s rond Pasen, Pinksteren- en septemberkermis. - Op tweede Paasdag, 17 april, was er “heropening van den velodrom met de schoonste koers van ’t jaar : 80 kilometers voor 10 uitgelezen beroeps­ renners welke geen cent trekken en moeten stampen voor de prijzen. " Deelname werd verwacht van o.m. Fl. Tavernier uit Tielt, 1ste in Antwerpen-Meulebeke en 1ste der 7-urenkoers in Leuven, en van Arthur Maertens uit Zwevezele, de kampioen van het arrondissement Tielt. In de uitslag komt Fl. Tavernier evenwel niet voor ; A. Maertens werd 3de (GvT 12 april 1911. blz 3 c en 19 april, blz 2 b). - Op O.FFFIemelvaartdag, 25 mei, 100 kilometer voor beginnelingen. Met o.m. Victor De Voogdt, Oscar Braekeveldt, Arthur Van Tomme en Remi Lanckriet, allen uit Tielt, en E. Verschaeve (Zwevezele), Lucien Buyse (Wontergem), Remi Lawaisse en Victor Van Bruwaene, beiden uit Ruiselede. (GvT 10 mei 1911, blz 3 d + 13 mei. blz 3 d 20 mei, blz 2 b en 3 d + 24 mei, blz 3 d + 27 mei, blz 2 b). - Pinksterenzondag 4 juni : 5 wedstrijden voor beginnelingen en beroeps­ renners. “Ziedaar 15 kampioenen onder de beroepsrenners .... de bloem der Vlaamsche renners. ” Op Pinsterenmaandag 5 juni : 125 kilometers voor de 15 beste Belgische, Franse en Hollandse beroepsrenners. (GvT 10 mei, blz 3 d + 13 mei, blz 3 d + 3 juni. blz 3 c). De aankondigingen zijn evenwel zo verward, dat het moeilijk uit te maken is of de koers van 5 juni niet dezelfde wedstrijd is die ook voor 4 juni was gepland. Daar in de GvT van 7 juni noch verslag noch uitslag staat, kan daar evenmin klaarheid gezocht worden. - Voor kermismaandag kondigt de GvT van 23 september 1911 (blz 3 d) aan dat in de vélodrome prachtige koersen zullen gereden worden : 't puik der belgische renners in strijd ! Onder meer Tavernier en Leon Buyse, beiden van Tielt. Deze wedstrijd is evenwel niet opgenomen in het officieel kermisprogramma, dat ernaast staat afgedrukt. In het verslag over de kermis (GvT 30 september 1911, blz 1 b) is ook een kort verslag over die wedstrijd opgenomen, met de uitslagenlijst; L. Buyse is 1ste, Tavernier 11de. 1912. Voor heel het jaar 1912 noteerden we maar 4 wedstrijddagen in de velo­ droom : - Zondag 31 maart : de eerste rit (25 km) der Omloop Snowdon (200 km), met o.m. volgende deelnemers : De Vylder, Turf, Vergote en Snauwaert, allen van Tielt, Verbeke (“van Capelle"). Vanden Abeele van Oostrozebeke, Wyckhuis van Doomkerke en Landuyt van Meulebeke. (GvT 27 maart 1912. blz 2 e en 30 maart, blz 3 a). Geen verslag 13


hierover in GvT van 3 april. - Zondag 7 april : “Zondag naast, onmiddellijk na de vespers : groote baankoers met aankomst in den velodrom. Vertrek op de Markt. ” (GvT 3 april 1912, blz 2 e en 6 april, blz 2 d). Geen verslag hierover in GvT van 10 april). - Zondag 14 april : tweede rit der Omloop-Snowdon, 25 km, met negen­ maal premie (GvT 10 april 1912 en 13 april, blz 2 e). - Pinksterenkermis : “De groote Sinxen-prijs zal geloopen worden in vier ritten : * op eersten Sinxendag, 26 mei, na de vespers, 1ste rit. * op tweeden Sinxendag, om 10 ure, op de Markt, aanzet van de 2de rit, met aankomst in de velodrom ; onmiddellijk daarna de 3de rit. * op derde Sinxendag, om 3 ure, de 4de rit. Met deelneming van 40 der beste West- en Oostvlaamsche renners. ” (GvT 22 mei 1912, blz 3 a + 25 mei, blz 3 b en blz 3 d). De GvT van 29 mei 1912 brengt op blz 2 c verslag uit over de “kleine kermis'1 en op blz 2 d over de “peerdeloopen", maar schrijft met geen woord over de velodroomkoersen ! Het einde van de Tieltse velodroom.

Daarna troffen we in heel de jaargang 1912 geen woord meer aan over de velodroom, ook niet in het programma van de septemberkermis, noch in het wel erg uitgebreide verslag over die septemberkermis (GvT 5 okto­ ber 1912, blz 1 bede, dit is nagenoeg de hele voorpagina). Alle nummers van de jaargangen 1913 en 1914 werden ook door ons nagelezen : nergens vonden wij nog enig spoor van de Tieltse velodroom. We mogen dus veronderstellen dat er na de Pinksterenkermis 1912 in de Tieltse velodroom geen of nagenoeg geen officiële wedstrijden meer zijn geweest. Het is mogelijk dat hij verder nog wat werd gebruikt voor "entrainement" en nog enige tijd in stand werd gehouden, in de hoop dat er wellicht nog betere tijden zouden komen. Het lijkt nogal uitgesloten dat de velodroom meteen medio 1912 zou zijn afgebroken. Het getuigenis van G. Eelbode over de afbraak bij het begin van de 1ste W.O. (1914) kan dus best kloppen. Voorlopig - dit is : zolang geen geschreven of andere bronnen het tegendeel bewijzen - weerhouden we in ieder geval die datum. Over de oorzaken van het ter ziele gaan van de Tieltse velodroom weten we eigenlijk bitter weinig. Als men tussen de regels van het getuigenis van G. Eelbode leest, kan men best vermoeden dat de financiële kant van de zaak wel doorslaggevend zal geweest zijn. De velodroom was wellicht niet rendabel voorde eigenaar/uitbater. Daarmee samenhangend: misschien kon de prijzenpot niet voldoende meer gespijsd worden. Opval­ lend is in ieder geval dat de peerdenloopstrijden op de Pinksterenkermis van 1912 een prijzenpot hadden van 2.000 fr., terwijl het totaal van de 14


prijzen voor de vier ritten van de Sinxenprijs in de velodroom, gespreid over drie dagen, welgeteld 271 fr. bedroeg ! (13) Het is misschien moeilijk beide sporten met elkaar te vergelijken, maar die cijfers zijn toch spre­ kend. Misschien leed de velodroom ook onder de concurrentie van o.m. die peerdenloopstrijden (hoewel die maar eens per jaar doorgingen (met Pinksteren) ; maar de reklame ervoor in de GvT was altijd, en zeker in 1912, veel indrukwekkender dan die voor de velodroom ; ook in de jaargang 1913 vinden we nog dergelijke advertenties voor en een verslag over die paardekoersen). Mischien ook concurrentie van andere velodrooms, o.m. die van Meulebeke (zie verder). Misschien was een medeoorzaak van de teloorgang ook, na het enthou­ siasme en de puike organisatie van de twee beginjaren, een minder goede organisatie of minstens minder goede kontakten met de pers : we hebben er talrijke keren op gewezen dat over de wedstrijden in de velodroom geen verslag verscheen in de GvT. OOK EEN VELODROOM IN MEULEBEKE !

Wij waren niet weinig verbaasd, bij onze opzoekingen'in de GvT naar gegevens over de Tieltse velodroom, ook berichten te vinden over een velodroom in Meulebeke ! Door ons geraadpleegde Meulebeeknaren schijnen daar ook niets van af te weten. Ziehier wat wij in de GvT, jaargangen 1909 t.e.m. 1914, samensprokkelden : * Maandag 20 september heeft plaatsgehad de inhuldiging van den velodrom van Meulebeke. De velodrom is allerbest gelegen, daar bij 't uitgaan van 't dorp, langs den kant van Ingelmunster. Vooraleer hem te bereiken, hebt ge de lommerlijke Kasteeldreef ; de bloemenkwekerij van M. Lietaert ligt op uwe rechter hand. Op den linker kant liggen de uitgestrekte weiden van het kasteel van M. Thienpont. De renbaan zelf is geleid in “béton armé” met allerhande reclamen erop geschilderd. (GvT 22 september 1909, blz 2 a). * Doodelijk ongeluk in den overdekten velodrom van Meulebeke. Een arbeider viel van een stelling. (GvT 6 november 1909, blz 2 a). * In de GvT van 15 mei 1912 (blz 3 c) en in die van 18 mei 1912 (blz 3c) staat een advertentie voor de velodrom van Meulebcke, te weten voor buitengewoon prachtige openingskoersen op zondag 19 mei. Voor beroepsrijders : koers van 60 kim......... Afvallingskoers. * Op kermismaandag 3 juni om 4 112 ure nanoen, match Van Houwaert - L. Buyse, voor 500 fr. Prachtige koers voor beroepsrijders (75 kim) met de verzekerde deelneming van .... (volgen 8 namen). (GvT 1 juni 1912, blz 3 a). * Velodrom van Meulebeke. Koers van 60 kilom. voor beginnelingen op zondag 30 juni 1912, onder de reglementen van den BWB met volgende prijzen : 25 - 15 - 10 - 8 - 5 - 3 - 2 - 1 - 1 - l . Inleg 50 cent. Men gelieft 15


zich seffens te laten inschrijven. Prijzen der plaatsen : volksplaatsen, 30 cent. ; tribuun, 50 cent. (GvT 22 juni 1912, blz 3 c en 26 juni, blz 3 a). Het feit dat na juni 1912 (dus amper één maand na het definitieve zwijgen over de Tieltse velodroom) in de GvT evenmin nog iets over de velodroom van Meulebeke wordt geschreven, dus ook niet in de jaargangen 1913 en 1914, zou er kunnen op wijzen dat de twee velodrooms ongeveer tezelf­ dertijd zijn ter ziele gegaan, wat wel een eigenaardig toeval zou zijn. Of zou dit erop wijzen dat de GvT vahaf medio 1912 gewoonweg - om welke reden dan ook ; dit zal vermoedelijk nooit opgelost worden - niets meer heeft willen opnemen over welke velodroom dan ook. (14) Evenmin kan verklaard worden waarom in de jaargangen 1910 en 1911 van de GvT niets te vinden is over de Meulebeekse velodroom. Het is duidelijk dat hiermee de geschiedenis van de Meulebeekse velo­ droom nog niet geschreven is.

VELODROOMS ELDERS IN HET VLAAMSE LAND.

Het is wellicht leerzaam even na te gaan welke de toestand was in de rest van het Vlaamse land. Gegevens vonden we in een artikel van A. Janssens (15). Aan de hand van die bijdrage (+ onze gegevens) kunnen we vol­ gende chronologische lijst opmaken : Onstaan van velodrooms (16) 1892 Gent - gewapend beton 1893 Brussel 1894 Spa, Oostende en Antwerpen 1896 Rumbeke - aarden baan 1909 Mariakerke - hout, tijdens W.O. I opgestookt als brandhout 1909 Thielt, hout 1909 Meulebeke - gewapend beton, overdekt 1927 Maria-Aalter - asse, later beton, verdwijnt in 1936 1930 Knesselare en Beernem 1935 Vosselare De velodroom van Vosselare, ter plaatse ook "piste" genoemd (wat vol­ gens ons meer met de werkelijkheid overeenstemde), was in gestampte aarde. De lengte was 120 meter, er waren twee rijvakken van elk 4 meter. De totale omtrek was 300 meter. De rijbaan was aan beide buitenzijden 50 cm hoog en helde naar het midden toe 20 cm af. Op het middenstuk, 20 meter breed, stond een soort tribune (met hout en zeildoek). De bochten waren langs de buitenzijde hoog uitgebouwd : de éné 2,5 m hoog, de andere 3 m. De velodroom geraakte buiten gebruik bij het uitbreken van W.O. II. 16


NOG ENKELE ANDERE GEGEVENS UIT DE GvT

We wezen al op de advertenties van J. De Fuster en van enkele andere fietshandelaars in de GvT, jaargang 1909. In de jaargang 1912, rond het tijdstip waarop de Tieltse velodroom aan het zieltogen is, adverteert J. De Fuster als volgt : J. De Fuster, Kortrijkstraat 104 * gereedgemaakte olieverf * velo’s van alle goede merken en bijzonderlijk : het engelsch rijwiel “Snowdon" van Birmingham, het Vlaamsch merk “Blauwvoet" van Thielt, het ltaliaansch merk “Dalbur” van Brindisi. (GvT 25 mei 1912, blz 3 b) In de afleveringen van februari 1913 treffen we volgende advertentie aan : Rijwielfabriek der Tramstraat A. Eelbode-Vergote, Thielt. (fietsen, banden, reparaties). Terwijl in diezelfde nummers J. De Fuster alleen nog reklame voert voor olieverf en schildersgerief ; in de aflevering van 26 maart (blz 3 c) maakt hij reklame voor wasmachienen en wringers. De GvT van 23 april 1913 (blz 3 b) bericht : C. Verhelst-Van Tieghem, komende van de Sint-Janstraat, komt zich te vestigen Ijperstraat 14 ter herberg 't Paradijs, alwaar hij eene fabriek van rijwielen komt te openen. Hij verkoopt ook motocycletten en kindervoituren. In de aflevering van 4 juni 1913 (blz 3 d) adverteert Arthur Devolder uit de Gentschestraat, Meulebeke. Velorijders ! Vooraleer gij den aankoop doet van een velo, wendt u tot het huis A. Devolder en probeert den velo Eliti. Hij is duurzaam en lichtlopend. Verders zijn er al de gekende merken van velos te verkrijgen. In meerdere afleveringen van de jaargang 1913 wordt reklame gemaakt voor de Engelse velobanden "The Snowdon Pneumatic”. Voor Thielt en omliggende zijn ze te bekomen bij : J. De Fuster, Thielt - Bonduel, Pitthem - Vanden Abeele, Oost-Roosbeke - Wykhuys, Doomkerke - Van Steenkiste, Aerseele - Malfait, Meulebeke - Baesen, Wingene - Tavernier, Emelghem - Debacker, Sch-Kapelle - Desmet, Marckeghem. In de jaargang 1914 troffen we geen advertenties van J. De Fuster meer aan. Ten slotte willen we nog heel even wijzen op het fietsverbod, door de Belgische militaire overheid uitgevaardigd bij het begin van de oorlog (de Duitse inval gebeurde op 4 augustus ’14, het verbod ging in op 24 augus­ tus); Het is sedert maandag laatst verboden in de arrondissementen Thielt-Rousselaere, Kortrijk en Ijper nog met velos te rijden. Dit verbod komt van de 17


militaire overheid en is zeer streng. De gendarmen en soldaten vervoerd in automobiels hebben bevel ontvangen met de revolver neer te schieten allen wielrijder die hen zou volgen, vergezellen of oversteken ... (GvT 26 augus­ tus 1914, blz 3 c) (17) Het pittige van de laatste zin zal de lezer van 1987 niet ontgaan. Evenwel bericht de GvT drie dagen later (GvT 29 augustus 1914, blz 3 a) : De burgemeester der stad Thielt heeft aan de bevolking laten weten dat het besluit van den kapitein-bevelhebber Delporte wegens het verbod van velorijden ingetrokken is.

Philippe DE GRYSE

VOETNOTEN (1) Officieel : Philippus Antonius Eelbode. Tielt 10.3.1865 - Tielt 9.7.1935. - Met dank aan Robert Tanghe, van de Burgerlijke Stand te Tielt, voor de verstrekte inlichting. (2) Nu het appartementsgebouw, nr 3. (3) Jozef De Fuster, Tielt 25.1.1882 - Tielt 5.2.1941, fietsenmaker, huwde in 1918 met een nicht van J. Désiré Minnaert, die uitgever-eigenaar was van “De Gazette van Thielt”. Jozef De Fuster nam "De Gazette van Thielt” over in december 1919, en bleef die uitgeven tot bij het uitbreken van W.O. II (Zie Piet Desmyter, De Gazette van Thielt. 1850-1893. onuitgegeven licentiaatsverhandeling. KUL, 1982, blz 92.) (4) Nu Kortrijkstraat 102, fotograaf Daniël Vercruysse. (5) Zie schets die we samen met Gaston Eelbode hebben gemaakt. (6) Café “De Velodroom” startte in 1909, met als uitbater Stanislas Maes (zie Julien Verrbrugge, Tieltse caférijkdom, RvT, 11e jg, nr 2-3-4, 1980, blz 170). (7) Achiel Van Walleghem was uitbater van "De Krieke" van 1911 tot 1931 (zie J. Verbrugge, o.c., blz 145). (8) Dat gevaar was helemaal niet zo denkbeeldig. Het is algemeen geweten dat de opeisingen door de bezetter bijzonder talrijk waren tijdens de 1ste W.O., zeker vanaf 1915, maar ook al in 1914. Dat zelfs hout door de bezetter als belangrijk materiaal werd beschouwd, kunnen we afleiden uit bv. een Duitse verordening van einde maart 1915 en een andere van 18.9.1915 waarbij alle eigenaars en huurders verplicht werden hun notelaarbomen aan te geven en beschikbaar te houden voor de Duitse overheid (zie Een streek in oorlog. Oorlogsdocumenten uit het Tieltse 1914-1919. Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde, 1980, blz 109.) (9) Over het jaar van afbraak van de velodroom was G. Eelbode heel formeel : 1914. Rudi De Brabandere uit Tielt bezit een kaart van Tielt, te Kortrijk opgemaakt op 30.3.1934 zeer vermoedelijk door of voor een elektriciteitsmaat­ schappij, en waarop de velodroom duidelijk getekend staat. Dat de velodroom op die datum nog zou bestaan hebben, lijkt ons hoogst onwaarschijnlijk, voor­ eerst omdat dit wordt tegengesproken door G. Eelbode. Deze zou ..daarenboven

18


nog een veel levendiger herinnering hebben aan de velodroom indien deze nog zou bestaan hebben toen hijzelf al in de dertig was. Het zou hem ook zeker niet ontgaan zijn dat de velodroom nog bestond rond de tijd dat zijn vader overleed. Ook zouden er nu nog heel wat Tieltenaren zijn die de velodroom hebben gekend ; zoals wij hoger al vermeldden, is dat niet het geval. - Men kan zich overigens afvragen in welke staat een houten, niet-overdekte, onge­ bruikte velodroom zich zou bevonden hebben na 25 jaar (1909-1934). - Op te merken is dat er geen velodroom getekend staat op de kaart van Tielt in 1918 door Jules Martens opgemaakt (RAK, K & P nr 101. Copie in de cartotheek van De Roede van Tielt). - Op geen enkel ander plan of kaart vonden wij een aanduiding van de velodroom. (10) Uit deze eerste twee berichten in de GvT kunnen we onbetwistbaar afleiden dat de velodroom in gebruik werd genomen in 1909. Het jaar 1908, opgegeven door G. Eelbode, zou eventueel kunnen slaan op de aanvang van de bouw­ werkzaamheden. Een dergelijke grote houten constructie werd zeker niet in een paar weken gebouwd ! (11) Dit bevestigt duidelijk de bewering van Gaston Eelbode dat Marcel Buyse reed in dienst van zijn werkgever. (12) Er wordt wel duidelijk gesproken over een “monsterluchtbal”, wellicht opdat de lezer niet zou verwarren met de miniatuurmodellen waarover sprake in de GvT van 3 november 1909 (blz 3 c) : Tentoonstelling van vliegmachienen en bestuurbare luchtballen In de Kortrijkstraat 100 (bij 'J. De Fuster). Geen ingangsgeld te betalen. Voor eenige dagen slechts, en vanaf heden, zijn de vliegmachienen en bestuurbare luchtballons aan de vitrienen tentoongesteld ; zij zijn ten getalle van 26. - Ook te koop : 98 velos aan half geld, om reden van einde van het seizoen. (13) Zie GvT 22 mei 1912, blz 3 a. (14) We weten natuurlijk niet of J. De Fuster in 1912 al een voet in huis had of al op een goed blaadje stond bij J.D.Minnaert. uitgever van de GvT : het is pas in 1918 dat hij huwt met diens nicht en pas vanaf 1919 dat hij de GvT overneemt (zie voetnoot 3). In bevestigend geval zou de "directeur” van de Tieltse velodroom er toch kunnen voor gezorgd hebben dat minstens de Tieltse velodroom in het Tieltse blad ruim aan bod kwam. (15) A. Janssens, Vosselare had een velodroom. Het Land Van Nevele, jg. XVII, nr 4, dec. 1986. blz 290-300. (16) Wij twijfelen er sterk aan dat dit een volledige lijst van alle Vlaamse velo­ drooms is. Het is ook nogal duidelijk dat hier geen onderscheid werd gemaakt tussen gewone renbanen of “pisten” en eigenlijke velodrooms. ( 17) De Duitse militaire overheid in West-Vlaanderen trof eenzelfde maatregel op 19 oktober 1914. J.D. Minnaert schrijft hierover in zijn dagboek : "Het velorijden is verboden, 't Is een groot ongerief voor velen, te meer daar treins noch trams rijden." (Een streek in oorlog. Oorlogsdocumenten uit het Tieltse 19141919. Westvlaams Verbond van Kringen voor heemkunde, 1980, blz 109). Op 28 juni 1915 vroeg de Duitse overheid hoeveel fietsen er in de stad waren ... Op 21 juli 1915 kreeg Tielt opdracht vóór 23 juli twintig rijwielen te leveren, (idem, blz 204).

19


EEN MARKTOKTROOI VOOR MEULEBEKE 1784* In 1784 werd door keizer Jozef aan Meulebeke een marktoktrooi toege­ kend (1). Het verlangen bij de Meulebeekse bevolking naar een eigen markt dateert al van veel vroeger. Maar Tielt stak meestal spaken in de wielen, zodat de baronie lange tijd op haar toestemming moest wachten. Tielt kreeg al in maart 1393 (2) de toestemming om een vrije jaarmarkt te houden. Filips de Stoute stond toe que à notre ville de Thielt qui est de notre domaine sans moien, ait et soit tenu dors en avant perpetuelement une fois l’an une franche foire ou feste trois jours durant ensuivant l'un l’autre dont le premier jour sera et commencera le prochain dimanche apres le jour du saint sacrement (3) ... Tijdens die jaarmarkt werden alle hande­ laars en inwoners, behalve de ballingen en voortvluchtigen, vrijgesteld van aanhouding en verbeurdverklaring van goederen. Deze maatregel gold ook acht dagen vóór de jaarmarkt en acht dagen erna. Binnen de periode van vrijstelling werden er belastingen geheven op elke ton wijn of bier die verkocht of verbruikt werd. De Tieltse jaarmarkt kende een zeer levendige belangstelling. Tijdens de oorlogsjaren had ze het soms erg moeilijk, maar in vredestijd kwam ze telkens weer tot opbloei (4). In een oktrooi van 1519 (5) is er opnieuw sprake van de jaarmarkt waar­ voor Tielt van de graven van Vlaanderen toestemming gekregen had maar ook - en dit is een nieuw element - van een wekelijkse markt in Tielt : ende bovendien heeft men van ouden tijden in de voorseyde stede onderhou­ den een wekemart, te wetene ’s donderdaeghs, omme ter selver daeghe te moghen coopen ende vercoopen alrehande goet ende coopmanschepe. De vermelding van ouden tijden laat vermoeden dat men reeds in 1519 niet precies meer wist wanneer deze weekmarkt was ontstaan. Toch zijn er bronnen bekend die wel het beginjaar opgeven. Sanderus (6) vermeldt dat gravin Joanna in 1220 aan Tielt het voorrecht verleende om markt te houden. Zolang echter geen betrouwbare bronnen gevonden worden om deze datum te ondersteunen, moet hij onder het grootste voorbehoud gelezen worden. Het oktrooi van 1519 was bedoeld om de Tieltse weekmarkt te bescher­ men. Het oktrooi hield namelijk het verbod in eenighe vergaderinghe van volcke te maeckene om eenighe marden te houdene binnen der limiten ende jurisdictie van onsen bailliuschap van Thielt omme te coopen ofte vercoopen eenighe wallen lakenen, lijne lakenen, vlas, gaerne noch andere coopman­ schepe, elders dan binnen onse voorseyde stede van Thielt. Ook de inwo­ ners van Meulebeke moesten dus naar Tielt, als ze hun produkten wilden verkopen of als ze zelf iets wilden kopen. Op 11 december 1631 (5) meende Agnes d’Aubremont, douairière van Meulebeke, dat het moment gunstig was om een verzoek bij de regering in te dienen, opdat Meulebeke eindelijk zelf markt zou mogen houden. Ze wees in haar rekwest op de geschikte positie van Meulebeke. Het was 20


één van de grootste heerlijkheden van de kasselrij en voor de handel zeer voordelig gelegen. Meulebeke had een druk handelsverkeer en was daarom rijkelijk voorzien van “hôtelleries” voor de passanten. Vervolgens gaf ze de afstand tot verschillende omliggende parochies en steden. Tielt was, samen met Wakken, de dichtstbijgelegen markt (1 1/2 mijl) (7). Voor de Meulebekenaren was het zeer nadelig dat ze zelf geen oktrooi bezaten. Het aantal inwoners was immers aanzienlijk en het verbruik bijgevolg groot. Bovendien heerste er op dat ogenblik een besmettelijke ziekte in Tielt, zodat het de Meulebeekse bevolking werd verboden, de markt aldaar te bezoeken of handel te drijven met inwoners van het Tieltse grondgebied. Vandaar de grote nood aan een eigen markt. Daarnaast wendde de douairière ook externe argumenten aan : ze verwees naar de getrouwheid van haar man zaliger en zijn voorgangers aan het Habsburgse koningshuis. Vanwege de vele opmerkelijke verdiensten van haar man als grootbaljuw, waarvoor zijzelf trouwens nooit vergoed was, hoopte ze nu op de verlening van een oktrooi. De teleurstelling van mevrouw d’Aubremont moet groot zijn geweest : de overheid liet zich niet vermurwen door haar overigens degelijke en overtuigende argumenten en voor Meu­ lebeke bleef alles bij het oude. Het duurt meer dan honderd jaar vooraleer we opnieuw iets vernemen in verband met de Meulebeekse markt. In die tussentijd was de schepen­ bank van Tielt zonder twijfel voor Meulebeke op zijn hoede gebleven. Op 9 november 1776 stuurden de wethouders een brief aan de fiskalen van de Raad van Vlaanderen (8), waarin ze hun beklag maakten, dat de dag voordien in Meulebeke openbare markt was gehouden (5). Toch had hun buurgemeente hiervoor geen oktrooi. Tielt hoopte dat ze dit oktrooi niet zou verkrijgen, want dit zou veel schade berokkenen aan de eigen wekelijkse markt. In elk geval zouden de marktrechten dan aanzienlijk afnemen, niet alleen voor Tielt zelf maar ook voor Hare Majesteit. Twee dagen later al volgde een reaktie van de fiskalen. Ze schreven aan de wet van Meulebeke dat iets dergelijks zich niet meer mocht voordoen. Als aan hun waarschuwing geen gevolg werd gegeven, zouden ze zich genood­ zaakt zien maatregelen te treffen. Op 18 november stuurden de wethou­ ders van Meulebeke een antwoord aan de advokaat-fiskaal Diericx. Ze deden zich in deze brief nogal onschuldig voor, hoewel ze waarschijnlijk heel goed op de hoogte waren van deze onwettige markt. Het hele voorval hebben ze zoveel mogelijk geminimalizeerd. Inderdaad - zo zeiden ze ook de schepenbank had vernomen dat er onder de parochianen goederen waren verkocht. Maar dit was buiten hun weten en zonder hun goedkeu­ ring gebeurd. Daarenboven waren het vreemdelingen geweest die dat feit - dat zij zelf “eene klucht ofte bagatelle” noemden - voor markt hadden willen laten doorgaan. Vrijdags vertrokken er immers regelmatig twee wagens met linnen naar Brugge, wat voor de inwoners van de omliggende gemeenten een gelegenheid was om met goederen naar Meulebeke te 21


komen. Zodra de wet vernomen had, dat ze over een markt begonnen te spreken, verbood zij door publikatie en mondelinge waarschuwing dergelijke verkopingen in het vervolg. In een voetnoot voegden de wet­ houders eraan toe, dat er binnen de veertien dagen een gedeputeerde naar Gent zou vertrekken die hun, indien nodig, verdere uitleg zou geven. Na dit incident bleef het een tijdje rustig, maar op 4 december 1782 (9) stuurde de schepenbank van Tielt twee afgevaardigden naar Gent om de advokaat-fiskaal te vragen de wekelijkse markt in Meulebeke te laten ophouden. Om hun verzoek kracht bij te zetten, gaven de wethouders een kopie mee van het oktrooi van 1519. De deputatie kwam terug (op 11 jan. 1783) met de raad van de heren van Gent van te doen eene representaetie aen het gouvernement. Van dezelfde datum is tevens een getuigenis (5) van drie personen uit Tielt, die verklaren dat ze op 27 december 1782 in Mculebeke zijn geweest meer uyt curieusheyt van de marct te sien als om iets te coopen. Daar zagen ze diversche craemen soo van messerijen als andere, dat men oock was vercoopende alle soorten van waeren, boter, eyeren, gaeren, vlas ... Bovendien was er een zeer grote toeloop van volk die - naar ze hadden vernomen - wekelijks aangroeide. Enkele dagen later, op 23 januari (5), stuurde Tielt een “depêche” met een verzoekschrift aan baron van Haveskercke, de advokaat-fiskaal van de Raad van Vlaanderen. De wethouders vroegen om zijn advies betref­ fende de moeilijkheden met Meulebeke. Er werd daar. ondanks hun vorige waarschuwing en het verbod van Diericx, de voorganger van de baron, nog steeds elke week markt gehouden. Dit was zeer nadelig voor hen en ook voor de belastingen die Zijne Majesteit op de koopwaren hief. Bijgevolg had Tielt graag nieuwe oktrooibrieven gekregen met een marktverbod voor de Meulebeekse parochie en voor andere parochies van de Roede die niet voorzien waren van een oktrooi en bovendien met de volmacht voor de baljuw van Tielt om bij overtreding de nodige vervolgingen te doen. Pas meer dan een jaar later (op 21 juni 1784) gaf de baron een antwoord op hun depêche. Ondertussen waren er bij de Raad van Vlaanderen verschillende getuigenissen binnengekomen dat er van alle immemoriale tijden des vrijdags en sondags binnen Meulebeke publieque merekten gehauden sijn geweest soo van lijnwaeten, gaeren, vlas, planten en zaed, bootten, erweten mitsgaeders vereken, kraemen met brood, misserie, quincaillerie en andere goederen (10). Meulebeke benadrukte, dat deze situatie al sinds onheuglijke tijd bestond, maar Tielt gaf niet op. Om nog meer druk te kunnen uitoefenen, stuurde de Tieltse schepenbank een afgevaardigde naar Ingelmunster, Oostrozebeke en Wakken om getuigenissen over de Meulebeekse markt te krijgen (11). Daarenboven moest deze gedeputeerde proberen Wakken ertoe te overreden, om mee te protesteren tegen de weekmarkt van Meulebeke. Dergelijke getuigenissen hebben we nergens kunnen vinden. Ofwel zijn 22


ze verloren gegaan, ofwel - en dit is zeer aannemelijk - hebben Ingelmunster en Oostrozebeke geen gehoor gegeven aan de oproep van Tielt. Voor hen betekende een marktoktrooi voor Meulebeke immers niets anders dan voordeel. De afstand tot de dichtstbije markt werd dan aanzienlijk kleiner. Wat Wakken betreft, is het iets minder begrijpelijk. Het was waarschijnlijk wel zo, dat de Meulebekenaren veel minder de Wakkense markt bezochten dan de Tieltse. Daarom kwam ook de hevigste reaktie van de zijde van Tielt. In elk geval was baron van Haveskercke niet erg in zijn schik met de suggestie in het Tieltse rekwest. Hij zag niet in waarom Tielt nieuwe oktrooibrieven nodig had, want zijn oktrooi van 1519 verschafte aan de baljuw voldoende macht. Wanneer we naar dit oktrooi teruggrijpen, lezen we over de taak van de baljuw inzake vervolgingen : ... dat hij inne ende executere de boete voorseyde op den voorseyde coopers ende vercoopers ... ende dies te doen gheven wij u ende onsen voorn, bailliu volcommen macht, auctoriteyt ende sonderlingh bevel, ontbieden ende bevelen allen anderen onsen rechteren, officieren, dienaren ende ondersaten dat zij u ende den selven onsen bailliu van Thielt dit doende ernstelick verstaen ende obedieren ... De rechtsmacht van de baljuw strekte zich uit over geheel de Roede van Tielt (12). Eigenlijk is het ons niet zo duidelijk wat Tielt precies met de nieuwe oktrooibrieven wilde (13). Van Haveskercke begreep het in elk geval ook niet zo goed en hij was zeker niet van plan een nog ruimere jurisdiktie aan de baljuw te geven. Hierop zou trouwens reaktie gekomen zijn van de plaatselijke heren. Uit het vervolg van zijn brief bleek dat de advokaat-fiskaal zich grondig had ingelicht over de bestaande ordonnan­ ties in verband met het houden van publieke markten. Allereerst waren er de richtlijnen van de Raad van Vlaanderen van 1522, die aan de landsheer het recht voorbehielden om marktoktrooien te verlenen. Ten tweede was er de ordonnantie van 12 oktober 1848 (14), die bepaalde dat er geen levensmiddelen verkocht mochten worden, behalve in de besloten steden of in andere plaatsen die een wettelijke markt hadden. De baron besloot daaruit dat er geen wet bestond die het houden van een markt in het algemeen verbood. De verordeningen hadden betrekking op mark­ ten waarop levensmiddelen verkocht werden waarop belastingen geheven werden. Dit was niet het geval met Meulebeke : het ging hier vooral om de verkoop van linnen en er werden geen belastingen geëist. Regelmatig werden aan de centrale overheid aanvragen gericht om markten zonder oktrooi te laten ophouden. Maar volgens van Haveskercke had het verbod telkens een kortstondig effekt. als de plaats voor het verkeer zeer voorde­ lig lag. Vervolgens verwees de baron naar het verzoek dat Meulebeke in 1631 indiende. De besloten steden en open steden met een markt waren toen op ekonomisch gebied door allerlei maatregelen bevoordeeld. Maar nu zag de baron geen redenen meer om het oprichten van een markt op een 23


plaats waar het handelsverkeer zich voortdurend aanpaste, te verbieden. Integendeel, het zou een zeer nuttige en voordelige regeling voor het volk zijn. Men moest immers de linnennijverheid, die voor Meulebeke de belangrijkste ekonomische bezigheid was, aanmoedigen ! De konklusie van van Haveskercke was duidelijk : Tielt mocht geen nieuwe oktrooibrieven krijgen, maar de inwoners van Meulebeke zouden het best een ver­ zoek indienen bij de regering om, met het oog op hun vlasindustrie, een oktrooi aan te vragen. We lezen in een uittreksel van het Protokol van de Geheime Raad (15), dat 5 dagen later gedateerd is, dat de raadsheren met het advies van de advokaat-fiskaal akkoord gingen (5). Ze stuurden op 17 juli een depêche met deze mededeling naar de advokaat-fiskaal. Als in Meulebeke nog markt werd gehouden, mocht hij maatregelen tegen de parochie nemen. Maar hij mocht ook aan de Meulebeekse schepenbank suggereren, dat deze zich tot de overheid kon richten om toestemming voor een publieke markt te krijgen. Een soortgelijk bericht (maar zonder deze laatste ver­ melding) werd ook naar de Tieltse wet gestuurd. We kunnen ons voorstel­ len hoe verwonderd de Tieltenaren gekeken zullen hebben. Hun verzoek­ schrift had hun geen voordeel gebracht, maar door. de suggestie aan Meulebeke was Tielt in een nog nadeliger situatie terechtgekomen. Meulebeke is niet doof geweest voor het voorstel van de advokaat-fiskaal. Na het verzoek van de douairière in 1631 en de protesten van Tielt, had de schepenbank de hoop op een publieke markt opgegeven. Terecht meende hij dat nü het moment gekomen was om tot handelen over te gaan. Op 9 september 1784 richtten de schepenen een verzoekschrift aan keizer Jozef II. Het afschrift van dit rekwest bevindt zich in het schepenar­ chief. Vooreerst schetsten de verzoekers de toestand van hun parochie : Me.ulebeke lag op anderhalve mijl van Tielt, bestond uit meer dan 2.000 bunders grond, telde meer dan 9.000 inwoners en was daarom de aanzienlijkste parochie binnen de kasselrij Kortrijk. Door de meer dan 600 linnen­ wevers werden per week meer dan 100 stukken linnen geproduceerd. Deze industrie waarborgde dan ook het voortbestaan van de parochie. Qua vruchtbaarheid was de grond zeer middelmatig, maar hij was wel geschikt voor vlas. Niet alle beweringen van de schepenbank waren juist. De afstand tot Tielt en de oppervlakte van Meulebeke klopten met de werkelijkheid, maar wat het aantal inwoners betreft, overdreven de wet­ houders in niet geringe mate. In 1796, dus twaalf jaar na het verzoek, had Meulebeke zelfs nog geen 7.000 inwoners (in het jaar in kwestie waren er 6.662 !) De cijfers in verband met de linnennijverheid waren niet overdreven. In de 18de eeuw lag de kern van de linnenindustrie inderdaad in de Mandelvallei (16). Uit de nijverheidstelling van 1738 blijkt dat Meulebeke samen met Pittem in de Kasselrij Kortrijk het hoog­ ste aantal meestcr-wevers telde. Voor Meulcbeke waren dit er 342. Wan­ neer we echter de knechten (167) en de leerjongens (28) erbij rekenen, 24


komen we aan 537 personen (17). Het is dus zeker aannemelijk dat er ongeveer een halve eeuw later, gezien de bevolkingsaangroei, meer dan 600 wevers waren in Meulebeke. Blijkens WANTE (18) had Waregem in 1784, het jaar waarin het eveneens zijn aanvraag indiende om markt te mogen houden, 800 weefgetouwen. Volgens de nijverheidstelling van 1738 telde Waregem toen “slechts” 158 meester-wevers, 89 knechten en 14 leerjongens : in totaal dus 261 personen. Een opmerkelijk verschil met het cijfer van 1784 ! Is de linnenindustrie in Waregem zo in omvang toegenomen in die periode ? Het lijkt ons erg twijfelachtig, vooral omdat de vlasnijverheid in de Mandelstreek in de 18de eeuw veel sterker stond dan in de Leiestreek. Dus heeft Waregem evenals Meulebeke bepaalde argumenten overdreven om het verkrijgen van het oktrooi te bespoedigen. In elk geval mocht de Meulebeekse wet terecht spreken over het belang van de vlasindustrie voor de welvaart van de parochie. Daarna gaven de verzoekers toe dat Meulebeke inderdaad sinds onheug­ lijke tijd in de streek het trefpunt was voor kopers en verkopers van garen, vlas en andere produkten die nodig waren voor de vervaardiging van linnen. Na verloop van tijd kwam daar de verkoop van granen, zaden en andere levensnoodzakelijke levensmiddelen bij. Deze verkopingen gebeurden elke vrijdag in het centrum van Meulebeke. Waar de oorsprong van dit gebruik lag, wist de schepenbank niet. Ze had de situatie trouwens nooit aangemoedigd en ook nooit belastingen geëist op de verkoop (zoals dat wel gebeurt bij een geoktrooieerde markt). De wethouders hadden wel geduld, dat de mensen die uit eigen beweging naar het centrum van Meulebeke kwamen, er mochten kopen en verkopen wat ze nodig hadden voor hun eigen levensonderhoud. Naar hun mening hadden ze daardoor niets onwettigs gedaan, want deze handelswijze was in overeenstemming met het Plakkaatboek van Vlaanderen. Inderdaad, het Plakkaat van 8 mei 1515 (19) vermeldde dat niemandt, van wat staet ofte conditie dat hij sij, coopman, vercoopere ofte andere, gheenderhande leef-tochten, en sal moghen coopen ofte vercoopen ten platten lande, in groote, ofte in meerdere menichte, dan hij voor sijn teere ende slete behoeven sa l... Waarschijnlijk had de schepenbank deze zin in het achterhoofd en was hij van oordeel dat de Meulebekenaar niets anders gedaan had dan voor sijn teere ende slete verkopen of kopen. Als oorzaak van het ontstaan van de wekelijkse verkopingen gaven de wethouders verschillende redenen op, namelijk de grote afstand van het ene uiteinde van de parochie naar het andere, de grote afstand naar Tielt en het feit dat de wegen tijdens de winter in zeer slechte staat verkeerden. Bovendien hadden ze vooral ’s winters de grondstoffen nodig. Toen weef­ den vele landbouwers samen met hun hele gezin als bijverdienste. Maar hoe kon deze huisnijverheid blijven bestaan, als ze geen vlas of garen hadden ? De schepenbank had er in elk geval niet het flauwste vermoeden van, dat ze door deze wekelijkse verkopingen in een onwettige situatie 25


waren verzeild. De wet was wel op de hoogte van het feit dat er vroeger in verschillende steden wettelijke markten waren toegestaan, en dat er belastingen op de koopwaren geheven mochten worden, maar hij kende geen verordeningen die mensen van het platteland verplichtten om naar die stedelijke markten te gaan. Er was in de steden wel een grotere toeloop van volk en vandaar ook een grotere afzetmogelijkheid, maar toch bood het platteland meer voordelen : men hoefde de goederen niet zo ver te vervoeren en men was vrijgesteld van de belastingen. Daarom stelden de verzoekers de vraag, of het nu niet hard zou zijn, deze mensen die praktisch onmogelijk in de stad raakten, de natuurlijke mogelijkheid om thuis te verkopen en kopen af te nemen. En in deze schadelijke positie verkeerden ze sinds het voorgaande verbod van de fiskalen. Er was ook het keizerlijke dekreet van 17 mei 1784, dat dergelijke verkopingen ver­ bood (20). Nu hoopten ze dat de keizer een einde zou maken aan deze situatie, door hun een marktoktrooi te verlenen. Meulebeke gebruikte grotendeels dezelfde argumenten als Waregem in zijn verzoekschrift (21). Ook Waregem sprak over zijn bloeiende linnennijverheid, over de grote afstand naar de dichtstbije markt (3 mijl : dubbel zo ver als voor Meulebeke !) en de onbruikbare wegen tijdens de winter­ maanden. Daarom was er in Waregem eveneens een onwettelijke markt ontstaan. Wanneer we het verzoekschrift van 1784 vergelijken met dat van 1631, zien we dat het enigszins verschilde in zijn argumentatie. De argumenten die in beide akten terugkeerden, waren het grote aantal inwoners, de zeer geschikte ligging om handel te drijven en de grote afstand naar de dichtstbijzijnde markt (wat in 1631 wel impliciet vermeld wordt). In 1631 kwam daarbij de besmettelijke ziekte in Tielt en de verwijzing van de douairière naar de opmerkelijke verdiensten van haar man, met de wens een wederdienst te ontvangen. Er werd niet gesproken over de bevordering van de linnennijverheid, terwijl in 1784 dit als voor­ naamste doelstelling werd opgegeven. Toch was er toen ook al een bloeiende vlasindustrie (22). We wijzen er ook op dat het rekwest van 1631 uitging van de douairière van Meulebeke en dat van 1784 van de schepenbank. In het besluit van zijn verzoekschrift zette de schepenbank nog eens duidelijk zijn wensen uiteen : hij zou graag op een welbepaalde dag markt houden op de plaats van Meulebeke en daar vlas, garen, linnen en levens­ middelen verkopen. Hij was enkel bezorgd om het welzijn van de mede­ burgers en vroeg niet om belastingen te heffen op de koopwaren, maar liet dergclijke beslissingen over aan het oordeel van de keizer. Twee dagen later, op 11 september, werd dit rekwest via een depêche ook naar de advokaat-fiskaal, baron van Haveskercke, gestuurd met de vraag om binnen de drie weken hierop advies te krijgen. Op 22 september was het advies van de baron klaar. Eerst herhaalde hij de inhoud van het 26


verzoekschrift in grote trekken. Naar zijn mening waren de argumenten van Meulebeke juist en verdiende de gemeente voor zijn linnennijverheid een aanmoediging van de overheid. Hij zou niet aarzelen om het marktoktrooi te verlenen met de toestemming tot de verkoop van garen, linnen en alles wat nodig was voor de linnenindustrie. Bovendien zou de baron ook de verkoop van levensmiddelen goedkeuren. Deze regeling zou de linnenmarkt stimuleren en zou de konkurrentie tussen de verkopers ver­ groten wanneer zij samen met hun garen, vlas ... ook levensmiddelen konden verkopen. Het zou trouwens moeilijk zijn hun dit te verbieden. Daarenboven zou zo’n verbod aanleiding kunnen geven tot plagerijen en vervolgingen. Als enig bezwaar zag baron van Haveskercke de verminde­ ring van belastingen voor de markt van Tielt. In werkelijkheid was dit van weinig belang - zo meende hij - want er bestond al lang een onwettige markt te Meulebeke. Het was te verwachten : van Haveskercke stond erg positief tegenover de aanvraag van Meulebeke. Zijn gunstige ingesteldheid was al naar voren gekomen in het advies van 21 juni. Nu bleek dat ook uit zijn vlugge reaktie op de Meulebeekse depêche. Tielt moest langer op een antwoord wachten. Eindelijk had Meulebeke de geschikte persoon gevonden om zijn voorstel kracht bij te zetten, wat van zijn voorganger Diericx niet kon worden gezegd. Op 30 oktober beraadslaagde de Geheime Raad over het Meulebeekse voorstel. Hij was eveneens de mening toegedaan dat de vlasindustrie van deze aanzienlijke parochie aangemoedigd moest worden. Het vroegere verbod werd opgeheven en de Geheime Raad besliste qu'il sera permis le vendredi de chaque semaine de vendre sur la place de la paroisse de Meulebeke, châtellenie de Courtrai du lin, du fil, des toiles, des grains et autres vivres et comestibles de même que tout ce qui est relatif et necessaire à la fabrique des toiles. Op 8 november 1784 werd het marktoktrooi verleend. De Meulebeekse schepenbank zal waarschijnlijk een zucht van verlichting geslaakt hebben: eindelijk hadden ze de zo begeerde toekenning in handen en eindelijk werd hiermee een punt gezet achter de jarenlange protesten van Tielt. In feite had Tielt zichzelf de das omgedaan met zijn verzoek om nieuwe oktrooibrieven. Dit rekwest had de aanleiding gegeven tot de aanvraag­ procedure, via de suggestie van de baron. De aanvraag was ook op een gunstig moment ingediend, omdat de Oostenrijkse politiek de handel wilde bevorderen en er zo weinig tegenkanting te verwachten was. Merkwaardig is, dat Waregem, dat vóór Meulebeke zijn aanvraag had ingediend, later dan Meulebeke de goedkeuring kreeg (23). Als reden voor de Waregemse toekenning vermeldde de Geheime Raad trouwens, dat hij aan Meulebeke op 8 november een oktrooi verleend had. Op het eerste gezicht had Waregem meer kans om een markt te krijgen : het lag 27


dubbel zo ver van de dichtstbije markt als Meulebeke en het telde meer wevers (althans zo beweerden ze). Maar er kwam veel meer protest op het verzoekschrift van Waregem (vooral vanwege Kortrijk en Oudenaar­ de, maar ook van Tielt en Deinze) dan op dat van Meulebeke en daarin schuilde waarschijnlijk de reden van het langere talmen van de overheid. De inhoud van beide oktrooien was dezelfde. Bij beide parochies ging het om een beperkte markt, waar niet alles verkocht mocht worden (24). De verdere evolutie van de Meulebeekse markt moet nog onderzocht worden. Was er een zelfde tendens als bij de Waregemse markt, waar door de ondergang van de huisnijverheid de vlasmarkt en vervolgens de linnenmarkt verdween (25) ? We hopen in de toekomst Meulebeekse bronnen te vinden die hier een antwoord op zullen geven.

Genoveva Baert

(*) Dit artikel is in nagenoeg ongewijzigde vorm overgenomen uit De Leiegouw, jg. XXVI11, afl. 3-4, dec. 1986. Wij danken de redactie en de auteur voor de toestemming tot overname. (1) In het Meulebeekse schepenarchief vonden we een kopie van het verzoek dat de schepenbank indiende, om markt te mogen houden (RAK, Scab. Meulebeke, R. 1782-1785, 189-191). Op de zijkant van dit kontrakt staat een afschrift van de keizerlijke goedkeuring. (2) Stadsarchief Tielt, O.A. nr 231 : oktrooi verleend door Filips de Stoute aan de stad voor het houden van een vrije jaarmarkt. Dit kontrakt is een kopie uit 1738. (3) Sakramentsdag valt op de tweede donderdag na Pinksteren. (4) Zie D. de Somviele, Tieltsche Menghehngen, 1878, p. 30-34. We willen hierbij de heer Ronny Ostyn bedanken om de bronnen die hij ons verschafte. (5) ARA, Fonds Geheime Raad, Oostenrijkse periode, kartons nr 1160C. Hierin zitten de meeste stukken in verband met de markt van Meulebeke. Het oktrooi van 1519 staat in een kopie van 11 jan. 1783. In het stadsarchief van Tielt steken nog twee kopieën van dit oktrooi, een uit 1641 (O.A. nr. 59) en een uit ±1650 (O.A. nr. 60). (6) Sanderus, Flandria illustrata, II dl 1 boek, 21.

28


(7) 1 mijl = ± 5.520 m. (8) In 1386 richtte Filips de Stoute te Rijsel een raadkamer op voor het graafschap Vlaanderen. Deze raadkamer bestond uit een gerechtelijke en een financiële sektie. De gerechtelijke sektie werd in 1407 naar Gent overgebracht, waar zij zich tot een zelfstandige Raad van Vlaanderen of opperste gerechtshof voor het graafschap ontwikkelde. Tot de rechtsbevoegdheid van de Raad behoorden o.a. de geschillen tussen twee, meestal naburige steden, tussen kasselrijen, parochies, heren, kerkelijke instellingen, onder elkaar of tegen partikulieren. De geschillen liepen over alle mogelijke kwesties van jurisdiktie, over financiële en ekonomische aangelegenheden. De advokaat-fiskaal was een ambtenaar bij de Raad van Vlaanderen, die deel uitmaakte van wat wij nu het Openbaar Ministerie noemen. Hij had als specifieke taak advies te geven over zaken door partijen ingediend (J. BUNTINX, Inventaris van het archief van de Raad van Vlaanderen, Brussel, 1964, I, 11, 14, 17, 42, 43). (9) Stadsarchief Tielt, nr. 39 : Resolutieboek Stede Thielt (10 mei 1747 - 9 dec. 1786), 219 v. (10) Stadsarchief Tielt. nr. 52 : Briefwisseling, 1781-1794. (11) Stadsarchief Tielt, nr. 39 : Resolutieboek Stede Thielt (ÏO mei 1747 - 9 dec. 1786), 220. (12) J. MONBALLYU, Het gerecht in de Kasselrij Kortrijk, Leuven, 1976 (doktoraatsverhandeling), 261. (13) De inhoud van het verzoekschrift is ons enkel bekend uit de samenvatting ervan door de baron in zijn advies. Het oorspronkelijke rekwest is niet bewaard. (14) Uit het vroegere Plakkaat van 8 mei 1515 (zie infra) leiden we af dat er wel levensmiddelen op het platteland verkocht mogen worden, maar alleen wan­ neer dit niet uit kommercieel oogpunt, maar uit een persoonlijke behoefte van de koper gebeurt. (15) De Geheime Raad (Conseil privé) maakte deel uit van de Kollaterale Raden, die ontstaan waren onder Karel V en definitief werden sinds 1531. Na 1725 waren de voornaamste bezigheden van de Geheime Raad de internationale politiek, de wetgeving, de kontrole op de justitie en het advizeren van benoe­ mingen. Ze oefende ook toezicht uit op de gewestelijke raden en stadsbesturen. (J. LEFEVRE, De instellingen van de Zuidelijke Nederlanden onder Spaans en Oostenrijks bewind, Algemene Geschiedenis der Nederlanden, dl. Vil, Antwerpen, 1954, 229). (16) E. SABBE, De Belgische vlasnijverheid. Kortrijk. 1975, II, 24. De Leiestreek was in die periode minder aktief dan de Mandelstreek. (17) J. DESMET, Optelling van de wevers in de Kastelnij Kortrijk in 1739, H. GOKK, VIII (1929), 109. (18) L. WANTE, De markt en het ontslaan van het Waregems verzorgingsgebied. Jb. Geschied- en Heemk. Kr. De Gaverstreke, VI (1978), 10. (19) Tweede Plakkatenboek van Vlaanderen, Gent, 1629, 582. (20) Dit dekreet hebben we jammer genoeg niet kunnen terugvinden. (21) L. WANTE, o.c. 8. (22) In de 14de eeuw al was het vlasindustriegebied in de kasselrij Kortrijk in de Mandelvallei gelokalizcerd (E. SABBE, De Belgische vlasnijverheid, I, 158). (23) Op 22 november 1784. Zie L. WANTE, II. (24) L. WANTE, o.c. 7. (25) L. WANTE - L. VANDERMAELEN, De zaterdagmarkt te Waregem. Jb. Geschied- en Heemk. Kr. De Gaverstreke, XII (1984), 256.

29


WAKKEN, VRAGEN ROND NAAM EN ONTSTAAN Wakken is een van de gemeenten waarvan de naam al vroeg in geschreven bronnen vermeld wordt. Dit in tegenstelling met de namen van de omlig­ gende woonkernen. Toch is het helemaal niet eenvoudig om het raadsel rond dit toponiem op te lossen. Het valt op dat het toponiem Wakken sterk verschilt van de plaatsnamen die men in de omgeving aantreft. We vinden er heel wat -gem en -zele uitgangen die op een Frankische herkomst wijzen. De naam Wakken eindigt evenwel op -en. Misschien dient hier in een andere richting gezocht? Wanneer we de schrijfwijzen van de naam nagaan dan vinden we een merkwaardige reeks die tot de negende eeuw opklimt. De oudste vermel­ ding dateert van 811 volgens A. VAN LOKEREN of van 791 volgens VAN DE PUTTE en het Register CARTON. De chronologische lijst ziet er als volgt uit (met vooraan het jaartal van de eerste vermelding) : 791 wackinis 791 wackine 811 wackinio 1010 wackinna 1182 wachines 1210 wathines 1258 wakines 1272 vacina 1330 wackine 1339 wackem 1365 wackene 1467 wacken 1598 wacques 1642 wacquen 1744 waken 1822 wakken 30

VAN DE PUTTE, Annales Abbatiae Sancti Petri Blandiniensis, blz 4. CARTON, Register, V, RAK, Aanwinsten, 3222-3226. A. VAN LOKEREN, Chartes et Documents de l'Abbaye de Saint-Pierre à Gand, Gent, 1868, I, blz. 13. (1). De Charters uit de Sint-Pietersabdij, RAG, I, blz. 72. A. D’HERBOMEZ, Chartes de FAbbaye de Saint-Martin à Tournai, Cartulaire, I, blz. 134. Idem, blz. 204 E. HAUTCŒUR, Cartulaire de Flines, Rijsel, 1873, I, blz. 121. F. DE POTTER, Geschiedenis van Kortrijk, II, blz. 325. Cartularium van het Kapittel van Sint-Salvator in Harelbeke, 1763, blz. 277, RAK, Fonds Colens, CLXXI CLXXIV. Rekening van de Heerevaart, Brugge, 1338-1340, f° 41 r. Th. DE LIMBOURG-STIRUM, Coutume de la Ville et de la Châtellenie de Courtrai, Brussel, 1905, XXIV. Rapport sur l’Etat de l'Administration dans la Flandre Occidentale, 1880-1906, RAB, aangeworven oorkonden. n° 189. A. LE GLAY, Inventaire sommaire des Archives du Département du Nord, Archives civiles, série R, Chartes 1328-1403, Rijsel, 1863. A. SANDERUS, Flandria Illustrata, Keulen, 1641, I. Kaart FRICKX, La Feuille de Saint-Omer, april 1822.


Bij het noteren van deze reeks werden met opzet geen hoofdletters gebruikt omdat ze ook in veel documenten ongebruikelijk zijn . De Latijnse tekst geeft vaak UU in plaats van W. Ook nemen we aan dat wackinio en wackinis naar dezelfde plaats verwijzen en dat het hier om kopieerfouten gaat, zoals we ook de variante wachines en wathines aan een foutieve transcriptie wijten. Ons voorlopig beginpunt is dus de achtste eeuw. De naam Wakken komt niet voor in documenten van oudere datum. Wel is er nog de legende als zou onder Pepijn de Korte (750) Wakken een halteplaats geweest zijn voor legers en karavanen op de weg Deinze-Kortrijk. Dit lijkt ons niet van enige grond ontbloot gezien Wakken in die tijd al een herenhof (kasteel) moet gehad hebben. Aanwijzingen of documenten hierover zijn echter niet voorhanden. Kost het al heel wat moeite om de oudste vormen van het toponiem tc achterhalen, het is nog een groter probleem om de betekenis van de naam Wakken vast te stellen. Velen hebben zich over het probleem gebogen maar een definitieve verklaring is nog niet gevonden. We beschikken over een reeks hypothesen, alle even ernstig en even onzeker. Laten we de verschillende theorieën even overlopen om een inzicht te krijgen in de problematiek. De eerste die zich aan de ontraadseling van de naam Wakken waagde, was P. LANSSENS in Alouden Staet van Vlaenderen. Hij zag in de term Wakken een heemnaam. namelijk wak + heim. Dit zou dan wijzen op het bestaan van een herenwoning gebouwd op een vochtige plek langs de Mandei. Het is wel vreemd dat deze naam dan niet geëvolueerd is tot Wakkegem zoals we dit kunnen vaststellen bij de toponiemen van de omliggende gemeenten, Dentergem, Markegem, Oeselgem, die nu samen de fusiegemeente uitmaken. Omwille van de uitgang op -en in plaats van -gem kunnen we ons niet tevreden stellen met de uitleg die P. LANSSENS ons geeft. A. G. CHOTIN gaat een andere richting uit in zijn Etudes étymologiques sur les noms de lieux de la Flandre occidentale. Volgens hem is de term Wakken een verkleinwoord van het Latijnse wacta wat een kleine wacht­ post zou betekenen. Wakken zou zelfs naar een nachtwachtpost verwijzen, in tegenstelling met bijvoorbeeld Lewarde (N.Fr.) dat ooit een dagwachtpost moet geweest zijn. Deze uitleg lijkt aannemelijk maar de afleiding lijkt ons minder geslaagd omdat de t uit de oorspronkelijke naam ver­ dween. In een meer uitgebreide studie in Biekorf 22, wijst A. DASSONVILLE op drie mogelijke herkomsten van de naam Wakken : een Latijnse, een Germaanse en een Keltische. Hij gaat uit van de grondvorm wak + mio wat zoveel betekent als grond behorend bij iets of iemand met de naam wak. 31


Latijn : - fundus of praedium van Vaccius. - afleiding van vacca (koe) - afleiding van vaccinium (gewas) : onwaarschijnlijk. Germaans : - persoonsnaam Wakko (semantisch verwant met waken, wekken, waker). - adjectief wak (vochtig). Wakken betekent dan vochtige grond. - analoog met Wachteheke kan ook een rivier, de Wakka, bestaan hebben. Keltisch : - wakken kan ook een Keltische oorsprong hebben. Hierover heerst echter grote onzekerheid wegens ons beperkt inzicht in de Keltische woordenschat. A. DASSONVILLE opteert voor wakk-inium met de betekenis : vochtige plaats. Hier dient opgemerkt te worden dat Wakken toch meer moet geweest zijn dan enkel een vochtige plaats. Men bouwt nu eenmaal niet een kasteel en een kerk op een plaats zonder aantrekkingskracht. De naamverklaring van A. DASSONVILLE wordt bij'getreden door J. MANSION in Voornaamste bestanddelen der Vlaamsche plaatsnamen (Stu­ diën, III, 1935, blz. 169) en door J. DE BROUWER in Oostvlaamsche plaatsnamen, I, (Toponymia, XIII, 1947, blz. 65). J. VERSCHUEREN geeft in zijn Modern Woordenboek (1936) de betekenis wac + heim = vochtig + nederzetting. Een interessante bijdrage is deze van Dr. O. DE BORCHGRAVE in de Handelingen van de Koninklijke Geschied- en Oudheidkundige Kring van Kortrijk (1941). Hij geeft er een overzicht van de bestaande hypothesen en merkt op dat drie dorpen de naam Wakken dragen: één in Westfalen, één in Vlaanderen en één in Oostenrijk, het geboortedorp van de Luikse letterkundige Edouard Wacken. In verband met de betekenis van de naam Wakken stipt hij volgende mogelijkheden aan : Germaanse oorsprong : heim of woonplaats van Wacco. Wie was Wacco ? wac = vochtig, heim = nederzetting. Hier merkt hij op dat de uigang -en niet klassiek is. Galloromeinse oorsprong : vacuum : open plaats in het woud, kampeerplaats. vacca : koe, weideplaats voor de kudde. Hier rijst enige twijfel omdat geen sporen van Romeinse aanwezigheid gevonden werden. Ook het verband met het Franse bivaquer bivouac staat op losse schroeven. De Franse term bivouac is namelijk van Germaanse oor­ sprong : bei + wacht. 32


Keltische oorsprong : Een nederzetting die dateert van voor de Romeinse bezetting is niet uit te sluiten. Er zijn echter te weinig Keltische stamwoorden bekend om hier een uitsluitsel te vinden. Na de opsomming van deze hypothesen verwijst Dr. DE BORCHGRAVE naar de legende waarin Wakken een halteplaats is voor legers en karava­ nen op de weg Kortrijk-Deinze in de tijd van Pepijn de Korte (750). Hij onderstreept dat hiervoor geen bewijsmateriaal aangevoerd kan worden. Het bestaan van een kasteel en van een kerk duidt evenwel op een vroege woonkern en hij besluit : Wakken is een zeer oud dorp. De uitleg van de plaatsnaam is niet met zekerheid te geven. Meerdere hypothesen worden gesteld, enkele zijn verdedigbaar. Het zou ons natuurlijk een eind op weg helpen indien bij opgravingen in Wakken sporen van de oude cultuur teruggevonden werden. Op een schuchtere poging in de tijd van baron Kervijn de Lcttenhove na, is op dat vlak weinig gebeurd. Van deze vluchtige opgraving rest ons alleen het verslag van een ooggetuige die beweert dat er Romeinse muntstukken gevonden werden bij de stenen brug in de Ooi. N. DELAGRANGE bestudeert in zijn licentiaatsverhandeling, Topony­ mie van Wakken (Leuven, 1956), de oorsprong en betekenis van de naam Wakken. Hij vermeldt de verschillende schrijfwijzen en vraagt zich met enige twijfel af of het etymologisch probleem dat de naam schept wel op te lossen is. Hij vat de zienswijze van P. LANSSENS, A.G. CHOTIN, J. MANSION en A. DASSONVILLE samen en kiest de zijde van beide laatsten omdat heel wat Wakkense plaatsnamen wijzen op natte, moeras­ sige gronden (ooi. ven ...). Hij besluit met het vermoeden dat Wakken vroeger een nogal vochtige, drassige streek was met veel onvruchtbare grond. Als we deze reeks studies overschouwen, is het duidelijk dat het niet zo eenvoudig is om tot een sluitende conclusie te komen. Laten we even dieper ingaan op de mogelijkheden die ons door bovenstaande hypothesen aangereikt worden. Aangezien we over geen bewijzen beschikken, kunnen we misschien door eliminatie en redenering en met een tikkeltje verbeel­ ding tot een oplossing komen. Wakken bezit in de negende eeuw een herenhof en een kerk. Het dorp is een van de weinige geïdentificeerde plaatsen in de pagus mempiscus, de gouw die zich van Waas tot voorbij Roeselare uitstrekte. De oostclijke grens van deze gouw viel samen met de scheidingslijn tussen de bisdom­ men Terwaan en Doornik. De aanwezigheid van een kasteel duidt op het belang van deze vestigingsplaats. Met een betrekkelijke zekerheid kunnen we stellen dat Wakken ouder is dan de omringende gemeenten. De geschreven bronnen gaan wat Wakken 33


betreft erg ver terug en de uitgang -en verschilt van de -gem uitgang in de namen van de buurgemeenten. Plaatsnamen op -gem en -zeele worden als typisch Frankisch beschouwd. Waarom vinden we Wakken en niet Wakkegem ? Ik meen dat Wakken oorspronkelijk geen heim was, geen woonplaats, maar een plaats waar gewaakt, gewacht werd. Hier zou de -en uitgang niet betekenen : behorend bij of vestiging van maar een werk­ woordelijke uitgang zijn of een meervoudsvorm en de plaats aanduiden waar de wachten afgelost werden. De geschreven bronnen zijn in het Latijn opgesteld. Vandaar de verlatijnste vorm wackinio. De schrijver bekommerde zich wellicht niet om de oorspronkelijke betekenis van de naam. Deze verlatijnste vorm gaf aan­ leiding tot allerlei speculaties en legenden over de Romeinse oorsprong van de naam van het dorp Wakken. De uitgang van het toponiem is slechts een aanwijzing. Wat kan ons de stam wak leren ? Wijzen op een persoonsnaam is hier de eenvoudigste oplossing. Zolang deze persoon echter niet historisch aanwijsbaar is, valt het moeilijk om zich bij een dergelijke verklaring neer te leggen. Ook de afleiding van het Latijnse vacca (= koe) lijkt mij onbevredigend. Er konden natuurlijk heel wat koeien grazen in de vlakte van Leie en Mandei, maar of dit nu typisch voor Wakken zal geweest zijn ...? Ik geloof dat we de oplossing eerder moeten zoeken in de richting die door de legende aangegeven wordt. Vaak schuilt in dergelijke verhalen een kern van waarheid die in de loop der tijden vervaagd is. In die legende wordt, zoals eerder gezegd, gesproken van een koninklijke halteplaats voor legers. De meest voor de hand liggende uitleg is deze die verwijst naar een afleiding van het Germaanse wacht. Er zijn inderdaad aanwijzin­ gen die het vestigen van een wachtpost in Wakken kunnen verantwoorden. Men had er een goed uitzicht op de Mandeldelta tussen de oude en de nieuwe Mandei. Daarbij komt nog dat Wakken halfweg tussen Kortrijk en Deinze ligt, een mijlpaal langs de Leie en langs de oude heerweg. Wanneer we de structuur van de gemeente van nabij bekijken dan zien we dat Wakken gegroeid moet zijn vanuit de Leie - Mandelhoek (Molenkouter) naar de Baliekouter toe. De vlakte stijgt er van de rivieroevers zachtjes in noordwestelijke richting. Het hoogste punt is het huidige marktplein. We nemen aan dat de eerste kampen opgeslagen werden in de vlakte langs de rivieren maar dat men door overstromingen gedwongen werd zijn heil hogerop te zoeken, namelijk op de plaats waar de kern van het huidige Wakken ligt. Op dit hoogste punt werd dan ook een vesting gebouwd die later tot een kasteel is uitgegroeid. Het komen en gaan van troepen langs de halteplaats en wachtpost bracht ongetwijfeld enige handelsactiviteit mee. Ook de eerste “industrie”(molens) was op de Molenkouter gevestigd. Daar zal ook de galg opgericht worden. Weldra kwamen ook de eerste bekeerders aan om de bevolking te kerstenen. 34


Tegen het einde van de achtste eeuw werd naast een kasteel ook een kerk gebouwd. Tijdens de negende eeuw werd de streek onveilig gemaakt door de strooptochten van de Noormannen die gebruik konden maken van de bevaarbaarheid van de Mandei. Of de stichting van Wakken teruggaat tot de Romeinse tijd blijft een open vraag. Het is niet uitgesloten, maar daarmee is zowat alles gezegd. Er is natuurlijk de nabijheid van een der oudste heerbanen wat misschien aanleiding gaf tot het ontdekken van een open plaats in het woud en het vestigen van een militaire wachtpost. Volgens eerder vermeld getuigenver­ slag heeft baron Kervijn de Lettenhove Romeinse munten gevonden bij de stenen brug. Jammer genoeg is een dergelijke vondst nog geen bewijs voor het bestaan van een Romeinse site. Omstreeks de vierde eeuw na Christus drongen de eerste Franken het gebied van Schelde en Leie binnen. Her en der vormden zich kleine woonkernen langs de oevers van de waterlopen, buiten het overstromings­ gebied. De oude dorpsstructuur van Wakken vertoont de typische driehoeksvorm wat toch in de richting van een Frankische oorsprong wijst. Van uit de overstromingslijn van de Mandei vertrekken een aantal straatjes naar het centrum. De nu verdwenen Pouckweg volgde de over­ stromingslijn en verbond Heintje Teeuws brug met de Mandelbrug. Hoewel de naam Wakken niet gemakkelijk zijn oorsprong prijsgeeft, en enigszins afwijkt van de gekende Frankische vormen, wijzen toch heel wat tekens op het bestaan van een vroeg-Frankische nederzetting.

Hervé MAES

(1) De vertaling van de Latijnse tekst aangehaald door A. van Lokeren luidt : Er werd gegeven door Gontbertus en zijn vrouw Theadwara aan de dis van de broeders, in de gouw Mempiscus, op de Mandei, in de vrije heerlijkheid Wakken, een kerk, herenhof met erven, lijfeigenen, bossen, velden, weiden en alles wat er te vinden was. De tekst wordt door A. van Lokeren gesitueerd tussen 811 en 870.

35


EEN DEGELIJK KOSTERSGESLACHT TE PITTEM: DE RETSINS Van 1764 tot 1866, d.i. gedurende méér dan een eeuw, is de functie van koster te Pittem binnen éénzelfde familie gebleven. Jan-Amand Retsin-De Coninck en zijn twee zonen, Renerius en Leo, zorgden voor dit uitzonder­ lijk feit. Bovendien hebben de Retsins zich te Pittem bijzonder verdien­ stelijk gemaakt op het onderwijsvlak, doch dit aspekt laten wij hier buiten beschouwing. (1). Een koster had vroeger, veel meer dan nu, een zeer verantwoordelijke taak. Vooral Mgr. Frans-René Boussen, de eerste bisschop van het weer opgerichte bisdom Brugge, hechtte een bijzonder groot belang aan de morele integriteit en het persoonlijk verantwoorde­ lijkheidsbesef van iedereen die een kerkelijke taak had te vervullen. In 1838 stichtte hij, in het beluik van het bisschoppelijk Klein Seminarie aan de Zuidstraat te Roeselare, de bisschoppelijke normaalschool voor onder­ wijzers en kosters, in 1846 naar het Sint-Jozefsgesticht te Torhout overge­ bracht (2). Met deze stichting wilde de vrome prelaat kristelijke en bekwame onderwijzers vormen en meteen een grondig onderricht ver­ schaffen aan kandidaten voor het ambt van koster, zanger en orgelist. Op 26 oktober 1842 vaardigde de bisschop een herderlijk schrijven uit, inte­ graal gewijd aan de kostersfunktie (3). De achtste vergadering der dekens, in het bisschoppelijk paleis te Brugge op 30 mei 1843, was helemaal gewijd aan de taak van koster op een parochie (4). Grootvikaris (1841-1853) Jan Simons (1774-1853), oud-pastoor van Pittem, en pastoor-deken Karel-Jan De Wilde woonden deze vergadering bij. Jan-Amand Retsinl, de eerste koster-orgelist, die gehuwd was met MariaJohana De Coninck, was te Pittem overleden op 18 februari 1801 (5). De priesterwijding van zijn zoon Pieter (6), op St.-Elooisdag 1 december 1806 te Gent, heeft hij niet meer mogen beleven. Het werk van vader Retsin, koster-orgelist, werd verder gezet door zijn zoon Renerius. In die tijd moest het mandaat van koster regelmatig hernieuwd worden en daarvoor moest de plaatselijke pastoor een aanvraag richten tot de bisschop. Op 18 februari 1833 deed pastoor-deken Jan Simons, van Pittem, dit voor zijn koster Renerius Retsin in de volgende bewoordingen : “Custos mens Renerius Retsin pro more antiquo est morigerus et exemplaris : unde rogo ut commissionem ejus renovare dignemini” (7). “Mijn koster Renerius Retsin is van oudsher onderdanig en voorbeeldig: vandaar mijn vraag opdat U zich zoudt gewaardigen zijn opdracht te hernieuwen”. De Retsins woonden te Pittem in wat men officieel de “Vrouwstraat” of “Vrouwestraat” noemde (= huidige Verbieststraat) doch de steeds kreatieve volks­ mond doopte dra deze straat om tot “Kosterstraat”. Het is in deze Kosterstraat dat op 11 januari 1834 om 17u. in de namiddag koster-orgelist Renerius Retsin overleed (8). Koster Renerius was onge­ huwd gebleven en dat was wel naar het hart van Mgr. Boussen in wiens 36


ogen de ideale koster eigenlijk de ongehuwde levensstaat diende te omhel­ zen, ver verheven boven het slijk der vleselijke verlangens, zoals men kan opmaken uit de vele brieven die de bisschop schreef over het kerkpersoneel. Drie dagen later riep pastoor Jan Simons de leden van de Kerkraad bijeen om overleg te plegen over de opvolging van de overleden koster. Na de vergadering meldde hij het resultaat aan Mgr. Boussen (zie Bijlage I) : unaniem werd de broer van de overledene, Leo Retsin, verkozen tot nieuwe koster-orgelist. Pastoor Jan Simons vroeg aan de bisschop deze keuze te bekrachtigen. Uit de brief van de pastoor blijkt duidelijk dat de Retsins te Pittem zeer gewaardeerd werden om hun werk en in hoog aanzien stonden. Ook burgemeester Jan de Müelenaere (9) had zijn instemming betuigd met de keuze van de ongehuwde Leo Retsin. De uitzonderlijke kwaliteiten van Leo Retsin treden tenslotte ook naar voor in een aanvraag van pastoor Karel-Jan De Wilde, op 4 mei 1836, aan Mgr. Boussen om het mandaat van Leo Retsin te verlengen. Andere attesten over de Retsins kon ik niet terugvinden. Doch de hier gepubli­ ceerde bevestigen met kracht dat de Retsins stellig een zeer verdienstelijk kostersgeslacht geweest zijn, dienstvaardig in kerk en school (zie Bijlage II) . Koster-orgelist Leo Retsin bleef in functie tot aan zijn ontslag in 1866 en overleed in zijn woning aan de Kosterstraat op 6 september 1868, om llu. ’s avonds (10), zeven jaar na zijn broer-priester Pieter (11).

André DEMEULEMEESTER

VOETNOTEN (1) Zie daarover Valère Arickx “Het volksonderwijs te Pittem 1800-1872" in Biekorf, 1962-1963. Idem, “Geschiedenis van Pittem'' (Pittem, 1951), blz. 234-235. (2) Zie A.Decoene en H.Knudde : “Kort overzicht van de geschiedenis van het vrij Katoliek Onderwijs” in “West-Vlaanderen” (Meddens, 1958) blz. 403-408. (3) Zie Col. Ep. Past. Boussen, Tomus III, blz. 304. (4) Ibidem, Tomus IV, blz. 132 en vgl. (5) Zie Arickx, op. cit., blz. 113. (6) Pieter Retsin. Geboren te Pittem op 2 februari 1777. Priester gewijd te Gent op 1 december 1806. Onderpastoor te Hansbeke in 1807, te Merelbeke in 1809, pastoor te Strijpen in 1818. Direkteur der Zusters Penitenten te Velzeke in 1830, alwaar hij overleed op 19 augustus 1861. (7) Archief bisdom Brugge, briefwisseling aan Mgr. Boussen. (8) Gemeente-archief Pittem, overlijdensregister 1834, nummer 3. (9) Geboren te Pittem op 13 september 1790. Advokaat, provincieraadslid en vre­ derechter. Burgemeester van Pittem sinds 15 april 1820, met een korte onder­ breking in 1831. (10) Gemeente-archief Pittem, overlijdensregister 1868, nummer 58. (11) Zie hoger voetnoot 6.

37


BIJLAGE I : Pastoor Jan Simons aan mgr. F.R. Boussen.

(in vertaling) Zeer Hoogwaardige en zeer dierbare Heer ! Op 11 januari 1834 is mijn koster Renerius Retsin overleden. Vandaag heb ik de leden van mijn Kerkraad in vergadering bijeengeroepen die het volgende hebben beslist “Den Eerw. Heer Deken doet Rapport, dat door het overlijden van Renerius Retsin de plaetse van Koster op deze parochie komt te vaceeren, en dat het noodig is hem te remplaceeren door eenen persoon die de noodige hoedaenigheden en bekwaemheden heeft om deze plaetse met voldoening van geheel het gemeente uyt te oeffenen. Na rijpe overweeging is bij eenpaerige stemmen tot deze plaetse benoemd Leo Retsin broeder van den overleden als den bekwaemsten om dit ampt uyt te oeffenen. Dit alles onder de goedkeuring van Zijne hoogweirdigheyd den Bisschop van Brugge. Gedaen te Pitthem den 14 jan. 1834. Ondertekend door Leo De Meese, P.J. Van Gampelaere, J. Simons pastor Dec., A. Baert, J. Vercoutere, F.J. Willebois Trésorier.” Ofschoon dit niet nodig was heb ik, samen met andere personen, eveneens de Heer Burgemeester de Müelenaere uitgenodigd die echter niet kon aanwezig zijn maar die, vooraf, de benoeming van Leo Retsin volkomen heeft goedgekeurd. Gezien dus Leo Retsin bij iedereen in de smaak valt en hij, in allerlei opzicht, geen vijanden heeft, beveel ik hem met klem aan uwe welwillendheid aan. Met de grootste verering, onderworpenheid en verkleefdheid onderteken ik als zijnde van mijn zeer Hoogwaardige en zeer geliefde Heer Bisschop de zeer toegewijde en zeer gehoorzame dienaar J. Simons pastoor en Deken van het Distrikt Tielt.

BIJLAGE II : Pastoor Karei de Wilde aan mgr. F.R. Boussen.

(in vertaling) Zeer Hoogwaardige en Zeer Eerwaarde Heer ! Ik ondergetekende, pastoor in Pittem, bevestig bij deze dat Leo Retsin, nog ongehuwd, koster van onze Parochiekerk, een zeer eerbare levens­ wandel leidt, vroom, eerlijk en voorbeeldig, iemand die, naar de ervaring mij geleerd heeft, alle uitzonderlijke hoedanigheden van een goed koster bezit. Om deze reden verzoek ik nederig opdat Uwe Hoogwaardigheid de verlenging van zijn aanvaarding niet zou van de hand wijzen. Met een oprecht hart en een diepe verering onderteken ik Uw zeer nederige dienaar Karel-Jan De Wilde pastoor en Vice-Deken. Op deze 4 mei 1836. 38


JAN RETSIN (1737-1801), KOSTER TE PITTEM Toen we tijdens een redactieraad van “De Roede van Tielt” het artikel van A. Demeulemeester in handen kregen, viel het ons op dat de schrijver zijn bijdrage over het kostersgeslacht Retsin aanvatte bij het overlijden van Jan Rctsin, de eerste koster met die naam te Pittem. We zijn dan ook zo vrij hier enkele zaken neer te pennen over Jan Retsin, temeer daar we over enkele gegevens beschikken en destijds over deze figuur een artikel pleegden. (1) A. Demeulemeester heeft als titel voor zijn artikel gekozen : “Een degelijk kostersgeslacht te Pittem : de Retsins”. We hebben hier inderdaad te maken met een kostersgeslacht. Verdere opzoekingen zouden ongetwij­ feld nog tal van interessante zaken aan het licht brengen.

AFSTAMMING EN LEVENSLOOP

Jan Retsin werd geboren in 1737 te Oostrozebeke als zoon van de plaat­ selijke koster, Amand. De Retsins waren te Oostrozebeke aangekomen op het einde van de 17de eeuw. De eerste Retsin, Melchior, was zelf koster en zorgde voor een paar generaties kosters te Oostrozebeke en te Wielsbeke. (2) Andere gegevens over dit kostersgeslacht vonden we in een weezerijakte van de heerlijkheid Ardooie uit 1781. (3) Erfgenamen van Anna Maria De Larue “geestelycke dochter” zijn o.a. : “de decendenten De Lame Anna (fa. Joannes en Werbrouck Anna) & Resin Amandus, ouden coster van Rozebeke : Retsin Joseph - schoolmeester tot Sint-Denys, Jacoba x Geerts Adriaen tot Gent, de kynderen van Joannes Amandus, lest gestor­ ven coster van Rozebeke : Retsin Joannes - coster tot Pittem, Ignaes - coster tot ..., Ferdinandus - coster tot ..., Henrycus, Marie Jacoba x Belaen Martinus, Catharina Leocadia, Rosalia, Anna Therese x Gryspeert Joseph tot Pittem". We bemerken dus dat Jan Retsin nog twee broers-koster had. Drie maanden voor hij zijn ambt als koster opnam, trad Jan Retsin te Sint-Baafs-Vijve in het huwelijk met Maria Joanna De Koninck. Waar hij zich toen te Pittem vestigde, konden we nog niet uitmaken. Wel vinden we hem terug in 1786 als wonende in de huidige Verbieststraat. Ook in 1793 woont hij in dezelfde straat. (4) De Franse telling van 1799 vermeldt koster Retsin met dezelfde buren, zodat we mogen veronderstellen dat hij nog steeds in de Verbieststraat woonde. (5) Hij zal er trouwens ook wel gestorven zijn : zijn zoon heropende immers het schooltje van vader Retsin in de Verbieststraat in maart 1800. (6) Jan Retsin zou overlijden te Pittem op 9 Ventôse IX, uit de Franse tijdrekening vertaald : 28 februari 1801. 39


KINDEREN

In de Pittemse parochieregisters vinden we negen kinderen terug. Mis­ schien even kort op een rij hun namen : 1. Dorothea. ° Pittem, 26.12.1765. Zij huwde met Jan Veys in april 1787. Hun afstammelingen zouden de latere kosters van Pittem worden (1868-1946). 2. Genoveva. 0 Pittem, 16.01.1769. 3. Theresia. ° Pittem, 27.01.1767. 4. Francisca. ° Pittem, 08.12.1770. 5. Petrus. ° Pittem, 02.02.1777. Wijlen Joseph Veys schrijft : “pastoor te Strypen, direkteur in ’t klooster der Penitenten te Velsickue in 1830, + Velsicque-Ruddershove, 19.08.1861”. (Volgens V. Arickx in zijn Geschiedenis van Pittem overleed Petrus Retsin op 16 augustus) 6. Jan. 0 Pittem, 06.01.1775. 7. Beatrix. 0 Pittem, 06.01.1775. 8. Renerius. ° Pittem, 19.01.1773. Opvolger van zijn vader. 9. Leo. ° Pittem, 19.05.1779. Volgde zijn broer Renerius op. Wat betreft Renerius en Leo verwijzen we naar het artikel van A. Demeulemeester.

KOSTER, ORGELIST EN SCHOOLMEESTER

Jan Retsin zou zijn voorganger - Jan Holvoet, jr. - opvolgen na diens dood einde november 1764. De Holvoets hadden ook drie kosters geleverd te Pittem. (7) Het opvolgingsrecht had hij echter reeds op 18 juni 1758 bekomen. Dit document, ondertekend door de dorpsheer Emmanuel, prins van Croy en Solre, vindt U in bijlage. (8) Koster Retsin had ook nog een zuster Anna Theresia, die zich te Pittem vestigde na haar huwelijk met kerkmeester Petrus Gryspeert. Dit echt­ paar, woonde eveneens in de Koster- of Verbieststraat. Toen Jan Retsin in 1799 werd opgetekend in de Franse telling was de kerk reeds enkele tijd gesloten voor alle erediensten. Niet te verwonderen dat "Jean Retsin” vermeld wordt als “ex-sacristain”. Een ander interessant detail is te vinden in de kolom “désignation de l’époque depuis laquelle ils y sont domiciliés". Zijn vrouw woont dan 34 jaar te Pittem. Dat klopt min of meer - naar de "Ancien Régime-normen” gerekend - met het jaar van hun huwelijk. Jan Retsin woont volgens vermelde telling 2 jaar langer te Pittem ! V. Arickx schrijft dat koster Retsin ook de eerste orgelist was. De kerk schaft zicht immers in 1764 een orgel aan. (9) In het familiearchief Veys vonden we ook een spoor van deze functie : “Ontfangen van Bernardus Wybo, de somme van twee ponden ses grooten 40


Vlamsch courant, daer in begrepen een pond vyfthien schellyngen, deelmaekende, over een jaer ’t spelen met d’orgel in de goddelyke Diensten op de zondagen en heyligdagen verschenen 20e septembre 1773 mitsgaders vyf schellingen ses grooten courant over ’t zyngen de missen geduerende de novene van maria ten Jaere voorschreven. Actum desen 22 7bre 1773 my toirconden. Get. J. Retsin coster in Pitthem." Jan Retsin volgde zijn voorganger ook op als schoolmeester. We hoeven hier echter niet over uit te weiden. V. Arickx belichtte destijds het volks­ onderwijs te Pittem uitgebreid in Biekorf. (10) Hoe het eraan toeging bij meester Retsin kunnen we opmaken uit een schoolschrijfboek uit die tijd van de Koolskampenaar David De Müelenaere. (11)

Wilfried DEVOLDERE

VOETNOTEN (1) W. Devoldere, "Pittemsche Chronicke. - den costre Retsin'', in De Zondag, Tielt, 26.06.1970. (2) Medegedeeld door de heer Ghislain Vandeputte uit Oostrozebeke. (3) RAB, Gemeentelijk Archief Ardooie, reg. 228, f° 74v. De “Weezerijakten van de heerlijkheden Ardooie en Ayshove” zijn geklapperd (3 delen) door R. Dewulf. (Uitgave V.V.F. Brugge, 1979). (4) RAK, verzameling parochieregisters. De Pittemse verzameling bevat ook twee "Status Animarum", één uit 1786 en één uit 1793. We hopen beide documenten, samen met nog andere tellingen in de nabije toekomst (geklapperd) te publice­ ren. (5) RAB, Frans Fonds, n° 1245. (6) V. Arickx, “Het Volksonderwijs te Pittem”, Biekorf 1950 (25-31), 1962 (369376), 1963 (36-42) (78-83) (205-209). (7) V. Arickx, Geschiedenis van Pittem, Pittem 1951, blz. 113. (8) Familiearchief familie Veys, Markt, Pittem. (9) V. Arickx, Geschiedenis van Pittem, blz. 108. (10) V. Arickx, Het Volksonderwijs ... (Biekorf). (11) L. Vanacker. ' Het schoolschrijfboek van David de Müelenaere uit Koolskamp. Pittem 1767", in Biekorf 1978, p. 221-227.

41


BIJLAGE

Nous Emmanuel prince Croy, de Solre et du Saint-Empire, Baron de la ville de Condé, de Beaufort, de Maldeghem, de Guysen, Coutry et de plusieurs autres Lieux, seigneur de Pitthem, Coolscamp, Claerhout, & a. Pour le bon rapport qui nous a été fait de la personne de Jean Retsin, fils d’Amand, lui avons accordé, comme nous accordons par ces présentes. La survivance de la clergerie ou place de sacristien de l’église de notre terre et seigneurie de Pitthem pour la déservir après la mort de Jean Holvoet, sacristin actuel de la dite église, et cela pour sa vie durante aux profits, emolumens et droits qui y competent et appartiennent en la même forme et manière qu’n jouit le dit Jean Holvoet et ont jouit ses prédéces­ seurs, à condition que le dit Jean Retsin sera obligé après la mort du dit Holvoet de faire serment deu et pertinent entre les mains du bailli bourgmaître et eschevins de notre terre et village de Pitthem que nous commet­ tons à ce pau ces présentes, ainsi qu’un bon et fidel sacristin est tenu de faire, et qu’il ne contreviendra pas à nos droits, et preminences ni direc­ tement ni indirectement a peine de privation, ordannans au pasteur, chapellein, officier, gens de Loi du dit Pitthem, et tout autre qu’il appartien­ dra d’admettre et reconnaître le dit Retsin pour sacristin après le trépas du susdit Jean Holvoet, en fois de quoi nous avons signés ces présentes, et y fait apposen le cachet de nos armes. Fait à Calais. Le 18 juin mille sept cent, cinquante huit & ont signé Le prince de Croy et Solre.

42


43


U leest in de volgende afleveringen van de 18de jaargang : - G. Baert, De Meulebeekse herbergen van 1600 tot nu. - J. Verbrugge, Textielstad Tielt in de 19de eeuw. - P. Maes, Dorpsnotabelen te Oostrozebeke in de 19de eeuw : de families Tack en Vermeulen. - P. Maes, De wekelijkse marktdag te Oostrozebeke : van woensdag naar vrijdag (1807). - P. Maes, Het gemeentebeleid te Oostrozebeke van 1800 tot 1940 (deel II : 1914 - 1940).

REISBUREAU

AUTOCARS

DE MEIBLOEM HUGO EELBODE-MEEUWS SYNONIEM VOOR VEILIGHEID EN COMFORT * * * * *

44

Binnen- en buitenlandse reizen Van 20 - 40 - 54 - 87 plaatsen Air Jet ventilation V.I.P.-car School- en werkliedenvervoer Autocar uitgerust met stijgstoel voor mindervaliden Tieltstraat 186 PITTEM (051) 40 18 23 Abeeldreef 4bis 8860 MEULEBEKE (051) 48 80 63 Beneluxlaan 4 8880 TIELT (051) 40 48 87


D econynck-Am pe Beernegemstraat 68 8880 TIELT Toonzaal Klijtenstraat 27-29 8880 TIELT

DHONDT Rouwdienst - tel. (051) 40 02 27 Stationstraat 103, Tielt TEAROOM - tel. (051) 40 41 72 Krommewalstraat 38, Tielt TRANSPORT - tel. (051) 40 30 11 - 40 30 12 Bevrijdingslaan 8, Tielt



DE ROEDE VAN TIELT

Driemaandelijks heemkundig tijdschrift 18de jaargang, nr 2 - juni 1987


Bank van R oeselare


DE ROEDE VAN TIELT

ISSN-0772-6414

Heemkundige Kring voor de gemeenten van de vroegere Roede van Tielt, d.i. Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem, Zwevezele. Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde.

Voorzitter: P. Vandepitte, Driesstraat 7-9, Tielt - (051) 40 17 00 Ondervoorzitter: Gh. Vandeputte, Statiestraat 83, Oostrozebeke - (056) 66 90 91 Sekretaris-penningmeester: Ph. De Gryse, Kastanjelaan 1, Tielt - (051) 40 18 38 Redactie: J.Billiet, H.Defour, Ph.De Gryse, W.Devoldere, R.Ostyn, P.Vandepitte

Lidmaatschapsbijdrage: 475 fr., te betalen op rekening 000-0398411-32 van De Roede van Tielt, Kastanjelaan 1, Tielt Verschijnt viermaal per jaar. Er worden geen losse nummers verkocht. Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in “De Roede van Tielt” mogen slechts overgeno­ men worden met toestemming van de redactie. Kaft : detail van de kaart van het graafschap Vlaanderen door Robert de Vaugondy, zoon, 1762.

INHOUD VAN DIT NUMMER (18de jaargang, nr 2 - juni 1987) J.Verbrugge, Tielt, textielstad (deel I : negentiende eeuw) blz 46-104 Typo-offset Desmet-Dhondt, Wakken


TIELT, TEXTIELSTAD (Deel I : negentiende eeuw).

INHOUD

I.

Tielt, oude laken- en linnenstad.

II.

De eerste helft van de XlXde eeuw.

III.

Detail uit de volkstelling van1834.

IV.

Het oude getrouw.

V.

De 1. 2. 3. 4. 5. 6.

VI.

Hoe het evolueerde.

VII.

Textielnijverheid : mijlpalen in de evolutie.

familie Van Zantvoorde. Albert Van Zantvoorde. Jan Van Zantvoorde. Max Van Zantvoorde. Joseph Van Zantvoorde. François Van Zantvoorde. Julia Van Zantvoorde.

VIII. De tweede helft van de XlXde eeuw. IX.

De “almanak en wegwijzer".

X.

De patentregisters.

XI.

De Tieltse weeffabrikanten uit de tweede helft van de XlXde eeuw. 1. De Vande Vyvere’s. 2. Dominique Soenen-Vandekerckhove. 3. Christiaens-Verhulst. 4. Victor De Volder. 5. Het tweede peloton. 6. Het leerwerkhuis en/of de overige. 7. Aimé Waelkens - Leonie Bartholomeus.

XII.

Aanloop naar de XXste eeuw.

46


TIELT, TEXTIELSTAD (Deel I : negentiende eeuw). I. TIE LT, O U D E LAK EN - EN LIN N EN STAD .

Dc oudste documenten waarin voor het eerst over Tielt, of hoe de schrijf­ wijze ook was, sprake is, houden verband met het weven, meer bepaald met de lakennijverheid. In 1359 bevestigde graaf Lodewijk van Male dat de inwoners van Tielt het recht hadden te vervaardigen goede draperie ende lakene, beede dicke, dinne ende plaine ... alsoo sijt van ouden tyden ghecostumeert hebben (1). Hoever die "ouden tyden" teruggaan, zal-wel nooit achterhaald worden. Zeker is dat Joanna van Constantinopel reeds in 1220 bij verordening verbood laken, linnen, vlas en garen op andere plaatsen dan op de Tieltse markt te verkopen (2). Toen in 1172 de ingezetenen van Tielt de toelating kregen eene sterkte op te werpen, grachten te graven, de wegen te straaten en eene hal op te rechten, zal ook hieraan de plaatselijke lakennijverheid niet vreemd zijn geweest. In het begin van de jaren 1500 begon de wolnijverheid te vervallen. Ze werd stilaan verdrongen door het linnen. De Tieltse magistraat richtte zelfs rond 1550 op zijn eigendom een grote blekerij op. Deze bleef bestaan tot bij de aanleg van de “ijzerweg” en van het station, die een groot deel van de gronden van deze blekerij inpalmden (3). Het stadsarchief bewaart nog het octrooi van Philips II, waarbij deze aan de stad onder zekere voorwaarden de toelating gaf om een lening van 4800 pond van 40 gr. voor een termijn van acht jaar aan te gaan voor het bouwen van een blekerij. Dit stuk is gedateerd op 10 mei 1565 (4). Op 27 juli 1573 werd voornoemd octrooi met drie jaar verlengd (5). Een derde document aangaande deze blekerij betreft het akkoord inzake de tiende penning, verschuldigd bij de verkoop, en dateert uit 1780 (6). Deze blekerij werd het laatst uitgebaat door Jan Nolf en zijn (ongehuwde) kinderen, waaronder de zonen Jan en Joseph, tot in 1885. Bij de volkstel­ ling van 1800 draagt de eigendom de naam “Kerkweide" (7). De tweede grote blekerij die Tielt rijk was, maar die wellicht van latere datum is, lag in de huidige "Roosenboomwijk”. Ze was eigendom van en werd uitgebaat door François Nolf (een broer van voormelde Jan) met zijn zonen Jan en Constant, die evenmin trouwden. Toen de eigendom, die eertijds als “de vette weede” bekend stond, in januari 1893 verkocht werd aan Henri Vermeire, betekende dit meteen het einde van deze blekerij (8). Wanneer Oscar J. Van Macle in 1906 zijn weverij langs de Bedevaartstraat oprichtte, was dat op grond die nog van de vroegere stadsblekerij afkom­ stig was. Meteen is verklaard waarom de straat langs de spoorweg “Blekerijstraat" heet. 47


Aan de basis van de overschakeling van wol naar linnen lag een omme­ zwaai in de landbouwtraditie. Tot dan toe werd de landbouwgrond hoofdzakelijk ingenomen door graangewassen. Die moesten instaan voor de voeding van mens en dier. De veeteelt was ondergeschikt. De aardappel werd in die periode “ontdekt”. De opbrengst van een stuk land met aardappelen beplant, kon tweemaal meer mensen voeden dan eenzelfde oppervlakte bezaaid met broodgraan (9). Stilaan kreeg de veeteelt een belangrijker rol. Doordat het vee mest produceert, verhoogt het de opbrengst van de akkers. Zo kon men nalaten om de akkers een jaar braak te laten liggen, waardoor akkerland vrijkwam voor andere teelten. Vlas was een van die gewassen (10). Deze toestand bleef, enkele weinig ingrijpende veranderingen niet te na gesproken, nagenoeg ongewijzigd tot op het einde van de XVIIIde eeuw. Van dan af moet Tielt, dat op weefgebied samen met Brugge en Kortrijk een eersterangs rol speelde in West-Vlaanderen, terrein prijsgeven, vooral ten voordele van Roeselare, waar men minder naïef was en vastberaden de weg van de mechanisatie en van de industrialisatie opging. II. DE EERSTE HELFT V A N DE X lX de EEUW .

In tegenstelling tot wat wij ons nu van het weefambacht voorstellen, was dit tot de XlXde eeuw een landbouwersberoep. In onze streek zal dit zelfs nog tot ver in die eeuw zo blijven. De boer zaaide het vlas, sleet het en bewerkte het verder tot vlasvezel. Spinnen was hoofdzakelijk aan vrouwen voorbehouden, doch veel boerezoons hanteerden met evenveel brio het spinnewiel. Spinnen werd even­ eens op de hoeve gedaan, ofwel uitbesteed voor rekening van de boer. Iedere hoeve had haar eigen weefkamer, waar een zekere vochtigheids­ graad werd betracht om het afbreken van de garens tegen te gaan. De geit was in die jaren de “koe” van de werkman ; zij produceerde geen textielvezel. Schapen daarentegen werden wel op de hoeve geteeld en de wol werd ook daar gewonnen. Zo bleef ook de wolbewerking een voor­ recht van de boerenbevolking. Evenwel haalden een aantal “kortwoonders” hieruit ook enig profijt doordat ze wol konden afkopen om ze voor eigen gebruik te spinnen en te verwerken (o.a. breien) ’s avonds of tijdens de lange winterdagen, toen er op het land niet te werken viel. Een groot deel van de landelijke bevolking hing voor haar inkomen af van de boer aan wie ze huurde. Het merendeel van de hoeven bezat in de omgeving een of meer schamele huisjes die aan (kroostrijke) gezinnen werden verhuurd met de verplichting op de hoeve te komen werken. Ook kinderarbeid was normaal. Om zich van de nodige garens te voorzien, had iedere wever de hulp nodig van een tiental spinsters. In de volgende tabel klopt die verhouding voor het stedelijk gedeelte. Voor het landelijk deel ligt die verhouding zowat 3 tegen 1. Dat het weven op den buiten niet ononderbroken werd 48


beoefend, maar alleen als er geen landwerk te verrichten viel, was daar zeker niet vreemd aan. Er was dus voldoende werk voor vrouwen en meisjes, die bijna allen spinsters waren, of ten minste toch konden spin­ nen. De mechanische spinnerij was in de textielgrootsteden in volle opgang. Met de hand spinnen werd verdrongen, ook in onze streek. In de zogenaamde “stad” waren de wevers minder talrijk. Trouwens het aantal inwoners dat de dorpskern vormde, was sterk in de minderheid ten opzichte van de landelijke bevolking. De toenmalige dorpskern bleef beperkt tot een straal van 300 tot maximaal 500 meter van het centrum. We beschikken over een zeer degelijke tabel uit de volkstelling van 1834 om onze beweringen te staven (11). Op 12.139 inwoners woonden er 8.482 of 69.88 % in de “wijken”, slechts 3.657 of 30.12 % woonde in dat deel van het grondgebied dat in straten was ingedeeld. Hou er echter rekening mee dat bij die telling Schuiferskapelle nog bij Tielt behoorde en omzeggens de hele 3de Tieltse wijk uitmaakte. Na de afscheiding in 1866 telde die wijk nog amper 18 huizen op Tielts grondgebied. De straatindeling van toen komt niet steeds‘overeen met de huidige omschrijvingen. - De Markt is gebleven wat hij toen was. - De Bruggestraat omvatte ook de huidige Kapellestraat. - De Sint-Janstraat eindigde aan het huidige kruispunt Europalaan/Pontweg. - De Hoogstraat droeg die naam tot aan de huidige “Conventieweg" in de huidige Félix D'hoopstraat. - Onder de Nieuwstraat ressorteerden ook de huizen op de Rame en die van de Vijverstraat. - De Kortrijkstraat eindigde rechts aan de huidige Luchtbalstraat, links aan de huidige Oude Stationstraat, maar telde ook de huizen mee van de blok gevormd door de huidige Oude Stationstraat, Grote Hulststraat en Steenstraat (telkens alleen de linkerkant). - De Ieperstraat eindigde aan het huidige kruispunt Volder- en Schepen­ domstraat. - De “Cromwal” bevatte tevens de huizen langs de huidige Kiste- en Manestraat. - Onder “Hulst” vielen eveneens de huizen van de huidige Hulst-, Kreu­ pel- en Karnemelkstraat. - De restanten van sommige voornoemde straten werden bij de "wijken" gevoegd.

49


III. D E T A IL UIT DE V O LK STE LLIN G V A N 1834

Indeling

Zielen

Huizen

Spinne­ wielen

%

Markt

267

42

0

84

70

14,70

Weef­ getouwen

%

0

Brugstraet

476

Sint Janstraet

355

59

98

27,60

5

1,41

Hoogstraet

690

113

135

19,57

54

7,82

Nieuwstraet

245

44

53

21,63

1

0,40

Kort rij kstraet

649

120

195

28119

5

0,72

Yperstraet

603

110

160

26,53

4

0,66

10

2,10

Cromwal

162

34

55

33,95

2

1,23

Hulst

165

23

50

30,30

7

4,24

3.657

629

816

22,31

88

2,40

Ie wijk

911

152

273

30,00

114

12,51

2e wijk

707

115

220

31,11

82

11,45

3e wijk

820

122

307

37,04

76

9,02

4e wijk

1.282

219

461

35,96

154

12,01

5e wijk

1.174

215

414

31.94

153

12,00

6e wijk

509

83

155

30,62

54

10,69

7e wijk

1.030

158

340

33,01

111

10,77

8e wijk

537

86

200

37,24

72

13,47

9e wijk

1.412

204

516

36,54

125

8,85

8.482

1.354

2.886

34,02

941

11,09

12.139

1.983

3.702

30,49

1.029

8,47

Totaal en gemiddelde voor Tielt

n.b. De procenten zijn berekend op het aantal inwoners van die straat of wijk. De procenten bij de subtotalen zijn eveneens op dat onderdeel berekend. Uit deze tabel kunnen we uitmaken dat het gemiddeld aantal bewoners van één huis 6,12 bedroeg.

50


Als we de tabel van de spinnewielen bekijken, valt het op dat in de “Cromwal” en op de “Hulst” (twee omschrijvingen die qua woonvorm toen nog sterk bij het landelijke aanleunden) de procentuele verhouding nagenoeg met deze tabel overeenkomt. In de Hoogstraat was de concentratie van weeftoestellen veel sterker dan elders. Natuurlijk zochten we naar de reden daarvan. In de Hoogstraat 34 woonde Max Van Zantvoorde, toen de enige weeffabrikant in Tielt. Die was op zijn eentje eigenaar van 50 getouwen (12). Als we die buiten beschouwing laten, houdt de verdeling tegenover de overige straten weer gelijke tred (ca 0,5 %). De eigendom van Max Van Zantvoorde langs de Hoogstraat liep door tot aan de huidige Europalaan. Daar had hij een fabriek gebouwd, de allereerste die Tielt ooit heeft gekend. Vandaar de vroegere naam van die straat : de “Fabriekstraat”. In die fabriek stonden de voornoemde 50 weefgetouwen opgesteld. Deze vaststelling spoorde mij aan om na te gaan of er nog anderen waren die meerdere getouwen bezaten. Het resultaat was negatief. Over heel Tielt waren er enkel 13 gezinnen (of woningen) die 2 getouwen in bezit hadden. De overige 953 stonden verspreid over evenveel gezinnen. Bij de spinnewielen, weliswaar talrijker aanwezig, zaten geen zo’n belang­ rijke uitschieters. Twee uitzonderingen slechts : het betreft telkens een instituut. In de “Brugstraet" waren er in de “armenspinschool” 10 te vinden (13). Koploper was het weeshuis in de Kortrijkstraat (nu apotheek Thiers), waar wellicht onderricht in dat vak werd gegeven : daar stonden 24 spinnewielen. Het kan ook dat spinnen daar om den brode werd beoefend. Hoe de verdeling per straat of wijk was, vindt u in de tweede tabel. IV. H ET O U D E G ETR O U W .

Het mechanisch spinnen - Gent zal voor heel België de motor en de onbetwiste nummer één worden en zal dat ook blijven - bracht het handgespin aan het wankelen. Voor Tielt, dat hiermee een belangrijke bron van inkomsten verloren zag gaan, werd de teloorgang een erg harde dobber. Toch trachtte men hier ten koste van alles die huisarbeid te redden. Alle middelen daartoe waren goed. Vooral de clerus waarschuwde fel voor de zedeloze arbeidstoestanden in de (Gentse) spinfabrieken, en wellicht niet totaal onterecht. De werkvoorwaarden waren in die grote fabrieken mens­ onwaardig : kinderarbeid tierde er welig, het kind werd echt misbruikt. In plaats van te trachten de arbeidsvoorwaarden te verbeteren, in een evolutie die niet meer te keren was, zette men evenwel alles op alles om de mechanisatie te verbannen en de huisarbeid te beschermen. Men lan­ ceerde zelfs het gerucht als zou mechanisch gesponnen garen de kwaliteit van het handgesponnen nooit kunnen evenaren omdat het speeksel van de Vlaamse maagdelijke spinsters eraan ontbrak. Dat maagdelijkheid daar voor iets tussenzat, zou niemand nu nog geloven. In zijn naïviteit slikte 51


SPREIDIN G V A N D E SPINNEW IELEN EN V A N D E W E E F G E TO U ­ WEN. (tweede tabel).

Spinnewielen

Weefgetouwen

Aantal gezinnen met

1

2

Brugstraet

35

8

3

St. Jansstraet

32

25

4

Hoogstraet

52

19

Nieuwstraet

22

Kortrijkstraet

10

24 Tot.

-

1

1

-

9

2

2

10

1

2

-

55

27

12

4

2

Yperstraet

52

35

11

Crommewal

16

14

1

8

13

272 151

Hulst

3

4

5

-

6

-

1

2

70

10

-

-

98

5

-

-

135

4

-

-

53

1

195

3

1

5

1

-

50 Tot. 10 5 1

54 1

5

-

160

4

-

4

2

-

-

55

2

-

2

4

1

-

-

50

7

-

7

45

12

9

-

1

1

36

1

-

1

Ie wijk

44

77

14

7

1

-

-

-

273

110

2

114

2e wijk

38

43

24

6

-

-

-

-

220

80

1

82

3e wijk

30

53

33

14

2

1

-

-

307

74

1

76

4e wijk

66

97

41

18

-

1

-

-

461

154

-

154

5e wijk

72

71

39

13

5'

1

-

-

414

149

2

153

6e wijk

27

26

17

5

1

-

-

-

155

54

-

54

7e wijk

75

55

28

11

3

2

-

-

340 109

1

111

8e wijk

22

35

15

12

3

-

-

-

200

72

-

72

9e wijk

93

82

39

24

8

1

-

-

516 113

6

125

467 539 250 110

23

6

-

-

915

13

739 690 295 122

32

6

1

1

951

14

Totaal voorTielt

52

1


het volk dat toen graag. Dat alles mocht evenwel niet baten. Een zekere kentering kwam er wan­ neer, vanaf 1838, het kantklossen in onze streek werd aangeleerd en in een mum van tijd tot het belangrijkste vrouwelijk beroep uitgroeide (14). Een tweede “voltreffer” voor het textielambacht bracht ons de Belgische onafhankelijkheid. Die raakte meer het weven zelf. Nederland had heel wat kolonies : een niet te versmaden afzetgebied dat, wegens onze afscheu­ ring van Oranje, voor ons verloren ging. V . D E FAM ILIE Y A N Z A N T V O O R D E .

Op het einde van de XVIIIde eeuw, maar vooral tijdens de eerste helft van de XlXde eeuw, was de familie Van Zantvoorde waarschijnlijk de coördinator van al wat in Tielt met spinnen en weven te maken had. De volkstelling van 1834, waarover we het al hadden, levert ons het bewijs dat Max Van Zantvoorde de einige Tieltenaar was die meer dan twee weefgetouwen bezat. Met zijn 50 stuks stond hij op een eenzame hoogte. Een onderzoek naar de evolutie van het weefambacht kan gewoon niet zonder ruime aandacht te besteden aan deze aristocratische familie. Van Zantvoorde’s vindt men terug tot in het verre Tieltse verleden. Het stadsarchief bewaart een drietal stukken waarin ene Jan Van Zantvoorde betrokken is als schepen of als griffier. Ze dateren van 1633, 1641 en 1664 (15). Een ander bundel (uit 1785) betreft het uitlenen door de familie Van Zantvoorde aan de Paters van Tielt van een altaarkleed en een kazuifel (16). Een zekere Willem Van Zantvoorde treedt tussen 1781 en 1797 voor de Raad van Vlaanderen op als testamentuitvoerder voor den “armendis” (17). Hoewel ze een oud Tielts geslacht vormden, zijn de Van Zantvoorde’s hier nooit erg talrijk geweest. Hun aanwezigheid beperkte zich op het einde van de XVIIIde eeuw tot één tak. In het begin van de XlXde eeuw splitste die zich voor een korte periode op in drie. In 1867 verdween definitief de laatste (dan nog een vrouwelijke) telg uit Tielt. Zoals gezegd bewoonde de familie Van Zantvoorde het statige herenhuis aan de Hoogstraat 34 (nu Paul Bekaert). De zeer ruime tuin liep toen nog uit op de huidige Europalaan, net als die van de eigendommen Colle en Ampe. Op het einde van die tuin bouwde Van Zantvoorde de allereer­ ste fabriek ooit in Tielt opgericht. Ze had een lengte van 68.80 meter en een diepte van 6.40 meter. In 1844 had ze reeds afgedaan. Ze werd omgebouwd tot 18 huizen met verdieping (zie plannetje). Vandaar de (in de volksmond nog gangbare) woonaanduiding : “Santvoorts reke”. Heel wat van die huisjes hadden maar een goeie drie meter breedte. Het geheel bleef bezit van de Van Zantvoorde’s tot in 1907 (18), dan ging het over naar Jean Monteyne. Toen Richard Maes in 1926 eigenaar werd, was de huizenrij nog onveranderd gebleven. De zolder was over de hele lengte nog een geheel en was maar vanuit één huis te bereiken. Geleidelijk aan werden de huizen door Richard Maes opgeknapt, sommige samenge­ voegd. De woningen vanaf de huidige Van Zantvoordestraat werden een 53


De verbouwing van Van Zantvoorde’s fabriek tot 18 huizen , volgens het kadaster uit 1844.

“Santvoorts reke" in de toenmalige Fabriekstraat (nu Europalaan) na het bombar­ dement van 1940.

54


na een ingenomen door Richard’s museum “Thielt ten Hove”, wat meteen de aanloop was tot de zaak “Costumes Maes”. De huidige huizen 11, 13 en 15 zijn nog een restant van de oorspronkelijke “Santvoorts reke”, de overige werden, wegens bombardement in 1940, gedeeltelijk of volledig vernield en nadien gesloopt. Later kwamen daar de huidige moderne huizen. Jammer voor de geschiedenis en voor de Van Zantvoorde's, maar men heeft de overlevering genegeerd door, bij het ontstaan van de Europawijk, de toen bestaande Fabriekstraat, die reeds vorige eeuw onder die naam geregistreerd stond als aandenken aan Tielts eerste fabriek, in “Europalaan” om te dopen. Om toch een aandenken aan deze illustere Tieltse familie te bewaren, schonk men hun naam aan het volkse “Schijtstraatje”, dat eerder al omwille van de deftigheid in “Gocvernementstraat" was gewijzigd (19). Hoe onwaarschijnlijk dit voor het nageslacht ook zal klinken : behalve de naam heeft dit straatje niets met Van Zantvoorde te maken ! De Europalaan daarentegen wel. Hoewel alle Van Zantvoorde’s in de weefbranche participeerden, zijn er maar twee echt van tel voor Tielt. Op de eerste plaats Max, de man van de 50 weefgetouwen van daar straks. In mindere mate Albert, zijn vader, die zonder twijfel al volop in de zaak bedrijvig was. En nog iets minder de beide broers van Max : Jean en Joseph. Er valt daarnaast nog iets te zeggen over een andere broer van Max : François. Deze had rechtstreeks wel niets met de textielnijverheid in Tielt te maken, maar zijn verhaal is toch boeiend om de relaties, die waarschijnlijk langs Max om tot stand kwamen, aan te tonen. Het huwelijk van Julia, de oudste dochter van Max, met Jean-Baptiste Voortman wijst in dezelfde richting. Aan beide huwelijken zullen de kontakten die Max had met de toonaangevende Gentse industriëlen, niet vreemd geweest zijn. Laten we nu met voornoemden uit dit geslacht ietwat nader kennis maken. 1. Albert(us) Van Zantvoorde.

Hij werd in Tielt in 1735 geboren en overleed er op 09.07.1821. Van 1792 tot 1796, de overgangsperiode van het Oostenrijkse naar het Franse bewind, was hij burgemeester van Tielt. Een borstbeeld van hem siert de Tieltse raadzaal. In het allereerste bevolkingsregister (1814-1815) staat Albert ingeschreven als "homme de loi” (advokaat), vermelding die men overigens op zijn overlijdensakte ook terugvindt. De aangifte van zijn overlijden werd gedaan door zijn twee oudste zonen, Jean en Max. die zich beiden als “fabricant” aanmeldden (20). Ook de jongere ongehuwde zoon zat als “négociant” in het vak. Het was traditie dat de kinderen de ouderlijke zaak getrouw bleven. Uit dit alles mogen we besluiten dat Albert ook al bij het verhandelen van garens en/of geweefsels betrokken was. 55


Borstbeeld van Albert Van Zantvoorde (1735-1821), raadzaal, stadhuis, Tielt.

56


2 . Jan Van Zantvoorde.

Deze oudste zoon (Tielt 11.08.1772 - Tielt 09.09.1837) van Albert was aanvankelijk “négociant”. Hij huwde op rijpere leeftijd met Rosalie Loncke uit Meulebeke (21). Hij wijzigde zijn beroep in “fabricant” en nam zijn vaders advokatuur over na diens overlijden. Het echtpaar ging twee huizen verder wonen (nu Joseph Ampe). Ze hadden toch nog vier kinderen. Toen zowel Jan als zijn vrouw overleden waren, verlieten de twee ongehuwde kinderen nog datzelfde jaar Tielt en gingen in Gent wonen (22). Een dochter, Marie-Catharina, was eerder gehuwd met Isi­ dore Poelman, fabrikant uit Gent, eveneens een gekende naam in de katoenmiddens van toen. Ze gingen in Rijsel wonen (wijk Le Moulin) waar ze naar alle waarschijnlijkheid een weverij runden. Vrijgezel Joseph, broer van Jan, nam nadien zijn intrek in Jans huis en kwam er rentenieren. François, een andere broer, die nergens lang aardde, kwam er tijdelijk bijwonen met zijn hele gezin. Na het overlijden van Joseph werd het huis eigendom van Ampe. 3 . Max(imiliaan) Van Zantvoorde.

Hij kreeg zijn naam van grootvader langs vaders zijde (23). Hij was de tweede zoon van Albert. Hij was veruit de belangrijkste voor het Tieltse weefambacht. Hij was de stichter van de eerste Tieltse fabriek, de eigenaar van de 50 weefgetouwen. Hij werd te Tielt geboren op 29.04.1781 en overleed er op 16.12.1855. Hij ligt begraven in het nog bestaande familie­ graf te Tielt, links tegen de kerkhofkapel. Hij huwde in Tielt op 04.05.1809 met Marie-Philippine Roelandts (24). Het echtpaar, dat aanvankelijk in de Vijverstraat was gaan wonen (25), betrok na het overlijden van vader Albert het ouderlijk huis. Bij de volkstelling van 1827 liet Max zich als “négociant" inschrijven en bij die van 1834 noteerde men “fabricant” achter zijn naam. Zijn overlijdensakte vermeldde hem als “grondeigenaar”. Max werd vader van een kroostrijk gezin. Tussen 1810 en 1827 werden zes zonen en acht dochters geboren. Vier kinderen stierven in hun kinder­ jaren. Op alle geboorteakten gaf Max als beroep “fabricant”op. Bij zowat de helft daarvan meer specifiek "fabricant de coton”. Voor zover we konden nagaan, was hij de enige die hier in die periode katoen liet weven. Dit ondersteunt onze stelling dat Max gepoogd heeft aan te sluiten bij de industriële revolutie die in Gent op gang was gebracht en een enorme schok teweegbracht in de katoenspinnerijen en -weverijen. Hij stond in ieder geval in nauw contact met de elite uit de Gentse katoen- en textielwereld. Uiteindelijk investeerde hij niet verder in de industrie, maar werd, net als de rest van de begoeden uit Tielt, grondeigenaar. Geen enkele van zijn kinderen zette in Tielt het bedrijf verder. Wel trouwden ze in die middens en gingen ze elders in de textielwereld, zoals in Gent of Rijsel. 57


Max Van Zantvoorde (1781-1855) met twee van zijn kinderen : AimĂŠ-Alphonse en Julia.

58


In 1844 had Max al met het weven gekapt, want dat jaar werd zijn fabriek omgebouwd tot 18 huizen. Camiel (26), de jongste telg, notaris, erfde het ouderlijk bézit in Tielt. Hij huwde met de Gentse Marie-Estelle Rottier. Drie jaar later gingen ook zij in Gent wonen. De drie nog ongehuwde dochters : Charlotte (°1813), Virginie (°1822) en Hortence (°1824) waren hen in 1862 naar Gent voorgegaan. Er restte hier alleen nog Marie-Delphine (27). Zij huwde in 1849 met de weduwnaar Constant Vanden Berghe uit Aarsele, die aanvankelijk Tieltse stadssecretaris was, maar het tot arrondissementscommissaris bracht (28). Constant Vanden Berghe, een vurige liberaal, ijverde enorm voor de landbouw, maar stuitte hier altijd op dezelfde conservatieve tegenstand. Hij werd het hier beu en verlegde zijn actieterrein naar Roeselare, waar hij in 1866 een landbouwcoöperatieve oprichtte. Hij kende er meer succes, want te Roeselare was men resoluut de weg naar de industrialisatie opge­ gaan (29). Het jaar daarop ging hij met zijn vrouw en zijn twee zonen, Jules en Emile, in Roeselare wonen : meteen was de laatste Van Zantvoorde uit Tielt verdwenen (30). 4 . Joseph Van Zantvoorde.

Hij werd geboren te Tielt op 19.10.1791 en bleef vrijgezel en “négociant”. In de zaken bleef hij in de schaduw van zijn broer Max. Joseph liet het ouderlijk huis aan zijn broer. Hij ging rentenieren in het huis dat eerder door zijn oom Jan was bewoond. Tijdelijk kwam nog een andere broer (31) met zijn vrouw en twee dochters, na heel wat omzwervingen, bij hem inwonen. Zij moesten het huis verlaten wanneer Joseph op 31.08.1858 overleed. Het huis werd verkocht aan Ampe (32), wiens fami­ liebezit het nog is. 5 . François Van Zantvoorde.

Hij werd geboren te Tielt op 05.08.1789 en overleed er op 27.06.1861. Hij was geneesheer. Op 29.01.1816 huwde hij in Gent met Henriette De Vos (33). De ouders van Henriette waren François De Vos, een der grootste "katoenbaronnen” van Gent, en Maria Bauwens, de anderhalf jaar jongere zuster van de legendarische Lieven Bauwens. Samen met zijn schoonbroer Abraham Voortman (de toekomstige schoonvader van Julia Van Zantvoorde) stichtte François De Vos in 1790 in Gent een fabriek van bedrukt linnen (indienne). François Van Zantvoorde had twee dochters : Livine (° Kortrijk 1821) en Pauline (° Wevelgem 1822). Uiteindelijk kwamen ze in Tielt wonen, waar ze aanvankelijk een onderkomen vonden bij broer en oom Joseph, tot aan diens overlijden. Na een korte trip via Sint-Jansmolenbeek belandden ze weer in Tielt, waar ze eerst in de Nieuwstraat, dan in de Sint-Janstraat gingen wonen. Uit dit alles vermoeden we dat het hem als geneesheer niet voor de wind ging. Na het overlijden van hun ouders verlieten beide ongehuwde dochters Tielt. Het echtpaar ligt in Tielt begraven onder het 59


(tot puin vervallen) grafmonument, links van de kerkhofkapel, naast dat van broer Max. 6 . Julia(na) Van Zantvoorde. De oudste uit het gezin Max Van Zantvoorde-Roelandts werd geboren in Tielt op 07.02.1810 en is in Gent als weduwe Voortman overleden in 1878. Op 02.09.1833 huwde ze met de Gentse textielindustrieel Jean-Baptiste Voortman (34), zoon van Abraham en van Cecile De Vos. Abraham was van Nederlandse afkomst (Weesp) en Cecile De Vos was de zuster van François, de schoonbroer van Lievens Bauwens. De Vos en Voortman gingen in 1790 een deelgenootschap aan in een fabriek voor bedrukt linnen. Na de vervaltijd, die voor een duur van vijftien jaar was voorzien, nam Abraham Voortman de hele zaak over (35). Julia was dus niet zo maar met de eerste de beste getrouwd. Maar men huwde onderling nog meer in deze families. Een oudere zoon van Abraham, te weten François, was in 1823 als eerste in Gent begonnen met het vervaardigen van mechanische getouwen, maar dat zinde hem blijkbaar niet. Hij vroeg en kreeg een voorschot van ca 350.000 fr. op zijn erfdeel, waarmee hij te Rijsel (Wazemmes) een weverij bouwde en startte. Deze ging na korte tijd failliet (36). Deze François Voortman was gehuwd met Joanna De Vos, de oudste uit het gezin De Vos-Bauwens. François Van Zantvoorde, oom van Julia, was met de derde dochter uit dat gezin gehuwd. Na het overlijden van Abraham Voortman nam Jean-Baptiste, de man van Julia Van Zantvoorde, het hele bedrijf te Gent over. Victor Van Zantvoorde, broer van Julia, werd er directeur. Toen Julia Van Zantvoorde, die haar man had overleefd, in 1878 overleed, bedroeg haar nalatenschap 1.158.281 frank. En dit meer dan honderd jaar terug ... (37). Het is misschien niet overbodig even de familiebanden schematisch voor te stellen : Abraham Voortman Lievens Bauwens François De Vos x Mary Kenyon x Marie-Catharina x Cecile De Vos (zuster Bauwens (een zuster (Engelse) van François) Gentenaar die in van Lieven) I I I 1797/98 een hele •v katoenspinnerij uit Joanna De Vos x François Voortman (die Engeland naar (nicht van haar man) als eerste te Gent mecha­ Frankrijk smok­ nische getouwen bouwde) kelde en in 1800 de Jean-Baptiste Voortman eerste mechanische Henriette De Vos katoenspinnerij te x François V.Z. (genees- x Julia Van Zantvoorde Gent oprichtte. heer uit Tielt, oom van (dochter van Max uit Tielt, Julia Van Zantvoorde) nicht van François Van Zantvoorde). 60


François Van Zantvoorde was tevens de schoonbroer van François Voort­ man die op zijn beurt de schoonbroer was van Julia Van Zantvoorde (38).

VI. HOE HET E V O L U E E R D E .

De periode 1850-55 was erg belangrijk voor het weefambacht in Tielt. * De familie Van Zantvoorde, die hier op politiek en maatschappelijk vlak, maar vooral op weefgebied een belangrijke rol had gespeeld, was uitgeteld. Ze verdween hier volledig. De Van Zantvoorde’s werden vooral door Gent aangetrokken. * Ze werden opgevolgd, en in belangrijkheid overtroffen, door de familie Vande Vyvere, aan wie we verder voldoende aandacht schenken. (In de verschillende oudere akten en documenten is er geen eenvormige schrijf­ wijze van deze familienaam. De handtekening van Jean-Baptiste die wij als de stamvader beschouwen (zie verder) bevat altijd duidelijk een gestipte ij. Omwille van de eenvormigheid gebruiken wij evenwel alleen de - in meer recente akten en registers vrij standvastige, zoniet enige schrijfwijze : Vande Vyvere). * Tielt, conservatief tot en met, begon stilaan maar zeker zijn reputatie van “linnenstad" te verliezen, in grote mate ten voordele van Roeselare. * Zelfs Vlaanderen moest op zijn tellen passen. Engeland was ons met tal van technische verbeteringen voor en in Noord-Frankrijk had de clerus niet zo’n invloed als hier om het “zedenbederf” uit te spelen tegen de industriële vooruitgang. * Toch roerde er wat in Tielt. In 1847 sloot men een overeenkomst met een zekere François Scheppers uit Lot en er werd ten koste van den staat, op stadsgrond d'Hulst, een werkhuis gebouwd onder den naam “Arrondissements-Modelwerkschool", bijzonderlijk bestemd om wollestoffen te doen maken en lijnwaad met de vliegende schietspoel te leren weven (39). Dit citaat, waarin de woorden “vliegende schietspoel” uiterst belangrijk zijn, sterkt ons vermoeden dat deze techniek hier in 1847 nog geen ingang had gevonden. Nochtans was deze uitvinding al meer dan een eeuw oud en verhoogde ze de produktie van een wever met meer dan 200 % (40). Om u een duidelijk beeld te scheppen van de evolutie na die periode geven we hier letterlijk het relaas weer uit een brochure in 1892 gepubli­ ceerd ter gelegenheid van een “tentoonstelling van geweefsels” gehouden tijdens de kermisdagen van 2 tot 5 oktober 1892. Flet betreft een naamloze uitgave, maar de schrijftrant verraadt de hand van J.Désiré Minnaert, redacteur, drukker en uitgever van de “Gazette van Thielt” en verheerlij­ ker van al wat katholiek was en/of steunde op de katholieke ideologie. Het is in ieder geval een tijdsgetrouw verslag dat over een periode van circa 50 jaar handelt. 61


— Gedurende het jaar 1838 werden er op de markt van Thielt 64.955 stukken verkocht, ’t zij dooreen i 25o per marktdag, zonder te rekenen een groot getal welke niet verkocht en elders aan den man gebracht werden. En wonder, reeds van dan kloeg men, en niet zonder reden, over het kwijnen der katoen- en linnenweverij, door de mededinging der mekanieken. Ondanks edel­ moedige pogingen om het oud stelsel der linnenweverij te handhaven, ja te verbeteren, ging deze nijverheid te niet en viel de bevolking in de diepste ellende. Den 7 November 1843, werd te Thielt een nijverheidskomiteit ingesteld bestaande uit de heeren H . Ysenbrant, Ch. Stevens, M. Darras, L . Lava en J. Van Eecke, met het doel grondstoffen aan te koopen en op krediet over te laten aan min vermogende spinnetten en wevers, die zich door eigene middels niet meer konden te werke stellen. In korten tijd, werd daarvoor eene som van 6.945 frank besteed. Ten jare 1844 ondernam de Heer J.-B. Vande Vyvere het namaken der Engelsche geweefsels, destijds bekend onder den naam van Engelsch leer of Cuir de Russie. Door de tusschenkomst der Jufvrouwen Lamblin, van Thielt, bekwam hij de welwillende medewerking van het mach­ tig handelshuis Maus-Poncelet, van Brussel. Zijne on­ derneming werd met den besten uitslag bekroond : in weinige jaren moesten de Engelschen den invoer van dien artikel in ons land staken, en later werd er veel Thieltsche coutil naar Engeland en andere vreemde landen verzonden.

Hier dient in ’t voorbijgaan melding gemaakt te wor­ den van de ongelukkige jaren i 845-’5o; het gebrek aan werk, de aardappelplaag, de duurte van het brood, de maaiende tijphus en andere kwalen, kwamen beurtelings de arbeidende klas diep beproeven. In 1847, eenige weken vóór zijnen val, sloot het ka­ tholiek staatsbestuur eene overeenkomst van vijf jaar met den Heer François Scheppers, nijveraar te Loth, met het doel eene wolleweverij in te richten te Thielt of te Flobecq. De heer Scheppers wendde zich tot M. J.-B. Vande Vyvere, die alreeds te Brussel gunstig bekend was, om te weten of hij op zijne medewerking mocht rekenen; zoo niet, dat hij aan Flobecq den voorkeur zou geven. Hij kreeg een bevestigend antwoord van den Heer Vande Vyvere, en een zijner zonen, M. KarelLodewijk, heeft met de medehulp van eenen Engelschen meesterknecht Thomas Milner, het leerwerkhuis in gang gesteken en bestuurd. Ziedaar de heropkomst der wolleweverij te Thielt, die voor gelukkig gevolg had het ontstaan der weefschool. 62


De weefschool zal niet eerder dan met de komst van Aimé Waelkens, die hier in 1875 als “bestierder” werd aangetrokken en er een eigenlijke school van maakte, aan de gestelde verwachtingen beginnen beantwoor­ den. Daarmee lopen we echter te ver vooruit. Vooraleer met ons plaatselijk onderzoek verder te gaan, doen we er best aan even over buurmans schouder te kijken en na te gaan welke uitvindin­ gen elkaar opvolgden, hoe nieuwe technieken werden ontwikkeld en hoe het weefambacht op internationaal vlak evolueerde. Daarom dienen we een volle eeuw in de tijd terug te gaan. Volgende tabel is daarvan een beknopt overzicht. VII. TEX TIELN IJVERH EID : M IJLPALEN IN DE EV O LU TIE.

1733 John Kay, een Engelse wolwever, vindt de vliegende schietspoel uit. Hierdoor stijgt de produktiviteit van de wever met 200 %. Een kwarteeuw later breidt deze uitvinding zich in Engeland nog volop uit, maar komt ook naar het vasteland overgewaaid. 1768 Robert Kay, een zoon van John, vindt de wissellade uit. Deze uitvinding zal niet eerder tot haar volle recht komen dan wanneer de houten getouwen door ijzeren zullen vervangen worden en mechanisch aangedreven worden. Zolang met de hand wordt gewe­ ven, weegt de hogere kostprijs van het getouw niet op tegen het manueel verwisselen van de schietspoel. „ 1768 De uitvinding van de eeuw : de Schot James Watt maakt een bruik­ bare stoommachine. Hier ligt de kern van de industriële revolutie, die op alle vlakken grondige wijzigingen zal ontwikkelen en geleidelijkaan de kleinschaligheid zal doen verdwijnen, in de eerste plaats in de weefnijverheid. Aangezien het zeer huiselijk karakter van dit ambacht hebben we in onze streken nog een eeuw de tijd. In Tielt zal de eerste stoommachine (8 p.k.) in 1863 geplaatst worden bij Soenen-Vandekerckhove (“de Piere”). 1785 We blijven in Engeland : de eerste katoenspinnerij door een stoom­ machine aangedreven wordt in gebruik genomen. 1785 Emund Cartwright, een Engels geestelijke, neemt een patent op het eerste mechanisch weefgetouw. 1798 Spionage is er altijd geweest, niet alleen militaire : Lieven Bauwens, een Gentenaar, gaat in 1797-1798 verscheidene keren naar Enge­ land. Met medewerking van Frankrijk smokkelt hij een hele katoen­ spinnerij uit Engeland, kompleet met stoommachine en Mule Jenny, en richt die te Passy bij Parijs op. 1799 Wat Lieven Bauwens zal zijn voor Gent, was William Cockerill voor Verviers. Daar was wol de traditionele textielvezel. In 1799 sluit Cockerill een akkoord met de grootste Vervierse wolfabrikant Simonis voor de constructie van een volledig assortiment “moderne” textielmachines. Van dan af grijpt in Verviers een ware industriële 63


1800 1804 1804

1809 1812 1814

1815 1823

1825

1850

revolutie om zich heen. Tussen 1800 en 1810 bracht dit een jaarlijkse groei mee van 6 % ! Gent krijgt een eerste mechanische spinnerij. Lieven Bauwens richt zelf, in het voormalig Norbertijnerklooster van Drongen, een katoenfabriek op. Joseph Marie Jacquard, een weverszoon uit Lyon, ontwerpt het weefgetouw dat later naar hem genoemd wordt. Met een kaartenboek als in draaiorgels wordt het met zijn systeem mogelijk zeer ingewikkelde tekeningen te weven daar iedere draad van de ketting (lengtedraden) een zelfstandige bediening krijgt. Deze toepassing zal later van grote betekenis worden voor Tielt : het Jacquardweven zal op het einde van de XlXde eeuw en. in het begin van de XXste eeuw Tielt een verregaande faam bezorgen. Gent telt al 8 spinnerijen, 12 weverijen en 21 katoendrukkerijen (indiennes). Te Gent staan 3600 (hand)weefgetouwen waarop "calicot" wordt geweven. Lieven Bauwens wordt geruïneerd door de katoencrisis op het einde van het Frans regime. Hij overlijdt te Parijs in 1822 als een ontgoo­ cheld man. Cockerill richt te Seraing een vlasfabriek op. François Voortman, een Gents katoenfabrikant (41) begint zelf mechanische weefgetouwen te vervaardigen. De omschakeling zal nu sneller gaan gebeuren. Tussen 1823 en 1830 steeg het vermogen van de geïnstalleerde stoommachines te Gent van 164 naar 721 p.k., wat een groei ; betekent met 440 %. Er draaien te Gent al 600 mechanische getouwen. In 1839 zijn er dat reeds 2900. Het mechanisch weefgetouw zoals het op dat ogen­ blik bestaat, is nog maar weinig concurrentieel met het handweefge­ touw. Daar komt vlug verandering in. Door de installatie van zwaar­ dere stoommachines krijgen de getouwen een regelmatiger, beter af te regelen toerental. De Gentse katoensektor breidt uit tot Wetteren, Waarschoot, Evergem, Sleidinge, Zomergem, Tielt, Ardooie, Ronse, Oudenaarde, Kortrijk.

D E V O O R U IT G A N G W AS NIET M EER TE STUITEN.

1857 Engeland telt al 1900 textielfabrieken. 1860 Noord-Frankrijk is volop bezig de zo bekende Vlaamse linnenweve­ rij te wurgen. Het Vlaamse vlasbedrijf wordt meer en meer beperkt tot vlasvezelbereiding. 1866 Nieuwe concurrentie : de vlakbreimachine wordt in de V.S. op punt gesteld. 1875 België telt 150.000 kantwerksters. In Tielt zijn er 934 in 1880. 64


1886 Northrop (V.S.) vindt de mechanische schietspoelverwisseling uit. 1889 Te Besançon (Frankrijk) draait de eerste fabriek van kunstzijde. 1894 In de Leie liggen 6258 rootbakken. Er wordt jaarlijks 40 à 50 miljoen kilo vlas geroot. 1896 Ongeveer 13.300 arbeiders vinden werk in de vlasspinnerijen. 1900 Oprichting te Tubize van de eerste “rayonne”-fabriek. 1905 Een Wevelgems vlasser. Constant Vansteenkiste, werkt een procédé uit voor het roten van vlas bij middel van warm water. 1914 De invoering van de schoolplicht in België betekent het einde van de kinderarbeid. 1919 Oprichting te Gent van de “Union Cotonnière” (UCO) met 265.000 spillen en 1354 getouwen. 1921 De achturige werkdag is er ! Er mag nog maar 48 uur per week gewerkt worden. 1924 Er komt een wettelijke regeling "verzekering bij onwillekeurige werkloosheid” : het stempelgeld is uitgevonden. 1932 Fabelta wordt opgericht. Er komen filialen te Aalst, Ninove, Obourg, Tubize en Zwijnaarde. 1936 België levert 40 % van alle vlasvezels overal ter wereld gesponnen. 1938 Gent telt 28 katoenspinnerijen en 77 weverijen met samen 20.000 getouwen. 1943 Flet roten in de Leie wordt verboden. 1946 In België zijn er 351 warmwaterroterijen met in totaal 1698 rootkamers en een inhoud van 78.882 rtv’ vlas (42). VIII. DE TW EED E H ELFT V A N DE X lX de EEUW .

Wie zich in Tielt, na Van Zantvoorde, “fabrikant" noemde, was dat in feite niet. Niet één had er een fabriek, of toch niet wat heden ten dage onder die term wordt verstaan. Flooguit beschikten ze over een zekere opslagruimte voor zowel garens als voor geweven stukken. Flet waren meer handelaars dan fabrikanten. Naderhand beschikten ze wel over enige mechanisering, zoals een met de hand aangedreven scheermolen. Later, bij de veralgemening van de vliegende schietspoel, kwam daar noodgedwongen een bobijn en een spoelmolen bij. In L ’industrie du tissage du lin dans les Flandres, een studie uit 1900 door de Gentse professor Ernest Dubois over Les industries à domicile en Belgique, lezen we (op blz. 150) dat het maken van de spoelen toen nog een taak was waarmee de vrouw van de wever of zijn inwonende oude moeder zich gelastte. De eerste stoommachines die werden geplaatst, hebben gediend om voor­ noemde machines te laten draaien. Voor zwaardere machines was hun vermogen te gering. Fabrieken bouwen was halfweg de XlXde eeuw nog niet rendabel : het was eerder voortuitzien, een wissel trekken op de toekomst. De toen nog 65


niet zo snel draaiende getouwen konden, wegens de investeringskosten, nauwelijks opwegen tegen de ietwat mindere produktie van de thuiswevende wever (43). In Tielt hield men het nog, voor de rest van de XlXde eeuw, bij het oude houten handweefgetouw. Tielt had zich, uit zijn oud groots linnenverleden, zo’n reputatie opge­ bouwd dat de grondprijzen hier de hoogste van het land waren. Al wie in Tielt kapitaal te investeren had, deed dit in grondspeculatie. We zagen het gebeuren bij de Van Zantvoorde’s, die zich een na een als grondeige­ naars lieten inschrijven. Hetzelfde zullen we bij J.B. Vande Vyvere jr. en bij Ed. Delaere meemaken, die het weven lieten varen om grondeige­ naar te worden. Ook buiten de weverijsector waren er heel wat die deze weg opgingen. Over erg kapitaalkrachtige personen, die met een heuse textielfabriek hadden kunnen uitpakken, beschikte Tielt niet. Ze dienden dus van elders te komen, maar de grondprijzen schrikten hen af. In heel het arrondissement Tielt waren maar twee personen die cijns genoeg betaalden om als senator te kunnen verkozen worden en vanuit die richting had men zeker niets te “vrezen”. S. Ysenbrant was tegen alles wat met mechanisatie verband hield. Tegen een aanvraag aan het schepen­ college om een stoommachine te mogen plaatsen, diende hij klacht in omdat naar zijn mening zijn grond, die paalde aan het huis waar de stoommachine zou geplaatst worden, in waarde zou verminderen. Baron L. de Schietere de Lophem - Plettinck heeft naar ons weten ook nooit amibities in de industrie gekoesterd (44). In Tielt zelf bleef het uitbouwen van de weefbedrijvigheid kleinschalig, eerder iets voor betere en ondernemende middenstanders. Ze kwamen op de eerste plaats uit de landbouwmiddens. Enkele onder hen hadden op het einde van de XlXde eeuw hooguit een zestal getouwen op atelier staan. Het merendeel van de wevers waren thuiswevers. Ze kregen van de patroon, van wie ze het gebouw in bruikleen hadden en voor wie ze dienden te werken, x aantal strengen mee, gewoonlijk tussen de 30 à 60 meter lang. Met de “kortewagen” brachten ze die mee naar huis of naar het huis waar gewoonlijk "geboomd” werd, want men had er een zekere ruimte (lengte) voor nodig. Met drie of vier collega’s werd dan bijgespron­ gen om de strengen op den boom te wikkelen, een werkje dat ervaring vereiste. Twee draaiden de garenboom terwijl twee anderen de strengen in de breedte bedeelden en een gelijke spanning betrachtten. Dat was juist de kennis van het opbomen : alle strengen, wel een 10 à 12 naast elkaar, moesten even strak gespannen zijn om op het einde met evenveel toeren gelijk uit te komen. Met twee strengen per keer moest dit werkje dus meermaals herhaald worden tot men alle strengen op de voorbere­ kende breedte van de garenboom had gewikkeld. Op de zolder van café “De Landsman” in de Sint-Michielstraat, bij mijn overgrootvader Triphon Verbrugge, een wolwever, boomde men tot in 1914 voor het hele gebuurte. De vaste ploeg bestond uit Triphon zelf, 66


Triphon Devos uit “De Gulden Sporen”, Camiel Bruggeman uit “De Stad van Gent” en Camiel Vande Walle, de latere concierge van het Gildhof. Er waren dus drie cafébazen bij, die de concurrentie vergaten en steeds collegiaal mekaar hielpen. Dat was geen alleenstaand feit : in elk gebuurte was dat gebruikelijk. Voornoemd “Mielke” Vande Walle heb ikzelf nog weten handweven onder het podium van de toneelzaal in het Gildhof, toen we in 1935/36 tijdens de modernisering van de Godelieveschool tijdelijk school liepen in het Gildhof. Wellicht was hij de laatste professionele handwever van Tielt. Om een lijst op te stellen van wie zich tijdens de tweede helft van de XlXde eeuw als fabrikant ontpopte, raadpleegden wij twee bronnen : 1. De Provinciale Almanak en Wegwijzer van de Stad Brugge en der Provincie West-Vlaanderen. In het Stadsarchief te Brugge zijn het meren­ deel der jaargangen bewaard (45). 2. De nog voorhanden zijnde patentregisters in het Tieltse stadsarchief (46). IX. DE “ A L M A N A K EN W E G W IJZE R ” .

De “Almanak" was een jaarlijkse uitgave die omstreeks 1780 moet zijn ontstaan en die het tot 1928 heeft volgehouden. De “Almanakken” werden door twee verschillende uitgevers gedrukt en verspreid. Het stadsarchief van Brugge bezit nagenoeg alle nummers. In deze almanakken stonden, naast algemene gegevens over iedere gemeente (zoals : aantal inwoners, bestuurlijke indeling, burgerlijke en geestelijke overheid, scholen en hoofdonderwijzers, voornaamste vereni­ gingen met de namen van de bestuurders) principieel alle fabrikanten en handelaars van enige betekenis, alfabetisch gerangschikt naar de sector waarin ze bedrijvig warren. Zijde-, wol- en coutilfabrikanten stonden gewoonlijk onder één noemer. We stelden ons tevreden met een steek­ proef om de 5 à 10 jaar. De resultaten van dit onderzoek geven we weer in twee tabellen. 1. De eerste overbrugt de periode tussen 1860 en 1900 en bevat, met uitzondering van “de Piere” en Maes in 1900, alleen handweverijen. 2. De tweede herneemt de lijst van 1900 en volgt die om de 5 jaar tot 1928 met het laatste voorhanden zijnde nummer. In dit deel zien we de mechanische weverijen de kop opsteken en overwinnen. Daar de jaargan­ gen 1915 en 1920 ontbreken, namen we die uit 1914 en 1921 ter vervan­ ging. Dat deze almanakken niet altijd strikt betrouwbaar zijn, hebben we al ondervonden. Mogelijk stoelden ze op het systeem van adverteren en dienden zij die erin voorkwamen te betalen voor de vermelding. Misschien is de lijst dus niet volledig, maar wel mogen we aannemen dat de opge­ nomen fabrikanten daadwerkelijk in het ambacht actief waren. 67


1. De gegevens van 1850. Eigenlijk begonnen we ons speurwerk bij de jaargang 1850, maar we vonden toen in Tielt nog geen weeffabrikanten, wel koopmans in lijnwaed Die waren toen : Ampe gebroeders Hoogstraet De Backer Brugstraet De Caigny .Brugstraet De Stoop Brugstraet De Volder-Schatteneau Brugstraet Fonteyne Markt Vande Kerckhove-Dierckens Brugstraet De Bruggestraat (toen nog “Brugstraet) moet wel dé textielstraat bij uitstek geweest zijn met vijf koopmans op een totaal van acht. De volks­ telling van 1834 ging ook ietwat die richting uit. In 1860 was hierin al verandering gekomen : de “Almanak” vernoemde al “fabrikanten” en zij wonen al meer verspreid. In diezelfde almanak uit 1850 vonden we een omrekentabel met als titel : Reductie van Nederlandsche in Brugsche rauwe Lijnwaed-Ellen zo als zij ter markt van Brugge en Thielt berekend worden (44). Een bewijs te meer dat met de lijnwaadmarkt van Tielt, ook nog in 1850, terdege rekening werd gehouden. De Tieltse lijnwaadmarkt was al eeuwen, samen met die van Brugge, de belangrijkste in West-Vlaanderen. We noteerden enkele omrekeningen : Nederlandsche ellen : 50 Brugsche rauwe ellen : 65

50'/2 51 66 66

5l'/2 60 67 78

65 85

70 91

80 90 100 104 117 130

Verduidelijking geeft het boekje niet. De gegevens waarop deze omscha­ keling betrekking had, zullen toen wel algemeen bekend zijn geweest. 2. Vanaf 1860. De namen van de fabrikanten zijn alfabetisch gerangschikt over de hele periode waarop de tabel slaat. Er dient eveneens op gewezen dat de vermelde adressen, vooral deze van voor 1900, de woonplaats van de fabrikant opgeven en niet de plaats waar zijn bedrijf gevestigd was. Het weven gebeurde dan nog hoofdzakelijk, zoniet uitsluitend, ten huize van de wever zelf. Aanverwant, en aanvullend hierbij, hadden we ook de lijnwaadblekerij van de kinders François Nolf in de 4de wijk (de latere hoeve Serafien Vermeire) en deze van de kinders Jan Nolf in de 9de wijk (de huidige eigendom Demarey), die een restant was van de vroegere stadsblekerij waarover al eerder gesproken is. Deze nemen we verder op in een afzon­ derlijke tabel, samen met de “blauwververs” en de “kalanders”, die al veel talrijker waren en eveneens het meest in de “Brugstraet” gevestigd waren. 68


Fabrikanten

Adres

Baert-Dc Brabandere

N.Statiestr.

Baert-Pickery

id.

Baert-Verbeke

Vijverstraat

Baut Leopold *

9e wijk

Bovijn

7e wijk

Dekien *

Bruggestraat

De Laere E

id.

De Volder & Co

Hoogstraat

De Volder & Wauters

Ieper-/Kortrijkstr.

Dobbels Auguste

Hoogstraat

Francq Alfred

7e wijk

Impe Hector

Tramstraat

Kerkhove

Bruggestraat

W

Lava

Hoogstraat

L

Maes-Sap Henri

7e wijk

Oosterlinck *

Hoogstraat

E

Scheppers *

id.

W

Soenen Vande Kerkhove

7e wijk

E

Vanden Bulcke Fièvé *

Bruggestraat

E

Vande Vyvere & De Volder d'Hulst

1860 1870 1880 1885 1890 1895 1900 L

L L

L L E L L

L

L

L W

W

W

W

W L

L

L L

W

L

W

Vande Vyvere Fredericq

Hulststr.

W

w

w

W

w

W

Vande Vyvere Gebr.

Hulst

L

L

L

L

L

L

Van Houtte & Duyck

Markt

Verriest J.

9e wijk

W

W

Vroman *

9e wijk

Legende : L E

E

E

fabrikanten van lijnwaad fabrikanten van "Emballagiën'

W fabrikanten van "Wolle, zijde en coutil”. — onderlijnd = “met machien” *

na de naami = gebruikers van de “weefschool”

69


Fabrikanten

Adres

Ampe & De Lodder

Hoogstr.

Baert-Pickery

N.Stationsstr.

Carlier Paul

7e wijk

De Gryse Gebr.

9e wijk

De Volder & Co

Hoogstraat

W

Dobbels Auguste

Hoogstraat

L

Francq Alfred

7e wijk

L

Impe Hector

Tramstraat

Maes - Sap Henri

7e wijk

Maes Emile

7e wijk

Michot Xavier

7e wijk

Pollet Jean

Stationsstr.

Vanden Heede Auguste

Meulebekestr.

Vande Vyvere

Hulst

id.

Ieperstraat

id.

Kortrijkstr.

Vande Vyvere Frans

Hoogstraat

Vande Vyvere & Pollet

HUlst

1900 1905 1910 1914 1921 1925 1928

L

W

W

L

L

L

L

L

L

W

W L

L

L

W L L

L

L

L

W

W

W

L

L

W

L/W

L

L

L

L

W

L

L

L

L

L

L W L

W

C/W

Vande Vyvere & Impe & Pollet

Hulst

W

Vande Vyvere-Gillis

Hulststraat

Van Maele Oscar

9e wijk

L

L

L

L

L

L

Waelkens Aimé

Hulst

L

L

L

L

L

L

Legende : L

C/W

lijnwaadweverij

W wolweverij C

coutilweverij

— onderlijning = "met machien" Deze vermelding komt niet meer voor vanaf 1921, waarschijnlijk doordat het algemeen was geworden.

70


X. DE PA TEN TR E G ISTER S.

Een tweede bron om de Tieltse fabrikanten op het spoor te komen, waren de patentregisters : in feite belastingsboeken. Belastingen zijn zo oud als de geschiedenis zelf. Kristus rechtvaardigde ze met zijn bekende uitspraak : Geef aan Caesar wat aan Caesar toekomt. Het “patent” of de “patentplicht" was de naam van het belastingssysteem dat na de Franse revolutie gangbaar was en dat de gemeente toeliet bij haar ingezetenen belasting te heffen. Ook toen werkte men aan methoden om de belastingsdruk eerlijk te verdelen. Jan met de pet bezat niets, hij moest in veel gevallen onderhouden worden. Men kon hem dus moeilijk belasten. Maatstaven waarop men zich baseerde, waren o.m. het perso­ neel dat men in dienst had en de verscheidenheid van beroepen of handels­ takken die men beoefende. Deze werden dan gerangschikt volgens hun belang. Zo zien we dat Louis Vande Vyvere in eerste orde slijter van sterke dranken benden de 11 flesschen is en maar in tweede orde fabricant van coutil. Bij het bepalen van de belasting werd rekening gehouden met het aantal tewerkgestelde personeelsleden. We mogen dus aannemen dat deze regis­ ters het meest waarheidsgetrouwe document zijn om een overzicht te hebben van het personeelsbestand. Wanneer we vergelijken met de tabel uit de "Almanak" (dat kan in ons geval alleen voor de jaren 1860 en 1870-71) dan valt het op dat de “Almanak” meer namen publiceert dan het patentboek patentplichtigen inschrijft. Het meeste geloof moeten we aan laatstgenoemde hechten : het geldt een officieel document. We namen de registers door van 1850, 1855, 1860, 1865 en 1871, het laatste voorhanden zijnde boek” (48). Daartussen vonden we maar één boek terug waarin tevens de verschul­ digde en de geïnde bedragen voorkwamen : dat over het dienstjaar 1855. U vindt de respektievelijke bedragen weer in de tabel naast de opgave van het personeel uit dat jaar. Voor heel Tielt bracht de patentbelasting dat jaar 4.645,59 frank op. Al lijkt dat bedrag nu belachelijk klein, wellicht zal het toen op evenveel wrevel gestuit zijn bij de patentplichtigen als de personenbelasting anno 1987 bij ons. Dat de stad met dit bedrag alleen zijn begroting in evenwicht kon houden, was niet het geval. We weten namelijk dat in 1848, zeven jaar vroeger dus, de stadsuitgaven 53.850 fr bedroegen, waarvan 32.641 fr naar de armenzorg ging (49). Hier volgt nu de lijst die melding maakt van het aantal tewerkgestelde personen in elke tak van de bedrijvigheid van de patroon. Het cijfer tussen haakjes wijst op de rangorde wanneer dit beroep niet het enige was of niet op de eerste plaats kwam.

71


Fabrikanten

Adres

Baut Leopold *

9e wijk

Billiau

Floogstr.

linnen

Buysse *

Hulst

linnen

De Volder/W auters

Ieperstr.

wol/katoen

Oosterlinck *

Markt

linn/embal.

Parait Fredericq

Ieperstr.

Wolwever 5

Scheppers Gebr. *

Hoogstr.

wol

Soenen-Vd.Kerkh.

7e wijk

linnen

Vande Vyvere Ch.L.

Kortrijkstr.

coutil/wol

5(2)

id. Const.

Kortrijkstr.

coutil/wol

1

id. Fredericq

Rame

coutil/wol

6

id. Gebr.

7e wijk

wol/katoen

id. J.Bte

7e wijk

Vande Vyvere Gebr. De Volder

Hulst

wol/katoen

Vande Vyvere J.Bte

St.Janstr.

coutil

Vanhoutte Louis

Markt

emballage

V ervaeckeJ.

Bruggestr.

linnen

Vroman Auguste *

Lendelede

Tak

1850

1855

bedrag 1860 patent

1865

1871

26 7

7

27,63

42 4 4(3)

36,24

14(3)

31

90,70

30

2

100

220

40 14

53,90

60

9

39,60

4 5 1

3

3

9,90

3 10

Met * gemerkt = uitbaters van de weefschool.

n.b. Vande Vyvere Fredericq - Rame woonde langs de Hulststraat, maar heel deze wijk stond onder “Rame" vermeld.

72


Aanverwante beroepen Adres

1850

1855

bedrag patent

1860

1865

1871

1

1

3,10

-

1

3

1

-

1

1

3

1(3)

1 (2 )

1

E

P

E

P(2)

P

P

1

1

1

a) Blekers Nolf Franรงois & kds

4e wijk

N o lfJan & k ds

9e wijk

pers.

b) Blauwververs Billiau

Markt

aant.kuypen

Cornelis

Kortrijkstr.

id. id.

1

6 ,1 1

Mervielde Jan

Bruggestr.

id. id.

1

6 .1 1

Nolf Fr. & kds

4e wijk

id. id.

1

6 ,1 1

Nolf Jan & kds

9e wijk

id. id.

1 (2 )

1

1

c) Kalanders Cornelis

Kortrijkstr.

H

9,90

Mervielde

Bruggestr.

P

1 1 ,0 0

Nolf kinders

4e wijk

P

1 1 ,0 0

Nolf Jan & kds

9e wijk

H

d) Weefkammakers Schauteet Wed. Jan

Kortrijkstr.

Vande V yvereJ.Bte

7e wijk

pers.

1 (2 )

7

1

Legende bij de kalanders : H - met de hand E โ ข met een ezel P - met een paard Tussen ( ) = rangorde van dit beroep.

73


La m ort du ju ste est précieux aux yeux de Dieu. ( P r o v .)

f A LA PÏEÜSE MÉMOIRE J)K HOSSlEfTK

lïean-Capttöte Öanïre tJpere, ;

T trr

BE B V 1TE

A X A S T iS IE

VEttLEYK.

N é à T h ie lt et y décédé le 9 A v r i l 1899. à f'âye de 85 a n s , 7 m ois et 26 jo u rs. La d o uceur et la b o n té é ta ie n t son partage; resp ectab le et sin cère, il était aim é de tout le m onde; dès sa jeunesse il cultivait la v ertu. Mes e n fan ts, aim ez-vous les uns les autres; écoute* en to u t la voix de votre conscience, et soyez y to u jo u rs fidèle; c'est ainsi que vous o b s e r­ verez les com m andem ents d e Dieu. (E cct. XXXII.) \ l’h e u re de la m ort, Marie v ien t au secours de ses en fan ts e t les in tro d u it dans le ciel. (S t.J érôwb.) Il av ait u n e v éritab le p iété p o u r la Sainte V ierge, q u i n 'a b an d o n n e jam ais ses s e r­ v ite u rs. (S t-B ers .) Jésus, Marie Jo sep h , je vous offre m on cœur e t m on âm e. (300 jo u r s d 'in d . P ik VII.) T h ie lt. — l m p . D . M in n a ert.

H et bidprentje van stamvader Jean-Baptiste Vande Vyvere (1783-1869).

Foto van Constantin Vande Vyvere (1812-1875).


XI. DE TIELTSE W EE FFA B R IK A N T EN UIT DE TW E ED E HELFT V A N DE X lXde EEUW .

1. De Vande Vyvere’s.

Wanneer de familie Van Zantvoorde midden de XlXde eeuw uit het Tieltse bedrijfsleven verdween, werd ze onmiddellijk opgevolgd door de familie Vande Vyvere, die omzeggens dezelfde handelsmethode gebruikte (atelier en thuiswevers). In tegenstelling tot Van Zantvoorde verlieten ze het katoen en bleven bij de typisch Tieltse vezels : vlas en wol. Jean-Baptiste, en met hem zijn vier zonen, waren de eersten die de boerenstiel vaarwel zegden en zich uitsluitend op de weefnijverheid gingen toeleggen. Met succes trouwens. Mogelijk waren de Van Zantvoorde’s voor Jean-Baptiste de springplank. Deze familie was hem immers niet onbekend. Hij was namelijk pachter van de hoeve op d’Hulst, eigendom van de weeffabrikant en advokaat Jan Van Zantvoorde. Onderlegd als hij was, zal Jean-Baptiste wel vol­ doende ingelicht zijn geweest om niet roekeloos het avontuur aan te gaan. Langs zijn zonen om was hij reeds min of meer met het vak vertrouwd. De oudste was wever, de tweede was rietmaker (50). Mede doordat de opkomst van Jean-Baptiste Vande Vyvere zowat parallel liep met het verdwijnen van de Van Zantvoorde’s, is het goed mogelijk dat een en ander met elkaar verband hield. Na hem hebben de kinderen en verdere nazaten van Jean-Baptiste Vande Vyvere een hoofdrol gespeeld in het Tieltse textielwezen, maar ook op het plaatselijk en nationaal politiek toneel en in de financiële wereld. Laten we deze familie nauwgezet volgen voor zover ze voor de plaatselijke weefnijverheid van belang was. We beginnen bij het huwelijk van Jean-Baptiste Vande Vyvere in 1810. De huwelijksakte was in het Frans gesteld : we leefden onder de Franse overheersing. Als beroep vermeldde de akte : laboureur. Zijn vrouw, Anastasia Verleyen, kreeg de vermelding fermière mee. Ze gingen wonen op de 7de wijk in het huis nr 1. Dit is de hoeve die laatst bewoond werd door Hector Galle en nu ingenomen is door de ex-Sint-Lucaskliniek en de omliggende huizen. Hetzelfde beroep (of toch een variante erop) staat vermeld op de geboorteakten van zijn vier kinderen. Ze bevestigen ook de ligging van de woning. Constant Charles-Louis Fredericq Joannes-Baptista

datum 13.02.1812 17.09.1814 21.12.1817 07.04.1820

akte 49 188 306 99

beroep J.B. cultivateur laboureur laboureur landman

woonplaats place dite d’Hulst place dite Stockt place dite d’Hulst op d’Hulst

Bij de volkstelling van 1834 woonde het gezin daar nog. In dit register vinden we nog dat de hofstede eigendom was van Jan Van Zantvoorde en 4 bunders en 50 roeden groot was. Omgezet in de nu gebruikelijke 75


o

Les justes iront dans Ia vie éternelle. (MATTH. XXV)

Bmz

0

■b

A la c h è r e e t p ie u s e M é m o ir e

elijk het den H eer behaagd heeft zoo is het ge- i schied : d at zijn N aam gezegend zij. (J ob. i. 21.)

(SoDvnicbtige geöacbtenisse.

DE MONSIEUR

H rébéric Tfaitbe I f ç v e r e , veuf de

.Kibt foor be ruste ber 3iel runt CUijiitjeer

D am e

Stéphanie ôe Æhùelenaece.

jnu* Önpttst

P r é sid e n t de la F a b riq u e de l'é g lis e S t-P ie r r e , T réso rier de la C o n féren ce de S t-V in c e n t de P a u l,

Membre de toutes les associations pieuses; Né à T hielt , le 21 Décembre 1817, et y pieusement décédé le 15 Février 1906, muni de tous les secours de Notre Mère la Sainte Eglise. La paix de l’âme à l’heure de la mort, est le com­ mencement de la récompense du juste-, (S. Grég.) Je me réjouis des paroles qui m’ont été dites : Nous irons dans la maison du Seigneur. (Ps.) Il était bon et doux de caractère, intègre dans ses actions, prudent dans ses discours, il marchait dans la voie de la paix et de la justice; aussi était-il estimé de tous, et sa mémoire est en bénédiction (MACH. JUD. ECCL.) Il ne méprisait personne,'ne faisait tort à personne, il ne connaissait ni calotàftié ni médisance, il aimait, comme il le pouvait, rendre justice à tout le monde. (S. Bern.) Marie est notre vie dans cette terre d’exil, elle devient notre douceur à l’heure de la mort, en nous la procurant calme et heureuse. (S. Alph .) Mon cher fils, vous savez combien je vous ai aimé, vous fûtes ma joie et ma couronne. Ecoutez ces paroles de ma bouche, et conservez-les dans votre cœur : Lorsque.Dieu aura reçu mon âme, déposez mon corps à côté dç celui de votre mère.,'Que notre mémoire soit respectéévdans votre pej*sQ'nffe-; restez'fidèle à Dieu; aux ptaBirs de la terres préférez vos devoirs de chré­ tien, ne nous oubliez point dans vos prières et vos bonnes œuvres. (S. SYiyïPH.) * D oux C œ ur de J é su s, s o y e z m on refu ge !

Thielt, J D . Minnaert, imprimer.

Het bidprentje van Frédéric Vande Vyvere (1817-1906).

rut b c T p c r c ,

echtgenoot van

CQrtönttte Vnleiie jSicrcus, Doorjiiter mui bet i 3 roebetscbup mm bet £7. fjerte, £tb ber I>erbc*©rbe mui beu £7. ^laufisrus, I £ib mui i»ele uubeie goburuebtige genootschappen,

j1g e b o r e n

te T h i e l t d e n y A p r i l 1 8 2 0 e n s c h i e l i j k a a n z i j n e f a m i l i e o n t r u k t d e n ç O c to b e r i 8 ç ç .

1

vertuigde en godvruchtige christen, eerlijk man | in tien vollen zin des woords, goedhertig, edelI m oedig.de duurbare overledene hadde iedereens ach­ ting en genegenheid verworven. Hij laat aan zijne 1 familie schoone voorbeelden en een geëerden naam. (H. E phrem .) •pr ij zag niet om naar ijdelheid en valsche vermaken X lm a a r bew andelde kloekmoedig den weg tier deugd I en bleef altoos standvastig in het goed te plegen zon- ! [ der menschelijk opzicht. (H. A ug .)

O

/2j*en schitterend teeken van voorbeschikking blinkt J VA» op het voorhoofd der getrouwe dienaren van | M aria : want de godsvrucht tot de gezegende M aagd I is de sleutel des H em els. H. E fhkem .) |

I

•pr ij was tot het einde toe een w are zoon van Sint 1 L I Franciscus van Assisiën, overtuigd dat : alwie de[ zen regel volgen, voor erfdeel zullen hebben de vrede, I de berm hertigheid en het eeuwig leven. ( G a l . v i . 16.) i Zoet H e rt van Jésus, wees mijne liefde. ( 3 o o d . a jl.J I Mijn Jésus berm hertigheid. I r 0 0 d a g . a jl.J

Het bidprentje van Jan-Baptiste Vande Vyvere jr. (1820-1899).


....

y r :? /-- y /• •//' ^ r T V ? . M- ; . ƒ./?. r .j . v / / ,

Onderaan de onderhandse akte waarbij stamvader Jean-Baptiste Vande Vyvere in 1860 zijn zaak aan zijn vier zonen overlaat, vinden we deze vijf handtekeningen (van boven naar onder ) : J.Bt. Vandevyvere, Vandevyvere-Destoop, Vandevijvere-Priem, F. Vandevyvere, J. B. Vandevyvere fils.

Joseph Vande Vyvere (1872-1954).

77


hectaren betekende dit een oppervlakte van 4,5 hectare. J.B. Vande Vyvere houdt er 4 koeyen en 1 verken, heeft ook een hond, twee spinne­ wielen en een weefgetouw. Al was hij maar huurder van de hoeve, toch was hij eigenaar van vijf huisjes, elk 10 roeden groot (samen is dat 0,5 ha), aan de overkant van de huidige Beernegemstraat (51). In die huisjes bracht hij later zijn “fa­ briek'' onder. Ze bleven tot 1930, in nagenoeg ongewijzigde staat, als wevershuisjes dienst doen. Bij de daaropvolgende volkstelling, die van 1846, was de vader nog steeds landbouwer op voornoemd erf en was nog geen enkele zoon getrouwd. Constant, bijna 35 jaar, was wever. Charles-Louis, een goeie 32 jaar, was rietmaker. De twee jongsten hadden nog geen beroepsaanduiding achter hun naam. Op een niet vermelde datum, maar zeker vóór het overlijden van moeder Anastasia Verleyen in 1853, verliet het gezin de hoeve en nam zijn intrek in het tweede van de vijf voornoemde huisjes. Naar alle waarschijnlijkheid gebeurde dit in 1851, bij het huwelijk van Constant, die in het eerste huisje ging wonen. Volgens gegevens uit een familiekroniek was het op 1 juli 1851 dat JeanBaptiste de juridische grondslag van zijn onderneming regelde (52). De volkstelling van 1856 gaf al een totaal ander beeld van het gezin. Vader was intussen weduwnaar geworden en was nu fabricant in lijnwaden. Zijn vier zonen eveneens. De twee oudsten waren inmiddels gehuwd. * Constant, die het eerste van vaders huisjes bewoonde, bleef er niet lang: hij verhuisde naar de Kortrijkstraat (nu Nopri). Zijn huwelijk met Justina Destoop uit Aarsele schonk hem, na drie dochters, eindelijk een zoon. Geen van de kinderen bleef in de zaak. Twee dochters bleven ongehuwd. Marie, de oudste, en de zoon Joseph huwden beiden in het­ zelfde gezin Loontjens uit Roeselare. Ze vonden hun weg in het bankwe­ zen. * Charles-Louis, eveneens in 1851 gehuwd, “trouwde in’’ bij zijn schoon­ moeder : de weduwe Priem in de Kortrijkstraat (nu restaurant De Zouaaf). Hij zette de aldaar door haar gedreven handel van slijter in sterke dranken verder. Hij had twee zonen : ** Charles-Jan, die bij zijn huwelijk in Brugge ging wonen. Hij bleef wel niet in de zaak, maar toch mogen we hem hier niet volledig “afschrijven”: later, na de dood van hun oom Emile, keerden zijn dochter Agnes en zijn zoon Frans naar Tielt terug en zetten de zaak verder. Frans zal er trouwens, later bijgestaan door zijn zonen Ignace en Frans jr., blijven tot de bekende wolweverij Vande Vyvere op d’Hulst in 1971 haar deuren sloot. ** Emile was de tweede en hij is in ons verhaal belangrijker. Hij bleef vrijgezel in het ouderlijk huis. Hij zette de weverij van vader verder en werd een van de meest vooraanstaande burgers van Tielt. Emile Vande Vyvere was tussen 1909 en 1919 burgemeester van de stad. Hij overleed op 16 maart 1919. 78


Emiel Vande Vyvere (1853-1919).

79


D E F A M IL IE V A N D E Y Y V E R E JE A N BAPTISTE

VERLEYEN Anastasia

I. CONSTANTIN

DESTOOP Justina

° Tielt t Tielt xTielt ° Tielt t Tielt

13.02.1812 “Tielt t Tielt 08.02.1875 x Aarsele 30.04.1851 “ Aarsele 10.11.1828 t Tielt 05.12.1890

Zij wonen Kortrijkstraat, nu Nopri. Is fabrikant in lakens en broekstof. Hun kinderen : ° Tielt 01.03.1852 Marie Elisa ° Tielt 11.09.1854 Irma ° Tielt 21.06.1861 Joseph Pierre ° Tielt 07.12.1868 Marie x Henri Loontjens 26.06.1875 en blijft in de ouderlijke woning. Een zoon van hen was Franz (nu G.Bank). Joseph x Loontjens M.L. 13.12.1891 Hij is handelaar en verlaat in 1914 Tielt voor Roeselare om in 1919 naar Dendermonde te gaan wonen als bankier. Elisa en Irma blijven ongehuwd. De bedrijvigheid in de textielsector houdt hier dus op.

23.08.1783 09.04.1869 03.09.1810 16.01.1777 26.04.1853

17.09.1814 “Tielt 24.03.1877 t Tielt x Tielt 31.05.1851 “ Waarschoot 13.12.1814 PRIEM Sylvie t Tielt 24.12.1899 Zij wonen Kortrijkstraat 14. Zijn ook slijter van sterke dranken. Hun kinderen : 1. C H A R LESJA N “Tielt 24.05.1852 t Brugge 23.10.1922 x Brugge PETYT Octavie

II. CHARLES-LOUIS

2. EM IEL-FREDERIC

“Tielt 16.10.1853 t Tielt 16.03.1919 blijft vrijgezel en in de ouderlijke woning. Burgemeester van 1909 tot 1919. Is fabrikant van wollen stoffen. Na het overlijden van Emiel komt de fabriek in handen van een dochter en een zoon van Charles Jan n.l. 29.07.1882 la. AGNES ° Brugge t Limoges 24.12.194C x Brugge 24.02.1906 POLLET Jean “ Tourcoing 25.03.1881 14.01.1944 t Tielt Traden uit het bedrijf in 1929. Zie ook artikel over Jean Pollet. lb. FRANS

GLIBERT M.J. Hun kinderen : M. Joseph M. Madeleine M. Cecile Margriet Ignace Frans jr

80

12.12.1889 “ Brugge 29.01.1972 tOverijsse x Braine l’Alleud29.11.1912 “ id. 27.04.189C 05.01.1972 t Tielt ° Braine “ Braine “ Tielt “ Tielt “ Tielt “ Tielt

15.06.1915 06.08.1917 30.04.1919 22.02.1922 17.04.1923 07.06.1926


III.FREDERICQ

°Tielt + Tielt xTielt

21.12.1817 15.02.1906 02.08.1867

DE M UELENAERE Stéphanie “Tielt t Tielt

05.11.1835 14.03.1887

SIERENS Valerie

Zij wonen in de Hulststraat. Was fabrikant van coutil en lijnwaad. Hun kind : JOSEPH

GILLIS Germaine

Hun kinderen : M. Antoinette Elisabeth Madeleine Henri Georges

IV. JAN BAPTISTE

“Tielt t Gent x Tielt 0 Tielt t Tielt

25.12.1872 31.05.1954 08.05.1909 07.08.1886 03.06.1959

“ Tielt “ Tielt “ Derby “ Tielt

10.03.1910 02.08.1912 05.03.1917 04.07.1922

Joseph stopte de zaak in 1914. Noch zijn zoon noch ene van zijn dochters hernam de zaak. Alleen M .Antoinette bleef in Ticlt. Ze overleed 12.04.1984.

“Tielt 1 Tielt x Tielt “Tielt t Brugge

07.04.1820 09.10.1899 08.01.1868 13.07.1837 24.02.1921

Zij gaan wonen in de St. Jansstraat. (nu huis Paul Van Haute). Is fabrikant van coutil en grondeigenaar. Hun kinderen : Marie Aloïs Helena

“ Tielt “ Tielt “ Tielt

10.12.1868 08.06.1871 14.05.1874

Aloïs wordt advocaat en gaat in de politiek. Brengt het tot Ie minister. Naar hem is de Bgr. Vande Vyverelaan genoemd. Een dochter van hem M. Ludovica (° Gent 27.11.1896) woont nog in Ruiselede. Ze huwde met Franz Loontjens (zie tak Constan­ tin). Ook hier hield deze tak Vande Vyvere op in Tielt te bestaan.

81


* Zeer trouwlustig waren de zonen van Jean-Baptiste niet : Fredericq huwde pas met Stéphanie De Müelenaere toen hij bijna 50 was. Het echtpaar ging tijdelijk in de leperstraat wonen (nu huis nr 74, Van Overschclde), maar kwam na het overlijden van vader in het ouderlijk huis aan de Hulststraat terug. Hij richtte er een eigen bedrijf op. Zijn fabrieks­ gebouwen werden later de huizen nrs 33, 35 en 37 ; de burelen werden omgebouwd tot de huizen nrs 29 en 31. Hij was een even ondernemend man als zijn vader. Hij vond een procédé uit om stoffen te verven (blauwen) met een waterbestendig kleur. Om iedereen van die kleurvastheid te overtuigen, droeg hij altijd staaltjes van dat gekleurd linnen op zijn wit hemd (53). Uit zijn huwelijk stamde slechts een zoon : Joseph, die in Tielt door het leven ging als “Pijpke Toebak". Hij zette vaders zaak verder, ook dc ververij, tot aan de 1ste wereldoorlog. Het bleef altijd een klein bedrijf, met een zestal handweefgetouwen en enkele thuiswevers. Het werd nooit gemechaniseerd (54). * Jean-Baptiste, de jongste, kreeg vaders naam mee. Hij bleef in het ouderlijk bedrijf op d’Huist. Wanneer hij huwde met Valerie Sierens was hij al 48. Het paar ging wonen in de Sint-Janstraat (nu nr 42, weduwe Paul Van Haute). Hij lag mee aan de basis van de weverij Impe, waar hij een tijdje mee samenwerkte. Hij was een veelzijdig zakenman, die eveneens in grond investeerde. Hij hield het dus niet enkel bij de weverij (55). Tussen twee dochters in had hij een zoon : Aloïs. Deze verliet Tielt na zijn studies. Hij vestigde zich als advokaat te Gent, waar hij weldra de politieke toer opging. Hij was herhaaldelijk minister, een tijdje zelfs eerste minister. Naar hem is de Tieltse burggraaf Vande Vyverelaan genoemd (56). Een van zijn dochters, Maria-Ludovica, huwde met Frans Loontjens, kleinzoon van Constant Vande Vyvere hierboven vermeld. Ze is nog in leven en verblijft nu te Ruiselede samen mei haar zoon Louis. Uit dit geslacht kwamen dus geen opvolgers in de textielbranche. Het bedrijf waarmee Jean-Baptiste sr. in 1851 -tante, heeft het tot in de vierde generatie volgehouden, over een tijdspanne van 120 jaar. Het is steeds een kleinschalig familiebedrijf gebleven. 2 . Dominique Soenen-Vandekerckhove.

De eerste die het in Tielt grootschalig aanpakte, was Dominique Soenen, van Gent afkomstig maar gevestigd in Roeselare, waar hij een mechani­ sche spinnerij van 700 spoelen in bedrijf had (57). Wanneer hij later zijn fabriek in Tielt van de hand deed, woonde hij in Merendree. Hij startte zijn onderneming in de bedrijfsgebouwen die hij kocht van de West-Vlaamse, De Maatschappy der Yzerwegen. Ze waren amper twee jaar eerder door voornoemde maatschappij neergezet op de tweesprong gevormd door de Klijtenstraat en de spoorweg. Het bestaan en de over­ 82


name van deze gebouwen werden door het kadaster opgemeten en vast­ gelegd respectievelijk in de jaren 1863 en 1865. Diezelfde gebouwen bleven eigendom van D. Soenen tot ze in 1884 wer­ den doorverkocht aan Désiré De Coster-Vandevelde, die er zijn alombekende ijzergieterij in onderbracht. Meteen weet iedere Tieltenaar waar deze fabriek was gelegen.

Dit plan is slechts een onnauwkeurige schets. De afmetingen zijn niet op schaal overgenomen (59).

Bij het ontstaan van het spoorwegnet werden het traject, de aanleg en de uitbating in concessie gegeven aan verschillende maatschappijen. Naderhand zijn deze alle opgeslorpt door de N.M.B.S. Oorspronkelijk waren dit waarschijnlijk gebouwen waarin door en voor voornoemde maatschappij spoor- en treinmaterieel werd vervaardigd of hersteld. De reden waarom deze werkplaats voor “De West-Vlaamse” al na zo’n korte periode overbodig werd, is ons niet bekend (59). In de fabriek Soenen was het eerste stoomtuig van Tielt in werking. Het werkhuisreglement van Soenen-Vandekerckhove uit die periode, waarvan een exemplaar is bewaard, wijdt zijn derde hoofdstuk volledig aan de plichten van den vuermaker (60). 83


In 1868 volgens het kadaster (in de praktijk mogelijk een jaar eerder, aangezien de opmetingen door die dienst pas gedaan werden na de voltooi­ ing) bouwde Dominique Soenen een totaal nieuw fabriekscomplex langs de Oude Stationstraat, op grond omgeven door voornoemde straat, de Kazernestraat en de Molenweg. Die fabriek zal als “de Piere” bekend blijven. Onder Soenen-Vandekerckhove was Louis Tilckens er directeur. Het gebouw, dat in 1868 werd gebouwd, bestaat anno 1987 nog. Het is dat deel van het magazijn van Sanitair Demarey dat gelegen is aan de achterzijde, langs de voetweg die het verlengde van de Stocktmolenstraat vormt, juist voorbij de nieuwbouw. Vijf jaar later, in 1873 volgens het kadaster, werden de gebouwen gevoelig uitgebreid. Men bouwde er de fabrieksruimte bij die een zestal jaar gele­ den werd gesloopt en waarop de huidige appartementen zijn neergezet. Ook de nog bestaande magazijnruimte die zich momenteel achter de oude, witgekalkte muur langs de Oude Stationstraat bevindt, dateert uit dat jaar.

Kadastraal plan G’ 142 h 3 art. 1689 wordt art. 2026.

1 - 2 - 3 - 4 : nu verdwenen huizen, hoorden bij de fabriek. 5 - 6 : tweewoonst gesloopt voor de aansluiting op de Willem Pantinlaan. N.B. Deze schets is onnauwkeurig nagetekend en heeft geen juiste schaalverhouding (61).

84


LEGENDE 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.

Edward De Laere Oud leerwerkhuis linnenwevers (Godelieveschool) J.B. Vande Vyvere & Impe 8. Leerwerkhuis Fabriek Van Zantvoorde 9. J.Bte Vande Vyvere Sr. Auguste Dobbels 10. De Piere II (Oudestationsstr.) Jules Wauters & Victor De Volder 11. Baert-Debrabandere Frédéric Vande Vyvere 12. De Piere I (Klijtenstr.)

n.b. Het Oud leerwerkhuis voor “w o lle w e v e r s ”, volgens de brochure “T e n to o n s te l­ lin g va n g e w ee fsels . . . ” ondergebracht in “D e n K e y z e r ”, is niet vermeld op het plan.

85


Ronny Gobyn verrichtte heel wat onderzoek in verband met deze weverij. Zo noteerde hij uit de patentregisters het aantal werklieden die in deze onderneming werden tewerkgesteld. Dat waren er : 23 in 1862. 4 in 1863 (verbouwingen en verhuizing) 88 in 1864 100 in 1865 220 in 1871 (62). R. Gobyn vond ook een verslag terug door de Gendarmerie aan de gouverneur gericht en dat melding maakte van een staking in 1870 bij Soenen-Vandekerckhove en waarbij 300 stakende werklieden betrokken waren. Daarbij vraagt R.Gobyn zich af of in dat getal de thuiswerkende vrouwen (zakkennaaisters) misschien waren inbegrepen (63). De reden voor deze staking was een opgelegde loonsvermindering met 75 centiem per dag. In 1872 ging er opnieuw een staking door, weeral ingevolge een loonsverlaging. Wanneer een bedrijf het moeilijk had, was loonsvermin­ dering het voor de hand liggende reddingsmiddel. Zijn deze gebruiken zich nu niet aan het herhalen ? Onze Kring publiceerde vroeger al (RvT, jg. 1981, nr 4, blz. 4-6) het werkreglement van deze weverij. Het is een uiterst interessant tijdsdocu­ ment uit 1870 dat ons op velerlei vlak inlichtingen verstrekt over nu ondenkbare werkmethoden en patroonsdictaten uit het derde kwart van vorige eeuw. 3 . Christiaens-Verhulst.

In 1884 (volgens het kadaster) werd de fabriek van D.Soenen overgeno­ men door Gustave Christiaens-Verhulst uit Gent. Over de evolutie van “de Piere” onder zijn beheer is minder geweten. Wel was de persoon van zijn directeur erg opvallend. Alfred Francq was vrijmetselaar, m ’n framaçon zei men in Tielt : voor het hyperkatholieke Tielt van toen een doorn in het oog. Misschien lag ook hierin de reden dat de werknemers zo gemakkelijk dat bedrijf verlieten zodra ze elders aan het werk konden en er terugkwamen zodra ze geen werk meer hadden (64). Na tachtig jaar blijven er in de volksoverlevering nog pikante verhalen over zijn burgerlijke begrafenis de ronde doen. De kerkelijke overheid van toen beminde haar vijanden niet, zoals Kristus het nochtans had geleerd. Vanop de kansel in de St.-Pieterskerk (naast de Paters toen nog de enige kerk in Tielt) werden de bewoners van de straten waar de rouwstoet zou voorbijtrekken, aangemaand om de vensterluiken dicht te houden en zeker niet naar de lijkstoet te staan kijken. Dit om ten eerste een stil doch stichtend protest te tonen tegen de anti-Roomse overtuiging van de overledene en ten tweede zeker niet gelokt te worden door de duivel zelf die onder de gedaante van een knappe jongeling steeds in zo’n begrafenisstoet mee opstapt ! Erger nog : er wordft aan dit volksverhaal toegevoegd dat een paar boeren dit protest ontoereikend achtten, met 86


hun beerkar de stoet ietwat vooraf reden en af en toe wat aalvocht loosden : een onwelriekend protest. In De Gazette van Thielt stond daar­ over niets vermeld. Zelfs het overlijden van A.Franc was niet vermeld in de rubriek “Burgerlijke stand” (65). Maar komen we nu naar de kern van ons onderzoek terug. Eveneens in 1805 overleed de eigenaar, Gustave Christiaens. De zaak werd verder gezet door de weduwe en kinders. In datzelfde jaar moderniseerde men het bedrijf. Er werd een stoommachine geplaatst en de naam werd omge­ vormd tot Stoomweeffabriek. In 1907 wisselde ze nogmaals van eigenaar : ze werd doorverkocht aan Alphonse Carlier-Lagae uit Roeselare. Laten wij het voorlopig hierbij houden. Wij volgen deze fabriek in haar verder bestaan in ons hoofdstuk over de XXste eeuw, waar we de draad zullen heropnemen. 4 . Victor De Volder.

Een derde figuur van betekenis voor de Tieltse textielnijverheid was Victor De Volder. Achiel De Volder, vader van Victor, was een naaste buur van Jean-Baptiste Vande Vyvere. Hij baatte tot 1881 de hoeve uit waarop in 1910-1914 de school van de Damen van Biervliet (nu Instituut van de H. Familie) werd gebouwd. Op die hofstede vond men eveneens een olieslagerij en een steenbakkerij. Een restant van deze laatste is de vijver die zich nog in de tuin van de H.Familie bevindt. Nadien installeerde Achiel er nog een brouwerij. Het geheel werd door Medard Verstraete overgenomen, die het uitbaatte tot alles aan voornoemde kloostergemeenschap werd verkocht. Victor De Volder werd geboren in Tielt op 27 juli 1827 en overleed er op 26 november 1899. Veel geluk in zijn familiaal leven kende hij niet. Hij huwde met Leonie Brifaut, die bij de geboorte van hun eerste kind stierf. Ook voor Armand, het kind, waren de uren geteld : hij overleed twee dagen later, op 17 september 1865. Victor hertrouwde niet. Mis­ schien hadden deze tegenslagen enige invloed op de onverzettelijkheid van zijn karakter. Bij zijn huwelijk was hij gaan wonen in de Ieperstraat 64, een huis van Mulle de Ter Schueren. Later, waarschijnlijk wegens zijn samenwerking met Waüters, zal hij zich vestigen in de Kortrijkstraat 88 (nu parfumerie Hellebuyck), om in 1893 weer de buurtschap van de Vande Vyvere’s te gaan opzoeken in een nieuw gebouwd huis langs de Hulststraat (nu nr 21 of 23). Victor De Volder beheerde nooit een volledig zelfstandig bedrijf. Hij naam steeds de leiding in een samenwerking met anderen. Bij de volkstelling van 1856, nog vrijgezel, stond hij al als fabrikant te boek. Hij startte bij Vande Vyvere, kende dan een vrij lange periode van samenwerking met Jules Waüters, waarna hij in vennootschap trad met Octave De Lodder en Jules Ampe. Bij het overlijden van De Volder 87


bleven De Lodder en Ampe nog samenwerken tot in 1934, het jaar waarin ook De Lodder zich terugtrok (hij was toen 66 jaar) en Joseph Ampe de zaak voor eigen rekening verder zette. Victor De Volder trad fel in de aktualiteit op het einde van de vorige eeuw toen hij als woordvoerder van het Tieltse patronaat hard van leer trok tegen het ontluikende syndikalisme en de Daensistische partij, die in Tielt in de Feestewegel een meeting kwam houden (66). Voor de wevers van het leerwerkhuis (dat toen nog niets meehad van een beroeps­ school zoals we die nu kennen, maar meer weghad van een fabriek die met staats- en stadssteun door nijveraars werd uitgebaat) hield hij een berispende, erg dreigende rede. Hij dreigde zelfs met sancties (te weten 0,50 fr boete) zo iemand het nog waagde voor de nieuwe beweging (het Daensisme) uit te komen. Zijn toespraak sorteerde blijkbaar een ave­ rechts effekt : met evenveel, zelfs met meer vinnigheid kwam de repliek, die uitsluitend tegen de persoon van De Volder zelf was gericht, nagenoeg niet tegen de achterban waarvoor hij zich als woordvoerder had blootge­ geven. In dat verband verwijs ik graag naar de lezenswaardige bijdrage van Koen Rotsaert over Het sermoen van Victor De Volder in RvT, jg 1981, nr 4, blz. 7-13. 5 . Het tweede peloton.

Waren vorige drie ondernemingen alhier ongetwijfeld de koplopers op weefgebied, toch mogen we de kleinere niet in de hoek drummen of veronachtzamen. We kunnen de overige tot een kwartet samenbrengen. Daarnaast komt ook nog mevrouw Aimé Waelkens, die zowat tussen hamer en aambeeld valt wegens de officiële functie van haar man als bestuurder van het leerwerkhuis (bij zijn overlijden in 1896 wordt hij in die functie opgevolgd door zijn zoon Joseph). Naar uit allerhande gege­ vens blijkt, deed ze op eigen naam heel wat zaken. Er kwam daartegen trouwens heel wat protest vanwege de overige fabrikanten. Aan de kop van dit tweede peloton vinden we ongetwijfeld : A. Jules WAUTERS. In de bevolkingsregisters van 1867 staat hij al als "négociant” in wollestoffen geboekt. Hij woonde toen nog in de Bruggestraat (nu verzekeringen Van Daele), maar hij kwam op 1 mei 1869 naar het herenhuis in de Kortrijkstraat, op de hoek van het Ontvangerstraatje, dat nu nog steeds eigendom is van de familie Waüters. Van dan af werd hij “fabrikant” in wolle- en katoenstoffen. Jules Waüters had geen kinderen. Op het einde van zijn zeer ruime tuin stond wat als fabriek moest doorgaan. Men “scheerde” er en had er een magazijn voor grondstoffen en afgewerkte stukken. Het weven gebeurde uitsluitend door thuiswevers. Dat atelier is later omgebouwd tot het huisje in het hoekje van het Ontvangerstraatje, dat voor de bouw van “Beukenhove” heeft moeten wijken. Bij Jules Waüters is nooit mechanisch geweven. Hij was de vennoot van Victor De 88


Volder, na diens breuk met Vande Vyvere. Hun samenwerking moet zowat 25 jaar hebben geduurd. B. Edward DE LAERE. Hij was een van die middenstanders die in de vooruitgang op weefgebied brood zag en zich dan ook in die branche ging inwerken. In 1867 woonde hij in de Bruggestraat naast dokter De Brabandere (nu Valère Vanmaele). Hij was er ijzerhandelaar. Hij schakelde over, en dit zeker vóór 1880, want op dat moment was hij al volwaardig fabrikant in linnen. Het moet hem voor de wind zijn gegaan. In 1900 heeft hij er al de brui aan gegeven en vermeldde hij als beroep “grondeigenaar”. Edward De Laere overleed in Tielt op 6 december 1913, zijn echtgenote Florence De Beil het jaar erop op 25 maart. Twee nog ongehuwde dochters-verlieten in 1919 Tielt voor Lochristi. Bij De Laere werd evenmin ooit mechanisch geweven (67). C. Auguste DOBBELS. Vanuit Meulebeke kwam hij zich op 20 oktober 1876 als fabrikant in Tielt vestigen. Hij betrok de kleine hoeve langs de Hoogstraat, op de rand van het Schijtstraatje. Het laatst was Noë Van Huile eigenaar van het huis, dat voor de wegenisaanpassing gesloopt werd en door een achteruitge­ plaatste nieuwbouw is vervangen. Na Vande Vyvere en De Volder was A. Dobbels de derde landbouwer die naar de weverij overstapte. In 1888 vinden we Auguste Dobbels in de “weversgilde” terug. Hij was er raadslid als patroon (68). Hoelang hij die functie heeft vervuld, weten wij niet. Bij de volkstelling van 1900 (de periode waarin voor Tielt de kaarten op textielgebied al goed door elkaar werden gehaald (Francq, Maes, Baert) en in de volgende 5 à 6 jaar verder fel werden geschud : Waelkens, Vanden Heede, Van Maele) liet hij als beroep handelaar optekenen. Nochtans staat hij in de “Almanak” nog tot 1910 als fabrikant vermeld, wat totaal fout is, aangezien hij in 1905 over­ leed. Dit is overigens een van de redenen waarom we de betrouwbaarheid van de almanak enigszins in twijfel trekken. Na hem bleef zijn zoon Remi op de boerderij. Hij richtte eerst langs de huidige F. D'hoopstraat (nu zetelfabriek Vande Riviere) en later langs de Beernegemstraat (nu “Dobbels huizen”) een steenbakkerij op, om later alleen nog als handelaar in bouwstoffen actief te zijn. D. François BAERT - DE BRABANDERE. Dit gezin kwam zich op 16 mei 1885 vanuit Ruiselede, waar François al als weeffabrikant bedrijvig was, te Tielt vestigen langs de gloednieuwe Stationstraat. De weverij van François Baert zal het, overgedragen op zijn zoon Emile en later op zijn kleinzoon Joseph, blijven doen tot circa 1948 : een toch vrij belangrijke periode. Ook François Baert bleek de weversgilde gunstig gezind : bij de stichting ervan op 2 februari 1888 vinden we zijn zoon Emile op de post van schrijver (69). De weversgilde van toen, wel een voorloper van de huidige 89


vakbonden, was nog helemaal op middeleeuws model geschoeid, met alleen patroons en (katholieke) vooraanstaanden aan het hoofd. Een dergelijke gilde was op en top paternalistisch : inspraak van de arbeiders was er een onbekend begrip. Emile nam bij zijn huwelijk in 1896 (vader François was toen al overleden) de zaak over en mechaniseerde die. Van dan af heette ze Tissage Méca­ nique Baert-Pickery. Daar gaan we hier niet verder op in : we verwijzen daarvoor naar het tweede deel van onze studie, dat het tijdvak na 1900 behandelt. 6 . Het leerwerkhuis en/of de overige. De overige namen die we op de “almanakken” en in de patentregisters terugvinden, waren voor het merendeel gebruikers van de in 1847 opge­ richte arrondissements-modelweefschool. Om te verhelpen aan de teloorgang van de plaatselijke textielbedrijvigheid werden tussen stad en staat heel wat contacten gelegd. Dit resulteerde in een overeenkomst tussen de staat en François Scheppers, een wolfabrikant uit Lot, met J.B. Vande Vyvere als tussenpersoon, om hier een weefschool op te richten. Wat het resultaat was, laten we u zelf lezen in een artikel uit 1892 (70).

DE WEEFSCHOOL. Krachtens de overeenkomst met den Heer Scheppers, werd bij ministerieel besluit ten koste van den Staat, op stadsgrond d’Hulst, een werkhuis gebouwd onder den naam van « Arrondissements-Modelwerkschool, » bij­ zonderlijk bestemd om wollestoffen te doen maken en lijnwaad met de vliegende schietspoel te leeren weven. In afwachting van het voltooien der nieuwe gebouwen, werd de Weefschool geopend in October 1847, in een ledig schoollokaal in den Krommewal, voor de linnen­ wevers, en in de gebouwen genoemd Den Keyzer, t’einden de Yperstrate, voor de wollewevers. Het leerwerkhuis nam in 1862 deel aan de wereld­ tentoonstelling van Londen, en bekwam er als onder­ scheiding een eeremetaal. Met de weelderige jaren i 862-’70, wanneer ervoor de wevers en kantwerksters overvloédig werk en winning was, gerocht het leerwerkhuis in verval en viel zelfs geheel stil. De zaken nogthans kregen met 1870 eene nadeelige terugwerking. De behoeften des levens waren door den gunstigen tijd merkelijk vermeerderd, maar werk en winning begonnen zienlijk te verminderen. Om de arbeiders werk te verschaffen, besloot de ste­ delijke raad, den 11 October 1871, de vervallene Arron90


dissements-Weefschool, op d’Hulst, op eene ernstige en doelmatige wijze herin te richten. Dit besluit kreeg zijne volle uitvoering in 1875 : de nieuwe Weefschool kwam tot stand en werd geopend, dank vooral den onvermoeibaren iever van den achtba­ ren voorzitter der Besturende Commissie, den weledelen Heer senator Mulle de Terschueren. (1) Tot op heden toe, dank zij den kundigen bestierder den Heer Aimé Waelkens. verkeert de Weefschool in bloeienden toestand : men maakt er van het werkmans­ kind eenen kundigen wever, men leert er hem de vakkunde en oefent hem in de verschillige takken van het ambacht. (1) Bovenstaande inlichtingen werden bezorgd door den. Heer D. De Somviele, archivaris der stad. Scheppers was dus de eerste die de inrichting van de school grotendeels voor eigen belang uitbaatte. Om niet in concurrentie te treden, diende hij zijn "leerlingen" (personeel) tussen de 0,50 en 1 fr per dag te betalen. Men leerde er uitsluitend de praktijk. Dit initiatief was in feite bedoeld om nieuwe weefnijverheden te stimuleren en om de familie Vande Vyvere in de mogelijkheid te stellen met deze nijverheid van start te gaan (71). De gebroeders Scheppers gebruikten maar een deel van het atelier. In 1853 kreeg een zekere Buysse-Iselsteyn uit Kortrijk aan dezelfde voor­ waarden het resterende deel toegewezen. Volgens briefwisseling die hij met het schepencollege voerde, zou hij in 1855, naast die in het schoolatelier. nog een 250 thuiswevers te werk hebben gesteld. Dat kan omwille van een of ander te bekomen gunst, sterk overdreven zijn (72). Hoe goed het hem ook ging, in 1862 gaf Buysse zijn concessie terug en langs een omweg via Gillon kwam Baut, een andere Kortrijkzaan, de ruimten inne­ men. Datzelfde jaar verlieten ook de Scheppers Tielt. Hun plaats werd ingenomen door Oosterlinck-Gaulin. Kortijk bleek erg geïnteresseerd in Tielt : Dekien was de derde Kortrijkse fabrikant die een aanvraag tot gebruik van het atelier zag ingewilligd. In eenzelfde concessie was Fiévé Vandenbulcke betrokken, die er emballage mocht weven. Eerder al was zo’n aanvraag afgewimpeld omdat het geen linnenweven betrof en dus niet bevorderend was voor de opleiding (73). Daaruit kunnen we besluiten dat de linnenweverij aan het verzwakken was. Ik vermoed dat ook Auguste Vroman uit Lendelede in hetzelfde geval verkeerde. De almanak vermeldt nog een Kerkhove. Zonder twijfel betreft het hier Vandekerckhove-Dierckens, een belangrijke textielhandelaar. Hij was tevens gemeenteraadslid en wierp zich samen met Constant Vanden Berghe, de latere arrondissementscommissaris, in de strijd voor het beveiligen van het weefambacht ter plaatse (74). Over de anderen, laten we ze maar adverteerders noemen, vinden we nergens elders enige vermelding van plaatselijke ambachtelijke bedrijvig­ heid. Zij die op de patentregisters vermeld staan, zullen wel in die branche 91


actief zijn geweest, doch hun invloed was zeker van ondergeschikt belang. Een concessie krijgen in de weefschool moet een erg interessante bedoe­ ning zijn geweest. Men diende in gebouwen noch in machines te investe­ ren. Men beschikte over relatief goedkope arbeidskrachten en, wanneer de conjunctuur verslechtte, kon men zonder kleerscheuren de overeen­ komst opzeggen (75). Wel moeten we toegeven dat geen enkele begunstigde het lang heeft volgehouden, wat inhoudt dat er ook nadelen aan het systeem zullen vastgezeten hebben. Een daarvan was zeker dat ze de “opleiding” moesten voorrang verlenen. Ze zullen naar alle waarschijnlijkheid nooit ervaren personeel in dienst hebben gehad. In 1875 kwam er een einde aan al die verhuur- en handelspraktijken. Aimé Waelkens uit Oostrozebeke werd aangetrokken als bestierder. Er kwam een hele reorganisatie, nu eindelijk schools gericht. Van dan af moest men minstens 14 jaar oud zijn om toegelaten te worden en kreeg men tevens gedeeltelijk primair onderwijs door een hulponderwijzer. De opdracht was : ernaar streven weefsels voort te brengen die niet met mechanische getouwen konden vervaardigd worden. Er werden 30 getou­ wen, hoofdzakelijk Jacquard’s, geïnstalleerd. Er draaiden voor het eerst vier door een stoommachine aangedreven getouwen. Ze bleven, wegens verzet van de weversbazen, nagenoeg ongebruikt. De stoommachine kreeg weldra een andere functie. Ook hier werden vergoedingen betaald volgens rendement, gaande van 0,50 tot 2,50 frank per dag (76). Al was het een weefschool en al lag de klemtoon wel minder op het rendement, ze produceerde toch, en wel zeer delicate, kostbare en door de andere patroons niet vervaardigde weefsels. Als verantwoordelijke directeur moest Aimé Waelkens eveneens naar afzetmogelijkheden op zoek en zo kwamen we terecht in een situatie die vergelijkbaar was met de vroegere. Naar het schijnt zou Waelkens de beste leerlingen de mogelijkheid hebben geboden om thuis Jacquard te weven. De produktie daarvan zou dan door zijn handelshuis (op naam van zijn vrouw ?) verhandeld zijn geweest. In 1887 volgde een nieuwe reorganisatie. Waelkens bleef, ondanks de tegenkanting van de Tieltse weversbazen. In weerwil van wat de provin­ ciale overheid en ook Waelkens wilden, te weten de vooruitgang van het weefambacht en het aanleren van de moderne technieken, wilde het heer­ sende Tieltse patronaat de vooruitgang in de kiem smoren. Ze hadden er zelfs een toegekende subsidie van 19.107 fr voor over (77). Vreesden ze concurrentie ? In 1896 overleed Aimé Waelkens. Hij werd in de functie van directeur door zijn oudste zoon Joseph opgevolgd. De tegenkanting bleef. In 1902 besloten de weduwe Waelkens en haar drie zonen een eigen weverij op te richten, wat in 1904 werkelijkheid werd. Over de bedrijvigheid van de familie Waelkens naast de weefschool, graag een hoofdstuk apart. 92


7 . Aimé Waelkens - Leonie Bartholomeus.

In 1875 kwam Aimé Waelkens vanuit Oostrozebeke in Tielt wonen om er bestierder van het leerwerkhuis te worden. Hij was pas gehuwd en hij nam zijn intrek in het huis voorzien voor de titularis van die functie (nu Hulststraat 39, André Decroos). Zijn vrouw kreeg aanvankelijk in de bevolkingsregisters de vermelding bijzondere, iets waar we nu zonder beroep zouden voor schrijven. Alhoewel Aimé Waelkens geen eigenlijke weverij had, moet hij toch meer dan alleen maar de functie van bestuurder hebben waargenomen. Het valt op dat bij de volkstelling van 1880 (dus vijf jaar na hun aankomst in Tielt) Leonie Bartholomeus als fabricante stond ingeschreven, terwijl haar man steeds de titel van bestuurder droeg. Was dit een dekmantel voor de nevenactiviteiten van haar echtgenoot ? Het kan. Het is mogelijk dat hij op naam van zijn vrouw de leerschool voor eigen belangen uitbaatte op dezelfde manier als zijn voorgangers. Het is evengoed mogelijk dat hij (of zij) van meetaf aan een eigen bedrijf startte dat alleen thuiswevers op Jacquard tewerkstelde. Vaststaat dat, wanneer zij in 1904, na het overlijden van haar man, samen met haar drie zonen een fabriekscomplex bouwde, ze het jaar 1875 als stichtingsda­ tum behield. Het bewijs hiervan vinden we op een briefhoofd van een in 1913 verstuurd Memorandum. Laten wij het bij deze veronderstellingen en volgen wij Aimé Waelkens als bestuurder van het leerwerkhuis. Aimé Waelkens moet begrip en doorzicht hebben gehad in het kwijnende weversambacht van toen. Toch wist hij zich in zijn pogingen tot ontplooi­ ing bestendig geviseerd en tegenwerkt. Hij had een stoommachine laten plaatsen die vier mechanische getouwen aandreef. De Tieltse bazen, aller­ gisch voor eender welke mechanisatie, protesteerden daartegen met het argument dat dit overbodig was in de opleiding daar niemand zulke wevers kon gebruiken, aangezien niemand in Tielt mechanisch weefde noch het ooit zou doen. Hij werd gedwongen met deze eis rekening te houden. Daarop trachtte hij het leerwerkhuis op een hoger peil te brengen door de leerlingen te specialiseren in het weven op Jacquardgetouwen, een nieuwigheid voor de streek. Dat hij daar aardig in slaagde, getuigen de uitslagen die op internationale tentoonstellingen werden behaald. Het was op zulke wedstrijden dat hij (of zijn vrouw) belangrijke handelscontracten wist te versieren (78). Aimé Waelkens overleed op 25 september 1896, 48 jaar oud. Zijn oudste zoon Joseph volgde zijn vader in de functie van bestuurder van het leer­ werkhuis op. Hij ondervond evenveel tegenkanting van het Tieltse patro­ naat. Nu protesteerden ze tegen de opleiding op Jacquardgetouwen daar ze er geen of toch nagenoeg geen in gebruik hadden. Tevens beschuldig­ den ze de directeur ervan alleen oog te hebben voor de handelsbetrekkin­ gen van zijn eigen zaak (79). Hieruit zouden we kunnen opmaken dat hij toch belangen had in de produktie van het leerwerkhuis, want op dat 93


■M E M O R A N D U M - ’

*1ljiell,,/r

/QU^

..<^..

w fafjtl& xi.............. ........

/ti c*r--e.»«j[. ,

• 5 , '~S4t+gfa^.**p++»..jea£ '*-««'>" ...........■/ x <:: C^J«sFjçg£...

//e? i/u^: «(/ / 9 /3 waaruit blijkt dat de firma Waelkens het jaar 1875 als stichtingsdatum

beschouwde.

94


ogenblik hadden hij noch zijn moeder een eigen atelier. Hierbij moet bij beiden, als verweer en ter staving van hun overtuiging, de beslissing zijn gevallen om een volledig eigen fabriek op te richten waar wel Jacquard en wel mechanisch zou geweven worden. Dat is dan stof voor ons tweede deel. Op 3 april 1904 scherpten de Tieltse weversbazen nogmaals hun pen tegen de opvatting van Waelkens. Ze schreven (in het Frans natuurlijk) de Minister van Nijverheid en Arbeid aan in deze zin : de aard van de weefsels die we in de school onderwezen wensen te zien, is het handweven ... daar het handweven de basis vormt van de textielindustrie ... De ondertekenaars van dit schrijven waren : De Lodder, Francq, J. Vande Vyvere, Maes, Ampe, Janssens & Michot (80). Het front van weeffabrikanten kreeg zijn zin : de reorganisatie kwam er in 1905 met het starten van de Stedelijke Beroepsschool voor wevers en schoenmakers. Ampe werd als toezichter van het patronaat aangesteld. XII. A A N L O O P N A A R DE XXste EEUW .

Naar het einde van de XlXde eeuw toe komt de vernieuwing op weefkundig gebied in een versnelling terecht. In 1896 waren er in België nog 13.170 handwevers tegenover 8.305 machinewevers (81). Te Tielt was die verhouding waarschijnlijk nog opvallen­ der. Zo er toen in Tielt al gemechaniseerd was, dan was het zeker op erg beperkte schaal. Bij de volkstelling van 1900 vinden we, bij de beroeps­ aanduidingen, alleen gewoon wever. Wel zijn er tal van later aangebrachte toevoegingen met machien. Hoewel we weten dat Soenen-Vandekerckhove in 1863 een stoomtuig installeerde, is het gebruik ervan als aandrijving voor de getouwen twijfel­ achtig, ook al wegens de geringe 8 p.k. We lazen al eerder dat de kostprijs van een mechanisch aangedreven getouw niet kon opwegen tegen de produktie met handgetouw, daar de mechanische wever ook maar één getouw kon bedienen. Wanneer diezelfde Soenen-Vandekerckhove in 1868 zijn nieuwe fabriek, die we als “de Piere” kennen, bouwt (directeur was Louis Tilckens), is er op de kadastrale plannen nergens een aanduiding van een stoomma­ chine noch van een stoominstallatie. In zijn eerste fabriek, langs de Klijtenstraat, slaan de aanduidingen E en F daar wel op (zie hoger de platte­ grond). Dit was evenmin het geval onder Christiaens-Verhulst (directeur: Alfred Francq). In 1905 kwam er wel een stoommachine en de fabriek kreeg van dan af de benaming stoomweeffabriek. Voor de overige fabrieken (behalve dan voor Maes, die in 1896 een nieuwe fabriek bouwde, en voor Michot, die in 1898 met het wollefabriekske startte) bestaat niet de minste twijfel : ze werkten nog met houten handweefgetouwen. Het weven zelf was nooit een erg lonende bezigheid. De oud-Nederlandse 95


liederen die bewaard bleven, o.a. Vier weverkes en Daar was e wuuf die spon, hebben het alle over een armtierig bestaan. De tachtiger jaren van de XlXde eeuw waren evenmin glansrijk. Het aantal actieven in dat beroep verminderde van jaar tot jaar. Bevolking van Tielt (82) Wevers (mannen & vrouwen) Spinsters Bobijnsters Spoelsters

1866 10.107 1.337 887 11 45

1880 9.779 563 91 18 3

1900 10.576 382 6 18 24

1920 11.277 393 14 12

Een van de gevolgen was de sterke migratie naar de Noord-Franse indus­ triesteden. De begoede klasse kon niet anders dan beschermend optreden. Het patronaat, dat de geestelijkheid op zijn kant had (of was het net andersom ?), bleef zich inspannen om het weefambacht binnen de fami­ liale, huiselijke kring te houden. Op dat vlak waren ze blijkbaar eendrach­ tig. Op puur paternalistische wijze “beschermden” ze de arbeiders. Ze kwamen er zelfs toe om op 2 februari 1888 de weversgilde op te richten. Een soort pre-syndicaat waar, naast een afgeveerdigde der gezellen (H. De Craemere), zij alleen de touwtjes in handen hadden. Fredericq Vande Vyvere was hoofdman (= voorzitter), zijn neef Emile Vande Vyvere ontvanger, Emiel Baert schrijver en August Dobbels was raadslid als patroon (83). Deze stichting was al een paar jaar in voorbereiding. Een eerste resultaat was een gezamelijke georganiseerde viering van weversmisdag op het patroonsfeest (HH. Judocus & Lucia) op maandag 13 december 1886. Een H.Mis om 8 uur, een algemene vergadering, verkiezing van een “deken” en een middagmaal voor alle leden : dat waren de onderdelen van het programma (84); Een tweede (en belangrijke) realisatie was het inrichten van een grootse tentoonstelling ter gelegenheid van Tielt-kermis 1892. Er was onder de wevers een wedstrijd aan voorafgegaan waar, naast verschillende materia­ len, gebruiksvoorwerpen e.a., geldprijzen voor een totaal bedrag van 800 fr te verdienen waren. Alle Tielse bazen werkten eraan mee. Het is interessant om de inhoud van deze tentoonstelling even te bekijken.

NAAMLIJST DER TENTOONSTELLERS. Hier nu volgen de namen der heeren fabrikanten die op de tentoonstelling van weverij uitstellen, benevens de korte opgave der geweefsels welke zij laten zien. H et zij hier aangestipt dat deze stoffen uitmunten door hun keurig maaksel en hunne groote verscheidenheid; de rijkste stof prijkt er benevens het goeds van dagelijksch gebruik. 96


W e v e rs g ild e . Twee ouderwetsche Spinnewielen; Een oud Handweefgetouw met alle toebehoorten. B a e rt-D e B ra b a n d ere. Ruwe, witte en gekleurde Lijnwaden en Halflijnwaden; Ruw en gebleekt Ronselijnwaad;

Handdoeken; Hemdeeoutils, Tyke en Sehoeeoutils; Blauwe Matrasse, Meubel, Printanieren en Viehys.

V icto r D e V o ld e r. Sehipvlag’doek (Pavillon), in verschillige kleuren; Mérinos, in verschillige kleuren; Damast, zuivere wol; Granité, Drap bure (Meubelstoffen); Cheviott, grijs, blauw, zwart; Verzameling Camelot en Saai. C o n sta n t P le ttin c k . Hekel; (oud stelsel); Handspinnewiel met alle toebehoorten, oud stelsel. D . D e S o m v ie le , archivaris. (Herinneringen van tijdens den bloei der linnenweverij.) De Zegels en andere overblijfsels van de Lijnwaad­ markt van Thielt. Oude geweefsels. — De trouwkostume van eene bur­ gerdochter omstreeks Thielt. (17 November 1759.)

Kader met drij oude drukwerken : i« Edict van Filip IV, konink van Spanje, als Grave van Vlaanderen 27 November 1664. Verbod van invoer en verkoop van mekanieke passementen en andere geweefsels, gemaakt omstreeks Vianen en Culemburg (in Holland,) op mekanieken met de­ welke éen persoon alleen zooveel werk kon afdoen als hier zestien wevers op de gewone getouwen. Verbod van hier zulke mekanieken in te brengen, opdat elke wever hier voort zijnen kost zou kunnen winnen opzijn eigen getouwe. 20 Ordonnantie van 1774. Maatregelen om te beletten dat de beste wevers uit het land zouden weggaan, ten gevolge der aanwervingen daartoe gedaan in deze provinciën, door uitzendelingen van de staten van het Noorden. 3° Advertentie van het Magistraat van Thielt, rakende de jaarlijksche vrije foire in den zomer (ingesteld in i3g3), ook rakende de wekelijksche Lijnwaadmarkt 97


den Donderdag, van oude tijden bestaande. (Ge­ drukt te Gent, bij Augustinus Graet, 1716.)

K e rk h o v e-V e rk in d ere n . Verzameling van Lijnwaad : handgespin in alle breed­ ten, meerschbleek, melkbleek, ruw en blauw. Verzameling van Mekaniek Lijnwaad : Kneipp-lijnwaad en mat lijnwaad, alles in zuiver vlas.

V a n d e V y v e re -L o o n tje n s. Lijnwaad, wit, blauw en grauw, in alle fijnte en breedte. Katoenen geweefsels van alle slach. F . V a n d e V y v e r e -D e M ü e k n a e r e . BFOektijk, in grauw, wit en fijne kleuren; Platdraad, in grauw, wit en fijne kleuren; » in hooge kleuren (jagerskleeding); Imperiale,in fijne kleuren, alles in zuiver vlassen garen. Kamelot (wol); Prunelle (wol en katoen). V a n d e V y v e re -P rie m . Flaneel en Domet, in verschillige kleuren; Gezondheids-fianeel (normaal); Satijn, zuivere wol; » katoen en wol (zwart en in kleuren); Vlagge-thibet, in alle breedten en kleuren; Sehipvlagdoek, in alle breedten en kleuren; Verzameling.Saai (Serge), voor kloosters; » Camelot. Corset- en Broekeoutil; Verzameling van twintig Damasten en Lampassen, in' middeneeuwschen trant. (Geweven in katoen, wolle, zijde, éen of meer kleuren.)

J a n V a n H o lle b e k e . Lijnwaad. Handgespin in alle breedten; ruw, meersch­ bleek, melkbleek en blauw.

W e e fsc h o o l. Een Weefgetouw met mekaniek-Jacquard, beide naar het laatste stelsel, waarop damast voor matrassen geweven wordt; De Kaartteekening eener serveet, den oogst ver­ beeldende, en waarvan het geweefsel verder op den trep te vinden is. Stelsels, aanwijs en toebehoorten tot aanleeren der weefkunde.

A . W a e lk e n s , bestuurder der Weefschool. 98


Handdoeken voor keuken en optooi; Tafellinnen en Serveeten, met geterten verveerdigd; Tavellinnen en Serveeten, met den Jacquard geweven, al in vlassen garen gemaakt, op alle grootten en in alle fijnten. Tafelkleêren met kleine Serveeten, op alle grootten en n alle kleuren (in vlassen garen.) 26 Serveeten met opschriften, bijzonder voor hotels en spijshuizen (in vlassen garen). Tafelkleêren, gemaakt met geterten en in velerlei kleuren (in katoen); Beddetijk met strepen, in vlas en katoen; Damasten voor matrassen, in vlas en katoen; Meubelstoffen voor gordijnen en deurbehangsels, in katoen, jute, vlas, zijde en vermengelingen; Tafeltapijten op alle grootten en in alle teekeningen, in katoen, jute, vlas, zijde en vermengelingen. Traptapijten en Traploop ers, op alle breedten en in alle kleuren, in wol. koeibaar en jute. Witte Zakneusdoeken, op alle grootten en in alle fijnten (in vlassen garen). Fijne witte Lijnwaden voor hemden, in vlassen garen. D ’H o n d t. Deux Tableaux microphotografiques des fibres textiles. (Twee lichtprenten van weefvezels.) Het valt op dat op deze tentoonstelling, waar wij toch alle nieuwigheden zouden verwachten, niemand uitpakte met mechanische weefsels. Uitzon­ dering evenwel voor Kerkhove-Verkinderen, hoewel het woord verzame­ ling twijfel doet rijzen of het eigen produktie betrof. Van Christiaens (“de Piere”) geen spoor ! Wellicht was ook hier weer de niet-Roomse overtui­ ging van directeur Alfred Francq een bezwaar voor deelname (of was het toch de mechanisatie en mogelijk het niet kunstvol karakter van de pro­ duktie : emballage ?). En toch : er “roerde ent wat” in Tielt, zelfs uit “de andere hoek”. De Gentse socialisten richtten aan het gemeentebestuur een schrijven waarin zij om politiebescherming vroegen voor de meeting die ze op 24 mei 1891 wilden houden in hun lokaal Vooruit ten voordele van het algemeen stemrecht. De meeting werd natuurlijk door burgemeester De Müelenaere verboden. Dit bewijst toch dat hier reeds een vorm van socialistische werking aan de gang was (85). Onderpastoor Fl. Fonteyne (in Tielt sedert 1890) had het aangedurfd in café De Wildeman een Christen Volksbond te stichten. Hij zou het geweest zijn die priester Daens naar Tielt had uitgenodigd, blijkbaar tot ongenoe­ gen van zijn oversten. Zijn overplaatsing in 1895 naar de Sint-Annaparochie te Brugge was het resultaat. 99


Tegen heel deze achtergrond moeten we het sermoen van Victor De Volder zien (zie hoger) (86). Op het einde van de XlXde eeuw kwam de mechanisatie er toch. 1897 : Henri Maes, reeds weeffabrikant te Oostrozebeke, bouwde aan het Stocktkapelletje een gloednieuwe fabriek : van meetaf aan een mechani­ sche linnenweverij (87). 1898 : Xavier Michot en zijn schoonbroer Jules Janssens startten het zogenaamde wollef'abriekske langs de huidige Gruuthusestraat (toen 7de wijk). We laten het bij deze twee vermeldingen. In het tweede deel van onze studie, dat handelt over de XXste eeuw, zullen we er uitvoerig op terug­ keren.

J u lie n V E R B R U G G E

100


VOETNOTEN

Gebruikte afkortingen : S.A.T. = Stadsarchief Tielt. o.a. = oud archief m.a. = modern archief RvT = De Roede van Tielt S.A.B. = Stadsarchief Brugge. 1. S .A .T ., o.a., nr 59. 2. S.A .T ., o.a., nr 62. 3. Tentoonstelling van geweefsels : ingericht door de “ Thieltsche weversgilde" met medehulp der openbare besturen, gedurende de kermisdagen, van 2 tot 9 october 1892. Tielt, J.D. Minnaert, 1892, 16 blz. Zie blz. 2. 4. S.A.T., o.a., nr 326. 5. S.A.T., o.a., nr 327. 6. S.A.T.. o.a., nr 328. 7. S.A.T.. Bevolkingsregisters 1880. 8. S.A.T., ibidem. 9. Wanneer de stoommachien de mekanieken in beweging brengt. Een illustratie van 150 jaar Sleinse textielarbeid. VZW De Okkernoot, Sleidinge, 1982, 44 blz., ill. - zie blz. 7. 10. Ibidem. 11. S.A.T., Bevolkingsregisters 1834. 12. S.A.T., Bevolkingsregisters 1834. / Hoogstraat 17. 13. Waarschijnlijk het huidige huis nr 35, magazijnen Tiltex. 14. Julien Verbrugge, Kant in het Tieltse, RvT. 14de jg, nr 1, maart 1983, blz 2-48. 15. S.A.T., o.a., nrs 59, 1688 en 1710. 16. S.A.T., o.a., nr 1265. 17. S.A.T., o.a., nr 1564. 18. Kadaster Tielt, kadastrale plans, sectie K. 19. "Schijtstraat" zal wel een ludieke vervorming zijn van “Schietstraat” daar het schuttersterrein van de aloude Sint-Jorisgilde daarlangs gelegen was (de latere eigendom Noé Van Huile). 20. S.A.T., overlijdensakte nr 136 uit 1821. Albert Van Zantvoorde was gehuwd met Marie-Anne Oosterlinck, °Tielt en er t op 23.10.1838. Ze kregen tien kinderen : acht zonen en twee dochters. 21. Rosalie Loncke (Meulebeke 1780-Tielt 19.1.1852) huwde te Tielt op 10 februari 1816. 22. S.A.T., Bevolkingsregisters 1846. / Hoogstraat 19. 23. De ouders van Albert waren Maximiliaan en Judoca De Jonckheere. 24. Marie-Philippine Roelandts (Tielt 27.3.1787 - Tielt 9.2.1829). 25. Nu het huis nr 1. Dr. E. Boone. 26. Camillus Van Zantvoorde (°Tielt 17.3.1827) huwde te Tielt op 18 november 1861 met Marie-Estelle Rottier (Gent 4.10.1825 - 1907). 27. Marie-Delphine Van Zantvoorde (°Tielt 16.4.1849), het achtste kind. 28. Constant Vanden Berghe (Aarsele 6.8.1808 - Roeselare 26.7.1895). 29. Maurice Strobbe, Micro-onderzoek over sociaal-economische mutaties in de stad Tielt tussen 1830 en 1860. Onuitgegeven licenciaatsverhandeling, RUG, 1978, 2 delen, 506 blz. / Zie deel I, blz. 190. 30. Over Constant Vanden Berghe verschenen twee uitvoerige studies : Jozef Huyghebaert, De jonge Constant Vanden Berghe van 1808 tot 1847 : “iveraer voor 101


v o lk s g e lu k " , RvT, jg 2, 1971, nr 2, blz 4-21. En : Jozef Huyghebaert, A r r o n d i s ­ s e m e n ts c o m m is s a r is C o n s ta n t V a n d e n B e r g h e (R o e s e la re -T ie lt) en z ijn a k tie ten b a te va n d e la n d b o u w , Rollariensia, V, 1973, blz 114-125. Over Constant, Emiel

31. 32.

33. 34. 35.

36. 37. 38.

39. 40. 4L 42.

43. 44.

45. 46. 47. 48. 49.

50. 51. 52. 53. 54. 55. 56.

57. 102

en Jules Vanden Berghe vindt men ook kortere notities bij Ph. De Gryse, S tr e e k g e n o te n ^ m e t d e p e n , RvT, 15e jg, nr 3-4, 1984, op blz 125-127. François Van Zantvoorde (1798-1861) huwde met Henriette De Vos. Ze kregen twee dochters. François was geneesheer. Medard Ampe dreef er handel in "guano" (organische mest uit Peru). Jules Ampe begon er een weverij in vennootschap met De Voldere en De Lodder. Zijn zoon Joseph zette die verder en woont er nog. Henriette De Vos (Gent 2.4.1796 - Tielt 28.11.1860). S.A.T., huwelijksakte 50, 1833. Y.Mertens-De Langhe, D e G e n tse k a to e n n ijv e r a a r s fa m ilie s u it h e t F ra n s tijd ­ p e r k , deel IX (moet X zijn), in : Vlaamse Stam, jg VIII, nr 3, april 1972, blz 177-183. Getuigenis Georges Hooreman (Brussel), achterkleinzoon van Julia Van Zant­ voorde. Idem. Y.Mertens-De Langhe, o . c . , Deel II, in : Vlaamse Stam, jg. VI, nr 7, sept. 1970, blz 479-487, en Deel IX (moet X zijn), in Vlaamse Stam, jg VIII, nr 3, april 1972, blz (77-183. T e n to o n s te llin g va n g e w e e fs e ls, blz 5. Zie verder onder VII, bij het jaar 1733. Julia Van Zantvoorde, dochter van Max uit Tielt, huwde later met een jongere broer van François Voortman : Jean-Baptiste. De gegevens verwerkt in onderhavig hoofdstuk VII haalden we bij René De Herdt, T e x tie ltijd s ta b e l, Museum voor Industriële Archeologie en Textiel, Gent, 1982, 16 blz, ill. Zie hierboven onder VII, bij het jaar 1825. Ronny Gobyn, T ie lt n a d e g ro te crisis. B ijd ra g e to t d e s tu d ie o v e r tra n sitie en sta g n a tie in V la a n d e re n 1862-1914. Onuitgegeven licenciaatsverhandeling, RUG, 1979. Zie blz 15. S.A.B. We deden een periodieke keuze vanaf 1850. S.A.T., m.a., bundels 1710 tot 1732. S.A .B ., trefwoord “Almanak", uitgave 1850. S.A.T., m.a., bundels 1710, 1722, 1726, 1731, 1732. José Deguffroy, B ijd ra g e to t d e s tu d ie va n h e t a n a lfa b e tis m e en d e g e sc h ie d e n is va n h e t la g er o n d e r w ijs te T ielt (179 5 -1 8 6 2 ). Onuitgegeven licenciaatsverhande­ ling, KUL, 1966. Zie blz 9. S.A.T., Bevolkingsregisters 1846. S.A.T., Bevolkihgsregisters 1834. Gegevens verstrekt door E.H. Louis Loontjens, achterkleinzoon van Jan-Baptiste Vande Vyvere (zie verder). Getuigenis van juffrouw Antoinette Vande Vyvere, kleindochter van Fredericq. Idem. S.A.T., Bevolkingsregisters 1880. Over Aloïs Vande Vyvere verscheen een lijvige studie : V. Janssens, B u r g g r a a f A lo y s V a n d e V y v e r e (1871-1961) in d e g e sc h ie d e n is van z ijn tijd . Lannoo, Tielt, 1982. Een kortere notitie vindt u bij Ph. De Gryse, S tr e e k g e n o te n m e t d e p e n , RvT, 15de jg, nr 3-4, 1984, blz 133-134. R. Gobyn, o .c ., blz 40.


58. Kadaster Tielt, kadastrale plans, sectie G. 59. De lijn Tielt-Deinze werd op 21 augustus 1851 goedgekeurd, maar pas op 1 januari 1856 ingereden. De lijn Tielt-lngelmunster kwam eerst klaar, te weten op 1 december 1854. De lijn Tielt-Lichtervelde kwam klaar in 1878. Zie Jozef Devogelaere, D e sle ch te ja re n 1 8 40-1850 in h e t a r r o n d is s e m e n t R o esela re -T ielt. ACW Roeselare-Tielt, Roeselare, 1982, 262 blz, ill./Zie blz 181. 60. Dit werkhuisreglement werd gepubliceerd in RvT, 12e jg, 1981, nr 4, blz 4-6. 61. Kadaster Tielt, kadastrale plans, sectie G. 62. R.Gobyn, o . c . , blz. 40. 63. Ibidem. 64. Hieruit zou de naam “de Piere” (duiventil) zijn ontstaan. Evenwel vinden we in de bevolkingsregisters van 1880 in de omgeving van de eerste fabriek op "de Klijten” de aanduiding : h u is g e n a a m d d e P ie r e , wat laat veronderstellen dat ze van daar al die naam droeg. 65. S.A.T., m.a.. Gazette van Thielt, jaargang 1905. Alfred Francq overleed op 26.7.1905. 66. Koen Rotsaert, S e r m o e n van m r. V ic to r D e V o ld e r , RvT, 12e jg., 1981, nr 4, blz 7-13. Zie blz 11. 67. S.A.T., Bevolkingsregisters 1867, 1880 en 1900. 68. T e n to o n s te llin g va n g e w e e fs e ls, blz 7. 69. Ibidem. 70. Idem, blz 4. 71. R.Gobyn, o .c ., blz 35. 72. Ibidem. 73. R.Gobyn, o . c . . blz 41-42. 74. Over Jean Vandekerkhove, zie Ph. De Gryse, S tr e e k g e n o te n m e t d e p e n , RvT, 15e jg, 1984, nr 3-4, blz 124. 75. R.Gobyn, o . c . , blz 37. 76. R.Gobyn, o . c . , blz 58. 77. R.Gobyn, o . c . , blz 84. 78. R.Gobyn, o . c . , blz 59. 79. R.Gobyn, o . c . , blz 59. 80. R.Gobyn, o . c . , blz 84. 81. R.Gobyn, o . c . , blz 82. 82. S.A.T., Bevolkingsregisters van 1866, 1880, 1900 en 1920. 83. T e n to o n s te llin g v a n g e w e e fs e ls, blz 7. 84. T e n to o n s te llin g va n g e w e e fs e ls, blz 6. 85. R.Gobyn, o . c . , blz 204. 86. Koen Rotsaert, o .c. 87. Over Henri Maes, zie Ph. De Gryse, H o n o r é M a e s (1 8 7 9 -1 9 7 1 ), RvT, 2e jg, nr 1, 1971, blz 43-52 (meer bepaald de blz 43-44).

103


AUTOCARS

REISBUREAU

DE MEIBLOEM HUGO EELBODE-MEEUWS

SYNONIEM VOOR VEILIGHEID EN COMFORT * * * * *

Binnen- en buitenlandse reizen Van 20 - 40 - 54 - 87 plaatsen Air J et ventilation V.I.P.-car School- en werkliedenvervoer Autocar uitgerust m et stijgstoel voor mindervaliden Tieltstraat 186 PITTEM (051) 40 18 23 A beeldreef 4bis 8860 MEULEBEKE (051) 48 80 63 Beneluxlaan 4 8880 HELT (051) 40 48 87


Deconynck-Ampe Beernegemstraat 68 8880 TIELT Toonzaal : Klij tenstraat 27-29 8880 TIELT

DHONDT R ouw dienst - te l. (051) 40 02 27 S ta tio n s tra a t 103, T ie lt T E A - R O O M - te l. (051) 40 41 72 K r o m m e w a ls t r a a t 38, T ie lt T R A N S P O R T - te l. (051) 40 30 11 - 40 30 12 B e v r ijd in g s la a n 8 , T ie lt


-

.

.

'


DE ROEDE VAN TIELT

Driemaandelijks heemkundig tijdschrift 18de jaargang, nr 3 - september 1987


BdĂźkvan

Roeselare


DE ROEDE VAN TIELT

ISSN-0772-6414

Heemkundige Kring voor de gemeenten van de vroegere Roede van Tielt, d.i. Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt. Vinkt, Wakken. Wiclsbeke, Wingene, Wontergem, Zwevezele. Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde.

Voorzitter: P. Vandepitte, Driesstraat 7-9. Tielt - (051) 40 17 00 Ondervoorzitter: Gh. Vandeputte, Statiestraat 83, Oostrozebeke - (056) 66 90 91 Sekretaris-penningmeester: Ph. De Gryse, Kastanjelaan 1, Tielt - (051) 40 18 38 Redactie: J.Billiet, H.Defour, Ph.De Gryse, W.Devoldere, R.Ostyn, P.Vandepitte

Lidmaatschapsbijdrage: 475 fr., te betalen op rekening 000-0398411-32 van De Roede van Tielt, Kastanjelaan 1, Tielt Verschijnt viermaal per jaar. Er worden geen losse nummers verkocht. Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in “De Roede van Tielt” mogen slechts overgeno­ men worden met toestemming van de redactie. Kaft : detail van de kaart van het graafschap Vlaanderen door Robert de Vaugondy, zoon, 1762.

INHOUD VAN DIT NUMMER (18de jaargang, nr 3 - september 1987) G. Baert, Van aubergien, lantsherberghskens en brandewijnhuysen te Meulebeke van 1600 tot nu. blz 1-112 Typo-offset Desmet-Dhondt. Wakken

ï


IN H O UD

Inleiding. A. DE MEULEBEEKSE HERBERGEN VAN HALFWEG DE 17e EEUW TOT NU. I. De 17e eeuw. a. Aantal herbergen. b. Maatregelen van de overheid. II. De 18e eeuw. a. Aantal herbergen. -b. Maatregelen van de overheid. III. De 19e eeuw. a. Aantal herbergen. b. Maatregelen van de overheid. c. Aanstelling van een nachtwacht. d. Caféspelen in het 19e-eeuwse Meulebeke. IV. De 20e eeuw. a. Aantal herbergen. b. Maatregelen van de overheid. c. Het verdwijnen van de nachtwacht in de jaren ’20. d. De nieuwe ontspanningsvormen in de herbergen. V. Besluit. B. OP BEZOEK IN DE OUDSTE HERBERG VAN MEULEBEKE : HERBERG ' DEN BEER”. MET EEN BLIK IN HET VERLEDEN VAN DE BROUWERIJ GOETHALS. I. Functie van de herberg vroeger en nu. II. Beschrijving van de herberg- en brouwbenodigdheden en het interieur van de herberg in de 17e en de 18e eeuw. III. Wat verkocht men in herberg “Den Beer” door de eeuwen heen ? IV. Een boeiende tocht doorheen het verleden van “Den Beer” en van de Brouwerij Goethals. V. Uitzicht en uitbreiding van de herberg en de brouwerij. VI. Besluit. C. LIJST MET ALLE TOT NU TOE GEKENDE HERBERGEN VAN MEULEBEKE VAN 1600 TOT NU. 2


Van aubergien, lantsherberghskens en brandewijnhuysen.

Een onderzoek naar de vormen van vertier van de gewone man in Meulebeke met een uitgebreid bezoek aan de oudste en bekendste Meulebeekse herberg met bijgaande brouwerij (1600 tot nu). Genoveva BAERT 3


INLEIDING. Vijftien jaar geleden startte L.Decroix met zijn historisch onderzoek over het Meulebeke van de 17e en de 18e eeuw. Aangezien Meulebeke een erg rijk archief heeft dat onmogelijk door één persoon grondig kan door­ gelicht worden, vond de gemeente het nuttig een BTK-projekt aan te vragen om het Meulebeekse verleden verder uit te diepen. Dit BTK-pro­ jekt stak van wal in april 1983 en de heer Decroix werd als promotor aangesteld. Tijdens dat eerste BTK-jaar werden vele historische dokumenten geanalyseerd : de landboeken (het toenmalige kadaster), het grootste gedeelte van het 18e-eeuwse schepenarchief, het archief van de dis (het toenmalige OCMW), een gedeelte van de “prochierekeningen” en de wezerijregisters. In deze wezerijregisters staan de staten van goed van de overleden personen met minderjarige erfgenamen. In zo’n staet van goed worden alle roerende en onroerende goederen samen met alle schulden van de overledene opgesomd. Aan de hand van deze historische bronnen en van alle bronnen die reeds door L.Decroix werden onderzocht, konden we van elk gezin uit de 17e en de 18e eeuw een dossier samenstellen. We kennen de Meulebekcnaren uit die periode met hun beroep, hun sociale rang, hun kinderen, hun eigendommen en schulden ... Begin 1985 startten we opnieuw met een BTK-projekt. Met dit nieuwe projekt was het vooral de bedoeling de behuizing in Meulebeke tijdens de laatste twee eeuwen van het Ancien Régime te behandelen. We hebben de behuizing van de Meulebeekse bevolking op drie momenten vastgelegd: halfweg de 17e eeuw, halfweg de 18e eeuw en op de vooravond van de Franse Revolutie. In die tijdspanne was de bevolking verdubbeld : zij steeg van 2872 inwoners in 1693 tot 6662 inwoners in 1796. De behuizing weerspiegelt de sociale status van zijn bewoners. Het gewone volk leefde in lemen huizen : een houten geraamte met bepleis­ terde muren en met een dak van stro. Er was geen bevloering met tegels maar men had wel reeds kleine vensters in glas. Vele armen woonden in kleine, miserabele hutjes of kamers, alleenstaanden of bejaarden huisden zelfs in een ovenbuer. De welgestelden daarentegen lieten in de 18e eeuw stenen huizen naar de laatste smaak bouwen. Hun huizen waren met pannen bedekt. Tenslotte hebben we één kategorie huizen verder onderzocht, namelijk de herbergen. Hierbij waren de gezinsdossiers ook erg nuttig. Omdat het voor de huidige Meulebekenaars echter interessant is de geschiedenis van dit belangrijk deel van het onspanningsleven tot op vandaag te volgen, hebben we niet alleen de herbergen van de 17e en de 18e eeuw maar ook deze van de twee daaropvolgende eeuwen behandeld. Eerst geven we een overzicht van de evolutie van de Meulebeekse herbergen van 1600 tot nu. De herberg “De Beer” hebben we op een meer gedetailleerde wijze bestudeerd : de reden hiervoor was dat het de oudste nog bestaande 4


herberg is, met dezelfde naam en op dezelfde plaats gelegen. Daarna volgt nog een lijst met alle gekende herbergen van 1600 tot nu met hun situering, het jaar van opening of de oudste vermelding, de herbergier die de herberg opende of de oudst gekende herbergier en^de bijzonderhe­ den die we over deze herberg kennen. We hopen dat het voor de Meulebeekse bevolking een aangename tocht doorheen haar verleden wordt.

5


A . DE MEULEBEEKSE HERBERGEN VAN HALF­ WEG DE 17e EEUW TOT NU. “En aïs ge van Meulebeke zijt dan zijt ge voor de lach geboren En als ge van Meulebeke zijt gaat er geen likske bier verloren ...” E.Callens. De Vlamingen zijn altijd een volk van bierdrinkers geweest. En na onze studie van Meulebeke hebben we de indruk dat de Meulebekenaars ruim­ schoots hun best hebben gedaan om deze traditie eer aan te doen. Wie hier nog aan twijfelt, zal na het lezen van de indrukwekkende lijst van oude en recente herbergen vast en zeker overtuigd zijn. In de 17e en 18e eeuw waren de ontspanningsmogelijkheden voor de gewone mensen vrij beperkt. Toch hadden ze toen ongeveer evenveel vrije tijd als nu (1). De zondagen en de 30 tot 40 heiligendagen kwamen overeen met de vijfdaagse werkweek. De geestelijkheid zette de mensen aan om in de vrije tijd de kerkelijke diensten bij te wonen. Op die manier wilde de clerus hen van minder religieuze bezigheden afhouden. Vooral de herberg die als ontspanningsvorm de belangrijkste plaats bekleedde, was hen een doorn in het oog. Onder de herbergen had men enerzijds de volkskroegen (dikwijls lantsherberghskens of brandewijnkoten ergens aan de rand van een bos of op een afgelegen gehucht) waar de kleine man bij een kruik bier of brandewijn voor een ogenblik zijn armoede en zijn problemen vergat. Deze herbergen waren echter vaak het toneel van hoogoplopende twisten ten gevolge van overmatig drankgebruik. Vanaf de tweede helft van de 18e eeuw pro­ beerde de overheid deze kategorie herbergen steeds meer te beperken aangezien hun reputatie dikwijls erbarmelijk was. Een Meulebeeks voor­ beeld van zo’n volksherberg was het vroegere Peerdeken staende op de heerbaene van Cortrijck naer Thielt (2). Anderzijds waren er de “fatsoen­ lijkér” herbergen die op de plaetse of langs de grote handelswegen gelegen waren en die vaak als logemcntshuis dienst deden. Hier kon men boeiende kontakten met handelaars en reizigers leggen. Tot deze soort herbergen mogen we ook de schepenhuysen (3) (bijvoorbeeld Den Roosemarijn voor Ter Borcht, Het Haentien voor Buysveld), de schuttersgilden (Het Gulden Huus van Sincte Sebastiaen) en de herbergen op bedevaartsplaatsen (Het Cappelhuus van Maerloop) rekenen. I.

DE 17e EEUW.

a. Aantal herbergen.

Bij ons onderzoek naar de Meulebeekse herbergen vertrekken we van halfweg de 17e eeuw. Onze oudste lijst van herbergen is immers gebaseerd op het landboek van 1654. Vóór 1654 vinden we slechts sporadisch een 6


herbergvermelding terug. In 1654 telde Meulebeke op een bevolking van ongeveer 2800 mensen 16 herbergen : Het Proostgen, De Drije Conte, Den Roosemarijn, De Schutterije van St. Sebastiaen van de handboghe, De Criecke, Het Peireboome, Het Pannenhuys, Den Hert, Het Schaeck, Den Beer, Te Rousenaers, Den Paender, De Vuylpanne, Te Hans van Ackere, Te Maerloope (4) en tenslotte een herberg zonder naam (5). Deze laatste werd later Den Stropaen genoemd. Er werd bovendien een herberg vermeld die in 1654 reeds verdwenen is, namelijk Het Valckenhuys. In de daaropvolgende dertig jaar steeg het aantal herbergen met tien. Dit blijkt uit de lijst van 1683 (6). In dat jaar verbood de overheid aan de officieren van herberghe te houden ofte bier te brauwen ende uut te leveren. Om hierop beter kontrole te kunnen uitoefenen eiste men van de gemeenten een lijst met de bestaande herbergen. Nieuwe herbergen op die lijst waren Den Swarten Leeuw, De Swaene, Den Gouden Appel, Den Franschen Schildt, De Valcke, Het Peerdeken, Het Cleene Cappelhuus van Maerloop, Het Schaeck (7) en de Weerdekens. Daarnaast vermeldde men ook een landherberghsken ghenaemt het Rookerken waar alleen brande­ wijn verkocht werd. Twee herbergen hadden geen naam, de ene op den Ceuteldam gelegen en de andere op de heerbaene van Ghendt naer Ypre. Deze lijst van 1683 biedt ons erg interessante informatie want telkens geeft men naast de naam van de herberg de situering, de datum van oprichting, de naam van de herbergier en af en toe de dranken die gesleten werden en het soort klanten dat de herberg bezocht. Ter illustra­ tie geven we de beschrijving van twee herbergen : Item een herberghe ghenaemt de Valcke (&)ligghende op de twee heerbaenen ghenarreert ten voorgaenden article (= leedende van Ghendt naer Ypre ende van Cortrijck naer Brugghe) bewoont bij Loos de Beis alwaer men nu omtrent vijfthien jaeren heeft ghevent ende ghedebiteert bier ende ghebrandenwijn. Item een herberghe ghenaemt het Cappelhuus van Maerloop staende op de herrewegh van Thielt naer Cortrijck ende Wacken, bewoont bij de weduwe Matthijs van Hullebusch wesende een herberghe van immemoriaele tijden grootelicx gefrequenteert door den toeloop ende devotie tot onse Lieve Vrauwe van Maerloop ende Cappelle aldaer gheniert. b. Maatregelen van de overheid.

Alhoewel het aantal herbergen toegenomen was, was het aantal inwoners bijna niet gestegen. In die periode werd er van overheidswege weinig ondernomen om het veelvuldig herbergbezoek te beteugelen. De verbodsmaatregelen die ze oplegden, werden trouwens nauwelijks opgevolgd. De felste reactie kwam van de geestelijkheid. Doorheen de 17e eeuw vaar­ digde ze tal van verordeningen uit om de parochianen van drank en spel af te houden. Zo was het verboden om tijdens de hoogmis in een kroeg 7


te vertoeven (9). Dat men niet bepaald mals was voor wie zich hier niet aan hield, hebben we gevonden in een Meulebeeks dokument dat we hierover aantroffen (10). In 1677 werd een zekere Jan Boone veroordeeld tot een geldboete en de vereffening van gerechtskosten omdat hij tijdens de hoogmis in de herberg De Swaene had zitten drinken. Vele maatregelen waren echter boter aan de galg. De herberg had immers als ontspannings­ mogelijkheid een grote sociale betekenis. Ze was een ontmoetingspunt voor de parochianen onderling en tegelijk een ideale plaats voor samen­ komsten tussen jongens en meisjes. Vooral dit laatste was niet naar de zin van de clerus. Maar de bisschoppen konden de bevolking en zelfs de plaatselijke geestelijkheid slechts met moeite overtuigen van het gevaar dat in deze bijeenkomsten schuilde (11). II. DE 18e EEUW. a. Aantal herbergen.

In het landboek van 1756 werden 14 herbergen vermeld. We weten echter uit andere bronnen dat er minstens negen meer waren. Het Peirdeken, Het Haentien, De Sterre, Den Cleenen Paender, De Swaene, Cleen Peireboome, Den Leest, Den Couckhuyt en Het Fort te Cnocke bestonden zeker en vast in dat jaar. Hieruit blijkt de onvolledigheid van het landboek. Bovendien werd Het Haentien nog als lants vermeld. Zelfs in het landboek van 1780 is de wijziging niet aangebracht. Zo zien we dat we met de feiten uit de landboeken erg voorzichtig moeten omspringen. Een paar herbergen hebben in de loop der jaren een andere naam gekregen. Den Roosemarijn werd in 1756 Het Hooghuys genoemd, De Schutterije van St. Sebastiaen, Het Schuttershof en de Drije Conte had door de evolutie van de tijdsgeest de meer fatsoenlijke naam De Drijroose gekregen. Onze verdere gegevens over het aantal herbergen halen we uit de lijst met herbergen van 1779 (12). Deze lijst is zeer belangrijk in de evolutie van de drankbestrijding (13). In Vlaanderen was het aantal herbergen en drankslijterijen in zo’n grote mate toegenomen dat de overheid zich genoodzaakt zag drastische maatregelen te nemen. Op 21 juli 1779 werd een ordonnantie uitgevaardigd waardoor elke gemeente verplicht werd alle drankhuizen aan te geven. Sommige stadsbesturen reageerden heftig omdat enkele leden persoonlijke belangen in de dranksector hadden (14). Ook in Meulebeke waren de herbergen in aantal toegenomen. Vergeten we niet dat in de 18e eeuw de Meulebeekse bevolking verdubbeld was. In de Roede van Tielt en zelfs in heel de kasselrij Kortrijk bekleedde Meulebeke de tweede plaats wat het aantal drankhuizen betreft. Alleen de Tieltse drinkebroers staken Meulebeke de loef af. Op de Meulebeekse lijst die op 7 september 1779 opgemaakt werd, staan veel interessante gegevens : de naam van de herberg, de ouderdom, de eigenaar en gebrui­ 8


ker, de ligging, de vermelding van uithangbord en oktrooi. Als voorbeeld geven we de beschrijving van de nu nog bestaande herberg De Krekel : Langst de straete loopende van den Stropaen hiervooren naer dherberghe de Wante ter distantie van omtrent een quartier heurs van dese platse gelegen, een huys ledent eenige maenden dienende voor herberghe voortijds hofstede competerende en bewoond bij Pieter Storme die de selve voor naeme heeft gegeven de Crekele sonder uythangberd (15). In de rand van de beschrijving staat : en is van geen octroy voorsien door hun genaemt de Crekele ende ledent 4 à 5 maenden geerigeert. Meulebeke telde 30 herbergen, 11 brandewijnkroegen en 1 kantine. De herbergen werden in drie kategorieën ingedeeld. De eerste soort waren de oude herbergen gestaen ende gelegen ter platse van Meulebeke, ten desselfs landboucke bekent ende vernieuwd ten jaere 1655 en 1656 met hunne naemen aldaer bekent ... Tot deze kategorie van herbergen die in 1779 al meer dan 125 jaar oud waren, behoorden twaalf herbergen. Tegen­ woordig bestaan hiervan nog Den Beer en ’t Oud Gemeentehuis. In de tweede plaats sprak men over andere oude herbergen van ’s menschen gedenken ende memorie daer toe gediend hebbende gecitueert ter platze van Meulebeke, in den voorseyden landbouck niet bekent. Hierbij rekende men zeven herbergen waarvan er nu nog drie bestaan : ’t Peerdeken, ’t Haantje en Het Fort (16). Tenslotte had men de nieuwe georeerde herber­ gen ledent weynige jaeren in usantie. In totaal waren er elf herbergen waarvan nog twee bestaande : De Krekel en Het Leestjen (17). Nieuwe herbergen die sinds 1756 geopend waren, waren De Schaere (18), Het Meulewalleken, De Crekele, De Slabance, Het Leestjen, Den Couckhuyt en nog drie zonder naam. Na de lijst met de herbergen volgde een opsom­ ming van de brandewijnkroegen : zeven op de platse van Meulebeke, twee dichte aen de herberge genaemt Peireboome, één bij den Vuylput. één bij de herberge den Haene en eene groote cantijne op de platse. In de kantines werden sterke dranken in grote hoeveelheden aan de herbergiers en par­ ticulieren verkocht. Maar in werkelijkheid verkocht men er vaak evenveel brandewijn bij kleene maete als in de brandewijnkroegen. Op de lijst van 1779 werd van geen enkele Meulebeekse herberg een beoordeling gegeven alhoewel sommige gemeenten zoiets wel hebben gedaan. b. Maatregelen van de overheid.

In de 18e eeuw was de houding van de overheid strenger dan in de 17e eeuw. Het drankmisbruik was erg toegenomen en de herbergen schoten als paddestoelen uit de grond. Er werd meer kontrole op de herbergen uitgeoefend (bijvoorbeeld op het sluitingsuur) en men trad strenger op tegen sommige vormen van vertier in de kroegen. Onder andere dansen was ongeoorloofd. 9


Een aanschouwelijk beeld van dergelijke kontroles krijgen we in een dokument uit 1769 betreffende een gevecht in het Schuttershof in de Pittemstraat (19). Daar werd een kontroleur door den hospes Pieter Vercruysse bij de kele genomen en buytten gesteken. De getuigen gaven echter een totaal andere versie dan het slachtoffer. We laten hier even Bernardus Verbeke aan het woord : Den onderschreven Bernardus Verbeke ghetrauwt man ende cityper van synen style tot Meulebeke woonende, verclaert voor waerachtig dat hij op sondagh lestleden 30 april 1769 in het Schuttershof bewoont bij Pieter Vercruysse tot het selve Meulebeke heeft geweest in eene particuliere camer geaccompaigneert met Joannes Lambrecht / tot Meulebeke insgelijcx met syne ouders woonachtigh / ende van diversche vrimdelynghen woonende tot Lendelede ende Hulste, inwelcke hij attestant sigh met de voorschreven persoonen was diverterende sonder dutter nochtans in hunne compaignie eenighe de minste dis­ orders vloeken ofte sweiren wiert bericht veel min getendeert tot eenigh ghevecht, twist ofte crakeel ende aldaer in hunne particuliere camer sonder eenigh consent van iemant van de compaignie nochte oock niet van de voornoemden Pieter Vercruysse ofte van huysvrauwe, ongheassisteert van eenighen officier der prochie ende baronnie van Meulebeke, heeft sien incommen omtrent den negen uren s'avonts, selfs ghelijck met gewelt, eenen souverain ofte guarde der casselrije van Cortrijck loopende van den eenen naer den anderen cant van de camer sigh willende toonen als eenen dronckaert, het welcke hij onderschreven oordeelde dat hij sulcx niet en moeste ghebaeren maer dat hij effectivelijck droncke was, hebbende voorders ghesien dat Pieter Vercruysse herbergier voornoemt wesende alsdan in onse compaignie besigh ten versoucke van diere met te speelen op syne viole, heeft ghevraeght aen den voornoemden souve­ rain waerom dat hij synder gheseyde camer quaem ingheloopen ghemerckt dutter in de selve geene de minste disorders vloeken ofte sweiren wiert bericht, ende den selven souverain daer op niet antwordende heeft hij Vercruysse by order van onse compaignie al spelende op syne viole hem alsoo uyt de camer ghedreven sonder dat ick onderschreven hebbe ghesien dat den gheseyden Pieter Vercruysse op den gemelden souverain eenigh ghewelt was doende veel min op hem sloegh ofte andere rudesse was berichtende, inteeken der waerheyd hebbe dese geteeckent onder de protestactie van alle het gonne voorseyt onder solemnelen eede te sullen bevestighen aensocht synde desen 3e meye 1769. Bernardus Verbeke. Na de ordonnantie van 21 juli 1779 was het indienen van een aanvraag om herberg te mogen houden verplicht. En inderdaad - vanaf 1779 treffen we dergelijke aanvragen in de schepenboeken aan (20). In 1787 richtte Ivo Carpentier zich tot de baron van Meulebeke om Den Gouden Leeuw te mogen openen. Hierbij gebruikte hij de volgende argumentatie : dat 10


hij van overmerckelijke jaeren tot subsistentie van sijnen grooten nomber van kinderen hadde gecontinueert de fonctie van bierbrauwen ende het zelve uytgelevert bij groote maete ende gemerckt hij ter grooter nut proffijt ende meerder geluck van synne gecitteerde famillie het zelve bier benevens alle soorten van wijnen ende brandewijnen ook bij cleene maete ten dienste van het publicq geerne souden hebben verkogt ten sijnen gecitteerden huyse... Aangezien Ivo blijk gaf van onberispelijk gedrag, kreeg hij de ver­ langde toestemming van baron de Beer.

III. DE 19e EEUW. a. Aantal herbergen.

Hoewel er dus naar het einde van de 18e eeuw toe strenger werd opgetre­ den, bracht dit in Meulebeke niet veel aarde aan de dijk. In 1807 (21), is het aantal kroegen opgelopen tot 53. Deze lijst van 1807 is erg interes­ sant omdat ze naast de naam van de herberg en de herbergier en de ligging van de herberg ook een beoordeling over de reputatie van de herberg geeft. Het is opmerkelijk dat op het totaal van 53 herbergen er slechts 27 een goede naam hadden. Voor twintig herbergen werd de sluiting zelfs aanbevolen. Vooral de meer afgelegen kroegen waren van verdacht allooi. Anderzijds werden alle herbergen die we van vroegere lijsten kennen of herkennen positief beoordeeld. Een uitzondering is Den Paender. Hierbij staat : recommande la clôture. De Criecke, Het Peerde­ ken, Peireboom en Den Haene waren nuttig voor reizigers. De Vos was interessant voor Meulebekenaars die de mis in de kapel van Marialoop wilden bij wonen en daar even uitrustten van de soms lange tocht. Boven­ dien trok de kapel veel bedevaarders die na hun inspanning ook wel zin in een biertje hadden. Achttien herbergen van de lijst van 1779 zijn gebleven (22). We noteren drie naamveranderingen : Cleen Peireboome werd Au petit Paris, Het Vossecot De Vos en Het Meulewalleken werd Drie Molens geheten. Vele herbergiers hadden de naam van het uithangbord verfranst (wat zeer begrijpelijk is in die periode) : Au Saint Sébastien, Le Grand Panier, Maison Commune, Au Grillon ... Vanaf 1826 kunnen we dank zij de vermelding in de registers van het schepenkollege de opening van de herbergen uitstekend volgen. Het is opvallend hoe weinig nieuwe herbergen er per jaar bijkomen (jaarlijks gemiddeld twee). Het hoogste aantal is vijf herbergen in 1843. Veel herbergen verdwenen ook in die periode maar we konden hierover weinig vinden. We weten dat Meulebeke in 1850 in totaal 52 herbergiers telde (23). Deze geringe toename van drankgelegenheden is niet alleen in Meu­ lebeke maar ook overal in Vlaanderen waarneembaar (24). Deze tendens bleef zo tot omstreeks 1880. Daarna zien we werkelijk een enorme toe­ name van herbergen in Meulebeke. Tussen 1881 en 1890 werden er 56 11


nieuwe herbergen, tussen 1891 en 1900 62 en in het eerste decennium van de 20e eeuw 65 nieuwe kroegen opgericht. Deze drie decennia vorm­ den het hoogtepunt in de geschiedenis van de herberg. Dat zelfs "ervaren bierdrinkers” het grote aantal herbergen niet meer aankonden, lezen we in een verslag van het schepenkollege uit 1898 : Het Kollegie stelt vast aangezien het aantal herbergen waar de muzikanten een glas bier mogen drinken te groot is, hetgeen aanleiding geeft van misbruiken en onaange­ naamheden, de commissie van het muziek te doen vergaderen op woensdag 29e dezer om acht ure s'avonds ten einde de posten te bepalen, waar de muziekanten zulten mogen gaan een glas bier drinken (25). Het alkoholisme was een ware plaag geworden. Jammer genoeg kunnen we enkel de aangroei van de herbergen uit die periode en niet het exacte aantal herbergen in een bepaald jaar geven. Het totale cijfer bedroeg ongetwijfeld meer dan 150. b. Maatregelen van de overheid.

Wanneer we de verordeningen in verband met de herbergen uit de 19e eeuw bekijken, vernemen we veel zaken die de evolutie in het herbergbe­ zoek en het daarmee gepaard gaande drankverbruik uit deze periode nog verduidelijken. We moeten bedenken dat vóór 1779 er wel verordeningen bestonden maar dat deze niet zo erg werden nageleefd. Na 1779 kon men steeds moeilijker ontkomen aan de vele wetten en politiereglementen die stilaan een stricte reglementering aan de herbergiers maar ook aan de drankslijters, jeneverstokers en brouwers oplegden. Omdat de 19e eeuw een belangrijke eeuw voor de herbergen was, blijven we in deze periode wat langer stilstaan bij de herberg als ontspanningsvorm en bij de regle­ mentering die de hele evolutie trachtte in de hand te houden. Zoals reeds vermeld, was iedere herbergier vanaf 1779 verplicht de opening van een nieuwe herberg aan te vragen. Daarbij moest hij de naam van het uithangbord en de ligging van de herberg opgeven. In het politiereglement van 9 april 1808 stond bovendien uitdrukkelijk vermeld dat de uithangborden in het Frans moesten opgesteld zijn (26). In de 19e eeuw kon men deze toelating gratis van het gemeentebestuur verkrijgen. Pas in de 20e eeuw heeft men ingegrepen en, door het eisen van belastingen, de enorme toename van herbergen trachten te drukken. Er werden wel gemeentetaksen op de drank geheven. In 1804 moesten de bierbrouwers en herbergiers aan de gemeente 25 centiemen per hectoliter bier betalen (27). De jeneverstokers werden op 5 centiemen per hectoliter getaxeerd. Het is begrijpelijk dat de gemeente hieruit niet veel financies putte. Dat blijkt ook uit een dokument van 1810. Hierin deed de gemeenteraad zijn beklag dat in Meulebeke het grootste verbruik in eigen gekweekte voedingsge­ wassen bestond en dat juist daarop geen oktrooien konden geheven wor­ den. Bovendien bezat Meulebeke slechts twee slagerijen, twee brouwe­ rijen en geen enkele stokerij terwijl op deze zaken wel accijnzen geïnd 12


werden (28). Ook het wijnverbruik was zeer gering aangezien er praktisch geen begoede personen in Meulebeke woonden. Daarenboven waren de twee brouwerijen slechts de helft van het jaar in werking omwille van de grote armoede onder de bevolking (29). De gemeenterad besliste om in het vervolg op haver, hooi en stro taksen te eisen (30). Vanaf het moment dat een herberg geopend werd, moest de uitbater een l'ogementslijst bijhouden. Vreemdelingen zonder paspoort mocht men geen onderdak verlenen. In 1801 werd het sluitingsuur van de Meulebeekse herbergen vastgelegd (31). ’s Winters moest de politieklok om 9 uur 's avonds geluid worden en tijdens de zomermaanden een uur later. Op kermisdagen maakte men wel een uitzondering (32). Dan mocht de herberg tot middernacht met feestvierders bevolkt blijven. Deze toestand zou tot 1862 ongewijzigd blijven (33). Vanaf dat jaar mochten de herber­ gen die in de bebouwde kom gelegen waren tot 1 uur na de politieklok open blijven. Vele herbergiers omzeilden deze regeling door met gesloten deur na het politieuur verder drank te verkopen. Bovendien weigerden ze de deur te openen voor politiebeambten die op kontrole kwamen. c. Aanstelling van de nachtwacht.

In periodes van grote kriminaliteit stelde de gemeente een nachtpatrouille aan om de veiligheid van de bewoners te verzekeren. Deze kriminaliteit kon voortkomen uit overmatig drankgebruik maar dikwijls was ze een gevolg van de grote armoede die sommige bedelaars en zwervers tot diefstal en ook zwaardere misdrijven aanzette. In 1814 is in onze dokumenten voor het eerst sprake van de nachtwakers: ze waren met twee (34). Deze aanstelling van nachtwakers was tijdelijk en duurde zolang de gemeente het nodig achtte. Ook in 1845 besloot men tot de herinrichting van de nachtpatrouille “overwegende dat in de aenwezige akelige omstandigheden het dringend is geworden de patrouillen interigten om alzoo den dienst der politie te versterken en zoo veel mogelijk de publieke veyligheyd te verzekeren (35). Wat zo'n dienst inhield, lezen we in het nachtwakersreglement van 1851 (36) : art. 5 Den dienst wordt bepaeld van len april tot 30 september, van 11 uren 's avonds tot 3 uren ’s morgens en geduerende de andere zes maenden van 10112 uren s’avonds tot 4,!2 uren 's morgens ; de nagtwakers zullen geduerende die uren gestaedig moeten op gang zijn en zich noch in huysen noch op andere plaetsen mogen ophouden. art. 6 De nagtwakers zullen gewaepend zijn met pyken. Ze zullen steeds in den dienst van dat waepen moeten voorzien zijn. art. 7 Den dienst zal in stilte waergenomen worden behalve op de plaetsen in den bouwtroep waer verscheyde straeten aenvang of eynde nemen, aldaer zal den nagtroeper somwylen met luyder stem, de uer uytgalmen, dier geroep zal bestaen in de 13


woorden, bijvoorbeeld : de uer is twaelf, twaelf is de uer. art. 10 De belooning van eiken nagtwaker is vastgesteld geduerende de zes wintermaenden aen twaelf francs te maende en binnen het zomer saisoen aen negen francs te maende. ” Vaak waren de nachtwakers echter niet zo plichtsbewust zodat ze met hun gedrag de gemeente veel hoofdbrekens bezorgden (37). Velen konden het niet nalaten één of andere kroeg binnen te stappen en verkozen een kruik bier bij de warmte van het haardvuur boven het gure winterweer buiten. d. Caféspelen in het 19e-eeuwse Meulebeke.

De herberg oefende in de 19e eeuw een grote aantrekkingskracht op de gewone man uit.. Haar aantrekkingskracht kwam niet in het minst voort uit de vele spelen die men er kon beoefenen. Pas in de 20e eeuw is een geduchte konkurrent van deze caféspelen komen opdagen, namelijk de T.V. Niets heeft de afname van het herbergbezoek meer in de hand gewerkt als dit kommunikatiemiddel. Men verkiest zijn gemakkelijke zetel voor het T.V.-scherm boven het gezelschapsspel in de herberg. Enkele populaire spelen uit de 19e eeuw waren het bolspel (nog steeds zeer geliefd in Frankrijk als “pétanque”), de vogelschieting. de handboogschieting, het gaaispel (38), het kolfspel (39), het maliespel, het ringsteken en het kaatsspel. Voor de uitoefening van al deze spelen had men de toelating van de gemeente nodig (40). Andere zeer geliefde vermakelijk­ heden waren baerloop en taertebak. Dit waren herbergkermissen waarin de herbergier een bolling om een “koekbrood” (baerloop < baerkoek) of een taart gaf. Aangezien deze kermissen door de uitbaters beurtelings werden gehouden, was een toelating niet nodig (41). Het kaartspelen werd vanaf de 19e eeuw een echt volksspel (42). Wanneer dit zonder geldinleg gebeurde, was er geen enkel bezwaar van de gemeenteoverheid - zoals trouwens nog altijd het geval is. Zo was elk kansspel of loterij ten strengste verboden. Vooral tuysschen, een kansspel met dobbelstenen, werd ondanks dit verbod dikwijls in het geniep gespeeld. Vermakelijkhe­ den die eveneens niet door de beugel konden, waren hanekapping en lekkerkoek kappen met bijlkens of andere snijdende tuigen. Hanekapping was een spel dat erin bestond dat men een levende haan die aan een koord vasthing trachtte te benaderen en hem met een zwaard, geblind­ doekt, elk op zijn beurt probeerde dood te slaan. Zelfs blij- of treurspelen werden in het oog gehouden. De politieke toe­ stand was vaak bepalend voor de toelating van het opvoeren van toneel­ stukken. Zo zien we in een verordening van 1802 dat de stukken de goede zeden en republikeinse geest moesten behouden (43). Theater dat sympa­ thie tegenover het koningschap verraadde, mocht niet langer opgevoerd worden. Bovendien moest men ten voordele van het Bureau de Bienfai­ sance zekere taksen betalen bij de opvoering van spektakels en theater­ stukken. Tot deze spektakels konden zeer verscheidene zaken gerekend 14


worden : muzikanten, orgeldraaiers, liedjeszangers, kwakzalvers, dieren­ begeleiders, die hun dieren omwille van hun misvormingen of zeldzaam­ heid tentoonstelden, enz ... Het moet niet gezegd worden dat dergelijke schouwspelen veel volk aanlokten en een grote bron van inkomsten voor de herbergier betekenden. Tegenover danspartijen was men van overheidswege terughoudend. Vaak kreeg men geen toelating om een bal te organiseren. Tot op het einde van de eeuw gold dansen als een “verderfelijk” tijdverdrijf. Ter gelegenheid van de kermis in 1896 besliste het schepenkollege “dat er bijzonderlijk zal moeten gelet worden, in belang der openbare gezond­ heid en goede zeden, op de dansvergaderingen die alhier streng verboden zijn" (44). Attrakties die in die periode op de kermis wel toegelaten waren, waren de peerdenloopstrijden (45).

IV. DE 20e EEUW. A. Aantal herbergen.

Het begin van de 20e eeuw werd gekenmerkt door een hoog aantal herbergen en een uitermate groot drankmisbruik. Zoals we reeds vermeld­ den. kende Meulebeke in het eerste decennium van de 20e eeuw een aangroei van 65 herbergen met een hoogtepunt in 1903, namelijk 14 herbergen in één jaar. Deze aangroei werd afgebroken door de Eerste Wereldoorlog. In die periode kwamen er geen nieuwe herbergen bij. De meeste bestaande moesten zelfs gesloten worden. In 1916 moesten er 134 herbergen dicht. Dit aantal geeft ons een beeld van het globale aantal kroegen. Het moeten er nog meer geweest zijn want sommige mochten ten voordele van de Duitse soldaten open blijven. Voor de 20e eeuw is onze informatie over herbergen schaars. We zijn beter ingelicht over de 19e dan over de 20e eeuw. De reden hiervoor is dat men geen toelating meer diende te vragen om herberg te houden. Zodoende is de openingsaanvraag sinds 1920 niet meer in de schepenboeken opgenomen. Slechts van enkele jaren hebben we de lijsten met het totale aantal Meulebeekse herbergen kunnen bemachtigen. 1941 : 136 herbergen. ± 1965 : 106 herbergen 1972 : 81 herbergen 1986 : 59 herbergen Het “gaat” duidelijk “bergaf" met de herbergen. Er zijn zoveel nieuwe ontspanningsvormen (radio, bioskoop, T.V., video, toerisme ...) bijgeko­ men dat de mens minder behoefte heeft aan het vertier in de herbergen. Toch is de herberg als ontspanningsplaats nog niet uitgeteld. We moeten maar denken aan de vele (sport)verenigingen die hun stamlokaal in één of ander café hebben en die elke week met hun leden bevolken. 15


b. Maatregelen van de overheid.

In het begin van de eeuw moest men nog met allerlei beperkende maat­ regelen het aantal herbergen trachten in toom te houden. In 1902 besloot de gemeente bij de opening van een herberg een belasting van 100 frank te eisen “overwegende dat het getal herbergen en drankslijterijen binnen deze gemeente overtollig vermenigvuldigt, en dat het, in 't belang der open­ bare orde en gezondheid noodzakelijk geworden is den aangroei der zelve te beperken” (46). Deze belasting van 100 frank woog zwaar door in die periode. Bovendien kwam daarbij de verplichting dat een herberg drie meter hoog moest zijn om aan de voorwaarden van toelating te voldoen. Dat vele herbergiers zich hier niet aan stoorden, blijkt uit het oorlogsdag­ boek van Gustave Vuylsteke waarin staat dat de Duitsers in 1916 in de gemeente rondgingen om de herbergen die geen 3 meter hoog waren te sluiten (47). De belasting van 100 frank werd in 1905 al verdubbeld (48). Tijdens de eerste decennia van de 20e eeuw was het stijgend alcoholisme zo verontrustend dat de socialistische minister Emile Vandervelde besloot drastische maatregelen te nemen. Op 29 augustus 1919 werd de wet Van­ dervelde uitgevaardigd. Deze wet verbood de verkoop en het verbruik van sterke dranken in alle voor het publiek toegankelijke plaatsen. De wet was het resultaat van een groeiend protest - zowel van christelijke als van arbeiderszijde - tegen de triestige situatie op het gebied van het alcoholverbruik. Het alcoholverbruik was bij de arbeidersbevolking immers een gewoonte geworden. Sinds 1984 is het verbod op de verkoop van sterke dranken opgeheven en mits het betalen van taksen mag elke herbergier borreltjes naar belie­ ven schenken. Na de Eerste Wereldoorlog was het - en is het nog steeds - in Meulebeke niet langer verplicht een openingsaanvraag in te dienen en de daarmee gepaard gaande belasting te betalen. Wat de openingsuren betreft, mag de herbergier van 5 uur ’s morgens tot 1 uur ’s nachts zijn herberg openhouden. Wanneer hij langer wil openblijven, moet hij hiervoor tak­ sen aan de gemeente betalen. Het is duidelijk dat de verstrakking in de reglementering die tijdens de vorige eeuw begon en bij het begin van deze eeuw een climax bereikte, nu weer fel is afgezwakt. c. Het verdwijnen van de nachtwacht in de jaren ’20.

Wat de Meulebeekse nachtpatrouille betreft, zien we dat ze in het begin van de jaren ’20 verdwenen is. Tijdens de Eerste Wereldoorlog verrichtten de nachtwakers geen nachtverkenningen, maar deden als een soort hulp­ agenten dienst. Na de oorlog werd de nachtwachtdienst tijdens de zomer­ maanden opgeschort en was hij enkel ’s winters aktief (49). Langzamer­ hand werd hij echter totaal overbodig en na 1921 hebben we hem in de archieven niet meer aangetroffen. 16


d. De nieuwe ontspanningsvormen in de herbergen.

In de 20e eeuw lokten nieuwe ontspanningsvormen het volk naar de herbergen. Naast de oude sporten zoals kaarten, kegelen, biljarten en handboogschieten, verschenen rond de eeuwwisseling enkele nieuwkomers. Een belang­ rijke sport was het wielrijden. Pas na de Eerste Wereldoorlog werd de wielersport erg populair. Toch had Meulebeke al voor de oorlog een velodroom (50). Op 20 september 1909 vond de inhuldiging plaats. Omstreeks dezelfde tijd werd in de Oostrozebekestraat een herberg Au Vélodrome geopend. Waarschijnlijk was de velodroom bij het begin van de Eerste Wereldoorlog al in onbruik. Ook het voetballen werd een geliefde sport na de oorlog. Hoewel de herbergiers vaak tot de organisatoren van lokale wedstrijden behoorden, kunnen we de wielersport en het voetballen niet tot de zuivere cafésporten (zoals biljart, vogelpik ...) rekenen. Maar we vermelden ze omdat ze het herbergbezoek in zekere mate hebben gestimuleerd. Na een voetbalmatch zitten de herbergen die als lokaal van de voetbalploegen dienen, stampvol. Op de kermissen of op de feestdagen waren er in het begin van de eeuw ook nog de traditionele caféspelen die het volk naar de kroegen lokte. Een typische herbergkermis was de pintedek, waarbij de herbergier elke pint die hij verkocht met een snede brood of hesp bedekte. Prijskampen op de vogelpik, op het biljart en op de bolletraag kwamen vaak voor. Als prijs kon men bijvoorbeeld een schaap, een rijwiel of een kostuum winnen. Dergelijke herbergkermissen of prijskampen waren zonder de toestemming van de gemeente verboden. Met de opkomst van de fiets beoefende men nu het ringsteken per velo (vroeger gebeurde dit te paard). De snelheidsloopkoersen waren eveneens erg geliefd. In 1925 gaf men in de herberg Cuba schieting naar een petroollicht (51). Tenslotte waren er ook nog de vele vermakelijkheden die we reeds vroeger ontmoetten : concerten met muzikanten, tentoonstellingen van dieren, kwakzalvers ... Vele van die oude caféspelen worden nog druk beoefend, andere, zoals het ringsteken, het kaatsspel, het gaaispel ... behoren nu tot de folklore. Nu zijn echter in vele café’s sportieve, kulturele of politieke verenigingen gevestigd. En met de snelle vooruitgang wisselen de attrakties elkaar veel sneller af : de flipperkast, de juke-box en de elektronische spelletjes zijn maar enkele voorbeelden van de 20e-eeuwse amusementsvormen. De aantrekkingskracht van de herberg is - hoewel verminderd in vergelij­ king met een eeuw geleden - zeker nog niet verloren gegaan. Welke Vlaming houdt er immers niet van een fris biertje op een zonovergoten terras of van een babbeltje in hef stamlokaal van zijn sportklub ?

17


Boldersklub op de koer van de herberg “7 Oud Gemeentehuis" in de Regentiestraat. Op de foto zien we uiterst rechts de uitbater Jean Buyse, derde van links Jozef Goethals en zesde van links burgemeester Emiel Goethals.


V. BESLUIT.

Wanneer we de evolutie van de herbergen doorheen de vier laatste eeuwen samenvatten, komen we tot een interessante conclusie. Zo zien we dat Meulebeke in de 17e eeuw 1 herberg op 175 personen telde en tegenwoor­ dig heeft dc gemeente 1 herberg op 177 personen. Dus verkeert Meule­ beke nu in een gelijkaardige situatie als 330 jaar geleden. Daartussen waren er echter pieken en dieptepunten zowel wat het aantal herbergen als het daarmee gepaard gaande drankmisbruik betreft. In de 17e eeuw was het verbruik nog matig maar doorheen de 18e eeuw nam het geleide­ lijk in omvang toe. Deze toename duurde tot in het eerste kwart van de 19e eeuw. Tijdens het tweede en derde kwart van de 19e eeuw kwamen er weinig herbergen bij. De laatste decennia van de 19e eeuw en de periode vóór de Eerste Wereldoorlog werden daarentegen gekenmerkt door het overtallig aantal kroegen en door het droevige drankmisbruik. Ondanks de ellendige situatie van de arbeider in die jarcn, besteedde hij toch zijn laatste centen aan de drank. Over het Interbellum hebben we weinig informatie maar na de Tweede Wereldoorlog is er een geleidelijke afname van herbergen zodat we nu in Meulebeke opnieuw in een stadium van “weinig” herbergen en matig drankverbruik beland zijn.

LIJST MET GEBRUIKTE AFKORTINGEN.

R.A.K.. : Rijksarchief Kortrijk. G.A.M. : Gemeentelijk archief Meulebeke. Scab. : Scabinale Reeks. P.R. : Parochierekeningen. Br. P. : Bruine Pakken. R.S. : Register van notulen van het schepencollege. R.G. : Register van notulen van de gemeenteraad. 19


VOETNOTEN 1. M. BOONE, H. GAUS, e.a., Culturele geschiedenis van Vlaanderen, deel 10, Deurne, 1982, p. 133. 2. R.A.K., Aanwinsten V, 64, 90. We hebben het hier over het Peerdeken van de 17e eeuw waarvan de huidige versie nog ongeveer op dezelfde plaats staat. 3. In die schepenhuysen kwam de schepenbank voor haar vergaderingen bijeen. Zo vergaderde de schepenbank van de hoofdheerlijkheid van Ter Borcht in Den Roosemarijn die later trouwens het Wethuys of het Stadthuys werd genoemd. Meer over de heerlijkheden : zie verder. 4. Bij Te Maerloope staat in het landboek : behuysde erfve wesende een behuysde erfve Te Maerloope. Naar onze mening moet de tweede vermelding van behuysde erfve door herberghe vervangen worden. In de lijst van 1683 had men het immers over de herberg Het Cappelhuus van Maerloope die sinds immemoriaele tijde bestond. We denken daarom dat het hier om één en dezelfde herberg gaat. 5. Voor meer gegevens over de herbergen die we vermelden : zie de lijst achter­ aan. 6. R.A.K., Aanwinsten V, 64, 90. 7. Het Schaeck dat reeds in 1654 vermeld werd, was op de markt gelegen en bestond nog in 1683. De nieuwe herberg lag buiten het centrum op den herrewegh van Ghendt naer Rousselaer ende Ypre. 8. De Valcke stond in het renteboek van Meulebeke van 1614 vermeld. Vóór 1668 heeft het huis geruime tijd niet meer als herberg dienst gedaan. Vandaar geeft men in 1683, 1668 als openingsjaar. De herberg is blijven bestaan tot in de eerste jaren van de 19e eeuw. De Valcke lag op de Markt op de plaats waar zich nu de winkel van de familie Vergote bevindt. 9. Culturele geschiedenis van Vlaanderen, o.c., p. 133. Hier geeft men gedeeltelijk de inhoud van de verordening van 1607 : dat opde feestdaghen ende zondaeghen gheduerende het sermoen hoochmisse ende die vesperen, niemandt en zal mogen wandelen up de Merckt ofte publijke plaetsen ofte zitten in de tavernen, noch visschen in de rivieren ofte grachten ... 10. R.A.K., Scab. Bosterhout 1672-1677, 63v. 11. Culturele geschiedenis van Vlaanderen, o.c., p. 133. 12. R.A.K., Br. p. 6173. 13. Zie V.Arickx, Herbergen in de Kasselrij Kortrijk in 1779, in Leiegouw, VII (1965), 5-30. 14. Ibidem, p. 7, p. 14. 15. ledent = sedert. competeren = rechtmatig toebehoren. 16. Het Fort ligt nu wel op een andere plaats. In 1779 lag het aan de andere kant van de Paanderstraat. 17. Nu ligt Het Leestjen op het grondgebied van Ingelmunster. Het oorspronkelijke Leestjen lag waarschijnlijk op Meulebeeks grondgebied. Daarom werd het in deze lijst opgenomen. De eigenares beweerde immers gecocht t’ hebben d’herberghe genaemt van oudts het Leestjen bij huer gedood ende nieuwe gebauwd annex aen de zelve op de prochie van Meulebeke ... 18. De Schaere was omstreeks 1772 opgericht door Pieter Joseph Helleyn, een kleermaker (!) van beroep. 19. R.A.K., Br. p. 5926. 20. R.A.K., Scab. Meulebeke 1786-1790, 91v-92 ; 107v-108v. Hier gaat het over

20


de herbergen De Croone en Den Gouden Leeuw. 21. G.A.M., Dossier 1.761. Dit dossier bevat een lijst met alle herbergen van 1807. 22. Het is mogelijk dat er meer zijn doch indien ze van naam veranderden, kunnen we dit moeilijk achterhalen. Sommige hebben trouwens helemaal geen naam. 23. G.A.M., R.S. 1847-1856. 24. Culturele geschiedenis van Vlaanderen, o.c., p. 134. 25. G.A.M., R.S. 1888-1899 (Zitting van 22 juni 1898). 26. G.A.M., R.G. 1799-1816. Deze verfransing van de uithangborden was reeds in de kroegenlijst van 1807 duidelijk. 27. G.A.M., R.G. 1799-1816 (Zitting van 30 aug. 1804). 28. De gemeenteraad beweerde dat zonder overdrijving 1/3 van de bevolking door de andere 2/3 werd onderhouden. 29. G.A.M., R.G. 1799-1816 (Zitting van 29 nov. 1910). Zie ook : zitting van 8 feb. 1811. Toen werden alle taksen verhoogd. 30. In 1850 telde Meulebeke 4 brouwers, 4 beenhouwers en 1 jeneverstoker. Zie G.A.M., R.S. 1847-1856 (Zitting van 11 sept. 1850). 31. G.A.M.. R.G. 1799-1816 (Zitting van 10 juli 1801). 32. G.A.M., Dossier 1.759.31. 33. G.A.M.. R.G. 1850-1867 (Zitting van 31 mei 1862). 34. G.A.M.. R.G. 1799-1816 (Zitting van 10 dcc. 1811). 35. G.A.M., R.G. 1827-1850 (Zitting van 28 nov. 1845). 36. G.A.M., R.S. 1847-1856 (Zitting van 20 dcc. 1851). 37. Zie infra. 38. Het gaaispel : spel waarbij men met de boog naar een houten vogel op een hoge staak schiet. 39. Het kolfspel : zeer waarschijnlijk heeft dit spel het ontstaan gegeven aan de typisch Engelse golf. Er zijn echter geen andere dan historische sporen overge­ bleven. (Cult. gesch., dl. 1, 68). Het maliespel : was eveneens een spel met kolfbal en stok. 40. G.A.M., R.G. 1799-1816 (Zitting van 9 april 1808). 41. G.A.M., Dossier 1.759.31. 42. A. Roeck, J. Theuwissen e.a.. Culturele geschiedenis van Vlaanderen, dl 1 : Vlaamse volkscultuur. Uitgeverij Baart, Deurne, 1982, p. 67. 43. G.A.M., R.G. 1799-1816 (Zitting van 29 april 1802). 44. G.A.M.. R.S. 1887-1897 (Zitting van 17 sept. 1896). 45. G.A .M., R.G. 1888-1899 (Zitting van 11 juli 1892 ; Zitting van 16 aug. 1893). 46. G.A.M.. R.G. 1899-1911 (Zitting van 10 dec. 1902). 47. Zie later. 48. G.A.M., R.G. 1899-1911 (Zitting van 29 mei 1905 en van 9 aug. 1905). 49. Bijv. G.A.M., R.G. 1911-1920 (Zitting van 13 mei 1919). 50. Zie Ph. De Gryse, De Tieltse Velodroom, RvT, Jg. 18, nr. 1, p. 2-19. 51. G.A.M., R.S. '1921-1927 (Zitting van 11 feb. 1925).

21


B. OP BEZOEK IN DE OUDSTE H ERBERG V A N M EULEBEKE : H ERBERG “D EN BEER ”. I. FUNCTIE VAN DE HERBERG VROEGER EN NU.

Op de Markt van Meulebeke bevindt zich de oudste nog bestaande her­ berg, nl. “Den Beer”. De vroegste vermelding uit de tot nu toe bestu­ deerde periode vinden we in een kerkrekening van 1611. Daarin staat Adriaen Cosman aangeduid als weert in den Beer. De herberg is altijd een belangrijke ontmoetingsplaats geweest. Vroeger nog meer dan nu speelde een groot deel van het dorpsleven zich in en rond de herberg af. Het is begrijpelijk dat "Den Beer” waarvan de geschie­ denis nu bijna vier eeuwen bestrijkt, met diverse nationaliteiten en per­ soonlijkheden werd bevolkt. In de eerste plaats was het natuurlijk de gewone man die er regelmatig een biertje kwam drinken. Doorheen de jaren is hij de trouwste en tevens de minst opvallende klant gebleven. In de bronnen is er immers zelden over hem sprake. Toch zou zonder deze gewone verbruiker “Den Beer” reeds lang verdwenen zijn. Een functie die “den Beer” reeds van in den beginne had, was die van logementshuis. Het werd druk bezocht door handelaars en reizigers. Op een lijst met de Meulebeekse herbergen uit 1683 wordt deze pleisterplaats als volgt omschreven : Alvooren de hôtellerie ende herberghe ghenaemt den Beer staende op de groote heerbaenen commende van brugghe naer de stadt van Cortrijck, ende vande stadt van Ghendt naer die van Ypre bewoont bij Rogier de Beis alwaer men heeft ghedient ende gelogiert van ouden ende immemoriaele tijde, als wesende eene vande outste herberghen deser prochie ende fameus bij passanten ende voerlieden. (1) Opmerkelijk is het feit dat men reeds in 1683 niet meer weet wanneer de herberg precies is opgericht. (2) Daarnaast waren er de “speciale” bezoekers die door bijzondere omstan­ digheden met de herberg en haar uitbaters kennis maakten. De vele oorlogen bijvoorbeeld betekenden telkens een drukke periode voor de herbergiers. Voor het gewone volk was het kontakt met de soldaten in de herberg erg leerrijk. Op die manier kwam het iets te weten over het politieke gebeuren en over de toestanden elders op de wereld. Zo drong langzaam het wereldnieuws in de dorpen door. Vooreerst vinden we informatie over de negenjarige oorlog (1688-1697). In deze oorlog namen de Republiek der Verenigde Nederlanden, Enge­ land, Spanje en enkele Duitse Staten het op tegen Frankrijk. Bij Pieter de Beis, de toenmalige herbergier, kwamen tijdens die oorlogsjaren diversche Spaensche partijen over de vloer (3). In 1690 mocht hij zelfs eene partie Engelschen ende eenighe duytsche cavaillerie in zijn herberg verwel­ komen (4). Voor de herbergiers waren die bezoeken van legertroepen zeer winstgevend. Er werd veel gedronken en goed gegeten, en de onkos­ ten door de soldaten gemaakt, werden hen door de gemeentelijke over22


K)

“Soldatenheim De Beer� tijdens de Eerste Wereldoorlog.


heid terugbetaald. Veel Engels, Duits of Spaans zal de tapper wel niet nodig gehad hebben om te begrijpen wat die mannen op tafel wilden zien. Na 1697 bleef het enkele jaren rustig. In 1701 brak de Spaanse successie­ oorlog uit : Frankrijk stond nu tegenover Oostenrijk, Engeland en de Verenigde Provincies. “Den Beer" kreeg vaak bezoek van militaire troe­ pen soo van den eenen als van den anderen cant (5). Frankrijk kreeg het zwaar te verduren. In de dokumenten van 1707 vinden we de eerste sporen van de moeilijkheden van het Franse leger (6). Herbergier Pieter de Beis ontving toen 2 commandants francois et 3 soldats le reste de la partie écartée par un combat fait au environ de Nevelen. Vooral echter in de logementslijsten van 1708 schemerde de benarde situatie van de Fran­ sen door. Op 11 juli 1708 werd de slag bij Oudenaarde gestreden (7). Hier overwonnen de Engelse bevelhebber Marlborough en Prins Eugenius van Savoye de Franse maarschalk Vendôme. Beide legers telden ca. 80.000 mensen en de strijd duurde tot ’s avonds. Toen brak paniek uit onder de Franse soldaten en ze probeerden op de vlucht te slaan. Degenen die hier niet in slaagden, gaven zich over. De slag kostte de Fransen 6000 doden en gewonden, 9900 krijgsgevangenen en 2000 deser­ teurs. Enkele Fransen kwamen na de veldslag uitrusten in “Den Beer” (28) : deux guides venant de la bataille d'Oudenaerde, un soldat blessé, en verder nog un soldat francoise blessé de une partie des alliés. Ook de quattre soldats francoises qui aviont ette battu kwamen waarschijnlijk van Oudenaarde. Anderzijds kreeg men datzelfde jaar eveneens het bezoek van une partie francoise avecq 10 presonniers des allies. Vanaf juni 1706 tot februari 1711 was de herberg doorlopend bevolkt met soldaten (9). Franse troepen, die soms 60 tot 100 mannen telden, aten en dronken van het beste dat Pieter in huis had. Ze kwamen van garnizoenen in leper, Doornik, Aalter, Nieuwpoort, Menen, Charleroi, Rijsel en Maubeuge. Een groep was zelfs uit een garnizoen van Abbeville aan de Somme afkomstig. Soms bleven er enkele gidsen of cavalleristen voor verschei­ dene dagen logeren. Ook de volgende jaren bezocht de stroom soldaten “Den Beer”. De herberg moet in die oorlogsperiode vaak te klein zijn geweest. Na deze woelige oorlog volgde een rustperiode van 30 jaar. In 1741 brak de Oostenrijkse successieoorlog uit. Lodewijk XV wilde Vlaanderen opnieuw inpalmen en weer zien we troepen in Meulebeke. Van 16 oktober 1745 tot 28 april 1746 hielden drie kompagnies ruiters van het regiment van Rohan, hun winterkwartieren in Meulebeke (10). Vele inwoners van Meulebeke boden onderdak aan de soldaten. Hiervoor ontvingen ze een vergoeding naargelang de rang die de persoon had. Deze logementsvergoedingen bedroegen 1 schellijngh daghs voor eenen capitain, voor eenen lieutenant ofte cornette vier stuyvers voor eenen marischal de logi’s twee stuyvers, voor eenen cavalier ofte knecht eenen stuyver ende voor ider peerdt een groten ... (11). De erfgenamen van Pieter de Beis leverden eene groote caemer ghedient

24


Het interieur van “De Beer" tijdens de Eerste Wereldoorlog.


hebbende voor corps de garde ten dienste van de wacht door de voornoemde militairen ghehouden bij ordre van den bailluy den tijdt van 49 daghen. Onder Maria Theresia en Jozef II kenden onze gewesten een rustige tijd. Alleen logeerden er in “Den Beer” af en toe enkele lagere officieren die soldaten moesten recruteren voor het Oostenrijks leger (12). Voor de 19e eeuw hebben we geen informatie meer over soldaten in de herbergen. Jammer genoeg zijn de gegevens uit deze periode in het geheel erg schaars. Ook de 19e-eeuwse logementslijsten van "Den Beer” zijn niet bewaard gebleven (13). In de 20e eeuw kreeg “Den Beer” nog tweemaal bezoek van soldaten. Vooral in de Eerste Wereldoorlog was “Den Beer” als “Soldatenheim” een trekpleister voor Duitse officieren. In een later hoofdstuk zullen we hierover op een meer gedetailleerde wijze spreken. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bezochten de Duitsers slechts sporadisch de herberg. Over deze periode hebben we zodoende weinig informatie. Een totaal andere functie die aan “Den Beer” soms verleend werd, was die van gevangenis. Tijdens de 17e eeuw was het niet ongebruikelijk dat personen die het één en ander op de kerfstok hadden een huys van taire toegewezen kregen. In de aangeduide herberg moesten ze hun huisarrest doorbrengen. Aan niemand minder dan aan onze beroemde Joannes Cosman (14) werd een dergelijk arrest opgelegd. De reden hiervoor was dat hij tegen de verordeningen in zonder toestemming had gejaagd (15). Joannes Cosman was alleszins ook niet op zijn mond gevallen. In 1700 kreeg hij nog eens een proces omdat hij in herberg “Den Beer” de advokaat van de Raad van Vlaanderen had verweten voor Jean foutre ende pestighe Ghentenaere (16). Na een aanklacht tegen hem nam Joannes zijn beledigingen echter terug en verontschuldigde zich door te beweren dat hij alles gezegd had onbedachtelijck ende in grammen moede. De advokaat was echter een eerlijcken ende deughdelijcken persoon - zo voegde hij eraan toe. In de 17e en 18e eeuw was de herberg ook een plaats waar de uitbesteding van de dischkinderen plaatsvond (17). Deze dischkinderen konden zowel vondelingen, wezen, mindervalide kinderen als kinderen van zeer arme mensen zijn. Ze werden door de disch, het toenmalige O.C.M.W., onder­ houden. Bij de uitbesteding in een herberg verpachtte men deze kinderen aan de minstbiedende (18). Meestal wilden armere mensen zo’n kind voor een paar maanden of enkele jaren onderhouden. Ze kregen hiervoor immers een vergoeding die ze best konden gebruiken. Dit gebruik van uitbesteding bleef tot in het begin van de 19e eeuw in voege (19). Regelmatig werden in “Den Beer" ook openbare verkopingen gehouden. Doorheen de eeuwen zien we hoe belangrijke en minder belangrijke kopen in de herberg afgesloten werden. Een dokument uit 1890 (20) bewijst dat soms ook mensen van ver buiten de gemeente hier hun verko­ ping wilden houden. Hierin vroeg notaris de Brabandere in naam van de heer D. Zucconi, koopman van kunstvoorwerpen in Brussel, de toelating 26


om in “Den Beer” een openbare verkoping van kunstvoorwerpen in marber van florentien te mogen houden. Als reden gaf hij op dat de heer Zucconi het land moet verlaten door eene aangroeiende kwaal aan de oogen, die hem belet zijn bedrijf verder uit te voeren, en dat die verkooping geen hinder kan maken aan de winkeliers van Meulebeke. Ook nu nog wordt het café voor openbare verkopingen gebruikt. Een andere speciale functie die “Den Beer” in haar geschiedenis heeft gekregen, was die van wachthuis van de nachtwacht. In periodes waarin de kriminaliteit erg hoog was (21), stelde de gemeente een nachtpatrouille aan. In de winter van 1845 werd bijvoorbeeld zo'n wacht opgericht (22). Tien mannen moesten ’s nachts voor de veiligheid van de Meulebeekse bevolking instaan, zes wachters zwierven doorheen de gemeente en vier wachters bleven in het wachthuis. Aanvankelijk kon elke man op zijn beurt hiervoor in aanmerking komen. Later werd dit een soort tijdelijke job. In de verslagen van de zitting van de gemeenteraad van 18 april 1900 lezen we (23) : De heer burgemeester geeft te kennen dat het hoogst nodig is meer nachtwakers te benoemen gezien de menigvuldige dieften en misdrij­ ven die des nachts sedert eenigen tijd bedreven worden. De Raad stelt vast: van tijdelijk twee nieuwe nachtwakers te benoemen dier met den donkeren tot den klaren zouden moeten op wacht zijn, behoorlijk gewapend en dit mits 1,75 fr. ieder per dag .... De personen die aangesteld werden, waren echter niet altijd even plichtsbewust. Herhaaldelijk lezen we klachten over hen. Vooral de verleiding om op herbergbezoek te gaan in plaats van 's nachts in de kou in de gemeente rond te dolen, was groot. Burgemeester Emile Goethals vond hen op een bepaald moment zelfs in zijn brouwerijkelders (24). Wat ze daar uitspookten is nogal duidelijk ! De veldwachter of politiekommissaris oefenden op de nachtwakers kontrole uit. Daarbij blies de veldwachter op zijn hoorn (25). Indien één van de nachtwakers dit hoorde, moest hij op het geluid afgaan en zich melden. Soms moest de veldwachter lang zoeken en waren de nachtwakers nergens te bespeuren ... Tot hij ze plotseling uit een of andere kroeg zag strompelen. Wanneer zoiets aan het licht kwam. werd hen een boete opgelegd. Vaak verzuimden ze immers niet alleen hun dienst maar ze dronken ook nog na het politieuur in de herberg (26). Anderen hadden helemaal geen zin om ’s nachts op weg te gaan en bleven eenvoudigweg in bed (27). Blijkbaar had de gemeente vaak meer last dan voordeel van de nachtwakers. Wanneer we naar de huidige toestand kijken, zien we dat "Den Beer” enerzijds oude functies heeft behouden en er anderzijds nieuwe heeft bijgekregen. Tot die vroegere functies behoren, zoals vermeld, de open­ bare verkopingen. Bovendien kon men ook nog tot aan de tweede wereld­ oorlog in het café logeren. Met de komst van Leo Verstraeten in "Den Beer" kon men naast het drinken van een biertje ook zijn haar laten knippen. Hij was immers kapper en herbergier. Zijn zoon Paul. de huidige uitbater, heeft geruime tijd dit tweevoudige beroep van zijn vader verder27


gezet. Nu is hij enkel nog herbergier. Sedert de bouw van de zaal (28) is "Den Beer” een vergaderplaats en ontmoetingsruimte voor verenigingen geworden. Tot voor enkele jaren hielden de kaartersklub “De Lustige Vrienden", de schuttersklub “Willem Teil" en de vinkenmaatschappij “Recht voor allen” er hun bijeenkomsten. Nu hebben de voetbalploeg KVC-Meulebeke, de jeugdvoetbalploegen, de Rustende Middenstand en de studentenklub “Die Beerkens” hier nog hun lokaal. Daarenboven worden regelmatig feesten, huwelijks- en rouw­ maaltijden in de zaal gehouden. In elk geval is “Den Beer” doorheen de eeuwen een druk bezochte herberg gebleven. VOETNOTEN 1. R.A.K., Aanwinsten V/64/90 (lijst met herbergen van 24 april 1683). 2. Op deze lijst vermeldt men immers het openingsjaar van de herbergen, indien men het kent. 3. R.A.K., Bruine Pakken 5580. 4. R.A.K., Bruine Pakken 5579/1. 5. G.A.M.. P R. 1708/B ; 1708/C ; 1709/C. 6. R.A.K., Bruine Pakken 5536/1. 7. Winklcr Prins, Geschiedenis der Nederlanden, deel 2 (1500-1780), Elsevier, Amsterdam/Brussel, 1977, p. 338-339. 8. R.A.K., Bruine Pakken 5623. 9. R.A.K., Bruine Pakken 5634 ; Br. P. 5623 ; Br. P. 5536/1 ; Br. P. 5536/2 ; Br. P. 5621 ; Br. P. 5616 ; G.A.M., P.R. 1706 ; P.R. 1707/D ; P.R. 1708/B ; P.R. 1708/C ; P.R. 1709/C ; P.R. 1710/A. 10. R.A.K., Br. P. 5936 ; Br. P. 5686. 11. R.A.K., Br. P. 6257. Voor uitleg over het toen gangbare geld : zie later. 12. G.A.M., P.R. 1783 ; P.R. 1791 ; R.A., Br. 6138. 13. De herbergiers waren verplicht een register van de gasten bij te houden. Zie het politiereglement 1841 (G.A.M., Register van gemeenteraadsverslagen 18271850). 14. Cfr. infra. 15. R.A.K., Scab. Meulebeke 1669-1689, 231v-232 : nov. 1684. 16. R.A.K.. Scab. Meulebeke 1693-1702, 253v : 25 jan. 1700. 17. Een voorbeeld van zo’n uitbesteding in “Den Beer” vinden we in de dishoeken: R.A.K., Fonds Kerkfabriek Mculebcke nr 12 B/ nr 32-32' : 12 april 1700. 18. Ook bejaarde mensen en zieke of mindervalide volwassenen werden op dezelfde manier uitbesteed. 19. cfr. J.Devogelaere, De slechte jaren 1840-1850 in het arrondissement RoeselareTielt, Anzegem, 1982, p. 142-143. 20. G.A.M., R.S. 1887-1897. 21. Over deze periodes van hoge kriminaliteit : zie inleidend hoofdstuk. 22. G.A.M., R.S., 1826-1847. 23. G.A.M., R.G., 1899-1911 (Zitting van 18 april 1900). 24. G.A.M., R.S., 1887-1897 (Zitting van 14 aug. 1891). 25. Idem (Zitting van 20 juni 1894) ; R.S. 1897-1908 (Zitting van 23 feb. 1907). 26. G.A.M., R.S. 1897-1908 (Zitting van 22 nov. 1902). 27. G.A.M.. R.S. 1887-1897 (Zitting van 20 juni 1894). 28. Zie hoofdstuk over het uitzicht van "Den Beer".

28


II. BESCHRIJVING VAN DE HERBERG- EN BROUWBENODIGDHEDEN EN HET INTERIEUR VAN DE HERBERG IN DE 17e en 18e EEUW.

Het is erg interessant om te weten hoe een herberg er in die tijd uitzag. Verschillende documenten uit de 17e en 18e eeuw verstrekken gegevens over het interieur van de herberg en over het woongedeelte. Ze bevatten ook volledige lijsten van het huisgerief. Na het overlijden van Rogier de Beis werd de hele inboedel van het huis (203 artikelen) op 28 mei 1687 bij opbod verkocht (1). Wat de herbergbenodigdheden betrof, vinden we 12 bierpotten, 2 brandewijnkannen, 1 gid­ sen bottaille, 1 tinne wijnpot, 1 anderen wijnpot, 20 glaesen, 4 galeyersche kannen, 1 galeyersche tonne en nog ander galeyerwerek. Bovendien waren er verschillende maateenheden : 1 bierpinte, 2 wijnpin­ ten, 1 alf pinte ende twee maettien. Het brandewijngereedschap bestond uit ketel, elm en slanghe (2). Om te brouwen had men / gistvat, 1 cappertonneken (3), 2 open carteelen (4), 2 cuypens. Verder verkocht men nog 211/2 tonnen (bier) en 2 bierboomen (5). Qua meubels had Rogier een tafele met schuyven, een novaet taefel, een taefel niet back en nog een taefelken, 3 houten stoelen, 5 houten zetels, 3 schabelle baneken (6), 1 coutse met gordijnnen (7) en een lijs om te slapen (8). Of deze zaken zich in de herberg of in de woonplaats bevonden, weten we niet. Anderzijds treffen we nog diverse benodigdheden aan : 1 galeyersch pateel (9) met 3 taillioren, 2 blompottiens, 1 waterpot, 1 stammisse (10). 1 vierketel, 1 melckzijde (11), I mermittien met hulleken, 4 kandelaeren van metael, 1 lampe, 13 tinne lepels, I croone, 3 roosters, 2 schappen, 1 tanghe, 1 capmes, 1 kuyssche (12), 1panneken, 2 lanteirens, 1 kandelaere, 1 tanghe, 1 blaespyppe, 1 vleeschvorcke, 1 bustel, 1 vischspaen (13). 1 oliepot, 1 spit, 1 braetpanne, 2 hanghels, 1 hangiser, 2 branders, 1 orlogiegewichte, 1 bratspit, 3 trachters, 2 kerssesnuyters, 2 tinne waeterpotten, 1 mostaertpot. 2 tinne kandelaeren, 3 tinne soutvaten, 13 tinne taillioren, 14 pateelen, 1 mandeken. 1 cleermande, 2 stucken lierdewerck, 1 mermitte, 3 iseren potten, 1 iseren panne, 1 gaeren pack (14), 4 packen vlasch, 1 schoudt ketel, een paer gordijnnen met ommeloop ende roe, 1 drayhaspe (15), 1 carbaes, 2 haeckers, 2 pollepels, 1 havot (16), 1 schare, 1 raspar (17), 1 keiren met toebehoorten, 1 bustel ende schaillie (18), 1 spinnewiel, 1 roompot, 2 coffers, 1 zeve, babijnpijppen. 1 schilderie leckerbittien (19), 2 schilderien, 1 geprente schilderie in molueren, 1 goude leer aen de cave (20), 2 battiens (21), 2 potten ende teele, 1 recoffoir (22). Zoals na deze opsomming duidelijk is, was Rogier geen arme sukkelaar. In zijn stallingen stonden eene haelcuyppe, cordewaeghen, een botercuype, een haverbock, een troch, een van (23), twee bansten (24), 26 berdels (25). Bovendien bezat Rogier een grijsde coybeeste. Op het erf lagen een hoop spanders, 8 hoopen clofhoudt, 250 (bundels) hardt houdt, 256 (bundels) socht houdt, 2 hoopen elsenhoudt en 1 hoop quaedt houdt. Zelfs de vette in de mesput en de vette 29


in het sekreet werden per opbod verkocht. Onder zijn zoon Pieter de Beis en kleinzoon Pieter Guilliaeme de Beis kende “Den Beer" een nog grotere bloeiperiode. Bij het overlijden van Barbara van Oost. de vrouw van Pieter Guilliaeme de Beis, vangen we opnieuw een glimp op van de rijkdom van de familie de Beis. Omdat er minderjarige erfgenamen waren, werd een staat van goederen (26) opge­ maakt waarin precies vermeld stond welke zaken zich in sommige kamers bevonden : - In de CEUCKEN van het woonhuis stonden een taefele ende stoelen, een glaese kasse, glaesen, pinten, kunnen, 76 pond koper, 125 pond tin, een mortierken, kandelaers, latoenen lampe, vleeschvoreke, schuppe, roosters, brander, twee hanghels ende andere muniteyten (totale waarde : 27 pond, 6 schellijngen, 4 groten Vlaams) (27). - In de SUYTCAMER bevonden zich een lijdecant met behansel, een taefele, stoele, dresse (28) ende menagien (waarde : 4 pond, 6 schellijngen, 8 groten Vlaams). - In de NOORTCAMER noteerde men een casse, schilderijen, taefels, stoelen, zetel, spieghel, schauwijsere, menagere, lijdecant met behanghsel (waarde : 10 pond, 6 schellijngen, 8 groten Vlaams). - Op de SOLDER stonden een taefel, stoelen, ijdele sacken (29), wat bouckwee, coolsaet ende hoppe, een slechten mortier en baensten (waarde : 12 pond, 18 schellijngen, 4 groten Vlaams). - In de KELDER vond men de waardevolste zaken : alle de wijn, idele bouteillen, bier, tonnen, saen teelen (30), olievaeten, boter potten, yseren pot, fontieren (31), (waarde : 34 pond, 15 schellijn­ gen groten). - In de COEYSTAL bevonden zich twee coeybeesten, meshaeck, crauwele, greep ende wat hoy (waarde : 9 pond groten). - In het OVENBEUR trof men een trogh, schrepere, bollen (32), spit, staenysere (33), keirne, slechte kuyperie, sefve ende mostaert querne aan (waarde : 1 pond, 16 schellijngen, 8 groten). - Op het HOF zag men een ijseren raecke, spae, cordewaeghen, slechte asijn stucken (34) ende alle het clofhout, poorters (35) ende busschen in de mytten (waarde : 8 pond groten). - Tenslotte vermeldt de staat al het SILVERWERCK : seven forsetten, zes lepels, mostaert pot, peper dose, soutvat ende gaude keten (waarde : 26 pond, 13 schellijngen, 4 groten). Uit deze vermeldingen kunnen we veel gegevens halen. Zo is uit de indeling van het huis duidelijk dat er geen bovenverdieping was. Naast de beschrijving van het gelijkvloers werd immers alleen de zolder vermeld. Bovendien kunnen we ons elke beschreven kamer makkelijk voorstellen. Jammer genoeg hebben we uit de latere periodes geen gelijkaardige lijsten 30


meer gevonden. Wat de brouwbenodigdheden van de nieuwe brouwerij betreft, verwijzen we naar het vierde hoofdstuk waar de belangrijke aan­ kopen chronologisch staan beschreven.

VOETNOTEN 1. R.A.K., Scab. Meulebeke 1686-1688. 2. Met de ketel bedoelt men de distilleerketel waarin de wijn wordt verwarmd. Bij de verwarming verzamelt de alcoholdamp zich in de helm (elm) boven de oven. Door afkoeling vormen zich uit deze damp druppels alcohol. (W. Verstraaten, Het groot jeneverboek, uitgeverij In den Toren, Baarn, 1984). 3. Cappertonneken : waarschijnlijk is dit de ton waarin het bier “kappe steekt”, d.w.z. waarin het bier door gisting schuim uitwerpt door het bomgat en dat opgevangen wordt in het gistvat. De eerste kappe heet brandkappe ; de tweede kappe, als zij gezeten is, wordt de gist die de bakkers gebruiken. (L.F. De Bo, Westvlaamsch Idioticon, I, uitgaven Familia et Patria, Handzame, 1970, p. 431). 4. Carteelen : grote vaten. 5. Bierboom : soort van juk om biervaten en andere lasten aan te dragen. 6. Schabelle baneken : voetbanken. 7. Coutse met gordijnnen : een slaapstede met gordijnen. 8. Lijs : een bank tegen de windweer en ook tegen het venster die vooreerst diende als zitplaats bij de tafel maar die verder kon dienen als slaapstee. Een windweer was een houten afsluiting tussen de voordeur en de tafel om de tocht van de opengaande voordeur aan tafel niet te voelen. 9. Galeyersch pateel : glazen platte schotel. 10. Stammisse : verzijp. 11. Melckzijde : melkzeef. 12. Kuyssche : een ijzeren haak om potten aan te hangen boven het haardvuur. 13. Vischspaen : een afschuimlepel. 14. Een gaeren pack : een pak garen. 15. Drayhaspe : haspel waarop men het garen van de kluwens windt. 16. Havot : Kortrijkse graanmaat van 4 pinten of ongeveer 21 liter. 17. Raspar : rasper. 18. Schaillie : waarschijnlijk een vuilnisblik. 19. Leckerbittien : Lekkerbeetje : soort van peer, 8 à 9 centimeter lang, en 5 cm dik, met een groene schil en met bruine en gele wratjes bezaaid. Vermoedelijk stelde het schilderij een stilleven met dergelijke peren voor. 20. Een goude leer aen de cave : een vergulde lederen versiering aan de schouw. 21. Battien : batten = badding. 22. Recoffoir : waarschijnlijk bedoelt men hiermee het rekkafoor, nl. het fornuis waarop men de spijzen klaarmaakt. 23. Van : een werktuig uit wissen gevlochten op de wijze van een grote wijde oesterschelp met twee oren of handvatten en dienend om door schudden het graan te zuiveren van stof en kaf. 24. Banst : ronde korf gevlochten met stro of biezen. 25. Berdels : planken. 26. R.A.K., Wezerij Vandenberghe nr. 122, Meulebeke, 11-13 (9 maart 1744). We moeten wel bedenken dat de staat slechts op een gedeelte van de gemeenschap­ 31


27.

28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35.

32

pelijke bezittingen slaat. Op dat ogenblik leefde haar schoonmoeder nog en de dienstgebouwen waren waarschijnlijk nog in haar bezit. Zo worden bijvoorbeeld de brouwerij en andere bijgebouwen niet vermeld. 1 pond groten Vlaams = 20 schellingen = 240 deniers (of penningen) 1 denier groten = 12 deniers parisis. Het rekenmuntsysteem van ponden, schellingen en deniers ontstond op het einde van de 8e eeuw. Ponden en schellingen waren enkel rekenveelvouden die in werkelijkheid niet bestonden. Ze werden dus in dezelfde betekenis gebruikt waarin bij ons nu de aanduidingen dozijn of gros in omloop zijn. Terwijl het pond en de schelling enkel rekenmunten waren, was de denier of de penning zowel een rekenmunt als een reële munt. Daarnaast ontstond in de loop van de 16e eeuw het rekenmuntsysteem van de guldens en stuivers : 1 gulden = 20 stuivers = 40 groten. Weldra kwamen deze twee systemen naast elkaar voor met een vaste relatie van 1 tot 6. (Zie E. Aerts, Laatmiddeleeuwse Brabantse rekeningen in een historisch onderzoek, in Gemeentekrediet van Bel­ gië (n° 42) ; 1982, p. 275-298). Ter vergelijking : in de eerste helft van de 18e eeuw was een koe ongeveer 4 ponden groten Vlaams waard. Dresse : kast. Ijdel : leeg. Saen teelen : diepe aarden schotels waarin men de melk laat staan en zuren om room te krijgen. Fontieren : tonnestoel, stelling waarop de vaten in de kelder gelegd worden. Bollen : deze bollen dienden voor het bolspel. Staenysere : ijzeren staander. Slechte asijn stucken : wijn die verzuurd was en om die reden niet meer bruikbaar was. Poorter : zware bundel brandhout met wissen samengebonden.


III. WAT VERKOCHT MEN IN DE HERBERG “DEN BEER" DOOR DE EEUWEN HEEN ?

Dankzij de logementslijsten (1) in de oorlogsperioden kunnen we ons een duidelijk beeld vormen van wat in de 17e en 18e eeuw in “Den Beer” gegeten en gedronken werd. Bier was de voornaamste dorstlesser. Voor de eigen brouwerij achter de herberg betekende het bezoek van de legertroepen een winstgevende zaak. De gemeente betaalde de onkosten die de soldaten in de herbergen maakten en "Den Beer” was één van de drukst bezochte kroegen - om niet te zeggen dé drukst bezochte - in Meulebeke. In die tijd gold bier als een erg gezonde drank. In de dishoe­ ken vinden we meer dan eens dat aan zieke mensen bier werd voorgeschre­ ven. Dit is begrijpelijk wanneer we weten dat bier één van de weinige dranken was die uit gekookt water bereid werd (2). Bovendien heeft bier een hoge voedingswaarde : 1 liter bier is even voedzaam als 300 gram aardappelen. We moeten ook bedenken dat het aanbod van andere dran­ ken erg beperkt was. Het gebruik van koffie en thee was erg gering (3). Het volk dronk bier van 's morgens tot ’s avonds. Bovendien lag het alkoholgehalte van het bier vroeger hoger dan nu. Omstreeks 1800 bedroeg het hoofdelijk bierverbruik ± 180 liter per jaar (4). Naast bier dronk men grote hoeveelheden brandewijn. In het Frans sprak men van brandvin of eau-de-vie. Ook deze drank werd door de herbergier uit "Den Beer” zelf gestookt. Brandewijn bekwam men door de distillatie van wijn. In die tijd kon wijn immers niet lang bewaard worden en juist die verzuurde wijn leverde de beste brandewijn op (5). Tenslotte werd er af en toe wijn geschonken. Wijn was echter een luxedrank : het gemiddelde verbruik op het einde van de 18e eeuw bedroeg slechts 4 tot 5 liter per man per jaar (6). Ten tijde van Pieter Guilliaeme de Beis was één van zijn wijnleveranciers uit Brugge afkomstig (7). Niet alleen werd er door de soldaten stevig gedronken in "Den Beer" maar er werd ook goed gegeten : brood, vlees (vooral sweynenvleesch), kaas en eieren vormen het hoofdbestanddeel. Soms kwam er zelfs Hollandse kaas op tafel. Na de maaltijd - genietend van een heerlijke pijp - keuvelden de mannen over hun belevenissen op het slagveld. In de herberg kon men pijpen en tabak krijgen. De troepen schaften zich hier ook hooi voor de paarden en hout voor het kampvuur aan. Eenmaal kocht Pieter de Beis in opdracht van de gemeente voor de heer kommandant van Gent een geschenk ter waarde van 21 ponden, 4 schel­ lij ngen en 10 groten Vlaams ten eynde hij alhier niet en soude geteirt hebben (8). De schrik van de wethouders was niet ongegrond want de kommandant was vergezeld van een legertroep van 500 man. Het zou hen nog veel meer geld (en grijze haren) gekost hebben indien ze voor reke­ ning van de gemeente in de herberg hadden verbleven. Tijdens de 19e eeuw, met de oprichting van de nieuwe brouwerij en mouterij, werden ook de nieuwe bieren in de herberg verkocht. Het waren allemaal hoge-gistingsbieren (9). Men onderscheidde UITZET 33


34


FRIS OFOfENSN

1/3

H.R.K. 834

JAG'S BR.

6 0 ETHALS

MEULEBEKE

Enkele etiketten van de bieren van Brouwerij “Le Damier" en van Brouwerij Goethals. 35


(blond bier) en BRUINEN (bruin bier). Verder had men de DOBBE­ LEN, het zwaardere bruine bier. Met deze DOBBELEN behaalde Emile Goethals verschillende onderscheidingen. Op de wereldtentoonstelling in Antwerpen in 1894 verkreeg hij een erediploma voor dit bier. In die periode werd het bier van brouwerij “Le Damier" (10) niet alleen lokaal verkocht maar het werd tot in Leuven uitgevoerd. Brouwer Emile Goet­ hals ontving zelfs de titel van hofleverancier. Dat dit zwaardere bier door velen geapprecieerd werd, lezen we trouwens in de volkse kalender “Het Beertje” uit het jaar 1951 : ’k Zegge goendag aan de bazinne van ’t Peerdeken en ik vrage een oude dobbelen van Meulebeke van dat schui­ mende bier waar ze koeipooten in smeten om z ’in de brouwte te laten trekken tot voorloop van vlees en been voor de kloekte (11). Men heeft benevens deze voornoemde bieren ook steeds STOUT gebrouwen. Omstreeks 1936 schakelde Henri Goethals samen met Jozef en Albert Goethals over naar lage-gistingsbieren. De blonde bieren die gebrouwen werden, waren TIBI-PILS en het lichtere JAG'S EXPORT (12). Het bruine bier met hoge gisting heette TONNEKE. Deze bieren werden alleen in de herbergen Goethals verkocht. Door de sluiting van de brou­ werij in december 1975 verdwenen de blonde biersoorten. Alleen het recept van het TONNEKE werd aan een andere brouwerij doorgegeven.

VOETNOTEN 1. Zie gegevens uit bruine pakken en parochierekeningen waarvan we de nummers hiervoor reeds vermeldden. 2. W. Patroons, Bier, Standaard Uitgeverij, Antwerpen, 1979, p. 79. 3. Zie V. Arickx, Herbergen in de kasselrij Kortrijk in 1779, in Leiegouw VII (1965), p. 6. Voor “Den Beer” hebben we maar één vermelding van het verbruik van thee gevonden. Zie R.A.K., Aanwinsten V. 64, 90 (Rekenijnghe van mijnheer de Beis van 1749). 4. M. Boone, H. Gaus. P. Scholliers en C. Vandenbroucke, Culturele geschiedenis van Vlaanderen, deel 10, Deurne, 1982, p. 134. 5. W. Verstraaten, Het groot Jeneverboek, Uitgeverij In den Toren, Baarn, 1984, p. 17, p. 21. Jenever is pas “uitgevonden" omstreeks 1600. De smaakgever van deze drank is moutwijn (bekomen uit graan) en heeft dus niets te maken met brandewijn. Op de lijsten van “Den Beer” komt het woord “jenever" nooit voor maar is er altijd sprake van brandewijn. Men heeft het in lijsten van andere herbergen wel soms over graenbrandewijn. Het kan dus ook dat soort brandewijn zijn dat in den Beer gedronken werd. 6. M. Boone, H. Gaus .... o.c., p. 134. In 1985 dronk de gemiddelde Belg 20,46 liter wijn. 7. R.A.K., Wezerij Vandenberghe, nr. 122, Meulebeke, P .11-13. 8. G.A.M., P.R. 1709 C. 9. Bij hoge gisting (± 20°C) blijft de gist aan de oppervlakte van de vloeistof drijven, bij lage gisting (± 7°C) slaat die neer op de bodem. Pas in 1880 begint de overgang van de hoge- naar de lage-gistingsbieren. (W.Patroons, o.c., p. 13; p.32). 36


10. In de periode van Emile Goethals noemde de brouwerij “Le Damier". Onder Henri Goethals veranderde de naam in Brouwerij Goethals. Deze benaming is gebleven tot aan de sluiting in 1975. 11. G.P. Baert, Ezelarij uit de Mandelslreek, in 't Beertje X (1951), p. 52. 12. De afkorting “Jag’s” staat voor Jozef-Albert-Goethals.

37


IV. EEN BOEIENDE TOCHT IN HET VERLEDEN VAN “DEN BEER” EN VAN BROUWERIJ GOETHALS.

Waarschijnlijk bestond “Den Beer” al geruime tijd vóór 1611, het jaar waarin we de oudste vermelding hebben gevonden, doch de periode vóór 1600 hebben we nog niet bestudeerd. In het renteboek van 1614 (1) moest Adriaen Cosman 12 deniers parisis betalen over sijne stede ende herbergde ende erve den Beer ghenaempt op Meulebeque platse. Over deze Adriaen is ons weinig bekend. Hij was gehuwd met een zekere Lievijne Mestdagh en baatte zelf zijn herberg uit. Zijn zoon, ook een Adriaen, is ons beter bekend. Hij had het niet gemak­ kelijk. Voor Meulebeke brak immers een woelige periode uit. Frankrijk verklaarde in 1635 de oorlog aan Spanje. Ook onze gewesten werden door de Franse troepen geteisterd. Op 27 september 1645 stond de Meulebeekse kerk in lichterlaaie ten gevolge van hun vernielzucht. De brand van de kerk sloeg over op enkele huizen van de markt. We hebben een sterk vermoeden dat “Den Beer” hierbij behoorde want in het landboek van 1654 staat “Den Beer” aangeduid als een onbehuysde erfve. Doch Adriaen Cosman was een herbergier in hart en ziel. Een jaar vroeger had hij de herberg "Het Panhuys” gekocht (2) en daar kon hij nu naar hartelust tappen. Jammer genoeg kon hij niet lang meer van zijn aankoop genieten : op 15 april 1656 stierf Adriaen. Naast het beroep van herbergier vervulde Adriaen de openbare functie van officier van politie van 1647 tot 1655. Hij had een vruchtbaar leven achter de rug : twee dochters (Elysabeth en Judoca) en zeven zonen (Adriaen, Adriaen, Guilliaeme, Joannes, Egidius, Petrus en nog een Joannes) werden hem door zijn vrouw Joossijne Le Maire geschonken. Omdat de oudste zoon Adriaen vroeg stierf, werd de daaropvolgende zoon opnieuw “Adriaen" genoemd. Dit was een gebruik dat in die tijd voorkwam. Ook de tweede zoon met de naam “Joannes” kreeg op die manier zijn naam. Deze Joannes is de beroemde Joannes Cosman waarvan de gedenksteen zich in de kerk bevindt. Volgens deze steen zou hij in 1749 op 109-jarige leeftijd gestorven zijn. Alles wijst er echter op dat zijn geboortejaar met dat van zijn oudere gestorven broer verward werd (3). Zo mogen we de beruchte Joannes die 28 kinderen op de wereld zette, meer dan twaalf jaar jonger maken. Als woord van troost voor de Meulebekenaren voegen we hier echter graag aan toe dat 97 jaar in die tijd nog een gezegende leeftijd was die weinig mensen te beurt viel. Zijn broer Egidius was een minder lang leven beschoren. Op 22-jarige leeftijd werd hij door de heer van Bosterhout vermoord (4). De omstan­ digheden waarin deze moord gebeurde, zijn ons (voorlopig) niet bekend. Joossijne Le Maire was een sterke vrouw want ondanks de vele kinderen en tegenslagen overleefde ze haar man met 38 jaar en werd ze 92. Omstreeks de tijd van het overlijden van Adriaen moet de herberg her­ bouwd zijn want in 1658 werd door Guilliaeme de Beis, de schoonzoon van Adriaen (5), op het huys ende erfve genaempt den Beer staende op de plaetse ... een hypotheek geplaatst (6). Waarschijnlijk heeft Guilliaeme 38


cA

r<i' r â T ^ A -u y -

j L . x y t t r

z

C# fVlIl» t

ln c £ -

y*^

^

r***f

( s * t—

ftiSi--

•JX "

O

*.«iw4r*— &

f tr ^ * .0

n *c%— &%-

" < r o * r 4 ~ j ï ) v -----------

r9,y

I C»"*r

c

, . , t : >

*»««

fi,

r / ^ t « Z ,,. t ./Z—

^ I%

’^

^ .jr r £ j\r

l 'j^>/ 7x & II— ~

<C

9 v3

m / « i f e - t f ’S j n t v ~

f

i ’c

'2>0 0 f

^*r

'r ^ w ce/^

J\' <£%.---- C b n y ' f 0 0

00 r /A ■°c*—

y

,

»

,.g

J ’ / ,v x / i 7 v

— Jl£ n A £ ™K/

i-/. 7 1

c^

L

sl

Adriaen Coysmart over sijne stede ende herberghe ende erve den beer ghenaempt op meulebeque platse geit 12 deniers parisis. (Renteboek Meulebeke 1614, R.A.K., Fonds Kerkfabriek Meulebeke, nr 49).


met eigen middelen de herberg op de grond van zijn schoonouders gebouwd. Van die grond was hij na de dood van Adriaen ook gedeeltelijk erfgenaam. Om de bouw financieel aan te kunnen, ging hij bij een zekere Laureins Maes een lening van zestien ponden groten Vlaams aan. Daar­ door was hij verplicht zijn nieuwe huis te hypothekeren en jaarlijks één pond groten Vlaams intrest te betalen. Guilliaeme maakte een moeilijke tijd door. Zijn schulden stapelden zich op en in 1665 werden zijn herberg, zijn dieren en zijn roerende goederen voorlopig in beslag genomen tot hij zijn bierleveringen kon betalen (7). Het jaar daarop waren zijn reke­ ningen nog niet vereffend want Laureins Maes liet zijn clachte vernieuwen. Toch liet Guilliaeme de moed niet zakken. Een jaar later kocht hij een behuisd stuk grond achter zijn herberg dat doorliep tot aan de Hoogstraat (8). Het daaropvolgende jaar zat hij opnieuw tot over de oren in de schulden en Laureins Maes zag zich voor de derde maal genoodzaakt een verzoek tot clachte in te dienen. Nu gold de inbeslagneming niet voor de herberg zelf doch voor alsulcke vruchten ende hoye als is geschuert ende staende ten hove van den greffier competerende Guilliaeme de Beis oock op de coybeesten de houtmyten brandewijnhalam midtsgaeders alle huyscatheylen geene gesondert den selven Beis competerende ... (9). Door de vermelding van dit brandewijnhalam weten we dat Guillaeme zelf zijn brandewijn stookte. Gebeurde dit in zijn nieuw aangekochte gebouw ? Dit gebouw heeft alleszins in de loop der jaren de functie van brouwerij gekregen. In 1687 sprak men in de staat van goederen van Rogier de Beis voor de eerste maal over de brouwerij (10). Het bier dat er gebrouwen werd, was enkel voor eigen gebruik en niet voor uitvoer bestemd. Zo verkocht men in "Den Beer” zowel bier als brandewijn van eigen fabri­ kaat. Uiteindelijk gaf Guilliaeme er de brui aan. In 1676 verkocht hij zijn herberg, en nog eens drie jaar later het daarachter liggende gebouw, aan zijn broer Rogier. Samen met zijn vrouw en kinderen verhuisde hij naar Marialoop. Daar hield hij de herberg “het Cleene Cappelhuis” open (11). Maar korte tijd later - in 1679 - is Guilliaeme gestorven. Zijn vrouw baatte verder de herberg uit en hertrouwde in 1684 met Jan Verstraete. Wc besluiten uit de geringe begrafeniskosten van Guilliaeme (2 ponden, 8 schellingen parisis) dat hij tot de armere bevolkingsklasse behoorde. Guil­ liaeme is in zijn leven een sukkelaar gebleven. Zijn broer Rogier heeft het beter getroffen. Dankzij zijn huwelijk met de rijke Jacoba Beginne is hij hoger op de maatschappelijke ladder kunnen klimmen. In 1682 kocht hij zich het poorterschap van Kortrijk (12). Als leenman van Ter Borcht mag hij zeker tot de topklasse van de Meulebeekse bevolking gerekend worden. Bovendien was hij verscheidene jaren ontvanger van de belastingen (13). De troebelen met de Franse troepen waren nog niet voorbij. In 1676 verloor Rogier door toedoen van de legertroepen een levering hooi op de Leie te Wielsbeke (14) en in 1683 moest hij met zijn gezin vluchten 40


(15). Tijdens dat jaar verloor hij ten gevolge van de plunderingen door de Fransen huyscattheyl, meublen, wijn, bier, 25 voeren hoy. 1300 coorenschooven, vlas, houdt ende andersints ter waarde van 125 ponden, 2 schel­ lingen, 8 groten Vlaams. Dit betekende een enorm bedrag in die periode. Rogier was de zesde meest getroffen persoon uit de Borchtgulde (16). Maar de gemeente betaalde een paar jaar later schadevergoeding aan alle getroffen inwoners. Na het overlijden van Rogier werden zijn bezittingen - een massa onroerende en roerende goederen - openbaar verkocht (17). Rogier had een kroostrijk gezin : vijf zonen en twee dochters. Zijn vrouw Jacoba Beginne (18) was twee jaar vóór hem overleden. Hun jongste kind Albertus was toen pas tien jaar oud. Wie na de dood van Rogier de herberg runde, is ons niet bekend. Zijn zoon Pieter was hotellier in "Den Hert" (gelegen op de Markt) in 16851690 (19). Begin 1690 verhuisde hij zeker naar “Den Beer” want in de dokumenten wordt hij vernoemd als waard van deze herberg. Op dat ogenblik was de grond nog altijd eigendom van de erfgenamen van Adriaen Cosman. Pieter had. samen met zijn broer Albertus, het huis in eigendom. De grond of erfve werd hem in “cheynspacht” gegeven (20) door de weduwe van Adriaen Cosman. Enkele jaren voordien (1685) had zijn vader met haar een kontrakt afgesloten waarin de grond hem voor de periode van 27 jaren in “cheyns” werd gegeven. De hypotheek die ten tijde van Guilliaeme de Beis op "Den Beer” rustte, werd pas na de dood van Rogier gelicht. Dan slaagde de familie de Beis erin haar schulden bij de erfgenamen van Laureins Maes te vereffenen. Voor Pieter de Beis brak een erg drukke periode aan. Soldaten van alle slag bezochten zijn herberg (21). Zowel Spaanse als Franse, Engelse en Duitse troepen vonden de weg naar het gerstenat dat er verkocht werd. Aan de verbruikslijsten te zien. werden er heel wat bierkannen verzet. Ook de Vlaamse keuken viel in de smaak van de soldaten. Voor Pieter kwamen deze inkomsten zeker niet ongelegen. Zijn vrouw Maria de Vol­ der (22) schonk hem in dertien jaar tijd negen kinderen : twee zonen en zeven meisjes, waarvan er twee te Kortrijk begijntje werden. Tussen 1693 en 1695 kocht Picter de helft van de grond waarop zijn herberg stond, af van de erfgenamen van Adriaen Cosman. Het ging hem dus blijkbaar voor de wind. Voor de meeste Meulebekenaren was het echter een harde tijd (23). Na het mislukken van de oogst in 1692 was de toestand nog rampzaliger geworden. Hongersnood en besmettelijke koortsen teisterden de armere lieden. Bovendien leed het volk erg onder de strooptochten van de Fran­ sen. Niemand van de bewoners van "Den Beer” heeft trouwens een zo wissel­ vallige en woelige periode meegemaakt als Pieter. Eerst beleefde hij de tijd waarin de Zuidelijke Nederlanden onder Spaans bewind waren. Tij­ dens de negenjarige oorlog (1688-1697) maakte hij kennis met de Franse 41


vijandelijke troepen en met Engelse en Duitse "geallieerden". Na de dood van Karel II, de laatste Habsburger in Spanje, brak de Spaanse successie­ oorlog uit. Van 1700 tot 1706 kwamen de Zuidelijke Nederlanden onder Angouaans bewind (24). Na de nederlaag van de Fransen bij Ramillies (1706) kende Vlaanderen een Engels - Bataafs bestuur. Met de vrede van Utrecht in 1713 werden de Zuidelijke Nederlanden tenslotte aan Oosten­ rijk overgedragen. In deze moeilijke tijd bekleedde Pieter verscheidene openbare functies. Zo is hij enkele jaren ontvanger van belastingen en van 1706 tot 1708 burgemeester van Meulebeke geweest. Evenals zijn vader bezat hij het poorterschap van Kortrijk en was hij leenman van Ter Borcht. Na een rijk gevuld leven stierf Petrus de Beis op 8 mei 1719. Zijn lichaam werd in de kerk bijgezet. De opsomming van zijn onroerende goederen is nog indrukwekkender dan die van zijn vader (25). Ook de herberg zelf is verder uitgebreid (26). In zijn testament verzocht Pieter om jaarlijks missen te laten doen tot lafenis van zijn ziel (27). Daarbij moest telkens roggebrood aan de armen van de gemeente uitgedeeld worden. Zijn weduwe willigde deze wens in. ging een lening aan ten voordele van de kerk en plaatste een hypotheek op “Den Beer" met bijbehorende gebou­ wen om deze lening te verzekeren. Maria bleef in de herberg wonen. Samen met haar zoon Picter Guilliaeme baatte ze de herberg uit. In juni 1746, na de dood van Maria, werd Pieter Guilliaeme eigenaar van “Den Beer" en haar brouwerij (28). Uit die periode zijn de gegevens over "Den Beer" zeer schaars. In 1745/46 sloegen drie compagnies ruiters ten dienste van Lodewijk XV hun winterkamp op in Meulebeke en sommige hogere militairen logeerden in “Den Beer" (29). Na 1748 volgde een relatief rustige periode voor Meulebeke en "Den Beer”. Evenals zijn vader en grootvader oefende Pieter Guilliaeme opeenvolgend verschillende ambten uit. Van 1715 tot omstreeks 1753 was hij griffier van Bosterhout, Ten Ackeren en Peperstraete en in 1723 van Rupelghem en Croovelt (30). Bovendien bekleedde hij de functie van procureur van de vierschaar in Meulebeke (31). Zijn vrouw Barbara van Oost schonk hem vier jongens en twee meisjes. De eerstgeboren zoon Pieter Joseph leefde slechts één maand en de tweede zoon Joannes Franciscus twee maanden. Hun dochter Anne Françoise was kloosterzuster in Tielt. Ze stierf als ex-religieuze omdat haar orde in de Franse tijd ontbonden was. Op 3 april 1769 stierf de tachtigjarige Pieter Guilliaeme. Net als zijn vader en zijn vrouw (die in 1742 stierf) werd hij met de hoogste dienst begraven. Datzelfde jaar nog verkocht zijn schoonzoon Walrandus de la Housse die met Isabella Clara gehuwd was, de herberg. Na meer dan honderd jaar dus deed de familie de Beis afstand van "Den Beer”. Voor korte tijd kwam ze in handen van een andere invloedrijke familie, namelijk de Van Calberghs (32). De weduwe van Pieter van Calbergh, Joosijnne van Coillie, kocht de herberg met brouwerij en andere bijhorende gebouwen voor de kolos­ sale som van 700 ponden groten courant en verpachtte deze aan Joannes 42


Cloet. Joossijne heeft “Den Beer” niet lang in haar bezit gehad. Twee jaar later verkocht een zekere Petrus van Thornout de herberg aan de pachter Joannes Cloet (33). Wanneer de verkoop tussen Joossijne en deze Petrus van Thornout plaats vond, staat nergens in de schepenboeken vermeld. Voor Joannes Cloet bedroeg de totale koopsom 750 ponden groten Vlaams. Hiervan kon hij er 300 kontant betalen maar voor de rest moest hij bij de voornoemde Walrandus de la Housse, de toenmalige baljuw van Heule, een lening aangaan (34). Jaarlijks betaalde hij een intrest van 4 %. Hiermee was "Den Beer” opnieuw onder hypotheek. Dit was in die tijd geen ongewone situatie. Wanneer we het schepenarchief doorbladeren wordt duidelijk dat toen weinig huizen onbelast waren (35). Het was zelfs niet uitzonderlijk een huis meer dan éénmaal te hypotheke­ ren. Dat de lening van Joannes Cloet echter een bijzonder zware lening was, wordt duidelijk wanneer we zien welke kopzorgen ze zijn opvolgers bezorgde (36). Na de dood van Joannes kreeg zijn weduwe Marij Anna van Geesdaele het aan de stok met Joannes de Nolf uit Tielt die op de herberg beslag wilde laten leggen (37). Destijds had haar man zich immers voor haar broer Philippe van Geesdaele borg gesteld toen die een lening van 50 ponden groten bij Joannes de Nolf aanging. Nu kon die Philippe zijn schulden niet betalen en zat zijn zuster met de gebakken peren. Uiteinde­ lijk verhuisde Marij Anna naar haar geboortestad Tielt en schonk ze haar herberg weg aan haar neef Franciscus van Geesdaele (38). Samen met de herberg kreeg Franciscus ook de brouwerij, de stallingen en alle roerende goederen. De renten en schulden werden eveneens door­ gegeven. De weduwe wilde blijkbaar haar oude dag zonder die zorgen doorbrengen. Alleen kleren, armbanden, juwelen en kontant geld behield ze. Franciscus van Geesdaele was gehuwd met Marij Françoise Algoet. Uit dit huwelijk werden drie kinderen geboren : Ives, Jean-Baptiste en Thérè­ se. In januari 1795 overleed Franciscus op 38-jarige leeftijd. In november van datzelfde jaar hertrouwde Marij Françoise met de 47-jarige Joseph Maertens (39). De lening die onder Joannes Cloet met Walrandus de la Housse was afgesloten en later was overgedragen aan de drie kinderen van jonker Jean-Baptiste Matthieu de Ghellinck dit de Nockere, bezorgde Joseph Maertens vele zorgen. Met moeite kon hij de hoge intresten beta­ len. Uiteindelijk diende jonker Jean-Baptiste Joseph de Ghellinck dit de Nokere in 1805 klacht in bij de vrederechter in Kortrijk die beloofde maatregelen te treffen (40). Tien jaar later deed de douairière (= de weduwe) van jonker de Ghellinck opnieuw een beroep op de burgerlijke rechtbank van eerste aanleg (41). Deze keer besliste het tribunaal de bezittingen van Joseph Maertens’ gezin in beslag te nemen. Jozef zelf was in april 1815 overleden. Marij Françoise Algoet en haar kinderen uit haar eerste huwelijk zagen zich genoodzaakt de herberg met de brouwerij te verkopen. 43


: Foto uit 1888 door de brouwersknechten aan Emile Goethals geschonken ter gelegenheid van zijn inhuldiging als burgemeester. We zien op de tonnen de afbeelding van het dambord.


Op 2 juli 1816 mocht Joannes Baptiste Yserbyt, meester-brouwer en likeurstoker, 35 jaar oud, zich de nieuwe eigenaar noemen. Met de koop van “Den Beer" werd hij ook de schuldenaar van de lening. Op 1 maart 1825 (42) kreeg Joannes Baptiste de toelating om een brouwerij in de Hoogstraete op te richten. Vanaf dat ogenblik raakte de oude brouwerij in onbruik. Ze wordt in een dokument van 1834 nog een laatste keer vermeld. Joannes Baptiste ging ook een verzekering tegen brandgevaar aan. Daarvan hebben we twee kwijtschriften teruggevonden, één van 36,15 frank en één van 41,97 frank (43). Alleen werd niet gespecifieerd welk kwijtschrift op de herberg of de brouwerij betrekking heeft. In 1841 leende brouwer Yserbyt 16000 frank aan Henricus Vcrcruysse, een koop­ man in Kortrijk (44). Zijn herberg, de brouwerij, het huis aan de linker­ kant van “Den Beer” en een huis in de Hoogstraat werden onder hypo­ theek geplaatst. Waarschijnlijk heeft Joannes Baptiste zelf nooit in de herberg gewoond maar was hij enkel meester-brouwer in de nieuwe brou­ werij en baatte iemand anders “Den Beer” uit. In de rentebrieven in verband met de herberg en brouwerij drukte men het als volgt uit : gebruyckt door den debiteur ende andere (45). Pas in 1841 vernemen we dat Ivo Maertens tapper in “Den Beer" was (46). Op dat ogenblik was hij 49 jaar oud. Wanneer hij met deze bedrijvigheid is begonnen, is ons niet bekend. Ondertussen had Joannes Baptiste het erg moeilijk om de zware intresten van de lening aan zijn schuldeisers de Ghellijnck terug te betalen. Door deze rente waren zijn herberg, het huis aan de linkerkant (nu het rechter­ gedeelte van de winkel van de familie Vergote) en zijn brouwerij gehypo­ thekeerd. In 1847 richtte de familie de Ghellijnck de Nokere een verzoek tot de deurwaarder van de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk (47). Hierin vroeg ze om betaling van de schulden. De deurwaarder zag zich genoodzaakt de gehypothekeerde onroerende goederen in beslag te nemen aangezien de schuldenaar weigerde te betalen. Deze gebeurtenissen situeerden zich in de zwarte jaren (periode 18401850). In het werk van J.Devogelaere vinden we hierover uitgebreide informatie (48). Op 1 jan. 1846 waren er in Meulebeke op een totaal van 9128 personen 4100 behoeftigen. Dit betekende 44 %. In totaal waren er 772 behoeftige gezinnen. Twee jaren later was het aantal behoeftige gezin­ nen echter aangegroeid tot 1402. Deze kregen 4,89 frank steungeld per jaar per gezin. Het is dus niet onwaarschijnlijk dat de oorzaak van Yserbyts moeilijkheden eveneens met deze crisisperiode verband hield. Op donderdag 20 april 1848 werden de in beslaggenomen goederen in “Den Beer" openbaar verkocht (49). Het moet voor brouwer Yserbyt een zware slag geweest zijn om inééns zeven mooie gebouwen te verliezen. De eerste koop bestond uit een allerschoonste huys met twee stagien ... nu onbewoont om seffens in gebruyck te nemen (nu de woning van Jozef Goethals). Hierbij was onder andere een achterbauwken dienende voor stokerije om liqueuren te maeken. Onder de tweede koop viel de bierbrou45


Op de loopbrug die de mouterij met de brouwerij verbond, lag de transportband die het gekiemde graan uit de mouterij naar de brouwketel in de brouwerij bracht.


werij. Als derde koop was er een huys en verdere geneven, nu dienende voor schoole ... lest gebruyckt geweest door Victoria Lauwers. Dit huis lag ten oosten van de brouwerij in de Hoogstraat. De herberg “Den Beer" met al haar bijhorende gebouwen maakte de vierde koop uit. Ivo Maertens woonde op dat ogenblik nog in de herberg. Ook het huis aan de linkerkant van de herberg werd verkocht : een huys met stagie, begrepen de twee kamers boven de poorte van den Beer. Op het moment van de verkoop was deze woning onbewoond. Een andere herberg die bij de openbare verkoping van de hand ging, was “Het Gemeentehuis” (50). De uitbater Charles de Baecke betaalde als jaarlijkse pachtprijs 326 frank en 35 cen­ tiemen, ongeveer hetzelfde bedrag als Ivo Maertens. Tenslotte werd onder de zevende koop een schoon gerieflijk en onlangs nieuw gebauwen woonhuys met stagie, stalling en remise, gelegen ten Zuiden van de voorgaande koop, verkocht. De pachter hiervan was meneer Nicolas Beaucourt. De vijf eerste kopen werden door olieslager Joseph Goethals en zijn zes kinderen (Jean, Frédéric. Ivo, Amélie, Virginie en Rosalie) voor de som van 20000 frank gekocht. Voor de laatste twee kopen betaalden ze 11875 frank. In dit tijd waren dit erg grote bedragen (51). In de som van 20000 frank was de terugbetaling van de lening (van 5714 frank, 28 centiemen) destijds door Joannes Cloct aangegaan, inbegrepen. Het duurde dus 77 jaar vooraleer men in staat was deze lening af te betalen. Nog geen maand later gaf Yserbyt het bedrag dat hij van de heer Vercruysse-Bruneel geleend had, aan hem terug (52). Tot op heden zijn “Den Beer” en de brouwerij nog eigendom van de familie Goethals. Vanaf 1848 tot nu is de herberg van vader op zoon overgegaan. Na de koop stond de 38-jarige Jean Goethals. die evenals zijn vader olieslager was, in het beheer van de brouwerij. Zijn vader was immers al 71 jaar. De eerste aankoop van Jean Goethals voor zijn nieuwe brouwerij bestond in een rosmolen die diende voor het malen van granen (53). Een jaar later huwde Jean met Eulalic Rosalie Hanssens, 22 jaar en dochter van een Iepers bierbrouwer. Uit dit huwelijk werd in 1855 Emile geboren. Die zou later in Meulebeke en omstreken een geliefd en beroemd persoon worden. In de herberg was Ivo Maertens nog altijd de uitbater. Na zijn overlijden in 1867 bleef zijn vrouw Victoria Baert "Den Beer” openhouden. Toen ze twaalf jaar later overleed, nam haar oudste zoon Edouard, die voordien kuiper in de brouwerij was, de stiel over. Ook zijn broer Joannes en zuster Herenie hielpen in de herberg. Ondertussen probeerde Jean Goet­ hals de vernieuwing in de industrie te volgen. In 1874 richtte hij een aanvraag tot de provinciale raad om een stoomtuig van de kracht van zes peerden in zijn brouwerij te mogen opstellen (54). De toestemming werd hem verleend. Onder zijn opvolger Emile Goethals kende de brouwerij haar grootste bloeiperiode. In deze periode sprak men over brouwerij “Le Damier”. Het teken van het dambord stond op alle tonnen. Later, onder Henri 47


De praalwagen van de duivenmaatschappij "De Minnaars van ’t Recht� uit de stoet ter gelegenheid van de inhuldiging van Emile Goethals als burgemeester.


Goethals, veranderde men de naam in “Brouwerij Goethals”. In 1881 werd begonnen met de bouw van een magazijn, een ast en een mouterij rechtover de brouwerij in de Hoogstraat (55). Vroeger, in 1845, had een zekere Damiaen Vandekerckhove een aanvraag ingediend om op die plaats eene huyden en leerbereyderey (tannerie) te mogen oprichten (56),doch dit werd geweigerd. Er was immers een klacht van de azijnbrouwer Bernardus Delaere die vond dat dit aan zijn nijverheid schade zou berokkenen. De koer waar ’s zomers de azijn stond te verzuren grensde immers aan de plaats waar de huidenvetterij zou komen. Daarom meende hij dat de stank van de huiden voor zijn bedrijf nadelig zou zijn (57). De nieuwe mouterij die niet voor industriële doeleinden maar enkel voor de eigen brouwerij werd gebruikt, werkte alleen ’s winters. Voor de brouwerij volgde een periode van voortdurende modernisering. In 1890 achtte Emile Goethals het nodig om het oude stoomtuig met de kracht van 6 paarden te vervangen door een nieuwe stoommachine met een kracht die vijfmaal groter was (58). Er werden strenge voorwaarden aan de plaatsing van deze machine gesteld. Regelmatig moest er kontrole en schoonmaak van de stoomketel zijn zodat ze geen gevaar voor de arbeiders betekende. Nog eens zes jaar later werd de mouterij door een buis met wentelas op een hoogte van acht meter met de brouwerij verbonden (59). Zo werd de mout vanuit de mouterij door de buis naar de brouwketel in de brouwerij geleid. In 1897 richtte Emile Goethals opnieuw een verzoek tot de gemeente om een nieuwe stoommachine in zijn brouwerij te plaatsen (60). Een jaar later bestelde hij een grote graanweekbak voor zijn mouterij (61). De verbinding tussen de mouterij en brouwerij die aanvankelijk via de buis met wentelas gebeurde, werd vanaf 1900 door een loopbrug gevormd. Op de loopbrug lag een transportband die het gekiemde graan uit de mouterij naar de brouwketel in de brouwerij bracht. Tegelijkertijd liet hij over de Hoogstraat elektrische draden spannen (62). Vanaf 1901 zorgde het "stelsel acétylène” voor de verlichting van de mouterij en brouwerij (63). Eind 1907 kwam er in de Baljuw Vermeulenstraat een ondergrondse waterleiding voor de brouwerij (64). Het is dui­ delijk dat Emile Goethals ervoor zorgde dat hij de vooruitgang op de voet volgde. Dit verzekerde de bloei van zijn brouwerij. Zijn bier werd tot ver buiten Meulebeke uitgevoerd (65). In deze periode stelde hij een tien à twaalf mensen te werk. Ook op gemeentelijk vlak was brouwer Goethals een vooraanstaand man. Op donderdag 11 oktober 1888 werd hij als burgemeester van Meulebeke ingehuldigd. Het werd een luisterrijk feest dat al de avond voordien door het luiden der klokken, het losbranden van het kanon en het uitsteken van het Nationaal Vaandel op den kerktoren werd ingeleid (66). Op de feestdag zelf trok een erestoet vanaf de kapel van Marialoop tot aan het gemeen­ tehuis. Achtereenvolgens bemerkte men in de stoet het Postillon, een Peleton Gendarmen te peerde, de Ruiters der gemeente, de Rijtuigen der 49


gemeente, de Fanfaren Maatschappij van Meulebeke, de Maatschappij Ste Cecilia, de Maatschappij Ste Eloi, de Praalwagen der Mulders, de Praalwa­ gen der Bakkers, de Maatschappij der Vinkeniers (De Witte Vink), de Praalwagen der Duivenmaatschappijen (Geene Raven maar Duiven ; de Reisduif), de Praalwagen der Slachters, de Flandboog-Maatschappij Willem Teil, de Praalwagen der Steenbakkers, de Praalwagen der Metsers, de Praalwagen van geweven Latwerk, de Praalwagen der Smids, de Maat­ schappij der Vinkeniers (De Blauw Bekken), de Fanfaren Maatschappij van Aelter, de Praalwagen der Krulbolders, de Flandboog-Maatschappij St.-Sebastiaan, de Praalwagen der Boomvellers, de Praalwagen der Tim­ merlieden, het Korps Vrijwillige Pompiers, de Praalwagen der Huidevetters, de Praalwagen der Schoenmakkers, de Praalwagen der Bohemers, de Praal­ wagen der Duivenmaatschappij (De Minaars van 't Recht), de Praalwagen van verscheidene ambachten, een groep Ridders uit de Midden Eeuwen, de Praalwagen der Vlasnijverheid, de Praalwagen der Brouwers, de Plech­ tige Intrede van den Keizer van China in zijne hoofdstad, de Harmonie Maatschappij van Ingelmunster, de gemeenteraad en de geestelijkheid, de feest-commissie en de inschrijvers van het banket, het schepen-kollegie en den heer burgemeester en tenslotte nog een peleton gendarmen te Peerde. In het gemeentehuis volgde een banket, 's Namiddags hadden volksspelen plaats en lieten de muziekverenigingen hun beste muziekstukje horen. Het feest werd met een erg fraai vuurwerk afgesloten. In de GAZETTE VAN THIELT (67) verscheen een uitgebreid artikel dat in geuren en kleuren de feestelijkheden beschreef. Hier volgt een kort uittreksel : Daar zijn de twee eerste praalwagens, deze der mulders en der bakkers. Een lief molentje draait, een werktuig breekt de koeken. Onze mulders zijn vol werkzaamheid : meel verdragen, koekepoer vergaêren, steenen scherpen, zeil vermaken. Goed verbeeld, mul­ ders! Uw wagen is net opgeschikt en uwe voorstelling is keurig. Daar rijden de bakkers met witte muts, witte vest, witte schort en de drie-kleurige cocarde op de borst. Gij doet het volk waterbekken naar uwe wafels, bakkerkes ; zij zien er toch zoo smakelijk uit ! En gij lieden daar aan den trog, dat is kneden zonder arbeid te zwich­ ten... Ook in het herinneringsgedicht ter gelegenheid van de inhuldiging verne­ men we details over de stoet (68). Zo staat er over de brouwerswagen : Bewondert dien Vorst daar, zoo hooge verheven Zoo deftig van houding in kostlijk gewaad, Door werkende brouwers en vaten omgeven, Die daar op zijn zetel van glorie nu staat, ’t Is koning Cambrinus, de koning der Brouwers Verbeeld door den kloeken, den raren Jan Lauwers (69) Hij schijnt ons te zeggen : Viva van het bier ! Geen land of men drinkt er, maar ’t beste is toch hier ! ... 50


En iets verder in het gedicht lezen we : Aanschouwt de Bohemen, aanschouwt de Sinezen ; Zoo kostlijk een wagen, en kander niet wezen ; Van kleed en versiersel, en al na den trant Van ieder zijn streke en van ieder zijn land. Zij voeren den Keizer gevaarlijk gezeten Hoog boven hun hoofden en opengespleten Ook dragen z ’ een scherm, die men heet paraplu Bravo, Heer Depontiu, dat werk is van U ! In de straten waar de stoet voorbijging, hadden de mensen hun huizen bevlagd en overal aan de gevels zag men gedichten ter ere van de burge­ meester. Vele dichtwerkjes hadden een komische ondertoon en schetsten een beeld van het dagelijks leven op het einde van de 19e eeuw. De straatveger Edouard Descheemaeker had het volgende stukje poëzie gemaakt : Ik Edouard Descheemaeker en Rosalie Dejaegher Alle twee honde mager Van kuisschen, vagen op markt en plankier En de kar zelve trekken in volle zwier Komen den Burgemeester veel geluk wenschen Dat hij ons lange het straatvagen mag schenken Want hij is de meester en de ware man Die ons nog lang het brood geven kan. Emile Goethals bleef burgemeester tot 1920. Hij werd ook provincieraads­ lid en van november 1912 tot in 1919 was hij volksvertegenwoordiger. Burgemeester Goethals bewoonde het huis waar zijn kleinzoon Jozef Goethals tegenwoordig gehuisvest is. In 1900 viel hem een bijzonder eerbewijs te beurt. De Goethalsplaats werd naar hem genoemd voor redens opgevende dat dit tot heden de schoonste verbetering is die ooit in de bouwtroep verricht wierdt en dit geschied onder het bestier van Mr. Goethals burgemeester, en die blok afkomstig is van zijne eerzame familie (70). De inhuldiging ging gepaard met grote feestelijkheden. Tegelijkertijd werd ook de Plettinckplaats ingehuldigd. In "Den Beer" hadden intussen andere uitbaters hun intrek genomen. Tot 1890 bleven de kinderen Maertens de herberg openhouden. In de zomer van dat jaar nam Camiel Dhaevelooze, een koopman in bouw- en brandstoffen, zijn intrek in “Den Beer”. Zijn vrouw, Amelie Vanoverschelde, werd de uitbaatster. Ze bleef dit tot in 1931. Haar man was reeds in 1922 overleden. De Eerste Wereldoorlog betekende voor de bewoners van “Den Beer” zoals voor vele Meulebeekse inwoners - een moeilijke tijd. Laten we de gebeurtenissen in Meulebeke volgen aan de hand van enkele nota’s uit het oorlogsdagboek van Gustave Vuylsteke dat een pareltje is van nauw51


Den 17. 8. 17.

O. U.

Aan de Gemeente Meulebeke. De voorwerpen, aangeduid in de verordening van 7. 7. 17, moeten tegen 30. 8. 17 in de Ortskommandantur afgeleverd worden. De Ge­ meente laat tegen morgen middag 12 uur, aan de Ortskommandantur kennen de namen van drie der aanzienlijkste en rijkste inwoners der gemeente, als waarborgen. Deze zijn verantwoordelijk, met hun ver­ mogen en hun persoon, benevens de gemeente, voor tijdige en volledige aflevering der spaarmetalen. De afgeleverde voorwerpen zullen, volgens aard der metalen, ge­ rangschikt worden en onder goed nazicht door de gemeente, in geslotene plaatsen bewaard worden. Eene lijst der voorwerpen, met opgave van het gewicht van iedere soort, moet aan de Ortskommandantur afgeleverd worden op 30. 8. 17. Na gedane melding, zal door eene commissie een onderzoek plaats hebben. In geval van eene onvoldoende uitvoering der legerverordening, zal er tegenover de gemeente en de aangeduide burgers zonder meédoogen gehandeld worden.

[Stakend]

STRANDES RITTMEISTER % ORTSKDT.

Tot bekendmaking aan de belanghebbenden. Wij roepen de bijzondere aandacht op art. 7 der hoogergenoemde verordening van het 4. Armee, die luidt als volgt : Met ten hoogste 5 jaa r gevangenis en met geldboete tot 50000 m ark of met eene dezer straffen wordt gestraft, wie de voorschriften dezer verordening of der op grond dezer verordening uitgevaardigde uitvoeringsvoorschriften opzettelijk of uit grove nalatigheid overtreedt. Op dezelfde wijze wordt gestraft wie tot overtreding der voorschriften dezer verordening aanmaant of opstookt, voor zoover volgens de algemeene strafwet geene strengere straffen toepasselijk zijn. De voorraden tot welke de overtreding betrekking heeft, moeten verbeurdverklaard worden.

Degenen dus die in bezit zijn van voorwerpen die heelemaal of voor ’t grootste deel uit koper, nikkel, tin, aluminium of uit mengsels (legeeringen) dezer metalen, inzonderheid uit messing (geel koper), brons, spinsbek, tombak. kunstzilver [argentaan] en alpaca bestaan, zoo als ko­ peren marmieten en fournooizen, tinnen kannen, enz., moeten deze ten laatste op c l i i y %2T7 c l e z e r brengen in de mouterij Goethals-Mertens. Voor de verdere bepalingen, zie de twee reeds vroeger afgekondigde plakbrieven. — Wie nadere inlichtingen begeert, wende zich in het Gemeente-Secretariaat alhier. Meulebeke, 18 Augusti 1917. De B u rg e m e e s te r,

___________ Meulebeke, dr. J. Bruggeman-Minnaert

E. GOETHALS.

Bericht van de opeising van het koper in augustus 1917. 52


keurige geschiedschrijving (71) : 22 aug. 1914 : Binst de 8 ure mis, kwam er voor den eerste maal een troep Duitsche soldaten vanuit de Gentsche straet gereden (veloman en peerdevolk) en gingen langs de Kalsijde van Oostroozebeke. Als zij aan de gendarmerie kwamen ston­ den zij daar en aten wat, er konden minstens 150 man te gader zijn. Ze kregen van de burgers appels en peren en daarmede waren zij tevreden. Als zij gedaan hadden met eten, vertrokken zij wederom naar Oostroozebeke. 15 dcc. 1914 : Van in de vroege morgen hoorden wij het schieten van het kanon. In den namiddag rond 2 uren kwamen er 46 Duitschers peerdevolk, twee wagens en 66 Duitschers. In den avond rond 4h2 zijn er 4 onderofficieren in de gendarmerie gekomen ; ook zitten er in bijna alle huizen van de plaats .... 3 april 1915 : In de namiddag rond 4 uren kwam er een automobiel door Meulebeke gereden en stond aan het huis van de burgemees­ ter. Een heer kwam er uit met een grijzen baard en een slappen hoed. Hij kwam kijken naar het meel dat toegeko­ men was en door hem gezonden, 't is te zeggen de konsul van Amerika die zo goed was aan België eten te geven ; hij werd goed onthaald door den heer burgemeester en door het volk. Toen ging hij nog eens binnen bij den heer burgemees­ ter en hij praatte nog een weinig en drukte de hand van de burgemeester en vroeg de weg naar Tielt, welke hem aange­ wezen werd en toen vertrok hij naar Tielt, eerbiedig gegroet door de burgemeester en het volk maar als hij een Duitscher zag, keek hij noes weg naar den Duitscher, maar hij gebaarde niet dat hij de kerel zag. 23 aug. 1916 : Vandaag gingen de Duitsche naar al de brouwerijen dat om de assen toe te zegelen. Ze mogen nog brouwen tot het mout op is. Vandaag was er uitgeplakt dat al de molens en andere machienen om ermede te malen aangeslegen waren. 9 okt. 1916 : Vandaag gingen de Duitsche rond naar al de herbergen van Meulebeke en maten de hoogte van de herberg en ze zeiden dat deze die geen 3 meters hoog waren geen herberg meer mochten houden. 21 nov. 1916 : Vandaag sloten ze 134 herbergen en na drie dagen mocht er niet meer in zijn in de herberg. Enige van wien de herberg gesloten was, dronken gedurig en stonden allen om ter kwaads. 8 dec. 1916 : Vandaag zijn er nog twee herbergen erbij geopend. 28 maart 1917 : Ze moeten nu al het koper hebben uit de fabrieken {12). 29 mei 1917 : De Duitsche moesten van de brauwerije Emiel Goethals 875 tonnen hebben en van al de andere brouwerijen ook. 25 aug. 1917 : Vandaag moest al het koper ingeleverd worden zoals op de 53


plakbrieven gemeld stond. 4 dec. 1917 : Vandaag kwam er een bevel van de ortskommandantur (73) dat het huis van Dhaeveloose Camiel (De Beer) moest leeg gemaakt worden. Zoo doen de Duitsche dat hier. 15 dec. 1917 : De Feldwebel uit de ortskommandantur ging vandaag rond in sommige groote herbergen en nam stoelen, tafels en pin­ ten in beslag om dan in den soldatenheim te plaatsen. 22 dec. 1917 : Vandaag was er uitgeplakt dat al de herbergen gingen geslo­ ten worden. Deze die voor de Duitsche soldaten verkochten mochten van nu af geen bier meer verkoopen omdat de “Soldatenheim" reeds geopend is “in den Beer" (74) en de andere herbergen gingen ook gesloten worden om te beleg­ gen (nog niet seffens) met soldaten. 11 maart 1918 : Levering van tabak geheel de week van 11 tot 16. Al den tabak moet geleverd worden en opgestapeld worden in de mouterij van Emiel Goethals. 16 mei 1918 : Den ortskommandant van Meulebeke wilde nu zeere zeere, eene gemetsten theater doen opmeten op de Goethalsplaats voor het muziek doch door het vele babbelen en doen hebben de burgemeester en ander gemeenteoverheden hem dit nog afgeklapt en ze zouden in plaats den theater die hier voor de oorlog bestond hem geven en seffens moesten er eenige timmermans komen en hebben hem dan opgericht op de groote markt voor de ortskommandantur en ook voor den Beer die nu sedert eenigen tijd gemaakt geweest is voor “Soldatenheim” maakt zij daar eene soort van warande omringd van een houten hekken en boven met bloemen bedekt en als de zon hard schijnt (veel heette geeft) doen zij de gordijn erover vallen en dan zitten de overheden en de soldaten in de schaduw om er te zitten drinken binst dat het muziek zijn lieffelijke geschallen der blinkende instrumenten over gansch het dorp doet weerklinken. 18 mei 1918 : Dezen namiddag speelde het muziek op den theater op de markt en alle met eens viel de voûte waarop dat de soldaten stonden in en allen vielen met instrumenten en gansch den boedel in het midden op den grond. 19 mei 1918 : Deze morgen hebben de timmermans den theater wederom vermaakt. 19 aug. 1918 : Nu gaat het niet al te lange meer duren zeggen er velen. De Duitsche verliezen schrikkelijk. Ik hoorde zeggen dat er in Frankrijk 2 divisies Beyeren overgeloopen waren. Vandaag gingen de gendarmen bijna naar al de herbergen en deden huizoeking en in plaatsen ontdekken ze wol, matrassen en hoofdkussens, in een andere plaats eene graanmolen en in nog eene andere een tabakpeerd en alles moest afgegeven 54


worden in de ortskommandantur ; ze zegden dat ze overal huiszoeking deden omdat er passeerden nacht 7 pullen van 25 liters ieder (snaps) korten drank gestolen was in de proviant. 15 okt. 1918 : Deze morgen zijn de Duitsche uit de statie van Meulebeke ook vertrokken en de statie staat daar nu opgesloten. Ook dezen noen is de ortskommandantur vertrokken die den 4e deser toegekomen waren van de “Vosmolens" alsook de “Soldatenheim ” en nog vele andere en [in] het bloemenpark die op de Goethalsplaats was sedert langen tijd is ook alles kapotgeslagen en den theater werd afgebroken door de bur­ gers. De vetsmelterij is ook vertrokken allen Waereghem toe. 15 nov. 1918 : Desen morgen vroeg wapperden de Belgische vaandels aan de huizen en in de namiddag was er concert op de markt. Eene Fransche vlieger kwam leeg boven Meulebeke-plaats gevlogen en draaide eenige keeren boven de markt en 's avonds trokken er veel burgers naar de plaats, vele luchtko­ gels werden in de lucht gezonden en verspreidden eene groote klaarte in 't firmament, dan kwam er eenen stoet af eerst Fransche soldaten met geweer op schouders, dan Fran­ sche soldaten met lichten en dan het Fransche muziek en de clairons al spelende gevolgd van Meulebekenaren die verkleed waren met eenen gemaakten man boven hen, welke zij deden dansen en toeren en buigingen maken, dan burgers met brandende fakkels erbij ook gevolgd door eene groote menigte burgers en soldaten al zingende. Deze stoet trok door eenige straten al spelende en zingende van Vaderlandsche liederen. Dan, rond 8 ure, was het gedaan. Na de oorlog hernam het leven langzamerhand zijn gewone gang. De brouwerij bleef nog dicht tot 1920. In augustus van dat jaar herbegon men met nieuw materiaal. In 1932 overleed Emiel Goethals. Zijn zoon Henri, die als helper in de brouwerij begonnen was, nam nu de leiding over. Evenals zijn vader werd Henri burgemeester van Meulebeke. Van 1939 tot 1942 en van 1944 tot 1959 oefende hij deze functie uit. Zijn zonen Jozef en Albert hielpen in de brouwerij. In de Tweede Wereldoor­ log is men verder blijven brouwen hoewel een gedeelte van de mouterij bij een bombardement door de geallieerden stukgeschoten werd (75). "Den Beer” kreeg andere uitbaters : in 1931 kwam Leo Verstraeten er zich vestigen. Aangezien hij naast herbergier kapper was, konden de mannen er nu ook hun haar laten knippen. Zijn zoon Paul Verstraeten heeft na het overlijden van zijn vader de zaak overgenomen. Momenteel houdt hij nog altijd de herberg open, maar het haar kappen heeft hij opgegeven. De eigenaar van de herberg is Jozef Goethals. De brouwerij Goethals daarentegen is nu in handen van de gebroeders Jozef en Albert. In december 1975 hebben ze de machines definitief stil laten leggen. Dat 55


betekende het einde voor de typisch Meulebeekse bieren zoals TIBI PILS en JAG’S EXPORT. Alleen het TONNEKE blijft ons nog herinneren aan de roemrijke brouwerij van weleer.

VOETNOTEN 1. Zie ook R.A.K. Fonds Kerkfabriek nr 52., Renteboek Meulebeke 1618, 81 v. 2. Nu drukkerij Bruggeman. R.A.K. Scab. Bosterhout 1662-1672, 11. De naam paan- of pannehuis komt van de Middeleeuwse benaming voor "panne" of brouwketel. Een paanhuis was een brouwerij. (W. Patroons, Bier, Standaard Uitgeverij, Antwerpen, 1979, p. 45). 3. L. Decroix wees ons op de verwarring die in de geschiedkundige bronnen tussen beide broers is gebeurd. 4. R.A.K., Scab. Bosterhout 1662-1672, 85. 5. Guilliaeme de Beis was gehuwd met Elisabeth Cosman. (Van 1659 tot 1633 was Guiliaeme officier van Meulebeke. Later - van 1678 tot 1679 - werd hij nog eens officier maar dan van de heerlijkheid Croovelt). 6. R.A.K., Scab. Meulebeke 1654-1660, 19v-20v. 7. R.A.K., Scab. Meulebeke 1660-1667, 119v. Zo'n voorlopige inbeslagname noemde men in het schepenarchief een clachte. 8. Idem, 119v. In de voorwaarden van het kontrakt stond o.a. dat de koper zijn water mocht halen in de waterput van Laureins Pollet, de eigenaar van herberg "Het Schaeck". 9. Idem, 171-171v. Competeren is rechtmatig toebehoren. Halam = alaam = gereedschap. 10. R.A.K.. Wezerij Eelbo (1681-1699), Staet van Rogier de Beis : 1 feb. 1689. 11. In de lijst met herbergen van 1683 schreef men over "het Cleene Cappelhuus" het volgende : Item een herberghe ghenaempt het Cleene Cappelhuus staende in het selve gehuchte (= Murialoop), ende op de voorschreven heerhaenen bewoont bij de weduwe van Guilliaeme de Beis debiterende bier ende ghebrandenwijn aldaer eerstmael opgherecht over omtrent de thien jaeren. (R.A.K., Aanwinsten V, 64, 90). 12. Het poorterschap kon men erven of kopen. Iemand die poorter van Kortrijk was, genoot bepaalde gerechtelijke en financiële voordelen zoals vrijstelling van de feodale belastingen. Het heffen van feodale belastingen behoorde naast het uitoefenen van de rechtspraak tot de belangrijkste rechten van een heer. Een heer stond aan het hoofd van een heerlijkheid. Een heerlijkheid was een deel van het vorstendom waarover iemand (de heer of een instelling) uit eigen naam overheidsrechten uitoefende, onder het hooggezag van de vorst. De hoofdheerlijkheid van Meulebeke was deze van Ter Borcht. Voor de recht­ spraak kon de heer een beroep doen op twee rechtsinstellingen : de schepen­ bank, vierschaar of weth en het leenhof. 13. Vanaf de twëede helft van de 17e eeuw werd deze functie aan de minstbiedende verpacht. Degene die met het laagste procent op de belastingen tevreden was, mocht voor zijn parochie de belastingen innen. Het waren steeds kapitaalkrach­ tige personen die deze taak toegewezen kregen. f4. R.A.K., Bruine Pakken 6567/2. 15. R.A.K., Bruine Pakken 5591. 56


16. De gulden of gilden waren de oude woonkernen van Meulebeke. Meulebeke telde acht woongilden : de Borchtgilde, de gilde van Overdeeve, Manegem, Robrechtegem, Schoondorp, Lede, Hulsvelde en Buysveld. Voor de Franse Revolutie werden de grondbelastingen per woongilde geïnd en tot ver in deze eeuw werd de bevolking volgens deze wijken ingedeeld. 17. Hij overleed in 1687. R.A.K.. Wezerij Eelbo (1681-1699) : staet van Rogier de Beis. Scab. Meulebeke 1686-1688, 51v-52. Rogier was eigenaar van herberg "den Stropan". Wat de inventaris van de herberg betreft, zie het tweede hoofd­ stuk. 18. De onkosten van haar begrafenisdienst bedroegen 7 ponden, 8 schellingen parisis. Ze was duidelijk iemand uit de welstellende klasse. 19. G.A.M., Quoteboek 1680, 51. 20. Cheynspacht (of erfpacht) : verhuring van een erfgoed voor een zeer lange termijn. 21. Zie supra. 22. Maria de Volder was op het ogenblik dat ze huwde met Pieter de Beis weduwe van Jan de Vlaeminck. Ze kwam uit een erg begoede familie. 23. R. Germonprez e.a.. Het boek van Meulebeke, Meulebeke, 1982, p. 58. 24. Filips van Anjou was de Franse troonpretendent. 25. R.A.K., Wezerij Lammertin (nr. 109), Meulebeke, 14 : Staet van Petrus dc Beis : 14 feb. 1721. 26. Zie infra. 27. R.A.K., Scab. Meulebeke 1721-1726, 38v-40v. 28. R.A.K., Aanwinsten V. 64, 31. 29. R.A.K., Bruine Pakken 6257. Zie later hierover meer. 30. Al deze heerlijkheden lagen in Meulebeke. 31. Procureur van de vierschaar : de verdediger van één van de partijen in civiele of burgerlijke processen. 32. R.A.K., Scab. Meulebcke 1767-1775, 86-87. 33. R.A.K., Scab. Meulebeke 1767-1775, 135v-136. 34. R.A.K., idem, 136-137. De baljuw was een erg belangrijk persoon. Aangesteld door de heer of baron behartigde hij overal diens belangen. Bovendien was hij de zegsman van de inwoners van de parochie bij de overheid. Zijn taak was vooral van gerechtelijke aard : één van zijn taken bestond in het bijeenroepen van de schepenbank. De baljuw van de schepenbank was tegelijk baljuw van het leenhof en van alle afhankelijke heerlijkheden. Zie G. Hochepied, De baronie "Ter Borcht” te Meulebeke op het einde van het Ancien Regime, Leuven 1966-1967, licenciaatsverhandeling. 35. Het schepenarchief bevatte in die tijd enerzijds de kriminele (= huidige korrektionele) en anderzijds de burgerlijke rechtspraak waaronder een stuk van de vrijwillige rechtspraak viel. Alle overeenkomsten tussen partijen kwamen voor de schepenbank. Een koopkontrakt of lening moest bijvoorbeeld voor de weth komen. Nu is heel de rechtspraak aan het schepenkollege onttrokken. 36. Zie later. De lening van 450 ponden groten Vlaams vinden we in latere periodes in de toenmalige munt terug. Zo sprak men over 5714 francs, 38 centimes (l'intérêt annuel : 195 francs, 92 centimes). In Nederlandse guldens maakte de geleende som 2700 guldens en een jaarlijkse intrest van 92 guldens, 57 centen uit. 37. R.A.K., Scab. 1786-1790, 1-lv ; 58v-59. 38. R.A.K., idem, 117v-119v. 39. In verschillende dokumenten wordt deze Joseph ook Judocus of Joos genoemd. 57


40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50. 51.

52. 53. 54. 55.

56. 57.

58. 59. 60. 61. 62.

58

In de volksmond was hij als Josse bekend. Bovendien is er een voortdurende verwarring tussen Marij Françoise Algoet en Marij Anna van Geesdaele, de weduwe van Joannes Cloet. Voortdurend vinden we immers teksten waarin staat dat Joseph Maertens met de weduwe van Joannes Cloet gehuwd was. Deze laatste was wel getuige op het huwelijk van Joseph Maertens. Is hieruit misschien het misverstand gegroeid en heeft men bij latere lezing van dit dokument de getuige met de echtgenote verwisseld ? Familie-archief Goethals. Idem. G.A.M., R.G., 1818-1827. Familie-archief Goethals. Idem (schuldvordering 10 mei 1841). Idem (Nieuwe titel van rente : 13 jan. 1834) ; G.A.M ., Dossier 1.87. Gestraften. Familie-archief Goethals (schuldvordering 10 mei 1841). G.A.M., Dossier 1.87. Gestraften (Beslissing van deurwaarder : 14aug. 1847). J. Devogelaere, De slechte jaren 1840-1850 in het arrondissement Roeselare-Tielt, Anzegem, 1982. Zie o.a. p. 109 ; p. 112. Familie-archief Goethals (koopkontrakt 20 april 1848). Nu de herberg “’t Oud gemeentehuis". Wanneer we weten dat de uitgaven van het gemeentebestuur in 1848 ± 40.700 frank bedroegen en de jaarwedde van een veldwachter toen 420 frank, kunnen we ons een idee vormen van de grootte van de koopsom. Zie R. Germonprez e.a.. Het Boek van Mealebeke, p. 93. Familie-archief Goethals. G .A.M ., R.S. 1847-1856 (Zitting van 30 okt. 1848). G.A.M., R.G. 1867-1887. G.A.M., R.S. 1872-1887. Tot dan toe lag de ast bij "Den Beer”. In de kelder van de mouterij werd de natte gerst die uit de graanbak kwam, in hopen gelegd en dan opengespreid om te kiemen. Als de gerst in de moutvloer rijp was, bracht men ze over naar de ast om te drogen. De gerst die gedroogd van de ast komt, heet mout (De Bo, o.c., p. 625). G.A.M., R.S. 1826-1847. Deze azijnbrouwerij lag in de Baljuw Vermeulenstraat. Enkele jaren later werd ze opgedoekt en het gebouw werd in 1851 aan de familie Rasschaert verkocht. Deze lieten er een mooi huis bouwen dat later door Augustus Destoop en tenslotte door Emile Goethals werd gekocht. Deze laatste verkoop geschiedde in 1900. Op dat ogenblik bestond het huis uit drie grote woonkamers en twee grote keukens op de benedenverdieping en zeven slaap- en andere kamers op de bovenverdieping. Verder waren er nog zeer grote achtergebouwen met zolders. (Familie-archief Goethals). G.A.M., R.S. 1826-1847 (Zitting van 16 april 1890). G.A.M., idem. G.A.M., R.S. 1897-1908. G.A.M., idem (zitting van 15 oktober 1898). G.A.M., R.G. 1899-1911 (Zitting van 14 nov. 1900). In die tijd wendde nog bijna niemand elektriciteit aan. Slechts enkele bedrijven hadden zelf elektriciteit. Voor de openbare verlichting gebruikte men vóór 1906 petrol. Vanaf 1906 werd er gas voor de openbare verlichting en voor de verlich­ ting van enkele gemeentegebouwen gebruikt (G.A.M., R.G. 1899-1911 ; Zitting van 28 feb. 1906). Pas tussen de twee wereldoorlogen schakelde men over op het gebruik van elektriciteit voor de openbare verlichting.


63. G.A.M., R.S. 1897-1908 (Zitting van 20 feb. 1901). Acetyleen : kleurloos gas (in de volksmond “carbure” geheten) dat voor de verlichting gebruikt werd. Waarschijnlijk was zijn elektrische verlichting niet toereikend en gebruikte Emile Goethals de twee systemen naast elkaar. 64. G.A.M., R.G. 1899-1911 (Zitting van 6 dec. 1907). 65. Zie supra. 66. Familie-archief Goethals (Feestboek ter gelegenheid van de inhuldiging). 67. Gazette van Thielt, zaterdag 13 oktober 1888. 68. Familie-archief Goethals (Feestboek ter gelegenheid van de inhuldiging). 69. Deze Jan Lauwers was brouwersknecht en blijkbaar een populair figuur in Meulebeke. Op zijn huis had hij het volgend dichtwerk aangebracht : Hier woont Jan Lauwers Hij, knecht van de brouwers Jan liefltebber van bier Drinkt veel liever twintig pinten dan vier. 70 G.A.M., R.G. 1899-1911 (Zitting van 4 juli 1900). 71 We hebben vooral de passages in verband met de herbergen in het algemeen of met "Den Beer" en de brouwerij in het bijzonder opgenomen. 72 Van juni 1917 tot augustus 1920 lag de produktie in de brouwerij Goethals stil omdat al het koper opgeëist was. 73. De ortskommandantur was in de pastorij gevestigd. 74. Aan de voorgevel van “Den Beer" was aan de linkerkant een bord met het opschrift "Lese- und Schreibzimmer” bevestigd en aan de rechterkant een bord met “Billard- und Spielzimmer". 75. Zie infra.

59


V. UITZICHT EN UITBREIDING VAN DE HERBERG EN DE BROUWERIJ.

Doorheen de eeuwen kunnen we de veranderingen en uitbreiding van “Den Beer” volgen. Sporadisch vinden we in de oude dokumenten sum­ miere tot erg gedetailleerde beschrijvingen van de herberg. De vroegste vermelding maakt ons niet veel wijzer : Adriaen Cosman over zijne stede ende herberghe ende erve den Beer ghenaempt op Meulebeque plaetse (1). Doch het lijkt ons erg waarschijnlijk dat “Den Beer” in die periode nog een erg bescheiden herberg was. Tijdens de volgende decennia vernemen we weinig over het uitzicht van de herberg. Pas in 1689 (2) lezen we hoe “Den Beer” in de loop der jaren geëvolueerd is. Men heeft het over eene herberghe ghenaempt den Beer bestaende in woonhuys stallinghe ende ander edificien daeropstaende, ghereserveert de brauwerije staende op een ander erfve palende van westen de plaetse van Meulebeke van noorden thuys ende erfve van de weduwe ende kinderen Mr. Otto van Caelbergh [= de toenmalige chirurgijn die woonde in herberg De Valcke], van oosten de erfve van de cappelrije van Sinte Nicolais ende d’erfve van desen sterfhuyse (3), ende zuyt ’t huys ende erfve van Joos Pollet [de herberg het Schaek] (4). De oppervlakte van dit stuk grond met alle gebouwen bedroeg 13 roeden (5). De brouwerij zelf stond op de oostsijde van de plaetse van Meulebeke palende oost de cappelrije van Sinte Nicolaes zuyt d'erfve van Joos Pollet west d’erfve van den voorseyden Beer ende de gonne van de wed. ende kinderen Mr Otto Van Caelbergh ende noort de strate leedende uyt de voorseyde plaetse naer Thielt. Zoals duidelijk is uit deze passage lag de oorspronkelijke brouwerij op een totaal andere plaats dan nu. De brouwerij strekte zich uit achter de herberg zelf, langs de achterkant van het erf van de familie Van Caelbergh tot aan de Hoogstraat. Haar oppervlakte bedroeg 9 roeden (= ± 3a 19ca). De ligging van de brouwerij bleef onveranderd tot 1825, het jaar waarin Jean-Baptiste Yserbyt zijn nieuwe brouwerij oprichtte. Daarna is het oude gebouw stilaan in onbruik geraakt. Onder de opvolger van Rogier zal "Den Beer” nog uitbreiden. In de staat van Pieter de Beis in 1721 (6) staat vermeld een huys ende erfve ghenaemt den Beer, het comptoir (7), peerdestal ende ovenbeur gaende met den selven huyse, eene brouwerije brouwhalam (8) hast (9) ende voordere toebehoorten met dhelft van eenen steenput een coeystal swijn ende cafcot annex de selve brauwerije mitsgaders noch eene schuere ende logie (10)... In elk geval is “Den Beer” onder Petrus de Beis uitgegroeid tot één van de belangrijkste herbergen in Meulebeke. Dit blijkt meer dan eens uit de ellenlange logementslijsten uit die periode (11). Deze indeling bleef gedu­ rende de 18e eeuw ongeveer dezelfde. Er werden wel veranderingen doorgevoerd (12). In 1777 zorgde Joannes Cloet voor een "tweede stagie" (13). Daarvoor sloot hij een overeenkomst met de buren om alle geschillen te vermijden. In de 19e eeuw kende “Den Beer” haar grootste uitbreiding. De bouw 60


De bolletraag achter herberg 'De Beer" tijdens de Eerste Wereldoorlog.

61



BENAMING STRATEN : A B C D E F

Dreve naer ’t casteel Voetwech naer Thielt Pitthemstraete Voetwech naer Maerloope Cortrick straete Oude Cortrick straete

NAMEN HUIZEN + BEWONERS : 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.

Robert van der Moere (greffier) “De Valcke" : Meester Otto van Caelbergh (chirurgijn) “Den Beer” : onbehuysd “’t Schaeck” : Laureins Pollet (herbergier) “Den Hert” : Mathijs Caignie (herbergier) Joos Blanckaert Pieter de Pau (landsman) Frans de Meyere (handelaar) Kinderen van Pieter de Pau (landsman) Lieven Borchgraeve Olivier van de Steene Joos Couckhuyt (landsman) Carel Casier (winkelier) Guilliaeme Bastijn (kleermaker) Jan Dobbels (werkman) Laureins Algoet (werkman) Jan van Belleghem (notable) “Den Ingei" : weduwe Jan de Volder (winkelierster)

63


van de nieuwe brouwerij in 1825 betekende een belangrijke stap in de goede richting. In 1848 (14) werd ze omschreven als onlangs zeer groot en sterk nieuw gebouwen, geheel onderkeldert, met arduyne pilaeren, ruyme zolderingen en verder gerieflijkheden, zijnde eene van de schoonste deser provincie, met twee logien en vijf aren 't negentig centiaren cour en bauwerve daermedegaende ... Ook de indeling is ons bekend (15). De brouwerij telde twee verdiepingen bestaande uit drie plaatsen en met 19 vensters. Twee deuren gaven uit op de koer. Daarenboven waren er nog twee zolders en een kelder die in vier ruimten ingedeeld was. De koer verleende toegang tot de Hoogstraat via een kleine en een grote toegangspoort. Ten oosten van de binnenplaats lag een paardestal met graanschuur. Alles was opgetrokken in steen en bedekt met pannen. Daarnaast vinden we een gedetailleerde beschrijving van de herberg. Het huis bestond uit twee verdiepingen, gelijkvloers inbegrepen. Negen vensters, één deur en een koetspoort gaven uit op de Markt (16). Op de gelijkvloerse en op de “tweede” verdieping had men telkens vier kamers. Tenslotte was er nog de zolder bedekt met pannen. “Den Beer” was gebouwd in steen. Rondom de koer zag men de remigen (17), twee paardestallen, het kalkkot, de toiletten, het “laboratoire” (18) en de bolletraag (19). Tijdens de 19e eeuw bleef deze indeling grotendeels behouden. De bolletraag was in de Eerste Wereldoorlog nog in gebruik. Anderzijds werd in 1881 de mouterij gebouwd en in 1896 verbond men de brouwerij met de mouterij. De veranderingen die ons uit deze eeuw bekend zijn, zijn de bouw van de achterkeuken bij de herberg tijdens de Eerste Wereldoorlog (20) en de oprichting van de feestzaal omstreeks 1960. Op de plaats waar zich nu de zaal bevindt, was vroeger een galerij. In de oorlogsjaren stond daar het kookfornuis van de soldaten die in de herberg logeerden. In 1943 werd de achterzijde van de mouterij gebombardeerd. De voorkant in de Hoogstraat bleef overeind en in de daaropvolgende jaren gebruikte Henri van Herrele een deel als weverij. De rest van het gebouw nam Maurits Vermeulen in gebruik voor het maken van houtskool. Later verdween de weverij van van Herrele en er kwam in de plaats een schrijn­ werkerij van René Vergote. Tenslotte werd de oude mouterij in het begin van de jaren ’60 afgebroken.

VOETNOTEN 1. R.A.K.. Renteboek Meulebeke (Fonds Kerkarchief nr. 49). 2. R.A.K., Wezerij Eelbo (1681-1699) : Staat van Rogier de Beis : I feb. 1689. 3. De herbergier was pas overleden en met sterfhuyse bedoelt men het nalaten­ schap. 4. In die periode bestond de hele oostkant van de Markt uit herbergen. Begin­ nende aan de Hoogstraat : de Valcke (nu.de winkel van de familie Vergote), den Beer, het Schaeck (het huis van de heer Jozef Goethals) en den Hert (van de Kredietbank tot aan de Karei van Manderstraat). Zie schets van de Markt.

64


5. Een grote vierkante roede bedroeg 35,4239 m 6. R.A.K.. Wezerij Lammertijn (nr 109), Meulebeke. 14. Rcnvoy St.-Baefs Vijfve, 3v-8v. 7. Comptoir : naar de mening van L. Decroix heeft comptoir hier de ruimere betekenis van gelagzaal, 8. Brouwhalam : brouwgereedschap. 9. De brouwers drogen de gekiemde gerst op de ast. Zie supra. 10. Een logie : nu zou men dit een loods noemen. 11. Zie supra. 12. R.A.K., Scab. Meulebeke 1737-1753. 64-64v (27 juli 1741 ; op de zijkant staat nog een kontrakt 31 juli 1777). 13. In 1744 gaf men de volgende indeling van het woonhuis : een keuken, de zuidkamer, de noordkamer, de zolder en de kelder. R.A.K., Wezerij Vandenberghc (nr 122), Meulebeke 11-133. 14. Familie-arehief Goethals (koopkontrakt 20 april 1848). 15. G.A.M., Dossier 1.87 Gestraften (30 okt. 1847). 16. De vensters boven de koetspoort behoorden niet bij “Den Beer” maar bij het winkeltje gelegen tussen de herberg en het huis op de hoek van de Hoogstraat. Tot ca 1934 bleef dit winkeltje een aparte woning. Lange tijd verkocht men er tabak en sigaretten. Pas ca. 1934 werd het bij de stoffenwinkel van de familie Vergote gevoegd. Nu nog kan men aan het verschil in het dak zien waar zich vroeger de scheiding bevond. 17. Remigen : plaatsen waar o.a. de koetsen stonden. 18. Laboratoire : in die tijd een opslagplaats. 19. Bolletraag : plaats waar men het bolspel beoefende. 20. Tijdens de periode dat “Den Beer” als “soldatenheim" ingericht was, bouwden Duitse soldaten deze achterkeuken.

65


EIGENAARS EN GEBRUIKERS VAN HERBERG “DEN BEER” EN DE BROUWERS VAN “BROUWERIJ GOETHALS”. E IG E N A A R S V A N H E R B E R G ‘D E N B E E R ”

1611: A driaen C osm an x L ievijne M estdagh t 1640

G E B R U IK E R S V A N H E R B E R G “D E N B E E R ”

1611 : A driaen C osm an

1645 : "D e n B eer" afgebrand 1654: A driaen C osm an t 15 april 1656 (zoon van A d riaen ) x Jo o sijn e Le M aire t 18 d e ce m b e r 1694

1654 : A driaen C osm an

1658 : V an af dit m om ent is e r een on d ersch eid 1658 : G uilliaem e de Beis tussen de eig en aar van de g rond en de eig en aar van het huis zelf. * grond : E rfgenam en A d riaen C osm an * huis : G uilliaem e de Beis t o m streek s 1679 (zoon van P ieter) x E lisabeth C osm an 1676 : * g rond : E rfg en am en A d riaen C osm an * huis : R ogier de Beis t 6 mei 1687 (zoon van P ieter) x Jaco b a B eginne

1676: R ogier de Beis

De g rond w erd in 1685 d o o r de w eduw e van A driaen C osm an voor 27 ja a r in “ch ey n sp ach t” gegeven. 1690 : * grond : E rfgenam en A driaen C osm an * huis : voor de helft : Pieter de Beis t 8 mei 1719 (zoon van R ogier) x M aria de V o ld er v oor de a n d ere helft : A lb ertu s de Beis (zoon van R ogier) T ussen 1693 en 1695 kocht P ie te r de Beis de helft van de g rond af van de erfgenam en van A d riaen C osm an. K orte tijd later m oet hij ook eig en aar gew orden zijn van de an d ere helft zo d at het o n d ersch eid tussen de eig en aar van de g rond en de eig en aar van het huis wegviel.

1690 : P ieter de Beis

B R O U W E R S V A N “ BR O U W ER IJ G O E T H A L S”


1719 : W eduw e van P ic te r de Beis m et h a ar zoon P ieter G uilliaem e de Beis

1719 : W eduw e van P ie te r de Beis ( = M aria de V o ld er) t 1745

1746 : P ie te r G u illiaem e de Beis (zoon van P ieter) x B arb ara van O ost

t 3 april 1769

1769 : W eduw e van P ie te r van C albergh ( = Jo o sijn e van C oillie) t 24 aug. 1788

1745 : P ieter G uilliaem e de Beis

1769

Jo an n es C loet + 17 aug. 1781 (zoon van Jo an n es) x M arij A nna van G eesdaele

O m streek s 1770 : P etru s van T h o rn o u t 1771 : Jo an n e s C o et

5

1781 : W eduw e van Jo an n e s C loet ( = M arij A n n a van G eesd aele) t 8 feb. 1804

1781 : W eduw e van Jo an n e s C loet

1787 : Franciscus van G eesd aele (zoon van Philippe) x M arij Francisca A lgoet

1787 : Franciscus van G eesdaele

t 7 jan . 1795

1795 : W eduw e van Franciscus van G eesdaele ( = M arij F rancisca A lg o et)

1795 : W eduw e van Franciscus van G eesdaele

1796 : Ju d o cu s M aerten s t 22 april 1815 x w eduw e van Franciscus van G eesdaele

1796 : Judocus M aertens

1816: Jo an n e s B ap tiste Y serbyt

1816 : ?


1825

ON 00

Jo an n e s B aptiste Y serbvt

1841 : Ivo M aertens •' 1. ian. 1867 x V ictoria B acrt 1848 : Jean G oethals '• 1* m aart 1884 (zoon van Joseph) x E ulalie R osalie H anssetl

1848 : Joseph G o eth als en zijn zes kinderen (Je an , Frédéric, Ivo, A m elie. V irginie en R osalie)

1856:

Jean G o eth als 1867 : W eduw e van Ivo M aertens ( = V ictoria Baert t 1 m aart 1879

1884 : Em ile G o eth als

1879 : K inderen M aertens (E d o u ard . J ea n n e , en H erenie)

1890 : A m elie V anoverschelde x C am iel D haeveloose vanaf 1922 : w eduw e

1932 : H enri G o eth als

1931 : Leo V erstraeten x A dèle Claus

1959 : Jo zef G o eth als 1967 : Paul V e rstra ete n x Suzanna R otty

1884 : Em ile G o eth als t (zoon van Jean ) x M arie M ertens

m aart 1932

t 15 m aart 1935

: 1%7 1932 : H enri G oethals v 11 moi 1959 (zoon van E m ile) x M arie V a n d ero u g strac te

1959 : Jo ze f en A lb ert G o eth als (zonen van H enri) Jo ze f x M arie B uysschaert A lb ert x M arie Talpe 1975 : einde van “ B rouw erij G o e th als” .


VI. BESLUIT.

“Den Beer” is een herberg met een boeiende geschiedenis. Vooral door haar centrale ligging en haar (vroegere) functie van logementshuis hebben we interessante zaken over haar verleden kunnen terugvinden. Toch heeft ze ook heel wat raakpunten met de overige oude herbergen van Meulebeke. Wanneer we bijvoorbeeld een opsomming geven van haar interieur en de herbergbenodigdheden is dat voor vele herbergen uit de 17e en de 18e eeuw representatief. We moeten wel bedenken dat ze in die periode één van de betere en rijkere herbergen was. Er bestonden veel “lantsherberghskens” in Meulebeke die qua inrichting nog erg “primitief’ waren. “Den Beer" had dus meer gelijkenissen met de grote (logements)-herbergen dan met de volkskroegen uit het verleden. Door haar verbintenis met de vroegere oude brouwerij en de latere Brou­ werij Goethals biedt "Den Beer” ons ook een massa informatie over het brouwen doorheen de eeuwen. We maken de groei en modernisering van de brouwerij mee. Mogen we tenslotte de hoop uitspreken dat bij de Meulebekenaren met deze reis door het verleden van hun gemeente interesse is opgewekt voor de geschiedenis van Meulebeke. Meulebeke heeft immers, niet alleen op het gebied van het ontspannings­ leven, maar in alle opzichten een rijke geschiedenis die zeker de moeite loont om verder uitgediept te worden. We hopen dan ook dat dit werk geen eindpunt maar een beginpunt voor verder onderzoek zal zijn.

69


o

C. LIJST MET ALLE TOT N U TOE G E K E N D E H E R B E R G E N V A N M EULEBEK E V A N 1600 TOT N U (i). Naam van de herberg

Situering

Jaarvan Herbergier of eigenaar die de herberg opening ( 1) opende ( 1) Oudste ver- Vroegst gekende herbergier of melding (2) eigenaar (2)

Bijzonderheden

1. Aanwijs (H et)

B o n estraat-V ijfstraat

1908(1)

C yrille V e rk in d e re n (1)

W aarschijnlijk gaat het hier o ver een heropening van de h e r­ berg verm eld o n d e r num m er drie. D e herb erg w erd om streeks de T w eede W ereld o o rlo g g esloten.

2. Achtkanten (D e)

T ieltstraat

1942(2)

H onoré D u fo u r (2)

In de loop van de ja re n vijftig k reeg de herb erg de naam “ D e V e lo m a k erij” . In het begin van de ja re n zeventig w erd “ D e V elo m ak erij" gesloten.

3. Aenw ijs (H et)

V ijfstraat

1849(1)

L eonard D elo o f (1)

4. Alfa

P ittem straat zie “ H e t K ruiske"

5.AIve M aene

su r la place

1807 (2)

Pierre D h o o p (2)

G esloten in de loop van de 19e eeuw .

6. America

P ittem straat

1884(1)

Jo an n es V antieghem (1)

W aarschijnlijk gaat h et h ier om een heropening van de h e r­ berg verm eld o n d e r num m er zeven. D e herb erg w erd in 1946 gesloten.

7. America

P ittem straat

1855 (1)

C o nstant Joye (1)

8. America

O o stro z eb e k e straa t

1868(1)

A uguste C on stan tin V anhecke (1)

W aarschijnlijk w erd deze h e rb e rg v ó ó r de Eerste W ereld o o r­ log g esloten.

9. Amerikaander (D en)

B arn u m straat

1907(1)

R ichard V lieghe (1)

In het m idden van de ja re n vijftig v eran d erd e de naam van de herb erg in “ S a b rin a ” . D eze h e rb e rg b esto n d ongeveer tw ee ja a r en w erd dan definitief gesloten.

10. A nker (D en)

O o stro z eb e k e straa t

1916(2)

Leon V erm eu len ? (2)

D eze h e rb e rg w as gelegen naast “ D e H alve M aan” . Ze w erd gesloten voor de T w eede W ereldoorlog.

11. A ppel (D en)

W ijk M arialoop zie “ D en H o v en ier”

12. A ppel (D en)

K asteelstraat

1883(1)

B runo V an d erb ru g g h e (1)

W aarschijnlijk gesloten vóór 1900.

13. A ppel (D en)

K asteelstraat Z ie “ H et C an o n ”


14. A ppel (D en)

?

1903(1)

C am iel D e jonghe (1)

W e w eten niet o f h et h ier om een h ero p en in g van de vorige h e rb e rg gaat.

15. Arend (D e)

D rongensveldw eg

1909(1)

H enri V an C oillie-Sim oens ( 1)

G e slo te n vóór de T w eed e W ereldoorlog.

16. Arend (D e)

G o eth alsp laats

1807(2)

Joseph G o eth als (2)

In 1901 v e ra n d erd e G u stav e B rûlez de naam van de h e rb e rg in "S in t-Iv o ” . K arei D e m aré gaf aan de h e rb e rg de naam “ H et G isth u is” in 1910. T ijd en s de ja re n d ertig w erd de h e rb e rg g e­ sloten en w erd e r o n d e r de naam "H e t M o le n tje ” w inkel ge­ ho u d en . In 1956/7 w erd de h e rb e rg “ H et G isth u is" h ero p e n d . V a n af dec. 1982 k reeg “ H et G isthuis” de functie van re s ta u ­ ran t m a a r in 1987 w erd het opnieuw een ta v e rn e . D e h e rb e rg b e sta a t nog.

17. Arend (D e)

M arkt

1912(1)

G ustave B rûlez ( 1)

D e h e rb e rg b e sta a t nog.

18. A venir (L ’)

Plettinckplaats

1895 (1)

P ieter C a rp en tier ( 1)

G e slo te n tussen 1960 en 1970.

19. Bakkerij (D e)

T ieltstraat

1883(1)

C lem ent Lust ( 1)

W aarschijnlijk gesloten vó ó r de E erste W ereld o o rlo g .

20. Balance (D e)

Situé dans la section dite Buysveld hors de l'enceinte de principal groupe de m aisons.

1807(2)

B ernard Popelier (2)

G e slo te n in de loop van de 19e eeuw .

21. Barnum (In)

O o stro zeb ek estraat (n u vishandel H erm an)

1901(1)

G ustave V an d ero u g straete (1)

O m stre ek s 1975 gesloten.

22. Batavia

T ieltstraat

1887(1)

H enry V an K uylenbroucke (1)

G e slo te n tussen de E e rste en de T w eede W ereld o o rlo g .

23. Bavik/Bavikclub

G e n tstraa t

1972(2)

L e d e e n e -V e rb ru g g h e (2)

D e h e rb e rg b e sta a t nog.

24. Beenhouwerij (D e)

P a an d erstraat

1956(1)

Frans V anoutrive-C ecilia D esm et( 1) G e slo te n in 1972.

25. Beenhouwerij (D e)

K asteelstraat

1908(2)

M r. C oussee (2)

In 1908 v eran d ed e M r. C oussée de naam van de h e rb e rg in " D e s tee n m o le n ” . In 1913 gaf H enri D eclerck de h e rb e rg het nieuw e opschrift "D e stad M ee n e n ” . D eze h e rb e rg w erd vó ó r de T w eed e W ereld o o rlo g gesloten.

26. B eer (D en)

M arkt

1611(2)

A d riaen C osm an (2)

O u d ste h e rb e rg in M eulebeke die nu nog m et dezelfde naam o p dezelfde plaats staa t. In de 17e eeuw w as ze al fa m e u s hij passanten ende voerlieden.

27. B elle Vue (La)

Ingelm unstersteenw eg

1836(1)

Jo sep h D eclerck ( 1)

G e slo te n in de loop van d e 19e eeuw .

28. Betongieterij (D e)

G e n tstraa t

1941 (2)

S uzanna S abbe (2)

G e slo te n tijd e n s de ja re n zestig.

29. Beurs (D e )

Plettinckplaats

1852 (1)

C harles-L ouis D ebaecke ( 1)

D e h e rb e rg b e sta a t nog.


30. B iezaard(D e)

V u ilp u tstraat

1X98(1)

T heofile M inne-D egrande ( 1)

G esloten tijdens de ja re n veertig.

31. Bistrot

O o stro z eb e k e straa t

19X2(1)

Lucien V e rstra ete ( 1)

De herb erg bestaat nog m aar de naam w erd in 1987 v e ra n d erd in “C afé M id d en sta n d ” .

32. Blauwvoet (I)e)

P ittem straat

1903(1)

A uguste B rûlez ( 1)

G esloten tussen 1941 en I960.

V eld straat

1914(2)

M arcel D ebusschere (in 1941)

G esloten tussen 1941 en 1960.

35. Blauwe Kroone (D e)

W ijk M arialoop

1X39(1)

C on stan tin M alfait ( 1)

G esloten in de loop van de 19e eeuw .

36. Boerenkrijg (D e)

M ark tstraat zie “ De L an cier”

33. 34. Blauwe D uif (D e)

37. Boldershof (Het)

T ieltstraat

Severin N aessens ( 1)

G esloten tussen 1960 en 1972.

38. Bonne Femm e (La)

Su r la route conduisant 1807(2) de M eulebeke à la grande route de Bruges.

Joseph C lauw e (2)

De herb erg w erd ook “ D e ev e ” genoem d. Z e w erd tijdens de 19e eeuw gesloten.

39. Bonte Koe (D e)

O u d e P aan d erstraat

1X98(1)

H enri D ecavele-V andekerckhove( 1) G esloten tussen de E erste en de T w eede W ereldoorlog.

40. Bonten Os (D e)

P ittem straat

1X99(1)

G u staa f V ansteenhuyse ( 1)

W aarschijnlijk vóór de E erste W ereldoorlog gesloten.

4L Borght (Ter) (cafetaria)

T e r B orghtlaan

19X0(1)

Eric L anduvt ( 1)

De cafetaria b e sta a t nog.

42. Bosrand

B ruggesteenw eg

± I960 (2) Jacques V anheynesonne (2)

D eze herb erg w erd in 1965 gesloten.

43. Breda

P ittem straat (nu huis van Elfrida V an d ecasteele)

om streeks W ies van D ongen ( 1) 1955(1)

G esloten vóór 1972.

44. Breugel

V o ssek o tstraat

1963(1)

A n d ré Bossouw ( 1)

In het begin van de ja re n '80 gesloten.

45. Broederliefde (D e)

K asteelstraat

1X98(1)

Cvriel D e cav ele-V an d ep u tte ( 1)

G esloten tussen de E erste en de T w eede W ereldoorlog.

46. Brouwerijtje (’t)

D w arsstraat

1941 (2)

G é ra rd D e m eu len aere (2)

G esloten tussen 1960 en 1972.

47. B rouw ershof(H et)

K asteelstraat

1941(2)

Juliana L em iengre (2)

In 1977 v e ra n d erd e M are V erm eersch de naam van de h e rb e rg in “ 't O n d e rk o m e n ” en in 1985 gat hij de herb erg de naam “Z ozo-L ala".

1X72(1)


48. Browns

T ieltstraat zie “ D e O o sth o ek "

49. Brussels H o f (H et)

K arel V an M an d erstraat 1849 ( 1)

C harles-L ouis D uprez ( 1)

G e slo te n tijdens de 19e eeuw .

50. Brussels H o f (H et)

T ieltstraat

1850(1)

C harles-L ouis D uprez ( 1)

G e sloten tijdens de 19e eeuw .

51. Burger Welzijn (H et)

K asteelstraat

1916(2)

Cyriel D ecavele-V an Coillie (2)

G e slo te n voor de T w eede W ereldoorlog.

52. Café Beige

H oek N ieuw straat S tatiestraat

1914(2)

“ B ab b ek e" M aes (2)

In 1933 v e ra n d erd e A chiel V rom an de naam van h et café in “ E xcelsior". In 1938 kwam A lphonse van Parijs in de herb erg w onen en gaf haar de naam "T e rm in u s” . N a het b o m b a rd e ­ m ent van de h e rb e rg in 1940 w erd "T e rm in u s” g eslo ten . A l­ phonse V an Parijs verhuisde n a ar de S ta tie stra at en o p en d e d a a r een herb erg "T erm in u s" (zie "T e rm in u s” ).

53. Café Moderna

G en tstraat

1960(2)

A d ronie V anpoucke (2)

G e slo te n vóór 1972.

54. Café M oderne

A chtste Linielaan zie “ D e S p o rtw ereld ”

55. Café Royal

A ch tste Linielaan zie “Café des V oyageurs'

56. Café Sportief

M arialoopsteenw eg

1953(1)

Joseph V andew alle-D ecaluw é (1)

G e sloten vóór I960.

57. Café des Voyageurs

A ch tste Linielaan

1922 (2)

O scar V a n h av erb ek e (2)

O m stre ek s het begin van de T w eede W ereld o o rlo g v e ra n d erd e d e naam van de h e rb e rg in "C afé R oyal” . D e h e rb e rg w erd tijdens de ja re n zestig gesloten.

58. Cambrinus

K asteelstraat

1972(2)

M onseré-B londeel (2)

D e h e rb e rg b e sta a t nog.

59. Cambrinus (In)

O o stro z eb e k e straa t (nu Scriburo)

1902(1)

Mr. V andaele ( 1)

In 1923 v e ra n d erd e M aurice D econinck de naam van de h e rb e rg in "G a re e lm a k e rij". O m ­ streek s 1955 w erd de herb erg gesloten.

60. Canada (In)

S tatiestraat zie "In den K oopm an"

61. Canon (H et)

K asteelstraat

1882(1)

V ictor H erm an ( 1)

V an af 1900 h e ette de h e rb e rg "D en A ppel". D en A ppel w erd tussen de E erste en de T w eede W ereldoorlog g eslo ten .

62. Cappelhuus van M aerloop (H et)

M arialoopplaats

1654(2)

L oonijs D e W itte (2)

R .A .K ., A anw . V . 64. 90 ( 1683) : van im m ém oriale rijden grootelicx gefrequenteert d oor den toeloop ende d evotie tot O n ze Lieve V ra uw e van M aerloop. G e sloten tijd e n s d e eerste helft van de 18e eeuw .


63. Casino (D e)

A b e eld ree f

1957 (1)

V andenbussche ? (1)

G esloten in 1965.

64. Casino (D e)

T ieltstra a t (n u w oning van M ark D esm edt)

1941(2)

A lois G allez (2)

G esloten vó ó r 1960.

65. Casino (D en)

Ingelm unsterstraat

1843(1)

Joseph V antieghem

W aarschijnlijk gesloten tussen de E erste en de T w eede W ereldoorlog.

66. Centrale (D e)

G o eth alsp laats

1941(2)

W ed. O scar B aert (2)

G esloten vóór I960.

Jo an n es van Iseghem (2)

G esloten tijdens de 19e eeuw .

67. Cleen Peireboom

T ieltstraat

1749(1)

68. Cleen Cappelhuus van M aerloop (H et)

O p den herrewegh van Thielt naer Cortrijck ende W acken.

om streeks W ed. G uilliaem e de Beis (2) 1673(1)

69. C leenen Paender (D en)

L an d eg em straat

1779(2)

F ran c iscu sT ijd tg at (2)

G esloten tijd e n s de 19e eeuw .

70. Clicque

K asteelstraat zie “D e Stad K o rtrijk "

71. Concorde

K asteelstraat zie “ D e K at"

R .A .K ., A anw . V , 64,90 (1683) : debiterende bier ende gebrandenw ijn. G e slo te n tijdens de eerste helft van de 18e eeuw .

72. Concorde (D e)

P ittem straat

1878(1)

C o n ra rd V ervaecke ( 1)

W aarschijnlijk gesloten voor de E erste W ereldoorlog.

73. Concordia (D e)

M arkt

1941(2)

W ed. M usschoot (2)

G esloten tijd e n s de ja re n zeventig.

74. C ongo (D e)

G e n tstraa t

1916(2)

... Sabbe (2)

G esloten tijdens de ja re n dertig.

75. C ongo (D en)

P ittem straat

1888(1)

Jules G allez ( 1)

W aarschijnlijk gesloten voor d e E erste W ereldoorlog.

76. Couckhuyt (D en)

E lb estraat

om streeks M artinus A lb ertu s G esquiere 1749(1) (in 1779)

77. Craeye (D e) / A la Corneille em m antelée

W ijk Turkijen

1807(2)

Ignace C oussens (2)

G esloten tijdens de 19e eeuw .

78. Crekele (D e) / Krekel (D e)

K rek elstraat

1779(1)

P ieter Storm e (1)

D e herb erg b estaat nog.

79. Criecke (D e)

O ude P ittem straat

1654(2)

Joos de V rien d t (2)

In de 20e eeuw noem de m en deze h e rb e rg " D e O u d e K rieke". Z e w erd tussen de E erste en de T w eede w ereldoorlog geslo­ ten.

G esloten tijdens de 19e eeuw .


80. Cristal A lken

A ch tste Linielaan

1965 (2)

Jea n n e W alschap (2)

In 1980 v e ra n d erd e D anny L aevens de naam van de h e rb e rg in “ O ly m p ia". R ita L anduyt gaf de herb erg in 1985 h a a r huidige n a am , nam elijk “ ’t P allieterk e".

81. Cuba (In)

K asteelstraat

1898(1)

G ustave V a n d ero u g strae te ( 1)

C yrille D ecavele v e ra n d erd e de naam van de h e rb e rg in 1919. V a n a f d a t ja a r h e ette ze “ In den Ijzer". D e h e rb e rg w erd vó ó r d e T w eede W ereldoorlog gesloten.

82. Cuba (In den)

G en tstraat

18 § 9 (1)

W ed. F rédéric L ouvaert ( 1)

G e slo te n tussen 1925 en 1940.

83. Damberd (H et)

9

zie “ D en V oerm an"

Ul

84. Damberd (H et)

H o ek K asteelstraatA stridlaan

1865(1)

C harles Louis V erm eulen ( 1)

G e slo te n tijdens de ja re n vijftig.

85. Damberd (H et)

S tatiestraat

1893(1)

C onstantin B elaen (1)

G e slo te n vó ó r de T w eed e W ereldoorlog.

86. D eeve

zie “ La B onne F em m e”

87. D einze (In)

O o stro zeb ek estraat zie “ H erb erg zonder naam " (nu Fritshop)

88. D etroit

S tatiestraat (nu w oning van M ark W indels)

89. Dierdonck (Café)

A ch tste Linielaan zie “ Café R ubens"

90. Donderscherm (H et)

G ro te R o eselarestraat

1865(1)

91. Dorphuis (H et)

M arialoopsteenw eg

1914(2)

92. Drie H oefijzers (D e)

R eg en tiestraat

93. Driekoningen / Au trois rois.

G o eth alsp laats (nu w oning van tan d arts B .S anty).

V ankeirsbilck-D evolder (2)

H enry V an Laeneghem

In de volksm ond noem de m en deze h e rb e rg “ P a ra to n n e rre " . Z e w erd tussen de E e rste en de T w eede W e reld o o rlo g g esloten.

1902(1)

M r G o eth als (1)

G e slo te n in 1979.

1807 (2)

Josse Bonte (2)

Gesloten tussen de Eerste en de Tweede W ereldoorlog.


94. Drie Linden (D e)

Ingelm unsterstraat

1852(1)

W ed. X avier V anderzijpe ( !

W aarschijnlijk gesloten vó ó r de E e rste W ereldoorlog.

95. Drie M olens

L an d eg em straat zie "H et M eulewallcken"

96. Drij Grachten (In de) / D e drie Grachten

K apellcstraat

1914(1)

Jules C allens ( 1)

Pas in 1920 k reeg de h e rb e rg het opschrift “ In de Drij G ra c h ten ". D eze h e rb e rg w erd in 1974 gesloten.

97. Drij Sleutels (D e)

•)

einde 19e eeuw

Basile Buvsc (2)

G esloten in 1902.

98. Drij Statiën (D e)

K asteelstraat

1868(1)

Jcan -B ap tiste M eerssem an i

W aarschijnlijk gesloten vóór de E erste W ereldoorlog.

99. Drije C onte (D e)

H oek B ruggesteenw egD riero zen d reef

1654(2)

Joos Loncke (2)

D o o r de evolutie van de tijdsgeest v e ra n d erd e m en de nàam van de herb erg in de 18e eeuw in “ D e D rijro o se ” . D e herb erg w erd tussen 1756 en 1779 gesloten.

100. Drijhoek (D en)

O o stro z eb e k e straa t

1888(1)

Jules V antieghem (1)

D e h erberg bestaat nog.

101. Drijroose (D e)

H oek B ruggesteenw egD riero zen d reef zie " D e D rije C o n te "

102. Drinkhuis

P aa n d erstraa t

1889(1)

Pieter D e m eu len aere ( 1)

W aarschijnlijk gesloten vóór de E erste W ereldoorlog.

103. Duc de Brabant

S tatiestraat

1878 (1)

A louis D em eere ( 1)

W aarschijnlijk gesloten vóór de E erste W ereldoorlog.

104. D u iv e (In d e )

V eldstraat

1906(1)

K inderen G o e th als ( 1)

G esloten vóór de T w eede W ereldoorlog.

105. Duytschart (D en)

O o stro z eb e k e straa t ?

begin 17e eeuw

G uilliaem e van D aele (2)

D e herb erg w ordt vernoem d in een tekst van 1667. E r staat bij d at ze op dat ogenblik niet m eer b estaat.

106. Edelweiss

G o eth alsp laats

1960(2)

Willy D evolder (2)

D e h erberg b estaat nog.

107. Eekhoorn (D e)

O o stro z eb e k e straa t

1984 (1)

Liliane V ereecke ( 1)

D e h erberg b estaat nog.

108. Eendracht (D e)

S in t-A m an d straat

1827(1)

Ignaas N ijffels ( 1)

G esloten tijdens de 19e eeuw .

109. Eendracht (D e)

M arialoopplaats

1841(1)

Jo an n e s D em eese ( 1)

G esloten tijdens de 19e eeuw .

110. Eendracht (D e)

M ark tstraat

1880(1)

D ésiré Poublon ( 1)

G esloten vóór 1941.

111. Eiergat

B arn u m straat

1911 (1)

Jules T a v e rn ie r ( 1)

Gesloten tijdens de jaren zestig.


112. Eli Passo

B ruggesteenw eg

113. Elle

B ruggesteenw eg zie “ R itell"

114. Engel (D en)

1972 (2)

D ecoster-D em ets (2)

Nu gesloten.

K apellestraat

1831 (1)

Vital V inequier ( 1)

G esloten tijdens de 19e eeuw .

115. Engels H o f (H et) / Le Jardin Anglais

T ieltstraat

1836(1)

Ives C a rp en tier ( 1)

G esloten tijdens de 19e eeuw .

116. Esschenbosch (D e)

V eldstraat

1899(1)

A uguste D esim pelaere-N aessens ( 1) G esloten vóór 1941.

117. E v êc h é (A F)

su r la route d ' O ostrosebeke.

1807(2)

Jero m e D e p ijp e re (2)

D eze herb erg w erd vóór 1807 “ D e vijfw egen” g en o em d . In 1807 w erd ze om schreven als utile p o u r les voyageurs. D e h e r­ berg w erd tijd e n s de 19e eeuw gesloten.

118. Excelsior

H oek N ieuw straatS tatiestraat zie ‘Café B eige”

119. Excelsior

B ertje Santensw cg

1938(1)

A chiel V rom an-L eontine D e b o u v e r(1)

In 1959 v e ra n d erd e R o b ert K esteloot de naam van de h e rb e rg in “C afé 't P a rk ". D it café w erd in 1979 gesloten.

120. Ezel (D en)

V ijfstraat

1903(1)

C. V andenbulck ( 1)

G e sloten tussen de E erste en de T w eede W ereld o o rlo g .

Jules Lecluyse ( 1)

G esloten tussen de E erste en de T w eede W ereld o o rlo g .

121. Facteur (D e)

K rekelstraat

1898(1)

122. Fam iliehof (Danszaal)

S tatiestraat

o m streek s M arcel van d er Plancke (1) 1978(1)

In het begin w erd e r alleen m elk verkocht. D a aro m sp ra k m en ov er “de m e lk b a r” . In 1984 w erd het F am iliehof g e slo ten .

123. Fanfaren (In de)

K asteelstraat

1902(1)

A rth u r T avernier ( 1)

G e sloten vó ó r 1941.

124. Faubourg (A u)

G e n tstraa t

1870(1)

Louis V a n d erb ek e ( 1)

G e sloten vó ó r de E e rste W ereldoorlog

125. Fezant (D e)

G e n tstraa t

1878(1)

E duard V ergote ( 1)

D e herb erg b e sta a t nog.

126. Flandria

T ieltstraat

1950(1)

M aria V rom an ( 1)

G esloten in 1963.

127. Fontaine (D e)

O o stro zeb ek estraat

1790(2)

9

G e sloten tijdens de 19e eeuw .

128. Fort (H et)

O o stro z eb e k e straa t

1916(2)

M aurice V andenbussche (in 1941)

D e herb erg bestaat nog.

129. Fort Te Cnocke / Fort (H et)

O o stro zeb ek estraat

1730(2)

W eduw e P ieter V erm eulen (2)

D eze herb erg lag naast het huidige “F o rt", n am elijk a an de o v erk an t van de P a a n d erstraa t. O p deze p laats lag tijd e n s de 2()e eeuw de h e rb e rg “J a p a n ” .


-J 00

130. Fortuyn (H et)

H oek M arialoopstw gS p illebosstraat

1842(1)

X avier H ellijn ( 1)

131. Franschen Schildt (I)en ) O p de twee heerbaenen o m streeks Jo an n e s C osm an (2) leedende van G endt 1663(1) naer Ypre ende van C ortrijck naer Brugghe.

G esloten na de E erste W ereldoorlog. G esloten tussen 1683 en 1756.

132. Gareelmakerij

O o stro z eb e k e straa t zie "In C am b rin u s”

133. Gavers

H oek T ieltstraatB ek aertsd reef

1916(2)

?

G e sloten vó ó r de T w eede W ereldoorlog.

134. Gent Poorte (D e)

G e n tstraa t

1893(1)

E d u a rd B ruyncel (1)

G e sloten tussen de E erste en de T w eede W ereldoorlog.

135. Gentsche Steenw eg (D e )G e n tstra a t

1893 ( 1)

L eopold V annieuw enhuyse (

D e herb erg b e sta a t nog.

1890 ( 1)

K arei D em arc ( 1)

In 1910 v e ra n d erd e V ictor S arre de naam van de herb erg in "D e V ad erlan d sch e V lag” . C o n stan t V anparijs gaf de herberg in 1913 de naam "D e Stad P arijs” . De herberg w erd vóór de T w eede W ereld o o rlo g gesloten.

B rouw er V a n d ero u g strae te (

G e sloten in 1977.

136. Germinal

K apellestraat zie "P la z a ”

137. Gilde (D e)

P ittem straat zie "D e n H elm ”

138. Gisthuis

R eg en tiestraat

139. Gisthuis (H et)

G o cth alsp laats zie "D e n A re n d ”

140. G oed Ter Lucht (’t)

E lb estraat

1904 ( 1)

141. Gouden A ppel (D en)

K asteelstraat

einde ? 19e eeuw ?

In 1902 v e ra n d erd e C harles W ijngaert de naam van de herb erg in "In den V e rtin d e r” . D e herb erg w erd verm oedelijk vó ó r de E erste W ereld o o rlo g g esloten.

142. Gouden A ppel (D en)

H eerbaene leedende van G h en d t naer Ypre.

o m streeks A m andus van B clleghem ( 1) 1668(1)

D e herb erg w erd o m streek 1680 g esloten.

143. Gouden Hoed (D e) / Au chapeau d'or

K arei van M an d erstraat 1881 ( 1)

A uguste V and ek erck h o v e ( 1

Gesloten tijdens de jaren veertig.


•)

G e sloten vó ó r de T w eede W ereldoorlog.

François d e M eurisse (2)

G e sloten tijdens de 19e eeuw .

1861 (1)

François van G lab ek e ( I )

N a een k orte sluitingsperiode w erd de h e rb e rg in 1892 h e r­ o p end d o o r F rancies V anglabeke. In 1900 v e ra n d erd e Jo se p h M istiaen de naam in “ In den P om pier". D e h e rb e rg w erd vóór de T w eede W ereldoorlog gesloten.

M ark tstraat

1890(1)

G ustave V anh av erb ek e ( 1)

W aarschijnlijk gesloten vóór de E e rste W ereldoorlog.

Plettinckplaats

1838(1)

A m elia R o elandts (1)

G e slo te n tijdens de 19e eeuw .

149. Gouden Leeuw (D e)

M arialoopplaats

1873(1)

H enry H aerir.ck ( 1)

W aarschijnlijk gesloten vóór de E erste W ereld o o rlo g .

150. Gouden Leeuw (D e)

O o st rozebekest raat

1906(1)

E d u a rd V anlaeke ( 1)

De h e rb e rg lag aan de linkerkant van de huidige “G o u d e n L eeuw ". H et café w erd in 1967 gesloten.

151. Gouden Leeuw (D en)

M arkt

1787(1)

Ivo C a rp e n tie r (1)

G e sloten vó ó r 1807.

152. Gouden Leeuw (D e)

O o stro zeb ck estraat zie “ D e V o o rstad ". C harles V anduynslager ( 1)

G eslo ten tussen de E erste en de T w eed e W ereldoorlog.

Jo an n es D elacauw ( 1)

G e sloten tijd e n s de 19e eeuw .

144. G ouden H oofd (H et)

M arkt (nu B ank van R oesclare)

1921 (2)

145. Gouden Hooft (H et) / Tête d’Or

K arei van M an d erstraat 1807(2)

146. G ouden Leerse (D e)

T icltstraat

147. Gouden Leeuw (D e) 148. Gouden Leeuw (D e) / Le Lion d’Or

153. Gouden M andeke (Het) M arkt (nu K red ietb an k ) 1872(1) 154. Gouden Pluim (D e)

S tatiestraat

1865 (1)

155. G ouden Pluim (D e)

Plettinckplaats

1899(1)

H ipolite G hislain D eclercq ( 1)

W aarschijnlijk gesloten vóór de E e rste W ereldoorlog.

156. Gouden Pom pe (D e)

S tatiestraat

1906(1)

A lphonse V a n d e n b e rg h e ( 1)

G e sloten tussen de E e rste en de T w eede W ereldoorlog.

157. G roene Linde (D e)

P aan d erstraat

1873(1)

Ivo C ouckhuyt ( 1)

W aarschijnlijk gesloten vóór de E erste W ereld o o rlo g .

158. G roene Linde (D e)

B ruggesteenw eg

1902(1)

C yrille Prevoost ( 1)

G e sloten vó ó r de T w eede W ereldoorlog.

159. G roene W andeling (D e) W ijk Marialoop

1851 (1)

Louis V ergote ( 1)

G e sloten tijdens de 19e eeuw .

160. G roenen Boomgaard (D en)

1886(1)

K inders G hislain D elafontaine (

G e slo te n in 1955.

1886(1)

Ivo C ouckhuyt ( 1)

W aarschijnlijk gesloten vóór de E erste W ereld o o rlo g .

K erkstraat (nu huis van Em iel D evriese)

161. G roenen Lantern (D en) Sin t-A m an d straat


Op deze foto zien we de herbergen "IN DEN OLIFANT" en “DE GROENE BOOM GAARD” op de Markt. De foto werd genomen bij de inhuldiging van burgemeester Danneels.


162. Groeningen (In)

K asteelstraat

1899(1)

163. G roote Pinte (D e)

P ittem straat

164. G roote Pinte (D e)

V ijfstraat

165. G roten Hert (D en)

M arialoopplaats

166. H aentien (H et) / Haantje (H et)

G e n tstraa t

167. Haering (D en) 168. H aeze (D en) 169. Haezew ind (D en) 170. H alve Maan (D e)

C am ille D eclerck-W arnez ( 1)

G e sloten tussen de E erste en de T w eede W ereld o o rlo g .

1941 (2)

V incent W indels (2)

G e sloten vóór I960.

1886(1)

Jan T ijtg at (1)

G e slo te n vóór de T w eede W ereldoorlog.

1914(2)

A chiel V ankeirsbilck (in 1941)

D e h e rb e rg bestaat nog.

1740(2)

Jo an n e s V rom an (2)

H ier hield de schepenbank van B uysvelt in de 18e eeu w zijn vergaderingen. D e h e rb e rg bestaat nog.

K o rtrijk straat

1842(1)

Ivo D 'heygers (1)

G e sloten tijdens de 19e eeuw .

O o ig em straat

1856(1)

L eo n ard V erhuist

W aarschijnlijk gesloten vóór de E erste W ereld o o rlo g .

Ingelm unstersteenw eg

1831 (1)

Jacob K uypers (1)

D e herb erg bestaat nog.

O o stro z eb e k e straa t

1852(1)

Ivo T ijtg at (1)

G e sloten tussen de E erste en de T w eed e W ereld o o rlo g .

171. H andboog (D en)

O o stro z eb e k e straa t

1831 (1)

B ern ard Scheers (1)

Zie volgend num m er.

172. H andboog (D en)

O o stro z eb e k e straa t

1847(1)

W ed. Pieter V erham m e ( 1)

M isschien gaat het h ier om een h e ropening van de vorige h erberg. “ D en H a n d b o o g ” w erd tijdens de 19e eeu w g e slo ten

173. Hans Van A ckere (Te)

M arialoopplaats

1654(2)

Jan van A ckere (2)

D eze herb erg w erd na 1654 "H e t V o ssekot" genoem d. Z e w erd om streek s de E erste W ereldoorlog gesloten.

174. Harddraver (In den)

T ieltstraat

1903(1)

C harles V anlerberghe ( 1)

G esloten tussen de E erste en de T w eede W ereld o o rlo g .

175. Harmonie

K arei V an M an d e rstra a t 1871 (1)

W ed. D am iaan V andekerckhove

W aarschijnlijk w erd deze herb erg vóór de E erste W e re ld ­ o orlog gesloten.

176. Harmonie

O o stro z eb e k e straa t

1904(1)

W ed. C harles-L ouis V a n d e k e rc k h o v e (1)

G e sloten tijdens de ja re n veertig. In de volksm ond sto n d h et café b e k en d als “ D e M ijte ” .

177. Hast (D en)

Ca Isij de van Brugge naer Cortrijck.

1863(1)

C harles D ecoghe ( 1)

G esloten tussen de E erste en de T w eede W ereld o o rlo g .

178. H aze (D en)

G en tstraat

1890(1)

C harles C orrevits ( 1)

G e sloten tussen 1930 en 1940.

179. Heidelberg

K asteelstraat

1965 (2)

C am iel M aertens (2)

D e herb erg bestaat nog.

180. Helm (D en)

P ittem straat

1899(1)

A lb ert R oelàndts (1)

In 1924 v e ra n d erd e de K risten W erklied en b o n d de naam in “ H et V olkshuis” . Na verloop van tijd k reeg de h e rb e rg de naam “ K risten V olkshuis” en sinds 1986 h e et ze “ D e G ild e ” .


181. Herberg zonder naam

K rek elstraat

o m streeks M atheus V erm eulen ( 1) 1653(1)

In 1683 kreeg de herb erg de naam "D en stro p a en ". D eze h e r­ berg w erd tussen 1779 en 1807 gesloten.

182. Herberg zonder naam

O p den C euteldam

o m streeks W ed. P ieter C ouckuut ( I ) 1663(1)

R. A . K .. A anw . V . 64. 90 ( 1683) : al m ier m en is debiterende bier ende brandew ijn.

183. Herberg zonder naam

O ost rozebekest raat (nu Fritshop)

o m streeks W ed. en kinderen Jacobus v; 1757 (1) H a m m e (l)

In de 18e eeuw was er een brouw erij bij deze h erberg. In 1905 o p en d e Jules T im m erm an e r opnieuw een herb erg "D e Stadt D evnze". L ater kreeg de h e rb e rg d e naam "In D einze” . H et café w erd in 1985 gesloten.

184. Herberg zonder naam

Langst de Leenbrugstraete

mei 1779 0)

185. Herberg zonder naam

Langs de straete o m streeks W ed. Joseph Lauw ers ( 1) h o p e n d e van deze platse 1769 ( 1) naer A rdoye voorbij de herberghe “Den C o u ekh u yt".

186. Herberg zonder naam

Su r la route de C ourt ray 1807(2)

C harles D eclercq (2)

187. Herberg zonder naam

M arkt

1807(2)

A uguste V a ndevoorde (2)

188. Herberg zonder naam

L'enceinte dehors la place

1807(2)

Joseph Lecluyse (2)

189. Herberg zonder naam

K arel van M an d erstraat 1807(2)

Jean D h oop (2)

190. Herberg zonder naam

Situé dans la section d ite O verdeeve

1807(2)

Joseph du M arez (2)

191. Herberg zonder naam

Situé dans la section d ite M aeneghem

1807(2)

Joseph C aenepeel (2)

192. Herberg zonder naam

Situé dans la section d ite R obreghtegem

1807(2)

Ignace V an L erberghe (2)

193. Herberg zonder naam

Situé dans la section dite B uysveld

1807(2)

N. van Q u a ete m (2)

194. Herberg zonder naam

Situé dans la section dite B uysveld

1807(2)

Félix N eels (2)

P etru s V eilleyrs (1)


Op de “mart ofte Platse� : de herbergen De Valcke, Den Beir, Het Schaek, Den Hert (plattegrond uit het Leenboek van Bosterhout, 1785, RAK, Aanwinsten VI, 2794). 83


195. Herberg zonder naam

Situé dans la section dite Lede

1807(2)

N. A uriongs (2)

196. Herberg zonder naam

W ijk Turkijen

1807(2)

Joseph K ouckhuyt (2)

197. Herberg zonder naam

W ijk Turkijen

1807(2)

Jean D esm et (2)

198. Herberg zonder naam

W ijk Turkijen

1807(2)

Jean V erscheure (2)

199. Herberg zonder naam

W ijk Turkijen (in H uls velde)

1807(2)

Jean M aton (2)

200. Herberg zonder naam

W ijk Turkijen (in H uls velde)

1807(2)

Joseph d 'H u ls te r (2)

201. Herberg zonder naam

W ijk Turkijen (in H uls velde)

1807(2)

Leon B ouckhuyt (2)

202. Herberghe ende O p de heerbaene Hostelrie (zonder naam) leedende van G hendt naer Ypre.

o m streeks W ed. C harel van B elleghem ( 1 1654(1)

R. A . K ., A anw . V, 64, 90 (1683) : te voorent een laeckensnijdersw inckel.

203. Herder (D e)

M arialoopsteenw eg

1874(1)

A uguste D esloover ( 1)

G e slo te n tussen de E erste en de T w eede W ereldoorlog.

204. Hert (D en)

M arkt

1551 (2)

E rfgenam en van w ijlent Joos van Schoorisse (2)

R. A .K ., A anw . V , 64, 90 (1683) ; a lw aerm en van o u d tijden heeft ghedebieert wijn ende bier, ende passanten ghelogiert. W aarschijnlijk gesloten tijdens de 19e eeuw .

205. Hert (D en)

M arkt (nu huis J. C oucke)

1914(2)

•y

G e sloten vó ó r de T w eede W ereldoorlog.

206. Hert (D en)

A ch tste Linielaan

o m streeks R em i V erschoore (2) 1945 (2)

207. Herthoorn (D en)

K o rtrijk straat

1879(1)

C am ille V antijghem ( 1)

W aarschijnlijk gesloten vó ó r de E erste W ereldoorlog.

208. Hertog van Brabant (D en)

T ieltstraat

1860(1)

Jules C leenw erk ( 1)

W aarschijnlijk gesloten vóór de E erste W ereldoorlog.

209. Hespe (D e)

K erkstraat

1889(1)

C onstant V a nparijs ( 1)

In 1913. n ad at "S int-Ivo" o p de G o eth alsp laats v e ra n d erd was in ' H et G isth u is", gaf Leon C oussée aan de herb erg "D e H e sp e ” d e naam "S in t-Iv o ” . D e h e rb e rg w erd vóór de T w eede W ereldoorlog gesloten.

G eslo ten tijdens de ja re n vijftig.


00 U»

210. H oed (I)en)

?

1882(2)

C harles M alfait (2)

Gesloten tussen de Eerste en de Tweede W ereldoorlog.

211. H of Ter V elde (H et)

M eerlaan straat

1984(1)

Jean V erm cersch ( 1)

D e h e rb e rg b e sta a t nog.

212. H of van Brabant (Het)

K asteelstraat

1856(1)

E d u a rd V anbrabant ( 1)

Z ie o n d e r het volgend num m er.

213. H of van Brabant (Het)

K asteelstraat

1877(1)

L eonard D e leersnijder

M isschien gaat het hier over een h ero p en in g van de vorige h e r­ berg. W aarschijnli jk w erd ' H et h o f van B ra b an t" v ó ó r 1900 gesloten.

214. H o f van Commerce (H et)

B ruggesteenw eg

1941 (2)

E rnest V and ep u tte (2)

D e h e rb e rg bestaat nog.

215. H o f van Commercie (Het)

?

1826(1)

P ieter d 'H o o p ( 1)

216. H of van Commercie (Het)

M arkt

1942 (2)

C am iel C aenepeel (2)

De h e rb e rg b estaat nog

217. H of van Handel (H et)

B ruggesteenw eg

1941 (2)

Jules M esure (2)

G e sloten vóór 1960.

218. H o f van Vlaanderen (H et)

A ch tste Linielaan

1855(1)

Jean Félix C arp en tier ( 1

W aarschijnlijk gesloten vóór 1900.

219. H ollander (D en)

E eckbosstraat

1846(1)

?

G e sloten tijdens de 19e eeuw .

220. H oogbeele (D e) / H oogen A b eele (D en)

V eldstraat

1870(1)

L eo n ard V erhuist ( 1)

G esloten tussen 1941 en 1960.

221. H ooge (H et)

O o st roze bek est raat

1829(1)

Louis L annoo ( 1)

222. H ooge (H et)

O o st ro zeb ek est raat

1844 ( 1)

F erdinand D erm eaux (1

W aarschijnlijk hebben we hier te m aken m et een h e ro p e n in g van de vorige h e rb e rg "H e t H oo g e". D e h e rb e rg w erd in o k to b e r 1958 gesloten.

223. H ooghuys (H et)

R eg en tiestraat zie "D en R o o se m a rijn ”

224. H oop van Vrede (In)

•>

1842 (1)

Jo an n e s M aertens ( 1)

G esloten tijdens de 19e eeuw .

225. H ôtel de Flandre

M arkt

1856(1)

Leo B aeckelandt ( 1)

W aarschijnlijk dezelfde herb erg als "V la an d e re n s G a sth o f".

226. H oveke (’t) kantine

V ijfstraat

1972(2)

N oël C osm an (2)

D e k antine bestaat nog.


227. Hovenier (D e) / Le Jardinier

W ijk M arialoop

1840(1)

François D ek o k ere (1)

In 1842 v e ra n d erd e Louis N inclaus de naam van de herb erg in “ D en A p p e l” . D e h e rb e rg w erd tijdens de 19e eeuw gesloten.

228. Hovenier (D en)

T ieltstraat

einde 19e eeuw ?

9

In 1908 v e ra n d erd e C yrille C rop de naam in “D e sto o m ­ z a g e rij'. D e herb erg w erd tussen de E erste en de T w eede W ereldoorlog gesloten.

229. Huis van Commercie (In ’t)

K apellestraat zie “ D e stee n b a k k e rij” G e sloten tussen 1941 en 1960.

230. Hulstenboom

V ijfstraat

1887(1)

C harles Louis D ebeil (1)

231. Hulsvelde

9

1898(1)

H enri T ijtg at (1)

232. H ulsvelde (In)

O o ig em straat

1905(1)

A loys D am m an (1)

W aarschijnlijk gaat het h ier om een heropening van de vorige herberg. "In H ulsvelde" w erd in 1939 gesloten.

233. Ijzer (D en)

S te en o v en straat zie “ 't R o o sek e"

234. In den Ijzer

K asteelstraat zie “ In C u b a ”

235. Ippon

M arialoopsteenw eg zie “ D e S am en k o m st”

236. Jager (D e)

B ruggesteenw eg

1863 (1)

E ugène V ynckier ( 1)

W aarschijnlijk gesloten tijdens de 19e eeuw .

237. Jager (D e)

G e n tstraa t

1941(2)

T rip h o n R oelens (2)

G e sloten vóór 1960.

238. Jan Breidel en Pieter D e Coninck (In)

K arei van M an d erstraat 1899(1)

V ictor Fiem s-A lgoed (1)

W aarschijnlijk gesloten vóór de E erste W ereldoorlog.

239. Japan

O o stro z eb e k e straa t

na de 1ste D esm et (o m streek s 1925) ? w ereldoorl

240. Kaarthuis (Het)

9

1899(1)

C harles V andenbussche (1)

W aarschijnlijk gesloten voor de E erste W ereldoorlog. G e sloten vóór 1960.

D e h e rb e rg w erd tijdens d e ja re n dertig gesloten.

241. Kabien (D e)

G ro te R o eselarestraat

1941 (2)

G eorges B elaen (2)

242. Kalkoen (D e)

G e n tstraa t

1901 (1)

H enri H oste (1)

G e sloten tussen de E erste en de T w eede W ereldoorlog.

243. Kamslagerij (D e)

Steenweg naer Ingelm unster

1890(1)

E d u a rd S e y n h a e v e (1)

W aarschijnlijk gesloten vo o r de E erste W ereldoorlog.


244. Kapelhuus (H et)

Voetweg tuier Ingelm unster

1827(1)

Pictcr Verbeke ( 1)

Gesloten tijdens de 19e eeuw.

245. Kapelle (D e)

Kapelleweg

1886(1)

C harles Louis D evolder ( 1)

G eslo ten tussen de E erste en de T w eede W ereldoorlog.

246. Kapelle (D e)

Situé dans la section dite Buysveld.

1807(2)

Joseph M ae rte ns (2)

W aarschijnlijk gesloten tijd e n s de 19e eeuw .

247. Karei Van Manders

O ude G e n tstraa t

1886(1)

D ésiré V elghe (1)

G eslo ten in 1965.

248. Karpel (D e)

O o stro zeb ek estraat

1894(1)

D ésire Poublon ( 1)

G e sloten tussen de E erste en d e T w eede W ereldoorlog.

249. Karper (D en)

T u rk ijen straat

1855(1)

Petrus N ijffels-C arlu ( 1)

G eslo ten vo o r de E erste W ereldoorlog.

250. Kat (D e)

H ulstboom straat

1846(2)

9

V óór de E erste W ereldoorlog gesloten.

251. Katje (H et) / Kat (D e)

K asteelstraat

1887(1)

W ed. Jo an n es M addens-V rom an

In 1893 v e ra n d erd e de w eduw e van Jan M addens de n aam van de h e rb e rg in “ D e C o n co rd e ” . D eze herb erg w erd w a arsc h ijn ­ lijk vó ó r d e E erste W ereld o o rlo g gesloten.

252. Kei (D e)

H oek P a an d erstraat -E eckbosstraat

1914(2)

253. Keizer (D e)

K apellestraat

1916 (2)

254. Keizer (D e)

G ehucht D e Paandern

Begin 19e eeuw

255. Kelderke (H et)

K asteelstraat zie “ In M o o rselc”

G eslo ten tussen de E erste en de T w eede W ereldoorlog. A llons V an h o u tte (in 1941)

G eslo ten vó ó r I960. In 1829 v eran d erd e Johan B aptiste V ansteenhuyse de naam van de h e rb e rg in “ D e K oorenbloem ". D e h e rb e rg w erd tijd e n s d e 19e eeuw gesloten.

256. Ketelberg (D e)

Eeckbosstraat

1904(1)

L eonard V ansteenkiste ( I )

G esloten tussen de E erste en de T w eede W ereldoorlog.

257. Kist (D e)

Pittem straat

1893(1)

Frédéric D enijs ( 1)

G eslo ten tussen de E erste en de T w eede W ereldoorlog.

258. Kiste (D e)

O ude G e n tstraa t

1886(1)

D ésiré V elghe ( 1)

W aarschijnlijk vó ó r de E erste W ereldoorlog g esloten.

259. Kleen Halle

M arkt zie "N ouvelle A v e n tu re ' 1841 (2)

9

G eslo ten tijdens de 19e eeuw .

1903(1)

Flenri D evolder ( 1)

In 1934 v e ra n d erd e H enri G o e th als de naam van de h e rb e rg in "D e S p o rtclu b ” . D e herb erg w erd vóór 1941 gesloten.

260. Kleyn Peerdeken (H et)) Blauwe Steertstraat 261. K loef (D e)

H oek V o ssck o tstraatB uvsveldstraat


00 00

Gesloten tijdens de 19e eeuw.

262. Klok (D e)

K apcllestraat

263. Klokke (D e)

Près la place zie "T rois M oineaux"

264. Klokke (D e)

R ijsselstraat

o m streeks A loïs P a tti}n (2) I960 (2)

G e sloten om streek s 1972.

265. Koekoek (D e)

B ruggesteenw eg

1942 (2)

G e slo te n vóór I960.

266. Koersepeerd (H et)

T ieltstraat

1903(1)

Em ile C allens (1)

O p 15 april 1903 k reeg Em ile C allens de to elatin g om deze h e r­ berg te o p e n en . O p 10 o k to b e r 1903 kreeg hij opnieuw d e to e ­ lating van het schepencollege om een h e rb e rg te o p e n en m aar nu m et de naam ‘*'t N ieuw K o ersep eerd ". B eide herbergen lagen langs de Thieltsche Steenweg.

267. K oevoet (D en) / Le Pied de Vache

B aronnielaan

1838(1)

Pierre A m eye ( 1)

G e sloten om streek s 1957.

268. Konijntje (H et)

G c n tstraa t aan "De Ster re"

1895(1)

Jo an n es V anoversehelde i

In 1902 v e ra n d erd e C yrille Stevens de naam van de herb erg in "D e nieuw e G ra a n m a rk t". D eze herb erg w erd tussen de E erste en de T w eede W ereldoorlog gesloten.

269. Koophandel (D e)

O o stro zeb ek estraat

1903(1)

Jean D 'h a e y ere ( 1)

W aarschijnlijk vóór d e E erste W ereldoorlog gesloten.

270. Koopman (In den)

S tatiestraat

1912(1)

G ustave D eelerek ( 1)

In 1920 v e ra n d erd e A diel V erm andel de naam van de herb erg in "In C an a d a ". D eze herb erg w erd vóór de T w eede W ereld ­ o o rlo g gesloten.

271. Koorenbloem (D e)

G ehucht de Paandern zie “ D e K eizer"

272. K raaie(D e)

W ijk M arialoop

1898(1)

Basile G o d e ris ( 1)

G esloten tussen de E erste en de T w eede W ereldoorlog.

273. Kring (D e)

S tatiestraat

1941 (2)

F lorent T im m erm an (2)

G e sloten tijdens de ja re n zestig.

274. K ro o n e(D e)

M arkt

1787(1)

Jo an n e s C oolen ( 1)

G e sloten om streek s de Eerste W ereldoorlog.

275. Kroone (D e)

M arialoopplaats

1910(1)

W ed. Ivo V e rstra ete ( 1)

G e sloten in 1939.

begin 20e eeuw ?

•>

In 1923 v e ra n d erd e m evrouw V ancoillie-H ostc de naam in "D e N ieuw e S te e n b a k k erij". De herb erg w erd vó ó r de T w eede W ereld o o rlo g gesloten.

276. Kroone (D e)

K ap ellcstraat ?

1S41 (2)

?


00 VO

277. Kroone (D e)

S t.-A n to n iu sstraat

m i (2)

R ené B audoncq (2)

Gesloten tijdens de jaren zeventig.

278. Kruiske (H et)

P ittem straat

1914 (2)

R em i V anlaccke (in 1925)

L ater w erd h ier de herb erg “ A lfa" g e o p en d . D eze h e rb e rg w erd in 1982 gesloten.

279. Krullenaerke (H et) Jeugdclub

B aljuw V e rm c u le n straa t om streeks 1970(1)

280. Kuiperij (D e)

S tatiestraat zie “ D e Prins"

281. Kuiperij (D e)

O ost rozebekest raat zie "Prins A lb ert"

282. Kwakkel (D e)

G en tstraat

1885(1)

C harles Louis V anhee ( 1)

G eslo ten tussen de E erste en de T w eede W ereld o o rlo g .

283. Lam (H et)

W ijk Eyergat

1855 (1)

W ed. Vital V inckier ( 1)

G eslo ten tijd e n s de 19e eeuw .

284. Lammeke (H et)

W ijk Maria loop

19(14(1)

Leo M estdagh ( 1)

W aarschijnlijk tussen de E erste en de T w eede W ereld o o rlo g gesloten.

285. Lancier (D e)

M ark tstraat

1901 (1)

A llons B ouckhuyt ( 1)

In 1910 v e ra n d erd e A diel D evolder de naam van de h e rb e rg in "D e B o eren k rijg ". D eze herb erg w erd tussen de E e rste en de T w eede W ereldoorlog gesloten.

286. Landmeter (D e)

A ststraat

1858(1)

D elanghe ( 1)

G eslo ten tijdens de 19e eeuw .

287. Landsman (D e)

P a an d erstraat

1862(1)

A m atus V antuyne ( 1)

G esloten tijd e n s de 19e eeuw .

288. Landsman (D e)

M arialoopsteenw eg

1872 (1)

Jo an n es B ekaert ( 1)

G eslo ten tussen 1941 en I960.

289. Lanteern (G asthof D e)

K asteelstraat zie "D e Stad K o rtrijk "

290. Leest (D en)

M arkt (de vroegere beenhouw erij van "D e o lifant")

1667(2)

Jan T ijtgat (2)

W aarschijnlijk tussen 1779 en 1807 gesloten.

291. Leestjen (H et)

B ruggesteenw eg

1779(2)

W ed. Jo an n es M ontant (2

R .A .K .. Br. P. 6173 : z e g d ... gevocht 't hebben d h e r b e r g h e genaem t van oudts het leestjen b y haer g e d o o d ende nieuw e g e b o u w d annex den zelve op de prochie van M eulebeke.

292. Leeuw van Vlaanderen (D e)

K asteelstraat

1899(1)

François L ebrun ( 1)

W aarschijnlijk om streeks de E e rste W ereld o o rlo g g esloten.

G e slo te n in 1978.


293. Liester (D e)

H oek G e n tstraa tS teen o v en straat

1916(2)

O

294. Linde (D e)

S teen o v en straat

1883(1)

P ieter V antuyne (1)

G esloten tussen de E erste en de T w eede W ereldoorlog.

295. Lugano

K apellestraat

1960(2)

E rnest B ataille (2)

G e sloten vóór 1972.

296. Lunapark

A chtste Linielaan

o m streek s V ictor B rûlez (2) 1945(2)

G eslo ten om streeks 1955.

297. Lusthof (H et)

Ingelm unstersteenw eg

1941 (2)

A rth u r V andew inkcle (2)

D e herb erg w erd ook som s "V ondels L usthof" genoem d. Ze b e sta a t nog.

298. Ma Campagne

P ittem straat

1883(1)

A m atus B aert ( 1)

G e sloten na 1972.

299. Mady

V u ilp u tstraat zie “ D e V incke"

300. M aendag (In den)

W ijk Paenders

1877(1)

Frédéric Nijffels ( 1)

G e sloten tussen de E erste en de T w eede W ereldoorlog. G e sloten vóór de T w eede W ereldoorlog.

G esloten vóór de T w eede W ereldoorlog.

301. M aerloope (In)

M arialoopplaats

1914(2)

■)

302. Maison de Campagne

S u r la place

1807(2)

Jea n -B a p tiste D elafontaine (2)

G esloten tijdens de 19e eeuw .

303. M arialoop (Café)

H oek P ittem straatS c h u tterijstraat zie “ Sint-A rnoldus"

304. M eerlaen (D e)

M eerlaan straat

1846(2)

0

G esloten tussen de E e rste en de T w eede W ereldoorlog.

305. M eerschbloem (D e)

W ijk G ro o t B uysveld

1891 (1)

Jean D esm et ( 1)

W aarschijnlijk vóór de Eerste W ereldoorlog gesloten.

306. M eerschbloem (D e)

M arioaloopsteenw eg

1902(1)

W ed. L.anduvt (1)

G esloten vóór de T w eede W ereldoorlog.

307. M eerseiken (H et)

Le n ta kker straat

1892(1)

Jean D eloof ( 1)

Zie volgend num m er.

308. M eerseiken (Het)

Wijk O verdeeve

1895 (1)

B elaen-L apauw ( 1)

E r w as nog een herb erg “ H et M eerseiken" in 1916 m aar het i niet duidelijk over w elke van de tw ee herbergen het gaat.

309. M eiboom (D e)

T ieltstraat

1916(2)

Leon D eclerck (in 1941)

T ussen 1941 en I960 g esloten.

310. Meibosch (D e)

P a an d erstraat

1889(1)

F rancies V anden b ro u ck e ( 1)

G esloten tussen de E erste en de T w eede W ereldoorlog.

311. M étropole (Café)

A ch tste Linielaan

1912(1)

G ustave V erlinde ( 1)

G esloten om streek s 1970.


312. M eulewalleken (H et)

L an d eg em straat

313. Mich

B ruggesteenw cg zie "R itell"

314. M iddenstand (Café)

O o stro z eb e k e straa t zie "B istro t"

315. M iere (D e) 316. M olenhoek (In den)

1779(2)

Jo an n e s van W assenhove (2)

In 1807 noem de m en de h e rb e rg "D rie M olens". D eze h e rb e rg w erd tijdens de 19e eeuw g esloten.

K rek elstraat

1916(2)

9

G e slo te n vóór de T w eede W ereldoorlog.

T ieltstraat

1907(1)

Leon Jaequens ( 1)

D eze herb erg w erd in 1985 gesloten. G e slo te n vóór de T w eede W ereldoorlog.

317. M olenhuis (Het)

G e n tstraa t

om streeks 1918?

9

318. M olentje (H et)

Eeck bo sstraat

1864(1)

Jean-B aptiste D e b ra b a n d e re ( 1)

G e slo te n tijdens de 19c eeuw .

319. M olentje (H et)

K asteelstraat

1882(1)

H enri Linclau ( 1)

G e slo te n tussen de E erste en de T w eede W ereldoorlog.

320. M oline (In)

S tatiestraat

1910(1)

R em i V ankeirsbilck ( 1)

G e slo te n tussen de E erste en de T w eede W ereld o o rlo g .

321. M ontgommery

K asteelstraat zie "D e stad K o rtrijk "

322. M ooie M olen (D e)

K asteelstraat zie "D e stad K o rtrijk "

323. M oorseele (In)

K asteelstraat

1901 (1)

Lucas G e rm o n p re z ( 1)

In h et begin van de jaren d e rtig was de h erberg g e slo ten . In 1936 v e ra n d erd e C yriel K erckhove de naam van de h e rb e rg in "H e t K clderke". D eze h e rb e rg b estaat nog.

324. M ote (D e)

Kleine R o eselarestraat

1901 (1)

G ustave V an d ero u g strae te ( 1)

G e sloten tussen de E erste en de T w eede W ereld o o rlo g .

325. Nachtegaal (D e)

A stridlaan

1941 (2)

A diel Joye (2)

D eze h erberg w erd in 1980 gesloten.

326. Nachtegael (D e)

O o stro z eb e k e straa t

1864(1)

Jo an n es V erkest ( 1)

W aarschijnlijk vóór de E erste W ereldoorlog g esloten.

327. Nachtergaal (D e)

G e n tstraa t

1891 (1)

C yrille V erm andele ( 1)

G e slo te n vóór de T w e e ed e W ereldoorlog.

328. N eerhof (H et)

O o stro z eb e k e straa t

1894(1)

Francies D 'h o o p ( 1)

W aarschijnlijk vóór de E erste W ereldoorlog g esloten.

329. N eerhof (Het)

W ijk T u rk ey en

1862(1)

R osalie P attijn (1 )

W aarschijnlijk gesloten vóór 1900.


330. N eerhof (H et)

V eld straat

1941 (2)

V ictor B rûlez (2)

D e h e rb e rg b e sta a t nog.

331. Neervurst

M eerlaan straat

1X88(1)

C harles Louis Stragier ( 1)

G e sloten tussen de E erste en de T w eede W ereldoorlog.

332. Nemrod

B ruggesteenw eg

1972(2)

Jacqueline V andenbroucke (2)

In 1981 v e ra n d erd e H u guette B arrière de naam in “ P iranha" en in 1982 gaf C hristian B ruaux de herb erg h a ar huidige naam “T ro p ical".

333. Nieuw D orp (H et)

B ruggesteenw eg

1941 (2)

334. Nieuw Kelderke (H et)

K asteelstraat (nu 1946(1) wassalon en het gesloten huis e rn aast).

335. Nieuw Koersepeerd (’t) T ieltstraat

G u staa f D u m o rtier (2)

G e slo te n tijd e n s d e ja re n zestig.

Cyriel K erckhove - G abrielle V anbecelaere (1)

G eslo ten in 1961.

1903(1)

Em ile C allcns ( 1)

W aarschijnlijk v o o rd e E erste W ereldoorlog gesloten.

336. Nieuw Kwartier (H et)

E ierg atstraat zie “ H et Slachthuis"

337. Nieuw Lam (Het)

K asteelstraat

1885 (1)

Jan B usquart ( 1)

W aarschijnlijk v o o rd e E erste W ereldoorlog gesloten.

338. Nieuw Peerd (H et)

T ieltstraat

1888(2)

P ieter D ebeil (2)

G e slo te n tijd e n s de ja re n zestig.

339. Nieuw Leersje (H et)

S tatiestraat

1890(1)

Pollet (1)

W aarschijnlijk vóór de E erste W ereldoorlog gesloten.

340. Nieuw Leestje (H et)

B ruggesteenw eg

1893(1)

Jules V angroenw cghe ( 1)

W aarschijnlijk vóór de E erste W ereldoorlog g esloten.

341. Nieuw M andeken (H et) M ark tstraat

1884(1)

H enri V anduynslaeger ( 1)

W aarschijnlijk vó ó r de E erste W ereldoorlog gesloten.

342. Nieuw Peereboom

1887(1)

E m m a F oulon ( 1)

W aarschijnlijk vóór de E erste W ereldoorlog gesloten.

343. Nieuw R oozeken (H et) P aan d erstraat

1889(1)

E d u a rd D eclerck ( 1)

D eze herb erg w erd op 20 o k to b e r 1918 kapotgeschoten.

344. Nieuw Sas (Het)

1916(2)

O scar d 'H o o p (in 1941)

In 1985 v e ra n d e rd e Lucien V erstraete de naam in ” 't Sas” . D eze h e rb e rg b e sta a t nog.

1929(1)

H enri V ancoillie-Sim oens ( 1)

G e slo te n in 1936.

T ieltstraat

K apel lestraat

345. Nieuw Stroom ken (H et) O o stro zeb ek estraat zie “ H et Stro o m k en " 346. Nieuwe Arend (D e)

N ieuw straat

347. Nieuwe Eendracht

K erk straat zie “ D e Prins”


348. N ieuw e Faisant (D e)

G e n tstraa t zie “Ste C ecilia"

349. N ieuw e Graanmarkt (D e)

G e n tstraa t zie “ H et K o n ijn tje"

350. N ieuw e Jager (D e)

W ijk 't Veld

1916

351. N ieuw e Kapelle (D e)

B o n estraat

352. N ieuw e Kat (D e)

H oek H ulstb o o m str S teen o v en straat

353. N ieuw e Klokke (D e)

V ictor V ercruysse (in ?)

G esloten vóór de Tw eede W ereldoorlog.

1887

L eonard D e lee rsn ijd e r ( 1)

W aarschijnlijk vóór de E erste W ereld o o rlo g g esloten.

1903

C harles V a n th o u rn o u t ( 1)

G esloten in 1939.

O ost rozebekest raat

1891

Cam ille D e sp le n te r ( 1)

W aarschijnlijk vó ó r de E e rste W ereld o o rlo g g esloten.

354. N ieuw e Klokke (D e)

V o ssek o tstraat

1851

H ipolite Santens (1)

In 1852 veranderde H ipolite S antens de naam van zijn h e rb e rg in “ D e Z alm / Le S au m o n ". D eze h e rb e rg w erd tijd e n s de 19e eeuw gesloten.

355. N ieuw e Kring (D e)

S tatiestraat

1972

D evooght-D ew itte (2)

In 1986 w erd hier het re stau ran t “ H et K e u k en p rin sje " geopend.

356. N ieuw e Leeuw (D e)

O ost roze bek est ra at

1987

Frank V anhovc-Ingrid Van Poucke (1)

“ D e nieuw e L eeuw " ligt on g ev eer o p d ezelfde pla a ts als de vroegere “ D e Z w arte L eeuw ".

357. N ieuw e M olen (D e)

K asteelstraat

1884

H enri Linclau ( 1)

W aarschijnlijk vóór de E erste W ereldoorlog gesloten.

358. N ieuw e Paanders (D e)

H o n d ek erk h o fstraat

1914

A lfons Buvse (in 1941)

G eslo ten tussen 1941 en I960.

359. N ieuw e Sneppe (D e)

B ruggesteenw eg

1844

Jo an n e s R am m elaere ( 1)

D eze h e rb e rg b e sta a t nog.

360. N ieuw e Spiegel (D e)

M ark tstraat

1916

Sagaert ? (2)

G eslo ten vóór de T w eede W ereldoorlog.

361. N ieuw e Statie (D e)

A ch tste Linielaan

1857

Jean Félix C a rp en tier ( 1)

G eslo ten tijdens de 19e eeuw .

362. N ieuw e Statie (D è)

A ch tste Linielaan

1912

A uguste V andekapelle ( 1)

G eslo ten tussen 1941 en I960.

363. N ieuw e Steenbakkerij (D e)

K ap ellestraat ? zie “ D e K ro o n e"

364. N ieuw e Steenw eg (D e)

O o stro z eb e k e straa t

1865

Francies D usselier ( 1)

G eslo ten tijdens de 19e eeuw .

1903

Francies V a n d en b ro u ck e ( 1

W e w eten niet of dit dezelfde h e rb e rg is als "D e V o e rm a n ".

365. N ieuw e Voerman (D en) O o stro z eb e k e straa t


366. N ieuw e W andeling (D e) B ruggesteenw eg

1843 (1)

367. Nieuwen Ezel (D en)

F rancies D em eurisse (1)

G esloten tijd e n s de 19e eeuw .

1903(1)

W ed. C aenepeel (1)

W aarschijnlijk om streeks de E erste W ereldoorlog gesloten.

368. Nieuwen Gouden LeeuwMarkt (D en)

1871(1)

C harles D em ey er ( 1)

W aarschijnlijk vóór de E erste W ereldoorlog gesloten.

369. Nieuwen Hast (D en)

V uilputstraat

1883(1)

A lb ert V anthuyne ( 1)

W aarschijnlijk om streeks de E erste W ereldoorlog gesloten.

370. Nieuwen Karper (D e)

K arei V an M an d erstraat 1858(1)

W alderand Schepens ( 1)

G esloten tijdens de 19e eeuw .

Vi jfstraat

371. Nieuwen Vogelzang

Wijk Vogelzang

1882(1)

W ed. E d u a rd C uypers ( 1)

W aarschijnlijk vó ó r de E erste W ereldoorlog g esloten.

372. Nijverheid (D e)

P ittem straat

1866(1)

D ésiré C arette (1)

D eze herb erg w erd op het einde van de ja re n vijftig gesloten.

373. Normandie (In)

S tatiestraat

1891 (1)

Joseph V erhaest ( 1)

G esloten in 1896.

374. Normandie (In)

K asteelstraat

1896(1)

Joseph V erhaest ( 1)

D eze herb erg w erd vóór de E erste W ereldoorlog gesloten.

375. N ouvelle A venture

M arkt

1807(2)

P ierre Jacques B eke (2)

V óór 1807 sto n d de h erberg bekend o n d e r de nam en "K leen H alle" en "A u petit Paris” . In 1842 v e ra n d erd e de naam van de h e rb e rg in "D e n W alvisch” en in 1852 v e ra n d erd e Louis Fiem s de naam opnieuw . V an af dat ja a r h e ette de h e rb e rg "L e Pavillon". Le Pavillon w erd in ja n u a ri 1905 onteigend.

376. Okapi

G ro e n stra at

1975 (1)

V erhelst ( I )

D it c afé-re sta u ra n t b estaat nog.

377. Olifant (D e)

M arkt

1884(1)

V ictor M aes ( 1)

D e herb erg b estaat nog.

378. Olympia

A ehste Linielaan zie "C ristal A lken"

379. Ondank (D en)

Karei van M anderstraat 1886(1)

W ed. Jan V a n th o u rn o u t (1)

G esloten tijdens de ja re n vijftig.

38(1. O nderkom en f t )

K asteelstraat zie "H et B rouw ershof"

381. O ostende

V eldstraat

1899(1)

E d u a rd D ebeil ( 1)

G e sloten tussen 1941 en 1960.

382. O osthoek (D en)

T ieltstraat

1904(1)

A uguste V erm eulen ( 1)

In 1980 v e ra n d erd e Liana M eersm an de naam van de herb erg in "B row ns". D eze h erberg w erd in 1981 gesloten.

383. Orphée

B ruggesteenw eg zie "R itz"


Op “den Cnock” : “Het pannenhuys" (plattegrond uit het Leenboek van Bosterhout, 1785, RAK, Aanwinsten VI, 2794).

95


384. Oud G em eentehuis (H et)

R eg en tiestraat zie “ R o o se m a rijn ”

385. Oud M olenhuis (’t)

G en tstraat

1972 (2)

M ichel A llaert (2)

D c h e rb e rg b estaat nog.

386. Ouden Paender (D e)

P a an d erstraat

1X64(1)

Louis N eirynek ( 1)

T ijd en s de 19e eeuw gesloten.

387. Pacific

B ruggesteenw eg zie “T exas B ar”

388. Paender (D en)

P a an d erstraat (nu school)

1654(2)

Sym oen D uyvejonek (2)

R. A .K .. A anw . V , 64. 90 ( 1683) : ^ fr e q u e n te e r t so o bij de om w oonende lantslieden als passanten als w esende eene o ude herberghe van im m em oriaelen tijden. “ D en P a e n d er" w erd tijdens de 19e eeuw gesloten.

389. Palermo

O o stro zeb ek estraat zie “ H et S tro o m k e ”

390. Palieterke (’t)

A chtste Linielaan zie “C ristal A lk e n ”

391. Panders (D e)

P aan d erstraat

1916(2)

Jules N acssens (in 1941)

De herb erg w erd om streek s 1950 gesloten.

392. Pannenhuys (H et)

P lettinckplaats (nu D ru k k erij B ruggem an)

1654 ( 2)

A driaen C oysm an (2)

G e sloten tussen 1785 en 1807.

1X25 (1)

G ezusters M aertens ( 1)

G e slo te n tijdens de 19c eeuw .

393. Paradijs (Het)

Baljuw V erm culenstr.

394. Park (C a fé ’t)

B ertje Santensw eg zie “ E xcelsior”

395. Pauw (D e)

K asteelstraat

1X9X(1)

P ieter C loet ( 1)

De h e rb e rg w erd om streek s I960 gesloten.

396. Pauw (D en)

Wijk Maria loop

1X45(1)

C on stan tin M alfait ( I )

T ijd en s de 19e eeuw gesloten.

397. Pavillon (Le)

M arkt zie “ N ouvelle A v e n tu re '

398. Peerdeken (H et)

T ieltstraat

o m streeks W ed. Jan van Stecnkistc i 1665 (1)

399. Peirehoom e (H et)

T ieltstraat

1654(2)

Lauw ers M acs (2)

G e slo te n tijdens de 19e eeuw .

400. Pelikaen (D e)

V eldstraat

1X72(1)

Ivo V uylsteke ( 1)

W aarschijnlijk v o o rd e E erste W ereld o o rlo g gesloten.

D e h e rb e rg b estaat nog.


sO

-J

401. Perdrix (La)

B ruggesteenw eg

402. Petit Paris (A u)

M arkt zie "N ouvelle A v e n tu re '

403. Piranha

B ruggesteenw eg zie "N em ro d "

1838(1)

B althasar G o en s ( I )

G e sloten tijdens de 19e eeuw .

404. Pisa

B ruggesteenw eg

1960(2)

M aria D efo u r (2)

D e herb erg b e sta a t nog.

405. Plaza (Feestzaal)

K apellestraat

1941(2)

A chiel D esch eem aek er

L ater kreeg d e h e rb e rg de naam ''G e rm in a l". D eze h e rb e rg bestaat nog.

406. Pluyme (D e)

B aronnielaan

1826(1)

Petrus A ugustin G oeth*

In 1839 o p en d e ook Pierre Jea n D am m an een herb erg "D e Pluim e" en in 1856 w erd nog een h e rb e rg "D e Pluvm e" d o o r een zekere H enri D esm et g e o p en d . O p een lijst van h e rb e rg e n van I960 b otsen w e e veneens o p h e rb e rg "D e Pluim ". We w eten niet o f het hier telkens o m dezelfde herb erg gaat.

407. Pom pier (In den)

T ieltstraat zie " D e G o u d en L ccrsc'

408. Posterij (D e)

G e n tstraa t

1891 (1)

A lphonse N ijffels ( 1)

In de volksm ond noem de m en de herb erg "H e t P o stje". De herberg w erd o m stre e k s 1945 gesloten.

409. Posthoorn (D en) / Le Cornet

K apellestraat

1837 ( 1)

A ugustin O tte v a ere ( 1)

G esloten tijdens de ja re n zestig. D eze herb erg lag naast de "G e rm in a l".

410. Postillon (D e)

T ieltstra a t

1891 (1)

C harles V anthuyne ( 1)

G esloten tussen de E erste en de T w eede W ereldoorlog.

1868(1)

411. Postje (H et)

S tatiestraat

Francics V ankeirsbilck

W aarschijnlijk tijd e n s de 19e eeuw gesloten.

412. Postje (H et)

1941(2) P ittem straat (nu huis v. Jean -M arie D esseyn)

Sylvain D ew ittc (2)

G esloten in 1945.

413. Prince Cardinael (D en)

9

1687(2)

?

In 1687 kreeg een gevangene de h e rb e rg toegew ezen als Iw ys van faire (O S A K . Processen 11.772).

414. Princenhof (H et)

A b e eld ree f

1872(1)

Jo an n c s M addens ( 1)

W aarschijnlijk v o o rd e E erste W ereld o o rlo g gesloten.

415. Prinsenhof (H et)

N ieuw straat

9

C harles Parrein (2)

416. Prins Albert

O ost roze b ek estraat

einde 19e eeuw ?

9

In 1901 v e ra n d erd e m evrouw Poublon-V ankeirsbilck de naam in "D e K uiperij". D e herb erg w erd vó ó r de T w eede W ereld ­ oorlog gesloten.


417. Prins (D e)

K erkstraat

1901 (1)

A llons V anlerberghe ( 1)

In 1906 v eran d erd e A llons V anlerberghe de naam in "D e N ieuw e E e n d ra c h t” . D eze herb erg w erd net vo o r de T w eede W ereldoorlog gesloten.

418. Prins (D e)

S tatiestraat

einde 19e eeuw ?

9

In 1908 veranderde Rem i P oublon de naam in "D e K uiperij". D e h e rb e rg w erd vóór de T w eede W ereldoorlog gesloten.

419. Prins Frederik

K asteelstraat

1894(1)

A lfred D e riez ( 1)

W aarschijnlijk vóór de E erste W ereld oorlog g esloten.

420. Proostgen (Het)

B ruggcstecnw eg

1654(2)

C hristian V erriest (2)

G e sloten vóór 1683.

421. Quatre Moineaux

Près la place zie "T rois M oineaux"

422. Red Star (D e)

G e n tstraa t

1941 (2)

O rner B raekevcldt (2)

G e sloten vóór I960.

423. R eisduif (D e)

O o stro z eb c k e straa t

1941 (2)

Cyriel V ancoillic (2)

G e sloten o p het einde van de ja re n zestig.

424. Reisduif (D e)

V ijfstraat

na de 1ste M usschoot ? (2) w ereld­ oorlog?

G ^slnum vóór de T w eede W ereldoorlog.

425. Relais

B ruggesteenw eg

o m streeks R oger V ansevcrcn (2) 1960(2)

G esloten tijdens de jaren zeventig.

426. Rialto

S teen o v en straat

1960(2)

M ichel V anw alleghem (2

De h e rb e rg bestaat nog.

427. Ritell

B ruggesteenw eg

1960(2)

Jozef K etels (2)

In 1980 v eranderde M ichelle D elplancke de naam in "M id i" en in 1981 gaf B ernadette D uriau aan de herb erg haar huidige benam ing “ Elle".

428. Ritz

B ruggesteenw eg

1972(2)

M ariette O m bclets (2)

In 1982 v eran d erd e men de naam in O rp h é e . G e sloten in 1985.

429. Rock Island (Café)

A chtste Liniclaan

1912(1)

Em ile T im m erm an ( 1)

G e sloten tijdens de ja re n vijftig.

430. R oo (D en)

W ijk Veldhoek

1898(1)

Jules V andeveire ( 1)

W aarschijnlijk gesloten vóór de E erste W ereldoorlog.

431. Roobaert (D e)

Kleine R o esclarestraat

begin 20e eeuw ?

9

In 1922 v eran d erd e A rth u r B eeelaere de naam in "D e vier K aven". De herb erg w erd vóór de T w eede W ereldoorlog gesloten.

432. R oode Poorte (D e)

K erkstraat

1889(1)

C harles Louis Lauw ers ( 1)

W aarschijnlijk v o o rd e E erste W ereldoorlog gesloten.


vC

433. R ookerken ( Het)

O p de heerbaan* leeedende van G hendt naer Rousselaere ende van daer naer Y pre.

o m stre e k s W ed. François van A ckei 1658(1)

R. A .K ., A anw . V, 64. 90 (1683) : alwaer m en alleenlijck brandew ijn en vent. G esloten tussen 1730 en 1756.

434. R o o se (D e )

Pittem straat

1845(1)

Louis Vens ( 1)

W aarsehijnlijk tijdens de 19e eeuw gesloten.

435. R o o se (I )e )

P aan d erstraat

1941 (2)

A llons V ankeirsbilek

G eslo ten tijdens de ja re n zestig.

436. R ooseke (’t)

S teen o v en straat

1916(2)

Landuyt (2)

Na de eerste W ereldoorlog v e ra n d erd e de naam van de h e r­ berg in "D e n Ijzer” . D eze h e rb e rg w erd kort vó ó r de T w e e d e W ereldoorlog gesloten.

437. Roosemarijn (D en)

R eg en tiestraat (nu 1654(2) 't O u d G e m ee n te h u is")

W ed. Pr.B . en Jan V an N ieuw cnhuyse (2)

Mier hield de sehepenbank van 1er B oreht h a ar vergaderingen L a te r w erd “ D en R o o se m a rijn ” nu eens “ H et H o o g h u y s” , dan w eer "Het S tadthuys” o f “ H et W ethuys" g e n o em d . Nu heet de h e rb e rg “ ’t O ud G e m e e n te h u is” .

438. R ooster ( D e ) / La Grille

V ossekotstraat

1840(1)

Pierre V ercruysse ( 1)

In s ep te m b e r 1921 w erd een telefoonpost o pgerieht o p h e t gehueht M arialoop. D oor loting w erd de telefo o n p o st aan de heer V e rstra ete , h erb erg ier in "D e R o o ste r” , to e g e w e z e n . De herb erg bestaat nog.

439. R oozenhoom (In den)

A a n hel E vergat

1905(1)

Jean D e b o u v e r(1)

G esloten tussen de E erste en de T w eede W ereldoorlog.

440. R ousenaers (Te)

K o ornzakstraat

1654(2)

Lowijs de C euninek (2)

G e sloten vóór 1683. In de 20e eeuw stond op d ezelfde plaats de herb erg “ H et V in g e rh o e d je ” .

441. R ozendale (In)

K asteelstraat zie “ St. J o se p h ”

442. R ozenhof ('t)

V eldstraat

om streeks R oger D ubron (2) 1960(2)

D e herb erg b estaat nog.

443. Rubens (Café)

A ehtste I.inielaan

1912(1)

M aurice Biebuyck ( I )

In 1923 v e ra n d erd e C harles D ew aelc de naam van de h e rb e rg in "C afé D ierdonek". De h e rb e rg w erd vóór de T w e e d e w ereldoorlog g esloten.

444. R ussenhof

W ijk M arialoop

1875(1)

L eonard H ellebuyck ( 1)

W aarsehijnlijk vóór d e E erste W ereldoorlog g esloten.

445. Ruyssenwijk

M arialoopstraal

1888(1)

E d u a rd D em eyer ( 1)

G eslo ten vóór de Eerste W ereldoorlog.

446. Sabrina

B arn u m straat zie “ Den A m crik aan d er”


1856(1)

447. Salie d'A ttente (La)

A chtste Liniclaan

448. Salon (D e)

K arei van M anderstraat 1863(1)

449. Samenkomst (D e)

M arialoopstccnw eg

450. Sas f t )

K apellestraat zie "H et Nieuw Sas”

451A . Schaak f t )

A chtste Liniclaan zie "D e Sportw ereld"

A ugus v ( icrnay ( 1)

T ijd en s de 19e eeuw gesloten.

A ugus e ( onstantin V anhecke (1 )

W aarschijnlijk gesloten voor de Eerste W ereldoorlog.

1912(1)

.loss

T ijd en s de ja re n zestig \\ as de herb erg nog e n k ele jaren open als herb erg " Ip p o n ” . D aarn; w erd ze defin itief gesloten.

Miivllc ( 1)

45IB . Schaak (In 't)

S tatiestraat

1947(1)

Achil : D ereu ( 1)

G eslo ten in 1950.

452A . Schaeck (’t)

M arkt (nu huis Jozef G oethals)

1551(2)

M alen de V aere (2)

R .A .K ., A anw . V , 64. 90 ( |o83) : alwaer m en bier ende ghebranden wijn gevent heeft \ an oude ende im m em oriaelen tijden. D eze h e rb e rg w erd tussen 1779 en 1807 gesloten.

452B. Schaek (H et)

G e n tstraa t

o m streeks Pieter V erm eulen ( 1) 1663 (1)

G eslo ten tussen 1683 en 1756.

453. Schaere (D e)

G en tstraat

o m streeks Joseph H clleyn ( 1) 1772(1)

Joseph H elleyn was klei m aker en h erbergier. D e h erberg w erd vóór 1807 g esloten

454. Schippershuys (Het)

Sint-A ma rulst raat

1859(1)

Jo an n cs D esm et ( 1)

T ijd en s de 19e eeuw gesli a en.

455. Schutterij (In de)

S ch u tterijstraat

1900(1)

Jules D efo u r ( 1)

G eslo ten vóór de T w eede A ereldoorlog.

456. Schutterije van St. Sebastiaen van de Handhoghe (D e)

P ittem straat

1654(2)

Frans van A ek er (2)

In 1782 sprak m en over "H et S c h u tte rsh o f'. In deze herb erg was de schuttersgilde van S: S cbastiaan gevestigd. D e herb erg w erd tijd e n s de 19e eeuw ge loten.

457. Schuttershof (Het)

P ittem straat zie "D e Schutterije van St. S ebastiaen ...”

458. Schuttershof (Het

K asteelstraat

1960(2)

Julia L em iengre (2)

G eslo ten vóór 1972.

459. Sebastepol

E lbestraat

1900(1)

V alentin F raeye ( 1)

G eslo ten tussen 1941 en 1960

460. Sint-Amand

O o stro zeb ek estraat

1864(1)

Jo an n es G o eth als ( 1)

G e sloten in 1974.

461. Sint-Anna

R eg en tiestraat

1870(1)

Jules C leenw erck ( 1)

W aarschijnlijk vóór de Eerste W ereldoorlog gesloten.

462. Sint-Anna

K apellestraat

1904(1)

Jo an n es D ebusscherc ( 1)

G e slo te n in 1973.

463. Sint-Antonius

M arialoopsteenw eg

1888(1)

Jo an n es Buyse ( 1)

In 1910 deed men herstellingen aan de herb erg die gedeeltelijk afgebrand was. D e h erberg w eid in 1959 g esloten.


Langs de “slraete van de prochie van Meulebeke naer degone van Pitthem" : “het hof van St.-Sebastiaen” en langs de “straete van Ingelmunster naer de stede van Thiell” : “het Schepenhuys” (plattegrond uit het Leenboek van Bosterhout, 1785, RAK, Aanwinsten VI, 2794). 101


464. Sint-Arnoldus

H oek P ittem straatS ch u ttcrijstraat

1888(1)

H enri S nauw aert ( 1)

A chille D ereu v eran d erd e in mei 1930 de naam van de h erberg in “C afé M arialoop". Na de beschadiging van de herb erg in 1940 w erd ze gesloten en nadien afgebroken.

465. Sint-Cecilia

G en tstraat

1890(1)

C harles Louis V erm eulen ( 1)

In 1905 v eran d erd e G ustave V an d ero u g straete d e naam in “ D e nieuw e F aizant". D eze h erberg verdw een ti jdens de jaren zestig.

466. Sint-Cecilia

A ch tste Linielaan

1941 (2)

M arcel L ouvaert (2)

G esloten tussen 1960 en 1972.

P ittem straat

1826(1)

Ivo B e k e (1)

T ijd en s de 19e eeuw gesloten.

468. Sint-Elooi

V o ssek o tstraat

1911(2)

T heofiel V annieuw enhuyse (2)

G e sloten in 1980.

1921(2)

1 467. Sint-Eloi

469. Sint-Elooy

T ieltstraat

470. Sint-Eloy

Karei van M an d erstraat 1844(1)

Re mi V elghe (2)

G esloten om streeks 1950.

B ernard D e v o s (1)

G esloten tijdens de 19e eeuw.

471. Sint-Eloy

•>

472. Sint-Georges

P ittem straat

1819(1)

D escheem aecker ( 1)

G e sloten tijdens de 19e eeuw .

1914(2)

W ed. E duard M alfait (in 1941)

G e sloten tussen 1941 en 1960.

473. Sint-Hubert

Kapelleweg

474. Sint-Ivo

G o eth alsp laats zie “ D en A ren d ".

1898(1)

Jules G allens ( 1)

G esloten in 1915.

475. Sint-Ivo

K erkstraat zie “ De H esp e"

476. Sint-Jan / Hotel Saint-Jean

A chtste Linielaan

1914(2)

Florim ond V andem oortele (in 1941 ) G e sloten tussen 1941 en I960.

477. Sint-Joseph

K asteelstraat

1916(2)

Jules D evaere (2)

G e sloten in 1946.

478. Sint-Joseph

K asteelstraat

1889(1)

C harles Louis V anbecelaere ( 1)

In 1897 veranderde H enri Linelau de naam van de h e rb e rg in "In R ozcndale". D e herberg w erd na de T w eede W ereld o o r­ log g esloten.

479. Sint-Krispijn / In Krispijn

P ittem straat

1891 (1)

C harles V ervaecke ( I )

G esloten tijdens de ja re n dertig.

480. Sint-Nikolaas

Sin t-A m an d straat

1910(1)

Cam ille V anhcc-L cfevrc ( 1)

G e sloten vóór de T w eede W ereldoorlog.


481. Sint-Pieter (In)

E y e r g a ts tr a a t

1905 (1)

Cyriel B iebuyck ( 1)

G e sloten tussen de E erste en de T w eede W ereldoorlog.

482. Sinl-Severin

Kapelleweg

1902(1)

Leon B o o n e (1)

G esloten tussen de E e rste en de T w eed e W ereldoorlog.

483. Slabance (In de)

El best ra at

1908 (1)

C harles P a ttijn ( 1)

V u ilp u tstraat

om streeks Joseph de C oninck ( 1) 1776(1)

G e sloten tijdens d e 19e eeuw .

485. Slachterij (I)e)

K asteelstraat

1892(1)

G e sloten in 1894.

486. Slachterij (D e)

O o st rozebekest raat zie “ D e V lasm arkt"

487. Slachthuis (H et)

E ie rg a ts lr a a t

einde 19e eeuw '

488. Slachthuis (H et)

H o ld estraat

1891 (1)

C o n sta n t L ap eire ( 1)

W e w eten niet o f dit dezelfde herb erg is als de vorige.

489. Slaghuis (H et)

M ark tstraat

1877(1)

Em ile V erm eulen (1)

W aarschijnli jk vó ó r de E erste W ereldo orlog gesloten.

490. Smisse (D e)

P a an d erstraat

1886(1)

C harles Louis N aessens ( 1)

G e sloten tussen de E erste en de T w eed e W ereldoorlog.

491. Sneppe (D e)

B ruggesteenw eg

1807 (2)

François de G rijse

G e sloten tijdens de ja re n zestig. W aarschijnlijk tijd e n s de 19e eeuw gesloten.

484. Slabance (D e)

C am ille P ic te r B aert ( 1)

G e sloten tussen de E erste en de T w eede W ereldoorlog.

In 1907 v e ra n d erd e C harles M alfait de naam in "H e t N ieuw K w artier". D eze h e rb e rg w erd tussen de E erste en de T w eede W ereldoorlog g e slo te n .

492. Snippe (D e)

B loem gatstraat

1846(2)

?

493. Snooker Karei van Mander

P ittem straat

1986(1)

K urt V uylsteke en Jo B raekevelt ( 1)

494. Sparappel (D e)

K o rtrijk straat

1894(1)

A uguste D obbels ( 1)

G e sloten tussen de E erste en de T w eede W ereldoorlog.

495. Sparreken (H et)

V ijfstraat

1828(2)

P ieter V ankeirsbilck (2)

T ijdens de 19e eeuw gesloten.

496. Spiegel (D e)

M ark tstraat

1883 (1)

L eo n ard B ruyneel ( 1)

De herb erg b e sta a t nog.

497. Spiegel (D e)

V o ssek o tstraat

1914(2)

Félix B oone (2)

G e sloten in 1927.

498. Spiegel (D e)

V o ssek o tstraat

na 1927(1 )E m iel H oste ( 1)

G e sloten tijdens de ja re n dertig.

499. Spoednik

K apellestraat

o m streeks M aria N aessens (2) 1960(2)

G e sloten in 1976.


500. Sportpaleis

G e n tstraa t

501. Sportclub

V ossekotstraat zie "D e K loef”

502. Sportvriend (D e)

S tatiestraat

503. Sportwereld (D e)

O o stro z eb e k e straa t zie "D e V o o rsta d ”

504. Sportwereld (D e)

A chtste Linielaan

505. Stad D eynze (D e)

O o stro zeb ek estraat zie "H e rb e rg zo n d er n aam ” (nu Fritshop)

1960(2)

F lorent D em eyere (2)

G e sloten vó ó r 1972.

om streeks V ictor B rûlez (2) 1955(2)

In het begin van de ja re n zestig gesloten.

1936(2)

V an 1938 tot 1940 was het huis o n b ew o ond. In 1940 h ero p en d e A ehilles D ereu de herb erg en gaf h a ar de naam "C afé M o d er­ n e ” . In 1946 w erd "C afé M o d e rn e ” gesloten.. V ier ja a r la te r ging A chilles D eren opnieuw in de h e rb e rg w onen en gaf h a ar de naam " ’t S chaak", “ 't Schaak" w erd in 1957 gesloten.

Jules D erm aux-V ansteenkiste (2)

506. Stad Gent (D e)

M ark tstraat

1883(1)

L eo n ard D e lee rsn ijd e r ( 1)

W aarschijnlijk vó ó r de E erste W ereldoorlog gesloten.

507. Stad Iseghem (D e)

Kapelleweg

1906(1)

Cyriel V erm andele ( 1)

W aarschijnlijk w erd deze h e rb e rg m a a r enkele ja re n uitgebaat

508. Stad Kortrijk (D e)

K asteelstraat

1905(1)

E d o u a rd D ebeil ( 1)

In 1941 v e ra n d erd e Rem i D evos de naam van de h e rb e rg in "D e M ooie M olen” . O m streek s 1960 gaf A chiel D epla h a ar de naam "M ontgom m ery". In 1979 v e ra n d erd e R udy D erm aux de naam van de herb erg in g a sth o f " D e L a n te c rn " en eind 1985 gaf C hris D o b b e lae re h a a r d e huidige naam "C lic q u e ” .

509. Stad M eenen (D e)

K asteelstraat /ie "D e B ee n h o u w e rij”

510. Stad Parijs (D e)

K egentiestraat /ie "H e t G ist hu is” François C arp en tier

In 1855 : Eene tapperij in het houten huysje gebouw en nabij de statieplaats van den ijserenweg. D eze h e rb e rg b estaat nog. T ijdens de T w eede W ereldoorlog w erd ze "C afé d e la S tatio n " genoem d.

511. Statie (D e) Café de la Station

\c h ts te Linielaan

1855 (1)

512. Steenbakkerij (D e)

k a p ellestra a t

na Eerste •) W ereld­ oorlog?

In 1933 v e ra n d erd e H enri G o e th als de naam in "In t H uis van C o m m ercie". D e h erberg w erd nog v ó ó r de T w eede W ereld ­ o orlog gesloten.


513. Steenm olen ( l)e )

K asteelstraat zie "D e B een h o u w erij"

514. Steenoven (D e)

i.v e r g a ts tr a a t

515. Steenw eg (D e)

1889 ( 1)

C o nstant L apeire ( 1)

W aarschijnlijk vó ó r dc E e rste W ereld o o rlo g g esloten.

O o stro z cb c k e straa t

1960(2)

Joséphine V andekerckhove

G e slo te n in 1979.

516. Sterre (D e)

H oek O o stro zeb ek cs tra at-G en tstraa t

om streeks A ndries de W aegenaere ( 1) 1739 ( 1)

G e slo te n tijdens de ja re n zeventig.

517. Stoomzagerij (D e)

T ieltstra a t zie "D en H ovenier"

518. Stropaen ( Den)

K rek elstraat zie '1 lerb erg zo n d er n aam "

519. Stroom ke (lie t)

O ost rozebekest raat

1824 ( 1)

Francis Silvester C euninck (

V an af de E erste W ereldoorlog tot in de ja re n veertig sprak m en van "M et nieuw S tro o m k en ". T egenw oordig h e et deze h e rb e rg “ P alerm o".

520. Stroom ke (lie t)

K o o rn zak straat

1916(2)

?

D eze herb erg lag naast " ’t V in g e rh o e d je " en w erd vó ó r de T w eede W ereldoorlog gesloten.

521. Supporter ( 1Ie)

( )ost ro zeb ek estraat ( nu huis van Lisette Fu ril ie re)

1941 (2)

H onoré V andcvondele (2)

G e sloten om streek s 1952.

522. Supporter ( 1»e)

K apel lest raat

1952(1)

A lbert V anhce (1)

G e sloten vóó r 196( ).

523. Swaene (Dc )

G o eth alsp laats (nu plaats van stan d b eeld )

om streeks A ndries van B elleghem ( 1) 1666(1)

R .A .K ., B r.P. 6173 ( 1779) : van zuycien bestaen m e t een hu y sc ken ledent een ige ja eren g ediend hebbende voor brouw erije. De brouw erij w aarover sprake in deze te k st, lag op d e plaats van huidige herb erg "H e t G isthuis". H e rb e rg “ D e S w aene” w erd tussen 1785 en 1807 gesloten.

524. Swaerten I eeuw (D en)

M arkt

o m streeks G illis van Iseghem (2) 1663(1)

D eze herb erg w erd in 1682 gesloten.

525. Terminus

S tatiestraat zie "D e Vlaamsche Pinte'

526. Terminus

1loek N ieuw straatS tatiestraat zie "C afé B eige"


527. Texasbar

B ruggesteenw eg

528. The Caveau

B ruggesteenw eg zie "T ex asb ar"

529. Tijger (In den)

Nieuwst raat

om streeks R achclle D u m o rtie r(2 ) 1960(2)

Lisette A erts v eran d erd e de naam in “ Pacific” . In 1982 kreeg de h e rb e rg de nieuw e naam “T h e C aveau" en in 1985 gaf men h a ar de huidige naam “ V enus".

na Eerste W ereld­ oorlog?

V erhaest? (2)

G e sloten vó ó r de T w eede W ereldoorlog.

530. Toerist (D e)

B ruggesteenw eg

1941 (2)

Palm er G octhals (2)

D e h e rb e rg b estaat nog.

531. Tonneke (H et)

T ieltstraat

1906(1)

H enri L em icngre ( 1)

De herb erg b estaat nog.

532. Toren (In den)

Pittem straat

1941(2)

P harailde V erholle (2)

D e herb erg b estaat nog.

533. Transvaal (In)

Kapel lest raat

1899(1)

R. V andaele ( 1)

G e sloten tussen de E erste en de T w eede W ereldoorlog.

534. Trois M oineaux

Près la place

1807(2)

G uilliaem e van B ruaene (

V óór 1807 had deze herberg reeds als nam en “ D e K lokke" en “ Q u a tre M oineaux". D e h erberg w erd tijdens de 19e eeuw gesloten.

535. Trompet (D e)

O ost rozebekest raat

1829(1)

Pieter V erham m e ( 1)

T ijdens de 19e eeuw gesloten.

536. Trom pette (D e)

■)

1847(1)

A m atus D ebruyne ( 1)

Tijdens de 19e eeuw gesloten.

537. Trom pette (D e)

T ieltstraat

1862 (1)

P ieter V elghe ( 1)

G esloten tussen I960 en 1972.

538. Tropical

B ruggesteenw eg zie “ N em rod"

A ugustin C ockuut (2)

Na e en k orte sluiting w erd de herb erg o m streek s 1668 h er­ o pend. In het begin van de 19e eeuw w erd “ D e V alck e" d efini­ tief gesloten.

539. Vaderlansche Vlag (D e) R eg en tiestraat zie “ 1let G ist huis" 540. V alcke (D e)

M arkt (nu w inkel fam ilie V erg o te)

1618(2)

541. Valckenhuys (Het)

1loek V eldstraatB aronnielaan

begin 17e eeuw ?

542. Valk (D e)

V ijfstraat

1876(1)

Jo an n e s D esm et ( 1)

G esloten tussen de E erste en de T w eede W ereldoorlog.

543. Veldbloem (D e)

B ruggesteenw eg

1941(2)

Cyriel M addens ( 1)

De herb erg bestaat nog.

G e sloten vóór 1654.


544. V elo d'Or (A u)

P ittem straat

1906(1)

Cam ille V anh av erb ek e ( 1

G e sloten tussen de E erste en de T w eed e W ereldoorlog.

545. Veloclub (D e)

Ingelm unstersteenw eg

1910(1)

M .A . V a nlerberghe ( 1)

G e sloten vóór de T w eede W ereldoorlog.

546. V élodrom e (A u)

O o stro zeb ek estraat zie " D e V la sm a rk t”

547. Velomakerij (D e)

T ieltstraat zie "D e A ch tk an ten " 1l>82 ( 1)

Jacques Pauw els ( 1)

De herb erg b estaat nog.

548. Venique

M arialo o p p laats

549. Venus

B ruggesteenw eg zie "T ex asb ar"

550. Vertinder (In den)

K asteelstraat zie "D en G ouden A ppel'

551. Vienne

Z u id -A ust raliëst raat zie "H et V liegplein"

552. Vier G ekroonden (D e)

S tatiestraat

in 2e helft •> 19e eeuw ?

553. Vier Heemers

O o stro z eb e k e straa t

1807(2)

W ed. Pieter van H am m e I )

T ijd en s de 19e eeuw gesloten.

554. Vier Kaven (D e)

K leine R o eselarestraat zie “ D e R o o b ae rt"

555. Viersehip (Het)

G e n tstraa t

1914(2)

A llons V rom an (in 1941)

D e herb erg w erd op het einde van de ja re n zestig gesloten.

556. Vijfwege

S in t-A m an d straat

1929(2)

Johan H uvs (2)

G eslo ten vóór de T w eede W ereldoorlog.

557. Vijfwegen (D e)

Su r la route d'O ostrozebeke. Z ie "A l'E v êch é"

558. Vincke (D e)

V uilputstraat

1912(1)

A chille V crsch eu re ( 1)

T ijdens de ja re n zestig v e ra n d erd e R em i V an lu ch en e de naam van de herb erg in “ M adv". O p het einde van de ja re n zestig w erd "M adv" gesloten.

559. Vincke (D e)

Nieuwst raat

1895 (1)

H enri D evroe ( 1)

W aarschijnlijk vóór de E erste W ereld o o rlo g g esloten.

560. V ingerhoedje (H et)

K o o rn zak straat

1916(2)

•)

G esloten in het begin van de ja re n dertig.

In 1897 v e ra n d erd e Ju les D elaere de naam in "D e V laam sche Schoenm akerij '. De h e rb e rg w erd w aarschijnlijk o m stre e k s de E erste W ereldoorlog g esloten.


Op deze foto zien we de herberg "HET VLIEGENDE PEERD” in de Tieltstraat. De foto werd genomen bij de inhuldiging van de heer Verthé als deken van Sint-Elooi.


561. Vingt Livres (A u)

*7

1807(2)

A uguste C om pernolle (2)

D eze h e rb e rg had vó ó r 1807 de naain "1 let V liegend P e e rd ". Z e w erd tijd e n s de 19e eeuw gesloten.

562. Visscherij (D e)

•7

1899(1)

C harles D elm eire ( 1)

W aarschijnlijk v ó ó r de E erste W ereldoorlog gesloten.

563. V laamsche Pinte (D e)

S tatiestraat (nu huis van 1914(2) Ivan V an Parijs)

Jean D elafo n tain c (2)

“ D e V laam sehe P inte" w erd in 1928 g esloten. V an af 1940 w erd e r o pnieuw h e rb e rg g ehouden. A lphonse V an Parijs g a f de h e rb e rg d e nieuw e naam “Term inus'* en hield haar nog o p en tot 1945/6.

1876(1)

Francies V a nparijs ( 1)

W aarschijnlijk vó ó r de E erste W ereld o o rlo g gesloten.

565. V laamsche Leeuw (D e) O o stro z cb e k e straa t

1897(1)

Jo an n es M aes-V anthournout

W aarschijnlijk v ó ó r d e E erste W ereldoorlog gesloten.

566. Vlaam sche Leeuw (D e) •)

ein d e 19e eeuw / begin 20e eeuw ?

•7

In 1920 v e ra n d erd e E d o u ard V erschoore de naam in “ In den H e rt” . D e h e rb e rg w erd vóór de T w eede W ereldoorlog gesloten.

564. Vlaamsche Leeuw (D e) T ieltstraat

567. Vlaamsche Schoen­ makerij (D e)

S tatiestraat zic "D e vier G ekroonden'

568. Vlaanderens Gasthof

M arkt

1916(2)

H élène T im m erm an (in 1941)

D e herb erg bestaat nog. (zie ook "H ô te l de F la n d re ").

569. Vlasbloem (D e)

O o stro z cb e k e straa t

1867 ( 1)

C harles Louis Lauw ers ( 1)

T ijd en s de 19e eeuw' gesloten.

570. Vlasbloem (D e)

P ittem straat

1884(1)

L eo n ard V e rh e y e ( 1)

G e sloten vóór d e E erste W ereldoorlog.

571. Vlasmarkt (D e)

O o stro z cb e k e straa t

1887(1)

A uguste D ew ilde ( 1)

In 1894 v e ra n d erd e C am ille Pieter B aert de naam in "D e S la c h te rij". Jules G allez gaf in 1909 aan de herb erg de naam "A u V é lo d ro m e ". De herb erg w erd o m stre e k s de E erste W ereld o o rlo g gesloten.

1885(1)

P ieter Sagaert ( 1)

W aarschijnlijk vó ó r de E erste W ereldoorlog gesloten.

572. V liegende Kraaije (D e) gestaen digt de Vijfstraete. 573. V liegende Peerd

‘7

zie "A u vingt Livres" 574. V liegende Peerd (H et)

T ieltstraat

1843(1)

E d o u a rd V a nlerberghe ( 1)

G e slo te n in het begin van de ja re n zeventig.

575. Vliegplein (H et)

Z u id -A u straliëstraat

1941 (2)

A rth u r G ó eth als (2)

N a de o orlog v e ra n d erd e de naam van d e herb erg in "Z uidA u stra lië ". O m stre ek s 1960 g af A diel M onserez aan de h e r­ berg het huidige opschrift "V ienne".


576. Vlissingen (In)

K asteelstraat

1899(1)

Joseph H cllebuyck ( 1)

D e herb erg bestaat nog.

577. Voerman (D e)

T ieltstraat

1885 (1)

H enry V erleye (1)

Z ie volgend num m er.

578. Voerman (D e)

M arialoopsteenw eg

1891 (1)

P ieter M aes ( 1)

W e vinden nog e en h e rb e rg “ De V oerm an" in 1916 m a a r we w eten niet of het om deze herb erg o f de vorige gaat.

579. Voerman (D e)

O o stro z eb e k e straa t

1972(2)

D e b o u v er-C arels (2)

G e sloten in 1977.

580. Voerman (D en)

9

begin 19e eeuw ?

581. Volkshuis (H et)

P ittem straat zie “ D en H elm ”

In 1841 v e ra n d erd e P ieter D evogelaere de naam van de h e r­ berg in “ H et D a m b erd ". D eze h e rb e rg w erd tijdens de 19e eeuw gesloten.

582. Vondel (Café)

T ieltstraat

1941 (2)

O diel V andew alle (2)

G e sloten tijdens de ja re n vijftig.

583. Vondel (In)

M arialoopsteenw eg

1906(1)

A lfons V annieuw enhuyse ( 1)

G e sloten vó ó r de T w eede W ereldoorlog.

584. Vondels Lusthof

Ingelm unstersteenw eg zie " H e t L u sth o f”

585. Voorstad (D e)

O o stro z eb e k e straa t (nu “ D e G o u d en L eeuw ")

1902(1)

V an H alew ijn ( 1)

O m stre ek s 1932 v eran d erd e G é ra rd B aert de naam in “ D e S p o rtw ereld ” . In 1967 kreeg de h e rb e rg d e huidige naam "D e G o u d en L eeuw ".

586. V oske (’t)

V o ssek o tstraat

1977

G odelieve Lecluyse ( 1)

D e herb erg bestaat nog.

587. V ossekot (H et)

M arialo o p p laats zie 'Te Hans van A ckere'

588. Vrede (D e)

K asteelstraat

1877(1)

C o n sta n t V crhelst ( 1)

G e sloten vó ó r de E erste W ercldooilog.

589. Vrede (D e)

P ittem straat

1889(1)

Leo M estdagh ( 1)

G esloten om streek s 1937.

590. Vriendenkring (D e)

N ieuw straat

1899(1)

François L ebrun ( 1)

V óór de E erste W ereldoorlog gesloten.

591. Vuylpanne (D e)

G e n tstraa t

1654(2)

Jan M illican (2)

R .A .K ., A anw . V , 64. 90 (1683) : alwaer m en heeft ghevent bier ende ghebranciewijn van o u d e ende im m ém oriale tijden. G e sloten tussen 1779 en 1807.

592. W agenmakerij (D e)

W ijk Pecreboom

1842(1)

L eo D e lb ae re ( 1)

G e sloten tijd e n s de 19e eeuw .


593. W agenmakerij (D e)

V o ssek o tstraat

1905 (1)

P ieter D em eese ( 1)

Z ie volgend num m er.

594. W agenmakerij (D e)

Eiergatstraat

1906(1)

A d o lp h e W arnez ( 1)

In 1916 was e r nog een h e rb e rg “ D e W a g e n m a k e rij” m a a r we w eten niet o f het om deze o f de vorige h e rb e rg gaat.

595. W alvisch (D en)

M arkt zie "L a N ouvelle A v e n tu re ” .

596. W andeling (D e)

B o o n estraat

1867 (1)

C harles Louis B ekaert ( 1)

W aarschijnlijk na de E erste W ereld o o rlo g gesloten.

597. W apens der N eder­ landen (D e)

')

1820(1)

A ugustinus V an N ieuw enhuyse ( 1)

G eslo ten tijd e n s de 19e eeuw .

598. W eegbrug (D e)

A chtste Linielaan

1948(2)

A lida C apelle (2)

G eslo ten tussen 1960 en 1972.

599. W eerdekens (D e)

O p de heerbaene lieden- o m stre e k s Jan van C om pernolle ( 1) 1663 (1) de van Thielt d o o r de plaetse van M eulebecque naer de stadt van Cortrijck

600. W erkmanskring (D e)

K apellestraat

601. W ethuys (H et)

R eg en tiestraat zie “ D en R o o sem arijn "

602. W ever (D e)

G esloten tussen 1683 en 1756.

1904(1)

P ieter T ack ( 1)

G e slo te n vóór d e T w eede W ereldoorlog.

O ost rozebekest raat

1891 (1)

F rançois D evroe ( 1)

G e slo te n tussen d e E erste en de T w eede W ereldoorlog.

603. W ildeman (D e)

G e n tstraa t

1892(1)

Jules V anw alleghem ( 1)

W aarschijnlijk vó ó r de E erste W ereld o o rlo g gesloten.

604. W ildeman (D en)

M arkt

1667(2)

C arel C asie r (2)

D e h e rb e rg lag naast "D e L eest” . B ehalve een tekst uit 1667 i: ons niets o v er d e h e rb e rg b ekend.

605. W ildernis (D e)

O o ig em straat

1894(1)

Félix C allens ( 1)

G e sloten tussen de E erste en de T w eed e W ereldoorlog.

606. Wit Peerd (H et)

S tatiestraat

1916(2)

W ed. A lfons M o rtier (in 1941)

G e sloten tijd e n s de ja ie n zestig. G eslo ten tussen de E erste en de T w eed e W ereldoorlog. G e slo te n tussen de E erste en de T w eed e W ereldoorlog.

607. Zage (D e)

S teen o v en straat

1903 (1)

C harles D eras ( 1)

608. Zagerij (D e)

P aan d erstraat

1897(1)

C harles P lanckaert (1)

609. Zalm (D e) / Le Saumon O o stro zeb ek estraat zie " D e nieuw e K lo k k e”


610. Zalm (D e)

R eg en tiestraat

1894(1)

C harles M ullaert ( 1)

De herb erg b e sta a t nog.

611. Zandberg (D en)

T ieltstraat

1914(2)

Jules D 'H u ls te r (in 1927)

G e sloten o p het ein d e van de ja re n vijftig.

612. Zomerland (In ’t)

V u ilp u tstraat

1904(1)

A d o lf D e b ra b an d c rc ( 1)

G e sloten tussen de E erste en de T w eede W ereldoorlog.

613. Zon (In de)

O o stro z eb e k e straa t (nu kaasw inkel “De Z on” )

1941 (2)

W ed. Jules V andenbussche (2)

G e sloten vó ó r I960.

614. Zonne (D e)

K arei van M an d crstraat 1849(1)

C harles Iserbyt ( 1)

G e sloten tijd e n s de 19e eeuw .

615. Zozo-Lala

K asteelstraat zie "H e t B ro u w ersh o f”

616. Zuid-Australië

Z u id -A u straliëstraat zie "H e t V liegplein”

617. Zwaan (D e)

Plettinckplaatss

1914(2)

M aurice D avid (in 1941)

G esloten tijdens de ja re n vijftig.

618. Zwarten Leeuw (D e)

M arkt

1807(2)

P ie te r van L andeghem (2)

G e sloten o m stre e k s 1972.

619. Zweerd (H et)

S tatiestraat

1901 (1)

G ustave T im m erm an ( 1)

G esloten vó ó r de E e rste W ereldoorlog.

620. Zweerd (H et)

Eiergatstraat

1906(1)

C am ille D eclerck 1)

G e sloten vó ó r d e T w eed e W ereldoorlog.

621. Zw em m ershof (Het)

K o rtrijk straat

1888(1)

C harles Louis D obbels-S abbe ( 1)

W aarschijnlijk vó ó r de E erste W ereldoorlog gesloten.

622. Zwijntje (H et)

G e n tstraa t

1891(1)

Ivo V e rstra ete (1)

W aarschijnlijk vóór de E erste W ereldoorlog g esloten.

623. Zwijntje (Het)

Sin t-A m an d straat

1905 (1)

T h é o d o re V andem aele (1)

G e sloten in 1979.

624. Zwintje (H et)

W ijk Turkijen

1859(1)

E d o u a rd V a n tk g h c m (1)

T ijd en s de 19e eeuw gesloten.

(1) D eze lijst w erd opgesteld m et de hulp van Ingrid V erschuere.


Deconynck-Ampe Beernegemstraat 68 8880 TIELT Toonzaal : Klijtenstraat 27-29 8880 TIELT

DHONDT Rouwdienst - tel. (051) 40 02 27 Stationstraat 103, T ie lt

TEA-ROOM - tel. (051) 40 41 72 K ro m m e w a ls tra a t 38, T ie lt

TRA NSPO RT - tel. (051) 40 30 11 - 40 30 12 B e vrijdingslaan 8, T ie lt


!


DE ROEDE VAN TIELT

Driemaandelijks heemkundig tijdschrift 18de jaargang, nr 4 - december 1987


B dllkvan

Roeselare


DE ROEDE VAN TIELT

ISSN-0772-6414

Heemkundige Kring voor de gemeenten van de vroegere Roede van Tielt, d.i. Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem, Zwevezele. Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde. Voorzitter: P. Vandepitte, Driesstraat 7-9, Tielt - (051) 40 17 00 Ondervoorzitter'. Gh. Vandeputte, Stationsstraat 83, Oostrozebeke - (056) 66 90 91 Sekretaris-penningmeester: Ph. De Gryse, Kastanjelaan 1, Tielt - (051) 40 18 38 Redactie: J.Billiet, H.Defour, Ph.De Gryse, W.Devoldere, R.Ostyn, P.Vandepitte Lidmaatschapsbijdrage: 475 fr., te betalen op rekening 000-0398411-32 van De Roede van Tielt, Kastanjelaan 1, Tielt Verschijnt viermaal per jaar. Er worden geen losse nummers verkocht. Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in "De Roede van Tieltâ€? mogen slechts overgeno­ men worden met toestemming van de redactie. Kaft : detail van de kaart van het graafschap Vlaanderen door Robert de Vaugondy, zoon, 1762.

INHOUD VAN DIT NUMMER (18de jaargang, nr 4 - december 1987) A. Vandewiele, 250 jaar geleden gebeurde de drievoudige kindermoord te Zwevezele op Driekoningendag 1737. blz 2-18 P. Maes, Parlementsleden in de arrondissementen Roeselare (1831-1900), Tielt (1831-1900) en Roeselare-Tielt (1900-heden). blz 19-24 J. Verbrugge, De bewoners van de Tieltse Markt in 1866. blz 25-34 P. Maes, Het gemeentebeleid te Oostrozebeke van 1800 tot 1940. Deel II : van 1914 tot 1940. blz 35-53 P. Maes, Dorpsnotabelen te Oostrozebeke in de 19de eeuw : de families Tack en Vermeulen. blz 54-56 P. Maes, De wekelijkse marktdag in Oostrozebeke : van woensdag naar vrijdag (1807). blz 57-58 P. Maes, Chirurgijns, heelmeesters, doctor-medecinae, geneesheren te Oostrozebeke (1790-heden). blz 59 Typo-offset Desmet-Dhondt, Wakken


250 JAAR GELEDEN GEBEURDE DE DRIEVOUDIGE KINDERMOORD TE ZWEVEZELE OP DRIEKONIN­ GENDAG 1737 INLEIDING

De beruchte Zwevezeelse moordpartij kwam opnieuw in de kijker bij de herontdekking en publicatie van een aloud moordlied. Dit lied vond men in de bundel “Diversche, Varia Liederen” N° B.L. 5763, p. 39 in de bibliotheek van de R.U.G. onder de titel : “Waerachtigh Verhael ende nieuw Liedeken op de over-schrickelijcke Moordt begaen door eenen Vader aen dry syn eygen Kinders, den 6 januarii 1737 op de Prochie van Sweveseele by Tielt in Vlaenderen”. (1). Een tweede maal werd de moord beschreven in de eerste band van “Zwevezele” verschenen in 1981, met als bron het “Resolutie Bouck vande Prochie van Swevezeele, 1715-1792” (2). Bij het inventariseren van het Oud Stadsarchief van Kortrijk kwam ver­ leden jaar de volledige procesbundel van die moord te voorschijn, zodat we nu pas, 250 jaar na de feiten, een objectieve kijk op het drama hebben (3). Het samenbrengen van deze drie bronnen werkt verhelderend zowel op historisch vlak als voor de heemkunde en de volkskunde. Het moordlied, één van de oudst bekende, toont aan hoe de zanger 'vage geruchten’ mag uitzingen, die echter op het proces zelf niet gevalideerd kunnen worden. We leren ook iets over de toenmalige mentaliteit. We worden geconfron­ teerd met de verschillende rechtsmachten : die van de heerlijkheden en die van de kasselrij en hun onderlinge verhoudingen ; de wijze van onder­ zoek, rechtspleging, vonnis en strafbepaling, nl. een der laatste gevallen van radbraking. Ten slotte horen we iets over een late uitloper van hekserij en tovenarij, en de houding van het gerecht daar tegenover in 1737. HET VERHAAL VAN DE MOORD

Zwevezele behoorde in die tijd voor vier vijfden tot de Kasselrij Kortrijk en voor één vijfde tot het Brugse Vrije, en het gedeelte onder de Kasselrij Kortrijk viel onder de Roede van Tielt. De dorpsheer was toen Louis François van Haveskercke, een 51-jarige vrijgezel, die na de dood van zijn vader Louis Albert in 1732 heer werd van Zwevezele, Ter Coutere, Het Pitthemsche, Ten Joo, St.-Baafs en Te Watere, alle in de Parochie Zwevezele gelegen. Daarnaast was hij nog burggraaf van Watervliet, baron van Lichtervelde, heer van Zedelgem en van nog andere heerlijk­ heden. Als heer van de dorpsheerlijkheid Zwevezele beschikte hij over de hogere rechtsmacht, dus tot en met de doodstraf. Zijn baljuw was na de dood van baljuw Simeon De Lafontaine in 1736, weer de vroegere 2


oude baljuw Adriaan Verstraete, met als officier Jan Rubbens. Op het grondgebied van de parochie Zwevezele lagen nog andere heerlijkheden of gedeelten ervan, o.a. een gedeelte van de “Princelycke Ammanie van Thielt” die verspreid lag over zes parochies : Tielt, Meulebeke, Pittem, Egem, Wingene en Zwevezele. In de kerk had pastoor Frans Van Berblock het voor het zeggen sinds 1716. Hij kampte met twee moeilijkheden die reeds lang aansleepten : de herstellingswerken aan zijn kerk, waarvoor de bijzonderste tiendeheffer, nl. het Kapittel van St.-Donaas te Brugge, niet wilde over de brug komen, en de weigering om een onderpastoor aan de parochie Zwevezele toe te staan. Het bevolkingscijfer dat op het einde van de 17de eeuw gedaald was tot 700 inwoners, was gestegen tot 1700 in 1737. De familie De Leersnijder woonde reeds een paar eeuwen op de “Wynckhuys-Hoek”, omvormd tot “Winkelhoek”, een hoek die praktisch geheel onder de “Princelycke Ammanie van Thielt” ressorteerde. Reeds in 1482 wordt Michiel De Leersnijder vermeld, en in de “Penningkohieren” van 1572 vinden we Willem De Leersnijder, wiens zoon Gillis in 1632 huwde met Joanna Van Dierdonck. Ook de zoon van Gillis heette Willem : hij huwde in 1670 met Joanna Vande Couttere. Bij het opmaken van het landboek in 1676, woonde Joanna Van Dierdonck als weduwe in de hofstede nr 1966 en haar zoon Willem, die schepen was, in de hofstede ernaast, nr. 1967, ten noorden van de Winkelhoek (zie kaartje). Willem De Leersnijder en Joanna Vande Couttere hadden een zoon Gillis die in 1700 huwde met Catharina Vande Vijvere. Al deze De Leersnijders waren buitenpoorters van Kortrijk. Gillis De Leersnijder en Catharina Vande Vijvere hadden als tweede kind een dochter Maria Catharina (“Zwevezele 19 december 1702). Toen ze op 5 juli 1729 huwde, waren allebei haar ouders reeds overleden in 1721. Haar man, Judocus Onraet, was geboren te Izegem op 24 januari 1700 als zoon van Joannes en Joanna Vande Walle. De familienaam Onraet kwam in Izegem veel voor, maar was in Zwevezele onbekend. Het jonge paar ging op de Winkelhoek wonen in de hofstede nr. 1872 (zie kaartje), nog altijd gelegen onder de jurisdictie van de Ammanie. Judocus was niet alleen landbouwer, maar ook kleermaker. Hun oudste dochtertje, Barbara Theresia, werd geboren op 19 maart 1730 ; het tweede, Maria Aldegonde, op 8 januari 1732 en het zoontje, Jan Baptist, op 25 juni 1734. Met Nieuwjaar 1737 waren de drie kinderen bijna zeven, vijf en drie jaar oud en was Maria Catharina De Leersnijder zes maanden zwanger van een vierde kind. Het gezin Onraet-De Leersnijder was dus goed op weg om een kroostrijk gezin te worden. Maar volgens het moordlied werd daar een eind aan gesteld door “de duivel en door de zondigheid van de mensen”. Luister naar de eerste drie strofen van achttien “op de stemme van Biron". 3


4


1. Aenhoorders blijft wat staen En let op myn verkonden, ’t Schynt Vlaenderen sal vergaen Door al de grove sonden, Noyt heeft men sien gebeuren Soo Schroomelycke daet, Myn hert schynt self te treuren Als 't daer op peysen gaet. 2. Den duyvel heel verwaent Ziel roover onbermhertig, In Januarii-maent Van ’t jaer seven-en-dertig

Boven seventhien hondert Op dry Koningendagh, Heeft ’t aen den Hil gedondert Tot jammer en geklagh. 3. Hij heeft soo langh gevleyt Een jongen Kleeremaecker, Dat hy sich heeft bereyt Als snooden Godtversaecker, Tot sulcke grauwsaem daeden Dat elck die schricken moet, Want hij heeft sig gaen baeden Selfs in syn Kinders bloet.

Driekoningendag was in die tijd nog een feestdag of heiligdag waarop men moest mishoren. Later viel die verplichting weg, maar men noemde die feestdagen nog misdagen of in het dialect mestdagen. Wat er die vroege morgen van 6 januari 1737 precies gebeurde of zou gebeurd zijn, vernemen we uit het moordlied, maar vooral uit het gerechtelijk onderzoek, op gang gebracht door de amman Jacob Vande Keere van de Princelycke Ammanie van Thielt. Officier Jan Rubbens van de heerlijkheid Zwevezele werd wel als eerste ter plaatse geroepen, maar de moord gebeurde toch op het grondgebied van de Ammanie. Het moordlied beweert dat er reeds een moordpoging was in bed : 4. Des morgens voor den dagh Heeft hy syn Vrouw gegrepen, Daer sy in ’t bedde lagh En by de keel gegrepen, Sy gansch beroert van sinnen Spraech met besefden aert, Man wat wilt gy beginnen My in uw selven spaert. 5. Hy heeft dan korten tijdt By haer noch meer gelegen, De Vrouw sonder verwyt Heeft soetelyck geswegen,

En heeft van de Hille Gerustelijck op gestaen. Om op syn woordt en wille Naer d ’eerste Misse te gaen. 6. De Vrouw was groot bevrucht En heeft sonder veel spreken, Haer Kinders vol gesucht De Kleederen aen gesteecken, En zonder veel beraeden Tot hunnen kost bereyt, Dry appelkens gebraeden En soo vaert wel geseyt.

De zanger vervangt de Winkelhoek door de beter gekende wijk De Hille. Over de literaire waarde van de verzen spreken we ons niet uit. Maar uit de ondervraging op 11 januari van Maria Catharina De Leersnijder door officier Jacob Swarts op verzoek van de amman Jacob Vande Keere, voor burgemeester Jan Van Landuyt, schepenen Matthys Huys, Pieter Van Dierdonck en Joris Van Lerberghe als griffier, blijkt niets van een moord­ poging op haar. Ze verklaart onder eed “dat sy is ghegaen naer de vroughmisse naer de prochie kercke van Sweveseele met Gillis Ketels hem onder5


weghe ghevonden ontrent de Meulenbnigghe, ende thuys gelaeten levende ende ghesont hetere dry Kinderen met naemen Joannes Baptiste out ontrent twee jaeren en half, Barbara Therese oudt ontrent seven jaeren ende Aldegonde out ontrent vijf jaeren fs et fae Judocus, benevens denselven Judocus Onraet haeren man, wat ghequolen met den watersucht, ende te voorent dry daeghen gelyck onnoosel gheweest, ende weynigh geeten ofte ghedroncken Gillis Ketels (°Zwevezele 1 oktober 1698) was de zoon van Adriaan

en van Maria De Ceuninck en op 28 november 1731 gehuwd met Joanna De Clercq. De Meulebrugge is de plaats waar de Ruddervoordestraat over de Meulebruggebeek gaat (zie kaartje) ; de namen zijn ontleend aan de “Bekemeulen” die daar vroeger stond. Gillis Ketels kon de woorden van Maria Catharina alleen maar bevestigen en zeggen “dat hy is gegaen tot het hooren vande vroughmisse binnen de prochiekercke van Swevezeele ende onderweghe ghevonden Catharine De Leersnyder huysvrauwe van Judocus Onraet ende haer gheseyt al gaende, ick ben wat vercout, waerop sy was antwoordende, Docus is oock altsan vercout, hy en kan naer de kereke niet commen, ende alsoo tsamen naer de voorseyde vroughmisse ghegaen”. De gebeurtenissen na het vertrek van Maria Catharina De Leersnijder naar de vroegmis worden in het moordlied verder aan de duivel toege­ schreven. Daarom voert de liedjeszanger een kroongetuige ten tonele en vertelt in de volgende strofen : 7. Men seght, terwyl de Vrouw Den Vader sonder schrommen Nu was gegaen ter Kereken, Liep als een dullen hout, Is daer gekomen gauw Stracx op des duyvels kommen Een die hem had doen wereken, Greep 't jongste kindt terstont. Vraegende naer de kleeren 10. Hij heeft ’t onnoosel lam Die hij hem had versocht. Syn keelken af gesneden, Die sonder omme-keeren Daer naer vol vier en vlam Den moordenaar hem brocht. Onmenschelijck van zeden, 8. De jonghman gansch verstelt Het tweede van vyf jaeren Sagh met verschrickte leden, Heeft hy daer by geleyt, Terwyl hij gaf syn ghelt lek schricke te verklaeren Daer komen in getreden, Wat hem den vyandt seyt. Een man van sulck een wezen 11. Ghy moet het ander oock En schrickelyck gesicht, Sprack hy, de kele af snyden. Dat hij wel koude lesen Hij volght dit helsche spoock Wie had dit werek gesticht. En brengt sich selfs in ’t lyden, 9. Hij sprack, ach goede Godt Want sonder Godts beletten Wat sal hier doch geschieden, Had hij sig en syn Vrouw, Den duyvel drong door ’t slot Doen met haer vrucht verpletten En doet den jonghman vlieden, Door raedt van dien rabauw. 6


12. Met dat het oudste kindt Sig soo bestont te weiren, Dat niemand heeft versint Hy konde het niet deiren, Doch vreeder als een tyger Sneedt keel en vinger af, En stierde hem als een swieger Met d'ander naer het graf.

13. Als hy nu had vermoort Dry kinderen te saemen, Soo gy hier hebt gehoort Geveynsde hy sig te schaemen, Trock aen syn beste kleeren Met negen guldens geldt, Heeft sonder weer te keeren Sig op de vlucht gestelt.

De zanger is dus zo vast overtuigd van de tussenkomst van de duivel, dat hij als getuige een klant een kostuum laat afhalen en dit wel een half uur voor de vroegmis. Voorzichtigheidshalve begint hij het relaas van de feiten met “Men seght”. Wat er juist gebeurde, kan Maria Catharina De Leersnijder bij de ondervraging natuurlijk ook niet onthullen ; ze kon alleen maar de moorden vaststellen toen ze van de mis terugkeerde. “Ze tuyght ende verklaert alsvooren naer dat sy de selve vroughmisse ghehoort hebbende, is wederom naer huys ghecommen, ende bevonden tselve huys toe ende ghesloten, waervan sy grootelyckx verwondert was, ende ghesien hebbende door haere glaese veynster heeft liggen op den heirt vande ceuckene haere twee kinderen, ende naer devoiren ghedaen te hebben tot het openen vande deure, heeft sy genootsaeckt geweest te gaen al lammaterende naer het huys van Pieter Hanseeuw haeren gebeur, tot het haelen van een mes tot het openen vande selve deure, ende tselve mes becommen hebbende heeft sy de deure vande camere gheopent ter presentie vanden selven Han­ seeuw en Emmanuel Vande Weghe, die aldaer waeren ghecommen. De déposante verklaert voorders in haer huys ghecommen synde, heeft bevon­ den haere twee kinderen met naemen Joannes Baptiste ende Aldegonde ligghen op den heirt ontrent de cave vande ceuckene, doodt ende omhals ghebracht, ende lammaterende ende roepende is sy ghegaen int kelderken tot het soucken van haer ander kindt met name Barbara Therese, twelck sy oock aldaer bevonden ligghen doodt alsvooren byde coutse van haeren voorseyden man, ende al lammaterende alsboven ghenomen in haer ermen ende ghebracht inde ceuckene by haer andere twee kinderen. Eyndelinghe tuyght ende verklaert alsvooren dat daer naer by haer is ghecommen eenen knecht, sonder te weten synen naeme, die van twegen was ghesonden van Judocus Onraet voornomt, haeren man, om te weten hoe dat met de dépo­ sante gonck, den welcken seyde dat den selven haeren man haer was beclaeghende”. Pieter Hanseeuw, haar gebuur, zoon van Jan, huwde enkele maanden later met Anna Catharina Vande Walle. Emmanuel Vande Weghe, gebo­ ren in 1704 als zoon van Paulus en van Petronella Bousson, was in 1733 gehuwd met Anna Fiers. Zeer eigenaardig is echter de komst van die vreemde man met de groeten van Judocus Onraet. Pieter Hanseeuw bevestigde de verklaringen van zijn buurvrouw en zegde “dat hy ontrent den neghen uren voor noene heeft gheseten tsynen huyse by het vier, ende 7


buyten hooren roepen ende lammateren, op welck ghedruys ende lammatatie is hy uyt syn huys gheloopen ende ghesien hebbende Catharine De Leersnydere huysvrauwe van Judocus Onraet die was staende op haer stuck landts, segghende roepende gheeft my een mes om mijn huys te openen myne kinderen syn doodt ende mynen man. Tuyght ende verklaert dat hij by haer heeft ghegaen ende ghegeven hebbende een mes, is sy wederom naer huys ghegaen, ende gheopent haere deure. Eyndelynghe verklaert naer het openen van ’t gheseyde huys, heefft gesien de voorseyde Catharine De Leersnydere in haere ermen door het deurgat van de keuckene, een haer kindt synde doodt ende vermoort”. De vrouw vreesde dus dat ook haar

man dood was ; dacht zij aan moord of zelfmoord ? Bij datzelfde verhoor op 11 januari verscheen ook een dertigjarige man uit Ruddervoorde, nl. Jeronimus De Wandel, zoon van Jan, om te zeggen “dat hy op den 6den januarii ghecommen is vande stadt Brugghe om naer syn huys te gaen, ende onderweghe ghevonden hebbende ten selven daghe ontrent den thien uren en half voornoene den persoon van Judocus Onraet ontrent de prochie van Wardamme. Den deposant was segghende aenden selven Onraet, Docus ick wensch u eenen goeden dagh, waerop hij niet en was antwoordende, den deposant vraeghende, Docus gaet ghy naer Brugg­ he, waerop hy was antwoordende, jae ick gae naer Brugghe, voorders hem vraeghende, Docus hoe gaet het met u, antwoordende daerop, ten gaet niet zeer wel, ick hebbe all dry mijne kinderen vermoort, ende ick gae naer Brugghe om vrydom, ende alsoo van malcanderen vertrocken”. Dit is de tweede persoon die bij ons bedenkingen oproept over het al of niet toerekenbaar zijn van Judocus Onraet. De liedjeszanger beschrijft de ontdekking van de moorden als volgt : 14. De Vrouw van dese Man 16. Het volck van daer ontrent Is van de Kerck gekomen, Terstont met heele hoopen, Doch wiste nergens van Soo haest dit was bekent Maer heeft begonst te schroomen, Is daer naer toe geloopen, Als sy haere teere schaepen Sy hebben daer gevonden Kennende quaedt noch goedt, Syn hemde gansch bebloet, Vondt als dry Engels slaepen Een broodt-mes ongeschonden Vermoordt in eygen bloedt. ’t Welck de moordt blycken doet. 15. Schroomt, segt sy, vreeden leeuw 17. Men sagh daer by geleyt De vreedtheyt van een vader, Den Scapulier verheven, Die niet en schynt dees eeuw Van de Dryvuldigheit Geteelt uyt Mannen ader, En Moeder Godts beneven. Maer van de helsche geesten, Een ieder stelt aen 't weenen Breekt recht nateur en wet, Als hy dees wreedtheyt siet, Daer by de stomme beesten, Komt menschen hart als steenen Noyt wiert sulcx oyt geset. Beweegt u door dit liedt. 8


Het lied beschouwt de moorden steeds als het werk van de duivel die God wil treffen. Judocus Onraet is het werktuig in de handen van die duivel. Daarom wordt zelfs naast de lijken een scapulier gelegd. Maar de aanleiding tot dit duivelswerk is volgens de zedeles van de laatste strofe: de zondigheid van de wereld. 18. Oorlof vrienden te gaer Wilt u van sonden wachten, Neemt dit voor een Nieuwjaer Noch en wilt noyt verachten 't Geen ons den Stoel van Roomen Genaedig heeft bereyt, Om d’helle te doen schroomen En gaen ter saligheyt.

Reeds op 7 januari had de amman Jacob Vande Keere de lijkschouwing laten uitvoeren door Meester Cherurgijn Benedictus Tuurloot van Zwevezele, samen met officier Jeremias Craynest, in aanwezigheid van burge­ meester Jan Van Landuyt en de schepenen Matthys Huys en Joris Van Lerberghe, allen van de ammanie van Tielt. Nog dezelfde dag bracht de chirurgijn verslag uit “hoe hij hem ontrent den twaelf uren smiddaeghs heeft vertransporteert ten versoucke van d’heer Jacobus Vande Keere, Amman vande zelve Ammanie, in faveure van syn officie, ten huyse ende hove van Judocus Onraedt woonende binnen deselve prochie van Sweveseele onder de voorseyde judicature, ende aldaer bevonden inde scheure dry kinderen liggende vermoort ofte omhals gebrocht, met naemen Joannes Baptiste, out ontrent de twee jaeren en half, Barbara Therese, out ontrent de seven jaren, ende Aldegonde ontrent de vyf jaeren, al fs en fae Judocus, int huywelycke gheprocreeert met Catharine De Leersnydere fa Gillis, vermetentlyck begaen by den voorseyden Judocus Onraet, ende naer visitatie ende aenschouw ghedaen te hebben vande voorseynde dry vermoorde kin­ deren bevonden afghesneden te presumeren met een mes ten deele hunnen roeper ende diversche aderen, waerdoor ghecauseert is gheworden hunne doodt”. De heer van Zwevezele bezat de hoge rechtsmacht over de heerlijkheid Zwevezele en had die vroeger ook uitgeoefend in de andere heerlijkheden van de parochie, mits goedkeuring van de andere heren. Doch die tijd was voorbij. Ook amman Jacob Vande Keere wist dat zijn werk af was en dat hij de zaak in handen moest geven van het kasselrijbestuur van Kortrijk. Hij schreef op 25 januari naar de heer CNN. Morel Luitenant Hoogbaljuw van de Stad en de Kasselrij Kortrijk : “Hebbe d ’eere van UI. toe te senden copie authentycke vanden aenschauw ende informatie prépa­ ratoire die ghehouden es ten mijnen versoucke door de wedt vande Am ma­ nie van Thielt van seker fait voorghedaen opde prochie van Sweveseele opden 6den deser maent op het territoijn van syne majesteijt, hetselve alles 9


naerder suit ondervinden, ende ghemerckt ick in qualyteyt als Amman niet vermach hoogher boete als tot drye ponden parresys, soo ist dat ick hu stuer dit cas”. YOOR DE VIERSCHAAR VAN KORTRIJK

Het gerecht van Kortrijk kon nu in werking treden. Al op 26 januari vroeg luitenant hoogbaljuw Morel de medewerking van burgemeester en schepenen van de stad Brugge en van burgemeester en schepenen van het Brugse Vrije om Judocus Onraet te vangen. Het Vrije antwoordde op 27 januari : “Wij hebben op het onfanghen van UI. missive soo aenstonts de noodige order ghegheven aen onse officieren tot de apprehentie van den moordenaer Judocus Onraet, dogh het is te bedughten dat sonder desselfs portraict de exacte recherche niet en sal connen ghebeuren vermits hij Onraet van weijnighe onder onse officieren is bekent, vervolghens sullen hetselve soo haest moghelick afwachten”. Op 28 januari antwoordde de stad Brugge op dezelfde wijze : “Wij hebben op hedent ontvangen UI. missive vanden 26en deser tot versoeck van apprehentie vanden persoon van Judocus Onraet, waertoe wij soo aenstonts onse orders hebben ghegeven ; dan alsoo het onmogelyck scijnt vanden plichtegen te connen apprehenderen ten sij hij demonstrativelyck bekent zij, soo versoecken wij UI. van een portrait vanden selven aen ons te willen besorgen, opdat wij met meerder sekerheyt eenige apprehentie souden connen doen ; sullen een afbeltenisse verwachten ende met alle vigilantie trachten met effect onse begonste devoiren te continueren, als niet meer ter herten hebbende dan te thoonen dat wij in faveure van justitie altyt syn ...”. Dit doet er ons aan denken dat de oorspronkelijke betekenis van “portret” niet een “foto” is, maar een persoonsbeschrijving, en die moesten ze dan weer van amman Jacob Vande Keere bekomen. Antheunis De Bersaques werd vanuit Kortrijk naar Tielt gezonden met een reisgeld van 3 schillingen wisselgeld. Amman Vande Keere gaf hem op 31 januari volgende per­ soonsbeschrijving mee : "d’hoedaenigheyt vanden presumptiven moorder is soo volght, hy is gheboortigh van Iseghem, hij heeft den ouderdom van ontrent 32 jaeren (4), hij is lanck vijf voeten ofte wat bet (5), smal van aengesight, brune ooghen, swart sleek van haire, smal van lichaeme, dunne beenen ; in cleedinghe soo volght : een en redelicken grooten hoedt, een roste justacoor (6), een camisole (7) van schallie colleur met kemelare knoopen, swarte koesen met witte slapkoesen ofte windelinghen, gillewe gespen ; voorders heeft hij met hem ghenomen sijnen reyssack van enkel sotte rock van colleur roodt groen ende wit, daer in medeghedraghen syn cleermakers schare ende persiser”. Bijna geheel de maand februari verliep zonder een spoor van Judocus Onraet of een nieuw gegeven dat op een mogelijke waanzin kon wijzen of op enig motief voor zijn daad. Het “portret” door Jacob Vande Keere 10


“getekend” heeft niet tot de aanhouding van de dader kunnen leiden, maar wel het oude gezegde dat een moordenaar zich naar de plaats van de misdaad aangetrokken voelt. “Op 26 februari is den voorseijden Judocus Onraet gecommen binnen dese prochie in een huijs staende op een partije lant inden lantbouck van dese prochie nr 1788, bewoont bij Jacquemyne De Busscher, oost bijde platsemuelen (8)”. Het huis, dat we op ons kaartje terugvinden, was waarschijnlijk een herberg ; het bestaat nog en is nu de herberg “’t Oud Paradys”. Jacquemyne De Busscher liet waarschijnlijk gauw Joannes Rubbens, officier van Zwevezele, verwittigen. Deze ontbood op zijn beurt Jacob Swarts, officier van de Ammanie van Tielt, om de dader te “apprehenderen”. Beide officieren leidden Judocus Onraet naar Tielt en de volgende dag naar Kort rijk. De vierschaar van Kortrijk startte al op 28 februari met de ondervraging van de beklaagde. Luitenant hoogbaljuw Morel en procureur De Lannoy gaven daartoe opdracht aan de burgemeester en de schepenen in hun Criminele gebannen Vierschaere". Griffier C.L. Parmentier noteerde de vragen en de antwoorden. De procesbundel leert ons de taal uit die tijd. We willen erop wijzen hoe niet alleen bepaalde klanken en woorden, maar ook een bepaalde zinsbouw eeuwenlang kunnen stand houden. We hebben het hier vooral over de 'negatieve’ manier om in het Westvlaams vragen te stellen (een manier die bij de Limburgers zó vreemd overkomt). Nog steeds vragen wij in de winkel : “Heb je soms geen zoutloos brood?” of nog beter : “Je hebt zeker geen zoutloos brood ?” Daarom houden we er zo aan de oorspronkelijke taal te gebruiken, ook hier bij de 14 vragen van de “heescher” en de antwoorden van de “verweerder”. 1. “Alvooren te vraegen synen naeme, toenaeme, ouderdom, gehorte, woonplatse, midtsgaeders wat hy is doende om aenden cost te geraeken - “Seght genaemt te sijn Judocus Onraet fs Joannes, oudt vijf à ses en dertigh jaeren, tgonne hij seght niet preciselyck te connen segghen, geboortigh van Iseghem, woonachtigh tot Swevezeele, cleermaeker van style”.

Judocus wist niet dat hij al 37 jaar oud was. 2. “O f hy, verweerder, is getrauwt, waer ende met wien ?” - “Seght getrauwt te sijn tot Swevezeele met Caroline Leersnijder geboor­ tigh van Swevezeele”. Hij voegde er achteraf nog aan toe : “dat het beter geweest hadde dat hij niet getrauwt geweest en hadde ; dat syne vrauwe niet seer deugdelyck en was ende, indien sy deugdelycker hadde geweest, hij misschien hier niet en hadde moeten sijn". Dit was een eerste verweer van de “verweerder”. 3. “O f hy by syne huysvrauwe heeft verweckt eenighe kinderen ?” - “Seght by deselve syne huijsvrauwe drye kinderen gehadt t’hebben”. 4. “O f deselve in het leven syn ?” 11


- “Seght dat neen”. 5. “O f hy by deselve syne huysvrauwe niet en heeft verweckt drye kinderen met naemen Joannes Baptiste, Barbara Therese ende Aldegonde Onraedt?” - Seght dat deselve drije kinderen genaemt waeren Joannes Baptiste, Barbara Therese ende Aldegonde Onraedt”. 6. “Te vraeghen den respectieven ouderdom van deselve kinderen". - Seght dat Joannes Baptiste oudt was een jaer ofte twee, sonder tselve precies te connen segghen, dat Barbara Therese noch geen seven jaeren oudt en was, maer daer ontrendt soo hy heeft hooren segghen, ende dat Aldegonde was drije jaeren ofte drije a vier jaren oudt, tgonne hij niet precis en can segghen”. Aldegonde was echter al vijf jaar. 7. “O f het niet waer en is dat hy deselve opden sesden januarii 1737, wesende drye coninghendagh, met een scherp mes heeft den hals afgesneden gedeurende syne huysvrauwe naer de vroughmesse gegaen was ?” - “Seght dat jae, dat het waer is”. 8. “Te vraegen de reden waerom hij sulckx gedaen heeft”. - “Seght dat sijne kinderen hem seijden, namentlyck (van) synen jonghen, dat hij synen vader niet en was, dat syne kinderen bij hem niet en wilden blijven, dat sij altijdt achter hunne moeder liepen, maer dat dit de reden niet en was waerom hij dier den hals afgesneden heeft, dat hy hun altydt wel heeft onderwesen ende geleert, dat hy achterduncken gehadt heeft dat sijne vrauwe wat van tooverie conde, dat hij vreesde dat sijnen kinderen oock souden mede getoovert hebben ende dat sij al eenige teekenen begonden te doen, dat alle nachten iedt quaem slaen en cloppen, dat hij gewild heeft dat sijne kinderen Godts kinderen sijn, dat hij alle hetselve in sijn hooft ende sijne sinnen heeft gesteken ende dat dit de oorsaecke is van dat hij hun den hals heeft afgesneden, omdat sij voor den duijvel niet en souden gaen”. Het eerste deel van zijn antwoord sluit aan bij zijn eerste verweer : slechte verstandhouding in het gezin. Maar Judocus zegt zelf dat de ware reden te zoeken is bij de tooverie of hekserij, en hij werpt zich op als de straffende hand in een heksenproces. In de zuidelijke Nederlanden vielen de hoogtepunten van de heksenver­ volgingen op het einde van de zestiende en in het begin van de zeventiende eeuw samen met de onzekere tijden veroorzaakt door het oorlogsgeweld. In onze streken gebeurden de laatste executies : in 1652 te Nieuwpoort, in 1657 te Zingem, in 1661 te Olsene en te Ooike, in in 1664 te Heestert. In 1684 zou te Belsele de laatste heks in het Vlaamse land verbrand zijn en in 1692 gebeurde er te St.-Niklaas nog een verbanning. Waarom heeft zich in de loop van de zeventiende eeuw de houding tegenover de heksen gewijzigd ? Deze vraag draait rond de ontwikkeling van het gerechtelijk geweten (9). Ofwel geloofde Judocus Onraet in de hekserij van zijn vrouw 12


en kinderen, ofwel wilde hij door die beschuldiging zijn vel redden. In elk geval zal zijn beschuldiging bij het gerechtelijk geweten van de stad Kortrijk geen kans meer maken. 9. “Aenden verweerder te produceren een mes ende aen hem te vraeghen o f het niet en is hetselve waermede hy deselve syne kinderen den hals heeft afgesneden”. - ‘‘Naer productie van een mes seght dat hij met een diergelijck mes sijne voorseyde kinderen den hals afgesneden heeft, maer niet te connen segghen of het is hetselve”. 10. “O f hij, verweerder, naer het gedaene fait niet en is vertrocken ende weghgevlucht met synen reyssack waerin was syne cleermaekersschaere ende persyser ?” - “Segt dat jae, dat in den reyssack was sijne schaere, doch niet syn persyser, ende dat daer in oock was een hemde”. 11. “O f hy oock met hem niet en heeft genomen eenigh geit ?” - “Seght dat jae, maer niet te connen segghen hoeveel". 12. “Waer den verweerder tsedert syne vlucht ende gedaen fait hem verste­ ken heeft, emmers naer watplatse ofte Stadtsigh heeft getransporteert ?” - “Seght dat hij recht naer Ruddervoorde gegaen is, dat hij aldaer in een herberghe gegaen is alwaer hy het fait bekent heeft, dat de persoonen vanden huijse hem seijden : dat gy wijs waert gij en soudt dat niet segghen, wijse lieden en segghen sulcke dinghen niet ; daerby voughende dat hij soude naer Brugghe gaen, dat de paters hem souden helpen. Gelyck hy effectivelyck naer hetselve Brugghe gegaen is bij de paters Recollecten die hem seyden dat hij sijne sinnen niet en hadde, dat hij overvallen was ende dat het beter met hem soude gaen, ende dat Ons Heer hem noch lanck leven soude laeten ; van waer hij gejaeght is geweest allen t’omme, niet wetende waer hij gegaen is, ende dat eenigh volck achter hem was gecommen, dat oolyck volck, deugnieten, alle nachten bij hem quaemen ende syne cleederen naemen, maer dat hij daer naer souckende, die gevonden heeft ende dat hij die persoonen niet en is kennende, nochte en cas segghen hoe sy gecleedt waeren".

In de herberg te Ruddervoorde twijfelde men aan zijn verstand en zond hem naar de paters Franciscanen te Brugge. Daar hechtte men geen geloof aan zijn verhaal maar troostte hem ; anderen maakten echter misbruik van zijn toestand. 13. “O f hy sigh niet en heeft gevonden tot op den Hollandschen bodem, emmers tot binnen de Stadt Breda ?” - Seght dat jae ende dat hij daer niet en wilde sijn omdat sij seijden. d ’een ende d'ander, dat hij sot was”. 14. “Aenden verweerder eyndelinge te vraeghen de oorsaeke van syne wedercomste opde prochie van Swevezeele alwaer hij gevangen is”. - “Seght dat hij al alle canten geweest hebbende, de paters Capucinen 13


hem seijden dat het een betere syde was dat hij naer huijs soude gaen, dat hij syne kinderen geen quaet gedaen en hadde, dat sy in den hemel waeren ende dat het drije gildige deughenieten souden connen geworden hebben, ende dat hij op hun segghen naer Swevezeele weder gekeert is, alwaer hij gevanghen is geweest door eenen sergeant ofte officier, wesende eenen wael”.

De Nederlandse paters Kapucijnen kalmeerden Judocus door hem naar de mond te praten en hem zo terug thuis te krijgen. Het document met de vragen en de antwoorden werd ondertekend door de schepenen Norbert Bijl, L. Amerlinck, de griffier C.L. Parmentier en door de “heescher” en “verweerder”. Judocus tekende met syn mercq, verclaerende niet te connen schrijven en de luitenant hoogbaljuw met zoveel te meer zwier. Op woensdag 6 maart werden de getuigen uit het vooronderzoek nog eens voor burgemeester en schepenen van Kortrijk ondervraagd, vooral “o f sy met denselven Judocus Onraedt van tijdt tot tijdt niet en hebben gehandelt ofte gefrequenteert, oock corts ofte eenighe daeghen voor het begaen van het gemelde fait, hoe ende hoedanigh sy hem hebben bevonden, o f aen syn verstant, memorie ofte sinnen iet was ontbrekende”.

HET VONNIS

Hoe zag de vierschaar van Kortrijk de verantwoordelijkheid van Judocus Onraet ? Luitenant hoogbaljuw Morel ontbood de schepenbank om op maandag 11 maart uitspraak te doen. Wanneer de vierschaar voltallig was, sprak hij de voorschepen of burgemeester en de andere schepenen toe met de geijkte formule : “Siet gylieden heeren die burgemeester ende schepenen syt, dunckt ulieden den dag soo hooge ende soo verre gekommen tesyn dat het crimineele vierschaere bannens tyd es ? Spreekt recht af, mynheer de presiderende scepen, ik maene u”. De voorschepen stond op en zei : “Ik houde my voor gemaent, behoudens dat d'heeren scepenen ende hunnen raed mij bijstaen”. Daarop zei de luitenant hoogbaljuw : “Achtervolghende het gewysde van myn edel heeren Burgemeester ende scepenen soo banne ick criminele vierschaere uyt den naeme van haere keyserlycke ende konincklycke majes­ teit als gravinne van Vlaenderen ulieden bevelende aen desen comparant goed ende getrauw recht te doen. Verbiede voort dat niemant en spreke ten sy by raed, taele ofte soo hy andersints schuldig waere te spreken ; dat iemant ter contrarie dede dat waere op alsulcke boete als myn edel heeren Burgemeester ende schepenen t’hunder kennisse souden wyzen”. 14


LS

15


Vervolgens gaf de voorschepen lezing van de feiten, de schulduitspraak en de strafbepaling, en richtte zich daarbij tot de beklaagde : “Den heere Hoogbailliu deser Stadt ende Casselry, heescher causa officy, ter eender syde, jegens Judocus Onraet fs Joannis, criminelen gevangenen verweerder, ter andere ; omme dieswille dat gy, Judocus Onraet fs Joannis, ofte soo gy andersints genaemt ofte bygenaemt moghe wesen, oudt ontrent de sessendertigh jaeren, geboortigh van Iseghetn, woonachtigh tot Swevezeele, alles soo gij seyde, (u) in sooverre hebt vergeten opden óen vanden gepasseerden maent januarii, wesende drye conynghen dagh, gedeurende ulieder huysvrauwe Catrine De Leersnyder was gaen hooren de vroegmisse inde kercke van het voornoemde Swevezeele, in ulieden huys met een scherpsnydende mes af te snyden de keele ende also moortdadeg het leven te nemen van ulieden drye kinderen verwekt by de voorseyde ulieden huysvrauwe ; het eerste kint genaemt Barbara Therese, oudt ontrent de zeven jaeren, het tweede met naeme Aldegonde, oudt ontrent de vyf jaeren, ende het derde genaemt Joannes Baptist, oudt ontrent de twee jaeren en half, welcke ulieden kinderen naer het wederkeren vande voorseyde messe door ulieder huys­ vrauwe, die de deure vanden huyse heeft moeten openen met een mes, gevonden syn geweest doodt ende omhals gebracht, twee liggende ontrent de cave ofte schauwe in de keuken, te weten Joannes Baptiste ende Aldegon­ de, ende het andere met naeme Barbara Therese in het kelderken by ulieden coutse ofte bedstede, naer welck soo enorme ende onmenschelick fait gy de vlucht genomen hebt, met u nemende eenich geit ende eenen reyssack waerin was, ulieden kleermaeckerschaere ende een hemde, met dewelcken gy getrocken sijt naer de prochie van Ruddervoorde, van daer naer de Stadt Brugge ende daer naer op verscheyde andere plaetsen, selfs op den Hollandtschen bodem, van waer gy wedergekeert synde eyndelinghe gecommen syt op de prochie van het voorseyde Swevezeele, alwaer gy gevangen syt geworden ; wesende alle het gonne voorschreven seer enorme saecken, niet lydelick in een landt van rechte sonder condigne punitie, andere ter exemple, ende waervan gebleken es soo door u eyghen confessien als andersins, den rechter ongeneeghen, ter causen van welke gy vanwegen denselven in vangenesse gerecommandeert syt geworden mitsgaders alhier ter rechte gestelt; die tuwen laste genomen heeft criminele conclusien, ter welcker schepenen recht doende in crimineele gebannen vierschaere, gesien hebbende het pro­ ces criminele, crimineel ende extraordinaerelick t'uwen laste beleedt, geconcludeert in rechte ende op alles gelet : condemneeren ulieden : van uyt den stadthuyse gestelt te worden op eene hurde ende met deselve geslept tot op de marct om aldaer op een schavot u lichaem op en dwarshouten cruys gestelt te syne om geraybraeckt te worden ende ulieden kele afgesneden sijnde met een scherpsnydende mes te ontfanghen vier slaeghen, beginnende van den rechter sijde, den vijfden op u herte, als dan noch te ontfanghen vier andere slaeghen op ulieden slinker syde, datter de doodt naer volgt ; het voorseyde ulieden lichaem 16


daer naer oock geslipt te worden op deselve hurde ter plaetse patibulaire ende aldaer geleyt op een radt ; verbeurende alle ulieden goederen, t’sy leen, erfve, meubele ofte andere, waer die gestaen ende gelegen mogen wesen, geconfisqueert ten proffyte van die het behoort, de costen vanden processe ende misen van justitie in de welke gy met desen gecondemneert wort, alvooren gededuceerd'. (10).

De vierschaar wilde er dus geen heksenproces van maken en oordeelde dat Judocus volledig toerekenbaar was. Bij het uitspreken van de schuld en het bepalen van de straf hield men zich dus vooral aan de feiten en zocht men niet zozeer naar het motief. De executie van Judocus Onraet gebeurde nog dezelfde dag op de Markt te Kortrijk, en was een van de laatste gevallen van radbraking. Het afsnijden van de keel toont aan dat het “oog om oog, tand om tand” veel toegepast werd. In het “ferieboek” van Zwevezele staat zelfs genoteerd: “gejustissieert met een mes, met drie sneden de keele afgesneden, ende geratbraeckt”. (11)

EPILOOG

Het moordlied, het “ferieboek”, noch het procesbundel, vertellen ons hoe Maria Catharina De Leersnijder verder moest leven. Zij leed het zwaarst onder het drama : ze had haar man verloren, haar drie kinderen en de helft van de bezittingen. Ze leefde alleen nog in verwachting, want op 1 april 1737, dus drie weken na de executie, werd haar vierde, maar nu enig kind, geboren : Anna Maria Onraet. Moeder en dochter genoten de volle steun van de familie De Leersnijder. Toen Anna Maria Onraet 22 jaar was, huwde ze op 24 april 1759 met Joseph Tijtgat (°Egem 1736), zoon van Adriaan. Moeder was meter van hun eerste kindje, Jacob Tijtgat (°Zwevezele 1 januari 1760) en ze heeft er nog acht weten geboren worden, het laatste op 6 maart 1775. Twee jaar later stierf ze, 75 jaar oud.

André VANDEWIELE

17


VOETNOTEN (1) “Waerachtig Verhael Houtland, 6e jg., pp. 18-19. (2) A. VANDEW IELE, Zwevezele. Deel I. De parochie Zwevezele tot 1795. Gevaert, Zwevezele, 1981, pp. 467-472. (3) OSA Kortrijk, 11 830, bereidwillig medegedeeld door de heer N. Maddens. (4) Judocus Onraet was eigenlijk al 37 jaar. (5) Hij zou dus slechts iets groter geweest zijn dan 1,49 m. (6) Justacoor : nauwsluitend hemd. (7) Camisole : jasje. (8) RAK, Archieven van de Kasselrij Kortrijk, IV Supplementen Scabinalen 1 en II, nr. 86, f 24 v°. (9) F. VAN HEMELRYCK, Heksenprocessen in de Nederlanden, Leuven, 1982, pp. 58, 170, 194. (10) OSA Kortrijk, 126, Register van criminele sententiën 1679. (11) RAK, cfr. 8.

18


PARLEM ENTSLEDEN IN DE ARRO NDISSEM EN­ TEN ROESELARE (1831-1900), TIELT (1831-1900) EN ROESELARE-TIELT (1900-HEDEN) Om de vier jaar - indien niet vervroegd - worden nationale wetgevende verkiezingen gehouden. Alle verkozen parlementariërs uit de arrondisse­ menten Roeselare, Tielt en Roeselare-Tielt vanaf de Belgische onafhanke­ lijkheid tot op heden werden door ons in een overzichtstabel samenge­ bracht. Die vermeldt van elke persoon zijn politieke strekking, zijn ambts­ periode als parlementslid en zijn woonplaats op het ogenblik van het mandaat (1). Mogelijk kunnen deze beknopte gegevens de aanzet vormen tot het samenstellen van een biografisch repertorium. De verkiezing van het eerste Belgisch parlement had plaats op 29 augustus 1831. Tot de verkiezingen van 27 mei 1900 werden in de arrondissementen Roeselare en Tielt telkens twee volksvertegenwoordigers en één senator verkozen. Door de wet van 30 december 1899 werden beide arrondisse­ menten samengevoegd. Het arrondissement Roeselare-Tielt had recht op vier volksvertegenwoordigers. Sinds 26 juni 1949 telt dit arrondissement vijf leden in de Kamer. De Senaat bestaat uit drie soorten senatoren : de rechtstreeks gekozen, de provinciale en de gecoöpteerde senatoren. Het aantal rechtstreeks te kiezen senatoren in het arrondissement Roeselare-Tielt werd sinds 1900 meermaals aangepast : twee (1900-1912, 1921-1946 en 1965-heden) ; drie (1912-1921 en 1946-1965). Provinciale senatoren bestaan pas sinds de grondwetsherziening van 1893. Ze worden gekozen door de Provinciera­ den. De gecoöpteerde senatoren worden sinds 1921 door de Senaat (recht­ streeks gekozen en provinciale senatoren) gekozen uit eminente persoon­ lijkheden. De periode 1831-1857 wordt in de Belgische politieke geschiedenis door­ gaans met de term “Unionisme” omschreven. Van een echte partijvorming was immers nog geen sprake. Toch was van alle parlementsleden bekend welke politieke gezindheid ze aankleefden. Van 1831 tot 1919 waren, op enkele uitzonderingen na, in de arrondissementen Roeselare, Tielt en Roeselare-Tielt, alle zetels in handen van katholieken. De liberalen P. Bonné (1839-1846) en J. Toussaint (1848-1850) waren de enige niet-katholieken die een mandaat als parlementslid bekleedden. Na Wereldoorlog I hebben de Belgische Werkliedenpartij en de Frontpartij dit kwasi-monopolie doorbroken. Toch bleven ook in de 20ste eeuw de katholieke afgevaardigden in de meerderheid. Vermeldenswaard is nog dat Maria Magdalena Van Daele-Huys (CVP) de tweede vrouw was, na Marguérite De Riemaecker-Legot, die in de Kamer kwam. Tot op heden is ze trouwens de enige die als vrouw het arrondissement Roeselare-Tielt in het parlement vertegenwoordigd heeft. 19


Arrondissement Roeselare-Tielt.


I.

HET ARRONDISSEMENT ROESELARE (1831-1900)

1. Volksvertegenwoordigers Katholiek 29.08.1831 -23.05.1833 29.08.1831 - 17.05.1868 23.05.1833- 13.06.1848 13.06.1848 -1-09.07.1878 09.06.1868- 14.06.1892 16.08.1878-27.05.1900 14.06.1892-27.05.1900

Roeselare Désiré de Haerne Roeselare, Rumbeke Alexander Rodenbach Torhout, Roeselare Jacobus Wallaert Roeselare Barthélémy Dumortier Albéric Descantons de Montblanc Ingelmunster Ardooie, Brussel Fernand de Jonghe d’Ardoye Roeselare Adrianus Hypolitus Spillebout

2. Senatoren (rechtstreeks verkozen) Katholiek 29.08.1831 - 12.06.1839 10.03.1846- 13.06.1848 13.06.1848 - 121.09.1854 20.10.1854- 14.06.1859 14.06.1859 -+17.12.1869 13.01.1870 - t l 9.01.1885 16.02.1885- 14.06.1892 14.06.1892-27.05.1900

Doornik Marc Lefebvre Eugène van Hoobrouck Moregem, Brugge de Mooreghem leper, Roeselare Joseph de Neckere Antwerpen Louis Gillès de Pélichy Brussel Maurice de Robiano Drongen Ernest Solvyns Eugène van Outryve d'Ydewalle Ruddervoorde Albéric Descantons de Montblanc Ingelmunster

Liberaal 12.06.1839 - t l 3.02.1846

Pierre Bonné-Maes

Gent

II. HET ARRONDISSEMENT TIELT (1831-1900) 1. Volksvertegenwoordigers Katholiek 29.08.1831 - 13.06.1848 29.08.1831 - 13.06.1848 13.06.1848-09.06.1868 11.06.1850-105.08.1862 03.09.1862-108.07.1874 09.06.1868- 12.06.1888

Brugge Brugge Brugge Brugge, Pittem Pittem, Brussel

04.08.1874 - 27.05.1900 12.06.1888 - 27.05.1900

Leo de Foere Charles de Roo Philippe le Bailly de Tilleghem Félix de Mûelenaere Gustaaf de Mûelenaere Adile Eugène Mulle de ter Schueren Auguste Beernaert Maurice van der Bruggen

Liberaal 13.06.1848- 11.06.1850

Jozef Toussaint

Brussel

Pittem Brussel Wingene, Wielsbeke

21


2. Senatoren (rechtstreeks verkozen) Katholiek Auguste de Jonghe d’Ardoye 29.08.1831 - 13.06.1848 13.06.184805.07.1849 Henricus Bernardus Ysenbrandt Jules d’Anethan 04.08.1849- 12.06.1888 12.06.1888-27.05.1900 Adile Eugène Mulle de ter Schueren

Ardooie, Gent Tielt Linkebeek, Schaarbeek Pittem

III. HET ARRONDISSEMENT ROESELARE-TIELT (1900-HEDEN) 1. Volksvertegenwoordigers Katholieke Partij, in 1945 : Christelijke Volkspartij (CVP) 27.05.1900 - +21.10.1904 Valère van den Bogaerde 27.05.1900-08.11.1911 Maurice van der Bruggen 27.05.1900- +06.10.1912 Auguste Beernaert 27.05.1900- 16.11.1919 Charles Gillès de Pélichy 1 0 .ll.1 9 0 4 -tll.ll.1 9 1 6 Juliaan Delbeke Aloïs van de Vyvere 09.11.1911 - 15.01.1931 02.06.1912-20.11.1921 Jean Mahieu 12.11.1912-16.11.1919 Emile Goethals Pieter Isidoor de Greve 16.11.1919-05.05.1925 16.11.1919 - t l 9 . 03.1940 Gustaaf Sap Emile Allewaert 05.05.1925-24.02.1946 Adolf De Jaegere 26.05.1929-24.05.1936 15.01.1931 -24.05.1936 René De Smedt 09.04.1940-26.03.1961 Camiel Verhamme 17.02.1946-23.05.1965 Guido Gillès de Pélichy 17.02.1946-07.11.1971 Albert De Gryse 26.06.1949-23.05.1965 Maria Magdalena Van Daele-Huys 23.05.1965-08.11.1981 Robert Gheysen 26.03.1961 -30.09.1973 Honoraat Callebert 07.11.1971 - 17.04.1977 André Bourgeois 09.10.1973-heden Erik Vankeirsbilck 17.12.1978-heden André Bourgeois

Izegem Wielsbeke Brussel Izegem Roeselare Gent Roeselare Meulebeke Tielt Brussel Izegem Roeselare Staden Ingelmunster Izegem Roeselare Tielt Roeselare Roeselare Izegem Ingelmunster Izegem

Belgische Werkliedenpartij (BWP), in 1946 : Belgische Socialistische Partij in 1980 : Socialistische Partij (SP) Adiel Dierckens Roeselare 16.11.1919- 17.02.1946 Roeselare 17.02.1946-27.12.1961 A rthur Sercu Izegem Gustaaf Nyffels 09.01.1962-08.11.1981 Roeselare Jozef Demeyere 17.04.1977- 17.12.1978 08.11.1981- 14.02.1984 Roger Hostekint Rumbeke Roger Van Steenkiste Meulebeke 14.02.1984-heden

22


Frontpartij 20.11.1921 - 26.05.1929

Joris Van Severen

Brugge

Vlaams Nationalistisch Verbond (VNV) 24.05.1936 -f22.01.1942 Reimond Tollenaere

Roeselare

Volksunie (VU) 23.05.1965-17.12.1978 17.12.1978- 13.10.1985 13.10.1985-heden

Roeselare Moorslede Hooglede

Mik Babylon Lode Van Biervliet Jean-Pierre Pillaert

Partij voor Vrijheid en Vooruitgang (PVV) 08.11.1981 - heden Louis Bril

Roeselare

2 . Senatoren a. R echtstreeks verkozen senatoren Katholieke Partij, CVP 16.05.1900 - 16.11.1919 Fernand de Jonghe d’Ardoye Adile Eugène Mulle de ter Schueren 27.05.1900-02.06.1912 02.06.1912-t30.09.1919 Maurice Van der Bruggen Cyrille Van Den Bussche 02.06.1912-05.05.1925 Adile Jacques Mulle de ter Schueren 30.09.1919- 16.11.1919 16.11.1919-20.11.1921 Emile Billiet 16.11.1919 - 23.12.1930 Charles Gillès de Pélichy Jean Mahieu 20.11.1921-02.04.1939 13.01.1931-27.11.1932 Michiel Aerbeydt Charles Gillès de Pélichy 27.11.1932-31.05.1945 02.04.1939-114.11.1939 Antoon Wittevrongel René De Smedt 14.11.1939-26.03.1961 17.07.1945- 17.02.1946 René Colle Emile Allewaert 17.02.1946-01.06.1958 Robert De Man 11.04.1954-31.03.1968 Joseph Baert 01.06.1958-26.03.1961 Robert Gheysen 26.03.1961 -23.05.1965 Raphaël Lecluyse 23.05.1965-31.03.1968 Roger Vannieuwenhuyze 31.03.1968 - heden Raphaël Lecluyse 07.11.1971 - 17.04.1974 André Van Haverbeke 13.10.1985-heden

Brussel Pittem Wielsbeke Ardooie Pittem Ruiselede Izegem Roeselare Roeselare Izegem Tielt Staden Tielt Izegem Roeselare Tielt Roeselare Kortrijk Tielt Kortrijk Rumbeke

BWP, BSP, SP 05.04.1925-02.04.1939 17.02.1946-105.03.1956 20.03.1956-01.06.1958 26.03.1961 -24.04.1964 21.05.1964- .06.1965 17.12.1978-08.11.1981

Henri Dewaele Ghislain D'hondt Jules Vermandele Jules Vermandele Camille Seynhaeve Roger Hostekint

Izegem Oostrozebeke Ingelmunster Ingelmunster Ledegem Rumbeke

VNV 02.04.1939-

Léo de Lille

Maldegem

.04.1945


vu 31.03.1968-07.11.1971 10.03.1974- 17.12.1978 08.11.1981 - 13.10.1985

Willy Persyn Willy Persyn Firmin Debusseré

Wingene Wingene Ledegem

b. Provinciale senatoren voor West-Vlaanderen, wonend in het arrondis­ sement Roeselare-Tielt Emile Allewaert (Kath.) 07.12.1921-05.05.1925 Alphonse Van Coillie (Kath.) 15.04.1925-24.05.1936 René De Smedt (Kath.) 12.04.193905.12.1939 Alphonse Van Coillie (Kath.) 17.01.1940- 17.02.1946 Joseph Baert (CVP) 07.03.1946- 11.04.1954 22.11.1971- 10.03.1974 Willy Persyn (VU) 02.05.1977- 17.12.1978 André Bourgeois (CVP) 02.05.1977- 13.10.1985 André Van Haverbeke (CVP) 14.03.1980-08.11.1981 Louis Bril (PVV) 23.10.1985-heden Robert Vanlerberghe (SP)

Izegem Roeselare Staden Roeselare Tielt Wingene Izegem Rumbeke Roeselare Izegem

c. Gecoöpteerde senatoren, wonend in het arrondissement RoeselareTielt 30.06.1936-02.04.1939 04.05.1954 - 01.06.1958

René De Smedt (Kath.) Joseph Baert (CVP)

Staden Tielt

Patrick MAES VOETNOOT (1) Deze gegevens zijn hoofdzakelijk geput uit : Biographie Nationale ; Nationaal Biografisch Woordenboek ; L. SCHEPENS, De Provincieraad van West-Vlaanderen 1836-1978, Socio-politieke studie van een instelling en haar leden, Met 550 biografieën van Westvlaamse prominenten, 2 dln., Tielt-Amsterdam, 1976-1979; J. STENGERS, e.a., Index des éligibles aux Sénat (1831-1893), Brussel, 1975; P. VAN MOLLE, Het Belgisch Parlement 1894-1972, Le Parlement Beige 18941972, Antwerpen-Utrecht, 1972; Standaerd van Vlaenderen (19de eeuw) en De Standaard. Voorts namen we inlichtingen bij verschillende parlementaire gezagsdragers.

24


DE BEWONERS VAN DE TIELTSE MARKT IN 1866 De volkstelling van 1866, waarvan de bulletins bewaard zijn in het Stads­ archief (S.A.T., M.A. nr. 651), verstrekken ons niet alleen veel familiekundige inlichtingen, maar onthullen heel wat over de sociaal-economische toestanden zowat 120 jaar geleden. Hierna volgen de gegevens die wij uit die bulletins hebben overgeschreven en die verband houden met de Marktbewoners. De schrijfwijze van namen en uitdrukkingen werden onvervormd overge­ nomen. Het zal de lezer wellicht opvallen dat nagenoeg alle cafés anno 1987 nog dezelfde naam hebben als in de vorige eeuw, zij het dat de naam soms wel werd vernederlandst en dat men het toen had over “herberg”. Wij wijzen op het onderscheid dat gemaakt wordt tussen herbergier / herber­ gierster en tapper / tapster : een verschil in stand en rang, wellicht ook een belangrijk inkomensverschil. Heel wat afstammelingen van de toen aanwezige families, in mannelijke of vrouwelijke lijn, vinden we ook vandaag nog in Tielt terug. De officiële naam "Stanislaspoort" moet nu nog altijd de duimen leggen voor het volkse “Spuyssens hol”. Kijkt u even naar de naam van de bewoners van het huis nummer 1 in 1866 : meteen vindt u de verklaring voor die volkse benaming. Ook de voornamen zijn het bestuderen waard. Bij de mannen scheert Joannes zeker de top. Verrassing bij de vrouwen : het is niet Marie die het haalt, maar Julie en Rosalie (als we Marie-Catharina en andere samen­ gestelde voornamen niet bij de Marie's optellen). Het zal u ook wel opvallen dat er bij de ouderen zoveel ongehuwden zijn, soms alle kinderen uit eenzelfde gezin. Opvallend is nog dat méér dan de helft van de Marktbewoners niet in Tielt werden geboren ... Uit de registers blijkt dat heel weinig personen hun juiste geboortedatum kenden. Omwille van de eenvormigheid schreven wij alleen het geboorte­ jaar over. De leeftijd werd door ons omgerekend, om het de lezer gemak­ kelijk te maken. Wie aandachtig de samenstelling van de gezinnen bestudeert, zal wel merken dat men laat huwde. In vele gevallen is er ook een groot leeftijds­ verschil tussen de echtgenoten. De voorlaatste kolom vermeldt of de persoon alleen het “Vlaams” (VI) machtig was dan wel beweerde tweetalig te zijn (wat toen duidelijk geen zeldzaamheid was). De laatste kolom verraadt dat een flink deel van onze overgrootouders lezen noch schrijven kon. In vergelijking met de andere straten en wijken, is het percentage geletterden op de Markt nog vrij hoog : hier woonden duidelijk veel burgers en middenstanders. In de lagere bevolkingslagen was het analfabetisme omvangrijker. Pittig detail : er vertoefde op dat moment één persoon in de stedelijke gevangenis.

Julien VERBRUGGE 25


Bewoners van de Markt, Tielt, op 31.12.1866. HuisNaam nummer

en

voornaam

Burg.stand + G eboortepl.+ jaar Verwantschap

Leeftijd

Beroep

Taal

VI Ja VI Ja V + Fr. Ja V + Fr. Ja

Schri j

i

Spuyssens Spuyssens Spuyssens Spuyssens

Marie Catharina Julie Pieter Joseph Joannes

Ong. Ong. zuster Ong. broer Ong. Oom

Thielt Thielt Thielt Thielt

1805 1807 1814 1782

61 59 42 84

Visch verkoopster z.b. z.b. z.b.

2

LA PLUM E D ’OR Schepens

Joannes

Geh.

Meulebeke

1827

41

Montfort Schepens Schepens

Silvie Emelie Maria

Geh. Ong.kind Ong. kind

Thielt Thielt Thielt

1838 1859 1862

28 7 4

Facteur van den brievenpost Herbergierster -

-

V V V V

LE CERF Hoste Vens Blomme

Ferdinand Barbara Catharina

Geh. Geh. W ed.M oeder

Thielt Eeghem Eeghem

1837 1839 1796

29 27 70

Herbergier Herbergierster z.b.

VI. VI. VI.

4

Denys Denys

Florintin Richard

Ong. Ong. broer

Rousselaere Rousselaere

1839 1842

27 24

NĂŠgociant in sayette V + Fr. Ja Reiziger V + Fr. Ja

5

DENAREND Vanhoutte Wijngaerd Vanhoutte Dierickx

Pieter Melanie Marie-Virginie Philomena

Geh. Geh. Ong. kind Ong.

Ingelmunster Nevele Oostrozebeke Thielt

1792 1814 1839 1845

74 52 27 21

Tapper Tapster Naeister Dienstmeid

V + Fr. Ja V + Fr. Ja V + Fr. Ja VI. Ja

Lampaert Depoorter

Charles-Louis Rosalie

Geh. Geh.

Poucques Caneghem

1792 1811

74 55

Winkelier Naeister

VI. VI.

3

6

+ + + +

Fr. Fr. Fr. Fr.

Ja Ja Ja Neen Neen Neen

Ja Ja


kind kind kind kind kind Kind

Vynckt Vynckt Aersele Aersele Aersele Caneghem

1831 1833 1837 1840 1848 1851

35 33 29 26 18 15

Modewerkster Modewerkster Hoefsmid Hoefsmid Modewerkster Modewerkster

V+ V+ VI. VI. V+ V+

Fr. J a Fr. Ja Ja

kind kind kind kind

Thielt Gent Thielt Thielt Thielt Thielt

1808 1820 1840 1842 1844 1846

58 46 26 24 22 20

Goud en zilversmid Naeister Horlogiemaker Naeister Horlogiemaker Naeister

V V V V V V

Fr. Fr. Fr. Fr. Fr. Fr.

Geh. Geh. Ong. kind Ong. kind

Pitthem Pitthem Thielt Thielt

1832 1844 1864 1866

34 22 2

Tapper Tapster

Ja Ja

-

VI. VI. VI.

-

-

-

-

Constant Sophie Marie-Julie

Geh. Geh. Ong. neef

Thielt Thourhout Thielt

1823 1822 1848

43 42 18

M eester timmerman VI. VI. Tapster Kleermaekster VI.

Ja Ja Ja

Auguste Sophie Camille Marie-Josephine

Geh. Geh. Ong. kind Ong. kind

Pitthem Thielt Thielt Thielt

1831 1843 1862 1866

35 23 4

Koopman in vlas Tapster

VI. VI.

Ja Ja

-

-

-

-

-

-

-

Lampaert Lampaert Lampaert Lampaert Lampaert Lampaert

Marie-Thérèse Mathilde Constant Leonard Eugénie Silvie

Ong. Ong. Ong. Ong. Ong. Ong.

Verschoore Neerman Verschoore Verschoore Verschoore Verschoore

Petrus Sophie Raimond Emelie Adolphe Rosa

Geh. Geh. Ong. Ong. Ong. Ong.

DE BOTERM ERKT Pieters Dewitte Pieters Pieters

Conrard Nathalie Adelaide Emilie

DE TROM PETTE Seynhaeve Maes Stroobant DE DRY KONINGEN Ailliet Verougstraete Ailliet Ailliet

Huis gebruikt door nummer 12

+ + + + + +

Fr. Ja Fr. Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja

-


12

13

14

Van Maele

Eduard

Ong.

Pitthem

1812

54

Tiberghein Van Cuyl De Meester

Virginie Constant Philippe

Ong. neef Ong. Ong.

Vyve St Eloi Eeghem Pitthem

1820 1839 1847

46 27 19

Vanlectre

Jacobus

Ong.

Langemarcq

1805

61

Debusschere Bollaert

Theresia Regina

Ong. Ong.

Ledeghem Laerne

1780 1822

86 44

Muster. zeepzieder en olieklaerder V + Fr. Ja z.b. VI. Ja Dienstmeid VI. Ja

De Backer Theresia Wed. Franciscus Fontaine Fontaine Leonie

Wed.

Thielt

1787

79

W inkelierster

V + Fr. Ja

Ong.

Thielt

1830

36

z.b.

V + Fr. Ja

W ertuigmaker + hoefsmid Dienstmeid Smidsgast Smidsgast

V + Fr. Ja VI. VI.

Ja Ja

15 en 16 Onbewoond 17

18

HET ROOSJE Vansteenkiste Arickx Vansteenkiste Campe

Léopold Blondina Eugénie Félix

Geh. Geh. Ong. kind Ong.

Lootenhulle Thielt Thielt Schuiferskap.

1833 1840 1863 1850

33 26 3 16

Meesterbroodbakker VI. W inkelierster VI. VI. Broodbakkersgast VI.

Ja Ja

Delannoy Libeert Delannoy Delannoy Delannoy Delannoy Delannoy Delannoy Delannoy

Ferdinand Amelie Jules Celina-Hortence Sidonie Alphonse Emma Juliette Irma

Geh. Geh. Ong. Ong. Ong. Ong. Ong. Ong. Ong.

Kortrijk Avelghem Thielt Thielt Thielt Thielt Thielt Thielt Thielt

1830 1824 1857 1858 1860 1862 1863 1864 1866

36 42 9 8 6 4 3 2 1

Meester blikslager z.b. Schoolier Scholierster Scholierster

Ja Ja Ja Ja

kind kind kind kind kind kind kind

-

VI. VI. VI. VI. VI. VI. VI. VI. VI.

-

Ja

-

-


19

20

21

22

Vallaeys

Barbara

Ong.

Thielt

1810

56

Vallaeys

Rosalie

Ong. zuster

Thiclt

1816

50

Kruideniers winkelierster Kruideniers winkelierster

VL

Ja

VL

Ja

DE GRA EN M AETE Petrus Derammclacre Vanpoucke Rosalie Derammclaerc Thriphon

Geh. Geh. Ong. kind

Thielt Thielt Thielt

1832 1829 1866

34 37

Herbergier Naeister

VI. VI.

Ja Ja

-

-

-

-

DE BO RZE Dc Backer De Backer De Backer Mergaert Boulay

Sophie Marie Melanie Auguste François

Ong. Ong. zuster Ong. zuster Ong. Wcdn.

1802 1813 1817 1841

64 53 49 25

Hotellierster Hotellierster Hotellierster z.b.

V + Fr. Ja V + Fr. Ja V + Fr. Ja VI. Ja

Leleux

Louis

Ong.

Thielt Thielt Thielt Couckelaere MetzenLoraine (Fr.) Zwolle Holl.

1839 1841

27 25

Mecanicien Chef de la Station

Fr. Ja V + Fr. Ja

DEN O PZET Loys

Petrus

Ong.

Thielt

1816

50

M eesterkuiper en herbergier

VI.

Ja

23

Lamblin Lamblin Lamblin Lamblin Lamblin Naert

Auguste Virginie Marie Eugénie Firmin Theresia

Ong. Ong. Ong. Ong. Ong. Ong.

Thielt Thielt Thielt Thielt Thielt Ardoye

1799 1803 1810 1813 1815 1840

67 63 56 53 51 26

Boutiquies en draps V + Fr. Ja z.b. V + Fr. Ja z.b. V + Fr. Ja V + Fr. Ja z.b. Koopman V + Fr. Ja VI. Dienstmeid Ja

24

Delodder Coleta Wed. Fochem Polycarpus Fochem Romanie

Wed.

Hulste

1799

67

Ong.

Thielt

1832

34

Broodbakster en winkelierster Naeister

VI.

Ja

VI.

Ja


25

26 27

SINT JORIS Merchier

Leonard

Ong.

Aersele

1835

31

Merchier Merchier Vander Meulen Vander Meulen Vanden Abeele

Auguste Mathilde Polidor Jules Julia

Ong. Geh. zuster Ong. neef Ong. neef Ong.

Aersele Aersele Thielt Thielt Aersele

1839 1834 1854 1865 1833

28 32 12 1 33

Baert

Catharina

Ong.

Thielt

1801

65

Koopman in wolle en hotellier Koopman in wolle zonder bedrijf Schoolier z.b. Dienstmeid Winkelierster in speelgoed

V V V V

+ + + +

Fr. Fr. Fr. Fr.

Ja Ja Ja Ja

-

VI.

Ja

VI.

Ja

DE GOUDEN HAND Delodder Franรงois

Geh.

Hulste

1804

62

Vandekerckhove Delodder

Rosalie Silvie

Geh. Ong. kind

Thielt Thielt

1804 1840

62 26

Delodder Delodder

Jules Ida

Ong. kind Ong. kind

Thielt Thielt

1842 1844

24 22

Delodder

Edmond

Ong. kind

Thielt

1846

20

Koster en laekenwinkelier Winkelierster W inkeldochter en naeister Muziekmeester W inkeldochter en naeister Schrijver

28

Muylaert Hoste Vercamp Martens

Leo Prudence Louis Eugenius

Geh. Geh. Wedn. Wedn.

Pitthem Thielt Thielt Thielt

1835 1839 1806 1803

31 27 60 63

Meesterbakker Winkelierster Bakkersgast Koopman in vlas

VI. VI. VI. VI.

Ja Ja Ja Ja

29

BOLDERSHOF Missant Vergote

Joannes Marie

Geh. Geh.

Thielt Thielt

1834 1836

32 30

Landelijke postbode VI. Tapster VI.

Ja Ja

Muylle

Petrus

Geh.

Rousseiaere

1821

45

Gemaekte

30

V + Fr. Ja V + Fr. Ja V + Fr. Ja V + Fr. Ja V + Fr. Ja V + Fr. Ja


De Vos Muyllc Muylle De Nys Notteboom

Juliana Emile Stéphanie Constant Eleonore

Geh. Ong. Ong. Geh.schoonzoon Ong.

Ardoye Rousselaere Rousselaere Rousselaere Eecloo

1806 1848 1850 1837 1861

60 18 16 29 6

kleerverkoper z.b. Schrijver z.b. Reiziger z.b.

Fr. Fr. Fr. Fr. Fr.

Ja Ja Ja Ja Ja

31

Lintelo Roegist Lintelo Lintelo

Louis-Joseph Sophia Victorine Marie-Adolphine

Geh. Geh. Ong. Ong.

Wacken Eecloo Thielt Thielt

1806 1807 1842 1847

60 59 24 19

Goud en zilversmidt V + Fr. z.b. V + Fr. z.b. V + Fr. z.b. V + Fr.

Ja Ja Ja Ja

32

Devricndt Robert Devers Devers Calleeuw

Victor Angelica Alphonse Marie Frédéric

Geh. Thielt Geh. Flarre (Lux.) Ong. voorkind Brugge Ong. voorkind Thielt Ong. Brugge

1839 1824 1854 1861 1842

27 42 12 5 24

Meester bottenmaker Winkelierster Schoolier Schoolierster Leerzemakersgast

V+ V+ V+ V+ VI.

Ja Ja Ja Ja Ja

33

Scheirens Arickx Scheirens Scheirens Scheirens Scheirens Scheirens Scheirens Scheirens

Charles Louise Jules Florimond Edmond Sidonie Leonie Thriphon Theresia

Geh. Geh. Ong. Ong. Ong. Ong. Ong. Ong. Ong.

Ruysselede Thielt Ruysselede Ruysselede Ruysselede Ruysselede Thielt Thielt Somerghem

1831 1831 1856 1857 1860 1861 1862 1866 1803

35 35 10 9 6 5 4 1 63

Koopman in vlas Mutsenmaekster Schoolier Schoolier Schoolier Schoolier Schoolier

VI. VI. VI. VI. VI. VI. VI.

-

-

Dienstmeid

VI.

Neen

Thourhout Thielt Thielt Thielt Thielt

1824 1826 1859 1862 1792

42 40 7 4 74

Kruidenier-winkel. Mutsenmaekster z.b. z.b. Werkvrouw

VI. VI. VI. VI. VI.

Ja Ja

34

Depreetere Pieter Verhelle Louise D epreetere Elisa D epreetere Stanislaus Willemeyns Sophie wed. Verhelle Jacobus

kind kind kind kind kind kind kind

Geh. Geh. Ong. kind Ong. kind Wed.

V V V V V -

+ + + + +

Fr. Fr. Fr. Fr.

Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja

Ja


35

Boutiquies en casquettes V + Fr. Ja Gaulin Silvie Epouse Thielt 1830 36 Casquettiere V + Fr. Ja (Deze laatsten hebben (waarschijinlijk) zelf hun formulier ingevuld in een zo sierlijk schrift dat het bijntii onleesbaar is

36

37

38

39

Farinœux

Joseph

Epoux

onleesb. Holl. 1830

36

G RA EF VAN VLAENDEREN Heytens Constant

Geh.

Denterghem

1833

33

Pieters Heytens Fleytens Fleytens Fleytens

Geh. Ong. Ong. Ong. Ong.

Thielt Thielt Thielt Thielt Thielt

1834 1860 1862 1863 1865

32 6 4 3 1

Wed.

Thielt

1812

54

Lakenwinkelierster V + Fr. Ja

Ong.

Thielt

1809

57

Dienstmeid

V + Fr. Ja

Brasseur-maitre Rentière

Dienstmeid Brouwersgast

V+ V+ V+ V+ V+ VI. VI. VI.

Rosalie Alfred Marie Emelie Elodie

Bruneel Julie Wed. Leonard De Beil Simoens Catharina Brouwerij ’TSC A EK Van Besien Victor Strick Marie Van Besien Robert Van Besien Silvie Van Besien Alfred Van Besien Oscar Donego Mathilde Baert Karel (Behalve voor de twee laatsten is alles Onraet Blondina Wed. Leonard De Volder Baert Theresia

kind kind kind kind

Epoux Thielt 1830 36 Thielt 1827 39 Epouse Thielt 1855 11 Célibataire Célibataire Thielt 1856 10 Célibataire Thielt 1857 9 1862 4 Célibataire Thielt Ong. Thielt 1838 28 1834 32 Ong. Wynghcnc volledig in het Frans opgesteld.)

M eester huis­ schilder en tapper Herbergierster Schoolier Schoolierster -

-

-

VI. VI. VI. VI. VI. VI.

Ja Ja

Fr. Fr. Fr. Fr. Fr.

Oui Oui Oui Oui Oui Ja Ja

Wed.

Audenarde

1792

72

Rentiere

V + Fr. Ja

Ong.

Coolskamp

1830

36

Dienstmeid

VI.

Ja


DE W ILDEMAN Casier

Alouisius

Geh.

Rousselaere

1827

39

Thybaut Casier Casier Casier

Marie-Louise Alphonse Jules Arthur

Geh. Ong. kind Ong. kind Ong. kind

Steenkercke Thielt Thielt Thielt

1830 1849 1856 1857

41

Amerlinck Gyselinck Amerlinck Amerlinck Amerlinck Walleyn

Camille Barbara Leonie Theodor Edmond Melanie

Geh. Geh. Ong. kind Ong. kind Ong. kind Ong.

Vive St Bavon Eeghem Thielt Gent Thielt Thielt

42

Vanwelden

Leonard

Geh.

Gaulin

Ursula

Geh.

Vanwelden Vanwelden Vanwelden Vanwelden Vanwelden Vanwelden

Leonardus Sidonia Victorina Angela Achiel Honorina

Ong. Ong. Ong. Ong. Ong. Ong.

Boutens Boutens Boutens Boutens Vroman

Isidorius Karolus Florentinus FĂŠlix Tecla

Ong. Ong. Ong. Ong. Ong.

40

43

co

kind kind kind kind kind kind

36 17 10 9

Herbergier en brouwersknecht Tapster Schrijver Schoolier Schoolier

V + Fr. Ja VI. Ja V + Fr. Ja VI. Ja VI. Ja

1828 1836 1860 1863 1866 1842

38 30 6 3 5 m. 24

Suikerbakker Winkelierster z.b. z.b. z.b. Dienstmeid

V + Fr. Ja VI. Ja VI. VI. VI. VI. Ja

Rousselaere

1810

56

Thielt

1809

57

Thielt Thielt Thielt Thielt Thielt Thielt

1833 1835 1841 1843 1847 1853

33 31 25 23 19 13

Boekdrukker en koopman (meester) Winkelierster in boeken Boekdrukkersgast Modiste Modiste Modiste Koophandelbediende Modiste

V V V V V V V

Thielt Thielt Thielt Thielt Thielt

1801 1804 1808 1810 1828

65 62 58 56 38

Meesterbroodbakker z.b. Broodbakkersgast Broodbakkersgast Dienstmeid

VI. VI. VI. VI. VI.

V + Fr. Ja + + + + + + +

Fr. Fr. Fr. Fr. Fr. Fr. Fr.

Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Lezen


DE KLOKKE Vandekerckhove Lievens Vandekerckhove Vandekerckhove Vandekerckhove Vandekerckhove

Joannes Marie-Theresia Constant Louise Philomena Delphine

Geh. Geh. Ong. Ong. Ong. Ong.

DE CONCORDE Haeck Ameye Haeck Hacck Hacck Haeck

Ivo Julie Constant Camiel Victor Marie-Ludovica

Geh. Geh. Ong. Ong. Ong. Ong.

kind kind kind kind

Thielt Ansbeke Thielt Thielt Thielt Thielt

1803 1808 1839 1840 1846 1849

63 58 27 26 20 17

Tapper Naeister Stoelmaker Naeister Naeister Naeister

VI. Ja VI. Ja VI. Ja VI. Ja V + Fr. Ja VI. Ja

kind kind kind kind

Thielt Thielt Thielt Thielt Thielt Thielt

1823 1827 1851 1852 1855 1862

43 39 15 14 11 4

Timmermansgast Herbergierster Schoolier Schoolier Schoolier Schoolier

V + Fr. Ja VI. Ja V + Fr. Ja VI. Ja VI. Ja VI.

Thielt

1826

40

Tapster

VI.

Ja

Thielt Thielt Thielt Thielt Thielt

1850 1853 1855 1857 1862

16 13 11 9 4

Stadsbediende Schoolier Schoolier Schoolier z.b.

VI. VI. VI. VI. VI.

Ja Ja Ja Ja -

VI.

Ja

STADHUIS [Toen nog naast Halletoren], Seynhaeve Virginia Wed. Wed. Constant Neirinck Neirinck ThĂŠophile Ong. kind Neirinck AimĂŠ Ong. kind Neirinck Paul Ong. kind Neirinck Jules Ong. kind Neirinck Adile Ong. kind Vermeulen

Henri

Ong. (Deserteur

Aersele 1846 20 Soldat 't 2e regt Lanciers, in het gevang.)


HET G EM EENTEBELEID TE OOSTROZEBEKE V A N 1800 TOT 1940 (Deel II : van 1914 tot 1940) (*) § 2. O o s tr o z e b e k e tijd e n s d e E e r s te W e r e ld o o r lo g (1) 1. De mobilizatie en de aankomst van de Duitse troepen

De Duitse inval op 4 augustus 1914 sleurde België in de oorlog mee. De inval kwam eigenlijk niet onverwacht. Er was al veel over een mogelijke oorlog gesproken. Daarom waren op woensdag 29 juli alle militairen van de klassen 1910-1912 naar hun legereenheden opgeroepen. Op 1 augustus droeg veldwachter Vanryckeghem de oproepingsbevelen van de lichtingen 1901-1909 rond. Vier dagen later werden de klassen 1899-1900 onder de wapens geroepen. Kort daarop moesten ook de rijkswachters naar het front. Uiteraard verwekte die algemene mobilizatie grote beroering onder de bevolking. In groten getale trok men naar de kerk en de kapelletjes. Tevens had een bedevaart plaats naar O.L. Vrouw van Bijstand in Meulebeke en naar O.L. Vrouw van Marialoop. Toen de oorlog uitbrak, werd in alle steden en gemeenten ook de burger­ wacht gemobilizeerd. In Oostrozebeke was A. Seynaeve kapitein-bevelhebber van de garde-civique, terwijl P. Dossche als luitenant optrad. De leden waren te herkennen aan de blauwe lijnwaden kiel, terwijl ze aan de linkerarm een driekleurige band met de stempel van de gemeente droegen. Ze dienden zelf voor de bewapening in te staan. Op 22 augustus werden de 94 burgerwachters evenwel naar huis gezonden (2). Net als op veel plaatsen in West-Vlaanderen beleefde Oostrozebeke op 24 augustus 1914 zijn vluchtersmaandag. Op die dag sloegen velen in paniek op de vlucht toen het gerucht de ronde deed dat de Duitsers alle mannen tussen 15 en 55 jaar meenamen om te vechten. Een groot deel van de mannelijke bevolking bracht die nacht in open lucht door (tussen de vlaskapellen, in aardappelvelden), in kelders, duikers of riolen, ’s Anderendaags keerde bijna iedereen terug. Eind augustus werden in Oostrozebeke voor de eerste maal Duitsers gesignaleerd. Het betrof twee Duitse ruiters of Uhlanen die op verkenning waren. Op 3 september kon men een zeppelin (luchtschip) in het Oostrozebeekse luchtruim zien voorbijvliegen (3). Nog in september stapten ca. tweehonderd vluchtelingen uit de streek van Leuven in het Oostrozebeekse station af. Ze vonden een voorlopig onderdak in de kerk, in afwachting dat ze bij de bevolking werden geplaatst. De groep bleef gedurende zes weken op de gemeente. Op 14, 15 en 16 oktober trokken dichte drommen Duitse troepen door Oostrozebeke, naar de IJzer toe. Bij de doortocht werden verscheidene boeren opgeëist om met paard en kar vervoersdiensten te volbrengen. 35


Voor Clement Van Gaever liep die opdracht fataal af. Waarschijnlijk werd hij in Rumbeke doodgeschoten op 19 oktober 1914. 2. De bezetting

Toen begin november de Duitse opmars aan de IJzer vastliep, organi­ seerde men de bezetting. Naast het Duits militair bestuur, bleef het bur­ gerlijk bestuursapparaat gehandhaafd. Mits de nodige toestemming, kon­ den de gemeenteraad en het schepencollege verder blijven vergaderen. Op 4 november 1915 nam burgemeester Lambrecht om gezondheidsrede­ nen ontslag. Van toen af zat schepen Emiel Tack in de burgemeesterszetel. E. Tack woonde op het Goet Calonne in de Wielsbekestraat. Hij werd geboren te Oostrozebeke op 20 april 1861. Handelaar Eduard Alphons Ampe (1915-1919) en bouwkundige Henri Vandenberghe (1915-1918) vul­ den de vacante plaatsen in het schepencollege op (4). Emiel Tack zetelde als waarnemend burgemeester tot begin november 1917. Daarna bleef hij gemeenteraadslid. Landbouwer Ghislain D’hondt nam het burgemeester­ schap waar vanaf 8 november 1917 tot 11 oktober 1918. Hij woonde toen in de Papegaaistraat. Gh. D’hondt zag het levenslicht te Oostrozebeke op 15 april 1889. Vlak vóór de bevrijding keerde op 12 oktober 1918 Emiel Lambrecht als burgemeester terug. Gemeenteontvanger Alfred Van Robays nam ontslag in november 1917. Julien Seynaeve fungeerde eerst enkele maanden als interim-ontvanger en werd op 1 juni 1918 vast benoemd. Aan het hoofd van het militair bestuur stond een Ortskommandant. Het bureau van de plaatscommandant bevond zich aanvankelijk in het school­ huis aan de Stationsstraat. Later werd de Ortskommandantur overgebracht naar de overkant van de straat, waar thans het Gemeentekrediet gehuis­ vest is. De eerste Ortskommandant heette Gropius. Deze officier werd door iedereen gevreesd om zijn brutale uitvallen. Gropius nam zijn intrek in het huis van brouwer Jozef Lootens (thans Dr. G. Haspeslagh). Geluk­ kig bleef hij niet lang in Oostrozebeke. Vanaf 1 augustus 1915 stond Ritter aan het hoofd van de Ortskommandantur (5). Oudere Oostrozebekenaren herinneren zich ook de lijvige gestalte van Reichert. Deze plaatscomman­ dant logeerde bij Pieter Dossche in de Stationsstraat. Veel gemeentenaren zijn naar de Ortskommandantur geweest om een paspoort aan te vragen. Niemand mocht immers Oostrozebeke verlaten zonder een geldige identiteitskaart. In principe werd elke burger bij het verlaten van de gemeente gecontroleerd. De twee Feldgendarmen, die hun bureau hadden in de Ortskommandan­ tur, logeerden bij J. Buyse in de Kerkstraat (het vroegere H of van Bra­ bant). De bevolking noemde hen de “markepakkers”, vanwege het meta­ len plaatje MP (Militcirpolizei) dat ze op hun borst droegen, maar ook omdat de Feldgrauen boeten oplegden (o.m. aan de blauwers) ; als ze 36


’ï *

B i D T V O O R D F Z iE L V A N D E N A C H T B A R E N

H eer E m i e l L a m b r e c h t ECHTGENOO T v r o u w

BIDT GOD VOOR DE ZIEL

Heer

E M IE L

TACK

weduwnaar van

VAN

M a r ie - E ü l a l ie D E W IT T E

g e b o r e n te OOST ROOSBEKE, d e n 10 A p r i l 1883 e n a l d a a r g o d v r u c h t i g o v e r le d e n d e n 21 M e i 1919

B urgem eester der gem eente Oost ~ Roosbeke Hij was voorzitter van liet genootschap van den H. Vmcentius a-Pauio, lid van al de godvruchtige genoot­ schappen: voorzitter v.d. Oud-Soldatenbond, beschermlid van den Onderbngvn Bijstand en den Geitenbond.

Mevrouw MARIE DECLERCQ,

VEREERD MET HET BURGERKRUIS VAN !'• KLAS.

Gewezen schepen der gemeente Oostroozebeke, geboren te Oosiroczeboke, den 20 April 1861, er godvruchtig ovt rieden den 10 Mei 1944. ver­ sterkt door ri.3 troostmiddelen van onze Moeder de H. Kerk. Hij was lid van den H. Harïebond en van al de bestaande broederschappen.

Katholiek in ’t hart, beminde hij God en zijne Kerk; standvastig was hij in zijn geloof en niets ter wereld had hem van zijne christelijke plichten kunnen aftrek­ ken H. VlNC. — H. HlBR. Het geduld in onze ziekten en kwellingen maakt een groot, ja misschien het grootste deel uit van de kroon die God voor ons in den Hemel bereid heeft. H. ALP. Hij heeft met volle overgeving de beproevingen ver­ dragen. welke de Heer hem heeft overgezonden, omdat hij wist dat degene die met Christus lijdt, ook met Hem zal verheerlijkt worden H PAULUS. Lange ziekten zijn scholen van barmhartigheid voor degenen die de zieken bezorgen ; scholen van verduldig­ heid voor degenen die de ziekten verdragen ; de eene zijn aan den voet van het kruis, de andere op het kruis zelf * H VADERS. Onbevlekte Maagd, ik hebu tot mijne Moeder, mijne Patrones en mijne Voorspreekster verkozen : na fesus is het in Ü dat ik de hoop mijner zaligheid heb gesteld Gij allen die bestieren moet, gedenkt het wel : Van God is het dat de macht «gegeven is ... en Hij is het ook die overal uw werken nauwkeurig zal oordeelen.

Zijn nactm en zijn aandenken blijven ons lief Is. 28. 6. Hij was een man volgens Gods hart, bezield mei een levendig geloof ; en omdat hij Gode aangenaam was. moest hij docr het lijden ge­ louterd worden ; een lange en pijnlijke ziekte heeft hem gedurende de laatste m aanden van zijn leven op Ixt ziekbed gekluisterd, m aar met volle overgeving aan Gods H. Wil heeft hij alles verdragen. Duurbare Kinderen, Kleinkinderen en Bloed­ verwanten, vaartwel en tot wederziens in den Hemel. Bidt veel voor mij. gij vooral mijn Zuster, die den Heer zijt toegewijd, en gij mijn lieve zoon Achiel, aan wien ik van zoo verre mijn laatsten zegen heb gezonden, JEZUS, MARIA, JOZEF.

B e m i n d e E c h t g e n o o t e e n d i e r b a r e K i n d e r s , B r o e d e r en Z u s t e r , hartelijk dank voor al den troost en de goede

zorgen welke gij mij binst mijn leven, en vooral binst mijne ziekte, gegeven hebt Troost u bij de gedachte.dat de dood de banden der ware liefde niet kan breken en dat wij elkander cens zullen wederzien in den Hemel. Bidt voor mij, ik ook zal u den Heer aanbevelen. O .-L .-V , v a n L o u rd e s, b id v o o r o n s . iood.afl.)

Thielt, J. D. Minnaert, drukker.

Druk. Vr. Denoo-Hoste, Oostroozebeke.

Emiel Tack, schepen 1912-1915, waarnemend burge­ meester 1915-1917 en 1919-1920. (Verz. F. Vanparys)

Emiel Lambrecht, schepen 1903-1907, burgemeester 1908-1915 en 1918-1919. (Verz. F. Vanparys)


niet te vermurwen waren met marken, boter, vlees, enz... Oostrozebeke lag in het Etappengebiet. Dit was de naam van de zone die achter het Operationengebiet of de frontlinies lag. Gedurende heel de oorlog hadden Oostrozebeekse burgers Duitse soldaten op kwartier, hetzij garnizoensoldaten die voor langere tijd bleven, hetzij frontsoldaten die enkele weken kwamen uitrusten met verlof. De Duitsers legden ook geregeld beslag op het Hooghuis, Den Tap, de rijkswachtkazerne en de jongensschool in het centrum. De mess van de officieren bevond zich in het herenhuis van Henri Vandenberghe in de Stationsstraat. Voor de soldaten was er een Soldatenheim in café Den Hert. Voorts konden de Duitsers cinema kijken (Zum Kino) in de jongensschool. Wie een bad wilde nemen, begaf zich naar de gebou­ wen van de weverij Ampe (op de plaats waar thans de Rijksbasisschool staat) in de Kalbergstraat. Ook de ontluizingsdienst was daar geïnstal­ leerd. In de onmiddellijke buurt van het station hadden de Duitsers een muni­ tiedepot. De munitie lag op verschillende plaatsen opgestapeld, zodat bij een aanval niet de hele voorraad in de lucht zou vliegen. Voor het trans­ port van de munitie werden een tijdlang Russische krijgsgevangenen inge­ zet. Deze hadden logies in de Wielsbekestraat (woning van wijlen Achiel Dewaele). Tijdens de bezetting “regende” het verordeningen en opeisingen. Men mocht geen duiven houden (om verzetsredenen), terwijl geweren, hand­ bogen, fietsen en auto’s (enkel J. Lootens bezat er een) moesten ingele­ verd worden. Voorts werden ook vlees, groenten, graan, wol, wijn, rie­ men, koper, vlas, stro, hooi, zeisen, enz... opgeëist. Het gemeentebestuur had de onaangename taak telkens bij de bevolking na te gaan wat er kon geleverd worden. Reeds in oktober 1914 kwam er door toedoen van de Amerikanen een Nationaal Hulp- en Voedingscomité tot stand. Ook in Oostrozebeke was

een afdeling van het bevoorradingscomité werkzaam. De inwoners die over rantsoeneringsbons beschikten, konden bij het comité allerlei waren, zoals meel, bloem, graan, rijst, spek, reuzel, erwten, bonen, suiker, cacao, melk, kaas, enz... kopen. De winkel bevond zich in de Hoogstraat (naast Dr. Haspeslagh), terwijl er een magazijn in de Kerkstraat was (thans Nopri). Voorts werd soep en pap bedeeld aan de schoolkinderen en later ook aan de volwassenen (6). In het voorjaar van 1915 kreeg Oostrozebeke hoog bezoek ! Samen met zijn legerstaf bracht hertog Albrecht von Württemberg, bevelhebber van het IVde Duitse leger, een bezoek aan de soldaten die op de gemeente ingekwartierd waren (7). 38


Op 3 augustus 1915 besliste men dat de boter- en eiermarkt tot 9 uur voorbehouden was aan de Duitsers. De burgerbevolking mocht pas na 9 uur haar inkopen doen. Op 22 augustus 1915 volgde een nieuwe verorde­ ning waarin stond dat de verkopers hun waren reeds om 8 uur bij de opening van de markt moesten ter plaatse hebben. Wellicht hadden de verkopers een soort passief verzet georganiseerd door het aanbod vóór 9 uur zeer laag te houden. Dit lokte een nieuwe verordening uit (8). Op 12 juli 1916 beval de Etappenkommandantur \ an Kortrijk de aanhech­ ting van het grondgebied van Oostrozebeke ten zuiden van het kanaal Roeselare-Leie, bij de gemeente Hulste. Oostrozebeke zag zijn inwoners­ aantal met 135 verminderd. Na de oorlog werden de grenzen herschikt zoals voordien (9). Vanaf 1916 hebben de Duitsers regelmatig manschappen opgeëist voor verplichte tewerkstelling. Vijf weggevoerden of Zivilarbeiter uit Oostro­ zebeke lieten het leven in Frankrijk. Omwille van het strategisch belang van onze regio werden op veel plaatsen (o.a. Aarsele, Tielt, Egem, Izegem) vliegpleinen aangelegd. In 1917 beslo­ ten de Duitsers om ook in Oostrozebeke werk te maken van een vliegveld. Ze legden daarvoor beslag op een deel van het zgn. Sparreland aan de Ingelmunstersteenweg. Nog in 1917 gaven de Duitsers het bevel aan Vandekerckhove uit Ingelmunster om de klokken uit de kerktoren te halen. Op 17 oktober werden ze naar het station gebracht, om er in Duitsland kanonnen van te gieten. Na de oorlog vond men twee van de drie klokken terug in Hamburg. Omdat het rustoord als Feldlazareth zou ingericht worden, moesten de zusters en bejaarden in november 1917 hun gebouwen aan de Tieltsteenweg verlaten. De zusters en bejaarden vonden een onderkomen op de Ginste. De aanhoudende oorlogslasten, de hoge werkloosheid, meer uitgaven voor het weldadigheidsbureel en daartegenover dalende inkomsten, plaat­ sten de gemeentekas voor zware problemen. Om het hoofd boven water te houden, heeft het gemeentebestuur tijdens de bezetting een reeks leningen aangegaan bij het Gemeentekrediet van België, in totaal voor 640.000 fr. Dit was een enorm bedrag, omdat de begroting in die periode slechts rond de 250.000 fr. schommelde. Verder nam de gemeente haar toevlucht tot het uitgeven van kasbons (10). Om het tekort aan geldmid­ delen op te vangen, schiep het gemeentebestuur noodgeld. Er werden geldbons in omloop gebracht van 5, 10, 15, 20, 25, 50 et en 1 fr. Ondanks de bezetting deemsterde het socio-cultureel leven niet helemaal weg. Zo heeft men tijdens de oorlog het toneelstuk Robrecht van Béthune opgevoerd in zaal Den Tap. Ook werd dit stuk gespeeld in Beitem, voor 39


Inleveren van de fietsen in 1914. (Foto in bezit van G. Vandeputte)


Aflialen van het rantsoen in de Kerkstraat 1914-1918. (Foto in bezit van G. Vandeputte)


de Zivilarbeiter uit Oostrozebeke die daar tewerkgesteld waren. Het contact met de vreemde troepen had nog enkele niet-oorlogse aspec­ ten. Zo zagen onze mensen dat de Duitsers met Weihnachten in de kerk en sommige huizen versierde sparren plaatsten. Deze gewoonte heeft na de oorlog blijvend ingang gevonden. Volgens de notities van Julien Hol­ voet was het onder invloed van de Engelsen dat de Vlaamse knevel verdween en dat de gladgeschoren kin mode werd, alsook dat de Rozebekenaren sigaretten begonnen te roken (11). Dit laatste had men trouwens ook voldoende bij de Duitsers gezien. Tenslotte heeft de Duitse bezetting het gebruik van wegwijzers veralgemeend. 3. De bevrijding

Na vier jaar bezetting begon de Duitse aftocht op 14 oktober 1918 met een laatste opeising van mannen, vee, eetwaren en veldgewassen. Op 16 oktober bombardeerden een 20-tal geallieerde vliegtuigen de munitiede­ pots rond het station. De bommen sloegen grote kuilen. Een 40-tal Duit­ sers vonden de dood in dit bombardement. Onder de burgerbevolking vielen gelukkig geen slachtoffers. De volgende dagen gingen felle beschietingen door tussen vanuit Ingelmunster oprukkende Belgische troepen en de standhoudende Duitsers. Op vrijdag 18 oktober werd Oostrozebeke bevrijd. De Duitsers gaven zich echter nog niet gewonnen. In de nacht van vrijdag op zaterdag namen ze de gemeente zwaar onder vuur met brand- en gasbommen. De gevech­ ten duurden tot dinsdag, toen de vijand achter de Leie werd verdreven. In dit slotoffensief kwamen 10 burgers om het leven, terwijl 28 Belgische en 10 Franse soldaten sneuvelden. Het aantal slachtoffers aan Duitse zijde is niet gekend. Zes huizen werden totaal vernield, een 50-tal andere liepen schade op. Ook het kerkgebouw en de pastorie werden getroffen. Op 2 november vielen voor het laatst bommen op het grondgebied van Oostrozebeke. Uiteindelijk werd op 11 november 1918 in het bos van Compiègne de wapenstilstand ondertekend. In totaal namen 125 Oostrozebekenaren deel aan de oorlog. Zeventien Oostrozebeekse soldaten zijn gesneuveld of aan hun verwondingen overleden. Twee soldaten blijven vermist. Er waren ook twee zwaar verminkten. Na de bevrijding heeft men de slachtoffers de passende eer gebracht. Er werden rouwdiensten opgedragen met de kermis, Allerheiligen en Nieuw­ jaar. De kerk zat telkens eivol. In de zomer van 1919 trok een praalstoet door het centrum van Oostrozebeke. In het najaar van 1920 huldigde men op de Markt het oorlogsmonument plechtig in, waarop alle namen van de oudstrijders en de civiele slachtoffers gebeiteld staan. Dit gedenkteken werd ontworpen door beeldhouwer Georges Vandemoortele uit Wielsbeke. In 1921 richtten de oudstrijders een bond op, die zich aansloot bij de Vlaamse Oudstrijdersbond (V.O.S.) (12). Ook de weggevoerden of Zivil42


arbeiter verenigden zich. Thans leven nog maar twee oudstrijders uit Wereldoorlog I in Oostrozebeke.

§ 3. O o s tr o z e b e k e tijd e n s h e t in te r b e llu m 1. De na-oorlogse jaren : 1918-1921

De Eerste Wereldoorlog betekende de grootste schok sinds de Franse Revolutie. Hij bracht een sociale en democratische stroomversnelling teweeg. De bevolking voelde dat uit de geleden ontberingen een betere, rechtvaardiger wereld moest geboren worden. Een hervorming van de kieswetgeving was een concrete stap in de goede richting. De wet van 19 februari 1921 voerde voor de gemeenteraadsverkiezingen het algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen én vrouwen in. Dit betekende dat men geen rekening meer hield met verschillen in rijkdom of onderwijsni­ veau (13). Daarnaast stelde zich de Vlaamse kwestie. In zijn zitting van 25 mei 1920 nam de gemeenteraad van Oostrozebeke een duidelijk standpunt over die kwestie in. Zijn eisen spitsten zich toe op twee punten. Vooreerst vond de Raad dat de verfransing van de openbare diensten in het Nederlandsta­ lig landsgedeelte voor de Vlamingen een bron was van bestendige rechtsmiskenning en krenking. Een nieuwe wet op het taalgebruik in bestuurs­ zaken moest hieraan een einde stellen. Vervolgens drong de Raad er bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers op aan om zo spoedig mogelijk een wet te stemmen voor een Vlaamse universiteit te Gent. Het duurde tot 13 mei 1921 vooraleer er gemeenteraadsverkiezingen door­ gingen. Intussen bekleedden drie personen het burgemeestersambt. In opvolging van Emiel Lambrecht verscheen vanaf 2 februari 1919 opnieuw Emiel Tack in de burgemeesterszetel. Op 9 februari 1920 deelde E. Tack mee niet langer beschikbaar te zijn als burgemeester en schepen, omdat hij de handen vol had met zijn beroepsactiviteiten. Landbouwer-cichoreidroger Isidoor Vermeersch nam zijn plaats in het schepencollege in (19201921), terwijl Alphons Ampe het burgemeesterschap waarnam tot juni 1921. Kort na de oorlog moest de Raad een nieuwe gemeentesecretaris kiezen. Odilon Vandevoorde was nl. op 16 november 1918 overleden. Als opvol­ ger viel de keuze op zijn zoon Jozef, die in de zitting van 29 november 1918 benoemd werd. Hij legde de eed af op 9 februari 1919. Met Jozef kwam, na Constant-Eduard en Odilon, het secretarisambt voor de derde opeenvolgende generatie in handen van de Vandevoordes. 43


* /» * *

berend^ fo t

b,T»,„ W^ G“ S « f

"

^

*"

«« *» 4>


Burgemeester Pieter Bossche in 1927. (Foto in bezit van Paula Dossche)

45


2. Burgemeester Pieter Dossche 1921-tl941

Op 13 mei 1921 hadden de eerste na-oorlogse verkiezingen plaats. De gemeenteraad werd voortaan volledig vernieuwd voor een periode van zes jaar. De lijst van Gh. D'hondt behaalde zes zetels terwijl de lijst van A. Ampe en P. Dossche vijf zetels bekwam. Vanaf juni 1921 trad eerste schepen Gh. D’hondt als waarnemend burgemeester op. Oorlogsburgemeester D’hondt (1917-1918) kwam echter niet in aanmerking om tot burgemeester benoemd te worden. De burgemeesterssjerp ging uiteinde­ lijk naar Pieter Dossche. Notaris Dossche werd in september 1921 door de Koning tot burgemeester benoemd. P. Dossche zag het levenslicht te Waterland-Oudeman op 28 november 1881 (14). Na zijn huwelijk met Aline Vanrobays, dochter van notaris Gustave, kwam hij in 1909 te Oostrozebeke wonen. Het jaar erop volgde hij zijn schoonvader als notaris op. Burgemeester Dossche werd in de loop van zijn twintig ambtsjaren door een hele rij schepenen bijgestaan : werktuigkundige August Fourneau (1921-1922), landbouwer Achiel Vanspeybrouck (1922-1926), landbouwer-eigenaar Ghislain D’hondt (1921-1926, 1933-1938), landbouwer Eva­ rist Foulon (1927-1932), de nijveraars Arthur Seynaeve (1927-1932, 1939) en Jeroom Ampe (1933-1938), magazijnier Arthur Declerck (1939-1940) en vlasbewerker Joseph Vervaeck (1939-1945). Gemeentesecretaris Jozef Vandevoorde moest in februari 1925 ontslag nemen. Gustaaf Hullebrouck, gemeentebediende, nam daarna gedurende ruim één jaar het ambt van secretaris waar. Op 15 mei 1926 trad Pieter Vermeersch, afkomstig van Maldegem, in dienst. P. Vermeersch was tijdens de oorlog gedeeltelijk invalide geworden. Hij bleef in functie tot juni 1938. Daarna namen de schepenen J. Ampe en J. Vervaeck een tijdlang het ambt waar. In de zitting van 16 februari 1939 werd Aimé De Foer, afkomstig uit Pittem, tot secretaris van de gemeente benoemd. Hij trad in dienst op 1 april 1939. Gemeenteontvanger Julien Seynaeve overleed op 8 juli 1927. Zijn zoon Leon werd daarna belast met het innen en uitgeven van de gemeentelijke gelden. Hij bleef gemeenteontvanger tot hij met pensioen ging op 30 april 1966. Veldwachter Omer Vanryckeghem overleed op 21 augustus 1934. Zijn opvolger, Aloïs Christiaens, had er, toen hij op rust ging, zeventien dienstjaren opzitten (1936-1940, 1945-1956). Onder burgemeester Dossche bestonden de openbare werken vooral uit het kasseien van landbouwwegen, verbeteren van buurtwegen, onderhou­ den van bruggen, aanleggen van fietspaden en riolering en het uitbreiden van gas-, elektriciteits- en telefoonnet. In 1934 werd de Markt geplaveid. 46


In 1926 kwam de toekomst van het vredegerecht te Oostrozebeke ernstig in gevaar. Om besparingsredenen had oud-minister van Justitie P. Tschoffen een wetsvoorstel ingediend dat een herschikking van de gerechtelijke kantons op het oog had. Volgens dit voorstel zou het kanton Oostrozebeke onder Roeselare ressorteren. Het gemeentebestuur reageerde hiertegen : een motie pleitte voor het behoud van de zetel in Oostrozebeke. Indien dit echt niet kon, verkoos men een overheveling naar Kortrijk. De Raad motiveerde zijn voorstel met twee argumenten : 1° Vanuit de acht gemeenten van het kanton Oostrozebeke was de afstand naar Roeselare veel groter dan die naar Kortrijk. Daarenboven waren de verbindingen met Roeselare veel minder vlot dan die met Kortrijk, het­ geen meer tijd en geld zou kosten. 2° De gemeenten van het gerechtelijk kanton Oostrozebeke sloten als nijverheidsgebied bij Kortrijk aan, nl. door de zeer bloeiende vlasnijverheid. Om beide redenen genoot Kortrijk de voorkeur op Roeselare. De beste oplossing vonden de raadsleden uiteraard om de zetel van het gerechtelijk kanton in Oostrozebeke te behouden (15). Zoals bekend, is alles bij het oude gebleven en behield Oostrozebeke zijn vredegerecht. Tijdens de zitting van 11 juli 1927 ontstond een meningsverschil omdat het Vlaamsnationalistisch raadslid Jeroom Ampe niet kon begrijpen dat precies op de Vlaamse feestdag een gemeenteraadsvergadering doorging. Waarom kreeg men geen dag vrijaf zoals op andere feestdagen ? J. Ampe vroeg aan voorzitter P. Dossche om de zitting onmiddellijk te schorsen en te verdagen. De meerderheid van de leden sprak zich echter tegen dit voorstel uit. Daarop verliet J. Ampe de raadszaal. In 1927 liet het schepencollege op een zestal kruispunten in het centrum verkeersborden plaatsen, om de weggebruikers te waarschuwen bij het naderen van die gevaarlijke punten (16). Met Pinksterkermis 1928 had een vierdaagse landbouw-, handels-, nijver­ heids- en kunsttentoonstelling plaats in Den Tap en op de binnenkoer van het Volkshuis. De beurs was ingericht door de Boerenbond en stond onder de bescherming van het gemeentebestuur. Verder verleende ook de Vlasbazenbond zijn medewerking. In datzelfde jaar besloot het gemeentebestuur de volksbibliotheek te sub­ sidiëren. De gemeente verbond zich tot het verlenen van een jaarlijkse toelage van 25 centiemen per inwoner (17). In het najaar van 1928 keurde men de oprichting van een autobuslijn Kortrijk-Tielt goed. De lijn werd uitgebaat door A. Castelein uit Oostro­ zebeke en M. Vanhove uit Meulebeke. De machtiging van de provincie volgde pas in 1930 (18). Door het K.B. van 17 december 1929 kreeg Oostrozebeke recht op een 47


"Gestorven voor België’’ 1914 - 1918. (Foto in bezit van G. Vandeputte)


4^ v.O

Fragment uit de praalstoet zoals hij in 1919 door de bevlagde Kerkstraat trok. (Postkaarten in bezit van Gh. Vandeputte)


politiecommissariaat. Louis Gorts, opperwachtmeester bij de plaatselijke rijkswachtbrigade (1921-1930), werd door de Koning op 30 mei 1930 tot politiecommissaris (1930-1957) van Oostrozebeke benoemd. Op 1 juni 1940 trad Remi Demeyer in dienst als tijdelijk politieagent (1940-1950). Tijdens de zomer van 1929 werd de jongensschool in het centrum grondig vernieuwd. Het schoolgebouw, dat eigendom was van de gemeente, kreeg er een verdieping bij. De groei van de schoolpopulatie vereiste meer ruimte, terwijl het ogenblik voor de verbouwing gunstig was, omdat het dak voor herstelling moest afgenomen worden. Architect H. Vandenberghe maakte de plannen en het lastenboek. Aannemer Achiel D’hondt voerde de werken uit. De raad vroeg aan de staat en de provincie om de hoogst mogelijke toelagen (19). Zoals elders in het land, ging ook in Oostrozebeke het honderdjarig bestaan van het Belgische Koninkrijk (1930) niet onopgemerkt voorbij. Alhoewel raadslid J. Ampe niet gelukkig was met dit eeuwfeest, werd toch een feestcomité gevormd, dat talrijke activiteiten organiseerde (20). In 1931 nam de gemeente het actief en passief van de brandweer over (21). Tot dan toe had het in 1923 opgerichte vrijwillig brandweerkorps zelf het financieel beheer behartigd. Van bij de start was een aanzienlijke toelage door de gemeente onontbeerlijk geweest. Na de kerkbrand in 1935 werd het korps ontbonden en sloot het gemeentebestuur een over­ eenkomst met Ingelmunster om voortaan in de brandbestrijding te voor­ zien. Op 7 april 1935 brandde de Sint-Amanduskerk totaal af. Reeds op 17 augustus 1935 keurde de gemeenteraad het plan en bestek goed voor de bouw van een nieuwe kerk. De raad behield zich het recht voor de toren te gebruiken voor officiële bevlaggingen, dooibarelen, alarm- en politieklok en andere zaken van openbaar nut. In 1938 betrok de rijkswachtbrigade de nieuwe gebouwen in de Stations­ straat. De oude kazerne aan de Hoogstraat werd in 1986 gesloopt. In het licht van de onzekere internationale toestand, organiseerde men in 1939 de luchtbescherming dito burgerlijke wacht. Raadslid Jean Vanoverbeke werd met de inrichting en aanwerving van vrijwilligers belast (22). Op 25 oktober 1939 stelde het schepencollege N. Demeester tot voorzitter en R. Seynaeve tot secretaris van de luchtbescherming aan. Pieter Dossche heeft zijn vierde ambtstermijn, die inging op 1 januari 1939, niet kunnen beëindigen. Wegens zijn slechter wordende gezondheid verscheen de burgemeester vanaf 1940 nog zelden op de vergaderingen van het schepencollege en van de gemeenteraad. P. Dossche overleed op 12 juni 1941 in zijn 59ste levensjaar. Intussen leefde Oostrozebeke reeds een jaar onder de “Nieuwe Orde”. „ A 1 Patrick MAES 50


heb den goeden strijd gestreden, mijn loop I. Kbaan voleindigd; nu verwacht ik de kroon

van gerechtigheid, die de rechtveerdige Rechter mij zal g e v e n .......... t

u A d . T im . iv , 7. 8.

D IE R B A R E G E D AC H TEN IS van Heer

Ebuwarb = Sifons Smpc Echtgenoot van Vrouw SI DON IE CLAEYS.

Xib van 8en dJemecnteraab, ©nbcrvoovjittci* van 8en On8evlmaen .tGijstanb,

Geboren te Wielsbeke den 4 December 1816 engod vrachtig overleden te Oost-Roosbeke den 29Juli 1923 voorzien van de gerechten onzer Moeder de H. Kerk.

Lid van al de bestaande Broederschappen; ij was een katholiek van de daad, een vol­ uit» maakt toonbeeld van rotsvast geloof, standvastig het goed verrichtend zonder ijdele pracht of menschelijk opzicht, diep ootmoedig, rechtschapen en vreedzaam. Als goede vader des huisgeztns heeft hij zijn krachtenen leven gebruikt om als erfenis aan zijn kinderen de eenige ware goederen achter te laten : duurzame lessen en chris­ ten deugden. Met recht roemden en eerden hem al die hem kenden. I AT zijn plaats dan heden in vrede zij en zijn f woning in het Heilig Sion, dat de engelen hem geleiden in het hemelsch Paradijs, dat de mar­ telaars hem ontvangen en hem brengen in de heilige stad Jeruzalem. OFF. ECCL. T ; c i !ERBARE ECHTGENOOTE, wij waren zoo gelukkig te zatnen. De Almachtige verleene u sterkte en moed; in den Hemel zullen wij elkander wederzien. - | ^ v, jev e Kin d e r e n en K l e in k in d e r e n , gej SU. draagt u altijd als vrome christenen en be­ tracht met wijze voorzichtigheid al wat eerbaar, recht, heilig en beminnelijk is ; eert uw moeder al de dagen van haar leven.

De schoonste roode rozen groeien Op geenen Griekschen berg, o neen ! Maar op den Kruisberg, hard van steen.... (G O.) f BID VOOR DE ZIEL VAN

Mijnheer PIERRE - JEAN DOSSCHE Weduwnaar van wijlen Mevrouw ALINA VAN RÖBAYS Echtgenoot van Mevrouw HELENA-Makgueritë GGIDTS H i j ivas l i d v a n d e n B o n d v a n h e t H . H a r t e n v a n d e b e s ta a n d e g o d v r u c h t i g e g e n o o t s c h a p p e n d e r p a r o c h ie .

D okter in de Rechten - N otaris te O ostroozebeke, Bijgevoegd V rederechter van ’l kanton O ostroozebeke, Gewezen V oorzitter en lid der Kamer van de N otaris­ sen van ’t arrondissem ent Kortrijk, Gewezen Burgem eester der Gemeente O ostroozebeke Ridder in de Kroonorde, geboren te Waterland Oudeman, den 28 November 1881 en zeer godvruchtig in den Heer ontslapen te Oostroozebeke den 12 juni 1941, gesterkt door de H. Sakramenten van onze Moeder de H. Kerk.

f g ’P TIJ vooral, LIEVE Z o o n en D o c h t e r , den Heer toegewijd in missie- en kloosterleven, draag t offers en gebeden op voor mijn zielerust. Akten van Geloof, Hoop en Liefde. 7 j. en 7 q. a.

Een nieuwe harde slag voor deze diep beproefde familie ! Nog bloedde de wonde veroorzaakt door ’t verlies van een veeibelovenden zoon.. . Die wonde was grenzenloos diep en breed geslagen. Zij kon maar niet genezen en ondermijnde stilaan het sterk gestel van den moedigen man, tot zijn hart begaf onder het mateloos lijden. Langs den weg "dien jezus’ lijden heeft geteekend ” is hij gegaan. Zjjn leven was een kruisweg en met Christus is hu gestorven op Calvarié. Thans is hij met jezus verrezen tot het leven van onvergankelijke vreugde en in de zalige Godsaanschouwing is hij met de moeder van zijn talrijk kroost en de kinderen die hem voorafgingen voor eeuwig vereenigd. De duurbare overledene was immer een eenvoudig, door­ braaf man, een oprechte en rechtzinnige katholiek, een voorbeeldige echtgenoot en vader, een eerlijk staatsburger en trouwe vriend. Zijn goedheid vooral straalde door gansch zijn persoonlijkheid. B eminde Echtgenoote en teergeliefde Kinderen , ik begrijp dat mijn dood U oneindig bedroeft. Er is voor U allen maar één troost: de stellige hoop en de vaste zeker­ heid van het eeuwige wederzien. Troost U en schept moed : in de gemeenschap der heiligen blijf ik met U vereenigd. Vreest den Heer en bemint elkander, bidt voor mijn ziele­ rust, dan komt de dag der blijvende vereenigihg van gansch onze familie bij den Heer. Mijn Jezus, barm hartigheid.

Drukk. Vr. Üenoo-Hoste Oost-Roosbeke.

Oostroozebeke. druk. Vr. Denoo-Hoste.

Eduard Alphons Ampe, schepen 1915-1920, waarne mend burgemeester 1920-1921. (Verz. F. Vanparys)

Pieter Dossche, burgemeester 1921f1941. (Verz. F. Vanparys)


Bijlage 1 : gemeenteraadsleden 1914-1940 ( 23) Naam

Beroep

Ambtsperiode

Isidoor Vermeersch Constant Valcke Emiel Tack

landbouwer-cichoreidroger landbouwer cichoreidroger

Eduard Alphons Ampe

handelaar

Henri Vandenberghe Leonard Dendauw (fs. Pieter)

brouwer, bouwkundige cichoreidroger

Pieter Dossche Evarist Foulon

notaris landbouwer

Alfons Verheecke René Verstraete

wever viashandelaar

Cyriel Lattré Achiel Vanspeybrouck

vlasbewerker landbouwer

Edmond Camiel Declerck Achiel Desplenter Achiel Segaert Remi Dobbels

viashandelaar vlasbewerker vlasbewerker landbouwer, handelaar in meststoffen landbouwer, eigenaar

1900-1920 1900-1920 1903-1912 1917-1919 1908-1916 1921-1-1923 1908-1915 1911-1916 1918-1920 1921 1921-1926 1933-1938 1921-1926 1923-1932 1939-1941 1921-1926 1921-1922 1927-1938 1922-1926 1921-1926 1921-1926

Ghislain D'hondt Omar Seynaeve Honoré Coussens Camiel Tack Jeroom Ampe (fs. Eduard Alphons) Jean Vanoverbeke José Verhuist Aloïs Roobroeck A rthur Seynaeve Jules Lannoo Alfons Vanhoutte A rthur Declerck Maurits Vanoutrive Achiel Dendauw (fs. Leonard) Joseph Vervaeck Gérard Lecluyse Julius Verhuist (broer van José) Remi Demeyer

52

vlashandelaar landbouwer landwerker

1921-1932 1927-1932 1939-1941 1927-1932 1927-1932 1927-1932

nijveraar gepens. beroepsmilitair vlasbewerker vlashandelaar nijveraar landbouwer vlasbewerker magazijnier weversbaas landbouwer vlasbewerker vakbondsafgevaardigde vlasbewerker houtbewerker

1927-1932 1933-1941 1933-1941 1933-1938 1933-1939 1933-+1934 1934-1938 1933-1938 1939-1940 1940-1941 1939 1939-1940 1939-1941 1940


Bijlage 2 : de gemeentefinanciën Inkomsten Jaar 386.041,60 1919 1.804.299,75 1929 1.155.572,37 1939

Uitgaven 150.522,91 1.759.263,56 1.128.419,32

Saldo 235.518,69 45.036,19 27.153,05

VOETNOTEN * Het eerste deel verscheen in : De Roede van Tielt, jg. 17, nr 3, sept. 1986, p. 84-122. (1) Voor meerdere gegevens verwerkt in deze paragraaf steunden wij op het Verslag over oorlogsgebeurtenissen 1914-1919, opgesteld door pastoor E. ROELENS. Dit rapport (12 blz) werd in 1919 naar het bisdom opgestuurd. We gebruikten een copie uit de bibliotheek van “De Roede van Tielt” Gesprekken met oudere Oostrozebekenaren leverden verder interessante aanvullende inlichtingen op. (2) G AO, 541.91 (Burgerwacht). (3) J. VANDER MEULEN. Hertog Albrecht van Württemberg, - de illustere onbe­ kende - en zijn IVe Duitse leger, - De Roede van Tielt, jg. 9, 1978, p. 85. (4) Schepen Juliaan Viaene, overleden op 18 juni 1914 was - wellicht wegens de oorlogsdreiging - nog niet vervangen, zodat na het ontslag van Emiel Lambrecht in 1915, twee plaatsen in het Schepencollege onbezet waren. (5) Schepencollege, 1 augustus 1915. (6) J. HOLVOET, [Monografie over Oostrozebeke], handschrift, 1942, met latere aanvullingen, p. 57. (7) J. VANDER MEULEN, o.c., p. 112. (8) Heemkundige kring de Roede van Tielt, Een streek in oorlog, Oorlogsdocumen­ ten uit het Tieltse, 1914-1919, Brugge, 1980, p. 205. (9) P. KERCKHOF, Hulste in de Eerste Wereldoorlog, - De Leiegouw, jg. 25, 1983, p. 172. (10) Gemeenteraad, 10 januari 1915 en 22 januari 1915. (11) J. HOLVOET, o.c., p. 57v°. (12) Gemeenteraad, 20 juni 1920 en 10 oktober 1920. (13) Voor de parlementsverkiezingen werd de kieswet al in 1919 gewijzigd. (14) Pieter Dossche was de zoon van Pieter, een grote Polderboer op een hofstede van ca. 100 ha in Waterland-Oudeman. Pieter sr. was een tijdlang burgemees­ ter van die grensgemeente. W. STEEGHERS, De familie Loontjens 1575-1972, Gent, 1972, p. 35. (15) Gemeenteraad, 20 april 1926. (16) Schepencollege, 9 augustus 1927. (17) Gemeenteraad, 10 november 1928. (18) GAO, 845 (Autobusdiensten). (19) GAO, 861.2 (Werken aan schoolgebouwen) ; Gemeenteraad, 25 juni 1928 en 9 maart 1929. (20) GAO, 646.2 (Eeuwfeest) ; Gemeenteraad, 29 maart 1930. (21) Gemeenteraad, 14 april 1931. (22) Schepencollege, 13 augustus 1939. (23) Net zoals in deel I (1800-1914) stellen we ook hier duidelijk dat het begrip “raadslid” in de enge betekenis van het woord moet geïnterpreteerd worden. Wie in het schepencollege zetelt, maakt ook deel uit van de gemeenteraad, maar is niet in deze bijlage opgenomen, omdat deze personen in de lopende tekst vermeld werden.

53


DORPSNOTABELEN TE OOSTROZEBEKE IN DE 19DE EEUW : DE FAMILIES TACK EN VERMEULEN Het komt wel meer voor dat meerdere leden van een familie zich in hetzelfde beroepsmilieu bewegen. Dit was ook het geval in de vorige eeuw met de families Tack en Vermeulen, waarvan meerdere personen actief waren in het politiek-administratief leven te Oostrozebeke (1). JOSEPH TACK, geboren te Wielsbeke in 1739, zoon van Francies en

Marie Therese Goemaere, trad in het huwelijk met Florentine Therese De Bruyne uit Oudenaarde. Halverwege de jaren zestig van de 18de eeuw vestigde hij zich te Oostrozebeke. Joseph Tack was gesworen prijser ende deelsman (2). Tevens bekleedde hij het ambt van griffier van de heerlijk­ heid Nieuwenhove (1788) en was hij baljuw van de heerlijkheid Ten Daele (1789-1793) (3). In augustus 1795 werd hij door de Fransen tot agent national benoemd, om voor de uitvoering van de wetten en besluiten in te staan (4). Hij overleed op 2 augustus 1811 in zijn 72ste levensjaar. In de overlijdensakte staat hij als praticien (rechtsgeleerde) vermeld. De kinderen van Joseph Tack en Florentine De Bruyne kozen een beroep dat min of meer in de lijn van dat van hun vader lag. I. JACQUES FRANÇOIS TACK (1770-1816). Notaris. Maire. Huwde in 1808 met Rosalie De Beis uit Waregem. Ze hadden samen twee kinde­ ren : 1.1. Henri Tack (°1809). Zaakvoerder. Huwde met Marie Francisca Minne uit Dentergem. Vertrok naar Brussel in 1843. 1.2. Albin Tack (1811-1841). Kantinier. Trad in het huwelijk met Lucia Braeckman uit Oudenaarde. II. JAN BAPTIST TACK (1779-1816). Was eerst gemeentesecretaris,

daarna “schrijver” (op het vredegerecht of als notarisklerk ?). Ongehuwd. III. AMELIA TACK (1781-1863). Huwde in 1805 met JAN FRANCIES VERMEULEN (Hulste 1770 - Pittem 1822), ontvanger der indirecte

belastingen te Wakken. Na het huwelijk vestigde het echtpaar zich te Pittem, waar J.F. Vermeulen een notariaat hield. In 1830 keerde Amelia, die intussen acht jaar weduwe was, naar haar geboortedorp terug. Vier van haar kinderen, allen te Pittem geboren, woonden een tijdlang in Oostrozebeke : 3.1. Charles Vermeulen (1806-1846). Woonde te Oostrozebeke van 1824 tot 1835. Hij begon zijn beroepsloopbaan bij zijn oom Ignaes Tack, later werd hij zelf notaris te Wielsbeke. Daarnaast was hij ook enkele jaren gemeentesecretaris van Oostrozebeke en gemeenteontvanger van Wiels­ beke. Hij stapte in het huwelijksbootje met Sophie Charlotte Pieters uit Nevele. Na het overlijden van hun moeder in 1843, woonden de kinderen Vermeulen enkele jaren in Oostrozebeke bij hun grootmoeder Amelia Tack : 54


3.1.1. Zélima Vermeulen (°1836). Woonde op de gemeente van 1844 tot

1856. Hulponderwijzeres. 3.1.2. Stéphanie Vermeulen (1836-1861). Ongehuwd. 3.1.3. August Willem Vermeulen (1842-1880). Woonde te Oostrozebeke

van 1844 tot 1856 en van 1863 tot 1872. Gemeenteontvanger van Wielsbeke en Oostrozebeke, notaris te Wielsbeke na het overlijden van zijn oom Leo Henry in 1872. Was ook actief in het Roosbeekse verenigings­ leven : Sint-Sebastiaansgilde, paardekoersen en muziekmaatschappij. Gehuwd met Delphina Standaert en Marie Mathilde Carton. 3.2. Leo Henry Vermeulen (1811-1872). Woonde te Oostrozebeke van 1830 tot 1846. Gemeentesecretaris van Oostrozebeke ; volgde zijn overle­ den broer Charles op als gemeenteontvanger en notaris te Wielsbeke. De lijkreden door schepen H.Tack en gemeenteonderwijzer J.Hoste uitge­ sproken bij het graf van L.H.Vermeulen, beklemtonen het belang van deze persoon. H.Tack waardeerde de afgestorvene omwille van zijn bui­ tengewone bekwaamheid in bestuurszaken en zijn grenzeloze goede wil. Vooral tijdens de rampzalige jaren 1846-1848 hielp hij velen uit de ergste nood. Personen die dan leefden, kunnen hier lang van spreken. J.Hoste herinnerde eraan dat de overledene één van de belangrijkste oprichters van het leerwerkhuis was. Voor de school op de Ginste was hij een ware weldoener. Bij honderden processen is hij verzoenend opgetreden. Fami­ lies die elkaar poogden te verscheuren, heeft hij tot betere gevoelens gebracht. Twintig jaar lang was L. Vermeulen de ziel van het verenigings­ leven. Toen de ziekte hem tijdens zijn laatste twee levensjaren belette deel te nemen aan de vergaderingen, bleef hij de raadgever in alle moei­ lijkheden. Alhoewel hij in Wielsbeke woonde, hield hij eraan in Oostro­ zebeke begraven te worden (5). 3.3. Eduard Vermeulen (°1815). Woonde op de gemeente vanaf 1838. Bierbrouwer. Samen met zijn vrouw Félicita Standaert en zijn twee kin­ deren vertrok hij in 1845 naar Brussel. 3.4. Henriette Charlotte Vermeulen (°1818). Woonde te Oostrozebeke van 1830 tot 1847 en van 1873 tot 1875. Ze huwde in 1840 met Cecilianus Standaert uit Vrasene, bierbrouwer. In 1847 verhuisde ze met haar echt­ genoot en drie kinderen naar het Oostvlaamse Bazel. Hun dochter, Del­ phina Standaert, woonde nog in Oostrozebeke van 1870 tot 1873 bij haar echtgenoot-neef A.W. Vermeulen. IV. IGNAES TACK (1785-1834). Na het overlijden van zijn broer Jac­

ques François werd hij notaris te Oostrozebeke. In 1808 was hij er zijn broer Jan Baptist opgevolgd als gemeentesecretaris. Hij vervulde dit ambt ook een tijdlang te Wielsbeke. Naar het eind van de Hollandse periode toe was hij enkele jaren burgemeester van Oostrozebeke. Ongehuwd.

Patrick MAES

55


VOETNOTEN (1) Zie in dit verband ook P.MAES, Het gemeentebeleid te Oostrozebeke van 1800 tot 1940 (Deel I : van 1800 tot 1914), - De Roede van Tielt, jg. 17, 1986, p. 84-122. (2) RIJKSARCHIEF KORTRIJK, Scabinale, I, nr. 49, register van de heerlijkheid Rozebeke 1785-1796. (3) IDEM, Idem ; RIJKSARCHIEF RONSE, Fonds Ename, nr. 2646 en 2673. (4) RIJKSARCHIEF KORTRIJK, Fonds Bruine Pakken, nr. 6643. (5) STADSARCHIEF TIELT, Gazette van Thielt, 27 januari 1872, p. 2c 3a.

56


DE WEKELIJKSE MARKTDAG IN OOSTROZEBEKE: VAN WOENSDAG NAAR VRIJDAG (1807) De huidige vrijdagmarkt dateert van 1807. Voordien ging de markt door op woensdag. Het gemeentebestuur, in die tijd conseil municipal genoemd, mocht niet op eigen houtje de marktdag wijzigen. Het Prefec­ toraal Bestuur (derde afdeling) te Brugge en het Ministerie van Binnen­ landse Zaken (tweede afdeling) dienden daarvoor hun toestemming te verlenen. In het Rijksarchief Brugge berusten een aantal stukken over de wijziging van de marktdag te Oostrozebeke (1). Hoe de administratieve procedure verlopen is, wordt in volgend overzicht geschetst : 06.08.1807 : Maire (burgemeester) J.F. Tack van Oostrozebeke stuurt een verzoekschrift naar de prefect van het Leiedepartement te Brugge, om de wekelijkse marktdag van woensdag naar vrijdag te verplaatsen. 10.08.1807 : Prefect F. Chauvelin neemt contact op met onderprefect Picquet van het arrondissement Kortrijk. Hij stelt vooreerst dat een aan­ vraag die alleen door de maire gebeurt, niet volstaat. De conseil municipal zou over het verzoek in buitengewone vergadering moeten beraadslagen. De toelating hiervoor, door de prefect te geven, zal afhangen van het advies dat de onderprefect zal uitbrengen. Tevens wijst hij erop dat maire Tack zijn verzoek in eerste instantie had moeten richten aan de onderpre­ fect i.p.v. rechtstreeks naar de prefect te schrijven. 09.09.1807 : De onderprefect brengt een gunstig advies uit bij de prefect betreffende de noodzaak om de marktdag te wijzigen : Le principal motif en faveur de ce changement résulte de ce que la majeure partie des fabricants de toilles, s’absentent ordinairement le mercredi pour exposer aux marchés de toilles qui se tiennent le même jour soit à Meulebeke, soit dans quelques autres communes et qu’ils ne peuvent point profiter de celui de leur com­ mune pour les comestibles qu'ils ont à acheter ou à vendre. Voorts merkt de onderprefect op dat hij er de maire van Oostrozebeke op gewezen heeft om in de toekomst de hiërarchie in de besturen te respecteren. 15.09.1807 : De prefect laat onderprefect Picquet weten dat de conseil municipal toelating krijgt om in buitengewone vergadering samen te komen en te beraadslagen over het voorstel om de marktdag te wijzigen. De prefect wenst inlichtingen over 1° de plaatsen waar een markt gehou­ den wordt binnen een straal van 20 km van Oostrozebeke, 2° de marktda­ gen, 3° de koopwaar die er verhandeld wordt. 20.09.1807 : De onderprefect stuurt naar prefect Chauvelin het verzoek van maire Tack, de beraadslaging van de conseil municipal, een lijst van de markten en het gemotiveerd advies van de onderprefect. 08.10.1807 : Brief aan de Minister van Binnenlandse Zaken waarin het verzoek wordt uiteengezet, voorzien van de nodige bijlagen. 57


16.10.1807 : Mededeling van de door de Minister van Binnenlandse Zaken genomen beslissing aan de prefect van het Leiedepartement te Brugge. De minister zet het licht op groen voor de wijziging, omdat 1° er binnen een straal van 20 km geen enkele markt op vrijdag wordt gehouden, terwijl op woensdag wekelijks een markt doorgaat te Meulebeke, op 5 km van Oostrozebeke ; 2° de wijziging niet alleen in het voordeel van Oostrozebeke is, maar ook in dat van enkele omliggende gemeenten. 28.10.1807 : De prefect deelt het antwoord van de Minister mee aan onderprefect Picquet te Kortrijk. Als laatste stap zal de onderprefect het gemeentebestuur van Oostroze­ beke op de hoogte gebracht hebben van de beslissing. Dit schrijven is weliswaar niet in het bundel bewaard. De procedure die begin augustus was ingezet, kende eind oktober haar afloop. Op een kleine drie maanden tijds werd de gewenste verplaatsing van marktdag bereikt. De wekelijkse drukte op de markt te Oostrozebeke had voortaan op vrijdag i.p.v. op woensdag plaats.

Patrick MAES VOETNOOT (1) RIJKSARCHIEF BRUGGE, Fonds Leiedepartement, nr. 2883, Markten, jaren IX-1813.

58


CHIRURGIJNS, HEELM EESTERS, DOCTORM ED ECINAE, G ENEESH EREN TE OOSTROZEBEKE (1790-HEDEN) Naam

Geneeskundige dienstverlening

Carolus THURMAN Jan Francies WOLFCARIUS Louis BECUE Amand THURMAN (fs. Carolus) Benedict Ghislain KINDT Leo VERCRUYSSE Charles CLAEYS Joannes MALLISSE Ivo DEVOS Albert CHENT Félix VERHELST Ladislas MINNE Charles NICAISE Charles DE MUELENAERE Francies DE MUELENAERE Henri VANDEKEERE Charles Jules LOOTENS Victor DEPOORTER August Arthur OPSOMER Antoon AMPE (schoonz. van A. Opsomer) André DEW AELE Jeroom TAILLIEU Romain VANHAECKE (schoonz. van A. Ampe) Marc VERSCHOORE Géry LANNOO Guido HASPESLAGH Patrick BERNAERT Ignaas DESMET

1790-41798 1790-41822 1790-41830 1790-41831 1819-1827 1827 1827-1834 1828-1852, 1854-41866 1829-1831 1833-1836 1833-1841 1834-1837 1841-1846 1841-1848 1851-41860 1863-41894 1876-41911 1890-1892 1894-41945 1929-1964 1938-1985 1946-1983 1964-1979 1973-heden 1977-heden 1979-heden 1982-heden 1985-heden

BRONNEN Bevolkingsregisters Oostrozebeke, 1814-heden ; Burgerlijke Stand Oostrozebeke, 1797-1831 ; Memoriael Administratief van de provincie West-Vlaanderen, 1837-1841; Recueil des arrêtés, décisions, lettres et autres actes de la préfecture du Département de la Lys, 1807-1814 ; Verzameling der akten van algemeen bestuur der provincie West-Vlaenderen, 1816-1836.

Patrick MAES 59


VOOR DE VERWEZENLIJKING VAN DEZE AFLEVERING VAN ONS TIJDSCHRIFT GENOTEN WIJ BIJZONDERE FINANCIËLE STEUN VAN BURGEMEESTER J. VAN LOO, OOSTROZEBEKE. DAARVOOR HARTELIJK DANK.

AUTOCARS

REISBUREAU

DE MEIBLOEM HUGO EELBODE-MEEUWS

SYNONIEM VOOR VEILIGHEID EN COMFORT * * * * *

Binnen- en buitenlandse reizen Van 20 - 40 - 54 - 87 plaatsen Air Jet ventilation V.I.P.-car School- en werkliedenvervoer Autocar uitgerust m et stijgstoel voor mindervaliden Tieltstraat 186 PITTEM (051) 40 18 23 A beeldreef 4bis 8860 MEULEBEKE (051) 48 80 63 Beneluxlaan 4 8880 TIELT (0 5 1 )4 0 48 87

60


deconynck-ampe ----- ————— p.v.b.a —— verwarming-sanitair

tiill tel, 051/40 0109

D econynck-A m pe Beernegem straat 68 8880 TIELT Toonzaal : Klijtenstraat 27-29 8880 TIELT

DHONDT Rouwdienst - tel. (051) 40 02 27

Stationstraat 103, Tielt TEA ROOM - tel. (051) 40 41 72

Krommewalstraat 38, Tielt TRANSPO RT - tel. (051) 40 30 11 - 40 30 12

Bevrijdingslaan 8, Tielt


-, ■


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.