DE ROEDE VAN TIELT
Driemaandelijks heemkundig tijdschrift 20ste jaargang, nr 1 - maart 1989 Afgiftekantoor 8880 Tielt
Bank van R oeselare
DE ROEDE VAN TIELT
ISSN-0772-6414
Heemkundige Kring voor de gemeenten van de vroegere Roede van Tielt, d.i. Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem, Zwevezele. Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde.
Voorzitter: P. Vandepitte, Driesstraat 7-9, Tielt - (051) 40 17 00 Ondervoorzitter: Gh. Vandeputte, Stationsstraat 83, Oostrozebeke - (056) 66 90 91 Sekretaris-penningmeester: Ph. De Gryse, Kastanjelaan 1, Tielt - (051) 40 18 38 Redactie: J.Billiet, H.Defour, Ph.De Gryse, W.Devoldere, R.Ostyn, P.Vandepitte
Lidmaatschapsbijdrage: 500 fr., te betalen op rekening 000-0398411-32 van De Roede van Tielt, Kastanjelaan 1, Tielt Verschijnt viermaal per jaar. Er worden geen losse nummers verkocht. Iedere auteur is verantw oordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. B ijdragen verschenen in “De R oede van T ielt” mogen slechts overgeno men w orden m et toestem m ing van de redactie. Kaft : detail van de kaart van het graafschap V laanderen door R obert de V augondy, zoon, 1762.
INHOUD VAN DIT NUMMER (20ste jg, nr 1, maart 1989) R. Vanlandschoot, Ideologische minderheden in de regio Tielt, 1830-1835 blz 2-23 R. De Clercq, Een wereldrecord te Tielt : het gezin Verbeke (18de eeuw) blz 24-35 Ph. De Gryse, Tieltse “gendarmen” houden boeven uit Ingelmunster aan (1909). blz 36-40 A. Demeulemeester, Bijna kreeg Pittems pastoor een neogotisch kasteel als pastorij (1886). blz 41-43 Typo-offset Desmet-Dhondt, Wakken
IDEOLOGISCHE MINDERHEDEN IN DE REGIO TIELT, 1830 - 1835. (*) In de prille Belgische geschiedenis duiken in onze streek tot tweemaal toe ideologische groepjes op die op sociaal-economisch en politiek-cultureel gebied een kortstondige verrassing brengen in de brede, bekende gang van gebeurtenissen. Ze zijn verrassend, omdat ze niet behoren tot de gestolde clichés van de historiografie en toch een sterke impact hadden op hun tijd. Ze zijn voorbijgaand, omdat ze het lot deelden van alle schijnbare verliezers. Het gaat hier om een groepje katholieken, geschaard rond de jonge, revolutionaire priester Désiré de Haerne (1804-1890), met zijn democra tische, ja zelfs republikeinse sympathieën. Zijn invloed is aanwijsbaar in de streek, al gebiedt de waarheid te zeggen dat die invloed zeer beperkt was. Bovendien moeten zijn inzichten over politiek, religie en maatschap pij getoetst worden aan die van een andere (Tieltse) priester : Leo de Foere (1787-1851). Soms waren zij bondgenoten en medestanders, soms waren ze dat in het geheel niet. De belangrijkste volgeling van De Haerne was echter de Roeselaarse priester Pierre David Verbeke (1796-1867), de latere pastoor van Meulebeke, die vanaf april 1850 de politieke lijn van de Gazette van Thielt in sterke mate bepaalde (1). Deze “priesterlijke partij”, zoals ze terecht in de geschiedschrijving werd omschreven, met haar democratische en republikeinse allures, is in West-Vlaanderen ten onder gegaan ingevolge de bewuste tegenwerking van de eerste Brugse bisschop, François-René Boussen, die in de lente van 1833 aan het hoofd van het bisdom kwam. Het tweede groepje, waar we het in deze bijdrage willen over hebben, was samengesteld uit jonge liberalen, die in de septemberrevolutie aanslui ting vonden bij enkele Saint-Simonistische cellen in Brussel en elders. Ook in het Saint-Simonisme brandde de kracht van een sociale utopie, die graag met een republikeinse democratie wou bekroond worden. Het betreft hier Ferdinand Toussaint (1807-1885) uit Meulebeke en Constant vanden Berghe (1808-1895) uit Aarsele, de bekende stadssecretaris van Tielt (1835-1847), nadien arrondissementscommissaris. Behalve aan deze kopstukken zullen we aandacht besteden aan de oudere vlashandelaar en gemeenteraadslid J. Vandekerckhove-Dierckens. Samen met de stadsse cretaris werd hij in de historiografie als “orangist” betiteld. De werkelijk heid is evenwel meer genuanceerd. Over beide groepjes is reeds uitvoerig geschreven, maar in verspreide orde. Loonde het dan nog de moeite dit veelbehandelde dossier opnieuw te openen ? Wij dachten van wel. Nergens is, bij ons weten, een synthese ontworpen van deze dubbele utopische poging, die in de regio, nog lang na 1835, sporen heeft nagelaten. Het is alsof men op een overbekende weg plots een onvermoed, nieuw landschap aanschouwt. 2
1. “Les peuples ne sont pas faits pour les rois” (D. De Haerne, 23 novem ber 1830). Ons verhaal begint in Roeselare op 18 juni 1830. Daar is de Gentse bisschop Jan-Frans van de Velde op bezoek in het Klein Seminarie. Met superior Bernard Nachtergaele, retoricaleraar Désiré De Haerne (2) en poësisleraar Domien Cracco (3) worden een aantal belangrijke politieke en anti-Hollandse onderwerpen besproken (4). De voortvarende De Haerne moet zijn oppositie en zijn post opgeven en onderduiken. Maar aan de basisgedachten wordt niet geraakt. Enkelen onder de priesters, ook deze Gentse bisschop, hadden begrepen dat het Ancien Régime zelfs voor de Kerk voorgoed voorbij was. Ze dachten aan een nieuwe politieke constellatie waarin de vrijheidsgedachte centraal stond en dat sedert 1826 al een spreekbuis had in Le Catholique des Pays-Bas. Tot de medewerkers van het eerste uur behoorden, naast De Haerne, ook Pierre Verbeke en Alexander Rodenbach, de “blinde” Rodenbach. Hun vrijheidsgedachte strekte zo ver dat, twee jaar later, een samenwerking tussen katholieken en liberalen mogelijk werd. Niet alleen uit verzet tegen het Nederlandse regime, maar ook om uit de onomkeerbare loop van de geschiedenis en uit de grote revolutie in Frankrijk de nodige positieve lessen te trekken. Deze priesters dachten zich aan het hoofd van een volkse beweging te stellen (5). Zij leefden volledig mee met het Belgische opstandelingenvuur. Domien Cracco noteerde op 25 augustus 1830 : “Et voilà, que le soir du 25 août, jour de notre distribution : les cris de : Vive la liberté ! Vive de Potter ! retentirent à Bruxelles” (6). Dieper dan deze sympathieke volkskreet ( “Vivat De Potter en Rodenbach /”) liggen de ankers van het onverwacht moderne programma van De Haerne en Verbeke. Alhoewel, de man in de straat die dit deuntje floot, moet toch iets hebben aangevoeld van het mysterieuze samengaan tussen de anticléricale, liberale Bruggeling Louis de Potter (7) en de katholieke stam van de Rodenbachs te Roeselare. Zei Le Catholique des Pays-Bas op 2 oktober 1830, in volle revolutionaire ijver, niet dat Roeselare “la ville des Rodenbachs” was (8) ? En de streek van Tielt dan ? De weinige jonge intellectuelen die in Nederlandse dienst waren geweest, Constant vanden Berghe en Ferdinand Toussaint, hielden zich schuil. Toussaint was zelfs naar Brussel gevlucht, halfweg de maand september. Diezelfde 2de oktober vormde zich in Tielt een comité van openbare rust en veilig heid, met negen leden, waaronder de jonge vlaszaadhandelaar Charles Stevens (9). Het was zijn eerste stap in het politieke leven. Anderhalve maand later, bij de eerste Belgische gemeenteraadsverkiezingen (11 november 1830) behaalde hij het hoogste aantal stemmen. Hij zat voorgoed in de politieke lift, die hem in 1842 een schepenambt en in 1848 de burgemeestersjerp bezorgde. De eerste “Belgische” politieke equipe veegde de voorgaande zo goed als geheel weg (10). Tielt kon nu met een nieuwe lei beginnen, met een vrij pragmatische en haast kleurloze 3
aanpak : een bleek unionisme zonder zwaarwichtig onderscheid tussen liberalen en katholieken. De ploeg rond burgemeester Poelman en raads lid Stevens hield het oog nog strak op de problemen in de landbouw en linnenindustrie, want die waren er sinds de onafhankelijkheid niet beter op geworden. De grote politieke veldslag werd hogerop uitgevochten. Waar stond Tielt bij de verkiezingen voor de Volksraad op 3 november 1830 (het zgn. Nationaal Congres), en de eerste parlementaire verkiezin gen van 29 augustus 1831 en 23 mei 1833 ? Het politieke debat over de nieuwe, veroverde moderne vrijheden stond centraal en de uitslagen van Tielt zijn leerzaam voor de evolutie van de openbare opinie omtrent dit kardinaal debat. Al op 27 oktober 1830 doet priester De Haerne een oproep tot zijn Roeselaarse kiezers. Het is een verbazende bekentenis : "... il est néces saire de vous faire connaître mes principes politiques.” De jonge priester had blijkbaar geen behoefte om zich weg te stoppen achter vage verkla ringen of dwingende gezagsargumenten. Enigszins onwennig nog tegen over de pas geproclameerde volkssoevereiniteit en het adagium “alle macht komt uit het volk” ging hij er toch resoluut op door. Quoique le principe de la souveraineté du peuple ou de l’indépendance individuelle me paraisse un paradoxe, je me déclarerais cependant pour les institutions les plus populaires possibles ; je dirais même que je suis républicain... ! (11). Met vreugde zag hij een soort van katholiek geïnspireerde, populistische republiek voor ogen. Maar de kiescijns in de kleine Westvlaamse gemeen ten bedroeg 40 gulden en het aantal gerechtigden was derhalve uiterst beperkt : 127 voor Tielt, 119 voor Roeselare, 104 voor Izegem, 30 voor Ardooie, 28 voor Ingelmunster, 21 voor Lichtervelde... Voor Tielt was Jacob Wallaert kandidaat (12). Hij was pastoor te Beveren en zeer goed bekend in de nabije Mandelstad. Hij werd verkozen. Wal laert werd algemeen beschouwd als een eerder conservatief man. Het zou later nog blijken in de stemmingen in de Volksraad. Merkwaardig genoeg werd de Tieltenaar priester Leo de Foere voor het district Brugge verko zen. Zijn werkgebied lag al van diep in de Hollandse tijd in de hoofdstad van de provincie. Hij behoorde, zo typeert Koen Rotsaert uitstekend deze rusteloze man, tot de generatie die de revolutie, produkt van het Verlichte Denken, aan den lijve had ondervonden, maar er de weldaden niet van had gesmaakt. De gebeurtenissen van 1789 en zijn priesterlijke staat maak ten hem afkerig van de Jacobijnse maatschappij en deden hem sympathise ren met de behoudsgezinde geestesstroming, die zwoer bij de traditionele principes en instellingen uit het ancien regime (13). Maar was dit nog zo na 3 november 1830 ? Gedeeltelijk wel. De Foere behoort tot de zgn. democratische priesters, doch op zijn manier en geheel vrij van de grond stellingen van De Haerne (14). De Westvlaamse groep democratische en politiek-actieve priesters viel eigenlijk uiteen in twee fracties : enerzijds de gematigd conservatieven als de Foere, Wallaert en hun collega JanBaptist Pollin (1765-1841), pastoor van Wervik, verkozen voor het district 4
leper en later bij de oprichting van het bisdom Brugge (1833) vicaris-generaal van bisschop François-René Boussen ; anderzijds de republikeinse progressieven als Désiré De Haerne, Pierre Verbeke en Jozef Andries (1796-1886) (15). Kort na 3 november 1830, in de verhitte discussies over de definitieve staatsvorm van België, werden de scheidingslijnen tussen beide groepen priesters duidelijker. Daaruit bleek dat Tielt geen progres sieve vertegenwoordigers telde. De Brusselse debatten lieten vanaf 20 november 1830 een combattieve De Haerne horen. Zijn biografen en de historici van de Belgische Revo lutie zijn het erover eens dat de Roeselaarse priester sterk onder de invloed stond van zijn Franse collega Félicité de Lamennais, om wie er in die dagen en jaren zo veel te doen was. Keek zijn Tieltse tegenspeler Leo de Foere meer naar de restauratie (en dan nog onder Engelse invloed), dan poogde De Haerne resoluut vooruit te denken. Hij, en vele van de “democratische” priesters in de Volksraad, voelden meer voor een vrije Belgische (katholieke) republiek, gevestigd op een gedurfde schei ding tussen Kerk en Staat en de even gedurfde unie van katholieken met liberalen. Maar na de eerste dag van dit levensbelangrijke debat schreef De Haerne aan zijn ouders : Si l’on ne veut pas de la république comme tout porte à croire, nous passerons bientôt à la France. Le parti français est déjà assez considérable (16). Dertien congresleden, onder wie De Haerne, stemden voor een republikeinse staatsvorm. Ook Pierre Verbeke, die zijn keuze verantwoordde net zoals De Haerne. Ook hij wou de republiek om niet terug te vallen in de restauratie en om niet overgeleverd te worden aan de Franse annexionisten (17). Nu de republiek afgevoerd was, bezwoer De Haerne de Volksraad met deze niet mis te verstane waarschuwing : On ne sacrifie pas un nation pour une famille ; les peuples ne sont pas faits pour les rois (18). Op 13 december 1830 werd het debat over de inrichting van de Senaat aangevat. Het uur sloeg voor de conservatieve grootgrondbezitters en hun vele verdedigers. De Haerne, Andries, de Foere en Verbeke poogden, vergeefs, deze instelling een zo democratisch mogelijk karakter te geven. Zij stemden tegen de instelling, Pollin en Wallaert voor (19). Zeker niet alle katholieken bleven de radicale lijn van het duo De Haerne - Verbeke aanhouden. Hoever deze radicalen gingen, leert ons een uitspraak van Pierre Verbeke in de Volksraad op 23 december. Zijn tussenkomst betrof de godsdienstvrijheid. Over de verdwijning van het monopolie van de katholieke godsdienst als staatsgodsdienst (in het Ancien Régime van kracht) had hij geen traan te plengen. Hij zag alles in het breder kader van de algemene opinievrijheid die in het revolutionair enthousiasme van de jonge Staat bewierookt werd. Uit deze grondwettelijk gegarandeerde algemene opinievrijheid resulteerde, volgens hem, de scheiding tussen Kerk en Staat. Voor Verbeke was het evident dat de godsdienst zich buiten het natuurrechtelijke domein van de Staat bevond (20). Niet alle katholieken, en zeker niet alle geestelijke leiders, zouden dit standpunt 5
aanvaarden. Velen onder hen vergenoegden zich ermee de voordelen van de liberale constitutie te verdedigen, nu de intrinsieke liberale principes in de Belgi sche grondwet zelf verdisconteerd lagen. Wanneer twintig jaar later, op 4 april 1850, de katholieke Gazette van Thielt van start ging, mede onder stuwing van de Meulebeekse pastoor Pierre Verbeke (21), was de houding van vele katholieken verschrompeld tot een ophemelen van de geest van de Unie (tussen liberalen en katholieken) en het inroepen van de beschut tende muur van de constitutie. Het democratisch progressisme heeft geen diepgang gevonden. In juli 1843, wanneer Pierre Verbeke in Meulebeke aankwam, was dit katholiek democratisch progressisme al geheel verdwe nen. Het was in Tielt, met Wallaert, eigenlijk nooit echt voluit aanwezig geweest. De verkiezingen van 29 augustus 1831 brachten in Kortrijk, Roeselare en Tielt de zwakheid van deze democratische groep al aan het licht. Het grondwetgevende werk in de Volksraad nam een einde op 7 februari 1831 met de officiële goedkeuring van de grondwet. Hij was in hoofdzaak het werk van de jonge liberalen en van een minderheid van katholieken, die niet hadden geaarzeld een opening naar deze liberalen te maken. De meerderheid van de katholieken in Vlaanderen liet dit gebeuren, maar greep de grondwet zelf aan als schild voor de absolute vrijheid van de katholieke gedachte. Het kon moeilijk anders dan dat zoiets tot misver standen zou leiden. Wij ronden deze meer algemene en inleidende paragraaf af met een slotbeschouwing over de invloed van de Lamennais op enkele Westvlaamse priesters, getoetst aan de eerste parlementaire verkiezingen van 29 augustus 1831 en de nawerking daarvan. Na de goedkeuring van de grondwet stelde zich het vraagstuk van de keuze van een staatshoofd. Bij die gelegenheid horen we een bezorgde De Haerne. Stel je, zo zei hij op 3 juni in de Volksraad, de aankomst voor van prins Leopold (hij was tegen de Engelse prins), nous trouvant en possession de la constitution la plus libérale de l’Europe. De prins, van wie men kon verwachten dat hij nog voldoende vast zat aan absolutistische wortels uit de vorstenpraktijk van de Aufklàrungstijd, zou ons kunnen verdenken que nous n'avons pas été sobres en libéralisme, que notre ouvrage se ressent de l’effervescence révolutionnaire, et qu’en nous arrachant violemment au despotisme, nous sommes tombés dans un excès de liberté (22). Het leek wel of De Haerne in die vroege zomer al bang was voor de excès de liberté die in stijgende mate aan de Lamennais en zijn volgelingen verweten werd. Op 18 juli kwam een van de naaste medewerkers van de Lamennais, namelijk Charles de Coux (23), naar België. Hij zocht in Roeselare De Haerne en Domien Cracco op. Met superior Nachtergaele werd de politieke kandidatuur van De Haerne besproken (24). Zij werd, onbetwistbaar, gezien als een consolidatie van de lijn die de revolutionaire priester sinds 3 november 1830 ontwikkeld had. 6
Maar de verkiezingen van 29 augustus 1831 verliepen toch niet geheel naar wens. Pierre Verbeke verdween in Kortrijk, evenals Jacob Wallaert in Tielt. Hier verschenen nu Leo de Foere en een Brugse vriend, Charles de Roo. Beiden zouden aanblijven tot 1848 en zich, wat de problemen van de regio betreft, voornamelijk bewegen op het sociaal-economisch terrein. Alleen Roeselare bevestigde, met Alexander Rodenbach en Désiré de Haerne (25). Progressicf-democratische denkbeelden in de streek van Tielt doken alleen nog op bij enkele jonge liberale intellectuelen : Ferdinand Toussaint uit Meulebeke, Constant vanden Berghe uit Aarsele. De eerste heeft in Brussel zeker contacten gehad met de progressief-democratische geestesgenoten van De Haerne. Men was zich duidelijk bewust van de verslechterende toestand. Op 7 september 1831 schreef Charles De Coux aan De Haerne : Dans la position actuelle de la Belgique, je n'aperçois clairement qu'une seule sorte de bien à faire. C'est de la part des catholiques, de montrer un attachement ferme, ardent s ’il le faut, à la cause de la liberté universelle (26). Op 15 november viel het mennaisistische blad l’Avenir, dat de belangrijkste politieke uitspraken van de vrijheidsbeweging bundelde. De Belgische vrienden lieten echter niet af. Al op 27 maart 1832 verscheen Le Siècle in Brussel, onder hoofdredactie van De Haerne en - hoe kon het anders? - met een sterke inbreng van Pierre Verbeke. We zullen er op 8 en 9 mei ook Ferdinand Toussaint in aantreffen. Het blad was echter een kort bestaan beschoren. Het verdween al op 15 juni. Begin juli lag er al een nieuwe poging op tafel : L'Union, maar de invloed van De Haerne en Verbeke was sterk gedaald (27). Erger nog, de encycliek van Gregorius XVI, Mirari Vos, gedateerd op 15 augustus 1832, veroordeelde naast andere zaken, het politieke programma van L ’Avenir. Het pauselijk docu ment stelde veel in vraag van wat door de Belgische katholieken tot dusver zonder meer aanvaard, ja zelfs bejubeld was : de revolutie, het unionisme, het mennaisisme (28). De Haerne voelde zich geviseerd en vroeg schrifte lijk aan zijn bisschop Mgr. Vande Velde, dezelfde die hem op 10 juni 1830 en 18 juli 1831 gesteund had, of het nog nuttig was zijn mandaat van volksvertegenwoordiger verder uit te oefenen. De bisschop vond van wel en antwoordde in die zin op 17 september 1832 (29). Het was de laatste bisschoppelijke steun voor het politieke programma van De Haer ne. Vier maand later werd François-René Boussen, secretaris van de Gentse bisschop, zelf apostolisch administrator van het bisdom Brugge (30). Eind januari 1833 benoemde hij J.B. Pollin tot een van zijn vicarissen-generaal. Bij het uitschrijven van de tweede parlementaire verkiezin gen in de lente van dat jaar wees Boussen de kandidatuur van De Haerne zonder enig overleg af. De clerus kreeg onmiskenbare richtlijnen om de sinds 29 augustus 1831 politiek ambtsloze Jacob Wallaert in Roeselare te verkiezen op 23 mei. Een ontstelde superior Nachtergaele meldde dit op 10 april aan De Haerne (31). Die verkiezingen van 23 mei betekenden 7
het einde van de militante aanwezigheid van een republikeins getint katho liek démocratisme in de streek van Roeselare-Tielt. Na 23 mei 1833 bleef er wel de befaamde leek Alexander Rodenbach, soepele liberaal-katholiek en uitgesproken unionist (32). 2.“C'est le peuple qui a fait la révolution" (F. Toussaint, 15 november 1830) Ons tweede verhaal start bij een krantenberichtje uit de Catholique des Pays-Bas van 17 november 1829. Het betrof een overname uit de Standaerd van Vlaenderen en was een aanval op de secretaris van Koolskamp, Ferdinand Toussaint. Deze gemeentesecretaris woonde toen aan de Kortrijkstraat in Tielt en werd ervan beschuldigd de petitiebeweging (cf. De Haerne !) tegen te werken (33). Hij deed dit waarschijnlijk met medeweten of misschien zelfs op aansporen van Constant vanden Berghe, sedert 1826 bediende op het arrondissementscommissariaat in Tielt. Van dat jaar dateert hun vriendschap. Beide waren ze zo goed als auto didacten, maar erg gevoelig voor het vrijheidslievende gedachtengoed en voorlopig nog in loyale Nederlandse dienst. Tijdens de troebelen van augustus-september 1830 hield Constant vanden Berghe zich op de vlakte. Hij dook pas in 1832 weer op. Toussaint vluchtte naar Brussel omstreeks half september. De meeste bronnen laten hem daar verdwijnen in de revolutionaire mist en meestal wordt hij gemakshalve vergeten (34). Men weet nauwelijks iets meer te vertellen dan over zijn benoeming tot griffier in Brussel op 24 oktober 1832. Een nauwkeurige speurtocht heeft ons evenwel een belangrijk aantal ophelde ringen verschaft, zowel over de turbulente jaren 1830-1832, als over zijn politieke evolutie in de periode 1832-1837 (35). Het loont de moeite de ideologische avonturen van een jonge streekgenoot (hij was toen iets meer dan 23 jaar !) op te sporen. Hij ontmoette in Brussel - zo weet Kuypers te vertellen - een jeugdvriend, baron Joseph van der Linden, “die hem aan zijn secretarie van de Voorlopige Regering verbond" (36). Hij zat daarmee in hoog gezelschap en sloot kort na 15 september aan bij Uune quarantaine d’ardents patriotes ... sous la prési dence de Charles Rogier” in de Réunion Centrale, een echte revolutionaire club (à la mode de Paris) die zich naar zijn eerste verblijfplaats de Club St. George noemt. Het reglement bepaalde dat men slechts kon toetreden wanneer men door drie leden voorgedragen werd (37). Of dit gebeurd is, valt niet te achterhalen. Het is ook mogelijk dat de jonge vluchteling Toussaint aansluiting had gevonden bij de kleine zwervende legerbendes van Pedro Rodenbach en Adolphe Bartels. Zo’n legertje, samengesteld van jongelingen van Roeselare, Lichtervelde, Moorslede, Wervicq, Hoog lede, Staden, Gidst (sic), Thourout, enz. onder aanvoering van Bartels, ontmoette op 2 oktober priester Désiré De Haerne te Brugge (38). In elk geval, de club van de hevige republikeinen hervatte zijn discussies kort na 5 oktober (39). Tussen de extremisten van de Réunion Centrale 8
en de meer gematigde aanhangers van het Voorlopig Bewind werd het debat over de toekomstige staatsvorm uitgevochten tegen 18 oktober. De republikeinen verloren het pleit. De Réunion, die vijf weken aan een stuk als verbrandingsraket voor de Brusselse revolutie had gefungeerd, verloor nu snel aan invloed (40). Precies op dat ogenblik dook J.F. Toussaint weer op. De populaire Louis de Potter richtte op 20 oktober L 'Emancipation op, een blad dat bleef ijveren voor republikeinse ideeën, en daar wou onze Ferdinand wel wat aan kwijt. Maar eerst publiceerde hij in Le Belge, 29 oktober : Appel aux politiques belges. Politici en journalisten riep hij op aandacht te hebben voor “notre futur pacte social” (41). Het ging hem niet alleen om een politiek-orthodoxe vorm van een nieuw staatsbestel, hij zag ook de over wegend Franse en Franstalige invloed. Daar wilde hij voor waarschuwen. Op 2 november plaatste hij in Le Belge een tweede tekst : La liberté de langage. De redactie kortte het stuk gevoelig in, geheel tegen de zin van Toussaint, die zijn integrale versie nu doorspeelde aan L 'Emancipation. Het verscheen onverkort op 5 november. Wat was de achtergrond ? In de loop van de maand oktober had het Voorlopig Bewind een aantal eentalige decreten afgekondigd. Het fervente Brussel nam inderdaad doortastende maatregelen, ter bevordering van een eentalig-Franse natio nale constructie. Wilden het Voorlopig Bewind en de Club andere streken en steden in de wind zetten ? Arnold Smits haalt een Gentse proclamatie van 2 oktober aan, waarin, volgens hem, gepleit wordt voor een eigen “Vlaamse" inbreng. Er stak in die Vlaamse poging tot eigen onafhankelijk heid ook meer dan louter en alleen een opflakkeren van het oude provin cialisme. We hebben soortgelijke pogingen tot federalistische opbouw van de moderne staat al ontmoet en zeker speelden herinneringen aan de tijd van vóór de revolutie een rol. Maar in deze proclamatie wordt een eigen Voorlopig Bewind voorgesteld ... (42). Dat laatste zal de centralistische, republikeinse Club wel hard geraakt hebben. Maar Toussaint had een reeël en levensgroot probleem aangesne den. Toen medio oktober de Fransman Briavoine (43) in de Club deze eentaligheid verdedigde, trok de Meulebekenaar van leer. We hebben het verhaal van een aandachtige aanwezige, Lucien Jottrand : Die redenaar (nl. Briavoine) had zijn laatste woord nog niet geuit, toen een blondharige en baardeloze jongeling op den vloer, waar de redenaren zich plaatsen, sprong, het woord nam, en de h. Briavoine zoo vurig en zoo krachtdadiglijk wederlegde, dat iedereen er verbaasd over stond. Hij besloot, op het einde, dat het gebruik der twee talen in de vlaamsche gewesten moest vrij blijven : en dat hij, ofschoon hij het Fransch goed kon spreken, de rechten van zijne landgenoten daaromtrent nooit in zijne tegenwoordigheid in twijfel zou laten trekken. Hij werd met algemeen handgeklap toegejuicht. Daar hij geen der leden op den vloer gekend was, verklaarde hij, op mijn verzoek, dat hij van Meulebeke, een dorp in West-Vlaanderen geboortig en pas te Brussel aangekomen was, alwaar hij tevreden was de gelegenheid gevonden 9
te hebben de meening zijner landgenooten wegens het gebruik hunner moe derlijke taal, - in de hoofdstad, bij den zetel van het gouvernement, plechtiglijk te verkondigen (44). Julien Kuypers geeft de volledige tekst van L 'Emancipation weer (45). Het artikel, zowel de verkorte versie van Le Belge als de volledige van L'Emancipation, heeft toen een grote weerklank gehad over heel het Vlaamse land. Daar gaan we niet verder op in (46). Ons interesseert hier een synthese te ontwerpen van Toussaints opvattingen op dat ogenblik. Quel a été l’objet de notre révolution ?, zo vraagt de oratorisch begaafde jonge spreker zich af. Als een van de belangrijkste grieven gold toch de taal. Cependant, que fait-on maintenant ? Ne paraît-on pas vouloir pros crire la langue flamande et accorder le privilège de langue dominante au français ? Dat is de vrijheid van een grote meerderheid krenken. Maar, ces niveleurs de !a nouvelle scène zijn daar onwetend over en het is meer dan een louter taalprobleem. De sleutelgedachte van Toussaint is deze : Plus de la moitié des habitants de la Belgique parle donc le flamand ; et s ’ils avaient besoin d’autres considérations pour appuyer leur droit à l’ad mission de leur langue comme co-existante avec le français, j'ajouterais que les provinces flamandes sont loin de le céder aux provinces wallonnes en richesse agricole, commerciale et industrielle... Destinés à former ensemble un état libre, n’excluons point nos langages. Aan het slot van zijn toespraak pleit hij dan nog voor een stevig Vlaams onderwijs van hoog tot laag. Op het eerste gezicht : de Vlaamse taalproblematiek in een notedop. Er is echter veel meer. Toussaint geloofde hevig in de liberale beginselen van een “état libre”, waarin het volk aan zijn trekken komt. Bovendien is dat volk bewapend met een oude cultuur en een grote literatuur (objets de vos dédains), een strenge economische onderbouw (47) en derhalve in staat om zijn mannetje te staan, ja zelfs terug te slaan. Op 11 november, terugkomend op zijn eerste beschouwing in L 'Emancipation, zegt hij nogal bitsig : Veut-on faire succéder une domination à une autre ? Si l'on s'imagine qu’ils (de Vlamingen) sont disposés à le souffrir, on se trompe étrangement (48). Een fundamentele politieke vrijheid, een democratisch geïnspireerd maat schappelijk engagement zijn de totale context waarbinnen de taal- en cultuuropvattingen van Toussaint functioneren. Op verrassende wijze is deze “blondharige en baardeloze jongeling" een onverwachte, te weinig bekende voorloper in de Vlaamse Beweging. En dit was nog niet het einde van Toussaints evolutie in denken en streven. 3. ... avant les événements de la révolution, mes voeux se bornèrent au redressement des griefs. (J.F. Toussaint, 15 februari 1831). De hevige uitval van Toussaint belette hem niet om op 7 november 1830 promotie te maken in de Réunion Centrale, qui avait changé de bureau et dont un jeune homme de 23 112 ans, Toussaint, était vice-président... (49). 10
In die hoedanigheid legde hij twee documenten aan het Voorlopig Bewind voor : een protest tegen de stemming in het Congres tegen de republi keinse staatsvorm en een voorstel tot oprichting van een lagere school in elke gemeente. De Réunion was evenwel op sterven na dood. Zij werd op 27 november ontbonden (50). Waar trok Ferdinand Toussaint nu naar toe ? Hij bleef zijn republikeinse principes trouw en stapte over naar de Association de l’indépendance nationale (waarvan de Potter voorzitter was) en stelde er op 15 februari 1831 een Proclamatie tot het Belgische volk op : Demandant la république pour elle même, pour but et non comme moyen (51). Toch is hij in de loop van die wintermaanden flink geëvolueerd : van orthodox republikein tot sociaal bewogen, radicaal vroegsocialist. De Club heeft hij schitterend overleefd. Hij werd chef de bureau bij het Comité Central, een soort kernkabinet binnen het Voorlopig Bewind. Is het in die hoedanigheid dat hij verbonden geweest is aan het bureau van het regentschap van baron Surlet de Chokier, op 23 februari (met weerstand o.a. van De Haerne) (52) ? We weten het niet. In elk geval moest hij zich herhaaldelijk verdedigen. Zijn apologie ver scheen in L ’Emancipation van 20 maart 1831 en omvatte een verrassend rijk gamma sociaal-economische en politieke punten die hem in de school van de Saint-Simon bracht (over die school zullen we het straks hebben). En omdat het boekje van Julien Kuypers zo zeldzaam geworden is, citeren wij hier de twee belangrijkste passages uit deze fiere geloofsbelijdenis, die ver uitsteekt boven een grimmige persoonlijke polemiek : Ma réponse, zo vangt hij aan, sera ni obscure ni acerbe : Il est très vrai, avant les événements de la révolution, mes voeux se bornèrent au redressement des griefs, sans y comprendre même celui de l’enseignement sous beaucoup de rapports ; ils étaient loin de s’étendre à un bouleversement général dont je prévoyais et appréhendais les inséparables calamités ; et ce n'était pas là, je pense, se montrer ennemi de son pays. Quand la révolution fut consommée, que je vis toute réconciliation impos sible, et tout l’ordre social ébranlé, j'élevai la voix pour réclamer des institutions et des améliorations qui pussent épargner de nouvelles commo tions à l’avenir .... Oui, Monsieur, je suis celui qui, lorsqu’on proscrivait la langue de la majorité des Belges, rappelai aux nouveaux gouvernants les reproches qu’ils avaient eux-mêmes adressés à l’ex-roi : entraves apportées au libre usage de la langue française, et qui réclamai à hauts cris, pour le flamand la même liberté qu’ils avaient voulue pour le français. Je suis celui qui deman dai sans relâche le changement de notre système financier, qui demandai l’abolition de la contribution personnelle et son remplacement par des impôts proportionnels progressifs (...) - Je suis celui qui demandai la suppression des armées permanentes (...) - Je suis encore celui qui, affligé de voir, au nom de la liberté, les établissements d'instruction publique s’écrouler de toutes parts, demandai l’institution d’un vaste système d'enseig 11
nement national gratuit (...) . En dan dit prachtig slot : Voici ma profession de foi. Je ne suis ni aristo crate, ni théocrate, ni doctrinaire. Prolétaire obscur, j ’aime le peuple, malgré son ignorance, ses préjugés et ses erreurs ; je dirai ses misères et m ’occuperai des moyens de les guérir sans m'inquiéter si c’est bien là pour moi celui de parvernir à la fortune ; car je sais être riche sans elle (53). Tussen 7 november 1830 en 15 februari 1831 was Ferdinand Toussaint volgeling geworden van Claude-Henri de Rouvroy, graaf de Saint-Simon, die ook in België aanhangers kreeg (54). De graaf was in 1825 overleden en zijn werk ging over in handen van S.A. Bazard, die zich meer op de specifiek socialistische ideeën toelegde, en van Barthélémy Enfantin, die gekant was tegen een religieus-sociale richting (55). Het is met deze laatste richting en leider dat Toussaint na de eerste revolutiedagen in contact kwam. Het blad Le Globe (56) werd ook door katholieken gele zen. We hebben het getuigenis van burggraaf Charles Vilain XIIII in het nummer 4 januari 1831 (57). Het was diezelfde burggraaf die, samen met priester Andries (dus duidelijk uit de groep omheen De Haerne), op 18 februari 1831 in het Nationaal Congres ervoor pleitte dat de Saint-Simonisten in Brussel een conferentiezaal ter beschikking zouden krijgen (58). Zijn Saint-Simonistische geloofsbelijdenis weerhield Toussaint er niet van, na de opheffing van het Nationaal Congres en het beëindigen van het Voorlopig Bewind, aan zijn carrière te werken. Op 26 juli 1831 stapte hij over van het cabinet van Surlet de Chokier naar dat van het ministerie van justitie in de regering van graaf Félix de Müelenaere (59). Datzelfde ministerie verleende, bij K.B. van 4 augustus, aan de Gentse universiteit vrijstelling van de kandidaturen in de rechten, voor bepaalde categorieën van mensen uit de revolutieperiode (60). Is Toussaint kort daarop naar Gent gegaan ? Hoogstwaarschijnlijk. In de brieven die een jonge, vrij geëmancipeerde vrouw, Julie Du Bosch (1797-1847), aan Jan-Frans Willems richt, zijn er voldoende sporen die verwijzen naar Ferdinand Tous saint (61). Vanaf 21 januari 1832 stijgt plots weer snel het aantal van zijn publikaties in de kranten : natuurlijk L ’Emancipation, maar ook Le Siècle, het blad dat we al tegenkwamen in gezelschap van De Haerne. Bovendien raakte hij in onmin met B. Enfantin, de leider van de Saint-Simonistische bewe ging. Nadat hij op 25 januari steun had beloofd om de beweging in België tot ontplooiing te brengen (62), brak hij op 12 februari openlijk met de leider. Zijn brief aan Enfantin publiceerde hij in L'Emancipation van 21 februari (63). Deze breuk betekent in geen geval het einde van Toussaints inspanningen om Saint-Simonistische ideeën te verspreiden. Aldus nog in L ’Emancipa tion van 26 februari, 13,17, 27 maart, 2 en 11 april. Hoofdtoon is telkens een Saint-Simonistische kritiek op industrie, kapitaal en maatschappij. In deze rits van publikaties merkt Jozef Huygebaert een “ommezwaai” naar de progressieve katholieken. Als dat zo is, kan het moeilijk anders geweest 12
zijn dan naar de mensen rond De Haerne. Op 13 maart 1832 schrijft hij, met betrekking tot de toekomst van de katholieke godsdienst : De katho lieken zijn thans geconfronteerd met een belangrijk probleem, nl. de vraag o f de godsdienst van Jezus aristocratisch - verknocht aan privilegie en uitbuiting - o f democratisch - bevriend met het volk en met de gelijkberech tiging is (64). Het zou allemaal best kunnen, want in het progressief-katholieke blad Le Siècle, waarvan het eerste nummer op 27 maart 1832 verscheen, zette Toussaint op 8 en 9 mei zijn campagne voort voor een rechtvaardiger wereld. In welke geest zijn Gentse contacten verliepen, verraadt een brief van Julie Du Bosch aan Jan-Frans Willems dd. 17 maart (geheel in de nabijheid van Toussaints artikel in L ’Emancipation van 13 maart). Zij valt de Franse priester Félicité de Lamennais aan met zijn religieus-politieke nieuwlichterij en wijst dan plots op Toussaint als un ami Saint-Simonien et de la meilleure espèce. Heeft Toussaint dan zulke indruk gemaakt in zijn korte Gentse periode (65) ? Zijn sociale bewogenheid was zeker niet zonder religieuze ondergrond. L ’Emancipation van 5 juli kondigt dan de bundeling van een aantal artikelen aan : Coup d’œil sur le système financier de la Belgique (66). Zijn sociale bewogenheid was evenmin los te zien van zijn Vlaamse oproepen. Anderhalf jaar na zijn eerste oproep in Le Belge en L ’Emancipation (begin november 1830) verscheen op 10 juli 1832 in Den Vaderlander (Gent) een nieuwe kreet : Aen de Vlaemsche Jongelingen (67). Het stuk mag aangezien worden als een verhevigde versie van zijn in het Frans gestelde klacht ten tijde van de taalmaatregelen van het Voorlopig Bewind. Toussaint is geschokt door de sociale ellende van de lagere klassen. Aan hun primaire noden en behoeften moet in strikte distributieve rechtvaardigheid voldaan worden. En dat is een taak voor bewuste Vlaamse intellectuelen, die deze sociale problematiek moe ten beseffen en zo medewerken aan de “verheffing” van dit ongeletterde Vlaamse proletariaat. Het programma van Toussaint tussen 1830 en 1832 was een volwaardig Vlaams programma in een notedop. Op 24 oktober 1832 werd hij benoemd tot griffier bij de rechtbank van eerste aanleg in Brussel. Toch bleef de politieke microbe hem in het bloed zitten. Al op 3 april van dat jaar had hij zich bij tussentijdse verkiezingen kandidaat gesteld als volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Leuven. Hij had maar weinig kiezers overtuigd (68). Vijf jaar later was zijn ambitie niet geblust toen hij een kans meende te zien in Roeselare, op 13 juni 1837, naast Charles van Damme (arrondissementscommissaris), tegen Alexander Rodenbach en Jacob Wallaert. Voorzichtigheidshalve schreef Ferdinand Toussaint, 18 mei, een briefje aan bisschop Boussen te Brugge. De kandidaat-volksvertegenwoordiger verwachtte een sympathiek ruggesteuntje van het bisdom. Hij speelde de relatie uit van een overleden oom aan moeders zijde, kanunnik Servaas Maes, overleden te Brugge op 2 maart 1837, enkele weken voor de verkiezing (69). Toussaint verstond meesterlijk de kunst de doden te doen 13
zeggen wat hijzelf precies wilde : deze brave, katholieke, cléricale oom aurait pu expliquer à Votre Eminence (en dat was eigenlijk de aanspreek titel voor een kardinaal !) que, ayant fait partie de l’association St.-Simonienne (...) je l’ai quitté avec éclat dès quelle a cessé d’être exclusivement politique (...), dès quelle a voulu jouer la Religion et entamer les questions de morale. Niet onaardig verwees hij naar zijn vele hoge kennissen in Brussel (uit de tijd van het Voorlopig Bewind), evenwel zonder namen te noemen. Geheel in constitutionele zin zag hij zichzelf als nuttig aux intérêts généraux du pays et aux intérêts particuliers de nos Flandres, sou vent si mal défendues (70). Toussaint had beter moeten weten. Was hij vergeten hoe grimmig de Brugse bisschop tegen De Haerne gereageerd had bij de verkiezingen van 20 mei 1833 ? De politieke inzichten van Boussen waren na die verkiezingen zo mogelijk nog reactionairder geworden. Bovendien zal de prelaat wel geweten heb ben dat Toussaint, minstens tot in 1834, zijn Saint-Simonistische opvattin gen behouden had. Daarom viel het kiespamflet, A Messieurs les électeurs du district de Roulers, van het duo Toussaint-Van Damme in een ijzige stilte. Het werd gedoodverfd als een oubollig orangistisch ressentiment. Le Nouvelliste du Nord, de mede door Boussen gecontroleerde Brugse katholiek-conservatieve krant (71) van 5 juni 1837 plaatste in een artikel, La candidature de Mr. Toussaint, een aantal vlijmscherpe opmerkingen. Niet alleen werd de Koolskampse historie uit 1829 bovengehaald, maar de lezer werd eraan herinnerd Qu'un beau matin il (onze Ferdinand) se réveille républicain et chef de bureau au Comité Central (72). Het werd dus niets in Roeselare. Op 722 stemgerechtigden gingen er 564 stemmen naar het politieke boegbeeld van deze stad, Alexander Rodenbach ; 524 naar Jacob Wallaert, 219 naar Charles van Damme en slechts 82 naar Ferdinand Toussaint. Elf jaar later zou deze laatste evenwel in Tielt slagen. Tussenin volgden nog (mislukte) pogingen in 1841 in Roeselare en in 1845 in Tielt (73). Maar zijn Saint-Simonistische en utopisch-socialistische invloed zou zich in de regio Tielt toch openbaren vanaf de zomer van 1832.
4. “... het eygenlijke volk, dat werkt en zwoegt en zich met een wonderlijk geduld aan de hardste dervingen onderwerpt” (C. vanden Berghe, 14 juli 1832). Constant vanden Berghe (° Aarsele 5 augustus 1808) kende goed Ferdi nand Toussaint sedert 1826. Beiden begonnen toen, als piepjonge ambte naartjes, een bescheiden carrière. Ze waren beiden zo goed als selfmade. Wat waren hun inspiratiebronnen ? Koen Dewanckel vermeldt dat er in de laat-Hollandse tijd in Tielt een afdeling bestond van de “Maatschappij tot nut van ’t algemeen” (74), erfgenaam van de Aufklarungs-strevingen. 14
De jonge Aarselenaar heeft, op 21 februari 1829, nog onder het Hollandse regime, de stichting meegemaakt van een gemeentelijke armenschool, prototype van veel zulke scholen in de beide Vlaanderen (75). In de motivering van de gemeenteraad van Aarsele, bij de oprichting van deze school, lezen we een aantal ideeën, die later steevast terugkeren in de uitspraken van Constant vanden Berghe. De gemeenteraad (...) heeft ont waard dat onkunde en luiheid, de hoofdbronnen zijn van achteloosheid, wanorde en verkwisting, die altijd op drukkende armoede en niet zelden, op andere nadeelige gevallen in het leven uitkomen (...) dat een wel ingericht onderwijs en eene zorgvuldige opleiding tot den arbeid, van den jeugdigen leeftijd af, de bijzonderste punten zijn van eene waarlijke goede opvoeding (76). Merkwaardig, en niet toevallig : het Hollandse regime wilde nog verder gaan, zoals blijkt uit een gemeenteraadsbesluit van Koolskamp dd. 21 oktober 1829. Daar wou men verplicht onderwijs voor alle behoeftige kinderen van 8 tot 14 jaar (77). De gemeentelijke maatregelen en motive ringen hebben op het duo Toussaint-Vanden Berghe een niet onaardige invloed gehad. De lezer zal nu beter begrijpen waarom Toussaint op 17 november 1829 het Nederlandse bestuur in Koolskamp verdedigde. Van de jeugdige Aarseelse ambtenaar horen we na de septemberdagen van 1830 niets meer. Zijn jonge vrouw, Maria Eeltjes, een Nederlandse, overleed in april 1832 (78). Enkele weken later stuurde de jonge weduw naar een bijdrage naar L ’Emancipation, met wat agrarisch-economische nieuwsjes. Het stuk verscheen in het nummer van 5 juni. Jozef Huygebaert kwalificeert de auteur op dat ogenblik als spreekbuis van de orangistische elementen (79) ; daarbij denkt hij vooral aan de connectie met de invloed rijke vlashandelaar en later (1839) gemeenteraadslid van Tielt, J. Vandekerckhove-Dierckens (over wie we het in de slotparagraaf van deze bij drage nog moeten hebben). Het stuk waarmee Vanden Berghe zijn directe ideologische verwantschap met Toussaint aantoont, verscheen in de Gentse Vaderlander op 14 juli, precies vier dagen na de befaamde oproep. Toussaint zal de afstand van Gent naar Tielt niet te ver hebben gevonden. De sociaal-economische analyse is zacht Saint-Simonistisch. De maatschappij wordt gekenmerkt door éénen lydende toestand ; zij heeft aen verbeteringen de dringendste behoefte. Vanden Berghe verwijst daarvoor expliciet naar de gebundelde artikelen van zijn vriend Ferdinand Toussaint (Coup d'œil ...). Hij voegt er zelf een tweede recept aan toe, uit het Aufklarungsarsenaal van hun beider Hollandse tijd : het volksonderwijs. En aan de strubbelingen van de revolutie terugdenkend, schrijft hij : Vereenigt dan uw poogingen op dat het (het volk nl.) door eene verbreyding van welvaert en onderwijs zachter en beminnelijker worde. Dan zullen by eiken overgang van een oud lot tot een nieuwe orde van zaken, die verschrikkelijke tooneelen van plundering en moord niet meer vernieuwd worden (80). Leg deze verdedi ging van het volksonderwijs naast het voorstel van Toussaint van 7 novem15
ber 1830, dan horen we een volmaakte eenklank. Het artikel kreeg een vervolg op 25 augustus 1832. Daarin lezen we, als een duplicaat van de Aarseelse motivering van 21 februari 1829 : ... armoede en ellende, bede larij en diefstal zijn meestentijds de rampzalige gevolgen van onkunde en gebrek aen vooruitzigt (81). Meer en meer had de ambtenaar Vanden Berghe te kampen met deze rampzalige gevolgen. Hij zag ze in de gemeenten Oostrozebeke, Egem en Kanegem, waar hij administratief werk verrichtte als ambulante dorps secretaris. De Egemse notulen van 7 november 1832 en 8 maart 1833 tonen een haast hopeloze strijd tegen de bedelarij (82). Het Gentse blad Den Vaderlander kreeg voortdurend ingezonden stukken van Constant vanden Berghe : in de nummers van 6 november 1833, 8 januari, 14 maart en 23 april 1833 (83). Gestaag zag hij het grijnzende spook van de armoede naderkomen. En hij liet niet na een kritische vinger uit te steken. Zo schreef hij op 8 januari 1833 : De werkende volksklas, by gebrek aen openbaer en bezonder krediet en aen het afzyn (d.i. bij afwezigheid van, n.v.d.a.) van een ordentelijke regeling van werk, lydt van dag tot dag hardere dervingen. Hoe zou de arbeider enige aandacht voor politiek kunnen opbrengen : hij heeft van de nieuwe staat België niets te verwach ten. Hij bevindt zich verlaten, aldus het artikel van 14 maart, in het midden van de maetschappy voor dewelke hy gedurende eene lange reeks van jaeren, rykdommen heeft helpen verzaemelen. En voortbouwend op zijn praktische ervaring met bedelarij, waarschuwt hij op 23 april : Het is niet genoeg aen de arme lieden te zeggen : werkt en spaert ; want het is eene droevige waerheid dat de onkunde en ellende bykans alle gevoel van menschelyke weerdigheid in hunne ziel hebben gesmoord. Heel de Saint-Simonistische maatschappijkritiek van 1831 ligt hier open en bloot. Doch Vanden Berghe zou geen Saint-Simonist en bewonderaar van Ferdinand Toussaint zijn, als hij niet pleitte voor structurele over heidsmaatregelen in de diep ingrijpende krisis. Op hem en zijn vriend was toepasselijk wat Constant, met een zekere verbetenheid uit schreeuwde op 8 januari 1833 : Eenen iveraer van volksgeluk heeft schoon daer in de schreeuwendste ongeregtigheden aen den dag te leggen, de heylzaemste verbeteringen voor te stellen, hij predikt als in ’t wilde (84). 5. “Adieu la fabrication des toiles” (J. Vandekerckhove-Dierckens, 18 december 1831). Het grijnzende spook van de economische crisis in de regio Tielt had te maken met het snel te loor gaan van de linnenindustrie. Tielt, textielstad (85) ! De vlashandelaars zagen niet graag de politieke verwikkelingen van 1830-1831 . De meest invloedrijke onder hen was wellicht Jean Vande kerckhove-Dierckens, die in 1839 gemeenteraadslid van Tielt zou worden (86) . In een stuk dat in L ’Emancipation van 18 mei 1831 verscheen, uitte hij zijn angst voor het nieuwe regime van de Coburgs. Net als Toussaint 16
en Vanden Berghe koos Vandekerckhove dit blad als spreekbuis. Hij geloofde niet dat Leopold van Saksen-Coburg de stagnatie van de linnen handel zou tegenhouden, noch over voldoende troeven beschikte om billijke douanetarieven van Frankrijk af te dwingen. Precies dat wou hij kwijt aan het republikeins blad. Was hij daarom orangistisch of alleen maar anti-Leopoldist ? Hij handhaafde zijn mening in een tweede artikel van 7 juni. Daarna wachtte Vandekerckhove rustig de regering van graaf Félix de Müelenaere af. Deze kende zelf het vlasprobleem en had vanaf 12 novem ber Bernard de Theux als collega op Binnenlandse Zaken. Graaf de Theux stelde een onderzoekscommissie in die zich moest buigen over de problemen van de linnenindustrie. En nu kwam Vandekerckhove weer op de proppen, niet meer bij de republikeinse opposanten, maar in L 'Indé pendance : op 18 december, sur la question linière. Hij verdedigde er resoluut en radicaal de belangen van de handelaars. Andere belangen kende of respecteerde hij niet. In zijn ogen gingen de linnen handel en de linnen industrie in één streek (versta : Tielt) niet samen. De deux choses l'une : ou la commission doit regarder la culture des lins sous un point de vue purement agricole et alors : adieu la fabrication des toiles ; ou elle doit la regarder sous un point de vue purement industriel et, dans ce cas, cette culture en recevra un encouragement indirect. J ’éspère que la commission prendra ce dernier parti (87). Gealarmeerd door vele berichten van dorpelingen vroeg volksvertegen woordiger Leo de Foere op 14 september 1833 in het Parlement maatre gelen tegen de massale vlasuitvoer en legde hij drie dagen later een wetsvoorstel neer dat voorzag in een strenge tariefverhoging voor in- en uitvoer van vlas. Het voorstel werd niet helemaal gevolgd door Alexander Rodenbach. Hij legde een gematigde versie neer (88). Zij predikten als in ’t wilde ! Jean Vandekerckhove greep opnieuw naar de pen, nu voor de Mercure Belge (15 september) om zijn bekende standpunt van 18 december 1831 te herhalen en kracht bij te zetten. Maar de situatie bleef verslechteren voor Tielt. Op 31 december 1833 had men op de Tieltse linnenmarkt een overproduktie van 14.000 stukken (89). De structurele crisis brak nu in alle hevigheid door in de volgende jaren (90). Vanaf dat ogenblik steeg de invloed van Jean Vandekerckhove nog meer. Geleidelijk sleepte hij Constant vanden Berghe mee in de dreigende kolken van aartsconservatieve economische inzichten. Op 1 augustus 1835 werd Constant vanden Berghe door de Tieltse gemeen teraad met algemeenheid van stemmen tot stadssecretaris benoemd (91). De druk bezette chef de bureau van het arrondissementscommissariaat met ambulante opdrachten in de naburige gemeenten, kwam nu in een sleutelpositie terecht, en eigenlijk kan vanaf toen een nieuw hoofdstuk van de Tieltse politieke en culturele geschiedenis geschreven worden, een hoofdstuk dat de topjaren van Vanden Berghes veelvoudige activiteiten bevat : van 1835 tot 1843, dit is tot aan de breuk met Jean Vandekerck17
hove. Veel van zijn inzichten en initiatieven waren gerijpt in zijn Nederlandse Saint-Simonistische vormingsjaren (1826-1835). Nu kwamen stuk voor stuk waardevolle initiatieven aan bod. In 1837 ijverde hij voor de oprich ting van een tekenacademie in Tielt (92). Hij legde literair-culturele con tacten met het Gent van Snellaert en Willems, het eerste Taalcongres van 1841 en de herdenking van de Tieltse dichter Leo d’Hulster (1784-1843) (93). Hij werkte aan de heropstanding van de oude rederijkerskamer en stichtte een krant : de Thieltenaer (94). Met dit blad sloot hij duidelijk aan bij een gematigd-liberale lijn, waarin zijn oorspronkelijke bewogen heid op sociaal en cultureel vlak, uit zijn vroegere jaren naast Ferdinand Toussaint, evenwel weer meer aan bod kwam. Aldus verstrengelden zich in de eerste Belgische versmeltingsjaren de twee ideologische minderheden : die van progressief-katholieken huize en die van republikeins-liberalen huize. Veel van wat De Haerne, Verbeke, Toussaint, Vanden Berghe voorstonden, had gemeenschappelijke gronden en ervaringen. Alleen Vandekerckhove speelt buitengaats op het sociaaleconomische terrein. En het is logisch dat Vanden Berghe en Vandekerck hove in 1843 uit elkaar gingen. Maar dat is een andere geschiedenis. Romain VANLANDSCHOOT
18
VOETNOTEN (*) Deze bijdrage werd bekroond met de Franz Thiersprijs 1988. 1. Pierre, David V erbeke (°R oeselare, 29 juli 1796) was achtereenvolgens leraar aan het college te Poperinge (1822), Klein Seminarie te R oeselare (1823), regent aan de wezenschool te lep e r (1826), onderpastoor op de St.-M aartensparochie te K ortrijk (1828). In 1833 was hij stichter en principaal van het St.A mandscollege te K ortrijk. In 1840 werd hij pastoor in O ekene, in 1843 in M eulebeke. Hij overleed aldaar op 13 o k to b er 1867. Zie Ph. D E G R Y SE , Streekgenoten met de pen , in .De Roede van Tielt, X V ,3-4, septem ber-decem ber 1984, p. 157. 2. Désiré de H aerne was in m aart 1829 onderpastoor geworden in M oorslede en had aldaar een eersterangsrol gespeeld in de petitiebeweging tegen het H ollands regime. O ver de G entse bisschop J.F . Vande V elde, zie L. C O LLIN in : Het
Bisdom Brugge 1559-1984. Brugge, 1984, 313-317. 3. O ver D om ien C R A C C O zie M. D E B R U Y N E , Léopold I en Roeselare, R oe selare, 1966, passim. Teruggaand op het oudere werk van D. C R A C C O , Priester-dichter Domien Cracco 1790-1860, in : Geschied- en Oudheidkundig Genoot schap van Roeselare en Ommeland , 1961, 5-47. 4. M. D E B R U Y N E , a.w., 1966, 20 en n. 29. 5. E. L A M BER TS, Kerk en liberalisme in het bisdom Gent 1821-1857. Bijdrage
tot de studie van het liberaal-katholiscisme en het ultramontanisme, Universitaire Uitgaven, Leuven, 1972. Zie de Inleiding : De groei naar de vrijheid (1821-1830), 1-56, passim. 6. M. D E B R U Y N E a.w.. 1966, 21 en n. 34. 7. O ver Louis D E PO T T E R (1786-1859), en zijn invloed op de publieke opinie, de revolutie, het V oorlopig Bewind en de Réunion Centrale, zie P. H A R SIN , Essai sur l'opinion publique en Belgique de 1815 à 1830, C harleroi, 1930 ; J.-R . L E C O N T E , La Réunion centrale, club patriotique, révolutionnaire et républi cain 1830, in : Miscellanea L. Van der Essen, II, 1947, 957-961 ; H .J. E LIA S, Geschiedenis van de Vlaamse Gedachte, A ntw erpen, I, 19702, passim. 8. M. DE B R U Y N E , De Rodenbachs te Roeselare, R oeselare, 1986, 75. 9. K. V A N N E ST E, Charles Stevens (1798-1881), Sem inarieoefening R U G , G ent, 1978. 10. K. D E W A N C K EL . Het politieke leven te Tielt 1830-1862. De weerslag van de partijpolarisatie op een provinciestad, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, R U G , G ent, 1986, passim. 11. M. DE B R U Y N E , a.w., 1966, 43 en n. 94. 12. O ver Jacob W A L L A E R T (1790-1868) zie M. D E B R U Y N E , trefw. in Natio naal Biografisch Woordenboek, III, 1968, 933-935. 13. K. R O T SA E R T . Leo de Foere 1787-1851, in : De Roede van Tielt, X III. 3 , septem be 1982, 97 - 116. H et citaat op 99, 14. E. L A M B E R TS, a.w., 1972, 74 en n. 84. 15. O ver Jozef A N D R IE S (1796-1886) zie : J. D E SM ET, trefw. in Biographie Nationale, X XIX , 1957, 77-82. 16. M. D E B R U Y N E , a.w., 1966, 56 en n. 125 : 21 novem ber 1830. 17. E. H U Y TT E N S, Discussions du Congrès National en Belgique 1830-1831, Brus sel, I. 1844, 206, 239, 259 ; E. L A M B E R TS, a .w .,1972, 63-64. 18. E. H U Y TT E N S, a.w., I, 1844, 282 ; M. D E B R U Y N E , a.w., 1966, 59 en n. 131. 19. E. L A M B E R TS, a.w., 1972, 71 en n. 69. 20. E. L A M B E R TS, a.w., 1972, 67 en n. 51.
19
21. P. D E SM Y TER , De ‘De Gazette van Thielt’ 1850-1893. De ideologische ontwik keling van een katolieke plattelandskrant, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, K U L, Leuven, 1982. 22. M. D E B R U Y N E , a.w., 1966, 70 en n. 154. 23. C harles de C O U X (1787-1864), zie : G. B R A IV E & E. L A M B E R TS, Lettres de Charles de Coux à l’abbé De Haerne 1831-1832, in: Revue d ’H istoire Ecclé siastique, LXV I, 1971, 887-928. 24. “Je suis enchanté de l'ouverture que vous a faite Mr. le Supérieur de Roulers et j ’espère que votre élection en sera le résultat." De Coux aan De H aern e, G. B R A IV E & E. LA M B E R TS, a .a ., 1971, 902. Wel haakte Domien Cracco in deze gesprekken af. D e Coux bekloeg zich daarover, zie de brieven van 24 augustus, 7 septem ber en 9 o ktober 1831. 25. P. M A ES, Parlementsleden in de arrondissementen Roeselare (1831-1900), Tielt (1831-1900) en Roeselare-Tielt (1900-heden), in : De Roede van Tielt, X V III, 4, decem ber 1987, 19-24, hier 21. 26. G . B R A IV E & E. LA M B E R TS, a.a., 1971, 907. 27. G. B R A IV E & E. L A M B E R TS, a.a., 1971, 898 : het nieuwe blad “ représentait
ces catholiques qui s ’en tenaient à ‘une exploitation catholique des libertés’ ... qui notamment désiraient atténuer la séparattion entre l’Eglise et l'Etat.” T ôt deze groep katholieken behoorde burggraaf C harles Vilain X IIII, die in ons verhaal over F erdinand Toussaint nog zal opduiken. Zie F. VAN K A L K E N , trefw. Biographie Nationale, X X V I, 1931, 729-740. O p 29 augustus 1831 werd hij volksvertegenw oordiger van Sint-Niklaas, in 1834 gouverneur van de provin cie O ost-V laanderen. E en recentere studie is van V. D E V IL L E R M O N T , Vicomte Charles Vilain XI1II, 1829-1839, onuitgegeven licentiaatsverhandeling U C L , Leuven, 1962. 28. E. LA M B E R TS, a.w . , 1972, 99 - "Mirari Vos zaaide verwarring onder de
liberaal-katholieken. De meesten zagen in dat een principiële verzoening tussen liberalisme en katholicisme op politiek vlak definitief onmogelijk was geworden. ” idem, 103. Zie ook R. A U B E R T , De godsdientsvrijheid : van ‘Mirari vos’ tot de ‘Syllabus’, in -.Concilium, internationaal tijdschrift voor theologie, I, 7 sepbem ber 1965, 90-105. 29. E. L A M B E R TS. a.w., 1972, 100, de aantekening n. 74. 30. “Zijn benoeming tot apostolisch administrator voor West-Vlaanderen, en dus tot
toekomstig bisschop van Brugge, wekte in ultramontaanse kringen nieuwe ver wachtingen op ” ST. D ’Y D E W A L L E , Frans René Boussen 1834-1848, in Het Bisdom Brugge, 1559-1984, Brugge, 1984, 347-356, citaat op 348. 31. E. LA M B E R TS, a.w., 1972, 163 en n. 40. 32. M. D E B R U Y N E , De Rodenbachs te Roeselare, 1986, het hoofdstuk over A lexander Rodenbach ; J. G O D D E E R IS , Alexander Rodenbach, R um beke, 1986. 33. J. G E L D H O F , Een orangistisch rivaal van Alexander Rodenbach, Jo zef Ferdi nand Toussaint, Meulebeke 1806 - Elsene 1885, in : Album Joseph Delbaere, R um beke, 1968, 121-131, hier op 123-124. O p te m erken valt dat L. G O FFIN de geboortedatum plaatst op 3 februari 1807, in : Biographie Nationale, XXV, 1930, 509 ; J. H U Y G H E B A E R T , trefw. Encyclopedie van de Vlaamse Bewe ging, T ielt, II, 1975, 1686, geeft 31 m aart 1807, zoals de M eulebeekse geboor teakte ook opgeeft. 34. L. G O FFIN , trefw. in : Biographie Nationale, XXV, 2, 1930, 509-510 : geen woord over zijn revolutionaire en Saint-Simonistische peripetieën ! 35. In chronologische volgorde : L. G O F F IN , a.a., 1930 ; J.-R . L E C O N T E , a.a..
20
1947 ; J. K U Y PER S, De Vlaamse Beweging. Een socialistisch standpunt, O n t wikkeling, A ntw erpen, 1960, 45-68 ; H .J. E L IA S , Geschiedenis van de Vlaamse Gedachte, A ntw erpen, II, 1964, 26 (19702) ; J. G E L D H O F , a.a. 1968 ; J. H U Y G H E B A E R T , De jonge Constant Vanden Berghe van 1808 tot 1847. Tveraer van Volksgeluk', in De Roede van Tielt, II, 2, decem ber 1971, 4-21 ; J. H U Y G H E B A E R T , trefw. in : Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, II,
1975, 1686 ; J. H U YG H EB A E R T, De oproep “Aen de Vlaemsche Jongelingen” van J.F. Toussaint 1832, in : Bierkorf, L X X V I, 3-4, 1975-1976, 81-89 ; A. D E P R E Z , Julie Du Bosch, Jan Frans Willems en het Saint-Simonisme, in : Wetenschappelijk Tijdingen, XL, 3, juli-septem ber 1981, 145-162 ; L. D E M E D T S, Taalpolitiek in de 19e eeuw. De Toussaints te Meulebeke, in : De Roede van Tielt, X III, 4, decem ber 1982, 155-162 ; Ph. D E G R Y SE , Streekge noten met de pen, in : De Roede van Tielt, X V, 3-4, septem ber-decem ber 1984, 119. 36. J. K U Y PER S, a.w., 1960, 67. H et betreft hier Joseph vander Linden, lid van het V oorlopig Bewind, gep o rtretteerd op het schilderij van Charles Piqué, afgebeeld bij Th. LUY KX , Politieke Geschiedenis van België, Brussel, 1964', 67. 37. J.-R . L E C O N T E , a.a., 1947, 958-959. De auteur geeft m eteen aan dat vanaf 16 septem ber het voorzitterschap van de club w aargenom en w erd door E douard Ducpétiaux. 38. M. D E B R U Y N E , a.w., 1966, 27 en n. 52. Is die troep dan onm iddellijk naar Brussel vertrokken? 39. J.-R . L E C O N T E , a.a., 1947, 956-966. 40. J.-R . L E C O N T E , a.a., 1947, 968-969. 4L J. H U Y G H E B A E R T , a.a., 1975-1976, 87. Cursivering van ons. 42. A . SMITS, 1830. Scheuring in de Nederlanden. II. Brussel met Wallonië verove
ren Vlaanderen, zetten zich uit tot België en stoten op hun beurt Holland en daarmee ook de Generaliteitslanden af. K ortrijk, 1983, 225. 43. Nathalis Briavoine, journalist. Zie E. L A M B E R TS, a.w., 1972, 170. 44. Wij citeren volgens J. K U Y PER S, a.w., 1960, 66-67. De tekst komt uit L. JO T T R A N D , Nederduitsche gewrochten van den Nederlandschen Waal, 1872. O ver L. Jottrand (1804-1877) zie H .J. Elias, a.w. II, 1964, passim en M. D ’H O K E R , trefw. in : Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, I, 1973, 728-729.
45. 46. 47. 48. 49. 50. 51. 52. 53. 54.
Jottrand vergist zich in de tijdsaanduiding : hij situeert deze rede begin novem ber. De uitspraken van Toussaint van 7 novem ber 1830 (cf. infra) laten ons toe de gebeurtenis te plaatsen m edio oktober. J. K U Y PER S, a.w.. 1960, 47-50. Zie J. H U Y G H E B A E R T , a.a., 1975-1976, 88. Toussaint schijnt niets te verm oeden van de grote economische crisis die weldra in V laaderen zal losbarsten. J. K U Y PER S, a.w., 1960, 54-55. J.-R . L E C O N T E , a.a., 1947, 969. J.-R . L E C O N T E , a.a. , 1947, 970. V oor een eindoordeel over deze Club, zie 970-971. J. K U Y PER S, a.w., 1960, 62-63. M. DE B R U Y N E , a.w. ,1966, 64. O ver baron Surlet de C h okierzie Th. JU S T E , trefw. in : Biographie Nationale, IV, 1873, 78-83. J. K U Y PER S, a.w., 1960, 63-65. O ver C .H . de Saint-Simon (1760-1825) en zijn invloed in België, zie H .R . d'A L L E M A G N E , Les Saint-Simoniens 1827-1837, Parijs, 1930 ; R. FA K K A R , L'influence internationale de Saint-Simon et de ses disciples, G enève, 1967. O ver
21
de 'bekering' van T oussaint, schijft A da D eprez : "In 1831 evolueerde hij van
volks republicanisme (...) naar het sociaal utopisme van de Saint-Simoniens. Voor deze leer heeft hij zich terdege ingezet, tot de beweging in 1832 van een politico-economisch stelsel overging naar een godsdienstige en morele belijde nis.". a.a.. 1981, 150. 55. Zie S. C H A R L E T Y , Enfantin. Coll. Les réform ateurs sociaux. Parijs, 1930. Zie ook trefw. Barthélémy P. Enfantin, in : Encyclopaedia Brittannica, Micropaedia, IV, 1985, 492-493. Twee van zijn w erken, nl. Doctrine de St. Simon, 1829, en Religion Saint-Simonienne. Economie politique et politique, 1831, cir culeerden in België. 56. Le Globe, journal de la doctrine de Saint-Simon. Zie : J. L A N C H O N , Les idées politiques et religieuses du ‘Globe' 1824-1832, Parijs, 1958. 57. A. D E P R E Z , a.a., 1981, 155 en n. 14. 58. F. VAN K A L K E N , trefw. Charles Vilain XIIII, in Biographie Nationale, X XV I, 1931. 731. 59. J. G E L D H O F , a.a. 1968, 122. 60. A . D E P R E Z , a.a. 1981, 150. 61. H et betreft 5 brieven ; 20 augustus 1831, 17 m aart, 17 april, 22 mei en 5 juli 1832. Zie het hele artikel van A. D E P R E Z , a.a. 1981, 145-162. 62. J. H U Y G H E B A E R T , a.a. ,1975-1976, 83 en n. 6. 63. J. H U Y G H E B A E R T , a.a. , 1971,6 en n. 7. De auteur verm eldt dat een afschrift van deze brief in de nalatenschap van C onstant V anden Berghe te vinden was ; ID E M , a.a., 1975-1976, 83-84. 64. J. H U Y G H E B A E R T , a.a., 1975-1976, 84. 65. A. D E P R E Z , a.a., 1981, brief nr. 2, 157-158. Te vergelijken met brief nr. 5 van 5 juli 1832, 161-162. 66. J. H U Y G H E B A E R T , a.a. 1971, 7 en n. 10 67. O m dat de oproep slechts met T. ondertekend was, hebben oudere historici dit stuk toegeschreven aan de G entse litterato r Philip B lom m aert (1808-1871), auteur van Aenmerkingen over de verwaerloozing der Nederduitsche tael, uit datzelfde ja a r 1832 ; Z o E. D e Bock (1943, 1970). A nderen aarzelden over het auteurschap (L. Picard (19692) en H. Elias (1963, 19702). Zie volledige ophel dering bij J. H U Y G E B A E R T , a.a. 1975-1976, 81-82. 68. Zie L'Emancipation, 2 april 1832. J. H U Y G H E B A E R T , a.a., 1975-1976, 85. 69. J. G E L D H O F , a.a., 1968, 122 en n. 5. 70. J. G E L D H O F , a.a., 1968, 131. De auteur geeft deze brief in bijlage. 71. Zie R. VAN E E N O O , De initiatieven op persgebied van de Westvlaamse bis schoppen 1834-1852, in :Belgisch Tijdschrift voor nieuwste geschiedenis, II. 1970, 1, 55-99. 72. Zie ook Le Nouvelliste du Nord, 6 juni 1837 ; Le Constitutionnel des Flandres, 9 juni 1837 - J. G E L D H O F , a.a., 1968, 124-127. 73. J. G E L D H O F , a.a., 1968, 131. 74. K. D EW A N C K E L , a.w., 1986, 15. W aarschijnlijk steunend op het werk van S. STO K M A N , De religieuzen en de onderwijspolitiek der regeering in het Vereenigd Koninkrijk der Nederland 1814-1830, 's G ravenhave, 1935. Zie ook W .C. de W O LF, Onderwijs en opvoeding in de Noorderlijke Nederlanden 17951813, in : Algemene geschiedenis der Nederlanden, X I, 1983, 36 e.v. 75. G . H O O R N A E R T , Functie en ontstaan van armenscholen in Midden-WestVlaanderen, in :De Gidsenkring, X X II, 2, april 1984, 10, steunend op het oudere werk van L. D U C H E Y N E , Geschiedenis van het gemeentelijk onderwijs in West-Vlaanderen onder het Hollands bewind, z.d.
22
76. Reglement voor de Armenwerk- en leerschool in de gemeente Aerseele, in : Mandeldal, V I, 5, mei 1981, 96-103. G eciteerd door G. H O O R N A E R T , a.a., 1984, 10 en n. 25. 77. G. H O O R N A E R T , a.a., 1984, 11 en n. 27. 78. J. H U Y G H E B A E R T , a.a., 1971, 5 en n. 3. 79. J. H U Y G H E B A E R T , a.a., 1971, 5. 80. J. H U Y G H E B A E R T , a.a., 1971, 7 en a.a., 1975-1976, 86. 81. J. H U Y G H E B A E R T , a.a.. 1971, 8. 82. V. A R IC K X , Geschiedenis van Egem, Pittem , 1982, II, 242. 83. U itvoerige citaten bij J. H U Y G H E B A E R T , a.a., 1971 8-10. 84. T reffend heeft J. H U Y G H E B A E R T , a.a., 1971, als ondertitel van zijn bijdrage gesteld : ‘Iveraer van volksgeluk’. 85. J. V E R B R U G G E , Tielt, textielstad, 1. Negentiende eeuw, in : De Roede van Tielt, X V III, 2, juni 1987, 46-104. 86. Jean V andekerckhove-D ierckens (1798-1857). Zie korte notitie bij Ph. DE G R Y SE , Streekgenoten met de pen, De Roede van Tielt, XV, 3-4, septem berdecem ber 1984, 124. 87. Wij citeren volgens de Recueils des lettres sur l’industrie linière, Tielt 1842-1843, w aar J. V andekerckhove-D ierckens in de inleiding uit zijn artikel van 18 decem ber 1831 citeert. 88. E. SA BB E, De Belgische Vlasnijverheid, II Van het verdrag van Utrecht (1713) tot het midden van de IV eeuw, K ortrijk. 1975, 329, 331 ; J. D E V O G E L A E R E , De slechte jaren 1840-1850 in het arrondissement Roeselare-Tielt, R oeselare, 1982, 30. 89. E. SA B B E , a.w. 1975, II, 339-340 m erkt daarbij aan :
het aantal aangeboden en verkochte stukken op de voorname Tieltse lijnwaad markt wijst op een overproduktie, die de dekadentie onderstreept.". 90. Zie E. PO E L V O O R D E , Ekonomische krisis in het arrondissement RoeselareTielt 1845-1850, niet gepubliceerde licentiaatsverhandeling R U G , G ent, 1971; E. SA B B E , a.w . , 1975 ; M. ST R O B B E , Mikro-onderzoek over sociaal-ekonomische mutaties in de stad Tielt tussen 1830 en 1860, niet gepubliceerde licen tiaatsverhandeling R U G , 2 dln., G ent, 1978 ; J. D E V O G E L A E R E , a.w . , 1982. 91. Stadsarchief Tielt, M odern A rchief, 32, n. 31. - K. D EW A N C K E L , a.w., 1986, 109 en n. 142. 92. O ver de geschiedenis van deze tekenacadem ie bereiden wij een boek voor (1989). 93. O ver Leo D ’H ulster, zie : A . VAN S E V E R E N , Leo D'Hulster (1784-1843) een vergeten dichter uit de Hollandse tijd, in : De Roede van Tielt, V, 1-2, m aart-juni 1974, 45-62 ; 3, septem ber 1974, 2-27. 94. K. D E W A N C K E L , a.w., 1986, passim.
23
EEN WERELDRECORD TE TIELT : HET GEZIN VERBEKE (18 de eeuw). Het uiteindelijke doel van de familiekunde is het opstellen van een fami liegeschiedenis. Toch worden de meeste familiekundigen niet onberoerd gelaten door de levensbeschrijvingen en de lotgevallen van de ascendenten uit hun kwartierstaat. Temeer daar elke genealogische arbeid begint met het opstellen van een opklimmende reeks voorouders. On descend tous d’un roi et d'un pendu. Deze Franse zegswijze vat het kernachtig samen : in elke kwartierstaat treft men uitzonderlijke personen aan, zowel in de positieve als in de negatieve zin. Kwartierstaten als dusdanig worden zelden uitgegeven, maar regelmatig worden fragmenten gepubliceerd, waarbij een verwantschap met koningen, zoals Karei de Grote, kan worden in het licht gesteld (1). En er zijn kwartierstaten bekend waarin terechtgestelden voorkomen (2). Ook werd er werk gemaakt van de beschrijving van opvallend vruchtbare voorou ders, van rekordaantallen weduw(naar)schappen en van grote aantallen hertrouwen (3). Zulke voorbeelden illustreren het feit dat het afstammen van uitzonder lijke personen steeds fascinerend is... en de menselijke ijdelheid streelt. Een bekende romanschrijfster, tevens genealoge, schreef daarover het volgende, weergegeven in vrije vertaling : Door onze familiale conventies, gebaseerd op een familienaam die van vader op zoon wordt doorgegeven, voelen wij ons ten onrechte verbonden met het verleden als door middel van een smal twijgje, waarop zich bij elke generatie namen van echtgenoten komen enten, die dan steeds van onder geschikt belang beschouwd worden, tenzij zij zo uitblinken, dat er ijdelheid uit af te leiden is. Vooral in Frankrijk, bij uitstek het gebied van de Salische wetgeving, Iaat “descendre de quelqu'un par les femmes’’ bijna een belache lijke indruk na (...) En toch erven wij wel degelijk van een ganse provincie, van de ganse wereld. Wij bevinden ons op de punt van een hoek, die achter ons wijd openstaat naar het oneindige toe. Als men het zo beschouwt, dan leidt de genealogie, wetenschap die zo dikwijls ten dienste gesteld werd der menselijke ijdelheid, in de eerste plaats naar nederigheid, door het gevoel van het weinige dat wij zijn in die massa, en tweedens naar duizeligheid (4). Wat er ook van zij. rekordhouders zijn thans in de mode. Sinds 1965 verschijnt jaarlijks een in vele talen vertaald “rekordboek,, (5), waarin ook aandacht besteed wordt aan uitzonderlijke mensen en dito menselijke prestaties, onder meer bijzonder hoge leeftijden en opmerkelijke voort planting. Zo’n rekordhouders waren mijn oudovergrootouders, die het nummer 264 en 265 dragen in de kwartierstaat van mijn kinderen. Even voorstellen. Hij, (Joannes-)Ignatius VERBEKE, is geboren rond 1707. Hij is de zoon van Ambrosius VERBEKE uit Loppem, in het Vrije van Brugge. Zijn 24
moeder heet Emerentia MUYLE en is afkomstig van Oostkamp. Ambrosius wordt op 28 April 1722 poorter van Tielt (6) en is aldaar uitbater van herberg “Het Paradijs” aan de Ieperstraat. Ignaas zal het bedrijf verder zetten na zijn vader’s overlijden in 1745. Uit datzelfde jaar is de volgende begrenzing van “Het Paradijs” bekend : Noord : de Ieperstraat, Oost : de erfgenamen van de Heer Guido MOERMAN en Joris-Abel VAN REGHELBRUGGHE, Zuid : de heer François THOOFT en West : de weduwe en de erfgenamen van Pieter LENELLE (7). Zij, (Maria-) Constantia PINCKET (ook PIJNCKET, PINCHET, PINQUET enz. gespeld), is geboren op 8 Juli 1711 te Wingene, Kasselrij Kortrijk, als derde kind en tweede dochter van Pieter PINCKET en Petronella SYNHAVE. Haar doopheffers zijn Nicolaes DE LA FONTEINE en Joanna LOONJENS (8). Haar voornaam. Constance, is een ingevoerde naam uit het Latijn en betekent “standvastige”. Hij bezit een opvallend voorspellende betekenis, volledig in de trant van het latijnse spreekwoord Nomen sit omen (moge de naam een voorteken wezen), zoals later ten overvloede zal blijken. Zij verloven zich te Wingene, sluiten geen voorhuwelijkskontrakt af en laten hun huwelijk inzegenen te Tielt op 26 November 1729 door E.H. P.A. L'ANNEAU, onderpastoor, de commissione D" pastore (in opdracht van de heer pastoor), in aanwezigheid van hun twee getuigen, namelijk Ambrosius VERBEKE, vader van de bruidegom, en Esther LEMEDE (9). Tielt, in de kasselrij Kortrijk, met stadsrechten sinds 1130, heeft een onfortuinlijke 17e eeuw gekend en is in het begin van de Oostenrijkse Tijd in een stagnatiefase getreden. Het is een stad zonder stadsmuren en met een vrij uitgesproken landelijk karakter, waartoe de onmiddellijke omgeving (“Thielt buyten”) behoort. Zij zal een opmerkelijke expansie beleven vanaf 1765 (10). Deze notedop-geschiedenis wordt trouwens weer spiegeld in het verloop der bevolkingscijfers (11) : 1590-1630: 1500 à 2000 1709 : ± 4000 (1473 stad + 2527 “buyt”) 1645 : ongeveer 2500 1715-1720: 4000 à 4500 1647:2625 1765 : 5562 (2142 Stad + 3420 “buyten”) 1650-1715: 3000 à 4000 1785 : 8295 (2960 Stad + 5335 "buyten”) 1697 : 3512 (1189 Stad + 2323 “buyten") 1796 (jaar IV) : 10238 Het is vooral de kring “De Roede van Tielt” die sinds 1970 in zijn publikaties een beeld ophangt van het boeiende verleden van dat niet onaardige stadje, waarvan nog steeds een iets dromerige betovering uit gaat. Op 11 Oktober 1730 om 13 u. wordt, in dat kader van tijd en ruimte, het eerste kindje van Ignaas en Constance geboren : het is een zoon, die Arseen-Constant genoemd wordt. Twee dagen later wordt hij gedoopt : grootvader Ambrosius VERBEKE is peter en Clara DE MATANCA is meter (12). Jammer genoeg overlijdt die eersteling zes dagen later, op 16 Oktober 1730 (13). Rekening houdende met de verschrikkelijke kinder25
sterfte in die jaren, is er in feite tot nog toe absoluut geen bijzonderheid te vermelden, laat staan enig record gebroken. Tijdens de daarop volgende twintig jaar komen de overige vijftien kinde ren ter wereld, allemaal in “Het Paradijs” te Tielt. Eventjes op een rijtje zetten : N" 2. Willem-Jozef
3. Karel-Constant
4. Karel-Jozef
5. Angel-Constant
6. ConstantAmbrosius
7. Jan-Maarten
8. Jan-Baptist
9. Frans-Jozef
10. Jozef-Anastasius
11. Ambrosius-JozefBenjamin 12. Jacob-Lieven
13. Willem-NikolaasAntoon
26
geboren 6 FEB 1732 gedoopt 7 FEB 1732
13u., Tielt peter: Willem-Frans DE BLAERE meter: Josefa-Constance VAN ZANTVOORDE (14) “ 15 dagen”, Tielt (15) overl. 21 FEB 1732 geboren 6 FEB 1733 23u.30, Tielt gedoopt 7 FEB 1733 peter: Karel MUYLE meter: Emerantia MUYLE (16) overl. 30 JULI 1733 “8 maand” (sic), Tielt (17) geboren 9 AUG 1734 12u.30, Tielt gedoopt 9 AUG 1734 peter: Jacob-Karel PINCKET meter: Catharina MOREAU (18) “3 maand", Tielt (19) overl. 18 OCT 1734 geboren 2 AUG 1735 06u., Tielt gedoopt 2 AUG 1735 peter: Ambrosius VERBEKE meter: Petronella SINAVE (20) overl. 12 AUG 1735 “10 dagen”, Tielt (21) geboren 28 JUL 1736 17u., Tielt gedoopt 29 JUL 1736 peter: Roger BAECKLANT meter: Maria-Jacoba MUYLE (22) “ongeveer 3 maand”, Tielt (23) overl. 27 OCT 1736 geboren 11 SEP 1737 09u., Tielt. De zevende zoon gedoopt 11 SEP 1737 peter: J.B. DE MEERSMAN, onderpastoor meter: Martine-Caroline DONON (24) geb. NOV-DEC 1738 Tielt gedoopt ? geen doorpregistratie overl. na APR 1745 (25)geen overlijdensregistratie geb. FEB-MAR 1740 Tielt gedoopt ? geen doopregistratie “7 maand”, Tielt (26) overl. 17 SEP 1740 geboren 28 JUL 1741 13u.,Tielt gedoopt 29 JUL 1741 peter: Jozef Anastasius JOCHEM meter: Brigitte DE LANDSF1EERE (27) geboren 14 NOV 1742 09u., Tielt gedoopt 15 NOV 1742 peter: Jan-Adriaan DE MEYERE meter: Marie-Anne BOVE (28) geboren 7 DEC 1743 08u., Tielt, 12e zoon (vermeld) gedoopt 8 DEC 1743 peter: Jacob-Lieven DE VLAEMINCK meter: Marie-Catherine SERROELS (29) overl. 21 MAR 1744 “ongeveer 3 maand”, Tielt (30) geboren 15 SEP 1745 21u., Tielt, 13c zoon. gedoopt 16 SEP 1745 peter: Willem-Frans VANDE VONDEL
14. Pieter-NikolaasLodewijk 15. Maria-Anna
16. Frans
meter: Catherine-Rose ROELENS (31) “8 dagen”, Tielt (32) 21u.,Tielt, 14ezoon (vermeld) peter: P. F. VAN HESE, pastoor meter: Anna-Maria SPANOGHE (33) geboren 15 SEP 1749 24u, Tielt. Enige dochter gedoopt 16 SEP 1749 peter: Jan DE RAMMELAERE meter: Petronelle VANDE KERCKHOVE (34) geboren 27 DEC 1750 Olu., Tielt 15e zoon. gedoopt 27 DEC 1750 peter: Frans DE BACKER meter: Maria VANDE GRAVEELE (35) overl. 6 MAR 1751 “2 maand”, Tielt (36) overl.22 SEP 1745 geboren 8 DEC 1747 gedoopt 9 DEC 1747
Er is dus iets zeer merkwaardigs gebeurd ! Er volgen 14 zonen ononderbroken op elkaar tussen 11 Oktober 1730 en 8 December 1749, en dat is beslist een wereldrecord ! Constance, gehuwd op 18-jarige leeftijd, is, tussen haar 19e en haar 39e, zestien keer moeder geworden. Elf kinderen zijn jong overleden, namelijk tussen de 8 dagen (Willem-Nikolaas) en de 7 maand (Frans-Jozef). Een kind (Jan-Baptist) blijft een enigmatisch figuur : na 1745 wordt over hem niets meer vernomen, hij zou dus 6 à 7 jaar kunnen geworden zijn. Meteen is het duidelijk waarom dat wereldrecord nooit in bredere kringen bekendheid verwerft : enkel de pastoors registreren het bij de dopen, niet zonder enige verbazing en/of bewondering, zoals pastoor H. WAUTERS op 8 december 1743 : ... jacobus livinus filius 12mus ... (29) en pastoor P. F. VAN HESE op 9 December 1747 : ... petrum nicolaum ludovicum fïlium decimum quartum ... (33). Gedurende die 20 jaar is Constance dus 12 jaar (60 % van de tijd) zwanger geweest. Het leven van deze “voormoeder” is voor een groot stuk uit die welsprekende cijfers af te leiden... Het onmenselijk gezinsleed van de familie VERBEKE-PINCKET vestigt op zichzelf een droevig rekord (37). Het zijn trouwens treurige jaren voor de VERBEKE’s van Tielt : op 19 Februari 1738 wordt Ignaas’ oudste broer Pieter-Jozef, 36 jaar oud, begra ven. Hij was weduwnaar van Barbara SIMOENS, die overleden was in April 1737, en hertrouwd met Godelieve VAN PARIJS. Grootvader Ambrosius wordt aangesteld als voogd paterneel over het enige weeskind: Ambrosius, 1 jaar oud. Na zijn dood in 1745 zal hij vervangen worden door Ignaas (38). Door een ironie van het lot zal de jonge Ambrosius tussen 1760 en 1768 paternele voogd worden over de overblijvende min derjarige kinderen van Ignaas ! Op 27 Augustus is het de beurt aan Jan-Baptist, de tweede broer, die op 38-jarige leeftijd overlijdt : Ignaas moet nu optreden als voogd over de 8-jarige Maarten VERBEKE, enig overblijvend weeskind van zijn broer met Jacoba DE MEY (39). 27
Ignaas wordt poorter van Tielt in April 1745, bij het overlijden van zijn vader. Op dat ogenblik resten hem slechts drie (of vier) zonen van de twaalf die vóór 1745 geboren zijn. Bij zijn bevestiging als poorter vermeldt greffier J.F. VANDE SANDE als kinderen : Jozef (nr 10), Jan-Baptist (nr 8) en Benjamin (nr 11). Pieter (nr 14) zal uiteraard pas na 1745 in het “poorteriebouck” bij geschreven worden, en van Jan-Maarten (nr 7) is geen sprake (40). De Staet van Goede van Ambrosius wordt afgesloten met een negatief saldo van 35 £ 13 S. 15 d. dat bij den selven staet meer schulden dan meubilaire boni sijn, ondermeer wegens een ontlening van 60 £ groot beseth ten proffijte van de Heer N. MOERMAN uit Kortrijk, waarop zware intresten moeten betaald worden (41). De erfgenamen verkrijgen dan ook de toelating om “Het Paradijs” publiek te verkopen in Juni 1745 met keersbrandijnghen van acht t'acht daeghen. Dat brengt 200 £ groot op, zodat de purgative rekenijnghe van 31 Juli 1745 toch nog kan sluiten met een batig saldo van 83 £ 1 S. 6 d., waarvan 27 £ 13 S. 10 d. aan Ignaas toekomen (42). Hij koopt de herberg in door uytgrootijnghe, en is waard van “Het Paradijs” bij de dood van zijn vrouw. Constance overlijdt namelijk te Tielt op 25 September 1760, 48 jaar oud (43). Zij heeft zeker en vast een record in standvastigheid gevestigd ! Slechts op 14 Februari 1761 kan er een Staet van Goede opgemaakt worden (44). Daarin is sprake van 4 overlevende zonen (op de 15) : Jan-Maarten (nr 7), Jozef-Anastasius (nr 10) seynde in dienst van haere majesteyt onder het regiment van Saxen-Gotha, Benjamin (nr 11) en PeterNicolaas (nr 14), en van de enige dochter Marie-Anne (nr 15). Als voogd aan vaderszijde wordt Ambrosius VERBEKE, zoon van Pieter-Jozef, uit Beveren, aangesteld, vanaf 1768 vervangen door Jan-Maarten VERBEKE uit Brugge, broer der wezen. Aan moederszijde treedt Pieter PINCKET, zoon van Willem, uit Sint-Kruis-Brugge op, die echter reeds vanaf 4 Maart 1761 vervangen wordt door Ambrosius PINCKET uit Ruddervoorde (45). Terloops weze vermeld dat deze Staet van Goede afsluit met een mali van 9 £ 7 S. 6 d. groot, die bij de Purgative Rekenijnghe van 17 December 1763 al tot 39 £ 14 S. 5 d. groot opgelopen zijn (46). Nochtans is Ignaas niet onbemiddeld. Hij vermeldt als baeten : 1. De herberg “Het Paradijs” aan de Ieperstraat te Tielt, door hemzelf bewoond en gebruikt, maar belast met 75 £ groot ten voordele van de Aermeschole van Tielt. Het meubilair en het overige los bezit, onder meer een diamanten rinck wordt geschat op 82 £ 7 d. De klederen van Constance worden uit de schatting gelicht en rechtstreeks door MarieAnne geërfd. 2. Een hofstede te Ichtegem van 22 bunder (29,19 ha.), verpacht aan Antoon-Frans CHEYS (of SEYS), maar belast met 200 £ ten voordele van de Penitenten te Tielt. Ignaas zal de helft ervan verkopen aan Antoon-Frans CHEYS. Deze 28
verkoop wordt door zijn zoon Jan-Maarten, als merckelijck onder de weerde geacht, en dat loopt uit op een geschil tussen vader en zoon vanaf 1764 (47). 3. Een eerste hofstede te Wingene, op de Raetelinghe-wijk, 8 bunder (10,62 ha.) groot en verpacht aan Jan CLAEYS en Pieter VAN WIJNSBERGHE, belast met 150 £ groot ten voordele van de Aermendisch van Tielt. Mits bijzondere toelating van het schepenkollege zal Ignaas deze hofstede verkopen aan Pieter-Jan VERSTRAETE van Tielt (48). 4. Een tweede hofstedeke te Wingene van 7 gemeten (3,10 ha.), geheten De Fonteyne, met het Fonteynestuck, de Loofonteyne, het Tronckeeckestuck en het Krackeelstuck. Nopens deze eigendom bestaat er zware betwisting tussen Ignaas en Lieven BLAESHOF uit Ruiselede : er wordt geprocedeerd voor degonne van Brugge en later voor de Raede van Vlaenderen te Gent. Uiteindelijk wordt de zaak beslecht in het voordeel van Ignaas, maar wegens de totale insolventie van BLAES HOF laat Ignaas het hofstedeke per opbod verkopen. Op 12 Februari 1762 wordt het toegewezen aan Jacob SIMAEYS van Zwevezele (49). Alles tesamen worden die bezittingen geschat op 162 £ 19 S. 4 d. groot, bij de Purgative verminderd tot 99 £ 17 S. 4 d. groot. Dat bezit weegt echter niet op tegen zijn talrijke commeren. Hij vermeldt een groot aantal schuldeisers : de Penitenten, de aermeschole, de aermendisch, de brouwers BRUNEEL en DE NECKER, de dokters VANDE VONDELE en STRACK, de pointers (of belastingontvangers), de accijnzen enz. enz., in het totaal goed voor een som van 172 £ 6. S. 10 d. groot, bij de rekening van 1763 herleid tot 139 £ 16. 9 d. groot. Ignaas kan troost vinden in het gildeleven : hij is confrère van het guide van sente jan en van de heleghe maget (50).
29
Maar het leven gaat verder in het zwaar geteisterd gezin. Het meisje behoort duidelijk tot het sterke geslacht : zij is 11 jaar oud en wordt de enige “vrouw,, des huizes ... althans tot wanneer haar 56-jarige vader, na het afsluiten van een voorhuwelijkskontrakt voor Filip BEKAERT (51), op 16 Mei 1763 te Nevele hertrouwt met de 30 jaar jongere Jossine DE STOUTE (52). De tweede echtgenote van Ignaas was inderdaad geboren te Huise op 2 April 1736 (53). Haar vader, Hubert DE STOUTE, zoon van Gillis, was toen ... 78 jaar oud. Hij overleed te Huise op 28 April 1745 in de gezegende leeftijd van 87 jaar (54). Haar moeder, Lucia GALLE, is 40 jaar jonger dan haar man. Zij leeft nog op het ogenblik van Jossine’s huwelijk, maar overlijdt één jaar later, op 14 April 1764 te Huise, 66 jaar oud (55). Heeft een Freudiaanse bewogenheid en/of een identificatiepatroon met haar moeder Jossine aangetrokken tot die zoveel oudere weduwnaar ? Wij kunnen er alleen maar naar raden. Het jaar 1764 is gekenmerkt door de betwistingen tussen Ignaas en zijn “oudste” (in werkelijkheid zijn T !) zoon Jan-Maarten aangaande de verkoop van de hofstede te Ichtegem. Op 3 April 1769 is Ignaas te Tielt getuige bij het eerste huwelijk van zijn tiende zoon Jozef-Anastasius met Maria-Theresia VERPIETE (56), en hij wordt op 16 April 1770 te Tielt peter over hun dochtertje Angela (57). In 1770 laat hij nog belangrijke vernieuwingswerken uitvoeren aan de logie van de herberg en hij gaat een lening aan bij zijn schoonbroer Jan DE STOUTE (58). Maar hij voelt zijn einde naderen en op 22 Juli 1771 dikteert hij zijn testament aan notaris en schout Frans OVIJN (59). Jozef-Anastasius is intussen weduwnaar geworden en hertrouwd met Filip pine VANDE KERKHOVE. Bij de geboorte van zijn oudste dochter (met zijn tweede vrouw) doet hij beroep op Jossine DE STOUTE om meter te worden : het kind wordt op 27 September 1771 te Tielt naar haar genoemd en Jossine VERBEKE gekerstend (60). Ignaas overlijdt op 31 Januari 1772 te Tielt (61). Er zijn geen kinderen uit zijn huwelijk met Jossine geboren. Ten aanzien van de twee jongste wezen, Pieter (nr 14) en Maria-Anna (nr 15) wordt er terug een Staet van Goede opgesteld (62). Voogd van vaderszijde blijft Jan-Maarten VERBEKE, oudste zoon, wonende te Brugge, terwijl Pieter PINCKET, zoon van Willem, hunnen oom van Vijve-Capelle te Sint-Kruis-Brugge, voogd materneel wordt. Deze staet sluit af met een boni van 137 £. 19 S. en 1 d. groot. Amper zes maand later zal zijn 36-jarige weduwe te Tielt hertrouwen, namelijk op 16 Augustus 1772, met de 23-jarige Jan-Jacob HOET, zoon van Jacob en van Maria-Jacoba DE GEEST uit Roeselare (63). In dat gezin zullen de twee jongste wezen VERBEKE opgevoed worden. Stiefmoeder Jossine zal op 12 April 1777 te Tielt getuige zijn bij het huwelijk van Marie-Anne met Bernard BLANCKE uit Aarsele (64). 30
Kan het anders, dan dat op die dag de gedachten van de bruid uitgegaan zijn naar haar twee ouders, wereldrecordhouders in het onafgebroken ter wereld brengen van kinderen van het mannelijk geslacht ? RenĂŠ DE CLERQ
31
VOETNOTEN A fkortingen : SA T : Stadsarchief Tielt R A K : R ijksarchief K ortrijk A R A B : A lgem een R ijksarchief Brussel P R : Parochieregister 1. R. V AN D R IE S S C H E , Het geslacht van (den)Driessche, Waasmunster-Lokeren (14e - 19e eeuw), in : V laamse Stam , 23e jg. N° 10, O k to b er 1987, pp. 477-486. 2. J. H E N D R IC K X , Onze kwartierstaat : Ludwig van Beethoven, in : Vlaamse Stam , I e jg. N° 2, 1965, pp. 107-109. 3. a) L. P O PL E M O N T , Negenmaal in het huwelijksbootje, in : Vlaamse Stam , 3e jg. N° 2, A pril 1967, pp. 117-118. b) P. H U Y S, Curiosum o f (droevig) rekord ? (Vijf maal gehuwd op 25 jaar) in : V laamse Stam , 14e jg. N° 11, N ovem ber 1978, pp. 531-532. c) W. B E E L E , Eveneens vijfm aal getrouwd, in : Vlaamse Stam 15e jg ., N° 1, Januari 1979, pp. 51-52. d) K. M A N N A E R T S, Curiosum o f droevig rekord ? (Vijf maal getrouwd), in : V laamse Stam , 15e jg. N° 2, Februari 1979, p. 88. e) Y. L A M M E R A N T , Uitzonderingen op de regel (Vier maal weduwe) in : V laamse Stam , 15e jg. N° 5, Mei 1979, p. 282. f) J. T A N G H E , Livinus Maenhout, zes huwelijken in 30 jaar, in : Vlaamse Stam , 15e jg. N° 6, Juni 1979, pp. 317-318. g) L. W IJN E N D A E L E , Thomas de Bien, vijf maal gehuwd, in : Vlaamse Stam , 16e jg. N° 10, O k to b er 1980, pp. 537-538. h) P. B E H E T S , Adriaen Ceulens uit Hombeek, vijfm aal gehuwd, in : Vlaamse Stam , 17e jg. N° 6, Juni 1981, pp 298-302. 4. Y O U R C E N A R , Archives du Nord, Parijs 1977, pp. 45-46. 5. G U IN N E S B O O K O F R E C O R D S (V ertaling in het N ederlands : Het groot Guinnes Record boek 1988), A m sterdam , 1987. 6. SAT, Poortersboek T ielt, N° V 54, jaren 1700-1794, N° 240 (28 A pril 1722). 7. R A K , O ud SA T, a) Liasse N" 1893, N° 13 (3 A pril 1745) b) R egister N° 399, pp. 35v-37v. 8. A R A B , PR W ingene, D open N° 9 (film LD 658), ja a r 1711, 9 juli. 9. SA T, PR T ielt, H uw elijken a) N° 15, ja a r 1729, 26 N ovem ber b) N° 92, p. 150v, N° 45 A R A B , PR T ielt, H uw elijken N° 15 (film LD 602), ja a r 1729, 26 Novem ber. R A K , PR T ielt, H uw elijken N° 92, (film IV ), p. 150v, N° 45 10. G E M E E N T E K R E D IE T V A N B E L G IE , Gemeenten van België (uitg. : Hasquin), deel 2, (V laanderen-B russel) 1980, pp. (1091-)1094. 11. À . W ijffels, De evolutie van het Tieltse bevolkingscijfer in de X V IIe en X V IIT eeuw, in : De Leiegouw, D eel III, 1961, pp. 213-227. 12. SA T, PR T ielt, a) D open N° 15, ja a r 1730, 13 O ctober b) D open N° 92, p. 40 A R A B , PR T ielt, D open N° 15 (film LD 602), ja a r 1730, 13 O ctober R A K , PR Tielt, D open N° 92, (Film IV ), p. 40. 13. SA T, PR Tielt, a) O verlijdens N° 15, ja a r 1730, 16 O ctober b) O verlijdens N° 92, p. 200v A R A B , PR Tielt, O verlijdens N° 15 (film LD 603), ja a r 1730, 16 O ctober R A K , PR T ielt, O verlijdens N° 92, (film IV ), p. 200v. 14. SAT, PR Tielt, a) D open N° 15, ja a r 1732, 7 Februari b) D open N° 92, p. 54v
32
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
A R A B , PR T ielt, D open N° 15 (film LD 602), ja a r 1732, 7 Februari R A K , PR Tielt, D open N° 92, (film IV ), p. 54v. SA T, PR Tielt, a) O verlijdens N° 15, jaar 1732, 21 Februari b) O verlijdens N° 92, p. 207v A R A B , PR Tielt, O verlijdens N° 15 (film LD 603), ja a r 1732, 21 Februari R A K , PR T ielt, O verlijdens N° 92, (film IV ), p. 207v. SA T, PR Tielt, a) D open N° 15, ja a r 1753, 7 Februari b) D open N° 92, p. 70. A R A B , PR Tielt, D open N° 15 (film LD 602), ja a r 1733, 7 februari R A K , PR Tielt, D open Nü 92, (film IV ), p. 70. SA T, PR Tielt, a) O verlijdens N° 15, ja a r 1733, 30 Juli b) O verlijdens N° 92, p. 215v A R A B , PR Tielt, O verlijdens N° 15 (film LD 602), ja a r 1733, 30 Juli R A K , PR Tielt, O verlijdens N" 92, (film IV ), p. 215v. SA T, PR Tielt, a) D open N° 15, ja a r 1734, 9 Augustus b) D open N° 92, p. 88 A R A B , PR Tielt, D open N° 15 (film LD 602), ja a r 1734, 9 Augustus R A K , PR Tielt, D open N° 92, (film IV ), p. 88. SA T, PR T ielt, a) O verlijdens N° 15, ja a r 1734, 18 O ctober b) O verlijdens N° 92, p. 221 A R A B , PR Tielt, O verlijdens N° 15 (film LD 603), ja a r 1734, 18 O ctober R A K , PR Tielt, O verlijdens N° 92, (film IV ), p. 221. SA T, PR Tielt, a) D open N° 15, ja a r 1735, 2 Augustus b) D open N° 92, p. 102v A R A B , PR Tielt, D open N° 15 (film LD 602), ja a r 1735, 2 Augustus R A K , PR Tielt, D open N° 92, (film IV ), p. 102v. SA T, PR Tielt, a) O verlijdens N° 15, jaar 1735, 12 A ugustus b) O verlijdens N° 92, p. 226v A R A B , PR T ielt, O verlijdens N° 15 (film LD 603), jaar 1735, 12 Augustus R A K , PR Tielt, O verlijdens N° 92, (film IV ), p. 226v.
22. SA T, PR Tielt, a) D open N° 15, ja a r 1736, 29 Juli b) D open N° 92, p. 114v A R A B , PR Tielt, D open N° 15 (film LD 602), ja a r 1736, 29 Juli R A K , PR T ielt, D open N° 92, (Film IV ), p. 114. 23. SA T, PR Tielt, a) O verlijdens N° 15, jaar 1736, 27 O ctober b) O verlijdens N° 92, p. 232 A R A B , PR Tielt, O verlijdens Nn 15 (film LD 603), ja a r 1736, 27 O ctober R A K , PR Tielt, O verlijdens N° 92, (film IV ), p. 232. 24. SA T, PR Tielt, a) D open N° 15, ja a r 1737, 11 Septem ber b) D open N” 92, p. 128 A R A B , PR Tielt, D open N” 15 (film LD 602), ja a r 1737, 11 Septem ber R A K , PR Tielt, D open N° 92, (film IV ), p. 128. 25. SA T, Poorteriebouck Thielt Nu V 56, ja a r 1745, p. 125v, N° 128 26. SA T, PR Tielt, a) O verlijdens N° 18, jaar 1740, 17 Septem ber b) O verlijdens N° 93, p. 40 A R A B , PR Tielt, O verlijdens N° 18 (film LD 603), ja a r 1740, 17 Septem ber R A K , PR Tielt, O verlijdens N° 93, (film IV ), p. 40. 27. SA T, PR Tielt, a) D open N° 18, ja a r 1741, 29 Juli b) D open N° 93, p. 112v A R A B , PR T ielt, D open N° 18 (film LD 603), ja a r 1741, 29 Juli R A K , PR Tielt, D open N° 93, (film IV ), p. 112v.
33
28. SA T, P R T ie lt, a) D open N° 18, jaar 1742, 15 N ovem ber b) D open N° 93, p. 133 A R A B , PR T ielt, D open N° 18 (film LD 603), jaar 1742, 15 N ovem ber R A K , PR Tielt, D open N° 93, (film IV ), p. 133. 29. SA T, P R T ie lt, a) D open N° 20, jaar 1743, 8 D ecem ber b) D open N° 94, p. 7 A R A B , PR Tielt, D open N° 20 (film LD 603), ja a r 1743, 8 D ecem ber R A K , PR Tielt, D open N° 94, (film IV ), p. 7. 30. SA T, P R T ie lt, a) O verlijdens N° 18, ja a r 1744, 21 M aart b) O verlijdens N° 94, p. 135v A R A B , PR T ielt, O verlijdens N° 18 (film LD 603), jaar 1744, 21 M aart R A K , PR Tielt, O verlijdens N° 94, (film IV ), p. 135v. 31. SA T, P R T ie lt, a) D open N° 20, ja a r 1745, 16 Septem ber b) D open N° 94, p. 34 A R A B , PR T ielt, D open N° 20 (film LD 603), ja a r 1745, 16 Septem ber R A K , PR T ielt, D open N° 94, (film IV ), p. 34. 32. SAT, P R T ie lt, a) O verlijdens N° 15, ja a r 1745, 22 Septem ber b) O verlijdens N° 94, p. 147v A R A B , PR Tielt, O verlijdens N° 20 (film LD 603), ja a r 1745, 22 Septem ber R A K , PR Tielt, O verlijdens N° 94, (film IV ), p. 147v. 33. SA T, P R T ie lt, a) D open N° 20, jaar 1747, 9 D ecem ber b) D open N° 94, p. 70 A R A B , PR Tielt, D open N“ 20 (film LD 603), ja a r 1747, 9 D ecem ber R A K , PR Tielt, D open N” 94, (film IV ), p. 70. 34. SA T, PR Tielt, a) D open N° 20, ja a r 1749, 16 Septem ber b) D open N° 95, p. 11 A R A B , PR Tielt, D open N° 20 (film LD 603), ja a r 1749, 16 Septem ber R A K , PR T ielt, D open N° 95, (film IV ), p. 11. 35. SA T, P R T ie lt, a) D open N° 22, ja a r 1750, 27 D ecem ber b) D open N °9 5 , p. 30v A R A B , PR Tielt, D open N° 22 (film LD 603), ja a r 1750, 27 D ecem ber R A K , PR Tielt, D open N° 95, (film IV), p. 30v. 36. SAT, P R T ie lt, a) O verlijdens N° 23, ja a r 1751, 6 M aart b) O verlijdens N° 96, p. 14 A R A B , PR Tielt, O verlijdens N° 23 (film LD 603), ja a r 1751, 6 M aart R A K , PR T ielt, O verlijdens N° 96, (film V ), p. 14. 37. a) D. E V E R A E R T , Curiosum o f (droevig) rekord ? (2 echtgenotes en 8 kinde ren overleden op 20 jaar) in : V laam se Stam , 15e jg. N° 1, Januari 1979, pp. 49-50. b) G. JU V E N S -G E E R K E N S , Cursiosum o f (droevig) rekord ? (reeks overle denen op een hoeve), in Vlaamse Stam , 15e jg. Na 6, Juni 1979, pp. 308-310. c) W. B E E L E , Nog wat onnoemelijk gezinsleed (13 vroege overledenen op 14 kinderen), in : Vlaamse Stam , 15e jg. N° 6, Juni 1979, pp. 325-329 38. R A K , O ud SA T, a) Liasse N° 1577, N° 55 (1 A pril 1738) b) R egister N° 400, pp. 24-26 c) Liasse N° 1893, los stuk (3 A pril 1745) d) R egister N° 399, p. 38, m iddenste 1/3 39. R A K , O ud SA T, a) Liasse N° 1893, los stuk (3 A pril 1745) b) R egister N“ 399, p. 38, m iddenste 1/3 40. = (25) 4L R A K , O ud SA T, a) Liasse N° 1893, N° 13 (3 A pril 1745)
34
b) R egister N° 399, pp. 35v-37v. 42. R A K , O ud S A T ^) Liasse N" 1893, N° 14, stuk 6 (31 Juli 1745) b) R egister N" 399, pp. 52v-55 43. SA T, PR Tielt, O verlijdens N° 96, p. 71v. R A K , PR Tielt, O verlijdens N° 96 (film V), p. 71v. 44. R A K , O ud SA T, a) Liasse N° 736, N° 7 (14 Februari 1761) b) R egister N" 401, pp. 269v-273. 45. R A K , O ud SA T, a) Liasse N° 1927, N° 21 (14 Februari 1761 en 14 M aart 1761) b) Liasse N° 736, N° 8 (14 M aart 1761) c) Register N° 401, pp. 269-269v en p. 274v. 46. R A K , O ud SA T, a) Liasse N° 736, N° 16 (17 D ecem ber 1763) b) Register N° 414, pp. 55-56. 47. R A K , O ud SA T, a) Liasse N° 736, N° 17 (10 M aart 1764) en N° 44 (21 Januari 1769) b) Register N° 414, pp. 55-56 en 166v-167v 48. R A K , O ud SA T, R egister N° 414, pp. 1-2. 49. R A K , O ud SA T, a) Liasse N° 1927, N° 21 tris (12 Februari 1762), bijlage b) R egister N° 414, pp. 15v-18. 50. R A K , O ud SA T, R egister N° 414, p. 285. 51. R A K , O ud SA T, R egister N° 414, pp. 282v-283. 52. A R A B , PR N evele, H uw elijken (Film LD 149), Jaar 1763, 16 Mei 53. A R A B , PR Huise, D open (Film LD 87), April 1736 54. A R A B , PR Huise, O verlijdens (Film LD 87), A pril 1745 55. A R A B , PR H uise, O verlijdens (Film LD 87), A pril 1764 56. SAT, PR Tielt, H uwelijken N° 99, p. 169, N° 20 R A K , PR Tielt, Huwelijken N° 99 (film V ), p. 169, N° 20 57. SA T, PR Tielt, dopen N° 97, 16 April 1770 R A K , PR T ielt, Dopen N° 97 (film V ), 16 April 1770 58. R A K , O ud SA T, Register N" 414, p. 284 59. R A K , O ud SA T, Register N° 414, p. 283 60. SA T, PR T ielt, D open N° 97, 27 Septem ber 1771 R A K , PR Tielt, D open N° 97 (film V), 27 Septem ber 1771 61. SAT, PR Tielt, a) O verlijdens N° 98, p. 33v b) O verlijdens N° 99, p. 26v R A K , PR Tielt, O verlijdens N° 98 (film V ), p 33v en N° 99 (film V), p. 26v 62. R A K , O ud SA T, R egister N° 414, pp. 282-285v 63. SA T, PR Tielt, H uw elijken N° 99. p. 125 R A K , PR Tielt. H uwelijken N° 99, (film V ), p. 125 64. SA T, PR T ielt, H uwelijken N° 99, p. 192 R A K , PR T ielt, H uwelijken N° 99 (film V ), p. 192
35
TIELTSE “GENDARMEN” HOUDEN BOEVEN UIT INGELMUNSTER AAN (1909) Voorliggende bijdrage is de vrucht van twee toevalligheden. Enkele jaren terug bezorgde Norbert Braet uit Tielt mij een oude foto hierbij afgedrukt - , waarop o.m. zijn grootvader Arthur Debeir. Op de achterkant van de foto stonden ook de namen van De Muynck en Monteyne. Vele maanden later doorzocht ik de jaargang 1909 van “De Gazette van Thielt” op zoek naar bepaalde gegevens over een ander onderwerp. Tot mijn grote verbazing ontdekte ik onverwacht de twee verslagen die hierna afgedrukt staan. Daarin kwamen alle personen voor die op de foto staan. De link was gelegd. Het verhaal leek me boeiend genoeg (ook al omdat de hele zaak, de verslaggeving zelf inbegrepen, zo treffend de tijdsgeest onthult - de lezer zal zelf wel de gepaste bedenkingen maken) om het de lezers van ons tijdschrift niet te onthouden. De oorspronkelijke stijl en spelling van “De Gazette van Thielt” werden natuurlijk behouden. Ph. DE GRYSE
AANGEHOUDEN ! (1) De Muynck is eindelijk in de handen van het gerecht. De landlooper van Ingelmunster deed in den laatsten tijd niet weinig van zich spreken. Een bevel van aanhouding was tegen hem uitgeveerdigd reeds sedert eene maand. Zo lang de vruchten op het veld lang stonden , was er middel voor “Muynckske” om zich schuil te houden, natuurlijk op zijne manier. De gendarmerie van Thielt was maandag voornoene weerom op zoek met vijf mannen. De gendarm De Beir (2) was per velo en in burgerskleeren ; de gendarmen De Bus, Verschraeghen, Dobbé en Verfaillie (3) waren te peerde. Ze hadden reeds geheel den voornoene gezocht te Ingelmunster, (4), op de Hoogte, in huizen en bosschen. Niemand te vinden ! A l afzakken naar Meulebeke, rond 11 uren, op den wijk Lentakker, tusschen Ingelmun ster en Meulebeke, werd M. De Beir van eenen jongen gewaar dat "Muynckske" zat te drinken in de herberg ‘‘De Oude Lentakker”. Hij verwittigde de gendarmen De Bus en Verschraeghen, en gezamentlijk trokken zij naar de herberg. De Bus sprong af en drong binnen. Hij vond er twee personen, die alle twee op de vlucht gingen tewege. De Muynck niet kennende, legde hij de hand op eenen der beiden, zekeren Montheyne, terwijl De Muynck de achterdeur der herberg bereikte. Doch De Beir, die De Muynck herkend had, zette hem met Verschraeghen achterna. Daar de gendarm De Beir in burgerskleeren was, hield “Muynckske” meest d'oog op Verschraeghen, en alzoo gelukte De Beir erin, na door twee hagen 36
Foto genom en op de binnenplaats van het oud gem eentehuis van M eulebeke. A rthur D ebeir, "in burgerskleeren" zoals verm eld in het krantenverslag, staat uiterst rechts. De twee boeven hebben de handboeien om , de kleine De Muynck is blootvoets.
37
gesprongen te zijn, De Muynck te grijpen backten eenen koornschelf. Gen darm De Beir is nog aan het been gekwetst met door de hagen te springen. Ondertusschen was de gendarm De Bus, die in de herberg te doen had met Montheyne, er ook in gelukt dezen te overmeesteren, met behulp van Verfaillie. Daar de Lentakker maar een half uurke van Meulebeke af is, brachten de gendarmen hunne vangst in deze gemeente voor eenigen tijd in zekerheid, tot de twee kerels naar Thielt konden vervoerd worden. Buiten eenige algemeene bedreigsels tegen de gendarmen, heeft de Muynck niets bijzon ders uitgevoerd. Den zelfden dag nog, is hij naar 't gevang van Kortrijk gedaan, waar hij zijn vonnis moet afwachten. Monteyne, zijn gezel, die met hem aangehouden werd, was dijnsdag voor het vredegerecht van Iseghem veroordeeld tot 6 jaar verblijf in Hoogstraeten, voor landlooperij. Iedereen moet bekennen dat de gendarmerie van Thielt daar eene schoone vangste gedaan heeft, en die haar ter eere strekt. De leden der bende van “Muyncksken” hadden schoon spel, daar op hun geweste. Niemand dierf ze aanklagen ; ’t meeste deel der lieden zouden ze verdoken o f beschermd hebben ; daarbij, het waren schalke en vlugge kerels, en Muynckske vooral was dit. Daartegen had de gendarmerie van Thielt te doen, en toch heeft zij de kerels weten te klampen.
“MUYNCKSKEN” (5) Uit Ingelmunster : De aanhouding van den bendeman van d’Hoogte, van “Muynckske”, wordt hier voort vele besproken. Ook een meemaat van Muyncksken is aangehouden, Montheyne, van hier. Ook die Montheyne heeft het een en het ander op zijnen korf. De vrederech ter van Iseghem heeft hem reeds veroordeeld tot 6 jaar opsluiting in eene strafkolonie. Er is toen ook nog kwestie van diefte, van doodsbedreiging, van geldafpersing, en zoo al. De eerlijke lieden zijn over deze aanhouding zeer verheugd ; want daar op d ’Hoogte en in ’t ronde, was het met rust en veiligheid gedaan, ’t is te zeggen, voor wie niet van de bende waren. Veel menschen werden hier aangepakt, bedreigd met revolver o f mes, en van hun geld beroofd. Om wel te zijn, zouden er nog eene goe halve dozijn kalanten insgelijks moeten ingerekend worden. De aanhouding is een moeielijk stuk geweest, en zij doet eer aan de gendar merie van Thielt. Men moet weten, Muynckske was sluw en behendig, rap en stout, en het kende alle wegels en kromten. Daarbij werd de schurk ondersteund, gehol pen, verdoken, gewaarschuwd door zijne aanhangers, die nog al in getal waren. Van eenen anderen kant, geheel ’t geweste was vol schrik, en vreesde de 38
wraak der bendemannen. Niemand die iets dierf zeggen o f eenige aanwij zing dierf geven. Als de gendarmen af kwamen, om inlichting te vragen over de dievenbende, en vooral over den kapitein, “mond toe", dat was het ordewoord. Alleman op d’Hoogte had subiet de sprake verloren. Als de gendarmen van Thielt op d'Hoogte kwamen, ’t was weerom hetzelf de : elk kwam buiten ; maar niemand die iets wist ! Zelfs waren er die al spottend tot de gendarmen wisten te zeggen : “Ge moet niet zoeken ; ’t is verloren moeite ; ge vindt hem toch niet !" Een vreemde vrouw, die daar d’Hoogte voorbij trok, wist algelijk eenige onbepaalde inlichtingen te geven. Vooral een kleine, twaalfjarige jongen heeft uit de schole geklapt. De gendarmen te peerde waren precies voorbij, toen een andere gendarm, in burgerskleeren en per velo, daar ook voorbij reed. De knaap aanzag de gendarm op velo als een koopman ; hij begon met de andere gendarmen te spotten, en kon niet laten te zeggen : “Die slimme gendarms vinden Muynckske toch niet. Maar ik, ja ja’k, ik weet hem zitten. ” En alzoo wees de jongen half en half in de richting van de herberg Oude Lentakker. En men weet het, Muynckske en Witte Montheyne werden geknipt, doch niet zonder beleg en moeite. Muyncksken heeft eene geheele litanie op zijn boeksken staan : slagen, wonden, opstand tegen de gendarmen, afbraak eener woning, uitplundering van eenen melkboer, diefstallen, bedreigingen, en zoo al. Het zal nu maar moeielijk zijn de vereischte getuigen en bewijzen voor deze misdrijven te vinden ; want daar op d ’Hoogte en op geheel de streek zijn de menschen benauwd, en heeft Muynckske, de hoofdman der bende, ook nog veel aanhangers. Het strekt ondertusschen ter eere van onzen tijd niet dat zoo’n stoute bende alzoo, zonder vaar o f vreeze, langen tijd helderop heeft kunnen dwingen en rooven.
VOETNOTEN 1. De G azette van Thielt, 18 augustus 1909, blz. 2a. 2. A rthur D ebeir, zoon van Karei Louis en van B arbara Sijx, was geboren in leper op 13 april 1865 (op het ogenblik van de hier verhaalde feiten was hij dus 44 ja a r oud). Hij kwam van H am ont in Tielt aan op 5 april 1900. Hij was in K oekelare gehuwd op 12 april 1893 met V erm et M. Louise (K oekelare 29.06.1871 - Tielt 25.06.1941). Hij overleed in B eernem op 13.7.1940 . (G egevens uit de registers van de burgerlijke stand, Tielt). 3. Bij C harles Acx, De Rijkswacht te Tielt (onuitgegeven), vonden we al deze personen terug ; de namen w erden in “ De G azette van T h ielt'’ soms enigszins anders gespeld. D ebus Aloys (° Eist 16.8.1869) kwam van Izegem naar Tielt in 1902 en verliet Tielt voor Komen in 1910. Verfaillie Cyriel (° Ledegcm 21.3.1884) kwam van St.-Kruis naar Tielt in juni
39
1909 en verliet Tielt voor Diksm uide 1912. V erschraeghen R om aan (° Lochristi 7.2. 1882) kwam van K ortrijk naar Tielt in juni 1909 en verliet Tielt voor Ronse in 1912. Robbe Lodewijk (° Meise 21.12.1862) kwam van A alst n aar Tielt in juni 1909 en verliet Tielt voor M achelen (B rabant) in 1913. 4. In Ingelm unter bestond in die tijd dus geen “gendarm erie” . W anneer die er kwam, kon ik niet achterhalen. De brigade M eulebeke werd opgericht op 19 septem ber 1911 (zie Ch. Acx, o.c.). 5. De G azette van Thielt, 25 augustus 1909, blz. 2b.
40
BIJNA KREEG PITTEMS PASTOOR EEN NEOGO TISCH KASTEEL ALS PASTORIJ (1886). Op maandag 16 augustus 1886 nam Pittem plechtig afscheid van de man die gedurende 21 jaar zijn goede parochieherder was geweest : pastoor Henri-Edmond Castel (1814-1886) (1). Enkele dagen later, op 20 augustus 1886, koos Mgr. Faict als pastoor voor de vacante parochie Pieter-Leonard Brulois (2), pastoor van de O.L.V.-parochie in Oostende. Tijdens de zitting van 23 augustus 1886 nam de Pittemse gemeenteraad akte van deze bisschoppelijke beslissing en overwegende dat de heer Pas tor, op een behoorlijke manier behoort ontvangen te worden, welke inhul diging onkosten na zich sleept (3), beslist hij voor de inhuldiging 450 fr. in te schrijven op de begroting van 1887. De nieuwe pastoor werd in Pittem plechtig aangesteld op donderdag 2 september 1886 om 10 uur. Toen pastoor Pieter-Leonard Brulois in Pittem aankwam, was hij niet meer, zoals men volks zegt, “drie maal zeven” of “een achttienmaander”. Hij was bijna 61. Hij zou niet eens vijf jaar Pittems pastoor zijn. Gezien de bedenkelijke toestand van de pastorij, zal de nieuwe pastoor aanvankelijk vermoedelijk nogal sceptisch zijn nieuwe ambtswoning heb ben bekeken. De kerkraad was eenparig van oordeel dat er een nieuwe pastorij moest komen, dans des proportions ordinaires, zoals pastoor Bru lois op 15 september 1886 schreef aan Mgr. Faict (zie bijlage 1). Uit deze brief vernemen we ook de zienswijze van notre jeune Bourgmestre. Het betrof de toen 36-jarige jonkheer Eugène-Camiel-Jean-Marie-Ghislain Joos de ter Beerst (Kortrijk 15.11-1850 - Brugge 22-8.1930) (4), de kasteel heer van de Waterstraat, burgemeester van Pittem sedert 7 februari 1885. Deze was van oordeel dat het bestaande gebouw helemaal diende gesloopt om plaats te maken voor een (neo)gotisch bouwwerk, in de stijl van een middeleeuws slot ! Andere gegevens wijzen er inderdaad op dat burge meester Joos de ter Beerst, als kind van zijn tijd, hoop opliep met de neogotiek die toen in onze streken erg in zwang was. De kasteelheer van Marke, baron Jean-Baptiste de Béthune (1824-1894), vast en zeker geen onbekende voor de familie Joos de ter Beerst, was er de promotor van. Toch zou de grootse neogotische pastorij, de droom van burgemeester Joos de ter Beerst, er nooit komen. Pastoor Brulois had voldoende erva ring inzake parochiebeheer (Pittem was zijn derde pastorij) om het irreëel karakter van zulke plannen te doorzien. Zijn schrijven aan de bisschop bewijst dit voldoende. Drie dagen later al antwoordt de 73-jarige Mgr. Faict (zie bijlage 2). Het eerste deel van de bisschoppelijke brief haakt in op een schrijven van pastoor Brulois dd. 14 september 1886 (5) waarin deze zich verontschul digt : ingevolge zijn benoeming kan hij niet aanwezig zijn op de jaarlijkse verplichte priesterretraite die toen plaats had in het Groot-Seminarie van 41
Brugge of in het Klein Seminarie in Roeselare. Pastoor Brulois werd door de bisschop voor een jaar daarvan vrijgesteld. De pastorij kwestie zou Mgr. Faict te berde brengen tijdens een komende ontmoeting met de “jonge burgemeester”. Dit onderhoud zal vermoede lijk wel doorgegaan zijn, maar in de bisschoppelijke Acta voor het pasto raat Brulois (1886-1891) verdwijnt deze pastorij kwestie volledig in de mist. De oude kerkvorst zal er wel in geslaagd zijn de jeune bourgmestre de niet realistische pastorijdroom uit het hoofd te praten. In elk geval zag het Pittems marktplein in deze jaren in de schaduw van de romaanse kerktoren geen neogotisch slot oprijzen. De bestaande pastorij zal nog verschillende pastoors zien komen en gaan eer de nieuwbouw eindelijk werkelijkheid wordt. Dit gebeurde pas tijdens de tweede wereldoorlog, in 1943-1944, aan het einde van het lang pastoraat (1912-1945) van NaborMaurits Holvoet (1859-1945). Toen dat fraai pastoorsverblijf (nu Markt, nr. 2) werd gebouwd, was de neogotische rage al lang uitgeraasd. Pastoor Pieter-Leonard Brulois overleed in zijn pastorij in Pittem op vrijdag 13 maart 1891 (6). De uitvaart ging door in de kerk van Pittem op maandag 16 maart 1891 om 10 uur. Zijn graf, nu nog bewaard, bevindt zich op de Pittemse begraafplaats dicht bij de calvarieberg in de buurt van de laatste rustplaats van zijn voorganger Henri-Edmond Castel. André DEMEULEMEESTER (t) VOETNOTEN 1. O ver hem , zie : A . D em eulem eester, Merkwaardige priesterfiguur in een gesloten
plattelandsgemeente : Henri-Edmond Castel, pastoor van Pittem van 1865 tot 1886. In RvT, 10e jg, nr. 4, dec 1979, blz. 197-226 en I I e jg, nr. 1, m aart 1980, blz. 2-38. 2. G eboren te M oorsele op 11.10.1825, priester gewijd op 25.5.1850, leraar aan het St.-Lodewijkscollege te Brugge, onderpastoor in H outem op 12.9.1851, in Staden op 20.7.1853, in O ostende op 30.8.1861, pastoor in Lauwe 1872, in O ostende in 1874. O ver hem , zie : A. D em eulem eester, Zwemmen als geneesmid del tegen overspanning. Een “ zwemmende" pastoor te Pittem : Pieter-Leonard Brulois. 1887. In RvT, 12e jg, nr. 4, dec 1981, blz. 21-24. 3. G em eentearchief Pittem , bundel G em eenteraad, beraadslagingen 1876-1892, nr. 116. 4. O ver hem vindt de lezer veel gegevens bij A . D em eulem eester, Losse aanteke ningen over enkele adellijke families te Pittem tussen 1850 en 1900. In RvT, 15e jg, nr. 1-2, m aart-juni 1984, blz 4-74. 5. A rchief Bisdom Brugge. Briefwisseling aan Mgr. Faict. V aria. 6. Op 13 m aart 1891 schreef Edw ard V erraes, deken van Tielt, aan Mgr. Faict (in vertaling uit het Latijn) : Rouw en afsterven vermenigvuldigen zich in ons deka-
naat. Vandaag op halftwee na de middag overleed in de Heer E.H. Brulois, pastoor in Pittem, na een ziekte van enkele dagen (longontsteking en jicht). Ik heb E.H. Fraeys, onderpastoor, aangesteld tot voorlopige desservitor. Tielt, 13 maart 1891. P.S. Gisteren om halfdrie na de middag werd hij gesterkt door de sacramenten der stervenden. (A rchief Bisdom Brugge, N ecrologium , sub Brulois).
42
BIJLAGE 1. Pastoor Pieter-Leonard Brulois aan Mgr. Faict. Monseigneur, Il est de mon devoir de soumettre à l’appréciation de votre Grandeur la question de la maison du Curé de Pitthem. Tous les conseillers du fabrique sont d'avis qu'il est préférable de bâtir à neuf plus tôt que de restaurer. Nos ressources permettraient de songer à bâtir une maison dans des proportions ordinaires, la cuisine et d ’autres annexes pourraient être conservées. Mais notre jeune Bourgmes tre ne veut rien entendre de tout cela, le tout doit être démoli, et il veut une construction gothique, une espèce de manoir du moyen âge. La dépense serait au moins de 30.000 frs. La paroisse est ruinée par les faillites Dujardin et Libbrecht et je suis convaincu que cette grande dépense ferait une mauvaise impression sur les esprits de nos bons et simples paroissiens. De plus, la caisse communale est vide, il faudrait des centimes additionnels. La maison est habitable moyennant quelques restaurations, je pense que dans les circonstances actuelles il vaudrait mieux de faire quelques petites réparations qui ne coûteraient pas plus que huit cents francs, et d ’attendre de meilleurs temps pour bâtir à neuf, mais je ne n ’ai pas communiqué cette idée aux marguillers. Ces Messieurs comprennent que dans une affaire de cette importance, on ne décide rien sans prendre l’avis de sa Grandeur. Je serais heureux de pouvoir attendre un mot de réponse de la part de Monseigneur mon Evêque, et je saisis l ’occasion pour lui présenter l’expression de mes sentiments respectueux et dévoués. P. Brulois, p. Pitthem, 15 septembre 1886.
BIJLAGE 2. Mgr. Faict aan pastoor Pieter-Leonard Brulois te Pittem. (In vertaling uit het Latijn)
Aan E.H. Brulois, Pastoor, Pittem. Omdat u, in uw nieuwe parochie, nog aan uw pastorale wittebroodsweken toe zijt, ben ik van oordeel dat een afwezigheid van verschillende opeenvolgende dagen niet betaamt. Om deze reden dus acht ik U dit jaar ontslagen van de geestelijke retraite. Voor wat betreft de pastorij, zal ik eerstdaags een ontmoeting hebben met de Heer Burgemeester. Na dit onderhoud zal ik U op de hoogte brengen van wat mij het meest opportuun lijkt. J.J., bisschop van Brugge. 18 September 1886.
43
Adressen van de auteurs : R. Vanlandschoot, Hondstraat 4, 8880 Tielt. R. De Clercq, Gestichtstraat 24, 9000 Gent. Ph. De Gryse, Kastanjelaan 1, 8880 Tielt. A. Demeulemeester (f).
AUTOCARS
REISBUREAU
DE MEIBLOEM HUGO EELBODE-MEEUWS SYNONIEM VOOR VEILIGHEID EN COMFORT
* * * * *
Binnen- en buitenlandse reizen Van 20 - 40 - 54 - 67 en 87 plaatsen Air Jet ventilation V.I.P.-car School- en werkliedenvervoer Tieltstraat 186 8870 PITTEM (051) 40 18 23 Abeeldreef 4bis 8860 MEULEBEKE (051) 48 80 63 Beneluxlaan 4 8880 TIELT (051) 40 48 87
* \V '\
St.-Janstraat, Tielt, vroeger.
St.-Janstraat Tielt, nu.
Bijlage bij De Roede van Tielt, jg. 20, nr. 1, maart 1989.
Geachte lezer, N.a.v. de 20ste jaargang besliste de redactieraad van je tijdschrift je, een jaar lang, een extra te bezorgen : bij elke aflevering ontvang je vier extrabladzijden met uitsluitend foto’s. Wie hierop een reactie kwijt wil (positief, negatief, aanvulling op de onderschrif ten) kan terecht bij de redactie. Bij voorbaat dank. Bij deze eerste aflevering komt uitsluitend Tielt aan bod. Later krijg je ook foto’s van andere gemeenten uit ons werkgebied.
KLASFO TO IN DE SCH O O L DER ZU STERS A P O STO LIN N E N , TIELT. “A i a gift o f their gratitude from the Belgian children o f Thielt to the little American o f Piqua" - Sisters Apostolines.
Foto genomen omstreeks 1917-1918. Klas van Zuster M ECH TILD E. V.l.n.r. : 1ste rij : A IL L IE T Antoinette, SA N D E R Maria, V A N D E R BE K E Suzanna, V A N QUAETHEM Maria, NEIRIN CK Margriet. 2de rij : VAN D E V YV E R E Marie-Antoinette, VERSCHUERE Antoinette, DU JARDIN Martha, D E B R A B A N D E R E Laura, DE B R A B A N D E R E Germaine, M INNE Angèle, DE VOS Alice, VAND ER P LA E T SE Germaine 3de rij : C L A E Y S Yvonne, DE BAC K E R Anna, M AE S Paula, V A N D E V E LD E Suzanna, B E N O O T Augusta, L E C A T Anna, RO OSE Maria, V E R H E L ST Antoinette, D E VLIEG E R Magdalena, Zuster M EC H TILD E 4de rij : D EM ETS Maria, D U SSELIER Maria, C O R TVR IE N D T Celina, N AESSEN S Jeanne, V E R LO O VE Zoé Laura, D E B L A E R E Margriet, VANH O U TTE Alice, V E RM EU LEN Lucrèse 5de rij : VAN D EK ERC K H O VE Clotilde, V A N D E R M EE R E N Gabrielle, W IE LFA E R T Irena, L A N D U Y T Gemaine, V A N D E M O O R TE LE Hilda, V A N A U TR E V E Suzanna
T H ÏE L T — P L A C E B» H U L S T — H U L S T P L A A T S
O.
V. S.
P , P o lle t-D m m s , E d it.
Deconynck-Am pe Beernegemstraat 68 8880 TIELT Toonzaal : Klijtenstraat 27-29 8880 TIELT
DHONDT ROUWDIENST - © (051) 40 02 27 Stationstraat 103, Tielt TEA ROOM - 0 (051) 40 41 72 Krommewalstraat 38, Tielt JORY, geboortegeschenken Krommewalstraat 40, Tielt TRANSPORT - 0 (051) 40 30 11 - 40 30 12 Bevrijdingslaan 8, Tielt
DE ROEDE VAN TIELT
Driemaandelijks heemkundig tijdschrift 20ste jaargang, nr 2 - juni 1989 Afgiftekantoor 8880 Tielt
□
□
□
□
□
□
□
KULTUUR LIGT ONS.
BANK VAN ROESELARE
DE ROEDE VAN TIELT
ISSN-0772-6414
Heemkundige Kring voor de gemeenten van de vroegere Roede van Tielt, d.i. Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem, Zwevezele. Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde.
Voorzitter: P. Vandepitte, Driesstraat 7-9, Tielt - (051) 40 17 00 Ondervoorzitter: V. Baert, Oostrozebekestraat 241, Meulebeke - (051) 48 82 98 Sekretaris-penningmeester: Ph. De Gryse, Kastanjelaan 1, Tielt - (051) 40 18 38 Redactie: J.Billiet, H.Détour, Ph.De Gryse, W.Devoldere, R.Ostyn, P.Vandepitte
Lidmaatschapsbijdrage: 500 fr., te betalen op rekening 000-0398411-32 van De Roede van Tielt, Kastanjelaan 1, Tielt Verschijnt viermaal per jaar. Er worden geen losse nummers verkocht. Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in "De Roede van Tielt” mogen slechts overgeno men worden met toestemming van de redactie. Kaft : detail van de kaart van het graafschap Vlaanderen door Robert de Vaugondy, zoon, 1762.
INHOUD VAN DIT NUMMER (20ste jg, nr 2, juni 1989) J. Bossu, Petrus Jaille, pastoor van Oeselgem (1692-1728), kerkbouwer en jansenist
blz 46-100
Typo-offset Desmet-Dhondt, Wakken
PETRUS JAILLE, PASTOOR VAN OESELGEM (16921728), KERKBOUWER EN JANSENIST Pieter Jaille was pastoor van Oeselgem, een dorpje in de Roede van Tielt, kasselrij Kortrijk, met ca. 500 inwoners levend van landbouw en weefnij verheid, van 16 juni 1692 tot aan zijn dood op 10 september 1728. Oesel gem behoorde tot de dekenij Tielt in het oude bisdom Gent. Als pastoor uit het Ancien Régime deelde hij in de rechten en de plichten verbonden aan zijn ambt en schuwde geenszins zijn privilegies en de rechten van de kerkfabriek voor de wereldlijke rechtbank tegen de grote tiendheffers te verdedigen. Samen met zijn parochianen doorkroop hij de miserie van de oorlog waarin ook de kerk niet gespaard werd en kreeg het voor mekaar dank zij veel jaren van onafgebroken inspanningen een mooie nieuwe kerk te laten bouwen. Als erfgenaam van de Contrarefor matie was zijn streven gericht op een gewetensvolle bediening van zijn pastoraal ambt, maar als sympathisant van het jansenisme kwam hij in botsing met de kerkelijke overheid die vast besloten was deze "aberratie” met wortel en tak uit te roeien. We hebben getracht rond deze thema’s alle gegevens die ons ter beschik king stonden in een relaas samen te brengen, opdat een stukje Oeselgemse geschiedenis bewaard moge blijven. We moeten hier speciaal en van harte zuster Madeleine Lagrange danken voor haar gewaardeerde hulp bij het opsporen en lezen van archiefstukken.
In dit artikel herhaaldelijk geciteerde uitgaven en gebruikte bronnen : Michel Cloet, Het kerkelijk leven in een landelijke dekenij van Vlaanderen tijdens de XVIIde eeuw - Tielt van 1609 tot 1700, Leuven 1968. Marcel Delmotte, De Kasselrij Kortrijk en de Gaverstreek de grote verliezer van de Negenjarige Oorlog, 4de jaarboek van de geschied- en heemkun dige kring “De Gaverstreke”, Waregem 1976, p. 91-214. Jozef De Brouwer, De kerkelijke rechtspraak en haar evolutie in de bisdom men Gent en Mechelen tussen 1570 en 1795, Tielt 1971-1972 Dekanaal archief van Tielt (D.A.T.). Registers van de handelingen van de dekens. Dekanale visitaties (D.V.). Brieven. Bisschoppelijk archief Brugge (B.A.B.). Afdeling handschriften, paro chies, Oeselgem. Bisschoppelijk archief Gent (B.A.G.). Actus episcopatus Gandavensis (A.E.G.). Registers van de handelingen van de bisschoppen en vicariaten. Rijksarchief Kortrijk (R.A.K.). Aanwinsten. Parochieregisters. Scabinale 46
(Scab.). Bruine Pakken (Br.P.). Rijksarchief Gent (R.A.G.). Fonds bisdom Sint-Baafs, het dossier over het kerkelijk proces en de suspensie van Petrus Jaille. Fonds Sint-Pieters. Archief van de Raad van Vlaanderen. Stadsarchief Gent (S. A.G.). Fonds Vreemde Steden (Vr. St.), Oeselgem. I. PETRUS JAILLE, PASTOOR VAN OESELGEM Petrus Jaille (1) werd geboren in Gent op de Sint-Jansparochie (nu SintBaafs) op 10 juli 1656 als zoon van Francies en Agnes Van Wambeke. Hij ontving de tonsuur in 1682 en de priesterwijding op 22 december 1685 uit de handen van bisschop Albertus de Hornes (2). Hij werd gewijd “ten titel van zijn patrimonium” (ad titulum patrimonii), hetgeen betekent dat hij voor zijn levensonderhoud voor zichzelf kon instaan en de bisschop niet verplicht was hem een of ander beneficie te geven. Zijn titel sloeg op het beneficie van een kapelanie “van requiem” geheten en gesticht aan het hoofdaltaar van de Sint-Willibrorduskerk van Hulst (3). Hij had de verplichting jaarlijks een aantal missen aan dit altaar te celebreren of dit door een andere priester te laten doen. In 1689 aanvaardde hij een benoeming als onderpastoor in Zomergem. Zijn pastoor was niet erg opgezet met zijn pastoraal werk noch met zijn schorre stem waardoor zijn sermoenen eerder onaangenaam óverkwamen. Hij hield het daar amper een jaar uit. Op 25 mei 1690 nam-hij de plaats aan van deservitor in Gavere en ook daar was hij in januari van het volgende jaar al weg. Anderhalf jaar later zag hij kans het pastoraat van Oeselgem in de wacht te slepen en werd daar op 16 juni 1692 tot pastoor aangesteld. Zijn voorganger Pieter Van Haecht (4) wilde na 15 jaar Oeselgem het een beetje kalmer aan doen. Hij had daartoe eenvoudig ontslag kunnen aan vragen en op rust gaan. In dit geval zou het pastoorambt van Oeselgem vakant verklaard worden en de gewone benoemingsprocedure ingezet. Deze verliep normaal als volgt. Een drietal weken na het ontslag van de pastoor werden eventuele kandidaten voor deze plaats voor de concursus opgeroepen om deel te nemen aan het door het concilie van Trente voorgeschreven examen over hun theologische onderlegdheid en hun praktische bekwaamheid in het preken en zingen. De drie best geslaagden werden door de bisschop aan de patroon van de kerk (5) als geschikt aangewezen (nominatio). Binnen de acht dagen droeg de patroon van Oeselgem, te weten “de vijf priesters, gezegd de vijf grootvicarissen” van het hoofdaltaar in de Doornikse kathedraal, zijn kandidaat aan de bis schop ter benoeming voor (presentatio) (6). Daarop volgde de canonieke benoeming, de toekenning van het pastorele ambt met alle rechten en plichten, door de bisschop (collatio curae). De aanstelling van de nieuwe pastoor in de parochiekerk, in aanwezigheid van twee getuigen (7) was gewoonlijk de taak van de landdeken (introductie>) (8). Voor hem, de 47
baljuw en de magistraat moest de nieuwe pastoor de geloofsbelijdenis en de eed afleggen (9). De opvolging van Petrus Van Haecht door Petrus Jaille volgde echter niet de gewone loop maar kwam tot stand door middel van een omwisse ling van beneficies {permutatie>) (10). Op die manier werd het concursus en het examen omzeild. Bij notariële akte van 8 maart 1692 ruilde Jaille met Van Haecht zijn kapelanie te Hulst voor de parochie van Oeselgem. Jaille nam daarbij nog de verplichting op zich een jaarlijks pensioen van 25 lb. gr. VI. aan Van Haecht te betalen, tot aan de dood van een van beiden. De betaling van dit jaarlijks pensioen hield verband met het verschil van inkomsten tussen de geruilde beneficies. Deze permutatie werd op 19 mei door bisschop De Hornes goedgekeurd en later door de patroon aanvaard. Op 22 mei kwam er nog een clausule bij : de bisschop beloofde dat, ingeval het pensioen door de voortijdige dood van Jaille kwam te vervallen, aan Van Haecht een beneficie van 200 gulden aange boden zou worden. (11). Jaille zet zich onmiddellijk heel en al in voor zijn pastorele taak. Op aandringen van de deken begint hij vol ijver aan de catechisatie van de Oeselgemse jeugd die nog heel wat te leren heeft. Op zon- en feestdagen geeft hij onder de gezongen halftienmis om beurt een preek of uitleg van de catechismus. De vroegmis, ’s zomers om 6u.30 en in de winter om 8u., wordt zoals elders druk bijgewoond, wellicht omdat ze gelezen wordt en er geen preek is ? (12). De vespers worden om 14u. gezongen en daarna krijgen de jongeren nog een instructie. Als Jaille catechese geeft, doet hij dat aan de hand van de Mechelse catechismus maar gaat voor de uitleg te rade bij de Romeinse catechismus, zoals zijn voorganger het ook gewoon was te doen (13). Hij draagt de Heilige Teerspijze naar de stervenden en gebruikt daarvoor een zakje dat hij om de hals draagt, en als het niet te ver is, draagt hij ook nog een stool om de handeling wat meer luister bij te zetten. In de goed beveiligde sacristie worden de gewijde vaten, o.a. een vergulde zilveren kelk, bewaard die voor dagelijks gebruik bestemd zijn en welke ook in oorlogstijd - de Negenjarige Oorlog is al vier jaar aan de gang als Jaille benoemd wordt - op het platteland mogen blijven. Een wat grotere en meer waardevolle kelk wordt nu in Gent bij ’s pastoors broer Frans op de Oude Vismarkt in veiligheid gebracht (14). Verder zijn er nog de vaatjes voor de kommunie der stervenden, voor de H.Olie der zieken, voor de Olie der Catechumenen en het H.Chrisma. We vinden in de sacristie ook nog vijf corporalen, drie beurzen, zes kelkdoekjes, vijf pallen, drie alben, twee nogal versleten cingels, twee mappen, maar geen mantilia. Het is overigens nodig dat er eens een degelijke inventaris van de ornamenten opgesteld wordt. In de sacristie is er wel geen wasbekken, maar alles is er keurig en nét. De sleutels van de sacristie, van de bergplaats der H.Oliën en van de doop kapel worden door de pastoor thuis bewaard. Van eventuele relikwieën geen spoor, hoewel er normaal moeten aanwezig zijn. 48
Op het hoogaltaar geen speciale opsmuk, geen zilveren vazen. Het taber nakel is net en van binnen bekleed. Deken De Mol zei erover in 1639 dat het van marmer en albast gemaakt was en noemde het een merkwaar dig stuk (15). In de kerk hangt of staat een godslamp, maar ze brandt niet altijd. Wanneer de kerkrekening eindelijk zal voorgelegd worden, zal de pastoor weten of de kerkfabriek de nodige middelen heeft om ze altijd te laten branden dan wel of het geld daarvoor van elders moet komen. In dat laatste geval zal de pastoor de gelovigen aansporen wat meer in de schaal te leggen (16). Alles wat met de sacramentaliën te maken heeft, is schitterend schoon. De gotische driebeukige kerk staat onder de bescherming van de H.Martinus van Tours. Rond de kerk ligt een omheind kerkhof. Jaille’s voorganger heeft het kerkhof verhuurd en er grazen koeien op. Aan die pacht wil de pastoor zo snel mogelijk een einde maken (17). Op het kerkhof zijn bomen aangeplant. Over 15 jaar zullen zij kapbaar zijn en geveld worden ten voordele van de kerkfabriek en de armendis (18). Het register van de goederen van deze beide instel lingen dateert nog van 1633 en dient dringend vernieuwd te worden. De rekeningen bevinden zich in de archiefkast van de sacristie waar ook de sleutels bewaard worden. Het is trouwens al vier jaar geleden dat de rekeningen opgemaakt werden. Baljuw en schrijver, alhoewel op tijd verwittigd, lieten tot nog toe verstek gaan (19). In strijd met de voorschrif ten van de overheid nemen zij geen vaste dag voor het opmaken van de rekeningen, ze hebben te veel werk met hun eigen zaken en met die van de dorpsheer, baron van Eksaarde uit Olsene (20). Van de parochieregisters moet nog een kopie voor het bisschoppelijk archief gemaakt worden, de originelen blijven ter plaatse bewaard. De onlangs aangestelde pastoor had nog niet de tijd een nieuwe “status animarum” of lijst van de parochia nen samen te stellen (21). Uit al die gegevens uit de parochiestaat van 1692, het jaar van Jaille’s aanstelling, blijkt dat al met al Oeselgem bij de dekanale visitatie een betrekkelijk goede beurt maakte. En zoals het een goed priester betaamt, gaat pastoor Jaille regelmatig te biecht, tot dusver bij de onderpastoor van Sint-Niklaas te Gent. Reeds in 1688 fungeerde Joris Voye als koster door de dorpsheer aange steld (22). In het visitatieverslag van 1699 wordt koster Voye door deken De Cock gehoorzaam (morigerus) en zorgvuldig (diligens) genoemd. Het is best mogelijk dat hij de koster was die, na de suspensie van Jaille, bij de bisschop op het matje geroepen werd omdat hij zijn geschorste pastoor bleef gehoorzamen. Het werk van een koster bestond uit het schoonmaken van de kerk, het poetsen van meubels, koper- en zilverwerk, het begelei den van de pastoor bij het toedienen van de sacramenten aan zieken en stervenden en uiteraard het verzorgen van zang en orgelspel onder de liturgische diensten. Jaille zorgde voor een “positief orgelke” dat evenwel zijn persoonlijke eigendom bleef (23). Net als de pastoor kon ook de koster niet leven van zijn casueel alleen. De grote tiendheffers van de parochie waren gehouden hem jaarlijks een bepaald bedrag te betalen 49
rs/vn#?, / a' s~~ Ly
?* £$£.
Q Ar lcj-U
/~ ^ Q s> & pxreu^-s Ou c& p* 7/
‘A ttv jp ,* * * * * /* 9^
Ç r u S j Û fj\ * d - A ZK r& A */U *x J .”cu
' ’ T- * # r & lt~ s O ' r,1 . /Zr..*... f£»... ^iuaV .ƒ/ -VV*Y«^v<7. 'C\> /^'<**T-*T>~J*~-'Tÿ~J----- -----' Q --*~w L ^ -**&** ~ « rA A S é ^ ^ f lr z f ï ? r * cfC•. J'//^•^i y' ,C&LJc^\.• 'C J\&-
H ~ flit £ & , - 4 ^ j . n w s r / W - ? * f c r ~ fc*
^ L n > , <?,. W 3 S | Ou*G^£U~^£- ^
ró Ï3
Y“£
/^ " s~
\ï
?<*
V ■ Qj> u y > ^ y cs^ r — >*
w « s « ê — 2^3-sü -
,y.U & y jX ~ ^ S'JZfêl& 2. ë- <-t^C<ru~~ / > % * * s ~ 0 A ,- ^ t^ y ïu - QjmT
V m ^ j y ^ r .&/ $<•— -*,
’-yy^aCurrO U + J L p ^ Q « h
'•‘" ^ o ^ - i . ë u ^ ^ o , ^ .o ap.Z^cZ~Cu^.. --^-TJ’r-v^ , p/ cUZjrtyd-- .^j>y
». lïLfiJs*^<r~ < 2 w i* r Q j,
£x
y ^ s L ~ .a -s O s c-e p ^ a .
^ c-erv»
0-*^ r*t>' *£>~Z'4
^_^ -<=• ffz fs u ^ Æ X / ; . W i ^ qjl
r^ é K ~
-é&j^uZùji ï&iZAt&Lj» & $£t^-r-. p><A>-\ .^&ZL£Lts A-Qrpï&r^JHs^s^-^wx/x'^y. s^ y£j*ö- fA.A_£rv-^" £g_ ^*c\ l^J p>> sVlT1 Jl^CsyÇ. ''•’*ë-(-wJk£> £ ' J^<3-j\xyk-*l-£~£4>'. Z^Ç L^y^ e^y\A—^*y\>'-yJl4)'
-/«»v C"^3> \~\st^-£ ft,ÿ’fyjo-^-^-* O i^ /^cA-ZJ^^_ iZ £%y&^S ,/X
Ou c e ^ fs O s p -
Lijst van verboden boeken in het bezit van Petrus Jaille, door hemzelf geschreven en ondertekend. 1706. (B.A.B., Oeselgem, 10.)
50
(24). In het Oud Regiem had de pastoor ook het toezicht op de openbare dorpsschool en op de onderwijzer. Alhoewel het eerder de taak van de burgerlijke overheid was het lager onderwijs in te richten, stond dit heel en al onder de kontrole van de kerk. In de diocesane synode van 1613 wordt aangedrongen ook in kleine dorpen scholen te stichten. De eerste bedoeling is de kinderen een christelijke opvoeding te geven, hen de catechismus te leren in voorbereiding op de eerste kommunie en daartoe is de kennis van lezen en schrijven onontbeerlijk. Tot het programma van het onderwijs behoort derhalve het leren maken van het kruisteken, het Onze Vader, het Wees Gegroet, het Symbolum, de geboden, het van buiten leren van de catechismus - de uitleg werd door de pastoor in de kerk gegeven -, het leren biechten, de h.mis dienen, de voorbereiding op de eerste kommunie. Verder nog, voor zover mogelijk, leren lezen en schrijven, wat moedertaal en spelling, de vier hoofdbewerkingen uit de rekenkunde. Het dekanaal visitatieverslag van 1691 vermeldt uitdrukkelijk voor Oeselgem dat in de school de leerlingen het A.B.C. (ludus alphabeticus) leren. In Oeselgem werd zeker al in 1613, in de winter, onderwijs verstrekt. Er waren ook perioden waarin geen onderwijzer voorhanden was, zo in 1623 en in 1682 (25). In 1644 bekomt Pieter Myle, waarschijnlijk uit Oeselgem, de toelating onderwijs te geven in het district Tielt. Hij legt de eed af voor de landde足 ken in tegenwoordigheid van de pastoors van Oeselgem en Wakken (26). Dat schijnt erop te wijzen dat hij in beide parochies les gaf, of dat de kinderen van Oeselgem de school van Wakken bezochten. In 1669 treffen we Pieter Colpart aan als onderwijzer in Oeselgem en hij doet het goed (27). In 1689 wordt Marijn Mestdagh, zonder de toelating van de pastoor, door de baljuw aangesteld om in de winter les te geven (28). In 1691 is hij er nog, maar, alhoewel hij volgens de deken aan de eisen van een goede onderwijzer voldoet, kan hij de eed nog niet afleggen. Als reden wordt opgegeven het gering aantal leerlingen (29), en dat betekende een laag inkomen. Het waren de ouders die de onderwijzer betaalden, voor zover ze vermogend waren. Voor de arme leerlingen gaf de gemeente aan de onderwijzer een vergoeding (30). De overheid liet Marijn Mest足 dagh gerust om te vermijden dat hij het als onderwijzer aftrapte. Op het moment dat Jaille naar Oeselgem komt, wordt het onderwijs waarschijn足 lijk nog altijd gegeven in het gebouw waarover deken De Mol het reeds in 1638 heeft. Het stond dicht bij de kerk, even te noorden, al in 1610, en diende zeker in 1638 tot woning van de koster en als school. In 1610 werd tussen kerkbestuur en gemeente een kontrakt gesloten met betrek足 king tot het onderhoud van dit kerkhuis. Zich steunend op dit kontrakt en op de sociale functie van het schoolgebouw vraagt de deken aan de magistraat het vervallen huis te repareren ofwel meer huurgeld aan het kerkbestuur te betalen (31). Het kwam voor dat de koster (bij gebrek aan een onderwijzer) de taak van lesgever op zich nam. In Oeselgem was Ghislain Voye in 1677 koster en onderwijzer en kweet zich goed van beide 51
taken (32). In 1699 waren beide bedieningen opnieuw in de persoon van Joris Voye verenigd. Hij werd door de dorpsheer aangeworven en legde de eed af in de handen van de deken (33). II. DE BESTAANSMIDDELEN VAN PETRUS JAILLE ALS PAS TOOR VAN OESELGEM Het inkomen van een pastoor in het Ancien Régime bestond uit een “zeker” of vast deel en een “onzeker” of toevallig deel. Tot het zeker deel, ook de “competentia pastoralis” genaamd, behoorden de tienden, de inkomsten van de aan de pastorie verbonden goederen en de eventuele toelage van de grote tiendheffers. De vergoedingen voor kerkdiensten, de bediening van de sacramenten en sacramentaliën, de offeranden, in één woord het casueel, vormden de onzekere inkomsten (34). We beschik ken niet over de casueeltarieven uit Jaille’s tijd, wel over die van zijn opvolger en die van pastoor Buyse (35). Zoals alle plattelandspastoors beschikte Jaille over een eigen woning, het pastoreel huis, pastorie of priesteragie genaamd. Daarmee gingen samen een kleine partij akkerland en weidegrond, een boomgaard, een moestuin en een kleine wijngaard. Op het erf liepen kippen en kalkoenen (36). Het geheel van de pastorie vertoonde het uitzicht van een kleine hoeve met stal en schuur. We weten uit het verslag van de bisschoppelijke visitatie van Oeselgem van 27 september 1652 dat bisschop A.Triest op die dag voor het eerst de nieuwe pastorie bezocht. Ze werd opgetrokken tussen augustus 1650 en september 1652, in vervanging van een andere die alhoewel in goede staat toch veel te ver van kerk en dorpskom verwij derd lag (37). In een verslag van 1698 lezen we dat het erf met woonhuis, tuin en boomgaard ca. een derde van een bunder groot was. Verder was er nog een meers, een achtste van een bunder groot en gelegen in het Moorgerek in de Neerhoek (38). Wellicht liepen daar de drie koeien vermeld in de lijst van ’s pastoors bezittingen van 1724. Jaille hield ook bijen en brouwde zelf zijn bier (39). Bij zijn benoeming uitte Jaille zijn ongenoegen omdat zijn voorganger de schuur van de pastorie had laten afbreken waardoor nu aan de straatzijde in de omheining een gat van 40 voeten gaapte. Hij liet, een paar maanden later, met toelating van de bisschop, een nieuwe schuur en ook nog een stal bouwen. Wat de schuur betreft, bepaalde de bisschop dat, indien Jaille verhuisde, hijzelf, of bij zijn overlijden, zijn erfgenamen, het recht behielden het gebouw af te breken. Een overname door zijn opvolger was nochtans te verkiezen (40). Bij de benoeming van pastoor Buyse in 1763 behoorde de schuur nog altijd niet tot het bezit van de pastorie (41). Terwijl schuur en stal en ook de poort naar het erf langs de straat lagen, ongeveer waar nu de pastorie staat, stond het huis helemaal achter in de tuin. Het was niet in al te beste staat. Het achterste deel van het dak diende dringend vernieuwd te worden, het stro was vier tot vijf jaar oud (42). Een en ander had met de ellende van de Negenjarige Oorlog (1688-97) te maken. 52
Het bijzonderste inkomen van de pastoor werd gehaald uit de opbrengst van de tienden. Het tiendrecht was een kerkelijke belasting op de opbrengst van gewassen en veeteelt, oorspronkelijk bestemd voor het onderhoud van de kerk, de pastoor en de armen, elk een derde. Na in de loop der eeuwen ontvreemd te zijn door vorsten en heren kwam het recht tienden te heffen veelal in het bezit van kloosters en kapittels. Zij hadden evenwel de verplichting het kerkgebouw en gedeeltelijk ook de pastorie in goede staat te houden. In de meeste parochies was het tiend recht van de pastoor bewaard gebleven. Tienden op grote gewassen, zoals graan werden “grote tienden’’ genaamd. “Kleine tienden” werden geheven op kleine vruchten zoals peulvruchten en knolgewassen. “Vleestienden”, ook “bloedende” of “krijtende tien den” genaamd, hadden betrekking op de opbrengst van de veeteelt. De term “novale tienden" sloeg op de voortbrengselen op nieuw ontgonnen gronden. Een tiendheffer met recht op alle tienden bezat de “volle tien den”. Bezat hij enkel het recht op een derde deel, dan had hij de "lichte tienden”. Men kon ook recht hebben op de “dubbele lichte tienden”, dus twee derden. Eigenlijk waren het geen tienden maar elfden, want men nam telkens de elfde, de tweeëntwintigste, de drieëndertigste schoof. Van de producent werd verwacht dat hij die schoven niet lichter dan de andere maakte (43). De grote tiendheffers van Oeselgem waren het kathedraalkapittel van Doornik en de kapelanen van de verenigde kapelrieën van de Sint-Jakobskerk van Gent. Omdat de inkomsten niet groot genoeg waren om elke kapelanie van een eigen kapelaan te voorzien, werden alle kapelrieën van de Sint-Jakobskerk door twee kapelanen, meestal onderpastoors van de parochie, bediend. Elk jaar dienden zij hun rekening aan de Eed van Sint-Jakobs en aan de vertegenwoordiger van de abt van de Sint-Pietersabdij (44) voor te leggen. Hoe was het gesteld met de pastorele tienden van Jaille bij zijn komst in Oeselgem ? Volgens de specificatie van de goederen en opbrengsten van het Oeselgemse pastoraat van 10 september 1698 was de pastoor grote tiendheffer over heel de parochie op gelijke voet met de twee andere, het kapittel en de kapelanen. Hij bezat de volle tienden van de eerstelin gen (novales) en de volle vleestiende van lammeren en biggen. Daarbij kwam nog de dubbele lichte Sint-Maartenstiende in het deel van die tiende dat te noorden van de Leie gelegen was (45). Boven op deze tienden had de pastoor recht op het halster (= 76 1.) haver, maat van Deinze (46), uit een perceel grond “De Woestyne” genaamd en gelegen in Oeselgem, welk recht zo onduidelijk geworden was dat de levering in onbruik geraakte. Verder een halve halter tarwe uit het land van Catharina de Ponte, langs de Leiemeers in Machelen, een halve bunder groot, te leveren op Sint-Denijsdag. Tenslotte negen halster tarwe, maat van Dein ze, uit een eigendom van ouds het goed van Veryckentraden genaamd, in Markegem, eveneens na betwisting in onbruik geraakt. En nog een 53
halster tarwe, maat van Deinze uit een stuk land één bunder groot, langs de Pontweg, te leveren op de 1ste zondag van april (47). De totale pastorele competentie van 1698 was inhoudelijk dezelfde als in 1623, het jaar waarin ze op 50 pond gr. VI. of 300 gulden geschat werd. Vijf jaar later op 60 pond en in 1682 op 83 pond of 498 gulden (48). De Negenjarige Oorlog (1688-1697) bracht ongetwijfeld door de stijging van de kosten voor het levensonderhoud een forse waardevermindering van het pastoreel inkomen mee. Als Jaille pastoor wordt, is de oorlog al vier jaar aan de gang en is het inkomen van de Oeselgemse pastoor gedaald tot ver onder de 400 gulden, het minimumbedrag van competentie door de bisschoppen in 1640 voor een kleine parochie vastgesteld. Dat Jaille’s inkomen volgens de normen van toen te laag was, blijkt ook uit de volkstelling van 1695 waar de pastoor gerangschikt wordt bij diegenen die geen belasting kunnen betalen. Zijn “incommen is incapabel omme de lasten van de pastorele thienden te betaelen” (49). Jaille, wellicht het evangeliewoord “de arbeider is zijn loon waard” indachtig, doet zijn beklag op de preekstoel, maar als hij herhaaldelijk daarop terugkomt, oogst hij bij zijn toehoorders gelach en spot. Deken De Cock (50) stelt aan de bisschop voor dat Jaille na de paastijd zijn parochie voor een trimester verlaten zou. Dat ware een gelegenheid voor de vereenzaamde schapen om eens na te denken over een mogelijke oplossing van dat probleem (51). Er lagen maar twee wegen open, ofwel uit eigen gemeen telijke middelen bijpassen, ofwel er een proces tegen de grote tiendheffers van maken. We weten niet of de bisschop op het voorstel van de deken is ingegaan, wel dat hij op 4 januari 1697 aan Jaille de toelating gaf zijn parochie voor een maand of zes weken te verlaten op voorwaarde dat hij voor een vervanger zorgde (52). Daar waar de rechters van de Raad van Vlaanderen, in een geschil over de competentie van een pastoor, gewoonlijk de zijde van deze laatste kozen en de grote tiendheffers bijna overal elders voor het betalen van een jaarlijkse toelage zich erg toeschietelijk toonden, werd het voor Oeselgem een betwisting van jaren. Een beslissing van de Raad van Vlaanderen van 24 november 1698 verplichtte de twee grote tiendheffers tot een jaarlijkse subsidie aan de pastoor van 16 lb. gr. VI. of 192 fl. (53). In 1703 betrok Jaille de tiendheffers opnieuw voor de rechtbank met de bedoeling de toelage te laten optrekken. Drie jaar nadien was er nog geen beslissing gevallen en besloten de partijen tot een vergelijk. Op 14 juli 1706 werd in Gent voor notaris Jacques Bavo Coussens tussen Jaille en de tiendheffers een contract getekend. Het kapittel en de kapelanen namen de verplichting op zich jaarlijks uit hun tiendopbrengst uit Oeselgem aan de pastoor een bedrag van 400 fl. ter beschikking te stellen, echter op de uitdrukkelijk voorwaarde dat hij van alle tiendheffing afstand wilde doen. In deze regeling die op Sint-Jansmis moest ingaan, werd nog gestipuleerd dat indien de tiendheffers niet duur genoeg verpachten kon den er tijdelijk een andere voorziening aangebracht mocht worden. Het 54
contract werd pas op 27 mei van het volgend jaar geratificeerd door het Doornikse kapittel en op 4 juli door de pastoors en de kerk- en armen meesters van Sint-Jakobs. Het werd goedgekeurd door de abt van Sint-Pieters op 21 juni en door bisschop Philippe Erard Van der Noot op 8 augustus. En zo kwam een einde aan een lange twist (54). Was deze regeling voor de tiendheffers uiteindelijk toch niet haalbaar ? Was die jaarlijkse verplichting 400 fl. te betalen een te zware last ? Hoe dan ook, op 30 maart 1708 werd voor dezelfde notaris een nieuwe regeling getroffen die de essentie van het contract eerbiedigde. Er werd voorzien in een forse verhoging van de pastorele competentie, maar zonder risico voor kapittel en kapelanen. Zij staan aan Jaille en zijn opvolgers ten eeuwigen dage hun recht op de grote tienden af in vier wijken op de zes van Oeselgem : de Galgekouter, de Meulekouter, de Neerhoek en de Ponthoek (55). Jaille en zijn opvolgers van hun kant moeten verzaken aan alle tiendrechten in de twee resterende wijken, de Ovenwijk en de Overbekewijk (56). Zij zijn gehouden in het vervolg geen enkele actie meer in te stellen ter vermeerdering van competentie. Er was nog een toemaatje voor de pastoor : de aardappeltienden in heel Oeselgem en ook de tienden van de eerstelingen. Wellicht ook de vleestienden. Jaille bekwam ook een grotere vergoeding voor de koster door de tiendheffers. Deze regeling werd nog in hetzelfde jaar met de inhaling van de oogst van kracht en bleef in grote lijnen tot aan het einde van het Ancien Régime ((1795) gerespecteerd (57). Onder Jan-Baptist Van Dooresele (1728-1734), opvolger van Jaille, ging de aardappeltiende verloren. Nadat hij ze aanvankelijk opeiste, verzaakte hij er later aan (58). In de specifi catie van goederen en inkomsten door pastoor Jan Boone in 1737 opge steld, is er geen sprake meer van eventuele vleestienden. De bijdragen in tarwe die onder Jaille al maar anderhalve halster meer bedroegen, zijn nu helemaal verdwenen (59). In de specificatie van pastoor Buyse uit 1763 krijgen we voor de laatste keer een uitgebreide beschrijving van de “thiende by accorde in perpetuum aegegaen door heer ende meester Jaille gewesen pastor van Oesselghem met de andere thienheffers te weten het capittel van Doornick ende de Capellaens van St. Jacobs tot Ghent" (60). De hele pastorele tiende was in Buyse’s tijd voor de gemeentebelas tingen voor acht bunders aangeslagen (61). III. PASTOOR JAILLE EN DE OORLOGSJAREN Jaille nam zijn intrek in de pastorij van Oeselgem te midden van de Negenjarige Oorlog (1688-97) (62). In 1690 golfden de vijandelijkheden over naar Zuid-Vlaanderen, de kasselrijen Kortrijk en Oudenaarde. Om hun versterkte steden in het noorden en de verdedigingslinie van Spiere over Menen en leper naar de kust te beschermen, vielen de Fransen het Kortrijkse binnen en leefden er op de kosten van de inwoners. De tac tische troepenbewegingen van vriend en vijand gingen gepaard met opei55
Presenlatiebrief waarin de patroon van Oeselgem, "de vijf priestersâ&#x20AC;? van het hoogal taar van de Doornikse kathedraal, aan de hisschop van Gent een opvolger voor Petrus Jaille als pastoor voorstelt. 7.10.1728.
56
singen van voedsel en voeder, materieel en arbeidskrachten. Ook Oeselgem kreeg zijn deel in de beproevingen (63). In de “Staet ende declaratie van teercosten ghedaen bij diversche partijen Spaensche soldaten op de prochie van Oesselghem ende het geit boven dien an hun ghegeven” van 7 mei 1690 lezen we dat in het voorjaar van dat jaar door Spaanse soldaten voor 488 lb. 5d. gr. VI. ten huize van de inwoners gegeten en gedronken werd en dat zij van baljuw en burgemees ter het bedrag van 377 lb. ontvingen (64). Tijdens de veldtocht van mei van hetzelfde jaar trok een Frans leger van uit Harelbeke over Bavikhove, Wakken, Oeselgem en Grammene naar Deinze. Overal werd grote schade aangericht. De Oeselgemse boeren vluchtten met hun vee, hoevetuig en meubels naar het kerkhof. Ondanks de Franse “sauvegarden” (65) roofden de soldaten 63 koeien, 11 runderen en 13 kalveren. Daarna eisten ze nog 6 paarden, 25 schapen, 2 zwijnen, landbouwgerei, meubels en huisraad en betaalden ze. Toen het Franse leger in juni uit Deinze terugkwam, werden opnieuw plunderexcursies in de Mandelstreek georganiseerd (66). Door de oorlogsperikelen was Oesel gem zo verarmd dat de inwoners, zoals het in veel gemeenten het geval was, niet in staat waren de belastingen op tijd te betalen (67). Terwijl op veel andere plaatsen in de Roede van Tielt het sterftecijfer in de jaren 1690 en 1691 abnormaal hoog lag, was dit voor ons dorp niet het geval (68). Flet is wel zo van 1693 tot en met 1695. Terwijl in de voorbije 16 jaar het gemiddelde sterftecijfer 16,6 bedroeg, liep het nu op tot 30, 31 en 28. Dat was te wijten aan de besmettelijke ziekten ten gevolge van de stijgende armoede en gebrek aan levensmiddelen. Op 9 januari 1694 krijgt Jaille de toelating van de bisschop uit de kas van de armentafel een kapitaal van 50 lb. gr. VI. aan te wenden om de armoede te lenigen, “attenda pauperum multitudine et temporis calamitate” (gelet op het groot aantal armen en de rampspoedige tijd) (69). In de eerste maanden van 1694 volstaan de gewone giften voor de armen niet en wordt de helft van het geld voortkomend uit de verpachting van de inkomsten, 25 lb., aan armenzorg besteed. In de loop van het tweede semester van hetzelfde jaar wordt aan de overheid gevraagd de tweede schijf van 25 lb. te mogen gebruiken. De toelating wordt pas op 5 februari van het volgende jaar verleend (70). In maart 1691 vroegen de pastoors van de dekenij Tielt in een gezamenlijk schrijven aan de bisschop voor hun parochianen de toelating om in de vasten eieren te mogen eten. Dit werd toegestaan met uitzondering van de Goede Week (71). Op 12 maart 1695 geeft de nieuwe bisschop Philippus Erardus Van der Noot toelating aan de inwoners van Wakken en Oeselgem om in de vasten eieren te eten, maar niet op woensdag, vrijdag en in de Goede Week (72). In de vasten van 1697 krijgt heel de dekenij Tielt toelating tot het eten van eieren en zuivelprodukten met uitzondering van de eerste vier dagen van de vasten, de woensdag, vrijdag, zaterdag van elke week en de Goede Week. De zieke en verzwakte mensen mogen zelfs op eenvoudige aanwij 57
zing van geneesheer en pastoor vlees eten. Als redenen voor de toelating wordt gegeven de oorlogsellende, de grote armoede, vooral de aanwezig heid van de Franse soldaten en de onmogelijkheid aan vis te geraken (73). De uitzondersbepalingen ten opzichte van de strenge vastenverplich tingen wijzen op de hoge nood van de tijd. Het gemiddelde geboortecijfer van 18,4 per jaar zakte in de jaren 1694 - 96 tot 11, 10 en 13. Van 1692 tot 1695 vinden we in de registers geen enkel huwelijk ingeschreven. Van 1695 tot 1699 krijgen we 1 tot 3 huwe lijken per jaar. In onzekere tijden worden huwelijken uitgesteld in de hoop op betere dagen. Het aantal kommunikanten dat in 1691 nog 300 bedroeg (74) verminderde in 1696 tot 206 en drie jaar later tot 200. Het aantal “volwassenen” was daarmee met een derde gedaald (75). De uitwij king naar veiliger oorden zal daar wel voor een groot deel in meegespeeld hebben. In het verslag van de dekanale visitatie van 1695, van vóór de plunderingen, wordt het kommunikantencijfer 270 genoteerd waaruit we als bevolkingscijfer ca. 450 kunnen afleiden. In de volkstelling van 19 december van hetzelfde jaar vinden we in totaal 327 inwoners, een verlies van 180 in een half jaar (76). Dat wordt bevestigd door het kommunikan tencijfer 206 van 1696 waaruit een totaal van 342 afgeleid kan worden, nauwelijks 15 eenheden meer. De maand juli van 1695 bracht voor Oeselgem en de hele Mandelstreek de grote beproeving. Na een mislukte campagne van de geallieerden onder het bevel van keurvorst Maximiliaan-Emmanuel en stadhouder Willem III tegen de Franse linies in Vlaanderen, wisten ze op 2 juli Namen te omsingelen (77). Daarop trok de Franse maarschalk de Villeroy van uit Kortrijk naar de streek van Gottem-Dentergem met de bedoeling het 25.000 man tellende leger van de prins de Vaudemont met een tangbewe ging in te sluiten. De Vaudemont rook tijdig onraad en slaagde erin zijn leger op 14 juli naar Deinze te laten ontsnappen (78). De Villeroy die eens te meer blijk van gebrek aan doorzicht gegeven had, liet nu zijn manschappen los op de door de oorlog al erg genoeg getroffen bewoners van de Mandelstreek. Pastoor Jaille schrijft dat op 15 en 17 juli heel zijn parochie door de Fransen geplunderd werd. Ook de kerk moest het ontgelden. De soldaten van de “roy tres chrestien” drongen de sacristie binnen, scheurden de parochieregisters aan flarden en roofden heel wat van de inboedel o.a. een kelk, een missaal, de vaatjes met het H.Chrisma en met de H.Olie der catechumenen, een purperen kazuifel en relikwieën in hun zilveren montuur. Dat staat te lezen in het voorwoord van het door Jaille naar het gescheurde exemplaar nieuw geschreven overlijdensregister. Ook de doopsel- en huwelijksakten dienden gekopieerd te wor den. Hij werkte eraan van 1712 tot 1715. Daarna bleef hij met zijn akten up tot date tot in het jaar van zijn suspensie (79). De plundering van 1695 is waarschijnlijk de oorzaak waardoor de kerk van Oeselgem geen cultusvoorwerpen van voor 1700 bezit, op een monstrans in Lodewijk XIV-stij 1 na die hoogstwaarschijnlijk na de diefstal aangekocht werd. 58
Na de inneming van Diksmuide en Deinze door de Fransen, einde juli en het zinloze bombardement van Brussel van 13 tot 15 augustus, kwam de Villeroy opnieuw naar onze kasselrij en kantonneerde zijn leger van Flarelbeke tot Wakken. In de drie weken die volgden werd heel de streek afgeschuimd en onbarmhartig gefourageerd (80). De bevolking was verplicht het graan dat als reserve binnen de muren van Kortrijk in veiligheid was gebracht, terug te kopen (81). Op het einde van 1695 bleven in Oeselgem nog 156 volwassenen en 171 kinderen over. Van de 82 gezinnen waren er 29, 98 personen vertegenwoordigend, die behoorden tot de klas van de “aerme persoonen aen wien het onmoghelyck ghejugeert werdt iets te connen betaelen ter notoire aermoede ende groote ruinen van desen teghenwoordighen oorloghe onderstaen, namentlyck ten voor leden somersaisoene 1695”. Uiteindelijk zijn er op de 82 gezinnen slechts 33 die het nog redelijk goed hebben en dus voor belasting in aanmerking komen (82). Het schaderapport van 26 januari 1696 (83) leert ons dat 88 inwoners, meestal gezinshoofden, op de een of andere manier in 1695 door de Franse soldaten schade geleden hebben. In de eerste plaats in de vruchten. Maaigras : schade voor 214 lb. 12 s. 4 d. gr. VI. Lentevruchten (84) : 237 lb. 6 s. 8d. Maartse vruchten : 815 lb. 4 d. Harde vruchten : 2.982 lb. 5 s. Bezaaide meersen met harde of zachte granen : 21 lb. 13 s. 4 d. Vruchten en vlas : 142 lb. Andere granen (o.a. boekweit en tarwe) : 20 lb. 13 s. 4d. In de steek gelaten meersen : 426 lb. 13 s. 4 d. Acht koeien: 58 lb. Schade aan gebouwen : 1.274 lb. Huis en brouwerij van Jan Deseyn : 10 lb. Meubelen (= huisraad) : 1.1.51 lb. 8 s. Timmerwerk en hout : 43 lb. Betaald voor sauvegarden : 178 lb. 13 s. 3 d. Niet nader beschreven schade : 81 lb. 10 s. 8 d. In totaal : 7.656 lb. 16 s. 3 d. gr. VI., een groot bedrag voor een kleine gemeenschap. Onder dit bedrag vallen de 24 lb. voor verlies van maartse vruchten en de 250 lb. voor “meubelen” die aan pastoor Jaille toegekend worden. Aangezien er voor schade in de kerk niets voorzien is, alhoewel in het voorwoord van het rapport wel degelijk sprake is van “plunderynghe van de kercke” mogen we aannemen dat die 250 lb. volledig of voor het grootste deel met de diefstal en de verwoestingen in de kerk te maken hebben. Het kerkhuis bij de kerk, woning van de koster en school, had 20 lb. schade opgelopen. Wellicht was er geen enkel huis dat van Frans bezoek gespaard gebleven was. Bij al die miserie kwam nog de opeising van materieel en werkkrachten in functie van het opwerpen of afbreken van fortificaties. Huisvaders en hun zonen, wiens aanwezigheid broodnodig was voor het bewerken van de eigen akkers werden soms weken lang verplicht met of zonder paard en wagen te gaan werken aan de versterkingen. Wij vinden op een lijst van 5 november 1694 op een totaal van 921 pioniers 18 Oeselgemnaars die in Deinze voor de geallieerden moesten werken (85). In mei 1697 waren er 12 te Doornik in Franse dienst (86). Niet alleen de individuele 59
mens kwam geruïneerd uit de oorlog. De groeiende schulden van de gemeenten, veroorzaakt door de belastingen en de contributies aan vriend en vijand, zullen nog jaren na de oorlog op de budgetten blijven wegen (87), ook op dat van Oeselgem. Het aantal gijzelingen (88) in de periode van 1697 tot 1701 was hoger dan in de oorlogsjaren. Jaille maakte ook de Spaanse successieoorlog (1701-1713) mee. Het Ver drag van Rijswijk (1697) voorzag in het legeren van Staatse troepen in de Spaanse Nederlanden. In 1700 werd Karel II door Filips V, kleinzoon van Lodelijk XIV, als koning van Spanje opgevolgd. In februari 1701 werden de 8.000 “Hollanders” weggejaagd en in hun plaats kwamen 20.000 Fransen. Tegen deze aanmatiging sloten Oostenrijk, Engeland en de Verenigde Provinciën de Grote Alliantie en verklaarden op 12 mei 1702 aan Frankrijk de oorlog. Tot 1706 vormde het kanaal Oostende-Gent de scheidingslijn tussen te twee partijen. Elke gemeente moest een aantal soldaten en pioniers leveren (89). Na de slag van Ramillies (23 mei 1706) drongen de geallieerden op 14 juni door tot in de Mandelstreek. Het overlijdensregister van Oeselgem vermeldt hoe hier ter plaatse op 17 juni drie Fransen door de Hollanders dodelijk gekwetst werden. Zij stierven na de sacramenten der Kerk ontvangen te hebben. Een van hen was afkomstig uit de omgeving van Doornik, een andere uit Savooie (90). Na de inneming van Menen (25 augustus) kwamen soldaten van Malborough fourageren in Deinze, Wakken en Oeselgem en gedroegen zich als gang sters (91). Dat ging zo de hele oorlog door mét daarbij die eeuwige opeisingen van materieel en mensen. Eens werden de inwoners uit de Leiedorpen gedwongen een aantal schepen met voedingswaren en munitie van de geallieerden vanuit Gent naar Kortrijk en Menen te trekken. In januari 1709 raakte een geallieerd konvooi op de hoogte van Oeselgem in de Leie vastgevroren. Paarden en wagens uit de omliggende gemeenten werden opgeëist om de lading munitie over te nemen en ter bestemming te voeren (92). Eerst had men getracht de schepen los te werken. Daartoe kreeg Oeselgem het bevel “te leveren twaalf mannen voorsien van happen (bijlen) grote perssen ende langhe vorcken tot het breken van het ijs”. (8 januari 1709). Een andere keer - het zal wel in de zomer geweest zijn - konden de schepen niet vooruit “faulte van water”. De soldaten die er de wacht bij optrokken, gingen eten en drinken in Wakken op de kosten van de inwoners der omliggende dorpen (93). Het schaderapport (94) van Oeselgem van 31 januari 1709 over de periode tussen juni 1708 en einde januari 1709 geeft een beeld van de verschillende soorten schade door het leger, in dit geval het Franse, aan de bevolking toegebracht. In de eerste plaats het fourageren, nl. de opeisingen van hooi, stro, klaver, haver en koren. Er werd op 25 verschillende plaatsen gefourageerd waarbij terloops nog wat aardappelen, erwten, kipen en planken meegenomen werden. Sporadisch werden nogal wat meubels, d.w.z. allerlei huisraad, ontvreemd. Hier en daar werd schade aan wonin gen en schuren aangericht. Dat alles voor een bedrag van 1.761 gulden 60
en 9 stuivers. Onder de schadelijders was ook pastoor Jaille. Hij raakte graanschoven, stro en 4 havot (21,07 liter) koren kwijt, samen 50 fl. Hij leed schade in zijn tienden, voor 6Q fl. De officieren van de fouragerende soldaten brachten nog voor 5 fl schade aan de pastorij aan. De rafraischissementen of het verstrekken van eten en drinken aan individuele soldaten was een tweede plaag. Van 14 juli tot 28 september 1708 kreeg Jan de Seyn 24 soldaten over de vloer wat hem 42 fl. kostte, terwijl de schepenen Pieter De Voldere en Pieter De Meyere met nog een drietal anderen ruim 109 fl. neertelden “pour éviter le refrechissement”. Met wat herbergier Christiaan Van Renne nog aan drank voor de soldaten moest uitgeven kwam men op een totaal bedrag voor rafraichissementen van ruim 173 fl. De magistraat van Oeselgem kreeg een leveringsbevel ten gunste van de troepen gelegerd aan de overzijde van het kanaal Brugge-Gent onder het bevel van de graaf van Bourgondië. Hout, hooi en 10 wagens, samen waard 129 fl. Toen Christiaan Van Houtte, die al voor 290 fl. aan hooi, haver en koren schade leed, eens met zijn wagen op weg naar Gent was, werd hij ondanks zijn geldig paspoort door soldaten van zijn lading met een waarde van 100 fl. beroofd. De totale schade van deze 7 maanden oorlog kwam voor Oeselgem op 2.163 gulden en 18 stuivers. Een ander schaderapport op bevel van eht kasselrijbestuur opgesteld en door griffier Daveloose op 12 maart 1711 ondertekend, over “fraiz et depences supportés par le village de Ousselghem ... faittes par les trouppes ou parties de France” in het jaar 1710 geeft als totaal 171 florijnen en 2 Hards (95). De gezamenlijke oorlogskosten ten voordele van de geallieer den, voor rekening van Oeselgem, bedroegen voor 1709 : 1079 lb. 8 s. 4 d. voor 1710 : 607 lb. 12 s. 3 d. ; voor 1711 : 420 lb. 5 s. 4 d. ; voor 1712 : 166 lb. 50 s. 1 d. ; voor 1713 : 94 lb. 19 s. gr. VI. (96). En zoals altijd in oorlogstijd gingen de graanprijzen de hoogte in. Daarom besloten pastoor en magistraat van Oeselgem, ingevolge een plakkaat van 10 juli 1709 m.b.t. de uitvoer van consumptiegranen, het nodige voor de voeding van de bevolking in het centrale depot te Gent te gaan aankopen (97). Aan de oorlogsellende in haar scherpe vorm kwam voor lang een einde dank zij het vredesverdrag van Utrecht en Rastadt (1714). De Zuidelijke Nederlanden kwamen toen onder de Oostenrijkse keizers kroon. IV. PASTOOR JAILLE BOUWT EEN NIEUWE KERK De oorlog en de daaruit voortvloeiende rampzalige toestand van de bevol king bracht voor de tiendheffers en de kerkfabriek vermindering van inkomsten mee. Door gebrek aan geld kwam het kerkgebouw tot verval. Alleen al door de uitgaven voor de meest dringende herstellingen en de hiermee gepaard gaande leningen sloot de kerkrekening van 1699 af met een nadelig saldo van ruim 857 lb. par. Tengevolge van een uitspraak van de Raad van Vlaanderen in een proces van de schuldeisers tegen het 61
\zçhfnm%t
'i l
om '** '' ; i &HH h ■o * «- <X c& n jU f/ctT v/'ttm : • 7 7 ->.| _ • • ;r?S' / /cJi-0 fc-fCrfo-*>a-t<re&ck6' \ 'i'.iifkî
:CJ „«'■
/* ~ * * ;y f r i ^ K m
V-U f ij t e J
(j* /C£*% t Aj*4~\l-- riS*s» c-^Vf'V'T“ Ove-r-CsrP.-CoS^t ,^ -v J^!r»i-Av)
"' yÿ'ij 'l^ v:
ZbXdlXu Ç^z JZ*r-uA^ ^ r r - ô ^ f z ^ —■ - X—v <-''. ” ■■/• —Cm^XrCÀ- O Cv> O.V Cj*S-eLJ.i<tf~
tf-ér> tiA X
__l : P . '/ ' _ . . . . „ <7^-3/-r-). a>.c- ‘^ '^ ~ oU l n ?— —^si-^f>9-j\r>~LS' Çfà'cf~Cro-*-< , t-Z-ÿd^ rÿ -Ctuç,T-J-^— >-£ Cvj
^
cu ~
_ :*î
-V
f f '
^ V ~ ~ » - '« - v
,
(fô-^ d^.'-frï .
S i z f v y c t)O i^ y ^ ôUri-r^t*> r-cy-C&r<-t*Slsd4-
% 5 ~£ *< %%èsè* A vvX )^^ -Sxr—C$~Çc4->^~
p~
-ru< ,(£}*Jû>-i) . Vc\. Cç ■^ CV^T^'wJ' -X- /^A-»>-v*->V-^0 '-di t[ /*-- -V ' ^ ---! :_^<r~C^~~-j/^_ r - A :4 ^^\;^ ^ J, LtCcj-j yX~ - — v./ ' <'~— X- » / cx-'^'‘^~o /-^Y/ V^T^ r s • c; S>+*~- 0 5 v \ i
' ^ (ro'n y z f /TS^ '^J-J^ ' '"fifcr&yoAst-. *
ci'-<~'£ C ^ Z s /^ d d ' >% 7_Ë?‘‘f
Bladzijde uit parochieregister. Handschrift van Petrus Jaille. 1720. Pro memoria over de bouw van de nieuwe kerk. (R.A.K., par. reg., Oeselgem, reeks 1, 113, doopsels.)
62
kerkbestuur was er dringend behoefte aan 30 lb. gr. en nog eens 16 lb. gr. voor achterstallige intresten. Pastoor Jaille krijgt op 16 september 1702, na gunstig advies van landdeken J. De Cock, toelating van de bisschop een hypotheek van 30 lb. gr. te nemen op de opbrengst der kerkgoederen van het volgend jaar, op voorwaarde dat bij het opstellen van de eerstvolgende kerkrekening deze hypotheek gelicht zou worden (98) . In 1705 richt Jaille zich opnieuw tot de bisschop met het verzoek te mogen “veralieneren, permuteren ofte verkoopen” drie gelijke stukken meers, groot elk een vierde van een bunder, aan de Leie gelegen. Hijzelf wenst die meersen te verwerven en stelt voor als compensatie een behoorlijk stuk goed zaailand te geven ofwel geld ter delging van de kerkschulden ofwel een jaarlijkse erfrente met daar bovenop een “liberale gifte” van 5 pond gr. VI. en de vereffening van de kosten. Na het advies van de deken van 31 juli gaf de bisschop op 5 september de toelating de meersen aan Jaille af te staan voor een jaarlijkse rente van 4 pond gr. VI. wiss., de betaling van de kosten en nog een bedrag van 25 pond gr. VI. wiss. ten einde de meest dringende schulden van de kerk te delgen. De transactie moet in de eerstvolgende kerkrekening ingeschreven worden en de deken krijgt zoals gewoonlijk de opdracht alles in zijn aktenregister te noteren (99) . De financiële moeilijkheden waren daarmee niet van de baan en de kerk bleef er half vervallen bij staan. Omdat de grote tiendheffers niet bereid waren bij te dragen in de reparatiekosten, waren zij al begin 1699 door de pastoor, als gevolgmachtigde van de Oeselgemse magistraat en kerkfa briek, voor het hof van de Raad van Vlaanderen gedaagd. In een beslissing van 6 februari werd van het Doornikse kapittel en de kapelanen geëist een grondige herstelling van het kerkgebouw te voorzien en de kerk met nieuwe liturgische ornamenten te begiftigen en dat binnen de tijd van twee maanden. In geval ze in gebreke bleven, mochten de eisers de tiendopbrengst van de verweerders aanslaan, ze publiek verkopen en met de opbrengst het nodige doen. Er was één voorwaarde : de kerkfabriek moest tegemoet komen aan een eis van de verweerders : nl. rekenschap geven van haar financieel beleid sedert 1691 en de fundaties en titels bekendmaken (100). De uitspraak van de rechtbank leidde niet tot beta ling, wel tot een reeks nieuwe processen, jaren lang. Om deze niet einde loos te laten aanslepen, werd op 13 mei 1707 in Gent voor notaris Jacques Bavo Coussens en in aanwezigheid van getuigen Philippus De Bois, pas toor van Zulte, en een zekere Karei Vande Sompele tussen de partijen een overeenkomst gesloten. Meester Jan Baptist Vande Sompele, advokaat bij de Raad van Vlaanderen en ontvanger van het Doornikse kathedraalkapittel samen met Adrianus Van Loo en Josephus Philippus Le Fevre, kapelanen der verenigde kapelaniën van Sint-Jakobs in Gent, gin gen de verbintenis aan 90 Ib. ter beschikking te stellen voor de reparatie van het kerkdak en voor nieuwe misgewaden. Zij namen ook de gerechts 63
kosten voor hun rekening (101). Eendrachtig werd besloten de drie kerkbeuken, van de voorgevel tot aan de toren, onder één dak te brengen. Het plan liet het deel van de kerk aan de oostzijde van de toren onge moeid. Van de uitvoering kwam evenwel niets in huis en de kerk bleef in haar belabberde toestand nog dertien jaar lang aan weer en wind overgeleverd. Hoe zag de oude kerk eruit ? In het cijnsboek van de Gentse Sint-Pietersabdij van 1625 (102) vinden we een kleine afbeelding van Oeselgems bedehuis, een driebeukig kerkje met een kruisbeuk en een door spitse naald bekroonde vieringtoren. In Jaille’s tijd was die kruisbeuk verdwe nen, zo zij er ooit gestaan had. De afbeeldingen van kerken in cijns- en landboeken hebben niet de bedoeling een exacte weergave van het gebouw te zijn, zij vormen in de eerste plaats een referentiepunt m.b.t. de ligging van de percelen op een plan of schets. Uit de gegevens van het dekanaal aktenregister die betrekking hebben op de restauratie of verbouwing van de kerk in 1720 (103) kunnen we opmaken dat het oude laatgotisch bouwwerk met zijn vieringtoren, koor, hoofdaltaar, drie beuken en twee zijaltaren bij benadering 23.60 m. lang en 14.70 m. breed was. Voor de lengte gaan wij voort op wat Jaille zelf zegt, nl. dat zijn nieuwe kerk even lang zal zijn als de oude. Wat de breedte betreft, weten we dat aan beide zijden van het gebouw twee even lange zijmuurstukken van de oude kerk in de verbouwing van 1720 opgenomen werden. De oude kerk was dus even breed als de huidige en reikte in de lengte vanaf de plaats waar de huidige toren staat bijna vier traveeën verder naar het oosten (104). Zie schets. Begin 1720 was de kerk zo vervallen dat er aan restaureren niet meer te denken viel. Pastoor, dorpsheer en notabelen besloten na grondig overleg met de architecten de gotische kerk grotendeels af te breken en ze in classicistische stijl nieuw op te bouwen. Pastoor Jaille, de initiatiefnemer van het plan, legt het aan zijn bisschop voor. Hij onderstreept dat de nieuwe kerk door haar architecturale vormgeving zich beter voor de god delijke diensten lenen zal, dat de gelovigen zich inniger bij de liturgie betrokken zullen voelen en met meer vrucht het woord Gods aanhoren zullen. Jaille toont hier duidelijk dat hij het groot belang inzag van een open kerkruimte voor het gemeenschappelijk gebed, de predikatie en de viering van de liturgie. Voor de financiering van de werken rekent Jaille op de edelmoedigheid van de inwoners en op een milde bijdrage van de bisschop. Voor alle zekerheid vraagt hij meteen de toelating voor het aangaan van een lening van 100 tot 200 lb. gr. VI. op de kerkgoederen, voor zover het noodzake lijk zal blijken. Hij beschikt reeds jaren over een belangrijke hoeveelheid bouwmateriaal en is bereid heel veel van zijn eigen geld voor de bouw bij te passen. Terloops vraagt hij aan de bisschop waar de goddelijke diensten tijdens de verbouwing moeten plaats grijpen. In zijn antwoord van 27 februari verklaart de bisschop zich akkoord met het plan. De 64
diensten moeten in een geschikte ruimte gehouden en de eucharistie mag aan een draagbaar altaar gevierd worden. Een eventuele lening mag pas aangegaan worden nadat de dorpsheer en de “principaelsten” van de parochie voor akkoord getekend hebben. En zij tekenen : burgemeester Pieter Demeyere, schepenen Jan De Seyn en Jan Lammertijn, kerkmeeser Jan Ottevaere en verder Gilles De Doncker en Jacob Herie. De temporale heer, baron van Eksaarde, zet ook zijn handtekening maar wel onder voorwaarde dat geen verdere leningen zullen aangegaan worden en dat aan de pastoor de verplichting opgelegd wordt een accurate rekening in te dienen. Daarop geeft zijn hoogwaardigheid op 5 april 1720 de defini tieve toelating (105) voor de “erstellinghe ofte nieuwmaekinghe” van de kerk en op 2 mei wordt door deken Antoon Van Bellegem, pastoor van Bellem, bij bisschoppelijk mandaat de eerste steen van de nieuwbouw gewijd en ingemetseld. In een “specificatie en declaratie van hetghone gebruyckt staet te worde tot verbeteringhe ofte het maeken vande kercke van Oesselghem” speci ficeert Jaille de voorhanden zijnde kapitalen en materialen. Ten eerste een bedrag van 90 lb. vanwege de grote tiendheffers uit kracht van het contract van 13 mei 1707. Ten tweede ruim 80 lb. als batig saldo van de kerkrekening van 1705-1709. Ten derde ruim 20 lb. van de rekening 1710-1715. Ten vierde ruim 17 lb. uit de rekening 1716-1718. Jaille voegt eraan toe dat hij uit eigen middelen een door de kerkfabriek geleend bedrag, hij zegt niet hoe groot, terugbetaald heeft en dat hij bereid is “uyt liefde ende affectie tot sijne kercke niet al te nauwe en sal sien ; maer liever veel over hem sal laeten passeeren, dienende dit aleenlick tot memorie”. Ondertussen had de bisschop ingestemd met een lening van 150 lb. op voorwaarde dat ze zo vlug mogelijk terugbetaald zou worden. Het bedrag van die lening werd op 1 juli 1721 tot 200 lb. opgetrokken (106). In dezelfde specificatie is er nog spraak van een partij eikebomen in het bezit van de kerk en geschikt voor het dakgebinte, en een portie “abeelenbert” voor een deel van de betimmering waarop de 10.000 nieuwe leien samen met de gerecupereerde genageld dienen te worden. Verder staan ter beschikking twee kisten nieuw glas die samen met het gerecupereerde voor de vensters bestemd zijn. De kerk is ook in het bezit van elf of twaalfhonderd stuks witte en blauwe arduin en “gré steenen” elk ongeveer twee voet lang voor de “schoot” van de nieuwe muren. Tenslotte is daar nog het uit de afbraak gewonnen en opnieuw aan te wenden materiaal, zoals steen en ijzer (107). Hoe werd, uitgaande van het oude gebouw de nieuwe kerk opgetrokken ? Op 10 april 1720 werd begonnen met de sloping van de eerste twee traveeën, van het portaal tot aan de toren. De toren bleef staan maar kreeg nu de nieuwe functie van geveltoren in een nieuwe voorgevel, en verleende toegang aan de kerkgangers. Hoogkoor en sacristie werden ook afgebroken. De overige muren bleven staan, werden naar het oosten 65
doorgetrokken en brachten met het nieuwe koor en de sacristie de kerk tot aan de muur van het kerkhof. Er bleven ook een paar zuilen op hun plaats en twee andere uit het afgebroken deel van de kerk kwamen in aanmerking voor hergebruik in de nieuwbouw. De nieuwe constructie met haar drie gewelven kreeg een zadeldak uit één stuk (108). De nieuwe kerk en het hoofdaltaar werden ter ere van de heilige Martinus van Tours op de 22ste zondag na Pinksteren, zijnde de 20ste oktober van het jaar 1720 door Philippus Erardus Van der Noot, bisschop van Gent, geconsacreerd. In de altaarsteen werden de relikwieën van de H.E1. Mar tinus, Justinus en Clementinus ingemetseld. Het kerkwijdingsfeest werd op de zondag na het feest van de H. Lucas (19 oktober) gesteld (109). Op 4 juni 1723 gaf de bisschop, op vraag van de pastoor, de toelating tot de verering in de kerk van een deel van het gebeente van de H.Bartholomeus, apostel, de H. Martinus, bisschop en de H. Apollonia maagd en martelares, en van een stukje van de mantel van de H.Francisais van Assisi (110). De classicistische kerk was niet groter dan haar gotische voorgangster maar door het uitschakelen van de vieringtoren was de kerkruimte heel en al overzichtelijk geworden en het altaar van overal zichtbaar. Pastoor Jaille mocht met reden fier gaan op zijn werk. Hij gaf aan Oeselgem een voor de viering van de liturgie zeer geschikte kerk met een mooie open ruimte en een uitstekende akoestiek. Het marmeren hoofdaltaar, de barokke zijaltaren versierd met schilderijen, O.-L.-Vrouw van den Rozen krans en de H. Martinus als bisschop voorstellend, de houten lambrizering die het geheel samenbindt, het lichte harmonieuze lijnenspel van muren, bogen en pijlers scheppen, voor wie er gevoelig voor is, die heel aparte sfeer van een huis van gebed (111). Wij kunnen ons de vreugde van Jaille voorstellen toen hij op de eerste bladzijde van een nieuw parochieregister inschreef dat dit register gelijktijdig met de consecratie van de nieuwe kerk een aanvang nam en hij er meteen een samenvatting van de bouw geschiedenis ter intentie van het nageslacht aan toevoegde (112). De kerk bleef tot 1847 in dezelfde toestand. Wel liet pastoor Buyse in het jaar 1782 in het koor twee nieuwe vensters plaatsen en de andere twee ermee egalizeren (113). In 1847 werden door het toedoen van pastoor Cossey de toren en het portaal afgebroken, het gebouw naar het westen met twee traveeën vergroot waarna toren, portaal en doopkapel in neogo tische stijl herbouwd werden (114). Wat de iconografie van Jaille’s kerk betreft, bestaan er twee afbeeldingen. Een schets op de beide plans van het landboek van Oeselgem uit 1770 (115) die voor wat de vorm en het aantal vensters betreft onnauwkeurig is, en een mooie accurate lavis-tekening van de voor zijn juiste weergave bekende Serafin Vermote (17881837). Hij tekent een toren die, in tegenstelling tot de huidige slechts tot op de hoogte van de nok van het kerkdak reikt, een veel hogere spits bezit en een evenwichtiger en sierlijker indruk maakt (116).
66
V. PASTOOR JAILLE EN DE HET JANSENISME Jaille werd gesuspendeerd wegens zijn jansenistische opvattingen, in het bijzonder omdat hij zich aan de pauselijke constitutie “Unigenitus” van 1713 niet wilde onderwerpen. Wat was de betekenis van het jansenisme en van de constitutie ? Het jansenisme ontleent zijn naam aan Cornélius Jansenius (117), een eminent theoloog die een diepgaande analyse schreef over de genadeleer van Sint Augustinus. Hij onderstreepte de nogal pessimistische uitlatingen van de kerkvader m.b.t. de inbreng van de gelovige mens in de verwerving van het heil. De volgelingen van Jansenius, door hun tegenstrevers “jan senisten” genoemd, zullen met de tijd die pessimistische visie meer en meer beklemtonen. Ze vormden geen homogene groep, waren geïnspi reerd door, maar beriepen zich niet op de door de Kerk veroordeelde Jansenius en zagen zich als trouwe aanhangers van het zuivere augustinis me. Hoewel hun bestrijders en vervolgers hen veelal over dezelfde kam scheerden, beleefden zij hun augustijnse spiritualiteit onder velerlei vor men en met veel schakeringen. Als het waar is dat God recht schrijft op kromme lijnen dan deed hij dat doorheen de geschiedenis van het jansenisme (118). Gedurende twee eeuwen hebben theologen, zielzorgers en beleidsmensen geworsteld met de vraag naar de betekenis van de werkzaamheid van Gods reddende genade en de waarde van de menselijke vrijheid in het al of niet aanvaar den ervan. Pastorale bewogenheid, politieke opties en gekrenkte trots bepaalden om beurt de loop van het gebeuren, en inderdaad de aange wende middelen waren niet altijd even fraai. Hierbij moet rekening gehou den worden met de theologische inzichten en de kerkelijke verhoudingen van die tijd en met de verstrengeling van Kerk en Staat in het Ancien Régime. Wat als een discussie onder theologen begonnen was, vond zijn weg in de spiritualiteit, de ascese en de pastoraal. Dat was vooral het werk van Jean Duvergier de Hauranne (119), vriend van Jansenius. Voor de hervor ming van de Kerk zagen beiden geen heil in het protestantisme van Luther en Calvijn of in het Molinisme van de jezuïeten, maar wel in de conse quente beleving van de augustijnse spiritualiteit. Dus terug naar de christe lijke oudheid met zijn strenge zeden en weg met het probabilisme, de casuïstiek en het laksisme. De jansenisten legden de nadruk op het gezag van de bisschoppen en de rol van de nationale kerken als basis van de algemene Kerk tegen de centraliserende Romeinse tendensen en beklem toonden de onfeilbaarheid van de Kerk tegen de onfeilbaarheid van de paus. De jansenistische spiritualiteit stoelt op haar genadeleer. Door de zondeval van Adam wordt elke mens onweerstaanbaar door het kwaad beheerst. Indien God iemand in zijn genade opneemt, wordt hij ertoe gedreven om uit zuivere liefde tot zijn schepper het goede te doen. Slechts een beperkt aantal mensen wordt door God uitverkoren en ontvangt de bekeringsgenade. Als teken en waarborg dat men tot het getal der uitver67
/r a a r
een
o cl e t
c ij n s b o e k
U t((y
S tilt 5
De kerk van Oeselgem, vergroot getekend naar een schets in een cijnsboek van 1625 van de Sint-Pietersabdij van Gent. (R.A.G., Sint-Pieters, reeks II, 1276.)
68
korenen behoort, is daar het verlangen naar een diep christelijk leven, de praktijk van gebed en boete en een gevoelde godservaring. De echte godsvrucht uit zich in daden die conform zijn aan Gods wil, nl. het onderhouden van de geboden, het beoefenen van de deugden van sober heid, kuisheid en naastenliefde. Veel belang wordt gehecht aan de onder richting en de catechese, de lezing van de schrift in het Latijn of in de volkstaal en de actieve deelname aan de liturgie. De jansenisten waren gekant tegen een overdreven Mariadevotie en heiligenverering (120), ver wierpen de volksgebedenboeken (die door het concilie van Trente noch tans al gedeeltelijk van middeleeuwse legenden, heilbeloften en een te ruim aanbod van aflaten gezuiverd waren). Zo te zien betekende de jansenistische spiritualiteit een stimulans voor het geestelijk leven en een niet te loochenen aanwinst, ware daar niet het rigorisme in de moraal en in de sacramentenleer, zoals het wantrouwen t.o.v. het huwelijk, het noodzakelijk stellen van een volmaakt berouw als voorwaarde voor vergif fenis in de biecht en de eis van een hoogstaand geestelijk leven om de communie te mogen ontvangen, meer als een beloning dan als een genees middel. Sacramenten, gebeden en goede werken haalden in eerste instan tie hun heilzame werking uit de gesteltenis van de mens en bleven toch ondergeschikt aan het beoefenen van de liefde tot God. Alhoewel de eerlijke bedoelingen van de jansenisten niet in vraag gesteld kunnen worden, bevatte hun radicalisme een gevaarlijke tendens, nl. de drastische beperking van Gods reddingswil met als gevolg de afsluiting van de geloofsbeleving voor de volksmassa. Tegen deze gevaren heeft de kerkge meenschap zich instinctief verzet, wat niet wil zeggen dat de gangmakers van dit verzet altijd door nobele motieven gedreven werden. Ook werd de jansenistische soep niet door alle jansenisten even heet opgediend. In 1669 lanceerde Paus Clemens IX, met de bedoeling de vrede in de Kerk een kans te geven, een voor de jansenisten aanvaardbare nieuwe eedformule. De 34 jaar durende “Clementijnse vrede”, eigenlijk meer een op dubbelzinnigheid gebaseerde wapenstilstand, bracht rust, mede door het intrekken van de anti-jansenistische maatregelen en door de althans uiterlijke aanvaarding door de jansenisten van alle door het Vaticaan uitgesproken veroordelingen. De humaniorastudietijd en de seminarie vormingsjaren van Pieter Jaille vielen in een, vooral in de Spaanse Nederlanden, voor het jansenisme gunstige periode. Profiterend van de welwillendheid van de aartsbisschop van Mechelen, Alfons de Berghes (1670-1689), vonden de door de Franse koning Lodewijk XIV, ondanks de Clementijnse vrede, uitgewezen leiders een schuiloord in Brussel : Antoine Arnauld in 1682 en drie jaar later Pasquier Quesnel. De Belgische bisschoppen hielden zich aan het vergelijk van Clemens XI, in dienst van de vrede, daarin gesteund door de tolerantie van de pausen. De “augustijnse” spiritualiteit kende toen een toenemende verspreiding in onze gewesten. Zoals wij hem van later kennen, mogen we grif aannemen dat Jaille al in de tijd van zijn priesterwijding ongestoord 69
zijn geestelijk voedsel ging zoeken in de door vriend en vijand gewaar deerde beschouwingen over het evangelie van Paquier Quesnel (121). De jaren tussen zijn priesterwijding (1685) en zijn eerste benoeming (1689) gebruikte hij om zich verder in de theologie te bekwamen in het vooruit zicht zijn bijdrage te kunnen leveren in de verdediging van het geloof tegen de ketterij. Dit werd blijkbaar door de kerkelijke overheid op prijs gesteld, want op 13 augustus 1687 verleent de pauselijke inquisitie hem de toelating alle ketterse boeken die hij voor zijn studie nodig had te lezen en te bewaren. De toelating slaat dus alleen op werken van protes tantse auteurs en niet deze van Carolus Molineus, Nicolo Macchiavelli of die over astrologie handelen. Er staat uitdrukkelijk bij dat hij moet ver mijden ergenis te geven en voorzorgen moet nemen opdat de boeken in geval van onvoorzien overlijden in de handen van de bisschop zouden komen, die ze zou verbranden. Onderaan op het Romeinse document heeft Jaille de titel en de auteursnaam van 12 verboden boeken genoteerd. In een door hem eigenhandig geschreven lijst van 1706 is dit aantal tot 35 opgevoerd (122). Rome liet het aan de bisschop over, de duur van de toelating te bepalen. In 1704 en 1705 krijgt Jaille deze telkens voor één jaar, in 1706 voor drie jaar. In 1723 had hij die boeken nog alhoewel wij in de “Actus Episcopatus” geen verdere sporen van toelatingen aantreffen (123). Het is mogelijk dat hij “vergeten” had die toelating opnieuw aan te vragen. In een parochiestaat van 23 juli 1692 (124) lezen we dat Jaille een goed voorziene bibliotheek bezat (bibliotheca bene instructa). Dat er naast de verboden boeken nog heel wat andere waren, leert ons een boedelbeschrijving van 1724. We vinden er “De levens der heiligen” (14 delen in 12°), de “Concilia Generalid”, bijbels in ’t Latijn, het Frans en het Nederlands, werken van Estius Tirinus, Eusebius, Bossuet en Thomas van Aquino. De boeken van de Gallicaans gerichte kerkhistoricus Claude Fleury, de jansenistische schrijvers Antoine Arnauld, de theoloog en moralist Pierre Nicole, de bekende jurist Zeger Van Espen, schrijver van het vermaarde “Jus ecclesiasticum universum” (125). Omtrent 1700 is het uit met de op wankele basis gevestigde kerkvrede. De “Cas de conscience” in Parijs en de ontdekking van compromitterende stukken in het te Brussel naar aanleiding van de hechtenis van Quesnel in beslag genomen jansenistisch archief, bieden een welkome gelegenheid aan Lodeijk XIV, de jezuïeten en de Mechelse aartsbisschop de Precipiano (126) om bij paus Clemens XI (1700-1721), die de jansenisten niet in het hart draagt, op nieuwe veroordelingen aan te dringen. De aanvallen waren in hoofdzaak gericht tegen het boek van Quesnel, na de dood van Antoine Arnauld nummmer één in het jansenistische kamp, dat nu onder de titel “Le Nouveau Testament en françois avec des réflections morales” in 1693, 1694 en 1699 sterk uitgebreid uitgegeven wordt, en wel met de medewerking en aanbeveling van Louis de Noailles, aartsbisschop van Parijs. Op 8 september 1713 veroordeelde de paus in de constitutie “Uni genitus Dei filius” 101 stellingen uit de “Réflections”. Hierdoor werd de 70
hele jansenistische dogmatiek, moraal, spiritualiteit en kerkopvatting getroffen. Volgende standpunten o.a. werden veroordeeld : het lezen van de H.Schrift is voor iedereen noodzakelijk, de gelovigen moeten in de mis samen met de priester de gebeden reciteren, de absolutie mag niet gemak kelijk en eerst na volbrachte boete gegeven worden. Met de veroordeling van Quesnel’s boek beoogde de kerkelijke overheid en vooral de paus tegelijkertijd of wellicht in de eerste plaats de gallicaans gezinde De Noailles te treffen (127). Dus twee vliegen in één klap, het jansenisme en het gallicanisme. In de zuidelijke Nederlanden aanvaardden de bis schoppen de constitutie zonder voorbehoud en pasten ze met gestrengheid toe. Een aantal geestelijken gingen in het verzet en deden een beroep op een algemeen concilie. Een van de bekendste weigeraars was de abt van Orval. In 1718 verscheen de bulle “Pastoralis Officii". Zij voorzag in de excommunicatie van al wie de “Unigenitus” in het openbaar durfde ver werpen. In de intussen Oostenrijks geworden Nederlanden kon de nieuwe aartsbis schop van Mechelen, Thomas Philippe d’Alsace (128), voor zijn strijd tegen het jansenisme op weinig medewerking rekenen van de nieuwe gouverneur-generaal prins Eugeen van Savooie (1714-1724). In zijn radi caal optreden tegen pastoors en geestelijken die de “Unigenitus” contes teerden, stuitte d’Alsace op verzet bij de Raden, vooral de Raad van State. Er werd aangevoerd dat de “Unigenitus” in de Nederlanden nog niet wettelijk gepubliceerd was. Keizer Karel VI in Wenen door d’Alsace benaderd en verontrust door de beroering rond de constitutie, hakte tegen het advies van de raden in, de knoop door in het voordeel van de aarts bisschop. In een brief van 26 mei 1723 aan prins Eugeen stelde hij dat de bulle wel wettelijk in de Nederlanden gepubliceerd was, dat de open lijke weerspannigen kerkelijk gestraft moesten worden, indien nodig met de hulp van de wereldlijke overheid. De originele tekst luidt : “... que tous ceux qui s’opposent publiquement et avec scandale au contenu de la susdite Bulle, soient poursuivis canoniquement et punis selon les lois et coutumes du pais comme des perturbateurs du repos et de la tranquillité publique...” De bisschoppen ontvingen een brief van Karel VI waarin uitdrukkelijk stond dat de raden en rechters de werking van de bisschop pelijke rechtspraak niet mochten hinderen door zaken in behandeling te aanvaarden waarvoor ze niet competent waren. Bedoeld waren kerkelijke en geestelijke aangelegenheden. Ze moesten integendeel de bisschoppen in de uitvoering van de vonnissen door de kerkelijke rechtbanken uitge sproken, terzijde staan indien ze hierom door hen verzocht werden. De keizer dringt evenwel bij de bisschoppen op gematigdheid aan in hun optreden tegen de van jansenisme verdachte personen en voegt er bij dat zij in geen geval de ondertekening van de “Unigenitus’’ mochten eisen (129). Wij mogen dus stellen dat de aartsbisschop in de eerste plaats het jansenisme wilde uitroeien, de keizer de openbare orde en rust op het oog had en de raden hun rechten zochten veilig te stellen. De bevelen 71
van de keizer zullen gebruikt, misbruikt of genegeerd worden naarmate het voor de betrokken partijen goed of slecht uitkwam. “Schandaal geven” en “orde en rust” zou vatbaar blijken voor allerhande interpretaties. d’Alsace heeft weinig rekening gehouden met de door de keizer opgelegde beperkingen. Met de hulp van de gouvernante-generaal Maria-Elizabeth (1724-1741) heeft hij in vijf jaar (1725-1730) de jansenistische oppositie totaal gebroken. Al wie als jansenist enige invloed uitoefende had te kiezen tussen de eedaflegging of verbanning en gevangenis. Hoewel tegen 1730 de macht van het jansenisme als beweging bij ons niet veel meer voorstelde, bleven de waardevolle accenten van haar spiritualiteit invloed uitoefenen in een grote eerbied voor de eucharistie en de sacramenten, rechtschapenheid en strenge zedelijkheid. De bisschoppen uit onze gewesten volgden de primaat in zijn jansenisten vervolging. Onder hen de bisschop van Gent, Philippus Erardus Van der Noot (130). De gezindheid van de Oeselgemse pastoor was hem een doorn in het oog en hij trachtte zijn andersdenkende medewerker tot andere gedachten te brengen. In de loop van 1719 had Jaille zich op een algemene vergadering van pastoors uit de dekenij Tielt openlijk tegen de “Unigeni tus” uitgesproken en verklaard deze niet te kunnen aanvaarden. Enkele van de aanwezige priesters hadden daarop uit protest de zaal verlaten en geweigerd met de pastoor van Oeselgem aan tafel te gaan (131). Ook op de priesterconferenties liet Jaille zich niet onbetuigd. Op deze van 13 september 1719 te Dentergem, interpelleert hij de deken over een gevraagde handtekening in verband met de “Unigenitus". De deken had kort geleden aan alle pastoors de tekst van de constitutie, van een aposto lische breve en van herderlijke brieven van de bisschop gezonden. Dat pakket bevatte een formulier dat door de geadresseerde diende onderte kend te worden. Jaille wilde weten wat de bedoeling was met die handte kening. Eerst gaf de deken een ontwijkend antwoord en zei dat de inter pellant het antwoord maar in het bisdom moest halen. Jaille nam dat niet en repliceerde dat de deken toch best geplaatst was om de betekenis van zijn eigen formulering uit te leggen. De deken antwoordde dat de hand tekening als bewijs van ontvangst gold. Waarop Jaille weer : “Maar u hebt dat tegenover anderen toch anders voorgesteld, en wat meer is : Rome aanziet zo’n handtekening als een bewijs van onderwerping. Op die manier zijn er al velen ingetrapt en hebben de “Unigenitus” onderte kend zonder er zich bewust van te zijn”. De deken beklemtoonde opnieuw dat die handtekening alleen gevraagd werd om te voorkomen dat iemand achteraf zou voorwenden niets van het bestaan van de constitutie af te weten. Jaille vroeg aan de deken dit te noteren in het dekanale aktenre gister, dit voor het geval hij of de bisschop toch een andere bedoeling met die handtekening zou hebben. De deken antwoordde dat hij het aktenboek niet bij had en dat Jaille als secretaris van de conferentie het maar in zijn eigen register inschrijven moest. Onder de maaltijd werd verder met geen woord over de bulle gesproken en de conferentie was 72
die keer al om 16 uur afgelopen (132). Op 29 februari 1720 kwam het tot een eerste regelrechte confrontatie tussen Jaille en zijn bisschop, twee dagen na de goedkeuring van het plan tot opbouw van de kerk (133). De pastoor van Oeselgem moest zich voor gewaarschuwd houden. Drie jaar later, bijna onmiddellijk na de publicatie van het keizerlijk decreet van 26 mei 1723, besloot de 85-jarige bisschop in de zaak Jaille een definitieve beslissing af te dwingen. Een goede gelegenheid meende hij te vinden in de vormsel- en visitatiereis van 6 juni 1723. Terwijl in een eerste reisschema in april opgemaakt, het noenmaal van de bisschop in de pastorie van Oeselgem voorzien was, stelde de definitieve “charta visitationis” het middagmaal bij de pastoor van Wakken, op donderdag 10 juni (134). Later op die dag zou de bisschop Oeselgem visiteren en er het vormsel toedienen. Op woensdag 9 juni arriveert de bisschop in de pastorie van Wakken. Daar wordt ’s avonds door bisschop en deken het bezoekschema doelbewust opnieuw gewijzigd. Ze besloten nog diezelfde avond in alle haast Jaille te verwittigen dat hij met zijn vormelingen de volgende morgen om 7 uur in Wakken moest zijn. De volgende dag verscheen Jaille vergezeld van een aantal inderhaast opgetrommelde kin deren op het gestelde uur in de Wakkense kerk. Na de vormselplechtigheid wilde de deken tot de ondervraging van de Oeselgemse vormelingen overgaan. Omdat er midden al het volk slechts een tiental gevonden werden, zag de deken van zijn voornemen af en besloot de ondervraging uit te stellen tot in de namiddag in Oeselgem. De pastoor van Wakken troonde zijn collega mee naar de pastorie waar de bisschop, zijn secretaris en de deken op hen wachtten. De bedoeling was al te doorzichtig : aan de bisschop de gelegenheid geven de opstandige pastoor aan een verhoor te onderwerpen in aanwezigheid van twee getuigen. Na een paar onschul dige vragen m.b.t. de kerkrekening en de toestand van de parochie vroeg de deken aan Jaille of hij de “Unigenitus” aanvaardde. En onmiddellijk zette de bisschop deze vraag kracht bij : “Ik wil dat u de constitutie zonder omwegen “pure et simpliciter” aanneemt. De uitdrukking “eenvoudig weg” stond tegenover de spitsvondigheid waarmee de jansenisten zich verdedig den. Jaille antwoordde ontwijkend : “Hoogweerdigste Heere, vraegt my iets het gene ik in consciëntie mag ofte kan toestaen, en ik zal het geern doen, maer ik bidde Ue. van my te excuseren, dat ik niet toe stae het gene ik in consciëntie niet doen en mag. En voegde daer by, Hoogw. Heere, hoe kan ik als eenen regel des geloofs aenveerden iets, het welk van gene onfaelbare autoriteyt voorts en komt, ’t is zeker dat het zeer betwist wordt oft dat den Paus onfaelbare infallibel is : ist dat Uwe Hoogw. my iets vraegt het gene het geloove aengaet, ik ben bereedt aen Ue. rekeninge van myn geloove te geven, en wille zeer geern als een kint van synen Vader onderwezen worden van Uwe Hoogw., indien ik ergens in fale”. De deken en de pastoor van Wakken drongen nu bij Jaille aan om toch maar toe te geven. Toen ze de plicht van gehoorzaamheid te berde brachten repliceerde Jaille kort dat men op de eerste plaats aan 73
C-D-G-H : Oeselgem, oude gotische kerk A-B-E-F : classicistische kerk van 1721 A-B-I-J : kerk vanaf 1847
74
God diende te gehoorzamen. Na veel nutteloos heen en weer gepraat tussen de deken en de beide pastoors sloot de bisschop de discussie af met te zeggen dat hij niet wenste met Jaille noch te eten noch te drinken en dat hij hem volgende dinsdag in zijn paleis in Gent verwachtte ; dat hij ook nog een schriftelijke uitnodiging mocht verwachten. Waarop hij zonder meer de kamer verliet. De deken samen met de pastoor van Wakken en de secretaris van de bisschop wendden opnieuw alle argumenten aan om Jaille te overtuigen de bulle te aanvaarden, maar zonder succes. Tenslotte vroeg Jaille aan de deken wat hem te doen stond. De deken antwoordde : “Wat moeten we doen, gij hebt het zelf gehoord dat Zijne Hoogwaardigheid niet wil met u aan tafel zitten”. Waarop Jaille zei dat hij geen roet in ’t eten wilde gooien, maar dat hij toch wilde weten of de bisschop al dan niet in de namiddag Oeselgem zou komen visiteren. De deken ging op informatie uit en kwam terug met een negatief antwoord. Even later kwam de knecht van de bisschop de pastoor van Wakken meedelen dat Zijne Hoogwaar digheid aan tafel gegaan was. Een laatste bemiddelingspoging van pastoor Verbeke leverde niets op. De bisschop bleef bij zijn standpunt dat als Jaille aan tafel zou verschijnen, hij de eetzaal onmiddellijk zou verlaten. Er bleef voor de pastoor van Oeselgem niets anders over dan in alle stilte naar zijn parochie terug te keren. De volgende zondag de 13de juni, tussen 9 en 10 uur, terwijl Jaille aan het biechthoren was, kwam een jongetje van een twaalftal jaar hem met de groeten van de pastoor van Gottem een brief overhandigen. Deze brief was de dag tevoren in Aarsele geschreven waar de bisschop toen aan het vormen was. Hij bevatte een door hem ondertekende schriftelijke beves tiging van het eerder in Wakken gegeven bevel om op dinsdag eerstko mend de 15de juni om 11 uur voor Zijne Hoogwaardigheid te verschijnen in zijn paleis in Gent. Hierbij gelastte de bisschop hem zijn collectie op de index geplaatste boeken mee te brengen (135). Op gestelde dag en uur was Jaille in het bisdom present, zonder de verboden boeken, maar vergezeld van notaris Serfranck. Om op alle eventualiteiten voorbereid te zijn, hadden zij op voorhand een akte van recusatie (= verwerping) opgesteld. De notaris bleef bescheiden in de aula van het paleis achter en zag nog net hoe kanunnik Segers, de bisschoppe lijke officiaal, het bureau van de bisschop verliet. Jaille zelf werd in de antichambre van ’s bisschops kabinet gebracht. Hem werd medegedeeld dat de president van het seminarie en de heer Van Hove, synodale exa minator, bij de bisschop waren. Daarop kwam de bisschop vergezeld van zijn secretaris A. Neerincx, de proost van Sinte Veerle, vicaris-generaal Castillon en de landdeken van het Tieltse district, de pastoor van Aarsele Hendrik Diu, de laatste twee als rechterlijke getuigen, de antichambre binnen. De bisschop vroeg meteen aan Jaille wat die procureur daar te maken had. Jaille antwoordde dat hij naar Gent gekomen was om in alle eenvoud rekenschap te geven, dat hij echter de raad gekregen had voor75
zichtig te zijn en dat Zijne Hoogwaardigheid hem niet kwalijk nemen mocht die raad te willen opvolgen opdat niemand hem van koppigheid en eigenzinnigheid zou kunnen beschuldigen. Hij had bijgevolg een nota ris, geen procureur, mee gevraagd voor het geval hij zijn bijstand behoef de. De bisschop herinnerde Jaille aan het gesprek in de pastorie in Wakken en vroeg of hij de constitutie aanvaardde. Jaille antwoordde met een wedervraag, of Zijn Hoogwaardigheid hem beschouwde “als een kint van synen Vader en een schaep van synen Herder ; ofte als een plichtigen van synen Regter ?” De bisschop zei vriendelijk : “Al gelyk als gy wilt, Mynheer.” En Jaille : “Dan liefst als kint van syn vader”. De bisschop : “Neem het zoo Mynheer : ik ben tevreden !” Jaille vroeg de bisschop onder vier ogen te mogen spreken, zonder getuigen. Op de weigering zei Jaille dat er op die manier geen mogelijkheid bestond van een gesprek van vader tot kind. En hij bedoelde hiermee dat hij in dat geval niets te zeggen had. De gecoördineerde inspanningen van bisschop, deken en vicaris-generaal om een antwoord van Jaille los te krijgen, strandden op zijn steevaste bewering niet te willen antwoorden in aanwezigheid van getuigen. Nadat hij voor de zoveelste keer herhaald had dat hij onder vier ogen aan de bisschop zijn hart openen en hem persoonlijk zijn mening zeggen wilde, kreeg hij ten langen leste van deze als antwoord : “Gij zoud my mogen tusschen vier oogen eenen hoop zottigheden zeggen, en die daernaer loochenen”. Jaille repliceerde onbewogen dat hij niet geko men was om Zijne Hoogwaardigheid zottigheden te zeggen, maar om hem “als een leerzaem kint rekeninge van alles te geven, en syne onder wijzingen ontmoedelyk te aenhooren”. De bisschop gooide het nu over een andere boeg en probeerde het gezagsargument. Of de pastoor hem niet als zijn overste erkende. Ja, Jaille erkende hier ter plaatse zijn bis schop als zijn overste in de hoedanigheid van vader, maar niet in die van rechter omdat hij niet canoniek ontboden was. De bisschop wees op het woord “citatur” en zijn handtekening in de maningsbrief en ... op het bevel de veroordeelde boeken mee te brengen. Jaille repliceerde dat hij die brief onmogelijk als een canonieke dagvaarding aanzien kon, omdat hij gebracht was door een twaalfjarige knaap. Ten andere indien het in de bedoeling van de bisschop gelegen had zo’n brief voor een canonieke citatie te laten doorgaan, zou men van een poging tot misleiding kunnen spreken, net zoals met die ondervraging in Wakken waar de “toevallige” aanwezigen zomaar de status van (officiële) getuigen toebedeeld kregen. In zijn ogen had die vergadering in Wakken geen canonieke waarde en had hij, Jaille, daar gesproken zoals het onder vrienden gebruikelijk is. Met deze uitlatingen gaf Jaille het gezelschap duidelijk te verstaan dat hij zich door zulke manceuvers niet vangen liet, in de stille hoop dat het onderhavige onderzoek op een sisser uitlopen zou. De deken wou Jaille’s beweringen weerleggen en de canonieke rechtmatigheid van de ondervra ging in Wakken verdedigen. Had hij als deken de voorgeschreven onder 76
vragingen over de Oeselgemse kerkrekeningen niet gedaan en de situatie van de parochie niet besproken ? Had hij de vragen over de “Unigenitus” niet gesteld en had Jaille er niet op geantwoord ? Jaille was geneigd dit toe te geven, maar bleef erbij dat dit alles niet met een officiële visitatie te maken had, aangezien volgens de “charta visitationis”(het officiële werkprogramma) de visitatie van Oeselgem pas voor de namiddag voor zien was. Nu was het de beurt aan de vicaris-generaal om tot de aanval over te gaan. “Of een overste niet altijd en overal het recht bezit zijn onderdanen te ondervragen in de aanwezigheid van wie ook ?” Jaille keerde zich met een ruk naar de spreker en zei heftig “Mijnheer den Prost, eenen Overste en mag niet altijd en voor wien het hem belieft dit doen : sed suo tempore et loco (op geoorloofde en geëigende plaats en tijd) en ’k ben verwondert dat gij dit niet en weet, gij moet het weten. Daer zyn veel dingen die tusschen vier oogen maer mogen gevraegt worden ...” De groot-vicaris hield voet bij stuk en bleef hameren op het recht van de bisschop. Het baatte niet, Jaille weigerde ondanks herhaaldelijk aandringen een ant woord te geven. Hij wilde niet spreken in tegenwoordigheid van getuigen en kon tot zijn spijt onder deze voorwaarde de bisschop niet als zijn rechter aanvaarden. En daarbij, was het niet door de keizer verboden de kwestie van de “Unigenitus” ter discussie te brengen of iemands mening daarover te vragen ? (136). De bisschop wilde meer inlichtingen over dat verbod en Jaille beloofde hem kopieën van de keizerlijke brieven te bezorgen indien hij daarvoor de nodige tijd kreeg. De bisschop meende dat Jaille, alles in acht genomen, al tijd genoeg gekregen had ; er waren nu al drie jaren verstreken sedert zijn eerste vermaning. Daarop kwam Jaille met de kopie van een brief van gouverneur-generaal prins Eugeen aan de abt van Orval voor de pinnen en las hem voor. Ook de deken en de kanunniken van het kapittel hadden een dergelijke brief ontvangen, zei hij. De bisschop sloot haastig het intermezzo van de brieven af met de mededeling dat de inhoud van de prinselijke brief hem wel bekend was, maar dat hij er feitelijk niets mee te maken had, aangezien hij hem niet van ambtswege toegezonden was. Het gesprek of beter de woordenstrijd was op een dood punt gekomen. De deken wou de zaak afronden met de opmerking : “Hoogw. Heere, hy zegt en persisteert by hetgene hy te Wakken gesproken heeft”. Dat was teveel voor Jaille. Waar haalde de deken de autorisatie zoiets te mogen zeggen ? viel hij uit. De deken deed er verder het zwijgen toe. Eindelijk had de bisschop genoeg van al die oeverloze discussies en zei kortaf tot Jaille in het Latijn : “Ego te suspendo ab omni functione pastorali (ik schors u in de uitoefening van uw herderlijke taak)”. Jaille die ongetwijfeld met die afloop rekening gehouden had, antwoordde dat de bisschop niet het recht had zomaar een suspensie uit te spreken, dat hij deze niet als wettelijk aanzag en dat hij het hem niet kwalijk nemen mocht dat hij deze niet aanvaardde. Hij keek de bisschop aan en zei : 77
“Hooge Heere, het is slegt, een afgereden peerdt dat dertig jaren en meer gevrogt heeft, op zo eene manier af te stellen”. De bisschop reageerde niet, maar gaf aan zijn secretaris het bevel de suspensie te noteren. Op Jaille’s vraag of hij er nog voor iets nodig was, zei de bisschop : “Ik heb u niets meer te zeggen”. Daarop vroeg Jaille hem zijn zegen en de bisschop gaf hem. Jaille nam afscheid van het gezelschap, verliet de kamer en zond zijn notaris om de akte van recusatie voor te lezen. De bisschop vroeg geen kopie en hij kreeg er ook geen. Nog die dag schreef secretaris Neerincx in het register van de bisschoppe lijke akten een samenvatting van de zitting. Hier volgt de vertaling van de Latijnse tekst. “Pastoor Jaille verscheen vandaag voor de bisschop ten gevolge van een door hem ondertekend bevelschrift. Na veel uitvluchten antwoorde Jaille op de vraag of hij de bulle aanvaardde, dat hij daarop geen antwoord gaf. De bisschop vroeg of hij vergeten was dat hij tijdens de ondervraging in Wakken gezegd had de bulle niet te willen aanvaarden. Jaille antwoordde in ’t Vlaams : “lek en hebbe dat daer so lichtveerdelyck niet geseyt, om hier soo lichtelyck te retracteren ofte te revoceren”. Waarop de bisschop hem suspendeerde” (137). Drie dagen later vertrok uit het bisdom een brief naar Judocus Verbeke, pastoor van Wakken (1719-1749). Daarin stond in ’t Latijn : “Om pastorele redenen schorsen wij E.H. Pieter Jaille pastoor van Oeselgem in de uitoefening van zijn pastorele functies en stellen E.H. Judocus Verbeke, pastoor van Wakken, aan als deservitor ad interim. Hij moet de sacramen ten toedienen en de andere pastorele taken waarnemen”. De inwoners van Oeselgem werden aangemaand zich aan die regeling te onderwerpen (138) . Uit de tekst blijkt dat Jaille van rechtswege pastoor blijft, maar op non-activiteit gesteld wordt. Verbeke wordt deservitor of dienstdoende priester ad interim, d.w.z. tot Jaille zijn mening herziet en door zijn bisschop gemachtigd wordt zijn taak weer op te nemen. Dat in de kortste keren spanningen optraden, hoeft niet gezegd. Iemand die zowat 31 jaar lang eenzelfde parochie leidt en heel wat op zijn actief heeft, kan moeilijk aannemen dat hij daar in de pastorie moet zitten nietsdoen terwijl een collega de zondagsmis celebreert, biecht hoort, cate chismus geeft, als raadgever van zijn parochianen optreedt. Te meer omdat hij er eerlijk van overtuigd was dat de bisschop niet de bevoegdheid bezat hem zonder grondig onderzoek te suspenderen, enkel en alleen omdat hij de “Unigenitus” niet bijtreden kon. Verbeke’s aanstellingsbrief was getekend van 18 juni. Twee dagen later brengt Jaille een “complainte” voor “hooge ende mogende heeren van den Raede in Vlaenderen” tegen de deservitor en zijn onderpastoor Joris Vander Varent. De aanklacht luidt : hun aanwezigheid op de parochie geeft schandaal en verwekt onrust. De verweerder verdedigt zich met de opmerking dat hij niets anders deed dan aan zijn bisschop gehoorzamen (139) . Schandaal en onrust moesten volgens het decreet van Karel VI ten allen prijze vermeden worden. Dit was voor Jaille een van de weinige 78
rechtsgronden waarop hij bij een proces steunen kon. Maar dan moest wel de aanklacht tegen de bisschop zelf gericht worden. Jaille liet niet na dit te doen, bijna onmiddellijk, en nog eens in het begin van 1724 in een ultieme poging om een veroordeling door de kerkelijke rechtbank af te wenden, maar zonder resultaat (140). Jaille’s neef, de zoon van zijn overleden broer Frans, ook Petrus Jaille geheten, neemt nu de zaak van zijn oom ter harte en gaat Brusselse en Leuvense juristen consulteren, onder wie de bekende jurist Zeger Van Espen. De raadslieden zijn van mening dat de bisschop wederrechtelijk gehandeld heeft en dat de suspen sie waardeloos is, al was het maar omdat zij alleen mondeling, dus zonder geschreven akte uitgevaardigd was. Terzelfder tijd waarschuwen zij dat de bisschop de argumenten en eventuele beslissingen van de raden naast zich neerleggen zal (141). Er waren ook praktische en financiële problemen. Wie moest de deservitor betalen, wie had het recht de koster te bevelen ? De koster (142) van zijn kant bleef gewoon de bevelen van Jaille opvolgen en met hem mee werken. Dat leverde hem een brief van de secretaris van het bisdom op, gedateerd op 22 augustus, waarin hem meegedeeld werd dat de bisschop hem verorderde “in alles ’t gene raeckt u fonctie van coster” uitsluitend aan de deservitor te gehoorzamen. Zoniet zouden er tegen hem maatre gelen genomen worden (143). Verbeke achtte het zijn plicht de koster te verbieden de klok te luiden als Jaille in de kerk de mis las. Jaille beriep zich op 9 september op de Raad van Vlaanderen. Hij voerde aan dat hij als wettelijk aangestelde pastoor sedert 1692 onaangevochten zijn ambt uitoefende en dat de koster tegenover hem de eed van onderdanigheid afgelegd had. Het bevel van de bisschop aan de koster was naar zijn mening schandaalverwekkend en een aanslag op zijn pastorele rechten. Bovendien betekende het voor hem een schade van 1000 gulden. De deur waarder van de Raad zond de bisschop een dagvaarding voor 17 september (144). Een eventuele uitspraak zal, ingevolge de keizerlijke verwittiging van 26 mei aan de raden zich te distantiëren van kerkelijke geschillen, wel heel erg vrijblijvend geweest zijn. Begin oktober kwam Verbeke aan Jaille toch vragen dat hij “hem met geen voorder processen en soude molesteren" en toonde opnieuw zijn aanstellingsbrief. Jaille antwoordde dat hij alvast niet akkoord ging met het verbod op het luiden (145). We krijgen de indruk dat Jaille wel met jansenistische rechtlijnigheid zijn taak van zielenherder vervulde, maar door zijn uitspraken of zijn houding niet al te zwaar op het geweten van de mensen woog. Terwijl hij voor zijn eigen geweten de vrijheid opeiste de “Unigenitus” te verwerpen en dit meende te mogen uiten in vergaderingen van priesters, op de kansel onthield hij zich kennelijk van weerspannige uitspraken of aanvallen tegen de bulle of de paus. Ook uit het feit dat hij de publieke verering van relikwieën van heiligen aanvraagt en bekomt (146), iets waartegenover jansenisten om begrijpelijke redenen huiverig stonden, blijkt zijn begrip voor de volksdevotie. Ook vinden we geen spoor van vijandigheid tegen 79
Ousselghem vue du Nord. 1813-1814. Gewassen tekening van Serafin Vermote. (Instituut De Pelichy - Ave Maria, Izegem.)
80
de pastoor in de parochie. Bij de komst van de deservitor schrijven burgemeester en schepenen een brief aan de bisschop om hun pastoor te verdedigen en zijn verdiensten m.b.t. de zorg voor de kerk en zijn pasto rale bewogenheid in het licht te stellen (147). Jaille kan zeker niet op dezelfde lijn gesteld worden met de pastoor van Wuustwezel die in 1737 uit zijn ambt ontheven werd en in de gevangenis belandde omdat hij oorzaak van onenigheid was en zijn parochianen ontmoedigde door ze “lichtveerdighlyck te verdoemen” (148). Dat er door de bisschoppelijke suspensie wel enige beroering ontstaan was, mag grif verondersteld worden. Terwijl Jaille al zijn inspanningen erop richtte om geen publiek schandaal te geven en om de hatelijke kwalificatie van jansenistische ketter en opstandeling van zich af te schud den, evenwel zonder afstand van zijn augustijnse princiepen te willen doen, waren er collega’s die meenden hem aan de kaak te moeten stellen. Zo was er Marinus Verhaeghe, kapelaan van Didier Lanchals, baron van Eksaarde en heer van Oeselgem, die op het kasteel van Olsene verbleef (149). In de maand augustus, nu eens op het kasteel van de baron, een andere keer ten huize van Jan Lammertyn in Oeselgem wordt de pastoor door de kapelaan grofweg geblameerd. Hij is een jansenist, gelooft niet dat Onze Heer voor alle mensen gestorven is. Hij is “een oprechten geus, ja eenen ketter en dat hij quaeme ’t overlijden dat hij een eeuwig ver doomt was”. Hij geeft aan de mensen “//et leven van Christus” ter lezing. Wie dat boekje in huis heeft en sterft - altijd volgens de kapelaan - wordt niet zalig. Als hij de H.Mis leest, pleegt hij heiligschennis. Hij is zelfs niet waardig de kerk binnen te gaan, of dat iemand zijn hoed voor hem afneemt (150). Jaille was bewust van het sluipende gevaar, de ophitsing van de mensen tegen zijn persoon en de vervreemding van zijn parochia nen. Hij zal gedacht hebben aan de Wevelgemse pastoor die vier jaar voordien door een groep inwoners onder de leiding van een paar heethoof den uit de kerk en de parochie gejaagd werd. Die wandaad bleef wel niet ongestraft, maar ook pastoor Van Biesbrouck ging niet vrijuit. Hij was verplicht naar Holland uit te wijken (151). Jaille overwoog kapelaan Verhaeghe bij de “commissie van injuriën" van de Raad van Vlaanderen voor eerroof aan te klagen. Hij zou hem beschuldigen van het verspreiden van verdachtmakingen die de oorzaak konden worden van wantrouwen, vervreemding en opstandigheid van de Oeselgemnaars bij wie hij altijd volgens zijn zeggen - een goede reputatie genoten had. De door de kape laan verspreide geruchten konden best tot gevolg hebben dat zijn goede naam, die voor een priester onontbeerlijk is, in Oeselgem en in het omliggende door het slijk gesleurd werd. Het is ver van denkbeeldig dat tweedracht en strijd de parochie verstoren en verdelen. Jaille wil een publicatie van eerherstel, aan te plakken aan de kerkpoort van Oeselgem en aan die van de andere kerken in de omtrek. De Leuvense rechtsgeleer den, door zijn neef geconsulteerd, raden deze interventie ten stelligste af. Volgens hen zit de kans er dik in dat het rechtscollege, ten gevolge 81
van de recente onderrichtingen uit Wenen, zich incompetent verklaart. Het betreft immers een geschil onder geestelijken en over geloofszaken! Verhaeghe zal - volgens de mening van de aangezochte juristen - die incompetentie inroepen en zich tot de kerkelijke rechtbank wenden en daar betogen dat Jaille inderdaad een ketter is en dat het toch normaal is dat de gelovigen voor ketters gewaarschuwd worden. De rechters zullen aanvoeren dat eventuele wanordelijkheden, in de aard van die van Wevelgem, nog altijd door de burgerlijke overheid kunnen bedwongen worden. Wanneer Jaille toch doordrijft en naar de rechtbank stapt, krijgt hij van een jurist de raad mee ten overstaan van de rechter de kapelaan uitsluitend als rustverstoorder aan te klagen, als iemand die handelt tegen het keizer lijk decreet dat de orde wil handhaven. We hebben niet kunnen achterha len hoe dit proces verlopen is, we weten alleen, uit een brief van Jaille aan zijn schoonzuster, dd. 7 oktober, dat de kapelaan de pastoor is komen opzoeken. Het was op een dag dat hij in Oeselgem de heerlijke renten voor de baron kwam innen. Jaille was al een heel eind achterop geraakt met het betalen van de cijns en de kapelaan had her en der gezegd dat hij de pastoor, indien hij niet betaalde, zou weten te vinden. Nu kwam hij zoete broodjes bakken. Er was helemaal geen haast bij voor de betaling en er waren dingen gezegd die beter onuitgesproken gebleven waren. Had de kapelaan, door de reactie van het volk, ingezien dat hij zijn boekje te buiten gegaan was of was hij bang voor een gebeurlijke uitspraak van de rechter in zijn nadeel ? Hij drong bij Jaille aan niet verder tegen hem te procederen. De pastoor antwoordde dat zijn houding niet erg christelijk noch priesterlijk geweest was en dat hij, wat zijn verzoek betrof, eerst zijn raadslieden wilde consulteren (152). Door de voorlopige suspensie had de bisschop gehoopt Jaille te dwingen zijn verzet tegen de “Unigenitus” op te geven, echter zonder succes. Van zijn kant had de pastoor bij de wereldlijke rechtbank herhaalde pogingen aangewend om de onwettelijkheid van de suspensie en het schandaalver wekkend karakter van de maatregel te doen veroordelen, ook zonder gevolg. Voor de bisschop lag maar één weg open : de zaak bij de kerkelijke rechtbank aanhangig maken. De promotor van de officialiteit van het bisdom Gent had al geruime tijd een dossier tegen Jaille samengesteld. Het bevatte o.m. twee bezwarende getuigenissen van pastoors over publieke uitspraken van Jaille tegen de constitutie, op vergaderingen van priesters in 1719 en 1722. Hij had luidop verklaard, aldus de getuigen, dat hij het niet eens was met de “Unigenitus” en dat deze constitutie proposities bevatte in strijd met het ware geloof (153). Ondanks de waarschuwingen van vrienden procedeerde Jaille intussen maar verder, en zonder resultaat. Ook in zijn laatste twee processen voor de Raad van Vlaanderen van begin 1724, tegen zijn bisschop, ving hij bot en diende hij de kosten 12 lb. groot te betalen (154). Kort daarop dagvaardde de officiaal, hierin door de Raad van State bijgetreden, pas toor Jaille voor 21 februari voor het kerkelijk tribunaal. Hij gaf verstek 82
en deed een beroep op het hoogste wereldlijke gezag. In een brief van 23 februari aan de keizer zet hij uiteen hoe hij meer dan 30 jaar gewetens vol zijn taak van pastoor waargenomen heeft en nooit schandaal gaf of iets ergernisgevend verricht of gezegd heeft. Dat getuigen burgemeester, schepenen en andere parochianen in hun brief aan de bisschop. Hij leeft in vrede en harmonie met zijn parochianen. Enkele kwaadwilligen benij den hem dat geluk en hebben hem bij de bisschop zwart gemaakt. Deze heeft het geweten van suppliant geweld willen aandoen (forcer la conscien ce) door hem iets te vragen wat hij in geweten niet kon, en dat drie dagen nadat prins Eugeen aan de Gentse kanunnik Graduez en aan de abt van Orval in een brief liet weten dat het tegen de intentie van Zijne Majesteit indruiste de aanvaarding van de “Unigenitus” van iemand te eisen. Daarom heeft suppliant bij de Raad van Vlaanderen protest aangetekend tegen de suspensie. De bisschop heeft aangevoerd dat suppliant zelf op een schandaalverwekkende manier én publiek de constitutie gekleineerd heeft. Dat dit laatste een verzinsel is, getuigt de reactie in zijn parochie op de komst van de deservitor, n.l. de spontaan geschreven hoger ver melde brief waarin de inwoners de rehabilitering van hun pastoor vragen met als argument dat hij in zijn conversatie en in zijn sermoenen niets anders zegt dan wat de andere pastoors zeggen. Als er schandaal veroor zaakt werd, ligt de schuld bij de bisschop en zijn categorische eisen. Suppliant verzoekt de keize.r aan de officiaal het bevel te geven de zaak te seponeren. Het antwoord op dit verzoek kwam langs de Geheime Raad en was negatief. Wel ontving de officiaal bij keizerlijk decreet van 1 april 1724 het bevel Jaille’s recusatie van 5 juni 1723 door een onpartijdige arbiter te laten onderzoeken (155). Jaille’s advokaat De Roose verwachtte niet veel van het keizerlijk bevel en waarschuwde zijn cliënt dat de officiaal niet zwichten zou en de recusatie geen onderzoek waard zou achten, laat staan ooit aanvaarden. Op 10 april werd Jaille door het geestelijk hof voor de laatste maal “en op peyne van absolute verstekinge” gedagvaard. Zoals bij de vorige dagvaardingen verkoos hij thuis te blijven. Wat De Roose voorspeld had, gebeurde. Op 13 mei 1724 werd Petrus Jaille door de kerkelijke rechtbank, omwille van zijn uitspraken tegen de constitutie op de priestervergaderingen en zijn weigering dezelfde constitutie te onderschrijven, “sententia lata etpronuntiata” (bij geveld en uitgesproken vonnis) in de uitoefening van zijn priesterlijke bediening gesuspendeerd uit kracht van de kerkelijke wet en de bepalingen van de “Unigenitus’’ tot hij diezelfde constitutie aanvaarden zou (156). Ondertussen was de huishoudster van Jaille, Petronella Wille, ziek gewor den. De pastoor riep zijn twee nichtjes Anne-Marie en Isabelle Jaille, de dochters van zijn overleden broer Frans uit Gent naar de pastorie van Oeselgem om te komen helpen. De toestand van Petronella verergerde en op 7 april liet zij haar testament opstellen in aanwezigheid van deser vitor Verbeke en de twee nichten. Ze stierf een maand later en op 5 mei 83
liet Verbeke het testament door de schepenbank van Oeselgem regis-treren. Petronella duidt haar nicht Isabella Van Heijst, een weeskind, aan als algemene legataris. Zij schenkt 50 gulden aan de armen van haar geboortedorp Ursel en haar gouden kruis met haar beste kleed aan het altaar van O.-L.-Vrouw in de kerk van Oeselgem. Zij wil in die kerk begraven worden met de hoogste lijkdienst, waarna een zak brood aan de armen uitgedeeld moet worden. De pastoors van Gottem, Zulte en Wakken moeten “eerlyck getracteert worden” (157). Drie weken na de begrafenis van zijn huishoudster gaat Jaille bij zijn schoonzuster Anna Neerincx, de weduwe van zijn broer Frans een lening aan van 550 lb. sterk wisselgeld. De jaarlijkse rente wordt bepaald op 27 lb. 10 s. gr. wiss. “ten advenante van den penninck 20” en vrij van lasten. Als waarborg neemt hij een hypotheek op hoeven, huizen en percelen land die hij in Oeselgem en Wakken bezit. De akte is verleden op 31 mei voor notaris Frans Van Tieghem en wettelijk voor de Oeselgemse schepen bank gepasseerd op 17 juni, ter maning van officier Christiaen Verrenne, bij afwezigheid van baljuw Gilbert Damours, en de daartoe geautoriseerde schepenen Joos Van Oost, Gilles De Donckere en Christoffel Lippens (158). Tien dagen later op 10 juni stapt Jaille opnieuw naar de schepenbank. Hij verkoopt aan dezelfde Anna Neerincx zijn hele inboedel, schilderijen, clavecimbels, een hem toebehorend maar in de kerk gebruikt positieforgelke, al zijn boeken, op zijn brevieren na, al zijn meubels, enkele gevlochten stoelen, tafels en een drietal bedden uitgezonderd, en bijna heel zijn huisraad. Hij behoudt wat strikt noodzakelijk is voor het schoon maken van de pastorie, voor het werk in de keuken, het nemen van de maaltijden en het slapen. In dezelfde transactie zijn ook begrepen al zijn financiële rechten zoals pachten, tienden en dergelijke. Dat alles is samen goed voor een bedrag van 480 lb. gr. courant te betalen binnen de 48 uur te Gent of elders volgens de wens van de verkoper (159). Het is evident dat Jaille met deze twee verrichtingen de bedoeling had zijn bezit naar zijn Gentse familie over te hevelen. Hij is nu 68 jaar oud en heeft nog maar vier jaar te leven. Wellicht voelt hij zich ziek. De geschiedenis van zijn suspensie en zijn vergeefse strijd tegen de kerkelijke overheid hebben hem doen inzien dat hij als pastoor afgedaan heeft. Er is geen uitweg want hij weet dat noch hijzelf noch de officiaal toegeven zal. Hij wil dan ook orde op zaken stellen. Een maand na Jaille’s canonieke suspensie werd een nieuwe deservitor voor Oeselgem benoemd : Guillaume De Vincke onderpastoor te Hamme (160). Zijn deservituur liet nogal wat te wensen over. Begin 1726 schrijft pastoor Verbeke een brief aan secretaris Neerincx over het werk van De Vincke als deservitor. Op 1 februari krijgt Verbeke opdracht, bij afwezig heid of bij te kort schieten van De Vincke, zelf het ambt te verzekeren. Op 27 november wordt De Vincke naar Kruishoutem overgeplaatst en van zijn deservituur ontheven. Zij komt nu opnieuw en voorgoed in de 84
handen van de pastoor van Wakken. Hulppriester Willem Martens zal hem in zijn taak als pastoor en deservitor bijstaan (161). Terwijl we geen aanwijzingen vonden dat pastoor Verbeke zich druk maakte over een eventuele vergoeding voor zijn werk als deservitor en in de eerste plaats bekommerd scheen om het zieleheil van de Oeselgemse mensen, stond De Vincke van meet af aan op zijn recht. Op 11 juli 1724, een maand nadat hij de aanstellingsbrieven tot deservitor ontving, spande hij voor de Raad van Vlaanderen een proces tegen Jaille in. De Raad nam een beslissing op 25 augustus. Jaille moest aan De Vincke uit het “zeker pastoraal inkomen” 7 lb. par. per week betalen. De deservitor had daarenboven het recht op onderdak en op het “onzeker pastoraal inko men” (162). Jaille aanvaardde te betalen, maar slechts ten voorlopigen titel en op voorwaarde dat zijn recht ten volle gevrijwaard bleef in afwach ting van het onderzoek van zijn recusatie, hem door het keizerlijke decreet van 1 april van hetzelfde jaar toegestaan. De rechtbank ging hiermee akkoord (163). Mislukkingen en teleurstellingen konden Jaille niet klein krijgen. Zich vastklampend aan het decreet van 1 april 1724, waarmee de officiaal toch geen rekening hield, doet hij op het einde van augustus 1725 opnieuw een beroep op de keizer. Zijn brief wordt op 25 september door de diensten van Zijne Majesteit voor advies naar de bisschop gezonden (164). Op 7 november ontvangen Jaille en de bisschop en de kerkelijke rechtbank vanwege de Geheime Raad een nieuw keizerlijk decreet. Hierin wordt verwezen naar het decreet van 1 april van vorig jaar, dat gehandhaafd wordt. Opnieuw wordt aan de promotor de eis gesteld Jaille’s recusatie door een onpartijdige scheidsrechter te laten beoordelen. Wat meer is, alle beslissingen van de officiaal, sedert 1 april 1724 tegen Jaille genomen (dus ook de censuur van 13 mei van dat jaar), zijn ongeldig (165). Ondanks zijn zwaarwichtige inhoud stelde dit decreet niet veel anders voor dan een zet in de partij schaak tussen de raden en de officialiteit. Beiden gingen hun gang en de officiaal kreeg het laatste woord. In de bundel Oeselgem uit het bisschoppelijk archief van Brugge vinden we nog een reactie van Jaille, waarschijnlijk de laatste. Het is een decla ratie gedateerd van 21 december 1725 waarvan we niet konden achterhalen aan wie ze geadresseerd is. Hierin stelt hij vast dat het decreet van 7 november geen gevolg kreeg. Wat de eis van deservitor De Vincke betreft, verklaart hij voorlopig te willen betalen, maar dat in aanmerking dient genomen dat de aanstelling van De Vincke als deservitor een gevolg is van de censuur van 13 mei 1724 die uit kracht van het decreet van 1 april van hetzelfde jaar zelf niet wettelijk is. Tenslotte vraagt hij wie hem alle kosten en schade, alles wat hij de deservitor betaald heeft of betalen zal, vergoeden moet (166). Voor zover we weten is er geen antwoord op deze vragen gekomen. De bisschop van zijn kant was stellig de overtuiging toegedaan dat de zaak Jaille beklonken was en dat er niets meer aan toe te voegen viel. De opstandige pastoor was publiek gedesavoueerd en het 85
'>-'A
' '
;
t
A ^ U ittil ‘
fy a u u ? {S u ^ 9 A
?b
ür9t'm<- c / > / *<.
(?y
$ k -J ty U </Ç^>
^ txaJ. féjLirQ.—■* ^ (ft Cl J krxrf~
Uftrx^t- / i
0-d^ fr r T K -fi^
Tu U -.
by
**- ArÜ'c/*'*'
J Î £
* ( UMJ ^
(At (ft
jjL
O vo^
^
fC
{?w9 A u™ ' y/ v)
(u $Léey9/)-
/ ? o * r ' ^ ' ;-
£ $ r u y I $ &U--,
e?u . •'u
c ^/ér en^è6 & V>*~ «“J 6
ibtft
(ycrfbcr~
a^'U-Qt+^C ( y
O ^ A c jA f-C o
^ y ^ o -e 'fr-
Ç )ftJZr'
Lfta^
-L dJL-*-? t* e c XV y ao
----- , ( lÙ J
j
X
A r t f ^ t é C /ïcrte —
*y~A ’
i)t* 3
D e bisschop van Gent beveelt de koster van Oeselgem uitsluitend aan de derservitor, de pastoor van Wakken, te gehoorzamen. 22.8.1723. (B.A.B., Oeselgem, 12.)
86
:
gevaar bezworen. Men kon Jaille gerust laten betijen. Het zag er overigens toen voor het jansenisme niet erg rooskleurig uit. Nog in 1724 verloor het zijn twee bijzonderste beschermers. Gevolmachtigd minister De Prié werd de laan uitgestuurd en prins Eugeen nam ontslag als gouverneurgeneraal. De komst van de nieuwe gouvernante-generaal Maria-Elizabeth, ’s keizers zuster en fanatiek anti-janseniste, werd door de bisschoppen op gejuich onthaald. Karel VI liet zijn zuster begaan, maar vond het toch nog nodig in 1727 een decreet uit te vaardigen waarbij het uitdrukkelijk verboden werd aan stervende jansenisten, die na gebiecht te hebben de absolutie ontvangen hadden, verder vragen te stellen. Vijf jaar lang heeft de pastoor van Oeselgem, tegen bisschop en officiaal in, het recht opgeëist een bepaalde augustijnse spiritualiteit te volgen zoals ze door Arnauld en Quesnel uitgewerkt was en door de “ Unigenitus” veroordeeld. Dat hij beroep kon doen op de wereldlijke macht om zich tegen de geestelijke overheid te beschermen, wijst op het bestaan van een achterhaalde Kerk- en Staatordening. Ook het jansenisme vertoonde in spiritualiteit en theologie nogal wat conservatieve trekken. Voor beide was uiteindelijk geen toekomst meer (167). Ze overleefden de Franse Revolutie niet. Jaille bleef geschorst tot aan zijn dood. Halfweg het jaar 1728 wist hij dat hij weldra voor de grote Rechter zou verschijnen. Op 15 augustus ondertekende hij een geloofsbelijdenis waarvan hij de tekst eerder zelf geschreven en op 19 juni van het vorig jaar aan kanunnik Goethals gezon den had (168). Hierin geen spoor van de “Unigenitus”, noch van een onderwerping. Het is een uitgebreide, maar algemeen gehouden akte van geloof in de rooms-katholieke Kerk. Wat de omstreden theologische vra gen betreft, blijven voor hem Sint-Augustinus en Sint-Thomas de veilige gidsen. Petrus Jaille stierf op 10 september 1728. Deservitor Verbeke ging voor in de uitvaartliturgie. Enkele dagen later werd in hetzelfde graf nog een Petrus Jaille begraven, de Gentse neef van de pastoor. Aan het graf sprak Verbeke een afscheidswoord. Hij vergeleek de vriendschap van Jaille en zijn neef met die van David en Jonathan en gaf aan de beproefde familie de zegen in naam van de paus van Rome “in wiens onderdanigheyt ende ghehoorsaemheyt dat gylieden gestorven zijt” (169). Pastoor Jaille stichtte ten voordele van de kerk van Oeselgem een eeuwig durend jaargetijde. Tot op heden wordt het elk jaar gevierd ter intentie van hem die ze bouwen liet. Met de benoeming van Jan-Baptist Vandooresele op 9 oktober 1728 (170) kwam een einde aan een vijf jaar aanslepende uitzonderingstoestand. Jozef BOSSU
87
VOETNOTEN 1. J a ille e n n ie t F a ille z o a ls bij M .C l o e t ,
De Kerkelijke rechtspraak.
Het kerkelijk leven
e n J. D e B r o u w e r ,
Z ie e ig e n h a n d ig g e s c h r e v e n e n o n d e r t e k e n d e d o o p
a k te n v a n J a ille . D e J. v a n J a ille , v a n J o h a n n e s e n J u d o c u s z ijn id e n tie k ( R . A . K . , p a r . r e g ., r k s 1 , n r . 1 /2 . R . A . G . , R a a d v a n V l a a n d e r e n , n r. 7 4 7 8 ) . 2 . A lb e r t u s d e H o r n e s . G e b o r e n in K a s t e e lb r a k e l in 1 6 4 0 . B is s c h o p v a n G e n t v a n 2 2 j u li 1681 t o t a a n z ijn d o o d o p 4 ju n i 1 6 9 4 . D a a r n a w a s d e z e t e l v a n G e n t 6 m a a n d e n o n b e z e t . B is s c h o p d e H o r n e s w a s t e n z e e r s t e b e k o m m e r d m e t d e p r ie s t e r o p le id in g e n d e c a t e c h is a t ie e n m o r e le o p v o e d in g v a n z ijn d io c e s a n e n . H e t w a s z ijn w e n s d a t d e p r ie s te r s v a n d e m a a n d e lij k s e c o n f e r e n t ie e e n s o o r t s t u d ie k r in g m a a k t e n . ( M .C l o e t ,
Het kerkelijk leven,
p . 1 58 ; 5 1 2 ) .
3 . B . A . G . - A . E . G . , r e g . X I X , f o l. 8 5 v °. O m d a t d e o p b r e n g s t v a n d e k a p e la n ie ë n v o o r h e t le v e n s o n d e r h o u d v a n d e k a p e la n e n n ie t t o e r e ik e n d w a s , w e r d e n z e v e e la l a ls b ijv e r d ie n s t e a a n p a s t o o r s o f o n d e r p a s t o o r s t o e g e w e z e n ( M .C l o e t ,
Het kerkelijk leven,
p . 2 2 8 , v t n . 1 6 ).
E e n p r ie s te r w ij d in g w e r d t o e g e d ie n d
“ad titulum patrimonii” w a a r b ij
d e g e w ij d e
g e e n r e c h t o p e e n b e n o e m in g d o o r d e b is s c h o p b e z a t e n f in a n c ie e l o n a f h a n k e lijk b l e e f o f
“ad titulum nominationis” w a a r b ij
d it w e l h e t g e v a l w a s .
4 . P ie t e r V a n H a e c h t , p a s t o o r v a n O e s e lg e m v a n 15 ju n i 1 6 7 7 t o t 18 ju n i 1 6 9 2 . 5 . P a t r o o n , p e r s o o n o f in s t e llin g d ie h e t p a tr o n a a t s r e c h t b e z it : h e t r e c h t e e n k a n d id a a t v o o r e e n k e r k e lij k a m b t a a n d e k e r k e lij k e o v e r h e id te r b e n o e m in g v o o r te d ragen . 6 . In d e 1 2 d e e n in h e t b e g in v a n d e 1 3 d e e e u w s t ic h t te h e t k a p itt e l v a n d e D o o m i k s e k a th e d r a a l e e n c o lle g e v a n 1 2 p r ie s te r s d ie a ls ta a k t o e g e w e z e n
“sacerdotes vicarii” (g r a n d s
k r e g e n d e k a n u n n ik e n in h u n f u n c t ie s b ij t e s ta a n . Z e w e r d e n
majoris altaris”
( p r ie s t e r s v a n h e t h o o fd a lt a a r ) o f n o g “ magni
v ic a ir e s , g r o o t v ic a r is s e n ) g e n a a m d o m d a t zij h e t r e c h t h a d d e n , o p g e lij k e v o e t m e t d e k a n u n n ik e n , a a n h e t h o o g a lta a r v a n d e k a th e d r a a l te c e le b r e r e n . In d e s c h o o t v a n d it c o lle g e b e k le e d d e n e e n g r o e p v a n v ij f , n l. d e o p v o lg e r s v a n d e t u s s e n 1 1 1 2 e n 1 1 1 4 e e r s t e a a n g e s t e ld e “m a g n i v ic a r ii” , e e n a f z o n d e r lijk e p la a ts e n b e z a t e n e ig e n g o e d e r e n . H e t w a s d ie g r o e p d ie h e t p a tr o n a a t s r e c h t o v e r d e S in t-M a r tin u s k e r k v a n O e s e lg e m b e z a t . Z ij w a r e n u ite r a a r d v a n h e t k a p itt e l a f h a n k e lij k ( b e r e id w illig m e e g e d e e ld d o o r k a n u n n ik J e a n D u m o u lin v a n h e t D o o r n ik s k a p itt e l, w a a r v o o r d a n k ). D e p a tr o o n w o r d t o o k m e t d e te r m
“collatio” a a n g e d u id . Z ie o . a . F . de Trente", L e u v e n , 1 9 2 9 , p . 4 4 .
“collateur”
e n d e p r e s e n t a t io m e t d e te r m
W illo c x , “ Introduction
des décrets du concile
7 . D . A . T . , r e g . 4 , f o l. 4 9 r°. 8 . M .C l o e t ,
Het kerkelijk leven,
p . 1 3 3 -1 4 4 . V o o r d r a c h t b r ie v e n in B . A . B . , O e s e l
g e m , 16 e n 18. In d e p r e s e n t a t ie b r ie f v a n p a s t o o r B u y s e (1 7 6 3 -1 8 2 5 ) w o r d t d e z e d o o r d e p a tr o o n a a n d e b is s c h o p v o o r g e s t e ld “u it k r a c h t v a n d e n o m in a t ie d o o r d e u n iv e r s it e it v a n L e u v e n ” . D e t h e o lo g is c h e f a c u lt e it b e z a t e e n p a u s e lij k p r iv ile g ie w a a r b ij zij h e t r e c h t h a d h a a r g e p r o m o v e e r d e s t u d e n t e n , z o n d e r b is s c h o p p e lijk e x a m e n e n m e t u its lu itin g v a n a n d e r e k a n d id a t e n , a a n d e p a tr o o n te r v o o r d r a c h t o p t e d r in g e n ( B . A . B . , O e s e l g e m , 1 9 . 2 0 . 2 1 . 2 2 ) . 9 . Z o w a s h e t t o c h in h e t g e v a l v a n p a s t o o r H .V o r s t e n b o s c h in 1 6 3 2 ( D . A . T . , r e g . 3 , f o l. 18 r°). 10.
P e r m u t a t ie
: h e t o m w is s e le n v a n e e n k e r k e lij k b e n e f ic ie d o o r t w e e o f d r ie
p r ie s te r s o f le k e n o n d e r e lk a a r , g e v o lg d d o o r d e g o e d k e u r in g v a n d e b is s c h o p e n d e a a n v a a r d in g v a n d e p a tr o o n . D e p e r m u ta t ie w a s e e n e r g e r lijk m is b r u ik
88
m e t e e n ta a i b e s t a a n ( M .C l o e t ,
Het kerkelijk leven,
p . 1 4 4 -1 4 6 ).
11. B . A . G . - A . E . G . , r e g . 1 9 , f o l. 8 3 v° - 8 4 r° ; 8 4 v° - 85 12. M .C l o e t ,
Het kerkelijk leven,
v°.
p . 2 7 4 -2 7 5 .
13. D . A . T . , D . V . 1 6 9 1 . 1 4. T ij d e n s d e v is it a t ie v a n 1 6 8 9 k a n d e d e k e n d e k e r k r e k e n in g e n v a n a f 1 6 8 7 n ie t v e r if ië r e n a a n g e z ie n d e b ij z o n d e r s t e b e w ij s s tu k k e n n a a r G e n t o v e r g e b r a c h t z ij n . O o k d e w a a r d e v o ls t e v o o r w e r p e n u it d e k e r k z ijn o p d a t m o m e n t in G e n t b ij F r a n s W is s a e r t o p d e A u b u r g h ( D . A . T . , D . V . 1 6 8 9 ). 1 5 . D . A . T . , r e g . 3 , f o l. 6 4 v °, s ta tu s v is it a t io n is 1 6 3 9 . In d e in h o u d s ta f e l v a n d it r e g is te r w o r d t g e z e g d d a t v o o r h e t h o o g a lta a r 1 5 5 0 g u ld e n u i t g e g e v e n w e r d e n . T ij d e n s z ijn v is it a t ie v a n O e s e lg e m v a n 13 s e p t e m b e r 1 6 4 0 w o r d t h e t n ie u w e m a r m e r e n a lta a r d o o r b is s c h o p T r ie s t o p g e m e r k t. H e t w a s d u s n o g n ie t z o la n g
Itinerarium visitationum Antonii Triest episcopi Gandavensis (1623-1654), De visitatieverslagen van bisschop Triest, L e u g e le d e n o p g e r ic h t . ( Z i e : M .C l o e t , v e n , 1 976, p. 2 9 1 ). A l in 1 6 2 6 w a s d e k e r k v a n O e s e lg e m in v e r g e lij k in g m e t v e e l a n d e r e v o o r t r e f fe lijk o n d e r h o u d e n ( M .C l o e t , gen van
Het kerkelijk leven ,
p . 6 0 2 ) . In d e v is it a t ie v e r s la
1 6 2 7 t o t e n m e t 1 6 5 2 w o r d t d e k e r k a ltijd a ls g o e d o n d e r h o u d e n
v e r m e ld . 1 6. D e b is s c h o p p e n h e c h t te n v e e l b e la n g a a n d e b r a n d e n d e g o d s la m p a ls t e k e n v a n C h r is t u s ’ a a n w e z ig h e id in h e t H .S a c r a m e n t . Z e k o m e n e r h e r h a a ld e lijk o p t e r u g , z o a ls in d e a a n m a n in g v a n 4 m a a r t 1 7 1 1 . ( D . A . T . , b is s c h o p p e lij k e a a n m a n in g .) In 1 7 2 9 b r a n d t in O e s e lg e m d e g o d s la m p s le c h ts o c c a s io n e e l o m d a t d e m id d e le n o n t b r e k e n .
(D .A .T .
b is s c h o p p e lij k e in s tr u c tie a a n d e d e k e n s ,
1 7 2 9 .) 1 7 . D e o m h e in in g r o n d h e t k e r k h o f w a s v ó ó r 1711 al w e e r v e r d w e n e n . In d e a a n m a n in g v a n 4 m a a r t 1 7 1 1 b e v e e lt d e b is s c h o p h e t k e r k h o f a f te s lu it e n e n e r e e n b e w a a r p la a t s v o o r d e ( o p g e g r a v e n ) b e e n d e r e n te v o o r z ie n ( D . A . T . b is s c h o p p e lij k e a a n m a n in g ). 1 8 . B . A . G . - A . E . G . , r e g . 2 2 , f o l. 1 8 8 r°. 1 9 . B . A . B . , O e s e lg e m , 7 , p a r o c h ie s ta a t v a n 2 3 j u li 1 6 9 2 . 2 0 . D .A .T ., D .V ., 7 m ei 1691. 2 1 . B . A . B . , O e s e l g e m , 7. 2 2 . D .A .T ., D .V . 1688. 2 3 . Z ie h o o f d s t u k I. 2 4 . Z ie h o o fd s tu k II.
Scholen om de jeugd te onderwijzen in de geloofsartikelen en de geboden van de kerk in De Lagere school in België van de middeleeuwen tot nu, A .S .L .K .- t e n t o o n s t e l l i n g s c a t a l o g u s , B r u s s e l 1 9 8 6 , p . 1 5 4 -1 6 2 . R . B a r b r y , Hoofdstukken uit de geschiedenis van de volksschool, p r o m a n u s c r ip to , p . 1 1 -3 4 . M .C l o e t , Het kerkelijk leven, p . 3 8 3 -4 2 0 .
2 5 . C la u d e B r u n e e l,
2 6 . D . A . T . , r e g . 3 , f o l. 1 1 7 r°. 2 7 . Id e m , D .V . 1669. 2 8 . Id e m , D .V . 1689. 2 9. Id e m , D .V . 1691. 3 0 . M .C l o e t ,
Het kerkelijk leven,
p. 415.
3 1 . D . A . T . , r e g . 3 , f o l. 3 4 v°. W e llic h t is d it g e b o u w n o g t e z ie n o p d e t e k e n in g v a n S e r a fin V e r m o t e (1 7 8 8 -1 8 3 7 ) v a n c a . 1 8 1 5 , v o o r s t e lle n d e d e k e r k e n e e n p a a r h u iz e n . 3 2 . D . A . T . , D . V . 15 s e p t e m b e r 1 6 7 7 . 33. Id e m , D .V . 1699.
89
3 4 . M .C l o e t ,
Het kerkelijk leven , p . 1 6 0 -1 6 5 .
D e p a s t o o r o n t v in g c a s u e e l t .g .v . b e g r a
f e n is s e n , h u w e lij k e n , j a a r g e t ij d e n , v e s p e r s e n lo f , k e r k g a n g e n . D a a r k w a m o o k n o g h e t m is h o n o r a r iu m b ij. E r w a s o o k in e e n v e r g o e d in g v o o r z ie n v o o r h e t h a le n v a n d e H .O l i ë n t e T ie lt e n h e t p r e k e n v a n d e v a s t e n s e r m o e n e n . E r w a r e n p a s t o o r s d ie e e n v e r g o e d in g v r o e g e n v o o r h e t t o e d ie n e n v a n d e H .S a c r a m e n t e n d er sterv e n d en . 3 5 . P a s t o o r D o o r e s e l e ( 1 7 2 8 -1 7 3 4 ) g e e f t in z ijn s p e c if ic a t ie v a n p a s t o r e le in k o m s te n h e t ta r ie f v a n z ijn c a s u e e l. D o o p s e l : 4 s t u iv e r s . H o o g s t e b e g r a f e n is d ie n s t : 8 g u ld e n . M id d e lb a r e d ie n s t : 6 g u ld e n . K le in e d ie n s t : 4 g u ld e n . D is b e g r a fe n is : 5 s c h e llin g e n . K in d e r b e g r a f e n is : 6 s t u iv e r s . E e n w e k e lij k s e m is : 3 p o n d j a a r lijk s . E e n m a a n d e lij k s e m is : 14 s c h e llin g e n j a a r lijk s . H e e l h e t o c t a a f v a n h e t H .S a c r a m e n t , p e r m is : 6 s c h e llin g e n . J a a r g e t ijd e p a s t o o r P o tt a y : 3 s c h e llin g e n . J a a r g e t ijd e p a s t o o r J a ille : 3 g u ld e n . E e n a n d e r j a a r g e t ij d e : 9 s t u iv e r s . D e p a s t o o r h e e f t o o k r e c h t o p d e h e lft v a n h e t v la s in d e u ite r w a a r d e n (v a n d e L e ie ) e n o p al h e t o f fe r v la s . H ij o n tv a n g t a ls v e r g o e d in g v o o r h e t h a le n d e r H .O lië n : 5 s c h e llin g e n . V e r g o e d in g v o o r b r ie fp o r t e n s c h r ijfm a te r ia a l m .b .t . o f f ic ië le c o r r e s p o n d e n t ie : 6 s c h e llin g e n , 8 g r o t e n ( B . A . B . , O e s e l g e m , 1 7 ). P a s t o o r B u y s e ( 1 7 6 3 -1 8 2 5 ) g e e f t in z ijn s p e c if ic a t ie v a n 1 7 6 3 v o lg e n d e b e d r a g e n . H o o g s t e b e g r a f e n is d ie n s t : 2 6 s c h e llin g e n , 4 s tu iv e r s . M id d e lb a r e d ie n s t : 2 0 s c h e llin g e n . K le in e d ie n s t : 13 s c h e llin g e n , 2 s t u iv e r s . E e n w e k e lij k s e m is : 6 0 s c h e llin g e n ja a r lijk s . E e n m a a n d e lij k s e m is : 1 4 s c h e llin g e n ja a r lijk s . E e n j a a r g e t ij d e : 10 s c h e llin g e n . E e n g e z o n g e n f u n d a t ie m is : 3 s c h e llin g e n . E e n a n d e r e f u n d a t ie m is : 3 s c h e llin g e n , 2 s tu iv e r s . E e n m a a n d e lij k s g e f u n d e e r d e m is v o o r 4 5 ja a r : 1 s c h e llin g . D a a r b ij h e e f t d e p a s t o o r r e c h t o p d e h e lft v a n h e t w a s r o n d d e lijk b a a r e n al h e t o f fe r w a s ( B . A . B . , O e s e l g e m , 2 3 ) . O u d e r e k e n m u n te n : 1 p o n d ( l b .) = 2 0 s c h e llin g e n ( s . ) = 2 4 0 p e n n in g e n o f d e n ie r s ( d ) . 1 g u ld e n ( f l .) = 2 0 s t u iv e r s = 8 0 o o r d e n 1 p o n d g r o t e n V la a m s = 6 g u ld e n =
12 p o n d p a r isis = 15 p o n d t o u r n o o is
N a 1 7 0 4 is 1 p o n d V la a m s w is s e lg e ld = 6 g u ld e n 1 p o n d c o u r a n t = 7 g u ld e n 1 p o n d g r o t e n V la a m s w a s in
1 6 3 3 = 8 0 0 fr. w a a r d , n u 2 .6 8 0 fr. 1 7 4 9 = 7 5 9 ,7 9 f r ., n u 2 .8 2 1 fr.
Z ie F . V a n d e n K e r k h o v e , V la a m s e S ta m , 3 ( 1 9 6 7 ) n r. 2 , p . 8 9 . E . O s s ie u r , V la a m s e S ta m , 8 ( 1 9 7 2 ) n r 3 , p . 1 1 7 . 3 6 . O p 17 s e p t e m b e r 1 7 1 3 s c h e n k t J a ille a a n A n n a N e e r in c x , d e w e d u w e v a n z ijn b r o e r F r a n s , w o n e n d e in G e n t o p d e O u d e V is m a r k t , e e n j o n g e k a lk o e n , w a t n o t e n , d r u iv e n , p e r k e ls ( d e v r u c h t v a n e e n w ild e p e r z ik b o o m ) e n p e r e n . ( R . A . G . , S in t- B a a f s , B /4 7 9 7 , b r ie f v a n J a ille a a n A n n a N e e r in c x ) . 3 7 . Z ie : J .B o s s u ,
(1790-1816)
Pieter-Jan Buyse (1736-1817) pastoor van Oeselgem en zijn proces
in D e R o e d e v a n T ie lt , X I X ( 1 9 8 8 ) , n r. 1, p . 5 .
Z ie : M .C l o e t ,
Itinerarium,
p. 358, 360, 4 6 2 , 509.
3 8 . B . A . B . , O e s e l g e m , 9 . S p e c if ic a tie v a n B u y s e , w a a r s c h ijn lijk u it 1 7 6 3 , h e t ja a r v a n z ijn b e n o e m in g : “d e p r ie s te r a g e v o lg e n s p o in t in g e d 'a n n is 1 7 6 0 in 't h e e le g r o o t t w e e h o n d e r t e n v e e r t h ie n r o e d e n e n a lf la n t ( B . A . B . , O e s e l g e m , 2 3 ) . D e m e e r s in ’t M o o r g e r e c k is 101 e n h a lf r o e d e n g r o o t ( I d e m . L a n d b o e k v a n O e s e lg e m 1 7 7 0 , f o l. 1 1 5 r°, R . A . K . , A a n w . V I , n r. 1 9 3 5 ). 3 9 . R . A . K . , S c a b . I , O e s e lg e m 1 7 1 7 -1 7 3 9 , f o l. 17 v °, a k te 9. 4 0 . I d e m , f o l. 9 v ° , a k te 5 . B . A . G . - A . E . G . , r e g . 1 9 , f o l. 9 6 r°, v a n 6 a u g u s tu s 1 6 9 2 . 4 1 . B .A .B ., O e s e lg e m , 23. 4 2 . I d e m , 7 ; 9 , s ta a t v a n d e p a r o c h ie v a n 2 3 j u li 1 6 9 2 .
90
4 3 . S p e c if ic a tie v a n d e t ie n d o p b r e n g s t d o o r p a s t o o r B u y s e , w a a r s c h ijn lijk v a n 1 7 6 3 ( B .A .B ., O e s e lg e m , 2 3 ). B u y se h e e ft h et o v e r “tw e e sc h o o fe n v an d ry e, an d ers g e s e y t , t w e e s c h o o f e n v a n d r y e n d e r t ig h ” . E e n t ie n d h e f f e r h a d r e c h t o f w e l o p é é n s c h o o f o p 3 3 ( lic h t e t i e n d e n ) , o f w e l o p t w e e s c h o v e n o p 3 3 ( d u b b e le lic h te t i e n d e n ) , o f w e l o p d r ie s c h o v e n o p 3 3 ( v o lle t i e n d e n ) . M e e s t a l v e r p a c h t te n d e t ie n d h e f f e r s h u n t ie n d o p b r e n g s t , m a a n d e n v ó ó r d e o o g s t , a a n d e m e e s t b ie d e n de. 4 4. F rans V e r str a e te n ,
De Gentse St.-Jacobsparochie,
d l. 3 , p . 4 3 2 - 4 3 7 .
4 5 . B . A . B . , O e s e l g e m , 9 . D . A . T . , p a r o c h ie s ta a t v a n 1 6 8 8 . D e “ S in t- M a a r t e n s t ie n d e ” w a s g e s it u e e r d , v o o r e e n g e d e e l t e , t u s s e n d e “V ia R e g ia ” ( “ ’s H e e r e n s tr a e t e ” , d e h u id ig e D e in z e s t r a a t ) ( R . A . K . , S c a b . I , r e g . O e s e lg e m 1 7 1 7 -1 7 3 9 , f o l. 8 v ° ) e n d e L e ie e n g e d e e lt e lij k te n o o r d e n v a n d e L e ie . D e lic h t e S in t-M a a r t e n s t ie n d e h o o r d e t o e a a n d e k e r k f a b r ie k . 4 6 . M a ten van D e in z e
: d ie v a n K o r tr ijk e n G e n t . H . D e S c h r ijv e r ,
landmaten in Vlaanderen,
De oude
H a n d z a m e , 1 9 7 9 , p . 14. W a t v o o r d e la n d m a te n
g e ld t , m a g o o k v o o r d e in h o u d s m a t e n a a n v a a r d w o r d e n . 4 7 . B .A .B ., O e s e lg e m , 9. 4 8 . I d e m , 1. M . C lo e t ,
Het kerkelijk leven ,
p . 1 5 6 -1 5 7 . R . A . G . , S in t - B a a f s , B /1 0 2 ,
( b is s c h o p p e lij k e v is it a t ie ) g e e f t v o o r 1 6 8 0 , 5 0 0 fl. o p a ls “z e k e r in k o m e n ” v a n d e p a s t o o r v a n O e s e l g e m , o m g e r e k e n d ru im 8 3 lb . g r. V I. T e r v e r g e lij k in g : g e k w a lif ic e e r d e m e ts e la a r s e n t im m e r lie d e n in d e s ta d v e r d ie n d e n c a . 3 7 lb . e n o p h e t p la tt e la n d c a . 2 8 lb . E e n la n d a r b e id e r 2 0 lb . D e s c h o u t e n d e s c h e p e n e n v a n h e t B r u g s e V r ij e s t r e k e n ja a r lijk s 1 0 0 lb . o p , d e b a lju w v a n O o s t e n d e s le c h t s 4 0 lb . O o k o p h e t p la tt e la n d h a d e e n p a s t o o r e e n b e h o o r lij k b e s t a a n (M . C lo e t,
Het kerkelijk leven,
p . 1 7 2 -1 7 3 ).
4 9. R .A .K ., B r. P ., I, 6 0 9 3 . 5 0 . L a n d d e k e n s v a n h e t d istr ic t T ie lt : L o u y s B r u g m a n s , p a s t o o r e n d e k e n v a n T ie lt , 1 6 8 3 -1 6 9 6 . J a n F r a n c ie s D e C o c k , p a s t o o r v a n M e u le b e k e 1 6 8 6 -1 7 1 4 , d e k e n 1 6 9 6 -1 7 1 4 . A n t o o n V a n B e ll e g h e m , p a s t o o r v a n B e lle m 1 6 9 3 -1 7 2 2 , d e k e n 1 7 1 4 -1 7 2 2 . H e n d r ik D i u , p a s t o o r v a n A a r s e le 1 7 0 8 -1 7 4 2 , d e k e n
1 7 2 2 -1 7 4 2 .
( m e e g e d e e l d d o o r F r a n s M ic h e m ). 5 1 . B . A . B . , O e s e lg e m , 8 . 5 2 . B . A . G . , A . E . G . , r e g . 2 0 , f o l. 2 5 7 v°. 5 3 . B . A . B . , O e s e lg e m , 9 . D . A . T . , r e g . 5 , f o l. 1 0 4 v °. D . A . T . , D e k . v is . 1 7 0 1 . 5 4 . D . A . T . , r e g . 5 , f o l. 1 0 4 v° ; 1 2 3 r° - 1 2 4 r°. B . A . G . , A . E . G . , r e g . 2 2 , f o l. 175 r° - 1 7 6 r°. In d ie tijd le e d J a ille a a n s t e e n v o r m in g in d e b la a s . In m e i 1 7 0 8 k r e e g hij v a n z ijn b is s c h o p d e t o e la t in g o m t e lk e n s a ls h e t n o d ig w a s , bij a c u t e a a n v a lle n , e e n p a a r w e k e n te r u s te n e n z ic h te la te n v e r v a n g e n d o o r e e n p r ie s te r u it e e n v a n d e o m lig g e n d e p a r o c h ie s ( B . A . G . , A . E . G . , r e g . 2 3 , f o l. 5 3 v ° ). T u s s e n 1 7 0 8 e n 1 7 2 0 w a s h e t v o o r J a ille e e n r u s tig e tijd . H ij w a s in O e s e lg e m in g e b u r g e r d , d e p r o c e s s e n w a r e n b ij g e le g d e n hij h a d lin k s e n r e c h ts e e n d e e l v a n z ijn fo r tu in in o n r o e r e n d e g o e d e r e n b e le g d . V a n a f 1 7 2 0 k o m e n d e m o e ilij k h e d e n : d e b o u w v a n d e k e r k e n d e g r o e ie n d e o n e n ig h e id m e t z ijn b is s c h o p . 5 5 . U it d e tie n d s ta a t v a n p a s t o o r B u y s e d ie z e l f n a a r h e t c o n tr a c t v a n J a ille m e t d e t ie n d h e f f e r s v e r w ij s t , b lijk t d a t d e p a s t o o r v a n O e s e lg e m a lle e n in d e M e u le k o u t e r e n d e P o n t h o e k h e t a b s o lu u t v o lle tie n d r e c h t b e z a t , n l. e lk e e lf d e s c h o o f . In d e N e e r k o u t e r e n d e G a l g e k o u t e r z ijn e r t a lr ijk e p e r c e le n w a a r hij m a a r 2 s c h o v e n o p 3 3 c n z e lf s e e n p a a r p e r c e le n w a a r hij s le c h ts d e 3 3 s t e s c h o o f n e m e n m a g . Z o w a s h e t bij m e n s e n h e u g e n is a ltijd g e w e e s t ( B . A . B . , O e s e lg e m , 2 3 ).
91
5 6 . R . A . K . , B r . P . , I , 6 0 3 0 : m e ld in g v a n e e n w ij k g e n a a m d “ b o v e n d ’H o l b e k e ” , w e llic h t t e id e n t if ic e r e n m e t d e w ijk O v e r b e k e . 5 7 . D . A . T . , r e g . 5 , f o l. 1 2 4 . B . A . B . , O e s e l g e m , 2 3 . 5 8 . B .A .B ., O e s e lg e m , 23. 5 9. Id em , 9. 60. Id em , 23. 6 1 . F ran s V e r str a e te n ,
St.-Jacobsparochie,
d l. 3 , p . 4 3 6 . B . A . B . , O e s e l g e m , 2 3 .
6 2 . D e N e g e n j a r ig e O o r lo g (1 6 8 8 -1 6 9 7 ) in d e R ij n p a lt s d o o r L o d e w ij k X I V v a n F r a n k r ijk o n t k e t e n d o m z ij n a a n s p r a k e n o p d it g e b ie d t e n v o o r d e le v a n z ijn b r o e r F ilip s k r a c h t b ij t e z e t t e n . W ille m I I I , s t a d h o u d e r v a n d e r e p u b lie k d e r V e r e n ig d e N e d e r la n d e n , n a m d e le id in g v a n e e n c o a lit ie t e g e n F r a n k r ijk , m e t E n g e la n d , Z w e d e n , S a v o o i e , D u it s la n d e n S p a n je . 6 3 . H e t w a s n ie t d e e e r s t e k e e r d a t o n s d o r p d e g e v o lg e n v a n d e v e r o v e r in g s z u c h t v a n d e F r a n s e k o n in g o n d e r g in g . H e t s c h a d e r a p p o r t v a n 2 9 a p r il 1 6 7 8 b e v a t e e n o p s o m m in g v a n d e s c h a d e in 5 1 g e z in n e n a a n g è r ic h t d o o r d e o v e r e n w e e r t r e k k e n d e F r a n s e s o ld a t e n t ij d e n s h e t b e le g v a n G e n t in d e H o lla n d s e O o r lo g ( 1 6 7 2 -1 6 7 8 ) . O p 4 3 p la a ts e n w e r d e n “ m e u b e ls ” d .w .z . a l w a t t o t d e h u isr a a d b e h o o r t , o n t v r e e m d . O p e l f p la a ts e n w e r d e n d o o r h e t s t e le n v a n h o n in g d e b ij e n k o r v e n b e s c h a d ig d . T w e e k a lv e r e n w e r d e n g e s t o le n . Z e s m a a l w e r d g r a a n m e e g e n o m e n , v ie r m a a l k le r e n , d r ie m a a l h o u t , d r ie m a a l h e n n e n , t w e e m a a l s t r o , e n é é n m a a l b o t e r , v e e , g e ld , p a a r d e t u ig , lin n e n , e r w t e n , b r o o d , v o e d e r e n b o m e n . A l l e s s a m e n g o e d v o o r 1 2 5 lb . 6 s. 3 d . g r. V I. ( R . A . K . , B r . P . , I, 6 5 6 7 ) . D a t w a s s le c h ts k le in b ie r v e r g e le k e n m e t w a t n o g k o m e n z o u . 6 4 . R .A .K ., B r . P ., 5 5 7 9 . 6 5 . S a u v e g a r d e n : s o ld a t e n d ie k o n d e n g e t u ig e n d a t e e n s c h a t t in g b e t a a ld w e r d e n d a a r o m d e b e z it t in g e n v a n d e b e t a le r b e w a a k t e n . O o k g e s c h r e v e n c e r tific a a t v a n b e t a lin g . 6 6. M arcel D e lm o tte ,
De kasselrij Kortrijk,
p . 1 1 7 -1 1 8 .
6 7 . Id e m , p . 121. 6 8 . I d e m , p . 1 2 8 . Z i e o o k R . A . K . , p a r . r e g . O e s e l g e m , r e e k s 1/2. T o c h o n d e r t e k e n d e p a s t o o r V a n H a e c h t s a m e n m e t d e a n d e r e p a s t o o r s v a n d e d e k e n ij T ie lt e e n v e r z o e k a a n d e b is s c h o p w a a r in z e , m e t h e t o o g o p d e g r o t e a r m o e d e , v o o r h u n p a r o c h ia n e n d e t o e la t in g v r a g e n g e d u r e n d e d e v a s t e n v a n 1 6 9 1 e i e r e n te m ogen
eten .
H et w erd
to e g e sta a n
m e t u itz o n d e r in g v a n d e G o e d e W e e k
( D . A . T . , b r ie f e n t o e la t in g v a n 6 m a a r t 1 6 9 1 ). 6 9 . B . A . G . , A . E . G . , r e g . 2 0 , f o l. 1 6 6 v°. 7 0 . I d e m , f o l. 11 r°-v°. 7 1 . D . A . T . , v a r ia . 7 2 . B . A . G . , A . E . G . , r e g . 2 0 , f o l. 3 2 v°. 7 3 . D . A . T . , d is p e n s a tie v a n 1 4 fe b r u a r i 1 6 9 7 . 7 4 . D . A . T . , D . V . 1691 : 3 0 0 c o m m u n ic a n t e n . In d e v e r o n d e r s t e llin g d a t d it a a n ta l 6 0 % v a n d e b e v o lk in g u itm a a k t, k o m e n w e o p e e n t o t a a l v a n 5 0 0 in w o n e r s . 75. M . D e lm o tte ,
De kasselrij Kortrijk,
p . 2 0 8 . M ic h e l C l o e t ,
Het kerkelijk leven,
p . 5 5 9 -5 6 0 . 7 6 . R . A . K . , B r . P ., 6 0 9 3 . 7 7 . D e s ta d N a m e n w e r d o p 3 a u g u s tu s in g e n o m e n , d e c it a d e l h ie ld h e t t o t 5 s e p t e m b e r u it. 78. M . D e lm o tte ,
De kasselrij Kortrijk,
p . 1 6 3 -1 6 5 ; 171 ; 1 7 3 .
7 9 . R . A . K . , p a r . r e g . O e s e l g e m , r e e k s 1 , 1/2. “ N o t a q u o d s u b s e q u e n tia n o m in a m o r tu o r u m h ic t r a n s c r ip ta s u n t e x a lio r e g is tr o in d e p r e d a t io n e t o tiu s p a r o c h ie e t e c c le s ie a m ilitib u s e x e r c it u s r é g is G a llo r u m
92
s u b d u c e M a r e c h a lc o d e V ille r o y a n n o 1 6 9 5 d ie b u s 15 e t 17 m e n s is J u lii la c e r a t o , q u ib u s e t a liis d ie b u s p le r a q u e a d e c c le s ia m p e r t in e n tia , a c in te r a lia c a lic e m , m is s a le , s a c r u m c h r is m a e t o le u m c a t e c h u m e n o r u m c u m su is v a c c u lis , c a s u la m v i o la c e a m , r e liq u ia s sa c r a s a r g e n t o in c lu s a s e t c . : fu r a ti s u n t ” . 8 0 . F o u r a g e r e n . In e e r s t e in s t a n tie h e t o p e is e n v a n g r a s e n h o o i v o o r d e p a a r d e n . O o k a lle o p e is in g e n v a n v o e d e r e n v o e d s e l. 81. M . D e lm o tte ,
De kasselrij Kortrijk ,
p . 168.
8 2 . R . A . K . , B r . P ., I , 6 0 3 9 . “ S p e c if ic q u e n S t a e t e n d e d e c la r a t ie v a n a lle d e in w o n e r s e n d e p a r o c h ia e n e n d e r p r o c h ie v a n O e s s e lg h e m ” . In h e e l d e p a r o c h ie z ijn e r o p 51 g e h u w d e p a r e n 4 8 m e t é é n o f m e e r k in d e r e n . S a m e n m e t d e 10 w e d u w e n e n 9 w e d u w n a a r s m a a k t d it 6 7 g e z in n e n u it m e t k in d e r e n w a a r v a n 21 m e t 1 k in d , 18 m e t 2 , 10 m e t 3 , 11 m e t 4 , 4 m e t 5 , 1 m e t 6 , 2 m e t 7 k in d e r e n . E r z ijn o o k 4 g e z in n e n v a n s a m e n w o n e n d e n e n 8 v a n a lle e n s t a a n d e n . In h e t g e h e e l w o r d e n s le c h ts 2 g e z in n e n v e r m e ld d ie v o o r e e n g r o o t v a d e r o f g r o o t m o e d e r z o r g e n . 5 3 g e z in n e n h e b b e n e e n b r o n v a n in k o m s t e n , e e n b e r o e p o f b e d r ijf. 3 3 o n d e r h e n s t e lle n h e t r e d e lij k g o e d e n k u n n e n b e la s t in g b e t a le n . 9 a n d e r e n z ijn b e g o e d , t e o o r d e le n n a a r h e t d ie n s t p e r s o n e e l d a t zij e r o p n a h o u d e n . P a c h te r G u illa u m e V a n A e l s t , b u r g e m e e s t e r , h e e f t z e lf s t w e e k n e c h t e n e n e e n m e id . V a n d ie 3 3 z ijn 11 g e z in n e n m o m e n t e e l n ie t in sta a t a a n h u n b e la s t in g s p lic h t t e v o l d o e n , o n d e r h e n d e p a s t o o r v a n w ie d e o p b r e n g s t v a n d e p a s t o r e le t ie n d e n te la a g lig t o m d e v e r s c h u ld ig d e ta k s o p t e b r e n g e n . In d ie 5 3 g e z in n e n z ijn w e r k z a a m
: 1 4 h o u d e r s v a n e e n k le in b e d r ij f, 1 0 w e v e r s , 8 p a c h te r s , 4
la n d s m a n n e n , 3 s c h e e p s t r e k k e r s , 2 s p in n e r s , 2 “ h a n d tm a k e r s ” , 1 p a s t o o r , 1 k o s t e r , 1 s e r g e a n t ( d ie n d e r v a n d e b a lj u w ) , 1 w in k e lie r , 1 m o le n a a r , 1 z w in g e la a r , 1 s t r o d e k k e r , 1 r e n t e n ie r . D a a r b ij k o m e n n o g 9 k n e c h te n e n 8 m e id e n . D e in d u s tr ie in O e s e lg e m b lijft b e p e r k t t o t h e t w e v e n v a n g r o f lijn w a a d e n h e t g r o o t s t e d e e l v a n d e b e v o lk in g le e f t v a n d e la n d b o u w . M e n v e r b o u w t r o g g e , ta r w e , b o e k w e it , h a v e r , k o o lz a a d , v la s e n a a r d a p p e le n . E r z ijn v e e l b ij e n h o u d e r s . H o n in g is d e g e w o n e z o e t s t o f . N a a s t d e z e 5 3 g e z in n e n d ie v o o r e ig e n o n d e r h o u d k u n n e n in s ta a n , z ijn e r d e 2 9 n o t o ir e a r m e g e z in n e n v a n w ie g e e n b e r o e p o f b e d r ij f o p g e g e v e n w o r d t. B lijk b a a r v a lle n z e te n la s t e v a n d e a r m e n d is . H e t z ijn 14 g e h u w d e p a r e n , 9 w e d u w e n e n 2 w e d u w n a a r s , a lle n m e t é é n o f m e e r k in d e r e n e n 4 a lle e n s t a a n d e n . O p te m e r k e n v a lt d a t o v e r h e e l d e p a r o c h ie , v a n d e 10 w e d u w e n 9 a ls a rm g e n o t e e r d s ta a n e n v a n d e 9 w e d u w n a a r s s le c h ts 2. 8 3 . R . A . K . , B r . P ., I , 6 2 0 4 : “ D e c la r a t ie d ie b y d e s e n m a e c k e n b u r g h e m e e s t e r e n d e s c h e p e n d e r p r o c h ie v a n O e s s e lg h e m v a n a lle d e s c h a e d e e n d e r u in e n o n d e r s t a e n e n d e g h e le d e n d o o r d e in w o o n d e r s d e s e r p r o c h ie t e n j a e r e X V I C v ij f e n t n e g h e n t ic h s o o in t ’ f o u r a g ie r e n v a n h e n lie d e n v r u c h te n a ls in ’t a ftr e c k e n v a n h e n lie d e n h u y s e n p lu n d e r y n g h e v a n d e k e r c k e e n d e a n d e r e ” . In 1 6 9 6 w a s J a c o b u s D e R u y t b a lju w v a n d e p a r o c h ie ; Ja n O t t e v a e r e , b u r g e m e e s t e r ; G u illa u m e V a n A e l s t , P ie te r D e M e y e r e , P ie te r D e V o l d e r e , P ie te r L ie v r o u w , R o g ie r D h a y e r e , J o o r is D e D o n c k e r e , s c h e p e n e n ; J o o s H e r r y en J o a n n e s L a m m e r t y n , o n tv a n g e r s ( R . A . K . , F o n d s C o le n s , 1 38 - R e k e n in g 1 6 9 6 ). 8 4 . H a r d e v r u c h te n o f h a r tc o r n : g r a n e n d ie w in te r h a r d z ijn z o a ls t a r w e , r o g g e , s p e lt e n m a s t e lu in . Z a c h t e v r u c h te n o f s o m e r c o r n : d e z a a d v r u c h t e n d ie in h e t z o m e r z a a d g r o e ie n z o a ls g e r s t, e r w t e n , v it s e n , e v e n e ( h a v e r ) , r a a p z a a d , b o n e n . M a a r ts e v r u c h te n o f le n t e v r u c h te n : d ie in d e le n t e g e z a a id w o r d e n , z ie Ir. P a u l
Geschiedenis van de landbouw in België, A n t w e r p e n 1 9 5 2 , d l. 1, Bijdrage tot een systematisch glossarium van de oorkondentaai, B r u s s e l 1 9 5 6 , d l. 1, p . 1 42. L in d e m a n s ,
p . 125 ; 1 2 8 , v tn . 4 4 ; 2 6 3 ; 2 6 9 . D r . L o u is D e M a n ,
93
85. M . D e lm o tte ,
De kasselrij Kortrijk,
p . 1 5 1 , v tn . 2 8 1 .
8 6 . I d e m , p . 1 8 4 , v tn . 3 9 5 . 87. Id e m , p . 198. 8 8 . G ij z e lin g e n . I n d ie n e e n g e m e e n t e h a a r s c h u ld e n n ie t b in n e n d e g e s t e ld e tijd k o n b e t a le n , w e r d e n n a e e n a a n m a n in g e e n o f m e e r d e r e le d e n v a n d e m a g istr a a t g e v a n g e n g e z e t . Z e k w a m e n p a s vrij a ls ie m a n d z ic h b o r g s t e ld e v o o r h e t a f b e ta le n v a n d e sc h u ld . 8 9 . In 1 7 0 5 m o e t O e s e lg e m m a n s c h a p p e n le v e r e n o m “o p d e n v a e r t v a n B r u g g h e o p d e n p o s t v a n M o e r b r u g g h e ... te h o u d e n d e w a c h t e n d e ( t e ) b e le t t e n d e p a s s a g ie e n d e o v e r c o m s t e d e r g h e a llie e r d e t r o u p p e n ” ( R . A . K . , F o n d s C o le n s , 1 3 8 , b in n e n c o s t e n a n n o 1 7 0 5 , f o l. 2 v ° ). In 1 7 0 9 m o e t e n O e s e lg e m n a a r s o p d e p o s t B lo m m e n d a e le “ lig g h e n d e tu s s c h e n S te J o o r is e n d e G h e v a e r t ” h e t o v e r s c h r ijd e n v a n h e t k a n a a l d o o r d e g e a llie e r d e n b e le t t e n . ( I d e m , b in n e n c o s t e n a n n o 1 7 0 9 , f o l. 12 v ° ). 9 0 . R . A . K . , p a r . r e g . O e s e l g e m , r e e k s 1 , 1/2. 91. M arcel D e lm o tte ,
van 1566 tot 1713,
Kerk, pastoors, kosters en parochianen van Sint-Eloois-Vijve D e G a v e r str e k e , W a reg em 1977, p. 2 28.
92. Id em , p. 230. 9 3 . R . A . K . , B r . P ., 5 6 4 2 . 9 4 . R . A . K . , B r . P ., I, 5 6 2 3 . S c h a d e r a p p o r te n w e r d e n o p la st v a n d e m a g is tr a a t o p g e s t e ld t e n b e h o e v e v a n h e t k a s s e lr ijb e s tu u r . O m d a t d a a r b ij d e b e d o e lin g m e e s p e e ld e d e o p g e lo p e n s c h a d e v o o r v e r m in d e r in g v a n b e la s t in g in te r o e p e n , w e r d e n d e b e d r a g e n w e llic h t o p g e v o e r d . T o c h g e v e n d ie r a p p o r te n e r g n u ttig e in lic h tin g e n . 9 5 . R . A . K . , B r . P ., 5 6 3 4 . 96. Id em , 5642. 9 7 . S . A . G . , V r . S t ., O e s e lg e m . 9 8 . D . A . T . , r e g . 5 , f o l. 1 2 0 r°. B . A . G . , A . E . G . , r e g . 2 2 , f o l. 6 2 r°. 9 9 . D . A . T . , r e g . 5 , f o l. 121 r° - 122 r°. 1 0 0 . S . A . G . , V r . S t ., O e s e lg e m , f o l. 187. 1 0 1 . D . A . T . , r e g . 5 , f o l. 1 2 2 r° ; 125 r°. “ . . . e n d e s u lle n m o e t e n o p g h e n o m e n w o r d e n d e d a k e n v a n d e t w e e z ij d ’c h o o r e n ( z ij b e u k e n ) e n g h e b r a c h t w o r d e n o n d e r e e n d a c k b e g h in n e n d e v a n d e n to r r e t o t a e n d e n v o o r g h e v e l v a n d e k ercke
t e c t u m a tu rri u s q u e a d f in e m e c c le s ia e q u o d p e r d u a s a q u e d u c -
tu s in tria c a p ita d iv id it u r ” . 1 0 2 . R . A . G . , S in t- P ie t e r s , r e e k s I I , 1 2 7 6 . 1 0 3 . D . A . T . , r e g . 5 , f o l. 122 r° - 1 2 3 v ° ; 1 2 4 v° - 125 r° ; r e g . 6 , f o l. 51 r°. 1 0 4 . In D . A . T . , r e g . 5 , f o l. 1 2 4 v° - 125 r° v in d e n w e 4 0 v o e t a ls b r e e d t e v a n d e k e r k , 2 8 v o e t v o o r d e le n g t e v a n h e t a f g e b r o k e n d e e l e n 3 0 v o e t v o o r d e b e w a a r d e z ij m u r e n . D e o p g a v e v a n 4 0 v o e t k lo p t n ie t m e t d e t o t o p h e d e n b e w a a r d g e b le v e n e n o p m e e t b a r e b r e e d t e . D e t w e e a n d e r e o p g a v e n lijk e n o o k w e in ig e x a c t , n o c h m .b .t . d e K o r tr ijk s e n o c h m .b .t . d e D e i n s e m a a t. 1 0 5 . B . A . G . , A . E . G . , r e g . 2 5 , f o l. 8 7 v° ; 9 7 r°. 1 0 6 . D . A . T . , r e g . 6 , f o l. 51 r°. B . A . G . , A . E . G . , r e g . 2 5 , f o l. 1 10 r° ; 137 v°. 1 0 7 . W ie d e s a c r is t ie d e u r e n d e k lo k k e s t o e l v a n d e h u id ig e k e r k a a n d a c h tig b e k ijk t , m e r k t o p d a t zij v a n d e o u d e k e r k a f k o m s tig z ijn . 1 0 8 . D . A . T . , r e g . 5 , f o l. 1 2 4 v° - 1 2 5 . “ S o o h e b b e n d e n h e e r P a s to r P e tr u s J a ille e n d e d e n h e e r b a r o n v a n E x a r d e m id t s g a e d e r s n o t a b e le g h e r a e d ig h g h e v o n d e n d ’o u d e k e r c k e t e e n e m a e l a f t e w e r p e n e n a le e n e lic k m a e r te la e t e n s t a e n d e n t o r r e n d ie t e v o o r e n s t o n d t in h e t m id d e n v a n d e k e r c k e e n d e n u d e n s e lv e n s t a e n d e a e n d e n w e s tc a n t o f t e e in d e ld e u r e e n d e a ls o o v o o r t s te b o u w e n e e n e
94
n ie u w e k e r c k e te b e g h in n e n v a n d e n t o r r e n t r e c k e n d e d e s e lv e h e e l o o s t w a e r t s , s o o d a t d e n h o o g h e n a u c ta e r n u sa l s t a e n t o t o p d e n m e u r v a n h e t o u d t k e r c k h o f . . . ” ‘‘S ic e t e x o m n i m o d e r n i ( = h u id ig e ) t e m p li e d if ic io t a n t u m m o d o s u p e r s t e s r e m a n e r e t tu r r is in te g r a e t d u a e p a r te s m u r o r u m in u tr o q u e la t e r e a d lo n g itu d in e m p e d u m 3 0 . . . ” . 1 0 9 . D . A . T . , r e g . 5 , f o l. 1 2 5 v °. B . A . G . , A . E . G . , r e g . 2 5 , f o l. 1 1 4 r°. 110. B . A . G . , A . E . G . , r e g . 2 5 , f o l. 2 0 9 r°. 1 1 1 . In d e F r a n s e tijd w e r d h e t h o o fd a lt a a r v e r n ie ld e n in 1 8 1 0 d o o r e e n n ie u w v e r v a n g e n in E m p ir e - s t ijl, g e d e e lt e lij k in m a r m e r e n g e d e e lt e lij k in h o u t. T o e n n a d e m e id a g e n v a n 1 9 4 0 h e t b e s c h a d ig d e a lta a r h e r s te ld w e r d , w e r d e n m e t e e n a lle h o u te n o n d e r d e le n d o o r m a r m e r e n v e r v a n g e n m e t u itz o n d e r in g v a n é é n z u iltj e v a n h e t t a b e r n a k e l. 1 1 2 . R . A . K . , p a r. r e g ., O e s e lg e m , r e e k s 1 , 1 /3 , d o o p s e ls . 1 1 3 . R . A . G . , R a a d v a n V la a n d e r e n , 2 1 7 0 6 . O m d e w e r k e n t e k u n n e n u it v o e r e n , w e r d e n d e w a p e n b o r d e n v a n d e fa m ilie V a n d e n K e r c k h o v e a f g e h a a k t . D e h e e r v a n O e s e lg e m s p a n d e e e n p r o c e s t e g e n d e p a s t o o r in o p b e s c h u ld ig in g d e b o r d e n te h e b b e n la te n v e r d w ij n e n . D e h e e r v e r lo o r e n m o e s t d e k o s t e n b e t a le n . T o e n h e t p r o c e s o p 3 a u g u s tu s 1 7 8 7 a f g e s lo t e n w e r d , w a r e n d e r o u w b o r d e n a l la n g t e r u g g e h a n g e n . 1 1 4 . D a a r a a n h e r in n e r t e e n g e d e n k s t e e n t j e in h e t p o r ta a l m e t d e t e k s t : “ B .B . C o s s e y p o s u it 1 8 4 7 ” . N a a s t d e tr a p v a n h e t o k s a a l o n d e r d e v e r w a r m in g s in s ta lla tie lig g e n e e n p a a r f r a g m e n t e n v a n g r a f s t e n e n v a n v ó ó r 1 7 0 0 . D e t e k s t is m o e ilij k le e s b a a r . 115. R . A . K . , A a n w in s t e n V I , 1 9 3 5 . P la n n e n , 6 9 ( 6 ) . Z ie o o k J .B o s s u ,
Buyse,
Pieter-Jan
in D e R o e d e v a n T ie lt , jg . X I X , ( 1 9 8 8 ) , 1, p . 5.
1 1 6 . B e w a a r d in h e t I n s titu u t d e P é lic h y , A v e M a r ia , I z e g e m . 1 1 7 . C o r n e lis O t t o J a n s e n g e b o r e n t e A c q u o y bij L e e r d a m in G e ld e r la n d o p 2 8 o k t o b e r 1 5 8 5 e n o v e r le d e n in l e p e r o p 6 m e i 1 6 3 8 . H ij s t u d e e r d e h u m a n io r a in U t r e c h t , f ilo s o f ie e n t h e o lo g ie in L e u v e n . V a n 1 6 1 2 t o t 1 6 1 7 w o o n d e hij s a m e n m e t J e a n d u V e r g ie r d e H a u r a n n e in B a y o n n e e n C h a m p r é w a a r zij d e k e r k v a d e r s e n in h e t b ijz o n d e r S in t A u g u s t in u s b e s t u d e e r d e n . In 1 6 1 7 w e r d J a n s e n iu s p r e s id e n t v a n e e n c o l l e g e in L e u v e n e n la te r p r o f e s s o r in d e H .S c h r ift a a n d e u n iv e r s it e it ( 1 6 1 8 -1 6 3 5 ) . In 1 6 2 6 -2 7 w e r d h ij d o o r d e A lm a M a t e r n a a r d e k o n in g v a n S p a n je a fg e v a a r d ig d o m h a a r p r iv ile g ie s t e g e n d e j e z u ï e t e n te v e r d e d ig e n . In 1 6 3 0 p u b lic e e r d e hij t w e e w e r k e n t e g e n h e t c a lv in is m e e n in 1 6 3 5 e e n s a tir e o p d e o o r lo g s p o lit ie k v a n d e F r a n s e k o n in g e n . D i t la a t s t e w e r k b e z o r g d e h e m in 1 6 3 6 d e z e t e l v a n h e t b is d o m l e p e r . T w e e j a a r la te r s t ie r f hij a a n d e p e s t.
Handboek der kerkgeschiedenis, 1 9 4 9 , d l. 3 , p . 2 6 4 - 2 7 8 ; 3 6 2 -3 8 1 . Het theologisch denken en het jansenisme 1 6 4 0 -1 7 3 0 , in Algemene Geschiedenis der Nederlanden, 1 9 7 9 , d l. 8 , p . 4 1 8 -4 3 8 . J. R o e g ie r s , Kerk en Staat in de Oostenrijkse Nederlanden, in Algemene Geschiedenis der Nederlanden, 1 9 8 0 , d l. 9 , p . 3 6 1 -3 7 5 . L . W illa e r t , Kerkelijke Toestanden in het Zuiden, het jansenisme, in Algemene Geschiedenis der Nederlanden, 1 9 5 4 , d l. 7 , p . 4 3 9 -4 4 7 . J .F . T h o m a s , La Querelle de l’Unigenitus, 1 9 5 0 . Bibliotheca ephemeridum theologicarum Lovaniensium : v e r s c h ille n d e v e r h e l
1 1 8 . J. D e J o n g ,
L . C e ij s e n s ,
d e r e n d e s t u d ie s o v e r h e t j a n s e n is m e . 1 1 9 . J e a n D u v e r g ie r d e H a u r a n n e ( B a y o n n e 1 5 8 1 -P a r ijs 1 1 .1 0 .1 6 4 3 ) w e r d in 1621 c o m m e n d a t a ir a b t v a n S a in t-C y r a n ( I n d r e ) , m a a r v e r b le e f in P a r ijs . B e g a a f d m e t e e n d ie p r e lig ie u z e n a tu u r e n u itz o n d e r lij k c h a r is m a , o e f e n d e hij e e n
95
g r o t e g e e s t e lij k e in v lo e d u it. H ij w e r d v a n 1 6 3 8 to t 1 6 4 3 o p b e v e l v a n R ic h e lie u g e v a n g e n g e z e t . N a d e d o o d v a n d e k a r d in a a l k w a m hij v r ij, m a a r m e t e e n g e k n a k t e g e z o n d h e id . H ij s t ie r f e e n ja a r la te r .
La repercussion de la lutte entre jansénistes et antijansénistes dans la littérature de spiritualité depuis 1685 jusqu'à la fin du XVIIIe siècle, in L ’Image de C. Jansénius, c o llo q u e 1 9 8 5 , p . 2 0 3 -2 2 9 .
1 2 0 . T . C le m e n s ,
1 2 1 . P a s q u ie r Q u e s n e l (P a r ijs 1 4 .7 .1 6 3 4 - A m s t e r d a m 2 . 1 2 .1 7 1 9 ) , p r ie s te r v a n h e t O r a t o r iu m , w e ig e r d e d e a n tij a n s e n is tis c h e e e d a f t e l e g g e n e n w e e k in 1 6 8 4 n a a r B r u s s e l u it. O p 3 0 m e i 1 7 0 3 w e r d hij o p b e v e l v a n d e a a r t s b is s c h o p v a n M e c h e le n g e v a n g e n g e z e t . H ij w is t te o n t s n a p p e n e n v lu c h tt e n a a r d e V e r e n ig d e P r o v in c ie s v a n w a a r hij d e b e w e g in g v e r d e r le id d e .
Duytschen bijbel. 2. Institutie ofte onderwyzinghe in de christelycke religie door Joannem Calvinum. 3 . Lettres pastorales addressées aux fidèles de France qui gémissent sous la captivité de Babylone. 4. Sleutel der prohetiën ofte uytlegging van de Openbaringhe des apostels Joannis door Henricus Groenweghen. 5 . Petri du Molin, Schilt des gheloofs. 6 . Georgii Hornii, Historia ecclesiastica et politica. 7 . L ’Ac complissement des prophéties ou la délivrance prochaine de l’église, par le fr. Pierre Jurieux, professeur en philosophie et théologie à Roterdam , 2 d e le n . 8. Suite de l’accomplissement des prophéties avec un apologie pour l’accomplisse ment des prophéties par le mesme fr. Pierre Jurieux. 9 . Examen des endroits de l’accomplissement des prophéties de M. I. qui concernent la supputation des temps. 1 0 . Ecclesiarum belgicarum confessio interprète Jacobo Revio et catechesis interprète frid. Sylbutgio. 1 1 . Korte leidingh voor de eerst beginnende om met vrucht en vermaack Godts woort te lesen. 12. Anatomie de la messe, et du missel.
1 2 2 . B . A . B . , O e s e l g e m , 6 ; 10. H e t z ijn d e v o lg e n d e w e r k e n . 1.
D e lijs t v a n 1 7 0 6 b e v a t n a a st d e o n d e r d e n u m m e r s 2 , 4 , 5 , 6 , 7 , 8 , 12
Novum testamentum par Theodor Ecclesiarum Belgicarum confessio et catechesis. ( w e l lic h t id e m a ls o n d e r n r. 1 0 v o o r n o e m d ) . 3 . I. S le id a n i, De 4 summis imperib. 4. Vlaamschen bijbel in 1 6 . t o t G o t in c h e . 5 . De knechtelicke wille door Martinus Luther, ende vrye wille door Erasmus tegen Mart. Luther. 6 . Nieuw Testament ’t A m s t e r d a m . 7 . Circulaire brief des E. Classis van Walcheren. 8. Den catechismus der Jesuiten. 9 . Het neefschap tot Roomen. 10. De godelicke vierschaere door Abraham van de Corput., t w e e d e e le n . 11. Amadei Guimenii opusculum. 1 2 . Suecie et aliorum regnorum descriptiones. 1 3 . Compendium theologie Huygens. 1 4 . Le Jésuite sécularisé. Critique du Jésuite sécularisé. Le cabinet Jésuitique. Légende véritable de Jean le blanc et inguant pour la brûlure. 15. Le protestant pacifique et considérations générales sur le livre de Mr. Brueys. 16. Lettres pastorales, deux années. 1 7 . La politique de Jésuites. 18. Response aux deux traités intitulée la perpétuité de la foy de l’église catholique touchant l'eucharistie. 1 9 . Défense de deux brefs. 2 0 . La politique du clergé de France. 2 1 . Suite de la politique du clergé de France. 2 2 . Défense de la réformation. 2 3 . Recueil de diverses pièces concernant le quiétisme. 2 4 . Le papisme et calvinisme mis en parallelle, 4 t o m e s . 2 5 . Histoire du concile de Trente par Pierre Jurieu(x), 2 t o m e s . 2 6 . La véritable religion des Hollandais, apologie pour la réforme et responses généreuses. 2 7 . Moyens pour la conver sion des héritiques. 28. Les actes de l'assemblé du clergé de France. Considéra tion sur les lettres de l’assemblé du clergé de France et examen du premier traité de controverse du p. Louys Maimbourg. o p g e g e v e n w e r k e n n o g d e v o lg e n d e : 1.
Besam, Amstelodami.
2.
1 2 3 . B . A . G . , A . E . G . , r e g . 2 1 , f o l. 2 4 1 r° ; r e g . 2 2 , f o l. 2 6 v° ; 1 00 r°.
96
1 2 4 . B . A . B . , O e s e lg e m , 7 . 1 2 5 . R . A . K . , S c a b . I, r e g . O e s e lg e m 1 7 1 7 -1 7 3 9 , f o l. 17 r°. 1 2 6 . H u m b e r t - G u illa u m e , g r a a f v a n P r e c ip ia n o , w e r d g e b o r e n in B e s a n ç o n in 1 6 1 6 . A l s a a r ts d ia k e n v a n h e t k a p itt e l a ld a a r l e e f d e h ij t w in tig j a a r in c o n f lic t m e t R o m e m .b .t . k e r k e lij k e b e n e f ic ië n e n lie p h ie r d o o r d e e x c o m m u n ic a t ie o p . Z ijn r a d ic a a l a n ti- j a n s e n is m e e n d e s t e u n v a n d e j e z u ïe t e n v e r w ie r v e n h e m in 1 6 8 0 d e a b s o lu t ie , n a e e n u itv o e r ig e s c h u ld b e k e n t e n is . V a n 1 6 8 3 t o t 1 6 9 0 w a s hij b is s c h o p v a n B r u g g e e n d a a r n a t o t a a n z ijn d o o d in 1 7 1 1 a a r ts b is s c h o p v a n M e c h e le n . Z ijn u ite r s t s c h e r p e m a a tr e g e le n t e g e n d e j a n s e n is t e n w e r d e n n ie t a ltijd d o o r R o m e g o e d g e k e u r d , n o c h d o o r d e B e lg is c h e b is s c h o p p e n g e w a a r d e e r d . H ij v e r b o o d o .m . d e le z in g v a n d e H .S c h r ift in d e v o lk s t a a l. 1 2 7 . L .C e y s s e n s - J . A . G . T a n s ,
la constitution,
Autour de l’Unigenitus, recherches sur la genese de
1 9 8 7 , p . 7 0 9 - 7 1 0 . L o u is A n t o in e d e N o a ille s (1 6 5 1 -1 7 2 9 ) w e r d
a a r t s b is s c h o p v a n P a r ijs in 1 6 9 5 e n k a r d in a a l in 1 7 0 0 . A l h o e w e l h ij h e t d o o r d e K e r k v e r o o r d e e ld e j a n s e n is m e a ls e e n e r g e r lij k e k w a a l a a n z a g , w a s h ij v o l w a a r d e r in g v o o r d e a u g u s t ijn s e s p ir it u a lite it v a n s o m m ig e a ls j a n s e n is t e n b e k e n d e t h e o lo g e n . A l s v o o r t r e f f e lij k b is s c h o p o n d e r w e e s h ij z e lf in d e g o e d e a u g u s t ijn s e t r a d itie e n b e v a l d e “ Réflections” v a n P . Q u e s n e l te r m e d it a t ie bij z ijn p r ie s te r s a a n . D o o r z ijn v e r z e t t e g e n lic h tv a a r d ig e e n a lle s b e h a lv e e e r lij k e v e r d e n k in g e n k w a m h ij in c o n f lic t m e t d e j e z u ï e t e n e n L o d e w ij k X I V . W e g e n s z ijn g a llik a a n s e s t e llin g e n r a a k te h ij b ij p a u s C le m e n s X I a lle k r e d ie t k w ijt ( I d e m p . 7 1 6 - 7 3 3 ). 1 2 8 . T h o m a s - P h ilip p e
d ’A l s a c e , b is s c h o p v a n l e p e r in
1 7 1 3 , a a r t s b is s c h o p v a n
M e c h e le n in 1 7 1 6 e n k a r d in a a l in 1 7 1 9 w a s e v e n a n tij a n s e n is tis c h g e z in d a ls z ijn v o o r g a n g e r , m a a r w e l w a t h a n d ig e r . O n d a n k s h e t k e iz e r lij k e v e r b o d v a n 1 7 2 3 e is t e hij v a n a lle u n iv e r s it e it s p r o m o v e n d i d e a n tij a n s e n is tis c h e e e d e n d e s c h r ift e lijk e o n d e r w e r p in g a a n d e
“Unigenitus".
d ’A ls a c e e n d e m e e s t e b is
s c h o p p e n e is t e n d it o o k v a n d e w ij d e lin g e n e n v a n d e v a n j a n s e n is m e v e r d a c h t e p r ie s te r s . A a n h a r d n e k k ig e j a n s e n is t e n w e r d e n d e la a ts te s a c r a m e n t e n e n e e n k e r k e lij k e b e g r a f e n is g e w e ig e r d . 1 2 9 . J.
R o e g ie r s ,
Geschiedenis der Nederlanden,
1 9 8 0 , d l. 9 , p . 3 6 3 . B . A . G . ,
A . E . G . , r e g . 2 5 , g e d r u k te k o p ie v a n d e b r ie f v a n K a r e l V I a a n d e b is s c h o p v a n G e n t , t u s s e n f o l. 2 6 e n 2 7 . R . A . G . , S in t- B a a f s , B /4 7 9 7 . 1 3 0 . P h ilip p e - E r a r d V a n d e r N o o t , g e b o r e n in B r u s s e l in 1 6 3 8 , b is s c h o p v a n G e n t v a n 4 .1 2 .1 6 9 4 t o t a a n z ijn d o o d o p 5 .2 .1 7 3 0 . V o lg e n s M .C lo e t
leven,
(Het kerkelijk
p . 5 1 4 ) s t o n d hij t o t 1 7 1 6 a c t ie f in d e p o lit ie k . T o t o p 8 3 -ja r ig e le e f t ij d
p r e d ik te h ij d ik w ijls in d e k a th e d r a a l. H ij b e z o c h t z ijn b is d o m e n w a s e e n w a a r d ig k e r k v o r s t. 1 3 1 . D . A . T . , b r ie f v a n s e c r e ta r is A .N e e r i n c x a a n d e k e n D i u , p a s t o o r v a n A a r s e le , v a n 2 7 .1 0 .1 7 2 3 . ( R . A . G . , S in t- B a a f s , B /4 7 9 7 ) . 1 3 2 . D . A . T . , b r ie f v a n d e k e n D iu a a n d e b is s c h o p , v a n 2 6 .1 1 .1 7 1 9 . 133. S .A .G ., V r. S t ., O e s e lg e m ,
“Memorie”.
V e r s la g v a n d e g e b e u r t e n is s e n v a n
d e z e s d e ju n i 1 7 2 3 t o t e n m e t d e v ij f t ie n d e , p . 7 . 1 3 4 . I d e m , V e r s la g v a n d e g e b e u r t e n is s e n v a n d e z e s d e ju n i 1 7 2 3 t o t e n m e t d e v ij f t ie n d e . D it a c h t b la d z ijd e n t e lle n d e v e r s la g g e e f t e e n u itg e b r e id r e la a s v a n d e o n t m o e t in g e n v a n J a ille e n z ijn b is s c h o p in W a k k e n o p 1 0 ju n i e n in G e n t o p 15 ju n i 1 7 2 3 . W e g e v e n d it v e r s la g v o lle d ig e n g e t r o u w w e e r . ( R . A . G . , S in t- B a a f s , B /2 1 6 5 ) . 1 3 5 . S . A . G . , V r . S t ., O e s e l g e m ,
“Memorie”.
1 3 6 . J a ille b e d o e lt h e t d e c r e e t v a n 2 6 m e i 1 7 2 3 w a a r in o .m . a a n d e b is s c h o p p e n v e r b o d e n w o r d t d e o n d e r t e k e n in g v a n d e c o n s t it u t ie t e e is e n . P r in s E u g e e n
97
s c h r e e f b r ie v e n in d e z e lf d e z in . 1 3 7 . B . A . G . , A . E . G . , r e g . 2 5 , f o l. 2 1 0 r° - v °. 1 3 8 . I d e m , z e lf d e p la a ts . S . A . G . , v r . st. O e s e l g e m ,
“Memorie”.
1 3 9 . R . A . G . , S in t - B a a f s , B /4 7 9 7 . 140. Id e m , R a a d v an V la a n d e r e n , 7478. 1 4 1 . I d e m , S in t - B a a f s , B /4 7 9 7 , n o t a v a n 2 4 .9 .1 7 2 3 . 1 4 2 . W a a r s c h ijn lijk J u d o c u s V o y e . H ij w o r d t v e r m e ld a ls k o s t e r in 1 7 1 9 ( R . A . K . , F o n d s C o le n s , 1 3 8 /1 6 ). V ó ó r h e m s ta a n J o r is V o y e e n G h is la in V o y e a ls k o s t e r b e k e n d ( z ie h o o f d s t u k I ). 1 4 3 . B . A . B . , O e s e l g e m , 12. 1 4 4 . I d e m , 13. 1 4 5 . R . A . G . , S in t - B a a f s , B /4 7 9 7 , b r ie f v a n J a ille a a n z ijn s c h o o n z u s t e r A n n a N e e r in c x , v a n 7 .1 0 .1 7 1 3 ( =
1 7 2 3 ).
1 4 6 . B . A . G . , A . E . G . , r e g . 2 5 , f o l. 2 0 9 r°. 1 4 7 . R . A . G . , S in t- B a a f s , B /4 7 9 7 . A f s c h r if t v a n e e n b r ie f v a n d e m a g is tr a a t v a n O e s e lg e m ( g e e n d a tu m ) a a n d e b is s c h o p : “ . . . w a t w ij h e m a l d e n ty d t d a t h y o n s e n p a s t o r is g h e w e e s t a lty d t h e b b e n g h e s in d t g h e s ie n e n d e g h e w e t e n v a n s e e r e e r e lic k v a n c o m p o r t e m e n t e n d e m a n iè r e v a n le v e n m tg r s m a e tig h e n d e s o b e r o o c k v y a n t v a n d r o n c k e n s c h a p n e e r s tic h in s y n e n b i e c h t s t o e l in h e t a d m in is tr e r e n v a n h . s a c r a m e n t e n , p r e d ic k e n e n d e c a t h e q u is e r e n , s o n d e r d a t w y o y t in h e m o f t e s y n e p r e d ik a tië n o f t e in t c a t h e q u is e r e n g h e v o n d e n h e b b e n e e n ig h e le e r in g h e n d ie s o u d e n stry d e n m e t h e t R o o m s c a t h o liq u e g h e l o o v e o f t e e e n ig h e g h e m e e n s c h a p h e b b e n m e t d a t m e n n o m p t J a n s e n is m e g h e ly c k w y h e m o o c k a lty d t h e b b e n g h e v o n d e n g o e d t e r a e r m e n e n d e s o o r v u ld ig h v o o r h e t o n d e r h o u t v a n o n s e p a r o c h ia le k e r c k e e n d e s e lf s s e e r m ild e in v a n h e t s y n e d a e r t o e . . . ” . 148. J o zef D e B ro u w er,
De kerkelijke rechtspraak,
d l. 1 , p . 1 6 2 .
1 4 9 . D id ie r L a n c h a ls w e r d n a d e d o o d v a n F r a n s F ilip L a n c h a ls in 1 6 7 7 , b a r o n v a n E k s a a r d e e n h e e r v a n O l s e n e , D e n t e r g e m , O e s e lg e m e n G o t t e m . H e t w a p e n v a n d e fa m ilie L a n c h a ls , e e n z ilv e r e n z w a a n o p e e n r iv ie r in n a tu u r k le u r , is g e g r a v e e r d o p e e n c ib o r ie u it h e t k e r k b e z it v a n O e s e lg e m . W e llic h t w a s h e t e e n g e s c h e n k v a n d e d o r p s h e e r te r g e le g e n h e id v a n d e h e r s te llin g v a n z ijn k e r k . D id ie r s t ie r f k in d e r lo o s in 1 7 2 7 e n z ijn z u s t e r A n n a - I s a b e lla e r f d e a lle s . D o o r h a a r h u w e lijk in 1 6 9 8 m e t J a n -F r a n s v a n K e r c k h o v e , h e e r v a n E t ik h o v e , L a D e u z e e n z . k w a m e n h a a r g o e d e r e n in h e t b e z it v a n h e t g e s la c h t v a n K e r c k h o v e . E e n v a n h a a r v ie r k in d e r e n , G e r a r d - J o z e f w e r d h e e r v a n O e s e lg e m e n G o t t e m . Z ij n z o o n E m m a n u e l w a s e e n t i j d g e n o o t v a n p a s t o o r B u y s e e n d e la a t s t e f e o d a le h e e r v a n O e s e lg e m . 1 5 0 . R . A . G . , S in t- B a a f s , B /4 7 9 7 . 151. E . H u y s,
Het Jansenisme in het Kortrijkse,
H a n d . G e s c h . - e n O u d h . K r in g
K o r tr ijk , n ie u w e r e e k s , d l. 13 ( 1 9 3 4 ) , p . 1 4 7 -1 7 0 . P . F a v o r e l,
van de Guldenbergabdij te Wevelgem,
Geschiedenis
1 9 5 7 , p . 4 1 4 - 4 1 8 . H ie r g a a t h e t n ie t o v e r
e e n a lle e n s t a a n d g e v a l. In v e r s c h e id e n e s t r e k e n w e r d e n t e g e n p a s t o o r s d ie o p d e p r e e k sto e l d e
“Unigenitus” e n
d e p a u s a a n v ie le n e n h u n p a r o c h ia n e n s c h a n
d a lis e e r d e n , g e w e ld d a d e n g e p le e g d , g e p a a r d g a a n d e m e t r e lle t j e s e n p lu n d e rin g v a n p a s t o r ie ë n , v e r s to r in g v a n b e g r a f e n is s e n e n o n tg r a v in g e n v a n lijk e n v a n j a n s e n is t e n . D e o p h it s e n d e ta a l v a n d e p r e d ik a n te n t ij d e n s d e v o lk s m is s ie s t e g e n d e v a n j a n s e n is m e v e r d a c h t e p r ie s te r s w a r e n d a a r n ie t v r e e m d a a n . ( A . G . D . N . , 1 9 5 4 , d l. 7 , p . 4 4 5 - 4 4 6 ). 1 5 2 . R . A . G . , S in t- B a a f s , B /4 7 9 7 , b r ie f v a n J a ille a a n A n n a N e e r in c x , v a n 7 .1 0 .1 7 1 3 (=
98
1 7 2 3 ).
1 5 3 . D . A . T . , b r ie f v a n s e c r e ta r is A . N e e r in c x a a n d e k e n D i u , v a n 2 7 .1 0 .1 7 2 3 ; b r ie f v a n d e k e n D i u a a n b is s c h o p , v a n 2 6 .1 1 .1 7 1 9 ( R . A . G . , S in t - B a a f s , B / 4 7 9 7 ). 1 5 4 . R . A . G . , R a a d v a n V la a n d e r e n , 7 4 7 8 . 1 5 5 . B . A . B . , O e s e l g e m , 1 5 . R . A . G . , S in t - B a a f s , B /4 7 9 7 : a fsc h r ift v a n J a ille 's b r ie f a a n d e k e iz e r , v a n 2 3 .2 .1 7 2 4 . 1 5 6 . B . A . B . , O e s e l g e m , 1 5 . B . A . G . , A . E . G . , r e g . 2 5 . f o l. 2 5 0 v°. 1 5 7 . R . A . K . , S c a b . I , r e g . O e s e lg e m 1 7 1 7 - 1 7 3 9 , f o l. 19 r° - v °. ( a k t e n r. 1 0 ). 1 5 8 . I d e m , f o l. 6 r° - 13 r°. ( a k t e n r. 5 ) . J a ille b e z a t h o f s t e d e n , la n d , b o s s e n e n m eersen
“met alle de droge en groene catheylen daerop staende en medegaende”. “een behuysde en bewalde hofstede". S tu k k e n la n d g r e n z e n d
In d e N e e r h o e k
te w e s t e n a a n d e D r e v e e n t e z u id e n a a n d e B e v e r w a l e n h e t M o o r g e r e k . In d e G a l g e k o u t e r “een behuysde hofstede met de scheure ende voordere edificien boomen ende catheylen daermede”. In d e M e u le k o u t e r “een partye lands". In d e o n m id d e llij k e o m g e v in g v a n d e p a s t o r ie e e n “partye land met twee huysinghen”, e e n m e e r s m e t b o m e n e n e e n h u is o p d e p la a ts e g e le g e n o p d e k e r k e g r o n d d o o r J a ille a a n d e k e r k fa b r ie k g e k o c h t . In d e p r ie s te r a g ie z e l f , d e sc h u u r e n d e s t a lle n . E e n m e e r s m e t b o m e n e n g e h o u d e n v a n d e S in t- P ie t e r s h e e r lijk h e id . V a n d e z e lf d e h e e r lij k h e id e e n s tu k la n d la n g s d e w e g n a a r V ij v e . E e n p a rtij la n d la n g s d e z e lf d e w e g in d e O y e , r e s s o r t e r e n d o n d e r d e M a r k e g e m s e h e e r lij k h e id v a n R o n n e k e n s ( R o n n e c k ) . E n in W a k k e n - O o s t h o e k e e n v e r v a l le n h o e v e t j e m e t la n d . 1 5 9 . I d e m , f o l. 17 r° - 1 8 v ° . ( a k t e n r. 9 ) . 1 6 0 . B . A . G . , A . E . G . , r e g . 2 5 , f o l. 2 5 0 v°. 1 6 1 . B . A . B . , O e s e l g e m , 15. B . A . G . , A . E . G . , r e g . 2 6 , f o l. 2 3 v ° ; 51 v° ; 5 3 v°. V o lg e n s F r a n s M ic h e m w a s G . D e V in c k e c o a d j u t o r in W a k k e n v a n 1 7 2 4 to t 1 7 2 6 . V o lg e n s d e p a r o c h ie r e g is te r s v a n O e s e lg e m o n d e r t e k e n d e hij als d e s e r v it o r d e a k te n g e d u r e n d e m a a n d e n v ó ó r z ijn a a n s t e llin g o p 13 ju n i 1 7 2 4 e n t o t h a lfw e g 1 7 2 7 . D a a r t u s s e n d o o r o n d e r t e k e n d e o o k p a s t o o r V e r b e k e e n k e le k e r e n a ls d e s e r v it o r . E r w a r e n d u s t w e e d e s e r v ito r e n t e r z e lf d e r tij d . D a a r w a r e n o o k n o g J o r is V a n d e r V a r e n t , o n d e r p a s t o o r t e W a k k e n v a n 1 7 2 2 to t 1 7 2 3 , e n W ille m M a r t e n s ( 1 7 2 7 ) d ie b e id e n in o p d r a c h t v a n V e r b e k e in O e s e l g e m f u n c t io n e e r d e n . D e z e M a r te n s o n d e r t e k e n t a k te n o p h e t e in d v a n 1 7 2 7 a ls d e s e r v ito r . V o o r O e s e lg e m : d e s e r v ito r s t e k u st e n t e k e u r ! 162. O v e r h e t
“zeker"
e n “onzeker “ in k o m e n v a n e e n p a s t o o r , z ie h o o f d s t u k II.
1 6 3 . R . A . G . , S in t- B a a f s , B /4 7 9 7 . B . A . B . , O e s e l g e m , 15. 1 6 4 . B . A . B . , O e s e lg e m , 14. 1 6 5 . I d e m , 1 5 . R . A . G . , S in t- B a a f s , B /4 7 9 7 . 1 6 6 . B . A . B . , O e s e l g e m , 15 1 6 7 . D e g e v o lm a c h t ig d e m in is te r d e P r ié ( 1 7 1 6 - 2 3 .1 2 .1 7 2 4 ) e n v e e l a n d e r e n m e t h e m w a r e n , m .b .t . d e a u t o n o m ie v a n d e k e r k e lij k e o v e r h e id , v a n e e n a n d e r e m e n in g . In e e n r o n d s c h r ijv e n v a n d e r e g e r in g a a n d e b is s c h o p p e n v a n d e O o s t e n r ij k s e N e d e r la n d e n w e r d g e ë is t d a t a lle b u lle n , r e s c r ip te n , b r e v e n p a s d a n in d e n la n d e g e p u b lic e e r d m o c h t e n w o r d e n n a h e t p la c e t v a n d e R a a d v a n S t a t e . H e t k o m t d e k e iz e r t o e a a n d e k e r k e n e n d e v o lk e r e n v o o r r e c h t e n e n v r ij h e d e n
(libertés et franchises) t e v e r le n e n De kerkelijke rechtspraak,
168. J o z e f D e B r o u w e r ,
( R . A . G . , S in t - B a a f s , B /4 7 9 7 ) . d l. 1 , p . 1 6 2 . R . A . G . , S in t- B a a f s
B /4 7 9 7 : t e k s t v a n J a ille ’s g e lo o f s b e lij d e n is . 1 6 9 . R . A . G . , S in t- B a a f s , B /4 7 9 7 : t e k s t v a n V e r b e k e ’s g r a fr e d e . 170. O p 5 o k to b e r 1728 w a s er co n cu rsu s en e x a m e n v o o r h et b e g e v e n v a n tw e e o p e n s t a a n d e p a r o c h ie s , O e s e lg e m e n S in t - D e n ij s - L e d e . E r k w a m e n 2 4 k a n d i
99
d a te n o p d a g e n , a lle n o n d e r p a s t o o r s o . a . u it D e i n z e , T ie lt , L o k e r e n e n G e n t . V a n d e d r ie g e s e le c t e e r d e n s t o n d J a n -B a p tis t V a n D o o r e s e l e , o n d e r p a s t o o r o p S in t- S a lv a to r t e G e n t , o p d e d e r d e p la a ts . H e m d r o e g e n d e p a tr o o n s a a n d e b is s c h o p te r b e n o e m in g v o o r .
( B . A . G . , A . E . G . , r e g . 2 6 , f o l.
1 2 7 v°.
B . A . B . , O e s e l g e m , 16 : v o o r d r a c h t b r ie f) .
Adres van de auteur : Jozef Bossu, Kerkweg 12, Oeselgem
AUTOCARS
REISBUREAU
DE MEIBLOEM H U G O
E E L B O D E -M E E U W S
SYNONIEM VOOR VEILIGHEID EN COMFORT * * * * *
Binnen- en buitenlandse reizen Van 20 - 40 - 54 - 67 en 87 plaatsen Air Jet ventilation V.I.P.-car School- en werkliedenvervoer Tieltstraat 186 8870 PITTEM (051) 40 18 23 Abeeldreef 4bis 8860 MEULEBEKE (051) 48 80 63 Beneluxlaan 4 8880 TIELT (051) 40 48 87
100
B ijla g e b i j D e R o e d e v a n T ie lt, jg . 2 0 , n r .
2,
ju n i 1989.
EGEM : Wagenmakerij Félix De Vlaeminck, Drogenbroodstraat. (later huis Frans Verhoye). Foto genomen in 1905. V.l.n.r. : Staand : Smid Jules Verhelle / Charles Naert l Marie (“Mietje") De Volder, echtg. Leonard Jochem / Ernest De Vlaeminck / Rosalie Corteborst, echtg. Victor Maeseele / Victor Maeseele / Sylvie De Vlaeminck (“Sylvie van Fielkes”) / Knecht van Ernest Vlae minck / Sophie (“Fietje’j Van Overbeke / Leonard Jochem I Marie-Louise De Keyser, echtg. Victor Coussens / met kind Arsène Coussens / onbekend / onbekend / bakker Gustaaf Vancoillie / onbekend. Zittend : Marie De Vlaeminck (“Mietje van Fielkes’’) I Jan Gotelaere (“Jan Slesse’j , schoen maker / Sofie Van Bruwaene, echtg. Jan Gotelaere / onbekend. Omzeggens allen woonden toen in de Drogenbroodstraat.
..
. .
D.V.D. 8959Thielt, J. Vervenne-Missant
T h i e lt . â&#x20AC;&#x201D; S t a t ie p le in - B o u le v a r d d e l Ă S t a t io n .
Vroeger.
Deconynck-Ampe Beernegerastraat 68 8880 TIELT Toonzaal : Klij tenstraat 27-29 8880 TIELT
DHONDT ROUWDIENST - S (051) 40 02 27 Stationstraat 103, Tielt TEA ROOM - S (051) 40 41 72 Krommewalstraat 38, Tielt JORY, geboortegeschenken Krommewalstraat 40, Tielt TRANSPORT - S (051) 40 30 11 - 40 30 12 Bevrijdingslaan 8, Tielt
-
DE ROEDE VAN TIELT
Driemaandelijks heemkundig tijdschrift 20ste jaargang, nr 3/4 - sept.-dec. 1989 Afgiftekantoor 8880 Tielt
I
l
l
l
l
l
l
KULTUUR LIGT ONS.
BANK VAN ROESELARE
DE ROEDE VAN TIELT
ISSN-0772-6414
Heemkundige Kring voor de gemeenten van de vroegere Roede van Tielt, d.i. Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem, Zwevezele. Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde.
Voorzitter: P. Vandepitte, Driesstraat 7-9, Tielt - (051) 40 17 00 Ondervoorzitter: V. Baert, Oostrozebekestraat 241, Meulebeke - (051) 48 82 98 Sekretaris-penningmeester: Ph. De Gryse, Kastanjelaan 1, Tielt - (051) 40 18 38 Redactie: V.Baert, J.Billiet, Ph.De Gryse, W.Devoldere, Fr. Hollevoet, R.Ostyn, P.Vandepitte
Lidmaatschapsbijdrage: 500 fr., te betalen op rekening 000-0398411-32 van De Roede van Tielt, Kastanjelaan 1, Tielt Verschijnt viermaal per jaar. Er worden geen losse nummers verkocht. Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in "De Roede van Tielt'' mogen slechts overgeno men worden met toestemming van de redactie. Kaft : detail van de kaart van het graafschap Vlaanderen door Robert de Vaugondy, zoon, 1762.
INHOUD VAN DIT NUMMER (20ste jg, nr 3/4, sept./dec. 1989) R. De Brabandere, Het Groot Goet ten Broucken en de Kanegemse dorpsheerlijkheid Sint-Baafs blz. 102-154 Ph. De Gryse, De Tieltse intelligentsia anno 1914 blz. 155-170 V. Arickx, Notarissen in Pittem blz. 171-176 A. Demeulemeester, Pittemse notabelen tegen het heengaan van onderpastoor P.J. Stragier blz. 177-179 Typo-offset Desmet-Dhondt, Wakken
HET GROOT GOET TEN BROUCKEN EN DE KANEGEMSE DORPSHEERLIJKHEID SINTBAAFS. De gemeente Kanegem telt op haar grondgebied enkele historisch belang rijke hoeven: het kasteelhof van Hammes, het hof van Castillo (= Strichtensgoed), het hof van Vlinderghem, het goet t'Olsene, Tolleboom, het goet te Viggezele, het goet ten Broucken... Deze hoeven zijn gewoonlijk het centrum van een oude heerlijkheid. In de omgeving van het dorpscentrum lagen de drie voor Kanegem bijzonder ste heerlijkheden: Hammes (toebehorend aan de heer van Hammes), het Beexschen (heer van Poeke) en Sint-Baafs (Sint-Baafsabdij van Gent). Op het grondgebied van deze Sint-Baafsheerlijkheid moet het ontstaan van het dorp gezocht worden: in 966 krijgt de Sint-Baafsabdij van de Graaf van Vlaanderen haar oud bezit terug: de kerk en drie mansi grond. Wellicht lag op deze gronden naast de kerk ook de oude hoeve “ten Broucken” en misschien is het op deze hoeve dat de volgelingen van Cano zich in de Frankentijd hebben gevestigd, om later hun naam aan heel het dorp te geven. Caningahem = het heem (= hem) van (= a) de volgelingen (= ing) van Cano (= Can). Deze studie probeert op basis van bronnenonderzoek de geschiedenis van deze oude hoeve te reconstrueren.
1. LIGGING VAN DE HOEVE Het huidige gebouwenbestand van de hoeve is erg aangetast. Toch blijft ze een opvallende verschijning, geïsoleerd in de open velden, gelegen links van de weg die Kanegem met Aarsele verbindt (Neringenstraat), verbonden met deze weg door een dreef en voetweg van ongeveer 400 meter lang. Op dezelfde manier valt de hoeve op, diep verborgen in de velden, rechts van de weg naar Poeke (Oosthoekstraat), van waaruit ze bereikbaar is langs een voetweg van 500 meter lang. Het huidige adres van de hoeve is: Neringenstraat 39. Het is langs deze weg de laatste woning op Kanegems grondgebied. Volgens de militaire stafkaart (zie figuur I) (1) is de hoeve gelegen op hoogtelijn 18 meter, op 700 meter te zuidoosten van de dorpskerk. Op deze kaart is duidelijk het dal van de Neringbeek te herkennen in het plateau dat loopt van Pittem over Tielt naar Aarsele. De kerken van Kanegem en Aarsele bevinden zich nog op het plateau (hoogte respectie velijk 31 meter en 34 meter). Wie de Neringenstraat tussen Kanegem en Aarsele afwandelt, merkt zeer duidelijk het niveauverschil. De gronden die samengingen met de hoeve strekten zich uit vanaf de Kanegemse dorpskerk enerzijds tot aan de grens met Aarsele (deze wordt gevormd door de Neringbeek) en anderzijds tot aan de huidige Oosthoek straat. 102
(figuur 1) Naur de stuf kaart Aalter - Nevele (2113-4) Militair Geografisch Instituut 1969
103
Merkwaardig lage toegangsdeur in de hoge gevel van het woonhuis. Bemerk het nummer 148, het oude wijknummer.
De 500 meter lange dalende toegangsweg vanaf de Oosthoekstraat.
104
De 400 meter lange toegangsweg vanaf de Neringstraat.
2. NAAM VAN DE HOEVE In vroegere eeuwen kregen de huizen geen huisnummers. In koop- en pachtkontrakten werden de grote hoeven met een naam aangeduid. Voor de hier besproken hoeve vinden we in de archiefstukken meerdere varianten op eenzelfde naam: het Groot Goet ten Broucken, het Goet ten Broucke, thof ten Broucke, het kerkegoet en hof ten Broucke, het Groot Goet van Sint Baefs (het Cleen goet van Sint-Bacfs = te Keuckelacre), en ook wel enkele malen tgoet te Caneghem. In wat volgt, gebrui ken we als naam steeds het meest voorkomende het (Groot) Goet ten Broucken. Er bestaat weinig twijfel over de oorsprong van de naam van dit complex. Een 'broeck, broec, bruc, bruck, breuc, brouc’ had als oorspronkelijke betekenis 'moeras’. Daarvan afgeleid vinden we ’een, door zijn gewone ligging aan eene rivier, op genoegzaam, geregelde tijdstippen van het jaar bewaterd land, dat kan beweid worden. Weiland, beemd. Ook wel gemeen teweiland. ’ (2) (3) Door haar ligging in de natte, laaggelegen landen van de Neringbeek zal de hoeve dus van oudsher deze naam hebben meegekregen. Het toevoeg sel 'Groot' zal er soms aan bijgevoegd zijn omwille van de omvang van de hoeve en bijhorende gronden. Het toponiem 'ten broucken' is in Vlaanderen zeer verspreid (4).
3. DE HEERLIJKHEID VAN SINT-BAAFS Het Goet ten Broucken was het Kanegcms centrum van de Sint-Baafsheerlijkheid, die zich uitstrektc over delen van Aarsele, Kanegem, Oostrozebeke en Lendelede (5) (6). Alle in Kanegem gelegen gronden hield de abdij in volle eigendom. Jammer genoeg zijn geen achterlenen terugge vonden van deze heerlijkheid in Kanegem (of waren er geen?). In Aarsele waren wel heel wat rentegronden van de abdij gehouden. Deze Sint-Baafsheerlijkheid was meteen ook de Kanegemse dorpsheer lijkheid, de heerlijkheid waarop de dorpskerk zich bevond. In 966 al bezaten de abten de Kanegemse dorpskerk en drie mansi grond (7). Sinds 1121 hadden diezelfde abten van Sint-Baafs in Gent het patronaatschap over de kerk, die daardoor de naam Sint-Bavo kreeg (8) (9). Ook de pastorie was op rentegrond van Sint-Baafs gelegen: ze betaalde in 1342 cijnspacht aan de abdij (10). Landmeter De Bersaques tekent in 1629 kerk en pastorij ook mee op zijn opmeting van de hele Sint-Baafsheerlijk heid (11). De Heer van de dorpsheerlijkheid noemde zich normaal gezien ook heer van het dorp en hij bestuurde het dorp via de burgemeester en schepenen van zijn heerlijkheid. De abten van Sint-Baafs hebben zichzelf echter nooit heer van Kanegem genoemd. Het bestuur van Kanegem werd (zeker 105
o o
Het Goet ten Broucken gezien vanaf de Neringstraat, met vooraan de Neringbeek, die het dal uitsnijdt.
vanaf de 17de eeuw) waargenomen door de schepenbank van de heerlijk heden Hammes en het Beexschen. Deze gemeenschappelijke schepenbank werd in de 17de eeuw in het leven geroepen nadat rond de titel “heer van Kanegem” een aantal processen werden gevoerd. De heer baron van Poeke (heer van de heerlijkheid het Beexschen in Kanegem), de heer van Hammes en de bisschop van Gent eisten de titel op. Volgens de Raad van Vlaanderen had echter niemand het recht zich “heer van Kanegem” te noemen ( 12). De heer van Hammes eiste het recht op de titel op met het argument dat de abten van Sint-Baafs geen schepenen en baljuw aanstelden voor hun heerlijkheid op Kanegem alleen, maar wel voor de vier gemeenten waar binnen de gronden van de heerlijkheid in onze omgeving waren verspreid. Deze schepenbank werd dus niet uitsluitend aangesteld uit Kanegemse laten, zodat schepenen van buiten de gemeente Kanegem zouden kunnen besturen indien hun schepenbank dorpsbestuur werd. Daarbij was het pelerijn (heerlijkheidsteken) en de vierschaar van de heerlijkheid SintBaafs niet in Kanegem maar in Aarsele gelegen en werd deze gemeen schappelijk met andere heerlijkheden gebruikt. Waar dat pelerijn en die vierschaar waren gelegen, is niet achterhaald en waarom deze niet in de omgeving van de centrale hoeve lagen, is evenmin bekend (13). De heerlijkheid lag centraal in Kanegem, bijna in één aaneengesloten geheel en omvatte toch een behoorlijk deel van de oppervlakte van het dorp: 44 bunder 343 roeden voor het Goet ten Broucken en de gronden boven de kerk (= hoeve Rodekine) en daarnaast nog 7 b 106 r voor het Goet te Keuckelaere en lb 3 vierendeels voor de priesterage, dit op een totale oppervlakte voor het dorp van 749 b 266 r (14) (11) (zie figuur 2). Bij de opmeting uit 1629 (11) is een 'memorie’ aangehecht waarin we de renten kunnen lezen waarmee de heerlijkheid jaarlijks was belast: - dat tvoorschreven goet te broucke is jarlicx belast ande disch van Caneghem xxiiij s p - en ande kereke van Caneghem xvj s p - Item ande heere van poucke ter cause van herlichede te beexsche viij s p De voorschr renten ghaen utten lande comende van wijlent yewin bruinkint (zie onder 6: de pachters) - Item ande heere van acxpoel ij s ij d p - Item ande heere van vlienderghem up ij' roen lants inde coutter - Item up een gemet lants inde selve coutter dar de voetwecg deur gaet onder de voorsch heerlichede te beexsche dat compt in pachtinghe passchier de backer - Item up een ander gemet inde zelve coutter oock onder 't beexsche commende bij pachtinghe van guillaume de kyser comende van wijlent Loys 107
van de heerlijkheid Sint Baafs binnen de gemeentegrenzen van Kanegem
van St‘ Thomaes (zie onder 6: de pachters) biede de voorschr gemeten zijn belast ande disch van Caneghem met xxiiij s p t jaers De heerlijkheid werd in de loop van de eeuwen stapsgewijs opgebouwd uit terug verworven goederen, schenkingen en aankopen: - 966: terug verworven goed (kerk + 3 mansi grond) (7) - 1120-30: schenking van Simon van Uytkerke (7) - 1393: 15 bunder (15) - 1474: negen vierendeels gekocht aan Philips Wiericx (16) (17) - 1533: 3 bunder gekocht aan Ywein Brunkin 41 b 241 r (16) - 1571: 42 b (54) - 1626: 41 b 241 r (16) - 1629: gekocht aan Loys van St-Thomaes 44 b 343 r - 1729: 44 b 343 r (18) - 1797: 43 b (19) - 1798: 43 b 583 r (19) Dit overzicht vermeldt alleen het centrale deel van de heerlijkheid in Kanegem, zonder rentegrond of cijnsgrond. Tussen de bezittingen in Kanegem en deze in Aarsele, Oostrozebeke en Lendelede zijn geen verbanden teruggevonden (7). Wel worden de inkom sten zeer geregeld samen vermeld. De bezittingen in Aarsele dateren waarschijnlijk uit de late 13de eeuw (7) (een schenking?). In de 14de eeuw heeft de abdij 12 bunder bezit in helftwinning (woeste gronden die tegen de helft van de opbrengst in ontginning werden gegeven). Daarnaast wordt in ditzelfde Aarsele levering van graan, hoenders en geld aangege ven, door 40 à 50 personen opgebracht.
Baljuws, burgemeesters, schepenen en ontvangers van de Sint Baafsheerlijkheid (in zoverre deze werden teruggevonden) (5) De heer van Sint-Baafs mocht op zijn heerlijkheid een baljuw aanstellen en een volle schepenbank van zeven schepenen (de eerste schepen werd ook wel burgemeester genoemd). Deze waren allen aangesteld voor de hele heerlijkheid Sint-Baafs, dus voor een heel wat ruimer gebied dan het Kanegemse. De personen in vetjes aangeduid bewoonden “ten Broucken”. baljuws 1553 Lievin van Turtelboome 1555
burgemeesters (°) - schepenen
1616 Guillaume de Keysere 1620 1626 Passchier de Backere 1^30 1637 Victor van Gampelaere
1630 Karei De Smet - Joos De Backere ... 1637 Jacob Parisys - Jacob De Hane - Olivier Van Nieuwenhuyse
109
1651 Cornelis de Keyscrc 1669 Jan Dierckens 1670 Guilielmus Van Nicuwenhuyse 1671 Jan Baptist Vaerman 1681 1683 Picter Duchatel 1688
1681 Adriaan Van Symay dc oude 1694 1683 Guilielmus De Jonckheere 1721 1687 Jan De Clercq - Hendrik Everaert
1699 Adriaen Van Symay 1723 de oude
1699 Pieter Van Daele 1699 Pieter De Jonckheere 1706 1700 Gaspar Hovaere - Pieter Van Daele - Pieter De Jonckheere - Pieter Van Quathem - Louis Vaerman - Adriaan De Smet - Pieter Wannain 1717 Pieter Van Biesbrouck (°) (1695 ontvanger van Kanegem - 1703 baljuw van Hammes) Pieter Van Daele - Jacob Vande Sande Pieter Van Quathem - Pieter Wannain - Jan Van Overbeke - Jan Impens
1724 Augustien Van Symay (1737-1763 ook baljuw van Baudeloo in Aarsele) 1754 Pieter Blancke (°) - Jacobus De Brabandere Jan Coussens - Jan Andries - Jan Caron Joseph Van Overbeke - Pieter Galle - Pieter Ide 1764 Jacobus De Brabandere (°) - Pieter Blancke Joseph Verougstraete - Joseph Van Over beke - Jan Van Wambeke - Joos Hoste Pieter Joseph De Brabandere (een ver familielid van Jacobus) 1774 Jacobus De Brabandere (°) - Jan Caron - Jan Hoste - Pieter Van de Walle - Joseph Lauwers - Philippus Coussens - Jan Ide 1777 Cesar Louis Verhuist 1795 (1789 baljuw van Baudeloo in Aarsele)
1789 Joseph Lauwers (°) - Jan Caron
Naast de baljuws, burgemeesters en schepenen zijn er nog de ontvangers. De Sint-Baafsabdij had haar bezittingen opgedeeld in kwartieren (voor beeld: Antwerpen, Brugge, Mendonk, Kanegem, Munkzwalm, Wattrelos, Vier Ambachten, Sint Martens Latem, Zingem...). Veelal waren de ont vangers bevoegd voor meerdere kwartieren tegelijk. Dit wil zelijk. Dit wil zeggen dat de ontvangers van het “Kwartier Kanegem” (die veelal ook al baljuw waren) niet steeds in Kanegem woonden.
Ontvangers van het Kwartier Kanegem
1418 Steven Vanden Eenoeden 1419 1438 Diederic Van Dierdonc 1443 Berthelemeus De Wulf 1444 1482 Jo de Bailliu 1484
110
1510 Jan Danins 1515 1523 Joes Danins 1526 1548 Adriaen Steel 1563 Franchois Van Veechove 1568 Ontvangers van het Kwartier Sint Martens Latent en Kanegem
1573 Franchois Van Veechove 1574 1587 Adriaen de Vorstere 1594 1595 Guillaume de Keysere 1620 1620 Cornelis de Keysere 1664 1665 Guillaume de Keysere 1678 Ontvangers van het Kwartier Sint Martens Latent, Kanegem en Zingem
1679 Guillaume de Keysere 1694 1694 Jan Pien 1719 1718 Jan Baptist de Moor 1719 1714 Guillaume Goethals 1737 Ontvangers van het Kwartier Kanegem
1752 Augustinus van Symay 1763 1775 Petrus van Symay, Cesar Verhuist 1777 Cesar Verhuist 1786
4. PLANS EN GEBOUWENBESTAND De oudste beschrijving van het gebouwenbestand dagtekent uit 1562: bij die opmeting, gedaan toen Cornelis Mestdagh pachter was op de hoeve, heeft men het over: een woonhuis, tiendeschuur (de pachters pachtten de tiende mee!), schuur, stallen, wagenhuis, varkenskot, ovenbuur en washuis (21). 111
In het 20ste penningcohier (54) uit 1571 is ook de kadastrale waarde van de hoeve vermeld: pachter : Cornelis Mestdagh eigenaar : proest van sente baefs omschrijving : pachtgoet: hofstede met een wuenhuus, 2 schueren, 2 stoelen, een waghenhuus, zwijnscot - groot 1 bunder saeylant: 16 bunder mersschen: 3 bundre ettynghe en bulckerage: 22 bunder een thiende meegaende samen 12000 gr vl speleghelde beloopt in jaer van neghen 1065 gr vl onderhouden... en alle seyns de huusen onderhouden tsijnen laeste 720 gr vl in aersele: zaeylants 1 bunder 84 roeden 240 gr vl totale kadastrale waarde 14025 gr vl 20ste penning 701 gr vl Bij een prijzing van de hoeve in 1608, toen Passchier De Backere pachter was, stonden op het domein: woonhuis (60 voeten op 18), zwingelkot (te noorden van het huis, 18 op 6), wagenhuis (28 op 20), 3 zwijnskoten (elk 28 op 6), schuur met 2 stallen (76 op 36), paard- en koestal (35 op 18), ovenbuur (26 op 18). De hele hoeve was pas sinds enkele jaren totaal hersteld (zie ook onder 6: de pachters) (21). Het oudste plan dateert uit 1629. Het is afkomstig uit een opmeting van de hele heerlijkheid door landmeter De Bersaques. De indeling van de gronden stemt in grote lijnen overeen met deze uit 1726 (vergelijk figuren 3 en 5) (11) : De grootte ende belegerthede vant goet ten Broucke inde prochie van Caneghem toebehoorende de heeren mijn heeren proost deken en capittel vande kercke cathedraele van St. Baefs binnen der stede van ghendt dar passchier de backere by pachte up woont. 1 eerst de behuusde en bewalde hofstede met de ettynghe up de noord oostzijde... groot een bunder Ixv roeden 2 mersch 3 vier stucken lants 4 mersch met singhel haghen 5 twee stuck lants jeghens de waterloop 6 een stuck lants (idem 8, 12, 13, 16, 17, 18, 19) 7 twee stuck lants met de singhel haghen jeghens arseele 9 groot stuck lants met de busch haghe en pitterije 10 lant busch putterije ofte ettinghe 11 partije busch en ettinghe daer den voetwegh duerghaet van caneghem naer aerseele 14 groote partije lants 112
Algemeen zicht op het huidige gebouwenbestand : woonhuis en stallingen. Ook een deel van de ruime omwalling is zichtbaar.
75 de coutter *1 tot en met 15 : met 1 aangeduid op figuur 2 en zie figuur 3 20 een hofstede 21 stuck lants 22 stuck lants *20 tot en met 22 : met 1’ aangeduid op figuur 2 en zie figuur 3 somme van de goede ten broucke xliiij bunder iijcxliij roeden al corteryck mate Hij' roeden es een bunder en xx voeten elcke roede 23 De priesterage van Caneghem es jarlicx schuldich van herliche rente up de hofstede vande selve priesterage dar de pastoor up woont met de landen daran aboutde zuyt en oost jeghens de strate en tkerckhof... groot volghens de rentenbouck van dese heerschepe een bunder drie vierendeele... ghelt jarlicx twee caproen en x s *zie figuur 3 en met 4 aangeduid op figuur 2 1 t.e.m. 8 behuusde hofstede en boghaert... sommen vanden goede te kuckelaere vij bunder j'vj roeden *met 2 aangeduid op figuur 2 en zie figuur 4 x partijen tant mersch in de prochie van Arseele en Caneghem toebehoorende de heeren vant capittel van St. Baefs somme tsamen vijf bunder drij vierendeelen Ixxvj roeden. *met 5 aangeduid op figuur 2 De voorschreven grootte en belegerthede met de carte figuratyf was aldus gedaen bij mij onderschreven geswooren lantmeter der stede ende casselrije van corterijck inde maent september 1629... Lowys de Bersaques.
Een prachtige opmeting dateert van één jaar later, 1630. Deze opmeting zou perfekt moeten samengaan met het plan van 1629. Toch lijkt er in het gebouwenbestand nog een verschil te bestaan: Op 21 october 1630 sijn bij Vincent Baggaert en Joos Penninck, prijsers van beide zijden ghenomen bevonden op tgoet ten Broucke in Caneghem de naervolghen partien... (21) : woonhuis bestaande uit zuidkamer - gevel met voute - 10 voeten hoog, 18 diep metselwerk, gevloerd, strodak keuken noordkamer - met dubbele en enkele voute kelder - 60 voeten muur - vijf voeten hoog zolders - nieuw boven de keuken en noordkamer boven de zuidkamer - 17 voeten breed trap (stegher) met 14 treden - 4 voeten breed 3 koetsen (slaapsteden) westkamer met strodak in houtewerk oude schuur - houtwerk met strodak 76 voeten op 36
114
'2 2 / 2 I
| figuur 3 ) Het Ã&#x2013;oet ten Broucken en de heerlijkheid Sint Baafs in 1629 ( meting door De Bersaques voetwe naer Th
beecxken schee dende arseele ende Caneghem
115
(figuur 4) Het Goet te Keuckelaere
116
nieuwe schuur - strodak, sollemetU en houtwerk 92 voeten op 37 (nog niet op het plan van 1629 getekend ?) wagenhuis met een trap - houtwerk met strodak 30 voeten op 20 ovenbuur met fornoys en oven - houtwerk, metselwerk en strodak 20 voeten op 20 paardestal - houtwerk, strodak en sollementen 36 voeten op 19 duivekot - strodak en houtwerk 2 draaibomen (sluiten de hoeve af) - houtwerk 27 voeten lang doorsnee 9 en 6 brug - houtwerk 16 voeten op 10 poort - houtwerk en ijzerwerk
Het landboek van Kanegem (14) geeft ons alweer een plan van de hele heerlijkheid. Dit plan stemt in grote lijnen overeen met dat uit 1629 (zie figuur 3). De hoeve is nog steeds door twee dreven met de openbare wegen verbonden: naar het noorden toe met de huidige Oosthoekstraat (= verbinding naar Kanegemdorp toe), naar het oosten toe met de huidige Haantjensstraat (= verbinding naar Aarsele toe). De omwalling was op twee punten onderbroken, waar de dreven op uitmondden. Dichtst bij de hoeve vinden we eerst de meersen terug en, wat verder gelegen, het akkerland. Daarnaast bemerken we de struikbossen en bossen die de bewoners van hout moesten voorzien, nodig voor het vervaardigen van alaam, als bouw- en als brandstof. Canton 2 nr. 36... Lantbouck 1726 Item een bewalde hofstede met de koywee daeraen gelegen noort jasp de rammelaere ende pr joans willems ende selfs oost selfs, suyt selfs ende jgens tgescheet de prochie arseele en caneghem west tsleve gescheet ende joans blomme ende de voorgemelde jasp de rammelaere ende sr joans willems, groot negen bunder, houdt negendertigh roeden aldus 9 = 139 gebruycker: Jacobus de Brabandere propritaris: Capittel St Baefs... Bestemming van de gronden : 36 hofstede en koywee 55, 61 mersch 37, 40, 60 struyckbosch 59 boombosch 38, 39, 41, 53, 54, 56, 57, 58, 62, 63, 31, 15, 20, 22, 30 lant De huidige Neringenstraat was in die periode nog altijd maar een voetweg die door de weilanden en akkers heenleidde. Op de kaart van Graaf de Ferraris uit 1771 (22) bemerken we nog slechts 117
één onderbreking in de omwalling. De twee dreven zijn echter wel bewaard. De noordelijke dreef loopt uit op een dubbele bomenrij midden op het erf en op een bouwsel dat opgetrokken is tegenover de vroegere tweede onderbreking in de wal. Buiten de omwalling is de hoeve nu rondom met een weg omgeven, waar de tweede dreef op uitmondt. De Neringenstraat is nog niet aangelegd en als verbindingsweg naar Aarsele worden nog de (huidige) Haantjensstraat en Aarselekapellestraat gebruikt (zie figuur 6). In het pachtcontract van 1729 worden de hoeve en omliggende landerijen als volgt omschreven (18) : '...tpachtghoet tvvors capittel van ste Baefs toebehoorende binnen de prochie van Caneghem genaemt het goet ter broucke. Eerst de behuysde hof stede mette ettynghen op de noortsijde aenden wal vanden hove met de dreve noort den lande ende vandaer voorts meeten helfste abouterende aen alle sijden de landen ettinghen ende meerschen van dese goede... ende alsoo groot int gheheele mette hofstede ende meerschen, ettynghen, merschen ende saylant 44 b 343 r volghens de metynhe danof ghedaen bij lowys de bersaques ghesworen lantmeter der casselrije van cortrijck op de... xber 1629’. Voor een omschrijving verwijst men dus naar 1629, wat wil zeggen dat het geheel van de heerlijkheid dan geen noemenswaardige veranderin gen kan ondergaan hebben. Een wezerij register uit 1784 (23) geeft volgende gebouwenbestand aan: woonhuys met keucken, waschhuys, vaute camere, voorcamere, kamer van de knechten, keldere, soldere, groote schuere, lente schuere, peerdestal, koeystalhynge, swijncot, steenhoven. De koopakte uit 1797 (19) verschaft een duidelijk beeld: behuysde hofstede in Caneghem, in differente partijen land, bosch ende meersch ’t saemen groot circa 43 blinderen, commende van het gewezen capittel van Ste Baefs... belle ferme à mouton sise près la place composé toute en briques et couverte en pannes assé grand et spacieuse deux granges belles écuries pour six chevaux étables de vingt cinq vaches et des moutons en bons état hangar de fournis verger applanter d'arbres fruitière jardin potager le toute entourée d’eau dans un terrain bas et acqueux dans grand environ huit cent verges les terres labourables sont situées à lentour delà ferme tenantes les uns aux autres ainsi que les pâturages bois et divers terreins plantés de jeunes arbres... 118
(figuur 5) Het Goet ten Broucken in 1726
119
De huidige hoeve Rodekine gelegen op de â&#x20AC;&#x153;gronden boven de kerkâ&#x20AC;?, vroeger eigendom van de Sint-Baafsabdij. Hel woonhuis is nu nog steeds met een strodak belegd (nu : Keizerstraat).
(figuur 6) Hel Goel ten Broucken in 1771 (kuurt 'De Ferraris")
121
Toen was het huis dus al met pannen bedekt, en waren de gebouwen in steen opgetrokken. Halfweg de 19de eeuw geeft de Wegenatlas een beeld van het gebouwen bestand dat identiek is aan dat van 1771 (24) (figuur 7). Na het aanleggen (na 1856) van de (huidige) Neringenstraat als kortere weg van Kanegem naar Aarsele is de oostelijke dreef in onbruik geraakt en werd een nieuwe verbindingsweg in het westen aangelegd. De nu nog bestaande verbindingswegen hebben een lengte van ongeveer 400 en 500 meter (zie figuur 1). Het bouwtype van de hoeve is dus steeds dit van de losse bebouwing geweest. Alle gebouwen waren los van elkaar op het erf opgesteld. Dit was in alle geval een grote veiligheid bij brand. Het huidige woonhuis draagt nog de sporen van de vele verbouwingen die het in de loop der jaren moest ondergaan. Het was tot in de 20ste eeuw van een klokje voorzien. Het huis is steeds op dezelfde plaats op het erf blijven staan. De brede omwalling, die dateert van vóór 1400, en die de hoeve tot halfweg de jaren 1900 met een poort afsloot, is nog rondom bewaard. Op het erf staan nu nog het woonhuis en de stallingen, de schuur stortte in tijdens de winter van 1986 : het dak begaf het onder het zwak geworden gebinte.
5. DE EIGENAARS De abdij en het kapittel van Sint-Baafs (25) (26) De oudste geschiedenis van de Sint-Baafsbezittingen halen we o.a. uit het lijvige werk van A.Verhuist (7). Delen van Kanegem waren al van oudsher eigendom van de Gentse Sint-Baafsabdij. Deze abdij werd rond 639 door Sint Amandus gesticht. Opdat de abdij in haar onderhoud zou kunnen voorzien, werd vanaf dan een onroerend patrimonium opgebouwd. De eerste grond, om de abdij kerk te bouwen, is wellicht gekocht met gelden geschonken door de Merovingische koning Dagobert. Stilaan groeide Sint-Baafs uit tot één der grootste abdijen in de lage landen. Ten tijde van de Noormannenin vallen, op het einde van de 9de eeuw, zijn de bezittingen van de abdijen door een aantal wereldlijke heren aangeslagen. Het Sint-Baafsbezit werd door de Graven van Vlaanderen (Boudewijn II en Arnulf I) ingenomen. In 850 werd de abdij door de Noormannen (Denen) in brand gestoken en ging een belangrijk deel van het archief verloren. In 879-83, bij de grote Noormanneninvallen, verlieten de laatste Sint-Baafskannuniken hun kerk. De heropbouw van het vroegere bezit van de abdij duurde zeker een 50-tal jaren en was alweer nodig om inkomsten te verwerven na de 122
bouw van de nieuwe abdij. Graaf Arnulf de Grote stimuleerde de herop bouw in Vlaanderen tot 966 en Keizer Otto II werkte de wederopbouw van het domein in het Duitse Keizerrijk in de hand. In 966 was al een stuk van Kanegem in het bezit terug te vinden : in een bezitsoorkonde door Koning Lotharius afgeleverd, worden vermeld: in Caningahem aecclesia cum mansis III, dus drie mansi en de kerk van Kanegem. Deze eigendom was dus een oud bezit dat Sint-Baafs terug verworven had. In die tijd was het voor de abdij beslist maar een gebied van secundair belang. De correcte samenstelling van het Kanegemse bezit ontbreekt tot in de 13de eeuw. Wel is het volgende bekend : in 1120 bevestigt Sohier, kastelein van Gent, dat Simon van Uytkerke aan de abdij van Sint-Baafs een stuk van zijn allodium heeft geschonken en Sohier keurt deze schenking goed (8). In 1130 geeft dezelfde Simon van Uytkerke, ridder, zijn erfgoed te Kanegem aan de abdij. Dit met instemming van zijn vrouw, Heilewif (8). Wellicht is deze schenking niet zo heel omvangrijk geweest in vergelijking met het latere bezit van Sint-Baafs in Kanegem. Toch moeten de abten aan hun Kanegems bezit belang gehecht hebben, want in 1121 ontvangen ze het patronaatschap over de parochiekerk. Op vraag van abt Wulfric en zijn abdij stemmen de bisschop van Doornik en Nyon en zijn aartsdia ken Rodbert daarin toe. Vóór 1121 was Lambertus, bisschop van Doornik, de patroon. In 1225, toen Walter van Kortrijk de curtis de Caneghem cum appendicius suis (= het hof te Kanegem) in cijns had, was dit hof waarschijnlijk nog steeds niets meer dan een hoeve met een aantal bijhorende gronden. Het is echter niet geweten of in de 13de eeuw het totale bezit van Sint-Baafs in Kanegem al bestond uit méér dan de hoeve zelf. In de pachtovereenkomst van 1393 worden 15 bunder vermeld. Het bezit moet dan echter al groter geweest zijn: de 3 mansi uit 966, de schenking van Symon van Uytkerke en, naast de curtis, zeker nog cijnsgrond, want in het begin van de 13de eeuw worden 2 collectores census vermeld: Willelmus Hase en Boidin Hase. Latere uitbreidingen gebeurden niet meer via schenkingen, maar wel door aankopen. Zo groeide de heerlijkheid in Kanegem stilaan naar haar volle omvang. In 1536 werd de Sint-Baafsabdij een kapittel van seculiere kannunikken en de abt werd vervangen door een proost. De abdijgebouwen werden in 1540 onteigend en gesloopt. Het kapittel verhuisde naar de Sint-Janskerk, die van dan af ook Collegiale kerk van Sint-Baafs werd. Voorheen was deze kerk onderhorig aan de Sint-Pietersabdij van Gent.
In 1559 wordt het Bisdom Gent opgericht: de Sint-Baafskerk wordt bis schoppelijke kathedraal en de goederen van de proost gaan voor een deel 123
naar de bisschop, die hiermee heer van Sint-Baafs wordt. Een deel van de goederen blijft gemeenschappelijke eigendom van bisdom en kapittel (7) (55). Vandaar dat in het Gents Rijksarchief ook verwijzingen aanwezig zijn naar het Bisdom (B) en Kapittel (K) als archief van de Sint-Baafsabdij. Achtereenvolgens waren dus de abten en de proosten van Sint-Baafs en later de bisschoppen van Gent Heer van Sint Baafs : ... dat hij in huerynghe ende loyalen pachte ghenomen heeft van Eer heere ende vadere in gode mijn heere den prelaet vanden kercke collegiale van Sinte Baefs... (16) (pachtcontract uit 1552). ... Philippus Evardus bijder gratie Godts bisschop van Gendt heere van St Baefs Grave van Everghem etc... doen te weten wat wij beneffens de seer Eerwaerde Heeren Cornelis Janssens Deken ende Livinus vanden Schagele Canonnic vande cathédrale kercke van Ste Baefs in Gendt... (27) pachtcon tract uit 1729) De familie De Brabandere In 1794-95 maakte de Franse Revolutie een einde aan het bestaan van de heerlijkheden en de ermee samengaande instellingen. Alle kerkelijke goe deren werden verbeurd verklaard en verkocht als Nationaal Goed: de verkoopakte van “het Goet ten Broucken" is gevonden onder de processen-verbaal van de Franse Republiek (19) : ... République Française Proces Verbaux de première Enchère et d ’Adjudication définitive Vente des biens Nationaux Lois des 16 brumaire (6 november 97), 2 fructidor (19 augustus 97), 9 vendémaire (30 september 97), 6 et 24 frimaire an 5 et 6 (26 november en 4 december 97) N° 41 de l’affiche spéciale 66 département de la Lys Canton à Wacken Commune de Caeneghem n° 1177 du proces Verbal d ’estimation n° 1177 du présent Proces Verbal
les dits biens appartenants à la République Française comme provenons du ci devant Chapitre de Saint Bavon à Gand... lesquels biens seront adjugés définitivement les 2 germinal an 6 (22 maart 98) au plus offrant et dernier enchérisseur sous les conditions ci-après... Kopers van de hoeve waren op die 22ste maart 1798 Philippus De Braban dere en zijn schoonvader Barthelomeus Goeminne. Het geheel had toen een oppervlakte van 43 bunder 583 roeden. De pachter werd aldus eigenaar. Het opkopen van deze kerkelijke goede ren, tegen meestal lage prijzen, werd door de plaatselijke bevolking niet 124
. T •:v î ';..£ È P U 3 L I Q & JE F n - A N ' Ç A I S
^
V « 'îz/f.’/riV " ’
r o c e s
>ï. >••///'/*■ ProcisyfytTbal j«
- S E K
B A U X
de
VENTE
p r e m iè r e
DES
E n ch ère
BIENS
e t e tA d ju d ic a tio n
d é fin itiv e ,
NATIONAUX.
d ’estim a tio n ^
jL *i/ i/er 16 B ru m a ire , a F ructidor en V , 9 V endém iaire , 1 6 «/ 34 F rim aire a u V i . .
W.HJjdu
N?. N°. N°. ^ y /
prisent P t/cès-
Verbal.
de l’État - général. . de l’État particulier. de l’Affiche spéciale.
première Enchère, Î /A N ’/ o j O (Qr77 H fi) de la R é p u b liq u e F ra n ç a is e , u n e e t in d iv is ib le , le f l / S A / f i f 0 -r J c /ïfA d a m ois de / i s ( t ) £ / j r j / e / - r à . q 9 fs*J heures du m atin ' . E b e xé cu tio n des L o is des To B n im o ir e , s F r u ctid o r an V , 9 V e n d é m iaire , 16 e t 24 F rim aire a a V I , q u i a u torise n t la V e n te d e j D om ain es N a tion au x dans les D épartem ens réun is p ar ce llo d e g V e n d é m ia ir e , an I V . „
A f/jU f/y y
N ou s
\ffit pv
;»
[ i
: V : /z > fS /'Y jr £ s s fi',f'> Æ s s v z r j e f i S t X / 'f i t S *
1 ** 4/
f ïpVSTTznétyAo fiS/JX6cs-^sfi0At'*>C/fi/sV' jAssv/jyfifi. A / / / /// .’ yO Q ^ t f i,X '/ >ious somm es transportés accom pagnés du Citoyen
Com m issaire du D ire cto ir» e x é c u tif près n otre A d m in is tr a tio n , dans la Salle dea V e n te s de la d ite A d m in istratio n , où é ta n t, led jt Com m issaire du D ire cto ire e x é c u tif a annoncé q u 'il a lla it ê tre procédé à la réc ep tion des prem ières E n ch è re s p o u r la V e n te des b ie n s ci-ap rè s désignés , faisa n t le n u m éro. y L'i/rA A /yj/,(jrr~C £/ 7J f s f *—
e^refl/f/us Ps/y9*ten/s e <)t //XJ
(<&>
cexrxf
firjr
d o n t/ ^ Iy a é té donné Iccn tre , la q u e lle aFEclie a été b ie n et duëm ent p u b lié e et apposée d'ans T e îT ie r f? p re scrits p ar la L o i , su ivan t les C e r tific a ts ci-annexés des O fh ciers M u n ic ip a u x des C om m un es où sont
V,’a,i u,’ *'b “ i,D*
‘
,•
; fin e n , ■S9 c#cofi?n‘>Às-ï(.ea/ BrJ -,
^ S x j ’^ . â'ùt/j, ^*Uçf ûvn/J/Vxss /xjx/j ** / r/p/’xxvzrtfiO Ær/rx jfis 0?w /y&sf-jizQ tx</fis . nr.'teuuJty trta/tfi) xJs>C^Uoy?^■XAZJéJpS^ ; £Axravy>oy
fi/z /fiiA S
dj->fayr-0
,y *
/(rc/!-e/--> Adj MHe/âifj,- & fim- </&/_,y A en^cefi/j _ /"U ■ y ijtuueiJr tfioeaes Cr^y^irn/Uê-jrJ'aKifite <v À jt'efaa^/eevâ fiv^je* ’AojJm/ v 'fikScunfi, - f i 'fiLe? e^aejAoeutj(wa-Aj ^iJcrsM-Csvcepremna_
^Ç
r~ a 3
fir n fie m j
^wi./
ôufaA/) O bjvttA/)
( f i l SU kjuw* t/J-X ^cA')
‘WurfifieAr /iY ,e ,-/,/fifi, aj
/y fié o w 'e i* ^, e J u A ^ )&<*■’,« 6 ^ eyyrc^s.Jcen a ù u ;, f i k r e e fivcZeee^ finôtj-f, fi/ruée-ec^,'} ■nurSS'. ctficc/firsew^ --tfiaj fies ire/f
125
steeds met een goed oog bekeken en weleens als collaboratie met de Franse bezetter beschouwd. Dit blijkt bij voorbeeld uit volgend pamflet uit W .O.-l (28) : Paul De Brabandere, vrederechter te Oostrozebeke, wordt daarin aangevallen met de volgende argumenten: '...Luistert - Ten tijde van den verkoop van het kerkgoed was er een pastoor te Caneghem die De Brabandere heette en al de personen met de hel verdreegde van uit den preekstoel, als ze durfden van dat goed koopen. Zoo kwam het dat deze familie De Brabandere alles voor een appel en een ei koopen kon, omdat niemand dierf hoogen. Deze familie bezit nog vele eigendommen op deze gemeente...’ Die “pastoor” was onderpastoor Leo Johannes De Brabandere, zoon van Jacobus en Livina Van Houtte, dus zelf op het Goet ten Broucken geboren en opgegroeid (29) (30). Hij zou vanop zijn preekstoel met de hel gedreigd hebben. Een anekdote gebaseerd op ware feiten of enkel fantasiën ontsproten uit de afgunst van dorpsgenoten ? Het staat vast dat deze tekst uit W .O.-l dagtekent van 120 jaar na de verkoop en dat het verhaal dus nog levendig moest zijn in de volksmond! Een ander, officieel document werpt wel een ander licht op de verkoop (18) : ...het koopcomptracte van Aelbrock zijnde den opleg gedaen door den Heer Ph. Debrabandere aen het Kapitel van Ste Bavon te Gend. Overeenkomst van een bijleg te doen aen het Capitel van St Bavon bij de koopsomme van de hofstede gedaen aen het franse gouvernement. Van het jaar 1797 den bijleg aen het Capitel van Duizend ponden wisselgeld (6500 guldens)... ende dat desen coop was gedaen met volle intentie, afspraek ende beloften van denzelven de cederen aen ende ten profyte der members van het voorschreven gewesen Capittel van St Baefs, mits van hunnen Kant beloft ende toegestaen was te restitutie der Coopsomme ende accessooren die over derzelfden coop zouden gedependeert hebben... dezelfde members van Ste Baefs hun actuel niet alleen onvoorzien vonden van penningen om de restitutie der voorseide coopsommen en de assesoir onkos ten te doen... penningen nodig te hebben om te komen restitueren de coopsommen van meer ander goederen op gelijke voet voor hunne gemeene rekenninge ingekogt zoo verclaeren onderschreven Maximilianus Macharius de Meuleman voor desn deken van het voormoende gewesen Capittel van Ste Baefs... ende alsnu uitmaekende de commissie bij gemeene en generale resolutie aengestelt tot het verrigten van dese en alle ander affairen... voor eeuwig renunthieren afstaen ende cederen alle regt cause en acten die zij ofte hun medegeregtige nu o f te naemaels in eenige manieren zouden kunnen ofte mogen hebben... Dewelcke beloven te betaelen eende somme van ses duyssend vijf honderd Gulden Courant... in handen van onze ontfangher Jan Louis van Aelbroeck in Gend... De hofstede werd door Philippus De Brabandere aan de Fransen gekocht voor rekening van het Gentse Kapittel, met de bedoeling die later aan het kapittel terug te geven tegen de koopsom. Ditzelfde kapittel blijkt over te weinig geld te beschikken om al zijn goederen terug te kopen en 126
staat, mits het betalen van een opleg, alle rechten aan Philippus De Brabandere af.
Philippe Vande Vyvere De hoeve en bijhorende gronden bleven tot net voor het laatste kwart van de 20ste eeuw eigendom van de familie De Brabandere. Om uit onverdeeldheid te geraken, werd het goed dan verkocht. Eerder in de 20ste eeuw waren reeds meerdere percelen als bouwgrond verkocht (de nu bebouwde stukken vooraan in de Neringenstraat), daarnaast had de familie in Kanegem heel wat andere gronden bij aangekocht. De verkoop van de hoeve zelf gebeurde in meerdere keren. Zo werd op 21 januari 1976 voor notaris Dusselier in Meulebeke het deel van de erfgenamen van dokter Michel De Brabandere uit Tielt verkocht (zie bijlage 3). Een jaar later, op 11 mei 1977, alweer voor notaris Dusselier, werd het deel uit de erfenis van de kinderen van Paul De Brabandere verkocht (zie bijlage 3). Eigenaar van de hoeve en van een flink deel van de gronden werd Philippe Vande Vyvere uit Waregem, zoon van Herman en één van de beheerders van de N.V. Matexi. Hij kocht de hoeve ten persoonlijken titel. Ze werd van dan af verhuurd. Een resterend deel van de gronden bleef eigendom van meerdere leden van de familie De Brabandere.
6. DE PACHTERS Vooraan in de dertiende eeuw werd de hoeve en heerlijkheid in cijnspacht gegeven. In februari 1225 schenkt Walterus van Kortrijk, protonotarius van Vlaanderen, met instemming van zijn vrouw, Paska, het hof te Kane gem aan de Sint-Baafsabdij terug. Hij had het voor de duur van zijn leven in cijns ontvangen (31). Goederen werden meestal in cijnspacht gegeven voor een groot aantal jaren. De pachter kon voor eigen rekening op de gronden een huis oprichten en na het verstrijken van de pachttermijn konden de partijen het eens worden over de overname of van de grond of van de huizen. Walterus van Kortrijk erkent op 4 maart 1225 van abt Balduinus een som van 200 pond te hebben ontvangen voor de teruggave van het hof (32). De eerste huurders zijn teruggevonden in domeinrekeningen. Zo vinden we in 1363, nog opgesteld in het Latijn, In ballivia Curtracem - Caneghem als pachter Johannis de Overacker. Hij pacht voor 22 pond groten en betaalt de huur in drie termijnen, namelijk met Kerstdag, in maart en in mei. In 1388 pacht Gerardus Wieric voor 28 pond. Hij wordt opgevolgd door Philippus Wieric en in 1393 door de weduwe van Philippus, Katheline 127
vande Poucke: int Jaer mccc en xciij in den xxsten daghe van octobre so heeft ghenomen in loyalen pachte Katheline van de Poucke de weduwe Philips Wieric thof van Caneghem met al dat toebehoert also doude tsaerce vclaert huteghenomen x p pars en ij capoenen erveliken renten die de pape van caneghem ons sculdich es. De pastoor van Kanegem betaalde dus wel zelf de renten die uit de kerk en pastorie voortvloeiden. De hoeve werd gepacht voor negen jaar en over deze jaren varieerde de pachtprijs met een klein bedrag : eenen tmijn van ix jaeren van xciiij deerste drie jaren elx jaers ome xvj Ib g tormois eene vlaemschen nobel ou vj 5 gr ofte andre goede munten int navenant ende andre drie jaer daer na volghende els jaer ome xviij Ib gr bosch munte en twee jaer daer na volghende elx jaers ome xix Ib gr munten vors. Item tachterste jaer vanden neghene ome xx Ib g d vorsch. Ook hier werd betaald in drie beurten : ten drien paymenten dits te wetene deerste derdendeel te kerssavonde tander derdendeel te halfmaerte ent derde derdendeel te half meye. Op kerstavond dienden de pachters ook een vet varken aan de abdij te leveren en sullen zij ontfaen mijne heer liede tallen tiden also mijn hee daer senden zal. Als gedurende de pachttermijn de pachter stierf, kon de oudste zoon automatisch verder pachten: zoe van doot binnen desen pachte zo soude doutse hoye manhooft behouden de pacht... en voort gheeraert wieric en philips haer zone en jan van de mersch en h piet vande pouke... als borghen... (15) In 1451 pacht Wouter vander Hulst: Woutre vander Hulst van de goede van Caneghem metten toebehoren ende tiende daer mede gaende... voor ix jaer... derste iij jaer om 8 Ib... dander iij jaer om x Ib... ende derde iij jaer om xij Ib... en 1 vet verken o f viij sh p en vij cappoenen oft ij sh daervooren... (13) Tussen 1456 en 1457 pacht Jan Miechels den hove ten broucke. In de rekening staan geen details vermeld (33). In 1477 wordt de hoeve verpacht voor 24 pond groten (34). Ywein Brunkin pacht in 1472-1480 en 1481-1490. Ontfanc ghedaen van pachte inde casselrie van curtricke. Eerst Ywein Brunkin houd in pachte tgoet van Caneghem metten landen datter toe ghecoch es ix jaer om xxij Ib xij s tjaers anus Ixxij deerste ende ditte vanden jare Ixxx. De selve ywein heeft t vorn goed ende land hernomen ix jaer anus Ixxxi deerste omme xxiiij Ib tjaers. (35) En Ywein Brunkin die heeft in pachte tgoet in caneghem metten tiende ende lande dat ghecocht was jeghen philips wiericx (14741478) (17). Ook in 1497 vinden we Ywein nog terug als pachter van het h o f te Canegem gheseet tgoet ten broucken ende tiende, samen met zijn vrouw Vincente van Acker vanaf mei 1497 (16). Samen met de hoeve werden alle gronden van de heerlijkheid in pacht genomen. In 1498 moet de abt van Sint-Baafs tegen Ywein Brunkin een 128
ntftmr ftyctoiKn \*»i patfjtv 0 (*iiv Crt/JTvlnc'Vm Oiftrid*< /S \J~ ctff-
knnnlnn hntid )n paciy(x
ttfKt van Cmuïfbcw tvrtfvn imite omfti* toe p e r d i t «? iv • fncr -om xpif-W • vij s «f-^tfüuT ö • n i n i e • l w i | ï v c f f c . o i \ ' f c i t t v
"Vnnivn (uv . iw v •
W IJ I b Ai f J i f *
'v V'1»k rtt\7»n l \ * ff t\v'»T ifüct oiNi innd Ijt'vnonai ■iv u r . mme • tw v i • tvxi fk .ome • yvnif Ib ^tfu iK T e ■
J tvvr»
l a n fp u m f t t r b m d > )n y n f b f v f ï |t > c f I d m t v M i v i v i i • IV ■J n iT d t t n ' X x t i i f S ■ i f f -
tftacve. vttiv im vf benen bien c\' 4-Virfvn
benden •N t)uu/bi bnitben • enk trrtn/cporf<fbel&ti al t^ij» en io/rc. mme lx Kif-\aft<c bncv bint* I xkk • otUfhin
W in|*<p*
tem &\vcbn\ta Van bmnfiten rfjivcn /n N.THft bnnb ni pnrbtx •Ivnf ♦K* •Innbtf /lnfïfb*nfc: u tePtifc biffcn Cn/fcele • omit Maci •Ixxv V * rf" Rekening uit 1480 (35).
129
proces inspannen wegens achterstallige pacht (36). Op de tweede dag van december 1498 tekent Lauwerijns van St Thomaes met zijn 'wetteliken wive’ een pachtcontract dat ingaat vanaf mei 1499 (16). Loys van St Omaers (ook wel als St Thomaes vermeld) gaat op 20 decem ber 1533 en op 2 april 1543 een pacht aan (16). Hij pacht ...het h o f ende goed binnen de prochie van Caneghem gheseyt tgoet ten broucke metten landen merschen bosschen watere ende walleken met zijn toebehoorten liggen boven de kercke ende metten neghen vierendeen lants die ghecocht waren jeghens phs wierinc ende met de thienden ende al datter toebehoort huutghestecken de heerlyche rente ende heerlycke rente oft patronaatschap noch aen de offrande noch aen de tgoet tceuckelaer daer jan spierinc up woont voorts noch drye bunder landt de kercke toecommende van ywein brunkin ende noch een bunder commende vanden selven ywein brunkin... som 41 b 241 r... De pachtsom bedraagt 27 pond en een vet beerken, waarvan de helft dient geleverd te worden te kersmesse en de helft te st jansmesse. De toebehoorten boven de kerk zijn de hofstede Rodekine en gronden vermeld onder T op figuur 2 en het goed te keuckelaere aangeduid met 2. De hofstede boven de kerk werd op haar beurt verder doorverpacht. In de 15de en 16de eeuw werden telkens de tienden mee verpacht. Deze werden opgeslagen in een schuur op de hoeve die in heel wat opmetingen is terug te vinden onder de naam ’tiendeschuur’. De heerlijke renten, het patronaatschap van de kerk van Kanegem en de offerande uit de kerk werden dus niet mee verpacht met de heerlijkheid en hield Sint-Baafs dus in eigen bezit. Ook op kerstavond 1552 gaat een pacht voor negen jaar in ten voordele van dezelfde Loys: '...doen te wetene alle lieden dat voor ons commen ende ghecompareert is in persoone Loys van sint Omaers de welcke ver konde ende verlijde kont ende lijdt bij desen dat hij in huerynhge ende loyalen pachte ghenomen heeft van Eer heere ende vadere in gode mijn heere den prelaet vanden kercke collegiale van Sinte Baefs binnen der stede van ghendt zijn ende zijnder voorschr kercken goedt ende h o f ten broucken ligghende binnen der prochie van Caneghem... metten landen meerschen bosschen ende wateren metsgaders den thiende... termijn van neghen jaeren die innenghinghen te kersavont xvc tweenviftich...’ De eigenlijke pachtsom bedraagt opnieuw 27 ponden aangevuld met 2 mudden rogge en één vet varken (16). Cornelis Mestdagh en zijn vrouw Joosine Strogghe pachten vanaf kerst avond 1561 voor de som van 46 pond en één mudde tarwe, 2 mudden rogge en 2 vette varkens (16). De pachtsom kan dus nogal variëren, uiteraard samengaand met goede en kwade jaren. 130
In 1579 gaat een nieuw pachtcontract in voor Cornelis en zijn tweede vrouw Anna Sconinx (16). Cornelis wordt als pachter opgevolgd door
Arent Mestdagh.
Sinds 1591 pachtte Adriaen Alaert, zoon van Andréas, de hoeve. Pieter Lauwers neemt de pacht van hem over voor de som van 35 pond en negen zakken tarwe. Deze Pieter is nog pachter in 1599 (16) (37). Hij ontvangt in dit jaar een timmerman. Jan de Pape, uit Gent. Deze was gezonden door de abt om een nazicht te doen naar nodige herstellingen op de hoeve. Zijn vaststelling : de zuidoostkamer van het huis ligt ingestort, ook het zwingelkot op de noordzijde ligt neer. Op de zolders is er veel schade aangericht, want het dak dient dringend nieuw stro te krijgen en hersteld te worden aan de kap. In de keuken is een muur door de grond gezonken en de spinde moet dringend hersteld. Ook de vloer is hier geschonden. Tenslotte staat de paardestal zonder deuren en vensters en moet hij geschut en geplakt worden.
Passchier de Backere neemt op 20 maart 1599 de lopende pacht van Pieter Lauwers over. Hij pacht nog steeds in 1626 (16) : ...xvij july xv'f sessentwintich... verpacht aen paesschier de backere tgoedt ten broucke... groot int geheele eenenveertich bunderen twee hondert eenenveertich roeden... hofstede groot een bundere... termijn van neghen jaeren innegaende kerst xvj' 21... Hij betaalt jaarlijks 65 pond en levert eveneens 12 zakken tarwe en een wijngeld van 14 pond. In 1626 wordt Passchier vermeld als baljuw. In 1603, 1605, 1606 en 1620 ontvangt Passchier geld uit handen van Guillaume de Keysere, ontvanger van de heerlijkheid van St.-Baafs, als vergoeding voor gedane herstellingen die in 1599 vastgesteld waren door Jan de Pape. Het zwingelkot werd hersteld (20 voeten op 7). Het dak werd met stro belegd en de kap en kepers hersteld. In de spinde werd de vloer herlegd en een muur gemetst ter hoogte van 5 voeten en een kareelsteen dik. De paardestal werd van deuren en vensters voorzien, het dak van stro. Ook het wagenhuis werd herbouwd (27 voeten op 30). Tenslotte werd het ovenbuur gekeerd, zoals het van oudsher altijd had gestaan (37). In
1636 pachten Passchier en Franchoys de Backere (37).
Jan de Keyser, pachter in 1651, wordt in dat jaar door Cornelis de Key sere, baljuw van de heerlijkheid van Sint-Baafs verdedigd in een proces tegen Jacques Begyn, baljuw van Hammes in Kanegem, die hem gevangen had gezet (38).
Franchoys de Backere, zoon van Passchier, pacht voor 9 jaar vanaf kerst avond 1663. De pachter betaalt dan een enorm hoge pachtsom : 108 pond 6 schellingen 8 deniers, aangevuld met de levering van 12 zakken tarwe 131
en een derde van de pachtsom als wijngeld. In de jaren 1680 werd Daneel Vande Weghe pachter. Hij was in 1683 ontvanger van de wethouders van Hammes en het Beexschen. Hij wordt in 1687 opgevolgd door Anthone de Backere, zoon van Franchoys, die pacht vanaf kerstavond voor drie jaar. De pachtsom bedraagt 54 pond en de levering van 12 zakken tarwe en het wijngeld. In het pachtcontract worden ... alle reparatien, rhynynghen van waeterloopen straeten ende balluycken ten koste van de pachter aangewezen. De weduwe van Anthone neemt na zijn overlijden de pacht over. Vanaf 13 januari 1695 betaalt Pieter van Biesbrouck, ontvanger van de parochie Kanegem, als pachtsom : 50 pond, 12 zakken tarwe en het vereiste wijngeld (16). In de 17de en 18de eeuw betalen de pachters nog altijd de heerlijke renten die met het goed samengaan. Merkwaardig genoeg blijft het bedrag van die renten steeds hetzelfde als wat in 1629 vermeld wordt bij de opmeting door De Bersaques. Ook de kosten van pointingen en zettingen komen ten laste van de pach ters (16). In 1703 huurt Pieter van Biesbrouck opnieuw. Ondertussen werd hij baljuw van de heerlijkheid van Hammes in Kanegem, hoewel hij pachter was van de Sint-Baafsheerlijkheid. Probeerde de abt van Sint-Baafs op die manier wat meer controle te verwerven over de andere grote Kanegemse heerlijkheid ? Of was dit een zet van de heer van Hammes ? In 1703 bedroeg de pachtsom 25 pond (16). Voor Jacobus Vandeweghe begon een pachttermijn op kerstavond 1709. Hij was de zoon van Daniël. De pachtsom bleef 25 pond met weer de 12 zakken tarwe (16). Jacobus pachtte ook in 1714, deze keer voor 47 pond en 12 zakken tarwe. In 1720 pachtten Jacobus en Joannes Vandeweghe (38). Het eerste pachtkontrakt op naam van de familie De Brabandere dagte kent uit 1729. Dan pachtte Apolonius De Brabandere, zoon van Apolonius, baljuw van Beveren-aan-de-Leie. Apolonius woonde echter al sedert 1720 in Kanegem. Aangezien de pachttermijnen over negen jaar liepen, is het best mogelijk dat hij al in dat jaar een eerste termijn van de familie Vandeweghe had overgenomen (16) (38). Na zijn overlijden in 1739 nam zijn vrouw, Joanna Van Wonterghem, de pacht over. Vanaf dan gaat het goed niet meer uit handen van de familie De Brabandere. De pachten gingen nog steeds in vanaf kerstavond. De prijs bedroeg 50 pond, met daar bovenop een levering van 12 zakken tarwe (waarde: 18 pond) en 1/3 van de pachtsom als wijngeld. Voor de tiende gold als pachtsom: 20 pond 132
I
I
"
'
^y^bcA T ül/M r^\rtrCoj^ ^yCtfc^pU**- U J è u ^ t c u ^ ftw . _ j (?C *-e0e^ ^ t^ (^ W S * r u i'VÙZ- j+ c u t^
(~Vfï.eJ-l~J
J^w -J fy t^ ^ h ^ y j'é îà t.É d /iv ^ i
G ^Ç à v rJ U
i/îû^ius— r
b u d U . h !f-$ ic_ ê v J t k j J y ^ P - , IJlXM-- (Jl^ÙLrlA t+.le. ^
j
^ ÿ ^ ~ t—rV^lW^b*.
ÊZÜx £ l*J-£- ***>£.r
C
(S ù r j^ ^ ld ^ h iA S & ^ ^ c U
ol^u
' Z
^
ÇL..—L
^ ^ à o ^ Ô y ^ T i, ^
■ •
â y x fa w X j ^ ) t ^ n A ^ ttv ^ z ) i u
-(— Çftyül'jÿ
a
T
f
Ka~ £ c k e M ^ P j ^ ^ a o j
G ro^'& rüt y&to-SfcC' & + d il “fv<jèc]-i4JOH^
Ony.vJbL'~ö* j^ c T g - ^ </a^ G t^ x ^ h a ^ ji< WM j U | h j fr~qoi*~ k ^ & ï ü e & 4r : £tM *-l> c @ < h Z ^ ^ ^ \yi4H+> C f è i ^ k i ^ ~c^u-c Vuxj'f-^p-c. ^ C u S ^ ^ r v d l— (/Zm%cv- } y m fw K b w -
xo\s i *,
*iw6f—
2 -o.S à'4y e £ à c -(ft^ C bcxv i/ v t v h
\-vc£J^r^*~ u&f*»Jrc++^d ç_ oJ**~ (kAZ* i/ juaI rC x~< v*i^£v«— t A * » -
3
i
Cyjü^ .
I .
^
£*si**-yÿ*~ * WV— '■|
<M*A*£cb. SrtvtcA id)*. t y j t -
I Pachtcontract uit 1729 (eerste bladzijde) (40)
y 13 3
en 3 pond (voor 3 zakken tarwe) (!). Ook de lasten van de heerlijke renten en van de pointingen en zettingen waren voor de pachter. Het schrijfrecht voor het opstellen van de pacht overeenkomst moest door hem worden betaald en tenslotte diende hij op eigen kosten de daken van voldoende stro te voorzien indien dat nodig was. Uit de wezerijakte opgesteld na de dood van Apolonius blijkt dat men met de pachtgelden ten achter stond (39) : ...alsvooren is men schuldigh aende eerweirde heeren proost desen ende caple van Ste Baefs binnen ghendt over achtertheyt van pachte van het goet ten broucke met de thienden bij desen houderigghe bewoont ende ghebruyckt deselve heeren competerende met Kerst 1739 ter somme van L 299-11-6... In 1747 neemt Jacobus De Brabandere de pacht van zijn moeder over. Hij was burgemeester van de parochie van Kanegem. In 1761 werd op het hof van Jacobus een verkoping van bomen gehouden (38). Rond de hoeve was reeds altijd heel wat te doen i.v.m. houtvoorziening: er werden jonge plantsoenen aangeplant (1765: 3 pond 10schellingen gegeven voor de arbeid geleverd gedurende 35 dagen om het planten van bomen), jonge planten dienden opgeleid te worden, jonge bomen werden gesnoeid en na de boomverkoop werden de putten op de planterijen gevuld en geĂŤffend. Heel wat rekeningen hierrond zijn bewaard gebleven (38). In datzelfde jaar 1761 heeft Jacobus ook geld voorgeschoten, namelijk 290 pond, voor het herbouwen van het woonhuis op de hoeve. Uit 1790 is een interessante rekening bewaard rond de bouw van een nieuw ovenbuur (38) : levering van 17800 steen - 1 pond per duizend L 17-16-0 aan Judocus Vlerick - voor maken van ovenbuur L 8-14-2 aan Martinus Coucke - 2de metser L 6-13-4 aan Pieter Code - metsersknaap L 9- 2-0 aan Pieter Boullez - timmerman L 6- 6-1 aan Ludovicus Lagrange - 700 pannen L 4-15-0 aan Sr Minnaert - 7 kruisen kalk L 4-19-2 aan Pieter Hoste - pannelatten L 1-17-8 aan Philippe Vande Walle - ijzerwerk L 3-12-8 idem - een eikenboom L 7- 9-1 Op 22 mei 1795 werden deze kosten door baljuw Verhuist aan de weduwe van Jacobus vergoed. Jacobusâ&#x20AC;&#x2122; weduwe betaalde voordien al de rekening van Pieter Boullez: 19 dagen werk met 2 assistenten L 2-19-0-0 9 7/2 dagen timmeren L 1-11-8-0 98 voeten planken L 0-12-1-0 300 nagels L 0- 2-0-0 134
vensterkalsijen, ijzerkolom, 100 oventegels samen
L 1- 1-4-0 L 6- 6-1-0
In 1791 neemt Philippus De Brabandere de pacht van zijn moeder over. Ook hij was burgemeester van Kanegem. Zoals hierboven vermeld, wordt hij ook eigenaar van de hoeve en de bijgaande gronden. Gedurende de 19de eeuw bleef de hoeve door de eigenaars bewoond. We vinden als gezinshoofden terug : Leo De Brabandere en August De Bra bandere, respectievelijk burgemeester en raadslid van Kanegem (40 t.e.m. 44). Als laatsten van de familie bleven op de hoeve wonen : August en Valerie De Brabandere, beiden ongehuwd. In 1900 gaan beiden rentenie ren en vanaf dan wordt de hoeve opnieuw verpacht. We vinden achtereenvolgens terug :
Jean Coussens en zijn vrouw Emilie Persijn (1900-1932) (45 t.e.m. 47). Ivo De Cock en zijn vrouw Maria De Baets (1932-1960) (47 t.e.m. 49). MauriceArickx en Anna De Cock, dochter van Ivo (1960-1978) (49) (50). Maurice was meteen de laatste landbouwer op de hoeve. Na de verkoop van de hoeve aan Philippe Vande Vyvere is hij nogal vlug verhuisd en voor de nieuwe pachter, Kris Serroels hadden de gebouwen nog enkel een woonfunctie. Deze binnenhuisarchitect bewoonde de hoeve tussen 1978 en 1983 (51). De omliggende gronden worden sindsdien per seizoen aan een aantal Kanegemse landbouwers verpacht. Op 22 oktober 1984 tekende de v.z.w. “Stichting De Waterman” een pachtcontract. De Stichting hoopte op een bestemmingswijziging van het domein, dat volgens de gewestplannen in een landbouwzone en landschap pelijk waardevol gebied gelegen is. Bedoeling was een recreatieproject op te zetten. Men dacht aan een kunstgalerij, een pannekoekenhuis en café, een antiekzaak, een speelplein, visvijers, een VVV-kantoor en ver blijven voor sociaal, weekend- of hoevetoerisme. Het project vond echter geen doorgang. Een tijdlang stonden de gebouwen leeg en liepen op het erf alleen nog wat koeien rond. Inmiddels heeft de huidige eigenaar, Philippe Vande Vyvere, de hoeve binnen de omwalling opnieuw opgeknapt. Sedert 1989 is zij in pacht gegeven aan het gezin Luc Vanderbeken - Véronique Desmet. Deze lange en ononderbroken doorlopende lijst van pachters moet op zichzelf al als een vrij uniek gegeven beschouwd worden: slechts voor uiterst weinig hoeven is zo’n uitgebreide lijst op te maken! Dit danken wij uiteraard aan het omvangrijke archief van rekeningen en contracten die de St.-Baafsabdij naliet. 135
De hoeve in de winter â&#x20AC;&#x2122;86 met een deel van de toen ingestorte schuur (fotoâ&#x20AC;&#x2122;s De Gazette van Tielt).
136
pachters Walterus van Kortrijk 1125 Johannes van Overacker 1363 Gerardus Wieric 1388 Philippus Wieric Kateline vande Pouke 1393 (wed. Phil. Wieric) Wouter Vander Hulst 1453 1456-57 Jan Michiels 1472-81 Ywein Brunkin 1490-97 Lauwerijns van St Thomaes 1498 1533-43 Loys van St Thomaes 1552 1561-79 Arent en Cornelis Mestdagh Adriaen Alaert 1591 Pieter Lauwers 1599 1599-1626 Passchier de Backere Passchier en Franchois de Backere 1636 Jan de Keyser 1651 1663 Franchois de Backere Daneel vande Weghe 1680 Anthone de Backere 1687 Wed. Anthone de Backere Pieter van Biesbrouck 1695 Pieter van Biesbrouck 1703 Jacobus vande Weghe 1709 Jacobus en Johannes vande Weghe 1720 1729 Apolonius De Brabandere Johanna Van Wonterghem 1739 (wed. Apolonius De Brabandere) Jacobus De Brabandere 1747 Wed. Jacobus De Brabandere Philippus De Brabandere 1791
1900-32 1932-60 1960-78 1978-83 1984 1989
Jean Coussens Ivo De Cock Maurice Aricx Christiaan Serroels vzw "De Watermanâ&#x20AC;? Luk Vanderbeken
pachtsom 22 p
eigenaars abten van Sint-Baafs (negende eeuw : de Graven van Vlaanderen)
16-20p 8-10-12 p 24 p 27 p 46 p
1536 de proost van Sint Baafs 1559 de Bisschop van Gent
35 p 25 p 108 p 54 p 50 p 25 p 50 p
1797 Philippus De Brabandere familie De Brabandere
1978 Philippe Vande Vyvere
7. FUNCTIE VAN EN WERKZAAMHEDEN OP DE HOEVE Vroeger waren de grote hoeven belangrijke centra, ze vervulden belang rijke functies binnen het dorpsleven. Van daaruit werd niet alleen de dorpspolitiek geregeld, het leven rond de hoeven bezorgde de dorpelingen ook werk, voedsel, drank, grondstoffen en een onderkomen. 137
Landbouw- en veeteeltbedrijf Uiteraard werd op de hoeve op de eerste plaats aan landbouw en veeteelt gedaan. Een grote hoeve stelde veel personeel te werk. Een deel woonde zelfs op de hoeve in (40 t.e.m. 50). Daarnaast kwamen veel dorpelingen als dagloner werken. Enkele frag menten uit “Op de grootste hofstede van Kanegem” (52) : ...rond die tijd es pitje naar de Neringe verhuisd gunter bij de grenze van Aarsele; ze pachtten daar aan Brabanders: een soorte van rijke hereboeren die meteen ook een stokerij hadden; al jonkheden thope: Guusten de baas en Falleke was de jongste. Dat was het meeste h o f van Kanegem, een klokhof met de klokke op het dak, ze voerden vijf peerden en hadden wel 36 hectaren land in eigendom... ja, ja z ’ bij Brabanders mochten d'arbeidsters — juiste lijk ’t mannevolk — snoens blijven eten, maar ’t mannevolk alleen at zijn schelle vet, rauw schotelvlees met d'eerpels. Als ’t afgelopen was ging Guusten, de boer, in het dueregat staan om aan ieder arbeidster haar schellen schotelvlees op een snee droge brood uit te delen... Op dat groot h o f hadden ze drij bowvers, Sarei Bogaert de eerste bowver bezorgde de peerden; als de klokke op ’t h o f een kwartje van de twaalven klopte voor de bowver bleven zijn peerden stille staan... Na een warme nacht zouden ze zelfs te drijen beginnen maaien, maar dat was iets buitengewoons. Guusten Brabanders, de boer, kwam aan te vijven met koffie, stuiten en een koppel eiers voor de maaiers... Wanneer ze de oegst deden? Bij Brabanders pikten ze einde juni als de sint Annepeerkens rijp waren ; ’s nuchtends ten vijven stond Guusten met de zeneverfles en de zakarloodze in zijn handen in het deur gat. .. Als de hofklokke twaalf klopte trok alleman naar het h o f in de keuken lijk een halle zo groot. Ze schoven op de twee banken langs de lange tafel, ’t eigen volk zat aan de kleine tafel tegen de muur... Uit 1784 hebben we een beeld van het uitgebreide veebestand (23) : ... peerdestal ... ses werkpeerden... een rijpeerd en een jaerlynck veulen... koeystalhynge... 15 melckoeyen, 8 velsen en calven met de stier... vijf vette ossen... swijncot... vijf vette ende seven maeger swijns... 130 schapen... gansen, honden, duyven, hinnebeesten...'.
Schaapgoed Zoals het met de meeste grote hoeven het geval was, was ook ’het Goet ten Broucken’ een schaapgoed. Dit blijkt uit de wezerijakte uit 1784 : 130 schapen (23), uit het koopcontract van 1797 : belle ferme à mouton (19), en uit volgende anekdote. Eertijds was het de gewoonte om de dorpen in wel omschreven graaszones op te delen. De herders kregen de toestemming om ook op andermans domein hun kudde te laten grazen. Dit verliep echter niet altijd even vlot: in 1796 werd de bewoner van de hoeve, Philippus De Brabandere, door de Franse overheid aangesteld als 'agent municipal’ (fungeerde toen als burgemeester). Op 23 maart 1796 138
N
(figuur 7) Het Goet ten Broucken halfweg de 19de eeuw (wegenatlas)
(figuur 8) fragment van "de plaetseâ&#x20AC;? van Kanegem halfweg de 19de eeuw (wegenatlas)
139
(figuur 9) "de plaetseâ&#x20AC;? van Kanegem in 1726
140
vraagt Philippus zijn taak te mogen overlaten. Blijkbaar beschouwen zijn dorpsgenoten hem als collaborateur met de bezetter want ze beletten hem zijn kudden te laten grazen op hun gronden; '...tous les cultivateurs qui par une haine implacable lui défendent de faire paître ses brébis autour de la Commune de Canegem... Eind december wordt dan een nieuwe agent aangesteld (53). Later, tussen 1830 en 1834, wordt Philippus terug burge meester.
Stokerij
In de 19de eeuw was op de hoeve ook een stokerij gevestigd. Leo De : landbouwer - stoker - burgemeester (40). Meerdere bewoners van de hoeve werden later ook brouwer of stoker : Romaan De Brabandere - brouwer/schepen te Aarsele; Maria De Brabandere x Leo Van Oost - burgemeester/brouwer te Aarsele; Theophiel De Brabandere - brouwer/schepen te Aarsele en Mau rice De Brabandere x Magdalena De Brabandere (dochter van Theophiel) aan de huidige Sterrestraat 15 te Aarsele (40) (41). Ook bij het begin van de 20ste eeuw, toen August en Valerie De Brabandere de hoeve bewoon den, was er nog een stokerij: ...een soort van rijke hereboeren die meteen een stokerij hadden... (52).
Brabandere wordt in de volkstellingen vermeld als
Leverancier van hout en stenen Een merkwaardige functie van de hoeve vonden we terug in 1784 (23). Op de hoeve was ook een steenbakkersoven gebouwd ’...steenhoven van 100.000 karreelsteen...’. De aarde werd gegraven op een '...partije lant ten suyden van gemelde straete van Caneghem naar Thielt gebruyckt bij den sterfhuyse tot het backen van carreelsteen...'. Ook naast deze partij land was een steenbakkerij gelegen '...west daervan ten suyden van zelve straete... een hofstede bestand met twee woonhuysen en een capelle mitsga ders schuere stallynghen en backerije fruyt ende andere boomcattheylen... gebruyckt wort bij den sterfhuyse...’. Deze hofstede was reeds in 1766 eigendom van Jacobus De Brabandere (14) (zie x op figuur 2). Met de vervaardigde stenen werden door de bewoners van de hoeve op andere plaatsen nieuwe huizen gebouwd. Alweer volgens de wezerijakte uit 1784 (23) : ...hofstede in 't selve Caneghem bestand met een schoon woonhuys, schuere, stallynghe... al nieuwe gebouwt... item een woonhuys bestand in vier woonsteden onlangs uyt den grond niewe gebout ten noortkante op de plaetse van Caneghem op een partije chijnsgrond compt voorn capittel...'. Deze laatste vier huizen zijn te herkennen op het plan uit de Wegenatlas (zie figuur 8). In 1845 waren ze eigendom van de familie De Brabandere en vroeger van het Kapittel van Sint-Baafs (zie figuur 9). In 1726 was deze partij land inderdaad nog onbebouwd. De dorpsplaats moet dan nog een open indruk nagelaten hebben. Aan de noordzijde 141
stond alleen de herberg ’Den Hert’, eigendom van en bewoond door Jean Baptist van Outryve (14), prijzer, later burgemeester van Kanegem, gehuwd met Johanna De Brabandere, alweer een dochter van ’het Goet ten Broucken’. Toen in 1768 op het hof het wagenhuis, de paardestallen en koeistallen dienden hersteld te worden, leverde de pachter Jacobus De Brabandere ook zelf de stenen: ’...geleverd door mij voorschreven tot dezelfde stallinghe den nombre van hondert sevenentwintich duyst acht hondert careelsteen, van een pont groot het duyst dus 127-76-0...’ Op 12 maart 1788 werden 23.100 stenen geleverd om de achterschuur in steen te bouwen (37). Het hout voor bouwwerken werd door de hoeve zelf geleverd. Geregeld werden bomen geplant, verkocht en gesnoeid. In 1768 lezen we : ...eerst gelevert tot den veestallynghe volgens consentie tot den nombre van vierduyst driehondert vierentachtich vaeten hout ten advenante van een pont thien schellingen het hondert bedraegt tot somme van 65-14-2... (37).
8. BEWONERS EN PERSONEEL OP DE HOEVE Een grote hoeve vereiste uiteraard een groot aantal personeelsleden. Naast mensen uit de omgeving, die bijvoorbeeld bij de oogst kwamen helpen in tijdelijke dagloondienst, waren altijd een aantal personen vast in de hoeve als bewoners ingeschreven. Dankzij de volkstellingen kennen wij deze laatsten vrij goed vanaf 1827. Zo zien we dat in 1839 het gezin bestaat uit 5 personen (Leo De Brabandere, Isabelle Goeminne en de kinderen August, Emile en Camille) en daarnaast 10 personeelsleden. In 1847 telt het gezin 9 personen en zijn er 7 personeelsleden. Werden de kinderen wat ouder, dan zien we het aantal personeelsleden soms dalen. Het gezin kon dan zelf voor een flink deel van het werk instaan. Het valt ten andere op hoeveel kinderen ongehuwd bleven op de hoeve. Het personeel op de hoeve wisselde soms nogal vlug en bleef dus niet erg lang op de hoeve wonen. Anderen bleven er integendeel heel lang (Virginie Semetier: van 1847 tot 1891). Vaak vinden we ook dezelfde familienamen terug, wellicht familieleden van elkaar: Semetier, Bogaert, Claeys. Ook verre familieleden van de De Brabanderes zijn terug te vinden: Charles Louis, Constant en Francis De Brabandere, allen verre verwanten.
Rudi DE BRABANDERE
142
Bijlage 1: Bewoners van de hoeve (19-20ste eeuw) 1827 - Kerkhoek - Sectie B - 114 (40) beroep geboren+overleden naam gezin Philippus De Brabandere
hoofd
Petronella Goeminne
vrouw
Leo De Brabandere
zoon
Romaan De Brabandere
zoon
Augustus De Brabandere
zoon
Maria De Brabandere
dochter
Virginia De Brabandere
dochter
van-toten opmerkingen
30/04/1757 Kanegem burgemeester 24/05/1834 Kanegem van Kanegem 31/10/1773 Beveren (Ouden.) 22/03/1840 Kanegem 01/10/1807 Kanegem burgemeester v. 01/07/1879 Kanegem Kanegem (35-48) 09/03/1810 Kanegem brouwer - schepen 30/01/1882 Aarsele van Aarsele x Melanie De Cock 03/08/1815 Kanegem 08/01/1831 Dottignies in het pensionaat 09/09/1802 Kanegem x Leo Van Oost 28/09/1869 Aarsele brouwer - burge meester v. Aarsele 13/09/1812 Kanegem x Bruno Slock geneesheer te Ruiselede
personeel Franciscus Maenhout Dominicus Huyvaert Augustinus Verbeke Amelia Vervaeke Jacob Augustin
40 jaarLotenhulle 30jaarLotenhulle 19 jaar Kanegem 19 jaar Ruiselede 26 jaar Wingene
Joseph De Blaere Francis De Brabandere Karel Lod. De Brabandere Karel Lod. Dewaegenaere Blondina Semetier Rozalia Vanoverbeke Augustin De Meuninck
22 jaar Tielt 21 jaar Olsene 19 jaar Kanegem 17 jaar Kanegem 35 jaar Kanegem
sinds 03/04/1826 tot 03/08/1829 tot 03/05/1827 13/05/182603/05/1828 sinds 03/08/1829 sinds 31/09/1829 tot 24/10/1832
(aangevuld in hetzelfde register : Leo werd gezinshoofd)
gezin Leo De Brabandere
landb.
Isabella Goeminne
vrouw
Louis De Brabandere
zoon
August De Brabandere
zoon
Emile De Brabandere
zoon
01/10/1807 Kanegem landb. - stoker 01/07/1879 Kanegem burgemeester 20/06/1809 Beveren (Ouden.) 11/10/1879 Kanegem 09/05/1833 Kanegem 01/10/1835 Kanegem 17/08/1834 Kanegem raadslid Kanegem 05/12/1909 Kanegem ongehuwd 19/08/1836 Kanegem burgemeester v. 26/12/1896 Kanegem Kanegem - ongeh. 143
personeel Jan Madou
landb.
36 jaar Tielt
August Denneweth Joannes Dezutter
dienstb. dienstb.
36 jaar Kanegem 28 jaar Tielt
Nicolaus Claeys
dienstb.
32 jaar Tielt
Franciscus Maenhout Joseph De Blaere Blondina Semetier Rozalia Vanoverbeke Karei Lod. De Brabandere Karei Lod. De Waegenaere
19/09/1835 29/08/1837 tot mei 1836 25/10/1836 03/05/1837 08/10/1836 14/05/1837 (zie hoger) (zie hoger) (zie hoger) (zie hoger) (zie hoger) (zie hoger)
1839 - Kerkhoek - Sectie B- 114 (41) gezin Leo De Brabandere Isabella Goeminne Auguste De Brabandere Emile De Brabandere Camille De Brabandere
(zie hoger) (zie hoger) (zie hoger) (zie hoger) zoon
Odile Val. De Brabandere
dochter
Basilius De Brabandere
zoon
Theophiel De Brabandere
zoon
18/06/1838 Kanegem 17/08/1867 Leuven 05/06/1840 Kanegem 17/05/1911 Kanegem 16/05/1842 Kanegem tussen 1857-67 01/05/1844 Kanegem 02/03/1900 Aarsele
student geneesk ongehuwd ongehuwd brouwer - schepen van Aarsele x Leonie Van den Driessche
personeel Charles Kinds Leo Cannoot Joannes Vandewalle Constant De Brabandere Joannes Bogaert Louis Devolder Melanie Cannoot Sophie Van Paemel ... Van Steenkiste Franciscus Vanthuyne Pieter Van Daele
144
dienstkn. dienstkn. dienstkn. dienstkn. dienstkn. dienstkn. dienstm. dienstm. dienstm. dienstkn. dienstb.
34 jaar Deurle 28 jaar Vinkt 24 jaar Kanegem 18 jaar Aarsele 17 jaar Kanegem 12 jaar Kanegem 22 jaar Grammene 23 jaarPoeke 11 jaar Kanegem 17 jaar Aarsele 48 jaar Poeke
tot 03/05/1842 tot 02/06/1843 tot 26/09/1846
aangevuld na de telling tot 01/03/1846
1 8 4 7 - S e c tie A - h u is n u m m er 102 (4 2 ) gezin
Leo De Brabandere Isabella Goeminne August De Brabandere Emilius De Brabandere Camillus De Brabandere Valeria De Brabandere Basilius De Brabandere Theophilus De Brabandere Ludovicus De Brabandere
zoon
Octavius De Brabandere
zoon
27/11/1846 Kanegem 24/01/1919 Marke 29/05/1850 Kanegem 15/10/1918 Kortrijk
(zie hoger) (zie hoger) (zie hoger) (zie hoger) (zie hoger) (zie hoger) (zie hoger) (zie hoger) priester te Marke dokter - schepen van Tielt x Maria Pollet
personeel Louis De Schrijver Carolus De Paepe Joannes Damman Bruno Semetier Ch. Louis Van Paemel Rosalia Daenens Virginie Semetier (ingeschr. na de telling:) Eugenius De Keukelaere Joannes Bogaert Pieter Delbaere
dienstkn. dienstkn. dienstkn. dienstkn. dienstkn. dienstm. dienstm.
38 jaar Kanegem 35 jaar Aarsele 32 jaar Tielt 32 jaar Kanegem 23 jaar Poeke 27 jaar Kanegem 22 jaar Kanegem
dienstkn. dienstkn. dienstkn.
39 jaar Kruishoutem 28 jaar Kanegem 35 jaar Tielt
tot 29/05/1850 tot 29/05/1849 tot 18/04/1852 tot 23/06/1849 tot 02/07/1851 tot 10/04/1853
1857 - Huis nummer 98(69 geschrapt) (43) gezin (zie hoger) (zie hoger) (zie hoger) (zie hoger) (zie hoger) (zie hoger) (zie hoger) (zie hoger) (zie hoger) (zie hoger)
Leo De Brabandere Isabella Goeminne August De Brabandere Emile De Brabandere Camille De Brabandere Valerie De Brabandere Basile De Brabandere ThĂŠophile De Brabandere Louis De Brabandere Octave De Brabandere
personeel Louis De Schrijver Bruno Vanderhaeghen Ida Semetier Ivo Semetier Ivo De Waele
dienstkn. dienstkn. dienstm. dienstkn. dienstkn.
50 jaar Kanegem 27 jaar Kanegem 26 jaar Kanegem 24 jaar Kanegem 21 jaar Kanegem
(zie hoger)
145
Petrus Windels
dienstkn.
32jaarLotenhulle
Eugenia Martens
dienstm.
33 jaar Poeke
Leonard Himpe
dienstkn.
41 jaar Wannegem/Lede
Ferdinand Vandeweghe Ivo Vandierdonck Joannes Damman Leo Descheemaeker
dienstkn. dienstkn. dienstkn. dienstkn.
32 jaar Ruiselede 38 jaar Ruiselede 49 jaar Tielt 32 jaar Kanegem
26/10/1857 11/02/1860 01/10/1858 04/08/1859 05/11/1858 12/01/1860 sinds 06/01/1859 sinds 15/09/1861 (zie hoger) sinds 24/03/1863
1866 - Kerkhoek - huis nummer 109 (44) gezin Leo De Brabandere Isabelle Goeminne (kinderen idem als in 1857)
landb. huish.
Kanegem Beveren
(zie hoger) (zie hoger)
personeel Virginie Semetier Ivo Vandermeiren Leander Vanoveracker Ivo De Blanck
dienstm. 14/03/1823 Kanegem koeiherd. 31/10/1828 Ruiselede koeiherd. 07/02/1839 Aarsele koeivoerder 1855 Aarsele
tot 1869 tot 1877 tot 1888
1890 - Sectie B- Kerkhoek - huis nummer 118 (44) gezin August De Brabandere
landb.
Emile De Brabandere
landb.
Valerie De Brabandere
zonder
17/08/1834 Kanegem 05/12/1909 Kanegem 19/08/1836 Kanegem 26/12/1896 Kanegem 05/06/1840 Kanegem 17/05/1911 Kanegem
ongehuwd
tot 01/02/1891 (zie hoger) tot 07/07/1891 (= zijn overlijden) 07/02/1891 22/10/1900 (naar Huy)
ongehuwd tot bij zijn dood ongehuwd
personeel Virginie Semetier
dienstm.
14/03/1823 Kanegem
Charles Bogaert
peerdegeleider dienstm.
1864 Ruiselede 16/06/1867 Kanegem
landb. vrouw
21/06/1871 Aarsele 03/11/1872 Egem
Virginie Lava (sinds 18 juli 1900:)
gezin
Jean Coussens Emilie Persijn
146
1901 - S e c tie B - h u is n u m m er 137 (4 5 ) gezin
Jean Adile Coussens Emilie Persijn Maria Coussens Cyrille Coussens Azer Coussens
landb. vrouw dochter landb. zoon
21/06/1871 Aarsele 03/11/1872 Egem 05/05/1901 Kanegem 25/09/1867 Aarsele 05/11/1903 Kanegem
x 17/07/1900 Egem
koevoer. dienstm.
27/10/1885 Kanegem 26/01/1873 Lotenh.
tot 1901 tot 1903 naar Aarsele na huwelijk sinds 1906
broer van Jean
personeel Cyrille Vandewalle Augusta Dedecker
Irma Van Rijckeghem 11/10/1879 Dentergem (terzelfdertijd in Sectie B - nummer 116 :) August De Brabandere rentenier Valarie De Brabandere rentenierster Elodie Lievrouw dienstm. Octavie Van Ooteghem dienstm.
in 1902 naar Bergen 1902 tot 1912
1911 - Sectie B- huis inummer 146 (46) gezin Jean Adile Coussens Emilie Persijn Alice Maria Coussens
landb. vrouw dochter
21/06/1871 Aarsele 03/11/1872 Egem 05/05/1901 Kanegem
Azer Coussens Marie Coussens
zoon zuster
04/11/1903 Kanegem 10/10/1865 Aarsel
x 15/05/1926 Kanegem J. V. Overschelde naar Aarsele tot 1923, naar Petegem
personeel Irma Van Rijckeghem Henri Braet Maurice Verschaetse
meid 11/10/1879 Dentergem paardenge- 25/03/1859 Kanegem leider hoeveknechtl6/02/1902 Tielt
Maurice Van Hastel
landw.
02/01/1896 Aarsele
(zie hoger) 1917-1921 naar Aarsele 1919-1921 naar Ruiselede 1915-1927
1921 - Sectie B- huis nummer 146 (47) gezin idem als in 1911
personeel Irma Van Rijckeghem Henri Braet Maurice Verschaetse
(zie hoger) (zie hoger) (zie hoger) 147
1931 - Sectie B- huis nummer 146 (48) gezin (zie hoger) (zie hoger) (zie hoger)
Jean Adile Coussens Emilie Persijn Azer Coussens
personeel Irma Van Rijckeghem
meid
Basiel De Kockere
dienstb.
02/02/1870 Kanegem
Orner Claeys (na 1932 :)
landw.
09/11/1907 Aarsele
Ivo De Cock
landb.
13/01/1880 Ruiselede
Maria De Baets Maurice Joseph De Cock
huish. zoon
11/01/1881 Tielt 16/12/1906 Ruiselede
Joannes De Cock
zoon
24/11/1907 Ruiselede
Jeanne De Cock
dochter
Ruiselede
Alice De Cock
dochter
04/10/1911 Ruiselede
Clara De Cock
dochter
24/10/1912 Ruiselede
Albert De Cock Robert Alfons De Cock Maria De Cock
zoon zoon dochter
30/06/1915 Ruiselede 19/04/1916 Ruiselede 21/04/1918 Ruiselede
vertrekt samen met het gezin naar Aarsele, Sterrestr.24 op 08/10/1932 in 1937 naar Ruiselede feb 1932-okt 1932
gezin
vanaf 12/10/1932 komt uit Houthulst in 1937 naar Aarsele x 18/01/1934 Asse Clara Van Huile naar Hekelgem x 21/04/1936 Kanegem Fredericus Deloof x 31/04/1945 Kanegem Octave Arickx x 24/06/1939 Kanegem Julien Billiet naar Pamel x 07/01/1948 Kanegem Jozef Oost
1947 - Sectie B- huisnummer 148 (49) gezin Ivo De Cock
landb.
Maria De Baets Marie De Cock Germaine De Cock
vrouw dochter dochter
148
13/01/1888 Ruiselede 19/04/1960 11/01/1881 Tielt 21/04/1918 Ruiselede 07/08/1919 Ruiselede
(zie hoger) (zie hoger) (zie hoger) x 13/04/1955 Kanegem G. Craeymeersch
Anna Cathenna De Cock
dochter
24/08/1920 Ruiselede
Clarisse De Cock
dochter
22/12/1921 Ruiselede
Elisabeth De Cock
dochter
11/12/1927 Klerken
X 29/03/1951
Kanegem Maurice Arickx x 07/01/1948 Kanegem Julius Verbeke x 24/10/1950 Kanegem Albert Verbeke
(reeds ingeschreven als nieuwe bewoner :) Maurice Arickx 17/03/1915 Dentergem
x Anna Catherina De Cock, woont hier sinds 1951 (uiteraard dienden ook deze dochters De Cock in 1931 reeds ingeschreven te zijn in de bevolkingsregisters. Een onnauwkeurigheid ?)
1961 - Sectie B- huis nummer 148 (50) gezin Maurice Arickx
landb.
17/03/1915 Dentergem
Anna De Cock
vrouw
24/08/1920 Ruiselede
Maria Eugenia Arickx Véronique Arickx Maria De Baets
dochter dochter gepens.
23/09/1953 Tielt 25/04/1956 Tielt 11/01/1881 Tielt 27/07/1969 Kanegem
sinds 1951 tot 27/02/1978 (zie hoger) x 29/03/1951 Maurice Arickx (zie hoger)
na 1970 - Aarselestraat 21, later Neringenstraat 39 (51) gezin Christiaan Serroels Sonia Kersse Griet Karei Serroels Matthias Serroels
binnenh. architect ergotherapeute dochter zoon
25/12/1953 Tielt
07/07/1978 09/11/1983
10/09/1955 05/01/1981 Tielt 28/04/1983 Tielt
gezin Luc Vanderbeken Véronique Desmet
tuinaan legger bediende
17/02/1959 Tielt
15/10/88-heden
23/02/1964 Deinze
149
B i j l a g e 2 : F a m i l i e n a m e n in d it w e r k o p g e n o m e n
Aelbroeck Alaert Andries Arickx Augustin Baggaert Begyn Blancke Blomme Bogaert Boullez Braet Brunkin Cannoot Caron Claeys Code Coucke Coussens Craeymeersch Daenens, Damman Danins De Backer De Baets De Bailliu De Bersaques De Blaere De Blanck De Clercq De Cock De Decker De Ferraris De Hane De Jonckheere De Keuckelaere De Keyser De Kockere Delbaere De Meuleman De Meuninc De Moor Denneweth De Paepe De Pape De Rammelaere De Scheemaeker De Schrijver De Smet Devolder 150
126 131-137 110 135-137-148-149 143 114 131 110 117 138-142-144-145-146 134 147 107-109-128-130-137 144 110 142-144-148 134 134 110-135-137-146-147-148 148 145 145-146 111 107-109-112-131-132-137 135-148-149 110 105-112-114-118-132 143144 146 110 135-137-143-148-149 147 117-121 109 110 145 107-109-110-111-131-137 148 145 126 143 111 144 145 131 117 146 145 109-110-135-149 144
De Vorstere De Waegenaere De Waele De Wulf De Zutter Dierckens Duchatel Dusselier Everaert Galle Goeminne Goethals Hase Himpe Hoste Hovaere Huyvaert Ide Impens Janssens Kersse Kinds Lagrange Lauwers Lava Lievrouw Maenhout Madou Martens Mestdagh Miechels Minnaert Moerman Parisys Penninck Persijn Pien Pollet Roelens Sconinx Semetier Serroels St Thomaes St Omaers Spierinc Steel Strogghe Vaerman Van Acker Van Biesbrouck Van Daele
111 143-144 145 110 144 110 110 127-152 110 110 124-142-143-144-145-146 111 123 146 110-134 110 143 110 110 124 149 144 134 110-131-137 146 147 143-144 144 146 111-112-130-137 128-137 134 152 109 114 135-146-147-148 111 145 152 â&#x2013; 131 142-143-144-145-146 135-137-149 109-130-137 130 130 111 130 110 128 110-132-137 110-144
Vandemersch 128 Vandendriessche 144 Vandepoucke 128-137 Vanderbeken 135-137-149 Vanderhaeghen 145 Vander Hulst 128-137 Vandermeiren 146 Vandesande 110 Vande Schagele 124 Vande Vyvere 127-135-137-152 Vandewalle 110-134-144-147 Vandeweghe 132-137-146 Van Dierdonck 110-146 Van Eenoeder 110 Van Gampelaere 109 Van Hastel 147 Van Houtte 126 Van Huile 148 Van Kortrijk 123-127-137 Van Nieuwenhuyse 109-110 Van Overacker 127-137-146 Van Overbeke 110-143-144 Van Overschelde 147 Van Oost 141-143-152 Van Ooteghem 147 Van Outryve 142-152 Van Paemel 144-145 Van Quathem 110 Van Ryckeghem 147-148 Van Steenkiste 144 Van Symay 110-111 Van Thuyne 144 Van Turtelboome 109 Van Uytkerke 109-123 Van Veechove 111 Van Wambeke 110 Van Wonterghem 132-137 Verbeke 143-149 Verhuist 110-111-122-134 Verougstraete 110 147 Verschaetse Vervaeke 143 Vlerick 134 Wannain 110 Wieric 109-127-128-137 Willems 117 Windels 146
151
Ln NJ
B ijla g e 3 : v e r w a n ts c h a p b in n e n d e fa m ilie D e B r a b a n d e r e Apolonius DB bewoner
Jacobus DB burgem. K. bewoner
Leo Johannes DB priester K.
Johanna Theresia DB x J.B. Van Outryve burgem. K.
Honoré DB ~ x Celina DB plaatsverv. vreder. Meul.
Philippus DB burgem. K. bewoner
~ ± — Romain DB schepen A. brouwer
Leo DB burgem. K. bewoner/stoker
Victor Camille DB Rector Univ. Gent
Emiel DB burgem. K. bewoner
l
Jozef DB
Jean Marie DB, jonkh.
4
Anne Marie DB x Leo van Oost burgem. A./brouwer
-
August DB raadsl. K. bewoner
Oktaaf DB schepen T. dokter -
Michel DB dokter Tielt
4
-
Paul DB advokaat vreder. Iz.
Theophiel DB schepen A. brouwer
4
Victor Vande Vyvere x Roelens
Magdalena DB x Maurice DB brouwer te A.
4
Pierre DB notaris Meul.
1
Martine DB x Antoon Dusselier notaris Meul.
Robert Dusselier . x Paula f Vande Vyvere ^
-4
Herman Vande Vyvere x Moerman
Philippe Vande Vyvere
VOETNOTEN
1. Militaire stafkaart Aalter-Nevele (21/3-4), Militair Geografisch Instituut, 1969. 2. Verdam, Middelnederlandse!) Handwoordenboek, M. Nijhof, ’s-Gravenhage. 3. Glossarium Stallaert, Leiden, 1890, anastatische herdruk, Familia et Patria, 1978. 4. K. De Flou, Woordenboek der toponymie, deel 2, W. Siffer, Gent, 1921. 5. E. De Clercq, De geschiedenis van Aarsele, Brugge, 1881. 6. K. De Flou, Woordenboek der toponymie, deel 14, W. Siffer, Gent, 1921. “St.-Baafs (vermeld vanaf 1350) eene heerlijkheid afhangende van de St.-Baafsabdij te Gent in de gemeenten Aarsele, Caneghem, Oostrozebeke en Lendelede. ” 7. A. Verhuist, St.-Baafs en haar grondbezit (7de-14de eeuw), Brussel, 1958. 8. Histoire de l’abbaye de St.-Bavon et de la crypte de St.-Jean à Gand, R. Van
Lokeren, Gent, 1855. 9. M. Gysseling. Regestenlijst van de oorkonden van de St.-Baafsabdij en van de St.-Janskerk te Gent (tot 1399), nr. 19. 10. Id., nr. 852. 11. Meting met kaarten van het Goed ten Broeke en het Goed te Keukelaere, beide onder Kanegem, en diverse landerijen onder Kanegem en Aarsele,
12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30.
R.A.G., K. 2570. R.A.G. - St.-Baafs - K. 2447. R.A.G. - St.-Baafs - K. 2621. Landboek van Kanegem, 1726, S.A.T., nrs. 3808-3809. R.A.G. - St.-Baafs - K. 2533. Pachtbrieven van het Goed te Broeke (1493-1739), R.A.G., B. 3345. R.A.G. - St.-Baafs - K. 1428. Ter beschikking gesteld door jonkheer Jean De Brabandere, Beverlaai 51, Kortrijk, uit het archief van zijn grootvader, Victor Camille De Brabandere, rector van de Gentse Universiteit. Koopakte meegedeeld door notaris Arnold De Brabandere, Hundelgemsesteenweg 295, Merelbeke. R.A.K. - Aanwinsten VI - 2119. Schattingen en herstellingen aan het Goed ten Broeke (1562-1791), R.A.G., B. 3346. Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden (opgenomen op initiatief van graaf de Ferraris, 1771-1778), Thielt, 27 (A6) 1 en 27 (A6) 2, Gemeentekrediet van Belgie', 1967. Wezerijregister 162, 1784, Kanegem, R.A.K. Wegenatlas van de stad Tielt, stadhuis Tielt. W. Steeghers, Staten van goed van de Heerlijkheid van St.-Baafs bij Gent. Vooral de inleiding: Heerlijkheid van St.-Baafs. M. Gysseling. Gents vroegste geschiedenis, Standaard Boekhandel, 1954. Pachtbrieven van het Goed ten Broeke (1493-1739), R.A.G., B. 3345. Ook meegedeeld door jonkheer Jean De Brabandere, Beverlaai 51, Kortrijk. Zonder datum. Stuk ontvangen van Ronny Ostyn, Hazelaarkouter 30, Tielt. M. Michem. De parochie-geestelijkheid van het oude dekenaat Tielt, De Roede van Tielt, jg. 8, 1977, nr. 3. blz. 2-47, vermeldt op blz. 43 als onderpastoor van Kanegem: Leo Jan De Brabandere, 20.07.1794 - 25.10.1803. Parochieregisters van Kanegem, S. A.T. Vanaf 1794 : Leo Johannes De Braban dere ex commissio pasbis. 15 3
31. M. Gysseiing, Regestenlijst van de oorkonden van de St.-Baafsabdij en van de St.-Janskerk te Gent (tot 1399), nr. 156. 32. Id. nr. 157. 33. R.A.G. - St.-Baafs - K. 2530. 34. R.A.G. - St.-Baafs - K. 9533. 35. R.A.G. - St.-Baafs - R. 792. 36. M. Gysseiing, Middeleeuwen en Moderne Tijden. Kerkarchief. Het archief van St.-Baafs en van het Bisdom te Gent, 3 delen, K. 9279. 37. Idem - K. 9842. 38. Idem - K. 9847. 39. Wezerijregister 117, 1739, Kanegem (Wontergem 3) - R.A.K. 40. Volkstelling Kanegem, S.A.T., 1827-1838. 41. Idem - 1839-1847. 42. Idem - 1847-1856. 43. Idem - 1857-1866. 44. Idem - 1890-1900. 45. Idem - 1901-1910. 46. Idem - 1911-1920. 47. Idem - 1921-1930. 48. Idem - 1931-1947. 49. Idem - 1947-1960. 50. Idem - 1961-1970. 51. Gegevens ontvangen op het stadhuis te Tielt. 52. Op de grootste hofstede van Kanegem, Jaarboek I, 1975, Bond van Westvlaamse Volkskundigen, Brugge. 53. Fonds Colens, nr. 1207-1212, R.A.K. 54. 20ste penningcohier, S.A.G., Reeks 28, nr' 32/136. 55. M. Gysseiing & A. Verhuist, Goederenregister van St.-Baafs, Brugge, 1964.
154
DE TIELTSE INTELLIGENTSIA ANNO 1914 Niet méér dan 0,75 % van de bevolking ! Onder andere zeldzaamheden bezit het archief van onze Kring een exem plaar van een kiezerslijst van de “stad Thielt” die niet in het stadsarchief te vinden is. De omslagbladzijde is gedeeltelijk beschadigd. Toch is nog duidelijk dat het gaat om de “Lijst der Algemeene, Provinciale & Gemeentekiezers van den 1 Mei 1914 tot den 30 April ....” (dit tweede jaartal is niet meer leesbaar). De lijst begint op bladzijde 1 met : “Accou Emiel, schoenfabrikant". De laatste bladzijde van het voorhanden zijnde exemplaar is bladzijde 100, de laatste naam : “Wullaert Charles, landwerker en tapper". Op elke bladzijde staan 25 kiezers vermeld, in totaal hebben wij er hier dus 2500. (1) Het minste dat kan gezegd worden over de in 1914 geldende kieswetten is dat ze erg ingewikkeld waren. Prof. R. Van Eenoo schrikt er niet voor terug om o.m. te schrijven : “De nieuwe kieswetten ... voor de gemeente lijke verkiezingen groeiden dan ook uit tot een wangedrocht waarin residu’s van tegenstrijdige stelsels werden samengeperst. ” (2) Het ging eigenlijk om een algemeen meervoudig stemrecht, waarbij de kiezer (minstens 25 jaar voor de Kamer, 30 jaar voor de Senaat, de Provinice, de Gemeente) 1 à 3 stemmen (Kamer, Senaat, Provincie) of 1 à 4 stemmen (Gemeente) kon uitbrengen al naargelang hij, als familie hoofd van minstens 35 jaar oud, een bepaalde kiescijns (personele belas tingen of belasting op onroerende eigendom) betaalde (cijnskiezers) en/of het feit dat hij houder was van een universitair diploma of van een getuigschrift van het hoger secundair onderwijs, of een beroep uitoefende of een functie bekleedde die een gelijksoortige opleiding veronderstelden (bekwaamheidskiezers of capacitairen). Hoeft het gezegd dat in die tijd alleen mannen kiezer konden zijn ? Om in een gemeente aan de verkiezingen te kunnen deelnemen, moest men er wonen sedert minstens 3 jaar (gemeente- en provincieraadsverkiezingen) of 1 jaar (verkiezingen voor Kamer en Senaat). Dit alles had voor gevolg dat de kiezerslijsten, en meer bepaald de hier bestudeerde keizerslijst, een schat aan interessante persoonlijke gegevens bevatten. In voorliggende studie laten wij de gegevens betreffende onroerend bezit en betaalde belastingen buiten beschouwing en beperken wij ons tot enkele vaststellingen en overwegingen in verband met de kiezers die houder van een diploma waren. 155
M E N S E N Z O N D E R D IP L O M A
Het is duidelijk dat het bezit van een diploma of getuigschrift geen vol maakt criterium is, noch in het verleden noch heden ten dage, en zeker niet het enige criterium kan zijn om de intellectuele bekwaamheid of vorming van iemand te meten. En een feilloze waardemeter van het culturele peil was of is het alvast evenmin. Toch is en blijft het een waardevolle aanduiding betreffende de scholingsgraad. Eenmaal dit gesteld, vallen we, driekwart eeuw later, toch van de ene verbazing in de andere wanneer we deze kiezerslijst grondig uitpluizen en vaststellen wie allemaal in die tijd blijkbaar volstrekt geen enkel diploma had : - 8 bedienden, 1 bureelbediende (op het stadhuis), 4 handelsbedienden, 1 kantoorbediende, 1 fabrieksbediende, 1 magazijnbediende, 3 statiebedienden, 1 spoorwegbediende, 3 trambedienden, 2 bedienden bij de gaz - 3 politieagenten en 1 politiebrigadier - 6 lekenbroeders (bij de Minderbroeders) - 1 Minderbroeder - 1 registratieontvanger, 1 rijksontvanger, 2 accijnsbedienden - 1 controleur (van belastingen ?) - 1 statieoverste - 1 bestuurder van de beroepsschool ! - 7 postboden en 3 postbedienden - 1 landbouwkundige - 1 bestuurder - 1 boekhandelaar - 2 verzekeringsagenten - 2 schrijvers - 1 landmeter van het kadaster - Gustave Hoste, bouwmeester ! (stadsarchitect) - politiecommissaris Lagrou ! - fabrikanten als Jules Ampe (ook voorzitter C.O .O .), Octave De Lodder-Neirinck, Emiel Baert-Pickery, Paul Carlier-Ide, Oscar Van Maele, Henri De Coster (“ijzergieter-constructeur”) en Emiel Vande Vyvere. - (groot)handelaars als Emiel De Sutter en Henri-Leopold De Gryse - Désiré Minnaert, drukker-uitgever (van “De Gazette van Thielt”) - Joseph Defuster, handelaar (later drukker-uitgever van “De Gazette van Thielt”).
DIPLOMA’S Op de 2500 kiezers uit onze kiezerslijst zijn er welgeteld 92 die houder van een diploma zijn. (3) Dit is welgeteld 3,68 % van het kiezerscorps ! De diplomahouders kunnen we als volgt in groepen indelen (de nummers 156
verwijzen naar de namen in bijlage) : 32 x priester : de nrs 2 - 4 - 10 - 15 - 17 - 20 - 24 - 29 - 30 - 32 - 34 - 35 - 39 - 40 - 46 - 49 - 51 - 52 - 54 - 55 - 57 - 60 - 62 - 67 - 68 - 69 - 70 - 73 - 74 - 78 - 86 - 91. (Het betreft 6 “directeurs”, 1 principaal, 1 econoom, 6 "professoren”, 1 leraar, 2 onderpastoors, 2 pastoors, 2 rustende pastoors, 9 Minderbroe ders, 2 priesters.) 20 x onderwijzer : - 11 x : die het beroep van onderwijzer uitoefenen : de nrs 3 - 7 - 12 - 26 - 42 - 45 - 47 - 79 - 85 - 87 - 89 - 2 x : gepensioneerde onderwijzers : de nrs 19 en 23. - 7 x : die een ander beroep uitoefenen : de nrs 22 - 25 - 33 - 53 - 77 - 81 - 90. 16 x “humaniteiten” : de nrs 1 - 5 - 16 - 21 - 27 - 34 - 38 - 61 - 63 - 64 - 66 - 72 - 75 - 80 - 82 - 83. 3x 2x 1x
notaris : de nrs 56 - 59 - 65 kandidaat-notaris : de nrs 9 oud-notaris : het nr 31
14
5 x doctor in de Rechten : de nrs 11 - 36 - 37 - 43 - 50 5 x geneesheer : de nrs 13 - 28 - 44 - 48 - 76 3 x “hoogere studiën” : de nrs 6 - 1 8 - 8 8 3 x apotheker : de nrs 58 -71 - 92 1x
conducteur bruggen en wegen : nr 41
1x
veearts : nr 84.
1x
ingenieur : nr 8.
Terloops kan worden opgemerkt dat Tielt anno 1989 minder notarissen telt dan in 1914, maar uitgesproken meer veeartsen en opvallend veel meer geneesheren. 157
In 1914 telde Tielt 12.126 inwoners (6.002 mannen, 6.124 vrouwen). De gediplomeerden maakten dus 1,53 % van de mannelijke bevolking uit en niet méér dan 0,75 % van de totale bevolking ! De vrouwen hadden in die tijd geen stemrecht. Aan de hand van de kiezerslijst kunnen wij dus niet nagaan welke vrouwen houder van een diploma waren. Het is evenwel duidelijk dat dit alleszins witte raven zullen geweest zijn, als er toen in Tielt al vrouwen met een diploma waren ! Hierbij dient ook opgemerkt dat de kiezerslijst in de regel geen mannen vermeldt die jonger zijn dan 25 jaar, noch mannen die sedert minder dan 1 jaar in Tielt wonen. Maar er lijken weinige redenen te zijn om te veronderstellen dat de mannen uit die beide groepen een beduidend hoger gemiddelde haalden dan de mannen die het kiezerscorps vormden. Het is meteen duidelijk dat de aanwezigheid van tal van priesters én op het college én in het klooster van de Paters Minderbroeders een grote gunstige invloed had op de omvang van de Tieltse intelligentsia.
De priesters maken de onderwijzers de humanioragediplomeerden de notarissen de doctors in de rechten de geneesheren de “hogere studies” de apothekers de conducteurs br. & w. de veeartsen de ingenieurs
34,4 21,5 17,2 6,4 5,3 5,3 3,2 3,2 1,0 1,0 1,0
% van de “intellectuelen” uit % % % % % % % % % %
55,9 % van de “intellectuelen” zijn dus priester of onderwijzer. Voegt men daar nog de notarissen aan toe, dan komt men aan 62,3 %. Het traditionele beeld van het dorp waar (boeken)wijsheid en kennis nagenoeg het monopolie waren van het driemanschap pastoor-onderwijzer-notaris is dus nauwelijks overdreven en beslist geen karikatuur van de werkelijk heid.
Het is duidelijk dat deze cijfers op zichzelf al heel onthullend zijn. Het zou evenwel bijzonder interessant zijn, mochten ze vergeleken kun nen worden met cijfermateriaal betreffende de Tieltse intelligentsia op andere tijdstippen of betreffende andere gemeenten of steden op de voor avond van de eerste wereldoorlog. 158
H E T B E R O E P V A N D E G E D IP L O M E E R D E N
De kiezerslijst vermeldt het beroep van elke kiezer. Het was dus helemaal niet moeilijk om na te gaan welk beroep uitgeoefend werd door onze 92 gediplomeerden. Onderwijzer Idem gepension. Priester college Minderbroeder Bediende Grondeigenaar Geneesheer Priester-direct. Priester paroch. Apotheker
11 X 2x 11 X 9x 7x 5x 5x 5x 4x 4x
Advokaat Notaris Kandid.-notaris Greffier Rustend pastoor Priester Vrederechter Deurwaarder Stadssekretaris Ontvanger Arrond. commis. Schrijver Schoolopziener Ingenieur Conducteur Bierbrouwer Handelaar Nijveraar Fabrikant Bloemist Bestuurder Boekdrukker Veearts
3x 3x lx 2x 2x lx 1X lx lx lx 1X 1X lx lx lx lx lx 1 X
lx lx 1 X
lx 1 X
nrs 3 - 7 -12 - 26 - 42 - 45 - 47 - 79 - 85 - 87 - 89 nrs 19 - 23 nrs 4 - 1 5 - 1 7 - 3 4 - 3 9 - 4 0 - 5 2 - 6 7 - 7 0 - 7 8 - 9 1 nrs 24 - 32 - 49 - 54 - 55 - 57 - 60 - 73 - 74 nrs 5 - 1 8 - 2 5 - 2 7 - 6 6 - 8 0 - 8 1 nrs 1 - 6 - 3 1 - 6 1 - 6 3 nrs 13 - 28 - 44 - 48 - 76 nrs 2 - 1 0 - 2 9 - 3 0 - 6 9 nrs 20 - 46 - 51 - 68 nrs 58 - 71 - 88 - 92 (deze laatste was ook stads ontvanger) nrs 11 - 43 - 50 nrs 56 - 59 - 65 nr 14 nrs 64 - 77 nrs 62 - 86 nr 35 nr 36 nr 83 nr 37 nr 82 nr 72 nr53 nr 33 nr 8 nr 41 nr 9 nr 16 nr 21 nr75 nr 38 nr 22 nr 90 nr 84
DE GEMEENTERAADSLEDEN Bij de verkiezingen van 19 oktober 1911 werd een deel van de gemeente159
raad vernieuwd. Van de 13 leden waaruit de gemeenteraad in 1914 bestond (allen verkozen op de katholieke lijst), waren er 7 die niet in het bezit waren van enig diploma : -
Emiel Vande Vyvere, burgemeester, fabrikant. Désiré Minnaert, drukker-uitgever (van “De Gazette van Thielt”). Alfons Verkinderen, schoenfabrikant Hector Impe, négociant Bernard Meirhaeghe, landbouwer Henri Devlieger, landbouwer François Persijn, landbouwer
6 -
leden van de gemeenteraad waren wel houder van een diploma : Maurice Goemaere, schepen, oud notaris, grondeigenaar Octave De Brabandere, schepen, geneesheer Ferdinand Vandewalle, geneesheer Emile Van Daele, grondeigenaar / “humaniteiten” René Colle, kandidaat-notaris, bierbrouwer Frédéric J. Boone, grondeigenaar / wijnhandelaar (“hoogere studiën”) (4).
Dit betekent dus - en dit vinden wij erg merkwaardig en opvallend - dat de gemeenteraad voor ruim 46 % uit gediplomeerden bestond en hiermee duidelijk veel hoger scoorde dan de Tieltse bevolking (0,75 %) en zelfs veel hoger dan het (uitsluitend mannelijk) kiezerscorps zelf (3,68 %). Ook hier zou het erg interessant zijn dezelfde berekening te maken voor de Tieltse gemeenteraadsleden op andere tijdstippen en voor andere ste den en gemeenten op dezelfde tijdstippen.
Philippe DE GRYSE
VOETNOTEN 1. Het is evenwel duidelijk dat er aan ons exemplaar één blad ontbreekt. Door vergelijking met de vorige en de volgende kiezerslijsten kunnen we met zekerheid zeggen dat na Charles Wullaert normaal nog een tiental namen moeten volgen. Daar niet kan uitgemaakt worden hoeveel er dat precies zijn, en omdat de berekende percentages toch maar heel licht zouden gewijzigd worden zo de ontbrekende namen bij het totaal konden worden geteld, hebben we onze bere keningen gemaakt op basis van 2500 kiezers. 2. Romain Van Eenoo, De evolutie van de kieswetgeving in België van 1830 tot 1919, Tijdschift voor Geschiedenis, 92 (1979), blz. 333-352. Citaat op blz. 346. 3. Onze lijst bevat evenwel 93 diploma’s. Dit komt doordat nr 34 voorkomt én onder “priester” én onder “humaniteiten”.
4. Zowel Frédéric (“Fritz”) Boone als René Colle werden later burgemeester.
160
BIJLAGE
Lijst van de kiezers anno 1914 die houder zijn van een diploma. Bij “humaniteiten” staat als plaats van “goedkeuring der getuigschriften" altijd Brussel vermeld. Naast het adres staat vermeld sedert wanneer de kiezer daar woont. Wanneer de kiezer sedert minder dan 1 jaar naar een andere gemeente is gaan wonen, wordt zijn nieuwe woonplaats ook vermeld.
1. BAERT Leon grondeigenaar ° Tielt 30.08.1880 humaniteiten 1.8.1898
Ieperstraat 82, vóór 1891
2. BERNAERT Remi priester-directeur 0 Handzame 20.08.1870 katholieke priester Brugge 30.5.1896
Kromwal 1, 5.8.1905
3. BERTHIER Isidore onderwijzer Kortrijkstraat 77, 22.3.1912 ° Beveren-Leie 1.3.1887 Onderwijzer Arlon 4.8.1906, 5 jaren dienst Wervick, Thielt, 1906-1913 4. BLONDEEL Henri-Joseph priester-directeur Kortrijkstraat 59, 3.2.1899 / Pittem, Markt 22, 12.4.1913 0 Pittem 29.1.1874 katholieke priester Brugge 18.12.1897 5. BOELS Louis bureelbediende ° Veurne 9.11.1862 humaniteiten Brussel 26.5.1894 6. BOONE Frederic-Justin grondeigenaar ° Tielt 22.2.1875 hoogere studiën Gent 14.10.1895
Hulststraat 24, vóór 1891
Kortrijkstraat 101, vóór 1891
7. CATRY Gustave gemeente-onderwijzer Brugstraat 21, vóór 1891 ° Kuurne 12.11.1860 onderwijzer Torhout 4.8.1883, 5 jaren dienst Tielt sedert 1.10.1883 8. CLOET Remi ingenieur ° Koolskamp 1.7.1879 ingenieur Leuven 10.11.1905
Hoogstraat 111, 13.2.1912
161
9. COLLE René bierbrouwer ° Tielt 30.8.1873 kandidaat-notaris Gent 16.7.1895 10. COMEYNE Eduard-Leopold priester-directeur ° Pollinkhove 9.9.1872 katholieke priester Brugge 17.4.1897 11. CORNELIS Joseph advokaat 0 Stavele 24.8.1855 doctor in de Rechten Gent 9.3.1881 12. CROMMELINCK Paul Onderwijzer 0 Spiere 14.1.1885 onderwijzer Torhout 5.8.1905, 5 jaren dienst
Hoogstraat 26, 11.9.1903
Ie wijk 5, 1.10.1900
Hoogstraat 56, vóór 1891
Kortrijkstraat 24, 14.11.1905
13. DE BRABANDERE Octave geneesheer ° Kanegem 29.5.1850 geneesheer Leuven 19.8.1876
Brugstraat 31, vóór 1891
14. DE BRABANDERE Paul kandidaat-notaris 0 Tielt 30.9.1888 kandidaat-notaris Leuven 25.1.1910
Brugstraat 31, vóór 1891
15. DE CEUNINCK Georges priester-professor ° Oostende 31.7.1882 katholieke priester Brugge 16.4.1906 16. DE CROIX Joseph handelaar 0 Tielt 26.7.1866 humaniteiten 22.6.1894 17. DE CUYPERE Firmin leraar ° Brugge 6.2.1886 katholieke priester Brugge 18.12.1909
Kortrijkstraat 59, 24.9.1907
Kortrijkstraat 32, vóór 1891
Kortrijkstraat 59, 24.10.1910
18. DE JODE Ghislain bediende Kortrijkstraat 11, 26.3.1909 / St.-Gillis 18.7.1912, St. Bernardusstraat 163 ° Tielt 21.6.1879 hoogere studiën Gent 16.7.1900 162
19. DE PUYDT Félix gepensionneerde onderwijzer Ieperstraat 27, 5.7.1910 ° Lichtervelde 19.5.1850 onderwijzer 10.9.1873, 5 jaren dienst Zwevezele 1879-1909 20. DE QUEKER Henri onderpastor 0 Leisele 28.12.1875 katholieke priester Brugge 21.12.1901 21. DE RAEVE Eduard nijveraar ° Gent 2.5.1874 humaniteiten 11.8.1893
Kromwal 18, 24.3.1907
Hoogstraat 109, 15.2.1911
22. DE SCHOUT - Maeyens Camiel bestuurder 9de wijk 286, 11.9.1894 ° Zwevezele 25.4.1872 onderwijzer Torhout 12.8.1891, 5 jaren dienst Tielt 1.10.1891 23. DE SLYPERE Edmond gepensionneerde onderwijzer Tramstraat 20, vóór 1891 ° Torhout 31.10.1834 onderwijzer Torhout 27.8.1852 / Tielt 1.10.1861 / 1.12.1885 24. DE SMET Aloïse priester-minderbroeder ° Oostrozebeke 19.12.1844 katholieke priester Brugge 3.7.1871
Kortrijkstraat 17, 9.2.1892
25. DETURCK Edgard-Georges handelsbediende Kortrijkstraat 50, 10.10.1904 ° Kaaskerke 24.7.1885 onderwijzer Torhout 6.8.1904 / 5 jaren dienst / Tielt 1.10.1904 26. DE VLIEGER - Declercq Cyriel onderwijzer Sint-Janstraat 27, 25.11.1897 0 Aarsele 10.12.1877 onderwijzer Torhout 15.8.1896, 5 jaren dienst Tielt 7.10.1897 27. DE VRIENDT Jules bediende bij ’t arrondissementscommissariaat 0 St.-Kruis 21.1.1880 humaniteiten 14.8.1905 28. DE ZUTTER - Horta Octave geneesheer ° Kanegem 15.10.1866 geneesheer Leuven 19.7.1892
Nieuwstraat 10, 25.4.1904
Kortrijkstraat 82, 20.11.1893
163
29. D’HALLEWEIN Aloïse priester-directeur ° Geluwe 21.1.1871 katholieke priester Brugge 18.12.1897
Kortrijkstraat 35, 11.9.1906
30. GHYS Louis-François priester-directeur Ieperstraat 28, 3.11.1909 ° Bourbourg (Fr.) 18.9.1876 (fs. Louis, ° Veurne 6.9.1837) katholieke priester Brugge 9.6.1900 31. GOEMAERE Maurice grondeigenaar Sint-Janstraat 38, vóór 1891 ° Tielt 22.9.1822 oud-notaris Leuven 22.4.1858, benoemd 23.4.1871 32. HANSSENS Joseph priester-minderbroeder ° Meulebeke 22.6.1867 katholieke priester Luik 30.3.1891 33. HELLEBUYCK Adolf schoolopziener ° Kuurne 14.4.1876 onderwijzer Torhout 13.8.1895, 5 jaren dienst 34. HEMERYCK Gérard priester-professor ° Hooglede 6.3.1884 humaniteiten 17.8.1908 35. HINNEKENS Gustave priester ° Tielt 7.3.1886 katholieke priester Brugge 21.5.1910
Kortrijkstraat 17, 21.2.1910
Hulst 42, 21.10.1911
Kortrijkstraat 59, 16.5.1912
Ieperstraat 20, vóór 1891
36. HINNEKENS Hervé vrederechter Kortrijkstraat 55, vóór 1891 ° Tielt 17.6.1884 doctor in de Rechten Leuven 23.10.1908, vrederechter 37. HINNEKENS Julius stadssecretaris 0 Koolskamp 14.6.1854 doctor in de Rechten Leuven 6.10.1881 38. IMPE Arthur bloemist ° Tielt 11.7.1883 humaniteiten 28.10.1912 164
Ieperstraat 20, vóór 1891
9de wijk 507, vóór 1891
39. INGHELRAM Seraphinus priester-professor ° Slijpe 12.12.1883 katholieke priester Brugge 19.12.1908 40. LAUWERS Achiel priester-professor ° Oostende 12.8.1877 katholieke priester Brugge 1.6.1901
41. LAUWERYNS Joseph conducteur van bruggen en wegen ° Gent 10.1.1879 conducteur Gent 24.6.1899
Kortrijkstraat 59, 27.1.1909
Kortrijkstraat 59, 8.12.1900
Hoogstraat 67, 13.9.1900
42. LIETAERT Albert onderwijzer Kortrijkstraat 77, 11.10.1905 / Staden, Statiestraat 26, 16.12.1912 ° Ruddervoorde 5.12.1882 onderwijzer Torhout 2.8.1901, 5 jaren dienst Tielt 26.9.1901 43. LOONTJENS Franz advokaat ° Tielt 28.1.1886 doctor in de Rechten Gent 12.10.1908 44. LOOSVELDT - Lamblin Paul-Jules doctor in de geneeskunde ° Tielt 3.8.1872 geneesheer Gent 20.7.1900
Kortrijkstraat 50, vóór 1891
Nieuwstraat 7, vóór 1891
45. MAES Achille onderwijzer Kortrijkstraat 1, 15.3.1904 ° Kanegem 20.4.1880 onderwijzer Torhout 4.8.1900, 5 jaren dienst Tielt 5.10.1900 46. MAES Amatus pastor Kromwal 24, vóór 1891 / Vijve-St.-Elooi, Plaats 137, 20.8.1912 ° Emelgem 16.5.1862 katholieke priester Brugge 4.6.1887 47. MAEYENS Polidor onderwijzer Kortrijkstraat 37, vóór 1891 ° Kanegem 30.1.1869 onderwijzer Torhout 17.8.1888, 5 jaren dienst Tielt 27.12.1888 48. MALLIET Georges doctor in de geneeskunde 0 Tielt, 22.2.1868 geneesheer Gent 3.3.1893
Vijverstraat 3, vóór 1891
165
49. MEVIS Maurice priester-minderbroeder Kortrijkstraat 17, 12.8.1910 / China 4.10.1912 0 Tongeren 10.4.1882 katholieke priester St.-Truiden 20.8.1908 50. MINNE August advokaat 0 Tielt 29.11.1876 doctor in de Rechten Gent 10.10.1900
Hoogstraat 9, v처처r 1891
51. MONCAREY Prospcr onderpastor 째 Roesbrugge 13.3.1876 katholieke priester Brugge 22.12.1900
Kromwal 20, 13.3.1901
52. NEIRYNCK Joseph priester 0 Izegem 26.10.1887 katholieke priester Brugge 23.12.1911
Kortrijkstraat 59, 24.6.1912
53. PETERS Guillaume schrijver Brugstraat 27, 22.5.1899 째Naninnes 7.2.1871 onderwijzer Malonne 14.8.1890. 5 jaren dienst Awenne (Namur) 1.3.1891 tot 1.5.1897 54. OUIENEN Louis priester-minderbroeder "Zoutleeuw 13.9.1876 katholieke priester Turnhout 15.8.1902 55. ROMBAUT Theophiel priester-minderbroeder "Knesselare 29.2.1849 katholieke priester St.-Truiden 8.12.1877 56. SCHAUTTEET Hermin notaris "Ruiselede 5.8.1866 notaris Gent 13.10.1889, Tielt 17.1.1906 57. SCHINCK Petrus-Joannes priester-minderbroeder "Kalken 15.4.1872 katholieke priester Luik 29.8.1909 58. SIMOENS Gaspard-Joseph apotheker "Tielt 20.5.1877 apotheker Gent 10.10.1906 166
Kortrijkstraat 17, 28.9.1905
Kortrijkstraat 17,25.8.1911
Vijverstraat 5, 9.3.1906
Kortrijkstraat 17,25.8.1911
Ieperstraat 12, 10.8.1908
59. SNOECK Edgard notaris °Aalter 10.2.1871 notaris Gent 17.7.1890, benoemd 8.2.1902 60. TOUSSAINT Eugène priester-minderbroeder °Menen 11.2.1858 katholieke priester Brugge 20.8.1883 61. VAN DAELE Alphons grondeigenaar °Tielt 24.8.1869 humaniteiten 21.5.1894 62. VAN DAELE Antonius rustend pastor °Tielt 4.1.1838 katholieke priester Brugge dec. 1863 63. VAN DAELE Emilius (zoon van Leo) grondeigenaar "Izegern 17.10.1863 humaniteiten 27.5.1894 64. VAN DAELE Henri griffier werkrechtersraad °Ardooie 10.9.1861 humaniteiten 20.5.1895 65. VAN DAELE Joseph notaris “Izegem 31.7.1866 notaris Gent 3.3.1890 66. VANDE KERKHOVE Bernard bediende °Tielt 16.12.1857 humaniteiten 21.5.1894 67. VANDEN ABEELE Oscar priester-principaal "Menen 14.12.1874 katholieke priester Brugge 17.12.1898 68. VANDEN BERGHE Cyriel pastor-deken "Rollegem 4.9.1857 katholieke priester Brugge 18.12.1880
St.-Janstraat 38, 27.2.1896
Kortrijkstraat 17, 15.9.1911
Kortrijkstraat 84, vóór 1891
St.-Michielstraat 21, 7.4.1897
Kortrijkstraat 92, vóór 1891
Markt 14, vóór 1891
leperstraat 43, vóór 1891
Brugstraat 46, vóór 1891
Kortrijkstraat 59, 19.3.1908
leperstraat 13, 23.12.1911
167
69. VANDEN BUSSCHE Raphaël priester-directeur °lzegem 25.10.1883 katholieke priester Brugge 19.12.1908
Kortrijkstraat 73, 29.9.1909
70. VANDEN BUSSCHE Richard priester-econome Kortrijkstraat 59, vóór 1891 / Aartrijke, Dorpstraat 94, 29.10.1912 °Aart rijke 28.8.1847 katholieke priester Brugge 19.12.1874 71. VANDER GHINST Joseph apotheker “Brugge 3.4.1850 apotheker Gent 23.8.1873
Ieperstraat 18, vóór 1891
72. VAN DER GRACHT D'EEGHEM Edgard, baron arrondissementscommissaris Hulststraat “Brussel 2.3.1861 humaniteiten 14.6.1896 73. VANDER SLAGMOLEN Jan priester-minderbroeder °Asse 16.2.1878 katholieke priester Turnhout 8.9.1903 74. VANDE VELDE François priester-minderbroeder “Loksbergen 20.10.1873 katholieke priester Luik 27.5.1899 75. VANDE VYVERE - Gillis Joseph fabrikant ° Tielt 25.12.1872 humaniteiten 13.6.1894
76. VANDE WALLE Ferdinand geneesheer “Pittem 21.9.1856 geneesheer Leuven 21.7.1885
Kortrijkstraat
32,29.6.1905
17,18.8.1908
Kortrijkstraat 17, 4.2.1910
Hulststraat 31. vóór 1891
Hoogstraat 46, vóór 1891
77. VANDE WOUDE Emiel greffier van 't vredegerecht Tramstraat 13, vóór 1891 “Diksmuide 30.11.1846 onderwijzer Torhout 23.8.1867, 5 jaren dienst Boesinge en andere 1867-1873 78. VAN HALST Leo priester-professor “Menen 29.6.1883 katholieke priester Gent 2.9.1906 168
Kortrijkstraat 59. 22.10.1910
79. VAN HAUTE Julianus onderwijzer “Zarren 13.2.1883 onderwijzer Torhout 6.8.1904, 5 jaren dienst 80. VAN LANDEGHEM Joseph bediende bij ’t arrondissementscommissariaat °Tielt 25.6.1882 humaniteiten 10.8.1901
Markt 20, 23.3.1906
Ieperstraat 1, vóór 1891
81. VAN LANDEGHEM Renatus hoofdbediende bij ’t arrondissementscommissariaat Ieperstraat 1, vóór 1891 “Ardooie 4.7.1849 onderwijzer Torhout 5.9.1868, 5 jaren dienst Tielt 14.10.1868-18.5.1878 82. VAN NIEUWENHUYSE Jan ontvanger armbestuur °Tielt 26.6.1855 humaniteiten 21.5.1894 83. VAN NIEUWENHUYSE Joseph deurwaarder °Tielt 25.6.1868 humaniteiten 9.6.1894 84. VAN THEMSCHE Oscar veearts °Vijve-St.-Elooi 15.1.1874 veearts Kuregem 17.8.1900
Brugstraat 17, vóór 1891
Ieperstraat 51, vóór 1891
St.-Janstraat 40, 4.9.1900
85. VAN THUYNE Camiel onderwijzer Ieperstraat 52, 28.10.1905 °Vladsloo 15.10.1885 onderwijzer Torhout 6.8.1904, 5 jaren dienst Tielt sedert 18.10.1904 86. VAN WALLEGHEM Constant rustend pastor °Tielt 29.1.1840 katholieke priester Brugge 11.6.1865
Rame 9, 4.7.1905
87. VAN WOLLEGHEM Charles onderwijzer Kortrijkstraat 73, 17.9.1910 °Roncq 1.2.1875 “Vordering der hoedanigheid van Belg” : Pittem 28.7.1910 onderwijzer 9.7.1901, 5 jaren dienst Verviers-Pittem-Tielt 88 VERGUCHT Honoré apotheker 9e wijk, 504 - 2.11.1896 / Beveren-Waas, Statiestraat 76, 7.11.1912 °Meulebeke 18.5.1887 hoogere studiën 25.5.1909 169
89. VERKEST Gustave onderwijzer °Tielt 28.12.1887 onderwijzer Torhout 4.8.1906
Hoogstraat 14, vóór 1891
90. VERVENNE Jules boekdrukker Kortrijkstraat 51, vóór 1891 "Wevelgem 10.10.1871 onderwijzer Torhout 14.8.1890, 5 jaren dienst Tielt 12.10.1890 - 7.9.1901 91. WANKET Edmond priester-professor °Jabbeke 9.4.1881 katholieke priester Brugge 22.12.1906 92. WOSTYN Louis apotheker en stadsontvanger "Lissewege 13.9.1859 apotheker Gent 25.7.1885
170
Kortrijkstraat 59, 4.5.1908
Markt 29, vóór 1891
NOTARISSEN IN PITTEM “De Weekbode” deelde op 12 augustus 1988 mee dat mevrouw Lieve Callens-Monballyu, dochter van ere-bestendig gedeputeerde Piet Monballyu, per 1 augustus 1988 door de Koning tot notaris werd benoemd en Pittem als effectieve standplaats toegewezen kreeg. Dat de nieuwe notaris in Pittem benoemd werd, moet niet als zo “verrassend” aangevoeld wor den. Het is maar een terugkeer naar een oude toestand, een eerherstel voor Pittem dat tot in 1930 een notaris “binnen zijn muren” telde. De Koning en zijn minister van justitie moeten waarschijnlijk in de Geschie denis van Pittem gebladerd hebben, zoals wij nu doen, om het notarieel verleden van deze gemeente te kennen en om Pittem opnieuw een notaris te geven. Een notaris is een openbaar ambtenaar die authentieke akten (rechtsgel dige dokumenten) opmaakt voor zijn kliënten. Hij is tegelijk ambtenaar en beoefenaar van een vrij beroep die met zijn ereloon een bestaan heeft. De wet van 1803 is, hoewel vaak gewijzigd, nog de basis van het Belgisch notariaat. Nu is een licentie in het notariaat een noodzaak om te kunnen benoemd worden binnen de grenzen van de numerus clausus die het aantal notariaten beperkt. Tot laat in de 19de eeuw was het niet nodig die universitaire graad te bezitten : een gegadigde kon zich voorbereiden op het notaris-examen, en stage volgen bij een gevestigd notaris. Zo werd hij kandidaat-notaris en bleef dat tot hij een “studie” toegewezen kreeg. Van de 16de tot de 18de eeuw werd iemand als notaris toegelaten na bepaalde proeven te hebben afgelegd bij de Raad van Vlaanderen, een hoger rechts- en administratief college in Gent. Wie dat dokument bemachtigde, kon, mogelijk naast een ander beroep, optreden als notaris en dus authentieke akten verlijden. In Pittem trad pastoor Jan Camerlynck als notaris op in het midden van de 16de eeuw. Later vinden we als notaris in Pittem : baljuw meester Joos Verbiest (1622-1651), koster Lowys van de Sande (f1675) en griffier L.Meerelpoel (11685). De eerste beroepsnotaris in Pittem was Renerius Petrus Franciscus Ver huist, geboren in Pittem op 25 september 1755 als zoon van baljuw Niklaas Verhuist en van Catharina Duval. Op 11 oktober 1780 werd Renerius Verhuist als notaris door de Raad van Vlaanderen toegelaten. Hij had voordien vijf jaar stage gelopen bij de notarissen Beyens en Martens in Deinze. Door het hoofdcollege van de Kasselrij Kortrijk werd hij op 16 februari 1785, na examen, toegelaten als prijzer en deelsman, een functie die meer op de praktijk van schatter en verdeler van sterfhuizen gericht was. R. Verhuist begon dadelijk zijn notarispraktijk in zijn geboortegemeente. In het Pittems archief worden tientallen door hem vlot geschreven nota riële akten bewaard. Hij trouwde op 11 mei 1786 in de Gentse Sint171
Niklaaskerk met Maria Anna Catharina Van Botewael (Gent 25-3.1762 - 3.1.1847). In 1794, bij de (tweede) inval van de Fransen vluchtte hij met zijn gezin naar Gent en verderop, maar moest begin juli 1794 naar Pittem terugkeren. Hij weigerde toen ook de eed van trouw aan de Franse bezetter af te leggen en fungeerde niet meer als notaris. Renerius Verhuist bleef evenwel gemeenteontvanger tot 1799 en trad verder op als schatter en “practizyn”. In 1803 verliet hij Pittem en vestigde zich in Gent als beheerder van goederen. Wat is er nadien verkeerd gelopen ? Vanaf 1812 was hij bier- en azijnbrouwer in “Het Gouden Tonneken” te Gent, waar hij vroegtijdig overleed op 18 juli 1815. Notaris Verhuist werd evenwel begraven in Pittem, waar de lijkdienst plaats had op 2 augustus 1815. Uit zijn huwelijk werden 11 kinderen geboren, w.o. zeker vier in Pittem, de andere en Gent. Een zoon, Ferdinand Verhuist (Pittem 22.10.1799 - Gent 19.1.1894) was deurwaarder in Gent. Deze had ook tien kinderen, o.a. Edward Verhuist (°Gent 7.4.1845), overleden als ontvanger van de regi stratie en hypotheekbewaarder in Oudenaarde. In Pittem was de eerste notaris van het nieuw regime Pierre-François Minne, (“Wakken 1773). In Pittem was hij notaris van 1801 tot 1806, maar hij was al notaris geweest in Meulebeke (1797 - 1799). Uit Pittem vertrok hij naar Ardooie, waar hij zijn ambt bekleedde tot in 1840. Na Minne kreeg Pittem een vertrouwd figuur als “keizerlijke notaris” : Joannes Franciscus Vermeulen. Hij werd geboren in Hulste in 1771 als zoon van Joannes Franciscus senior en van Joanna Theresia Holvoet. In 1791 verbleef hij al in Pittem als bediende bij griffier Amerlinck. Hij was ook “clercq van den notaris Verhuist" en adjunct-secretaris van het kanton Pittem in de jaren 1797-1800. In 1805 verdwijnt hij uit de gemeente, wordt rijksontvanger in Wakken, maar komt in 1806 naar Pittem terug als nota ris. Hij was getrouwd in Oostrozebeke met Amelia Tack. dochter van Jozef en van Florentine De Bruyne. Hij was ook “adjoint" (schepen) in Pittem van 1812 tot 1820. Notaris Vermeulen overleed in Pittem op 15 juni 1822 en liet meerdere kinderen achter : Karei (geboren in Pittem 9.9.1806, overleden als notaris in Wielsbeke in 1846), Leo (geboren in Pittem in 1811, overleden als notaris in Wielsbeke in 1872), Edward (geboren in Pittem in 1815, was brouwer in Oostrozebeke) en Charlotte (geboren in Pittem in 1818). Zij trouwde met brouwer Standaert uit Vrasene en leefde nog in 1875. Het is waarschijnlijk notaris Vermeulen die het grote herenhuis aan de Tieltstraat liet bouwen waar zijn opvolger notaris Libbrecht zich op 1 mei 1830 vestigde. Op die dag verhuisde de weduwe Amelia Vermeulen-Tack met haar vier kinderen naar Oostrozebeke. De successie van notaris Vermeulen leert dat hij in 1822 een gefortuneerd man was : hij was eigenaar van belangrijke huizen en landerijen in Hulste en Oostrozebeke, w.o. de herberg “De Appel" in deze laatste gemeente. In Pittem bezat hij aan de Tieltstraat een groot herenhuis met verdiepin 172
gen, koetshuis, paardestallen, boomgaard, tuin, enz. Was zijn oudste zoon nog te jong om zijn vader op te volgen (1) ? Bij K.B. van 21.6.1823 werd Philippe Constant Libbrecht als notaris in Pittem benoemd. Deze was geboren in Ingelmunster op 16 juni 1798 als zoon van geneesheer Ferdinand Jozef Libbrecht (overleden 8.3.1806) en van Catharina Theresia Van Outryve (overleden Pittem 4.7.1838). Hij had zijn stage in Lichtervelde gedaan bij notaris Jordaan Van Hee, zijn latere schoonvader. Notaris Libbrecht was de kozijn van graaf Félix Amand de Müelenaere en van de Pittemse burgemeester Jan de Müelenaere. Deze twee waren de zonen van Gregorius de Müelenaere (overleden Pittem 10.8.1800) en van Maria-Francisca van Outryve (overleden Pittem 16.3.1834). Meer dan een halve eeuw lang heeft Philippe Constant Libbrecht een ononderbroken belangrijke rol gespeeld in het gemeentelijk leven. Hij had een zeer drukke praktijk als notaris. Philippe Constant Libbrecht was gehuwd met Maria Jacoba Van Hee ( t l 848) uit Lichtervelde, en was zo wellicht een verwante van de Pittemse brouwer en gebuur Jacobus Muyle (1787-1850), die getrouwd was met Sofie Coleta Van Hee (1805-1883) uit Deinze. De leidende Pittemse families, ni. de Müelenaere’s, Amerlinck’s, Lanszweert’s, Libbrecht’s en Muyle’s - de Baert’s bleven er buiten - waren nauw met elkaar verbonden en hun fortuin werd ook tentoongesteld in hun grote patriciërshuizen aan de Tieltstraat en op de Markt, die nu nog een beetje van hun 19de eeuwse praal behouden hebben. Notaris Ph.C. Libbrecht werd al vroeg lid van de gemeenteraad (1825) en klom op tot schepen in 1843. Op 18 december 1874, enkele weken vóór zijn dood, werd hij nog tot burgemeester benoemd. Hij was al burgemeester a.i. geweest van 19 juli 1857 tot 31 december 1858 na de dood en het faillissement van burgemeester Ferd. Const. Amerlinck, de eigenaar van het huis waar nadien burgemeester Emiel Libbrecht-Muyle, neef van de notaris, woonde (nu textiel Vervaeke). Notaris Libbrecht was ook voorzitter van het Armbestuur, van de bestuurscommissie van het Godshuis, én van de Kerkraad. Alleen kozijn-burgemeester Jan de Müe lenaere en diens zoon volksvertegenwoordiger-burgemeester graaf Gustaaf Adolf de Müelenaere - als deze laatste in Pittem vertoefde - konden iets inbrengen tegen het gezag van notaris Ph.C. Libbrecht. Notaris Libbrecht overleed in Pittem op 4 februari 1875, aan de gevolgen van een hartkwaal, één jaar na zijn oudste zoon, zijn voorbestemde opvolger, kandidaat-notaris Adolf Libbrecht. De crash van de bank Dujar din te Brugge in oktober 1875, waar zoveel streek- en dorpsgenoten hun zuurverdiende centen belegd hadden, zal niet vreemd geweest zijn aan de onverwachte dood van de notaris. Notaris Ph.C. Libbrecht, gehuwd met Maria Jacoba Van Hee uit Lichter velde, dochter van notaris Jordaan Van Hee en van Angela Delahousse, 173
t
DUURBAAR AANDENKEN
AAN
Mijnheer ALFRED LORIDAN NO TARIS VAN PITTHEM S chepen en d. ». B urgemeester
Ridder der Kroonorde, gedekoreerd met verscheidene eereteekens. Voorzitter der Kerkfabriek. Voorzitter der Tooneetgilde. der Koninklijke Fanfaren en der Koor zang maatschappij, Voorzitter dér Tooneeicommissie van West-Vlaanderen. Geboren te Ploegsteert. 7 November 1861. en god vruchtig overleden te Pitthem. 2 December 1930.
L o u i s D e P a u w , n o ta r is in P itte m v a n 1875 to t 1901.
verloor vroegtijdig zijn vrouw. Zij overleed in Pittem op 13 januari 1848. Zij hadden drie zonen en drie dochters, nl. : - Jordaan-Jozef, geboren te Pittem in 1826, overleed als notaris te Meulebeke in 1890. - Adolf, geboren te Pittem op 6 januari 1830, bleef ongehuwd en was kandidaat-notaris bij zijn vader, die hij actief bijstond. In het grote huis aan de Tieltstraat overleed hij op 30 januari 1874 aan een longontste king. Zijn erfenis (255.010 frank) kwam tegoed aan zijn vader en zijn twee broers en drie zussen (2). - August, geboren in 1832, studeerde medicijnen en was enkele jaren geneesheer in Pittem. In 1866 vestigde hij zich in Gent, waar hij oogheel kundige was. Drie dochters, allen in Pittem geboren : Melanie-Justine (10.7.1834), Marie-Pauline (19.11.1836) en Leonie-Marie (12.12.1838) bleven onge huwd. Na de dood van hun vader bleven zij nog lange tijd samen wonen in het grote huis aan de Tieltstraat. Zij verhuisden samen naar Brugge op 24 september 1889, waar zij overleden op resp. 25 april 1910, 1 maart 1916 en 8 augustus 1899. De geschatte persoonlijke nalatenschap van notaris Libbrecht bedroeg 304.862 frank, wat een zeer groot bedrag was voor die tijd. De erfenis omvatte huizen, hofsteden, enz. in Pittem, Lichtervelde, Egem, Ingelmunster, Roeselare, enz. Een testament had de notaris niet opgesteld (3). De opvolger van notaris Libbrecht was Louis Depauw, die zich op 31 juli 1875 in Pittem kwam vestigen. Louis De Pauw (geboren in Woumen op 13.7.1845) was op dat ogenblik kandidaat-notaris in Poperinge. Hij was nog vrijgezel en nam zijn intrek bij Lerdinand Tavernier-Vandeputte aan de Tieltstraat. Na zijn huwelijk (1883) met Emma-Elisa De Stoop, gebo ren in Rumbeke op 27 maart 1845, ging hij wonen aan de Tieltstraat 32 (nu verdwenen) (tussen de Nieuwstraat en de Coolkensdreef). Na het vertrek van de juffrouwen Libbrecht naar Brugge in 1889, betrok notaris De Pauw het patriciërshuis van notaris Libbrecht aan de Tieltstraat. Zoals zijn voorganger nam notaris De Pauw actief deel aan het Pittems openbaar leven : hij werd lid van de Commissie van de Godshuizen (1883), werd verkozen tot lid van de gemeenteraad (21.12.1884) en meteen tot schepen benoemd (7.2.1885). Vanaf 1893 was hij ook lid van de Kerkraad. Hij nam ontslag uit al deze functies op 21 maart 1901 omdat hij als notaris in Brugge benoemd was. Hij verliet Pittem op 26 juni 1901. Notaris De Pauw had twee kinderen : Maria-Anna (Pittem 8.3.1884 10.3.1889) en René geboren te Pittem op 22 juni 1887 en overleden in 1946. René werd een bekend kunstschilder in Brugge, die o.m. het grote muurschilderij “West-Vlaanderen” creeërde in het Brugse station. De opvolger van notaris De Pauw was Alfred Loridan, geboren te Ploegsteert op 7 november 1864, die zich te Pittem vestigde op 12 april 1901. Tevoren had hij gewerkt in het notariaat te Merken en te Torhout. Hij 175
bleef ongehuwd en woonde met zijn zuster Eugenie (f1953) aan de Tieltstraat (nu mevrouw A.Vandeputte-Warnez). Loridan, een franssprekend Waal, sprak voortreffelijk Nederlands en was een groot toneelamateur. Hij stichtte in Pittem op 8 december 1903 de toneelgilde “Met hert en ziel”. Tot bij zijn overlijden was hij daarvan de bezieler, de regisseur, de onovertroffen acteur en de onvermoeibare lei der. Hij was overigens ook voorzitter van de provinciale toneelcommissie. Alfred Lordian was, zoals zijn voorgangers Libbrecht en De Pauw, nauw betrokken bij de leiding van de gemeente : hij was lid en voorzitter van de Commissie van de Godshuizen (1901-1925), lid en voorzitter van de Kerkraad (1902-1930), lid van het Armbestuur (1903-1920), lid van de gemeenteraad (verkozen op 30 september 1911), schepen van 2 juli 1921 tot aan zijn overlijden op 2 december 1930. Hij was, na de dood van burgemeester Eugeen Joos de ter Beerst, waarnemend burgemeester van 23 augustus tot 2 december 1930. Bijna een halve eeuw later, met de benoeming van Lieve Monballyu, werd de notaris-traditie in Pittem eindelijk in eer hersteld. Vreemd hoe een dubbeltje uit de geschiedenis rollen kan.
Valère ARICKX
VOETNOTEN
1. RAK, Reg. en Dom., Tielt, 140, nr. 210, Successie van J.F. Vermeulen. 2. RAK, Reg. en Dom., Tielt, 204, nr. 74, Successie Adolf Libbrecht. 3. IBID, Tielt, 205, nr. 70. Successie Ph.C. Libbrecht.
176
PITTEMSE NOTABELEN TEGEN HET HEEN GAAN VAN ONDERPASTOOR P.J. STRAGIER Een parochiepriester kan “prente slaan". Een parochiegemeenschap kan zich zó aan een bepaalde priester hechten dat, wanneer de bisschoppelijke overheid eraan denkt de volksgeliefde priester elders te benoemen, die gemeenschap daartegen in verzet komt. Dit fenomeen is vrijwel van alle tijden. We kennen voorbeelden in de Middeleeuwen, in de Moderne Tijden en in de hedendaagse kerkgemeenschap. Zo’n gebeuren deed zich ook voor in Pittem, in de vorige eeuw, rond de volksgeliefde onderpastoor Pieter-Jan Stragier. Pieter-Jan Stragier werd geboren in Moorslede op Bamisdag, 1 oktober 1804. Zijn vader, die eveneens Pieter-Jan heette, was gehuwd met Godelieve Castelein. Hij bekleedde een belangrijke plaats in het Moorsleedse politieke leven. Onder meer was hij er, vanaf 1830, schepen. Zijn zoon, Pieter-Jan, trad binnen in het Groot Seminarie van Gent en werd er priester gewijd op 1 juni 1833. Daarna was hij enkele maanden hulppries ter in Watou. Op 30 september 1834 werd hij benoemd tot onderpastoor in Waasten en het jaar daarop, op 16 november 1835, tot onderpastoor in Aartrijke. Op 31 augustus 1837 werd Jakob Bottelier (1), onderpastoor in Pittem sedert 2 maart 1826, gepromoveerd naar de pastorij van Beernem (2) en ruim drie weken later, nl. op 27 september 1837, kwam Pieter-Jan Stragier als onderpastoor naar Pittem, bij pastoor Karel-Jan De Wilde. Zijn onderpastoraat in Pittem duurde maar drie jaar. In deze korte tijdspanne moet Stragier zich zo bijzonder verdienstelijk gemaakt hebben dat, toen men in Pittem vernam dat hij elders zou benoemd worden, er verzet en verweer kwam. Er werd een verzoekschrift aan Mgr. Frans-René Boussen opge steld. Gemeentesecretaris Ivo de Meese schreef het zelf in een sierlijk en fraai handschrift (3). In bijlage bezorgen we de onverkorte tekst ervan. Midden in dit verzoekschrift bevinden zich de handtekeningen van een heel stel Pittemse notabelen, met op kop burgemeester Jan de Müelenaere (4). Het betreft vooral de leden van de gemeenteraad, hier genoemd den raed en van de kerkraad. De bezonderste der gemeente Pitthem waren van oordeel dat hun handtekeningen voldoende gewicht gaven aan deze oproep en dat de handtekeningen van de “basis”, van de eenvoudige kortwoonder of koeiboer, overbodig waren. Een reactie vanwege pastoor Karel-Jan de Wilde op dit initiatief ten gunste van zijn onderpastoor kon ik niet terugvinden. Evenmin is enige reactie bekend vanwege onderpastoor Jan-Baptist Van Quaethem (5), collega-onderpastoor van Pieter-Jan Stragier, noch vanwege grootvikaris Jan Simons, oud-pastoor van Pittem (1820-1834) die vanuit Brugge het wel en wee van zijn vorige standplaats bleef volgen. In de bisschoppelijke Acta van Mgr. Boussen is noch in 1839, noch in 1840 ergens een spoor 177
of reactie op dit verzoekschrift vanuit Pittem te bespeuren. Het verzoekschrift draagt géén datum. Wel meen ik dat het zeer vermoe delijk dient geplaatst in de laatste dagen van december 1840, d.i. kort vóór 30 december 1840, de benoemingsdag van onderpastoor Stragier. De bisschoppelijke curie te Brugge sloeg inderdaad dit verzoekschrift in de wind en benoemde op 30 december 1840 onderpastoor Pieter-Jan Stragier in dezelfde funktie in Anzegem (6). Zijn opvolger in Pittem was Jan-Baptist Majoor (7), sinds 12 augustus 1835 onderpastoor in Egem. Nochtans had de burgemeester van Egem begin december 1840 aan Mgr. Boussen gevraagd of het niet mogelijk was onderpastoor Jan-Baptist Majoor te benoemen tot pastoor in opvol ging van pastoor De Grendele. Op Kerstavond 1840 antwoordde Mgr. Boussen dat deze vraag niet gunstig kon beantwoord worden omdat onder pastoor Majoor niet genoeg dienstjaren telde om pastoor te worden. Hij voegde daar nog aan toe : Quant à M. Majoor, qui peut occuper dignement un poste plus important, je l'appellerai à la première occasion à une place de vicaire plus considérable que celle q u ’il occupe maintenant à votre grande satisfaction (8). Enkele dagen later kwam Majoor dan naar Pittem als opvolger van Pieter-Jan Stragier.
André DEMEULEMEESTER (t)
VOETNOTEN
1. Jakob Bottelier, geboren te Rumbeke op 16 september 1795, priester gewijd te Mechelen op 12 augustus 1823, onderpastoor te Meulebeke op 15 oktober 1823, te Pittem op 2 maart 1826, pastoor te Beernem op 31 augustus 1837 en te Aartrijke op 22 juli 1857, alwaar hij overleed op 17 maart 1888. 2. Aldaar opvolger van pastoor Justus Van de Venne (°Zwevegem 2 oktober 1796), oud-onderpastoor van Pittem (1822-1833). die overgeplaatst werd naar Ruiselede. 3. Over deze voorbeeldige gemeentebediende zie : Valère Arickx G e sc h ie d e n is van P itte m , Pittem, 1951, blz. 174 en 225. 4. Geboren in Pittem op 13 september 1790. Advokaat, provincieraadslid en vrede rechter. Burgemeester van Pittem sinds 15 april 1820, met een korte onderbre king in 1831. 5. J.B. Van Quaethem, geboren in Tielt op 24 mei 1803, priester gewijd te Gent in 1830. hulppriester in Appelterre in 1830, onderpastoor te Aalter in 1831, onderpastoor te Pittem van 28 februari 1833 tot 23 september 1854, dag van zijn benoeming in Lapschuere. Pastoor te Waardamme in 1856, alwaar hij overleed in 1873. 6. P.J. Stragier onderpastoor in Anzegem tot 12 oktober 1842, dag van zijn benoe ming als onderpastoor te Merkem. Op 2 juni 1851 werd hij onderpastoor te Bulskamp alwaar hij, in die functie, overleed op 11 december 1858, amper 54 jaar oud. 178
7. J.B. Majoor, geboren in Staden op 24 juni 1817, priester gewijd te Gent in 1833, leraar Klein Seminarie Roeselare in 1833, onderpastoor te Ichtegem op 20 augus tus 1833, te Egem op 12 augustus 1835, te Pittem op 30 december 1840, pastoor te Oostkerke (Brugge) op 24 september 1845, te Deerlijk op 13 december 1850, te Stavele op 18 augustus 1862, aldaar overleden op 5 september 1874. 8. Acta Mgr. Boussen 1840, 24 december, fol. 290. In deze decembermaand 1840 zag dus zowel Pittem als Egem met spijt een onderpastoor heengaan.
BIJLAGE Verzoekschrift vanuit Pittem aan Mgr. F.R.Boussen D e o n d e r g e te e k e n d e in w o o n e r s d e r g e m e e n te P itth em , a e n z o e k e n e e r b ie d e lijk Z ijn e h o o g w e e r d ig h e y d d e n B is s c h o p va n B ru g g e , b in n e n h u n n e g e m e e n te te m o g e n b e h o u d e n v o o r o n d e r p a s to r d e n e erw ee rd e n h e e r S tragier. o m d a te r g e e n e a en h u n b e k e n d e re d e n e n e n b esta en to t z ijn e v e r p la e tz in g , en d a t h ij b in n e n d e s z e lfs g e m e e n te z ijn e n d ie n s t m e t v ee l l o f is v e rrich ten d e . J. d e M ü e le n a e r e , b u rg e m e e s te r F.J. W illebois, s c h e p e n M e d . D o c to r en K e r k m e e s ter Iv o V e r m a n d e r e , L i d van d e n ra e d L e o D e M e e s e , sc h e p e n en K e r k m e e s te r A .B a e r t, lid va n d e n ra e d en K e r k m e e s te r I.V e rc o u te re , lid van d e n ra ed en K e r k m e e s te r F. V an d e P u tte , lid va n d e n ra e d G. V e r m a n d e r e , p a rtic u lie r C. B a e g h e , p o litie c o m m is s a r is en lid va n h e t a r m b e s tu e r F .A m e y e , L i d va n h e t g e m e e n te A r m b e stu e r I. V an M a e le , L i d va n h e t a r m b e s tu e r I.T a v e m ie r , G e m e e n te -o n tv a n g e r L. V e r o u g s tr a e te ,p o s tm e s te r (sic !) H .S c h e r p e r e e l, P rim a ire n S c h o o lm e e ste r . N ie t tw ijfe le n d e o f d e h a n d te e k e n in g e n d e r b e z o n d e r s te d e r g e m e e n te P itth em , g e n o e g za e tn z ijn d e o m u w e h o o g w e e r d ig h e y d le o v e r tu y g e n va n d e r e g tz in n ig h e y d van d it v e r z o e k s c h r ift, h e b b e n w ij g e o o r d e e ld v ru g te lo o s te z ijn h a n d te e k e n e n te a e n v e e r d e n v a n n o g a n d e re p e r s o o n e n va n d it g e m e e n te , w e lk e re g tz in n ig b e r e y d z ijn in d it v e r z o e k s c h r ift d e el te n e m e n . Iv o D e M e e s e S ecreta ris
179
Adressen van de auteurs : Rudi De Brabandere, Sint-Janstraat 2, 8880 Tielt Philippe De Gryse, Kastanjelaan 1, 8880 Tielt Valere Arickx, Erasmuslaan 6, 8500 Kortrijk André Demeulemeester ( t)
AUTOCARS
REISBUREAU
DE MEIBLOEM HUGO EELBODE-MEEUWS SYNONIEM VOOR VEILIGHEID EN COMFORT * * * * *
Binnen- en buitenlandse reizen Van 20 - 40 - 54 - 67 en 87 plaatsen Air Jet ventilation V.I.P.-car School- en werkliedenvervoer Tieltstraat 186 8870 PITTEM (051) 40 18 23 Abeeldreef 4bis 8860 MEULEBEKE (051) 48 80 63 Beneluxlaan 4 8880 TIELT (051) 40 48 87
Bijlage bij De Roede van Tielt, jg. 20, nr. 314, sept. Idee. 1989
Z A N G L U S T o p d e K lu is b e r g (1933 ?) (W a s to en n o g n ie t g e m e n g d , d u s z e k e r n iet a lle m a a l le d e n .) V .l.n .r . : 1ste rij : W a lte r (?) A m e y e , J o z e f (?) D e R a m m e la e r e , M a rg u e rite B illie t (R u is e le d e ), S u z a n n e B illiet, M a ria V a n d e k e r c k h o v e (x m e t v o lg e n d e ), A n to o n V a n W o n te r g h e m , M a d e  lein e V a n W o n te r g h e m , J e r o m e D e W itte. 2 d e rij : .... V a n d e W iele (m e t h o e d en w itte sja a l), n a a st h e m : z ijn e ch tg en o te , C lara V a n d e r M e u le n , L a u r a V an W o n te r g h e m , R a c h e l C aU eeuw (x m e t v o lg e n d e ) ...... T im m e r m a n (b ro e r va n M a ria ), E v a r is t T h a n t, J o z e f L a u r e n t. V e r d e r : J u le s V e r m e e rs c h (u iterst lin k s, m e t h o e d ), C h a re l P a lm s (m e t p e t). V a le re V erm e e rsc h . J o z e f T h a n t, F ilib ert B o tte lb e rg h e (m e t p e t), R e m i W itte vro n g el. 4 d e rij : J o z e f V e rm e e rsc h , G Ê ra r d V erb ru g g e , A lb e r t V e r c o u te r e (m e t h a n d o p s c h o u d e r v a n R e m i W itte v r o n g e l), J e a n n e V u y ls te k e , O m e r T h a n t (m e t h a n d aa n b o o m ) , P aula D ecra em e r. B o v e n a a n : M a ria T im m e r m a n (x M a u ric e D u p o n t) , G h isla in V a n W o n te r g h e m , W illy V e r g u c h t (m e t h a n d o p s c h o u d e r va n O m e r T h a n t) H e le m a a l b o v e n a a n : J o z e f D e ssey n .
E e n f o t o u it d e ja r e n 1920 (?) " D e vrije a c c o r d e o n is te n T h ie lt"
v .l.n .r . : z itte n d o p d e g r o n d : M a u r ic e V a n d e w a lle , F ritz V a n d e w a lle z itte n d : G e o r g e s V a n d e w a lle , L e o n M e u le b r o u c k , G a s to n M a lfa it s ta a n d e : ... M a lfa it, R e n ĂŠ M in n e , W a lte r D ie r c k e n s
H u w e lijk van W a h e r V e rb e u re en M a ria D e L o o f (1 928 ?) F o to g e n o m e n o p d e b in n e n p la a ts va n " O u d T ie ltâ&#x20AC;?. V .l.n .r . z itte n d o p d e g r o n d : M a rie tte V e r b e u r e , M a rie tte L a m p a e r t Z itte n d : L e o n tin e D e D e y n e ( m o e d e r va n W a lte r V e r b e u r e ), S tĂŠ p h a n ie D e lm o tte (m o e d e r van M a ria D e L o o f) , W a lte r V erb eu re, M a ria D e L o o f, A d ie l D e L o o f (v a d e r v a n M a ria ), T h e o fie l V e rb e u re (v a d e r va n W alter). S ta a n d e : O d ila D e L o o f (z u s te r van M a ria ), C o n r a r d M iss a n t (x O d ila D e L o o f ) , S y lv ie D e L o o f (x d e v o lg e n d e ), R e n ĂŠ V a n d e M a ele, C a m ille D e D e y n e , v r o u w va n ... D e L o o f (b ro e r va n A d ie l), D e D e y n e ?, ... D e L o o f (b r o e r van A d ie l), A c h i e l D e L o o f, C yrilla W e rn iers (x E m ie l D e L o o f ) , o n b e k e n d , M a ria S te y a e r t (x A c h i e l D e L o o f) , G e r m a in e L a m p a e r t, W ilfrie d V erb eu re, M a ria V erb eu re. A c h te r a a n : C a m ille D e D e y n e , C lara N e y t (x C a m ille D e D e y n e ), ... L a m p a e r t, M a rc e l V erb eu re, D a n iĂŤ l V erb eu re, E m ie l D e L o o f.
D e r e s e r v e v o e tb a lp lo e g (1 925 ?) V .l .n .r . : l s t e rij : G o d fr ie d D e G r y s e , O rn er G o u d s m e d t, O s w a ld M issa n t, W illy M a e s ( z o o n v a n s c h o e n fa b r ik a n t). 2 d e rij : G e o r g e s D e S a n d e r , R a y m o n d P le ttin c k , M ic h e l V a n d e r M e u le n , G e o r g e s B ie b u y c k (o p b e id e k n ie ĂŤ n A c h te r a a n : G ĂŠ r a r d V u y ls te k e , O rn er V a n Q u a e th e m , S im o n B o u c k a e r t. A c h te r a a n : b o e r R a n sc h a e r t, F r a n z Im p e .
/
p o s tb o d e ) .
Bijlage bij De Roede van Tielt, jg. 20, nr. 314, sept.Idee. 1989
P ittem : K a re i C la u s (1 8 13-1913) h a a ld e n e t d e 100 n ie t : h ij o v e r le e d to en h ij 99 ja a r en 7 m a a n d e n o u d w as. H ij w as d e z o o n va n k le e r m a k e r J a n en va n A m e lia C o u ssen s, sp in ste r. Z ijn h o o fd b e r o e p w as k le e r m a k e r , m a a r in z ijn la n g leven w as h ij o o k h e rb e rg ie r g e w e e st ( " D e K o e iv o e tâ&#x20AC;?) en g r a fm a k e r .
Me ulebeke
DuttÂť<ht
1918
D econynck-Am pe Beernegemstraat 68 8880 TIELT Toonzaal : Klijtenstraat 27-29 8880 TIELT
DHONDT ROUWDIENST - S (051) 40 02 27 Stationstraat 103, Tielt TEA ROOM - S (051) 40 41 72 Krommewalstraat 38, Tielt JORY, geboortegeschenken Krommewalstraat 40, Tielt TRANSPORT - S (051) 40 30 11 - 40 30 12 Bevrijdingslaan 8, Tielt
, f f ttmV \
j
tuuutrinvr'f’ *_
\
W (vnJkiV*& h * <>/?<//
) h o r t 'b a r
[ iifo i'r t.»
/ Woon ten
< f O U H K r 'iit
t ()yv/të] , . . unnitl •/<' ■ /!>/>
/-
PsstrTie .
VhW /A