DE ROEDE VAN TIELT
Driemaandelijks heemkundig tijdschrift 19de jaargang, nr 1 - maart 1988 Afgiftekantoor 8880 Tielt
Bankvan Roeselare
DE ROEDE VAN TIELT
ISSN-0772-6414
Heemkundige Kring voor de gemeenten van de vroegere Roede van Tielt, d.i. Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem, Zwevezele. Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde.
Voorzitter: P. Vandepitte, Driesstraat 7-9, Tielt - (051) 40 17 00 Ondervoorzitter: Gh. Vandeputte, Statiestraat 83, Oostrozebeke - (056) 66 90 91 Sekretaris-penningmeester: Ph. De Gryse, Kastanjelaan 1, Tielt - (051) 40 18 38 Redactie: J.Billiet, H.Defour, Ph.De Gryse, W.Devoldere, R.Ostyn, P. Vandepitte
Lidmaatschapsbijdrage: 500 fr., te betalen op rekening 000-0398411-32 van De Roede van Tielt, Kastanjelaan 1, Tielt Verschijnt viermaal per jaar. Er worden geen losse nummers verkocht. Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in "De Roede van Tielt” mogen slechts overgeno men worden met toestemming van de redactie. Kaft : detail van de kaart van het graafschap Vlaanderen door Robert de Vaugondy, zoon, 1762.
INHOUD VAN DIT NUMMER (19de jaargang, nr 1 - maart 1988) J. Bossu, Pieter-Jan Buyse (1736-1817), pastoor van Oeselgem, en zijn proces (1790-1816) blz 2-17 J. Desmet, De confrérie van de H.Barbara in Wakken (1720-1888) blz 18-33 W. Devoldere, Doopnamen te Pittem rond de Franse Revolutie blz 34-39 Typo-offset Desmet-Dhondt, Wakken
PIETER-JAN BUYSE (1736-1817), PASTOOR VAN OESELGEM, EN ZIJN PROCES (1790-1816) Petrus Joannes Buyse zoon van Josephus en Petronilla de Swaene werd geboren in Oekene op 17 april 1736. De familie Buyse was een vooraan staande en begoede landbouwersfamilie die voor de abdij van Westvleteren een abt en voor de gemeente Oekene vijf burgemeesters leverde. Na zijn humaniora studeerde Pieter-Jan een paar jaar theologie aan de universiteit van Leuven. Op 21 oktober 1755 behaalde hij het baccalaureaat als tweede van 101 mededingers (1). Hij werd op 13 oktober 1763 tot pastoor van Oeselgem benoemd, op 1 december aangesteld en bekleedde die functie, op één jaar na, tot aan zijn dood op 25 juni 1817. In de loop van zijn 53 jaar durend pastoraat heeft pastoor Buyse onder verschillende regimes geleefd, die elk hun narigheid meebrachten. Onder het Ancien Régime beschuldigde Emmanuel de Kerckhove, heer van Oeselgem, voor de Raad van Vlaanderen de pastoor ervan de familierouwborden uit de kerk verwijderd te hebben (2). De Franse aanhechting van ons lang joeg de onbeëdigde ci-devant curé uit de kerk en verplichtte hem zijn pastoraal werk in het geheim te verrichten. De kerk werd gesloten, het tabernakel vernield en de klok onder het wakend oog van de gendar mes uit de toren gehaald (3). Het concordaat van 1801 degradeerde de parochie tot succursale of hulpkerk van Oostrozebeke en de pastoor tot desservant of bedienaar. Onder koning Willem I kreeg Buyse de deurwaar der over de vloer ter uitvoering van het vonnis van het hierna beschreven proces. Zoals veel van zijn tijdgenoten, eigenaars of beheerders van onroerende of roerende goederen, was pastoor Buyse jaren lang, tot aan zijn dood, in processen gewikkeld. Het langstdurende en voor hem pijnlijkste proces zal wel dit geweest zijn waarin hij door de erfgenamen van Joseph van Daele, zoon van Frans, beschuldigd werd een obligatie tegenover gezegde Joseph van Daele opgenomen, niet te hebben afgclost. Deze zaak liep van in 1790 tot enkele maanden vóór de dood van de pastoor in 1817. In het gemeentearchief van Oeselgem steekt een map met documenten aan gaande de vereffening van het sterfhuis van Joseph van Daele en copieën van het verslag der gerechtszittingen (4). Ook stukken door Buyse zelf geschreven waarin hij de gebeurtenissen verhaalt die tot het proces aan leiding gaven, brieven aan en van advokaten. We hebben een poging gedaan om uit een grote verscheidenheid aan gegevens, die een nogal verwarde indruk wekken, de chronologie van deze 26 jaar durende strijd te reconstrueren. Het is geen spannend verhaal geworden, enkel en alleen de sobere weergave van een enerverend kat en muisspel tussen eisers en verweerder, met als inzet 150 ponden groot wisselgeld (5) en de eer van een pastoor. Wie was Joseph van Daele, rond wiens testament het allemaal draaide ? Het Oeselgems landboek van 1770 (6) leert ons dat hij eigenaar was van 2
een “behuisde erve groot 523 112 roeden” met eraan palend een Leiemeers van 304 roeden. De ligging van dit goed komt nu ongeveer overeen met een perceel toebehorende aan Mevr. Zulma Vanschelstraete, weduwe Maurice Denolf uit Meulebeke, helemaal op de grens van de parochies Oeselgem en Wakken, aan de huidige Vijvestraat. Volgens het landboek is het gesitueerd op de hoek gevormd door de “Dorpwech naer Wacken”, - deel uitmakend van de oude verbinding van Gent met Kortrijk - nu de Vijvestraat, en de Aardweg evenwijdig lopend met de Tieltse Watergang. Deze Aardweg gelegen in het verlengde van de huidige Galgeweg naar de Leie toe, was, zoals de naam het zegt, de weg naar de “aard” of privé-losplaats aan de rivier. Daar werd de kalksteen gelost die in de oven van Van Daele tot kalk gebrand werd. In die tijd en nog lang daarna werd kalk gebruikt als “mortel” bij het bouwen en als “witsel” voor het kalken van huizen en kerken binnen en buiten. De nu nog zichtbare witte lagen in de oever van de Leie zijn de laatste getuigen van een bedrijf dat voor de uitbaters goede winst opleverde. Met daarbij nog een handel in “colen " en een herberg genoemd “Den Deurniet” als nevenwinningen kon Joseph van Daele tot de welgestelden van het dorp gerekend worden. Joseph van Daele was wellicht ongehuwd ofwel weduwnaar zonder kinde ren toen hij overleed op 7 juli 1778. Zijn broer Jan was enige erfgenaam. Deze Johannes van Daele, gehuwd met Caroline van der Meeren, wendt zich tot Pieter Jan de Smet, pryser en deelsman uit Wakken, met het verzoek de zaken van het sterfhuis te vereffenen. Dan komt de pastoor met een belangrijke mededeling. De dag vóór zijn dood heeft de aflijvige aan hem, pastoor Buyse, gevraagd een testament te schrijven dat hijzelf stervensziek met bevende hand heeft ondertekend. In dat testament wordt, benevens de regeling voor het celebreren van een hoge begrafenis dienst en duizend H.Missen, het kapitaal van een obligatie van 150 pond groten wisselgeld aan de armendis van Oeselgem gelegeerd. Hierbij wordt de pastoor aangesteld als uitvoerder van het testament, zonder vergoe ding. Het testament werd niet geregistreerd. Nu was het zo dat de obligatie waarvan sprake, door pastoor Buyse zelf tegenover Joseph van Daele getekend was op 11 oktober 1775, voor de duur van vijftien jaar en tegen een intrest van zes ponden groten per jaar. Ingevolge de wil van de overledene en volgens het akkoord onder beide partijen moest Buyse uiterlijk op 12 oktober 1790 het kapitaal van deze obligatie aan de dis uitbetalen samen met de sedert de sterfdatum van de schenker opgele verde intrest. Ruim drie maand nadat Sr. Joseph van Daele in een hoge dienst met lof en commendatie begraven was, bood de vereffenaar van het sterfhuis, P.J. Desmet, een rekening van pretentiën en conterpretentiën aan pastoor Buyse aan. De kosten van de begrafenisdienst, de brooddeling na de begrafenis, de te celebreren missen, worden ten voordele van de pastoor in rekening gebracht. Hijzelf staat bij de erfgenaam in het krijt o.a. voor leveringen van kalk voor de kerk. Komen daar nog bij de negen maanden 3
min zeven dagen intrest, lopend tot op de sterfdag van Joseph van Daele, uit de reeds genoemde obligatie van 150 pond. De rekening sluit met een boni voor de pastoor van 12 schellingen 6 groten. De eindvereffening van het sterfhuis, gedaan tussen deelsman en prijzer Desmet en de enige erfgenaam Jan van Daele, dateert van 7 februari 1781. Zij bevat wel de afrekening met pastoor Buyse, maar vermeldt met geen woord de obligatie van 150 pond, noch de obligatiebrief. Intrest van deze obligàtie komt niet meer in rekening aangezien hij mét de obligatie sedert de dood van de erflater aan de dis toegewezen is. Buyse zal later op het proces als argument aanvoeren dat, bij de vereffening van Joseph van Daele’s sterfhuis, de erfgenamen alle testamentaire bepalingen zonder enige betwisting noch voorbehoud aanvaard hebben, dat tussen hem en de erfgenamen alles in vriendschap en vertrouwen overeengekomen was en dat hij van hen de opdracht gekregen had te gelegener tijd het kapitaal van de obligatie aan de dis over te maken. Dat mocht allemaal wel waar zijn, maar de overeenkomst m.b.t. deze obligatie werd niet geregistreerd, er werd zelfs geen enkel geschrift opgemaakt. Deze nalatigheid zou pas toor Buyse duur te staan komen. En wat het testament betreft, het werd door de pastoor met zoveel zorg opgeborgen dat hij het later niet op tijd terugvinden kon. Hij zou, volgens eigen zeggen, in het begin van 1779 een copie gegeven hebben aan Caroline vander Meeren, de vrouw van Jan van Daele. Pas op 12 april 1783, dus bijna vijf jaar na de dood van Joseph van Daele, wordt de obligatie uit de handen van Buyse door de armenmeesters voor de dis aanvaard, maar met een zekere reserve. Tijdens het proces zal blijken dat de disheren dit legaat met wantrouwen bekeken. Buyse betaalde aan de dis ook de intrest van de laatste vijf jaar en nog dezelfde dag werd het kapitaal ten voordele van de dis opnieuw “uytgegeven ende aengeleyt”, we weten niet aan wie. Toen beging pastoor Buyse de zwaarste fout : hij verzuimde de obligatiebrief te laten vernietigen. Nog in hetzelfde jaar 1783 op 1 juli sterft Jan van Daele ; hij wordt begraven in zijn geboorteplaats Oeselgem. Omdat er minderjarige kinde ren overblijven, presenteert de weduwe Caroline van der Meeren ter Weeserie van Kortrijk een “staet van baeten ende schaedende”. In deze staat van vermogen wordt geen melding gemaakt van een obligatie van 150 pond noch van een eventuele daaruit voortvloeiende intrest. Caroline, vijf maanden na de dood van haar man hertrouwd met Pieter Dejaeghere, zal in de zes jaar die ze nog te leven heeft nooit meer op de obligatie terugkomen noch één schelling intrest van de pastoor eisen, alhoewel ze aan deze regelmatig misintenties komt betalen. Ook in de vereffening van het sterfhuys van Jan van Daele op 24 april 1787, is niets daarover te vinden. Indien Caroline de obligatiebrief als haar eigendom beschouwde, is het moeilijk te verklaren dat zij, die haar zaken altijd persoonlijk behartigde, daarover de stilte zou bewaard hebben. Caroline van der Meeren sterft op 27 november 1789. Een goed jaar later 4
i l i l
ÆZZ pn o
j
Ufr ° n ^ nn
boTpS-u'tjjh
^^r\
\ ° ° p *<ir
‘t r JliiUOim w \
Dn ° n n°l
Waclfeo rtaer Oufse/jhem
70T
_JX __ j;lli5 Het centrum van Oeselgem naar een schets uit het landboek van 1770. Nr. 382 : de pastorie met het woonhuis achteraan op het erf. Aan de kerk van 1720 ontbreekt het eerste venster.
5
komt haar weduwnaar Pieter Dejaeghere met de obligatiebrief bij pastoor Buyse. Op dat moment wordt de pastoor er zich van bewust dat de brief nooit werd ingetrokken. Hij vindt niet meteen het testament en probeert Dejaeghere ervan te overtuigen dat indertijd alles te goeder trouw gere geld en vereffend werd en dat de obligatie aan de dis werd gegeven. Aangezien Dejaeghere geen begrip toont, roept pastoor Buyse pryser P.J. De Smet ter hulp. Deze getuigt dat hij het origineel testament, waarin het legaat van 150 pond aan de armendis gegeven wordt, heeft gezien ten sterfhuize van Joseph van Daele, dat de obligatie van 150 pond ten laste van Buyse door deze aan de dis moest doorgespeeld worden, waardoor de erfgenamen zouden voldaan hebben aan de verplichting uit het testa ment. Ook nog dat de pastoor de intrest betaalde tot op de datum van Joseph van Daele’s sterfdag. Pieter Frans Dejaeghere, sterk met de obli gatiebrief in de hand, komt helemaal niet onder de indruk van De Smets verklaring en bekomt “Instel van saecke voor de wet’\ met als gevolg dat de pastoor een maand later voor de vierschaar van Oeselgem wordt gedaagd. In zitting van 24 juni 1790 treden als eisers op : 1) Pieter Frans Dejaeghere als houder van het sterfhuis, 2) de erfgenamen van Caroline van der Meeren, 3) als voogden van de minderjarige kinderen van Jan van Daele en Caroline de volgend personen : Pieter Jan ’t Feit, balliu van Zulte, en Jacob van der Meeren, broer van Caroline, eveneens uit Zulte. Op deze zitting krijgt de officier van justitie Pieter Schynck opdracht aan pastoor Buyse, die niet is komen opdagen, te melden dat alle documenten in verband met de betwiste obligatie binnen de veertien dagen aan burgemeester Cnockaert moeten afgeleverd worden. Voor de pastoor wordt het nu wel moeilijk : voor het gerecht gedaagd worden door eigen parochianen en nog wel onder de verdenking van verduistering ! Hij gaat meteen Dejaeghere, als woordvoerder van de eisende partij, opzoeken en bezweert hem de zaak te beëindigen met de vage belofte dat hij wel zal betalen. Daarop gaat Caroline Cabooter, de kersverse echtgenote van Pieter Dejaeghere, naar Zulte bij balliu ’t Feit aandringen om de zaak niet verder te zetten. Wellicht wilde Buyse tijd winnen in de hoop dat de tegenpartij er de brui aan geven zou. Voor hem was de zaak afgedaan en, overtuigd van zijn goed recht, liet hij zijn tegenstanders in het ongewisse. Deze namen dat uiteraard niet en een jaar later, op 16 juni 1791, worden de eisen van Pieter Frans Dejaeghere en consoorten door burgemeester en schepenen ingewilligd en wordt Petrus Buyse bij verstek veroordeeld tot de betaling van 150 pond groten wisselgeld en de 15 jaar achterstallige intrest tot de vervaldag in 1791, zijnde nog eens 80 pond. Daarbij komt nog de intrest op deze achterstal lige intrest. De rechtbank besluit dat bij weigering van betaling de goede ren van veroordeelde zullen in beslag genomen worden. Alle kosten vallen ten laste van pastoor Buyse. Wat is er gebeurd tussen de dag van de veroordeling in 1791 en de “tweede verstekinge” of tweede veroordeling in de vasten van 1794 ? Welke waren 6
de redenen waarom de pastoor drie jaar lang met rust gelaten werd ? Waren er misschien verzoeningspogingen ? Kon de pastoor de uitvoering van de uitspraak tegenhouden ? Of hebben de politieke en militaire omstandigheden een rol gespeeld ? Keizer Léopold II, die na de dood van Jozef II in februari 1790 de gevolgen van de Brabantse Omwenteling had weten op te vangen, stierf al in 1792. Op 6 november van datzelfde jaar verslaat de Franse generaal Dumouriez het Oostenrijkse leger bij Jemappes. De plannen voor de aanhechting van de Oostenrijkse Neder landen bij Frankrijk liggen klaar als Dumouriez op 19 maart 1793 bij Neerwinden tegen de Oostenrijkers op zijn beurt de nederlaag lijdt. De oude orde schijnt opnieuw gestabiliseerd en toch heeft het Ancien Régime nog slechts een jaar en drie maanden te leven. In een van de laatste gerechtszittingen oude stijl bevestigt de vierschaar van Oeselgem in maart of april 1794 de veroordeling van pastoor Buyse. Drie maand later worden de Oostenrijkse troepen verslagen bij Fleurus en op 1 november 1795 worden de Zuidelijke Nederlanden bij de Franse Republiek ingelijfd met alle gevolgen vandien. De oude droom van de Franse koningen ging in vervulling : Frankrijk had zijn “natuurlijke gren zen" bereikt. Pastoor Buyse had al die tijd niet stil gezeten. Hij had alles in het werk gesteld om voor de eisers zijn goed recht aan te tonen. Met het intussen teruggevonden testament op zak gaat hij naar Zulte bij balliu ’t Feit. De pastoor zelf bericht ons in zijn verslag hoe hij voor de balliu aan de deur van een herberg het testament voorleest, ’t Feit vraagt hem naar zijn huis te gaan en daar een copie te schrijven. Zelf heeft hij in de herberg wellicht beter werk te doen. De pastoor doet wat hem gevraagd wordt en in het huis van de balliu krijgt hij van diens huishoudster pen en papier, schrijft de tekst van het testament over en laat hem op de tafel achter ... Later vernam de pastoor dat de voogden de echtheid van de handtekening onder het testament betwistten. Toen trok hij naar Oudenaarde op consult bij de heer Raepsaet door hem genoemd “een fraeyen ende treffelycken advocaet". In het gemeentearchief van Oeselgem steekt een dubbel blad in folio met een “casus positii” of uiteenzetting van de feiten van in den beginne, door de pastoor eigenhandig geschreven. Op het einde van dit document ten behoeve van de advokaat, vinden we de mening van deze, door hemzelf ondertekend. Hij stelt de pastoor gerust, het testament is conform met de costumen van de kasselrij Kortrijk, de handtekening van een doodziek man is vanzelfsprekend onduidelijk, maar daarom niet ongeldig. Meer nog : het bestaan van een testamentair legaat van 150 pond aan de dis is onrechtstreeks bewezen door de houding van de erfge naam van Joseph van Daele. Er is het feit dat alle andere bepalingen van het testament door de erfgenaam werden uitgevoerd en het is duidelijk dat deze na de dood van zijn broer, aan de pastoor nooit intrest uit de obligatie heeft gevraagd. In de staat van goederen van Caroline van der Meeren is er evenmin sprake van zodanige obligatie. Tenslotte kan de 7
pastoor, nog altijd volgens de advokaat, bewijzen dat hij het kapitaal van de obligatie en de nog verschuldigde intrest aan de dis betaald heeft. Derhalve heeft de pastoor het recht de omstreden obligatiebrief op te eisen. De advokaat besluit met de bedenking dat met zekerheid kan gesteld worden dat de eisers niet met gerust geweten hun eis kunnen handhaven. Dit advies draagt als datum 26 maart 1794, dus kort vóór de tweede veroordeling. Op hetzelfde blad volgt nog een nota van drie jaar later, waarin dezelfde advokaat bevestigt het testament gezien te hebben. Pastoor Buyse toont dit advies aan Karei Claeys, een van de eisers. Deze verklaart zich bereid voor wat hemzelf betreft de vervolging van de pastoor te staken en de eis in te trekken. Ook bij Pieter Frans Dejaeghere gaat de pastoor aankloppen. In een tweede geschreven relaas van Buyse lezen we hierover. "Den pastor staende op het wegelken naer het overset der Leye op Zulte ende Dejaegher achter synen koeistal oft daerby heeft mis schien wel eene alfuere oft noch langer daer over gesproken met dito P. F. Dejaegher”. Het resultaat van dat onderhoud was een belofte van Dejaeg here ermee op te houden. Deze belofte werd niet gehouden. Steunend op een uitlating van Caroline Cabooter kunnen we aannemen dat balliu ’t Feit zijn veto had gesteld. Volgens een notitie van Buyse stierf de balliu in de nazomer van hetzelfde jaar 1794. Nu volgde opnieuw een adempauze van nagenoeg drie jaar. Zoals we hoger aanstipten, bezetten de Frànsen in 1794 ons land en lijfden het 't jaar daarop bij Frankrijk in. Dat bracht o.a. mee dat de oude maatschappij werd afgeschaft en vervangen door nieuwe instellingen geïnspireerd door de geest van de Franse Revolutie. De pastoors kregen een “ci-devant” toegevoegd, tenzij ze zich akkoord verklaarden met de nieuwe orde. In dat geval konden ze hun functie blijven uitoefenen. Zoals de meeste priesters heeft ook pastoor Buyse geweigerd de eed van trouw aan de republiek en van haat aan het koningschap af te leggen. Hem werd het recht ontzegd nog verder als pastoor op te treden en de parochiekerk werd gesloten. Toch heeft Buyse clandestien de sacramenten toegediend, getuige de geheime lijst van doopsels op een los blad geschre ven en later in het doopregister ingelast. Buyse ging dopen tot in Wielsbeke toe. De rechterlijke macht in het “Departement van de Leie”, de latere pro vincie West-Vlaanderen, werd voortaan uitgeoefend in Kortrijk en in Brugge. De 11de Germinal van het jaar V van de republiek (31 maart 1797) kwam de zaak van P.F. De Jaeghere en consoorten tegen Petrus Buyse “ci-devant curé d’Ousselghem” voor het “Tribunal civil du départe ment de la Lys” in Brugge. Het hof was samengesteld uit de “citoyens”. De Grysperre, voorzitter, en vier adjunctrechters : Robyn, Busschop, Beke en Moentack. Aangezien dit proces uitging van de uitspraak ter vierschare van 16 juni 1791 vinden we dezelfde namen van eisers en verweerder. Alhoewel balliu ’t Feit op dat ogenblik al drie jaar dood was, kwam zijn naam nog voor onder de eisers. Een nieuwe naam duikt op : 8
Het nr. 356 uit het landhoek van 1770. â&#x20AC;&#x153;Joseph van daele, eene behuysde hofstede wesende eene herberge ende calckoven genoemt den dĂźrniet met d'helft van den thieltschen waeterganck ten westen ..."
9
deze van Joseph Bauters, echtgenoot van Marie-Françoise van Daele, de ondertussen meerderjarig geworden dochter van Jan van Daele. P.F. Dejaeghere woont niet meer in Oeselgem, hij is nu als landbouwer in Kruishoutem gevestigd. De eisende partij heeft als advokaat meester Versluyse, de verweerder wordt verdedigd door B.J. Holvoet. Het testa ment komt niet voor onder de bewijsstukken, Buyse kan het weer niet vinden. De zitting wordt geopend met een debat over de vraag of Buyse wel het recht heeft op een herziening van het proces van 1791, aangezien hij bij verstek werd veroordeeld door de vierschaar. De verdediging brengt naar voor dat het recht van het Ancien Régime in de mogelijkheid voorzag in beroep te gaan tegen een veroordeling bij verstek en het door verweer der betwiste vonnis nog in de oude rechtspraak geveld werd. Dat bijgevolg Petrus Buyse recht heeft op beroep. De rechtbank sluit zich bij deze zienswijze aan. De verdediging betoogt dat, ingevolge Joseph van Daele’s legaat van een obligatie van 150 pond aan de armendis, Buyse als houder van die obliga tie, deze aan de dis geschonken heeft. Dat Jan van Daele, de enige erfgenaam, daarmee akkoord ging. Dat Buyse de resterende intrest aan de dis betaald heeft. Op deze wijze heeft de pastoor zijn persoonlijke schuld aan het sterfhuis van Joseph van Daele vereffend en tegelijkertijd het sterfhuis ontslagen van zijn testamentaire verplichting tegenover de dis. Buyse stelt voor de dismeesters te laten getuigen. De eisers verzetten zich tegen dit voorstel en de rechtbank neemt hun verzet aan met als motivering : niet de dis moet bewijzen dat Buyse zijn schuld aan het sterfhuis van Joseph van Daele vereffend heeft, dat moet Buyse zelf doen. Of anders gezegd : uit Buyse’s betaling van 150 pond aan de dis volgt niet automatisch dat hij ontslagen is van zijn obligatie-plicht tegenover de erfgenamen. Het causaal verband tussen een en ander moet door Buyse bewezen worden. Dat de pastoor 150 pond aan de dis geschonken heeft, wordt door niemand betwist. De vraag is of hij dat deed in uitvoe ring van de wil van Joseph van Daele. In zitting van 8 mei werden de inventarissen van de beide sterfhuizen onder de loep genomen ep kwam advokaat Holvoet aan het woord. Eerst stelde hij nadrukkelijk dat de eisende partij niet meer mocht spreken in naam van alle erfgenamen. Karei Claeys had zijn eis ingetrokken op voorwaarde dat Buyse hem zijn onkosten zou vergoeden. Een niet bij naam genoemde “treffelycken en geleerden pastoor” had Buyse aangeraden deze schikking met Karei Claeys te aanvaarden als ten volle betamelijk. Ook Jan van Daele’s dochter Marie-Caroline, meerderjarig geworden, had vóór haar dood in aanwezigheid van de pastoor van Zulte schriftelijk afstand gedaan van alle eisen tegen Buyse. Petrus van Daele uit Gottem stopte er ook mee : zijn vrouw had eertijds de handtekening onder het testament als echt erkend. Vervolgens trachtte de advokaat te bewijzen dat Joseph van Daele de betwiste obligatie van 150 pond aan de dis legateerde. Hij argumenteert 10
ten eerste uit de afrekeningen van prijzer De Smet met de beide sterfhui zen en met pastoor Buyse. Ten tweede uit het getuigenis van dezelfde Desmet waarin deze bevestigt dat Joseph van Daele wel degelijk bij testament aan de dis een obligatie gaf die reeds vroeger door Buyse opgenomen was ; dat dezelfde Buyse deze obligatie moest overhandigen aan de dis ter ontlasting van het sterfhuis ; dat Buyse dat ook werkelijk deed, wat uit de rekening van de dis blijkt. De advokaat besluit dat de eis niet ontvankelijk is en dat het beslag op Buyse’s goederen moet geannuleerd worden ; dat de eisers de kosten van het proces moeten betalen. Over het getuigenis van De Smet was heel wat te doen. Het was het hoofdargument van de verdediging. Pieter Joseph Minne, vrederechter van Wakken, krijgt opdracht in zijn kantoor prijzer De Smet te ondervra gen in aanwezigheid van De Jaeghere en Bauters. De Smet doet daar het hele verhaal waarvan we de elementen reeds kennen : het testament, het legaat van 150 pond aan de dis, de afrekeningen, de overeenkomst waarbij Buyse de opdracht krijgt de obligatie uit te betalen aan de dis. Verder nog dat Jan van Daele zijn beleid goedkeurde en dat diens echtgenote daar nooit op terugkwam noch in haar staat van goederen noch wanneer ook. Tenslotte geeft De Smet toe dat hij vergeten is de obligatiebrief aan de pastoor terug te geven. Op de vragen van De Jaeghere en Bauters antwoordt De Smet dat hij van Jan van Daele geen schriftelijke volmacht ontving tot het ontvangen van een kapitaal van 150 pond voortvloeiend uit een obligatie door Buyse ondertekend, maar dat de erfgenaam hem heeft opgedragen het sterfhuis te vereffenen en dat deze zijn beleid heeft goedgekeurd. Dat hij nog meent te weten dat het testament niet voor notaris of wethouders werd opgemaakt, maar door Buyse geschreven en slechts door Joseph van Daele ondertekend was zonder dat iemand anders, ook hijzelf niet, aanwezig was. Ondervraagd over data en verdere bepa lingen in testament of obligatiebrief antwoordt hij zich niets meer te herinneren. Op 10 augustus krijgen we het pleidooi van advokaat Holvoet. Hij steunt zijn stelling dat Buyse zich van de obligatie bevrijd heeft, op de verklaring van prijzer De Smet en op de rekening van de dis. Hij legt er de nadruk op dat, volgens de afrekening tussen het sterfhuis van Joseph van Daele en de pastoor, deze laatste de overblijvende negen maanden intrest van de obligatie gerekend tot op de sterfdag, aan de erfgenaam betaald heeft, wat erop wijst dat de obligatie vanaf het moment van Joseph van Daele’s verscheiden niet meer aan de van Daeles toebehoorde. Ware dit niet zo geweest, dan was de obligatie in de afrekening opgenomen. Verder blijkt uit het rekeninguittreksel van de dis dat Buyse op 12 april 1783 de 150 pond, met de intrest vanaf de sterfdag van Joseph van Daele, aan de dis betaald heeft. Daarop replikeert advokaat Versluyse. Getuige De Smet is een eigenaardig man, zijn getuigenis heeft geen waarde. De afrekening tussen het sterfhuis van Joseph van Daele en Buyse bewijst dat deze een 11
obligatieschuld had tegenover de erfgenaam, niet dat hij die inloste. De argumenten van de verweerder steunen uiteindelijk op een zogezegd tes tament waarvan of het bestaan of de echtheid zo twijfelachtig is dat de dismeesters het veronderstelde legaat van 150 pond uit dat testament slechts aanvaard hebben op voorwaarde dat zij er later niet zouden bij betrokken worden. In zitting van 29 november formuleert de rechtbank de stand van zaken als volgt : Petrus Buyse tracht te bewijzen dat hij zich bevrijd heeft van de obligatie door het kapitaal ervan te betalen aan de dis, waardoor het sterfhuis van Joseph van Daele zou ontlast zijn van een verplichting voortspruitend uit een legaat van Joseph van Daele’s testa ment. Opdat deze betaling als dusdanig zou kunnen aanzien worden, moet eerst bewezen worden dat het sterfhuis van Joseph en Jan van Daele een obligatie van 150 pond schuldig was aan de armendis. In zitting van 12 januari 1798 wordt verder gedebatteerd. Eindelijk valt op 26 maart de uitspraak. Aan de rechtbank worden twee vragen gesteld. Ten eerste : is het bewezen dat Petrus Buyse zich bevrijd heeft van de obligatie en de intrest ? Ten tweede : hebben de eisers recht op wat hen in het vonnis van 16 januari 1791 werd toegewezen ? Het hof neemt in overweging dat er een obligatiebrief bestaat van 150 ponden groten wis selgeld en dat deze met de intrest ten laste is van Petrus Buyse ; dat de eisers de erfgenamen zijn van Joseph van Daele ; dat Petrus Buyse niets betaald heeft aan Joseph van Daele, noch aan zijn erfgenamen ; dat er geen bewijs bestaat van een legaat ; dat de betaling aan de dis niets te maken heeft met een ontlasting van Joseph van Daele’s erven ; dat Petrus Buyse alleen kan bewijzen dat hij 150 pond aan de dis heeft overgemaakt, maar dat hij door die betaling niet ontslagen is van zijn verplichting voortvloeiend uit de opgenomen obligatie én wat betreft het kapitaal én wat betreft de intrest. Derhalve veroordeelt de commissaris van de uitvoe rende macht de verweerder tot het betalen aan de eisers van het volgende: de intrest van 7 juli 1778 tot 12 oktober 1790 aan 6 pond groten wisselgeld per jaar, het kapitaal van 150 pond groten wisselgeld van de obligatie, de vergoeding voor alle nadelen en kosten door de eisers geleden. De proceskosten en de registratierechten vallen eveneens ten laste van de veroordeelde. Derhalve wordt het beslag op de goederen van de veroor deelde, zoals beslist in 1791, door de rechtbank van Brugge goedgekeurd. Deze beslissing draagt de handtekening van de voorzitter van de rechtbank en dat van de griffier. Verder worden alle deurwaarders en officieren van de publieke macht opgeroepen hun medewerking te verlenen aan de uitvoering van het vonnis. De registratie gebeurt op 7 juni 1798. Op 18 augustus betekent deurwaarder Demol uit Kortrijk het vonnis aan pastoor Buyse. Zes dagen later laat deurwaarder Judocus Cnockaert, verbonden aan het vredegerecht van Wakken, aan Lieven Braekman weten dat Petrus Buyse in Brussel beroep aantekent tegen het vonnis. Drie weken na het vonnis in Brugge heeft hij het origineel testament teruggevonden. Wan neer de geldigheid van deze acte van beroep door de tegenpartij in twijfel 12
â&#x20AC;&#x153;Den pastor staende op het wegelken naer de overset der Leye op Zulte ..." Hoeve van Pieter Dejaeghere in de Neerhoek, naar een schets in het landboek van 1770.
13
getrokken wordt, antwoordt de nieuwe raadsman van de pastoor, advokaat J.B. Demulié, dat deze acte wel regelmatig is, want tijdig en gegrond, aangezien in het teruggevonden testament een schenking van 150 pond vermeld is. Overigens schijnt Demulié niet veel goeds van een acte van beroep te verwachten. Wellicht is het een middel om tijd te winnen in de hoop dat intussen de tegenstanders tot betere gevoelens komen. De behandeling van de zaak in beroep zal nooit plaats vinden. Buyse zal er nog een paar keer op terugkomen, en het blijven zien als een mogelijke uitweg. Hoe dan ook, er werd tijd gewonnen en heel veel zelfs. Er moet zowat dertien jaar overheen zijn gegaan vooraleer de erfgenamen opnieuw aandringen. Intussen was er in de verhouding tussen Kerk en Staat heel wat beterschap ingetreden. De Kerk kwam uit de clandestiniteit en Petrus Buyse had zijn taak als pastoor weer opgenomen. Dat was te danken aan het Concordaat in 1801 door paus Pius VII met Napoleon gesloten. In een brief van 17 december 1810 geeft advokaat Demulié aan de pastoor de raad aan te sturen op een vergelijk met de tegenpartij. Een jaar later doet Buyse een dringend beroep op zijn advokaat en zendt hem alle beschikbare documenten. Demulié antwoordt dat het nutteloos is dit alles opnieuw te lezen, niet in de eerste plaats omdat zijn ogen het niet meer zo goed doen, maar vooral omdat hij de toedracht van de zaak kent en hij alleen zijn raad van vorig jaar kan herhalen, namelijk met alle eisers tot een akkoord te komen over het betalen van de heft van het gevraagde bedrag, wat volgens hem toch nog veel is, aangezien hun eis totaal onrechtvaardig is. De pastoor kan, zo meent de advokaat, met een aantal onder hen overeenkomen tot het betalen van een klein bedrag. Is geen vergelijk mogelijk, dan doet de pastoor er goed aan zijn voorzorgen te nemen ... Het op een akkoordje gooien met zijn tegenstanders, dat was evenwel niets voor pastoor Buyse. Als hij dan toch weer kontakt zoekt met hen is het op de eerste plaats om hen te overtuigen van zijn goed recht. Hij haalt er opnieuw alle stukken bij : het testament, de verklaring van prijzer De Smet, de adviezen van pastoors en juristen. Advokaat Demulié meent dat het geen zin heeft voortdurend met die stukken over en weer te lopen. Hij is ervan overtuigd dat het testament geldig is, maar dat zal door de tegenpartij toch niet erkend worden. En het moet gezegd : de handteke ning van Joseph van Daele is zeer onduidelijk, ze heeft meer weg van een stel “haenepoten” ! Het enige wat er te doen blijft, is zo vlug mogelijk tot een vergelijk te komen. Wat betreft de 150 pond die door de dis werden ontvangen, meent de advokaat dat, aangezien het legaat door de rechtbank als niet bestaande wordt aanzien, het ook maar normaal ware dat de dis dit kapitaal aan de pastoor zou terugbetalen. Dat zullen de dismeesters niet doen ! Ze willen met de zaak niets te maken hebben en laten de pastoor aan zijn lot over. Wat te denken over dat beroep ? Wat moet je verwachten van een nieuw proces met mensen die zich niet bekommeren om rechtvaardigheid ? Tot daar de mening van de advokaat. 14
Op het internationaal forum staan we voor een grote verschuiving. In de winter van 1812 moet Napoleon Moskou ontruimen. Voor het Franse keizerrijk betekent dit het begin van het einde. Op 30 mei 1814 wordt ons land door het eerste Verdrag van Parijs van Frankrijk losgemaakt en met Nederland verenigd onder koning Willem I. Na het overlijden van advokaat Demulié zoekt pastoor Buyse steun bij jurist Hellebaut uit Gent, gevestigd in Onderbergen bij de Sint-Michielsbrug. In dezelfde maand juni 1815 waarin de uit Elba ontsnapte Napoleon te Waterloo een laatste maal zijn kans waagt en verliest, begint pastoor Buyse de pijnlijkste periode uit zijn leven met een brief aan zijn laatste raadsman. Op 7 november stelt hij een tweede “casus positii” op, een uitgebreid overzicht van alles wat is voorgevallen tussen 1775 en 1812. Uit een brief van Hellebaut aan Buyse een week later blijkt dat deze laatste, tegen alle logica in, nog altijd zijn hoop blijft stellen op een nieuw proces. Hij blijft zich hardnekkig vastklampen aan de gedachte dat een proces in beroep hem recht zal verschaffen. Het is van belang^- in die termen schrijft hij op 15 november aan zijn advokaat - dat de rechter de geldigheid van de handtekening onder het testament aanvaardt. Of zou de dis niet kunnen verplicht worden de 150 pond terug te geven? En indien ik dit eis, kunnen ze mij dan niet vervolgen ? De pastoor besluit zijn brief : “Ik ben zo getroubleerd en benauwd dat ik bijna niet weet hoe het uiteen te zetten hoe het in waarheid gebeurd is”. De tachtigjarige man vecht met de moed der wanhoop voor zijn goed recht, dat hij juridisch niet kan bewijzen. Op 17 april 1816 wordt het vonnis van 26 maart 1797 in Kortrijk, in naam van koning Willem I, door de burgerlijke rechtbank van eerste aanleg uitvoerbaar gesteld. Als gevolg daarvan krijgt pastoor Buyse op 15 mei deurwaarder Dhaye aan huis. Deze vordert van hem de volgende bedra gen: de intrest van 7 juli 1778 tot 12 oktober 1790 zijnde 800,90 fr. of 441 fl. 10 sols, de intrest op voorgaande intrest van 16 juni 1791 tot de dag van betaling, het kapitaal van 150 pond groten wisselgeld of 1904,60 fr. met de intrest van 16 juni 1791 tot de dag van betaling, de kosten van proces en registratie : 142,70 fr. of 144 Doornikse ponden 10 sols, 18 fr. betekeningskosten, 30,50 fr. kosten van huidig exploot en de eventuele andere kosten van de uitvoering van het vonnis. Buyse antwoordt onwrik baar dat hij de obligatie en de intrest aan de dis betaald heeft. De deurwaarder aanziet dit antwoord als een weigering en verklaart dat, bij niet-betaling, er van rechtswege beslag zal gelegd worden op zijn goede ren. Hij laat een afschrift van zijn exploot bij burgemeester Pieter Bernard Vermeersch en laat hem ’t originele exemplaar ondertekenen. Nog dezelfde dag schrijft Buyse een brief aan zijn advokaat. Hij vertelt daarin over de komst van de deurwaarder en bevestigt voor de zoveelste maal dat hij de 150 pond aan de dis betaald heeft, vraagt dringend raad en laat zijn brief naar Gent brengen door voerman D’huyvetter uit Wak ken. De radeloze en diepgegriefde pastoor zal zijn advokaat nog vier 15
brieven schrijven. Deze brieven, of tenminste het klad ervan, steken in het gemeentearchief. Geschreven met bevende hand en moeilijk leesbaar, in hortende en stotende zinnen, vol voorstellen en beschouwingen over vermeende uitwegen en klachten over de dismeesters die niet over de brug willen komen. En dat zijn tegenstanders beweren dat het beroep te laat werd ingediend ... En daar tussenin klagende uitroepen zoals “Hen! heu! adjuva me in tantis angustiis, tribulationis" en smekingen : “Consultissime Domine, obsecro, obsecro opdat ick seffens van sulcke voor eenen ouden 80 jaeren paster maer al sulcke tribulaties, mag verlost worden ...". De brief van 19 mei begint met “Consultissime Domine, lek non parum turbatus et anxiatus over dese fataele saecke ende niet anders wenschende als met de minste onkosten op d’eene oft d’andere rechtveerdige manière my aen dito soo fataele saecke te ontmaecken ..." De deurwaarder bezocht Buyse nog eens op 22 mei en gaf hem als raad het met de tegenpartij eens te worden over een bepaald bedrag. Als dit niet gebeurde, zouden zijn aangeslagen goederen openbaar verkocht wor den op dinsdag 4 juni in Wakken. De volgende dagen kwam "de garde” de wacht optrekken bij de meubels in de pastorie. In de laatste brief uit het dossier, geschreven aan Hellebaut op 27 mei 1816, verzet de pastoor zich tegen deze bewaking en doet beroep op de rechtbank van Kortrijk. In een P.S. staat : “Nu heden den 27 Meye quaert naer den 8 neren by den avont, den garde van den deurwaerder toch geweest, sittend al in myn huys sonder iets te mentioneren ..." Tot op het laatste moment heeft Buyse geloofd dat hem recht zou geschie den. In dezelfde brief smeekt hij de advokaat hem te “versekeren dat Dyssendagh en 8 daegen ’t mynder schande ende als ... eenen ... coppigen onrechtveerdigen etc. paster myne opgenomen meubelen etc. niet en sullen noch mogen noch konnen naer Wacken gevoert worden om aldaer publickelyck verkocht te worden etc. etc ... heer, heer adjuva me et eripe me a tantis malis”. Met deze woorden eindigt het dossier van pastoor Petrus Buyse’s proces. De man stierf ongeveer een jaar later, op 25 juni 1817. Hij die het zo erg te verduren kreeg omwille van een schenking aan de armendis, legeerde aan dezelfde dis bij testament een groot deel van zijn vermogen (7). Welk besluit kunnen we trekken uit deze geschiedenis, die aanvangt in 1778 en eindigt in 1816 en waarvan de laatste 26 jaar overheerst worden door een juridische strijd tot de uitputting toe ? Pastoor Buyse schrijft ergens dat, indien de handtekening onder het tes tament niet echt is, hij "moet eenen grooten deugniet, ende onrechtveerdi gen syn, jae eenen falsaris, sigh bedienende ende producerende valsche acten ende valsche handteecken”. Wij menen uit het geheel van de feiten te mogen aannemen dat de pastoor geen “falsaris” was, wel tamelijk onvoorzichtig en vooral naïef-goedgelovig. Het kwam wel meer voor dat een testament onder vier ogen opgemaakt werd, met alle mogelijkheid 16
van betwisting. Het kan best dat de pastoor op het laatste ogenblik bij de stervenszieke Joseph van Daele op een legaat heeft aangedrongen. De vraag kan gesteld worden of er vroeger door de legataris een belofte van legaat gedaan was, of Buyse wellicht de obligatie opgenomen had in het vooruitzicht van een legaat aan de armendis. Zeker is dat broer Jan en diens echtgenote de schenking nooit betwist hebben en dat de pastoor een even groot kaptiaal met de intrest aan diezelfde dis overgemaakt heeft. Pas na de dood van Caroline van der Meeren hebben de erfgenamen het bezit van de niet ingetrokken obligatiebrief uitgebuit en dat zonder de minste consideratie. De afzijdige houding van de dismeesters kan verklaard worden door hun uitgesproken vrees een legaat te aanvaarden uit een testament dat niet officieel geregistreerd was. Het was ook onge bruikelijk dat de dis een aanvaarde en geboekte schenking zou teruggeven. Naar het voorbeeld van de Oeselgemse vierschaar, heeft de rechtbank van Brugge zich uitsluitend gesteund op een bestaand en onweerlegbaar document, de niet vereffende obligatiebrief, en alle andere getuigenissen als niet afdoende verworpen. Pastoor Buyse van zijn kant heeft nooit schuld bekend. Zijn collega's, de pastoors uit het ommeland, geloofden in zijn eerlijkheid. Als bemiddeld man had hij gemakkelijk kunnen beta len. Hij kon het evenwel over zijn hart niet krijgen dit, onder druk, een tweede maal te doen.
Jozef BOSSU
VOETNOTEN 1. A.Cagneaux. Beschrijving van Ouckene, Rumbeke, 1901, pp. 53-54. 2. Archief Raad van Vlaanderen, zaakregister Buntinx, nr. 21.706. 3. Gemeentearchief Oeselgem, Rekening van ontvangsten en uitgaven van de gemeente over de jaren 1797 en 1798, uitgaven, 5de hoofdstuk. 4. Gemeentearchief Oeselgem. Bundel pastoor Buyse : vereffening sterfhuis Joseph van Daele, afschrift van zijn testament, verweerschriften van pastoor Buyse, brieven van en aan advocaten, afschriften van gerechtelijke stukken. 5. Ongeveer 120.000 fr. 6. Land-Boeck der Prochie van Oesselghem (1170). Rijksarchief Kortrijk, aanwin sten VI nr. 1935. Het groot plan uit dit landboek is geklasseerd onder “Kaarten en Plans”, kast 69. 7. Gemeentearchief Oeselgem, bundel legaat van pastoor Buyse aan dis.
17
DE CONFRERIE VAN DE H.BARBARA IN WAK KEN (1720-1888) In 1987 vonden enkele leden van de heemkundige kring “Het Bourgon disch Erfgoed”, bij particulieren - die onbekend wensen te blijven - bij toeval enkele oude verslagboeken. Deze mochten gecopieerd worden. Het meest lijvige boek was dit van de Confrérie van de H.Barbara. Het •was wellicht ook het interessantste : niet alleen leren wij er het reilen en zeilen van de broederschap zelf, maar vooral zijn de raakvlakken met de geschiedenis van Wakken zelf vrij talrijk. Er komen veel namen in voor, zowel van illustere Wakkenaren als van “illustere onbekenden”. Met de schrijfwijze van de namen nam men het niet zo nauw. Wij hebben de namen overgenomen zoals ze in het boek voorkwamen. ER WAS EENS ...
Er was eens een eenvoudige dorpspastoor in de parochie van Wakken : zijn naam was JUDOCUS VERBEKE (1). Dertig jaar lang stond hij als zieleherder in het Graafschap Wakken. Hij was nauwelijks één jaar in zijn parochie of hij richtte er eene vergaederinghe op met het doel het alderh. sacrament te vergeselschappen ingevolge d’ordonatie, vernieuwt bij sijne hoogweerdigheyt Albertys de Hornes, bischop van Gendt, den 23 juny 1683. Pastoor Judocus Verbeke had het goedt ende geraedigh gevonden hunne eerste vergaderinge te stellen op den 4 xbre 1720, wesende den dagh vande heylighe maghet ende martelaresse BARBARA. 1720 is de stichtingsdatum van de Confrérie van de H.Barbara. Geschrif ten van de hand van Judocus Verbeke werden er tot nog toe niet gevon den, wel van de hand van zijn opvolgers en op de eerste plaats van zijn eerste opvolger, pastoor CORNELUS VLAMINCK (2). Vlaminck houdt vanaf 1752 nauwkeurig een verslagboek van de confrérie bij. Als rechtgeaard pastoor vermeldt hij een lied dat David sonck en waarin hij een oorzakelijk verband met de confrérie terugvindt.
I
IIL / l i e t
icA ócif ti: fcfipc/i in ficofè; fx,Ttc, jonen t a v/d- rn>:/:xVMd 'aai ic/ij /nac/\
fia c d t
c/itc in cmc verga 18
Hij vergelijkt de ark des verbonds met het allerheiligste sacrament, en vindt daarin opnieuw een bestaansreden voor de confrérie want Hij heeft alle de uytverkoren van Israël, dertigh duysent mannen vergadert om dese (de arcke) te vergeselschappen. David als voorbeeld, het heilig sacrament als onderwerp, vergeselschappen als doel en de feestdag van de H.Barbara als stichtingsdag : ziedaar de leidraad van de nieuwe broederschap. Pastoor Verbeke steunt op de teksten van het oude testament en interpre teert uytverkorenen van Israël blijkbaar letterlijk als notabelen van het Graafschap Wakken. Het valt inderdaad op dat in de broederschap een hiërarchie onderhouden wordt die wel degelijk rekening houdt met “rang en stand”. Steevast zullen “4 notabelen” samen met de pastoor de broederschap leiden. Daarnaast komen de confreers en, verder dalend in belangrijkheid, nog de knecht of cnaepe. Op 4 december 1751 publiceren pastoor Vlaminck en de vier genoemde notabelen de nieuwe regels. - Wanneer een zieke moet berecht worden, zullen de broeders van het genootschap met toortsen en licht het allerheiligste sacrament heen en terug begeleiden, twee per twee. Wie bij het luiden van de klokken niet opdaagt, wordt bestraft met een boete van twee stuyvers. Zij mogen ook niemand in hun plaats afvaardigen ten waere dat sy waeren liggende onder de rechten van O.M. de H. Kercke, of in continuele impotentie (3). - Hetzelfde moet gebeuren tijdens de ommegang, waarvan het trajekt als volgt omschreven wordt : Oock sullen de confreers verobligeert wesen te convoijeren het hooghweerdigh met hun licht, tot den ommeloop van diere, jmmers als tot ’t goedt te mierepade, staende in de dreve loopende naer Ste Catharine Capelle, ende tot den vogelsanck, staende in dreve loopende naer marckeghem ende tot de hofstede van Huijbrecht Wallaert, staende in de dreve loopende naar Wacken Meiden, ende vorders tot de Mandelbrügghe, jmmers alle de huijsen die naeder de kercke gelegen sijn, in dûs. - De jongste vier confreers zullen de lantaarnen moeten dragen en de daaropvolgende vier in ouderdom, het baldakijn. - Bij het overlijden van een confreer zal men op dezelfde wijze het stof felijk overschot begeleiden naar de kerk en naar het kerkhof. De cnaepe zal de standaard dragen. Wie afwezig is, betaalt drie stuivers. De Con frérie doet dit alles gratis voor haar overleden medelid. - Op de vierde december, feestdag van de patroonheilige Ste Barbara, gebeurt een rondgang met het H. Sacrament van het hoofdaltaar naar het altaar van Ste Catharina. Ook dan zullen de confreers, lantaarndra gers en baldakijndragers aanwezig zijn. Straf voor de afwezigen : 3 stuivers. - Eveneens drie stuivers boete voor de afwezigen op de requiem-mis voor de overleden confreers op de 5de december, daags na het feest van Ste 19
Barbara. - Op de feestdag van de patroonheilige, zal in een herberg, aangewezen door de notabelen, een vergadering plaatsvinden. De cnaepe zal de leden verwittigen. Tijdens deze vergadering zullen de boeten geïnd worden. Wie niet aanwezig is, moet een alf gelaeghe betalen. - Ook moeten zij aanwezig zijn op een vergadering, in een herberg, op de zondag in het octaaf van het H.Sacrament. De cnaepe zal hen daags voordien verwittigen. Wie niet aanwezig is, betaalt nogmaals een alf gelaeghe. - Ook zijn E.H. C.Vlaminck, pastoor, en L. Van de Velde (4), onderpas toor, en koster J.B. Courtens verplicht gratis een plechtige H.Mis te zingen op 4 en 5 oktober voor de overleden confreers. De leden onderschreven niet alleen deze statuten, maar verplichtten er zich ook toe drije schellyngen en vier grooten te betalen voor wat te kort was in de confrérie, te beginnen met het bekostigen van het baldakijn. Ook eenen schellynck ende twee grooten otnme daer mede te betaelen de olie die sal gebrandt worden in de lampe. Dit was de overeenkomst die men overnam uit de vergadering van 4 december 1723. De statuten waren dus bekend, de inschrijving kon gebeuren. Aan de hand van speciale aantekeningen in de rand kunnen we uitmaken dat meerdere leden reeds vroeger lid waren. De lijst vermeldt o.a. : C.Vlaminck - pastoor L.Vandenvelde - onderpast. A.De Rym - baljuw
lid sedert 1750 1747 1733
C.Dierkens - griffier A. Storme P.Lagaisse
1744 1752 1725
J.B.Vanlerberghe C.Biebuyck P.Desmet A.Lagaisse A. Verlinde P.J. de Borchgrave
1751 1751 1754 1754 1754 1756
Andere leesbare handtekeningen : J.B. Courtens L.Galle A.Ottevaere J. Verhaest J.Guillemijn Vanhoutte C.de Borchgrave
1730 1731 1732 1746 1750 1749 1751
Bij de inschrijvingen tot 1757 noteren wij 43 namen. Wie niet kon naamtekenen, zette een kruisje, waarbij een andere confreer vermeldde : dit is + ’t mercq van ..... mij present, plus handtekening. Bij enkele van deze 43 namen vinden wij aantekeningen terug van verkie zing tot notabele op latere datum : J. Desmet (1758) gekozen notabele 1775. Francys F..mytern (?) (1752) gekozen notabele 1775. In 1760 werden vier nieuwe notabelen gekozen : Alexander De Rijm, Amandus Storme, burgemeester, Jan Baptiste Courtens, Joannes Enghelbeens. 20
In 1763 vinden wij nog volgende namen als confreer : Arnoldus Biebuyck, Judocus Van Win ... (?), J.B. Minne, Charles Laureyns Dossche, fs David, Pieter Joseph Coemans, Augustinus De Witte, Pieter Vande Kerckhove, Amandus Van Schoebeke. In deze periode kopen bepaalde personen zich vrij van hun verplichtingen. Joseph Andries Pauwels geeft in 1764 het voorbeeld. Mits betalen van enkele guldens moet hij niet aantreden met zijn flambeeuw waermede hij sal ontslaghen sijn tot betalen enighe costen over het non present wesen inde berechtinghen. Dergelijk handeltje wordt in 1770 ook gevoerd door Anthone Frans De Smet. Op 4 december 1775 wordt bij gemene resolutie vast gestelt te kiezen vier notabele tot regie van deze confrérie : Francies Nuytens, Pieter Franciscus De Rijm, Pieter Joseph De Smet en Joseph De Smet fs Jan. Dat jaar komt er een nieuwe vice-pastoor te Wakken : Franciscus Livinus Dregghe (5). Ook hij tekent het ledenboek. Andere leden : 1777 : Carlos De Backer fs Pieter en Charles Philippe Storme fs Amand ; 1778 : Pieter De Gheyter fs Pieter, Joannes De Borchgraeve fs Cornelis en Ignatius Goemaere fs Joseph; 1780 : Albertus Bernardus Storme fs Amand en Francis cus van Poucke fs Pieter (beide jongmans) 1781 : Pieter Joseph Sengier fs Anthone en Pieter Joan nes van Overbeke fs Martinus 1782 : Livinus Bruggeman, chirurgijn, Joannes Amandus van Schoebeke en Jacobus de Volder, alle dry jonghmans, Norbertus Van den Poel fs Henricus, jonkman en Carolus Ludovicus Vanderhaeghen, kerkbaljuw.
DE GROTE LEEMTE Tussen 5 december 1782 en 5 december 1791 komen in het boek geen vermeldingen meer voor. De turbulente tijd onder Jozef II, de Brabantse Omwenteling en de Franse Revolutie hadden tot in het Mandeldorp Wak ken en tot in de confrérie hun gevolgen.
DE NIEUWE START
Op 5 december 1791 neemt pastoor Franciscus Vereecken (6) de draad weer op. Mits door de voorgaende troubelen dees confrérie was onderbleven ende nu tot volkomen ruste gekomen synde. Samen met zijn onderpastoor 21
(die eveneens Vereecken heette, maar dan Jacobus) en Joannes Baptiste Bevernage, moderne coster, gaat pastoor Vereecken tot een reorganisatie over. Het werd een heropstarten van wat vroeger was. De oude voorschriften werden overgenomen op twee wijzigingen na. Personen die buiten het dorp woonden, mochten eveneens toetreden. Wie als confreer absent ofte belet synde mocht senden eenen anderen bequamen persoon. In het verslag van de heroprichting lezen wij : syn vergaedert en bijeenge komen diversche insetenen deser prochie, dewelcke overlegende dat men noyt geene genoegsaeme Eere en kan bewijzen aen het Alderheyligste, ook verhopende dater nog veele andere van hunder mede insetene hun exempel en ijver sullen volgen .... Zij nemen de oude statuten over verbonden ende geaccepteert alle de regelen ende statuten hier voorenstaende en verbinden er zich toe : - pointelijke ende exactelijk te volcomen op de boeten - jaerlijks te betalen tot zeven stuyvers ter hulpewaerdt van de olie dewelcke gedurende het jaar in de kercke zal gebrandt worden voor het hoogweirdighe. Men start met een onbeschreven lei : mits dese confrérie geene schulden en heeft zijn de confreers geëxcuseert te betaelen de dry schelingen en vier grooten volgens voorgaende resolutie. En als nieuwigheid mogen ook de dorpsvreemden aantreden : devotie en ijver woonen buyten het dorp ende alsoo niet wel en connen hooren het signael van het cleppen der Clokke tot eene berechtinghe .... niet en zullen onderworpen sijn aen de boeten. Leesbare handtekeningen op het verslag zijn afkomstig van : Vereecken (pastoor), J.J. Vereecken (onderpastoor), JBA Bevernage, P.F. De Rym, Amerlinck, Dewitte, P.J. De Borchgrave, P.J. Minne, J.B. De Smet, A.B. Storme, Van Schoebeke, Philippus De Neckere, Jacobus De Volder, Ignatius Goemaere, Jacobus J. De Cock, J.C. De Borchgrave, J.B. Minne (7), P.J. Sengier, Joseph D’Hulst, C.J. Vanderhaeghen, J.B. De Rym. De notabelen van dit jaar zijn : baljuw De Rym, borghmeester Amerlinck, schepen Dewitte, ontvanger Minne. Cnaepe : Carl Louis Vanderhaeghen Andere ondertekenaars : JB Waelens, Arnoldus Biebuyck, De Lafonteyne, Verschaetse, PF Wallaert, Judocus Mestdagh, Vermeeren, Roelandts. In 1794 wordt ontvanger Minne bij de notabelen vervangen door Roe landts. Merkwaardig genoeg zijn er geen aantekeningen meer over de periode 1794-1802. Op 22 december 1803 namen pastoor E.J. Vijvens en onderpastoor J.Si tuons de draad weer op. Op aenwakkeringe van beiden werd op nieuw bij een vergadert en het guide van de H. Barbara erstelt op de regels en statuten voorbeschreven. De lijst van de ondertekenaars ziet er als volgt uit : 22
■n :'!/■
„ 7 ' j^k < A ^ ','i/
a
KJ
2 >, l'J
K
tà ffp fy tf
m -/Y ,;,,,* ‘ "
^
. 0 — (■■
j
7-’ ryA? y.,* \ - ’;• f /■>--\ CA? ' . r.,,;) /
/ r Æ /S /♦#> - / ^ ■ ; V A
A y -A
,/( ^ . f r
/ 7 , l.'i* s y <. 7 ///* /'Z/.V/'/;V
e l//* /,':* 7, ,y .
y; t -r •''
■
<_7
i
VotOKC/.ifrPecfr /y- / / y
Z
m
/
/Z/C//.'/
/- / y ' ■fax*
/a : '
>
,,
i ,
P ■// ■ S <'(<'» /v5 .
'/'■•/ t'» C '
<
Z^- /
(<
%{y'/^r iL}< y?y/yf, 'A
-•---
uA
Z " >c ^ r<T
:x
t y
<■+/c<», /5t? --------------------
■■I!
4 y . A<y‘J (? ,•./ fy * /ÿ r .‘ c X ' d eA & J,'* p il .
.\
De vier notabelen zijn : Pieter Franciscus De Rym, P.J. De Borchgrave, P. Amerlinck d’ouden, Pieter Joseph Minne (griffier). Bekende namen schrijven naderhand in : Ambrosius De Ven, P.Lintelo, Eduardus Van Huile, P.S. Somilium (?), Francis Lambrecht, J. Vandevelde, Albert De Rym. Op 26 december 1803 werd bij gemeene resolutie ende consent van notable en de generale confraters besloten tof meerdere decoratie ende embelissement, ende vastgestelt dat er in de kercke ofte parochie van Wacken voor het gebruyck van deze confrérie zal worden gemaekt in hart hout en in den koir van onze Lieve Vrouwe autaer eenen bank ofte zitting, van achter en vooren in boiserie. De nieuw opgerichte Guide blijkt normaal te functioneren. Er wordt ieder jaar samengekomen in een herberg. De naam van de herberg wordt nagenoeg nooit vermeld, wel de naam van de uitbater. Voor een overzicht verwijzen we de lezer naar Bijlage IE 23
In 1804 werden de notabelen opnieuw verkozen : Jan Baptiste De Rym verving P.Fr. De Rym en Albert Bernard Storme verving P.J. De Borchgrave. Tot 1812 bleven dezelfde notabelen aan. In 1806 werd nog beslist dat zij die een beroep deden op de Guide bij een begrafenis zullen moeten betaelen tot zes guldens contant geldt ten profytte der generaliteyt, boven eenen gulden aen de vier dragers en thien stuyvers aen den guide cnaepe. Degene die accord nemen als lid van de confrérie zullen betalen : vier schellingen, de binnendorpers en dry schel lingen deze van buiten het dorp. In 1812 werd Wakken omschreven als commune van Wacken, achtste district der provincie van West-Vlaenderen. Voor het jaar 1812 werd enkel aangeduid wie tot notabele werd verkozen : F.J. Amerlinck, P.J. Minne, A.B. Storme, J.B. De Rym. Tot 1818 was er weer een doodse stilte : verslag noch enige aantekening. Maar in dat jaar werd de confrérie weer opgestart onder de benaming loffelijke gilde der berechtinge. Bij de heroprichting waren blijkbaar aanwezig onder meer : Odo Coucke, Carolus Matthys, Jn Bte Storme, P.F. Tack, A.B. Goosens, P.J. d’Hene (?), A. De Borchgrave, Sarei De Wever, De La Fonteyne, Aug. Eug. Van den Poel, E. De Neckere, Amerlinck, J.M. Vanderhaeghen, C. Wallaert, Francis De ..., L. Biebuyck, J.B. Van Keirsbilck, J. Bte De Maeght, Jn. Van Dens..., Benedictus De Smet, Chs. Van Damme, B. Biebuyck, Roelandts, C. Deunynck, B. De Borchgrave, L......, B. De Stoop, Eug. Van Den Poel, Leo Biebuyck, J.B. Lambrecht. De aanstelling van de notabelen gebeurde bij Josephus Cauwe. Het waren: J.B. De Rym, F. Van Huile, P.J. Minne (juge), P.J. De Borchgrave. Ontvanger werd Petrus Venne en Casimir Deunynck speelde voor griffier. Op 4 december 1819 werden Sebastiaen Vanderhaeghen en Bernardus Yserbyt tot notabelen verkozen in opvolging van P.J. Minne en P.J. De Borchgrave. Tijdens deze vergadering werd eveneens bepaald dat de confreers welke door hunne bezigheden dikwijls de diensten niet konnen bijwoonen 11 stuivers moeten betalen, en wel verplicht zijn hun te presenteren in de generale berechtinghe als ook op witten donderdag en goeden vrijdag. HET HONDERDJARIG BESTAAN Op de honderdste verjaardag van de stichting in 1820 kwam men samen bij Ambrosius De Ven. Men besloot een nieuw baldakijn te kopen. In 1821 vergaderde men bij Norbert Minne en besloot men de aanwezige fondsen te besteden aan de aankoop van een nieuwen rooden dobbel damasten standaert. De stof werd gekocht door de pastoor en Casimir Deunynck, de griffier van de confrérie, zou de standaard maken. In 1822 trad koster Bernardus Waelens tot de confrérie toe. 24
NIEUWE STANDREGELEN
Hoewel de vorige pas uit 1818 dateerden, vernieuwde men de statuten op het St.-Barbarafeest van 1824. De hier voorenstaende oude regelen om hunne veelvoudigheyd kragteloos te maeken en de volgende regelen te onderhouden met verbintenisse aen alle de boeten en penen zoo als hier volgt : - Het h.sacrament te vergezellen voor een berechting blijft de hoofdver plichting, net zoals in de standregels van 1751. Wie niet opdaagt, krijgt een boete van 3 stuivers (2 in 1751). - Dit moet nu ook gebeuren op de vier hoogtijden van het jaar, wanneer de pastoor beslist de zieken en impotente te bedienen. Boete : 3 stuivers. - Het dragen van de lantaarnen en van het baldakijn zal gebeuren door de confreers die zich vrijwillig hiervoor aanbieden. Indien geen kandida ten, dan de jongste aanwezigen. - Bij de begrafenis van een lid zal men eveneens aantreden met de toorts, de kerkdienst bijwonen en mee opstappen naar de begraafplaats. Boete: 3 stuivers. Idem voor de missen gelezen op aanvraag van de confrérie voor de overleden confraters. - Aanwezigheid in de dienst op de dag van de H.Barbara is vereist. Boete: 3 stuivers. - Op de feestdag van de H.Barbara wordt in een te bepalen herberg de algemene vergadering gehouden. Bij deze gelegenheid dienen de boeten betaald te worden aan de ontvanger. Laatstgenoemde zal een financieel overzicht van het voorbije jaar maken. Nieuw is wel dat de notabelen nu pas om de twee jaar zullen verkozen worden. Boete bij niet opdagen : alf gelaege. - Aanwezigheid in de requiem-mis op 5 december voor de overleden confraters vereist. Boete : 3 stuivers. - De aanwezigheid op een vergadering, in een herberg, op de zondag in het octaaf van het H.Sacrament, blijft verplicht. De afwezigen betalen een alf gelaege. Maar in dergelijke vergadering zal niet meer dan 5 stuivers per hoofd worden verteerd. Het gelag moet betaald worden aan de ontvanger op treffelijke uere. - Nieuw is wel het artikel 10, dat we integraal geven : Daer zal op geene hoegenaemde vergadering mogen getwist, noch gevloekt worden, nochte den eenen den anderen door eenige scheldwoor den bejegenen, ofte in eenige manieren ontrusten op boete van twee stuyvers. - Wie geen confrater is en beroep doet op de confrérie om het stoffelijk overschot naar de begraafplaats te begeleiden, betaalt hiervoor 5 gul dens, en tien stuivers voor de knecht. - Wie niet kan voldoen aan al deze verplichtingen kan zich vrijkopen mits het betalen van 16,5 stuivers. - De knecht krijgt een jaarwedde van zes guldens (in 1831 verlaagd tot vier guldens). Daarvoor moet hij de leden verwittigen om aanwezig te 25
zijn in de dienst van Witte Donderdag en Goede Vrijdag en moet hij de standaert dragen in alle berechtingen, begrafenissen enz. - Ieder nieuw lid moet zich voorstellen aan de notabelen en door hen aanvaard worden. Hij moet ook minimum 5,5 stuivers aan de knecht betalen. - Artikel 15 zegt : Niemand van de gonne alhier verbonden en zal zich vermogen te ver sehoonen in eenigen manieren gedurende zijn leven, foute van welke hij zal moeten betaelen eene somme van negen guldens courant ten profijte dezer confrérie ter reserve nogtans van degonne die zullen gaen. Tijdens die vergadering ten huize van Norbert Minne, werden tot notabe len verkozen : J.B. De Rym, J.F. Van Huile, F. Yserbyt en Sebastiaen Vanderhaeghen. MET EEN DRANKJE EN EEN ETENTJE
Opvallend hoe men vanaf 1825 het strakke keurslijf van zich wilde afschudden. Voor het eerst vermeldde men in de verslagen ook “leuke" zaken. Men legde een kaartje, dronk een glas, stopte een pijpken, om van de karbonaden nog te zwijgen. Vanaf dan vergaderde men steevast tweemaal per jaar. In 1825 vergaderde men ten huize van Pieter Naessens. Men besloot reeds voor volgend jaar op de dag van de H.Barbara om 6u. ’s avonds een etentje te organiseren : 1 ponden karbonaden met pataters of aardappelen en verdere toehoorten. Prijs toegestaan door Naessens : 5 stuivers en half per man. Indien men niet toekwam met het bedrag van de boeten voor het betalen van de drank, zou men het tekort in evenredigheid over de aanwezigen verdelen. In 1826 werd aan Armand De Backer de opdracht gegeven voor het maken van een lederen koker voor de standaard. Op de jaarlijkse verga dering op 4 december van dat jaar zijn er 29 aanwezigen om de karbona den te eten. Als notabelen werden aangesteld : Sebastiaen Vanderhaeg hen, Ferdinand Yserbyt, J.B. De Rym en Franciscus Van Huile. In juni 1827 kwam men samen met 22 leden bij Norbert Minne, maar er wordt niets besproken. In december kreeg men 25 leden samen en verkoos men twee nieuwe notabelen : Frans Yserbyt en P.J. van De Male. Tijdens deze vergadering werd nog beslist dat alle de leden deser confrérie met hunne flambeeuwen te worden toegedragen en geadministreert (de h. rech ten) op voorwaarden nogtans dat de klok zal kleppen op ordinaire wijze, den tijd van twintig minuten of daaromtrent. Mits 16,5 stuivers te betalen werd akkoord verleent aan d'heeren Pr. Dumortier, Bauduin Goossens, P.F.Tack, Ch. Van Damme en Ch. Dewever. Het jaar daarop, op 18 juni 1828, kwam men samen bij P.J. Naessens. Het zijn de heren en 20 leden. Er is niet bizonders te verhandelen. De 26
vergadering is op treffelijk uur gescheiden, naar alvooren hunne stoopen wel gekuyst te hebben. Bijgekomen leden zijn Pieter Frans de Borchgrave en Ludovicus Peers. In december van dat jaar was men weer samen bij Naessens, vanaf 4u. De heren waren aanwezig, samen met 24 leden. De ontvanger en griffier deden hun werk terwijl de andere leden zich verlustigen met het kaartspel en verversching met een glazeken goeden uitzet. De uitslag van de verkiezing : F. Yserbyt (vader), P.J. Van de Male, Frans Van Huile, Ferdinand Yserbyt. Ontvanger is Leo De Lafonteyne en griffier is C.Deunynck. Hebben alle de tegenwordig leden hun vergenoeging wegens de kiezing betoond. En onderscheiden malen de gezondheid gedronken van de nieuw gekozen heeren bestuurders ender dikmaals herhaald vreugde geroep van “Lang leven onze bestuurders’’. Tot 1830 was het kalm. Men kwam wel samen, doch er was niets bijzon ders te vermelden. HET TESTAMENT VAN PIETER DE SMET Toen men in december 1830 vergaderde ten huize van Ambrosius De Ven gebeurde het volgende : Pieter De Smet, zoon van Jan sedert menigvuldige jaren deze confrérie bijgewoont hebbende, en der zelve reglementen ten allentyde stiptelijk onderhouden, dusdanig dat hij noyt in geen boeten heeft vervallen liet schrijven dat bij zijn begrafenis de aanwezige confraters een halve ton bier zullen mogen drinken in D ’herberg het Hof van St Sebastiaen. Het bier moest geleverd worden door Jef Van Huile of zijn opvolger. Toen Pieter De Smet ondertekende, schreef hij nog eigenhandig erbij : ik zeg dobbel bier. Daarbij heeft hij nog volgende verzen gecomposeert en gedicteerd : Indien Pieter De Smet alsoo is ondergegaen Gelijk dat’er op zijn schilderije komt te staen Gelijk'er hem gebeurt is in zijn leven Hij mag die halve tonne bier gheel wel ten baeten geven Confraters pint mij wel in uw gedagten Want ik zal u met den eersten al verwagten. In de vergadering van 1833, drie jaar later, werd aan diezelfde Pieter De Smet toegestaan, mits het betalen van 11 stuivers per jaar, afwezig te zijn in de diensten. Het jaar daarop in juni, gedenkt medebroeder Pieter De Smet opnieuw de confraters tot meerdere aanwakkering der leden alsook tot verbetering van de akte van 4.12.1830. Er moet op zijn begrafenis door de medebroe ders niet alleen gedronken worden maar ook wel geëten. Daarvoor betaalde hij aan de ontvanger De Lafonteyne een stuk van vijf franken, het welk alsdan moet gebruikt worden tot aenkopen van eene hespe, om met de hier voorgenoemde halve tonne bier geëten te worden. Zijn alhier woonende 27
familie daervan ook mag genieten. Het jaar nadien gaf Pieter nogmaals vijf frank. Dit werd vermeld zonder enige bijkomende verklaring. Op 21 juni 1835 deed P.J. De Smet opnieuw een gifte, gelijk aan deze hier vooren staet uitgedrukt. In juni 1836, in een vergadering bij Karei Verbeke, kreeg de confrérie van onzen doorluchten en agtbaren medebroeder P.J. De Smet nogmaals vijf frank. En in de marge stond heel kleintjes bijgeschreven : En is overleden den eersten Maerte 1837. Er is aen zijn verzoek voldoen volgens het door hem gegevene te weten eene hespe van 20.3/4. Wat met de ton bier en het geld gebeurde, weten wij niet. NA 1830
In het onafhankelijkheidsjaar 1830 werden opnieuw notabelen verkozen. Het waren, J.F. Van Huile, Ferdinand Yserbyt, Frans Yserbyt vader, en P.J. Van De Male. Griffier en ontvanger bleven. In juni 1831 vergaderde men bij Norbertus Minne. Daar er niets te bespre ken was begeeft de een zich aen de bolle, den anderen met de kaert, hun bij gepaste afwisselingen verlustigende met een glasken goed bier. Op de jaarvergadering in december van datzelfde jaar verlustigen de confreers zich met een speelken kaart. Ontvanger De Lafonteyne maakte de rekening die een excédent van twee guldens en dertig cent vertoont. Geens zins toereikend voor de betaling van het gelag van deze dag. Daarom moest iedere confrater nog 25 cent bijbetalen. Er waren drie notabelen en 22 leden. De wedde van de knecht werd tot 4 guidens teruggebracht. Daarna zijn de broeders in de grootste vriendschap van elkander gescheiden omtrent den negen uren 's avonds naer eene ledigmaking van een en dertig stoopen bier. Nieuwe leden waren Joannes Franciscus Strobbe en Charles Matthijs. In 1832 en 1833 kwam men telkens in juni en december samen. Er was niets bijzonders te vermelden. Alleen werd in 1833 uitdrukkelijk geschre ven dat F. Strobbe in Het Bourgondisch Kruys woont. Nieuwkomers in die jaren : Ivo Simays, Charles Louis Naessens en Benedict De Smet, zoon van Stanislas.
MAATREGELEN TEGEN VERVAL
Op 1 juni 1834 vergaderde men opnieuw. Er waren 21 leden samen, met de notabelen Frans Yserbyt, P.J. Van De Male en Ferdinand Yserbyt. Op voordraegt en aenmoediging van den eerwaerden heer Van Wtberge werden maatregelen tegen verval genomen. Ziende dat (de broederschap) door de omstandigheden des tijds ’t eenemael vervallen en de yver der 28
ingezetenen zeer verflouwen, wenschende dit broederschap niet alleen in zijnen voorigen luyster te herstellen, maer het zelve door werken van devotie en verschuldigden eerbied tot het hoogweerdigste sacrament eene meerdere Eerlijkheyd bij te zetten werd besloten : 1. vier vrijwilligers aan te duiden die bij een berechting het H.Sacrament zullen begeleiden : Leo Biebuyck, Petrus Naessens, Ch. Deunynck, Benedict Desmet. In geval van belet zullen zij zelf zorgen voor een vervanger. Als vergoe ding krijgen zij een jaarwedde van 11 stuyvers en zijn zij vrij van gelage op de vergaderingdagen en ten dage van de rekening. 2. Het verval moet ook duidelijk geweest zijn in de maandelijkse proces sie op de eerste zondag ... maar al te dikwijls zeer weynige flambeeywen zich bevinden ook dat de lanteirnen en baldekin somtijds door onkun dige gedragen zijnde. Daarom werd besloten : dat alle de broeders dezer confrérie de zelve processie zullen moeten verzeilen elk met zijne flambeeuw. En zullen de lanteirnen en baldekin gedragen worden door leden dezer broeder schap. Dat is alleen geldig wanneer de processie buiten de kerk gebeurt. Er wordt een boete voorzien voor wie niet aanwezig is, maar het bedrag wordt niet vermeld. In 1834 werd in juni en in december vergaderd. In de jaarvergadering bij Karei Verbeke waren 22 medeleden en vier notabelen aanwezig. Op het einde van de vergadering, die duurde van 3u. ’s middags tot 8u.30 ’s avonds, betaelde de ontvanger aen den baes de 32 ijdel gemaakte stoopen en scheydden de broeders in de grootste vrolijkheid. In de volgende jaren werd er weinig nieuws vermeld. Nieuwe leden waren in 1836 Leonard PB Vandevelde en Jan De Rijcke, en in 1838 Jan Baptiste Lepla, Leo Derveaux, J. Van Schoebeke, Louis De Volder, bakken fs Karei, Charles Tijtgat, P.H. Lambert, B. Sengier, Ch. Vermeeren en Ferd. Van Den Poel. In 1838 stierven twee notabelen : vader en zoon Yserbyt. Zij werden als notabelen vervangen door : Ch. Van Damme en P. Van De Male, J.L. Vermeeren en Albert De Borchgrave. Op de St.-Barbaravergadering van dat jaar werd het voorstel geformuleerd ook vrouwen tot de confrérie toe te laten, mits het betalen van 50 centie men, maar eerst te hooren van onzen eerweerden heer Pastor zijn advies. Het duurde tot 1845 vooraleer een positief advies binnenkwam. Van 1840 tot 1845 sleepte de confrérie zich verder. Een hoogtepunt kwam in 1842, bij het jubelfeest van J.L. Vermeeren. Het verslag daarover beslaat nagenoeg vijf bladzijden. De voorbereidingen begonnen om 6u. ’s morgens, het feest zelf nam een aanvang om 7u.30. Eene stoet met het gansche corps philharmonique en 24 jonge maegdekens ... trok door onderscheydene met sperren beplante en met drapperijen behangene dreven. Het feest eindigde die maandag omstreeks 9u. ’s avonds. Zoals gezegd kreeg men in 1845 de goedkeuring om alle eerlijke vrouws 29
personen aen te nemen. 1. ze moeten 50 centiemen per jaar betalen. 2. ze moeten deelnemen aan de diensten, processies en andere goede werken. 3. Na hun overlijden zal er ten koste van de broederschap een gezongen mis tot lavenis van hunne ziel gecelebreerd worden. Greffier Deunynck schreef er 139 in ! De lijst kan hier natuurlijk niet in extenso gepubliceerd worden. In 1847 kwamen er nieuwe notabelen ter vervanging van Ch. Van Damme en jubilaris Vermeeren. De verkozenen waren Francis De Clerck en Ivo Van Renterghem. Vanaf dan werden de verslagen heel kort. Er kwam nog een hoogtepunt in 1853 met de vijftig jarigen jubilé van P.J. Van de Male. Het verslag over het jubelfeest besloeg weer drie pagina’s, maar was in feite een kopie van het vroegere jubileumfeest van J.L. Vermeeren (1842). In bijlage geven we de lijst van de nieuwe leden tussen 1849 en 1888. De jaarlijkse verslagen hielden op in 1847. Een uitzondering werd gemaakt voor het jubelfeest van 1853. In 1888 komt opnieuw en als laatste bladzijde van het verslagboek een verslag voor. De vergadering vond plaats in het gildhuis bij Félix Vanderhaeghen. Het lijkt een doodgewone vergadering. Het zal dus vermoedelijk niet de laatste geweest zijn : zeker geen ontbindingsvergadering. Wel vond ze plaats in aanwezigheid van pastoor Hugo Verriest. Verslag der jaarlijksche vergadering van het genootschap der Heilige Bar bara gehouden in het Gildehuis, bij Félix Vanderhaeghen, op Dinsdag 4den Décember 1888. Zijn tegenwoordig : De Heeren Jan D ’Huyvetter, Ferdi nand Deven, Adolf Dervaux, Conrad Boddin, Notabelen en bijna al de leden des genootschaps. 's Avonds om 6 ure juist, wordt de zitting geopend. Na het ontvangen der jaargelden gaat men over tot het onderzoeken der boeten en het uitdeelen der bons. Ondertusschen komt de Eerw. Heer Pastoor, Hugo Verriest binnen. Na eenige woorden met de leden des bureels gewisseld te hebben, neemt hij het woord en verhaalt in 't korte het leven der Heilige Barbara, patroones des genootschaps. Bij het eindigen zijner boeiende aanspraak, wenscht de Eerw. Spreker, den leden, naar het voorbeeld dier groote Heilige geluk binst het leven, en den Hemel hiernamaals. Ten laatste stelt hij voor, eens te drinken, op de gezondheid van al de leden des genootschaps. Deze korte redevoering wordt met veel aandacht toegeluisterd en met een daverend handgeklap begroet. Om 9 wordt de zitting gesloten. Ter goedkeuring : de notabelen Joannes D ’huyvetter, F. Deven, A. Der vaux, Conrad Boddin.
Juul DESMET 30
BIJLAGE I : NIEUWE LEDEN 1849-1888
1849 : Jacobus Devolder - tapper. Jan Baptiste Merlier - tapper, Eduardus Watts - veldwachter ; 1850 : Ludovicus Van Heyste - koopman (verklaart niet te kunnen schrijven) ; 1852 : Joseph Van Keirsbilck - herbergier-timmerman, Philippe Moerman - slach ter, Charles Deunynck - jongman-wagenmaker. Constant Van Zeveren jongman-kuiper, Camille Minne - koster. Désiré Minne ; 1853 : Franciscus Bekaert - magazijnier, Franciscus Verbeke - landman, Henry Minne - schrijnwerker-tapper. Verschelde Charles Louis, Van der Haeghen Angelus - slachter, J.Baptiste De Maeght - kerkbaljuw, Adolf Bulte, Jean Ferdinand Vanschoebeke ; 1855 : Charles Vereecke - wijnkelier, Ferdinand en Ivo Verschelde - landbouwers ; 1857 : Leo Bogaert ; 1858 : Petrus Joannes Vertriest ; 1860 : Adolf Meersman - kerkbaljuw, pastoor Bruno Van Daele 1862 : Alfons De Ven, onderpastoor Edmondus De Brie ; 1863 : Joannes Loncke, Francis Diericks - werkman ; 1864 : Emile Storme - wijnkelier en kantynier, Henri Dekoker, Joannes Claus bijzondere ; 1865 : Franciscus Bouckaert - koster, Frédéric Devos - tapper. Petrus Vander Meiren, Leo De Graeve, Charles Devolder. 1867 : Constantinus Josephus Laridon - pastoor. Constant Robberecht, Constant Piesschaert ; 1868 : Eduard Toulon - herbergier ; 1870 : Charles Bracht, Charles Depaepe, Joannes Vandercruyssen. 1872 : Adolf De Jonghe ; 1876 : Cyriel Devos, Jan Vanderhaeghen, Alfons Waclens, Hendrik Claus ; 1877 : Petrus Vercampt, Camiel Lecluyse, Joseph Naessens, Angelus Geeraerd ; 1878 : Julius Opsomer, Joannes D'huyvetter , Carlus Verhaest. Frederik Vandenheede. Ferdinand Debaere ; 1879 : Frederik Geeraerd, Henri Lagaisse, Leopold Dcwever. 1880 : Charles Vanhaesebrouck, Henri Declerck ; 1881 : Henri Denecker, Henri Verhaest, August Desutter ; 1882 : Adolf Moerman, Domien Verschuere, Julien Vanden Poel, Adolf Derveaux, Camicl Van Acker. Henri Van Meenen. 1883 : Bernard Devolder, Petrus Van Bruaene ; 1888 : Raymond Vanden Poel, Conrad Boddin, Hugo Verriest - pastoor, August Desmedt - onderpastoor. Victor Vanvooren. Paul Peers, Félix Vander Haeg hen, August Vannieuwkerke, Leopold Lambrecht. BIJLAGE II OVER CAFÉ S GESPROKEN .... In de stichtingsakte van 1751 staat uitdrukkelijk vermeld dat in een herberg zal vergaderd worden op de feestdag van de H.Barbara (4 december). In 1803 staat voor het eerst vermeld bij wie men vergaderde. Jammer genoeg werd niet de naam van de herberg, wel de naam van de uitbater vermeld. Tot 1820 wordt samengekomen in vier café’s. De periode 1813-1817 kreeg geen vermelding. De herbergiers : - Pieter Sengier (1803 - 1807 - 1810 - 1819)
31
-
Ambrosius De Ven (1804 - 1808 - 1811 - 1820) (1823 - 1826 - 1830) Jozef Cauwe (1805 - 1809 - 1812 - 1818) (1822 - 1824) Eduard Van Huile (1806) Vanaf 1821 komt Norbert Minne erbij en vanaf 1825 Petrus Naessens Norbert Minne (1821 - 1824 - 1827 - 1831) Petrus Naessens (1825 - 1828). Uit de bevolkingsboeken weten wij dat Petrus Naessens in 1830 in het huis nr 109 op de grote Markt woonde. In 1829 vinden wij voor het eerst de naam van herbergier Bauduin Goossens. Later komt die figuur niet meer voor. Eveneens uit de bevolkingsboeken van 1830 weten wij dat deze tapper woonde in het huis nr. 149 aan de Markegemstraat. Vanaf 1832 komt Charles Derijcke (soms ook Karei) het rijtje aanvullen. Bij hem wordt ook nog vergaderd in 1834, 1836, 1841 en 1845. Met zekerheid weten wij dat F. Strobbe in het huis nr. 112 (1830) op de grote Markt woonde en dat dit huis “Het Bourgondisch Kruis” was. Er wordt bij hem vergaderd in 1833, 1835 en 1837. Verder het rijtje aflopend vinden wij : Jan Derijcke : 1838 - 1847 Ch. Coene : 1839 - 1843 J. Lepla : 1840 - 1844 Henri Sengier : 1846 - 1850 - 1855 - 1860 - 1863 Jan De Clerck : 1848 - 1851 - 1856 - en 1864 : bij dit jaar wordt we. J. De Clerck vermeld. In 1856 wordt uitdrukkelijk vermeld : Herberg Den Salon. Ivo Waelens : 1849 - 1852 - 1857 en 1870. 3ij dit jaar wordt eveneens wwe Waelens vermeld. Jacques of Jacobus Devolder : 1853 - 1858 - 1865. Hierbij wordt vermeld dat hij in café St.-Rochus op de Markt woonde. J.B. Merlier : 1854 en 1859 Ch. Van Keirsbilck : 1861 en 1869 Henri Minne (zoon van Norbertus uit het huis op de Markt nr 117) : 1862 Ph. Moerman : 1863 Angelus Vanderhaeghen : 1864 Vandeginste : 1866 Vanschoebeke : 1867 Robberecht : 1868.
32
VOETNOTEN 1. J. Verbeke, pastoor te Wakken van 22.10.1719 tot 1.10.1750. °Berlare 11.1.1689 als zoon van Jan Petrus en Cecilia Ingels. Voordien vice-pastoor te Oostwinkel (1762) en Haasdonk (1714). 2. C. Vlaeminck, pastoor te Wakken van 8.2.1750 tot 24.4.1787. “Lokeren 19.5.1709 als zoon van Jan en Petronella De Backer. Voordien vice-pastoor op Kruishoutem. .3. Later zien we dat bepaalde leden zich vrijkopen van deze verplichtingen. 4. Livinus Vincent Van de Velde, “Gent 10.9.1712 / 1 8.10.1773, zoon van Livinus en Martine Van Loo, onderpastoor in Wakken van 16.10.1747 tot 17.3.1757, voordien vp Oostakker, nadien pastoor te Mariekerke/Schelde. 5. Francies Livinus Dregghe, “Gent St.-Baafs 7.1.1746, t 24.2.1811. Zoon van Livinus en Anne M. Van Pachtenbeke. Vice-pastoor te Wakken van 13.7.1775 tot 1787. Vice pastoor te Schellebelle ; pastoor te Zeveneken (1796) en Hontenisse (1802). 6. Francies Andries Vereecken. “Lokeren 25.6.1747 zoon van Cornelis en Petronelle Judoca De Strooper, voordien vice-pastoor Berlare (1774) en Merendree (1778). 7. Jan-Baptist Minne, kunstschilder der “Nederlandse School”. “Wakken 1735, gedoopt 8.2.1735. Leerling van Gerrart. tWakken 22.11.1817.
33
DOOPNAMEN TE PITTEM ROND DE FRANSE REVOLUTIE Tijdens één van onze genealogische speurtochten vroegen we ons af of die toch al veel besproken “Franse Revolutie” - die ook in onze contreien een gans andere leefwereld op gang bracht - ook op het toekennen van voornamen aan onze voorvaders een bepaalde invloed had. Het was ons wel al opgevallen dat na 1800 een gans gamma “nieuwe” namen aan bod kwamen. Gepubliceerd materiaal over dit onderwerp is er niet zo direkt in overvloed te vinden, althans niet wat de bestudeerde periode betreft (1). Wat Pittem en omstreken betreft, werd hieromtrent nog niets gepubli ceerd. Als meest nabije streek vonden we Roeselare vermeld (2). In het in voetnoot geciteerde artikel wordt vooral uitgekeken naar de invloed van de omwenteling van 1830 op de doopnamen, inzonderheid wat betreft de doopnaam “Leopold”. Graag verwijzen we hier ook naar Vandenbroeke (3). Volgens deze is het overwicht van enkele doopnamen duidelijk in het Ancien Regime. Een andere duidelijke conclusie van Dr. Vandenbroeke is dat het erg rigide karakter van de naamgeving aan het einde van dat Ancien Régime duidelijk aan een afbouw toe was. Enerzijds vond het gebruik toen ingang méér dan één voornaam te geven, anderzijds vielen bepaalde absolute “toppers” ver terug in aantal. Voor deze bescheiden bijdrage deden we steekproeven in de parochieregisters van Pittem, en dit voor de jaren 1786, 1807 en 1838. Telkens gebruikten we de parochieregisters, ook na 1800, om dezelfde “Latijnse” schrijfwijze te kunnen noteren. We kunnen ons best voorstellen dat deze namen in de volksmond gans anders zullen hebben geklonken.
ANCIEN REGIME - EEN BEPERKTE KEUZE
Een eerste lijst werd aangelegd voor het jaar 1786. Precies voor dat jaar beschikken we over een “Status Animarum”. In mei 1786 werd door de plaatselijke geestelijkheid een telling gedaan van de communicanten. De parochie Pittem telde toen 4195 zielen. (4) We noteren een 150-tal doop sels in het doopregister. Dat betekent dat Pittem een geboortecoëfficiënt had van 35,76 %o !!! Tweehonderd jaar later, in 1969, waren er precies de helft minder geboorten op een bevolking van 4842 personen. Dat is echter materiaal voor een andere studie. De 150 geboorten laten zich “resumeren” in een 20-tal doopnamen voor jongens en 23 voor meisjes. Van de twintig doopnamen voor jongens vinden we er 8 die slechts éénmaal voorkomen. Dit betekent dat de overige 12 namen 88 % voor hun rekening nemen. Aan de top staat FRANCISCUS met 10 “vermeldin gen”, of 14 %. Eén op zeven Pittemse jongens werd als Franciscus boven 34
de doopvont gehouden. Conclusies trekken i.v.m. de populariteit van deze voornaam te Pittem is zeer moeilijk. Dr. Vandenbroeke schrijft o.a. dat de voornaam van de plaatselijke dorpsherder(s) nogal aansloeg bij een deel van de inwoners. Pittem kende toen (en dat sedert 1741) de edelman Renerius Petrus Franciscus De La Haye als pastoor. (5) We weten natuurlijk niet of hijzelf zijn derde doopnaam zou geadviseerd hebben bij zijn parochianen ... Of gebruikte hij die zelf i.p.v. Renerius? Gissingen die misschien te ver gaan ? We kunnen er alleen maar naar raden. De tweede plaats in onze “top twintig” wordt gedeeld door JOANNES en JOSEPHUS, elk met 9 vermeldingen ... FERDINAND komt op de vierde, PETRUS slechts op de 5de plaats. Op een tabel bij Vandenbroeke vinden we te Zwevegem “Petrus” als de absolute topper vermeld (32,3 %). Duidelijkheidshalve moeten we eraan toevoegen dat de studie van Vandenbroeke op de hele 19e eeuw slaat. Van de trend om méér dan één voornaam te geven, vinden we hier nog niets terug. We zullen nog enkele jaren moeten wachten. Zelfs in onze steekproef van 1807 komen dergelijke gevallen nog niet zo vaak voor. Bij de vrouwen vinden we dezelfde lijn terug als bij de mannen. Acht doopnamen komen slechts één keer aan bod. Bij de overige 15 vinden we er 4 die driemaal voorkomen en 6 die tweemaal gebruikt worden. Blijven dan nog FRANCISCA, BARBARA, THERESIA, ROSA en ROSALIA. ROSA en ROSALIA komen samen 13 maal aan hun trekken. Zo komen ze meteen op de tweede plaats. Absolute topper, met meer dan 21 % is FRANCISCA : één op vijf, geboren in 1786, ging door het leven als FRANCISCA. 1807 : WIJZIGINGEN IN HET GEDRAG Te Zwevegem is Petrus in de 19e eeuw nog altijd de koploper met nog 10 %. Zowel in 1807 als in 1838 vinden we te Pittem die PETRUS op de derde plaats. Het is de doopnaam FERDINAND die in 1807 de eerste prijs wegkaapt : van de 106 waren er 17 (of 16,03 %) die deze naam kregen toebedeeld. Wat was hiervan de reden ? We denken aan onze beroemde dorpsgenoot, Ferdinand Verbiest, maar voorzover we weten, stond die pas enkele decennia later behoorlijk in de belangstelling. Noch bij de notabelen, noch bij de geestelijkheid van die tijd vonden we iemand met die naam. JOANNES en PETRUS behoren nog tot de toppers, terwijl JOSEPHUS duidelijk uit de belangstelling weggezakt is. Was het Jozef II die zorgde voor meer bijval in 1786 ? Of is de terugname te wijten aan de grote diversiteit aan namen die we reeds waarnemen ? Er komen nu 23 namen voor, met reeds enkele gevallen waar een tweede doopnaam wordt toege voegd. We treffen ook twee jongens aan met de naam NAPOLEON. Waren het de meer begoede burgers die hiervoor verantwoordelijk waren, of was 35
het de gewone man ? We vinden ook een paar namen die ons doen terugdenken aan de Oudheid : DIONISIUS en CAJETANUS. Hier stel den we ons dezelfde vraag. Ons onderzoek naar de beroepen van de respektieve vaders wees in dezelfde richting. De vaders van Napoleon Rooseboom en Napoleon Vroman waren dagloner en wever. Dionisius was de onwettige zoon van de spinster Rosa De Scheemacker. Cajetanus was de zoon van kleermaker Donatien Mattheus. De namen IGNATIUS en JACOBUS komen elk driemaal voor : invloed van de “maire” Jacques Ignatius Pruuost ? (6) De pastoor was blijkbaar meer in trek : Félix Perneel mocht volgende jongens dopen : Ivo Félix, Félix Augustus en driemaal Félix. Eén van de laatstgenoemde drie was de zoon van Jan Veys en Dorothea Retsin. In de familie Retsin was die voornaam ook niet vreemd, ’s Anderendaags wordt opnieuw een Félix geboren : een onwettige zoon van spinster Bar bara Wybo. Ook bij andere opzoekingen is het ons opgevallen dat de naam die bij een doopsel werd gebruikt, heel dikwijls ook ’s anderendaags werd gebruikt ... Gebrek aan inspiratie ? Bij de meisjes staat BARBARA (Barbara Theresia) duidelijk op kop. In totaal vinden we 20 vermeldingen op 79 geboorten : 1 op 4 !!! ROSALIE komt op de tweede plaats (in Zwevegem krijgt Rosalie de eerste plaats in de 19e eeuw). Ook hier vinden we een reeks “nieuwe” namen, zoals HENRICA, ADELAIDIS, ANTHONIA, ODA, NATALIA, PERPE TUA, VIRGINIE. Sommige kwamen ook wel sporadisch voor in de vorige eeuw. Meestal betreft het hier opnieuw kinderen van gewone inwo ners. Enkel Virginie Marie Verhuist vormt een uitzondering : zij is de dochter van deurwaarder Dominiek Hyacint. Was het toen niet net als nu, dat Jan met de pet veel ontvankelijker was voor “modegrillen” ? Denken we heden ten dage maar aan het geven van namen van zangeres sen, sportlui e.d. Misschien gaan we te ver, maar zal het later niet mogelijk zijn, aan de hand van bepaalde pieken in het geven van voornamen, Merckx te situeren in het wielergebeuren of te bepalen in welke periode “Dallas” op de buis kwam ?!? Dit om maar een paar voorbeelden te geven. 1838 : EEN RUIME KEUZE We noteerden ook de namen van 1838 om nog even te zien of de trend, nieuwe namen te gebruiken, zich doorzette. Ook het geven van een tweede doopnaam blijkt meer en meer in trek te komen. Bij de jongens wordt reeds een keuze gemaakt uit dertig verschillende namen. Daarvan zijn er wel 17, of meer dan de helft, die slechts éénmaal gebruikt worden. De absolute topper is CAROLUS LUDOVICUS (+ 1 maal Carolus alleen) die bijna 24 % (of 1 op vier !) haalt. FELIX haalt een mooie tweede plaats met 10 vermeldingen. Zit de dorpsgenoot, Félix Amand de Müelenaere, die op nationaal en provinciaal vlak een rol speelde, hier voor iets tussen ? (7) Bij de meisjes is de voorkeur voor een bepaalde naam minder duidelijk. 36
NATALIA, ROSALIA, IDA, BARBARA, MARIA en VIRGINIE moeten bijna samen de eerste plaats delen aan de top. In 1838 nemen ze samen voor hun rekening meer dan de helft van alle gegeven namen. EVOLUTIE LAAT OP GANG
We menen te mogen besluiten, dat te Pittem de wijziging in de manier van doopnamen toekennen tamelijk laat op gang kwam. Wanneer Dr. Vandenbroeke in zijn studie zegt dat reeds op het einde van het Ancien Régime twee doopnamen werden gegeven en ook reeds uit een groter gamma werd gekozen, zien we dit te Pittem slechts sporadisch gebeuren in 1807. Eens te meer, zo schrijft Vandenbroeke, golden de topklassen en de stedelijke centra als voorlopers van wat later algemeen ingang zal vinden. In bijlage publiceren we de resultaten van onze tellingen in de drie onder zochte jaren. De lezer kan er alle namen aantreffen. Waarschijnlijk kan hij zelf uit dit artikel nog enkele conclusies trekken. Het was ook voor ons een tamelijk nieuwe materie ; we staan dan ook graag open voor eventuele opmerkingen en/of aanvullingen.
Wilfried DEVOLDERE BIJLAGEN Doopnamen in de Pittemse parochieregisters 1786 JONGENSNAMEN MEISJESNAMEN 1. Franciscus 10 17 1. Francisca 2. Joannes 9 2. Rosa 7 3. Joseph(us) 9 3. Rosalia 6 4. Ferdinandus 8 4. Barbara 10 5. Petrus 6 5. Theresia 8 6. Leo 5 3 6. Godelieva 7. Carolus 3 7. Isabella 3 8. Ivo 3 8. Sophia 3 9. Ignatius 3 9. Victoria 3 10. Jacobus 2 10. Carolina 2 11. Ludovicus 2 11. Catharina 2 12. Martinus 2 12. Coleta 2 13. Amandus 1 13. Dorothea 2 14. Bernardus 1 14. Judoca 2 15. Cornélius 1 2 15. Regina 16. Crispinianus 1 16. Amelia 1 17. Damianus 1 17. Anna 1 18. Guillielmus 1 18. Barbara Theresia 1 19. Leander 1 19. Birgitta 1 20. Leonardus 1 20. Constantia 1 21. Eugenia 1 22. Maria 1 23. Maria Catharina 1
37
Doopnamen in de Pittemse parochieregisters 1807
JONGENSNAMEN 1. Ferdinand 17 2. Joannes 12 Joannes Baptiste 3 3. Petrus 14 Petrus Josephus 1 4. Ivo 12 Ivo Félix 1 5. Leo 7 6. Leonardus 4 7. Franciscus 5 8. Félix 3 Félix Augustus 1 9. Ignatius 3 10. Jacobus 3 11. Josephus 3 12. Carolus 2 Carolus Ludovicus 1 13. Constantinus 1 . Constant Leonard 1 14. Ludovicus 2 15. Napoleon 2 16. Amandus 1 17. Bernardus 1 18. Cajetanus 1 1 19. Clemens 20. Emmannuel 1 21. Dionisius 1 22. Fredericus 1 23. Martinus 1
MEISJESNAMEN 1. Barbara Barbara Theresia 2. Rosalia 3. Francisca 4. Amelia 5. Henrica 6. Isabella 7. Sophia 8. Theresia 9. Anna 10. Carolina 11. Coleta 12. Eugenia 13. Maria Theresia 14. Adclaidis Regina Maria 15. Agnes 16. Angela 17. Anthonia 18. Godelieva 19. Juliana 20. Maria Ludovica 21. Natalia 22. Oda 23. Perpétua 24. Virginie Maria
Doopnamen in de Pittemse parochieregisters 1838 JONGENSNAMEN MEISJESNAMEN 1. Carolus Ludovicus 22 1. Natalia Carolus 1 2. Rosalia 2. Félix 10 3. Ida 3. Petrus 6 Ida Cordula 4. Augustinus 1 4. Barbara Augustus 2 Barbara Theresia Augustus Jordanus 1 Barbara Virginia 5. Constantius 4 5. Maria Constant 1 Maria Emerentiana 6. Eduardus 5 Maria Theresia 7. Franciscus 2 Maria Ludovica Franciscus Augustinus 1 6. Virginia Franciscus Joannes 1 7. Julia 8. Ivo 5 Juliana 9. Ferdinandus 3 8. Thecla 10. Henricus 3 9. Amelia
38
19 1 12 8 6 3 3 3 3 2 2 2 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
8 8 6 1 5 1 1 1 1 4 5 6 1 2 4 2
11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30.
Joannes Conrardus Leo Andréas Angelus Casimir Desiderius Emilius Ferdinandus Maria Everardus Camillus Felicianus Fredericus Gustavus Jacobus Joannes Baptiste Joannes Benedictus Jordanus Josephus Julius Ludovicus Basilius Victor
3 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32.
Camilla Eugenia Mathildis Melania Pelagia Adelaida Virginia Albina AnnaTheresia Blondina Cordula Filoména Francisca Henrica Juliana Philomena Leona Maria Ludovica Maria Juliana Menania Paulina Rosalia Philomena Stephania Ursula Victoria
2 2 2 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
VOETNOTEN 1. Bibliografie van de geschiedenis, taal- en volkskunde van West-Vlaanderen en de Westvlaamse gemeenten 1950-1981. deel I, p. 436 e.v. 2. J. Huyghebaert, De omwenteling van 1830 in de doopnamen te Roeselare en omgeving, Biekorf 1970, p. 269-272. 3. Dr. Chris Vandenbroeke, Vrijen en trouwen van de Middeleeuwen tot heden, Brussel. 1986, blz. 131-138. 4. Status Animarum, 1786, in RAK, verzameling Parochieregisters, parochie Pittem, nr. 22. 5. V.Arickx, Geschiedenis van Pittem, 1951, blz. 107. 6. V.Arickx, o.c., p. 168. 7. V.Arickx, o.c., p. 226. Félix Amand de Müelenaere was geboren te Pittem in 1793. Hij was o.a. volksvertegenwoordiger, provinciegouverneur, lid van het Nationaal Kongres, Eerste Minister en Minister van Buitenlandse Zaken.
39
AUTOCARS
REISBUREAU
DE MEIBLOEM HUGO EELBODE-MEEUWS
SYNONIEM VOOR VEILIGHEID EN COMFORT * * * * *
Binnen- en buitenlandse reizen Van 20 - 40 - 54 - 87 plaatsen Air Jet ventilation V.I.P.-car School- en werkliedenvervoer Autocar uitgerust m et stijgstoel voor mindervaliden Tieltstraat 186 PITTEM (051) 40 18 23 Abeeldreef 4bis 8860 MEULEBEKE (051) 48 80 63 Beneluxlaan 4 8880 TIELT (051) 40 48 87
40
Deconynck-Am pe Beernegemstraat 68 8880 TIELT Toonzaal : Klijtenstraat 27-29 8880 TIELT
DHONDT Rouwdienst - tel. (051) 40 02 27 Stationstraat 103, Tielt TEA ROOM - tel. (051) 40 41 72 Krommewalstraat 38, Tielt TRANSPORT - tel. (051) 40 30 11 - 40 30 12 Bevrijdingslaan 8, Tielt
.
DE ROEDE VAN TIELT
Driemaandelijks heemkundig tijdschrift 19de jaargang, nr 2-3 - juni - september 1988 Afgiftekantoor 8880 Tielt
Bcinkvan
Roeselare
DE ROEDE VAN TIELT
1SSN-0772-6414
Heemkundige Kring voor de gemeenten van de vroegere Roede van Tielt, d.i. Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem, Zwevezele. Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde.
Voorzitter: P. Vandepitte, Driesstraat 7-9, Tielt - (051) 40 17 00 Ondervoorzitter: Gh. Vandeputte, Stationsstraat 83, Oostrozebeke - (056) 66 90 91 Sekretaris-penningmeester: Ph. De Gryse, Kastanjelaan 1, Tielt - (051) 40 18 38 Redactie: J.Billiet, H.Defour, Ph.De Gryse, W.Devoldere, R.Ostyn, P. Vandepitte
Lidmaatschapsbijdrage: 500 fr., te betalen op rekening 000-0398411-32 van De Roede van Tielt, Kastanjelaan 1, Tielt Verschijnt viermaal per jaar. Er worden geen losse nummers verkocht. Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in “De Roede van Tielt” mogen slechts overgeno men worden met toestemming van de redactie. Kaft : detail van de kaart van het graafschap Vlaanderen door Robert de Vaugondy, zoon, 1762.
INHOUD VAN DIT NUMMER (19de jg, nr 2 - 3, juni - september 1988) Eric Bekaert, Gemeenteraadsleden, schepenen en burgemeesters in Dentergem (1795 - 1977) blz 42-106 Koen Dewanckel, Spitstechnologie in Tielt. Het bedrijf De Coster - Van de Velde (1867-1932) 107-127 Typo-offset Desmet-Dhondt, Wakken
GEMEENTERAADSLEDEN, SCHEPENEN EN BUR GEMEESTERS IN DENTERGEM, 1795 - 1977 (*) Op 9.10.1988 hebben er in Dentergem gemeenteraadsverkiezingen plaats. Voor de 41ste maal sedert de Belgische onafhankelijkheid kunnen Dentergemnaren zich kandidaat stellen om gedurende zes jaar het gemeentebe leid te helpen bepalen. Wanneer we daar de twee fusielegislaturen en de twee verkiezingen zonder strijd - 1926 en 1952 - van aftrekken, betekent dit dat in een periode van 140 jaar, onze inwoners, in aantal gaande van 109 (op 11.11.1830) tot 1786 (op 11.10.1970), 36 maal gestemd hebben wie zou zetelen in de drie dorps- of gemeentehuizen (1) die Dentergem tijdens deze periode gekend heeft. Hoewel we deze studie laten beginnen in 1795 - hét scharnierjaar tussen de feodale en de ‘moderne’ tijd in onze gewesten - concentreren we ons vooral op de Dentergemse politieke gezagsdragers vanaf 1820, en wel om twee redenen. Het bestuur van de plattelandsgemeenten in West-Vlaanderen werd voor het eerst duidelijk geregeld door het K.B. van 3.1.1818. De bevoegdheden van burgemeesters, schepenen en raadsleden werden precies omschreven en waren niet louter formalistisch zoals ten tijde van de Franse bezetting, spijts het feit dat tot 1830 de gemeentenaren nauwe lijks inspraak hadden in de keuze der mandatarissen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de gemeentesecretaris aangemaand werd een goed ver zorgd register van de vergaderingen van zowel de gemeenteraad als het schepencollege bij te houden, iets wat in de voorgaande decennia niet vaak gebeurde. Het spreekt voor zich dat dit onze taak heel wat vergemak kelijkte. Het feit dat tussen april 1820 en januari 1977 precies 100 Denter gemse raadsleden de revue hebben gepasseerd, is eerder een gelukkig toe val. Voor dit werk werden talrijke bronnen geraadpleegd, vooral uit het Rijks archief in Kortrijk en uit het Gemeentearchief in Dentergem, waarnaar regelmatig verwezen wordt. Om de lijst met voetnoten niet oeverloos en monotoon te maken, vermelden we hier alvast enkele bronnen die veel vuldig geconsulteerd werden vooral wat betreft de weergave van kiescijfers, verkiezingsdata en -uitslagen. Voor de periode 1820 - 1850 vonden we in Kortrijk een bundel met kiezerslijsten en bijhorende gegevens, geïnventariseerd onder “Gemeentearchief Dentergem nr. 29". Processen verbaal der verkiezingen tussen 1850 en 1970 bevinden zich nog steeds in het Dentergemse gemeentehuis terwijl we in het Rijksarchief in Kortrijk vier registers met de notulen van het schepencollege (1820-1892) aantrof fen onder de nrs. 1, Ibis, 2 en 3. Ten slotte putten we talloze gegevens uit de elf registers met een volledige weergave van de gemeenteraadsverslagen : voor de periode 1820 - 1855 moesten we opnieuw in Kortrijk zijn (nrs. 3bis, 3ter en 4), de boeken met de notulen 1855 - 1976 bevinden zich dan weer te Dentergem. Vergeten we ook niet een woord van dank te richten aan de families 42
Nacsscns cn Vandccasteele die ons heel wat inlichtingen verschaften en illustratiemateriaal bezorgden. Wat betreft het opsporen van allerlei bio grafische gegevens i.v.m. de politieke mandatarissen waarover hierna uit voerig sprake, dient alleszins de bereidwillige medewerking gemeld van ere-gemeentesecretaris Marcel Marysse, secretaris Kathelijne Naessens en de gemeentebedienden Etienne Strobbe, Eddy Verstaen, Danny Van Gheluwe, Geert Vandewalle en Rita Crombez. A. EEN KWARTEEUW PSEUDO-ZELFSTANDIGHEID : HET TIJDPERK JAN DE POORTER - JAN-BAPTIST MINNE (1795-1820) Na een eeuwenlange fedodale versnippering waarbij het parochiale leven gedirigeerd werd door de schepenbank van de dorpsheerlijkheid en door de dorpspastoor, werden de Belgische gewesten op 1.10.1795 bij de Franse Republiek ingelijfd. Ons grondgebied werd verdeeld in negen departe menten (2). Dentergem hoorde bij het departement van de Leie dat op 15.2.1796 onderverdeeld werd in 40 kantons. De gemeenten met minder dan 5.000 inwoners werden met drie of meer samengevoegd tot één enkel kanton. Op deze wijze werden Dentergem, Aarsele, Kanegem, Markegem, Oeselgem, Oostrozebeke, Sint-Baafs-Vijve, Wakken en Wielsbeke 'gefusioneerd', eerst met Markegem cn enkele maanden later met Wakken als kantonhoofdplaats (3). Vanuit deze kantonresidentie. waar elke gemeente vertegenwoordigd was door een agent municipal en een adjoint municipal, werden de bestuurlijke zaken geregeld. Tijdens de vier jaar dat dit kantonnale bestuurssysteem bestond, verdedigden o.m. Jan De Poorter, Jan Demuynck, Franches Vanoverbeke cn Jozef Deborchgraeve de Dentergemse belangen, zij het niet steeds met volle overtuiging. Wan neer volgens de wet van 9.3.1796 de verschillende mandatarissen gevraagd werd een eed van haat aan het koningschap te zweren, gingen de poppen voorgoed aan het dansen. Enkel Jan De Poorter vond blijkbaar geen graten in dit verzoek en werd hiervoor in 1798 zelfs gepromoveerd van adjoint tot agent. De anderen beschouwden hun ‘uitverkiezing’ tot gemeentelijke vertegenwoordiger veeleer als een plicht dan als een recht (4). Door de wet van 17.2.1800 kregen de 3075 gemeenten die toen deel uitmaakten van onze Belgische gewesten hun eigen autonoom bestuur terug. Voor lokaliteiten met minder dan 2.500 inwoners, zoals Dentergem, stelde de prefect van het departement tien raadsleden aan voor een periode van maar liefst 20 jaar. Hoofd van de gemeente werd de maire (= meier of burgemeester), door de prefect voor een termijn van vijf jaar. buiten de leden van de raad om, benoemd. De maire wees zelf een adjoint (= adjunct of schepen) aan die zich met de uitvoeringstaken gelastte (5). Een exact overzicht geven van de verschillende raadsleden tijdens de eerste twee decennia van de 19e eeuw is een schier onmogelijke taak. 43
4^
De Kerkstraat (zichtkaart uit ca. 1910-1920). met vooraan rechts de herberg â&#x20AC;&#x153;Oud Gemeentehuis", waar van het einde van de 18de eeuw (?) tot 1873 het gemeentehuis gevestigd was. (verz. E. Bekaert)
Het gemeentehuis van 1873 tot 1963, nu bibliotheek in de Kerk straat, (verz. E. Bekaert)
Gemeenteraadsverslagen werden nauwelijks opgemaakt en personeelslas ten zijn schaars en meestal onvolledig. Toch hebben we een vrij precieze lijst aangetroffen van de raadsleden in 1808 (6). Hierin lezen we dat linnenhandelaar Jan-Baptist Minne op 30.1.1808 tot maire was benoemd. Dit in opvolging van landbouwer Jan De Poorter die - wegens zijn loya liteit tegenover de Franse overheid ? - sinds begin 1800 het burgemeesters ambt had bekleed. De ongewone benoemingsdatum van Minne - midden een ambtstermijn van vijf jaar - doet vragen rijzen. Nam De Poorter ontslag, zoals “Poorters familieblad" (7) ons wil laten geloven, of werd hij uit zijn functie ontzet ? We zijn eerder geneigd het laatste te geloven. In een Etat des fonctionnaires administratifs van eind 1806 wordt hij omschreven als incapable de remplir la place de maire par son grand âge et par défaut d'instruction (8). Als adjoint vinden we landbouwer Pieter Lambrecht, die deze functie heeft uitgeoefend van begin 1800 tot eind december 1813, datum waarop hij ontslag nam. Hij werd begin 1814 vervangen door kandidaat-notaris Frederik Minne (9). De negen raadsleden in 1808, op de herbergier JanBaptist Tytgat na, allen landbouwers, waren Jozef Deborchgraeve - reeds agent municipal in 1797 -, Jan-Francies Vandenheede, Tobias Vandekeere, Jan-Baptist Peck, Karel-Philip Vanhaelst, Pieter-Jozef Vermeulen, Francies Debraeve en Joachim Vanthuyne. Veel inspraak in het gemeentelijke bestuur hadden deze mensen echter niet. Aangesteld door een - uiteraard - totaal franstalige en fransgezinde overheid bleven hun activiteiten beperkt tot het opmaken van de gemeentelijke begroting en het beraad slagen over b.v. plaatselijke openbare werken en die aangelegenheden waarover hun advies gevraagd werd (10). In hoeverre deze negen mandatarissen hun functie tot de vernieuwing van de gemeenteraad vanaf april 1820 hebben uitgeoefend, is ons onbekend. Wel hebben we aanwijzingen teruggevonden dat zowel maire Jan-Baptist Minne als adjoint Frederik Minne als gemeentelijke gezagsdragers begin 1820 nog steeds politiek actief waren. Hoewel door het Verdrag van Wenen van 8.6.1815 de Belgische gewesten verenigd werden met het Koninkrijk der Nederlanden, duurde het dus nog enkele jaren vooraleer op politiek gebied een definitief punt gezet werd achter de 20-jarige Franse heerschappij in onze contreien. B. VAN AANGESTELDE NAAR VERKOZEN GEMEENTERA DEN : HET TIJDPERK VANDERMEULEN (1820-1848) I. De Hollandse tijd : 1820 - 1830 Op 3.1.1818 werd voor West-Vlaanderen bepaald dat gemeenten met minder dan 2500 inwoners konden beschikken over een burgemeester, twee schepenen en zes raadsleden. Het schepencollege zou benoemd wor den door dc heer staatsraad gouverneur (= provinciegouverneur), de 45
raadsleden door de gedeputeerde staten (= bestendige deputatie) voor een periode van zes jaar. Om de twee jaar zou 1/3 van de leden vervangen worden (11). Twee jaar later, op 17.4.1820, werd notaris Jan-Francies Vandermeulen tot burgemeester benoemd. Tussen 24.5.1820 en 25.9.1820 duidden de gedeputeerde staten acht raadsleden aan die dan zelf vier kandidaten voordroegen waaruit de gouverneur respectievelijk op 30.11.1820 en 12.2.1821 de schepenen Francies-Xavier Vandenheede en Jan Coucke aanstelde. Ook de benoeming van een gemeentesecretaris en gemeente足 ontvanger diende op een gelijkaardige wijze te gebeuren, zij het dan wel via het voordragen van telkens twee kandidaten buiten de raad. Tot de functie van secretaris werden August Vandermeulen, klerk en broer van de burgemeester, en Robert Destella, dokter, voorgedragen. Algauw bleek dat de gedeputeerde staten niet akkoord konden gaan met de kan足 didatuur van Destella omdat beiden reeds gevrogt moeten hebben in d'administratie. Dit leidde tot grote problemen in de raad die geen vreemdeling wilde voordragen, gezien de onprettige ervaring opgedaan in de Franse tijd met vreemde secretarissen die hun taak verwaarloosden. Burgemeester Vandermeulen, die maar al te graag zijn broer August als secretaris benoemd wilde zien - het familiehemd was duidelijk nader dan de politieke rok -, wist Jacob-Xavier Opsomer (13) te overtuigen zijn kandidatuur te stellen. Opsomer was op 24.5.1820 door de gedeputeerde staten reeds als raadslid benoemd en Vandermeulen speculeerde duidelijk op de onverenigbaarheid van beide mandaten, waardoor de weg voor zijn broer zou open liggen. Verbijstering alom wanneer op 30.11.1820 het uitvoerend orgaan van de provincieraad Jacob-Xavier Opsomer tot gemeentesecretaris benoemde. Blijkbaar vond men het in Brugge niet verantwoord de twee belangrijkste gemeentelijke functies in handen van twee broers te geven. Hoe dan ook, Opsomer verdween uit de raad en in zijn plaats kwam op 14.2.1821 Jozef Sonneville. De eerste voltallige gemeenteraad onder Nederlands bewind bestond dan uit burgemeester Jan-Francies Vandermeulen, schepenen Francies-Xavier Vandenheede en Jan Coucke en raadsleden Jan Damman, Karel-Philip Vandenheede, Jan De Poorter (junior), Jan-Baptist Cabbeke. Emanuel Lambrecht en Jozef Sonneville. Behalve burgemeester Vandermeulen waren ook dit keer allen landbouwers ... Voor de tweejaarlijkse deelvernieuwingen van de raad moesten opnieuw dubbel zoveel kandidaten voorgedragen worden als er te vernieuwen man足 daten waren (14). Om in aanmerking te komen, diende men minimaal 25 guldens (1 fl. was toen 2.1164 fr.) aan directe belastingen te betalen, een vrij hoog barema gezien in 1825 slechts 77 inwoners hier aan voldeden. Blijkbaar was men van hogerhand tevreden over de Dentcrgemse beleids足 mensen want zowel in 1822 als in 1824 bleef iedereen op zijn post. Het K.B. van 25.6.1825 wijzigde gedeeltelijk het bestuur van de landelijke gemeenten. De raad werd nu samengesteld uit een burgemeester, twee 46
^
4
'- J
Het huidige gemeentehuis (sedert 1963), voorheen pastorij, (foto V. Vercruysse)
assessoren (i.p.v. schepenen) en vier raadsleden (15). Van de negen oud gedienden werden er dit keer slechts vier heropgevist. In het schepencol lege werd Jan Damman de opvolger van Jan Coucke, die gewoon raadslid werd. Hij kreeg het gezelschap van Emanuel Lambrecht en van de nieu welingen brouwer Lodewijk Lampaert en Angelus Minne. Laatstge noemde weigerde op 27.8.1X25 de eed af te leggen, onder voorwendsel dat hij reeds lid was van het armbestuur. Op het matje geroepen door districtscommissaris Lucien Acben legde hij enkele dagen later dan toch de eed af. Het systeem van de tweejaarlijkse deelvernieuwingen bleef gehandhaafd, zij het in reeksen van respectievelijk twee, twee en drie uittredende leden. Jan Coucke, in 1825 reeds gepasseerd als assessor, vond op 2.1.1828 geen genade in de ogen van de gouverneur. Bij het vernemen van de herbenoe ming van Damman tot assessor, diende hij om persoonlijke redenen ontslag in als raadslid. Hij werd vervangen door Pieter-Francies Campe die echter in maart 1829 overleed. Zijn plaatst werd een maand later ingenomen door Jan-Baptist Vanrenterghem, tapper in herberg ’de Zwaene' (16). Bij de tweede deelvernieuwing (van 2.1.1830) werd de naar Nevele uitgewe ken Lampaert vervangen door dokter Robert Destella. Voor het reste rende trio hoefde het allemaal niet meer. De septemberdagen van 1830 maakten een definitief einde aan een eeuwenlange vreemde overheer sing... II. De overgangsperiode : 1830 - 1836 In het op 4.10.1830 onafhankelijk geworden Belgie hadden op 11 novem ber in Dentergem reeds de eerste vernieuwde gemeenteraadsverkiezingen plaats. Er werd een kiessysteem ingevoerd met als voorwaarden : mini mum 23 jaar, van het mannelijk geslacht, eigenaar zijn en voor gemeenten met minder dan 3000 inwoners minstens 10 gulden of 21.16 fr. aan directe belastingen betalen. Met een bevolking van 2744 zielen (17) betekende dit dat 114 Dentergemse cijnskiezers zich om negen uur in het dorpshuis mochten aanmelden voor het verkiezen van een voltallige raad bestaande uit opnieuw een burgemeester, twee assessoren en vier raadsleden. Hoewel slechts 4,15 % van de Dentergemse bevolking het recht had aan de stemming deel te nemen, verliep de verkiezing zelf heel wat 'democra tischer’ en alleszins eenvoudiger dan dit nu het geval is. Van een lijsten systeem was bijlange nog geen sprake. Voor elke te verkiezen mandataris riep secretaris Opsomer de namen af van alle stemgerechtigden die aldus tot zeven maal toe een stembriefje met daarop de naam van de kandidaat die zij verkozen, in de stembus stopten. Voor het ambt van burgemeester bleek dat Jan-Francies Vandermeulen 77 stemmen had bekomen, Frcderik Minne 27, Jan Coucke 3 en Jan Damman 2. In het totaal hadden dus 109 Dentergemnaren aan de burgemeestersverkiezing deelgenomen. Evenzo verliep het scenario voor de aanduiding van de twee assessoren 48
en de vier raadsleden. De stemming was niet verplicht en de interesse van de kiezers bleek niet steeds even groot. Naarmate de rangorde der mandaten daalde, nam de onverschilligheid toe. Voor de keuze van de eerste assessor boden zich eveneens 109 kiezers aan, voor de tweede assessor 103 en voor de vier raadsleden respectievelijk 94, 86, 84 en 74. Burgemeester Vandermeulen haalde dus 77 stemmen, eerste assessor Francies-Xavier Vandenheede 58 en tweede assessor, de gerehabiliteerde Jan Coucke, 56. Als raadsleden werden verkozen : Emanuel Lambrecht, Jozef Roose, Leonard Vandevyver en Jan-Baptist Vanrenterghem. Ze kregen respectievelijk 45, 65, 47 en 58 stemmen. Opvallend is dat vier van de zeven verkozen leden reeds zetelden na de laatste deelvernieuwing in januari 1830. Deze situatie is vrij abnormaal. Bij het doornemen van allerhande dorpsmonografieën blijkt dat zowat overal de lokale bevolking haar ongenoegen tegenover het Hollandse verleden uitte door de destijds aangestelde raadsleden weg te stemmen (18). De Dentergemse bewindslieden hadden het, blijkens de verkiezings uitslag van november 1830, in de jaren ’20 blijkbaar meer dan behoorlijk gedaan. Toch was de euforie niet onverdeeld. Notaris Frederik Minne, zoon van Pieter-Bernard (de laatste baljuw van de heerlijkheid Dentergem) en al adjoint tussen 1814 en 1820, kon het moeilijk verteren dat hij tijdens de voorbije stembusslag zowel voor de functie van burgemeester als voor die van eerte assessor de duimen had moeten leggen voor respectievelijk Vandermeulen en Vandenheede. Reeds in 1820, toen de gedeputeerde staten negen raadsleden hadden aangesteld, was hij over het hoofd gezien. Deze miskenning moet hem zuur zijn opgebroken. Tijdens de verkiezin gen van november 1830 wierp hij zich weer volop in de strijd, maar ondervond tot zijn schade en schande dat de 114 kiesgerechtigden het blijkbaar niet zo op hem begrepen hadden. Daar liet notaris Minne het echter niet bij. Reeds de dag na de verkiezingen mobiliseerde hij zijn naamgenoot en vroegere strijdmakker Jan-Baptist Minne - maire van 1808 tot 1820 - en samen met de herbergier uit ‘de Posthoorn' Vitus Galle (19) en een zekere H. Lambrecht poogde hij tevergeefs de stembusuitslag ongeldig te laten verklaren. Niet zonder reden liet secretaris Opsomer zich dan ook smalend uit over eene petitie ... tegen de kiezingen opgesteld door onze jalouse zoo gezegde notabelen en agtingsweerdige heeren ... (20). Deeltijdse verkiezingen waren er tussen 1830 en 1836 niet voorzien. Toch had er in Dentergem op 22.11.1832 een tussentijdse verkiezing plaats ter vervanging van de tweede assessor Coucke en van raadslid Vanren terghem. beiden in 1832 overleden. Ze werden vervangen door respectie velijk Jan Damman - na twee jaar afwezigheid terug op de politieke voorgrond - en Jozef D’haveloose. III. Vandermeulens laatste legislaturen : 1836 - 1848 De gemeentewet van 30.3.1836 bracht een gevoelige verandering in het 49
bestaande kiessysteem. Er dienden opnieuw negen leden verkozen te worden waarvan de helft (eerst vier of de kleine helft, later vijf of de grote helft) om de drie jaar vernieuwd moest worden. De kiescijns werd voor gemeenten tussen 2000 en 5000 inwoners naar 20 fr. teruggebracht. De kiesleeftijd werd van 23 naar 21 jaar verlaagd. In de praktijk betekende dit dat op 14.7.1836 141 gemeentekiezers in het dorpshuis verwacht wer den om een voltallige gemeenteraad, bestaande uit een burgemeester, opnieuw twee schepenen i.p.v. assessoren en weerom zes raadsleden aan te duiden. Het cijnskiesstelsel bleef dus beperkt tot een selecte groep. Gezien de sterke bevolkingstoename in de jaren 1830 (21) maakten deze 141 stemgerechtigden slechts 4,77 % (of 0,62 % meer dan in 1830) uit van de totale bevolking. Veel was er dus op dit gebied voor de Dentergemnaren niet veranderd. Blijkbaar vreesden de uittrecjende leden heel wat tegenwind - van Frederik Minne en zijn kompanen ? - want ze richtten op 10 juli een pathetische oproep tot alle stemgerechtigden : Bovengenoemde ambtenaren, tot heden nog in functie, achten het zich van eene bestuurlyke plicht, zoowel door de omstandigheden als door hunne bedieningen zelve bevolen, alle de kiezers zonder onderscheyd, aentewakkeren, hun recht van stemmen niet te verwaerloozen, maer in tegendeel hun alle op hunnen post te bevinden, ten een ure fix. Trouwens eenieder moet overtuygd zyn, dat van zyne stem kan afhangen een uytslag waervan de gevolgen zeer heylzaem of zeer beklagelyk en verdrukkend kunnen wezen. Kiezers 't is aen u van door uwe stem het kwaed aftekeuren. ’t Is eene plicht die uwe hoedanigheyd van kiezer en zelfde natuer u opleggen. Voorders zonder hier in uytgebreyde bewoordingen te willen treden, om aen te toonen wat al ongehoorde listen, valsche redeneringen en haetelyke aentygingen in het werk gesteld worden, aen de tegenwoordige regende en hare werkingen met verachting te bekladden, zullen wy ons vergenoegen met de parochianen indachtig te maken aen het gepasseerde alsmede aen de werkingen van een zestienjarig bestuer van hun tegenwoordige regering... Gedaen in regende van Denterghem, den tienden july 1836. Hun vrees was blijkbaar gegrond want van de zeven uittredende leden werden er slechts drie herkozen. Voor Francies-Xavier Vandenheede waren deze verkiezingen echter een ongehoord succes. Van de 133 inwo ners die kwamen stemmen, schonken er hem 132 (!) het vertrouwen. Hiermee ging hij zijn politieke strijdmakker Jan-Francies Vandermeulen met maar liefst 40 stemmen vooraf. De derde ‘overlevende’ was Jozef D’haveloose, die met 69 naamstemmen nog net binnen de prijzen gevallen was. De traditie werd geen geweld aangedaan : Vandermeulen werd opnieuw burgemeester en Vandenheede eerste schepen. De zes nieuwelin gen waren tweede schepen Jan Coucke (junior), en de raadsleden Leonard Vandierdonck, Francies Gekiere, Ivo Vandevyver, Pieter Tavernier en Karei Depré. Hoe drastisch ook de verkiezingen hadden huisgehouden bij de uittredende leden, op beroepsvlak bleef alles bij het oude : op 50
Vandermeulen (notaris) en Vandevyver (wagenmaker) na, waren allen opnieuw landbouwers ... Vermeldenswaard is ook dat de wel erg simplistische wijze van stemmen uit 1830 enigszins gewijzigd was. De aanwezigen werden nu verzocht op hun stembriefje evenveel namen te schrijven als er raadsleden te verkiezen waren. De namen dienden op volstrekt wit papier geschreven te worden, zoniet waren ze ongeldig. Pas wanneer een kandidaat de volstrekte meer derheid der aanwezige kiezers bekomen had, was hij verkozen. Gebeurde dit niet, dan werd overgegaan tot een ballotering : de kiezers moesten tijdens een tweede stemronde hun keuze maken tussen de twee kandidaten die het dichtst de absolute meerderheid benaderd hadden. Lottrekking had uitgewezen dat bij de deeltijdse verkiezingen van 20.10.1839 Coucke, Tavernier, Vandevyver en Depré vervangen dienden te worden. Deze 'kleine helft’ van de raad werd zonder problemen herko zen. Op 25.10.1842 had de verkiezing plaats van de 'grote helft’. Vander meulen, Vandenheede en D’haveloose - het trio dat de slijtageslag in 1836 had overleefd - kregen opnieuw het vertrouwen. Bij hen voegden zich nu Bernard Devenyn (22) en Ignaes Devaer, die de in februari 1842 overleden Gekiere en de niet meer verkozen Vandierdonck vervingen. De deelverkiezing van 28.10.1845 bracht opnieuw Coucke, Vandevyver en Tavernier aan het bewind. Karei Depré was niet herkozen. Aangezien een drietal weken voor de verkiezingen de gemeenteraad het ontslag van Jozef D’ha veloose aanvaard had - sedert april 1845 had hij geen enkele zitting meer bijgewoond -, diende ook in zijn vervanging te worden voorzien. De plaats van Depré werd ingenomen door de uit Ardooie afkomstige dokter Hubert Debrabandere terwijl Jan Damman, na een ballotering met Leo Vandenbroucke, de vacante plaats van D'haveloose innam. Na een afwe zigheid van negen jaar - hij was reeds assessor tussen 1825 en 1830 en tussen 1832 en 1836 - maakte Damman hiermee zijn politieke rentrée. Burgemeester Jan-Francies Vandermeulen aengedaen van eene verlam mende zenuwziekte (23) - zijn laatste zitting dateerde van 11.11.1846 diende na een politieke loopbaan van bijna 28 jaar, vermoedelijk in maart 1848, ontslag in. De gemeenteraad droeg schepen-van-het-eerste-uur Francies-Xavier Vandenheede als zijn plaatsvervanger voor. Waarschijn lijk nog tijdens dezelfde maand werd hij tot burgemeester benoemd. Opvallend is wel dat in september 1846 Jan Coucke, nauwelijks een jaar na zijn laatste herverkiezing, waarin hij 89 van de 90 uitgebrachte stemmen bekomen had, zijn ontslag als schepen had aangevraagd. Ontslag dat hem bij K.B. van 7.3.1847 werd verleend. Voelde hij toen al aan dat de raad geneigd was de kandidatuur van de 61-jarige Vandenheede voor te dragen bij een eventueel ontslag van burgemeester Vandermeulen en dat hij dus over het hoofd zou worden gezien ? Hoe dan ook, door deze wijzigingen waren beide schepenzetels vacant. Op 3.4.1848 namen Debrabandere en Damman - de beide nieuwelingen van de deelverkiezing in 1845 - de vrijgekomen plaatsen in. 51
Lofdicht “Aen de Burgery, ter gelegenheyd der plegtige inhaling van den achtbaeren Heer Mynheer J.F. Vandermeulen, hy Koninglyk besluyt van den 3den 8ber 1836, tot Burgemeester van Denterghem hernoemd". “Apollo, dichtren God ! dael van den Helikon, En schenk een sprankel vuers aen uw bedeesden zoon, Dan zal ik, onbeschroomd, ten spyt der haterlingen, Aen onzen Burgervoogd verdienden lof opzingen. Aen hem, die vier mael reeds ons aen het hoofd gesteld, Een vaderlyk bestuer van zestien jaren telt. Toen Vandermeulen eerst vol ieverzuchtigheden, De loopbaen des bewinds alhier kwam intetreden. Het was uyt heerschzucht niet die uyt de grootschheyt spruyt, Maer, op den wensch die door elk burger wierd geuyt. Zijn eenig inzicht was voor ons geluk te werken, Dit kon men van toen af uyt zyne daên bemerken. De heylzon die alsdan voor ons uyt 't oosten rees, En onzen Burgerheer de regte wegen wees, Blyft zyne paden nog met vrolyk licht beschynen, En niet een duystere wolk doet haren glans verdwynen. Welhaest was zyn bestuer in eer en in gezag, Door kundigheyd en vlyt die hy legde aen den dag. Door onpartydigheid die hy vooral liet blyken. Verwierf hy de achting haest van armen en ryken. Den toegang wierd by hem aen niemand ooyt ontzeyd, En had men klagt te doen van eenig onbescheyd, ’t Zy wegens het bestuer, het zy van andre zaken, Men konde ’t allen tyd by hem te regt' geraken : Elk een wierd met geduld en willigheyd aenhoord, En had men regt of geen, nooyt zag men hem gestoord. Hy rigtte in raed en daed zich altyd naer de reden, En ging altyd te werk met veel omzigtigheden, Waerdoor hy, ik herhael ’t, elks liefde en achting won, Zoo hoog als vader ooyt van kind erlangen kon. Hetgeen ik, op dit feest, elk een voor oogen stelle, En van onz’ Burgervoogd, van vroeger tyd vertelle, Blyft tot op dezen dag nog altyd even waer, En 'nevens myn taffreel, is de ondervinding daer. Al 't geen tot welzyn strekt gestaeg zyn gunst toedragen, De wetenschap en kunst krachtdadig onderschragen. Het onderwys der jeugd volyvrig voorenstaen, Dit heeft dien braven heer tot heden steeds gedaen. Niet op het nutte alleen kwam Vandermeulen denken, Hy wilde ons ook met ’t schoon ’t aengenaem beschenken, De toonkunstmaetschappy, meest door zyn zorg gesticht, En na een korten tyd, voltallig ingerigt, Kwam haest elks oor met haer verrukkend spel bekoren, En op elk feest, mogt men haer zoete toonen hooren : Zy schonk den Kerkdienst ook een nieuwen luyster by. Men hoorde een zoet akkoord by ieder hooggety. Een ievervolle jeugd kwam zich der kunst toewyden. 52
In 't kort praelt Denterghem by alle toonkunststryden, Te Rousslaer’, Brugge, Cend, en andre plaetsen meer, Wierd onze maetschappy bekroond met roem en eer. Men zag er 't glanzig goud, haer welverdiend geschonken, En andre toonkunstnaers afgunstig daer op lonken. Dan, twyl onz' Burgervoogd in rust en vré bestierde, En zyne levensbaen met eeuwgen roem versierde. Brak eyndelyck den dag van onze omwenteling aen. Dien Roode Auroor uyt 't oost voor België op deed staen, Een tydstip, nieuw voor 't land kwam zich alsdan vertoonen, Terwyl ons heidenvolk zich onverwelkbre kroonen, Met onvergaenbren roem op 't veld van eere plukt, En België met geweld aen hólland zich ontrukt, Een nieuwe wetgeving komt zich in Brussel vormen, Nog midden in 't geruysch der vaderlandsche stormen. Den keus van elk bestuer den burger toegekend’ : Deez’ wet op korten tyd, was België rondgerend. Onz’ Burgery kwam ook, door iever aengedreven. Ter stemmingplaets om daer de schoonste blyk te geven. Der toegenegenheyd die ze onzen Burgerheer, Op allen tyd en stond steeds toedraegt, meer en meer. Thans ook, ofschoon hy wierd op ’t hevigst aengevallen. Ziet men hem wederom met luyster zegepralen, Noch pooging, noch geweld wierd tegen hem gespaerd, Maer de aenvallende heeft niets dan schande en schaemt vergaerd. Wy mogen hem dan weer als Burgemeester groeten, Voortdurig zullen wy in hem dien heer ontmoeten, Die sedert zestien jaer gestaèg ons heyl betracht. Vereenigt, Burgren ! dan uw stem, en roept met kracht : 'Dat Vandermeulen lang als Burgemeester leve ! En aen ons Denterghem en bloey en welvaert geve !' Dan smaken wy te gaêr, het zoet der vrede en rust. En allen haet en twist word in ’t gemeent gebluscht. Leve den Burgemeester !!!" Bron : Gemeentearchief Dentergem
C. EEN LANDBOUWER AAN HET BEWIND : HET TIJDPERK VANDENHEEDE (1848 - 1860) In februari 1848 brak te Parijs een revolutie los die een definitief einde stelde aan de Franse monarchie. Doordrongen van een fanatiek idealisme poogde een kolonne van 2000 arbeiders uit de streek van Rijsel de FransBelgische grens bij Risquons-Tout te overschrijden om ook hier te lande het revolutionaire ideeëngoed ingang te laten vinden. Hoewel deze poging door de Belgische strijdkrachten verijdeld werd, had ze toch de nodige indruk gemaakt op onze parlementsleden. Om het smeulende republi keinse ongenoegen te doven, werd via de inderhaast gestemde wet van 12.3.1848 beslist de kiescijns in de grotere steden en gemeenten te verla 53
gen om zo meer mensen inspraak te geven in zowel het lokale, het provinciale als het landsbestuur (24). Voor Dentergem veranderde er eigenlijk niets : in de kleine gemeenten bleef de kiescijns bepaald op 20 fr. Het enige voelbare gevolg van deze kieswetswijziging was dat er op 22.8.1848 overal gemeenteraadsverkiezingen plaatsvonden ter vervanging van de voltallige raad. Deze verkiezingen zijn de geschiedenis ingegaan als de enige die te Den tergem geleid hebben tot een herverkiezing. Op 8.9.1848 vernietigde de bestendige deputatie van West-Vlaanderen de ballotering die 17 dagen eerder had plaatsgegrepen voor het aanduiden van drie raadsleden. Er werd een nieuwe stemming bevolen tussen zes kandidaten op zaterdag 7.10.1848. Bij deze nieuwe ballotering werd uiteindelijk notaris Frederik Minne - die bij de deeltijdse verkiezingen van 1845 opnieuw nipt naast het zo begeerde politieke mandaat had gegrepen - verkozen. Alhoewel hierover geen enkel bewijs werd gevonden, lijkt het ons niet onwaarschijn lijk dat Minne de hand gehad heeft in de vernietiging van de ballotering van 28 augustus. In vergelijking met de gewijzigde raad van april 1848, treffen we nu drie nieuwe gezichten aan : behalve de geciteerde Frederik Minne - die na 28 jaar opnieuw politieke verantwoordelijkheid kreeg - maakten ook Ferdi nand Roose en Pieter Vanparijs hun opwachting in de Dentergemse gemeenteraad. Zij vervingen de niet herkozen (?) Bernard Devenyn, de in juli 1848 aan tyfus overleden dokter Debrabandere (25) en de als raadslid nog niet vervangen Vandermeulen. De zetelverdeling zag er dan uit als volgt : burgemeester Francies-Xavier Vandenheede, schepenen Jan Damman en Jan Coucke - het voorbije anderhalve jaar als gewoon raadslid had Coucke blijkbaar tot andere gevoelens gebracht - en de raadsleden Ignaes Devaere, Pieter Vanparijs, Ferdinand Roose, Pieter Tavernier, Ivo Vandevyver en Frederik Minne. Bij lottrekking dienden de zetels van Coucke, Roose, Devaere en Vanpa rijs tijdens de eerste deelverkiezing van 18.10.1851 vernieuwd te worden. De vier uittredende leden behielden met een overweldigende stemmen meerderheid hun plaats in de raad. Ze kregen daarenboven het gezelschap van veearts David Vanseveren die de in maart 1850 afgetreden Vandevy ver verving. Na twee decennia werden de Dentergemse stemgerechtigden op 11.1.1853 voor een tweede maal ter stembus geroepen voor een tussentijdse verkie zing. Dit ter vervanging van de in oktober 1852 overleden Frederik Minne die niet lang van zijn politiek eerherstel had mogen genieten. In zijn plaats legde olieslager Isidoor Destella een maand later de eed af. Ook tijdens de deelverkiezingen van 31.10.1854 en 27.10.1857 behielden alle uittredende leden hun zetel. Voor de derde opeenvolgende maal lieten de kiezers hun algehele tevredenheid blijken over het gevoerde beleid. Op zichzelf is dit niet uniek in de Dentergemse gemeentepolitiek - ook ten tijde van burgemeester Opsomer zullen we nog een dergelijke 54
aanhankelijkheid meemaken - maar het getuigt toch van het feit dat de lokale bevolking volle vertrouwen had in de politieke ervaring en wijsheid van Francies-Xavier Vandenheede en diens beleidsploeg. Als enige agra rische burgervader in een eeuw gedomineerd door doctors in de rechten, een toch niet onaanzienlijke verdienste ... D. DENTERGEMS ROEMRIJKSTE PERIODE : HET TIJDPERK OPSOMER (1861 - 1891) Bij de deeltijdse verkiezingen van de 'grote helft’ der leden d.d. 30.10.1860 was de bijna 76-jarige Francies-Xavier Vandenheede geen kandidaat meer. Flet K.B. van 21.12.1860 zette een definitief punt achter de politieke loopbaan van een landbouwer die de voorbije vier decennia als schepen en burgemeester bijna geen enkele raadszitting had gemist en ongetwijfeld kon bogen op een in Dentergem zelden geziene populariteit. Samen met hem stapte ook zijn loyale schepen en vriend Jan Damman uit de politieke arena. Na gedurende maar liefst 29 jaar gezamenlijk een vooraanstaande rol in de Dentergemse gemeentepolitiek gespeeld te hebben, werd hiermee een punt gezet achter een generatie raadsleden die nog het genoegen (?) had gesmaakt ten tijde van het Nederlands Bewind door de toenmalige gede puteerde staten benoemd te zijn geweest. In hun plaats kwamen JozefAugust Opsomer en Camiel Minne. Opsomer had op 28.12.1836 zijn vader Jacob-Xavier als gemeentesecretaris opgevolgd en gaf na 24 jaar deze administratieve fakkel door aan zijn broer Lodewijk-Amaat. De politieke intrede van Jozef-August gebeurde meteen langs de grote poort: op 30.1.1861 legde hij de eed van burgemeester af in handen van de Tieltse arrondissementscommissaris Constant Vandenberghe. De ver nieuwde gemeenteraad bestond dan uit burgemeester Jozef-August Opso mer, de schepenen Jan Coucke en Isidoor Destella en de raadsleden Ignaes Devaere, Pieter Vanparijs, Pieter Tavernier, David Vanseveren, Ferdinand Roose en Camiel Minne. Ondanks de aanwezigheid van een notaris (Opsomer), een veearts (Vanseveren) en een olieslager (Destella) bleef de Dentergemse raad nog steeds een agrarische aangelegenheid : zes van de negen leden waren landbouwers ... Over de jaren zestig van de 19de eeuw kunnen we kort zijn. Bij de drie deelverkiezingen van 27.10.1863, 30.10.1866 en 26.10.1869 werden de in totaal 13 uittredende leden allen met een nooit geziene unanimiteit herko zen (26). De politieke rust die al heerste onder burgemeester Vanden heede zette zich blijkbaar door. Het onaantastbare gezag van burgemees ter Opsomer en van zijn vriend pastoor Norbert Scherpereel - twee van de meest invloedrijke figuren die Dentergem ooit gekend heeft - zal hier wel niet vreemd aan geweest zijn. Mogen we de globale tevredenheid over het gevoerde beleid ook afleiden uit het feit dat bij de deelverkiezin55
gen van 1869 slechts 62,76 % van dc stemgerechtigden kwam opdagen (27) ? Door de wet van 12,6.1871 werd de kiescijns voor dc gemeenteraadsver kiezingen uniform verlaagd tot 10 fr. (28). Dit had tot gevolg dat heel wat meer Dentergemnaren inspraak kregen bij de aanduiding van de raadsleden. Op 1.7.1872 werden 145 inwoners (51 meer dan in 1869) opgeroepen voor de aanwijzing van een nieuwe voltallige raad ; 133 brachten effectief hun stem uit. Het werd opnieuw een verkiezing zonder veel animo. Van de negen leden die tien jaar eerder reeds zetelden, namen er acht hun vertrouwde plaats weer in. Enkel Frederik Devenvn voegde zich bij het gezelschap en dan nog in de plaats van de in juli 1871 overleden Pieter Vanparijs die 22 jaar lang het rustige politieke leven te Dentergem had helpen bepalen. Vermeldenswaard is wel dat door deze kieswetswijziging voor het eerst gebruik gemaakt werd van voorgedrukte stembiljetten. Het zelf opschrijven van namen behoorde definitief tot het verleden en dit zal het kiesgeheim zeker ten goede gekomen zijn. Ook de beide deelverkiezingen op 16.10.1875 en 29.10.1878 brachten nauwelijks verandering. We noteren enkel de nieuweling Hendrik Vanseveren die in 1875 de plaats innam van zijn vader David die na een carrière van 27 jaar geen kandidaat meer was. De stemming van 1878 is wel de geschiedenis ingegaan als de eerste waarbij - na een wijziging in de kiesprocedure in 1877 - de verschillende partijen ten minste vijf dagen voor de verkiezingen hun kandidatenlijsten moesten indienen. De invoering van het voor ons heden ten dage zo vertrouwde lijstensys teem had in Dentergem tot gevolg dat bij de verkiezingen van 1878, 1881 en 1884 telkens slechts één lijst samengesteld werd. Geen enkele verme tele durfde het blijkbaar aan tegen de almachtige Opsomer met een tegenlijst op te komen. Aangezien er op een lijst niet meer namen moch ten voorkomen dan er te verkiezen mandaten waren, waren de bescher melingen van de burgemeester quasi zeker van hun zetel (29). Het gebrek aan concurrentie leidde hoe dan ook tot een zekere apathie bij de kiezers. Van de 147 ingeschrevenen kwamen er in 1881 maar 68 of 46,25 % opdagen. Nooit was de opkomst, verhoudingsgewijze, zo laag ... Toch waren de deelverkiezingen van 25.10.1881 niet zonder belang. Ondanks het feit dat slechts de kleine helft van de raad vernieuwd diende te worden, waren er toch vijf mandaten beschikbaar. De in 1878 in de plaats van zijn vader verkozen jonge veearts Hendrik Vanseveren was in augustus 1881 op 34-jarige leeftijd overleden. De deellegislatuur 1878 1881 had blijkbaar lelijk huisgehouden : in de loop van 1879 waren ook Pieter Tavernier en Ferdinand Roose ten grave gedragen na een ambtster mijn van respectievelijk 42 en 31 jaar. Drie mandaten waren dus vacant en burgemeester Opsomer bood Constant Vanderougstraete - in de plaats van Vanseveren, wiens mandaat normaliter pas eind 1884 afliep -, Pieter Deruwe en dokter Ivo Vandevoorde de kans hun eerste stappen in de dorpspolitiek te zetten. De voor het eerst sinds lange tijd grondig gewij 56
zigde gemeenteraad zag er nu als volgt uit : burgemeester Jozef-August Opsomer, schepenen Jan Coucke en Isidoor Destella en raadsleden Ignaes Devaere, Frederik Devenyn, Camiel Minne, Ivo Vandevoorde, Picter Dcruwe en Constant Vanderougstraete. Door de wet van 24.8.1883 werd voor gemeenten en provincies het cijns kiesstelsel gedeeltelijk vervangen door het capacitair stelsel. Gediplomeer den van het hoger en het middelbaar onderwijs en personen die een functie uitoefenden die een zekere ontwikkeling veronderstelde, verkre gen automatisch het kiesrecht. Ook lager gediplomeerden konden vrijge steld worden van de kiescijns, op voorwaarde dat ze een kapaciteitsexamen aflegden (30). De bedoeling : meer mensen de kans te bieden aan te verkiezingen deel te nemen, had te Dentergem niet het geringste effect. De weinigen die middelbare studies gevolgd hadden, betaalden sowieso 10 fr. aan directe belastingen en we kunnen ons niet voorstellen dat er op 25.10.1883 veel Dentergemnaren naar Antwerpen gereisd zijn om aan het kapaciteitsexamen deel te nemen. Bij de deelverkiezingen van 19.10.1884 waren 139 stemgerechtigden inge schreven. welgeteld één meer dan in 1881. De 89 geïnteresseerden die ten dorpshuize verschenen voor de verkiezing van de grote helft van de raad gaven Opsomer 83 stemmen, Coucke 79, Minne 78 en Devenyn en Vanderougstraete elk 77. Er diende bovendien voorzien te worden in de vervanging van raadslid Devaere die, na 40 jaar politieke activiteit, in maart 1883 overleden was. De 27-jarige Henri Desplenter - toen nog landbouwer en wonende aan de Groeneweg - had zich wijselijk onder de vleugels van Opsomer geschaard en deelde in de voordelen van diens monopoliepositie. Met 78 stemmen was hij alleszins een waardige opvolger van de op 85-jarige leeftijd gestorven - dé ouderdomsdeken in 157 jaar Dentergcmsc politieke geschiedenis - Ignaes Devaere. De deelverkiezingen voor de kleine helft van de raad op 16.10.1887 zijn om twee redenen het vermelden waard. Op 3.1.1887 verloor Dentergem door het overlijden van Jan Coucke één van de grootste dorpsfiguren uit haar geschiedenis. Gedurende precies 50 jaar, 2 maanden en 20 dagen had hij ononderbroken een rol gespeeld in Dentergems gemeentepolitiek. Onder de opeenvolgende burgemeesters Vandermeulen, Vandenheede en Opsomer was hij - op anderhalf jaar vrijwillige 'degradatie' tot gewoon raadslid na - gedurende een halve eeuw schepen geweest. Een prestatie zonder weerga ! Na het wegvallen van Devaere verdween met Coucke de tweede 80-plusser uit de raad en kon de verjonging, ingezet met de intrede van Desplenter. verdergezet worden (31). Burgemeester Opsomer, op zoek naar een valabele vervanger voor eerste schepen Coucke, kreeg een nieuwe opdoffer te verwerken. Tweede sche pen Isidoor Destella had - om voor ons onbekende redenen - de euvele moed om met een éénmanslijst Opsomers stevige vesting te bestoken. In oktober 1887 boden zich dus zes kandidaten aan ter vervanging van de vier uittredende leden en van Jan Coucke wiens mandaat pas eind 1890 57
verviel. Wat te verwachten was, gebeurde. De volstrekte meerderheid van 51 stemmen - 128 kiezers kwamen opdagen, 28 stemden ongeldig werd behaald door de vijf kandidaten van de lijst Opsomer. Toch verliet Destella met opgeheven hoofd het politieke toneel : met 46 stemmen had hij er slechts 5 minder dan Pieter Deruwe, die nog net binnen de prijzen viel. Twee nieuwelingen maakten hun opwachting : Jan-Baptist Roose in de plaats van Coucke - en Eugeen Minne, die 21 jaar eerder al eens zijn kans gewaagd had, maar toen welgeteld twee stemmen haalde. Camiel Minne en de 30-jarige Desplenter werden op 14.1.1888 gepromoveerd tot schepenen. Op 19.10.1890 diende de grote helft van de raad vernieuwd te worden. De moedige poging van Destella had blijkbaar aanstekelijk gewerkt, want ook bij deze deelverkiezing kwamen er twee lijsten op. De uittredende leden van de lijst Opsomer waren wijselijk onder de vleugels van hun schutsengel gebleven. Bij hen voegde zich dokter Cadet die de plaats innam van de in december 1887 verhuisde Devenyn. De onvolledige tegenlijst bestond uit veearts Henri Dejonghe, eigenaar Basiel Vermeersch en landbouwer Jozef Depré. Ook deze keer viel de oppositie tegen de bur gemeester te zwak uit. Van de 147 kiezers had Vanderougstraete als hekkensluiter op de lijst Opsomer nog 91 stemmen bekomen. Dejonghe en Vermeersch haalden er als koplopers van de 'dissidente' lijst elk slechts 49. Opsomer bleef de meest populaire kandidaat met 102 naamstemmen. E. EEN BEWOGEN INTERMEZZO : HET TIJDPERK ADOLF DE VISSCHER - CAMIEL MINNE - GUST A AF COUCKE (1891-1922) I. De omstreden Adolf De Visscher : 1891 - 1896 Op 22.8.1891 overleed op 78-jarige leeftijd Jozef-August Opsomer, nau welijks tien maanden na zijn laatste herverkiezing. Met hem verloor Dentergem ongetwijfeld haar meest gezaghebbende persoonlijkheid uit de 19de eeuw (32). Er werd beslist - en dit voor de derde maal in de Dentergemse geschiedenis na 1832 en 1853 - een buitengewone verkiezing te houden ter aanvulling van de vrijgekomen raadszetel. Op 18.10.1891 hadden de 148 kiezers de keuze tussen de schoonzoon van wijlen burgemeester Opsomer, notaris Adolf De Visscher, en brouwer Constant Planckaert. Het werd een riante overwinning voor De Visscher die 103 naamstemmen kreeg. Het mocht een troost wezen voor Planc kaert dat hij met zijn 42 stemmen toch duidelijk beter scoorde dan in 1869, 1872 en 1875 toen hij respectievelijk 1, 6 en 2 Dentergemnaren van zijn kapaciteiten had weten te overtuigen. Op 7.11.1891 legde De Visscher de eed af als gemeenteraadslid en - was het anders te verwachten ? vermoedelijk zowat een maand later droeg hij reeds de burgemeesterssjerp. De gemeenteraad was dan samengesteld uit burgemeester Adolf De Visscher, schepenen Camiel Minne en Henri Desplenter en raadsleden 58
Zittend : notaris Adolf De Visscher (gemeenteraadslid, schepen, burgemeester 18911896 en 1908-1920) ; achter hem : zijn echtgenote. Daarnaast : zijn zoon Robert (gemeenteraadslid, schepen, burgemeester 1921-1964) en diens zuster, (verz. V.Vercruysse) 59
Constant Vanderougstraete, Jan-Baptist Roosc, Ivo Vandevoorde, Eugeen Minne, Pieter Deruwe en Aehiel Cadet. Adolf De Visscher is steeds een erg controversiële figuur geweest in de Dentergemse gemeentepolitiek. Hij straalde duidelijk niet het charisma uit dat zijn schoonvader eigen was. Tijdens de gemeenteraadszitting van 31.12.1892 weigerden de raadsleden een schriftelijke klacht van Constant Planckaert - wrokkig omwille van zijn recente nederlaag ? - tegen zijn aandeel in het abonnement (33) te behandelen omdat hij de burgemeester uitschold voor al wat schoon en lelijk was. In een verkiezingspamflet voor de deelverkiezingen van 1903 werden De Visscher en zijn aanhangers afgeschilderd als dezen die, om onnoozele beuzelarijen burgers tergde... (34). Hoewel het om een pamflet gaat en we dus voorzichtig moeten zijn in onze beoordeling, kunnen we ons toch niet van de indruk ontdoen dat dergelijke beschuldigingen ten tijde van Opsomer een averechts effect gehad zouden hebben. II. De periode Camiel Minne : 1896 - 1907 Na tal van betogingen en grote stakingen werd, via de grondwetswijziging op 7.9.1893, een nieuwe kieswet van kracht waardoor het cijnskiesstelsel vervangen werd door het algemeen meervoudig stemrecht. Zowel voor de provincieraad als voor de wetgevende kamers kon men nu 1. 2 of 3 stemmen uitbrengen. In navolging van deze fundamentele kieshervorming werd op 11.4.1895 bepaald dat alle mannen van boven de 30 jaar (!) die reeds drie jaar in de gemeente woonden nu konden meebeslissen in de aanduiding van hun lokale mandatarissen. Wie een bepaalde minimumcijns betaalde, eigenaar, familiehoofd of gediplomeerd was, kon een 2de, een 3de of zelfs een 4de stem uitbrengen. Het principe van de deeltijdse verkiezingen bleef van kracht, maar in tegenstelling tot vroeger werd de legislatuur uitgebreid tot een periode van acht jaar en werd het stemrecht nu een stemplicht (35). Door deze omslachtige en tijdrovende kieshervorming hadden er pas op 17.11.1895 nieuwe gemeenteraadsverkiezingen plaats, zij het wel ter ver vanging van de voltallige raad. De 437 stemplichtigcn (36) - bijna 300 meer dan het aantal stemgerechtigden in 1891 - vonden op de ingediende kandidatenlijsten zeven van de negen namen terug die de voorbije vier jaar het politieke beleid te Dentergem hadden bepaald. Dokter Vande voorde had zich teruggetrokken en Pieter Deruwe was enkele dagen voor de verkiezingen verhuisd naar Westkapelle. Voor het eerst in de Dentergemse geschiedenis waren er twee volledige lijsten ingediend. Een niet te veronachtzamen gegeven, voortgaande op het feit dat hiermee de basis werd gelegd van een tweestrijd die gedurende de komende 50 jaar het politieke leven te Dentergem zou bepalen. Adolf De Visscher wist zijn strijdmakkers Desplenter. Roose en Cadet en de nieuwelingen Camiel Vandecasteele, Cyricl Vanhuffel, Félix Vanquae60
them, Francies Debrabandere en Leonard Vandevyver tc overtuigen front te vormen tegen een lijst aangevoerd door de 31-jarige nieuwkomer Gustaaf Couckc, een achterneef van de veelbesproken Jan Coucke. Gustaaf Coucke kreeg het gezelschap van de oudgedienden Camiel Minne, Con stant Vanderougstraete en Eugeen Minne, aangevuld met Constant Planckaert, Basiel Vermecrsch, Jan Coucke junior. Petrus - Jozef Depré en August Vandenheedc. Het werd een verpletterende overwinning voor de lijst Coucke die maar liefst acht zetels in de wacht sleepte. De omstreden De Visscher werd weggestemd en Desplenter was de enige die de eer kon redden ten nadele van Jan Coucke junior die blijkbaar weinig vruchten kon plukken van het charisma van zijn vader zaliger. Zelfs oudgedienden als dokter Cadet en Jan-Baptist Roose werden in de val van De Visscher meegesleurd. In feite mogen we stellen dat de jeugd de duimen had moeten leggen voor de grijze haren. Dc wijsheid van één 80-er, twee 70-ers en drie 6()-ers boe zemde de Dentergemse kiezers blijkbaar meer vertrouwen in dan de vermeende onervarenheid van twee 30-ers en drie 40-ers op de lijst De Visscher. Het gevolg van deze keuze was wel dat de tien jaar eerder ingezette verjonging van de raad in één klap tenietgedaan werd. De gemiddelde leeftijd van de gemeenteraadsleden benaderde opnieuw de 60 jaar ... Camiel Minne werd als burgemeester voorgedragen - lijsttrekker Coucke was blijkbaar nog te jong en te onervaren - en volgde als dusdanig in maart 1896 De Visscher op. Na de aanwijzing van dc schepenen op 5.2.1896 zag de nieuwe gemeenteraad er als volgt uit : burgemeester Camiel Minne, schepenen Gustaaf Coucke en August Vandenheede, raadsleden Constant Vanderougstraete, Eugcen Minne, Basiel Vermeersch, Petrus-Jozef Depré, Constant Planckaert - eindelijk' - en als enig oppositielid Henri Despcnter. Van dit negental had de in 1890 niet verkozen Basiel Vermeersch met 349 stemmen het beste resultaat behaald. Henri Desplenter sloot de rij met 325. Tot slot van deze interessante verkiezingsstrijd nog één opmerking. Voor het eerst in de Dentergemse gemeentepolitiek werd de landbouwersmeerderheid in de raad doorbroken. Planckaert was brouwer, Desplenter zal dit in de loop van 1896 worden, Eugeen Minne en Vermeersch leefden van de opbrengst van hun eigendommen, terwijl Vandenheedc - de eigen lijke stichter van wat nu de firma Abbeloos is - als fabrikant zijn brood verdiende (37). Bij de deelverkiezingen van 15.10.1899 dienden de uittredende leden Depré, Vandenheede. Vanderougstraete (lijst Minne - Coucke) en oppo sitielid Desplcnter vervangen te worden. Op de in juni 1899 op 82-jarige leeftijd overleden Vanderougstraete na waren ze allen opnieuw present. De uitslag der stemming was uiterst verrassend. De kandidaten van de lijst De Visscher - Desplenter bleken alle vier met een vrij groot stemmenverschil te zijn verkozen. Of dit te maken had met het feit dat Adolf De 61
Visscher zelf geen kandidaat was, laten we in het midden maar het is een feit dat zowel Petrus-Jozef Depré als August Vandenheede zonder pardon waren weggestemd. Burgemeester Minne, die in één klap een heus oppositiekwartet tegenover zich zag, bleek een slecht verliezer. Hij diende klacht in wegens tal van vermeende onregelmatigheden tijdens de stemming. Zo zouden op de verkiezingsdag zelf tien stembrieven verduisterd zijn geweest. Dit bezwaar werd vrij au sérieux genomen want op 5.12.1899 had er zelfs een onder zoek in het dorpshuis plaats o.l.v. de heren Vanhee en Vercruysse, leden van de bestendige deputatie van West-Vlaanderen. De verbreking der verkiezing, aangevraagd door Camiel Minne en consoorten, werd echter verworpen en de uitslag bleef onveranderd. Het resultaat van de stembus slag was een deels gewijzigde raad met Camiel Minne als burgemeester, Gustaaf Coucke als eerste schepen en - raar maar waar - oppositielid Henri Desplenter opnieuw als tweede schepen. Raadsleden waren Eugeen Minne, Basiel Vermeersch, Constant Planckaert, Camiel Vandecastecle, Jan-Baptist Roose en Achiel Cadet. De uitslag van de tweede deelverkiezing na de kieswetswijziging van 1895 was al even merkwaardig als de voorgaande. Wie conclusies had getrokken uit het resultaat van 1899, sloeg de bal compleet mis. Alzo Eugeen Minne die opportunisme blijkbaar belangrijker vond dan partijtrouw, de lijst Minnc-Coucke de rug toe keerde en zich bij de discipelen van De Visscher en Desplenter voegde. Het werd zijn zwanezang. Op 22.11.1903 werden de uittredende leden van de meerderheid, op de overgelopen Minne na, die vervangen was door Leonard Lemey, allen herkozen. De vijf tegen kandidaten kwamen er niet bij te pas. Basiel Vermeersch bleef de popu lairste politicus met 392 stemmen, terwijl Eugeen Minne, wiens vaandelvlucht weinig respons had gevonden, als allerlaatste van de tien kandidaten afvlagde met .285 stemmen. Adolf De Visscher, die zich opnieuw in de strijd had geworpen, viel nog steeds te licht uit tegen de tandem MinneCoucke. Of had deze nederlaag eerder te maken met een ruim verspreid verkiczingspamflet waarbij Gustaaf Coucke brandhout maakte van De Visscher en de zijnen ? III. De periode Gustaaf Coucke : 1907 - 1922 De declverkiezingen van 20.10.1907 voor de kleine helft van de raad verliepen minder spectaculair dan de voorgaande. Van de vier uittredende oppositieleden stelden Jan-Baptist Roose en dokter Cadet zich geen kan didaat meer. Ze werden vervangen door Adolf De Visscher en Emiel Declercq. De verhouding meerderheid - oppositie in de Dentergemse raad bleef vijf - vier want zowel De Visscher, Declercq. Desplenter als Vandecasteele werden verkozen. Samen met hen legde ook brouwer Emiel Planckaert op 13.01.1908 de eed als raadslid af. Hij kwam in de plaats van zijn in oktober 1906 overleden vader Constant, dank zij een onder linge overeenkomst of - zoals dat heet - via een verkiezing zonder strijd. 62
Gustaaf Coucke (gemeenteraadslid, schepen, burgemeester 1896-1947). (verz. E. Bekaert). 63
Om deze zegepraal van de lijst De Visscher-Desplenter in de juiste context te plaatsen, dienen we toch een tweetal zaken toe te lichten. Bij deze verkiezingen had Camiel Minne geen tegenlijst willen of kunnen samen stellen. De enige concurrentie kwam van twee onafhankelijke kandidaten. Octaaf Minne en kleermaker Richard Ricart, die ieder apart een éénmanslijst hadden gevormd. Met respectievelijk 185 en 175 stemmen kregen beide vrijbuiters echter geen voet aan de grond. Om verkozen te zijn. gold nog steeds het systeem van de volstrekte meerderheid. Er waren 681 geldige stembrieven in de bussen geteld wat deze meerderheid op 341 bracht, een minimum dat enkel door Vandecasteele en De Visscher gehaald werd. Declcrcq en Desplcnter werden uit eindelijk toch in de raad opgenomen par application de représentation proportionnelle. Binnen de lijst De Visscher-Desplenter had er zich dus duidelijk een kentering voorgedaan ten voordele van eerstgenoemde. Na een gedwongen "retraite” van bijna twaalf jaar maakte Adolf De Visscher met de nodige bravoure zijn rentrée terwijl Henri Desplenter, die jaren lang zijn kopman in de schaduw had gesteld, de grootste moeite had om nog het vertrouwen van de kiezers te genieten. Kort voor de verkiezingen van oktober 1907 had de bijna 81-jarige Camiel Minne ontslag als burgervader ingediend ten voordele van zijn bescherme ling Gustaaf Coucke. Dit ontslag werd bij K.B. van 23.9.1907 aanvaard en op 31.10.1907 legde Coucke de eed af als nieuwe burgemeester van Dentergem. Minne bleef wel actief als raadslid en werd tijdens de installatiezitting van 13.1.1908 zelfs tot eerste schepen verkozen. De gewijzigde raad zag er dan als volgt uit : burgemeester Gustaaf Coucke, schepenen Camiel Minne en Henri Desplenter en raadsleden Basiel Vermeersch. Emiel Planckaert, Emiel Declercq, Leonard Lemev, Camiel Vandecasteclc en Adolf De Visscher. Op 15.10.1911 hadden er opnieuw dcclverkiezingen plaats voor de grote helft van de raad. De stemming was in die zin belangrijk dat de leden, zonder dat ze het toen zelf vermoedden, bijna tien jaar onafgebroken aan het bewind zouden blijven. De verkiezingen voorzien voor 1915 zullen omwille van oorlogsomstandigheden uitgesteld worden tot 1921 ... Van de vijf uittredende leden waren er drie die het politieke leven vaarwel zegden : Basiel Vermeersch. die de plaats ruimde voor zijn zoon Alfred. Leonard Lemey en last but not least Camiel Minne. Met zijn 85 jaar was Minne het op één na oudste raadslid dat tussen 1820 en 1977 in de gemeenteraad zetelde. Was dit net geen rekord, dan mogen we hem wel in de annalen van de Dentergemse gemeentepolitiek inschrijven als het raadslid met de langste politieke loopbaan : welgeteld 50 jaar 11 maanden en 5 dagen zetelde hij onafgebroken als gewoon raadslid, schepen of burgemeester. Door het verdwijnen van Minne, Lemey en Basiel Ver meersch waren Gustaaf Coucke en Emiel Planckaert de enige oudgedien den die nog kandidaat waren. Zoals bij de verkiezingen van 1907 werden ook nu drie lijsten ingediend. 64
De moedige Octaaf Minne speelde opnieuw cavalier seul terwijl het duo De Visscher-Desplenter een driemanslijst had samengesteld. Aangezien de uittredende leden allen tot de clan Coucke behoorden, had de burge meester uiteraard een volledige vijfmansformatie in stelling gebracht in de hoop hiermee zijn nipte meerderheid in de raad te kunnen behouden. Couckes dromen werden allerminst bewaarheid. Hoewel de oppositiele den Jules Decock en Félix Roose elk ca. 30 naamstemmen minder beko men hadden dan de laagstgekwoteerde van dc lijst Coucke. werden zij via het grote aantal kopstemmen toch in de raad opgenomen. Het grootste slachtoffer van deze verkiezingsslag was de pas vier jaar eerder verkozen Emiel Planckaert, die met lede ogen moest toezien hoe hij met zijn 322 voorkeurstemmen de plaats moest ruimen voor Jules Decock, die er slechts 288 had gehaald. Van de historische overwinning op de familie Opsomer-De Visscher, eind 1895. bleef er niet veel meer over. Gustaaf Coucke was nog de laatste overlevende van het achttal dat toendertijd een einde had gesteld aan 35 jaar notarieel bewind. De enige schouders waarop hij kon uithuilen waren deze van de nieuwkomers Alfred Vermeersch en Jules Vandewalle. Het was een magere troost dat Vermeersch, naar het voorbeeld van zijn vader, met 378 naamstemmen alle anderen een flink eind achter zich gelaten had. Deze verkiezingsuitslag resulteerde in de eigenaardige situatie dat Coucke nu burgemeester werd hoewel hij geen meerderheid meer had. Op 5.1.1912 promoveerde Desplenter tot eerste schepen en verwierf De Visscher uiteindelijk eerherstel : in het spoor van zijn trouwe volgeling kreeg hij de tweede schcpcnzetel cadeau. De gemeenteraad die de komende tien jaar Dentergem zou besturen, bestond uit burgemeester Gustaaf Coucke, schepenen Henri Desplenter en Adolf De Visscher. raadsleden Jules Vandewalle. Alfred Vermeersch, Jules Decock, Fclix Roose, Camiel Vandecasteele en Emicl Declercq. De abnormaal lange duur van de legislatuur die volgde op de verkiezingen van 1911 kwam. naarmate de jaren verstreken, de werking van het gemeentebestuur allerminst ten goede. Zo constateerden we dat tussen november 1920 en maart 1921 het aantal aanwezige raadsleden, en dit tijdens de laatste elf zittingen vóór de verkiezingen van april 1921, gedaald was tot een zelden gezien minimum. Drie maal kwamen er vijf opdagen, zeven zittingen moesten het met vier vertegenwoordigers stellen en op 3.12.1920 waren er welgeteld drie raadsleden aanwezig. De oorzaken hiervan, in een tijd waar er van opvolgers nog geen sprake was. waren nogal verscheiden. Desplenter en De Visscher waren respec tievelijk in januari 1919 en november 1920 overleden, terwijl Declercq eind 1919 of begin 1920 verhuisd was naar Lormaison in de Franse Oisestreek. Waarom Jules Decock sinds juli 1914 geen enkele zitting meer had bijgewoond, is ons minder duidelijk (38). De oorlogsjaren zelf ver stoorden de raadszittingen minder dan vermoed kon worden. Slechts drie maal werd een zitting verdaagd bij gebrek aan een voldoende aantal 65
aanwezigen. Dat oorlogstroebelen niet noodzakelijk tot verdeeldheid leiden, bewijst het gebeuren dat zich afspeelde enkele maanden voor de wapenstilstand. Op 29.4.1918 had burgemeester Coucke een brief ontvangen van Ortskommandant Capell die hem verweet zijn bevelen niet stipt uitgevoerd te hebben. Coucke werd op staande voet uit zijn ambt ontzet. Op de inderhaast bijeengeroepen raad bleek dat ook de gemeente een schrijven van Capell had ontvangen waarin bevolen werd onverwijld een nieuwe burgemeester aan te duiden. Hoe verscheiden de politieke belangen ook mochten geweest zijn, geen enkel raadslid wenste de fakkel van de ontsla gen Coucke over te nemen. Henri Desplenter werd dan maar dienstdoend burgemeester, een weinig benijdenswaardige promotie die hij exact een maand later, wegens ziekte, overliet aan Adolf De Visscher. Door het overlijden van Desplenter, na een bewogen politieke loopbaan van 34 jaar, diende tijdens de raadszitting van 10.7.1919 een nieuwe schepen aangeduid. De keuze viel op hereboer Camiel Vandecasteele die met vier stemmen tegen drie Jules Vandewalle versloeg. Het schepencol lege bestond nu uit burgemeester Gustaaf Couckc - die tijdens de zitting van 7.12.1919 opnieuw de raad voorzat - en schepenen Adolf De Visscher en Camiel Vandecasteele. F. VREDE EN ONVREDE : HET TIJDPERK ROBERT DE VIS SCHER - GEKIERE (1922 - 1946) I. De onaantastbare Robert De Visscher : 1922 - 1938. Onder impuls van de socialisten, die allesbehalve gelukkig waren met het bestaande kiessysteem, werd op 19.4.1919 beslist het algemeen enkelvou dig stemrecht in te voeren. Zowel voor de wetgevende kamers, als voor de provincie- en de gemeenteraad kregen alle mannen, ongeacht afkomst of vermogen, nu één stem en werd de kiesleeftijd verlaagd tot 21 jaar. Voor de gemeenteraadsverkiezingen werd een uitzondering gemaakt, in die zin dat voor het eerst in de Belgische geschiedenis ook vrouwen aan de stemming mochten deelnemen (39). De gemeentelijke, legislatuur bedroeg opnieuw zes jaar en er werd definitief afgestapt van het systeem van de deelverkiezingen. Er diende gewacht op de wet van 19.2.1921 (40) die de nieuwe reglementering voor de gemeenteraadsverkiezingen volledig uitwerkte, vooraleer de kiezers hun lokale politieke mandatarissen konden aanwijzen volgens de nieuwe regels. Door de verlaging van de kiesleeftijd en door de deelname van vrouwen verdriedubbelde het aantal stemplichtigen in vergelijking met 1895. Van de 1272 opgeroepenen kwamen er op 24.4.1921 in de beide stemburelen - gemeentehuis voor de mannen en meisjesschool voor de vrouwen ! 1163 opdagen om te voorzien in de vervanging van de zes nog in leven 66
Brief (G. A . D. )rvahjOrtskommandant Capell. De tekst luidt : “An Die Gemeinde Denterghem. Der Gemeinde zur Kenntnisse, dass ich heute den Bürgermeister Coucke abgesetzt gabe. Ein geeigneter Bürgermeister ist umgehend zu wahlen."
zijnde leden. Van dit zestal stelden enkel Gustaaf Coucke, Félix Roose en Camiel Vandecasteele zich nog kandidaat. Emiel Declercq was ver huisd en voor Alfred Vermeersch en Jules Vandewalle hoefde het niet meer. De kiezers vonden op hun stembrieven twee volledige lijsten : de eerste aangevoerd door notaris Robert De Visscher - die hiermee in de voetspo ren van zijn vader zaliger trad -, de tweede geleid door uittredend burge meester Coucke. Robert De Visscher had de zaak goed uitgekiend. Behalve de twee “anciens", Roose en Vandecasteele - waarin hij blijkbaar nogal wat vertrouwen stelde -, waren de zes anderen nieuwelingen, of althans kandidaten die bij vorige verkiezingen nooit hadden moeten ondervinden dat de bevolking hun aanwezigheid in de raad niet op prijs stelde. Gustaaf Coucke daarentegen stond aan het hoofd van een negental waarvan niemand, behalve hijzelf uiteraard, ooit enig politiek succes had geboekt. Op zijn lijst stonden daarenboven enkele kandidaten die bij vorige gelegenheden al tevergeefs naar de gunst van de kiezer hadden gedongen. De uitslag bracht geen verrassingen, in die zin dat de zetelverdeling van net voor de oorlog gerespecteerd werd. De lijst De Visscher telde zes verkozenen - waaronder Roose en Vandecasteele -, de lijst Coucke drie. Op 31.7.1921 legden alle raadsleden - behalve Achiel Vanquaethem die afwezig was - de eed af in handen van Gustaaf Coucke. De tot eerste schepen verkozen Robert De Visscher werd vier dagen later aangezocht om het burgemeestersambt op zich te nemen, wat hij zonder enig bezwaar aanvaardde. Op 5.1.1922 legde hij de eed als nieuwe burgervader af, waarmee een definitief punt gezet werd achter de burgemeesterscarrière van Gustaaf Coucke. Begin 1922 bestond het schepencollege dan uit burgemeester Robert De Visscher en de schepenen Camiel Vandecasteele en Arthur Dauw, de voor het eerst verkozen gemeentesecretaris van Wontergem en Gottem. De zes raadsleden waren Félix Roose, Arthur Vanoost, Hector Vandendriessche en de oppositieleden Gustaaf Coucke, Achiel Vanquaethem en Adolf Tack. Zelden werden er bij verkiezingen zo weinig voorkeur- of naamstemmen uitgebracht als in 1921. Nieuwkomer Achiel Vanquaethem scoorde met 151 stemmen het hoogst, voor Camiel Vandecasteele met 124. Robert De Visscher en zijn rivaal Gustaaf Couckc deelden de derde plaats met eik 123. De gelukkigste was ongetwijfeld Adolf Tack. Het overschot van de kopstemmen werd bij zijn welgeteld 38 naamstemmen gevoegd, waardoor hij nog net een derde raadszetel voor de lijst Coucke wist te versieren. Tot slot van deze verkiezingen nog één wetenswaardigheid : voor het eerst zetelden twee arbeiders in de raad. De fabriekswevers Vanoost en Vandendriesschc hadden de weg gebaand voor een nieuwe sociale klasse in het Dentergemse politieke leven ... Het impact van Robert Dc Visscher moet tijdens het interbellum wel bijzonder groot geweest zijn. Net zoals zijn grootvader Jozef-August 68
Opsomer genoot hij het vertrouwen van het overgrote deel van de bevol king. Dit besefte Gustaaf Coucke blijkbaar ook want zowel bij de verkie zingen van 1926, 1932 als 1938 durfde hij het niet aan met een afzonder lijke lijst naar de gunst van de kiezer te dingen. Van lieverlede sloot hij zich bij de burgemeester aan, wat niet belette dat hij toch zijn eigen visie op het lokale bestuur bleef houden en niet zelden overhoop lag met De Visscher en zijn trouwe aanhang. Met schepen Arthur Dauw kon Coucke zelfs helemaal niet overweg (41). Bij de verkiezingen gepland voor 10.10.1926 was er zelfs geen enkele Dentergemnaar die het aandurfde tegen Robert De Visscher in het strijd perk te treden. De negen leden van de vorige legislatuur, op Félix Roose na die zich had laten vervangen door Aloys Naessens, stelden zich opnieuw kandidaat, zij het nu wel op éénzelfde lijst. Het gevolg was dat Dentergem, en dit voor het eerst in haar geschiedenis, een verkiezing van een volledige raadsequipe kende zonder strijd (42). De bestendige deputatie van West-Vlaanderen bevestigde hen dan ook zonder problemen in hun vorige functies. In februari 1928 overleed, na een politieke ambtstermijn van 28 jaar, schepen Camiel Vandecasteele. Tijdens de raadszitting van 10.10.1928 werd hij vervangen door Arthur Dauw. Met vier stemmen tegen drie verwierf Arthur Vanoost de tweede schepenzetel ten nadele van Gustaaf Coucke. Hoewel de stemming geheim was, staat het zowat vast dat Coucke de steun had gekregen van zijn twee wapenbroeders Achiel Vanquaethem en Adolf Tack. Een bewijs te meer dat binnen de theoretische eensgezind heid de vroegere tegenstellingen duidelijk bleven bestaan. Hoewel nagenoeg iedereen in 1932 een nieuwe verkiezing zonder strijd verwachtte, werd er toch een tweede deellijst ingediend bestaande uit de socialisten Maurice (?) Claeys en Adiel Verbeke. Op de lijst De Visscher stonden drie nieuwe namen : Cyriel Vandecasteele, Cyriel Vanquaethem en Camiel Devos. Ze hadden de plaats ingenomen van de overleden Camiel Vandecasteele en van Achiel Vanquaethem en Adolf Tack die zich terugtrokken. Het werd voor Robert De Visscher en Co een overwinning zonder voor gaande. In tegenstelling tot de laatste echte verkiezingen van 1921 werden nu bijna uitsluitend naamstemmen uitgebracht. Op zichzelf dan ook weer niet zo verwonderlijk aangezien de kiezers na elf jaar vrij goed op de hoogte moeten geweest zijn van het politieke gewicht van de meeste kandidaten. Op de 1370 ingediende stembrieven werd De Visscher maar liefst 557 maal aangestipt, terwijl Naessens, Dauw en zelfs nieuwkomer Vandecasteele nog boven de 400 voorkeurstemmen uitstegen. Gustaaf Coucke bevond zich met zijn 310 stemmen mooi middenin het peloton. Hoewel het duo Claeys-Verbeke van de tegenlijst met respectievelijk 130 en 97 naamstemmen het even goed en zelfs beter gedaan had dan laagstgekwoteerde Vandendriessche, werden alle raadszetels toch toegewezen aan het negental De Visscher. Robert De Visscher werd uiteraard opnieuw 69
o Nu scheidt geen dood u meer van d'eeuw ighcid De hemel sloeg nu open. wijd: Gods glorie bl.nkt u heerlijk tegen. Z ijn liefde w as Uw eeuwige zegen.
GEDENKT IN UW GEBEDEN DE ZIEL VAN ZALIGER
Heer ROBERT - ANTOON DE VISSCHER geboren te D entergem , de 23 april 1888 en er rustig in de H eer ontslapen, de 2 decem ber 1%4, tijdig ge sterkt door de H . Sakram enten. N otaris sinds 1920 - Burgem eester van 1921 tot 1946 en eerste Schepen vanaf 1947 tot heden. M et onvergelijkelijker. ijver, met bew onderensw aar dige nauw gezetheid arbeidde hij voor de belangen van kerk en m aatschappij: dc goede zaak dienen w as zijn doel, zonder zich op iets te beroem en, hij zocht geen eer der mensen. Hij was een vurig vereerder van Jezus. M aria en Jozef, die voor hem w aren een steun gedurende zijn leven en zijn hoop in het uur der dood. Een goede vriend is van ons heengegaan, een man van diep daadw erkelijk geloof, eenvoudig en open van
Bidprentje van Robert De Visscher. (verz. D. Vandecasteele)
burgemeester en Arthur Dauw en Arthur Vanoost werden op 14.1.1933 bevestigd in hun vroegere schepenfuncties. II. De oorlogsperiode De Visscher - Gekiere - De Visscher : 1938 -1946 De verkiezingen van 1938 beloofden voor het eerst na 17 jaar voor enige spanning te zorgen. Er waren opnieuw twee volledige formaties in stelling gebracht. Van het negental dat de voorbije zes jaar Dentergem had bestuurd, hadden schepen Arthur Vanoost en raadslid Camiel Devos zich uit het politieke leven teruggetrokken. Ze werden op de lijst De Visscher vervangen door Basiel Decocker en Camiel Desmet. Op de lijst die het duel met de burgemeester aanging, stonden negen nieuwelingen die het Vlaams-nationalistische ideeëngoed hoog in het vaandel droegen. Aange voerd door Willem Gekiere poogden zij een bres te slaan in de soliede De Visscher-vesting. Op 16.10.1938 bleek dat de kiezers nog lang niet uitgekeken waren op het gevoerde beleid. Hoewel De Visscher zelf met 316 naamstemmen heel wat terrein had prijsgegeven in vergelijking met de vorige verkiezingen en zelfs ruim gepasseerd werd door Vandecasteele, was het vertrouwen van de kiezer in zijn lijst vrij algemeen. Vandendriessche, die ook dit keer de rij sloot, haalde nog 254 naamstemmen. Ook nieuwkomer Decoc ker had het voortreffelijk gedaan : met 312 stemmen - slechts 4 minder dan de burgemeester - bekleedde hij de derde plaats. Daartegenover stonden dan wel de 259 naamstemmen van Gustaaf Coucke, die hiermee net voor Vandendriessche eindigde. De ster-Coucke was duidelijk aan het verbleken. Tegen dit resultaat was de nieuwe lijst niet opgewassen : enkel Willem Gekiere en Marcel Keirsebilck overschreden de kaap van de 100 naam stemmen. Het resterende zevental viel te zwak uit. Orner Desmet, Maurice-Jozef Vermeersch, Noë Nachtergaele, Adiel Duynslager, Jeroom Vandenabeele, Jan Vanmaele en Maurice Vandewalle haalden tussen de 63 en de 19 stemmen. Toch boekte deze lijst één niet onbelangrijke overwinning : Willem Gekiere profiteerde als lijsttrekker van de uitge brachte kopstemmen en wist hiermee een zetel te veroveren. Dit ten nadele van de lijstduwer van de tegenpartij, Hector Vandendriessche, die nochtans 123 stemmen meer had bekomen dan Gekiere. De complexe verrekening van kop- en naamstemmen die in 1932 in het voordeel van Vandendriessche had gespeeld, viel dit keer in zijn nadeel uit. Tijdens de eerste raadszitting van 1939 zag de taakverdeling er als volgt uit : burge meester Robert De Visscher, schepenen Arthur Dauw en Aloys Naessens en raadsleden Gustaaf Coucke, Cyriel Vandecasteele, Basiel Decocker, Cyriel Vanquaethem, Camiel Desmet en Willem Gekiere. In tegenstelling tot de eerste wereldoorlog zorgde de tweede wereldbrand wel voor een radicale kentering in het Dentergems politieke leven. Door een besluit van de Duitse overheid van 28.5.1941 werd de bevoegdheid 71
Willem Ăźekiere, gemeenteraadslid, oorlogsschepen en -burgemeester (1939-1944). (verz. A. Maes)
12
van de gemeenteraad overgedragen aan het schepencollege. Robert De Visscher, Arthur Dauw en Aloys Naessens kregen de weinig benijdens waardige taak het lokale beleid verder uit te stippelen. Niet voor lang echter ... Op 1.9.1941 werd eerste schepen Dauw uit zijn mandaat ontzet en vervangen door Willem Gekiere bij besluit van de Heer Secretaris Generaal, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 7 november 1941 ... Op 17.11.1941 legde Gekicrc de eed als nieuwbakken schepen af. Ook schepen Naessens en zelfs burgemeester De Visscher moesten de baan ruimen. Respectievelijk op 1.4.1942 en 24.5.1942 werden ze "be dankt" voor bewezen diensten. Willem Gekiere werd tot oorlogsburgemeester gepromoveerd cn kreeg de steun van de door de Duitsers aange stelde schepenen Marcel Keirsebilck en Roger Valcke, die de eed respec tievelijk op 19.6.1942 en 24.7.1942 aflegden. Dit drietal bestuurde Dentergem. onder het toezicht van de vijandelijke overheid, tot begin september 1944 toen geallieerde troepen Dentergem bevrijdden. In opdracht van de Belgische regering in ballingschap dienden de door de Duitsers afgezette gemeenteraden onmiddellijk na de bevrijding hun vertrouwde functies terug op te nemen (43). Op Willem Gekiere na. die om begrijpelijke redenen de zittingen moeilijk nog kon bijwonen, waren alle raadsleden zonder kleerscheuren doorheen de oorlogsjaren gekomen. Tijdens de raadszitting van 25.10.1944 raapten ze de politieke draad weer op die hen drie jaar en vijf maanden eerder uit handen was genomen .... G. DE LAATSTE DECENNIA VOOR DE FUSIE : HET TIJDPERK VANDECASTEELE - NACHTERGAELE (1947 - 1977) I. De verzoeningsfiguur Vandecasteele : 1947 - 1965. Na de wapenstilstand duurde het nog meer dan anderhalf jaar vooraleer er opnieuw gemeenteraadsverkiezingen plaatsvonden. In deze tussenpe riode was eerste schepen Dauw in maart 1946 overleden. Als raadslid werd hij op 9.5.1946 vervangen door opvolger Hector Vandendriessche (44) die zeveneneenhalf jaar eerder net niet verkozen was. Tijdens de zitting van 16.8.1946 nam Cyriel Vandecasteele de plaats in van Aloys Naessens die tot eerste schepen promoveerde. De eerste na-oorlogse verkiezingen leidden tot een nooit geziene cam pagne waarbij de meest slinkse propaganda zonder scrupules werd aange wend. Al of niet vermeende oorlogs(mis)daden werden in het lang en in het breed op talloze folders uitgesmeerd, tot het walgelijke toe. Om oude wonden niet opnieuw open te scheuren, treden wc hier niet in details. Voor Robert De Visscher, die op 8.9.1944 nog stoetsgewijze naar het gemeentehuis was geleid waar een enthousiaste menigte hem de burgemeesterssjerp zag omgorden, werd het allemaal teveel. Hij diende vrijwil lig ontslag als burgervader in. Op 30.10.1946, enkele dagen voor de ver73
Een deel van de gemeenteraad die op 8.9.1944 opnieuw in functie trad. V.l.n.r. Jules Vandewalle, schepen Aloys Naessens, schepen Arthur Dauw. burgemeester Robert De Visscher, Gustaaf Coucke en Cyriel Vanquaethem. (foto A. Naessens, verz. M. Naessens)
Burgemeester Cyriel Vandecasteele werd op 12 april 1969 door arrondissementscommissaris E. Devos vereremerkt wegens 25 jaar lidmaatschap van de gemeenteraad. Zittend : schepen Robert De Visscher. (verz. G. Vandecasteele)
kiezingen, werd dit ontslag in het Staatsblad gepubliceerd, waardoor Aloys Naessens als eerste schepen, dienstdoend burgemeester werd. Dit belette niet dat De Visscher bij de verkiezingen van 1946 opnieuw aan het hoofd stond van een lijst waarop zes nieuwe namen prijkten. Enkel Naessens en Vandecasteele stonden als oudgedienden nog aan zijn zijde. Dauw was overleden. Vanquaethem, Decocker. Desmet en ... de 82-jarige Coucke waren geen kandidaat meer (45). De tweede lijst bestond uit negen nieuwelingen aangevoerd door Julia Cadet die, alhoewel zelf pas voor de eerste maal kandidaat, toch tamelijk vertrouwd moet geweest zijn met het Dentergemse politieke leven. Haar echtgenoot, Jules Vandewalle, was reeds raadslid van 1912 tot 1921 (46), terwijl haar vader, dokter Achiel Cadet, tussen 1891 en 1908 gedurende 13 jaar met grote ijver de belangen van het tweetal Adolf De Visscher - Henri Desplenter verdedig de. Vooral het feit dat Julia Cadet zich nu opstelde tegen de lijst De Visscher wekte nogal wat verbazing. Als we de verkiezingspamfletten uit die tijd mogen geloven, zouden Gustaaf Coucke - alweer hij - en brouwer Maurice Desplenter - hoe het kan verkeren - de stuwende krachten geweest zijn achter dit initiatief van mevrouw Cadet. Op 24.11.1946 viel het verdict. Van de lijst De Visscher werden zes kandidaten verkozen : De Visscher zelf, Vandecasteele, Naessens en de nieuwelingen Félix Penninck, Jan-Jozef Bergez en René Vandenbroecke. De gewezen burgemeester kreeg 387 stemmen achter zijn naam, waarmee hij opnieuw het beste resultaat behaalde, deze keer vóór Vandecasteele. Ook Vandenbroecke maakte met 303 naamstemmen een opgemerkte entree. Van de tegenlijst werden Julia Cadet, Achiel Coucke en Joris Cool met respectievelijk 162. 138 en 52 stemmen verkozen. Met Julia Cadet maakte voor het eerst in de Dentergemse geschiedenis een vrouw haar intrede in de gemeenteraad. Tijdens de installatiezitting van 9.1.1947 werden Naessens en Vandecas teele in hun schepenfuncties bevestigd. Gezien er nog geen nieuwe burger vader was benoemd, werd Naessens opnieuw dienstdoend burgemeester. Hij bleef dit 'intcrim-ambt' nog zowat vijf maanden uitoefenen, tot Cyriel Vandecasteele op 24.5.1947 de eed als effectieve burgemeester aflegde. In zijn plaats werd op 17.6.1947 René Vandenbroecke als tweede schepen verkozen. Medio juni 1947 zag de eerste verkozen na-oorlogse gemeente raad er als volgt uit : burgemeester Cyriel Vandecasteele, schepenen Aloys Naessens en René Vandenbroecke en raadsleden Robert De Vis scher. Jan-Jozef Bergez, Félix Penninck, Julia Cadet, Achiel Coucke en Joris Cool. Wie gedacht had dat. naar analogie met de voorbije verkiezingsstrijd, de opgekropte haatgevoelens een uitlaatklep zouden vinden in de eerstvol gende raadszittingen, had het verkeerd voor. De aanwijzing van Cyriel Vandecasteele als hoogste politieke gezagsdrager in Dentergem, bleek een uitstekende zet. De 62-jarige burgemeester slaagde er wonderwel in de gemoederen te bedaren en geleidelijk werden de meeste oorlogswon 75
den geheeld. De eerste zes jaren van zijn bewind werden enkel ontsierd door het overlijden van de meerderheidsleden Bergez, Penninck en Naessens respectievelijk in juli 1948, december 1949 en november 1950. In hun plaats kwamen de opvolgers Jules Tack, Cyriel Lambrecht en Robert Taelman. Aangezien door het afsterven van Aloys Naessens het ambt van eerste schepen vrijgekomen was, werd op 10.3.1951 een plaatsvervanger verkozen. Robert De Visscher haald het en werd tweede schepen waar door René Vandenbroecke een trapje steeg op de hiërarchische ladder. Na een afwezigheid van vier jaar en vier maanden maakte Robert De Visscher opnieuw deel uit van het schepencollege. De meerderheidsleden waren allen opnieuw kandidaat bij de verkiezingen van 12.10.1952. Het oppositietrio Cadet-Cool-Coucke daarentegen had blijkbaar het nutteloze van het verweer ingezien en trok zich gezamenlijk terug. André Lambrecht, Julien Callens en Maria Naessens, dochter van wijlen Aloys, namen de vrijgekomen plaatsen in, waardoor er - net als in 1926 - opnieuw slechts één lijst ingediend werd. Voor de tweede maal in de Dentergemse geschiedenis kenden we dus een verkiezing zonder strijd. De negen effectieve kandidaten - er waren ook drie opvolgers werden door de bestendige deputatie van West-Vlaanderen al op 10.10.1952, twee dagen voor de eigenlijke verkiezingen, als niewe raads leden aanvaard. Op 10.1.1953, na de aanduiding der schepenen, werd volgende samenstelling van de raad genoteerd : burgemeester Cyriel Vandecasteele, schepenen René Vandenbroecke en Robert De Visscher, raadsleden Jules Tack, Cyriel Lambrecht, Robert Taelman, Maria Naes sens, André Lambrecht en Julien Callens. Precies zes jaar later, op 12.10.1958, waren er opnieuw gemeenteraadsver kiezingen. De uittredende lijst Vandecasteele diende zich opnieuw “au grand complet” aan, met uitzondering van eerste schepen René Vanden broecke, die begin augustus 1955 verhuisd was naar Koksijde. Op 27.8.1955 was hij als raadslid vervangen door opvolger Gérard Delafonteyne. Tijdens dezelfde raadszitting werd Maria Naessens als tweede schepen verkozen met als gevolg dat Robert De Visscher promoveerde tot eerste schepen. Hiermee werd Maria Naessens de eerste en enige vrouw die ooit een ambt in het Dentergemse schepencollege zou bekleden. In tegenstelling tot 1952 was er dit keer wel concurrentie. Een A.C.W.lijst, aangevoerd door Daniël Nemegeer nam de handschoen op tegen Vandecasteele en Co. In zijn spoor volgden Maurice Delmotte, Maurice Brackevelt, André Martens, Georges Vansteenbrugge, Remi Goeminne, Robert Vandemaele, Victor Janssens en Jozef Tuysschaever. Op Goe minne na, die in 1946 reeds tevergeefs zijn kans had gewaagd, waren het allen nieuwkomers. Zoals in het verleden al zo vaak gebleken was, zat ook nu de vrees voor vernieuwing er bij de kiezers duidelijk in. De lijst Vandecasteele haalde acht zetels ; enkel Robert Taelman viel uit de boot. De bijna 74-jarige burgemeester bleek populairder dan ooit. Met 509 naamstemmen over 76
vleugelde hij zowel vriend als vijand. Op de tweede plaats vonden we Maria Naessens met 285 stemmen, Jules Tack en Julien Callens haalden als laatsten van de winnende formatie elk 95 stemmen. Opvallend was de terugval van Robert De Visscher. JJoewel hij met 162 naamstemmen nog net de top-drie haalde, lag hij mijlenver achter op de man die destijds de fakkel van hem had overgenomen. Met 135 voorkeurstemmen was A.C.W.-lijsttrekker Daniël Nemegeer de enige die een bres had kunnen slaan in het bolwerk Vandecasteele. Ook A.C.V.-secretaris André Martens had het vrij behoorlijk gedaan. Zijn vierde plaats op de lijst stond echter zijn intrede in de raad in de weg. Het uitzicht van de gemeenteraad was dan ook, in vergelijking met eind augustus 1955, nauwelijks gewijzigd. Op Nemegeer na, die de plaats van Taelman innam, zagen we dezelfde vertrouwde gezichten op dezelfde vertrouwde plaatsen. II. De periode Nachtergaele : 1965 - 1971 Tijdens de legislatuur 1959 - 1964 waren Cyriel Lambrecht en Gérard Delafonteyne respectievelijk in februari 1959 en september 1963 overle den. Enkel Lambrecht werd vervangen, namelijk op 18.3.1959, door Robert Taelman die, als opvolger op de lijst Vandecasteele, hierdoor slechts vijf maanden zijn teleurstelling omwille van zijn niet-verkiezing had moeten verbijten. Van de zeven resterende uittredende meerderheidsleden schaarden er zich in 1964 opnieuw vijf onder dezelfde vlag : Vande casteele, De Visscher, Naessens, Tack én André Lambrecht. Taelman trok zich terug en Callens beproefde zijn geluk bij de concurrentie. De vier opengevallen plaatsen werden ingenomen door Islena De Witte, Antoine Michels, Remi Desmet en Camiel Lanssens. Het A.C.W. had blijkbaar de nodige conclusies getrokken uit de voorbije nederlaag en trok dit keer twee zelfstandigen (Noë Nachtergaele en André Roelens) en twee landbouwers (Adhemar Devlieger en Julien Deconinck) aan. Nachtergaele werd lijsttrekker met in zijn spoor Daniël Nemegeer, nieuwkomer Roger Vanhastel, de geciteerde Julien Callens en een duo dat het in 1958 niet had gehaald : André Martens en Maurice Braeckevelt. Zelden verliep een verkiezing in Dentergem zo spannend als op 11.10.1964. Na heel wat telwerk bleek de lijst Nachtergaele het met vijf zetels tegen vier gehaald te hebben. De oude taaie, maar altijd nuchtere kapitein, zoals de bijna 80-jarige burgemeester Vandecasteele in een verkiezingspamflet genoemd werd (47), straalde blijkbaar niet langer het politieke vertrouwen uit van zes jaar terug. Met 279 naamstemmen werd hij op zijn lijst zelfs gepasseerd door Maria Naessens. André Lambrecht deed het nog iets beter dan de vorige keer en met Islena Dewitte kregen we de derde vrouw in de Dentergemse gemeentepolitiek. Deze verkiezing betekende ook het einde van de 43-jarige politieke carrière van Robert De Visscher. De oud-burgemeester haalde maar 127 stemmen, waarmee 77
NoĂŠ Nachtergaele, burgemeester 1965-1971. (fotoV. Vercruysse)
Albert-Leopold Dekeyser, burgemeester 1971-1977. (foto V. Ver cruysse)
hij slechts 3 van de 18 kandidaten achter zich liet. Of het één wat met het ander te maken had, laten we in het midden, maar het is een feit dat nog vóór de installatie van de nieuwe raad de 76-jarige notaris op 2.12.1964 overleed ... Dé grote overwinnaar van de verkiezingen 1964 was zonder enige twijfel Noë Nachtergaele. Met 567 naamstemmen vestigde hij zelfs een absoluut rekord in de Dentergemse politieke geschiedenis (48). Na een mislukte poging in 1938 stond dit keer op zijn meesterschap geen maat. In zijn kielzog volgden Daniël Nemegeer, André Martens - ook voor hem tweede keer, goede keer -, Roger Vanhastel en Julien Callens. Het gevoelige stemmenverlies én het afsterven van zijn vriend De Visscher lagen ongetwijfeld aan de basis van het feit dat Cyriel Vandecasteele, met zijn schrijven van 7.1.1965, afzag van zijn mandaat als gemeenteraadslid. Hiermee zette hij vrijwillig een eindpunt achter een politieke loopbaan van 32 jaar als raadslid, schepen of burgemeester. Tijdens de installatiezitting van 9.1.1965 nam derde opvolger Camiel Lanssens zijn plaats in (49). Het duurde nog precies een maand vooraleer Nachtergaele de eed als nieuwe burgemeester aflegde. In februari 1965 was de raad samenge steld uit burgemeester Noë Nachtergaele, schepenen Roger Vanhastel en Daniël Nemegeer en raadsleden Maria Naessens, André Lambrecht, Julien Callens, André Martens, Islena Dewitte en Camiel Lanssens. Op 9.4.1968 verhuisde oppositieraadslid Lanssens naar Izegem. Enkele dagen nadien werd hij op zijn beurt vervangen door de laatste opvolger Remi Desmet, die vier maanden later reeds overleed. Van de 100 bestu deerde raadsleden tussen 1820 en 1977 is ook dit een - zij het triest rekord. Aangezien elke lijst slechts vier plaatsvervangers voorzien had, kwamen we tot de vreemde situatie dat de laatste twee jaar van de legislatuur slechts acht mandatarissen zetelden ... bij gebrek aan opvol gers. III. De periode Dekeyzer : 1971 - 1977 Bij de laatste verkiezingen vóór de fusie, in 1970, maakten er welgeteld 37 kandidaten hun opwachting. Dit had te maken met het feit dat. na 134 jaar, het aantal raadsleden uitgebreid werd van negen naar elf. Deze democratische geste had blijkbaar aanstekelijk gewerkt want er werden maar liefst vier lijsten ingediend, een rekord. Grote unanimiteit bestond er onder het uittredende achttal allerminst, gezien ze zich over drie van de vier lijsten verdeelden. Burgemeester Nachtergaele nam een groot risico door een volledig nieuwe lijst aan te voeren. Van zijn acht nieuwe medestanders had er geen enkele ooit op welke lijst dan ook gestaan, verre van gezeteld te hebben in de raad ! Naessens, Dewitte en Lambrecht maakten deel uit van de lijst Denter gemse Belangen, aangevoerd door nieuwkomer Albert-Leopold Dekeyzer. Op deze lijst vonden we o.m. Jules Tack - al raadslid van 1948 tot 1965 79
en net niet verkozen bij de voorgaande verkiezingen - en notaris Luc Verhelst, die ongetwijfeld hoopte ooit in de voetsporen van zijn voorgan gers Vandermeulen, Opsomer, Adolf en Robert De Visscher te kunnen treden. Twaalf jaar na de eerste - mislukte - poging werd weer een volledige A.C.W.-lijst ingediend, aangevoerd door de schepenen Vanhastel en Nemegeer en met Martens en Callens als oudgedienden. Georges Vansteenbrugge, Remi Goeminne, Maurice Braeckevelt en Maurice Delmot te, die al in 1958 tevergeefs hun kans hadden gewaagd, waren opnieuw van de partij. Ten slotte hadden we nog een gedeeltelijke lijst onder de naam Onafhan kelijker! met Maurice Vandemaele, Jozef Serlet, Jozef Delmotte en als lijstduwer Julien Deconinck, die bij de voorgaande verkiezingen op de lijst Nachtergaele stond. Net zoals in 1964 werd het een bikkelhard duel waarbij de kiezers duidelijk opteerden voor de kandidaten zelf en nauwelijks oog hadden voor de lijsten. Op de 1759 geldige stembiljetten werden er welgeteld 65 kopstem men uitgebracht. De lijst Dentergemse Belangen haalde het met zes zetels vóór deze van de burgemeester met vier. Het A.C.W. behaalde één zetel, de lijst Onafhankelijker! kwam niet van de grond. Opvallend was weer het grote aantal voorkeurstemmen voor uittredend burgemeester Nachter gaele. Liefst 544 kiezers stelden hun vertrouwen in hem. Het verschil met zijn acht medestanders was dan ook vrij groot : hoewel geen enkele kandidaat minder dan 200 stemmen behaalde, kwam er ook niemand boven de 300 uit. Werden desondanks verkozen : Albert Lagaisse, Wally Verschelde en Johan Baeyens. Bij de lijst Dentergemse Belangen lag de situatie duidelijk anders. Geen enkele kandidaat kon, op verre na, aan de populariteit van Nachtergaele tippen, maar toch telden we er vier die meer dan 300 stemmen haalden en sowieso verkozen waren : Luc Verhelst, Maria Naessens, Albert-Leopold Dekeyzer en Islena Dewitte. Bij hen voegden zich Jozef Vermeersch en André Lambrecht. De drie anciens waren er dus weer bij. Het A.C.W. deed het niet beter en niet slechter dan in 1958. Slechts één kandidaat, lijsttrekker Vanhastel, werd met 226 naamstemmen verkozen. Schepen Nemegeer - nochtans 13 stemmen meer dan Vanhastel - en raadsleden Martens en Callens vielen uit de boot. Slechts drie van de negen kandidaten haalden meer dan 200 stemmen. Bij de Onafhankelijken bereikten enkel Vandemaele en Delmotte de kaap der 100 naamstemmen, uiteraard te weinig om aanspraak te kunnen maken op een raadszetel. Net zoals zijn tegenstander van 1964, Cyriel Vandecasteele, verzaakte ook Noë Nachtergaele, met zijn schrijven van 7.1.1971, aan zijn mandaat van raadslid. Op de installatiezitting van 8.1.1971 werd hij vervangen door eerste opvolger Daniël Pypaert, die twee maanden eerder met 240 naam stemmen net niet verkozen was. Tijdens dezelfde zitting werden Luc 80
oc
De laatste gemeenteraad voor de fusie. V.l.n.r. gemeentesecretaris Marcel Marysse, schepen Luc Verhelst, Johan Baeyens, burgemeester Albert-Léopold Dekeyser, schepen Maria Naessens, Wally Verschelde, Albert Lagaisse, Islena Dewitte, Daniël Pypaert, Roger Vanhastel, André Lambrecht, Jozef Vermeersch. (foto V. Vercruysse, verz. M. Naessens)
Verhelst en - na een onderbreking van zes jaar - Maria Naessens tot schepenen verkozen. Dekeyzer had drie dagen eerder al de burgemeesterseed in handen van de provinciegouverneur afgelegd, zodat de laatste gemeenteraad voor de fusie er als volgt uitzag : burgemeester Albert-Leopold Dekeyzer, schepenen Luc Verhelst en Maria Naessens en raadsleden André Lambrecht, Roger Vanhastel, Islena Dewitte, Albert Lagaisse, Wally Verschelde, Jozef Vermeersch, Johan Baeyens en Daniël Pypaert. Uit deze ploeg verdween, wegens overlijden in maart 1976, oppositielid Albert Lagaisse. Hij werd vervangen door tweede opvolger René Vandewalle die nog negen maanden en zeven raadszittingen kon meemaken hoe Dentergem zich opmaakte voor een nieuwe, onbekende toekomst samen met Wakken, Oeselgem en Markegem ... NABESCHOUWING Globaal genomen kunnen we stellen dat Dentergem, gedurende de ander halve eeuw vóór de fusie in 1977, een vrij rustige politieke geschiedenis heeft gekend. Op de periode rond de eeuwwisseling (1896 - 1922) na genoot het merendeel van de tien gekozen burgemeesters - vier notarissen, drie boeren en drie handelaars - het aanzien van de lokale bevolking en was hun invloed van die aard dat de onvermijdelijke strubbelingen meestal binnenskamers en zonder veel verbaal geweld opgelost konden worden. De politieke tegenstellingen kwamen, zeker vanaf de eeuwwisseling, veel eer aan bod in de verkiezingspamfletten dan in de raadszittingen zelf. Tijdens de jaren 1820 - 1891 was er van oppositie nauwelijks sprake. De burgemeesters Vandermeulen, Vandenheede en Opsomer straalden een dusdanige autoriteit uit dat 'opstandige' enkelingen als een Frederik Minne en een Isidoor Destella tot hun schade en schande moesten onder vinden dat alle weerwerk nutteloos was en veeleer hun imago schond dan oppoetste. Geen enkele van de drie genoemde burgervaders werd tijdens zijn politieke loopbaan ernstig bedreigd, verre van weggestemd. Het verdwijnen van Jozef-August Opsomer bracht een totale kentering teweeg in het Dentergemse politieke leven. Zijn schoonzoon en opvolger Adolf De Visscher botste op heel wat misprijzen en kritiek. Na een ambtstermijn van nauwelijks vier jaar diende hij in 1896 de plaats te ruimen voor landbouwer Camiel Minne, die reeds 35 jaar als raadslid en schepen het klappen van de politieke zweep had leren kennen. Het in 1877 ingevoerde lijstensysteem, dat voor het eerst tot verschuivingen leidde bij de verkiezingen van 1895, zou tijdens de volgende eeuw regel matig voor het nodige animo zorgen. Onder de burgemeesters Camiel Minne en Gustaaf Coucke (1896 - 1922) verliepen de verkiezingen bijzonder nerveus en wisselvallig. Het tweetal Adolf De Visscher - Henri Desplenter zorgde voor heel wat tegenstand en slaagde er in 1911 zelfs in de meerderheid te bekomen. Tijdens de 82
oorlogsjaren diende Coucke de lopende zaken af te handelen samen met een hem allesbehalve gunstiggezind schependuo. Na een kwarteeuw politieke stoelendans keerde tijdens het interbellum de rust terug. Burgemeester Robert De Visscher (1922 - 1946) slalomde zo behendig tussen alle obstakels door dat we in 1926 zelfs - en dit voor de eerste maal in de Dentergemse geschiedenis - een verkiezing zonder strijd kenden. De tweede wereldoorlog zorgde voor de nodige beroering en onderbrak zowel direct als indirect De Visschers politieke carrière. Tussen 1942 en 1944 werd hij vervangen door de door de Duitsers aange stelde oorlogsburgemeester Willem Gekiere, terwijl na de wapenstilstand de hetze tegen zijn persoon zo fel werd dat hij in 1946 besloot als burge meester af te treden. Met De Visschers lijstgenoot Cyriel Vandecasteele (1947 - 1965) aan het hoofd van de gemeente werden op een vrij korte tijd vele wonden geheeld. Ook hij kon bogen op een bijzondere populariteit bij het overgrote deel van de bevolking, getuige hiervan de tweede verkiezing zonder strijd, die in 1952 plaatsvond. Op 80-jarige leeftijd diende Vandecasteele echter de duimen te leggen voor een vakkundig ineengeknutselde lijst van A.C.W.-ers, landbouwers en middenstanders. Lijsttrekker Noë Nachtergaele werd met een rekordaantal voorkeurstemmen de nieuwe burgemeester. Zijn ambtstermijn bleef echter beperkt tot één legislatuur. Hoewel Nachtergaele in 1970 opnieuw kon rekenen op de sympathie van meer dan 500 Dentergemnaren, viel zijn lijst die keer te zwak uit. De laatste verkiezingen vóór de fusie wezen Albert-Leopold Dekeyzer als opvolger en meteen laatste burgervader aan van een Dentergcm dat zes jaar later zijn vertrouwde eigenheid zou verliezen om opgenomen te worden in een nieuwe entiteit. Eric BEKAERT
83
oc 4^
BIJLAGE 1 Overzicht Dentergemse gemeenteraadsleden, schepenen en burgemeesters 1820 - 1977. * In verband met hun functie : niet onderstreept = gemeenteraadslid ____________ = schepen ____________ = burgemeester (t) = overleden (verh.) = verhuisd (ontsl.) = ontslag * In verband met hun beroep en straat : de mandatarissen hebben niet steeds hetzelfde beroep uitgeoefend noch perma nent in dezelfde straat gewoond. We hebben de gegevens i.v.m. hun broodwin ning en hun verblijfplaats gecontroleerd midden de periode waarin ze hun politieke functies bekleedden. Nr 1 2 3
Naam Jan-Francies Vandermeulen Francies-Xavier Vandenheede
Geboorte Overl. Dentergem 14.09.1857 07.10.1789 landbouwer Puymoortelstraat Dentergem 08.07.1862 09.02.1785
Jan Coucke (senior)
landbouwer Bunderswijk
Beroep notaris
Straat Dreve
Functie 07.04.1840- ?.3?. 1848 (ontsl.)
24.05.1820- 29.11.1820 30.11.1820- ?.37.1848 7.37.1848-21.12.1860 (ontsl.) Markegem 14.05.1832 24.05.1820- 11.02.1821 10.04.1772 12.02.1821 -26.08.1825 27.08.1825-02.01.1828 11.11.1830- 14.05.1832(1)
4
Jan Damman
5
Karel-Philip Vandenheede Jan De Poorter (junior) Jacob-Xavier Opsomcr Jan-Baptist Cabbeke Emanuel Lambrecht Jozef Sonneville Lodewijk Lampaert Angelus Minne
6
7 8
9 10 11 12 13
Pieter-Francies Campe
10.11.1872 24.05.1820-26.08.1825 27.08.1825- 10.11.1830 22.11.1832- 13.10.1836 21.01.1846-02.04.1848 03.04.1848-29.01.1861 9 24.05.1820-26.08.1825 Dentcrgem landbouwer Dreve 01.07.1767 landbouwer Meulebekestraat ? Dentergem 07.04.1857 24.05.1820-26.08.1825 11.10.1780 Dentergem 04.12.1860 24.05.1820 - 29.11.1820 landbouwer Dreve 26.01.1783 Dentergem 22.02.1838 25.09.1820-26.08.1825 landbouwer Dreve 11.10.1758 particulier Pontbroeckstraat Dentergem 10.02.1844 25.09.1820- 13.10.1836 21.12.1763 landbouwer Meulebekestraat Dentergem 23.05.1843 14.02.1821 - 26.08.1825 11.06.1791 9 27.08.1825-29.12.1829 (verh.) Wontergemstraat Ruiselede brouwer 7.1799 Dentergem 27.07.1845 08.09.1825- 10.11.1830 landbouwer Statiestraat 28.07.1783 Drongen 18.03.1829 07.02.1828- 18.03.1829 (+) landbouwer Statiestraat ca. 1764
landbouwer Gottemstraat
Wakken 02.05.1791
14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
Jan-Baptist Vanrenterghem
herbergier Wontergemstraat St.-DenijsWestrem 02.05.1779 Robert geneesheer Statiestraat Londen Destella ?/ 7/1793 Jozef Roose landbouwer Groeneweg Dentergem 24.12.1776 Leonard kamslager Statiestraat Dentergem Vandevyver 18.03.1797 Jozef Dâ&#x20AC;&#x2122;haveloose landbouwer Wontergemstraat Dentergem 20.03.1782 Jan Coucke landbouwer Bunderswijk Wortegem (junior) 04.08.1804
04.10.1832 21.04.1829 - 04.10.1832 (t) 23.12.1847 13.01.1830- 10.11.1830 20.03.1860 11.11.1830- 13.10.1836 16.01.1854 11.11.1830- 13.10.1836 14.04.1864 24.11.1832-08.10.1845 (ontsl.) 03.01.1887 14.10.1836-06.03.1847 07.03.1847- 09.10.1848 10.10.1848- 03.01.1887 (t) 7 14.10.1836- 17.01.1843
Leonard landbouwer Pontbroeckstraat Aarsele Vandierdonck 31.07.1802 Francies Gekiere landbouwer Tieltseweg Dentergem 10.02.1842 25.10.1785 Ivo Vandevyver wagenmaker Wontergemstraat Dentergem 14.04.1883 13.10.1800 Pieter Tavernier landbouwer Markegemsestweg Dentergem 02.01.1879 01.07.1804 Karei DeprĂŠ landbouwer Pontbroeckstraat Tielt 30.12.1852 14.11.1784
14.10.1836- 10.02.1842 (t) 14.10.1836-06.04.1850 (ontsl.) 14.10.1836 -02.01.1879 (t) 14.10.1836-20.01.1846
25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 oc
Bernard Devenyn landbouwer Markegemsestweg Dentergem 12.04.1778 Ignaes Devaere landbouwer Markegemsestweg Meulebeke 11.06.1797 Hubert geneesheer Wontergemstraat Ardooie Debrabandere ?. ?. 1800 Ferdinand Roose landbouwer Meulebekestraat Dentergem 27.10.1815 Pieter Vanparijs landbouwer Tieltseweg Dentergem 15.09.1799 Frederik Minne notaris Wontergemstraat Dentergem 21.05.1782 David veearts Markegemsestweg Tielt Vanseveren ?.01.1810 Isidoor Destella olieslager Statiestraat Dentergem 02.03.1826 Jozef-August notaris Statiestraat Dentergem Opsomer 14.05.1813 Camiel Minne landbouwer Statiestraat Dentergem 02.11.1826
22.02.1860 18.01.1843-09.10.1848 08.03.1883 18.01.1843 - 08.03.1883 (t) 22.07.1848 21.01.1846-02.04.1848 03.04.1848 - 22.07.1848 (i) 25.11.1879 10.10.1848 - 25.11.1879 (t) 02.07.1871
15.11.1848-02.07.1871 (t)
20.10.1852 15.11.1848 - 20.10.1852 (i) 10.05.1885 19.11.1851 - 14.02.1879 09.02.1853 - 29.01.1861 30.01.1861 - 13.01.1888 22.08.1891 30.01.1861 -22.08.1891 (t) 9
29.04.1917 30.01.1861 - 13.01.1888 14.01.1888- 7.03.1896 7.03.1896-23.09.1907 (ontsl.) 24.09.1907- 24.11.1907 25.11.1907- 04.01.1912
35 36 37 38 39 40 41
Frederik Dcvenyn landbouwer Markegemsestweg Dentergem 12.07.1816 Hendrik veearts Markegemsestweg Dentergem 11.11.1846 Vanseveren Dentergem landbouwer Tieltseweg Constant 26.11.1816 Vanderougstraete geneesheer Wontergemstraat Vinkt Ivo 18.04.1821 Vandevoorde landbouwer Meulebekestraat Snellegem Pieter Deruwe 12.08.1835 Henri Desplenter brouwer Wontergemstraat Dentergem 27.07.1857
42
Jan-Baptist Roose Eugeen Minne
43
Achiel Cadet
44
Adolf De Visscher
7
14.09.1872- ?. 12.1887 (verh.)
13.08.1881 15.02.1879- 13.08.18881 (+) 05.06.1899 22.02.1882-05.06.1899(4) 21.07.1899 22.02.1882-04.02.1896 ?
22.02.1882-06.11.1895 (verh.)
21.01.1919 24.01.1885- 13.01.1888 14.01.1888-04.02.1896 05.02.1896-23.01.1900 14.01.1900-21.01.1919(4) landbouwer Puymoortelstraat Dentergem 06.02.1913 08.12.1887-04.02.1896 24.01.1900- 12.01.1908 02.05.1850 eigenaar Baljuwstraat Dentergem 04.07.1920 14.01.1888-03.03.1904 03.08.1832 geneesheer Markegemsestweg Reningelst 05.03.1931 30.01.1891 -04.02.1896 24.01.1900- 12.01.1908 14.07.1857 Oostakker 03.11.1920 07.11.1891 - ?.12?.1891 notaris Statiestraat 04.02.1854 7.12.1891 -04.02.1896 21.02.1908-04.01.1912 05.01.1912 - 03.11.1920 (4)
45
46 47 48 49 50 51 52 53 so
00
54
Gustaaf Coucke
landbouwer Markegemsestweg Markegem 30.01.1954 05.02.1896-30.10.1907 18.11.1864 31.10.1907 - 29.04.1918 (ontsl.) ?.l 1.1918 -04.01.1922 05.01.1922-27.05.1941 (ontsl.) 08.09.1944-08.01.1947 9 August fabrikant Gottcmstraat Dentergem 05.02.1896-23.01.1900 Vandcnhecdc 26.07.1845 Basiel eigenaar Statiestraat Deinze 14.11.1924 05.02.1896-04.01.1912 Vermeersch 22.03.1835 Constant brouwer Wontergemstraat Tielt 07.10.1906 05.02.1896 - 07.10.1906 (t) 12.11.1821 Planckaert Petrus-Jozef landbouwer Kapittelstraat Dentergem 03.06.1904 05.02.1896-23.01.1900 13.11.1825 DeprĂŠ landbouwer Meulebekestraat Dentergem 19.02.1928 24.01.1900-09.07.1919 Camiel Vandecasteele 21.09.1850 10.07.1919- 19.02.1928 (t) Leonard Lemey landbouwer Goedlevenstraat Meulebeke 02.08.1929 04.03.1904-04.01.1912 21.08.1858 Emiel Planckaert brouwer Wontergemstraat Dentergem 23.05.1917 25.11.1907-04.01.1912 09.08.1867 7 Emiel Declercq landbouwer Puymoortelstraat Dentergem 13.01.1908-eind 1919? 06.05.1867 Alfred Vermeersch advokaat Statiestraat Gottem 28.11.1949 05.01.1912-30.07.1921 04.11.1869
55 56 57 58
59 60 61 62 63
9 05.01.1912- 1914? Dentergem 29.06.1884 landbouwer Puymoortelstraat Dentergem 03.01.1936 05.01.1912-05.01.1927 FÊlix Roose 13.11.1863 09.10.1967 23.02.1912-30.07.1921 Aarsele Jules Vandewalle bloemist Statiestraat 13.12.1877 Dentergem 02.12.1964 31.07.1921-25.12.1921 notaris Statiestraat Robert 26.12.1921 -04.01.1922 23.04.1888 De Visscher 05.01.1922 - 23.05.1942 (ontsl. ) 08.09.1944 - 29.10.1946 (ontsl.) 30.10.1946-23.03.1951 24.03.1951 -02.12.1964 (t) Dentergem 18.01.1961 31.07.1921 - 19.10.1928 Herpelplas Arthur Vanoost arbeider 20.10.1928- 13.01.1939 07.12.1878 Wontergemstraat Dentergem 25.02.1971 31.07.1921 - 13.01.1939 arbeider Hector 09.05.1946-08.01.1947 27.07.1888 Vandendriessche ? 31.07.1921 - 13.01.1933 landbouwer Katteknokstraat Dentergem Achiel 21.11.1875 Vanquaethem gemeente Wontergemstraat Schaarbeek 26.03.1946 31.07.1921 -25.12.1921 Arthur Dauw 26.12.1921 -31.08.1941 (ontsl.) 30.09.1875 secretaris 08.09.1944-26.03.1946 (+) metselaar Meulebekestweg Oeselgem 15.05.1945 31.07.1921 - 13.01.1933 Adolf Tack 21.01.1867
Jules Decock
landbouwer Statiestraat
64
Aloys Naessens
65
Cyriel Vandecasteele
66 67
Cyriel Vanquaethem Camiel Devos
68
Willem Gekiere
69
Basiel Decocker
70
Camiel Desmet
71
Marcel Keirsebilck Roger Valcke
72
landbouwer Gottemstraat
Desselgem 22.11.1950 06.01.1927- 13.01.1939 22.12.1881 14.01.1939-31.03.1942 (ontsl.) 08.09.1944 - 22.11.1950 (t) handelaar Wontergemstraat Dentergem 25.10.1965 14.01.1933-27.05.1941 (ontsl.) 26.10.1884 08.09.1944- 15.08.1946 16.08.1946- 23.05.1947 24.05.1947- 08.01.1965 landbouwer Pontbroeckstraat Dentergem 13.10.1982 14.01.1933-27.05.1941 (ontsl.) 25.02.1892 08.09.1944-08.01.1947 landbouwer Meulebekestweg Dentergem 21.12.1938 14.01.1933-21.12.1938(1) 20.07.1872 wertuigStatiestraat Dentergem 20.01.1966 14.01.1939-27.05.1941 (ontsl.) kundige 11.07.1899 17.11.1941- ?.05.1942 7.05.1942-07.09.1944 (ontsl.) arbeider Markegemsestweg Dentergem 20.10.1981 14.01.1939-27.05.1941 (ontsl.) 25.11.1907 08.09.1944-08.01.1947 arbeider Statiestraat Dentergem 29.02.1956 14.01.1939-27.05.1941 (ontsl.) 13.01.1884 08.09.1944-08.01.1947 goudsmid Kerkstraat Poperinge 15.07.1969 19.06.1942 - 08.09.1944 (ontsl. ) 11.09.1895 handelaar Statiestraat Dentergem 19.07.1987 24.07.1942 - 08.09.1944 (ontsl.) 01.02.1914
73
Julia Cadet
74
Joris Cool
75
Achiel Coucke
76
RenĂŠ Vandenbroecke
77 78
Jan-Jozef Bergez FĂŠlix Penninck
79
Jules Tack
80 81
Cyriel Lambrecht Robert Taelman
82
Maria Naessens
Dentergem 11.07.1892 landbouwer Goedlevenstraat Pittem 25.01.1908 Dentergem arbeider Kapittelstraat 08.09.1908 Wannegemhandelaar Statiestraat Lede 10.07.1905 Dentergem landbouwer Groeneweg 16.03.1897 arbeider Markegemsestweg Tielt 17.12.1900 Kapittelstraat Dentergem arbeider 19.11.1913 Dentergem landbouwer Tieltseweg 01.12.1910 metselaar Katteknokstraat Sint-BaafsVijve 24.01.1910 Dentergem verzekerings-Statiestraat 17.11.1912 agente huishoudster Statiestraat
24.05.1984 09.01.1947-09.01.1953 26.06.1987 09.01.1947-09.01.1953 18.03.1960 09.01.1947-09.01.1953 09.01.194707.06.1947-
06.06.1947 03.08.1955 (verh.)
12.07.1948 09.01.1947 - 12.07.1948 (t) 10.12.1949 09.01.1947 - 10.12.1949 (t) 25.08.1948-08.01.1965 15.02.1959 24.01.1950- 15.02.1959 (t) 27.01.1951 -09.01.1959 18.03.1959-08.01.1965 10.01.1953-26.08.1955 27.08.1955-08.01.1965 09.01.1965-07.01.1971 08.01.1971 -01.01.1977
83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93
André Lambrecht landbouwer Ankelaarstraat
Dentergem 10.01.1953-01.01.1977 19.07.1924 Julien Callens arbeider Statiestraat Dentergem 29.11.1973 10.01.1953-07.01.1971 06.06.1912 Gérard arbeider Markegemsestweg Aarsele 08.09.1963 27.08.1955 - 08.09.1963 (t) Delafonteyne 20.02.1914 Daniel arbeider Kapittelstraat Dentergem 10.01.1959- 12.02.1965 Nemegeer 13.02.1965-07.01.1971 27.10.1913 Noë Nachtergaele handelaar Meulebekestweg Nazareth 09.01.1965- 08.02.1965 31.10.1913 09.02.1965- 04.01.1971 Roger Vanhastel bediende Kapittelstraat Dentergem 09.01.1965- 22.01.1965 30.05.1928 23.01.1965- 07.01.1971 08.01.1971 -01.01.1977 André Martens bediende Dreve Gottem 09.01.1965-07.01.1971 10.02.1928 Islena Dewitte landbouw Bunderswijk Dentergem 09.01.1965-01.01.1977 ster 14.02.1925 Camiel binnenhuis Gottemstraat Dentergem 09.01.1965 - 09.04.1968(verh.) Lanssens architect 13.12.1937 Remi Desmet arbeider Dentergem 12.08.1968 13.04.1968- 12.08.1968 (t) Nieuwstraat 20.10.1897 Albert-Leopold handelaar Markegemsestweg Dentergem 05.01.1971 -27.01.1977 Dekeyzer 24.08.1926
08.01.1971 -01.01.1977 Heule 17.07.1934 13.03.1976 08.01.1971 - 13.03.1976 (t) Ooigem 95 Albert Lagaisse handelaar Ankelaarstraat 21.04.1914 08.01.1971 -01.01.1977 96 Wally Verschelde arbeider Meulebekestweg Zulte 02.06.1939 08.01.1971 -01.01.1977 97 Jozef Vermeersch landbouwer Katteknokstraat Oostrozeb. 29.11.1922 08.01.1971 -01.01.1977 bediende Meulebekestweg Tielt 98 Johan Baeyens 22.02.1948 08.01.1971 -01.01.1977 mecanicien Nieuwe Veldstr. Dentergem 99 Daniel Pypaert 05.11.1935 100 RenĂŠ smid Pontbroeckstraat Dentergem 31.12.1982 30.03.1976-01.01.1977 Vandewalle 06.06.1908 94
Luc Verhclst
notaris
Statiestraat
ENKELE CONCLUSIES EN WETENSWAARDIGHEDEN i.v.m. DIT OVERÂ ZICHT I. Samenvatting beroepen landbouwers : 43 bedienden : 4 zelfstandigen : 25 eigenaars : 2 vrije beroepen : 13 huishoudster : 1 arbeiders : 12 2. Verblijfplaatsen : 46 van de 100 raadsleden zijn afkomstig uit 3 straten Statiestraat : 21 Wontergemstraat : 13 Markegemsesteenweg : 12 Noot : * Meulebekestraat nr 7 (hoeve Dirk Vandecasteele) : er geboren of er wonende : 1 burgemeester : Cvriel Vandecasteele (1933 - 1965) 1 schepen : Camiel Sonneville (1900 - 1928) 2 raadsleden : .lozef Sonneville (1821 - 1825) Ferdinand Roose (1848 - 1879) * Statiestraat nr 16 (woonst Luc Verhelst) : er geboren of er wonende : 3 burgemeesters : Jozef-August Opsomer (1861 - 1891) Adolf De Visscher (1891 - 1896) Robert De Visscher (1921 - 1964) 1 schepen : Luc Verhclst (1971 - 1977) 3. Verwantschappen - broers : nr 17 Leonard Vandevyver (1830 - 1836) nr 22 Ivo Vandevyver (1836 - 1850) nr 41 Jan-Baptist Roose (1887 - 1896 & 1900 - 1908) nr 56 FĂŠlix Roose (1912 - 1927) - echtgenoten : nr 57 Jules Vandewalle (1912 - 1921) nr 73 Julia Cadet (1947 - 1953) - vader - zoon/dochter : nr 7 Jacob-Xavier Opsomer (1820 - 1820) nr 33 Jozef-August Opsomer (1861 - 1891) nr 16 Jozef Roose (1830 - 1836) nr 28 Ferdinand Roose (1848 - 1879) nr 15 Robert Destella (1830 - 1830) nr 32 Isidoor Destella (1853 - 1888) nr 12 Angelus Minne (1825 - 1830) nr 34 Camiel Minne (1861 - 1912) nr 25 Bernard Devenyn (1843 - 1848) nr 35 Frederik Devenyn (1872 - 1887) nr 31 David Vanseveren (1851 - 1879) nr 36 Hendrik Vanseveren (1879 - 1881) 95
nr 30 Frederik Minne (1848 - 1852) nr 42 Eugeen Minne (1888 - 1904) nr 24 Karei Depré (1836 - 1846) nr 49 Petrus-Jozef Depré (1896 - 1900) nr 48 Constant Planckaert (1896 - 1906) nr 52 Emiel Planckaert (1907 - 1912) nr 47 Basiel Vermeersch (1896 - 1912) nr 54 Alfred Vermeersch (1912 - 1921) nr 44 Adolf De Visscher (1891 - 1896 & 1908 - 1920) nr 58 Robert De Visscher (1921 - 1964) nr 50 Camiel Vandecasteelc (1900 - 1928) nr 65 Cyriel Vandecasteele (1933 - 1965) nr 43 Achiel Cadet (1891 - 1896 & 1900 - 1908) nr 73 Julia Cadet (1947 - 1953) nr 64 Aloys Naessens (1927 - 1950) nr 82 Maria Naessens (1953 - 1977) 4. Ambtstermijnen - gemiddelde ambtstermijn : 13.4 jaar - kortste ambtstermijnen : 4 raadsleden zetelden minder dan 1 jaar nr 92 Remi Desmet (1968 - 1968) : 4 maanden nr 7 Jaeob-Xavier Opsomer (1820 - 1820) : 6 maanden nr 100 René Vandewalle (1976 - 1977) : 9 maanden nr 15 Robert Destella (1830 - 1830) : 9 maanden - langste ambtstermijnen : 7 raadsleden zetelden 40 jaar of langer nr 34 Camiel Minne (1861 - 1912) : 50 jaar nr 45 Gustaaf Coucke (1896 - 1947) : 50 jaar nr 19 Jan Coucke jr. (1836 - 1887) : 50 jaar nr 58 Robert De Visscher (1921 - 1964) : 43 jaar nr 23 Pieter Tavernier (1836 - 1879) : 42 jaar nr 26 Ignaes Devaere (1843 - 1883) : 40 jaar nr 2 Francies-Xavier Vandenheede (1820- 1860) : 40 jaar - politieke come-backs : de oorlogsjaren buiten beschouwing gelaten, maakten 7 raadsleden één of meerdere malen een politieke terugkeer nr 4 Jan Damman : 1820- 1830/ 1832- 1836/ 1848- 1861 nr 3 Jan Coucke sr : 1820 - 1825 en 1830 - 1832 nr 41 Jan-Baptist Roose : 1887 - 1896 en 1900 - 1908 nr 43 Achiel Cadet : 1891 - 1896 en 1900 - 1908 nr 44 Adolf De Visscher : 1891 - 1896 en 1908 - 1920 nr 60 Hector Vandendriessche : 1921 - 1939 en 1946- 1947 nr 81 Robert Taelman : 1951 - 1959 en 1959 - 1965 5. Leeftijd raadsleden - jongste raadsleden : 10 raadsleden waren bij hun abmtsaanvaarding geen 30 jaar 96
oud
98 Johan Baeyens (1971 - 1977) : 22 jaar nr 11 Lodewijk Lampaert (1825 - 1829) : 25 of 26 jaar nr 32 Isidoor Destella (1853 - 1888) : 26 jaar nr 40 Henri Desplenter (1885 - 1919) : 27 jaar nr 55 Jules Decock (1912 - 1914 ?) : 27 jaar nr 91 Camiel Lanssens (1965 - 1968) : 27 jaar nr 72 Roger Valcke (1942 - 1944) : 28 jaar nr 83 André Lambrecht (1953 - 1977) : 28 jaar nr 10 Jozef Sonneville (1821 - 1825) : 29 jaar nr 4 Jan Damman (1820 - 1830 & 1832 - 1836 & 1848 1861) : 29 jaar - oudste raadsleden : 3 raadsleden waren bij hun ambtsaanvaarding 70 jaar of ouder nr 48 Constant Planckaert (1896 - 1906) : 74 jaar nr 49 Petrus-Jozef Depré (1896 - 1900) : 70 jaar nr 92 Remi Desmet (1968 - 1968) : 70 jaar - oudste raadsleden : 7 raadsleden waren bij hun uittreden of afsterven 80 jaar of ouder. nr 26 Ignaes Devaere (1843 - 1883) : 85 jaar nr 34 Camiel Minne (1861 - 1912) : 85 jaar nr 48 Constant Planckaert (1896 - 1906) : 84 jaar nr 45 Gustaaf Coucke (1896 - 1947) : 82 jaar nr 37 Constant Vanderougstraete (1882 - 1899) : 82 jaar nr 19 Jan Coucke jr. (1836 - 1887) : 82 jaar nr 65 Cyriel Vandecasteele (1933 - 1965) : 80 jaar
BIJLAGE 2 Uitslagen gemeenteraadsverkiezingen 1895 - 1970 * De cursief gedrukte namen zijn de verkozenen ! 17.11.1895 : voltallige verkiezing (9 leden) 685 geldige stembrieven, volstrekte meerderheid 330 LIJST 1 LIJST 2 Gustaaf Coucke 339 Adolf De Visscher ? Camiel Minne 344 Jan Roose ? Eugeen Minne 345 Camicl Vandecasteele ? Constant Planckaert 349 Camiel Vanhuffel ? Basiel Vermeersch 349 Félix Vanquaethem ? Jan Coucke 325 Achiel Cadet 316 Petrus-Jozef Depré 332 Francies Debrabandere 301 August Vandenheede 340 Henri Desplenter 325 Constant Vanderougstraete 337 Leonard Vandevyver 301 97
15.10.1899 : gedeeltelijke verkiezing (4 leden) 644 geldige stembrieven, volstrekte meerderheid 333 LIJST 1 LIJST 2 Achiel Cadet 342 Jozef Depré 301 Henri Desplenter 353 Henri Deroo 311 Jan Roose 343 August Vandenheede 314 Camiel Vandecasteele 348 Emiel Vanquaethem 305 22.11.1903 : gedeeltelijke verkiezing (5 leden) 706 geldige stembrieven, volstrekte meerderheid 354 LIJST 2 LIJST 1 Adolf De Visscher 314 Gustaaf Coucke 379 Camiel De Vliegher 288 Leonard Lemey 372 Basiel Gekiere 277 Camiel Minne 369 Eugeen Minne 285 Constant Planckaert 366 Pieter Vandeweghe 292 Basiel Vermeersch 392 20.10.1907 : gedeeltelijke verkiezing (4 leden) 681 geldige stembrieven, volstrekte meerderheid 341 LIJST 1 LIJST 2 LIJST 3 Camiel Vandecasteele 438 Octaaf Minne 185 Richard Ricart 175 Adolf De Visscher 434 Emiel Declercq 299 Henri Desplenter 289 Noot : gekozen zonder strijd : Emiel Planckaert (in opvolging van zijn overleden vader) 15.10.1911 : gedeeltelijke verkiezing (5 leden) 675 geldige stembrieven, volstrekte meerderheid 338 LIJST 3 LIJST 1 LIJST 2 Octaaf Minne 53 Gustaaf Coucke 359 Jules Decock 288 Félix Roose 287 Edward Maes 318 Jozef Vandecasteele 304 Emiel Planckaert 322 Jules Vandewalle 353 Alfred Vermeersch 378 24.04.1921 : voltallige verkiezing (9 leden) 1145 geldige stembrieven LIJST 1 LIJST 2 Robert Devisscher 123 Gustaaf Coucke 123 Arthur Dauw 82 Achiel Vanquaethem 151 Arthur Vanoost 55 Adolf Tack 38 Camiel Vandecasteele 124 Oscar Maes 47 Félix Roose 70 Camiel Vandeweghe 92 Hector Vandendriessche 83 Firmin Verbeke 42 Aloys Naessens 89 Basiel Gekiere 40 Jozef Bergez 89 Theofiel Arickx 25 Achiel Decock 102 Edward Cool 43 98
10.10.1926 : verkiezing zonder strijd (9 leden) LIJST 1 Robert De Visscher Camiel Vandecasteele Arthur Dauw Gustaaf Coucke Arthur Vanoost Achiel Vanquaethem A dolf Tack Hector Vandendriessche Aloys Naessens 09.10.1932 : voltallige verkiezing (9 leden) 1370 stembrieven LIJST 1 LIJST 2 Robert De Visscher 557 Maurice (?) Claeys 130 Arthur Dauw 404 Adiel Verbeke 97 Gustaaf Coucke 310 Cyriel Vanquaethem 294 Arthur Vanoost 159 Hector Vandendriesche 97 Aloys Naessens 417 Cyriel Vandecasteele 414 Camiel Devos 249 16.10.1938 : voltallige verkiezing (9 leden) 1449 stembrieven LIJST 1 LIJST 2 Willem Gekiere 131 Robert De Visscher 316 Marcel Keirsebilck 110 Arthur Dauw 306 Orner Desmet 63 Gustaaf Coucke 259 Maurice-Jozef Vermeersch 39 Basiel Decocker 312 Noë Nachtergaele 44 Camiel Desmet 277 Adiel Duynslager 23 Aloys Naessens 295 Jeroom Vandenabeele 34 Cyriel Vanquaethem 286 Jan Van Maele 30 Cyriel Vandecasteele 451 Maurice Vandewalle 19 Hector Vandendriessche 254 24.11.1946 : voltallige verkiezing (9 leden) 1439 stembrieven LIJST 1 LIJST 2 Robert De Visscher 387 Julia Cadet 162 Cyriel Vandecasteele 348 Joris Cool 138 Aloys Naessens 290 Achiel Coucke 52 Félix Penninck 139 Maurice Taillieu 81 Jules Tack 133 Richard Goetry 82 Jan-Jozef Bergez 158 Remi Goeminne 32 Cyriel Lambrecht 138 Gérard Eggermont 24 Robert Taelman 79 Adiel Vankeirsbulck 16 René Vandenbroecke 303 Maurice Tack 22 99
12.10.1952 : verkiezing zonder strijd (9 leden) LIJST 1 Cyriel Vandecasteele Maria Naessens René Vandenbroecke Cyriel Lambrechl Robert Taelman Robert De Visscher André Lambrecht Julien Callens 12.10.1958 : voltallige verkiezing (9 leden) 1620 stembrieven, geldige 1472 LIJST 1 LIJST 2 Cyriel Vandecasteele 509 Daniël Nemegeer 135 Robert De Visscher 162 Maurice Delmotte 77 Maurice Braeckevelt 33 Maria Naessens 285 André Martens 123 Jules Tack 95 Cyriel Lambrecht 139 Georges Vansteenbrugge 53 Robert Taelman 71 Remi Goeminne 65 André Lambrecht 146 Robert Vandemaele 79 Julien Callens 95 Victor Janssens 28 Gérard Delafonteyne 109 Jozef Tuysschaever 33 11.10.1964: voltallige verkiezing (9 leden) 1639 stembrieven. geldige 1607 LIJST 1 LIJST 2 Cyriel Vandecasteele 279 Noë Nachtergaele 567 Daniël Nemegeer 402 Maria Naessens 337 Adhemar Devlieger 142 Jules Tack 149 Robert De Visscher 127 Roger Vanhastel 322 André Roelens 127 André Lambrecht 164 André Marlens 386 Islena Dewitte 165 Julien Callens 253 Antoine Michels 35 Julien Deconinck 154 Remi Desmet 75 Maurice Braeckevelt 250 Camiel Lanssens 108 11.10.1970 : voltallige verkiezing (11 leden) 1786 stembrieven, geldige 1759 LIJST 1 Albert-Leopold Dekeyzer 352 Luc Verhelst 416 Jules Taek 212 Jozef Vermeersch 288 Maria Naessens 382 Islena Dewitte 348 André Lambrecht 267 100
LIJST 2 Noë Nachtergaele 544 Albert Lagaisse 297 Daniël Pypaert 240 Wally Verschelde 292 Marcel Dufour 219 Johan Baeyens 252 Willy De Maesschalck 234
Julien Vaneechaute 172 Jozef Declercq 101 Robert Van Maele 105 Pol VanDaeleSl
Constant Devos 212 René Vandewalle 237 Lucien D'Hondt 209 André Vandewalle 206
LIJST 3 Roger Vanhastel 226 Daniel Nemegeer 239 André Martens 213 Julien Callens 150 Maurice Braeckevelt 152 Marie Aernoudt-Vandenbulcke 137 Frans De Craemer 122 Georges Vansteenbrugge 123 Remi Goeminne 133 Maurice Delmotte 125 André Lievrouw 95
LIJST 4 Maurice Vandemaele 177 Jozef Serlet 85 Jozef Delmotte 125 Julien Deconinck 85
VOETNOTEN
* Een eerste versie van deze studie verscheen in De Paelwulghe, 6de jg., nr 1-2, jan-april 1988, blz. 1-77. 1. Tijdens de 18de eeuw was de schepenbank van de dorpsheerlijkheid gevestigd in het geboortehuis van de latere burgemeester Jozef-August Opsomer in de Dreve. Dit ‘verderfelijke' symbool van het Ancien Régime werd hoogstwaar schijnlijk kort na de Franse inval in 1794 alle bestuurlijke functies ontnomen. In augustus 1807 vergaderde de gemeenteraad in alle geval reeds in de herberg “de Kroon” in de Kerkstraat. Deze herberg zal tot 1873 als dorpshuis blijven fungeren onder de opeenvolgende uitbaters Jan-Baptist Tytgat, Sylvester Buyssens en de familie Vandermeersch. Dit vroegere raadshuis wordt nu bewoond door Frieda Minne en Astrid Callens (Kerkstraat 9 en 10). In 1873 werd verhuisd naar een door burgemeester Opsomer opgetrokken gebouw, dat nu dienst doet als bibliotheek (Kerkstraat 5), vooral omwille van “klachten van andere herber giers die hatelijk en onrechtvaardig vonden dat het dorpshuis altijd in dezelfde herberg was”. Op 15.09.1963 ten slotte werd uitgeweken naar de Kerkstraat nr 1, waar de vroegere pastorij tot gemeentehuis werd verbouwd. Bronnen : * R.A.B. (Rijksarchicf Brugge), Frans Fonds, nr 2678, Herbergen 1803/1804 - 1807. * G.A.D. (Gemeentearchief Dentergem), Etat nominatif et indivi duel de la population de Denterghem 1814. * J.-A. Opsomer, Gemeente Dentergem. Verslag op het bestuur en den toestand der gemeentezaken, Tielt, 1888, p. 42. * Inlichtingen ons verstrekt door M. Marysse. 2. Het grondgebied van deze departementen stemde ongeveer overeen met onze huidige provincies. Aan het hoofd stond een prefect, vergelijkbaar met een provinciegouverneur.
101
3. F. Hellevoet, Het goed ter Hoyen en de familie Coucke (1728 - 1888) in Markegem in De Roede van Tielt, 16de jg, nr 2, juni 1985, pp. 84 - 86. 4. R.A.B.. Frans Fonds, nr 1212, Plaatselijk bestuur IV - VI (1795 - 1798). 5. M. Sacré, Voor elk arrondissement een commissaris der regering in Standen en Landen, XXX, Heule, 1964, pp. 79 - 105. 6 R.A.B., Frans Fonds, nr 2542, Lijsten gemeentepersoneel arrondissement Kortrijk 1808. 7. F. De Poorter, Poorters familieblad, 6de jg., nr 2, april 1973, p. 5. 8 R.A.B., Frans Fonds, nr 2541, Lijsten gemeentepersoneel XII - 1806. 9. R.A.B., Frans Fonds, nr 2525, Benoemingsbesluiten gemeentepersoneel 6.4.1812 - 2.1.1816. 10. V. Arickx, Geschiedenis van Egem, deel II, Tielt, 1982, p. 22. 11 V. Arickx, o.c., p. 44. 12 Welke ‘vreemde' secretarissen het administratieve gemeentewerk te Dentergem tussen 1800 en 1820 opknapten, is ons nog niet helemaal duidelijk. Slechts één naam is ons bekend. In het jaar XIII (23.09.1804 - 22.09.1805) van de republi keinse tijdrekening werd Eugeen-Philip Verhuist, geboren op 13.10.1775 in Aarsele en er ook verblijvende, tot gemeentesecretaris van Dentergem benoemd. Bron : ibid. als voetnoot 6. 13. Jacob-Xavier Opsomer was als landbouwer en handelaar in landbouwprodukten de enige zoon van Jan-Baptist en Rosa Van Hende. Zijn vader - overleden op 05.12.1800 - stamde uit een familie de bourgeois et magistrats communaux de Denterghem et Aarseele en zetelde in het leenhof van Oudewalle en vanaf 1766 in dit van Dentergem. Hij was zelfs schepen van de heerlijkheid van Oudewalle, Proost, Hecke, Groot- en Cleenhuyse en vanaf 1779 - tot het einde van het Ancien Régime - schepen van de heerlijkheid van Steenkerkcx. In een dergelijk midden opgegroeid, waren bestuurlijk-administratieve formaliteiten voor JacobXavier Opsomer dan ook allerminst een gesloten boek. Bron : Tablettes des Flandres, Généalogie - Histoire - Héraldique, deel II, Brugge, 1949, pp. 195 - 196. 14. E. De Clercq, Geschiedenis van Aarseele, Brugge, 1881, p. 69. 15. V. Arickx, o.c., p. 45. 16. R.A.K. (Rijksarchief Kortrijk), Gemeentearchief Dentergem, nr 13bis, Politie, Overtredingen, Processen-verbaal, 1821 - 1833, volgnr 30. 17. G. A.D., Bevolkingsregister Dentergem 30.01.1830. 18. Een frappant voorbeeld is Egem, waar de verkiezingen tot tweemaal toe ongel dig werden verklaard. Bij de tweede herkiezing, in januari 1831, behield slechts één raadslid uit de Hollandse tijd zijn zetel. Zes jaar later zal ook hij worden weggestemd. Bron : V. Arickx, o.c.. p. 62. 19. Zie voetnoot 16, volgnr 86. 20 R.A.K., Gemeentearchief Dentergem, nr. 4quater. Repertorium. 1829 - 1832, volgnr 37. Frederik Minne was zeker geen gemakkelijk heerschap. Behalve op politiek gebied diende hij ook als notaris (notariaat in Dentergem van 08.02.1815 tot zijn dood op 27.09.1852) te concurreren met de populaire JanFrancies Vandermeulen. Wanneer hij dan toch in oktober 1848, na vele ver geefse pogingen, tot gemeenteraadslid verkozen wordt, heeft hij het voortdu rend aan de stok met burgemeester Vandenheede. 21 Tussen 31.12.1829 en 31.12.1839 nam de Dentergemse bevolking toe van 2744 tot 2997 inwoners (in 1836 waren dat er 2917). In feite werd hiermee een trend verdergezet die reeds begon sedert het prille begin van de 18de eeuw toen Dentergem ca. 700 zielen telde. In 1750 waren dat er al ca. 1250, in 1800 precies .
.
.
.
.
.
102
1866 en in 1820 telde men er 2330. Het jaar 1839 betekende wel het eindpunt van deze hoogconjunctuur : de kaap der 3000 inwoners zou Dentergem nooit halen. Bronnen : * Carine Stevens, Het arrondissement Tielt in de Franse tijd. Demografische en sociaal-economische studie, met inbegrip van mobiliteitsanalyse, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1980 - 1981, pp. 216 - 224. * R.A.K., Gemeentearchief Dentergem, nrs 1. 9, 13, 37. 38, 43. * G.A.D. Bevolkingsregisters 19de eeuw. 22. Bernard Devenyn was de vader van Jan-Baptist (°25.11.1819 - +16.11.1866), die op gemeentelijk vlak een bijzonder actief man was. Als gemeente- en armontvanger, tresaurier van de kerkfabriek, directeur van de muziekmaat schappij St.-Cecilia, toezichter bij de bouw van de nieuwe kerk... genoot hij heel wat aanzien. Ook buiten Dentergem was hij vrij bekend, zij het dan meer op literair vlak. Hij publiceerde drie werken : Isidoor (1851), Het arme wees meisje, een ware geschiedenis ten behoeve der noodlijdenden (1852) en De ver woesting van Kerstenburg, verhael uit de middeleeuwen (1854). Bron : O. Dambre, Nationaal Bibliografisch Woordenboek, deel II. Brussel, 1966, pp. 171 - 172. 23. R.A.K., Gemeentearchief Dentergem, nr 14. Politie, Overtredingen, Processen-verbaal, 1846 - 1860, volgnr 200. Deze aanduiding van Vandermeulens gezondheidstoestand is gedateerd op 19.06.1847. 24. Zowel voor de gemeenteraads-, de provinciale als de parlementsverkiezingen gold het cijnskiesstelsel. De kiescijns varieerde in West-Vlaanderen naargelang de streek waar men woonde (provinciale en parlementsverkiezingen) of was afhankelijk van het inwonerskwantum (gemeenteraadsverkiezingen).. Tussen 1836 en 1848 dienden de Dentergemnaren 30 gulden of 64,48 fr. aan directe belastingen te betalen voor provincieraad en parlement. In de praktijk bete kende dit dat minimum 15 (1847) en maximum 26 (1839) inwoners hieraan voldeden. Vanaf 1848 werd de kiescijns voor parlement en provincie tot 20 gulden of 42,32 fr. teruggebracht. Dit zou zo blijven tot 1871. Veel veranderde dit echter allemaal niet. Vóór 1871 zullen nooit méér dan 44 Dentergemnaren (1859) op de kiezerslijsten voor de wetgevende kamers vermeld staan. Onder directe belastingen verstaan we de grondbelasting, de personele of per soonlijke belasting op roerende inkomsten en het patentrecht of de belasting op het uitoefenen van een handel, een beroep of een bedrijf. Bron : L. Schepens, De provincieraad van West-Vlaanderen 1836 - 1921, Tielt, 1976, pp. 73 - 74. 25. J. Devogelaere, De slechte jaren 1840 - 1850 in het arrondissement Roeselare Tielt, Roeselare, 1982, p. 214. 26. 1863 : 83 effectieve kiezers : Roose 80, Vanparijs 80, Devaere 79 en Coucke 78 stemmen. 1866 : 103 effectieve kiezers : Tavernier 101, Opsomer 100, Destella 100, Vanseveren 98 en Minne 97 stemmen. 1869 : 59 effectieve kiezers : Roose 58, Vanparijs 58, Devaere 57 en Coucke 56 stemmen. 27. Voor zover we gedurende de periode 1836 - 1869 konden nagaan, scoorde enkel de deelverkiezing van 1854 (tijdperk Vandenheede !) nog lager. Op de 111 stemgerechtigden boden er zich toen slechts 68 of 61,26 % in het dorpshuis aan. Tegenover deze occasionele ongeïnteresseerde houding van de kiezers, stelde zich het steeds kleiner wordende aantal stemgerechtigden. Volgens de jaarlijks opgemaakte kiezerslijsten daalde dit tijdens de periode 1836 - 1870 van 140 naar 97, met 1869 als absoluut dieptepunt : slechts 94 cijnskiezers ! 103
Belangrijkste oorzaak van deze terugval was de neergaande bevolkingscurve, ingezet vanaf 1840 : bijna 3000 inwoners eind 1839. nauwelijks 2300 eind 1865. Ook de verschrikkelijke crisis die tijdens de tweede helft der jaren veertig Vlaanderen - en niet in het minst Dentergem - teisterde, speelde hierbij geen geringe rol. Door de schrijnende armoede waren een aantal ingezetenen onder de kiescijns van 20 fr. gesukkeld en zouden dit barema nooit meer halen. Bronnen : zie voetnoot 21. 28. 1. Hoste en L. Stockman, Geschiedenis van Poeke, Aalter, 1985. p. 367. Voor de provincieraadsverkiezingen werd de cijns tot 20 fr. teruggebracht. Dit had tot gevolg dat er nu drie barema's bestonden en de bevolking in vier schuifjes gekatalogeerd werd. Wie geen 10 fr. aan directe belastingen betaalde, had geen stemrecht, tussen de 10 en de 20 fr. was goed voor de gemeenteraad, tussen de 20 en de 42,32 fr. voor de provincieraad en wie meer dan 42,32 fr. cijns betaalde mocht kamerleden en senatoren aanwijzen (zie ook voetnoot 24). 29. Alleen wanneer ze niet de helft plus één van de uitgebrachte stemmen behaal den, waren ze niet verkozen. Blijft dan de vraag wie er in een dergelijk geval wel in de raad werd(en) opgenomen. Aangezien het aantal kandidaten strikt afgemeten was, kon er van een ballotering moeilijk sprake zijn. 30. 1. Hoste en !.. Stockman, o.c., p. 370. 31. De politieke stabiliteit onder de burgemeesters Vandenheede en Opsomer had een vergrijzing van de Dentergemse raad teweeggebracht. Juist vóór de deelverkiezing in 1878 bedroeg de gemiddelde leeftijd der raadsleden maar liefst 65 jaar. De inbreng van Desplenter in januari 1885 zorgde weliswaar voor wat jeugdig bloed, maar een nieuwe berekening eind december 1887 - juist vóór de dood van Coucke - leert ons dat dit gemiddelde slechts met drie jaar gedaald was. Ambtsperiodes van verschillende decennia waren toen geen uitzondering : J. Coucke 50 jaar. P. Tavernier 42, I. Devacre 40. I. Destella 34, F. Roose 31, J.-A. Opsomer 30, D. Vanseveren 27, P. Vanparijs 22 ... Het zal duren tot na het overlijden van burgemeester Opsomer vooraleer de verjonging dui delijk zichtbaar wordt. Eind 1891 zal het gemiddelde 52 jaar bedragen, toch nog 9 jaar boven dit van eind oktober 1836. 32. Notaris Jozef-August Opsomer (notariaat van 14.11.1846 tot 13.08.1884) was in Dentergem gemeentesecretaris tussen 28.12.1836 en 22.12.1860 en burge meester vanaf 30.01.1861 tot zijn overlijden op 22.08.1891. Hij werd op 12.07.1848 verkozen als katholiek provincieraadslid voor het kanton Meulebeke en bracht het op 04.07.1876 zelfs tot ondervoorzitter van de Westvlaamse provincieraad. Twee jaar eerder bekwam hij het erekruis als ridder in de Leopoldsorde. Na Opsomer zullen nog drie Dentergemnaren in Brugge de provinciale belangen behartigen : Gustaaf Coucke (1929 - 1946), zijn naar Wingene verhuisde neef Rudolf Coucke (1955 - 1958) en de naar Diksmuide uitgeweken Arseen Glorie (1929 - 1949). Bronnen : * Gazette van Thielt, 29 augustus 1891, 42ste jg. nr 69. * !.. Schepens, o.c.. pp. 266 en 537 - 538. 33. Het abonnement was de toenmalige gemeentebelasting, die voor ieder huisgezin apart berekend werd. Deze subjectieve werkwijze, die aan heel wat kritiek blootstond, zal pas in 1922 afgeschaft worden door de invoering van de gemeen telijke opcentiemen. 34. Met dank aan J. Spiessens die ons dit verkiezingspamflet bezorgde. 35. I. Hoste en L. Stockman, o.c., pp. 372-373. 36. Van deze 437 kiezers waren er 283 met I stem, 87 met 2, 36 met 3 en 31 met 104
4 stemmen. Er konden dus maximaal 689 stemmen uitgebracht worden. 37. Deze boerenminderheid in de Dentergemse raad was echter niet definitief. De verkiezingen van 1903, 1907 en 1911 zullen opnieuw vijf landbouwers laten zetelen. Tussen 1921 en 1933 waren ze dan weer nipt in de minderheid, terwijl ze de volgende zes jaar weerom met vijf eenheden vertegenwoordigd waren. De verkiezing van oktober 1938 stelde echter een definitief einde aan hun overwicht ! Tussen 1953 en 1971 zullen zelfs nooit meer dan twee landbouwers in de raad zetelen. Tijdens de laatste legislatuur voor de fusie telden we er dan weer drie. 38. Jules Decock is een figuur die ons voor heel wat problemen plaatst. Verkozen in oktober 1911 was hij pas 27 jaar. In een tijd waarin men minstens 30 moest zijn om te mogen stemmen voor de gemeenteraad, is dit op zijn zachtst uitge drukt eigenaardig. Hij staat als kiezer dan ook niet vermeld op de kiezerslijsten van 1911. Hoewel we met zekerheid weten dat hij in 1921 reeds overleden was (oproepingsbrief van het kiescollege voor de “gemeenteverkiezingen” van 24.04.1921), vinden we nergens sporen van een overlijdensakte. Op het register van de uitgeweken Dentergemnaren staat hij evenmin vermeld. Heeft hij bij het uitbreken van de oorlog de gemeente onverhoeds verlaten ? Werd hij opgeroepen om de strijdkrachten te vervoegen en is hij gesneuveld ? Hij staat in alle geval niet vermeld op het bidprentje van de Dentergemse “gesneuvelde helden" (De Paelwulghe, oktober 1987, 5de jg., nr 4, p. 17). 39. J.B. Poukens S.J., Geschiedenis van België, Antwerpen, 1948, pp. 311 - 312. Om te kunnen stemmen voor de wetgevende kamers zullen de vrouwen nog moeten wachten tot 1949. 40. I. Hoste en L. Stockman, o.c., p. 380. 41. Met dank aan Rudy Van Ghcluwe die ons hieromtrent enkele interessante inlichtingen verschafte. 42. In feite was bij de deelverkiezingen van oktober 1907 Emiel Planckaert al op een dergelijke wijze tot de gemeenteraad toegelaten. 43. I. Hoste en L. Stockman, o.c., p. 383. 44. Het aanwijzen van opvolgers gebeurde voor het eerst bij de gemeenteraadsver kiezingen van 24.04.1921. 45. Na enig rekenwerk zijn we tot de slotsom gekomen dat Gustaaf Coucke 50 jaar II maanden en 3 dagen in de gemeenteraad heeft gezeteld, twee dagen minder dan zijn politieke vriend van weleer Camiel Minne. Merkwaardig genoeg kunnen we dit tijdperk precies middendoor snijden. Tijdens de jaren 1896-1921 zetelde hij als schepen of burgemeester ; een periode gekenmerkt door een verbeten en afwisselende strijd met het duo Adolf De Visscher - Henri Desplenter. De laatste 25 jaar moest hij als gewoon raadslid lijdzaam de suprematie van Robert De Visscher en de zijnen ondergaan ; een situatie waarmee hij als ambitieus politicus - hij was tijdens deze periode zelfs provincieraadslid, zie voetnoot 32 - allesbehalve gelukkig was. Met het afscheid van Gustaaf Coucke verdween, na de geciteerde Minne en Jan Couckc, het derde en laatste monu ment dat meer dan een halve eeuw het Dentergemse politieke leven had helpen bepalen. Volledigheidshalve dient vermeld dat hij zowel tijdens de eerste als tijdens de tweede wereldoorlog een tijdlang op non-actief was gesteld, zodat we deze bestuursperiode zeker niet als ononderbroken mogen beschouwen. 46. Op dat moment was Jules Vandewalle, die tot de discipelen van Coucke behoor de, nog niet gehuwd met Julia Cadet. Achiel Cadet, zijn latere schoonvader en fervent aanhanger van Adolf De Visscher, zou Vandewalles politieke keuze waarschijnlijk maar matig geapprecieerd hebben. 105
47. Met dank aan Kathelijne Naessens, die ons dit pamflet van de verkiezingen 1964 bezorgde. 48. Slechts drie Dentergemnaren haalden, voor de fusie uiteraard, de kaap van de 500 naamstemmen : NoĂŤ Nachtergaele (567 in 1964 en 544 in 1970), Robert De Visscher (557 in 1932) en Cyriel Vandecasteele (509 in 1958). 49. Eerste opvolger Jules Tack verkeerde in een geval van onverenigbaarheid wegens aanverwantschap met titelvoerend raadslid Vanhastcl. Tweede opvolger Robert De Visscher was overleden.
106
SPITSTECHNOLOGIE IN TIELT. HET BEDRIJF DE COSTER - VAN DE VELDE (1867 - 1932)
INLEIDING In 1985 slaagde het VTI van Tielt erin om de eerste auto, de Benz-patentwagen van 1885 perfekt na te bouwen. Deze stunt haalde nagenoeg alle nationale kranten. Zo kwam het ook ter ore van ere-deken Jan Van Der Vennet uit Erps-Kwerps. Bij hem riep dit vooral herinneringen op aan een ver familieverleden, meer bepaald de activiteit van zijn ooms in Tielt. Hij schreef de directie van het VTI een brief met daarin de mededeling: “Het zal U wellicht verwonderen te vernemen dat dit niet de eerste auto is die in Tielt werd gebouwd". Ter ondersteuning van zijn bewering voegde hij aan zijn brief, naast een stamboom, ook enkele ongedateerde foto’s toe. Dit alles kwam toevallig bij ons terecht en wekte meteen onze belangstel ling. Persoonlijk waren we steeds geboeid door oude foto’s en beeldma teriaal. en sterk geïnteresseerd in de jonge tak van de geschiedenis, de industriële archeologie. Verder onderzoek volgde spontaan. Het is een studie geworden, vooral gebaseerd op beeldmateriaal (deels bij gebrek aan andere bronnen) om het geheel voor een breder publiek aantrekkelijk te maken. Zo werden gedetailleerde technische en juridische kwesties bewust niet verder uitgediept. Deze bijdrage heeft zeker niet de pretentie volledig te zijn. Aanvullingen erop zijn mogelijk en zullen wellicht nog volgen. Toch menen wij een interessant stuk Tieltse grootsheid uit het verleden terug tot leven gebracht te hebben. Tot slot van deze inleiding vinden wij het gepast om onze dank te betuigen aan ere-deken Jan Van Der Vennet, zonder wie deze studie niet mogelijk was geweest. DE BEGINPERIODE 1867 - 1882 Op 6 december 1867 kwam de 27-jarige Wingenaar Désiré De Coster zich in Tielt vestigen als smid. Twee maanden voordien was hij gehuwd met Amelie Van De Velde, afkomstig van Landegem. Hij woonde op de Markt, nummer 28, maar zijn zaak was in de Sint-Jansstraat gelegen. In zijn smidse, waar ook een “yzerdraeyer met molen bewogen door een peerd" was geïnstalleerd, stelde hij twee knechten te werk (1). Zijn hoofdaktiviteit was het werk in de smidse, in kombinatie met de ijzerdraaierij. De winkel was slechts een bijverdienste. Wellicht werden er vooral toebehoren voor machines en mechanische installaties verkocht. Désiré De Coster was gedurende zijn eerste jaren in Tielt een vrij onop vallende figuur. Er is geen enkele ontspannings- of kulturele vereniging waar we hem als lid aantroffen, en ook op politiek vlak bekleedde hij 107
nooit enig mandaat. Slechts één keer vinden we zijn naam terug bij een publieke aangelegenheid : het feestmaal aangeboden aan Minister Beernaert, minister van landbouw, bij zijn bezoek aan Tielt in 1884. We vermoeden dat zijn aanwezigheid daar in direkt verband stond met zijn beroepsaktiviteit (2). Hoewel we niet alle ledenlijsten van alle verenigingen voorhanden heb ben, durven we toch stellen dat De Coster de noeste nijveraar was, voor wie werken op de eerste plaats kwam. Hij wist hierbij van aanpakken, en vooral : hij was mee met zijn tijd. Een goed jaar na zijn huwelijk werd zijn eerste kind, Marie-Elodie, op 15 november 1868 geboren, het eerste in een reeks van 8 kinderen. Later volgden Joseph, die echter kort na de geboorte overleed, Joseph-René (1872), Maria (1873), Hélène-Marie (1875), Henri-Joseph (1877), AnnaMaria-Valeria (1880) en Clara-Maria-Anna (1881). 1882 : DE OPRICHTING VAN DE IJZERGIETERIJ DE COSTER VAN DE VELDE. Een jaar na de geboorte van zijn laatste spruit is de inmiddels 42 jaar oude De Coster senior ertoe gekomen een serieus bedrijf’ op te zetten. Op 1 februari 1882 richtte Désiré De Coster een brief aan het stadsbestuur waaruit blijkt dat hij de zaken ernstig aanpakte. De Coster was van plan een ijzergieterij en werkplaatsen voor het maken van “yzeren pompen, mecanieken, enz." te installeren, dit in dc oude fabriek van VandevijverSierens in de Sint-Jansstraat. Deze nieuwe fabriek zou, volgens eigen zeggen, "een twintig tal werklieden werk kunnen verschaffen". Hij wees er verder op dat dit aan de "werkenden en neiringdoende persoonen van de stad tot groot voordeel zou strekken" (3). Aan zijn verzoek werd dan ook door het stadsbestuur een gunstig gevolg gegeven. Het opzet van De Coster stelde hem echter wel voor een ernstig probleem. In de nabijheid van zijn bedrijf kon hij niet direkt de geschikte aarde voor het gieten van ijzer vinden, behalve dan op het Hulstplein. Daarom richtte hij een verzoek aan het stadsbestuur om 100 vierkante meter grond te mogen afgraven aan de straatkant van het plein, ter hoogte van de Karnemelkstraat, waar de eigendommen van mevrouw De Meulenaere-Picavet gelegen waren. Verder verbond hij er zich toe de afgegraven oppervlakte opnieuw met (andere) aarde op te vullen, en er bij de werk zaamheden op toe te zien dat het passerende verkeer allerminst gehinderd werd (4). Het verzoek van De Coster werd ingewilligd (5). Vier maanden later, op 27 juni 1882 verleende het provinicale bestuur, na gunstig advies van de stad Tielt, De Coster de toestemming om een stoommachine van 6 Pk in zijn werkplaats te plaatsen. Hiermee werd ingegaan op zijn verzoek van 13 februari van datzelfde jaar. Op 7 juli bereikte deze goedkeuring De Coster. die onmiddellijk aan de slag ging. Tegen het einde van het jaar waren de machines geïnstalleerd, en kwam er inspektie in opdracht 108
van de provinciale overheid door de kontroleur van bruggen en wegen. In de voorwaarden die bij de toestemming werden ingelast, stond dat dergelijke kontrole ten allen tijde kon plaats vinden, en de eigenaar zich hiertegen niet mocht verzetten. De Coster had echter alle voorschriften betreffende de machines in acht genomen, en het besluit van het rapport is dan ook gunstig. Alle tests werden uitgevoerd zonder dat ook maar één mankement werd vastgesteld (6). In januari 1883 al deelde het stadsbestuur de provincie mee dat het bedrijf van Decoster op de patentrol in de Ie kategorie onder de letter A diende opgenomen te worden (7). Begin april kreeg De Coster dan het fiat van de provinciale overheid om de produktie definitief op te starten. Hij mocht echter geen stukken gieten die meer dan 200 kilo wogen, en diende zich aan alle voorschriften te houden die nog zouden kunnen genomen worden in het belang van de openbare veiligheid (8). Het echte werk kon nu beginnen. 1884 : DE ATELIERS DE COSTER - VAN DE VELDE 1884 was een belangrijk jaar voor het bedrijf De Coster - Van De Velde (zo zou men het bedrijf steeds blijven noemen, ook na de dood van zijn vrouw in 1889, en zelfs wanneer Désiré er zelf mee ophield). De Coster kocht in dat jaar de gebouwen van Dominique Soencn - Vandekerckhove. gelegen bij het station, aan de huidige Klijtenstraat (kadaster G 173/A). Soenen zelf had ze in 1865 gekocht van de "West-Vlaamse Maatschappij der Yzerwegen”, die ze in gebruik had genomen voor het aanleggen van de spoorweg en het repareren van spoorwegmateriaal (9). De nieuwe infrastruktuur bood De Coster veel mogelijkheden. Ook de ligging langs de spoorlijn naar Gent was een interessante troef. Zijn aktiviteiten namen dan ook steeds meer uitbreiding. In augustus 1884 kreeg hij de toestemming om naast zijn vroegere nog een nieuwe stoom machine te plaatsen (10). De Coster was een bijzonder dynamisch man, die wist in te spelen op de evolutie van de nijverheid. Naast het gieten van klassieke voorwerpen zoals hekkens, rioolroosters, pilaren, enz., ging hij zich toeleggen op het konstrueren en repareren van stoomtuigen, voornamelijk bestemd voor landbouw en industrie. Een eerste keer treffen we hierover informatie aan in een advertentie in de "Gazette van Thielt” van 3 juli 1889. Hierin liet hij de landbouwers weten dat hij "eene goede dorschmachien met graankuiser in huur ter beschikking stelt" (11). De groei van het bedrijf ging in stijgende lijn verder. We krijgen hiervan een goed beeld aan de hand van een advertentie geplaatst in de “Gazette van Thielt" van 1 februari 1890. Hierin bood De Coster tweedehands een aantal machines en artikelen aan, die hijzelf hersteld en opgelapt had. 109
Uit deze lijst kan duidelijk opgemaakt worden dat het bedrijf De Coster - Van De Velde uitgegroeid was tot een heus konstruktiebedrijf. De Coster bood aan : - 1° : vier locomobielen van 4, 6 of 8 peerden kracht - 2° : een dorschmolen met graankuischer - 3° : een machien met stoomketel gediend hebbende voor keernen en koken. - 4° : eene staande stoommachien van 8 peerden kracht - 5° : eene liggende stoommachien van 20 peerden kracht - 6° : twee stoompompen - 7° : assen, engraenage-wielen, pouliers, enz. - 8° : waterréservoirs in plate - 9° : een complete maalderij beweegbaar met locomobielen (12) Het is duidelijk dat dit aanbod een fors kapitaal vertegenwoordigde. Een goede 10 jaar na het oprichten van zijn gieterij was De Coster opnieuw aan een belangrijke vernieuwing toe. Hij verzocht het gemeen tebestuur om de stoommachine uit zijn gieterij te mogen vervangen door een nieuwe, naar we uit de technische gegevens mogen aannemen, tech nisch hetere. Een belangrijke evolutie is wel dat de bouwer van deze machine De Coster zelf was. Er werd dus niet langer beroep gedaan op konstrukteurs uit andere steden, wat een voldoende know-how van De Coster bewijst. Dat De Coster mee was met zijn tijd, wordt nog op een andere manier maar al te duidelijk geïllustreerd. Nauwelijks enkele maanden na de vernieuwing van zijn stoommachine pakt hij uit met een belangrijke pri meur in Tielt. Als eerste maakte hij gebruik van elektriciteit voor de verlichting van zijn ateliers en woonplaats. Deze elektriciteit werd opge wekt door een dynamo met een spanning van 70 volt en een sterkte van 50 ampère. De GVT bericht hierover het volgende : “In zijne belangrijke werkhuizen heeft M. De Coster nu het electrisch licht ingebracht. (...) M. De Coster heeft electrieke draden gelegd overal in zijne woning en in al de afdelingen zijner werkhuizen. Die draden zijn met gloeilampen in verband, en op éenen wenk kan men het electrisch licht doen schitteren (..). Dat is alzoo overal, ook in den peerdstal, in de harnasure-kamer, in het magazijn, in den timmerwinkel, in de kuisplaats der geute, tot op den hooizolder toe. Gij moet hier of daar eenig werk doen, gij duwt op den werveling bij den ingang, en 't is schielijk helderklaar. Den heer De Coster heeft in 't geheele 80 gloeilampen geplaatst, waarvan een gedeelte standvastig brandt, en een ander deel slechts als men hier of daar zijn moet. In de smederij en in de 'draaiplaats, in de plaats voor brouwerij gerief en machinebouw, hangt er boven iedere werkbank een gloeilampken, en de werklieden kunnen er niet van zwijgen : 'Gelijk wij nu zien, zeggen zij, en gemakkelijk werken, 110
Désiré De Coster ± 1895
Op de foto zien we het ondernemend trio onder de Japanse kerselaar poseren op een eigen produkt. Vooraan zit vader Désiré, dan Joseph, en achteraan Henri. De foto dateert vermoe delijk van tussen 1898 en 1902.
111
r
( r ^ r o . i . m + /] n o GD Ijbé M(VvC«^£ ütnvW&mëiv^ i K f i i t W m t b.lOi lüfö ■ Mie J\ahuACfW* HuiitfrvtviHaW<liMavit MwviUuùe,^ /^ i?^ 9 f W OD l^l(v Gt!\And. C mt/'vfcvn MéÂ<,AU'vèêi&6!"MÙÂ&L. -f^-^fccM.JvntnÀaXer>n 3neüe;&ui4s\ J c ^ v c U S . M 0! * * W e*v /},VHvAAve. [ 11l•'-*»■■'. lÂXyenvervC- OD tLcudto Vt\£KMV& (TWMtt VJKvCA Ai*. 7îeOiJu WALnvi.^, MaAAu-tAiÜ-'/S'i9.l9öi t ^ . t Favvj *.$. 1331, tJivu!*. JoiAiA. *2.10-1^11. + p il » <vMA^aAte ;>a*öae oV •«in AivnAî l^A^tAy-kve l(D ^vJ^AWy «*,£*/, Q» ijlff J^X° &\*t iC’i *1^ , -\Jo n.ö •’ 'èUdYio.J.lÜi I,/ \r d M 1:h' - 1yÇ<) t t o ik w d l t ------+— t/iauu*:Cutru4*jSJ. /ƒ// tA tc ijs t 1ivh1r><4 } WAvdJköüit f* GD T ïittit I j. & . 1 3 J~ J —- Muaàç.TXèAète */X95 ^ flla\C&óU r>ta hilt -j^j-ineJW ! ° J^ac f^v. ?**wvf w > ' V&ndi*} 'Wca)h& o fcuj-faufic . [AoultlcC^ “IjOl fWa'tc-AltHiWi./"/W /* /iui\t,. fj*ïu tty' J*. • / ƒ r /fn+v<> « ^ 02. 1 19 lï i \ ,tntfh ~m\ «SyvA^e A'.uUt j)(p*4i\-ÊlA/UxS&tfi *Ijj Oj (Suo-ftAiiewHA/' H<-£t>vC c 1 9Û6 ovwjfiua»^ t P P ■ //5ï j v , "IJ O5 h^ijA hiit'ivtlàifcu fnï> (V TfuUt .tsjf GftAmiA^c.0lij 13 <£> _ M&vMtiPli'; ........ -------------r . °l<joS OD ü*\ Dumtne, f j fp.n-du t l. f . 0 Afj AC c IjOi JD Jt-HP ilcritfrh “IjoG knt/bijt(.4ÜMfiewd%+1vï HvwC
l^=r ° f-fu'tlt /{f. tl. !$<«&
—
A lé lu tt-ftla M e , "T titfr if.jj. ig i?
Ü fU ù iy a I jO ]
—
GD.Mj,knn<6>ntdlif1)Z)
/] w u l 0 Ijiu i-jtO CD . 1J.1h'l01 /l'rriM. VJC- ^—ƒ — -- - ^ U-1TiutlC l^ . f . jjo L A WCcie-rA.c?J/1 ^ 1 0 1 h'dlsUj/j^ja'l'hitU'l V&Yt di*\ QXOUckx. (j" ydet’' .i'JV ' cljlA * 1‘) JC üf s . t m xu tu tu r 9I j l t CD" " TUoKé’itn Ó1'ö- IJ)18
-K M f-numi W ' ^ Wa uS7aa’ S Ön f e g i ne^VJx Jciipp J n 0J «/j //• i J '/'u A/ j V i w w v t i t . ' i j ö i OD r o n t TïiiWy J. rrP . J 'jiolA o z. '■" '' ' ^ J fMteitwMtiit'POb j f t e t t M F d v it 'ljO b + CD /)*«rw «,. + J jü Acïidf&o’éè/v& u: °/y^ a r?j£ * n ^ ^ !v «Ai*/- /J AtoUL-tya1iù-/üùua " ir y./Sfo 6u,Xaw»vd °5*.H,l^r ,/MuacX. 9 Ij ■ H■ 19^ , ClfvaH/Ujj C-Costck, - f i l u h Z c . - - '’ Tb'tUAi.lfàl ■ y-Ai n i-n iïj «J wiAc '5.1.191 0< D W % fi*. 11. Z ■i j f ~ ’ \J CA*V ‘ 16.T"lj11 TUUMui CÎ t>ltlC-f\l{iuA Jmttrh V.'mi 0 i-L.1jib f T 0 ] 3 f Vn/<fi ^vuAlx $>à- ■f$J$ c<x*i*ü<uj>tns&ui ) W s. ùû.uAu4\4jJt\ùu4 (kâiiÀju*&. JM-Crtft-y LJ a jd d c .d a ,ƒ. ijijQ) ijy *j*~ fan Kxf.b'ïh' j-jjfÿt faCiïfa~$pur$fc j
113
^20*
i:’Ssslê5ti*‘»Sië6l»F*‘ '
114
'^altisL^cL:
Plaqs etdev’isgratuits.
UITVERKOOP VAN VÉLOS!!
J. &H. De Coster, gebr. bij de S ta ti e te Thielt
laten het geëerd publiek weten dat zij. van heden af zelf vélos fabrikeeren. en om die reden, met groote vermin dering van prijs , de weinige vélos verkoopen die zij nog bezitten. — Dus, wie van deze gelegenheid w ü
gebruik maken, gelieve zich te haasten.
Fabriek van V E L O S Afzonderlijke stukken voor vélomakers
Toebehoorten,
--------------------^ ------
Veertien dagen na het verschijnen van deze advertentie is het zover. Naast de nog resterende IRIS-fietsen pakken de gebroeders uit met hun eigen NAR-merk. Behalve fietsen zelf produceren ze ook afzonderlijke stukken voor fietsenmakers.
Fabriek van V E LO S Afzonderlijke stukken / voor vélomakers.
ALLE TOEBEHOORTEN. J. & H. De Coster, gebr. bij de S ta t ie ,
te T H I E L T .
115
J. & H. DE COSTER, gebr.
X SE I E I . T .________
RIJW IELEN en AUTOMOBIELEN A f z o n d e r l i j k e d e e l e n en a i l e b e n o o d i g h e d en v o o r v e l o m a l ï e r s en
liandelaars.
GROOTS KEUS. — Alles fan besta boadaalgbeid.
VOORDEELIGE PR IJZ E N .
GESLOTEN OP ZON- & HOOGDAGEN.
Advertentie uit april 1899.
J. & H. De Coster, gebr. XE THÏEtT
®lgemeene vertegenwoordigers voor België
**" AUTOMOBIELEN-Brierre & Cis
moteurs de « Dion & Bouton » en andere. — Kan gezien en geprobeerd worden.
Magazijn van salie benoodigheden en af zonderlijke stukken voor velom akers en hxndelastm. — Oarnituren van verseheide merken : Trois-fusils, Fris, Nar,
e n z . — Groote
keu s en z e e r vo o r d e e llg e p r i j z e n .
OPGEMAA.KTE 1M.IWIELE1V.
maumîâüimill . ........................................ i... .
Uit de advertentie die vanaf mei 1899 werd verspreid, blijkt dat de De Costers de hoofdverdelers voor België waren van de automobielen "Brierre & Co". 116
De auto van Urbain Baert (Ieperstraat, Tielt). Aan het stuur : Anna De Coster (1881-1969). Achteraan : haar twee zusters Maria (1873-1938) en Hélène (1875-1961). Nog vooraan : de echtgenoot van Hélène, Henri Van den Broucke, architect (o.m. van het Tieltse Gildhof). 117
Moteurs dû ” DION & BOUTON „ et autres
Raison ' des gros et de ’:dé'tail pour les Cycles lî^ I S BICYCLETTES, TANDEBS, TRIPLETTES
gÿi
S
~
-
Pièces détachées let^^ceessoires , pourt fabricants et Revendeurs s..° ° ° ° ° i
■ > -■ » ■ «ô-; . . . . . . . . . . ua,
■■........ o„o .,< !..< l Z:
VTÎ"8
Advertentie uit 1898. Dit is de “auto" waarmee Henri en Joseph De Coster afgebeeld staan op de foto’s op blz. 119. 118
Henri De Coster aan het stuur van z'n "auto" (begin 20ste eeuw).
Joseph De Coster aan het stuur van z’n “auto" (ea. 1900). 119
dat is een plezier’. In de groote vormplaats en gieterij is het nog klaarst van al ; daar is waarlijk 'de zon', ook bij avonden. Een groote bol (booglamp), hangt in 't midden dier plaats en geeft eene klaarte gelijk over dag. Die bol heeft eene lichtkracht van WO bougieën, al zou men, met veel honderden bougieën, zulk helder licht niet verkrijgen." (13) Uit dit artikel wordt meteen ook duidelijk dat de ateliers van De Coster stilaan tot een heel komplex uitgegroeid waren. Op de volgende afbeelding krijgt men aan de hand van een brievehoofd uit 1904 een beeld van hoe alles er ongeveer moet uitgezien hebben einde 19e/begin 20e eeuw. Het bedrijf bleef groeien. In 1896 werd nog een stoommachine in gebruik genomen. Opvallend is wel dat deze konstruktie niet door het bedrijf zelf gemaakt werd, maar door een zekere Emiel Mecoen uit Gent, waarschijn lijk omwille van de grote afmetingen (lenge 5,06 m, en drie ketels met twee ervan 0,7 m 6 en de andere 1,10 m è (zie plan). De zonen De Coster nemen het initiatief Tegen het einde van de jaren 1890 zetten de twee zonen van Désiré, Joseph en Henri, in de schaduw van hun vaders bedrijf een eigen zaak op. Hierbij speelden ze in op nieuwe markten die op het einde van de 19e eeuw ontstonden. Zo werd het gebruik van de fiets meer en meer gemeengoed, aanvankelijk echter nagenoeg alleen bij de meer gegoeden. Deze nieuwe markt werd door de gebroeders aangepakt. Hiermee profileerden ze zich voor de eerste keer duidelijk van hun vader, die de ijzergieterij en het konstruktieatelier bleef leiden. Joseph en Henri zijn eerst enkele jaren verdelers van fietsen van het merk "IRIS", een inloopperiode om ervaring op te doen voor de latere produktie mogen we veronderstellen. In 1895 was Joseph tenslotte nog maar 26, Henri amper 21. In de tweede helft van het decennium 1890-1900 waren ze niet de enige verdelers van fietsen in Tielt. In 1897 vonden we ook een advertentie terug van Edmond VANBERGHEN-VAN ROLLEGHEM, die in Tielt de rijwielen “Cycle Barnabor e.a." verdeelde (14). De beide broers gingen echter nog een stap verder door in 1898 zelf tot de produktie over te gaan. Ze hadden hierbij echter een grote troef : ze konden terugvallen op de infrastruktuur die pa in de loop der jaren had opgebouwd. In de GVT verschijnt eerst een advertentie met de aankon diging van de uitverkoop van de overgebleven stock fietsen van het merk "IRIS”, die in hun label ook de naam “De Coster frères” droegen (zie advertentie). Nauwelijks 1 jaar later komen de gebroeders voor de dag met wat wellicht 120
een primeur voor West-Vlaandcren kan genoemd worden : de konstruktie van auto’s. Wanneer men de afbeelding en de foto’s vanop enige afstand bekijkt, dan begrijpt men dat de stap van de fiets naar de auto niet zo verwonderlijk is. De eerste auto’s van het einde van de 19e eeuw hadden een erg fietsachtig uiterlijk, en werden dan ook vaak “voiturettes” genoemd. De allereerste auto. de Benz van 1885, was eigenlijk niet veel meer dan een driewielfiets met motoraandrijving. Hoewel het om een Duitse uitvinding ging, kende de konstruktie van auto's vooral een snelle opgang in Frankrijk. België volgde ook vrij snel. Gent, Brussel en Luik kenden reeds in de jaren 1896-1897 dergelijke konstruktieplaatsen. Andere West-Vlaamse pioniers die ons bekend zijn, zijn Christiaan Emile in Passendale (1900), Christiaen Hotlack in leper (1901), en Florent Depuydt in Roeselare (1922). De gebroeders De Coster pakten reeds in april 1899 uit met een adverten tie in de GVT waarin de aandacht van het publiek werd gevestigd op de verkoop van automobielen. Er staat echter nog geen specifieke naamvermelding bij. Daarnaast waren ze ook verdeler van de Franse motoren “Dion & Bou ton", in die tijd erg in trek bij de “voiturettes". Op een toenmalige reklameaffiche afkomstig van Dion & Bouton zien we een model dat bijna identiek is aan die welke op de foto’s te zien ziin. Op de eerste foto uit ca. 1900 zien we trouwens Joseph De Coster aan het stuur, voorin zit zijn echtgenote Marie Van Den Weghe, met hun zoon Paul (geboren in 1898) op de schoot. Deze foto biedt verder een mooi zicht op de fabrieksgebou wen, en toont het gedeelte dat op vandaag (1987) nog bewaard is in het begin van de Klijtenstraat en gebruikt wordt door de firma BELFOTOP. De tweede foto toont Henri De Coster aan het stuur, samen met zijn neefje Steylaers (geboren 1896, zoon van Jozef en Maria De Coster, zus van Henri). Het ging hier dus vooral om de assemblage van vooraf gefabriceerde onderdelen, al dan niet met een eigen tintje. Het is echter zonder meer duidelijk dat zij meedraaiden met wat toen op technologisch gebied aan de spits gebeurde. Hoe spektakulair deze realisaties ook mogen geweest zijn, van een echte doorbraak is nooit sprake geweest. Was er in de streek niet voldoende belangstelling en hield men het voorlopig liever bij paard en kar i.p.v. zich in te laten met deze dure nieuwigheden ? Feit is dat vanaf 1900 in de lokale GVT geen advertenties meer geplaatst werden. En in 1904, wanneer de zonen het bedrijf van vader reeds hadden over genomen. is in de prospektus van de “Ateliers de Construction De Coster - Van De Velde” nergens meer sprake van voiturettes of automobielen. Ondertussen zat vader Désiré ook niet stil. In 1899 wenste hij nog maar eens een bijkomende stoomketel in gebruik te nemen, dit keer opnieuw een zelf gekonstrueerd tuig. Wegens administratieve tekortkomingen werd de plaatsing van deze ketel door de provinciale overheid evenwel gewei gerd (15). 121
A VApEUlf /r .r r .i. w t '/ t . w
/<'<< '///r>
M oteurs à Gaz & a Pétrole ^ (S lV fJ l l l t t i U‘Vt’0 . <G>. J faac«> ’G», C T u 1? -' C ] l i t f ( o t ’C cO, ^ R . CO CX c' O I 'I O . i ^ c f ï i l U 'u X I t l l '. /■ )P „ ,,P I G j v V u i p t s l 4X m u , . 'o m p c .' à m o u t \ k f . v i e o i 'i . ', c ' i UX l i l ' te ix
v»or p c i 11 ou it
Couccx*x>cifu> à
h
cl tx
r<M
je u
uu.
it»u fi’tx u .r , «K ij^ x u t c u i.'
(N oue U 'i’ 0 .u u J f .i,, llc lrl(x\ nc’je u iô «> c«x« ^A ccfuxtl Jjl’Htr) ,
CjXucA
pouï
II ’ !I I I IPtX m .V .
Acx pc 111 i 11«' , ('8 tX V I' O l l C U l t), C u id c u ' i ^ ,
x^ IC o u l*’«' - c lu x x u c .
v^Ucxcfituei> à ln v « t (c<) lo u u c ix x io c , J 'a u u ’cu.v».' CTicx»i< i c ’io . v l t i l r u i i . t VBcxCrî a l ’i v i u p r i / ( u ijtx h ^ o u f ic ^ r u
x
< \ ( o u »x *x t <* <•11 1o »111c 11 u ’ 1 1 1 ,
j c ï . C o u i ’to n ’d .
.Cirr/vt////rr. »evt/<v//r /<c;// A-t/r/:/. . V<rrntr//.v<r ////rtc,* rcc//f>///ty{/<\t. {^{('/(/trA) r/f/iÂtctt/rt/r.i Manèges, Broyeurs à Mortier. PO M PES EN
TO U S G E N R E S
T. .ijU-p T*I0^V‘S rr f’ 1■■ l*:
fj uurr* niv'Ei'-.-
' <'• •
-u- •>*•»•!»? *'vi*
DECOSTER - f/ÂNDElAELDE - TH/ELT.
R E P R É S E N T A N T E X C L US I F POUR LES DEUX FLANDRES
ES MOTEURS A GAZ ET A BENZINE
de la Société A n o n y m e
les Ateliers de Construction de Boussu
122
OECOSTER- '
,05
IELT
T élépho né N
A TELIER S DE CONSTRUCTION FONDERIE GROSSE CHAUDRONNERIE M A I S O N F O N D E E EN 1 8 6 7
E TA BL IS SE ME NT S
D E C © S T E ït-Y A M B E Y lL D E
A t e l i e r :; de C o n s t r u c t io n — F o n d e r ie -
G r o s se C h a u d r o n n e r ie
DE COSTER-VAN DE VELDE M a is o n
T élégrammes :
DECOSTER, THIELT ‘7,5“ T ,y T f •T ,n ,T Tty
fo n d ée
en
1867
Lcs marchandises sont toujours vendues, prises et agrées à l’usine, et voyagent aux risques et périls des destinataires. Toute réclamation doit être faite au transbor deur ; les bulletins de non responsabilité exigés par les Administr. des Che mins de Fer, ne peuvent nous rendre responsables des avaries. Tout différend ou con testation où je suis partie, est de la compétence ex clusive du tribunal de Bruges. Les emballages doivent être renvoyés franco et en bon état, si non ils sont facturés.
(briefhoofd van de firma uit 1910) 123
1902 : DE JONGERE GENERATIE NEEMT HET ROER OVER In 1902 stopt Désiré ermee. Het hele industriële kompleks dat hij in de loop der jaren had opgebouwd, laat hij over aan zijn kinderen. Joseph en Henri nemen de leiding op zich. Joseph treedt op als beheerder. Désiré zelf, inmiddels 62, verlaat Tielt en gaat rentenieren in Aalter. Amper 5 jaar later overlijdt hij in Brugge. Het bedrijf bleef verder bestaan onder de naam De Coster - Van De Velde, en bestreek een zeer uitgebreid gamma van aktiviteiten. Een hele waslijst valt af te lezen van het brievehoofd van de firma uit 1905. Eén van de meest bekende realisaties van het bedrijf uit deze periode zullen vele Tieltenaars reeds op foto gezien hebben. Het betreft de kiosk die vroeger voor de Halletoren stond, ongeveer op de plaats waar nu het beeld van Olivier de Duivel staat. Deze kiosk was eigenlijk een uiteenneembare gietijzeren konstruktie, die in het begin enkel bij speciale gele genheden werd opgetrokken. Er werd een kontrakt gesloten met het stadsbestuur om voor de prijs van 4.000 fr. de kiosk te fabriceren. Verder verbonden de De Oosters er zich toe om de kiosk 5 maal op een aan te wijzen plaats op te trekken. Daarna zou dit nog 2 keer per jaar gebeuren op hun kosten, en dit voor een periode van 5 jaar (16). De kiosk werd in september 1905 geleverd en opgesteld. Verder zijn er op diverse plaat sen in Tielt ook nu nog rioolroosters door de firma gegoten, terug te vinden. 1912 : DE OPRICHTING VAN DE NV DE COSTER - VAN DE VELDE In 1912 ondergingen de "Ateliers de Construction De Coster - Van De Velde" ingrijpende veranderingen wat de eigendomsstruktuur betreft. Financieel gingen de zaken blijkbaar niet zo goed. Joseph, die tot dan toe de eigenlijke leiding in handen had, was naar Canada uitgeweken. Op 7 februari 1912 werd bij notaris Dubuc uit Edmonton (Alberta) in Canada een akte verleden, waarbij Joseph de toestemming geeft aan zijn jongere broer om te “liquider aux mieux les affaires relatives à iassociation ayant existé entre eux... ” De reden hiervoor wordt even verder in de akte duidelijk. Henri moest dit alles doen "aux fins de payer les dettes de l'association”. Om het bedrijf verder te kunnen laten werken werd een Naamloze Ven nootschap opgericht. Het kapitaal werd vastgelegd op 217000 fr., verte genwoordigd door 435 aandelen, met een waarde van 5 fr. per stuk. De verdeling van de aandelen gebeurde als volgt : - Joseph en Henri De Coster 404 - Paul Snoeck 8 - Emile Snoeck 7 - Jules Schelfhout 7 - EdgarSnoeck 7 124
1 - Joseph Steylaers TOTAAL 434 Bij het aandelenpakket van de gebroeders De Coster werd vermeld : qui se les partageront, suivant leurs conventions particulières” (17). Wie waren de overige aandeelhouders ? Jules Schelfhout, dokter in Aalst, was de schoonbroer van Henri De Coster. Henri was op 5 april 1902 immers gehuwd te Aalst met Anna Schelfhout. Joseph Steylaers was eveneens een schoonbroer van Henri : zijn zuster Maria huwde in 1895 in Tielt met vernoemde Steylaers, ingenieur van beroep. De overige 3 aandeelhouders heetten alle drie Snoeck. Paul was ingenieur-konstrukteur in Aalter, Emile handelaar in Tielt, en Edgar notaris in Tielt. De nieuwe NV kreeg als naam “Etablissements De Coster - Van De Velde Société Anonyme", en omvatte “ateliers de construction, fonderie, grosse chaudronnerie". Als administrateur-gérant, m.a.w. als zaakvoerder, trad voortaan Henri De Coster op. De naam Joseph komt verder in het stuk niet meer voor. Hij overleed trouwens niet zo heel lang daarna, op 9 juli 1917 te Bayeux in Frankrijk. Er kwam ook een nieuw briefhoofd voor de korrespondentie van de NV. Het beeld dat hier van het bedrijf wordt opgehangen, is echter minder realistisch dan op het vorige briefhoofd. In 1924 overleed Henri, en kort daarop nam Jules Schelfhout ontslag uit de raad van bestuur van de N.V. Toch bleef het bedrijf nog een tijdje bestaan, maar behalve de jaarlijkse publikatie in het Staatsblad van kosten en baten en van enkele verande ringen in het bestuur, konden we verder over de NV niets meer terugvin den. In 1932 verschijnt voor de laatste keer de kosten-baten balans in het Staatsblad, zodat we mogen aannemen dat de NV kort daarop ophield te bestaan. Op deze manier kwam een einde aan een roemrijk stuk indus triële geschiedenis in Tielt ...
Koen DEWANCKEL
125
Op de Markt van Tielt, in het voorjaar 1916 : de Duitse hertog Alhrecht van WĂźrttemberg (2de van rechts) voor de kiosk gebouwd door De Coster - Van de Velde.
VOETNOTEN 1. SAT, MA, 1732, register patcntplichtigen 1871. 2. Lijst der aanzittenden aan het diner aangeboden ter gelegenheid van het bezoek van minister A. Beernaert en gouverneur Ruzette, 10 augustus 1884, SAT. MA, 537. 3. Brief van De Coster aan het stadsbestuur, 13 februari 1882, SAT, MA, 2767. 4. ibidem. 5. Minuut van het besluit der gemeenteraad, 13 februari 1882, SAT, MA, 2676. 6. Minuut van het Proces-Verbaal der inspektie, 18 december 1882, SAT, MA, 2767. 7. Minuut van de brief van het stadsbestuur aan het provinciaal bestuur, 13 januari 1883. SAT, MA, 2767. 8. Minuut van het besluit van het provinciaal bestuur, 3 april 1883, SAT, MA, 2767. 9. Informatie van de heer J.Verbrugge. 10. Minuut van het besluit van het provinciaal bestuur, 5 augustus 1884, SAT, MA, 2767. 11. GVT, 3 juli 1889, SAT, 4036. 12. GVT, 1 februari 1890, p. 3, e, SAT, 4036. 13. GVT, 6 november 1895, p. 2, a, SAT, 4038. 14. GVT, 9 januari 1891, p. 4, d, SAT, 4043. 15. Brief van de gouverneur aan het stadsbestuur, 15 december 1899, SAT, MA, 2767. 16. Brief van De Coster aan het stadsbestuur, SAT. MA, 2921. 17. Bijlagen Belgisch Staatsblad 1912, acte 5026. GEBRUIKTE AFKORTINGEN GVT : Gazette van Thielt SAT : Stedelijk Archief Tielt MA : Modern Archief
127
AUTOCARS
* * * * *
DE MEIBLOEM
REISBUREAU
HUGO EELBODE-MEEUWS SYNONIEM VOOR VEILIGHEID EN COMFORT
Binnen- en buitenlandse reizen Van 20 - 40 - 54 - 67 en 87 plaatsen Air Jet ventilation VJ.P.-car School- en werkliedenvervoer
Tieltstraat 186 8870 PITTEM (051) 40 18 23 Abeeldreef 4bis 8860 MEULEBEKE (051) 48 80 63 Beneluxlaan 4 8880 TIELT (051) 40 48 87
Deconynck-Ampe Beernegemstraat 68 8880 TIELT Toonzaal : Klijtenstraat 27-29 8880 TIELT
DHONDT
ROUWDIENST - S (051) 40 02 27
Stationstraat 103, Tielt
TEA ROOM - S (051) 40 41 72 Krommewalstraat 38, Tielt
JORY, geboortegeschenken Krommewalstraat 40, Tielt
TRANSPORT - S (051) 40 30 11 - 40 30 12 Bevrijdingslaan 8, Tielt
-
ntonne
DE ROEDE VAN TIELT V
Driemaandelijks heemkundig tijdschrift 19de jaargang, nr 4 - december 1988 Afgiftekantoor 8880 Tielt
B ellik van
Roeselare
DE ROEDE VAN TIELT
ISSN-0772-6414
Heemkundige Kring voor de gemeenten van de vroegere Roede van Tielt, d.i. Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem, Zwevezele. Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde.
Voorzitter: P. Vandepitte, Driesstraat 7-9, Tielt - (051) 40 17 00 Ondervoorzitter: Gh. Vandeputte, Stationsstraat 83, Oostrozebeke - (056) 66 90 91 Sekretaris-penningmeester: Ph. De Gryse, Kastanjelaan 1, Tielt - (051) 40 18 38 Redactie: J.Billiet, H.Defour, Ph.De Gryse, W.Devoldere, R.Ostyn, P.Vandepitte
Lidmaatschapsbijdrage: 500 fr., te betalen op rekening 000-0398411-32 van De Roede van Tielt, Kastanjelaan 1, Tielt Verschijnt viermaal per jaar. Er worden geen losse nummers verkocht. Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in “De Roede van Tielt’' mogen slechts overgeno men worden met toestemming van de redactie. Kaft : detail van de kaart van het graafschap Vlaanderen door Robert de Vaugondy, zoon, 1762.
INHOUD VAN DIT NUMMER (19de jg, nr 4, december 1988) E. Warlop, Het wapen Vander Meulen. Een speurtocht van Tielt naar Machelen aan de leie. blz 130-155 Patrick Maes, Een pachtbrief van het Goet “Pudenbrouck” in Oostrozebeke (1552). blz 156-157 Patrick Maes, Victor “Zeger” Lambrecht, een vlaams aktivist uit Oostrozebeke. blz 158-160 Typo-offset Desmet-Dhondt, Wakken
129
Het wapen Vander Meulen (Tekening : E. Warlop).
130
HET WAPEN VANDER MEULEN Een speurtocht van Tielt naar Machelen aan de Leie
Op 29 december 1983 ontving ik het bezoek van Daniël Vander Meiden, advokaat en burgemeester van Tielt. Hij vroeg of er een oud wapenschild Vander Meulen bestaat dat eventueel zou kunnen en mogen gevoerd worden door de huidige Tieltse Vander Meulens. Wanneer het niet gaat om adellijke wapens, die alleen door de Koning kunnen toegekend worden, bestaan er op dit ogenblik in ons land geen wettelijke bepalingen die het voeren van familiewapens regelen. Iedereen mag vrij een wapen kiezen en gebruiken op voorwaarde dat het nog niet door iemand anders gevoerd wordt. Men mag dus zelf een wapenschild ontwerpen, tekenen, laten reproduceren en beslissen wie er mag gebruik van maken. Dit noemt men een “nieuw” wapen. De vraag van Daniël Vander Meulen was echter of er vroeger ooit een wapenschild Vander Meulen bestaan had en zo ja, of hij en zijn naamgenoten daar mochten gebruik van maken. Er wordt thans door de mensen van privé-verenigingen die zich met niet-adellijke wapens bezig houden, aanvaard dat men een oud wapen mag voeren indien men zwart op wit kan bewijzen dat men in rechtstreekse mannelijke lijn afstamt van de persoon of personen die in het verleden met recht gebruik hebben gemaakt van bedoeld wapen. Voor burgemeester Vander Meulen kwam het er dus op aan in zijn stamboom te klimmen op zoek naar één of meer voorouders, bezitters van een eigen wapen. Er "bestond een stamboom Vander Meulen waarmee werd opgeklommen tot ene Thomas Vander Muelene alias Vander Meulen, zoon van Lieven, die men in 1587-1614 ontmoet in de parochie Gottem. Via Dentergem, Oostrozebeke, Meulebeke kwamen zijn afstammelingen o.m. in Tielt terecht. Geen enkele van die Vander Meulens schijnt echter ooit gebruik gemaakt te hebben van een wapen of een zegel. In dergelijke gevallen zijn er twee mogelijkheden. Ofwel maakt men een kruisje over een “oud” wapen en ontwerpt men er een nieuw, ofwel bijt men op de tanden en gaat men op zoek naar nog verdere voorouders die mogelijk een wapen kunnen gevoerd hebben. Wie zich ooit ingelaten heeft met genealogische opzoekingen over een niet-adellijke familie voor 1600 weet dat dit aartsmoeilijk is. Op gegevens uit parochieregisters moet men niet meer rekenen. Gaat het om een familie die leefde in de voormalige kasselrij Kortrijk, dan kunnen de Kortrijkse poorterij- en wezerijregisters soms helpen, maar in het geval Vander Meulen waren ook deze bronnen opgedroogd. De oudste bekende voorvader, Thomas Vander Meulen, zoon van Lieven, vindt men als buitenpoorter van Kortrijk te Gottem van 1587 tot 1614 maar hogerop in de buitenpoorterslijsten is er alleen een grote leegte. Waar moeten de voorouders van Thomas Vander Meulen en zijn vader 131
Lieven dan gezocht worden ? De laatste dertig jaren van de zestiende eeuw waren een rampzalige periode voor onze gewesten. Veel mensen stonden sympathiek tegenover het protestantisme, het “nieuwe geloof’ van die tijd. De bloedige repressie en de oorlog die erop volgde, waren moordend voor de Nederlanden. Veel echte of vermeende protestanten sloegen op de vlucht en lieten have en goed achter. Anderen werden gestraft en hun goederen verbeurd. Van het beheer van die goederen werden rekeningen opgemaakt, thans bewaard op het Algemeen Rijksarchief te Brussel in het archief van de Rekenkamer. Die rekeningen zijn soms uitstekende - maar veel te weinig gebruikte - bronnen om een vastgelopen genealogie weer op dreef te helpen. Dit lukte ook voor de familie Vander Meulen die muurvast zat in Gottem anno 1587. Men vindt verbeurde goederen van een Lieven vander Meulen in Machelen en Deinze. Een volgende stap was het vinden van dokumenten die meer gegevens verstrekken over die Lieven vander Meulen en zijn voorouders. Ook die bestaan. In het familiearchief Desmanet de Biesme, bewaard in het Rijks archief te Gent, steken heel wat archieven van de voormalige heerlijkheid Machelen. Aan de hand van de renteboeken, leenregisters en leendenombrementen van Machelen uit de 15de en 16de eeuw was het mogelijk op te klimmen tot ene Jan vander Meulen die voor het eerst verschijnt voor 1425 en overleed voor 1466. Misschien was hij de zoon van Gillis vander Meulen, zoon van Jan, inwoner van Machelen, die in 1382 sneuvelde in de slag van Westrozebeke. Uit dezelfde dokumenten blijkt dat verscheidene van die vander Meulens een zegel gebruikten. Eén van die zegels is bewaard gebleven, met name dat van ene Geerolf vander Meulen, gedateerd 1466. Het vertoont een gotisch schild waarop een antiek molenijzer prijkt. Deze Geerolf kan zonder veel moeite aan de stamboom vander Meulen “gehangen” worden. Meteen kon er bevestigend geantwoord worden op de vragen van burge meester Vander Meulen : er bestond een oud wapen vander Meulen en hij mag het voeren. Wie gelooft dat het altijd mogelijk is tot dergelijke resultaten te komen, slaat echter de bal deerlijk mis. Bij genealogische opzoekingen zijn parochieregisters, eventueel poorterslijsten en wezerijregisters, zeer dikwijls “the last fronteer” die men werkelijk niet kan overschrijden bij gebrek aan andere, oudere en geschikte bronnen. Bestaan deze laatste wel, dan moet men er rekening mee houden dat niet iedereen een zegel en/of een wapen bezat. Gebruikte een verre voorouder die wél, dan kan het nog dat zij voor eeuwig verloren zijn. Zegels zijn immers zeer broos, breken gemakkelijk en verdwijnen. Men kan ook de vraag stellen of er zich in de 15de-16de eeuw ooit iemand ingelaten heeft met het registreren van wapens die gevoerd werden door de boeren in een “gat” als Machelen ... Het terugvinden van een oud familiewapen vraagt dus in de eerste plaats 132
een gericht en grondig genealogisch onderzoek en is - laten wij dat grif toegeven ! - ook een kwestie van een beetje geluk. Wie dat niet heeft, doet er best aan het voorouderlijk blazoen te vergeten. *** Wie aan genealogie, familiegeschiedenis of in het algemeen aan geschie denis doet, is zo “slim” als zijn bronnen hem dat toelaten. Wanneer er geen geschikte dokumenten voorhanden zijn, kan men ze niet uitpluizen, noch interpreteren, noch tot een bevredigend resultaat komen. Zonder de rekeningen van de verbeurd verklaarde goederen uit ca. 1580 zou het nog altijd een raadsel geweest zijn waar Thomas vander Meulen die in 1587 in Gottem leefde, vandaan kwam. Die rekeningen wezen echter naar Machelen. Van dan af kon er gericht gezocht worden en gelukkig zijn er archieven betreffende Machelen bewaard waarmee kon opgeklommen worden tot het prille begin van de 15de eeuw. Tussen die bescheiden stak er ook één waaraan nog altijd een zegel vander Meulen hangt ... De bedoeling van onderhavig werkje was niet een familiegeschiedenis Vander Meulen te schrijven. De genealogie was echter de enige ladder waarlangs kon opgekommen worden naar het oude wapen Vander Meu len. Om die reden wordt hier niet begonnen met de oudste generaties, maar met de jongste. Een ladder begint men immers ook te beklimmen met de laagste sport. De geschiedenis van de voorouders van Daniël Vander Meulen moet dus nog geschreven worden. Het spoor is nu gebaand. Uit de met veel geluk gevonden dokumenten haalden wij slechts wat nodig was om de zoektocht naar een oud wapen Vander Meulen te richten. Er worden in die stukken echter nog veel andere Vander Meulens vermeld die allen tot dezelfde familie schijnen te behoren. Wie zich de moeite wil getroosten om echt de geschiedenis van die familie te schrijven, weet nu al dat hij tot een degelijk resultaat kan komen. Dat kan niet gezegd worden van iedereen die op een mooie dag het besluit neemt op zoek te gaan naar zijn voorouders.
1. DE AFSTAMMELINGEN VAN THOMAS VANDER MUELENE fs. LIEVEN UIT GOTTEM
Opzoekingen gedaan door Mevrouw C. Vander Meulen-Goethals uit Ingelmunster, ondergetekende en anderen (1), lieten toe bijgaand over zicht van de afstammelingen van Thomas vander Muelene, zoon van Lieven, uit Gottem, samen te stellen. Deze tabel maakt geen aanspraak op volledigheid. Sommige gegevens werden niet teruggevonden. Naar andere werd, omdat zij minder belang rijk zijn, niet gezocht. Vanaf het midden van de 18de eeuw werden alleen 133
de gehuwde zonen opgegeven, later alleen de gehuwde kinderen. Slechts de tak die uitmondt bij DaniÍl Vander Meulen, werd doorgetrokken tot op heden (tabellen I/A - I/B - I/C en I/D). Wie zich in de eerste plaats interesseert voor de familiegeschiedenis Van der Meulen zal onderhavige tabel kunnen aanvullen en verbeteren. Dit is normaal aangezien dit werkje niet opgesteld werd met genealogische bedoelingen maar met het oog op het vinden van een oud familiewapen Vander Meulen. Dat daarbij meer genealogische gegevens opgenomen werden dan strikt noodzakelijk is, kan men ons moeilijk kwalijk nemen. Deze (hier wellicht overtollige) gegevens werden nu eenmaal verzameld en de publikatie ervan zal misschien toelaten verder door te dringen in de geschiedenis van de vele families Vander Meulen en Vermeulen die in onze streken voorkomen.
134
VANDER MEULEN (vanaf 1587)
TABEL 1/A
Lieven (vander Muelene)
Thomas - vander Muelene (1587-) - Vermuelen (1604-) Bp. Kt. (2) Gottem, 1587-1614 x Anna de Coninck (Sconincx) ( t ca. 1605)
Jaenken vander Muelene Bp. Kt. Gottem, 1587
Lieven Vermuelen (alias vander Muelene, Muelens) Bp. Kt. Gottem, 1605-1641 x Katarina Pruschers
Michiel Vermuelene alias vander Muelene alias Mulens Bp. Kt. - Gottem, 1628-1658 - Dentergem, 1659-1670 t Dentergem, 23.11.1678 1 x Katarina V e rh a e g h e -------------------------(x Dentergem, 12.01.1628 t Dentergem, voor 20.08.1643) (4) 2 x Elizabeth Maesschalcx fa. Andries (x Dentergem, 20.08.1643)
Jan vander Meulene °Dentergem, 04.09.1629 tDentergem, na 1686 Bp. Kt. Dentergem, 1662-1676 en 1684-1686 1 xJoanna Demeulemeester ________ (x Dentergem, 19.02.1662) t Dentergem, 13.10.1679 2 x Maria de Croebel
Elizabeth vander Meulene
X (3)
Katarina Meulens °Gottem, 17.09.1618
Thomas vander Meulene “Dentergem, 10.04.1635 x Judoca vander Ginste (x Tielt, 04.05.1670) tDentergem, 21.05.1690
Jan vander Muelen - 1605 : nog minderjarig - 1616-1628 : Bp. Kt. Dentergem - t Dentergem, 25.6.1676 x Maria Coningen ( t Dentergem, 15.7.1692)
Maria Meulens °Gottem, 28.2.1621
Francisca Meulens “Gottem, 13.08.1623
Anna alias Joanna vander Meulene tDentergem, 10.03.1718 x Louis Goemaere fs. Joos (Wielsbeke, 04.05.1656) tWielsbeke, 1675
Anna vander Muelen 1605 : nog minderjarig x Maarten Vlamynck (ca. 1613)
Jan vander Muelen “Dentergem, 12.07.1620 t Dentergem, 08.10.1692 Bp. Kt. Dentergem, 1646-1686 x Maria Tiers (Dentergem, 29.04.1662)
Maria vander Meulene x Michiel Goemaere fs Joos (Wielsbeke, 09.10.1671)
Maria vander Muelen “Dentergem, 12.07.1620
Jacob vander Muelen “Dentergem, 19.06.1626
Margareta vander Meulene Jong gestorven
Michiel vander Meulene : zie TABEL 1/B
135
TABEL 1/B Michiel vander Meulene "Dentergem, 05.07.1665 tOostrozebeke, 26.08.1754 1 xGodelieve Goutsmit (x Dentergem, 30.07.1716) tDentergem, 21.01.1719 2xJudoca Claus I (x Dentergem, 20.08.1719) tOostrozebeke, 08.09.1768)
Petrus v.M. °Dentergem, 08.06.1720 tOostrozebeke, 22.10.1783 x Marie Anne Saelens ("Aarsele, 02.03.1730) xOostrozebeke, 10.05.1755) _____ ________________________________________________________________________________________________________ _ : gehuwde zonen Louis v.M. °Oostrozebeke, 09.03.1760 tOostrozebeke, 13.07.1836 x Maria Theresia Devolder (x Tielt, 18.05.1790) °Tielt, 16.10.1769 tOostrozebeke, 27.01.1852
Jozef v.M. °Oostrozebeke, 04.03.1757 tOostrozebeke, 16.12.1839 x Rosa(lie) Wallaert (x Wakken, 23.04.1791) "Wakken, 30.01.1761 tOostrozebeke, 21.03.1854)
: gehuwde zonen
: gehuwde zonen 1. Petrus v.M. "Oostrozebeke, 03.03.1792 x Ferdinandina Vanhollebeke (x Meulebeke, 10.11.1825) "Meulebeke, 10.04.1803 tOostrozebeke, 27.07.1886
2. Ivo Leo v.M. "Oostrozebeke, 04.10.1810 tM eulebeke, 15.04.1880 x Rosalie Vanhollebeke (x Meulebeke, 09.08.1838) "Meulebeke, 24.08.1818 tM eulebeke, 27.10.1886
1. Joannes Baptist v.M. "Ingelmunster, 12.02.1799 tTielt, 15.08.1865 x Marie Ludovica Merchier (x Aarsele, 26.09.1849) "Aarsele, 19.06.1828 tTielt, 02.08.1866
2. Leo v.M. "Oostrozebeke, 21.01.1797 tOostrozebeke, 19.02.1875 1 x Barbara Vanderhaeghe (x Hooglede, 14.05.1842) "Staden, 07.06.1789 tHooglede, 21.03.1836 2 x Marie Thérèse Verbrugghe (x Staden, 21.09.1837) "Staden, 11.08.1811 tOostrozebeke, 09.04.1884
I
Zie TABEL I/C
3. Constant v.M. "Oostrozebeke, 15.12.1812 tHarelbeke, 08.11.1890 |— 1 x Barbara Theresia Vansteenhuyse (x Oostrozebeke, 09.01.1851) "Oostrozebeke, 21.01.1822 tOostrozebeke, 03.05.1859 2xM elanie Vande Sompele (X ) "Ooigem, 1832 tOostrozebeke, 23.05.1878) - Zie TABEL I/D : gehuwde kinderen en priester
: gehuwde kindereh 1. Desiderius V.M. "Hooglede, 12.08.1838 x Ursula Degraeve "Deerlijk, 1838
2. Marie Louise V.M. "Hooglede, 30.03.1841 tOostrozebeke, 16.01.1916 x Leo Stove (x Oostrozebeke, 22.08.1866) "Rumbeke, 13.03.1839
3. Constant V.M. "Oostrozebeke, 07.06.1852 tTielt, 07.09.1925 x Eufragie Vandecasteele (x Meulebeke, 19.11.1874) "Gullegem, 30.11.1850 tTielt, 07.02.1912
1. Marie Sylvia V.M. T ielt, 27.09.1852 tOostrozebeke, x Aimable D ’Hayere tOostende
2. Polydore V.M. Priester T ielt, 13.03.1854 tK ortrijk, 19.01.1895
4. Elisa V.M. T ielt, 13.09.1863 tOostende x Charles Dubois "e n t Oostrozebeke
5. Jules V.M. T ielt, 30.12.1865 tOostende, 10.11.1937 x Irma De Canniere "Kortrijk, 03.07.1869 tOostende, 17.10.1952
: gehuwde kinderen 2. Alfons V.M. "Meulebeke, 18.10.1870 tW oumen, 11.11.1949 x Nisma Vangaever (x Oostrozebeke, 20.09.1897) "Oostrozebeke, 02.04.1875 tEsen, 06.12.1953
3. Emelie V.M. "Meulebeke, 27.04.1873 tWielsbeke, 28.01.1951 x Alfons Lapauw "Ingelmunster, 03.01.1867 tOoigem, 11.03.1943
5. Jozef V.M. "Oostrozebeke, 24.03.1877 tW attrelos (Fr.), 13.12.1952 x Zulma Comyn (x Kanegem, 17.08.1903) "Markegem, 13.05.1883 tMoeskroen, 19.01.1956
8. Irma V.M. "Oostrozebeke, 01.06.1883 tHerseaux, 12.05.1950 x Jean Alfons Meerschman "Desselgem, 13.07.1884 tMoeskroen, 11.01.1960
136
TABEL 1/C
Ivo Leo M.V. : gehuwde kinderen 1. Charles V.M. “Meulebeke, 01.10.1838 tMeulebeke, 26.01.1926 x Marie Mathilde Desmet (x Meulebeke, 04.02.1893) “Meulebeke, 24.09.1870 tMeulebeke, 17.01.1951
2. Nathalie V.M. “Meulebeke, 12.05.1840 tOostrozebeke, 02.09.1881 x Ivo Valcke (x Oostrozebeke, 30.10.1866) “Oostrozebeke, 05.03.1837 tOostrozebeke, 26.01.1922
1. Elisa V.M. “Tielt, 15.08.1883 tG ent, 13.10.1971 x Valère Soenens (x Tielt, 24.02.1915) “Hulste, 12.02.1886 tRoeselare, 20.06.1967
6. Joannes V.M. “Meulebeke, 15.04.1847 tTielt, 29.04.1938 x Elodie Vroman (x Meulebeke, 28.11.1894) “Meulebeke, 22.10.1868 tTielt, 20.03.1954
4. Maria Francisca V.M. “Meulebeke. 02.08.1843 tA rdooie. 02.01.1907 x Karel Rebrv (x Meulebeke, 11.04.1877) “Ardooie, 21.06.1829 tArdooie
2. Achillus V.M. “Tielt, 09.10.1884 tTielt, 11.09.1973 x Marguerite Allaert (x Tielt. 02 03.1927) “Heule, 05.10.1905 tTielt, 22.11.1950
5. Constant V.M. “Meulebeke, 13.05.1845 tLendelede, 11.10.1922 x Augusta Dewaele (x Heule, 28.09.1895) “Rumbeke, 31.10.1869 tLendelede, 26.10.1910
3. Theophilus V.M. “Tielt, 18.10.1885 tRoeselare, 10.07.1976 x Maria Coussens (x Oostrozebeke, 18.12.1912) “Oostrozebeke. 21.08.1888 tPassendale, 29.01.1937
4. Adolphus-Mauritius V.M. “Tielt, 12.06.1888 tTielt, 09.07.1964 x Santilly Mattelin (x Leke, 13.05.1924) “Leke, 10.12.1894 tTielt, 02.10.1985
1. Georges V.M. °Tielt. 12.08.1927 tTielt, 20.01.1928
14. François V.M. °MeuIebeke, 09.03.1860 tArdooie, 18.11.1943 x Leonie Vanluchene (x Meulebeke, 30.04.1890) °Meulebeke, 11.04.1869 tArdooie, 29.03.1951
9. Henri V.M. “Meulebeke. 19.03.1853 tTielt, 04.01.1898 x Romania Devolder (x Tielt, 25.10.1882) “Tielt. 12.05.1853 tTielt, 22.06.1906 7. Félix V.M. “Meulebeke, 03.02.1851 tM eulebeke, 28.12.1918 1 x Leonie Vande Maele (x Meulebeke, 13.11.1895) “Meulebeke, 01.01.1867 tM eulebeke, 21.03.1899 2xEm elie Vande Maele (x Meulebeke, 03.01.1900) “Meulebeke, 12.01.1866 tMeulebeke, 03.12.1938
5. René V.M. “Tielt, 26.06.1889 tG ent, 09.02.1944 x Helena Coussens (x Oostrozebeke, 11.06.1913) “Oostrozebeke, 27.10.1891 ^Ruiselede, 04.08.1968
6. Oscar V.M. “Tielt, 22.07.1892 tWingene, 07.04.1937 x Germania Vande Velde (x Tielt, 11.11.1931) “Tielt, 22.10.1896
11. August V.M. “Meulebeke, 14.12.1854 tTielt, 27.02.1929 x Eugenie Wielfaert (x Tielt, 07.01.1891) “Tielt, 02.07.1866 tTielt, 02.03.1943
7. Georges V.M. “Tielt, 14.01.1894 tPassendale, 28.09.1918
8. Albericus Marcellus V.M “Tielt, 06.03.1895 tRuiselede, 26.08.1958 x Louise Alida Schacht (x Tielt, 21.09.1928) “Schaarbeek, 22.12.1902
2. DANIEL VANDER MEULEN Burgemeester van Tielt “Tielt, 31.10.1934 x Gerda Verkinderen (x Tielt, 13.05.1960) “Tielt, 28.01.1936
1. Brigitte V.M. “Tielt, 07.02.1961 x Hugo Geiregat (x Tielt, 22.02.1985) “Gent, 17.12.1960
2. Annick V.M. “Tielt, 29.07.1963 x Ferdi De Vrieze (x Tielt, 01.08.1986) “Tielt, 05.05.1962
137
TABEL 1/D
Constant V.M. 1 x Barbara Theresia Vansteenhuyse 2 x Melanie Vande Sompele
: gehuwde kinderen 4. Marie Sylvia V.M. °Oostrozebeke, 08.04.1856
t x Henri Catteuw (x Meulebeke, 1879) °Ingelmunster, 28.01.1854 tAmerika
6. Jean Baptist V.M. °Oostrozebeke, 05.08.1865 tZelzate, 06.09.1917 x Emma Vandeweghe (x Emelgem, 29.06.1892) °lzegem, 17.01.1871 tlzegem, 08.06.1948
8. Marie Emelie V.M. °Oostrozebeke, 03.05.1868 tH eule, x Gustaaf Soenens (x Dentergem, 09.04.1902) “Ingelmunster, tBeernem,
7. AdolfV .M . °Oostrozebeke, 06.12.1866 tW ielsbeke, 05.08.1954 x Maria Claerhout (x Wielsbeke, 31.03.1895) °Wielsbeke, 24.02.1866 tW ielsbeke, 15.03.1914
11. Marie Elodie V.M. °Oostrozebeke, 10.09.1873 tAmerika x August De Smet (x Oostrozebeke, 04.03.1896) “Pittem, 25.08.1867 tAmerika
9. Alois V.M. °Oostrozebeke, 03.07.1870 tOostrozebeke, 26.05.1936 x Maria Vanluchene (x Oostrozebeke, 08.01.1908) °St.-Baafs-Vijve, 26.04.1870 tOostrozebeke, 1964
12. Victor V.M. “Oostrozebeke, 17.08.1876 tEmelgem, 15.02.1956 x Emma Vandeweghe (x Izegem, 26.06.1922) 0 Izegem, 17.01.1871 tlzegem, 08.06.1948
2. DE VOOROUDERS VAN THOMAS VANDER MUELENE fs. LIEVEN UIT GOTTEM
Thomas vander Muelene, zoon van Lieven, woonde in Gottem. Hij was gehuwd met Anna de Coninck (Sconincx) die overleed omstreeks 1605, en staat ingeschreven als buitenpoorter van Kortrijk te Gottem vanaf 1587 (als vander Muelene tot 1603, als Vermuelen vanaf 1604) tot 1614 (5). Opzoekingen betreffende Lieven vander Muelene, vader van Thomas, in de buitenpoorterslijsten en de wezerijregisters van Kortrijk, leverden geen enkel resultaat op. Men hoeft zich daarover niet te verbazen. Heel wat families verschijnen na de godsdienstoorlogen in parochies waar men hun voorouders van voor de oorlogen tevergeefs zoekt. In het geval vander Muelene kan men het dus zo stellen dat Thomas na die troebele jaren naar Gottem is komen wonen maar dat zijn vader en verdere voorouders vroeger elders verbleven. De vraag die zich dan stelt, is natuurlijk : waar elders ? Vrij vaak komt dit neer op het zoeken van een speld in een hooiberg. Nu is het echter mogelijk dat Thomas naar Gottem is komen wonen omdat hijzelf of zijn vader Lieven, beiden vroeger verblijvend in een andere parochie, zich tijdens die periode van de godsdiensttroebelen “ver brand” hadden, misschien hun goederen kwijtgespeeld waren, en verplicht werden elders een bestaan te gaan zoeken. Het lag dus voor de hand dat documenten betreffende in die tijd verbeurde goederen wellicht de door braak naar het verleden konden bezorgen. In de rekening van het beheer van de in de kasselrij Kortrijk gelegen verbeurde onroerende goederen over het jaar 1580 vindt men te Machelen een Lieven vander Muelene die twee bunder lands bezat, verpacht aan ene Jan vander Schuere, alsook een tiend, genaamd het Maelbrouc, ver pacht aan ene Pieter Beel (6). De rekening over het jaar 1581 levert nog veel meer gegevens op. Te Machelen vindt men de reeds vermelde goede ren die Lieven vander Muelene in eigendom bezat, maar ook de hoeve Veerdeghem die ene Lieven vander Muelene in pacht hield van de erfge namen van ene Jan Heyman voor 408 pond parisis ’s jaars (7). Er lagen echter ook onroerende goederen van een Lieven vander Muelene in de stad Deinze, namelijk een half bunder grond (verpacht aan Joos Jong man), een hoeve van drie vierendelen grond (verpacht aan Maarten van der Zee) en tenslotte een perceel, groot zeven vierendelen (ook verpacht aan Maarten vander Zee) (8). Ook op Deinze-buiten vindt men een eigenaar van drie en een half bunder grond (verpacht aan Andries van Dale) die luisterde naar de naam Lieven Vander Muelene (9). Op het eerste gezicht zou men veronderstellen dat al die Lievens één en dezelfde persoon waren die te Machelen op de hoeve Veerdegem woonde en de vader was van Thomas vander Muelene. Zo leren de ketters .... ***
139
Wanneer onder het Ancien Régime iemand verschijnt als bezitter van onroerende goederen dient men zich altijd af te vragen of deze goederen, gronden en/of andere, vrij eigendom ofte allodium waren, lenen of rentegronden. Over vrijeigen gronden bestaan er weinig documenten, over lenen en rentegronden daarentegen vrij veel. Men vindt ze gewoonlijk in de archieven van de voormalige heerlijkheden. Met het oog op het beheer van hun goederen lieten de heren ofte bezitters der heerlijkheden bijvoor beeld registers opmaken waarin de van hen gehouden lenen en/of rente gronden nauwkeurig beschreven werden. In die beschrijvingen worden ook de namen van de houders van deze goederen genoemd. Er woonde dus een Lieven vander Muelene als pachter op het hof Veerdegem te Machelen. Archieven van de heerlijkheid Machelen vindt men o.m. in het familiearchief Desmanet de Biesme dat bewaard wordt in het Rijksarchief te Gent. Twee soorten documenten zijn hier van het grootste belang, namelijk de leenboeken (afschriften van denombrementen, inge diend door de leenhouders) en de renteboeken (beschrijving van alle rentegronden met vermelding van de houders ervan). In het leenboek of -register van de heerlijkheid Machelen dat in 1553 opgemaakt werd in twee exemplaren (10), vindt men verscheidene vander Muelene’s die een leen hielden van de heer van Machelen. - Op 24 augustus 1553 diende Jan vander Muelene zoon van Thomas, als voogd van de minderjarige Hannekin vander Muelene zoon van Jacob, het dénombrement (beschrijving) in van een leen bestaande uit vijf vieren delen grond, gelegen te Machelen in het ghewest den Busch (11). Uit andere documenten blijkt dat dit leen de naam Espackere droeg (12). - Op 21 augustus 1553 diende Lieven vander Muelene zoon van Willem, als voogd van zijn echtgenote jonkvrouw Anna Maesseels fa. Hectors, het dénombrement in van een leen bestaande uit een tiend genaamd het Maelbroucq thiende. In 1585 werd dit leen gehouden door jonkvrouw Margareta vander Meulene, dochter van genoemde Lieven en echtgenote van Gillis vander Meere (13). - Op 20 mei 1553 diende Colaert de Schietere, als voogd van zijn moeder jonkvrouw Janne vande Meulene (weduwe van Roelant van Maercke), het dénombrement in van een leen van vijf bunder land te Machelen (14). - Op 24 augustus 1553 diende Lieven vander Muelene zoon van (E)looi het dénombrement in van een leen bestaande uit een half bunder land, gelegen te Machelen int gheweste ghenaempt te Maelbrouck. De volgende leenhouder was Lievens zoon, (E)looi vander Muelene (15). - Op 14 september 1553 diende Oste vander Muelene zoon van Adriaan het dénombrement in van een leen bestaande uit 210 roeden lands, genaamd den Hoelin. Volgende leenhouder : Gheerolfdine vander Mue lene, dochter van Oste en echtgenote van Lerdinand de Wulf (16). Al deze indieners van denombrementen bevestigen dat zij deze stukken gezegeld hebben met hun properen seghele (eigen zegel). Verscheidene vander Muelene’s in Machelen hadden dus een zegel maar, aangezien de 140
hierboven vermelde denombrementen wél in afschrift, maar niet in origi neel bewaard zijn, weet men niet hoe deze zegels eruit zagen. Deze teksten stellen een probleem dat maar al te goed bekend is aan wie zich ooit met genealogie ingelaten heeft ... Benevens de andere vander Muelene’s zijn er twee die de voornaam Lieven droegen, namelijk : - Lieven vander Muelne zoon van Willem, gehuwd met jonkvrouw Anna Maesseels dochter van Hector. Hij had een dochter Margareta, gehuwd met Gillis vander Meere. Niets verzet zich ertegen om deze Lieven, houder van het Maelbrouctiend, te identificeren met zijn naamgenoot die in de rekeningen van de verbeurd verklaarde goederen over 1580 en 1581 genoemd wordt als de bezitter van hetzelfde tiend en van twee bunder lands te Machelen. - Lieven Vander Muelne zoon van (E)looi. Hij had een zoon die luisterde naar de voornaam (E)looi. Het is niet uit te maken of hij mag geïden tificeerd worden met de Lieven vander Muelene die volgens de rekenin gen van de verbeurd verklaarde goederen van 1580 en 1581 de hoeve Veerdeghem te Machelen bewoonde en/of gronden bezat in Deinze-stad en op Deinze-buiten. *
*
Thomas vander Meulene (1587-1614) was dus zoon van een Lieven. Het leenregister van Machelen van 1553 vermeldt twee Lievens vander Mue lene, de ene zoon van Willem, de andere zoon van (E)looi. Wie van deze twee Lievens was de vader van Thomas of ... is er nog een andere mogelijkheid ? *** Benevens het leenregister van het jaar 1553 zijn er ook renteboeken van de heerlijkheid Machelen bewaard vanaf ongeveer 1400. In het renteboek van 1556 verschijnen : - Lieven vander Muelene zoon van Willem (17). - Lieven vander Meulene zoon van (E)looi (18). - Lieven en zijn broer Thomas vander Muelene zonen van Thomas (19). Thomas vander Muelene (1587-1614), zoon van Lieven, heeft dus DRIE mogelijke vaders ! Nu schijnt het echter mogelijk de knoop door te hakken uitgaande van de voornaam Thomas. In onze Tabel I/A (vanaf 1587) vinden wij niet alleen Thomas zoon van Lieven (1587-1614) maar ook een achterkleinzoon van hem Thomas zoon van Michiel (Dentergem, °1635 - f1690). De voor naam Thomas, die niet erg vaak voorkwam in die tijd, vindt men na 1587 dus al tweemaal in de familie vander Meulen. Wanneer wij aanvaarden dat Thomas vander Muelene (1587-1614) een zoon was van de Lieven vander Muelene (1556) die zelf een zoon was van een Thomas én de broer 141
van een andere Thomas, dan treft men op zes generaties vier maal de voornaam Thomas en twee maal de voornaam Lieven aan. Dit blijkt uit volgend schema : Thomas Lieven (1556)
Thomas (1556)
I
Thomas (1587-1614) Lieven (1605-1641) Michiel (1628-1678) Jan
Thomas (1635-)
O.i. is de frekwentie van de geciteerde voornamen voldoende om deze afstamming aan te nemen. *** Thomas vander Muelene (1587-1614) was dus zoon van een Lieven (1556) en kleinzoon van een Thomas. Kan er nog verder opgeklommen worden in het verleden ? In het renteboek van 1556 vindt men o.m. volgende teksten : - De zelve Lievin over Thomaes vander Muelene zyn vadere van een ghemet lants over dheelft van twee ghemeten by coope jeghens Wauter Gratelier ... - De zelve Lievin vander Muelene over Thomaes vander Muelene zynen vadere over Jan vander Muelene van ontrent een haudt bundere landts, ligghende ghemeene in twee bunderen danof dander bundere toebehoort Thomaes vander Muelene zynen broedere, ligghende an sMueleneeren driesch, gheheeten Salins Bulck ... (20) â&#x20AC;&#x153;Overâ&#x20AC;? betekent vroegere bezitter, wat meteen blijkt uit het voorgaande renteboek van de heerlijkheid van Machelen dat uit 1513 dateert (21). - Over het hierboven eerst geciteerde perceel wordt o.m. gezegd : Hannekin Gratelier ende Lauwereins Nemegheer over Wouter Gratelier van een halfbunder ofte twee ghemeten lands ... Hier af ghelt Thomaes vander Muelene filius Jans [bovengeschreven : Lievin vander Muelene 142
filius Thomaes] deen helft [bovengeschreven en geschrapt : ende vander Muelene filius Thomaes] ... (22). - Over het tweede perceel wordt in 1513 o.m. gezegd : Jan vander Muelne [bovengeschreven : Debet ende es erfachtich Thomaes vander Muelne ende Lievin vander Muelne] van lande ende heedt den Buelc te Talins (sic) ... (23). Wanneer men deze teksten met elkaar vergelijkt, blijkt dus dat : Jan vander Muelene (1513) Thomaes vander Muelene (1513) Lieven vander Muelene (na 1513-1556) *
Thomas vander Muelene (na 1513-1556)
*
Het volgen van een paar percelen grond, vermeld in de renteboeken van de heerlijkheid van Machelen van 1556 en 1513, liet dus toe nog een generatie hogerop te klimmen. Kan men nog verderop ? *** Er zijn nog renteboeken van de heerlijkheid Machelen bewaard. Zij dateren van ca. 1400, ca. 1425 en 1467. Het renteboek van ca. 1425 vermeldt o.m. : Bernard vanden Bossche over Willem, Janne ende Gillis den Clerc van eenen bulk an sMuelenaeren driechs, ontrent een ghemet groet, oestwaert van Fransoeys leene van der Craeyen ... (24). Het hoeft geen betoog dat het hier gaat om de Salins (of : Talins) bulk, in 1513 in het bezit van Jan vander Muelene, daarna van zijn zoon Thomas en zijn kleinzoon Lieven (1556). Boven Bernard vanden Bossche werd door latere handen eerst bijgeschreven Jan vander Muelen en vervolgens Gillis. Bij Gillis werd er echter geen familienaam geschreven, maar aangezien deze voornaam vlak boven Jan staat, menen wij te mogen aanvaarden dat het hier ook gaat om een vander Muelene. Jan vander Muelene was dus de eerste die na Bernard vanden Bossche de Salins Bulk bezat. Gillis vander Muelne de volgende. Bijgevolg menen wij te mogen aannemen dat Gillis een zoon was van Jan. *** Wanneer men deze gegevens op een rijtje zet, blijkt dus het volgende : 1. Van terstond na Bernard vanden Bossche (ca. 1425) tot in 1556 is Salins Bulk altijd in handen van een vander Muelene. 143
2. De twee eerste vander Muelene’s waren vader en zoon (Jan en Gillis). De drie laatste vander Muelene’s waren grootvader, vader en zoon (Jan, Thomas en Lieven). De vraag is of men de twee eerste vander Muelen’s mag verbinden met de drie laatste, m.a.w. staat men hier voor niet minder dan vijf opeenvolgende generaties vander Muelene ? Bernard vanden Bossche, bezitter van Salins Bulk omstreeks 1425, werd in die hoedanigheid opgevolgd door Jan vander Muelene. Wan neer dat juist gebeurde kon niet uitgemaakt worden. Wat wij wel met zekerheid weten, is dat er in of kort voor 1466 een Jan vander Muelen overleden is. Op 29 oktober 1466 diende Gheerolf van der Muelen filius Jans het dénombrement in van een leen, groot ongeveer vijf vierendeelen lands, gelegen te Machelen in de cautere gheheeten ten Hove en den Espackere genaamd. Aan dit in origineel bewaard dénom brement van dit van de heer van Machelen gehouden leen, hangt nog het goed bewaard zegel van Gheerolf van der Muelen (25). Als deze laatste dit dénombrement indiende, betekent dit dat zijn vader Jan onlangs overleden was. Was deze Jan dezelfde die - nà Bernard vanden Bossche - Salins Bulk bezat en die wij aanzien als de vader van Gillis vander Muelen ? Om hierop te kunnen antwoorden dient er nagegaan of die Jan benevens Salins bulk nog andere goederen bezat in Machelen en wat er met deze gebeurd is. *** De eerste bekende vermelding van een vander Muelen te Machelen dateert uit 1382. In dat jaar sneuvelde Gillis van der Muelne filius Jans, medestander van Filips van Artevelde, in de slag van Westrozebeke. Zijn goederen werden verbeurd verklaard en bestonden uit 1/2 vierendeel lands van den abd van Dronghine, te renten j viertale corens ; item 1/2 ghemet lands van iij heeren ; daer up heift de heere van Ayshove iiij denarii (26). Deze van der Muelne hield dus voor 1382 gronden van de abt van Drongen en van de heer van Ayshove in de parochie Machelen. Er zijn noch in het archief van de abdij van Drongen noch in dat van de heren van Aishove documenten (bv. renteboeken) bewaard waaruit bijkomende gegevens betreffende Gillis van der Muelne zouden kunnen gehaald wor den. In een perkamenten rolletje waarin de Evene renten van Maghelen geno teerd staan die jaarlijks op Sint-Maartensdag dienen afgedragen te worden aan de heer van Aishove en dat van omstreeks 1400 dateert, vindt men dat een Jan de Wint in het bezit was van omtrent een bunder lands, gelegen aan de Bouverie en Beelen acker geheten. Dit perceel ging eerst over naar ene Jan de Poertere, daarna naar Jan vander Muellen (27). Ook ene Wouter Mestach had verplichtingen tegenover de heer van Aishove 144
die later overgegaan zijn op ene Jan van der Muien (28). Het volgend renteboek van Machelen dateert van omstreeks 1425. Op dat ogenblik hield Jan vander Muelen verscheidene percelen van de heer van Machelen, namelijk : 1. één bunder lands backten zinen (29) ; 2. de “hofstede” van Diederic vanden Aste, groot 1 vierendeel (30) ; 3. de “hofstede” waar hij zelf op woonde (31). Er was ook een perceel dat hij bezeten had, maar al van de hand gedaan op het ogenblik dat het renteboek geschreven werd : 4. de hofstede te Belleghem, groot ongeveer een gemet en ca. 1425 in handen van Gillis van Belleghem en daarna van Daneel Mestach filius Wouters (32). Jan vander Muelen verwierf ook verscheidene percelen nà het opstel len van het renteboek van ca. 1425. 5. één vierendeel lands op de Cautere, ca. 1425 in het bezit van Wouter Mestach (33) ; 6. de helft van Beelenackere (34), m.a.w. het perceel vermeld in de renterol van omstreeks 1400 (zie hoger) ; 7. één bunder lands in de Essacker (= Espacker) (35) ; 8. het land ten Eecsine (?) groot 3 vierendelen (36) ; 9. het goed ten Asse, groot ongeveer één gemet (37) ; 10. tenslotte de reeds vermelde (Salins) bulk aan sMuelenaeren driechs, groot ongeveer één gemet (38). Nu is het mogelijk na te gaan wat er met de meeste van deze percelen gebeurd is door gebruik te maken van : a. de bovengeschreven namen van latere bezitters in het renteboek van ca. 1425 ; b. een fragment van een renteboek dat steekt in dat van ca. 1425, geda teerd wordt ca. 1451/52, maar waarschijnlijk enkele jaren jonger is. Wij volgen de hierboven al gebruikte nummering : 1. gaat over naar Gillis vander Muelen (39) ; 2. gaat over naar Gillis vander Muelen, daarna naar Michiel Minnaert (40) ; 3. niet gekend naar wie deze hofstede overging ; 4. gaat over naar Gillis van Belleghem, daarna naar Daneel Mestach ( 41) ; 5. niet gekend naar wie dit perceel overging ; 6. gaat over naar Jans kindere van der Muelen (42) ; 7. gaat over naar doer van Janne vander Muelen (43) ; 8. niet gekend naar wie dit perceel overging ; 9. gaat over naar Jans kindere van der Muelen (44) ; 10. gaat over naar Gillis vander Muelen (45). In het geheel heeft Jan vander Muelen dus tien percelen rentegronden gehouden van de heerlijkheid van Machelen. Van zeven daarvan kon direct uitgemaakt worden wie ze nà Jan in bezit had. Drie ervan gingen 145
naar Gillis vander Muelen, twee naar Jans kindere van de Muelen, één naar doer van Janne vander Muelen, één naar Gillis van Belleghem. Een eerste vraag : wie of wat was doer van Jan vander Muelen ? Met doer wordt de hoer ofte de hoir bedoeld, met andere woorden de erfge naam. Blijkbaar gaat het hier om de erfgenaam der lenen, de zogenaamde hoir feodael. De erfgenaam van het leen - of één der lenen - dat Jan vander Muelen tijdens zijn leven bezat, is bekend. Hoger zagen wij dat Gheerolf vander Muelen filius Jans in 1466 het dénombrement indiende van het leen ten Espackere, gehouden van de heer van Machelen (46). Nij blijkt dat het perceel rentegrond dat overging naar doer Janne vander Muelen, ook de naam Essacker alias Espackere droeg (perceel 7.). Jan vander Muelen was dus de vader van : 1. Gheerolf, die het leen en de rentegrond Espackere erfde ; 2. een aantal andere kinderen, onder wie hoogstwaarschijnlijk Gillis van der Muelen : drie van de percelen van Jan gingen op hem over. Nu is het zo dat in het renteboek van ca. 1425 er naast Jan nog andere vander Muelens genoemd worden, namelijk een Boudin (47), een Trice (48) en een Gillis (49). Aangezien Jan vander Muelen (hoogst waarschijn lijk) een zoon Gillis had, menen wij te mogen aannemen dat die andere Gillis zijn broer was. Op die wijze komen wij tot onderstaand schema : Jan (voor 1425t voor 1466)
Gillis (ca. 1425)
Gheerolf Gillis Andere kinderen Hoir feodael (na 1425) (1466) In dit tabelletje vindt men tweemaal een Gillis en eenmaal een Jan vander Muelen. Deze twee voornamen doen denken aan de Gillis van der Muelne filius Jans die in 1382 sneuvelde te Westrozebeke en te Machelen gronden hield van de abt van Drongen en van de heer van Aishove (50). Jan en Gillis vander Muelene kunnen zijn - op het ogenblik van zijn dood nog zeer jonge - kinderen geweest zijn. Een historisch toeval is wel dat burgemeester Vander Meulen eigenaar is van een hofstede, gelegen te Westrozebeke, die precies deel uitmaakte van het slagveld waarop Filips van Artevelde op 27 november 1382 versla gen werd. De kans is dan ook niet gering dat Gillis van der Muelne de dood vond op grond, die ettelijke generaties later aan zijn rechtstreekse afstammelin gen zou toebehoren. * 146
*
Uiteindelijk schijnt alles te draaien rond perceel 10., namelijk de Salins (alias Talins) bulc. Dit perceel werd verworven door een Jan vander Meulen na 1425. Het ging over naar Gillis. In 1513 was het in het bezit van een andere Jan vander Muelen, vervolgens van zijn zoon Thomas en van zijn kleinzonen Lieven en Thomas (1556). Vijf vander Muelens waren van na 1425 tot 1556 bezitters van de Salins bulk, de een na de andere zonder enig spoor van eigenaars die een andere familienaam droegen. De vraag is of de drie laatste afstamden van de twee eerste. Wij menen hierop bevestigend te mogen antwoorden, rekening houdend met de tijd spanne tussen de eerste (Jan) en de vijfde (Lieven en Thomas) vander Muelen (ca. 125 jaar = vijf generaties) en met de vloed van andere aanwijzingen gevonden in de renteboeken van Machelen. Op grond hiervan menen wij dat volgende tabel van de voorouders van Thomas vander Muelene fs. Lievens uit Gottem wel dicht de werkelijkheid zal benaderen. TABEL II
MACHELEN
Jan Gillis (tWestrozebeke, 1382)
Jan (voor 1425 - 1 voor 1466) Gheerolf (1466)(na 1425)
Gillis (ca. 1425) Gillis (na 1425)
Andere kinderen
Jan (1513) Thomas (1513)
GOTTEM
Lieven (na 1513-1556)
Thomas (na 1513-1556)
Thomas (1587-1614) x Anna de Coninck
Jaenken (1587)
Zie TABEL I/A 147
3. HET WAPEN VANDER MEULEN
Hierboven wezen wij er al op dat op 29 oktober 1466 Gheerolf vander Muelen zoon van Jan het dénombrement indiende van het leen den Espackere, gehouden van de heerlijkheid van Machelen (51). Aan dit dénombrement hangt nog het goed bewaard zegel van Gheerolf. Het gaat om een rond zegel in donkere was op enkele staart van perka ment, met een doormeter van ongeveer 25 mm. Er staat een gotisch schild met scherpe punt op afgebeeld, beladen met een antiek molenijzer. Het randschrift luidt : S’. Gheerolf vander Muelne. Het op dit zegel afgebeelde wapen is wat men noemt een sprekend wapen: de naam vander Muelen wordt gesymboliseerd door een mo/emjzer. Men mag aannemen dat Gheerolf dit wapen geërfd heeft van zijn vader Jan die vóór hem het leen ten Espackere gehouden heeft. Ook Jan heeft een dénombrement moeten indienen en dit valideren met een zegel waarop een wapen stond. Dat was, in die tijd, de normale gang van zaken. Zolang Jan vander Muelen leefde, mocht Gheerolf hetzelfde wapen voe ren als zijn vader. Hij diende echter een onderscheidingsteken aan te brengen. In het geval van een oudste zoon - en wij mogen redelijk aan vaarden dat Gheerolf dit was, aangezien hij de hoir feodael van Jan was - gebruikte men daarvoor de barensteel (fr. lambel). Na het overlijden van de vader nam de oudste zoon de barensteel weg en voerde hij, als hoofd van de familie, het volle wapen zoals wijlen zijn vader. Wat nu met jongere kinderen ? Meisjes voerden ook tijdens het leven van hun vader het volle wapen eventueel gecombineerd met dat van hun echtgenoot. Jongere zonen brachten, naar het voorbeeld van de oudste, tijdens het leven van hun vader een onderscheidingsteken aan (geen barensteel !) dat echter bleef bestaan. Het aanbrengen van een onderschei dingsteken op een wapen noemt men het “breken” van dat wapen, het onderscheidingsteken een “breuk”. Men kon een wapen bijvoorbeeld breken door het toevoegen van kleinere figuren of door het omwisselen van de kleuren en metalen. Gheerolf vander Meulen voerde dus na de dood van zijn vader het volle wapen van de familie. Zijn broers moesten, wilden zij ook het familiewa pen voeren, een breuk aanbrengen. Welke breuk ? Dàt is tot nog toe niet bekend en zal het waarschijnlijk nooit zijn. Eén der mogelijkheden die Gillis, broer van Gheerolf, had om het familiewapen te breken, was het wijzigen van de kleuren. Aangezien wij echter niet weten welke de kleuren waren van het wapen dat Gheerolf vander Muelen voerde, staat men daarmee even ver. Uiteindelijk hebben de huidige vander Meulens, afstammelingen van Gillis vander Muelen, aan “heraldry fiction” gedaan en als wapen gekozen “in sinopel (groen) een antiek molenijzer van zilver”. De wapenfiguur is historisch verantwoord en gaat terug tot de 15de eeuw, de kleuren daarentegen werden - omdat er geen andere moge lijkheid bestond - vrij gekozen. Mochten er ooit afstammelingen in recht 148
streekse mannelijke lijn van Gheerolf vander Muelen opduiken, dan mogen ook zij het wapen met het antiek molenijzer voeren, maar dan met andere kleuren. Indien zij niet uitvissen welke de kleuren waren van het wapen dat Gheerolf voerde, mogen ook zij hun kleuren vrij kiezen ... als zij maar niet opteren voor groen en zilver. Door de verenigingen die zich thans inlaten met niet-adellijke familiewa pens wordt aanvaard dat dergelijke wapenschilden “gedekt” worden. Deze schilddekking bestaat uit een zilveren traliehelm waarop een wrong rust waarboven het helmteken uitkomt. Aan weerszijden van de helm fladde ren sierlijk uitgesneden dekkleden (52). Als helmteken koos Daniël Van der Meulen de figuur van het schild, het zilveren antieke molenijzer. De correcte heraldische beschrijving van het wapen Vander Meulen luidt “in sinopel een antiek molenijzer van zilver. Het schild getopt met een helm van zilver, getralied, gehalsband en omboord van goud, gevoerd en gehecht van keel, met wrong en dekkleden van zilver en van sinopel. Helmteken : het antiek molenijzer van het schild”. Wie mag dit wapen voeren ? In theorie alle afstammelingen in recht streekse mannelijke lijn van Gillis vander Meulen, de broer van Geerolf vander Meulen (1466). Wie dat kan bewijzen doet er echter best aan, al ware het maar uit pure beleefdheid, eerst een woordje te gaan praten met burgemeester Daniël Vander Meulen. Tenslotte was hij het die het initiatief genomen heeft om op zoek te gaan naar een oud wapen Vander Meulen.
E. WARLOP BIJLAGE I Stamreeks van Daniël Vander Meulen, burgemeester van Tielt I.
Jan
II.
Gillis (t Westrozebeke, 1382)
MACHELEN
Jan (voor 1425 - 1 voor 1466)
III. IV.
Zie TABEL II
Geerolf (1466 : zegel)
Gillis (na 1425)
V.
Jan (1513)
VI.
Thomas
(1513) 149
VII.
Lieven (na 1513 - 1556)
VIII.
Thomas (1587- 1614) x Anna de Coninck
IX.
Lieven (1605-1641) x Katarina Pruschers
X.
Michiel (1628 - f1678) 1 x. Katarina Verhaeghe 2 x. Elizabeth Maesschalcx
XI.
XII.
Jan (°1629 - f na 1686) ---- 1 x. Joanna Demeulemeester 2 x. Maria de Croebel 1 Michiel (°1665 - f1754) 1 x. Godelieve Goutsmit 2 x. Judoca Claus
XIII.
Petrus (°1720 - +1783) x Marie Anne Saelens
XIV.
Louis (°1760-f1836) x Marie Theresia Devolder
XV.
Ivo Leo 0T81O- f1880) x Rosalie Vanhollebeke
XVI.
Henri (°1853-f1898) x Romania Devolder
XVII.
Adolphus Mauritius 0 8 8 8 - f1964) x Santilly Mattelin
XVIII.
Daniël (°1934) x Gerda Verkinderen
150
GOTTEM
Zie TABEL 1/A
DENTERGEM
Zie TABEL 1/B -> OOSTROZEBEKE
MEULEBEKE
-> TIELT
BIJLAGE II
DĂŠnombrement van het leen den Espackere te Machelen, gehouden door Gheerolf van der Muelen filius Jans van ridder Jacob, heer van Mastaing, Aishove en Mache len, 29 oktober 1466 (Rijksarchief Gent, Fonds Desmanet de Biesme, nr. 1579/partim). Dit es de grootte ende overghevene vanden leene dwelcke ic Gheerolf van der Muelen filius Jans houdende bem van Jacop, ruddere, heer van Mastein, van Aeyshove, van Maechline ende van dat daer toebehoort ende dat van zinen hove ende heerscepe te Maechline, ende den bodeme van minen leene es erfachtichede, groot omtrent v vierendeele lettel meer of min, ligghende inde vorseide prochie in de Cautere gheheeten ten Hove ende heet den Espackere, streckende metter westziden an dleen dat Jacop van Leins houdt van den prelaet van Dronghene ; ende te desen vorseiden leene behoort in heerliker renten incommende drie halstere coerens ende eenen achtelinc tsiaers Deinsche mate ; ende dese ghelden diversche laten gaende ute zekeren gront van erven die sij houdende siin van desen minen leene. Item voort zo behoort ten minen vorseiden leene de tiende, te wetene de twee scoeven up den selven gront van erven daer de vorseide coerenrente uute gaet ende men houdt van minen leene. Item voort zo vermach miin vorseide leen te stelne eenen bailliu ende de wet tontleenene van minen vornomden heere om wet ende vonnesse mede te doene alst nu van noode siin sal het sij om ghebrec van miere renten ofte anderseins niet uute ghesteken anclevende der heerlicheden also verre als minen leene toebehoort ende behouden elcx goeden rechte. Ende ten minen leene behoort steerfcoop, wandelcoop, tgoet van den bastaert alst valt, tol, vont ende de boete tot drien ponden parisis. Item voort staet miin vorseide leen ten dienste, te trauwen, ter waerheden ende teenen halven relieve ter doot ende alst verandert bij coope den xsten penninc ende camerlincghelt naert leenrecht. In deser manieren so ghevic miin vorseide leen overe minen vornomden heere naer miin aider beste ghevroeden. Ende omme altiits onder de courexie ende ter ordenancien van miins vorseits heeren mannen van sinen vornomden hove wies huusghenoot dat ic bem, in kennessen der waerheden so hebbic Gheerolf vornomt dese presente lettere van rapoorte ende overghevene van minen leene gheseghelt met minen zeghele hier an uuthanghende up den xxixsten dach van octobre int jaer xiiij zesse ende tsestich. Op de rug : Gheerolf vander Muelene filius Jans. Rond zegel in donkere was op enkele staart van perkament, licht beschadigd, 0 ca. 25 mm. Schild : antiek molenijzer. Randschrift : Sâ&#x20AC;&#x2122;.Gheerolf van der Muelne.
151
DĂŠnombrement van het leen Den Espackere te Machelen, ingediend door Gheerolf van der Muelen fs. Jans, 29 oktober 1466. (Rijksarchief Gent, Familiearchief Desmanet de Biesme, nr. 1579)
152
Het zegel van Gheerolf van der Muelen filius Jans (1466). (Rijksarchief Gent, Fonds Desmanet de Biesme, nr. 1579) (Foto : Rijksarchief Kortrijk)
153
VOETNOTEN
4.
5.
6. 7. 8.
9.
10. 11. 12.
13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20 . 21 . 22 .
23.
154
Geraadpleegde bronnen : 1. Burgerlijke stand (in de gemeenten, de griffies van de Rechtbanken van Eerste Aanleg en het Rijksarchief te Kortrijk) ; 2. Rijksarchief te Kortrijk (voortaan afgekort RAK) : a. Oud Stadsarchief Kortrijk (jaarlijkse registers van buitenpoorters (voor 1639) ; lijsten van Nieuwe poorters, roede van Tielt (1639 en volgende jaren) ; wezerijregisters) ; b. Parochieregisters. 3. Rijksarchief te Gent (voortaan afgekort RAG) : parochieregisters. Aangezien de orthografie van de naam in feite van geen belang is, werden schrijfwijzen als Vander Meulen en vander Muelen(e) door elkaar gebruikt. De afkortingen v.M. en V.M. betekenen vander Meulen (personen geboren voor 1800) en Vander Meulen (personen geboren vanaf 1800). Bp. Kt. ... = Buitenpoorter van Kortrijk te .... In de weesakte van Anna Sconincx (1605 : RAK, Wezerijregisters, nr. 67, Gottem, P 2 v°, staat dat de minderjarige kinderen van Jan en Anna Vermuelen fi. Thomas nog gehuwde broers hadden, dus tenminste twee, van wie een Lieven Vermuelen alias vander Muelen was. Niet Katarina Verhaeghe is - zoals soms beweerd wordt - overleden te Dentergem op 2.3.1662, maar wél ene Maryn Verhaeghe. Gezien er geen overlijdensregisters van Dentergem voor de periode 1650-1660 bewaard zijn, blijft de juiste datum van het overlijden van Katarina Verhaeghe onbekend. Zij stierf zeker voor 20.8.1643, datum waarop haar echtgenoot Michiel Vermuelene alias vander Muelene hertrouwde met Elizabeth Maesschalcx fa. Andries. Ook de weesakte, opgemaakt na het overlijden van Katarina Verhaeghe, is bewaard (RAK, Wezerijregisters, nr. 85, Dentergem, P 4 r° v° (1655)). RAK, Oud Stadsarchief Kortrijk, Jaarlijkse registers buitenpoorters, onder Gottem, 1587-1614, en Ibidem, Wezerijregisters, nr. 67, Gottem P 2 v°. Algemeen Rijksarchief te Brussel (voortaan afgekort ARA), Rekenkamer (voortaan afgekort Rk), nr. 1177, P 17 v°. ARA, Rk, nr. 1178, P 299 r° (2 bunders en het tiend Maalbroek) en 300 r° (... une cense appellee la cense de Verdeghem en grandeur de xxvj bonniers, tenu par Lievin vander Meulene pour iiif viij Ib. parisis par an.). Ibidem, P 266 r°. Misschien is in deze richting de “link" te zoeken met een andere tak Vander Meulen die uit Deinze komt en ook lang in Dentergem gewoond heeft. Ibidem, P 277 v°. RAG, Fonds Desmanet de Biesme (voortaan afgekort DB), nrs. 1575 en 1576. Ibidem, nr. 1575, P 5 r°-v°, nr. 1576, P 4 r°-v°. Ibidem, nr. 1579, akte van 1466, 29 oktober (zie Bijlage II). Ibidem, nr. 1575, P 9 r° - 11 r°, nr. 1576, P 8 r°-9 v°. Ibidem, nr. 1575, P 53 r° - 54 v°, nr. 1576, P 45 r° - 46 v°. Ibidem, nr. 1575, 74 r° 75 r°, nr. 1576, P 60 r° - 61 r°. Ibidem, nr. 1575, 80 r° v°, nr. 1576, P 66 r° - 67 r°. Ibidem, nr. 1584, 31 r° Ibidem, nr. 1584, 36 r° 40 v°, 21 r°, 20 r° Ibidem, nr. 1584, 37 r° 37 v°. Ibidem, nr. 1584, 37 r° (beide percelen). Ibidem, nr. 1583. Ibidem, nr. 1583, 17 r° Ibidem, nr. 1583, 30 r°
24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50. 51. 52.
Ibidem, nr. 1581, f 25 v°. Ibidem, nr. 1579, akte van 1466, 29 oktober. ARA, Rk, nr. 1163, F 104 r°. RAG, DB, nr. 1580, evene rente ( - haverrente) te betalen op 11 november. Ibidem, nr. 1580, volgend op het voorgaande. Ibidem, nr. 1581, F 21 v°. Ibidem, nr. 1581, f 22 r°. Ibidem, nr. 1581, F 24 r°. Ibidem, nr. 1581, f° 16 v°. Ibidem, nr. 1581, F 2 v°. Ibidem, nr. 1581, f 10 r°. Ibidem, nr. 1581, f3 17 r°. Ibidem, nr. 1581, f3 17 v°. Ibidem, nr. 1581, F 19 r°. Ibidem, nr. 1581, F 25 v°. Ibidem, nr. 1581, F 21 v°. Ibidem, nr. 1581, F 22 r°. Ibidem, nr. 1581, F 16 v°. Ibidem, nr. 1581, F 10 r°. Ibidem, nr. 1581, F 32 r°. Ibidem, nr. 1581, F 17 v°. Ibidem, nr. 1581, F 25 v°. Ibidem, nr. 1579, akte van 1466, 29 oktober. Ibidem, nr. 1581, F 5 r°. Ibidem, nr. 1581, F 15 v°. Trice = Beatrijs. Ibidem, nr. 1581, F 22 r°. Zie noot 26. Ibidem, nr. 1579, akte van 1466, 29 oktober (zie Bijlage II). E. WARLOP, Heraldiek, Brussel, 1985, p. 196-197.
155
EEN PACHTBRIEF VAN HET GOET BROUCK” IN OOSTROZEBEKE (1552)
“PUDEN-
In het zuiden van de gemeente Oostrozebeke, op ca. 1.200 m. van de Sint-Amanduskerk, ligt het goet Pudenbrouck (ook Puydenbroeck of Puddenbrouck). Het is te bereiken via de Stationsstraat en de Waterstraat. Deze hofstede wordt thans bewoond door Luc Vandaele. Een tiental renteboeken uit de 16de en 17de eeuw, het 20ste penningkohier (1571), de bevolkingstellingen van 1695, schaderapporten uit de 17de en 18de eeuw, bevolkingsregisters, kadastrale bronnen, enz., bevatten voldoende materiaal om over dit goet een detailstudie te maken. Voorlopig hebben wij ons evenwel toegespitst op een pachtbrief uit 1552 (1). In dat jaar sloot Willem Damman, eigenaar van het goet Puden brouck, een contract met Jan van Nieuwenhuus fs. Gillis, afgaande en aankomende pachter. Volgens de pachtbrief waren de hofstede en de landerijen 44 bunder (ca. 62,2 ha.) groot. De pacht nam een aanvang in mei 1552, voor een termijn van negen jaar. De jaarlijkse pachtsom bedroeg 28 p. 10 sch. groten, waarvan de helft op Lichtmis (2 februari) en de rest met Sint-Jansmis (24 juni) zou vereffend worden (2). De pachtvoorwaarden waren algemeen gangbaar in de pachtbrieven van die tijd. Volgende bepalingen werden opgenomen : * Het onderhoud van de hoevegebouwen gebeurde op kosten van de pachter. Met conditiën dat de pachtere moet onderhouden de huusinghen staende upt voorzeyde goet... metgaders de vursten die den pachtere moet onder houden van vurstichelen daer noot es. * Hooi, stro, enz., moest op de hoeve blijven, om door de eigen veestapel verbruikt te worden. Item den pachter en vermach buten zelven goude gheen hoy, stroo ofte dier ghelycken vercoopen ofte vutvoeren, maer moet tselve slyten [gebrui ken] upt voornomde goet ende aldaer met zyne beesten te erven. * Bij het verstrijken van de pachttermijn moest er 8 bunder [ca. 13,1 ha.] stoppelland liggen. Item de voorzeyde pachter moet laeten upt zelve goet... ten vutgave van zynen pachte acht bunderen stoppelinghe ghespleten. * Pachter van Nieuwenhuus mocht niet meer dan tweemaal na elkaar vruchten telen zonder de grond te bemesten. Ende voorts en vermach den pachtere niet meer te zayene dan twee vromen ofte vruchten in een vette. * De pachter moest instaan voor het onderhoud van straten en passaigen. Voorts moet den pachter onderhouden jeghens tzelve goet alle de straten ende passaigen ... . * De pachter mocht het kaphout niet afhouwen. Voort zo benut den pachter ten ancomene van zynen pachte up tzelven 156
goet den hau schueten van een jare die hy zo laeten moet te expireren [verstrijken] van zynen pachte. * Het was verboden de bomen te snoeien. De pachter moest ieder jaar twintig bomen planten. Item den pachter es ghehouden alle de upgaende boomen vanden zelven goude up te laeten gaene ende dat alle jare ter prysie voor leveringhe. Voorts moet den pachter alle jare planten upt voorzeyde goet twintich plantpalen. * Alle lasten en renten vallen ten laste van de pachter. Ooc moet den zelven pachter alle jare betaelen de renten gaende vuten zelven goude ... . * Indien de pachter de huur niet (tijdig) betaalde, kon de eigenaar alle onroerende en roerende goederen van de pachter in beslag nemen, om zo de pachtsom te recupereren. Ende de voorzeyde pachter heeft ooc belooft ende belooft by dies den voornomde Willem zeker te stellen voort tvulcommen vanden voorzeyde pachte ende de bespreken voorscreven tallen tyden ende wylen dies ver sacht zynde ende dat upde peyne te verbuerene twee hondert Karolus guldenen ende inne verbinden zyn persoon ende al zyn goet waert ghestaen ofte gheleghen es. Al deze bepalingen beschermden de belangen van de verhuurder. Het contract remde de pachter evenwel niet in de landbouwexploitatie ; de pachter genoot een grote vrijheid in het beheren en uitbaten van zijn bedrijf. Hij mocht zaaien wat hij wilde en dieren houden volgens zijn opvatting en behoefte. De gunstige pachtvoorwaarden verklaren eigenlijk voor een deel de internationale voorrangspositie die de Vlaamse landbouw in de 17de en 18de eeuw wist te verwerven (3). P a tr ic k M A E S
VOETNOTEN
1. Rijksarchief Kortrijk, Acten en Contracten 1552-1553, f° 31. 2. 1 p. groten = 12 p. par. = 144 sch. par. 3. P. Vandewalle, Het pachtkontrakt in westelijk Vlaanderen 1550-1645, Een analy tische studie. - Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis “Société d ’Emulation" te Brugge, 1981, blz. 50.
157
VICTOR “ZEGER” LAMBRECHT, EEN VLAAMS AKTIVIST UIT OOSTROZEBEKE Victor Lambrecht zag het levenslicht in Oostrozebeke op 28 oktober 1864. Zijn ouders, Joannes en Marie Louise Van Renterghem, woonden op een hoeve aan de Aardemolenstraat (thans : Eugène Lannoo). Victor (in het Vlaams : Zeger) studeerde rechten in Leuven van 1885 tot 1889. De jurist-in-wording werd er lid van de Vlaamse Strijdersbond en medeoprich ter van het studentenblad Ons Leven, dat in 1888 voor het eerst verscheen (1). Na zijn huwelijk met Esther Tack (1863-1901), op 4 februari 1891, verhuisde advokaat Lambrecht naar Kortrijk. Zijn broer Emiel bouwde van 1885 tot 1919 een politieke loopbaan op als raadslid, schepen en burgemeester van Oostrozebeke. Tijdens wereldoorlog I engageerde Victor zich in het aktivisme. Op 22 december 1917 werd hij opgenomen in de Eerste Raad van Vlaanderen, die op die dag de zelfstandigheid van Vlaanderen uitriep. Nog in dezelfde vergadering werd de Raad evenwel ontbonden. Daarna was V. Lambrecht nauw betrokken bij de organisatie van de verkiezingen voor de Tweede Raad van Vlaanderen in de arrondissementen Kortrijk, Oudenaarde en Tielt. Zelf zetelde hij in deze Raad van 9 maart tot 26 september 1918. Binnen de Raad behoorde Victor tot de unionistische minderheid. Terwijl Jong Vlaanderen naar volledige ekonomische en politieke zelfstandigheid van Vlaanderen en de afschaffing van de Belgische staatsstrukturen streef de, stonden de unionisten een federalistische inrichting van de Belgische staat voor (2). Tijdens de oorlog was Victor Lambrecht ook direkteurgeneraal van het Vlaams Ministerie van Justitie en woonde hij in SintJoost-ten-Node. Voorts werd hij in september 1917 voorzitter van het “Bureau van de Westvlaamse Gouwraad”. Tevens was hij tot Bestendig Afgevaardigde verkozen (3). Om aan de repressie te ontsnappen, week V. Lambrecht op het einde of kort na de oorlog naar Nederland uit. In het gezelschap van de jurist Jules Spincemaille en kunstschilder Emiel Jacques, allebei ook Vlaamse aktivisten die naar Nederland gevlucht waren, maakte Victor Lambrecht in 1921 een lange reis naar Duitsland en Oostenrijk (4). Na de uitvaardi ging van de amnestiewet in januari 1929, keerde hij naar zijn geboortedorp terug. In de bevolkingsregisters staat hij ingeschreven als “rentenier”, wonend aan de Stationsstraat (thans : Visscherie, feestzaal De Waterlelie). In de meidagen van 1940 raakte Victor in moeilijkheden, toen hij voor korte tijd werd opgepakt. Veel verdriet bezorgde hem enkele jaren later de dood van een kleinzoon aan het Oostfront. Victor Lambrecht overleed in zijn 85ste levensjaar op 22 november 1948. 158
Jules Spincemaille (boven), Emiel Jacques (midden) en Victor Lambrecht (onder), drie vrienden samen op reis. De foto werd genomen in 1921.
159
Zijn begrafenisplechtigheid in de Sint-Amanduskerk, werd door Daniël Vanoverbeke gefilmd en opgenomen in de “Davidsfondsfilm” over Oostrozebeke. P a tr ic k M A E S
VOETNOTEN
1. L. Gevers, Bewogen Jeugd, Leuven, 1987, p. 265. 2. V. Lambrecht was één van de stichters van De Unie, in maart 1918 te Brussel. 3. Deze gegevens komen uit : Les Archives du Conseil de Flandre (Raad van Vlaanderen), publiées par la Ligue Nationale pour l'unité Belge, Brussel, 1928, p. 35, 45, 76, 227-228 en 230. 4. Etniel Jacques, kunstschilder 1874-1937, Moorslede, 1987, p. 22.
AUTOCARS
REISBUREAU
DE MEIBLOEM HUGO EELBODE-MEEUWS SYNONIEM VOOR VEILIGHEID EN COMFORT * * * * *
Binnen- en buitenlandse reizen Van 20 - 40 - 54 - 67 en 87 plaatsen Air Jet ventilation V.I.P.-car School- en werkliedenvervoer Tieltstraat 186 8870 PITTEM (051) 40 18 23 Abeeldreef 4bis 8860 MEULEBEKE (051) 48 80 63 Beneluxlaan 4 8880 TIELT (051) 40 48 87
160
Deconynck-Am pe Beernegemstraat 68 8880 TIELT Toonzaal : Klijtenstraat 27-29 8880 TIELT
DHONDT Rouwdienst - tel. (051) 40 02 27 S t a t i o n s t r a a t 103, T i e l t
TEA-ROO M - tel. (051) 40 41 72 K r o m m e w a ls tr a a t 38, T ie lt
TRA NSPO RT - tel. (051) 40 30 11 - 40 30 12 B e v rijd in g s la a n 8, T ie lt
'