DE ROEDE VAN TIELT
Driemaandelijks heemkundig tijdschrift 23ste jaargang, nr 1 - maart 1992 Afgiftekantoor 8700 Tielt
ADVERTENTIERUIMTE TE HUUR
AUTOCARS
DE MEIBLOEM
REISBUREAU
HUGO EELBODE-MEEUWS
SYNONIEM VOOR VEILIGHEID EN COMFORT * * * * *
Binnen- en buitenlandse reizen Van 20 - 40 - 54 - 67 en 87 plaatsen Air Jet Ventilation - air conditioning V.I.F.-car School- en werkliedenvervoer
Tieltstraat 186 8740 P1TTEM S (051) 40 18 23
DE ROEDE VAN TIELT Heemkundige Kring voor de gemeenten van de vroegere Roede van Tielt, d.i. Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem, Zwevezele. Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde. Voorzitter : P. Vandepitte, Driesstraat 7-9, Tielt - (051) 40 17 00 Ondervoorzitter : V. Baert, Oostrozebekestraat 241, Meulebeke -(051) 48 82 98 Sekretaris-penningmeester : Ph. De Gryse, Kastanjelaan 1, Tielt - (051) 40 18 38 Redactie : V. Baert, J. Billiet, Ph. De Gryse, W. Devoldere, Fr. Hollevoet, R. Ostyn, P. Vandepitte Lidmaatschapsbijdrage : 600 fr., te betalen op rekening 000-0398411-32 van De Roede van Tielt, Kastanjelaan 1, Tielt Verschijnt viermaal per jaar. Er worden geen losse nummers verkocht. Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in "De Roede van Tielt" mogen slechts overgenomen worden met toestemming van de redactie. Kaft : detail van de kaart van het graafschap Vlaanderen door Robert de Vaugondy, zoon, 1762.
INHOUD VAN DIT NUMMER (23ste jg., nr 1, maart 1992) Ronny Ostyn, Stadsplan en landboek van Tielt-binnen of het aanzien van Tielt omstreeks 1635
blz. 2-40
Drukkerij Desmet - Dhondt, Wakken
STADSPLAN EN LANDBOEK VAN TIELT-BINNEN OF HET AANZIEN VAN TIELT OMSTREEKS 1635 (*) Lodewijk De Bersacques en Antoon Sanderus Het uitzicht van de twaalfde-eeuwse villa quae dicitur Tiletum ( 1) of van de dertiende-eeuwse vrije stad Tielt zal wel altijd onbekend blijven. Zoals voor vele plaatsen in Vlaanderen, is pas vanaf de zeventiende eeuw een figuratie ve afbeelding van de stad voorhanden dank zij de uitgave van Sanderus’ Flandria Illustrata (2). Het eerste stadsplan van Tielt werd vermoedelijk tussen 1635 en 1640 naar alle waarschijnlijkheid door Lodewijk De Bersacques getekend (3). Het werd opgenomen in deel II van Sanderus’ Flandria Illustrata dat in 1644 bij Jan en Cornelis Blaeu in Amsterdam uitgegeven werd. Deel I verscheen al in 1641. Deel III (Frans-Vlaanderen en het Doornikse) en deel IV (Terwaan en Sint-Bertijn) waarvan de ontwerpen in het Algemeen Rijksarchief bewaard worden, kwamen nooit van de pers. De jezuïet Antoon Sanderus (1586-1664) had zijn geschiedkundige opzoe kingen voor een beschrijving van het graafschap Vlaanderen in 1632 aange vat. Twee jaar later sloot hij met Henricus Hondius - zoon van de naar het Noorden uitgeweken Wakkense graveur en cartograaf Judocus Hondius - een contract af over de uitgave van de Flandria. Diens neef Johannes Hondius fungeerde daarbij als tussenpersoon. (4). In 1641 verkocht Henricus Hondius zijn rechten op de uitgave aan de Amsterdamse drukkers-cartografen Johannes en Cornélius Blaeu (5). De kopergravures bij de Flandria Illustrata waaronder Tielts oudste stadsplannetje, ontstonden dus eerst in de ateliers van Hondius en later in die van de gebroeders Blaeu. Lodewijk De Bersacques was niet de enige landmeter-cartograaf die de Flandria illustreerde. Ook Vedastus du Plouich uit Belle en een zekere Louis De Thielt (uit Tielt ?) sneden kopergravures. Ze blijven het meest gezochte onderdeel van dit werk, want Sanderus'geschiedkundige commentaar wordt tegenwoordig met grote omzichtigheid gehanteerd (6). Lodewijk De Bersacques werd in 1586 in Kortrijk geboren en werd landme ter, net als zijn vader Pieter. Hij stierf in 1648. Als vry erfachtig ende gesworen lantmeter der stede ende casselrie van Cortryck hielp hij in de hele kasselrij stadsplannen en landboeken vervaardigen. Hij was vertrouwd met het uitzicht van Tielt en omgeving. Al in 1616 zette hij de beschrijving van de heerlijkheid Willecomme (7) en den roup ghenaempt de Quaede Scult (8), waar het Harelbeekse Sint-Salvatorskapittel tiendrecht bezat, op perkament. Het Tieltse stadsplannetje ontstond in de tijd dat Lodewijk De Bersacques en de geswooren prysers Vincent Baggaert en Jan De Caigny het landboek van Tielt-binnen (9) samenstelden. Het schetst het uitzicht van Tielt omtrent 2
1635, tien jaar voor de legers van Lodewijk XIV tijdens de laatste fase van de Tachtigjarige Oorlog, de stad fel verminkten (10). De Flandria Illustrata werd in het Nederlands vertaald, bewerkt en opnieuw uitgegeven. De gebroeders Blaeu brachten in 1649 in Amsterdam een nederlandstalige uitgave van de Flandria Illustrata op de markt onder de titel Tooneel der Steden van ‘s Konings Nederlanden. In 1732 en weer in 1735, verscheen bij Van Loon in Den Haag een bijgewerkte Latijnse heruitgave in drie delen. Voor deze uitgave graveerde men een aantal nieuwe koperplaten. Dit verklaart het bestaan van twee versies van het zicht op Tielt. De plaat van 1732 is duidelijk van minder goede kwaliteit dan deze van de eerste uitgave. In 1735 kwam er opnieuw een nederlandstalige uitgave op de markt met als titel Verheerlykt Vlaandre, behelzende eene algemeene en nauwkeurige beschryving van dat Graafschap. Een aantal artikels werden hier weggelaten, andere uitgebreid. De uitgeverij Familia et Patria (Handzame) zorgde in 1968 voor een anasta tische druk van Verheerlykt Vlaandre en in 1974 verscheen bij Eric Veys in Tielt een fotomechanische herdruk van de editie van 1735. Het stadsplan De kopergravure uit de Flandria Illustrata is meer dan de bevallige prent die af en toe in het antikwariaat te koop aangeboden wordt. De etser tekende een wereld van mensen, een stadje-in-wording. Het stadsplannetje is geen per spectieftekening, want de verst gesitueerde huizen zijn niet kleiner dan de nabije. Het stratenplan ligt in een plat vlak, terwijl de huizen in een hellend vlak getekend werden, zodat de gravure niet alleen daken maar ook gevels laat zien. C. Temminck-Groll maakte in 1967 voor de stad Delft een bouwkundige indeling van de huizen die steunt op de gevelopbouw en die deels ook op Tielt toepasselijk is (11). Men treft er huizen aan met een brede gevel en een evenwijdig aan de straat lopende nok. Daarnaast zijn er de “dieptehuizen”. Zij hebben een smalle gevel en hun nok staat loodrecht op de straat. Soms worden twee of drie dergelijke huizen samengevoegd. Ze hebben dan wel een brede gevel, maar hun structuur en hun dak beantwoordt aan de vorm van het dieptehuis. Er komen ook varianten voor met één of meer bouwlagen. Tenslotte zijn er de zogenaamde “kamerwoningen” met slechts één enkele kamer onder het dak. Deze typologie van de huizen weerspiegelt een sociale werkelijkheid. Het figuratieve stadsplan onthult de leefwereld van de bewoners. De woningen met een opvallend brede gevel en meestal ook een binnenkoer zijn patri ciërswoningen. De woningen met een smallere gevel en de nok haaks op de straatlijn zijn burgerhuizen. De kamerwoningen met een eerder vierkantig grondplan en zonder verdieping, zijn volkshuizen. 3
-p^
Kopergravure uit de eerste uitgave van de Flandria Illustrata, A. Sanderus, II, 1644.
Ul
Kopergravure uit de uitgave van 1732. Duidelijk van minder goede kwaliteit dan deze van 1644.
De momentopname van De Bersacques toont in Tielt weinig grote patri ciërshuizen zoals dat bijvoorbeeld in Brugge en Gent het geval is, wel een aantal huizen met brede gevel naast de typische dieptehuizen en kamerwo ningen. Opvallend is dat de huizen met brede straatgevels alleen voorkomen op de as leperstraat - Hoogmarkt - Markt - Sint-Janstraat. Deze as loopt hal verwege de cuesta-rug waarop de stad gebouwd is en vormt misschien ook de as van de primitieve bewoning van Tielt. Alleen daar zijn de huizen ook aan elkaar gebouwd en vertonen ze twee bouwlagen. Dieptehuizen vindt men in de genoemde straten en in de Hoogstraat - Nieuwstraat en Kortrijkstraat waar ook éénkamerwoningen staan. Ze staan dwars op de straatlijn en heb ben in de laatstgenoemde straten geen tweede bouwlaag. In de Brugstraat treft men, met uitzondering van de brouwerij van Jan De Hulstere, alleen kamerwoningen aan. Lodewijk De Bersacques tekende met het stratenplan dus ook de sociale stra tificatie van Tielt. Op de oost-west-as woonden vooral gegoede burgers. Hun (stenen) huizen droegen dikwijls een naam. De minder bemiddelden bewoon den alleenstaande (houten) huizen op de noord- en zuidassen. Daar bleven de woningen ook vaker naamloos. De gevel van een dieptehuis, met de nok haaks op de straatlijn, kan met een trapgevel verfraaid worden. Opvallend is dat op het plannetje van De Bersacques geen trapgevels voorkomen. Misschien was dit renaissancekenmerk rond 1640 nog niet in Tielt doorgedrongen of verkoos de graveur zulke details niet af te beelden. Dat trapgevels - en dus het gebruik van baksteen in Tielt niet helemaal onbekend waren, bewijst de tekening die Lodewijk De Bersacques een kwarteeuw vroeger op perkament zette. Op het kaartje van de Quaede Scult (noord- en oostkant van de markt) vertoont het “Hospitaal” van de zusters Alexianen wel degelijk een trapgevel. Het stadsplannetje van De Bersacques verstrekt verder nog heel wat interes sante topografische details. De hoek leperstraat - Kortrijkstraat lag een eind zuidelijker dan nu het geval is. De ruimte ten zuiden van de Sint-Pieterskerk - de historische kern van Tielt - sloot aan bij de Hoogmarkt en was afge boord met de meest imposante huizen. Rame en Hulst waren nog geen plei nen. Boomgaarden en weilanden reikten tot aan het centrum. Hagen omzoomden de niet-bebouwde delen van de straten. Tielt-binnen had een onmiskenbaar landelijk uitzicht. Stadswallen of vestingsmuren ontbraken. De “paalstenen”, slagbomen (“balies”) en dammen, die in de toponymie bewaard bleven en de grenzen van het schependom afbakenden, werden door De Bersacques niet getekend. Het landboek van Tielt-binnen Lodewijk De Bersacques tekende niet alleen het Tieltse stadsplannetje. In dezelfde periode assisteerde hij ook de gezworen prijzers Vincent Baggaert 6
Huizen met brede gevel en 'dieptehuizen' op de as Sint-Janstraat - Markt - Hoogmarkt - Ieperstraat.
Trapgevels aan het klooster der zusters Alexianen. L. De Bersacques : detail uit Den roup ghenaempt de Quaede Schuit binnen het schependom van Thielt, 1616.
8
en Jan De Caigny bij het samenstellen van het landboek van Tielt-binnen dat ons in staat stelt het stadsbeeld tot leven te wekken. Het heeft echter heel wat voeten in de aarde gehad voor het eerste Tieltse landboek tot stand kon komen. In 1621 richtte de stad een vraag aan de Raad van Vlaanderen om een landboek van alle huusen, landen ende erfven gheleghen binnen de voornomde stede en schependomme te mogen opstellen. Reden: de meerderen deel van voornomde landen, huusen ende erfven wor den vercocht in ‘t secrete om alsoo het voornomde recht van thiende pennynck te verduicken. De Raad van Vlaanderen antwoordde op 12 september 1621 dat verkopingen waar de schepenen niet van op de hoogte gebracht worden, inderdaad ongel dig zijn. De eigenaars werden verplicht binnen zes weken hun eigendom te laten registreren met het oog op het opstellen van een pertinent lantbouck. Het duurde nog tot 1634 voor het gros van de eigenaars de mate van hun lan den en gronden (...) aen supplianten overgelevert hadden. Enkele stijfkop pen bleven weigeren 'tselve te doen. Het Tieltse magistraat vroeg toen aan de Raad van Vlaanderen de toelating om de opmetingen van die eigendommen op kosten van de weigeraars te laten uitvoeren. In 1635 stelden landmeter Lodewijk De Bersacques en de geswooren prysers Jan De Caigny en Vincent Baggaert op vraag van burgemeester en schepenen het landboek van Tielt-binnen (12) samen. Dit monnikenwerk moest dus in de eerste plaats dienen om de inkomsten van de stad bij verkoop van onroe rend goed veilig te stellen. Het diende als basis voor de berekening van de prijzije (grondbelasting). Het landboek zal in 1645 door deken Jan De Mol en in 1731 door griffier Gyselbrecht Hubertus De Cock vernieuwd worden. Tielt-binnen werd vakkundig in 10 cerken verdeeld. Het was de eerste admi nistratieve indeling van het Tieltse grondgebied. De Kerkencerc, de Huvetterscerc, de Poldercerc, de Noordoostcerc, de Oostcerc, de Raemcerc, de Gruythofcerc, de Hulstcerc, de Recollectencerc en de cerc van het Stockt liepen kloksgewijs rond de markt (13). Er werden 368 al dan niet bebouwde percelen geteld en gemeten. Perceel 1 was eigendom van pastoor-deken Jan De Mol. Voor elk perceel werd een bladzijde voorzien waarop de ligging en de eigenaar van het perceel genoteerd werden (14), terwijl de vrije ruimte van elke pagina kon dienen voor latere aanpassingen. Het landboek van Tielt-binnen verschaft ook inzicht in de evolutie van de vermogensstructuur in Tielt-binnen dank zij de aanvullingen die tot 1732 lopen en aansluiten bij het achttiende-eeuwse landboek van Gyselbrecht Hubertus De Cock. Grosso modo kunnen we zeggen dat omstreeks 1635 de 368 percelen over een 200-tal eigenaars verdeeld zijn. De meerderheid van de Tieltse eigenaars bezit slechts één eigendom. De aard en de omvang van de eigendommen 9
kunnen uiteraard erg verschillen (15). Wie meerdere eigendommen heeft blijkt hier ook de grootste percelen te bezitten. In deze pre-industriële maat schappij waar bezit vooral in grond uitgedrukt wordt, vormen zij ook de sociale bovenlaag. In 1635 zijn dat : 8 eigendommen Aannemer Romein De Caigny 8 eigendommen Guillaume Vande Keere 7 eigendommen Burgemeester Steven De Haene De geconfisceerde bezittingen van wijlen Jacquelyne 7 eigendommen Van Ravesteyn, nu eigendom van de Kroon: 6 eigendommen Schepen Symoen Van Daele 6 eigendommen Jan Van Lookeren 5 eigendommen Schepen Pieter Vander Piete 5 eigendommen Prijzer Vincent Baggaert 5 eigendommen Joos Baert 4 eigendommen Schepen Jan Bruynsteen 4 eigendommen Ontvanger Omaer Roose 4 eigendommen Griffier Jan Van Zantvoorde 4 eigendommen Geeraert Bruneel, de jonge 4 eigendommen Pieter Vande Keere 4 eigendommen Pauwel en Anna Vande Waetere Het aantal bezitters van 3 eigendommen is eveneens gering: Brouwer Jan De Hulstere 3 eigendommen Thomas Vaerman 3 eigendommen Anna Vande Keere (weduwe van chirurgijn Salomon Marcx) 3 eig. De erfgenamen van Jan Vande Putte 3 eigendommen De weduwe van Jan Oste 3 eigendommen De weduwe van Pieter Beke 3 eigendommen Bijna alle bovenvermelde personen oefenen in 1635 of later, een officiële functie uit (16). Steekproeven wijzen uit dat deze families ook onderling ver strengeld zijn. Hun eigendommen situeren zich in de voornaamste straten van de stad, hun langgevel- of dieptehuizen dragen pittoreske namen (17) en wel licht een overeenstemmend uithangbord. Opvallend is ook het geringe aantal families met een vreemde naam dat zich in het begin van de zeventiende eeuw in Tielt kwam vestigen of er tenmiste eigendommen verwierf. De fami lies De Caigny, Delà Derrière “gezegd De Waele”, De Noyelle, De Riu, Du Bois, Jacquemain, Marcx... zijn er enkele van. Tielt revisited Het loont de moeite om aan de hand van de gegevens uit het landboek en andere archivalia het stadsplannetje uit Sanderus’ Flandria Illustrata nader te bekijken. 10
Straat- en huisnamen Het zeventiende eeuwse Tieltse stadscentrum bestond uit slechts een tiental bebouwde straten. Lodewijk De Bersacques vermeldt expliciet D ’Yperstrate - De Bruchstrate - De Cortrickstrate en de Hoochstrate die in de Gentsche Strate uitmondt. Zij zijn georiënteerd op de belangrijkste middeleeuwse ste den rond Tielt. De eerder schaars bebouwde Kromme Wal, het Kerkstraatje, de Sint-Janstraat en het Kalverstraatje vullen deze assen verder aan. Deze laatste reeks toponiemen behoren.waarschijnlijk tot de oudste van de stad. Ze zijn in elk geval ouder dan hun vroegste attestaties. De verwoestingen die de Gentenaren in 1381 aanrichtten, betekenden een zware aderlating voor de Tieltse archieven en maar weinig authentieke stukken van voor die datum bleven bewaard. Voor de kennis van Tielts verleden blijft dit jaartal vaak een moeilijk te overbruggen kloof. Toch laten de schaarse sporen toe een zekere chronologie in de Tieltse toponiemen en dus ook in de evolutie van het stads centrum te ontwaren. De oudste attestaties vinden we in dertiende en veer tiende eeuwse charters. Het zijn de Markt {1275), de Hoogstraat (1365), het Kalverstraatje (1365), de Kortrijkstraat (1366), de Kromme Wal (1390) en de Hulst (1393) (18). Pas vanafde oudste stadsrekeningen (1394) beschik ken we over een groter aantal vermeldingen van Tieltse straatnamen. Diverse bronnen uit de vijftiende en zestiende eeuw leveren een reeks straat- en huis namen op die een eerste omschrijving van het toenmalige Tielt mogelijk maken. Straatnamen en hun eerste attestatie : Kerkstraatje (1405), Driesstraat (1420), Kerkweg (of Lijkweg naar Willecomme (1421), Sint-Janstraat (1424), Veemarkt (1431), Rame (1431), leperstraat (1431), Brugstraat (1431), Kleine Hulst (1431), Garenmarkt (1441), Vlasmarkt (1441), Kreupelstraat (1441), Nieuwstraat (1462), Brugse (Heir-)weg (1462), Edegemse Weg (1462), Hoog Scharlei (1462), Steenstraatje (1477), Pontweg (1478), Bemegemstraatje (1491), Raemstraat (1551), Gentse (Heir-) weg (1576) en Waaiberg (1589). Vóór het gebruik van huisnummers in voege kwam, lieten uithangborden toe de voornaamste woningen zonder moeite terug te vinden. Sommige Tieltse huisnamen bleven eeuwenlang bestaan. Op de markt : Sint-Jacob (1425), De Gouden Leeuw (1425), Den Hert (1439), De Lelie (1441), De Crone (1444), De Valke (1444), ‘t Cleen Croonken (1455), ‘t Scaec (1425), Het Beurzeken (1462), De Kauwe (1462), De Munte (1499), De Mane (1480), ‘t Steenken (1504), Den Inghele (1506), De Wildeman (1542), ‘t Cleen Scaec (1589). In de Hoogstraat : 11
Huizen met een naam in 1635. Volgens het landboek van Tielt-binnen. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29.
12
De Vliegende Weerelt De Gaude Leeu Het Gauden Hooft De Pluyme Den Hert 't Hantvat Den Inghel De Vier Heymskinderen De Crone De Mane De Burse DeValcke De Swane Den Hollander De Keyser Sint-Jacob Het Cleen Schaeck Het Schaeck De Seye Den Mortier Den Franschen Schilt Egypten Vlissinghe De Raecke 't Paradys Naeldenburch 't Moyelseken Sint-Lauwereyns (= De Rooster) De Fortuyne
cv
Thielt
Het Vleeshuis (voor 1394), De Hodevaere (1427), De Zwane (1) (1493), De Zeuge (1499). Op de Rame (Beestenmarkt, 1455) : Het Schuttershof (1441), De Bolle (1494). In de Kortrijkstraat : De Stove (1402), Het G runthof ( 1444), Ter Meersch (1444), 7 Wielken (1451), Het Poekhof (1480), De Zwane (2) (1504), De Sterre (1506), Het Moriaenshooft (1506), ‘t Cleen Haecxken (1531). In de Ieperstraat : Naeldenburch (1470), ‘t Haendeken (1482). In de Brugstraat : ‘t Cloosterken (....), De Ram (1462), De Hane (1521), Den Inghel (1562). Bestrating Het stadsplan van Lodewijk de Bersacques verstrekt geen informatie over de aard van de bestrating. Archiefteksten laten echter toe te stellen dat de Tieltse straten minstens vanaf de veertiende eeuw met veldstenen en vanaf de vijf tiende eeuw met kalseiden bestraat waren. Het verharden van de wegen behoorde toen al tot de verantwoordelijkheid van het magistraat. We kunnen dit onder meer afleiden uit een notitie in de stadsrekening van 1394 waar men de aankoop van veldstenen voor het beleggen en de herstelling van de straten optekende (19). Ook bepaalden de Tieltse Cueren ende Ordinantiën in 1415 dat nyemendt gheene modere, mul ofte andere vullichede up de cauchyde bringhen en sal, noch up plaetsen daer men maerct of vierscaren hou den sal, noch tusschen den greppen noch up anderen voorplaetsen, daer de strate of cauchiede afnauwen mochte. Deze verordening verwijst onrecht streeks naar het bestaan van straatwegen. Overtredingen werden met 5 schel lingen parisis beboet (20). De stenen voor de bestrating van Tielt werden per schip via de Leie aange bracht en met een wagen in Oeselgem afgehaald. De stad bezat daar een aan legplaats, een aard, die de Tieltse Waterschep heette. In de stadsrekening van 1446-1447 (fol. 17) luidt het: Item betaelt den scipperman van Ghend die de vyfdusend kelsiets steenen brochte van Curtricke ‘t Oesselghem ende die te lossene up den aerd van Thielt te tien sch. tduust comt vyftig sch. p. Traditioneel namen de lieden van Tielt-buiten dit vervoer voor hun rekening, al dienden ze daartoe soms wel eens aangespoord te worden. Zo moest de graaf in 1501 de inwoners van Tielt-buiten er op wijzen dat zy en hebben van ouden tyden gehouden gheweest allentyden als men cauchyde binder de stede van Thielt te haelen de steenen ende tzaevel daertoe dienende ende te betaelene den waegenaerts... Als vergoeding kregen zij vrijstelling van be 14
taling van het cauchygelt, de tol aan de balie bij het binnenkomen van de stad. In 1639 rees er over die verplichte arbeid een ernstig geschil tussen Tielt-binnen en Tielt-buiten dat zich aan de lasten van het groeiende stads centrum trachtte te onttrekken (21). Meteen ook een bewijs van het feit dat Tielt-binnen een eigen identiteit ontwikkelde en door Tielt-buiten als een vreemd lichaam werd afgestoten.. In de stadsrekening van 1579 is er sprake van de bestrating van de Brugstraat, Ieperstraat, Markt en Kortrijkstraat : - Betaelt Vincent Hellebuuc van dat hy ghevoert heeft 145 voeren zavele omme te cauchidene inde Bruchstrate te 4 sch. elc voer, 28 P. p. (fol. 21 r.) - Betaelt Gheraert De Hulstere van dat hy gecauchyt heeft inde Bruchstrate, Yperstrate 36 daghen totte 27 september ten 36 sch. par. sdaechs, 64 P. 16 sch. par. (fol. 21 v.) - Betaelt den zelven van dat hy ghevrocht heeft up de marct, inde Curtrickstrate 40 daghen ten pryse alsvooren, 72 P.p. (fol. 21 v.) En in 1650 werd tussen de stad en Willem De Cocq een akkoord gesloten over het plaveien van de Sint-Janstraat. Twee jaar later werd “meester-kasseier” Pauwel De Valckenaere uit Gent aangesproken om de Tieltse straten te herstellen (22). Het verharden en het onderhoud van de Tieltse straten blijkt een voortduren de zorg van het magistraat en wordt geregeld in de bronnen aangehaald. Hoewel het plannetje van Lodewijk De Bersacques dit niet laat zien, mogen we aannemen dat de straten die hij tekende "gecauchyt" waren. Vijvers De meeste huizen werden in hout of in vakwerk opgetrokken. Het steeds dreigende brandgevaar maakte het aanleggen van waterreserves noodzake lijk. Daarbij hadden sommige ambachten (volders,...) nood aan een perma nente watervoorraad. De vijvers en putten die daartoe in Tielt gegraven wer den bepaalden mee het stadsbeeld. In de Hoogstraat lag de Muelevyver ook Stedevyver (1635) genoemd. In het Nieuwland gebruikten de volders de Vulleput (1457). Ook op de Grote Hulst trof men in de zestiende eeuw een aantal putten aan: de Katteput (1556), de Zavelput en de Borreput (1558). Op de Kleine Hulst lag het Rode Vyverken (1554). Tussen de Hulst en het Stockt lag de Plas (1497). In de Kortrijkstraat werd in 1545 een tweede Muelevyver gegraven en in 1551 legde men op de Rame de Raemput aan. Ook hier verstrekken de stadsrekeningen interessante gegevens : - Item ghegheven den ghesellen die den vivere dolven in de Curtrickstrate (Stadsrekening 1545-1546). - Den ersten steen gheleyt in ‘t medswerck van den Raemput (Stadsrekening 1551-1552). Op het stadsplan van De Bersacques vinden we enkel de twee Muelevyvers 15
in Hoogstraat en Kortrijkstraat terug. Ooit moeten daar (water) molens gemaaid hebben, eigendom van de stad. Het magistraat stond in voor de onderhoudswerken aan de vijvers: - Betaelt Olivier den Hont van drie duust ende 3 C. quareelstenen gheorbart in de stede an den molenviver in de hoochstrate en an de voute van den torre van der halle, ende up de halle over al daert van node was 4 Ib. par. elc beloopen 9 lb .l8 s. (Stadsrekening 1422-1423). - Item betaelt Janne den Necker van 14 voeder zavels om de maetsenaeren te orbarene an den molenviver ende vor der halle an de voute van den torre, 23 s. 4 d. (Stadsrekening 1422-1423). Kenmerkende gebouwen Het stadsplan van Lodewijk de Bersacques toont enkele karakteristieke gebouwen van het zeventiende-eeuwse Tielt. De Sint-Pieterskerk telt drie beuken waarvan de koren al in 1544 uitgebouwd werden. Aan het kerkhof rond de kerk gaat De Bersacques evenwel voorbij. Het T-vormige klooster van de zusters Alexianen, hier ‘t Hospital genoemd, staat midden een ruime boomgaard met toegangspoort aan het marktplein. Het zou omstreeks 1260 door Margareta van Konstantinopel opgericht zijn op de Quaede Acker als gasthuis voor passanten en pelgrims. Daar stichtte de Vlaamse gravin op het einde van de dertiende eeuw ook een begijnhof. De begijntjes ruimden er in 1498 de plaats voor de Grauwe Zusters. Hun kloos ter staat afgebeeld aan de Brugstraat. De minderbroeders zijn nieuwkomers in De Bersacques’ tijd. Zij werden in 1624 door deken Jan De Mol naar Tielt gehaald en namen in 1629 hun intrek in het klooster aan de Kortrijkstraat dat ze op het toenmalige Poekhof lieten optrekken. Ten westen van de Sint-Pieterskerk beschikt de pastoor-deken over een ruime priesterage. Naast deze kerkelijke bouwwerken zijn er de gebouwen die het sociaal-economische leven weerspiegelen. De halletoren, die Romein De Caigny bij de restauratiewerken van 1620 van een nieuwe, peervormige renaissance-cam panile voorzien had, vormt nog één geheel met de eigenlijke hallen en de schepenkamer. Ten noorden van de kerk, aan de Kromme Wal, ligt de kerkschool. Sporen van deze school klimmen op tot 1366. De scholasters waren aanvankelijk priesters, later kwamen er ook leken bij. Onder hen vond men notarissen en rechtsgeleerden zoals meester Hendrik Canfin (1366), Pieter De Waele (1499), meester Jan (De) Hame (1545) en meester Jan Van Wynsberghe (1574). Hun leerlingen gingen van de schoolbanken rechtstreeks naar de universiteiten van Dowaai en Leuven, vaak dank zij de studiebeurzen waarmee Steven De Meyere en zijn moeder Elisabeth Van Vuersbrouck hen vanaf 1558 in een stichting hadden bedacht. Steven De Meyere werd rond 1480 in 16
Tielt geboren. Hij fungeerde een tijdlang als schout in de stad en werd hoog leraar in Leuven. In de stadsrekeningen vinden we de verdiensten - in alle betekenissen van het woord - van enkele scholasters terug: - Betaelt Pieter de Waele, schollastre, hem toegelegd elck jaer xii lib. par., ten fine dat hy hem te beter onderhouden zoude moghen en den kinderkins onderwyzen. (Stadsrekening 1499-1500). - Aen meester Jan de Hame, scholaster voor de goede vigilentie die hy der kinderen doet ende oock om de schamele kynderen om Godswille gheleert... (Stadsrekening 1545-1546). Aan de Kromme Wal, schuin tegenover de school, ligt de huidevetterij. Ook in de Nieuwstraat (overigens niet zo nieuw meer, want ze wordt al in 1462 vermeld) is er een huidevetterij actief. De hoek Brugstraat - Kerkstraatje wordt ingenomen door het groothuis van Jan De Hulster, die daar sinds circa 1600 de brouwerij De Rooster uitbaat. Hij pacht ook grond bij de Poekebeek, wellicht om daar het water voor zijn bierproduktie te putten (23). Op de tegenoverliggende hoek van Brugstraat en Kerkstraatje, palend aan het kerkhof, bevindt zich de onderpastorie. Het vleeshuis dat in 1394 opgetrokken werd, vormt de hoek van de SintJanstraat en de Hoogstraat. De vleeshouwers huurden het van de stad. Het werd in 1577 vergroot, maar raakte in onbruik bij het begin van de zeven tiende eeuw. Nadat het een tijdlang aan Eustaes Oste verhuurd werd, werd een deel van het gebouw in 1629 als corps de garde ingericht en deed ook dienst als gevangenis. Het is een van de gebouwen die in 1645 door de Fransen in de as worden gelegd. Scholaster Jan Hame had rond 1550 aan de dis enkele gebouwtjes geschon ken op voorwaarde dat de aerme wedekens er een onderkomen zouden vin den. Het weduwenhuis staat ‘t henden der bailghe van de Curtrickstrate en kon nog nipt op het plannetje van De Bersacques worden afgebeeld. Een weeshuis zal in Tielt pas in 1711 tot stand komen. In de Zandwijk, tegenover de vijver in de Kortrijkstraat, staan een erf en 13 kleinere huizen in U-vorm. Die huisjes werden tijdens de epidemie van 1631 gebruikt tot afzondering van de pestlijders. In deze Kluize, zoals de pesthuizekens ook genoemd werden, verzorgden de minderbroeders de zieken. In 1688 zal de stad het erf en de huizen kopen om er het college te stichten. Duidelijk herkenbaar op het plannetje van De Bersacques zijn de schutters hoven van Sint-Joris en van Sint-Sebastiaan. Het schuttershof van de SintJorisgilde bevindt zich aan het einde van de Hoogstraat, ter hoogte van her berg De Fortuyne. In 1510 kocht de Sint-Sebastiaansgilde een weide langs de verbindingsweg van Rame (Veemarkt) en Hulst om er haar schuttershof in te richten. Beide gilden van kruisboogschutters bestonden in Tielt al op het einde van de veertiende eeuw. Ze hadden oorspronkelijk een militair karak17
ter (24), maar hielden zich geleidelijk aan meer bezig met het opzetten van tornooien en feesten. In 1638 betrekt de Sint-Jorisgilde een nieuw lokaal op de markt : een verbeurde eigendom van Jacquelyne Van Ravesteyn die als protestante tijdens de godsdiensttroebelen naar het Noorden was uitgeweken. Sporen van economische activiteit Naast de reeds genoemde brouwerij en huidevetterijen laten sporadische aan duidingen in het landboek van Tielt-binnen toe enkele economische activi teiten in Tielt-binnen te situeren: een zoutkeet in de Nieuwstraat, een smidse in de Sint-Janstraat, een pottenbakkerij in de Hoogstraat en een stove (badinstelling ?) in Kortrijkstraat en Brugstraat. Uiteraard duiden ook het bestaan van de halle en toponiemen als de graanmarkt ( 1642) en de veemarkt (1431) op economische bedrijvigheid. Buiten de grenzen van het kaartje van De Bersacques ligt het interessante gebied van het Stockt dat in 1550 bij het schependom werd ingelijfd en waar zich in 1635 vier molens, de galg, het Stocktkapelletje, de blekerij en het careelstick bevinden. Ook de stedemolen aan het einde van de Ieperstraat en de careelbilck aan het einde van de Sint-Janstraat blijven buiten het gezichts veld. Aantal inwoners Hoeveel mensen het stadje in De Bersacques’ tijd bevolkten, valt slechts bij benadering in te schatten. Vóór 1697 vinden we geen afzonderlijke tellingen voor Tielt-binnen. In dat jaar telt Tielt 1.189 inwoners. Dichter bij het moment van het opstellen van het landboek ligt de telling die deken De Mol in 1652 uitvoerde. Hij telde in Tielt-binnen 212 gezinnen en 664 communi canten. We zijn iets beter ingelicht over de globale bevolkingscijfers van Tielt-bin nen en Tielt-buiten tijdens de zeventiende eeuw. A. Wyffels (25) schat het aantal inwoners in schependom en parochie voor het jaar 1600 op 1.500 à 2.000. Dit cijfer zou in 1645 tot rond 3.500 zijn opgeklommen, niettegen staande de pestepidemieën van 1603 en 1631. In De demografische crisis te Tielt, een seminariewerk over de jaren 16401650, geeft Ann Vanbelleghem (26) op basis van eigen tellingen in de parochieregisters, volgende bevolkingscijfers voor stad en parochie: 3.300 1640 4.875 1646 1641 4.550 1647 2.900 1642 4.750 1648 3.825 1643 1649 3.450 2.575 1644 5.250 1650 3.675 1645 4.100.
18
Besluit De oorspronkelijke, twaalfde-eeuwse villa quae dicitur Tiletum is in de zeventiende eeuw geëvolueerd tot een stedelijke entiteit waar de zeggen schap van de feodale heren sterk teruggedrongen is. Van slechts enkele per celen in Tielt-binnen wordt in het landboek nog naar een vroegere band met de heerlijkheden Gruuthuse, Willecomme, Tomme, Poeke, Hage, het Hauweelse, het Leynse of het Roosebeekse verwezen. In het schependom genieten de poorters nu alle stedelijke voorrechten. Grote delen van de stad de omgeving van de Sint-Pieterskerk, het gebied ten noorden van de markt (de Quaede Scult) en het Stockt - vallen onder het kerkelijk tiendrecht. Belangrijke vermogensconcentraties aan grond en huizen komen in 1635 in Tielt-binnen niet voor. Naast de vele kleine eigenaars van huizen en erven, stijgt slechts een gering aantal families qua bezit boven het gemiddelde uit. Deze families die zich wellicht via handel en nering hebben verrijkt, hebben ook het leeuwedeel van de bestuursfuncties in handen (27). De infrastructuur van Tielt-binnen wijst verder op een zelfstandig functionerende stedelijke kern die met de eerste landboeken een duidelijke territoriale omschrijving krijgt. Straten, vijvers, marktpleinen ... worden door het magistraat aangelegd en onderhouden. Molens zijn privé-bezit of de stad deelt hun eigendom met een klooster of particulieren. Onderwijs en personenzorg (het opvangen van arme pelgrims, het verzorgen van de pestlijders...) worden aan de kerk of aan de dis (weduwenhuis, armenzorg...) overgelaten. Tielt herbergt minderbroe ders, grauwe zusters en zusters-Alexianen. Twee schuttersgilden zorgen voor de verdediging van de stad en - net als de Kamer van Rhetorika - voor ver maak. Geregeld vinden we sporen van economische activiteiten binnen de stad: volders, lakenhandelaars, veehandelaars, vleeshouwers, smeden, graan handelaars, brouwers, zoutzieders, huidevetters, pottenbakkers... vinden onderdak in de schaduw van de halletoren. Het is dit Tielt dat door de zeventiende-eeuwse landmeters en cartografen voor het eerst in beeld gebracht werd. Achter het kopergravuurtje van Sanderus waar velen achteloos aan voorbijgaan, schuilt een hele leefwereld die zonder moeite opnieuw tot leven kan worden gewekt. RONNY OSTYN
19
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22.
20
weduwenhuis molenvijver 1 pesthui sjes weeshuis (vanaf 1711) klooster van de minderbroeders (Poekhof) schuttershof van de gilde van Sint-Sebastiaan veemarkt zoutkeet huidevetterij 1 Gruythof Sint-Pieterskerk priesterage onderpastorie huidevetterij 2 school brouwerij klooster van de Grauwe Zusters - Penitenten klooster van de zusters Alexianen halletoren met hallen en schepenkamer lokaal van de Sint-Jorisgilde molenvijver 2 schuttershof van de gilde van Sint-Joris
o\r>
.«••T*** >**"• ' É É P i
(*) Deze bijdrage werd bekroond met de "Prijs van de heemkundige kringen" 1991 in de prijsvraag uitgeschreven door Fr. Thiers en de heemkundige kringen van het arrondissement Tielt.
Afkortingen ARA DAT RAK OSAK SAT OA
Voetnoten
Algemeen Rijksarchief Brussel. Decanaal Archief Tielt. Rijksarchief Kortrijk, Oud stadsarchief Kortrijk. Stadsarchief Tielt, Oud archief.
(1) Villa quae dicitur Tiletum : oudste vermelding van Tielt : 1105, RAK OSAK 1208 bis. Zie DECLERCQ G., Diplomatische en paleografische studie van de oorkonden van het kapittel van Harelbeke voor 1300, Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, RUG, 1980, p. 270 e.v. (2) Volledige titel: Flandria Illustrata sive Descriptio comitatus; istius per totum terrarum orbem celeberrimi, III tomis absoluta, ab Antonio Sandero Gandavense, ecclesiae Iprensis canonico graduato affecto, Keulen, (1641-1644). Het titelblad vermeldt Keulen, maar het werk werd in Amsterdam uitgegeven. Zie ook V. FRIS Antoine Sanders, dit Sanderus in Biographie Nationale, Brussel, 1911-1913, XXI, kol. 347-367. (3) Het niet-gesigneerde gravuurtje wordt met een grote waarschijnlijkheid aan L. de Bersacques toegeschreven. Zie: DE VLEESHAUWER C. De Flandria Illustrata van Antonius Sanderus - Alfabetisch register van het illustratiemateriaal in de twee Latijnse edi ties (1641, 1732) en in “Verheerlijkt Vlaandre” (1735), in Archief- en Bibliotheekwezen van België, XLIX, 1-2, 1978, p. 105. (4) lek onderschreven belove by desen met den eersten te maecken ende over te senden aen Sr Henricus Hondius, coopman tot Amsterdam, de generale descriptie van geheel Vlaenderen, in het latine, ende de particuliere van alle de steden, bisdommen, casselrien, landen, cloosters, casteelen van het selve landt, in DE BORCHGRAVE O. , Henricus Hondius en de eerste uitgave van Sanderus’ Flandria Illustrata, in Handelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Kortrijk, Nieuwe Reeks, XLVI, 1979, p. 99-100. (5) Op heden den 16 february 1641 heeft Henricus Hondius aen D. Johannes en Cornélius Blauw verkost zyn boeck “Flandria Sanderi" in groot reael formaet, te weeten, al het geene dat tegenwoordigh soo van boecken als plaeten is gedruckt, neffens alle plaeten die tot het boeck behooren en die alreede by hem zyn gemaeckt, en voorder niet, in DE BORCHGRA VE O., o.c.,p. 104. (6) De kritiek - en het gemis aan kritiek- van Sanderus komen vaak toe aan Gramaye. Hetgeen Sanderus in 1640 “uit eigen observatie” meedeelt is soms een observatie van Gramaye uit 1608 of zelfs van Guicciardini uit 1567-1582 ! VIAENE A., in Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis gesticht onder de benaming Société d'Emulation te Brugge, 1971, p. 329-330 en DE VLEESHAUWER C. o.c., p. 47: De historische waarde van Sanderus’ tekst wordt over ‘t algemeen niet hoog aangeslagen. (7) RAK, Kaarten en Plannen 98. (8) Van dit plan, dat vroeger in het Harelbeekse kerkarchief berustte, bestaat nog slechts een vage reproduktie in DAT 849. Het beschrijft het deel tussen markt en Poekebeek waar de kapittels van Harelbeke en Doornik samen 3/5 van de opbrengsten van het tiendrecht beza ten. (9) Landbouck der stede van Thielt inde Casselrye van Cortryck inhaudende allen de liuysen, erfven ende gronden binnen de zelve stede gelegen met maete van landen en meerschen soo die gemeten syn by Lowys de Bersacques vry erfachtig landmeter vande voors. Casselrye
22
ende prys van elck article soo die gestelt is by Vincent Baggaert en Jan de Caigny, geswooren prysers daertoe geconvenieert by Burghmre en Schepenen der selve stede inde maend Décembre vande jaere XV.I C vyffendertigh. SAT OA 534. (10) Ik, onderschreven, Jan VAN ZANTVOORDE, grefier der stede van Thielt, verklare mits desen onder myn handteeken over waerachtig, dat op den 25 septembre 1645, omtrent den tien uren in den avond, de fransche vyand ‘t vier gesteken heeft in diversche huizen en stra ten binnen deser stede, en ook in de kereke, daardoor verbrand zyn gheweest tusschen de zestig en zeventig huizen, vele van de principaelste gedekt met schaliën, en ook geheel de kerke met al de goederen van de inwoners daarin gevlucht, uit oorzake dat zy zelve niet en konden vertransporteeren in eenige steden, ten opziene dat de Lorreinen alsdan in de stad Thielt liggende, waren pillierende al tgene buiten de kerke was, in Thieltsche Mengelingen getrokken uit de archiven van Stad, Roede en Leenhof, Tielt, J.-D. Minnaert, 1878, p. 91. (11) Zie BAETENS R. en BLONDE B„ Wonen in de stad: aspecten van de stedelijke wooncultuur, in Stad in Vlaanderen, cultuur en maatschappij, 1477-1787, Brussel, Gemeentekrediet, 1991, p. 63. ( 12) Zie voetnoot 8. (13) Het landboek van Tielt-buiten werd op gelijkaardige wijze samengesteld: rond het sche pendom liepen kloksgewijs 10 hoeken die (op 2 na) aan het schependom grensden en in 5 tot 12 cercken verdeeld waren. (14) Zie bijlage I : Lijst van eigenaars per straat. (15) Zie bijlage II : Aard en omvang van de eigendommen. (16) Zie bijlage III : Samenstelling van het Tieltse magistraat (1630-1653). (17) Zie bijlage IV : Huizen met een naam. (18) DE VRIEZE F., De oude en nieuwe plaatsnamen van de stad Tielt, onuitgegeven doctoraatsverhandeling, KUL, (1937). (19) ARA 38.314,^Stadsrekening Tielt, 1394-1395. (20) Keuren et Ordonnances de la ville de Thielt en 1415, in Annales de la Société d ’Emulation pour Vétude de l’histoire et des antiquités de la Flandre, Brugge, 1882, p. 4546. (21) HIMPE A., Landslieden van Thielt-buiten voeren (of weigeren te voeren) voor de stad, in Handelingen van de Koninklijke Geschied- en Oudheidkundige Kring van Kortrijk, nieu we reeks, XVI11, 1939-1940, p. 131-134. (22) SAT OA 287 en 288. (23) SAT OA 35, fol. 15, 16 en 97. (24) Zo vochten beide schuttersgilden tijdens de veertiende eeuw in de slag bij Lessen en namen ze deel aan het beleg van Kales. In 1513 hielpen ze het leger van Keizer Karei bij de inname van Terwaan. (25) WYFFELS A., De evolutie van het Tieltse bevolkingscijfer in de XVIle en XVIIIe eeuw, in De Leiegouw, III, 1961, p. 222. (26) VAN BELLEGHEM A. De demografische crisis te Tielt, 1640-1650, Seminariewerk Nieuwe Tijd, KULCK, 1991, p. 51. (27) Zie bijlage V : Beknopte curricula.
23
BIJLAGE
LIJST VAN DE EIGENAARS PER STRAAT (1635)
De nummers verwijzen naar de percelen én naar de bladzijden in het landboek. IEPERSTRAAT Noord 2 bunder 001 Jan DE MOL huis (De Vliegende Weerelt) 1 bunder 300 r. huis 002 Jan BRUYNSTEEN (De Gauden Leeu) huis 266 r. 003 Gillis BEKE (Het Gauden Hooft) 1 bunder huis 004 Susanne BEKE (Het Gauden Hooft) huis en erve 2 bunder 005 Geraaert BRUNEEL de jonge (De Pluyme) huis en erve 4 bunder 006 Antheunis SOUPERS (Den Hert) huis en erve 2 bunder 300 r. 007 Tanneken BOGAERTS, wed. Jan ROOSE (z.n.) IEPERSTRAAT Noord 1 bunder pastorie 020 Priesterage pastorie 1 bunder 021 Huiseken en erve. 022 Gillis DEPREZ huis en erve 320 r. huis en erve 1 bunder 023 Mr. Heindrick GENUS huis en erve 1 bunder 270 r. 024 Joos BAERT huis en erve 133 r. 025 Joos BAERT huis en erve 1 bunder 026 Jan DE JONCKHEERE erve 200 r. 027 Jan VAN LOKEREN huis en erve 600 r. 028 Jan DE JONCKHEERE huis en erve 480 r. 029 Jan BRUYNSTEEN huis en erve 320 r. 030 Lieven BENOOT, de jonge erve 80 r. 031 Jan VERBRUGGE IEPERSTRAAT Zuid 308 Jan VANDE KERCKHOVE huis en erve 2 bunder 80 r. huis 500 r. 309 Thomas VAERMAN huis en erve 250 r. 310 Joos DE REYGHER 311 Jan BRUYNSTEEN huis en erve genaamd 't PARADIJS 650 r. 312 Omaer ROOSE huis en erve 450 r. 313 Geraert BRUNEEL huis en erve genaamd NAELDENBURGH 320 r. huis en erve 2 bunder 150 r. 314 Jan VAN ZANTVOORDE land 133 r. 315 Jan VAN ZANTVOORDE huis en erve 1 bunder 316 Wed. en wezen van Frans ROTSAERT 317 Jan SIMOENS huis en erve 1 bunder huis en erve 350 r. 318 Pieter DE GRAEVE 319 Thomas VAERMAN huis en erve genaamd 'T MOYELSEKEN 250 r. erve 100 r. 320 Jan BRUYNSTEEN 321 Wed. en wezen van Mr. Jan HUYSMAN erve 50 r. huis en erve 320 r. 322 Jacominne, wed. van Clays TANGHE HOOGMARKT Zuid
24
247
Wed. van Gillis EECKAERT huis en erve genaamd SINT JACOB 248 Joos DE SMET huis en erve 249 Romein DE CAIGNY huis en erve 250 Pieter VAN COLENE huis en erve genaamd HET CLEEN SCHAEK 251 Romain DE CAIGNY huis en erve genaamd HET SCHAEK 252 Ingelbert DAVID huis en erve genaamd DE SEYE 253 Jan VAN LOKEREN en Geeraert BRUNEEL, de jonge huis en erve genaamd DEN MORTIER 254 Joos VERPIETE huis en erve MARKT Zuid-West 255 Wed. en kinderen van Mr. Salomon MARCX huis 256 Jan VAN RYCKEGHEM huis en erve MARKT West 257 Wed. en kinderen van Jan TULCK huis en erve genaamd DEN FRANSCHEN SCHILT 258 Frans DE PLECKERE huis en erve 259 Wed. en wezen van Jan HOSTE huis en erve MARKT Noord 109 Wed. Pieter BEKE huis en erve 110 Eustaes VANDE KEERE huis en erve 111 Jan BLANKAERT huis en erve 112 Jan VANDER BRUGGE huis en erve 113 De wezen van Laurens BRUNEEL huis en erve 114 Joos VANDER PIETE erve 115 Roeland VANDE KEERE huis en erve 116 Wed. en kinderen van Guillaume BEERNAERT huis en erve 117 Pieter VANDE KEERE huis en erve 118 Hospitaal met lochtingen, boomgaard en bilken MARKT Oost 119 Sr. Raphaël VAN POUCKE huis en erve 120 Sr. Raphaël VAN POUCKE huis en erve 121 Thomas CAPAL huis en erve 122 Wed. en kinderen Mr. Roeland DE WAELE huis en erve 123 Robert DE HAENE huis en erve genaamd DE BURSE 124 De kinderen van Vincent BAGGAERT huis en erve 125 Gillis HOSTE huis en erve genaamd DE VALCKE 126 Wed. en kinderen van Jan HOSTE huis en erve MARKT Zuid 193 De wezen van Michiel DE WULF huis en erve 220 De wezen van Jan BRUYNSTEEN huis en erve 221 De wezen van Jan BRUYNSTEEN klein huis en erve 222 Wijlen Jacquelyne VAN RAVESTEYN, nu de koning klein huis 223 Wijlen Jacquelyne VAN RAVESTEYN. nu de koning groot huis
700 r. 533 r. 500 r. 600 r. 4 bunder 2 bunder 2 bunder 2 bunder 600 R. 2 bunder 3 bunder 100 r. 600 r. 533 r. 2 bunder 2 bunder 2 bunder 2 bunder 1 bunder 200 r. 1 bunder 200 r. 2 bunder 266 r. 2 bunder 595 r. 1 bunder 200 r. 320 r. 600 r. 3 bunder 600 r. 2 bunder 200 r. 3 bunder 650 r. 2 bunder 1 bunder 500 r. 650 r.
25
224 Omaer ROOSE huis en erve 650 r. 50 r. erve 225 Geeraert BRUNEEL BRUGSTRAAT West huis en erve 1 bunder 008 Carel D'HULSTERE 009 Jan TULCK huis en erve 500 r. huis en erve 3 bunder 010 Jan VAN LOKEREN huis en erve 2 bunder 100 r 011 Pieter VAN COLENE 012 Jan VAN RYCKEGHEM huis en erve 340 r. huis en erve 480 r. 013 Jan VAN RYCKEGHEM 133 r. 014 Erve van de onderpastorie groothuis en erf 3 bunder 200 r 015 Jan DE HULSTERE nieuw huis 600 r. 016 Jan DE HULSTERE huis en erve 480 r. 017 Simoen VAN REIABLE BRUGSTRAAT Oost 099 Wed. van Jonker Maerten HAUWEEL erve, boomgaard en meers 2 bunder 100 r inbegrepen in perceel 099 100 Het Zusterhuis huis en erve 320 r. 101 Joos BAERT huis en erve 320 r. 102 Heyndrick CLAERBOUDT huis en erve 300 r. 103 Jaspait TA VERNIER huis en erve 1 bunder 104 Wed. en kinderen van Gillis ABROAS (?) klein huis 250 r. 105 Wed. en kinderen van Gillis ABROAS (?) huis en erve 250 r. 106 Wed. en erfg. van Jacob CRUYCKE huis en erve 320 r. 107 Wed. en erfg. van Jacob CRUYCKE huis en erve 320 r. 108 Maillaert TA VERNIER HOOGSTAAT Oost 250 r. 138 Vleeshuis + gevangenis + erve huis en erve 600 r. 139 Jan BLANCKAERT, de oude huiseken 250 r. 140 Jan BLANCKAERT, de oude genaamd de CROONE 1 bunder 141 Wed. van Eusates OSTE, erve genaamd DE MANE 100 r. 142 Jan BLANCKAERT huis en erve 320 r. 143 Denijs DE RUE 144 Jan DE HANE fs Willem huis en erve 1 bunder 300 r huis en erve 320 r. 145 Wijlen Pieter VAN OOST huis en erve + stuk 3 bunder 300 r 146 Erfg. Jan VANDE PITTE huis en erve 320 r. 147 Pieter BEKE fs Pieter huis en erve 480 r. 148 Erfg. Gillis DE GRANDE huis en erve 1 bunder 149 Wed. en kinderen van Jan GOEMAERT huis en erve 320 r. 150 Jan VANDE CASTEELE huis en erve 320 r. 151 Jan VANDE CASTEELE 152 De wezen van Pieter VAN WALLEGHEM huis en erve 320 r. 154 Pieter HEYNDRICKX huis en erve 1 bunder huis en erve 200 r. 155 Pieter HEYNDRICKX HOOGSTRAAT West 193 Pieter VERPIETE huis en erve 720 r. 194 Wed. van Jacques DE HAENE huis en erve 650 r. klein huis en erve 533 r. 195 Pieter VERPIETE 196 Jan DE VRIEND huis en erve 1 bunder
26
197 198 199 200 201 202 203 204
Wed. van Pieter BEKE huis en erve Wed. en kinderen van Jan OSTE erve Wed. en kinderen van Paesschier BEERNAERD huis en erve Ouille VANDE KEERE huis en erve genaamd DE SWAENE Joos VANDEN BUSSCHE huis, erve en huizeken Jan BRUNEEL erve Laureins VANDE CASTEELE huis en erve Guille HOSTE, nu de koning huis en erve genaamd DEN HOLLANDER 205 Philips VAN DYCK huis en erve 206 Pieter VAN BRABANT huis en erve 207 Anthoon en Wouter VAN BRABANT huis en erve SINT-JANSTRAAT Noord 177 Jan VAN ZANTVOORDE en de wed. en kinderen van meester Roeland DE WAELE land 178 Geraard BRUNEEL en Jan en Josyne BEKE huis en erve 179 Pieter DE BRUYNE huis en erve 180 Pieter DE BRUYNE klein huis 181 Niklays JAECKEMYNS huis en erve 182 de kinderen vanJan VAN RYCKEGHEM huis en erve 183 de wed. van Olivier VAN RYCKEGHEM huis en erve 184 de koning bij confiscatie van het goed van Jacquelyne VAN RAVESTEYN huis en erve 185 Gillis VANDE PIETE huis en erve 186 wijlen Pieter STULTENS erve 187 Pieter COUSSENS huis en erve 188 Robert TOURNEMAN huis en erve 189 Roeland VANDER PIETE huis en erve 190 Gillis VLERICX huis en erve 191 de wed. van Jacques DE HANE cleen huis en erve 192 de wed. van Jacques DE HANE huis en erve 193 de wezen van Michiel DE WULF huis en erve SINT-JANSTRAAT Zuid 127 Heyndrik DE NOLF huis en erve 128 Heyndrik DE NOLF huiseken en erve 129 Michiel PYFROEN huis en erve 130 Isabeuken SIMOENS de Careelbilck 131 Isabeuken SIMOENS land 132 de koning bij confiscatie van het goed van Jacquelyne VAN RAVESTEYN Ketelaers hofstede 133 Louis SIMOENS behuisde hofstede NIEUWSTRAAT Oost 209 de wed. en kinderen van Jan GOEMAERE huis en erve 210 Joos PRENEEL huis en erve 211 wijlen Jan BEETS erve 212 Jan DE RANTER huis en erve 213 de koning bij confiscatie van het goed van Jacquelyne VAN RAVESTEYN huis en erve
500 r. 25 r. 500 r. 720 r. 533 r. 50 r. 266 r. 500 r. 320 r. 320 r. 500 r. lOOr. 320 r. 1 bunder 133 r. 300 r. 250 r. 450 r. 450 r. 1 bunder 25 r. 250 r. 450 r. 350 r. 350 r. 250 r. 650 r. 650 r. 1 bunder 233 r. 266 r. 600 r. 60 r. 200 r. 3 bunder 200 300 r. 200 r. 200 r. 250 r. 266 r.
erve 214 wijlen Comelis DE BLAERE huis en erve 215 de wezen van Pieter VANDE PITTE huis en erve 216 Pieter VANDE KEERE 217 de wed. en kinderen van Mre Salomon MARCX huis en erve huis en erve 218 Louis BAERT huis en erve 219 Jan VAN ZANTVOORDE NIEUWSTRAAT West 226 de wed. en kinderen van Jan TULCK erve huis en erve 227 de wed. van Jan VANDE KEERE schuur en erve 228 Simoen VAN DAELE huis en erve huidevetterij 229 Omaer ROOSE huis en erve 230 Steven DE HANE huis en erve 231 Steven DE HANE huis en erve 232 Steven DE HANE KORTRIJKSTRAAT Oost huis en erve 235 Steven DE HANE huis en erve 236 Steven DE HANE huis en erve 237 Omaer ROOSE huis en erve 238 Jacques DE RIU 239 de wed. en wezen van Guillaume DELMOTE huis en erve 240 de graaf van GAMMERAGE, heer van huis en erve Tielt-ten-Hove 241 de graaf van GAMMERAGE, heer van 't Gruuthof Tielt-ten-Hove huis en erve 242 Romein DE CAIGNY huis en erve 243 Pieter DE MUELENAERE huis en erve 244 Janneken EECKAERT huis en erve 245 Andries DE WACHTERE huis en erve 246 Jan DE PAU 272 Oeraard BRUNEEL en Jan en Josyne BEKE erve en 2 stukken land huis en erve 273 Marcx GOEMAERE erveken 274 Pauwel en Anna VANDE WAETERE KORTRIJKSTRAAT West land 284 de wed. van Eustaes OSTE huis en erve 285 de wed. van Guillaume DAVERLOOS huis en erve 286 wed. van Clays DE RUELLE huis en erve 287 Lieven VAN DAMME huis en erve 288 Jan DE VRIEND huis en erve 289 Michiel VERHEYE huis en erve 290 Michiel VERHEYE 291 Guillaume en Eustaes VANDE KEERE huis en erve 292 Anthone BOSSY huis en erve huis en erve 293 Dannee BOSSY huis en erve 294 Jacques LAMBERT erve 295 Eustaes VANDE KEERE huis en erve 296 Romein DE CAIGNY huis en erve 297 Romein DE CAIGNY
28
50 r. 500 r. 320 r. 420 r. 266 r. 2 bunder 100 r. 100 r. 1 bunder 100 r. 320 r. 320 r. 250 r. 200 r. 2 bunder 100 r. 700 r. 320 r. 320 r. 200 r. 320 r. 1 bunder 500 r. 1 bunder 1 bunder 500 r. 200 r. 750 r. 1 bunder 50 r. 170 r. 750 r. 1 bunder 2 bunder 276 r. 1 bunder 320 r. 266 r. 320 r. 1 bunder 1 bunder lOOr. 1 bunder 1 bunder
298 299 300 301 302 303 304 305 306 307
Romein DE CAIGNY David ALGOET Jan VANDE WALLE Vincent BAGGAERT Jan LEMELLE Simoen VAN DAELE Simoen VAN PAFT .F. Jan VANDE PITTE Guillaume DU MOLLYN Thomas VAERMAN
erve huis en erve huis en erve huis en erve + land huis en erve huis en erve huis en erve huis en erve huis en erve huis en erve
133 r. 450 r. 2 bunder 2 bunder 270 r. 1 bunder 1 bunder 3 bunder 533 r. 500 r. 750 r.
29
BIJLAGE II EIGENDOMMEN : AARD EN OMVANG Burgemeester Steven DE HAENE Bezit
230 231 232 233 235 236 280
huis en erve in de Nieuwstraat: 320 r. huis en erve in de Nieuwstraat, zoutkeete: 250 r. huis en erve in de Nieuwstraat: 200 r. huis langs het straatje naar de Veemarkt: 320 r. huis en erve : 2 bunder 100 r. huis en erve genaamd DEN KEYSER: 700 r. huiseken en erve aan de Hulst: 375 r.
090 228 283 303 304 343
hofstede met wal achter het huis (Brugstraat) : 2 bunder 300 r. schuur en erve in de Nieuwstraat : 100 r. behuisde stede in de kortrijkstraat : 2 bunder 200 r. huis en erve in de Kortrijkstraat : 1 bunder. huis en erve in de Kortrijkstraat : 3 bunder. land : 20 r.
Schepen Symoen VAN DAELE Bezit
Schepen Pieter VANDER PIETE Bezit
162 193 194 195 342
land aan de Gentse straat : 266 r. huis en erve aan de Hoogstraat / Markt : 720 r. huis en erve aan de Hoogstraat : 650 r. klein huis en erve aan de Hoogstraat : 533 r. molenwal en stampkot met erve en huiseken : 2 bunder 200 r.
Schepen Symoen VAN REIABLE, de jonge Bezit
017 huis en erve aan de Brugstraat : 480 r.
Schepen Robert DE HAENE
Bezit
123 huis en erve genaamd DE BURSE, Markt : 3 bunder.
Schepen Guillaume DELA DERRIERE Bezit
367 erve aan het Stockt : 33 r.
Schepen Jan BRUYNSTEEN Bezit
002 029 311 320
huis genaamd DEN GAUDEN LEEU, Ieperstraat : 1 B. 300 r. huis en erve, Ieperstraat : 480 r. huis en erve genaamd 'T PARADIJS, Ieperstraat: 650 r. erve aan de leperstraat: 100 r
Ontvanger (G)omaer(t) ROOSE Bezit
224 229 237 312
huis en erve, Markt : 650 r. huis en erve, huidevetterij : Nieuwstraat: 320 r. huis en erve aan de Kortrijkstraat : 320 r. huis en erve aan de Ieperstraat: 450 r.
Griffier Jonker Jan VAN ZANTVOORDE Bezit
131 177 219 314
land aan de Sint-Janstraat : 60 r. land aan de Sint-Janstraat : 100 r. huis en erve in de Nieuwstraat : 2 bunder 100 r. huis en erve in de Ieperstraat : 2 bunder 150 r.
Pastoor-deken Jan DE MOL Bezit
30
001 huis genaamd DE VLIEGENDE WEERELT, Ieperstraat : 2 bunder.
046 huis en erve aan de Krommewal : 200 r. Baljuw Cornelis DE KEYSERE (1629) : geen bezittingen in Tielt-binnen in 1635 of Jonker Joos PAUWELS (1639) (Hoogbaljuw). Geen bezittingen in Tielt-binnen in 1635.
Schout Frans DE PLECKERE Bezit
258 huis en erve op de Markt : 600 r.
Bezit
024 025 035 041 101
Schout Joos BAERT
huis en erve aan de leperstraat : I bunder 270 r. huiseken en erve aan de leperstraat : 133 r. huis en erve aan de leperstraat : 200 r. land aan de Keidam : 250 r. huis en erve aan de Brugstraat : 320 r.
Prijzer Vincent BAGGAERT
Bezit
032 070 167 331
erve aan de leperstraat : 50 r. weide en meers aan de Krommewalstraat : 1 bunder 200 r. land aan de Gentse straat : 165 r. land aan het Nieuwland (Volderstraat) : 2 0 0 r.
Prijzer Geeraert BRUNEEL, de oude Bezit
225 erve aan de Nieuwstraat : 50 r. 313 huis en erve genaamd NAELDENBURCH aan de leperstraat : 330 r.
Prijzer Geeraert BRUNEEL, de jonge Bezit
005 045 178 272
huis en erve gemaand DE PLUYME aan de Hoogmarkt 2 bunder. de huidevetterij aan de Krommewal 300 r. erve aan de Sint-Janstraat 320 r. erve en twee stukken land 750 r.
242 249 251 296 297 298 344 359
huis en erve aan de Nieuwstraat : 500 r. huis en erve aan de Hoogmarkt : 500 r. huis en erve genaamd HET SCHAECK aan de Markt : 4 bunder. huis en erve aan de Kortrijkstraat : 1 bunder. huis en erve aan de Kortrijkstraat : 1 bunder. erve aan de Kortrijkstraat : 133 r. huis en erve genaamd DEN WAEYENBURCH op het Stockt : 1 bunder. het Careelstick met een huiseken : 1 gemet en 44 r.
Aannemer Romein DE CAIGNY Bezit
Brouwer Jan DE HULSTERE
Bezit
015 groothuis en erve aan de Brugstraat : 3 bunder 200 r. 016 huis aan de Brugstraat : 600 r. 097 meers aan de Brugstraat en Poekebeek : 550 r.
Brouwer Thomas VAERMAN Bezit
307 huis en erve aan de Kortrijkstraat : 750 r. 309 huis aan de leperstraat: 500 r. 319 huis en erve genaamd ‘T MOYELSEKEN aan de leperstraat : 250 r. Vroegere eigendom van Jacquelyne VAN RAVESTEYN , na confiscatie nu eigendom van de koning: 132 een stuk genaamd Ketelaers hofstede aan de Sint-Janstraat : 200 r. 176 een gemet en een meerder stick aan de Sint-Janstraat : 165 r.
31
184 208 213 222 223
huis en erve aan de Sint-Janstraat : 450 r. een “bilck” aan de Vijverstraat : 200 r. huis en erve aan de Nieuwstraat : 266 r. ‘tkleen huys aan de Markt : 500 r. ‘t groot huys aan de Markt : 650 r.
Jan VAN LOOKEREN Bezit
010 huis en erve aan de Brugstraat : 3 bunder. 027 erve aan de Ieperstraat : 200 r. 357 huis en erve aan het Stockt : 266 r. 358 twee stukken land aan het Stockt : 300 r. 361 land aan het straatje naar de galg op het Stockt : 100 r. 253 samen met Geeraert BRUNEEL: huis en erve genaamd DEN MORTIER aan de Markt : 2 bunder.
Eustaes VANDE KEERE Bezit
074 110 270 295 353
een mote en meersen aan de Brugstraat - Poekebeek : 1 bunder. huis en erve aan de Hoogmarkt : 2 bunder. huis, erve en boomgaard aan de Hulststraat : 650 r. erve aan de Kortrijkstraat : 100 r. putjes en vijvertjes aan de Blekerij: 33 r.
Guillaume VANDE KEERE Bezit
086 erveken aan de Poekebeek : 25 r. 087 meers of weide aan de Poekebeek : 266 r. 158 erve aan de Hoogstraat : 300 r. 200 huis en erve genaamd DE SWAENE aan de Nieuwstraat : 720 r. 261 huis en erve aan de Hoogstraat : 1 bunder. 268 huis en erve aan de Rame en de Hulst : 4 bunder 200 r. 277 huis en erve genaamd EGYPTEN aan de Hulst : 650 r. 291 samen met Eustaes VANDE KEERE : huis en erve aan de Kortrijkstraat : 266r.
Pieter VANDE KEERE Bezit
075 117 170 216
weide of etting aan de Brugstraat : 1 bunder. huis en erve aan de Markt : 2 bunder. land aan de Sint-Janstraat : 266 r. huis en erve aan de Nieuwstraat : 320 r.
Pauwel en Anna VANDE WAETERE Bezit
038 274 278 279 350
land aan de Ieperstraat : 300 r. erveken aan de Kortrijkstraat : 50 r. land aan de Hulst : 50 r. erveken aan de Hulst : 50 r. land en hof genaamd DE POTENTE aan de dreef naar Marialoop : 20 r.
Anna VANDE KEERE, weduwe van Salomon MARCKX Bezit
32
068 erve aan de Krommewal : 133 r. 217 huis en erve aan de Nieuwstraat : 420 r. 255 huis aan de Markt : 600 r.
B IJ L A G E III
S A M E N S T E L L I N G V A N H E T M A G I S T R A A T 16 3 0 - 16 5 3
1630 -31 Symoen VAN DAELE Symoen VAN REIABLE Gheraert BRUNEEL Guillaume DELA DERRIERE Maillaert CORDIER Vincent BAGGAERT Jooris DE HAENE Ontvanger : Robert DE HAENE 1634-35 Steven DE HAENE Symoen VAN DAELE Pieter VANDE PIETE Symoen VAN REIABLE Robert DE HAENE Guillaume DE LA DERRIERE Jan BRUYSTEEN Ontvanger : Gomaert ROOSE 1638 - 39 Frans DE PLECKERE Jan BRUYNSTEEN Gheraert BRUNEEL Thomas VAERMAN Jan VAN RYCKEGHEM Pauwel VERMEULEN David DE JONCKHEERE Ontvanger : Jan VAN LOKEREN 1642-43 Jan BRUYNSTEEN Jan VAN RYCKEGHEM Jan BLANCKAERT Pauwel VERMEULEN Jacob TULCK Nicolaes BAGGAERT Pieter VANDE KEERE Ontvanger : Davidt DE JONCKHEERE 1646 - 47 Jan BRUYNSTEEN Nicolaes BAGGAERT Davidt DE JONCKHEERE Jan VAN LOKEREN Loonis VANDE KEERE Pieter VANDE KEERE Guillaume DE HAENE Ontvanger : Pieter BEKE
1632 -33 Pieter VANDE KEERE Pieter VANDE PIETE Vincent BAGGAERT Lowys SIMOENS Jooris DE HAENE Robert DE HAENE Jan DE CAIGNY Ontvanger : Gomaert ROOSE 1636- 37 Pieter VANDE KEERE Jan BRUYNSTEEN Guillaume DELA DERRIERE Robert DE HAENE Thomas VAERMAN Jan VAN RYCKEGHEM Lowys TACK (loco Symoen VAN DAELE+) Ontvanger : Jan VAN LOKEREN 1640-41 Frans DE PLECKERE Thomas VAERMAN Jacob DEHAENE Jan BLANCKAERT Pieter BEKE Pieter DE MEULENAERE Jacob TULCK Ontvanger : David DE JONCKHEERE 1644-45 Jan BRUYNSTEEN Nicolaes BAGGAERT Pieter VANDE KEERE David DE JONCKHEERE Jan VAN LOKEREN Loonis VANDE KEERE Guillaume DE HAENE Ontvanger : Roeland VANDE KEERE 1648-49 Nicolaes BAGGAERT Jan VAN RYCKEGHEM Loonis VANDE KEERE Guillaume DE MOLLYN Laureins VANDE KEERE Jan VANDER BRUGGHE Jan VAN AECKEN Ontvanger : Pieter BEKE
33
1650-51 Nicolaes BAGGAERT Jan BRUYNSTEEN Laureins VANDE KEERE Pieter BEKE Jan VANDER BRUGGHE Jan VAN DECKEN Amorael VERHAEGHE Ontvanger : Hubrecht VANDE PIETE
34
1652-53 Loonis VANDE KEERE Jan BRUYNSTEEN Laureins VANDE KEERE Guillaume DU MOLLYN Jan VANDER BRUGGHE Amorael VERHAEGHE Joos DE KEYSERE Ontvanger : Hubrecht VANDE PIETE
B IJ L A G E
IV
H U IZ E N
IEPERSTRAAT De Vliegende Weerelt De Gauden Leeu Het Gauden Hooft 't Hantvat 't Paradijs Naeldenburch 't Moyelseken HOOGMARKT De Pluyme Den Hert Sint-Jacob De Zwarte Leeu De Wildeman Het Cleen Schaek Het Schaek De Seye Den Mortier Het Cloosterken MARKT De Vier Heymskinderen De Burse De Valcke Den Franschen Scilt BRUGSTRAAT Den Inghel Den Huyl HOOGSTRAAT De Crone De Maene De Swaene Den Hollander De Fortuyne NIEUWSTRAAT Den Keyser Den Muysenest Het Gruythof HULST Egypten Vlissinghe KORTRIJKSTRAAT De Raecke Het Pouckhof
M E T EE N
* * *
* * *
* * + * *
* *
* *
+ + + +
* +
+ + + + *
+ +
*
+
N A A M
perceel 1 2 3 en 4
+ E IG E N A A R
* dak parallel met de straat + dak loodrecht op de straat
eigenaar DE MOL Jan BRUYNSTEEN Jan BEKE Pieter en Josyne
311 313 319
BRUYNSTEEN Jan BRUNEEL Geraerd, de oude VAERMAN Thomas
5 6 247
BRUNEEL Geraerd, de jonge SOUPERS (?) Antheunis Wed. EECKAERT Gillis
249 250 251 252 253 109
VAN COLEN Pieter DE CAIGNY Romein DAVID Ingelbert VAN LOKEREN Jan + BRUNEEL Geraart Wed. BEKE Pieter
111 123 125 257
BLANCKAERT Jan, de jonge DE HAENE Robert HOSTE Gillis Wed. + kinderen TULCK Jan
95 66
VANDEN BERGHE Frans VANDE KEERE Roeland
141 142 200 204
Wed. OSTE Eustaes BLANCKAERT Jan VANDE KEERE Willem Verbeurd. (HOSTE Willem)
236 215 241
DE HAENE Steven
277 279
VANDE KEERE Willem ALLAERT Loonis
305
VANDE PUTTE Jan Paters Recollecten
35
STOCKT De Waeyenburch Naast de BLEKERIJ Den Ovaertsnest Over de BLEKERIJ De Potente
+
344
DE CAIGNY Romein
.... 351
DE HEEDENE Jan
.... 350
VANDE WAETERE Pauwel en Anna
BIJLAGE V BEKNOPTE CURRICULA
BAGGAERT Vincent 1620 Schepen. 1635 Prijzer. BEKE Pieter fs Joannes (+ 20.3.1633). 1602-1608 Schepen. 1614-1615 Ontvanger. BEKE Pieter, de jonge. 1640-1641 Schepen. BLANCKAERT Jan, de oude. 1626-1627 Ontvanger. 1642 IJker. BLANCKAERT Jan, de jonge. 1640-1641 Schepen. 1642-1643 Schepen. BOGAERT Tanneken (zie ROOSE Jan). BRUNEEL Geeraert, de oude (+ 28.2.1643) x VAN BRABANT Catharina Kerkmeester. 1592 1594-1598 Schepen. 1602-1608 Schepen. 1612-1613 Ontvanger. 1614-1616 Schepen. 1618-1620 Schepen. 1624-1626 Schepen. 1630-1632 Schepen. 1638-1640 Schepen. BRUNEEL Geeraert, de jonge, fs Jan. (+ voor 1691) 1669-1671 Ontvanger. 1674-1679 Schepen. 1681-1688 Burgemeester. 1688-1692 Schepen.
36
BRUYNSTEEN Jan 1625 Kapitein van de burgerwacht. 1634-1635 Schepen. 1636-1639 Schepen. 1642-1648 Burgemeester. CORDIER Maillaert (+ 1632) (x DE HAENE Catharina). 1624-1632 Geestelijk vader van de Recollecten 1630-1631 Schepen. DE CAIGNY Jan, fs Romein. 1632-1633 Schepen. 1635 Prijzer. 1640-1641 Notaris. Klerk van de pointers en zetters van Tielt-buiten DE CAIGNY Romein (+ 13.6.1653) ca. 1635 Aannemer van bouwwerken. DE GRAEVE Pieter Ontvanger van de stichting van studiebeurzen. DE HAENE Jacques 1602 Rechter van het leenhof van Tielt. 1602-1608 Schout. DE HAENE Jacob 1640-1641 Schepen. DE HAENE Jooris 1630-1633 Schepen. DE HAENE Robert 628-1631 Ontvanger. 1632-1638 Schepen. DE HAENE Steven 1610 Koning van de Sint-Sebastiaansgilde. 1622 Brouwer en zoutzieder. 1627 Geestelijke vader van de Recollecten. 1634- 1635 Schepen. Burgemeester. 16351636 DE JONCKHEERE David 1638-1639 Schepen. 1639 Baljuw van de heerlijkheid Poelberge. 1640 Pointer/zetter van Tielt-buiten. 1640-1643 Ontvanger. 1644-1645 Schepen. DELA DERRIERE Guillaume (x SPOORMAN Catharina, dochter van burgemeester SPOORMAN Laureins ( 1562-’64), die in 1568 baljuw van Tielt-ten-Hove was). Waals immigrant, vanaf 1598 poorter van Tielt. Woonde in brouwerij DE WULF. 1620 Schepen. Schepen. 1625 1630-1631 Schepen. 1634-1635 Schepen. 1636-1637 Schepen. DE PLECKERE Frans (Peter van Pieternelle VAN RYCKEGHEM. stichtster van het weeshuis).
37
1638 Landmeter. 1638 Schout. 1638-1642 Burgemeester. 1638-1640 Baljuw van Gruuthuse. 1638-1640 Ontvanger van Willecomme. 1647 Baljuw van Gruuthuse. DE WAELE Roeland (+ voor 1635). 1630 Verdacht van ketterij. DE WULF Michiel (ca. 1589- 14.9.1631) (x BIBAU Catharina) 1628-1630 Schepen. EECKAERT Gillis ( + pest 1631). MARCX Salomon (+ 26.6.1631) (x VANDE KEERE Anna, dochter van burgemeester Olivier VANDE KEERE). -1631 Chirurgijn. OSTE Eustaes (+ 28.3.1628) (x D’HAENE Petronella). 1602 Luitenant-baljuw. 1610-1613 Burgemeester. 1616-1618 Burgemeester. 1624-1626 Schepen. OSTE Guillaume 1617 Kapelaan OSTE Gillis (+ voor 1637). 1610-1611 Ontvanger. OSTE Jan, fs Eustaes (+ voor 1635). 1620-1621 Ontvanger. ROOSEJan (+ca. 1558) (x BOGAERT Tanneken) 1533-1537 Schepen. 1541-1544 Burgemeester. 1546-1548 Raad. 1548-1554 Burgemeester. ROOSE Omaer (+ 1636) 1632- 1636 Ontvanger. SIMOENS Jan 1640-1641 Schepen van de heerlijkheid Poelberge. TULCK Jacob 1640-1643 Schepen. VAERMAN Thomas (+ 12.11.1645) x DE HAENE Catharina, wed. van Mailaert CORDIER. 1633-1645 Geestelijke vader van de Recollecten. 1636-1641 Schepen. VAN DAELE Symoen (+ ca. 1637). 1608-1609 Ontvanger. 1630- 1631 Schepen. 1631- 1632 Burgemeester. 1634- 1635 Schepen.
38
VANDE KEERE Gillis (+ 6.11.1624) (x BIB AU Judoca). 1602 Dismeester. 1610-1617 Schepen. 1611 Koning van de Sint-Sebastiaansgilde. 1618-1621 Burgemeester. VANDE KEERE Pieter (°ca. 1575 - 27.4.1643). (x DE MEULENAERE Elisabeth). 1618-1619 Ontvanger. 1622-1626 Schepen. 1626-1630 Burgemeester. 1632-1634 Burgemeester. 1636-1638 Burgemeester. Schepen van de heerlijkheid Poelberge. 1640 1641-1643 Burgemeester. VANDE KEERE Roeland (+ 16.10.1646). (x BERNAERDS Judoca). 1633 Dismeester. 1637 Kerkmeester. 1644-1646 Ontvanger. VANDE PITTE Jan, fs Laureins. 1622-1625 Ontvanger. 1640 Schout. VANDER PIETE Judocus, fs Hubertus. (+ 23.1.1664). 1616-1618 Schepen. 1632 Eigenaar van molen. VANDER PIETE Pieter (+ 1641 ) (x NEIRINCK Petronella). 1599-1609 Schepen. 1620-1624 Schepen. 1624-1626 Burgemeester. 1626-1628 Schepen. 1632-1633 Schepen. 1634-1635 Schepen. VAN LOOKEREN Jan 1636-1639 Ontvanger. 1636-1640 Ontvanger van de dis. 1644-1645 Schepen. VAN RAVESTEYN Jacquelyne, fa Laureins (+ voor 1635). ..... Protestante. Week uit naar het Noorden. Haar eigendommen werden verbeurd verklaard. VAN REIABLE Simon, de jonge. (+ 24.9.1641). 1610-1614 Schepen. 1618-1620 Schepen. 1622-1631 Amman. 1626-1630 Schepen. 1630-1631 Schepen. 1634-1636 Schepen. VAN RYCKEGHEM Jan, fs Adriaan (+ 30.12.1660) (x 1. VANDER PIETE Adriana 2. DE BOUSERIE Pietemelle). 1636-1639 Schepen. 1642-1643 Schepen.
39
1654-1660 1659-1660
Schepen. Burgemeester. Leenman van het prinselijk leenhof van Tielt. Schepen van verschillende heerlijkheden. VAN WALLEGHEM Pieter (28.12.1624). 1571 Eigenaar van molen. VAN ZANTVOORDE Jan, fs Jan. (14.05.1594-29.06.1665). (x 1. COLINS Anna 2. DESSEREINS Joanna). 1620-1664 Griffier. 1620-1664 Ontvanger. 1641-1665 Baljuw van het Hauweelse en andere heerlijkheden. 1664 Schepen van Gruuthuse.
Met dank aan apotheek Van de Walle, Kortrijkstraat 127, Tielt, voor het ter beschikking stellen van de ingekleurde kaart uit Sanderus. Adres van de auteur : R. Ostyn, Hazelaarkouter 30, 8700 Tielt.
40
KULTUURLIGTONS. BANK VAN ROESELARE JA. UW AANPAK LIGT ONS.
rameplein 1 8700 tielt tel. (051)40 35 88 gesloten op zondag en maandagnamiddag,
Rouwdienst DHONDT Stationstraat 103 8700 TIELT ENERGIEKE
S (051) 40 02 27 DI ENSTVERLENI NG
DE ROEDE VAN TIELT
Driemaandelijks heemkundig tijdschrift 23ste jaargang, nr 2 - juni 1992 Afgiftekantoor 8700 Tielt
ADVERTENTIERUIMTE TE HUUR
AUTOCARS
REISBUREAU
DE MEIBLOEM HUGO EELBODE-MEEUWS SYNONIEM VOOR VEILIGHEID EN COMFORT * * * * *
Binnen- en buitenlandse reizen Van 20 - 40 - 54 - 67 en 87 plaatsen Air Jet Ventilation - air conditioning V.I.P.-car School- en werkliedenvervoer
Tieltstraat 186 8740 PITTEM S (051) 40 18 23
ISSN-0772-6414
D E R O E D E V A N T IE L T
Heemkundige Kring voor de gemeenten van de vroegere Roede van Tielt, d.i. Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem, Zwevezele. Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde. Voorzitter : P. Vandepitte, Driesstraat 7-9, Tielt - (051) 40 17 00 Ondervoorzitter : V. Baert, Oostrozebekestraat 241, Meulebeke - (051) 48 82 98 Sekretaris-penningmeester : Ph. De Gryse, Kastanjelaan 1, Tielt - (051) 40 18 38 Redactie : V. Baert, J. Billiet, Ph. De Gryse, W. Devoldere, Fr. Hollevoet, R. Ostyn, P. Vandepitte Lidmaatschapsbijdrage : 600 fr., te betalen op rekening 000-0398411-32 van De Roede van Tielt, Kastanjelaan 1, Tielt Verschijnt viermaal per jaar. Er worden geen losse nummers verkocht. Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in "De Roede van Tielt" mogen slechts overgenomen worden met toestemming van de redactie. Kaft : detail van de kaart van het graafschap Vlaanderen door Robert de Vaugondy, zoon, 1762.
INHOUD VAN DIT NUMMER (23ste jg„ nr 2, juni 1992) Roger Janssens, Een Aarseelse weggevoerde tijdens de tweede wereldoorlog Frans Hollevoet, De broederschap van Sint-Hubertus in Markegem Fons Das, De Sint-Antoniuskapel in Tielt Antoon Lowyck, Een gedicht over het eeuwfeest van het klooster van de Dienstmaagden van Maria in Wingene Een Meulebeekse heks veroordeeld ( 1599) St.-Michielscollege, Tielt, 1ste studiejaar 1919/20 Zangkoor PP. Minderbroeders Tielt, 1931/32
blz.42-64 blz.65-72 blz.73-75 blz. 76-77 blz. 78 blz. 79 blz. 80
Drukkerij Desmet - Dhondt, Wakken
EEN AARSEELSE WEGGEVOERDE TIJDENS DE TWEEDE WERELDOORLOG VOORWOORD Je zou dit korte, samengebalde verhaal algemeen kunnen omschrijven als een emotionele aanklacht tegen de oorlog. In enge zin is het een loutering, een katharsis van belevenissen die Roger Janssens als prille twintiger heeft meegemaakt. Als eenvoudig arbeider uit Aarsele werd hij geconfronteerd met schokkende gebeurtenissen, die blijkbaar niet te verwerken waren. Hij heeft nu alles van zich afgeschreven. Men kan zich nauwelijks voorstellen hoe decennia lang die belevenissen als het ware zijn blijven woekeren. Ook het feit dat de overheid hem niet erkende als weggevoerde zorgde voor nogal wat bitterheid. Op dit ogenblik is de auteur Roger Janssens (“Aarsele 6.8.1921) gepensioneerd en woont hij met zijn echtgenote Paula Denewet (“Kanegem 25.8.26) in Petegem bij Deinze (1). Het was een aangename taak om samen met anderen het manuscript over te tikken. Er werd besloten om de tekst enigszins te wijzigen, om hier en daar de leesbaarheid te verbeteren - de auteur gebruikte de oude spelling - en de weinige taalfouten te corrigeren. Toch werd gepoogd de stijl en het verhaal intact te houden. Om de tekst naar de buitenwereld toe aantrekkelijker te maken, heb ik gemeend die van een beperkt voetnotenapparaat te moeten voorzien. Al met al is het een zeer ontroerende tekst. We leven in een tijd waar de media oorlog voorstellen als een clean gebeuren, een spannend evenement, bijna een show. Maar uit zo'n verhaal blijkt dat gewone mensen, die dan nog niet deelnemen aan de gevechten, tot in hun diepste wezen geraakt en getraumatiseerd worden door dergelijke gebeurtenissen. Eigenlijk is het een verhaal van alle tijden dat zich vroeger en nu, zowat overal ter wereld afspeelt. Stefaan De Groote
42
INLEIDING Op zeventigjarige leeftijd voel ik de drang om mijn belevenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog, eerst als ondergedoken werkweigeraar, nadien als weggevoerde naar Duitsland, op papier te zetten. Eerst heb ik alles zorgvuldig neergepend in een schrift. Daarna werd het overgetypt door mijn familieleden Stefaan De Groote, Linda Naert en Christine Vaneeckhaute, waarvoor mijn dank. OPGEROEPEN DOOR DE DUITSE BEZETTER Toen ons land pas enkele maanden bezet was door de Duitse troepen, werden er arbeidskrachten gevraagd om vrijwillig in Duitsland te werken. Het aanbod op dat verzoek bleek na een tijd onvoldoende en er kwam een verdergaand besluit. Een groot aantal jongeren, geboren tussen 1920 en 1925, werden verplicht zich aan te melden om naar Duitsland te gaan werken. Zo werd ook ik schriftelijk aangemaand om op 6 februari 1943 om lOu. te verschijnen in de Sint-Margrietstraat 28, kamer 23-30 te Gent (zie Bijlage I). Op dat ogenblik was ik tewerkgesteld in een fabriek in Deinze (2), maar mijn werkgever was verplicht mij te ontslaan. Ik gaf geen gehoor aan de oproep, maar kreeg een tweede verwittiging tot aanmelding op 16 februari. Ik weigerde erop in te gaan. Een derde bericht riep mij op om me op 3 maart aan te melden bij de aanwervingsdienst, ditmaal in de Kortrijkstraat 59 te Tielt (3) (zie Bijlage II).
Ik bleef weigeren om in dienst te treden, ook bij de laatste uitnodiging om me op 13 april aan te melden. Ondertussen had de burgemeester (4) van Aarsele, mijn geboortedorp en woonplaats (5), op 7 april een verzoek gekregen van de Aanwervingsdienst om mijn rantsoenkaarten en zegels in te houden (zie Bijlage III). Ik kon dus geen eten meer kopen, ik was werkloos en mijn ouders hadden het al zo moeilijk (6). Het ergste was dat ik moest onderduiken. Ik stelde mijn ouders voor om in Frankrijk te gaan werken en ze gaven mij hun toestemming. Op het bureau in Tielt waar men de aanwervingen deed voor Calais, werkte een bediende die ik goed kende. Die dame was afkomstig van Aarsele (7) en op mijn vraag mij te willen aannemen, waarschuwde ze mij dat ik naar Duitsland moest. Op mijn aandringen heeft ze het toch aangedurfd mij de nodige papieren te bezorgen. Een paar dagen later stapte ik op de trein naar Calais. IN EEN WERKKAMP BIJ CALAIS Samen met nog een tiental andere Vlaamse jongeren kwamen we aan in het station van Calais, van waaruit we nog een vijftal kilometer te voet stapten
43
BIJLAGE I Eerste oproep, Duitse Aanwervingsdienst Gent
Ober-Feldkommandèi
S»nt
W E R B E S T E L U .®
A A N W ER V I NGSBUJ*JST OFFICE D’EMR^DCHAGE
|„
den
4 * 2 ,4 5
Ie
457 '
Janssens Rog«r.Marcel,.. I i-»....jSnepalraat r....49........ BETR.: Dienstverpflichtung. VOORWERP : Verplichting tot dienstneming. O B JE T : Obligation de travail.
•
I
Auf Grund der Verordni^ig des Militarbefehlshabers fiir Belgien und Nordfrankreich vom 6. Mârz 1942 in Op grond van de verordening van 6 Maart 1942 van den Militairen Bevelhebber in België en Noord-FrankE n vertu de l'ordonnance du 6 mars 1Ç42 du Commandant Militaire pour la Belgique et le Nord de la France
der Fassung vom 6 Okt. 1942 werden Sie hiermit aufgefordert, sich am rijk, volgens den tekst van 6 Oktober 1942 wordt U bij dezen opgeroepen om U op , dans sa rédaction du 6 octobre 1Ç42 vous êtes tenu par la présente de vous présenter
..S ü l L Æ Ù ü u d
den c 0 a um Uhr bei der Diensfêljap ] 1 * ?-■ - ■ *■ d en .............. *.d..r.......... ..............te ...........................rr.9..................uur, aan te meiden op (ren' diellst le
à
heures dans les bureaux'*du service
V. .
telle
U ulli Nr Zimmer ...........straat’ Nr..... 2 8 ...... • k,ame[ ■...Q *.....-*...£......... situés rue e m» chambre Diese Vorladung, Personalausweis und gegebenenfails Heiratsbuch und Nachweise über die in ded letzUn U dient in het bezit te zijn van (Jezen oproepingsbrief, uw identiteitskaart en eventueel uw trouwboekje en
Strasse gevestigd te
Vous devrez être porteur de la présente convocation, de votre carte d ’identité et éventuellement de votre carnet de
6 Monaten ausgeiibte Tâtigkeit (Gewerbebescheinigung usw.) sind mitzubringen. bewijsstukken over de door U gedurende de 6 laatste maanden waargenomen bedrijvigheid (beroepSgetuigsc1, mariage ainsi que des pièces (certificat professionnel, etc.) établissant votre activité pendant les six dernier Für den Fall, dass Sie dieser Vorladung nicht Folge leisten, ;tzen Sie sich. strenger Bestrafun^ Zoo U aan dezen oproepingsbrief geen gevolg geeft stelt LJ^ ^ aan strepge straffen bloot. A u cas où vous ne répondriez pas à la présente convourrto%
vous vomL exposerez à des sanctie ns s
jt
enz.)
tot aan het kamp in het dorp Coquelles. Daar aangekomen kregen we een kamer en een bed toegewezen in de houten barakken waar al menig Vlaming gelogeerd was. De volgende dag moesten we al mee naar het werk. Eerst dienden we drie kwartier te stappen tot in Cap Gris-Nez (8). Het werk bestond erin putten te maken in de krijtrotsen met een schop en een houweel. Die putten waren bestemd voor het opbergen van Duits materiaal. Het eten was niet slecht, maar het rantsoen was gering. Maar ik kon me redden. Na het werk gingen we graan kopen bij een landbouwer. Op bijna elke kamer was een klein molentje en zo konden we bloem maken. In het kamp was er een bakker en tegen een kleine vergoeding bakte hij brood. We sliepen op een strozak in een houten bed. 's Nachts werden we vaak door vlooien gewekt. Na een verblijf van vier weken, moesten we verhuizen naar een ander kamp in het dorp l'Escalles. Aangezien dit vlak bij de werkplaats gelegen was, dienden we niet meer zo ver te voet te gaan. We waren er nog maar enkele dagen toen ik 's morgens gewekt werd door een vriend. ONDERGEDOKEN IN HET WERKKAMP Hij zei dat er gewapende Duitsers in het kamp waren. Ik ging vlug aan het venster kijken en ja, er was geen twijfel mogelijk : we zouden weggebracht worden naar Duitsland. Ik was helemaal aangeslagen. Het was een verschrikkelijk idee om weggevoerd te worden met zo weinig kleren en zonder voorraad tabak. Tabak was in die omstandigheden een interessant ruilmiddel. Ik wou me ergens verstoppen, maar wist niet onmiddellijk waar. Het toilet leek me niet veilig. Frans Bouckaert (9), een vriend uit Tielt, was ook bang om weggevoerd te worden en samen zochten we een oplossing. Het plafond leek een mogelijkheid. Het bestond uit houten vierkante platen van ongeveer vijftig centimeter op houten latwerk en bood misschien een schuilplaats. Twee kameraden uit Beveren bij Roeselare, besloten het ook te proberen. We waren dus al met vier. Aangezien we met zestien (10) op de kamer waren, vonden we het veiliger om de anderen op de hoogte te brengen van onze plannen. Zo kreeg iedereen een kans. Anders zou een enkeling ons misschien verklikken. De kamergenoten vonden het echter te gevaarlijk. Zij hielpen ons wel verstoppen. Indien onze ontsnappingspoging lukte, zouden we al hun brieven posten. Een viertal mannen stonden voor de vensters zodat de Duitsers niet naar binnen konden kijken. Tezelfdertijd maakten we met een paar vrienden wat
45
BIJLAGE II Derde oproep, Aanwervingsdienst Tielt
u-- Feldkommandantur den
WERBESTELLE
AANWERVINCSDIENST 'FFICE D’EMBAUCHAGE
Ie
An Aan a
J
a n ss ins
... Aers.ee'e
H oger
S.IX
4.9.. ■M
U T it. : Dlenstverpflichtung. V<' iiW ERP : Verplichting tot dienstneming. .y -jS ji l T i Obligation de travail.
' .
Auf Grund der Verordnung des Militarrtifebish pers für Belgien und Nordlrankreich vom 6. --------Mi n . - J i n van den Militairen Bevelhebber in België en Noo.V cank-
r~ o grond van de verordening van 6 ", L n vertu de l’ordonnance du 6 mars igift dit
i f i Vu -ung vom 6. Okt. 1942 werden Sie hiert^i i.;, gens den tekst van 6 Oktober 1942 wordt.^O .vïïS'.; tj rédaction du 6 octobre 1 942 vous êtes tenu pê
ru- •aec
3 .0 3 .4 3
' ùm'V"'
Jj-
»
M 1 X jtW O 311
_ ^ , , opgercepen om U op
W e r b ff . « 1 1 e
heures dans les bureaux du service
Nr. t e ... T i e l t
sich am
rance
ipàfeente de vous présenter
1 4 .0 0 ^Èhr bei der Dienststelle D e u tsch e ...te. ................... ....................... .....uur, aan te melden op den dienst à
S '•«!
\nandant Militaire pour la Belgique et le Nord de
Zimmer
zu melden.
A o r t r i j k s m . * ........ >9 ÏÏZZre
Oiese Vorladung, Personalausweis und gegebettnfalls Heiratsbuch und Nachweise über die in e U dient in het bezit te zijn van dezen oproepigsbrief, uw identiteitskaart en eventueel uw trou
uien en
7ous devrez être porteur de la présente convocation, de votre carte d'identité et éventuellement de vo<**.carnet de
aV
en ausgeiibte Tâtigkeit (Gewerbebescheinigung çw.) sind mitzubringen. 1 ju k k en over de door U gedurende de 6 laatste manden waargenomen bedrijvigheid (beroepsgetuigsch g*. ainsi que des pièces (certificat professionnel, etci établissant votre activité pendant les six derniers ^tir den Fall, dass Sie dieser Vorladung nicht Fjge leisten, setzen Sie sich strenger Bestrafung aus. Zoo U aan dezen oproepingsbrief geen gevolg feeft stelt U zich aan strenge straffen bloot. A u cas où vous ne répondriez pas a la présente invocation, vous vous exposerez à des sanctie
Im Auftrage:
-jgfcdte.
mz.)
latten van het plafond los. Iemand ging een kijkje nemen en achtte het voor mogelijk om ons daar met zijn vieren afzonderlijk op de houten latten te verstoppen. Ondertussen werden de afscheidsbrieven geschreven. Onze povere bezittingen werden naar boven gehesen, en daarna gingen wij zittend plaatsnemen op de balken boven het plafond, want rechtstaan was onmogelijk. Tenslotte werden ons de brieven aangereikt. Het gat in de plafond legden wij weer dicht en de mannen beneden moesten de losgemaakte latten weer perfect vastmaken. Zij verzekerden ons dat er niets meer te zien was. Een paar minuten later moest iedereen zich naar de keuken begeven om koffie te halen. Enkele ogenblikken nadien hoorden we schieten. Ik verstijfde van de angst. Toen onze kamergenoten opnieuw binnenkwamen, vertelden ze ons wat er gebeurd was : Iemand had geprobeerd om te vluchten en de Duitsers hadden geschoten. Nu voelde ik me echt bang. „Wat zal er gebeuren als ze ons hier vinden ?” spookte het door mijn hoofd. Ik voelde me zo ellendig. Na een tiental minuten hoorden we iemand roepen dat iedereen uit de kamer diende te komen en plaats te nemen op het middenplein. We hoorden auto's aankomen en stoppen. De namen werden afgeroepen, telkens gevolgd door een antwoord. We hoorden ook onze namen afroepen ! Geen antwoord. Een tweede maal werd onze naam afgeroepen, luider nu. Geen antwoord. We dachten : „Nu weten ze dat wij afwezig zijn” Men ging door met het afroepen van de namen van de zowat honderd aanwezige mannen. Een barse en zware Duitse stem beval om plaats te nemen in de autobussen. Deze reden weg. Nu vreesden wij het ergste : ze zouden ons komen zoeken. We beloofden elkaar zo stil mogelijk te zijn en rustig af te wachten. We hielden ons muisstil. Opeens hoorden we voetstappen naderen. Mannen kwamen de kamer binnen. We hoorden hoe kasten werden opengeslagen. Aan de stemmen hoorden we dat het Duitsers waren. Wij durfden niet te bewegen. Hetzelfde gebeurde in de andere kamers. Het was een verschrikkelijk moment, ik was te bang om te ademen. Na een half uur kwamen ze onze kamer opnieuw binnen. Opnieuw werden er kasten opengeslagen, en pas dan verdwenen de voetstappen in de verte. Wanneer we goed wisten dat ze verdwenen waren, voelden we de spanning uit ons lichaam verdwijnen. Mochten we nu echt geloven dat het ons gelukt was ? Ze hadden ons niet gevonden. De idee dat het anders kon afgelopen zijn, was angstaanjagend. Wat hadden ze dan met ons gedaan ? Misschien de kogel... ? Het waren verschrikkelijke momenten. We durfden nu wat praten, maar het was opletten geblazen. Na een tijdje moesten we dringend naar het toilet. Gelukkig hadden we een paar potjes bij
47
u
Oberfeldlt&mimandantur 570 - V erw altungschef ARB EITSEIN SA TZ
A an
den
H eer
Burgemeester
van ..
...
Naam : Voornaam Geb. Datum : ,...... .tó .r.i..,.. Straat :...
H- ' V
ft 0 r ».
is volgens onze. vaststellingen in gebreke met zijn arbeidsverbintenis, of is Voortvluchtig. Bijgevoegd schrijven is hem onmiddellijk te overhandigen. U wordt verzocht de rantsoenkaarten en rantsoenzegels voor bovengenoemde persoon tot verder orders in te houden. Indien de geadresseerde niet te bereiken is, wordt U verzocht onmiddellijk zijn verblijf vast te stellen. Bijgaand formulier .is binnen de 8 dagen naar
1
$
’ i\ \
>
BIJLAGE III Schrijven Oberfeldkommandantur aan de burgemeester van Aarsele
48
*
ons waarin we onze behoefte konden doen. We kregen het steeds moeilijker om in dezelfde houding te blijven zitten en we begonnen te overwegen om naar beneden te gaan. We waren natuurlijk wel bang om nog gezien te worden want we dachten dat er nog Duitsers op het bureau waren. Rond de middag hoorden we voetstappen naderbij komen. We hielden ons stil en hoorden Frans spreken. Er werd wat heen en weer gelopen, waaruit we veronderstelden dat het de buren waren die kwamen kijken of ze niets konden meenemen. Toen het overvloedig begon te regenen, besloten we om toch niet te lang meer boven te blijven. Rond vijftien of zestien uur - na zowat acht uur wachten - hoorden we een auto halthouden. Nieuwsgierig zaten we te luisteren en we hoorden mensen naderen. Eerst gingen ze een andere kamer binnen, dan de onze. Tot onze blijde verbazing hoorden we een gekende stem Nederlands spreken. We tilden een plaat iets naar omhoog. De mannen waren sprakeloos van de schrik toen ze ons daarboven zagen zitten. Het gevaar was blijkbaar geweken en we daalden af. „Jongens, jongens, hoe is het mogelijk dat jullie dat hebben aangedurfd. Gelukkig is het jullie gelukt.” Maar wat een gevaarlijk spel hadden we gespeeld ! Het kon evengoed slecht zijn afgelopen. Ze vertelden dat ze allen in legervoertuigen naar het station van Calais waren afgevoerd, om naar Duitsland te vertrekken. Een vijftiental waren te oud bevonden en moesten zich terug in het kamp gaan melden. Waar moesten wij nu heen ? In Calais en in Vlaanderen wemelde het blijkbaar van de Duitsers en er was constant controle. Aangezien zij zich de volgende morgen in Coquelles moesten aanmelden, werkten wij het plan uit om met het vijftiental mee te gaan. Indien onze jonge leeftijd problemen zou geven, zouden wij een kwetsuur voorwenden. Onze kameraden moesten de nacht doorbrengen in het kamp dat nog bewaakt werd door een paar Duitsers, die zich in het bureau bevonden. Wij daarentegen verlieten voorzichtig het kamp langs de achterkant en kropen onder de prikkeldraad door. Het regende, maar we waren opgewekt en zouden ergens bij een landbouwer vragen om te kunnen overnachten. Na een tiental minuten zagen we langs de weg een boerderij en een herberg. In ons beste Frans vroegen wij of we daar konden overnachten. Nog voor we antwoord kregen, hoorden we een Duitse auto stoppen en zagen er twee officieren uitstappen. Wij liepen door de achterdeur en verstopten ons vliegensvlug in een stal. Toen de Duitsers vertrokken waren, kwam de landbouwer zeggen dat ze enkel een biertje waren komen drinken. We mochten de nacht op zijn hooizolder doorbrengen. ’s Anderendaags vroeg in de morgen vertrokken we naar het kamp van
49
'h<
BIJLAGE IV Het werkkamp in Suhl
3f6ï,ufat}farte 0#tocMrbeIter
| ®
Jlög vom Gültsgvoa)
7 3
26.3. bis 1.4.1945 EA4
SR;we: &tu$e: ~
'«
! ..
.....
BIJLAGE V Rantsoenzegels
50
Coquelles. Na enkele minuten kwamen onze oudere vrienden bij ons. We gingen ons aanmelden in het bureau. Daar bevond zich een Duitser en een Vlaming. Met een list trokken we ons uit de slag. Ik kon zogezegd moeilijk stappen en de anderen verzonnen ook iets. We werden ingeschreven en moesten samen aan het werk. Ik wou echter zo snel mogelijk naar huis. Ik dacht er eens goed over na en toen ik 's avonds na het werk op mijn kamer kwam, schreef ik een brief naar huis. Ik meldde dat alles goed ging met mij, maar dat ik zo snel mogelijk naar huis terug wou. Ik stelde hen voor om aan de huisarts een schriftelijk bewijs te vragen dat mijn moeder erg ziek was en ik zo vlug mogelijk huiswaarts moest keren. TERUG THUIS Enige tijd later werd ik op het bureau geroepen. De bediende zei dat ik mij niet ongerust diende te maken, maar dat mijn moeder erg ziek was. Hij gaf me de nodige papieren en ik kon onmiddellijk vertrekken. Ik nam afscheid van mijn vrienden en stapte ontspannen naar het station van Calais. Ik liet mijn verlofbrief zien aan de Duitse bewakers en alles was in orde. Dezelfde avond ben ik thuis gekomen, mijn ouders waren zeer tevreden. Ik vertelde hoe we ontsnapt waren om niet naar Duitsland gevoerd te worden. Moeder antwoordde : „God zij dank, dat ze u niet gevonden hebben. Enkele dagen geleden zijn ze hier naar u komen zoeken. Midden in de nacht werd er op de deur geklopt. We openden pas nadat vader zich had verstopt.” Soms gebeurde het dat de vader meegenomen werd naar de gevangenis en pas vrijgelaten werd wanneer de zoon zich aanmeldde. Thuis hadden wij onze voorzorgen genomen. We woonden te lande in een groot oud huis en in de achterkeuken hadden we een houten muur geplaatst op een afstand van ongeveer één meter van de bestaande muur. Via een afzonderlijk zoldertje konden we de schuilplaats bereiken. De eerste dagen na mijn thuiskomst heb ik daar overnacht. Overdag bleef ik thuis, zonder inkomen, zonder werk, zonder rantsoenzegels. Mijn twee broers, die zich ook moesten verstoppen, gingen overdag werken op een boerderij. Na een paar dagen ging ik ook werk vragen bij een landbouwer en werd gelukkig aangenomen. De boerderij (11) was gelegen langs de grote baan Tielt-Aarsele, en af en toe kwamen er een paar Gestapo's per fiets voorbij, blijkbaar op zoek naar werkweigeraars. Ik was dus zeer waakzaam en heb me meer dan eens moeten verstoppen toen ik op het veld aan het werken was. Ik herinner me nog goed dat ik eens op de hoeve naar de Engelse zender op de radio aan het luisteren was, toen ik plots een Duitse auto voor het raam zag stoppen. Twee Duitse officieren stapten uit. Ik zette vlug de radio af en liep naar de zolder om mij te verstoppen onder lege
51
In lateinischer Schrift, mögl. mit der Schreibmaschine, deutlich lesbar in allen îe iién ausfüllen. Auf lesnare Durcbschlâge achten Q u ittu n g , dem Arbeiter auszubandigen K w ita n tie , den Arbeider te overhandigen Q u itta n c e à délivrer à l’ouvrier
X
Suhl
Datum 1 3 ^ * 1 4
■Ville
Sam m elkonto W anderarbeiter a u s Belgien
B e t r a g _____
M a s .RM î o o . Wir erhielten heute obigen Betrag von uhserénT belgischèn Arbeftër Wij ontvingen Vandaag bovengenoemd: bedrag van onzen belgiscnen arbeider , Noua avons reçu aujourd’hui Ie. montant ci-dessus de-notre ouvrier belge
Janasens
Roger
-
' Pafinuramer / PaSnanupw-
UfrQQ
zwecks Ueberweisung an ter overzending aan pour être transmis 4
J a n sssn s G ustaaf ", JUfiSELE Sneppe 49 \
0 ïe s tfla n d e r n )
Stempel des Betriebes und rechtsverbindlicbe Unterschriften
■%
©USTLOFF-WERftfc, III
WAFFENWERK SUU k LOHNKA
y
In lateinischer Schrift, mögl mit der Scbreibmaschine, deutlicb lesbar îdaflen Teilen Q u ittu n g , dem Arbeiter auszuhandigen K w ita n tie , den Arbeider te overhandigen Q u itta n c e à délivrer à l’ouvrier
-
aijf&len. Auf lesbare Durcb9chKige achten.
-ils *
r
Or!
$
patum X 8 .8 .4 4
Plaats *, S i Ville .. 4».
Qate.......
Sam m elkonto W anderarbeiter au s Belgien
S .R M
I5 ° -
Wir ethielten heute obigen Betrag von uoserem belgischen Arbeiter ' Wij ontvingen ,vandaag bovengenoemd bedrag van onzen belgischen arbeider Nous avons reçu aujourd’hui Te montant ci-dessus de notre ouvrier belge -v . J a n n a e n s
■
R o g e r
.iTyiJSsseport W
zwecks Ueberweisung ait V " ter overzending aan - ./ . • pour être transmis 1 .1. - > V ' -. . .r .■ ■•'
• '-T V;‘ . .. ■. ‘'
-i?-- -• -
-,
eUSTLOFF-W ÈW .l W À F F E N W E rtK * 3 U H L
BIJLAGE VI Uitbetaling Suhl
52
•'•’i P y ^ V ;v: 'V ~:
« • •
. . -i- ?' Stempel des Betriebes und rechtsverbindliçhu üittôtschrUien
Jn
<■'
'
/ f î '
-
■. ^
- 2
’4
'■e m V & W i Ê
-
,
^ -
..
zakken. Ze kwamen alleen om wat boter vragen. Maar op maandagnamiddag 8 mei 1944 liep het wel degelijk mis. Ik was een gracht aan het schoon maken. Volop aan het werk zijnde, hoorde ik plots iemand zeggen „Ausweiss”. Verschrikt richtte ik me op en zag een Feldgendarm en een Gestapo met hun fiets aan de hand naast mij staan. Ik zei dat mijn identiteitskaart op de hoeve in mijn jas zat, waarop ik met hem mee moest. Hij toonde mij zijn revolver en zei mij er vooral niet aan te denken om te vluchten. Toen we in de keuken van de hoeve aankwamen, was de boerin erg geschrokken. Ik wilde mijn jas halen, maar kreeg de kans niet. De dochter van de boerin moest het doen. Ik zei dat mijn identiteitskaart thuis was. Mijn moeder zou ze haar wel geven. Na een tiental minuten was ze met mijn paspoort terug. Na een vluchtige controle moest ik op een damesfiets met hen mee naar de gevangenis in Tielt, in het stadhuis. IN TIELT IN DE CEL Ik kwam daar in een cel met twee bedden terecht. Nog niet ten volle beseffend wat er gebeurde, zat ik daar wat te treuren en na te denken, toen ik plots voetstappen hoorde. De celdeur werd geopend en een jonge man moest bij mij plaatsnemen. We maakten onmiddellijk kennis. Hij vertelde me dat ook hij als werkweigeraar was opgepakt door „de smeerlappen”. Zijn naam was Eeckhoute (12). Hij was Tieltenaar. We vonden het uiteraard allebei verschrikkelijk dat we nu nog werden opgepakt. Opeens hoorden we iemand naderen en het venstertje van onze celdeur werd opengemaakt. Het was de vrouw van mijn vriend die hem kwam bezoeken. Ze stond te wenen en kon met moeite spreken. Mijn celgenoot deed alles om haar te troosten, maar hij had het zelf geweldig lastig. Toen de bewaker kwam zeggen dat het bezoek afgelopen was, vroegen we wat er met ons zou gebeuren. Zo kregen we te horen dat we de volgende dag naar het college in Roeselare zouden overgebracht worden. Ik hoopte dat ik ook nog bezoek zou krijgen, zodat ik dit bericht kon overbrengen aan mijn familie. De minuten gingen voorbij en we hoorden weer iemand naderen. Het venstertje werd geopend en ik zag dat mijn vader (13) daar was. Hij had een paar kledingstukken mee en een paar boterhammen. Op mijn vraag hoe het met moeder was, antwoordde hij dat hij me veel groeten moest doen. Ik vroeg hem zo snel mogelijk naar Roeselare te komen met mijn overige kleren en tabak. Vader beloofde : „Moeder zal morgen ook eens langskomen.” Hij gaf me een kruisje op mijn voorhoofd, maar de woorden : „God zegene en beware u” bleven in zijn keel steken. Voor het eerst in mijn leven zag ik tranen over zijn wangen rollen. Mijn vader besefte waarschijnlijk meer dan ik wat ons was
53
overkomen. Hij had het immers zelf in de eerste wereldoorlog meegemaakt. Pas enkele jaren gehuwd en vader van drie kinderen had hij toen als soldaat afscheid moeten nemen van zijn gezin en pas na vier ellendige jaren had hij zijn vrouw en kinderen teruggezien. Het afscheid viel me ook zwaar en ik had alle moeite om mijn tranen te verbergen. In de jas die vader had meegebracht, zat mijn zakmes. Mijn vriend had het gezien en wou een opening in de deur van onze cel proberen uit te snijden. Ik hield dit niet voor mogelijk, maar mijn vriend bleef aandringen om het toch te proberen. Ik wou toch zeker wachten tot het wat veiliger was en er niemand meer in de gang wandelde. Uiteindelijk, rond negen uur 's avonds, was het stil geworden en besloten we het te proberen. Aan de onderkant van de deur begonnen we om beurt met het mes in het hout te kerven. We konden nu en dan een splinter hout wegnemen. Het zweet druipte van ons af. Toen het gat groter werd, bemerkten we dat er een dubbele wand was : twee planken tegen elkaar. Ik was diep ontgoocheld toen ik inzag dat we geen kans meer hadden, maar mijn vriend wou de poging voortzetten. Rond middernacht was de opening in de eerste wand groot genoeg, maar de tweede wand was heel moeilijk door te kerven. Het mes deed het niet meer zo goed, het werd steeds donkerder en onze krachten geraakten op. Toch deden we voort, met de moed der wanhoop, maar niet meer zo krachtig en met tussenpozen. Toen het 4 uur in de morgen was, deden onze handen zo'n pijn dat we moesten stoppen. In een wanhoopspoging probeerden we nog om met onze bedden een opening in de deur te duwen, maar dat lukte niet. Tot onze grote spijt moesten we vaststellen dat onze poging mislukt was. Ik was uitgeput en werd bang om wat we gedaan hadden. Met die akelige gedachte ben ik in slaap gevallen. Rond 7 uur werden we opgeschrikt door naderende voetstappen. Nog snel een paar splinters hout onder het bed geveegd, onze jas aangetrokken, en de deur was nog maar half open, of we glipten naar buiten, zodat ze niets merkten van de vernieling. Tussen twee gewapende Duitsers in, stapten we naar de straat waar we plaats namen bij Duitse soldaten in een legervoertuig. Zo vertrokken we naar het college van Roeselare. OPGESLOTEN IN HET COLLEGE VAN ROESELARE Daar werden we binnengeleid langs een lange brede gang met aan beide zijden kamers waarin werkweigeraars gevangen zaten. We kregen er een bed toegewezen en iedereen van de kamer sprak ons aan. We voelden dat er ons niets goeds te wachten stond. 's Anderendaags in de namiddag kwam iemand me zeggen dat ik bezoek had. Toen ik in de gang stapte, zag ik aan de ingang mijn ouders staan. We gingen elkaar tegemoet en met beide armen nam moeder me vast, zeggende : â&#x20AC;&#x17E;Mijn
54
jongen”, maar toen begon ze te wenen. Ik probeerde haar te troosten en zei : „Ween niet, moeder, ik zal mijn plan wel trekken in Duitsland, er zijn er hier zoveel zoals ik”. Vader stond me ook verdrietig aan te kijken en ik vroeg of ze alles bijhadden wat ik gevraagd had. Vader stelde me gerust. De bewaker kwam naderbij terwijl moeder me een paternoster in de zak stopte en me vroeg om zo snel mogelijk een brief te schrijven. Ze gaven me beiden een kruisje op het voorhoofd en moeder zei : „Roger, jongen, we zullen veel voor je bidden.” Ik geloofde haar, want wij waren christelijk opgevoed. Ik had toen al een zuster die toegetreden was tot een kloosterorde. Het gebed was voor mijn moeder een troost en een sterkte. Vader bleef me weemoedig aankijken en moeder begon opnieuw te wenen. Toen hebben we afscheid genomen. Ik wuifde hen nog eens na, stapte naar mijn kamer om mij op mijn bed te leggen en daar mijn tranen eindelijk de vrije loop te laten. Het afscheid viel me zwaar. Onmiddellijk kwamen een paar kameraden naar me toe en probeerden me zoveel mogelijk te troosten. Zoals men zegt : In de nood kent mijn zijn vrienden. Op donderdag rond 18 uur konden een paar jongens ontsnappen toen twee meisjes na een bezoek het gebouw wilden verlaten. De bewaker was een oudere Duitser en toen hij de deur voor de meisjes geopend had, werd hij door een viertal jongens aangevallen zodat hij achterover op de grond viel. Van die gelegenheid maakten ze gebruik om te vluchten. Door het lawaai kwamen wij in de gang kijken en ik zag nog net een jongen en een meisje naar buiten lopen. Wij gingen naderbij, maar de bewaker had al een revolver getrokken. „Achteruit of ik schiet”, riep hij. Onmiddellijk werd per telefoon versterking gevraagd en na enkele minuten kwamen twee officieren naar binnen. Met de revolver in de hand beval de officier iedereen om zich in de gang op te stellen in rijen van drie. We werden geteld en toen ze wisten hoeveel er ontsnapt waren, moesten we terug naar onze kamer. ’s Anderendaags, de vrijdagmorgen, kwam een persoon uit het bureau ons zeggen dat iedereen zich vertrekkensklaar moest maken en na een tiental minuten kwamen een paar gewapende Duitsers zich opstellen aan de uitgang. DE TOCHT NAAR HET DUITSE LEGERKAMP De deur werd geopend en iedereen werd naar buiten gestuurd, waar legervoertuigen al klaar stonden. Op ieder voertuig zat achteraan een Duitser en zo zijn we weggereden, richting Tielt. Ik schreef vlug een briefje, want ik vermoedde dat we over Aarsele zouden rijden, wat ook gebeurde. Daar deed ik een teken naar een meisje dat per fiets was en ons nieuwsgierig bekeek. Ik liet mijn briefje op de weg vallen en ze heeft het inderdaad aan mijn moeder bezorgd. Intussen reed het droevige konvooi verder via Deinze om aan het
55
station van Gent halt te houden. Onmiddellijk kwamen Duitse soldaten op de weg postvatten, met de wapens in de hand. We kregen het bevel uit te stappen en ons op te stellen in rijen van drie. Een paar keer werden we geteld. Ondertussen kwamen steeds meer vrouwen toegelopen. Toen we naar het perron opstapten, kwam plotseling een meisje naar de middenrij gelopen om zich met beide armen aan een jongen vast te klampen. Onmiddellijk werd ze hardhandig vastgenomen door een Duitser en opzij geduwd. De trein stond al op het perron en onder het waakzaam oog van Duitse militairen stapten we in. Daarna kwam op iedere wagon een soldaat plaatsnemen op de treden aan de ingangsdeur. Nagewuifd door wenende vrouwen zijn we zwaar te moede vertrokken. De jongen die zopas door het meisje omhelsd was geworden, zat naast mij op de trein en na een tijdje vroeg ik of het misschien zijn vrouw was geweest. Hij antwoordde dat het zijn verloofde was. Het gesprek leerde mij dat hij Julien Saelens was, afkomstig van Brugge en nationaal kampioen in de honderd meter spurt. Ik antwoordde dat het wel erg moest zijn om als sportman naar Duitsland gevoerd te worden. Hij beaamde dit : â&#x20AC;&#x17E;Ja jongen, het is zeker erg, ik zou er woedend van worden.â&#x20AC;? Ik vond het beter om hem verder met rust te laten. Intussen reden we steeds verder van huis weg om in het station van Antwerpen tot stilstand te komen. Daar stonden een vijftigtal jonge mannen omringd door gewapende Duitsers. Ze moesten naar de trein toestappen en bij ons plaatsnemen. Ook daar namen vele vrouwen wenend afscheid van hun mannen. Twee vrouwen zakten van ontroering in elkaar en werden met een draagberrie weggevoerd. Het was ook voor ons een geweldig pijnlijk ogenblik. Velen konden hun tranen niet bedwingen. Het is iets wat men niet kan vergeten. Toen vertrok de trein, streng bewaakt, richting Duitsland. WEIMAR (14) Rond de middag van de volgende dag stopte de trein. Toen we uitstapten, zagen we dat we in de stad Weimar waren aanbeland. Opgesteld in rijen van drie werden we nogmaals geteld. We werden binnengeleid in een grote zaal vol bedden zodat men er nauwelijks kon doorheen lopen. Iedereen kreeg een bed met deken toegewezen. De volgende dag moesten we allen naar een ander gebouw, om vragen te beantwoorden zoals bv. welk beroep we thuis hadden uitgeoefend, 's Maandags moesten we naar de fabriek : een zeer groot gebouw met observatieposten, waarop een gewapende Duitser om iedereen gade te slaan. Ik werd meegenomen naar een slijpmachine waar een oudere Duitser mij alles aanleerde. Hij adviseerde mij niet snel te werken, maar degelijk, want
56
slordig werk werd als sabotage beschouwd. Eenmaal heb ik gezien dat een buitenlander door twee Duitsers werd weggeleid. Wat hij misdaan had, wist ik niet, maar die jongen hebben we nooit meer teruggezien. Julien Saelens had het ook moeilijk om zich aan te passen. Hij sliep naast mij op dezelfde zaal. Ik ondervond dat hij het aartsmoeilijk had om de tucht van de Duitsers te aanvaarden en meerdere malen heb ik hem gevraagd zich niet vijandig op te stellen en de indruk te geven gehoorzaam te zijn, maar hij was erg prikkelbaar. Het waren misschien de negatieve gevolgen van zijn gebroken loopbaan die hem dwars zaten. Later heb ik vernomen dat Julien zou zijn doodgeschoten, wellicht wegens weerspannigheid. Een vriend vertelde me dat Duitsers op een bepaald ogenblik in de fabriek verschenen en hem wensten te fotograferen. Hij liet zich echter achter een machine vallen. Naar verluidt heeft men na de oorlog in Brugge of in een randgemeente ervan een sportplein naar hem genoemd. Het eten was niet slecht, maar de hoeveelheid onvoldoende. Na het werk werden vele brieven geschreven. Ik heb er slechts een paar ontvangen, misschien als gevolg van de landing van Amerikanen en Engelsen in Frankrijk, een maand na ons vertrek. We sliepen op een strozak en onder een deken in houten bedden, twee per twee boven elkaar gestapeld. Iedere nacht werd er luchtalarm gegeven en moesten wij zo snel mogelijk in een schuilkelder waar het zeer kil was. Na enkele dagen hoestte iedereen en we vreesden ziek te worden. Na een aanwezigheid van tien dagen, zagen we nog enkele jongens uit ons land aankomen. Nieuwsgierig ging ik kijken, toen ik opeens mijn buur Julien Maes (15) herkende (zie foto als Bijlage VIII). Ontroerd drukten we elkaar de hand. Hij vroeg voorzichtig te zijn, want hij was aangeschoten in zijn linkerarm. Toen hij het verband wegnam, was de wonde nog goed zichtbaar en zeker niet genezen. Hij vertelde me alles. Een Feldgendarm en een paar Gestapo's stonden onverwacht bij hem voor paspoortcontrole. Hij was werkweigeraar en wilde vluchten, toen hebben ze op hem geschoten. Opeens zag Julien bloed langs zijn hand afdruipen en een beetje verder viel hij uitgeput op de grond. Hij kreeg nog een paar slagen en werd in de gevangenis van Tielt opgesloten. SUHL (16) Een paar weken later werden Julien Maes, ikzelf en nog vele anderen overgebracht naar de stad Suhl. Wij kwamen terecht in een groot kamp omringd door prikkeldraad met aan de ingang een Duitse wacht. Het was een bergachtige streek en het kamp was gelegen op een heuvel, zodat we veel trappen op moesten (zie Bijlage IV). Er logeerden heel wat Belgen en
57
Nederlanders. Zestien personen sliepen op één kamer en iedereen had naast zijn bed een kast om op te bergen wat hem toebehoorde. We werkten in een grote fabriek op een kwartier van het kamp. Een oudere Duitser leerde mij het werk aan op een grote freesmachine. Na enkele dagen moest ik de ene week overdag en de andere week 's nachts werken. Tijdens de nachtdienst kregen we om middernacht soep in de keuken. Als er overschot was, kregen de eersten in de rij een tweede kans. Iedereen wilde bij de eersten zijn. Wij stapten naar de keuken een paar minuten vooraleer er geblazen werd. Maar een Duitse wacht met hond hoorde vaak onze voetstappen in het donker. Wanneer hij zijn zaklamp op ons richtte, moesten wij ons snel verstoppen, zoniet kwam zijn hond op ons af. Op zekere dag vroeg de Duitser die mij afloste op het werk of ik geen tabak had. Ikzelf rookte niet. Als ik hem 50 gr. tabak wilde geven, zou hij broodzegels geven van zijn toeslagkaart (zie Bijlage V). Dan kon ik bij de bakker een stuk brood kopen, 's Anderendaags had ik tabak bij en hij de broodzegels en we konden ruilen. Dit gebeurde elke maand en zo had ik iets meer te eten. Bijna iedere maand kregen we minder en minder eten en er werd veel honger geleden. Eenmaal heb ik van thuis een pakje gekregen met een stuk varkensvlees erin. U kunt zich niet inbeelden hoe lekker het smaakte als ik er nu en dan een klein stukje van at. Er zaten twee ribbebeenderen aan vast. Die deed ik in een potje en voegde er wat gras aan toe. Ik liet dit op het vuur koken en zo had ik soep ! Slapen met slechts één deken werd in de winter te koud. Julien sliep in het bovenste bed, ik in het onderste. We besloten maar beiden onderaan te slapen. Gemakkelijk was dit niet, maar zo hadden we twee dekens, en met onze broek en jas er bovenop was dat een stuk warmer. Meer dan eens hingen er na een strenge nacht ijskegels aan de strozak boven ons. STRIJD TEGEN DE HONGER Op een dag in de winter kwam de Vlaamse Duitsgezinde kampleider op mijn kamer zeggen dat ik mij moest aanmelden aan de uitgang van het kamp. Daar aangekomen zag ik drie andere jongens. Een vrachtwagen kwam aangereden. Wij klommen erop. Een tiental kilometers verder werd er aan een rots gestopt, toen ging een grote poort open. In de holte van de rots lag het vol aardappelen. De Duitse bewaker beval ons lege zakken met aardappelen te vullen en ze dan op de vrachtwagen te laden om ze naar een andere bestemming te brengen, 's Middags kregen we soep, maar in de namiddag kregen we het echt moeilijk door de honger en het zware werk. Naar de avond toe spraken we af om te proberen elk een zak aardappelen mee te
58
nemen naar onze kamer. De laatste keer dat we de vrachtwagen laadden, gebeurde dit met losse aardappelen. We hadden vlug een ander plan. Zonder dat de wacht het merkte, bonden we met een koord een lege zak onder onze jas. Nadat de vrachtwagen was volgeladen, sprongen wij er bovenop en we waren vertrokken. Het was bar slecht weer : koud met sneeuwbuien. Onderweg maakten we de zakken los en vulden ze half met aardappelen. De zakken werden enkele meters vóór het kamp op de grond gegooid. Het was donker en in de stuurhut konden ze niks merken. Toen we afstapten, gingen we de aardappelen zoeken. Als we die hadden gevonden, liep ieder van ons met een zak aardappelen langs de zijkant van het kamp onder de prikkeldraad door naar zijn kamer, want de wacht aan de ingang mocht dit niet merken. Toen ik op de kamer kwam, stond iedereen nieuwsgierig toe te zien. Als ze zagen wat ik bijhad, was het dolle vreugde. Iedereen op de kamer kreeg enkele aardappelen en de rest was voor Julien en voor mij. De kachel werd onmiddellijk aangemaakt, de aardappelen werden op het vuur gezet en halfgaar opgegeten. En of het smaakte ! Men moet inderdaad zoiets hebben meegemaakt om te weten wat het betekent honger te lijden. Naar het einde van de oorlog toe werd het voedsel steeds kariger. Tweemaal in de week kregen we ons rantsoen brood, boter en vlees. We verdeelden het, zodat we iedere dag iets te eten hadden. Sommige jongens aten onmiddellijk alles op. Toen ik eens met mijn stukje brood naar de keuken ging om het daar met de gekregen koffie aan tafel op te eten, nam iemand rechtover mij plaats aan tafel. Hij had niets te eten, alleen zijn koffie te drinken. Die jongen zat me zo aan te kijken terwijl ik mijn brood opat en nakauwde dat ik dit niet meer kon aanzien en hem mijn stuk brood gaf. Ik zei hem : „Jongen, verdeel ook jouw rantsoen, zo heb je iedere dag iets te eten”. Hij keek me weemoedig aan, en had waarschijnlijk begrepen wat ik bedoelde. Nooit heeft hij nog aan tafel naast mij plaatsgenomen. Het gebeurde af en toe dat er iemand op de kamer in de put zat, erg mistroostig en verdrietig was. Maar iedereen was bereid iedereen te troosten, tot het verdriet enigszins vergeten was. Ja, soms werd er zelfs samen een liedje gezongen om zo alle ellende en miserie te vergeten. Op zondag gingen de meesten naar de kerk om de mis bij te wonen. Anderen op de kamer gingen niet mee, maar dat werd hen geenszins kwalijk genomen. Ze waren vrienden zoals de anderen. Het wassen en het onderhouden van het ondergoed, zoals het stoppen van de sokken, gebeurde door ons, gewoonlijk op zaterdagavond en op zondag onze enige vrije dag. Ik ben vergeten hoeveel we betaald werden voor het werk in de fabriek. Mijn ouders hebben op 13-7-1944 honderd mark en op 18-8-1944 honderd vijftig
59
mark ontvangen. Het afzendadres was : Gustloff-Werke Waffenwerk Suhl Lohnkasse. Daarvan heb ik nog bewijzen in bewaring (zie Bijlage VII). Nadien heb ik, volgens mijn herinnering, nog een paar maal geld opgestuurd, maar ze hebben het niet meer ontvangen. We voelden ons verzwakken omdat we te weinig voedsel kregen en we verlangden naar de verlossing, die er uiteindelijk kwam. DE BEVRIJDING Op maandagmorgen 7 mei 1945 trok iedereen zoals gewoonlijk naar de fabriek. Ikzelf werkte gedurende die week 's nachts en bleef in de kamer. Ongeveer een uur nadien kwam iedereen terug op de kamer, zeggende dat het nu niet lang meer kon duren. Sommigen hadden moeten helpen om documenten te verbranden. Iedereen diende zo snel mogelijk naar het kamp terug te keren. Wij voelden de bevrijding naderen. We werden bijna gek van vreugde. Toen kwam de kampleider op de kamer met de vraag of iedereen zich naar de schuilkelder wilde begeven. Daar pas aangekomen, hoorden we dat er geschoten werd. Wij hoopten dat het gevecht van korte duur zou zijn. Uiteindelijk duurde het ongeveer de hele voormiddag. Een paar van ons stapten naar buiten. In de verte zagen ze een rij tanks. â&#x20AC;&#x17E;Waarschijnlijk Amerikanen,â&#x20AC;? werd er gezegd. Een barak stond in brand. Voor de deur lag het verkoolde lijk van een jongen. Droevig ! We gingen naar onze kamer en pas nu drong het tot ons door dat we bevrijd waren. De vreugdeuitbarsting was enorm. Het was in de vroege namiddag. Door honger gedreven, besloten we met een viertal naar het dorp te gaan. Aan het station zagen we een paar wagons op een zijspoor staan. Ze werden opengebroken. Ze waren geladen met zakken fijne witte suiker. Het was ongeveer een jaar geleden dat we dat nog gezien hadden. Een zak werd wat lichter gemaakt en meegenomen. Het was een feest voor iedereen. Vier andere jongens brachten zowaar een half varken binnen. Zij waren een slachthuis binnengedrongen en hadden daar een aantal stukken vlees afgesneden. Het was echter van het goede teveel. De volgende dag had iedereen diarree en dit duurde een paar dagen. Waarschijnlijk al de dag na de bevrijding werden we door de Canadezen per vrachtwagen naar een verzamelplaats gebracht. We spraken wel alle zestien af om op een bepaalde zondag naar Scherpenheuvel te gaan, wat nadien ook is gebeurd. TERUG NAAR HUIS Van de verzamelplaats werden we naar het station gebracht, waar de treinreis naar huis begon. We hadden plaatsgenomen op open wagons. Het duurde lang. Af en toe stopte de trein een paar uur om legermateriaal te laten
60
Q andenkm aan de blijde thuiskomst L a V iv K S t n / i %
°n :r ó '^ ip ,
Vht God bewaart, is wel bewaard UITGAVE : K.A.V. I»03TSTRAAT ttl*. BRUSSEL.
BIJLAGE VII Aandenken pastoor Aarsele
61
voorgaan. We zagen de verschrikkelijke verwoestingen van de oorlog. Ook was de spoorweg op een aantal plaatsen vernield. Eindelijk waren we in het Groothertogdom Luxemburg. Julien en ik telegrafeerden naar huis, met de mededeling dat we in aantocht waren. Eerst dienden we op het bureau ons Duits geld af te geven. Alles werd er genoteerd en nagezien. We hebben er ook overnacht en de zondagmorgen reisden we verder door de Ardennen. In Brussel hebben we nog een dramatisch moment meegemaakt. Iemand van ons herkende de Gestapo die hem had aangehouden. De man werd toegetakeld. Slechts op het nippertje kon de politie tussenbeide komen en hem meenemen. Met een andere trein reden we over Gent tot in Deinze. Eindelijk bereikten we ons geboortedorp Aarsele. Op het perron zag ik mijn vader staan. Hij kwam snel naar ons toe. Het weerzien was geweldig ontroerend. Ik vroeg onmiddellijk hoe het thuis was. Moeder, broers en zusters bleken allemaal in goede gezondheid te zijn en vol verlangen om me weer te zien. Met motors van kennissen uit het dorp werden Julien en ik naar de wijk 't Meike gebracht. Er was daar ieder jaar in mei een feest. Van toeval gesproken : het was juist die zondag ! We werden door iedereen toegejuicht. Het leek wel een andere wereld waar we in terechtkwamen, met een praalwagen, dans, muziek en drank. Onvergetelijke ogenblikken. Ondertussen was Julien al naar huis, om zijn vrouw en kind terug te zien. Hij woonde slechts vijf minuten daarvandaan. Ik wilde ook naar huis en moest plaats nemen op een motor. Ondanks een jaar van angst, onzekerheid en weinig eten - vooral de laatste drie maanden - is het God zij dank nog goed afgelopen, alhoewel de gevolgen niet zijn uitgebleven ( 17). Hier wil ik aan toevoegen dat alle weggevoerden van de pastoor van Aarsele een schriftelijk aandenken hebben gekregen (zie Bijlage VII). Het hangt, ingelijst als een relikwie, nog steeds bij mij thuis. Ziedaar hoe wij de oorlog hebben meegemaakt en overleefd en wat wij als werkweigeraar en nadien als weggevoerde hebben moeten trotseren : veel angst en ellende. Wel waren er nog grotere slachtoffers. Zij die in de concentratiekampen meedogenloos en gruwelijk werden vermoord. Moge dit alles voor de jongeren, die het gelukkig niet meemaakten, een waarschuwing zijn. Voor de gewone mens is de oorlog verschrikkelijk, vernietigend, moordend en onrechtvaardig.
62
BIJLAGE VIII Rechts : Roger Jansens, links Julien Maes
Roger Janssens in 1946
> Nationaal Verkond der W eggevoerden \r 7 \ \ 1
r>
V.Z.W. ü.
ONDER DE HOOGE BESCHERMING VAN
- H. M. KONINGIN ELISA BETH -
M
,,
,,T
N. V. W .
ERKEND BIJ BESLUIT VAN DEN REGENT D.D. 21 AUGUSTUS 1947
ÜDKAART N °
54123
ONTVANGEN van Mr tlAHS.SElÏ.S....RQ.^êX............... woonachtig......................................... , ..........S n e .p ll 0.fik....straat, nr.....4 9
t e ......... AAHSELE-..................., de som van 40 fr. voor lidgeld 1948. H et Lid,
T el.
21.00.35
De A lgem eene Secretaris,
—
P o in c a r é l a a n ,
79,
De Gewestelijke Secretaris,
lr ussel
—
P. C. R. 5002.03
BIJLAGE IX Lidkaart van het Nationaal Verbond der Weggevoerden
63
EPILOOG We leven al in het jaar 1991 als ik dit neerschrijf. Het is 46 jaar geleden dat er een einde aan de oorlog kwam. Tot nu toe ben ik nog altijd niet erkend als weggevoerde en heb dus nog geen enkele vergoeding ontvangen. Na de oorlog konden we een aanvraag indienen, wat ik heb gedaan. Maar het antwoord liet op zich wachten. Later heb ik gedacht dat er iets fout was gelopen en heb ik een tweede aanvraag ingediend op 28 november 1982, met alle bewijsstukken. Helaas werd mijn aanvraag op 24 september 1984 door de controle commissie in Gent onontvankelijk verklaard. Ik was zeer teleurgesteld. Een lid van de controlecommissie liet me weten dat er nog een kleine kans was dat de aanvragen zouden heropend worden. Maar tot nu toe is daar nog niets van in huis gekomen. Mijn geval is geen zeldzaamheid, velen zijn niet eens erkend. Roger JANSSENS
VOETNOTEN
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Ze trouwden in Kanegem op 12 mei 1949. De tabaksfabriek Van Der Cruyssen. Het betrof de Feldkommandantur, Kortrijkstraat 59 (St.-Jozefscollege). Oorlogsburgemeester Adolf Van Aerde. Sneppe 49 in Aarsele. Er waren nog vijf kinderen thuis, waarvan twee broers (Valère en Viktor) eveneens ondergedoken leefden. Zij werkten bij landbouwers. 7. Het betreft Denise Govaere. Zij werkte in dienst van aannemer Debusschere. 8. De smalste zeebreedte tussen Frankrijk en Engeland. 9. Frans Bouckaert, Tielt 02.12.12 - 27.08.1991. 10. Er was nog een Aarselenaar bij de groep, te weten Leon Vlaminck (°07.06.1922), die nu nog in Aarsele woont (Sterrestraat 65). 11. De hoeve was uitgebaat door de weduwe Helena Blancke. 12. Nadien heb ik hem nooit meer ontmoet. 13. Gustaaf Janssens, Dentergem 23.02.1882 - 27.11.1962. 14. Stad in de omgeving van Erfurt, in de bondsstaat Thuringen (voormalige DDR), vrij dicht bij de Tsjechische grens. 15. Julien Maes is in Aarsele geboren in 1922, woonde later in Bavikhove, nu in Harelbeke. 16. Stad in Thuringen, in het Thuringerwoud. 17. De auteur heeft het hier over een latere maagoperatie.
64
DE BROEDERSCHAP VAN SINT-HUBERTUS IN MARKEGEM De confrérie werd in 1665 opgericht, hoogstwaarschijnlijk onder impuls van E.H. Aegidius Cuypers, pastoor van Markegem van 24 juni 1646 tot zijn dood op 8 november 1684. Hij was baccalaureus in de theologie en kon vermoedelijk rekenen op de steun van dorpsheer Philippe-François du Faing (ca. 1622-1680), die niet alleen heer was van Marckeghem, ter Hoyen en Ronneck (Markegem), maar ook van Op- en Nederhasselt, Jamoigne, Faing, Rye, Pontrave, etcetera. Als belangrijke Luxemburgse edelman uit de buurt van Saint-Hubert zal hij in hét cultusoord van de patroonheilige der jagers zijn invloed wel aangewend hebben (1). In ieder geval was de parochie al in het bezit geraakt van een relikwie van de lokaal vereerde H. Lucia. De abt van een klooster nabij Luxemburg had het kleinood geschonken en bisschop Karei van den Bosch keurde het in 1662 goed (2). Een confrérie is een godsdienstige vereniging die de verdieping van de individuele en openbare geloofsbeleving nastreeft. Als onderdeel van de Contrareformatie, die onder meer de verering van het H.Sacrament en de heiligen propageerde, kenden de broederschappen vooral in de periode 16251750 hun ontstaan en hoogste bloei (3). De heilige Hubertus (° ? ca. 655 - Tervuren 727), bisschop van Maastricht, werd in Markegem vereerd als beschermheilige tegen rabies (hondsdolheid) en volgens een kranteartikel uit 1876 om bewaerd te worden van uitzinnigheid en razernye : maer nog meer van de razernye der zonde. In dat jaar beschikte die journalist nog over het register met de ingeschreven broeders en zusters van de confrérie. Vooraan prijkten de 13 namen van de Markegemse pastoors die tussen 1665 en 1794 als hoofdmannen optraden. Daarna volgden de namen van meer dan 1000 leden, van wie er ruim 600 in Markegem woonden. Meer dan 400 leden waren afkomstig uit 28 andere parochies die we in volgorde van inschrijving opnoemen : Kortrijk, Oeselgem, Wakken, Sint-Baafs-Vijve, Meulebeke, Dentergem, Oostrozebeke, Gottem, Wielsbeke, Tielt, Grammene, Zulte, Sint-Eloois-Vijve, Dendermonde, Ruiselede, Olsene, Oordegem, Aarsele, Gent, Ingelmunster, Wingene, Deinze, Nokere, Vinkt, Desselgem, Lendelede, Moorsele en Gullegem (4). Deze opsomming illustreert duidelijk dat de Markegemse broederschap in de wijde omgeving weerklank vond. De inkomsten van de vereniging werden beheerd door een aparte ontvanger die kon rekenen op collecte- en offerblokgeld en op het octaaf, het achtdaagse kerkelijke feest dat begon op 3 november, de naamdag van de vereerde heilige. Als Sint-Hubrechtmeester staan bekend : koster Joos
65
Vanden Heede (1665-'88), kerkbaljuw Christoffel Goerlant (1688-f 1724), Joos Van Ackere (1724-37), Joannes Van Ackere fs Joos (1737-vóór 1742) en Joannes Gourlandt ( 1759) (5). Voor de periode 1665-'96, grotendeels oorlogsjaren, zijn er rekeningen bewaard gebleven. In 1665 beliepen de ontvangsten maar 15 p. 8 s. par., maar de 26 bekende jaarrecettes bedroegen samen 1135 p. 5 s. 6 d. par., wat een jaargemiddelde van 43,66 pond parisis betekent. De financiën van deze tamelijk bloeiende broederschap zijn dus aanvankelijk goed te volgen en dit vinden we belangwekkend genoeg om die sommen af te drukken. 1665 - 11-07-1672 50 p. (jaargemiddelde) 12-07-1672- 20-08-1673 72 p. 10 21-08-1673 - 19-12-1674 74 p. 18 20-12-1674- 30-01-1676 47 p. 19 - 40 p. 11 = v P. 8 = 3p. 16- 6 30-01-1676-02-03-1677 37 p. 5 - 6 - 34 p. 9 = 14-02-1678 -31-05-1679 35 p. 14 - 35 p. 12 - 6 s. 31-05-1679-21-02-1680 31 p. 14 - 22 p. 9 = 9p. 5 21-02-1680- 12-02-1681 26 p. 8 -33 p. 12 = 7p. 4 12-02-1681 -29-04-1682 34 p. - 21 p. 12- 6 = 12 p. 7 - 6 - 4 p. 11- 6 = 29 p. 4 - 6 07-07-1684-01-03-1685 33 p. 16 01-03-1685 -20-02-1686 56 p. 9 -35 p. 19- 6 = 20 p. 9 - 6 - 22 p. 0 - 3 = 7 p. 9 - 9 20-02-1686- 10-02-1687 29 p. 10 10-02-1687- 10-02-1688 23 p. 8 - 6 - 12 p. 4 = 6p. 4 - 6 = 25 p. 6 - 6 10-02-1688-31-01-1689 78 p. 10- 6 -53 p. 4 - 37 p. 16 31-01-1689 - 15-02-1690 66 p. 2 = 28 p. 6 15-02-1690-24-03-1691 63 p. 1 -27 p. 8 = 35 p. 13 -34 p. 14 06-03-1692- 23-04-1693 38 p. 19 = 4 p. 5 23-05-1693 -20-03-1694 29 p. 5 -22 p. 12 = 6p. 13 13-05-1695 - 24-03-1696 18 p. - 14 p. 18 = 3p. 2 Met die inkomsten kocht de ontvanger telkens weer kaarsen, wierook, hosties en koeckens omme te weven voor St Ubrecht. In 1666 werd er meteen een beeld van de heilige (59 p. par.) bij de Leie in Oeselgem afgehaald en een jaar later kon dit in een casse, afgesloten met een vyestere, tentoongesteld worden. Pastoor Cuypers zag in de confrérie zeker ook een welkome aanvulling voor de altijd weer negatief afgesloten kerkrekeningen, want in 1670-71 werden de meeste ontvangsten gebruikt voor de oprichting van een nieuw hoogaltaar waarbij Sint-Hubertus voortaan met des te meer eerbied vereerd kon worden. In 1674 kreeg de Tieltse schrijnwerker Caerel Tack daarvoor nog een afbetaling en tegelijk mocht hij toen ook het tabernakel herstellen. In 1672 is er voor het eerst sprake van het doen vande messe van requehem over de overledenen broeders ende susters van het broederschapt van Ste
66
Sint-Hubertus zegent mensen en dieren (begin 18de eeuw ?). Schilderij (ca. 2 x 1,6 m) in het noordelijk koor van de St.-Amandus- en Ste-Luciakerk van Markegem. Foto : A.C.L.
Zilveren reliekhouder van St.-Hubertus en Sinte-Lucia (begin 18de eeuw).
Ubrecht. De pastoor ontving daarvoor 2 p. 8 s. par. en de koster over het selve te dienen met het luyden evenveel. Jaarlijks kocht het genootschap heel wat spendewas, roetkaarsen en vooral veel communiebroodt of messebroodt. In 1681 bijvoorbeeld bestelde koster Joos Vanden Heede bij Jan Van Daele in Nevele 260 coucxkens, waarvan er 68 nodig waren bij Sint-Hubertusdag. Zij kostten een half blancke (= 1/2 stuiver) het stuk (6). Die gewijde broden herinnerden aan de gewoonte in de abdij van Saint-Hubert waar ze eerst met de relikwie van de heilige in aanraking gebracht werden en zij bespaarden de pelgrims alvast een tocht naar de Ardennen (7). Uit de weinige overgebleven heerlijke rekeningen blijkt dat dorpsheer Charles-Philippe du Faing de broederschap ten volle steunde. In 1682 en '84 liet hij elke keer 1 p. 3 s. 4 d. grote betalen aan brouwer Frans Vlerick uit „De Roode Vierschaere” over de leveringhe van een tonne bier bij den voornoemde heer grave gheiondt ande weycnechten jeghen Ste Huybrechtdach (8). Eveneens in 1682 blijkt de broederschap over volle en dus pauselijke aflaatbullen te beschikken in quator maioribus d.i. op de vier belangrijkste kerkelijke feestdagen. Dit maakte het lidmaatschap uiteraard nog aantrekkelijker en de leden konden dus door welbepaalde vrome oefeningen aanzienlijke kortingen op hun vermoedelijke verblijf in het vagevuur versieren (9). In 1688, met kerkbaljuw Christoffel Goerlant als nieuwe Sint-Hubertusmeester, gooide de confrérie een nieuwe troef of tafel, namelijk het vuer gaen branden. Misschien wel door tussenkomst van de dorpsheer kreeg Christoffel toen een zogenaamde Sint-Hubertussleutel in handen, een herinnering aan Sint-Hubertus' reis naar Rome, waar paus Sergius I (687-701) hem toen „de cornet” gegeven zou hebben. Dit betrof een ijzeren staafje dat eindigde op een hoefijzervormig brandmerkje, bovenaan afgeboord in een stompe Vvorm. Gewapend met dit in Saint-Hubert gewijde instrument trok de onverschrokken kerkbaljuw de streek rond om waar men er hem om verzocht de honden preventief (tegen hondsdolheid) dit merkteken bovenop de kop te branden. Tussen 10 februari 1688 en 31 januari '89 bijvoorbeeld kreeg Christoffel Goerlant 20 p. par. over syne devoyren van het gaen branden ten dyverschen plaetsen van den gheheelen jaere. Om aan deze drastische dierengeneeskunde de vereiste ruchtbaarheid te geven, liet de broederschap toen tegen 3 november 100 plackbriefven drukken bij Michiel Maes in Gent. En om voortaan zelf de Sint-Hubertuskoeken ten gheriefve van de pilgrims te kunnen bakken, werd er een half vat tarwe aangekocht. Nog in 1689 werd er een berrie aangeschaft waarop het beeld van de heilige in processie rondgedragen kon worden. Vandaag de dag nog vindt de grote Markegemse kermis plaats op de zondag na Sint-Hubertus.
68
Om de plechtigheiden wat meer luister bij te zetten, vroeg pastoor Livinus Seye anno 1692 de koster van Wakken om tijdens het octaaf het orgel te komen bespelen. In 1690 en '91 bleek de Markegemse koster de requiemmis enkel te zingen, hoewel hij in 1694 betaald werd voor synen dienst met liet orghelspel opden qflaet van Ste Huybrecht. Het jaar daarop, toen de Fransen zelfs de offerblokken plunderden, was het de pastoor die het jaargetij zong (2 p. 8 s. par.) en de koster die diende en luidde (1 p. 16 s. par.) (10). Vermoedelijk in het begin van de 18de eeuw werd de kerk verrijkt met een schilderij van zo'n 2 bij 1,6 meter waarop de heilige Hubertus afgebeeld is terwijl hij mensen en dieren zegent. Er ontbreken bronnen om dit kunstwerk precies te dateren. Zeker al vóór 1724 verwierf de confrérie een door bisschop Philippus Erardus Van Der Noot (1694-1730) goedgekeurde relikwie van de vereerde heilige, meer bepaald een behoorlijk stukje been. Dit werd samen met de relikwie van de heilige Lucia in één zilveren schrijntje op voet vereerd en onder meer in de processie meegedragen. Met de nu nog bestaande reliekhouder, waar een jachthoorntje aan vasthangt, zegende de pastoor de gelovigen. Enkele tweejaarlijkse rekeningen met de opbrengsten van de zegenpenningen en het geld uit het offerblok en de schaal van Sint-Hubertus zijn bekend : 11 p. gr. (1727), 10, 5 p. (1729), 12,5 p. (1731), 9 p. (1733) en 10 p. 16 s. gr. in 1735. Pastoor Petrus Berth ( 1723-t 1763) gaf al die bedragen uit ten voordele van de kerk. Zo liet hij in 1735 twee rode damasten vaandels maken, waarvan er wel één voor de broederschap gebruikt zal zijn (11). Uit de kerkrekening van 1773-74 blijkt dat Joseph De Jonghe toen als SintHubertusmeester optrad. Vanaf 1 februari 1774 haalde hij in één jaar 16 sch. 9 d. gr. op met de schael van Ste Hubertus (H. Lucia, ruim 8 s.) en de zegenpenningen met de relikwieën van beide heiligen leverden nog eens 2 p. 5 s. 5 d. 6 gr. op . Traditioneel liet de broederschap ook toen een gezongen mis opdragen op de feestdag van haar patroonheilige. De pastoor ontving daarvoor 3 sch. 4 d., de koster 1 sch. 8 d. en de kerkbaljuw amper 4 deniers. Op de maandag na de aflaat vond dan het plechtige jaargetij plaats, waarvoor de pastoor 5 sch. kreeg en de koster en de kerkbaljuw dubbel zoveel als voor de gezongen mis. Net zoals op de feestdag van Sinte-Lucia kwamen Tieltse minderbroeders tijdens de aflaat van Sint-Hubertus dienst doen in de parochiekerk en om hen te tracteren ende logieren trok de kerk anderhalve pond uit (12). Hoewel keizer-koster Jozef II in een edict van 8 april 1786 alle (nietcaritatieve) broederschappen in de Nederlanden afschafte en door die van de Werkzame Naastenliefde wou vervangen, veranderde dat ook in Markegem niets aan de bestaande gebruiken. Op 11 april 1787 verklaarde pastoor Joannes Van Den Daele (1785-11792) dat het collecte- en offerandegeld voor
69
Onze-Lieve-Vrouw en de HH. Hubertus en Lucia de laatste 10 jaar gemiddeld 27 gulden 5 stuivers (4,54 pond) bedroeg, dit is precies één vijfde van een doorsnee jaarinkomen voor de kerk (13). Pastoor Petrus Nicolaas Bonne (1792-'95) meldde op 10 september 1794 dat diezelfde inkomsten de laatste 5 jaar gemiddeld 5 p. 16 s. 8 d. gr. haalden of bijna 28 % van de totale kerkontvangsten (14). Als we de sommen vergelijken met die uit de periode 1726-'35, waaraan nog ongeveer 3 pond collectes voor Sinte-Lucia en offerblokgeld voor het altaar van O.-L.-Vrouw toegevoegd moeten worden, dan blijkt de algemene devotie op het einde van de 18de eeuw toch verminderd te zijn : 65,7 % in 1787 en 84,7 % in het oorlogsjaar 1794. In West-Vlaanderen waren er nog andere Sint-Hubertusbroederschappen ontstaan, namelijk in Zwevezele (1721) en Beernem (1754). In de SintJacobskerk van leper werd de bisschop uit de 8ste eeuw sinds 1617 als pestheilige vereerd (15). De Markegemse broederschap heeft de Franse Revolutie niet overleefd. In 1806 en 1833 noteert de deken : nulla confraternitas (16). Maar de verering voor zowel de H. Lucia als de H. Hubertus hield daarmee niet op. Pastoor Judocus Aegidius De Clercq (1810'15) beweerde nog in 1815 tegen deken Joannes Bulcke dat er bij het feest van de H. Lucia volle aflaten te verdienen waren. Hij kon dit echter niet bewijzen en de authenticiteitsbewijzen van beide vereerde relikwieën waren ook onvindbaar (17). Op 21 oktober 1850 zou bisschop J.B. Malou de SintHubertusrelikwie opnieuw als echt erkennen. De praktijk van het branden ging hoe dan ook onverminderd door. Daarvoor zorgden de Goerlants, de oudste Markegemse familie en met een „dynastie” van kerkbaljuws. Christoffel Goerlant ( 1659-f 1724), zoon van Joannes Garlangh (Garlanghe/Garlaen) en Johanna De Clercq, was er in 1688 mee begonnen en zijn nakomelingen zorgden voor de traditie : Petrus (168911757), Joannes ( 1728-t 1819), Leo ( 1779-t 1856), Jan Francis (1815-41898) en Jan (Baptiste) Goerlandt ( 1842-f 1927). De Gourlandts hadden (en hebben) als bijnaam „Pit”, wat erop wijst dat zij als kerkbaljuws tegelijk ook "putmaker" (grafdelver) waren (18). De naam bestond alleszins al in 1857, want op 20 april van dat jaar gaf Sepherin Van Compernolle Pieter Gekiere in herberg „De Kluyte” een kaakslag, met als excuus : „Dat is voor dat gij pit (J.F. Gourlandt) geen slagen gegeven en hebt in de bosschen” (19). Lucien Van Acker wees er onlangs op dat nog tot het einde van de 18de eeuw bepaalde families van de abt van Saint-Hubert een vergunning kregen om hondsdolheid te genezen. Van die geneeskracht werd, zoals bij de afstammelingen van Sint-Hubertus, beweerd dat zij erfelijk was. Deze branche van de geneeskunde raakte uiteraard door menig charlatan verloederd. Of de familie Gourlandt dit erfelijk voorrecht genoot, durven wij betwijfelen (20). In 1905 hield Jan Baptiste Goerlandt „het branden” voor
70
J.B. Gourlandt, de laatste hondenbrander van Vlaanderen V.l.n.r. : - Clara Rogge (Olsene ca. 1904 - Kruishoutem 1940) - J.B. Gourlandt (1842 - 1927) - Alice Rogge (Olsene 1899 - Dentergem 1988), zuster van Clara en toekomstige vrouw van RenĂŠ - Maria Adams, dochter van Lucia Gourlandt en kleindochter van J.Baptiste - RenĂŠ Gourlandt (1895 - 1969), zoon van J. Baptiste Foto genomen in 1921 (?), achterkant van het huis direct achter de kerk. (Bezit : Michel en Franscina Gourlandt - De Vriendt, Markegem)
71
bekeken (21). Twintig jaar eerder had de Franse chemicus en bacterioloog Louis Pasteur met succes een inenting tegen rabies (hydrophobia) uitgeprobeerd. Dit belet echter allemaal niet dat de huidige pastoor van Markegem, E.H. Karei Traen, de Sint-Hubertusviering weer in ere hersteld heeft. Sinds 1988 worden de honden er op de eerste zondag van november weer gezegend. Gelukkig voor hen is het vuur door water vervangen. Frans HOLLEVOET
VOETNOTEN
1. R.A.K., Kerkarchief Markegem, nr. 2, Inkomsten van de pastorie in 1666 ; Hollevoet F., H e t G o e d te r M o y e n e n d e fa m i l i e C o u c k e ( 1 7 2 8 -1 8 8 8 ) in M a r k e g e m , in D e R o e d e v a n T ielt, XVI (1985), p. 67. 2. R.A.G., Fonds Bisdom Gent, B 2 : Status Ecclesiae 1682. 3. Defoort H ., D e b r o e d e r s c h a p p e n in d e K o r tr ijk s e S in t-M a a r te n s k e r k tijd e n s d e 1 7 d e en 1 8 d e e e u w , in D e L e ie g o u w , XXVIII (1986), pp. 10-17. 4. Gazette van Thielt, 25 oktober 1876. 5. R.A.K., Kerkarchief Markegem, nr. 12 : St.-Hubertusrekeningen, 1665-'96 ; nr. 15 : rekeningen van de zegeningen met de relikwieën van HH. Hubertus en Lucia, van het schaalgeld en de offerblok, 1724-'59 (met onderbrekingen). 6. R.A.K., Kerkarchief Markegem, nr. 12. 7. Van Acker L., D e V la a m se a fs ta m m e lin g e n va n d e h e ilig e H u b e r tu s e n h u n g e n e e s k r a c h t te g e n d e r a z e r n ij, in B ie k o r f, LXXXVI (1985), pp. 5-37. 8. R.A.G., Fonds Piers de Raveschoot, nr. 1369. 9. Zie voetnoot 2. 10. Zie voetnoot 6. 11. R.A.K., Kerkarchief Markegem, nr. 15. Voor 1 pond grote moest een leidekker (ambachtsman) 4 dagen werken. 12. R.A.K., Kerkarchief Markegem, nr. 51 : kerkrekening 1773-74. 13. A.R.A., Rekenkamer 46837 : rekeningen van pastorie, kerk en dis in 1787. 14. R.A.K., Bruine Pakken, nr. 6318 : kerkinkomsten 1794. 15. Van Acker L., o .c ., p. 30. 16. D.A.T., nr. 970 : Acta Decanatus 1803-'47, f. 57 v. - 58 ; B.A.B., B 241k, Decanale visitatie 2-5-1833. 17. B.A.B., B 241k, Decanale visitatie 17-5-1815. 18. „Pit” zou mogelijk wijzen op het feit dat er verscheidene, vaak ongetrouwde leden van de familie tot op hoge leeftijd in hetzelfde huis samenwoonden (bij Leo ?). Mij meegedeeld door Noël Gourlandt (Kanegem), °15-8-1944, kleinkind van Albinus, een zoon van Jan Baptiste Goerlandt. 19. R.A.K., Gemeentearchief Markegem, nr. 26 : processen-verbaal. „De Kluyte” was het verlaten huis achter de huidige sporthal ; met de bossen worden de zgn. Donkerbossen bij de Kruisstraat bedoeld. 20. Van Acker L., o .c ., vooral p. 32. 21. Giraldo W., V o lk s d e v o tie in W e s t-V la a n d e r e n , Brugge, 1989. p. 47.
72
DE SINT-ANTONIUSKAPEL IN TIELT De hier besproken kapel is gelegen aan het Hulstplein nr 32 (Instituut der H. Familie) (zie figuur 1). De huidige kapel werd gebouwd in het jaar 1949 en op 19 juni van dat jaar ingewijd. De architect was Albert Impe uit Tielt, de aannemer Lust uit Pittem. Deze kapel werd gebouwd ter vervanging van een andere die op de hoek van het Hulstplein en de A.Loosveldtstraat stond. Deze laatste werd in 1898 door de familie D'Hoop gebouwd en in 1911 door de H.Familie overgenomen bij de aankoop van de grond waarop zij stond. In 1946 moest ze plaats maken (= werd ze gesloopt) voor het huis van de directeur van het Instituut (nu Hulstplein nr 31) en zo werd in 1949 een nieuwe, d.i. de huidige kapel, opgetrokken naast de gaskabine. De binnenafmetingen zijn : hoogte ca. 3,4 m., diepte ca. 3,5 m., breedte ca. 2,75 m. Aan iedere kant zijn drie kleine raampjes aangebracht (zie figuur 2). Een Sint-Antoniusbeeld staat op een marmeren verhoog van ca. lm. hoog, I, 05 m. breed en 0,39 m. diep. Op het marmeren voetstuk staat gebeiteld : GEBOUWD OP AANVRAAG VAN DE KINDEREN JAN EN AUGUSTIJN D'HOOP IN 1898 WERD DEZE KAPEL DOOR HET KLOOSTER VAN DE HEILIGE FAMILIE IN 1949 - SINT-ANTONIUS VAN PADUA TER EER. Meubilering is er niet meer aanwezig. Wel ziet met twee ex-voto's : 1) Als dank aan den H.Antonius. 2) Als dank. Buiten, in een nis boven de deur, staat een Mariabeeldje van beeldhouwer Maurits Vander Meeren uit Tielt. Boven de deur is er een arduinen sluitsteen met de initialen Ă&#x201A;. De toegang tot de kapel is geplaveid. De kapel is omringd door rozen en groenaanplanting. De kapel is niet meer in gebruik omdat ze gebruikt werd voor te veel andere doeleinden, die niets met verering te maken hadden ... De Zusters van het Instituut hebben de sleutel in bewaring en zorgen voor het onderhoud. Fons DAS
73
(fig. 1) I____________
nr. 32 kapel inrijpoort
(fig- 2) fi ]
[
]
[
74
75
EEN GEDICHT OVER HET EEUWFEEST VAN HET KLOOSTER VAN DE DIENSTMAAGDEN VAN MARIA IN WINGENE (1838 - 1938) Aan de ingang van een herenhuis in Sint-Janskapel in de Westhoek van de Nederlanden-in-Frankrijk zag ik een Vlaamse huisnaam : „Het Boshuis”. Tot mijn verbazing ontdekte ik daar een schrift met Nederlandstalige gedichten. Ik kreeg het ter inzage. De gedichten waren gemaakt en eigenhandig geschreven door een zuster uit het klooster van Wingene : zuster Chantal, in de wereld van Pharaïlde Heugeu (Loker 02.08.1866 - Wingene 10.07.1948). De bewoner van „Het Boshuis” moest oom zeggen tegen de Zuidvlaamse voorman, schrijver, deken en kanunnik Verdonck (Boeschepe 06.09.1894 13.05.1974) (1). Zijn familie had dit schrift met gedichten van zuster Chantal gekregen uit de erfenis van wijlen kanunnik Verdonck. Die moest zelf tante zeggen tegen zuster Chantal. Dit Nederlandstalig schrift werd dus al door de „tweede generatie over de Schreve” met zorg bewaard. Tussen al de gedichten vond ik het volgende, waarvan het dichterlijke wel niet hoog kan worden aangeslagen, wellicht omdat het gaat om een „gedicht uit plicht” (2). Antoon LOWYCK Blij juichend en jubelend zoo vieren wij heden Het honderdste jaartal van 't kloosterbestaan Herdenkend hoe God immer bij is getreden En ons met zijn gunsten is vorengegaan. Een eeuwe geleden - hoe diep lag verdoken Ons heerlijk ontwikkelde Wingen van nu Op alle gebied van kuituur nog verstoken Z'n volk was verachterd onwetend en ruw. De Herder, een priester, een man naar Gods harte Bedroefd om dien toestand verzuchtte in z'n wee „Och Heer uit den Hoogen, breng heul in m'n smarte Zend redding o Heere en verhoor toch mijn bee ! Verzamel mijn lammeren, ach, toon hun uw weide Zij hunkeren zoolang reeds naar 't gras van uw woord Verdwaald in het veld waar de wolf hen verleidde Ze liggen gewond ! ... 'k heb hun noodkreet gehoord.” 76
De hemel weerstaat niet aan dergelijk betrouwen Heer Dugardin ook ondervond dit aldra, De helpende hand : 't waren schamele vrouwen Doch zwakheid is sterkte door 's Heeren gena ! Twee zusters maar, zouden 't Bethanië beginnen Een huis, waar de Meester zich gaarne bevindt Met Hem nu gaan spijzen, met Hem nu gaan winnen De hongerige ziel van het Wingensche kind. Het nieuwe gesticht mocht den Hemel verblijen Waar eenvoud en liefde is, daar ook is de Heer Z'n regen van zegen doet 't werk er gedijen Ons klooster bewees dit, hoe langer, hoe meer. Geleidelijk zag Wingen verbetering in zeden Beschaafde manieren verfraaiden de jeugd Meer stoffelijke welvaart bracht levenslust mede Voor herder en kudde meer huiselijke vreugd. En middelerwijl was de name en de fame Der Zusters, in Wingene en omstreek gekend Hun voorbeeld trof dochters, die samen nu kwamen Hier wijden den Heer, hun verstand, hun talent. * *
En, Gij ons Bestuurders, die reeds in Gods Eden Hem aanschijn aan aanschijn, zoo zalig aanschouwt, Verkrijg voor ons negental kloosters van heden Dat eenvoud en eendracht hun vestingen bouwt. Nu God wil, dat Wingen ook elders gaat stichten Wij dragen den geest van ons klooster daarheen. Een leger dat één is kan wonderen verrichten 't Is machtig, 't is krachtig, al is het maar kleen.
VOETNOTEN 1. A. Lowyck, N e d e r la n d s ta lig e s c h r ijv e r s in ... S te e n v o o r d e . Poperinge, 1991, 2de druk, blz. 24-26. 2. Rekening houdend met de geringe dichterlijke en geschiedkundige kwaliteiten van het gedicht heeft de Redactie gemeend niet alle 51 strofen te moeten afdrukken. De lezer krijgt hier alleen de negen eerste en de twee laatste.
77
EEN MEULEBEEKSE HEKS VEROORDEELD (1599) Omdat gij, Zegheryne Bals, geboren in Meulebeke, berucht en zeer bekend zijt van jaren lang bepaalde personen en kinderen betoverd te hebben waardoor de betrokkenen na langdurige kwelling en ondragelijke pijn gestorven zouden zijn, daarom en ook wegens de verdenking nog andere ongerechtigheden begaan te hebben, heeft mijnheer de hoogbaljuw van deze stad bevolen u streng gevangen te houden. Na inzage en grondig onderzoek van de inlichtingen en beschuldigingen ten uwen laste en veroordeling tot verhoor op de pijnbank en marteling op grond van de duidelijke aanwijzingen, veroordelingen en omstandigheden van de feiten en misdaden die tegen u pleitten en die gij eens onder de pijn bekend (hebt) en meer dan twee tot drie uur volgehouden hebt, en nadat we alles goed en grondig beschouwd hebben, vooral de omvang en de afgrijselijkheid van de gemelde onrechtigheden en de zware vermoedens, aanwijzingen en verdenkingen die u ten laste vallen en waarvan gij ondanks uw voormelde loochening en herroeping na uw voorafgaande bekentenis beschuldigd zijt, veroordelen de schepenen van deze stad u tot twintig jaar verbanning uit het land en het graafschap van Vlaanderen, u verbiedend daar gedurende diezelfde periode te komen op straf van openbare geseling en opnieuw verbannen te worden uit hetzelfde land op straf van uw leven, tot het verlaten van de stad vóór zonsopgang en het land van Vlaanderen binnen de derde dag na uw vrijlating uit de gevangenis. Vonnis gewezen op 9 oktober 1599, in vierschaar. Bron : RAK, OSAK, voorl. nr. 2049 : S e n te n tie b o u c k , r e g is te r v a n c r im in e le p r o c e d u r e n 1 5 9 1 -1 6 2 8 . Deze registers bevatten de vonnissen in strafzaken, eigenlijk de d ic tu m s of uitspraken van de Kortrijkse schepenen i.v.m. strafrechterlijke zaken. Er zijn ook registers voor de burgerlijke zaken. De sententies beginnen gewoonlijk met de woorden : „Omme dies wille „Uuten dien „Omme d a t...” en bevatten natuurlijk de identiteit van de veroordeelde. Wij vonden deze tekst in J. Roelstraete, H a n d le id in g v o o r g e n e a lo g is c h o n d e r z o e k in V la a n d e r e n , V.V.F.-Roeselare, 1991, op blz 242-243. De tekst werd in hedendaags Nederlands omgezet door Frans Flollevoet.
78
lste studiejaar, Sint-Michielscollege, Tielt, 1919/20 (?) Onderwijzer : Ivo Vander Plaetse v.l.n.r. : zittend : Jozef Thant, Edgard Simoens, André Verbeke, José Vergucht, Antoon Desoppere, Georges De Geyter, Valeer Vandaele 2de rij : André Heytens, Antoon Beert, N. Van Daele, Gery Deseyn, A. Vande Wynckele, Frits Saelens, Lagrou 3de rij : De Greve, Raoul Biebuyck, Jules Beert, Walter Saelens, Jozef Desoppere, Daniël Lietaert, Willy Vergucht, Jozef De Wever.
79
Zangkoor van de Paters Minderbroeders, Tielt, 1931/32 ? v.l.n.r. : zittend : Antoon Plettinck, Maurice Van Parys, Pater Calixtus, Oscar Dupont, Th. Deschout, Antoon Vercampt, Ghislain Van Wonterghem. Staande : Benoni Wittevrongel, Leon Impe, Joseph Deleersnyder, Omer Thant, Pater Florentinus, Willy Vergucht, Jules Cottens, Jozef Vermeersch, Joseph Verstraete. Achteraan : Michel Claerhout, Joseph Lauweryns, Valère Vermeersch, Antoon Van Wonterghem. Foto eigendom RvT.
Adressen van de auteurs : Roger Janssens, Kouterlosstraat 90, 9800 Deinze Frans Hollevoet, Bedevaartstraat 98, 8700 Tielt Fons Das, Luxemburglaan 18, 8700 Tielt Antoon Lowyck, Leegweg 20, 8200 Brugge 80
KULTUUR LIGT ONS.
BANK VAN ROESELARE JA,UW AANPAK LIGTONS.
' optiek ' vandermeersch
â&#x20AC;&#x17E; oo ,
ram ep lein 1 8700 fielt tel. ( 0 5 1 ) 4 0 3 5 8 8 gesloten op zondag en maandagnamiddag.
Rouwdienst DHONDT Stationstraat 103 8700 TIELT
ENERGIEKE
S (051) 40 02 27
DIENSTVERLENING
.
t <
k
DE ROEDE VAN TIELT
Driemaandelijks heemkundig tijdschrift 23ste jaargang, nr 3 - september 1992 Afgiftekantoor 8700 Tielt
ADVERTENTIERUIMTE TE HUUR
AUTOCARS
REISBUREAU
DE MEIBLOEM HUGO EELBODE-MEEUWS
SYNONIEM VOOR VEILIGHEID EN COMFORT * * * * *
Binnen- en buitenlandse reizen Van 20 - 40 - 54 - 67 en 87 plaatsen Air Jet Ventilation - air conditioning V.I.P.-car School- en werkliedenvervoer
DE ROEDE VAN TIELT Heemkundige Kring voor de gemeenten van de vroegere Roede van Tielt, d.i. Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem, Zwevezele. Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde.
Voorzitter : P. Vandepitte, Driesstraat 7-9, Tielt - (051) 40 17 00 Ondervoorzitter : V. Baert, Oostrozebekestraat 241, Meulebeke - (051) 48 82 98 Sekretaris-penningmeester : Ph. De Gryse, Kastanjelaan 1, Tielt - (051) 40 18 38 Redactie : V. Baert, J. Billiet, Ph. De Gryse, W. Devoldere, Fr. Hollevoet, R. Ostyn, P. Vandepitte
Lidmaatschapsbijdrage : 600 fr., te betalen op rekening 000-0398411-32 van De Roede van Tielt, Kastanjeaan 1, Tielt Verschijnt viermaal per jaar. Er worden geen losse nummers verkocht. Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in "De Roede van Tielt" mogen slechts overgeno men worden met toestemming van de redactie. Kaft : detail van de kaart van het graafschap Vlaanderen door Robert de Vaugondy, zoon, 1762.
INHOUD VAN DIT NUMMER (23ste jgâ&#x20AC;&#x17E; nr 3, september 1992) Paul Bekaert, Jan Van Zantvoorde (1594-1665), griffier van Tielt in tijden van pest en cholera Jozef Bossu, De pastoors van Oeselgem Sint-Amandusgilde, Meulebeke (1929)
blz. 82-111 blz. 112-127 blz. 128
Drukkerij Desmet-Dhondt, Wakken
uan Hantumirรถp
(tekening Rudi De Brabandere)
82
JAN VAN ZANTVOORDE (Haarlem 1594 - Tielt 1665) GRIFFIER VAN TIELT IN TIJDEN VAN PEST EN CHOLERA
Men Brand, Men Blaeckt, Men brand, men blaeckt, men schend, men rnoort ; 't arme volck, laes, rechte voort lyd nu groot gewelt en wort seer gequelt. Noyt dack van regen so druypen men sag, gelyck men 'tvolck weenen siet al den dag. Rechtvaerdig Heere ! Siet ons aen en wil de tranen toch ontfaen in een vat, en thoont, dat Ghy dierbaer hebt de onnoosel ziel, die U steedts, suchtende te voet viel. uit : Nederlantsche Gedenkclanck (1626) Adrianus Valerius (tVere 1625)
INLEIDING Op 22 mei 1856 houdt notaris Mulle in café “Het Handbogenhof’ op de Rame in Tielt de verkoop van zijn leven : negen kinderen Van Zantvoorde stellen maar liefst eenenzeventig eigendommen te koop (1). Deze massale uitverkoop van akkers, weiden, hoeven en huizen betekent voor deze beroemde familie het signaal van haar vertrek uit Tielt. De laatste telg verlaat de stad in 1867. Tweehonderd jaar lang was dit trotse geslacht zeer nadrukkelijk aanwezig geweest op de voorgrond van het openbaar leven in deze Vlaamse stad (afbeelding 1). Max (afbeelding 2), de vader van de negen kinderen, bouwde hier een katoenweverij : meteen de eerste fabriek in Tielt. Hun grootvader, Albertus, was hier burgemeester. Zijn borstbeeld prijkt nog altijd op de schouw van de raadzaal van het stadhuis (afbeelding 3). Beiden stapten in de voetsporen van hun voorvaderen die in de stad steeds een vooraanstaande rol speelden als advocaat, griffier, schepen, baljuw of burgemeester (2)(3)(4). De omwenteling van 1830 verstoorde de goede verstandhouding tussen Tielt en de familie. Het volk trok de straat op en schreeuwde anti-Hollandse leuzen voor de deur van Max die als Oranjegezind bekend stond. De
83
00
-P*
l. Op de stedelijke begraafplaats in Tielt : grafmonument van Maximilianus Fr. Van Zantvoorde (Tielt 1781 - 1855) en van zijn echtgenote Maria Philippina Roelandts (Tielt 1787 - 1829) (foto H. Tavernier, 1992). Tegen de muur van de begraafplaats staat nog de grafzerk van Franciscus Van Zantvoorde (Tielt 1789 - 1861) en van zijn echtgenote Henriette J. De Vos (Gent 1796 - Tielt 1860).
2. Max Van Zantvoorde (mei 1781-17.12.1855), rechtstreekse afstam meling van Jan Van Zantvoorde, met zijn twee kinderen : Julienne en AimÊ-Alphonse. (Foto in het bezit van Ch. Hooreman, Brussel, afstammeling van de Van Zantvoordes).
sympathieën van Van Zantvoorde veranderden echter niet. Zijn dochter Julie huwde in 1833 met Jean-Baptist Voortman, van Nederlandse afkomst (5). Als jonkman had hij het zwaar te verduren gekregen bij een inval van de patriotten in zijn kasteel in Gent. Ternauwernood was hij aan een lynchpartij ontsnapt (6). Een andere dochter, Marie-Delphine, trouwde in 1849 met arrondissementscommissaris Constant Vanden Berghe. Deze was weduwnaar van Maria Eeltjes, een brave Hollandse meid die, ten gevolge van de hatelijkheden in het stadje, ziek werd en stierf. Constant was bediende geweest bij arrondissements-commissaris Lucien Aëben, een trouw Nassaugezind ambtenaar (7). Deze drang naar Nederland kwam niet zomaar uit de lucht gevallen. De stichter van de Tieltse tak, Jan Van Zantvoorde, was op 14 mei 1594 in Haarlem geboren. In diezelfde stad liep toen een andere Vlaming rond, waar men nog lang zou over praten : kunstschilder Frans Hals. Twintig jaar later schilderde deze “De Bokkewagen" : een kind zit op de bank van het wagentje en houdt de teugels van een opgedirkte bok vast. Naast het kind zit een ouder zusje te glunderen, terwijl een knap geklede knaap naast het gespan loopt met een rijzweep in de hand. Op de achtergrond van dit idyllisch tafereel bemerken we de zwartbruine kruinen van bomen. Verder in de vallei ontwaart men een kerktoren tegen een grauw uitspansel (afbeelding 4). Zo wil ik ook Jan Van Zantvoorde schilderen : op de voorgrond, gedetailleerd, met naast hem zijn familieleden als figuranten. Wij zullen Jan volgen op zijn tocht door de zestiende eeuw. De dreigende bomen achter zijn rug verbeelden de donkerste jaren uit het bestaan van de stad Tielt. De lucht in de verte weerspiegelt de geschiedenis van Europa : de Tachtigjarige en Dertigjarige Oorlog. Het was de grijze tijd van oorlog zonder einde. De kerktoren blijft rechtop staan in een dal als symbool van de Zuidelijke Nederlanden, terwijl de gouden eeuw aan de Noordelijke Nederlanden een helgele glans geeft. Twee schelpen en een zandloper staan op het wapenschild van de familie Van Zantvoorde (zie afbeelding titelblad). Wij keren de zandloper om. Als zand zal het leven van Jan langzaam verlopen. Zijn leven is een illustratie van de tanende invloed van de adel en van de opkomst van de burgerij. Hij is het levende bewijs dat het bestuur van de stad in handen was van een groepje bemiddelde burgers die alle touwtjes in handen hadden : financieel, administratief, juridisch. Hij is ook de witte raaf die van het Noorden naar het Zuiden trok en met zijn intellectuele en materiële mogelijkheden bijgedragen heeft tot het welzijn van zijn stad. Tenslotte beleefde hij één van de zwartste bladzijden uit de geschiedenis van Tielt. Maar hij overleefde. Méér nog : hij legde de grondslag voor generaties Van Zantvoordes die tweehonderd jaar lang in Tielt het voortouw zullen nemen.
85
00
ON
3. Albertus Van Zantvoorde (Tielt 20.9.1753-9.7.1821), advocaat en burgemeester, achterkleinzoon van Jan. Borstbeeld in de raadzaal, stadhuis, Tielt.
8. Het huis aan de Hoogstraat nr 34, Tielt, destijds door de familie Van Zantvoorde bewoond.
JAN : EEN VLAMING IN NEDERLAND Op 14 mei 1594 ziet Jan Van Zantvoorde in Haarlem het levenslicht (8). Zijn ouders laten hem dopen in de Hervormde Kerk van Haarlem op 24 juni 1594 (9) (afbeeldingen 5 en 6). Zijn vader, Jan senior, en zijn moeder, Cornelia Van Ravesteyn, waren op 12 september 1589 in diezelfde Hervormde Kerk gehuwd (10). Op 26 augustus van dat jaar hadden zij voor Adriaen Willemsen, notaris in Haarlem, een huwelijkscontract afgesloten (11). Alleen wie goederen en centen had, sloot in die tijd een huwelijkscontract af. En Van Zantvoorde had centen ! De grootvader van de kleine Jan, Guilielmus, was geboren en getogen Roeselarenaar. Hij huwde met Margaretha De Vrient (12). Bij de Bruanebrug, op de weg tussen Rumbeke en Roeselare, lag zijn leen “Ten Bruwaene”. De familie Van Zantvoorde was in Roeselare niet alleen grootgrondbezitter, maar ook eigenaar van een lijnwaadblekerij. Eeuwenlang zal de textiel verbonden blijven met die naam. Als patriciërsfamilie stond zij aan de spits van de beweging die in Roeselare de linnennijverheid introduceerde. Jannekes moeder, Comelia Van Ravesteyn, was van goede komaf. Zij was de dochter van Petrus en van Béatrice Froidure (13). Petrus Van Ravesteyn was meermaals burgemeester van Tielt. Zij woonden in het prestigieuze huis “De Beurze” op de Markt. Met de eerste emigratiegolf (1567-1573) waren haar broer en zuster al naar Leiden gevlucht (14). Cornelia bleef met haar ouders in de vaderstad. Maar omstreeks 1579 trekt ze samen met haar vader naar de familie in Leiden. Haar naam kreeg meteen een Hollandse klank : voortaan heette ze “Neeltje”. Zij spoelde in Nederland aan met de derde emigratiegolf die begon in 1577, na de Pacificatie van Gent, en in 1589 ten einde liep (15). Comelia en haar ouders waren zeker niet de enigen die op de loop gingen. De Tieltenaars gingen op de vlucht voor de pest én voor de Gentenaars. Deze gijzelden de Tieltse baljuw en burgemeester om zo de stad te dwingen tot betaling van de vijfde penning. Troepen brandschatten de inwoners en een groot aantal huizen ging in de vlammen op. De malcontenten verwoestten al wat nog recht stond. Ook de halletoren werd grotendeels door brand vernield. In 1580 was het de beurt aan de Schotten om Tielt aan te vallen. Jarenlang zal de stad onbewoonbaar blijven (16). Is Tielt een hel, dan is Haarlem de hemel. Het is een welvarende stad vooral dank zij de lakennijverheid en de bloeiende brouwerijen. De stad is gelegen in een heerlijk en afwisselend landschap met bossen, vruchtbare velden, groene weiden, een breed strand en hoge duinen. De Sint-Bavokerk met haar hoog en indrukwekkend schip overheerst de stad. Stadsbouwmeester Lieven de Key, Vlaming van geboorte, bouwt aan de voet van de kerk de Vleeshalle met haar ten hemel rijzende gevels. Karel van Mander (in 1548 in Meulebeke geboren) vestigt zich circa 1582 in Haarlem, waar hij in 1609 zal
87
STAMBOOM JAN VAN ZANTVOORDE Junior Van Zantvoorde X Guilielmus
De Vrient Margaretha
Van Zantvoorde Jan (senior) ° ?
Van Ravesteyn Petrus
X
Froidure Béatrice
Van Ravesteyn Comelia
X Haarlem 12.9.1589
o 9
t 20.5.1626 XX (Tielt 1597)
Vanhee Jan t Tielt 1600
XXX Van Wyckhuyse (Tielt 1600) Jan t Tielt 17.3.1626 Van Zantvoorde Johanna X Adriaan Honoré
Van Zantvoorde Jan (junior) "Haarlem 14.5.1594 t Tielt 29.6.1665
Colin Anna t Tielt 31.12.1627
Van Zantvoorde Comelia XX Kortrijk mei 1630
Dessereins Jeanne t Tielt 20.2.1670
▼ 1. Van Zantvoorde Jean Baptiste ° Tielt 7.6.1633 - t Tielt 15.9.1633 2. Van Zantvoorde Jossine ° Tielt 15.2.1635 - t Tielt 15.11.1683 3. Van Zantvoorde Petronella ° Tielt 25.4.1637 - t Tielt 13.8.1638 4. Van Zantvoorde Jean Baptiste ° Tielt 10.9.1639 - t Tielt 16.11.1641 5. Van Zantvoorde Judocus ° Tielt 24.11.1640 - t Kortrijk ? 6. Van Zantvoorde Guillaume "Tielt 21.3.1643 - t Tielt 7.1.1717 7. Van Zantvoorde Françoise "Tielt 15.3.1644 - t Tielt 16.7.1644
88
overlijden. Hij is de auteur van Het Schilderboek en de leermeester van Frans Hals (17), de Antwerpenaar die zich in Haarlem kwam vestigen zoals we eerder al vertelden. TERUG NAAR DE VADERSTAD De Tieltse Comelia Van Ravesteyn en de Roeselaarse rijkemanszoon Jan sr. Van Zantvoorde vinden in Haarlem de rust van een gezin dat naderhand nog met een dochtertje, Joanna, verrijkt wordt. Jan jr. en zijn moeder blijven in hun ballingsoord niet gespaard van tegenslag. Jan sr. Van Zantvoorde sterft waarschijnlijk in Haarlem. Dit overlijden is voor Cornelia wellicht één van de redenen geweest om omstreeks 1597, na 20 jaar ballingschap, naar haar vaderstad terug te keren met haar driejarige zoon Janneke. Jannekes zuster Joanna blijft in het Noorden en zal er later huwen met ene Adriaan Honoré uit Leiden (18). Er was evenwel nog een reden om naar Vlaanderen terug te keren. Comelia wil niet meemaken wat haar tante Jacqueline is overkomen tijdens haar verblijf in het Noorden, waar zij de nieuwe leer aanhing. Niet minder dan zeven van haar eigendommen, gelegen in onder meer de Nieuwstraat en de Sint-Janstraat in Tielt, werden tijdens haar afwezigheid in naam van de Koning verbeurd verklaard (19)(20)(21). Het waren geen tijden om als vrouw alleen te blijven en Comelia was te jong en misschien te mooi om in lengte van dagen eenzaam te blijven. Zij hertrouwt in Tielt met Jan Van Hee, heer van Ter Hage (22). Hij zit er warmpjes in. Janneke krijgt een halfzus, Catharina. Helaas, driejaar later is Neeltje al voor de tweede maal weduwe en verliest de kleine Jan zijn stiefvader (23). In deze barre en wisselvallige tijden had een vrouw een beschermer nodig en die vond Cornelia zonder moeite. Omstreeks het jaar 1600 stapt zij ten derde male in het huwelijksbootje, deze keer met notaris Jan Van Wyckhuyse. Deze had goede contacten met Katharina van Boetselaar, kasteelvrouw uit het naburige Aalter die in de streek van Tielt het calvinisme verspreidde (24). Voor de derde maal had Comelia een goede partij gevonden om te trouwen. Met zo’n stiefvader was Jannekes brood gebakken ! Inmiddels waren in Tielt dood, ziekte en oorlogsellende dagelijkse kost. De stad was in een woestenij herschapen. Tijdens de beleg van Oostende werd alhier geregeld geplunderd. De Bourgondiërs, samen met Duitse en Spaanse soldaten, sloegen hun tenten in Tielt op. Vreemde legers betekenden niet alleen figuurlijk, maar letterlijk de pest. In 1603 brak eens te meer deze vreselijke ziekte uit. Vijf jaar lang bleef Tielt onbewoonbaar. Geen vreemdeling durfde de stad nog te naderen. Het gras tierde welig in de eenzame straten. De huizen lagen in puin. Dagelijks zag men rookpluimen ten hemel stijgen. De legerbendes kenden geen genade in
89
4. De Bokkewagen (Frans Hals, ca. 1581/85 - 1666), schilderij in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van BelgiĂŤ, Brussel.
90
hun niets ontziende vernielzucht. Hier triomfeerde de dood zoals die zo treffend door Pieter Breughel geschilderd werd (afbeelding 7). In 1608 keerde evenwel het tij. Het volk stroomde terug toe in het Westvlaamse stadje. In korte tijd bouwden de teruggekeerde Tieltenaars nieuwe huizen of bouwden ze de beschadigde huizen terug op (25). Tijd om administratief orde op zaken te stellen : Neeltje spoedt zich naar de stadsgriffier om 60 pond parisis te betalen voor haar poorterschap dat door haar verblijf in het buitenland verloren dreigde te gaan. Ze denkt ook aan de toekomst van haar zoon Jan : op 11 januari 1609 verschijnt Jan Van Wyckhuyse voor de schepen van de stad Tielt om een schenkingsakte te verlijden. Aan “Hanske en Janneken Van Zantvoorde” schenkt hij, “omme de jonste die hy [hen] es dragende”, de hofstede “te Christian Veldekens” met akkerland en meersen, alsook de stukken land “Vierscaerbilck” en “den Pittemsche wech” (26). JANNEKE EN DE HALLETOREN Uit de stad Haarlem is Jan terecht gekomen in een zeer landelijk gebied. Het overgrote deel van de bevolking bestaat uit boeren, iets minder in Tieltbinnen (27). Hij ziet ze zoals de schilders uit de Vlaamse Gouden Eeuw, op hun manier de fotografen van die tijd, ze hebben gezien : met hoed en veer, kniebroek en lange kousen. Hoe de mensen dan dagelijks leefden, kunnen wij ons dank zij deze chroniqueurs levendig voorstellen. Zij bevolkten met hun vrouw en talrijke kinderen kleine landbouwbedrijfjes. De grote hoeven, met een oppervlakte van meerdere hectaren, waren het bezit van de adel, de kerk of de stedelijke burgerij. Janneke ziet op de akkers tarwe, rogge en een nieuwigheid voor de streek : klaver. Hij is er getuige van hoe de boeren met hak en spade wroeten, want weinigen hebben een ploeg of een paard. In hun woningen kijkt hij toe hoe ze weven en spinnen. Op de Markt ziet hij een half verwoeste schepenkamer en halletoren. Tijdens de godsdienstberoering op het einde van de 16de eeuw kregen de halle en de schepenkamer het immers hard te verduren. Op tweede Sinksendag in 1587 braken de geuzen uit Sluis de halletoren open en roofden er al de goederen die de inwoners daar in veiligheid hadden gebracht. Maar de grootste schade werd door de Duitsers aangericht. Ze maakten van de al gehavende halle een ware puinhoop. Het was zo erg dat de magistraat zich verplicht zag een huis op de Markt te huren om te kunnen vergaderen : de schepenkamer was niet meer toegankelijk. In 1593 had een hevige rukwind (de rest van) de gebouwen geheel omver geblazen. Enkel de romp van de toren bleef overeind. Hij werd met stro afgedekt (28). In de schaduw van die halletoren stonden er huizen, herbergen en tavernes met klinkende namen : “Den Hert”, “De
91
6. De Grote Markt en de Sint-Bavokerk (waar Jan Van Zantvoorde in 1594 werd gedoopt en waar zijn ouders in 1589 getrouwd waren) in Haarlem, schilderij door Gerrit Adriaensz Berckheyde (tl 698) in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van BelgiĂŤ, Brussel, invent. 2933.
92
Valke”, “ ‘t Schaak”, “Sint-Joris” (29). Jan leerde lezen en schrijven. Om zich heen zag hij meestal analfabeten, op elkaar getaste kinderrijke gezinnen die op de hongergrens leefden. Jan zou niet, zoals de meesten, boer of boerenknecht worden. Hij behoorde tot de rijke, geletterde, welopgevoede stedelijke bovenlaag die woonde in huizen met sierlijke schouwen, afgewerkte balken aan de zoldering, schilderijen en brandglazen. De adel had steeds minder in de pap te brokken. De rijke burgerij verdrong hen en matigde zich titels en wapens aan. TWAALF RUSTIGE JAREN Jan is 15 wanneer tussen Spanje en de Republiek, waar hij geboren is, het Twaalfjarig Bestand afgesloten wordt. De Verenigde Provinciën worden erkend als “vrije landen, staten en provincies” waarop Spanje geen aanspraak meer kan maken. De scheiding is een voldongen feit. Voortaan volgen Noord en Zuid elk hun eigen weg : het Noorden naar een grotere welvaart, het Zuiden naar de ondergang. Was Cornelia in Haarlem gebleven, dan had zij de opgang meegemaakt van dit Noorden dat de rivieren en de handel beheerste. Van deze rustpauze maakt oom Laureyns (Cornelia’s broer) gebruik om in oktober 1614 uit Leiden naar Tielt op bezoek te komen. Hij moet zijn poorterschap betalen (30) en getuigen in een zaak van een erfdienstbaarheid van het huis “De Beurze” op de Markt (31 ). Laureyns Van Ravesteyn weet te vertellen dat het ginder niet allemaal rozegeur en maneschijn is. Vlaanderen heeft niet alleen zijn geleerden en rijkelui naar de Republiek doen verhuizen. Het zond haar ook zijn godsdienstfanatici, zijn onverdraagzamen, asceten en puriteinen die bereid zijn te sterven voor het geloof. Geen wonder dat men er zich daar over beklaagt dat zij het Nederlandse volk, dat “genegen is tot vrijheid en vermakelijkheid”, onderwerpen aan een toezicht op zijn meest intieme aangelegenheden. Zo zijn zij niet, die Nederlanders. Hun aloude volksgebruiken zien zij teniet gaan door nieuwe regels. Vlaanderen danst, drinkt en speelt. Vlaanderen wroet en vreet. Jordaens, Teniers en Brouwer hebben voor ons de koppen van de achtergebleven Vlamingen gepor tretteerd. Ze zien er primair uit, lomp en grof. Ze laten het aan hun hart niet komen. GRIFFIER In 1614 volgt Johannes Van Wyckhuyse, de stiefvader van Jan, Jaspar Vandewaetere als griffier op. Jan, die dan 20 is, wordt zijn rechterhand als “gezworen klerk”. De nieuwe griffier en zijn jonge medewerker kunnen aan de slag in de splinternieuwe schepenkamer die intussen weer opgebouwd
93
7. Detail van de schilderij "De Triomf van de dood", Pieter Breugel
94
werd (32). Op 25-jarige leeftijd huwt Jan op 22 januari 1619 met Anna Colin. Zij is weduwe van François Vandewaetere, zoon van de gewezen griffier Jaspar, en heeft twee kinderen. Een “mariage de raison’’ ? Het huwelijk met de schoondochter van de ex-griffier heeft de loopbaan van de jonge klerk alvast geen kwaad gedaan. Het echtpaar neemt zijn intrek in “De Drij Koningen”, een woning die zij huren in de Nieuwstraat (33). In 1620 wordt Jan Van Zantvoorde stadsgriffier benoemd in opvolging van zijn stiefvader Jan Van Wyckhuyse (34). De “griffier” of “grapharius” is een voornaam ambtenaar. Jan zal dé geleerde van Tielt worden, de rechterarm van de schepen. Door zijn kennis zal hij een groot aandeel hebben in het bestuur van het stadje. Voortaan is hij verantwoordelijk voor het schrijfwerk van de schepenbank, het leenhof, de armentafel, het kerkbestuur. Men doet ook een beroep op hem als deelsman, prijzer en landmeter (35). Hij stelt de stadsrekeningen op en de rekening van de pointingen. Zowel met de pen als tijdens besprekingen verdedigt hij de houding en de belangen van de stad ten aanzien van de kasselrij en van de centrale regering. Een klerk staat hem bij. Als griffier huurt of pacht Jan zijn ambt (de zogenaamde “ambtsverpachting” of in het Frans “la ferme”). Hij moet een jaarlijkse pachtsom van 40 lb. par. betalen aan de ontvangergeneraal van West-Vlaanderen. Ook moet hij borg stellen (36). Bij zijn benoeming verhoogde de stad de jaarwedde van de griffier van 100 1b. tot 140 lb. Bovendien ontvangt hij een vergoeding van 25 lb. voor zijn habijt of kerel. Bij plechtige gelegenheden, zoals de bijeenkomsten van de vierschaar, moet hij zijn ambtskleed dragen. Met zo’n karig inkomen verdiende Jan het zout op zijn brood niet. Maar, net als al zijn collega’s, verdient hij heel wat geld met zijn tussenkomsten op juridisch gebied en met zijn notariële functie (37). Voor de auditie van de stadsrekening en de vernieuwing van de wet trokken de ontvanger, de griffier, de baljuw en het voltallige magistraat naar Brugge met koetsen en koetsiers gehuurd door de Stad. Zij bleven er drie dagen. Ook deken Joannes De Mol, benoemd in 1616, ging mee, hoewel hij daartoe niet verplicht was (38). Deze licentiaat in de godgeleerdheid, onwettig kind van hoge afkomst, zal zich laten kennen als diplomaat en rechtsgeleerde (39). Tijdens hun loopbaan zullen de 35-jarige deken en de 10 jaar jongere griffier de moeilijkste tijden uit de Tieltse geschiedenis meemaken. Op hun verantwoordelijke posten hebben zij de zorg voor een hulpeloze bevolking die om raad en leiding vraagt. Toeval of niet, bij het aantreden van de jonge ambtenaar maakt men werk van het herstel van het belfort. Na het afbranden van het schepenhuis was de toren met stro bedekt gebleven. Romain de Caigny, meester-timmerman, mag de toren weer voorzien van een houten naald van 45 voeten hoog (40)(41).
95
o
OJ
ÂŁ o -a
N
o,
o c Q
9. Guillaume Van Zantvoorde (Tielt 13.3.16434.1.1717), zoon van Jan. (Foto in het bezit van Ch. Hooreman, Brussel, afstammeling van de Van Zantvoordes)
96
Op de Markt klopt het administratieve hart van het stadje. Iedere dinsdag vergadert het magistraat samen met de baljuw of de schout op de schepenkamer. De messagier luidt driemaal het klokje op het stadhuis : om 8 uur, om 9 uur, om 10 uur. Van 9 uur af, tot op het ogenblik dat de schepenen uiteengaan, moet hij daar blijven om aan iedereen de toegang tot de vergaderzaal te ontzeggen (42). De wederopbouw is pas aangevat of daar dreigt de oorlog weer ! 1621 betekent het einde van het Twaalfjarig Bestand, dat wat rust gebracht had. De Spaans-Hollandse oorlog breekt weer uit wanneer het Noorden in de Dertigjarige Oorlog de zijde van de protestanten kiest. Tielt is eens te meer een etappe voor voorbijtrekkende troepen. Jan is goed en wel één jaar griffier als de bevolking massaal op de vlucht wil slaan. Deken De Mol raadt de mensen aan zich te bewapenen en een burgerwacht te vormen (43). Op 9 oktober 1622 krijgen Jan en Anna Colin een dochtertje. Ze geven het de naam van de grootmoeder : Cornelia (44). Inmiddels staat moeder Neeltje, die toch al om en bij de 50 moet geworden zijn, op geen goed blaadje bij de stedelijke geestelijkheid. In 1623 schrijft deken De Mol naar zijn bisschop dat zij protestantse is. Dit kan moeilijk anders : zij bracht een groot deel van haar jeugd door in het protestantse Noorden. Ook haar dochter Catharina Van Hee, vrouw van Ter Meersch, en haar schoonzoon, meester Roland de Waele, staan op de zwarte lijst. Blijkbaar vernoemt de deken liever Jan Van Wyckhuyse niet, maar wel de vrouw van... Nochtans wordt ook hij van ketterij verdacht. De deken ontziet hem en ook zijn stiefzoon Jan Van Zantvoorde, die veel te zeggen hebben in Tielt. Twee jaar later weet De Mol te melden dat Cornelia en de haren zich als katholieken gedragen. De deken is geen ketterjager en doet alles om te vermijden dat zijn oversten de toestand ter plaatse zouden gaan opblazen. Hij schrijft dan ook sussende verslagen, méér bedoeld om de bisschop tevreden te stellen dan om de werkelijkheid te beschrijven (45) (46). In 1624 moet het gezin angstig toegekeken hebben wanneer Italianen, Spanjaarden en Walen om beurt hun kwartier nemen in destad. In datzelfde jaar komen paters Minderbroeders door toedoen van deken De Mol een klooster in de stad stichten. In 1625 verschijnt kapitein Geronimo de Niffo hier aan het hoofd van een compagnie Italianen. Ze blijven hier tot in juli 1626. De godsdienstige gisting uit de vorige eeuw blijft nawerken, ook in Tielt. In weerwil van keizerlijke en koninklijke edikten, blijft er vijandigheid tegenover de katholieke godsdienst. Tijdens kerkplechtigheden maken anti katholieken heibel. Zo wordt in 1626 een processie, waarbij het H. Sacrament wordt rondgedragen, door het volk aangevallen. De stedelijke burgerwacht, onder leiding van kapitein Jan Bruunsteen, trekt op tegen de
97
oproermakers. Hij stuit op hevige weerstand. Er vallen zelfs schoten. Brunsteen wordt getroffen, maar komt er toch zonder kleerscheuren van af (47). Intussen heeft de jonge griffier andere zorgen. Op 20 mei 1626 sterft Neeltje, zijn moeder. Zij had een vlucht uit het Zuiden meegemaakt, een ballingschap van méér dan 20 jaar en drie huwelijken. Zij moet een leeftijd bereikt hebben die voor die tijd als hoog kan bestempeld worden (48). Een ongeluk komt nooit alleen : nog geen jaar later, op 17 maart 1627, sterft Jan Van Wyckhuyse, haar derde man, de stiefvader van Jan (49). De griffier-notaris was een man van aanzien. Zijn sympathie voor het nieuw geloof heeft niet verhinderd dat hij leefde en stierf als een rijk en machtig man, die zijn stiefzoon Jan een loopbaan en eigendommen bezorgde. Misschien de ergste klap voor Jan moet nog komen : op 31 december 1627 overlijdt zijn echtgenote Anna Colin. Op minder dan twee jaar tijd verloor hij aldus zijn moeder, zijn stiefvader en zijn vrouw. In een woelige tijd bleef hij achter met een meisje van 5 jaar. 28 jaar is te jong om alleen te blijven : in mei 1630 hertrouwt Jan in Kortrijk met een familielid, namelijk Jeanne Dessereins. Hij krijgt apostolische dispensatie, want hij is in de eerste of tweede graad verwant met zijn aanstaande echtgenote (50). Jan Van Zantvoorde krijgt het vertrouwen van de Heren. Hij wordt baljuw van de heerlijkheid “Den Hauweelschen” (51 ), schepen van de heerlijkheden “Gruuthuze” (52), “Tomme”, “Hage” en “Roosebeychen” (53). Als baljuw is Jan Van Zantvoorde de plaatselijke vertegenwoordiger en vertrouwensman van de Heer. Als schepen van de Heer heeft hij het beheer over de belastingen. Hij moet schikkingen treffen in verband met openbare orde en veiligheid, inkwartiering en bevoorrading van troepen. Hij staat in voor de publikatie van ordonnanties en plakkaten door het centraal bestuur aan de kasselrijbesturen gestuurd (54). JAN WORDT RIJK, TIELT WORDT ARM Zijn de jaren ‘30 voor de griffier vette jaren, voor Tielt waren ze een rampspoedige tijd... In 1631 biedt de stad de aanblik van een oorlogskamp. De ene bende soldaten na de andere bezetten de stad. In april komen twee compagnieën Ieren aan. Vervolgens krijgt Tielt het ongevraagd bezoek van de hertog Verhages met drie compagnieën ruiters. Hierop komen de Ieren terug. Twee regimenten onder het bevel van markies de la Salade strijken hier ook neer. Deze huurlingen uit verschillende naties brengen de pest mee. Deze verspreidt zich spoedig onder de burgerij. Het magistraat laat pesthuizekens bouwen en ontbiedt cellebroeders uit Gent om de besmette
98
mensen te verzorgen. Eén van de eersten die aan de kwaal bezwijkt, is burgemeester Jan van Coelput. Zijn vrouw en zijn dochter Livina volgen nog in hetzelfde jaar. Deken De Mol en Jan Van Zantvoorde ontlenen het beeld van de H. Macharius van het Gentse St.-Baafskapittel en dragen het in de stad rond. De enen gaan, de anderen komen. Elet volk is ontevreden. Men zendt Simoen van Rejable naar Gent om de Raad in te lichten over het smeulend oproer. In 1632 wordt deken De Mol op stadskosten naar Brussel afgevaardigd om te bekomen dat de 10 compagnieën Spaanse soldaten die te Tielt ingekwartierd liggen, verwijderd zouden worden. Zijn talenkennis (Frans en Spaans) zal hierbij wel zeer nuttig geweest zijn en was misschien wel een doorslaggevend argument om hem als “diplomaat" met die zending te gelasten (55). Mensen sterven in de stad, mensen worden geboren. Op 7 juni 1633 schenkt Jeanne Dessereins het leven aan een zoontje : JeanBaptist Van Zantvoorde (56). Helaas, op 15 september 1633 is er een engeltjesbegrafenis in Tielt : het kindje is na amper drie maanden gestorven. Maar het leven gaat verder en de griffier gaat volledig in zijn werk op. Hij is nu méér dan 30 en oefent al een tiental jaren zijn ambt uit. Samen met deken De Mol vraagt Jan Van Zantvoorde in 1632 een octrooi voor een rosmolen aan (57). Van 1632 tot 1634 maakt de ijverige griffier een afschrift van het bestaande poortersboek (58). Hij is ook betrokken bij de afrekeningen van de ontvangers. De ontvanger wordt voor een beperkte termijn, gewoonlijk twee jaar, aangesteld. Merkwaardig, maar waar : hij treedt op als geldschieter voor de stad. De inning van de ontvangsten is zo geregeld dat ze de uitgaven niet onmiddellijk dekken. De ontvanger (of na zijn overlijden zijn erfgenamen) moeten rekening en verantwoording afleggen op het einde van de ambtstermijn. Op 19 september 1636 legt Jan Van Zantvoorde, gevolmachtigd door de weduwe en de kinderen van gewezen ontvanger Omaert Roose, rekening en verantwoording af. Hij presenteert de stadsrekening. Op 1 mei 1637 volgt de afrekening tussen de weduwe van Omaert Roose en Jan Van Lokeren, ontvanger van de stadsrekening 16361637. Treden als getuigen op : Jan Van Zantvoorde en deken Jan De Mol (59). Inmiddels is op 15 februari 1635 Jossine, het eerste dochtertje van het echtpaar Van Zantvoorde - Dessereins geboren (60). In 1635 komt een openlijk Frans-Nederlands bondgenootschap tot stand. Het gevolg daarvan is dat onze stad en streek 10 jaar lang de eer zullen genieten allerlei troepen te zien voorbijtrekken... De Spanjaarden treden even brutaal op als hun vijanden. De gouverneurs van de Zuidelijke Nederlanden beschikken nooit over voldoende geld om de huurtroepen op tijd en stond een behoorlijke soldij uit te betalen. Op 6 juli 1637 vaardigt de stedelijke overheid griffier
99
Jan Van Zantvoorde en Jan de Caigny naar Kortrijk af. Zij moeten er, samen met de vertegenwoordigers van de andere roeden, een verdeling maken van de vrouwen en kinderen van een compagnie Italianen die hier in garnizoen ligt. Tevens moeten zij het onkosten-kohier van de inkwartiering van vier compagnieën ruiters overmaken (61). Gelukkig zijn er tussendoor ook prettige gebeurtenissen in het gezin : op 25 april 1637 wordt Petronella geboren (62). Het is bekend dat deken De Mol zich inliet met méér dan louter kerkelijke aangelegenheden. Nu blijkt dat de griffier begaan is met méér dan louter stedelijke zaken. Zijn afkomst (Van Zantvoorde, Van Ravesteyn) en familiale bindingen (Van Hee, Vandewaetere, Van Wyckhuyse) leggen hem geen windeieren. Hij verwerft een niet te versmaden onroerend patrimonium. In 1635 stellen Lodewijk de Bersacques en de gezworen “prijzers” Vincent Baggaert en Jan de Caigny het eerste landboek van Tielt-binnen op (63). Zowat overal in het centrum registreren zij eigendommen van Jan Van Zantvoorde. Hij heeft een perceel grond in de Sint-Janstraat, een huis en erf in de Nieuwstraat, een huis met erf en verder een stuk land in de Ieperstraat. Het gaat hem voor de wind. In 1637 koopt hij, in de “Oostcerc”, meer bepaald in de huidige Hoogstraat, niet minder dan vier percelen aan : de nummers 146, 147, 166 en 171. Het j aar daarop verwerft hij in diezelfde Oostcerc ook het perceel nr 145. In hetzelfde jaar koopt hij van Zacharie Van Dekeere, curator over de nalatenschap Van de Keere - De Hulster, een deel van een huis gelegen in de Oostcerc (huidige Hoogstraat) op het perceel 158, met een oppervlakte van 151 roeden. Naderhand zal de familie Van Zantvoorde in de Hoogstraat het huis optrekken waarin zij meerdere eeuwen zullen wonen. Hiermee is de verbondenheid van Van Zantvoorde met de Hoogstraat een feit geworden. Pas in de 20ste eeuw zal het huis in andere handen overgaan (64). Het huis staat er vandaag nog (65) (afbeelding 8). Welke daad van barmhartigheid Jan Van Zantvoorde heeft gesteld ten aanzien van Maria Goetgebeur staat niet beschreven. Vast staat dat zij hem heeft beloond. Zij onterft zelfs haar erfgenamen ten voordele van de griffier en schenkt hem grond (66). Op 13 augustus 1638 sterft de kleine Petronella, net iets méér dan één jaar oud (67). Magere Hein heeft weer genadeloos toegeslagen met zijn zeis. Het huis van Jans groottante, Jacqueline Van Ravesteyn, op de Markt van Tielt was door de koning verbeurd verklaard omdat tante Jacqueline verbannen werd omwille van haar hervormingsgezindheid. De Kardinaal Infans schonk het huis aan de Sint-Jorisgilde. Ten gevolge van het vredesverdrag afgesloten tussen Filips, Koning van Spanje, en de Noordelijke Nederlanden, moest het huis nu aan de eigenaars teruggegeven worden. Tante Jacqueline was evenwel gestorven in Vlissingen, in
100
“rebelleland”, zonder afstammelingen na te laten. Jan Van Zantvoorde, eminent lid van de Sint-Jorisgilde, regelt het nu zo dat het huis aan de gilde afgestaan wordt. De Kroon kreeg echter een “rente van vierhonderd en half p. tarwe”, te betalen aan de “spycker” (68) van Kortrijk. Dit alles legt hij vast in een akte verleden voor de stadsmagistraat op 5 juni 1635. Jan Van Zantvoorde verschijnt in de akte als vertegenwoordiger van de gilde, die het geschenk danckelick geaccepteerd heeft en den donateur hoogelick bedanckt (69). Is dit een diplomatieke zet van de slimme griffier ? Wil hij de smet op het familieblazoen goedmaken door het huis van een ketterse ballinge aan de Sint-Jorisgilde te schenken ? De tijd vliegt. Jan hoort en ziet het boven zijn hoofd. Inderdaad, in 1638 leveren de bekende gieters François en Nicolas L’Espinne een voorslag van acht klokjes voor de halletoren. Het wekkerspel, dat meer dan een halve eeuw buiten gebruik was, wordt geïnstalleerd door meester-uurwerkmaker Adriaan Questroy uit Kortrijk, die ook een nieuw uurwerk leverde (70). Niet alleen houdt Jan Van Zantvoorde de boekhouding van de SintJorisgilde, maar hij bedrijft er ook de boogschietkunst. Hij mikt overigens niet slecht : hij schiet de koningsgaai en wordt in 1638 koning van de gilde (71). Die koningsschieting heeft plaats op Sint-Triniteitsdag of eerste zondag na Sinksen. De doelen staan in het Sint-Jorishof aan het einde van de huidige Hoogstraat, in de huidige Van Zantvoordestraat. De gilde speelde, naast een politieke en culturele, ook een militaire rol. De leden waren vooraanstaande burgers van de stad (72). Op 10 september 1639 wordt het gezin Van Zantvoorde verrijkt met een zoon. Net als hun eerste zoon, overleden na drie maanden, noemen ze hem Jean-Baptist (73). 1640-1650 : KOMMER EN KWEL Het nieuwe decennium start goed : op 24 november 1640 ziet Judocus Van Zantvoorde het levenslicht (74). Niet alleen in zijn huwelijksleven, maar ook in zijn beroepsleven geeft de griffier blijk van grote ijver. Samen met raadspensionaris Paulus Vande Waetere stelt hij een “charterboek” of “cartularium” op. Dit register biedt een dubbel voordeel : verliest men het oorspronkelijke stuk, dan heeft men nog een letterlijke kopij, die mettertijd authentiek of geloofwaardig wordt. Bovendien moet men voor het dagelijks gebruik niet steeds de oorspronkelijke charters ter hand nemen. Het boek heet “Compendium van privilegiën en oktrooien". Het beslaat de periode van 1275 tot 1568 (75). De griffier kent natuurlijk ook minder aangename dagen. Zo geraakt hij in 1643 betrokken in de onmin tussen deken De Mol en het stadsmagistraat.
101
Het college ontzegt hem de toelage die hij jaarlijks voor zijn huishuur krijgt. De Mol laat na onderhoudswerken aan zijn huis uit te voeren. Ook worden zijn talloze inmengingen in het burgerlijk bestuur hem zeker niet in dank afgenomen (76) (77). Het gaat de griffier helaas niet altijd voor de wind. Op 6 november 1641 sterft op 2-jarige leeftijd zijn zoontje Jean-Baptist (78). Op 21 maart 1643 wordt een zesde kind uit zijn tweede huwelijk geboren, nml. Guillaume (79) (afbeelding 9). Cornelia, zijn dochter uit zijn eerste huwelijk, trouwt op 21 februari 1644 met Bernard Van Doome, geneesheer uit Leuven (80). Het jaar daarop komt een zevende kind uit zijn tweede huwelijk ter wereld : Françoise, geboren op 15 maart 1644 (81). Vader Jan is dan al 50. Helaas, op 16 juli 1644 sterft Françoise, amper 4 maanden oud (82). En wellicht ziet de griffier met angst nieuw oorlogsgeweld op de stad afkomen. Na enige overwinningen in Frankrijk worden de Spaanse legers teruggedreven. Zij verliezen Atrecht en ondergaan een gevoelige nederlaag in Rocroy. De Fransen dringen zegevierend Artesië en Vlaanderen binnen en overmeesteren verschillende voorname steden. In september 1645 komen ze in de nabijheid van Tielt. Met zeer gemengde gevoelens vernemen de inwoners van de stad het oprukken van de wreedaardige bende die niets en niemand ontziet. Omstreeks 25 september vallen ze onze stad binnen. Zij plegen er baldadigheden. Jan Van Zantvoorde ziet het allemaal en maakt alles mee. Het zeer gedetailleerde verslag dat hij daarvan heeft opgemaakt, bleef bewaard (83). Op 24 september trekt Jan met zijn vrouw Anna en zijn 6 kinderen met paard en wagen naar zijn schoonfamilie in Kortrijk. De secretaris van de hertog van Lorreinen vergezelt de familie. Op één mijl afstand van Kortrijk wordt Jan in de boeien geslagen door de comette van de Franse compagnie van maréchal de Garcion en wordt grondig ondervraagd. De soldaten brengen hem bij de maréchal in Bissegem. Die neemt hem mee voor een zwerftocht doorheen de streek. Op 25 september 1645 ziet hij omstreeks 20 uur dat de kerk van Ruiselede en meerdere huizen in lichtelaaie staan. Twee uur later ziet hij het inferno in Tielt. Omstreeks 22 uur hebben de Lorreinen de stad in brand gestoken. Zesentwintig huizen staan in brand in de Ieperstraat, de Krommewal, de Bruggestraat, de Hoogstraat, de Nieuwstraat en de Kortrijkstraat. De inwoners hadden gave en goed in de kerk in veiligheid gebracht. Tevergeefs : de losgeslagen soldeniers steken ook de kerk in brand en plunderen de stad. De halletoren en het wekkerspel zijn zwaar beschadigd. Met nog brandend in zijn geheugen het gruwelijk beeld van de stad die hem zo na aan het hart lag, zet Jan zijn gedwongen zwerftocht met de maréchal verder. Twee dagen en twee nachten blijven ze onderweg. Al die tijd reist Jan op de rug van een “handpeerd” van de maréchal. Hij maakt de inname van het kasteel van
102
Ingelmunster mee. De gevangene is blijkbaar méér een gast dan een vijand. In de herberg “de Gouden Leeuw”, tussen pot en pint, maakt de gevangen griffier zijn beklag over het trieste lot van zijn stad. de Garison heeft medelijden met het zo zwaar getroffen Tielt en belooft dat de stad twee of drie jaar vrijgesteld zal zijn van belastingen. Daarop wordt Jan Van Zantvoorde vrijgelaten. Hij spoedt zich naar Kortrijk, waar zijn gezin inmiddels onderdak heeft gevonden bij zijn schoonfamilie. Enkele dagen later al nodigt maré-chal de Garison de Tieltse burgemeester en schepenen uit om bij hem in Menen over de belastingen te komen spreken. Zij sturen deken De Mol, Pieter Bibau en Jan de Caigny. Deze komen eerst de griffier opzoeken in Kortrijk en verzoeken hem mee te willen reizen naar Menen. Na raadpleging van zijn vrouw en zijn vrienden bedankt hij voor de eer. Hij wordt verontschuldigd bij de Franse bevelhebber. Bij zijn terugkeer brengt het drietal verslag uit. de Garison heeft zijn belofte bevestigd. Hij scheldt gedeeltelijk een jaar belastingen kwijt en belooft ‘s anderendaags een kwitantie te bezorgen. Wanneer Jan terug in Tielt is, stelt hij vast dat de Fransen zelfs het stadszegel hebben gestolen. Hij vertrekt meteen naar een goudsmid in Gent om een nieuwe stempel te laten maken (84). Tielt is de Lorreiners lang nog niet kwijt. In 1648 richten zij in de omstreken grote schade aan : zij verwoesten velden en meersen (85). In een merkwaardig handschrift vertelt deken De Mol : “Door al welke logementen, passagen, verliezen en schaden, de ingezetenen van de stad en parochie zijn geheel bijstier geworden ; wel een derde is dood door ziekten veroorzaakt door schrik en benauwdheid, en degene die overgebleven zijn, hebben nauwernood om voort te leven, en hun te dekken : de huizen die nog overgebleven zijn, staan onbewoond, de andere zonder handel of werk, vele landen liggen vage en ongecultiveerd ; de zieken zijn erin overgroot getal, waardoor er in Tielt een uiterste armoede en ellende is.” (86) Ondanks al dit oorlogsgeweld wordt de stad verder bestuurd. In 1649 sluit Roelant Van de Keere, ontvanger van de stadsrekening 1644-1645, zijn rekening af met een mali van 577 lb., 16 s 4 d par. Is de stadsrekening negatief, dan moet de ontvanger het verschil uit eigen zak betalen : hij moet de rekening “purgieren”. Charles Tulens en Guillaume Beernaert, voogden van de kinderen van wijlen Roelant Vande Keere, verschijnen op 29 september 1649 voor griffier Jan Van Zantvoorde om dit te doen (87). 1650-1660 : NOG MEER OORLOG Op 30 januari 1648 sluit het Noorden vrede met Spanje bij de Vrede van Munster. Dit zint Frankrijk niet en de Zuidelijke Nederlanden blijven onder
103
Franse bedreiging leven (88). In het voorjaar van 1657 sluit Cromwell met Frankrijk een aanvallend verbond dat Engeland een vaste voet in de Spaanse Nederlanden moet bezorgen. Engeland zal met zijn vloot en manschappen de Vlaamse kuststeden helpen veroveren (89). Men had in Tielt gehoopt de vredesklok over de stad te mogen laten luiden. In 1650 koopt men bij klokkengieter Hubert Chaboteau drie nieuwe klokken aan voor de voorslag van het uurwerk. Opnieuw staat Adriaan Questroy in voor de montage van de klokken en herstelt en verbetert hij het geteisterde wekkerspel (90). De klok mag echter geen vrede luiden. Jarenlang nog is de stad het toneel van inkwartiering van troepen en van gaan en komen van soldaten. Al dit oorlogsgeweld verhindert Jan Van Zantvoorde niet zijn patrimonium uit te breiden. In november 1654 sluit hij met het kapittel van Harelbeke een overeenkomst af waarbij hij voor een termijn van 6 jaar de “Quaede Schuit” verwerft. De “Quaede Schuit” is de rente op de “Quaede Acker” die zich uitstrekt tussen Markt (noordkant), Bruggestraat, Poekebeek, Sint-Janstraat, Kalverstraat en Poekebeek (91 ). Op 26 november 1657 sterft deken Jan De Mol (92). Jan Van Zantvoorde heeft hem gekend als priester, cartograaf, diplomaat, steenbakker en architect (93). Zij hadden veel met elkaar te maken. Hoe zij tegenover elkaar stonden, is niet geweten. Waren zij geen bondgenoten, dan moesten zij in elk geval in de moeilijkste jaren uit de geschiedenis van de stad zij aan zij samenwerken. In zijn geschriften vernoemt de deken geen enkele keer de griffier. Joannes De Mol wordt opgevolgd door Petrus Verbeke, pastoor in Meulebeke. Jan is nu al 30 jaar griffier. Hij is niet zo gemakkelijk meer van zijn stuk te brengen. De meeste steden sluiten de stadsrekening jaarlijks af en steeds op een vaste datum. Zo gaat het niet in Tielt. Hier is de normale termijn twee jaar. Die kan gerust oplopen tot 3, 4, 5, 6 of zelfs 8 jaar. Er komen maar twee stadsrekeningen voor die over één jaar lopen. Deze termijn van twee jaar, hoe uitzonderlijk die ook moge zijn in vergelijking met andere steden, wordt door het Tieltse stadsmagistraat als vanzelfsprekend beschouwd. Op 8 november 1657 dringen de commissarissen aan op de jaarlijkse afsluiting van de rekening. Jan Van Zantvoorde antwoordt met veel flegma dat Tielt sinds onheuglijke tijden andere gewoonten heeft. Om de commissarissen te sussen stuurt de gehaaide griffier wel een ontwerp van rekening voor het jaar 1656 op. Achteraf blijkt dat dit ontwerp nooit is afgesloten. Men heeft de rekening afgesloten over 1656 en 1657, dus zoals vroeger : over twee jaar. De commissarissen zagen in dat hun protest niet hielp en legden zich bij de toestand neer (94). Einde augustus 1658 rukt het Frans-Engelse leger Tielt binnen. Duizenden manschappen verblijven er acht dagen. De hele oogst wordt verwoest, eerst
104
door de Spaanse, daarna door de Franse soldaten. Uit de verlaten huizen haalt de vijand alles weg wat nuttig kan zijn bij de oprichting van een legerkamp. Deuren, vensters, zolders en daken worden uit- en afgebroken en meegenomen. De Fransen werpen de klok uit de toren van de SintPieterskerk en nemen die dan mee. De schrik slaat om het hart van de toen al 64-jarige griffier. In der haast laadt hij heel het stadsarchief op een wagen en brengt die in veiligheid in Gent. De stadshandvesten moeten behouden blijven ! (95) (96) (97) De Spanjaarden heroveren Tielt. Het is de stad die de rekeningen voor bier, brandewijn, brood, kaas, tabak, reparatie van kledij moet betalen ! Op 7 november 1659 sluiten Frankrijk en Spanje de Vrede van de Pyreneeën. Pas in maart 1660 zou die in Vlaanderen van kracht worden. Voor het Patersklooster in Tielt komt de vrede te laat : in de nacht van 21 op 22 januari 1660 brandt het klooster af met daarin de goederen van de gevluchte inwoners. Het is meer dan waarschijnlijk dat de soldaten die er ingekwartierd waren als bewakers onvoorzichtig geweest zijn. (98) 1660-1665 : RUST IN VREDE Nu herleeft alles weer. Tielt vergeet zijn leed. Men viert de vrede met een groot vreugdevuur op de Markt. Overal branden pektonnen. De Kamer van Rhetorika speelt een “comedie of esbattement”. Bij de schuttersgilde wordt de koningsvogel of papegaai afgeschoten : zo wordt het traditionele volksgebeuren in ere hersteld. Er trekt een buitengewone processie rond de stad. Burgemeester Jan Van Ryckeghem stapt mee op, met het voltallig magistraat, elk met een bijzondere nieuwe witte flambeeuw (99)( 100). In 1661 trekt men een nieuwe schepenkamer op (101). Judocus en Guillaume Van Zantvoorde blikken vooruit : op 18 oktober 1661 verzoeken zij, op advies van hun vader en van hun naaste vrienden Robert Moerman en Jan de Hane, meerderjarig verklaard te worden. Dit wordt toegestaan op 8 november 1661 (102). Judocus wordt advocaat in Kortrijk en blijft vrijgezel (103). De oude Jan Van Zantvoorde wil aan zijn zoon Guillaume of Guilielmus (afbeelding 9) het griffierschap overdragen. Dit loopt evenwel niet van een leien dakje. In 1662 draagt de “Financiën der Majesteit” te Brussel ene Jacques Billiet voor als griffier. Op 6 september 1664 benoemt de Generale Raad die Jacques Billiet officieel als griffier. Een lelijke streep door de rekening van vader Van Zantvoorde ! Hij beschikt over voldoende gezag om het Schepencollege op zijn hand te krijgen. De schepenen negeren de officiële beslissing en verlenen de griffie aan Guilielmus Van Zantvoorde. Jacques Billiet neemt dit niet en stapt naar de rechtbank. Uiteindelijk komen de twee kandidaten tot een vergelijk : de
105
ambtstermijn wordt gedeeld (104)(105). Op maandag 29 juni 1665, Sint-Pietersdag, sterft Jan Van Zantvoorde. Hij is bij zijn volle verstand. Hij is 71 geworden. Voor die tijd is dit een bijzonder hoge leeftijd. Op 1 juli wordt hij bij duisternis begraven met het grootste eerbetoon. Van het sterfhuis tot aan zijn graf ligt er stro. Op 22 juli is er een uitvaartplechtigheid. Zie hoe iemand begraven wordt en je kan zeggen wie hij was. Vier flambooien, elk één pond zwaar,vier stallichten, elk twee pond zwaar, en vier van elk een half pond op het altaar, drie pond offerwas van zestien in één pond met in ieder pond een witte “stuyver” om te offeren : een groot decorum voor een groot man. Dertig dagen staat de lijkbaar opgesteld, acht voet boven de grond en dagelijks leest men een zielemis. Bij de Paters Minderbroeders worden honderd missen gelezen. De pelder (106) uit Kortrijk wordt “ontboden”. Tijdens de uitvaartplechtigheid deelt men aan de armen 24 vaten tarwe uit. Tussen het overlijden en de begrafenis wordt driemaal daags de klok van de kerk geluid, alsook drie dagen vóór en drie dagen na de uitvaartplechtigheid. Nadien wordt nog gedurende één jaar en zes weken elke maandag een mis gelezen (107)( 108). DE ZANDLOPER IS LEEGGELOPEN Het zand uit de zandloper van het leven is weggevloeid. De dagen zijn als duizenden korreltjes bijna onmerkbaar verdwenen uit het glazen bolletje. De laatste penseelstreep is getrokken. Het schilderij is af. De tocht is ten einde. De zonen van Jan Van Zantvoorde draaien de zandloper weer om en springen op de bok van de wagen voor een nieuwe rit, dit keer door de zeventiende eeuw. De eerste strepen verschijnen op een vers, blank schildersdoek. Het verhaal van Jan was het verhaal van een griffier die uit het Noorden kwam om in tijden van pest en cholera te overleven in een stad die op de vulkaan van oorlog, ziekte en armoede leefde. Hij kwam uit “rebelleland”, een land waar iedereen met geld en verstand heentrok om een nieuw leven te beginnen. Hij kwam, zag en overwon. Op materieel vlak deed hij zichzelf niets tekort : hij kocht en bovenal : hij kreeg. Hij werd in de stad een machtig man, een man van de “new génération”, van de burgerij die de adel stilaan maar zeker op een zijspoor duwde. Hij oefende het griffierschap uit, op het plaatselijke vlak één van de meest intellectuele ambten. Hij behoorde tot de administratieve toplaag. Democratie bestond nog niet. Het stadsmagistraat en de ambtenarij waren in handen van de gegoede burgerij (109). Het waren bemiddelde lieden die geen grens trokken tussen openbaar belang en privé belang, geen onderscheid maakten tussen het privaat domein en het publiek domein. In het verhaal van Jan Van Zantvoorde hoor je de goudstukken rinkelen, uit
106
zijn verhaal stijgt de geur van perkament en van grond op, maar ook de geur van pest en die van het kruit van de kanonnen. Dit verhaal laat de hartkloppingen van de angstige Tieltenaars horen en roept het beeld op van een tobbende griffier in zijn werkkamer en van een wenende vader bij het graf van zijn kinderen. Alle tegenslagen en hindernissen ten spijt blijft het een successtory waarop Jan Van Zantvoorde tevreden kon terugblikken. Geschiedenis is en blijft het verhaal van en over mensen.
Paul BEKAERT
VOETNOTEN (1) Akte nr 54 op 2 juli 1856 overgeschreven in de registers van de Hypotheekbewaarder in Brugge. (2) J. Verbrugge, Tielt, textielstad (deel I, negentiende eeuw), De Roede van Tielt, jg. 18, nr 2, juni 1987, blz. 55-61. (3) C. Vandecasteele, De schepenen van Tielt. Bijdrage tot de sociaal-economische geschiedenis van de 18de eeuw, Leuven, 1973, blz. 83-85. (4) A. Impe, De Tieltse tak van het geslacht Roelandts (sedert 1730), De Zondag, 26 november 1966. Op 6 december 1988 overleed in Mons Charles Louis Marie Ghislain Désiré Van Zantvoorde, aldaar geboren op 1 juni 1889, zoon van François Van Zantvoorde, kleinzoon van notaris Camille Van Zantvoorde (°17 maart 1827), rechtstreekse afstammeling van Jan Van Zantvoorde. Op 29 augustus 1989 antwoordt zijn zoon François, via zijn raadsman, aan de auteur : "Je vous précise que mon client Monsieur François Van Zantvoorde méfait savoir qu'il ne souhaitait pas correspondre avec qui que ce soit à propos des souvenirs de famille. ” De raadsman van zijn dochter MarieClaire Van Zantvoorde reageert van zijn kant helemaal niet op brieven. (5) J. Verbrugge, a.c., blz. 60. (6) Act van beschuldiging van de Heer Fabrikant Voortman, te Gend, gedrukt door Drukkerij van D. J. Vanderhaeghen, Uitgever der "Gazette van Gend", in de Onderstraat nr21. (7) J. Huyghebaert, De jonge Constant Vanden Berghe van 1808 tot 1847 : Iveraer van volksgeluk, De Roede van Tielt, jg. 2, nr 2, december 1971, blz. 5. J. Huyghebaert, Arrondissementscommissaris Constant Vanden Berghe (RoeselareTielt) en zijn aktie ten bate van de landbouw, Rollariensia, V, 1973, blz. 115. (8) A.R. Tanghe, De poorters van Tielt van vóór 1550 tot 1614, De Roede van Tielt, Tielt, 1985, blz. 2. (9) Geboorte-akte, Gemeente-archief Haarlem. De Haarlemse doopboeken mogen niet gefotokopieerd worden. Met brief dd. 10.01.1991 maakt het Gemeente-archief van Haarlem mij een print van de microfiche over. (10) Huwelijksakte D.T.B. Haarlem imv nr46, blz. 57, Gemeente-archief Haarlem.
107
(11 ) Kopie van het huwelijkscontract ons destijds bezorgd door wijlen A. Robert Tanghe, Tielt. (12) Stamboom in het bezit van Edouard Rolin Jaequemyns. Deze stamboom werd met brief van 3 januari 1929 door F. Van Zantvoorde vanuit Mons aan de grootvader van Edouard Rolin Jaequemyns toegestuurd. De stamboom werd opgesteld "d'après les documents y relatifs ayant été conservés dans cette famille et où on trouve ce qui suit : Copie conforme et sincère d'après le manuscrit de Monsieur de SOMVIELE, archiviste de ville de THIELT." De Jaequemyns zijn verwant met de familie Van Zantvoorde. Een fotokopie van de stamboom is in mijn bezit en één bevindt zich in het archief van De Roede van Tielt. Deze bron wordt verder kortweg aangeduid als : stamboom. (13) Stamboom. (14) A.R. Tanghe, o.c., blz. 211. (15) J. Briels, De emigratie uit de Zuidelijke Nederlanden omstreeks 1540 - 1621/30, in : Opstand en pacificatie in de Lage Landen. Bijdrage tot de studie van de Pacificatie van Gent. Verslagboek van het tweedaags colloquium bij de vierhonderdste verjaring van de Pacificatie van Gent, Gent, 23 oktober 1976, blz. 184-220. (16) A. De Vlaminck, Jaerboeken van de aloude kamer van Rethorika, Het Roosjen, onder kenspreuk Ghebloeyt int wilde te Thielt, Gent, 1862, blz. 151. (17) A. d'Hulst, Frans Hals, De Bokkewagen, Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen, 1963, 18a-18b. (18) Stamboom. (19) Land en prijzijboek van de stad door Louis de Bersacques, landmeter en Vincent Baggaert en Jan de Caigny, prijzers, met kaarten en gedeeltelijke index, december 1635. - S.A.T., oud archief, nr 354. (Percelen nrs 132, 176, 184, 208, 213, 222 en 223). (20) Huys ende erfve staende binnen den voorn. (Stede) staende geannoteert tot proffijte van Zijne Majesteit uit hoofde van Jacqueline Van Ravesteyn overleden in rebelleland. Afschrift van de akte in Archief De Roede van Tielt, Fonds A.R. Tanghe. (21) L. Rogier, Eenheid en scheiding, Geschiedenis der Nederlanden. 1477-1813, Antwerpen, 1968, blz. 81. (22) A. Impe, Ketters en belezers in de dekenij Tielt tusschen de jaren 1620 en 1650, H.G.O.K.K., 1946-1948, blz. 316-317. (23) A. Impe, a.c., blz. 316-317. (24) Paul Vandepitte, Tielt, Lannoo, Tielt, 1985, blz. 30. - L.P. Boon, Het Geuzenboek, Amsterdam, 1979 : De meeste lagere edelen die reeds voor het Calvinisme voelden, hadden elkaar ontmoet in Aalter, op het kasteel van Catharina van Boetselaar. En deze adellijke dame, de weduwe van Jacob van Vlaenderen, deed zeer veel tot het oprichten van het Eedverbond der Edelen hen aansporend de landvoogdes op haar nummer te zetten. (25) A. De Vlaminck, o.c., blz. 141. (26) A.R. Tanghe, o.c., blz. 221 : Cornelie van Ravesteyn betaalt in 1608 haar poortersrechten "ter causen van dat zou haer ontvremt heeft van haere poorterye p./app. 60 P. par." (S/R. 1602/1608 f° 18 V°) en op blz. 223 : de schenkingsakte van Jan Van Wyckhuyse, uittreksel uit het register "De Leeu", f° 382, V°. (27) De lezer kan zich een goed beeld vormen van Tielt zoals Jan Van Zantvoorde het heeft gekend aan de hand van de bijdrage van R. Ostyn, Stadsplan en landboek van Tieltbinnen of het aanzien van Tielt omstreeks 1635, De Roede van Tielt, jg. 23, nr 1, maart 1992, blz. 2-40, ill. en plattegronden in kleur. (28) R. Goussaert, De Tieltse halletoren door de eeuwen heen, De Roede van Tielt, Tielt,
108
1986, blz. 19. (29) Thieltsche mengelingen getrokken uit de Archieven der Stad, Roede en Vierschare, Tielt, J.D. Minnaert, 1878, blz. 79. (30) A.R. Tanghe, o.c., blz. 210. (31) In Archief De Roede van Tielt, Fonds A.R. Tanghe : uittreksel uit het Register "De Leeu", folio 431, verso, getuigenverklaring onder eed van Laureyns Van Ravesteyn. (32) R. Goussaert, o.c., blz. 19. (33) A.R. Tanghe, o.c., blz. 1 - Wezerij-akte 1628, "Vande waetere", waarvan afschrift in Archief De Roede van Tielt, Fonds A.R. Tanghe. (34) A.R. Tanghe, o.c., blz. 2. (35) M. Cloet, Het kerkelijk leven in een landelijke dekenij van Vlaanderen tijdens de XVIIe eeuw : Tielt van 1609 tot 1700, Leuven, Universiteitsbibliotheek, 1968, blz. 86. (36) P. Vandepitte, De stadsfinanciën van Tielt vanaf de regering van Filips II tot het begin van de Oostenrijkse periode ( 1557-1718), Tielt, 1966, blz. 134-137. (37) Idem, blz. 138. (38) Idem, blz. 52. (39) M. Cloet, o.c., Hz. 98-120. (41) A. De Vlaminck, o.c., blz. 144. (42) P. Vandepitte, De stadsfinanciën ..., blz. 139. (43) M. Cloet, o.c., blz. 108. (44) Stamboom. (45) M. Maertens-Verkinderen, De families Verkinderen en Van Walleghem, Handzame, 1971, blz. 35. (46) M. Cloet, o.c., blz. 451. - A. Impe, o.c., blz. 316-317 : "An habeat aliquos, qui récusent, e t... " "Sunt diversi et notorii :... Rolandus de waele et ejus uxor et mater, uxor Joannes van Wyckhuyse ...", (Register Visitationes Decanales). (47) A. De Vlaminck, o.c., blz. 145. (48) Stamboom. (49) A.R. Tanghe, o.c., blz. 221. (50) Stamboom. (51) Thieltsche mengelingen .... blz. 92. (52) Zijn naam komt voor in een akte van 10 april 1664 (S.A.T., oud archief, nr 1688, Archief van de Heerlijkheid Gruuthuze). (53) Schepen van Tomme en Hage : zijn naam komt voor in een akte van 8 augustus 1633 (S.A.T., oud archief, nr 1710, Archief van de Heerlijkheid Tomme en Hage). - En in R.A.B., Aanwinsten, nr 3294, de volgende akten : Schepen van Tomme en Hage, Gruuthuze en Roosebeyschen, akte van 21 februari 1639. / Baljuw van Tomme : akten van 1 september 1651, 12 maart 1661 en 24 oktober 1664. / Schepen van Roosebeyschen : akten van 21 maart 1652. / Schepen van Tomme : akten van 30 juli 1660 en 18 juli 1663. / Een heerlijkheid is een deel van een territoriaal vorstendom waarover iemand in eigen naam overheidsrechten uitoefent onder het hoog gezag van de vorst. (54) M. Cloet, o.c., blz. 86. - R. Ostyn, Tielt, Sint-Pieters, blz. 95-98 in : Muylaert Freddy (eindred.), Kerken in West-Vlaanderen. Deel 1, Uitgeverij Creatief, Roeselare, (1991). (55) A. De Vlaminck, o.c., blz. 147. (56) Stamboom. (57) W. Van Hoorick en E. Roets, Molens en molenaars in Vlaanderen rond 1600, Vlaamse Stam, jg. 21, 1985. blz. 515-523 en 539-552, vermelding op blz. 544. (58) A.R. Tanghe, o.c., blz. 2.
109
(59) (60) (61) (62) (63)
P. Vandepitte, De stadsfinanciën ..., blz. 72-73. Stamboom. Stadsrekening Tielt 1636-1638, folio 30, S.A.T., oud archief, nr. 702. Stamboom. R. Ostyn, De Tieltse jaren van Jan De Mol (1613-1657), De Roede van Tielt, jg. 21, nr 4, december 1990. (64) Land en prijzijhoek van de stad. (zie noot 19) - R. Ostyn, Stadsplan en landboek van Tielt-binnen ..., blz. 30. (65) Hoogstraat nr 34. (66) R.A.B., Aanwinsten, nr. 1407. (67) Stamboom. (68) De spijker was de korenschuur. De meester van de graanschuur of de beambte die toezicht had over de spijker was spijkerwaerder of de spijkwaerder. Stallaerts glossarium ... voortgezet en bewerkt door Dr. F. Debrabandere. Derde deel, Familia & Patria, Handzame, 1977, kol. 352. (69) Archief De Roede van Tielt, Fonds A.R. Tanghe, afschrift van de akte van 5 juni 1635 uit het register "De drye Sleutels", folio 254 verso. (70) J.A.M. Vanmaele, Historiek van de herrezen komplete du Merybeiaard van Tielt, brochure n.a.v. het beiaardconcert van 16 juni 1991. (71) In een akte van 1638 waarin de Gilde voor Burgemeester en Schepenen verschijnt om de betaling van de pacht te bevestigen van het huis dat de Koning hen schonk (zie hoger) wordt Jan Van Zantvoorde vernoemd als Koning van de Gilde. (Afschrift van de akte in het Archief De Roede van Tielt, Fonds A.R. Tanghe). (72) Jules Devriendt, onuitgegeven studie over de schuttersgilde Sint-Joris, in het Archief De Roede van Tielt. (73) Stamboom. (74) Stamboom. (75) Thieltsche mengelingen ..., blz. 6. (76) M. Cloet, o.c., blz. 107. (77) P. Vandepitte, De stadsfinanciën ..., blz. 52. (78) Stamboom. (79) Stamboom. (80) Stamboom. (81) Stamboom (82) Stamboom. (83) Thieltsche mengelingen ..., blz. 90-92. (84) Stadsrekening 1645-1646 vermeld in : D. De Somviele, Inventaire analytique et chronologique des archives de la ville de Thielt, tome I : Chartes, J.D. Minnaert, Tielt, z.j., blz. 6. (85) A. De Vlaminck, o.c., blz. 148. (86) Thieltsche mengelingen .... blz. 78. (87) P. Vandepitte, De stadsfinanciën ..., blz. 72. (88) I. Schoffer e.a.. De Lage Landen 1500-1780, Den Haag, 1988, blz. 324. (89) Thieltsche mengelingen ..., blz. 78. 1. Schoffer e.a., o.c., blz. 326-327. (90) J.A.M. Vanmaele, o.c. (91) S.A.T., oud archief, nr 1020. (92) M. Cloet, o.c., blz. 98-120. (93) R. Ostyn, De Tieltse jaren van ... , blz. 190-197.
110
(94) (95) (96) (97) (98)
P. Vandepitte, De stadsfinanciën .... blz. 30-31. M. Cloet, o.c., blz. 93. A. De Vlaminck, o.c., blz. 149. Thieltsche mengelingen ..., blz. 79. Idem, blz. 80. - Graag willen we laten opmerken dat het Dodenboek van het Tieltse Minderbroedersklooster en A. Houbaert en K. Haazen een andere datum vermelden voor de brand van het Patersklooster : niet de nacht van 21 op 22 januari 1660 (zoals de Thieltsche mengelingen vermelden), maar wel die van 20 op 21 januari 1660. Zie : A. Houbaert en K. Haazen, Het Obituarium o f Dodenboek van het Tieltse Minderbroedersklooster, De Roede van Tielt, jg. 10, nr 3, sept. 1979, blz. 117-118. (99) Idem, blz. 80. (100) A. De Vlaminck, o.c., blz. 149. (101) Thieltsche mengelingen ..., blz. 118. (102) Archief De Roede van Tielt, Fonds A.R. Thanghe. (103) Stamboom. (104) A.R. Tanghe, o.c., blz. 3-4. (105) P. Vandepitte, De stadsfinanciën ..., blz. 135. (106) De pelder was een baarkleed. Stallaerts glossarium ... voortgezet en bewerkt door Dr F. Debrabandere. Derde deel, Familia & Patria, Handzame, 1977, kol. 54-55. (107) A.R. Tanghe, o.c., blz. 3-4. (108) Zijn echtgenote Joanna Dessereins overleed op 20 februari 1670. A.R. Tanghe, o.c., blz. 3. (109) P. Vandepitte, De stadsfinanciën ..., blz. 6.
111
DE PASTOORS VAN OESELGEM De op het einde van de 12de eeuw vermelde toponiemen Ulselenghien en Hulselenghem gaan terug op het Germaanse Odsilla, troetelnaam voor Odo + haim, heem. In 1218 vinden we Oselghem en in 1377 Oeselghem. De parochie Oeselgem komt in de prebendenregisters van 1362 voor. Alhoewel de "ecclesia parochialis" en de pastoor van Oeselgem eerst in 1455 uitdrukkelijk in de bronnen vermeld worden, is het best mogelijk dat de wortels van deze parochie op het einde van de karolingische tijd moeten worden gezocht. De Sint-Bertinus- en de Sint-Baafsabdij hebben toen veel parochies op het grondgebied van het huidige bisdom Brugge gesticht. Ook kan de parochie aan de Leie haar verre oorsprong aan een koninklijk domein te danken hebben. Voor dit laatste pleit de keus van de patroonheilige, Martinus van Tours. Wie namen van Oeselgemse pastoors van vóór het concilie van Trente (1545-1563) wil garen, mag een schrale oogst verwachten. Namen werden opgetekend ter gelegenheid van belangrijke gebeurtenissen, grote transac ties en wettelijke passeringen, bij het verlenen van privilegies en het geven van schenkingen. In kronieken, oorkonden, bullen, akten en rekeningen werden deze vastgelegd. Kapittels, kloosters en kastelen en andere centra waar geschiedenis werd gemaakt, hoeven we in Oeselgem niet te zoeken. Het kasteeltje van de heren van Eksaarde lag al in de 16de eeuw in puin. Als we toch een paar namen van pastoors van vóór 1600 kennen, is het in de eerste plaats te danken aan het speurwerk van pastoor Michem. In de 17de eeuw komt er verandering. De geleidelijke uitvoering van de decreten van het concilie van Trente brengt mee dat de pastoors parochieregisters leren bijhouden, dat schriftelijke verslagen van bisschoppelijke en dekanale visitaties worden opgesteld en dat de kerkelijke bestuursactiviteiten, zoals benoemingen en allerlei maatregelen van kerkelijke beleids mensen, stelselmatig in hun aktenregisters worden opgetekend. Dit zijn de bronnen waarin ook over kleine parochies veel kan worden geraapt. Zo bleven de namen bewaard, niet alleen van hen die het voor het zeggen, het nemen en het geven hadden, maar ook die van gewone mensen en gewone pastoors. In het begin van de 19de eeuw komen daar nog bij : de "Indicateurs", de "Wegwysers" en de almanakken van het bisdom. In de loop van de eeuw komt de ambtelijke papiermolen pas goed op gang en moet voor het bewaren van het archief zelfs bijgebouwd worden. Wat betreft de gegevens van de overlijdensgedachtenissen (rouwprentjes) is het nodig daarmee voorzichtig te zijn. "Doodsantjes" werden en worden vaak in alle haast en niet zo nauwkeurig opgesteld. Waar zij verschillen
112
met de officiële documenten, zoals almanakken en jaarboeken, zal best, een paar gevallen uitgezonderd, voor deze laatste worden gekozen. In dit artikel worden enkele varianten in voetnoot gegeven. Hierna volgen de gekende namen van pastoors van Oeselgem, met hun personalia en de bijzonderste gebeurtenissen op parochiaal en nationaal niveau die zich tijdens hun pastoraat afspeelden. (Oeselgem had niet de middelen om er een onderpastoor op na te houden. In de jaren 1855 - 1861 heeft pastoor Bossuyt, met de zegen van de bisschop en de toelating van de burgemeester, pogingen gedaan. De beslissing van de bestendige deputatie was negatief : de gemeente telde geen 1000 inwoners en de door haar voorgestelde tussenkomst in de wedde was te zwaar.) Er werd een indeling gemaakt volgens de verschillende bisdommen waaronder Oeselgem en de dekenij Tielt ressorteerden : het oude bisdom Doornik, het oude bisdom Gent, het nieuwe bisdom Gent en het nieuwe bisdom Brugge. Jozef BOSSU
AFKORTINGEN EN TEKENS 0 = geboorte t = overlijden g. = priesterwijding l. = leraar b. = bewaker of subregent h. p. = hulppriester of coadjutor o. p. = onderpastoor m. p. = medepastoor k. = kapelaan p. = pastoor d. = deservitor of waarnemend pastoor STB = scientiae theologicae baccalaureus of hij die het bakkalaureaat (laagste akademische graad) in de godgeleerdheid verworven heeft. B. = benoeming A. = aanstelling ( ) = bij benadering, vermoedelijk voordien = vóór zijn pastoraat in Oeselgem nadien = na zijn pastoraat in Oeselgem bev. = bevolkingscijfer
113
HET OUDE BISDOM DOORNIK, vóór 1562 Olivierus VAN DEN BROECKE of VAN DEN BROELE (1438) - 1455 of 1465 Jacobus GRAULT
3.2.1466-1468 (Fragmenta 1ste Rks, blz. 242)
Joannes PLANQUELLE 17.6.1468(Fragmenta 2de Rks, blz. 98) nadien kapelaan van het O.-L.-Vrouw-altaar in de parochiekerk van Flines in het Kamerijkse Laurentius DIDIER
(1515) -
Gulielmus ANTHEUNIS
4.6.1548 -
Joannes DE PASTERE of DE PEYSTERE t (Oeselgem) 1556
- (1556)
HET OUDE BISDOM GENT, 1562 -1802 Antonius GILLE Christophorus HOBOSCH t (Oeselgem) 1572
18.9.1566(1572)
Joannes BOELE
19.6.1572 - 1573
Petrus VAN ZANDE ° 1540 voordien p. Wontergem nadien p. Gottem : 1586 en deken van Tielt d. Franciscus DE SMET
19.2.1574 - 1580
Joannes VAN PRAET of DE PRAETERE t Oeselgem 1620 voordien d. Gottem, Olsene, Zulte p. Ooike : 1585 - 1586
1580 - 1586 17.4.1586 - 1620
Philippus VAN MONTAGUT 1620 - 1628 0 Dendermonde 1590 nadien k. Antwerpen, klooster Ter Siecken 13.4.1628 bev. in 1623 : 292 Albertus POTTUYT, POTTAY of POTTHI 1.7.1628 (1) - 10.10.1632 “Anwerpen, t Oeselgem 10.10.1632 (1) voordien k. klooster ter siecken eerste parochieregister : 1628 Hubertus VORSTENBOSCH STB 15.11.1632 (B) ° dioc 'Bos, t Oeselgem 20.5.1664 28.11.1632 (A)(l) - 20.5.1664 bouw van de eerste pastorie bij de kerk ca. 1650 Georgius VAN (DEN) DAELE STB 7.7.1664 (A) (2) (3) - 23.2.1669 (2) “Oudenaarde-Pamele 26.1,1633, tEine 1.10.1708 voordien o.p. St.-Pauwels-Waas : 1657-1664 nadien p. Eine : 12.2.1669-1677, Oudenaarde : 1677-1683, Waasmunster 1683-
114
1702, Eine: 1702-1.10.1708 Marcus HENDRICX STB 12.2.1669 (B) °Gent-St.-Michiels-N. 26.2.1641 23.2.1669 (A) (2) - (5.2.)1677 tDestelbergen 18.3.1704 g. 2.4.1665 nadien p. Destelbergen : 5.2.1677 - 18.3.1704 herstelling van kerkkoor, 1672 d. Antonius LE ROY STB (4) 30.3.1677 - (15-6.)1677 “Tilburg 1648 fOlsene 16.3.1691 voordien o.p. Olsene : 1673 - (30.3.)1677 nadien p. Olsene : 15.6.1677 - 1 16.3.1691 bev. in 1682 : 500 Petrus VAN HAECHT 15.6.1677 - (18.6.)1692 “Gent 1650 tGent 1696 nadien p. St.-Baafs-Vijve : 18.6.1692-1695 Bijloke Gent : 1695 - f1696 Negenjarige Oorlog, 1688-1697, opeising van voedsel en voeder door Verbondenen en Fransen. Petrus JAILLE 21.6.1692 (B) “Gent-St.-Jacobs 10.7.1656 23.6.1692 (A) (5) - 10.9.1728 fOeselgem 10.9.1728 g. 22.12.1685 voordien o.p. Zomergem : 1689-1690 p. Gavere : 1690-1691 ruilde met Petrus Van Haecht zijn kapelanie in de kerk van Hulst voor de parochie Oeselgem ; dwingt de grote tiendheffers tot financiële tussenkomst voor de herstelling van de kerk en in het pastoorsinkomen ; verarming van de parochie en verkrotting van de kerk t.g.v. de oorlog, bev. van 450 (1695) naar 342 (1696) ; herbouw van de kerk, 1720 ; verering van de H. Apollonia, 4.7.1723 ; weigert de bulle "Unigenitus" (1713) te aanvaarden, werd op 15.6.1722 in zijn pastorele functie gesuspendeerd, d. Judocus VERBEKE, pastoor van Wakken, 19.6.1722 - 1.7.1723 en van 23.12.1726 tot aan de dood van Jaille Guillaume DE VINCKE. onderpastoor van Hamme, 1.7.1723 - 23.12.1726 Joannes-Baptista VAN DOORESEELE 9.10.1728 (B) “Gent-St.-Michiels 5.8.1699 10.11.1728 (A) - (4.8.)1734 fEkkergem 13.11.1753 ; g. 16.9.1722 voordien o.p. Merendree : 4.1.1723 - 1724, H. Kerst-Gent : 1724-1728 nadien p. Gent-St.-Jacobs : 4.8.1734-1744, Ekkergem-St.-Martinus : 16.6.1744 113.11.1753 en examinator synodalis te Gent. Joannes BOONE 9.8.1734- 30.9.1763 “Gent-St.-Baafs 16.8.1690, fOeselgem 30.9.1763 g. 29.1.1713 voordien o.p. Kieldrecht : 1714-1720, Zelzate : 1720-1734
115
werd begraven in de kerk vóór het hoogaltaar, grafplaat Petrus-Joannes BUYSE (6) STB 13.10.1763 (B) °Oekene-Roeselare 17.4.1736 1.12.1763 (A) (7) - 25.6.1803 tOeselgem 25.6.1817 (7) eerste ambtsperiode tweede plaats van de 1ste linie op 101 mededingers aan de universiteit van Leuven, 21.10.1755 p. Machelen : 26.6.1803 - (10.3.)1804 plaatsing van orgel in de kerk, 1765 ; proces (1790-1816) over schenking aan de armendis ; definitieve bezetting (1794) en aanhechting (1795-1814) van Z.-Nederland door Frankrijk, Beloken Tijd ; Buyse weigert de eed van trouw aan de Franse Republiek, kerk gesloten, tabernakel vernield, klok door de gendarmen meegenomen (1797), priesterwerk in 't geheim ; concordaat met consul Napoleon Bonaparte (1802), parochie Oeselgem wordt succursale van Oostrozebeke.
HET NIEUWE BISDOM GENT, 1802 -1834 Petrus-Joannes VAN BL(E)YENBERGHE (8) (25.6.) 1803 - (10.3.)1804 °Gent-Meulestede, 1739 (9) t in een klooster te Gent, 1804 voordien p. Stene, St.-Margriete Petrus-Joannes BUYSE (10) STB 10.3.1804 (7) - 25.6.1817 geboorte van een "Siamese tweeling" (tweede ambtsperiode) 5.2.1809 definitieve veroordeling van P.J.Buyse na een langdurig geschil over een erfenislegaat ten voordele van de armendis, 17.4.1816 vereniging van Z.-Nederland met N.-Nederland, 1815-1830 Joannes DESEYN 1.9.1817 - 1.2.1825 ( 11 ) “Olsene 1778 fE in e 27.7.1833 voordien o.p. Gent-St.-Niklaas nadien p. Eine : (1.2.)1825 - f27.7.1833 bouw van de tweede pastorie bij de kerk, 1817 bev. boven 1000 : 1.075 in 1822, 1160 in 1835 Ludovicus ISACQ 28.2.1825 (B) (12) - (30.4.)1838 “Boezinge 10.7.1790, (13) fPoelkapelle 4.12.1851 g. 1817 voordien o.p. Lichtervelde : 1817 nadien p. Poelkapelle : 30.4.1838 - t4.12.1851 schenkt samen met burgemeester 't Feit de marmeren vloer in het koor van de kerk bev. in 1831 : 1152; in 1835: 1160 Stichting van de Belgische Staat, 1830
116
I l I 1»
V O O
II
D E
I .I I 'iI i
▼Alt DFX
EKRWEERDEN JIEKR
LUDOVICDSCONSTANTINUS 1S\CQ, IW ST O O n T E r O E L C A P E L L E j
aldner o te rlcd e n den 1 d e c c m ltr 1 8 5 1 , in den ouderdom Tan G1 j n r e n e n G maendcn. U y t t i i G od o n d o m e n o o h o n a e n g e n a e m , x y n o g e d a c h to n ia ia in x n g o n . E o c le a . 4 5 , 1.
Z a lig xy n <Jo Y rc e d x a rn ig o w a n t xy c u llo n k i n d e r e n G oda g e n o e m d w o r d e n . M a t t h . 5 , 9 .
I k ara o o k u a lle n , d o o r u n io n I T e e r J e x u a C h r U tu » , d a t g y m y b y God d o o r u w e g e b o d e n x o u d t b y o ta o n . A d R o m . 15, 3 0.
n.
i.
• a o c o i , — i . un ru»
Vroegst bekende rouwprentje van een pastoor van Oeselgem.
v.
HET NIEUWE BISDOM BRUGGE, vanaf 1834 Benedictus COSSEY 30.4.1838 (B) “Poperinge 28.4.1800 22.5.1838 (A) (14)-22.12.1848 fBeveren-Alveringem, 7.8.1863 g. Mechelen, juli 1825 voordien o.p. Erpe : 30.7.1825, Brugge-St.-Jacob : 11.11.1829 nadien p. Bulskamp : 17 of 22.12.1848, Beveren-Alveringem : 11.5.1860-47.8.1863 crisis- en hongerjaren 1846-1850, pastoor voorzitter van hulpcomité bev. 1111 (1846), 1080 ( 1847) ; verdeeldheid door vijandschap tussen burgemeester 't Feit en de pastoor ; vergroting van de kerk met twee traveeën, nieuwbouw toren, por taal en doopkapel ; schenking van een doopvont door pastoor. Leonardus REYNAERT 14.12.1848 (B) (15) “Anzegem 25.3.1792 24.12.1848 (A) (16) - 13.6.1852 t Oeselgem 13.6.1852 voordien o.p. Herzele, Becelare, Nazareth p. Gijzelbrechtegem : Februari 1829 werd begraven vóór de calvarieberg tegen de voorgevel van de kerk h. p. Clement DE COENE (“Reninge 16.5.1819) : 22.3.1849, nadien h.p. Helkijn : 12.4.1850 h.p. Joseph-Louis DELANNO Y (°Hooglede 6.5.1822) : 26.3.1851 - 13.6.1852 nadien o.p. Izegem, p. Reningelst f4.10.1890 Petrus BOSSUYT 25.6.1852 (B) °Lichtervelde 17.6.1809 1.7.1852 (A) - 15.11.1877 (17) t Lichtervelde 12.4.1878 g. Gent 1833 voordien h.p. Lichtervelde : 19.7.1833 o.p. Kortemark : 1.10.1834 eerste steenweg (kassei) in Oeselgem, Staatsbaan-Olsenesteenweg met brug over de Leie, 1873 ; uitbouw van de gemeenteschool, hoek Wakkensesteenweg/Kerkweg, 1872 ; bouw van gemeenteschool in de Deinzestraat, 1875 ; bev. in 1860 onder 1000 en zo tot einde van de eeuw Henricus COPIN 16.11.1877 (B) (18) - 28.8.1881 °Tielt 8.4.1833 (19) f Oostnieuwkerke 18.7.1891 g. Brugge 1858 voordien 1. college Menen : 1858, kleinseminarie Roeselare, 1862 o.p. Eemegem, 1866 nadien p. Oostnieuwkerke : 1881 - f18.7.1891 schoolstrijd 1877-1884, in Oeselgem zonder grote botsingen ; bouw van parochie school in de Wakkensesteenweg, installatie van de zusters van 't Geloof van Tielt, 1879. Ludovicus DALLE “Pittem 25.12.1831
118
26.8.1881 (B )- 18.8.1903
m m
m La porie du Ciel s’onvre pour recevoir cens qui m etlcat leur conliance en Marie. (S. Bern.)
Hitte? post r § jw e S»# RÉVÉREND
BENOIT-BERTÏN COSSEY, A'e à
rH
P o p c r i n g h e , l e 28 A v r i l . . . 1800, O rd o n n é P r ê tr e , à ila lin e s , en J u ille t . 1825, Vicaire à E r p e , l e 30 J u i l l e t . . . . 1825, V i c a i r e à S . J a c q u e t , à B r u g e s , l e 11 N o v . 1829, C u r é à O e s s c l g h e m , l e 22 M a i . . . 1838, C u r é à B u l s c a m p , l e 22 D é c e m b r e . . 1848, C u r é à B e o e r e n , l e z B o u s b r u g g e , l e 11 M a i 1860, V d é c é d é - l e 1 A o û t .................................... 18C3.
Souvenez-vous, de vos Pasteurs, qui vous onl annoncé b parois de Dieu. (Hebr. X III, 7.) Seigneur, il a aimé la beaulc de votre maison et le lieu ou réside votre gloire. (Ps. XXV, 8.) Le zèle de voire m aisoul'a coGsumé. (Ps. LX Y I11,12.) Il a été prodigue envers les pauvres , sa justice durera dans l’éternité; (Ps. CXI, y.) Car celui qui est miséricordieux sera bieubeureux. (Prov. XIY, 21.) Je vous p r i e , p a r les mérites de J é s u s - C h r i s t , et l’am our du Saiut Esprit de me ressouvenir dans vos prières. (Ad Rom. XXY, 50.) Jésus, Marie, Joseph , que mon àm e repose en paix avee vous. ( 100 jours d ’indulgence.)
(!; De deur des Remoir zal lioii openen oui ue icn r te on tv angen die b u n betrouwen ou Maria stellen, e
ç
11. Be&nardi:.
ö
1?
J
BID VOOR DE ZIEL VAN DEK
^
§
eersveerden heer
8
s
ç j 2 X 8 8 r\
'j' i
s
* BENEDICTUS BERTINUS CQSSEY. G e b o r e n te P o p e r i n n h e d e n 2$ A p r i l P r i e s t e r g e w i j d tc M c c h c l e n . i n J u l y O n d e r p a s t o r te E r p e , d c n o O J u l y . O n d e r p a s t o r v a n S* J a k o b s le B r u g g e , d e n l i A o v e m b e r .................................. P a s t o r i e O e s s c lg h e m . d e n 22 M e i . P a s t o r le B u l S c a m p . ci en 22 b e c e m b c r P a s t o r te B e v e r e n . d e n 11 M e i . . . A ld a e r o v e rle d e n d e n 7 A u g u s t y . .
1800. 1825, 1825,
5 g * X 1820. ï 1S38. o IS-iS. A 1800, t 18G3. i
Wees uwe herders indachtig die u het woord Gods verkondigd hebben. M i e b r . x r n . 7.) Heerl Hy heeft den luister van uw huis en de plaets der woomng uwer glorie beuiind. Pi. xxv. 8. De iver van uw huis heelt hem verslonden. (I's. L x v m . 12.) Hy heeft uitgedeeld en aen den arme gegeven, zyne regtveerdigheid zal in der eeuwigheid blyven: ( Ps. cxt. 9. ) W a n t die den anue bermhertig is, zal zalig zyn. ( Prov. x iv . 2 ’ . ) ]k bid UI. door de verdiensten van Jesus-Christu.en door de liefde van den tt. Geest, dat gy my door uwe gebeden ter bulpe kornet. . Aü K o m . x x v . 30.) Jésus, Maria, Josepb, dat mync ziel met C in vrede ruste. ( 100 dagbk a f l ie t . ]
P o p e n n g h e . b y D u F io c r - V a n d e n b o o g a e r d i: .
Bruges, itup. de L. B. llerreboudt.
Het kwam wel meer voor : Frans voor de "elite" en Nederlands voor het volk.
-
D I E (i E D U H 1 G I . Y K
D a t a l l e n m e n s c h o n * a d n x ie i l s b e d i e D ie n v a n C h r is tu s eu a ls w t t o e e le r s T in G o d s m is t e n e n . x a d C o r . C. ir .
/•
B ID V O O R DE Z IE L *
•n
-0
T A S DKN U R W . BKER *
‘Z 11 tc
. JOANNES LEONARDIIS REYNAERT ,
hd
1-
G e b o r e n t e A n s e g lie m d e n 2 3 M a c rt IT T 2 ; O n d e r -p a s lo r te H e r z e e le , B e c e la c r e en N a z a r e th ; P a sto r lo t G y se lb r e c h te g h e m
O
F e b r u a r y 1 8 2 D ; P a s t o r l o t O u s s e lg lie tn fD ecem ber 1848; <9
O M O
H H H
Pr
=3 2
a ld a e r o v e r le d e n d e n 1 3 J p n i u i 1 8 5 2 .V
tc
SC j
Ik h e b d r o e fb e id e n p y n g e r o n d e n . D e n H eer b e e ft n o g p y n b t m y n e p y u g e v o e g d . P s. x i4 D e d e u r dey h e m e ls s ta e t o p e n o m d e z e te o n tv a n g e n d i e b u n b e t r o u w e n o p M a r ia s t e l l e n , w a n t z y is d e z a lig h e id v a n d ie L aer a e n r o e p e n . H. Borat.
O a o tc
>-
2
:
w u cr.
O n zen V ad er. — W ees g eg ro et. G e lo o f d z y J e s u s -C b r is t o a w a r e n G o d e n m e u s c lw f . t G f c b e o e d y d z y d e H . M a r ia M o e d e r G o d s . ( T w è j f j j iie n a f la e t , t o e p a s s e ly k a e o - d r o r e r l e d e u e , b y b r e r e r a n P lu s i x , i a M aert , 1 8 5 1. $ ' 4
B.
t
.
r . .
.
Tussen beide rouwprentjes ligt 75 jaar.
rt ! Ik zul mij eenen getrouwen priester verwekken, die volgens mijn h e n zul te werk gaan. i H eg.
B ID
VOOR
DE
VAK DEN EERWEEUDEN
Z IE L heeu
Henricus-Ghislenus COPIN, geboren te THIELT, den 8 April 1833. P r i e s t e r g e w i j d te. Brugge in I 8 ó 8 , o p v o lg e n tlii) : P r o f e s s o r in 't K u lle g ie te Meenen e n in ’l K le i n - S e t n i n a r i e te llousselarc, O n d e r p a s t o r tc Eernegbem P a s t o r te Üesselghcm, e n s e d e r t J 8 8 l P a s t o r t t Oostuieuwkerkc, e d w a a r h i j g o d v r u c h t i g in d e n l i e e r o n t s li e p d e n 1 8 J u h 1 8 'J l.
Hij was iu der waarheid eeu priester naar Gods welbehagen. — Hij heelt zijne schapen in dc een voudigheid zijns herten geweid. — H etgene hij God aangenaam meende, heelt hij gedaan, eD noch ter rech ter noch ter linker zijde is hij van den w aren weg algeweken. — Uij heeft zich alles voor allen ge m aakt om ze alleu zalig tennaken. — Hij was de vader der arm e, de troc ster der bedrukte. — Hij bad gedurig, — en h eelt den lu ister van 'th u is Gods b e m ind. P s . — G e n - — IV l i e g . — I C o r . — A c t . A p . N a a r’t voorbeeld van den H. Alphonsus, was hij eeu allervurigste minnaar van Jésus iu zijn H .Sakram e n t en een uitm untende dienaar van Maria. "Rust iu vrede, weerde dienaar des H eeren. geniet den loon uwer deugden. Gij verlaat deze aa rd o g e lijk Moyses, in ’t midden van de zegeningen uws volks, d at u vraagt niet op te houdeu voor hem te bidden. II. E phrem . Lieve Parochianen, doet ’t gene gij van mij ge hoord en gezien-hebt, en de God van vrede zal m et u zijn. — D i e r b a r e b r o e d e r , wees mij indachtig aan ’t altaar des Heerea. U . A ttg . J io u s s e la r e .
—D ru k.
D e U r a u w e r - H o tl e it s .
.J Vroegst bekende foto van een Oeselgemse pastoor met zijn rouwprentje.
tlzegem 15.12.1910 g. Brugge 17.5.1856 voordien o.p. Pollinkhove : 15.10.1856, Avelgem : 9.7.1859 vergroting van het kerkkoor en nieuwe kommuniebank : wrijvingen met het gemeente bestuur m.b.t. het houden van "bollingen"-wedstrijden in de herbergen ; kasseiweg van de Vierschaar naar Wakken (1894) Benedictus VERMEERSCH 28.8.1903 (B) “Ploegsteert 6.8.1852 10.9.1903 (A) (20) - 26.5.1911 t Kortrijk 15.2.1928 g. 22.12.1877 voordien 1. St.-Amandscollege Kortrijk : 10.11.1877 o.p. Proven : 26.11.1884. Waasten : 22.2.1888, Rumbeke : 20.3.1889 nadien p. Assebroek-O.-L.-V. : 26.5 (B) 20.6 (A) 1911, Stavele : 26.7 (B) 13.8 (A) 1912 - 20.8.1925 begin van het liber memorialis t.g.v. het synodaal decreet van 1900 ; bouw van de derde pastorie bij de kerk, 1904-1905 ; kasseiweg van Zulte naar Oeselgem met brug over de Leie (1910) Seraphinus ST-MARTIN 26.5.1911 (B) - 18.12.1918 °Pervijze 31.8.1860 t Emelgem 26.3.1941 g. Brugge 19.6.1886 voordien h.p. Oostkerke-Damme : 9.2.1888, Marialoop : 16.4.1888 o.p. Leffinge : 20.5.1891, Roeselare-St.-Michiel : 19.6.1895 nadien p. St.-Eloois-Winkel : 18.12.1918 - 3.3.1941 bouw van school (4 klassen) in de tuin achter de bestaande school (1911) en van kloos ter (1914) in de Wakkensesteenweg ; herstelling van kerk en toren ; uitbouw van het kerkhof aan de noordzijde ; omheining in smeedijzer wereldoorlog 1914-1918, Duitse bezetting, zware beschadiging van centrum, kerk en pastorie ; 9 gesneuvelde militairen en 9 burgerlijke slachtoffers Jules MUYLLE 18.12.1918 (B) “Zonnebeke 27.4.1858 (21) maart 1919 (A) - 5.8.1921 t Hooglede 16.9.1921 g. Brugge 19.12.1885 voordien h.p. Ramskapelle : 9.1.1886 o. p. Merkem : 31.8.1898 p. Kaaskerke : 26.7.1912 herstelling van toren, dak, muren en vensters van de kerk Leo CAPPELLE 18.8.1921 (B) - 6.9.1922 °Sint-Kruis-Brugge 25.3.1860 t Aartrijke 21.6.1923 (22) g. Brugge 19.12.1885 voordien h.p. St.-Joris-Nieuwpoort : 8.1.1887 o. p. Vladslo: 31.10.1893 p. Zande : 27.9.1912
122
ÿ T
uM C t|
6 6 i a k e n 6c u
û >n e r
ll o ^ o c . i t f c M ; jTfcj
.■ < f « | <!5cr b liiic r dcbacluciiis !rJ| V 'iilîS 'J
I ®
.
_ ,
ber
‘
jl|.
■m - P vKsîcrwijôiiijj ]S
S fra fijn ftiia iliu outvanacu v au tî. J J » a ic t. U: L Svutjt^c 6c u it> ] m u lU ttô . l - i o o t mijne ^ici eu O.uik icu I J c c i c . u*aut ui mij w ro c h t, k i i| w* 1 5 . t C c jj.b c r tv til. i ..
4«ectc 61114011luvlt p i | ici,
6
machtig
Ô e e u nvrk i> arcotci* 6au l»ct cciisacrccrcu v.ui t lichaam vau _}• C . 1 6* w*hom i IDicr »cu6cit ai| vergeven • uli.u,or6<iihuiiivraeivn.etiu’ier «cuJcn 4 i| trccr^ouùcii suit,u’crJeu uvcr(vu6cu .1 Jean Ce j . , W at zalik 6cti Deere wedergeven voor ailes uut ô i| mij geschenken l’cejt itUiss i ^ ijt heilig cui6.it 1k heilig beit.t C<v 11. 4♦ »
6 5
6
6 6
j£dG.ut c l »ij ank. jaubi li|khct t'e s Ô ccrcti lo s u . tceac«ei ; |4 a n Cl ij tkertc leveu . ii al iv.it mtj leu eeU viel C lit Clive liait . mijit hert eu «ici, V’ oor aiiksclm l u'oergegeven.
3
6 6 6 6 (>fcnje n J ~ i lm a.hii.jc eu bcriul>erti.je Ô «.'0 . 6ie m mve cumeetl’.irc g.-vMui6uiveu 6icua.it* C 'c ra jtin torlietlS priesterdom liel't verbeven, verhoor uum octmocèia siueekcu. geef lient 6e gratte van eeu
treerdige prie ster te jiju.cu tcgcnal vijii* uvciJcu euwcrkcti.'Door leeus-C^ristué euscutâcer.llinen. j 4 a u L ilo c ù v c rira u rc n on V’ r u n d e n . J. ;J.teonb P K,»1-'-u jc. •î'Miîw*
K> U>
£
4-
BU) GOD
1
ZEER EER W AARDE
V O O R DE Z IE L VAN HEER
S E R A F IE N ST -M A R TIN G e b o re n te P ervijse d e u 31 A u g u s t u s 1860 P rie s te r gew ijd te B ru g g e 19 J u n i 1886 H u l p p r i e s t e r te O o 9 tk e r k e 9 F e b r u a r i 1888 H u lp p rie s c e r te M aria lo o p 26 A p r i l 1888 O n d e r p a s t o o r te L eifin g e 9 J u l i 1891 O n d e r p a s t o o r o p S t - M i c h i e l s R o e s e l a r e 6 J u l i 1895 P a s to o r te O e sselgem 26 M e i 1911 P a s to o r te S t-E Io o is -W ln k e l 18 D e c e m b e r 1911' Jubilaris 19 J u n i 1936 N a m o n tsla g 27 F e b r u a r i 1941 O v e rle d e n te E inelgein 2 6 M a a r t 1941 v o o rz ie n v an de G e re c h te n o n z e r M o e d e rd e H. Kerk. V e r e e r d n i e t ’t R i d d e r k r u i s d e r O r d e v a n L e o p o l d 11. „Ik h e h o v c r a l b e t k w a a d b e s t r e d e n e n b e t g o e d e t r a c h t e n te stic hten." Z o o m o ch t d e o v e r le d e n e priester ze ggen o p d e n a v o n d v a n zijn l e v e n , d e a v o n d d i e , h e l a a s , z o o k o r t s t o n d i g is g e w e e s t . Hij v e r d i e p t e z i c h d a g c l g k s in h e t g e b e d , w a a r d o o r hij zi j n e ziel d e e d o p s c i i g e n h o v e n d e v e r g a n k e l i j k h e i d d e z e r a a r d e e n w a a r d o o r hij n i e u w e k r a c h t e n p u t t e u i t h e t H a r t v a n d e n Z a l i g m a k e r , o m zi|ii p r i e s t e r w e r k o n v e r m o e i d v o o r t t e z e t t e n . D e H. Mis w a s v o o r h e i n h e t m i d d e l o m h e t d a g e l i j k s c h o i fe r v a n zi c h z e l v e n t e v e r n i e u w e n . N a a r h e t w o o r d v a n d e n l l ee r, w i s t z g n e l i n k e r h a n d n i e t w at ri|n e re c h t e r h a n d d e e d om het leed d e r arm e n te v er zachten. „ W e l a a n d a n . g o e d e e n g e tro u w e dienaar, treed binnen in d e v r e u g d e d e s H e c r e n . " D i e r b a r e Z u s t e r , d i e mij in iui|n p r i e s t e r w e r k b i f g e s t a a n h e b t . d a n k u v o o r u w e g e n e g e n h e i d e n w e e s inij i n d a c h ti g in u w e g e b e d e n . « B e m i n d e C h r i s t e n e n en O u d - P u r o c h l u n e n , w e e s # m i jn e w o o r d e n i n d a c h t i g e n g e d e n k t u w e n H e r d e r in u w e gebeden. 11. l l e r t v a n J e z u s , i k h e b b e t r o u w e n o p U I (JOOd.a.) D r u k R. T a n g h e . S t- E lo o is - W in k e l
Tussen wijding en overlijden : de loopbaan van een priester.
Leo DE PO O RTER E 23.9.1922 (B) (23) - 10.8.1927 “Brugge 13.7.1869 t Oeselgem 10.8.1927 (24) uitvaart te Oeselgem en begrafenis te Brugge, 16.8.1927 g. Brugge 23.12.1893 voordien 1. St.-Leogesticht Brugge : 20.5.1893 b. St.-Lodewijkscollege Brugge : 15.11.1898 o.p. Brugge-St.-Anna : 27.6.1902 herstelling van de kerk langs binnen, de lambrizering, verbouwing van orgel, 1923 Hieronymus (Jeroom) VANDEN WEGHE 19.8.1927 (B) - 18.3.1938 “Ledegem 20.6.1874 tWevelgem 16.12.1961 g. Brugge 9.6.1900 % voordien 1. St.-Leocollege Brugge : 11.6.3900, college Menen : 17.9.1900 St.-Leocollege Brugge : 8.1.1907 o.p. Poperinge-O.L.V. : 19.12.1913, Roeselare-O.L.V. : 3.9.1919 nadien p. Kachtem : 18.3.1938 - 17.3.1955 oprichting van de H.Hartbond, 1928 ; bouw van kapel hoek WakkensesteenwegVijvestraat, 1928 ; bouw van de St.-Apolloniakapelletjes op 't kerkhof, Lourdesgrot, 1933 ; oprichting van een "volksboekerij" in 't klooster, 1933 Vedastus (Gaston) SOENEN 18.3.1938 (B) “Kemmel 23.9.1883 (25) 10.4.1938 (A) - 31.3.1943 tRollegem 8.4.1973 (26) g. Brugge 10.6.1911 voordien 1. St.-Lodewijkscollege Brugge : 3.10.1911 o.p. Wingene : 10.9.1924 nadien p. Wakken : 31.3.1943 - 10.1.1961 eerste rechttrekking van de Leie (1939) ; wereldoorlog 1940-1945, grote schade aan kerk, pastorie en 34 huizen ; t.g.v. gevechten van 23-26 mei 1940 aan de Leie : talrijke doden in de Neerhoek ; twee klokken door de Duitsers meegenomen, 1943 ; 1 gesneu velde militair en 12 burgerlijke slachtoffers. Renatus (René) DAVID 31.3.1943 (B) “Eggewaartskapelle 28.7.1892 25.4.1943 (A) - 3.12.1947 fK ortem ark 7.10.1958 g. Brugge 17.12.1921 voordien b. college Tielt : 16.9.1921 o.p. Meulebeke : 26.7.1932 nadien p. Deerlijk : 3.12.1947 - 1 7.10.1958 bouw van de kapel in de Deinzestraat Gustavus BUTAYE “Bulskamp 5.2.1895 t Kortrijk 20.5.1959 g. Brugge 23.12.1922
124
3.12.1947 (B) 14.12.1947 (A) - 29.6.1956
voordien 1. gesticht Avelgem : 12.9.1928 o.p. Zonnebeke : 26.7.1933, Wevelgem : 24.4.1939 herstelling van pastorie en kerk, twee nieuwe klokken, 1953, nieuw hoogaltaar, repa ratie en uitbreiding van het orgel, nieuwe brandvensters ; bouw van nieuwe school aan de Leie (voorlopig 2 klassen) 1950 ; bouw van nieuwe brug over de Leie op de grens met Zulte : 1951 Leo VERSTRAETE 17.7.1956 (B) “Lendelede 10.6.1906 (27) 29.7.1956 (A) - 25.5.1965 t Lendelede 10.1.1976 g. Brugge 16.8.1931 voordien 1. college Poperinge : 10.9.1931 en zondagsonderpastoor te Stavele : 26.9.1935 o.p. Adinkerke : 31.3.1940, Marke : 21.8.1946 nadien p. Handzame : 25.5.1965 - 3.4.1975 Albert VANDECANDELAERE 17.6.1965 (B) - 15.6.1977 “Passendale 13.5.1913 g. Brugge 11.6.1938 voordien 1. college Kortrijk : 1.9.1938 o.p. Moerkerke : 24.4.1939, Oostrozebeke : 21.8.1948 tweede rechttrekking van de Leie : 1975 ; Oeselgem deelgemeente van Dentergem : 1.1.1977 Jozef BOSSU 15.9.1977 (B) °Sint-Andries-Brugge 9.3.1925 23.10.1977 (A) - 3.10.1990 g. 3.6.1950 voordien 1. college Komen : 31.8.1950, vakschool Waregem : sept. 1952 o.p. Egem : 7.10.1957, Moen : 8.8.1961 m.p. Zwevegem-St.-Amandus : 2.8.1967 herbouw van kerkorgel ; afbraak van de school van 1911 en uitbreiding van de school aan de Leie tot 6 klassen, 1981 ; afbraak van de oude gemeenteschool, 1982 ; bouw van het Leieheem ; nieuwe muur aan de zuidzijde van het kerkhof, Kapel O.-L.-Vrouw van Halle ; verdwijnen van de "Kruiseboom", hoek Tielt- en Vaerestraat, 1989 Benedikt VAN WAES 17.10.1990 (B) °Zwevegem 21.8.1944 g. 27.6.1970 voordien 1. Technische School Moeskroen, juli 1970 m.p. Lendelede : 25.8.1977, Moorslede : 18.12.1986
VOETNOTEN 1. D.A.T., Decanale Acten, Register nr 3, p.d., 1 verso, 18 recto 2. Idem, Register nr 4, blz. 3 recto. 3. Idem, Register 4, blz. 3 recto en 49 recto. Georgius van Daele was voordien onderpastoor te Oudenaarde-Pamele, zijn geboorteplaats. Na zijn pastoraat in Oeselgem vertrok hij naar Eine.
125
4. Deservitor in Oeselgem van 30.3.1677 tot aan de benoeming van Van Haecht op 15.6.1677 en niet pastoor van Oeselgem zoals bij F. Michem, of dan amper een paar weken. Zie ook L.M.I, blz. 3. 5. In B A B, F 265 nr 13 lezen wij over de benoeming en aanstelling van Jaille : "... hoedat hy tot deselve pastorye (van Oeselgem) was gepromoveert opde 21 juny 1692 ende in de ghewooner possessie gestelt met het observeren vande solemniteyten in dierghelycke pro motie gherequireert den 23 der selve maent volghens syne briefen van collatie institutie danaf s y n d e . 6. En niet "Buysse" zoals bij F. Michem. 7. L.M. I, blz. 4-5. Buyse was pastoor van Machelen : 25.6.1803-10.3.1804. B.A.B., N 66. 8. En niet "coadjutor" (hulppriester) zoals bij F. Michem. 9. B.A.B..B 469 geeft 1738. 10. Tweede ambtsperiode van Buyse. 11. De datum van 12 september 1825 in L.M.I, blz. 5 is blijkbaar foutief. 12. B.A.B., N 66. L.M.I blz. 6 geeft 19.2.1825. 13. L.M. I, blz 6, geeft 9.5.1838. Dit kan niet, want hij wordt op 30.4.1838 tot pastoor van Poelkapelle benoemd (B.A.B., B 469), tenzij men aanneemt dat hij na zijn benoeming nog een tijd in Oeselgem blijft wonen en men de datum van zijn verhuizing bedoelt. 14. Uit zijn gedachtenisprentje. 15. B.A.B., B 469. 16. L.M. I, blz. 6. 17. B.A.B., B 469. Daarbij worden ook 14 november (L.M. I, blz. 7 en gedachtenisprentje) en 19 november (almanak van het bisdom) als datum van ontslag opgegeven. 18. B.A.B., B 469. 19. L.M. I, blz. 8. 20. L.M. I, blz. 9. 21. B.A.B., B 469 geeft als geboortedatum 24.4.1858. 22. Overlijdensdatum op gedachtenisprentje : 22 juni 1923. 23. L.M. I, blz. 15 geeft 26.9.1922. 24. In de almanak van 't bisdom staat foutief : Kortrijk, 9 augustus. 25. Het gedachtenisprentje (L.M. II blz. 13-C) geeft 25 september 1883. 26. Het gedachtenisprentje (L.M. II blz. 13-C) geeft 7 april 1973. 27. Het gedachtenisprentje (L.M. II, blz 19 v.) geeft 6 juni 1906. Het jaarboek van het bisdom geeft 10 juni.
126
BRONNEN Gemeenten van België, Gemeentekrediet, Brussel 1980, dl 2, blz. 780. E. de Moreau, Histoire de l'Eglise en Belgique avant 1559, Brussel, dl 2 (1940), blz. 16-17 ; partie complémentaire (1948), blz. 328. Algemene Geschiedenis der Nederlanden, Haarlem 1981, dl 1, blz. 276-277. De gegevens over Grault en Planquelle komen uit het archief van het bisdom Doornik, meegedeeld door Frans Hollevoet, Tielt. Over P. Jaille, zie Jozef Bossu, Petrus Jaille, pastoor van Oeselgem ( 1692-1728), kerkbou wer en jansenist, in De Roede van Tielt, jg. 20, nr 2, juni 1989, blz. 46-100. Aanstelling van Jaille : 23 juni ! Over P.J. Buyse, zie Jozef Bossu, Pieter-Jan Buyse (1736-1817), pastoor van Oeselgem, en zijn proces (1790-1816), in De Roede van Tielt, jg. 19, nr. 1, maart 1988, blz. 2-17. Over J. Muylle en L. Depoorter, zie Jozef Bossu, Herstelling van Oeselgems kerk na de oor log 1914-1918, in De Roede van Tielt, jg. 21, nr. 4, december 1990, blz. 162-179. Gegevens tot en met Buyse, zie F. Michem, Parochiegeestelijkheid tussen het Tieltse en het Oudenaardse, in Geschied- en Heemkundige Kring "De Gaverstreke", Waregem, 8ste jg., 1980, blz. 488-491. Liber Memorialis van de Parochie Oeselgem I en II. (L.M.I, L.M.II) Archief van het bisdom Brugge (B.A.B.), B 233, 469, N 66, F 265, almanakken en jaarboe ken. Archief van het decanaat Tielt (D.A.T.). Decanale akten.
127
Sint-Amandusgilde, Meulebeke, opvoering van "Martelaren der catacomben" op 5 mei 1929, de eerste toneelavond van de gilde. V.l.n.r., staande : onbekend, Alfons Vervelghe, Gustaaf Vuylsteke, Leon Gérard Vuylsteke, Georges Velghe, Jozef Deneweth, Gérard Verkinderen, Richard Serroels ; zittend : onbekend, André Demey, onbekend, Roger Vanparys. (Foto uit de verzameling van Godfried Vuylsteke, Meulebeke).
Adressen van de auteurs : Paul Bekaert, Hoogstraat 34, 8700 Tielt Jozef Bossu, Ste-Katarinastraat 55, 8310 Assebroek
128
KULTUUR LIGT ONS. â&#x2013;¡
BANK VAN ROESELARE JA. UW AANPAK LIGT ONS.
rameplein 1 8700 fielt tel. (051)40 35 88 gesloten op zondag en maandagnamiddag.
Rouwdienst DHONDT Stationstraat 103 8700 TIELT
E NE R G I E K E
S (051) 40 02 27
DIENSTVERLENING
' '!>V_TilitiiventU ft ^ (Tcr> v '(//.IV / x
Ü l'/I fl/h ' C h
* < fu
\{ e IJ n o \£ k e
-
rf1/ . ' ■ ï ¥ t A l i i i* )
A / a-'w^ a'
W/a// * /yi o r ' /Lafr'briï •■;jK ^•i ’U /lkVItfS/.:*>v mu.ffr.rnui
i
'<ip v-, ï .*■ , r 'ntoim Irnncnth ^ ^ t^l'n yft* h i"VU
,*
DE ROEDE VAN TIELT
Driemaandelijks heemkundig tijdschrift 23ste jaargang, nr 4 - december 1992 Afgiftekantoor 8700 Tielt
ADVERTENTIERUIMTE TE HUUR
AUTOCARS
REISBUREAU
DE MEIBLOEM HUGO EELBODE-MEEUWS
SYNONIEM VOOR VEILIGHEID EN COMFORT * * * * *
Binnen- en buitenlandse reizen Van 20 - 40 - 54 - 67 en 87 plaatsen Air Jet Ventilation - air conditioning V.I.P.-car School- en werkliedenvervoer
Tieltstraat 186 8740 PITTEM S (051) 40 18 23
DE ROEDE VAN TIELT Heemkundige Kring voor de gemeenten van de vroegere Roede van Tielt, d.i. Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem, Zwevezele. Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde. Voorzitter : P. Vandepitte, Driesstraat 7-9, Tielt - (051) 40 17 00 Ondervoorzitter : V. Baert, Oostrozebekestraat 241, Meulebeke - (051) 48 82 98 Sekretaris-penningmeester : Ph. De Gryse, Kastanjelaan 1, Tielt - (051) 40 18 38 Redactie : V. Baert, J. Billiet, Ph. De Gryse, W. Devoldere, Fr. Hollevoet, R. Ostyn, P. Vandepitte
Lidmaatschapsbijdrage : 600 fr., te betalen op rekening 000-0398411-32 van De Roede van Tielt, Kastanjeaan 1, Tielt Verschijnt viermaal per jaar. Er worden geen losse nummers verkocht. Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in "De Roede van Tielt" mogen slechts overgeno men worden met toestemming van de redactie. Kaft : detail van de kaart van het graafschap Vlaanderen door Robert de Vaugondy, zoon, 1762.
INHOUD VAN DIT NUMMER (23ste jg., nr 4, december 1992) Rudi De Brabandere, De strijd om de titel "heer van Kanegem" Arthur Van Doorne, Notaris Godfried Persyn en zijn bewogen levensloop (1890-1955) Renaat Lobbestael, De trieste lotgevallen van herbergier Vercruysse op De Ginste (Oostrozebeke) Arthur Van Doorne, Requiem voor AndrĂŠ Demedts (1906-1992)
blz. 130-150 blz. 151-161 blz. 162-165 blz. 166-168
Drukkerij Desmet-Dhondt, Wakken
DE STRIJD OM DE TITEL HEER VAN KANEGEM Het einde van de 16de eeuw en het begin van de 17de eeuw waren voor onze streken een zeer zwarte periode. De 80-jarige oorlog (1568-1648) en de geuzenstrijd of beeldenstorm (1566) hadden het land totaal vernield. Enkel een kort 12-jarig tussenbestand (1609-1621) zorgde voor enige heropleving. De kleine man leefde in een nooit gekende armoede en ellende. Het Brugse Vrije was een bijna totaal verlaten gebied geworden en ook in het noordelijk deel van de Kasselrij Kortrijk was een groot deel van de bevolking op de vlucht geslagen of gestorven na al de geleden miserie. Ook voor de grote adellijke heren werden de kaarten grondig door elkaar geschud. Rond deze periode zien we her en der nieuwe heren verschijnen als bezitters van de plaatselijke heerlijkheden. Zij probeerden ten gepaste tijde de macht naar zich toe te halen. Veelal wist de plaatselijke bevolking niet welke partij moest gekozen worden en de heren probeerden zelfs via de rechtspraak van de verwarde situatie gebruik te maken om hun machtspositie te verstevigen of te bevestigen. In de loop van het volgend verhaal zal “ den troublen tijdt “ geregeld ter sprake komen. Een getuige uit die tijd schetst de situatie als volgt : ” ... Gheduerende de selve jaeren het lant in volle trouble ende desolatie is gheweest ter cause dat opden 26 septembre J551 tot Bruyssel den oorlog was ghepubiceert tusschen de Croonen van Spaignien ende Vranckeryck ... oock deur de revolte ende inlandsche orloghen ... het continueel vluchten vande menschen ten platten lande, mitsgaders het verwoesten vanden selven platten lande ... soo door den oorloghe, bellegherynghen, bestorminghen van steden, sterckten ende platten lande ... door den brant, den quaede siekte, onder groote dierte, boven alle schaeden, brandschatten ... dorpen wesende afgebrannt ende desolaet, landen vogelvrey ende onghebout ghebleven, de bosschen ende bemden sonder afghehouden ende ghemaeyt te sijn ende tweynighe lant datter ghebout is gheweest heeft in veele jaeren seer luttel voort ghebrocht... “ (1) NIEUWE HEREN IN DE STREEK Ook in de streek rond Kanegem kwamen nieuwe heren de lokale situatie in handen nemen. POEKE In 1597 kwam de familie de Preudhomme d’Hailly, afkomstig uit NoordFrankrijk, in het bezit van de heerlijkheid Poeke. Ze kochten deze af van Jean de Gauche, heer van Mastaing, graaf van Lierde, Baron van Heyne en van Poeke. Jean de Preudhommewilde de heerlijkheid herwaarderen en liet rond 1610 het vervallen kasteel van Poeke heropbouwen. De heren van Poeke bezaten in die periode rentegronden in Kanegem ( gelegen rond hun vroegere Eechoutmolen, tegen de grens met Poeke aan), en een belangrijke heerlijkheid “ het Beexschen in de westhoek van Kanegem, met twee achterlenen ( Hulst en te Olsene ) (2).
130
De familie de Preudhomme d’Hailly in Poeke (vermeld met de gevonden titels. Commentaar wat betreft “ heer van Kanegem “ : in de tekst) - Jean de Preudhomme, heer van Oultre, Neufville, Carnoy Heer van Poeke in 1597, na aankoop van de heerlijkheid. Na zijn huwelijk ook burggraaf van Nieuwpoort. +18/09/1597
x Antoinette de Grenet x 25/02/1559 + 08/03/1619
- Jean Baptiste de Preudhomme d’Hailly, x Catherine de Croix heer van Neufville, baron van Poeke, x 26/09/1606 heer van Kanegem (!), Lobes, Carnoy, Oultre, + 15/06/1656 burggraaf van Nieuwpoort en Hailly. + 1642 Heer van Poeke tussen 1597 en 1642, trok zich terug in Poeke, liet kerk en kasteel van Poeke heropbouwen. L Jan Frans de Preudhomme d’Hailly, heer van 1642 tot 1643. - Marcus Antonius de Preudhomme d’Hailly + 05/11/1699 te Gent heer tussen 1643 en 1699, verbouwt het kasteel van Poeke in 1641
x Maria de Basta x 30/01/1657 xx Anna Damman, burg gravin van Oombergen xx 14/02/1667 + 1717
- Karei Frans de Preudhomme d'Hailly, heer van ..., burggraaf van Oombergen en heer van Sint-Lievens-Esse + 31/08/1721 Heer tussen 1699 en 1721 - Marcus Antonius de Preudhomme d'Hailly, heer van ... Heer van 1721 tot 1722, woonde tijdelijk in Kanegem op het kasteel van Hames en werd heer van Hames na zijn huwelijk.
x Antoinette Alexandrine d'Oignies x 21/11/1713
131
HAMES Rond 1620 werd Jonkheer Jan de Hane de nieuwe heer van Hames. Hij kocht (of erfde) de heerlijkheid van de familie van Belle - van Claerhout. De heerlijkheid Hames, met als centrale hofstede “ het Kasteelhof van Hames had in Kanegem nog twee belangrijke achterlenen : de heerlijkheid Castillo, met centraal de hoeve Strichtensgoed, en de heerlijkheid Vlinderghem, met het Goed te Vlinderghem. Jan de Hane wilde in Kanegem zijn macht uitbouwen. Hij zou zich daartoe “heer van Kanegem“ laten noemen en als dorpsheer de rekeningen van het dorp afsluiten. Daarmee kwam hij in conflict met de heren van Poeke. Dit zou leiden tot een reeks processen. Via de verwarde, onvolledig bewaarde en verspreide processtukken is het mogelijk de hele evolutie van de strijd om de titel “ heer van Kanegem “ te reconstrueren. De familie de Hane in Kanegem (vermeld met de gevonden titels, Commentaar wat betreft Kanegem “ : in de tekst) pJonkheer Jan de Hane, ridder, heer van Hames en Kanegem +26/05/1646 L Jonkheer Ferdinand de Hane, heer van Kanegem (vanaf 1647)
heer van
x Caroline van Coudenhove
x Anne Sersanders x rond 1621 + 31/05/1677
L Gijselbrecht Hubert de Hane, heer van Kanegem x rond 1674 + 1710 in Kanegem L- Caroline de Hane, x rond 1672 + 1707 in Kanegem (tussenin Gérard de Hane, heer van Kanegem)
x Marie de Bevere
L Margerita de Hane, dame van Kanegem (in 1677)
x Jan Francis de Blasere, heer van Ydewalle
François Joseph d'Oignies, baron van Courrières I Antoinette Alexandrine d'Oignies de Courrières, dame van Kanegem
x Marie Charlotte de Blasere, dame van Kanegem
132
Wapen van de familie de Preudhomme d'Hailly : "van sinopel met een adelaar van goud gebekt en gepoot van keel, het schild getopt met een kroon met elf parels gehouden door twee wildemannen in vleeskleur omgord en gekroond met bladeren van sinopel, steunend op een knots in natuurlijke kleur."
Wapen van de familie d'Hane de Caneghem : "d'Azur à un coq d'argent crêté et barbé de gueule, accompagné de trois étoiles d'or.”
133
WIE WAS DORPSHEER IN KANEGEM ? De titel van dorpsheer binnen een parochie kwam normaal gezien toe aan de heer van de dorpsheerlijkheid. Dit was de heerlijkheid waarbinnen de (dorps)kerk zich bevond. De dorpsheer kon via zijn schepenbank de admi nistratieve zaken die de hele parochie aangingen, afhandelen. Deze bevoegd heid overschreed de grenzen van zijn eigen heerlijkheid. De dorpsheer had ook het voorrecht de rekeningen van de parochie, van de kerk en de armen dis te controleren en af te sluiten. Zijn schepenbank, de dorpsschepenbank, werd gewoonlijk “wet” geheten en was de schakel tussen de plaatselijke bevolking en het kasselrijbestuur. SINT-BAAFS In Kanegem bevond de kerk zich op grondgebied van de heerlijkheid SintBaafs. De Franse koning Lotharius gaf reeds in 967 de kerk en stukken grond in Kanegem terug aan de Gentse Sint-Baafsabdij (3) en in 1121 ont vingen de abten van Sint™Baafs het patronaatschap over het “altare" en de kerk van Kanegem (4). Ook de pastorie stond op cijnsgrond van de SintBaafsheerlijkheid. De abten van Sint-Baafs en de latere eigenaars van de Sint-Baafsgronden, namelijk de bisschoppen van Gent, hebben zich nochthans nooit “ heer van Kanegem “ genoemd. De heerlijkheid Sint-Baafs strekte zich uit over delen van vier gemeenten : Aarsele, Kanegem, Oostrozebeke en Lendelede. De baljuws en schepenen van de heerlijkheid werden gekozen onder de laten van de vier vermelde gemeenten. De heren van Sint-Baafs hadden het volle justitierecht. De vier schaar van de heerlijkheid stond echter niet in Kanegem bij de centrale hoeve “ het Goet ten Broucken “, maar wel in Aarsele. Had de schepenbank van de Sint-Baafsheerlijkheid dienst gedaan als dorps schepenbank van Kanegem dan ware het best mogelijk geweest dat inwoners van bij voorbeeld de parochie Oostrozebeke de administratieve zaken van de gemeente Kanegem hielpen afhandelen. Dit zou ontoelaatbaar geweest zijn en wellicht is daarom de regering van het dorp Kanegem in handen gegeven van de schepenbank van de heerlijkheid het Beexschen. POEKE Naast de abten van Sint-Baafs hadden nog twee wereldlijke heren een volle schepenbank in Kanegem. Eerst en vooral was dit het geval voor de heer van Poeke met zijn schepenbank van de heerlijkheid het Beexschen. Het Beexschen was een grote heerlijkheid, gelegen in de westhoek van het dorp. De heerlijkheid bezat het volle justitierecht, had een pelerijn of schandpaal, die was opgesteld voor de ingang van de dorpskerk in Kanegem en een galgeveld, gelegen tegen de grens met Tielt : “... in het beluyck vande selve heerelichede vanden beexschen staet een pillerijn met iseren halsbanden ten
134
voorhoofde vande kerckestichele van het kerckhof der selver prochie ende op de uuytterste paele vande selve heerelichede tusschen thielt ende aersele is ligghende eene partije lants ghenaempt het galghe stuck wesende plaetse patibulaire tot het doen vande executie crimineel...”(1) HAMES De heer van Hames bezat een volle schepenbank van zeven schepenen voor zijn heerlijkheid in Kanegem en een tweede volle schepenbank voor het deel van de heerlijkheid dat in Ruiselede was gelegen. Hij beschikte even eens over het volle justitierecht binnen zijn gebied. Voor het einde van de 16de eeuw hadden noch de heren van Poeke, noch de heren van Hames zich heer van Kanegem genoemd.Voor de familie Claerhout, heren van Hames in de 16de eeuw, vonden we een verwijzing naar het grafschrift van Joris Claerhout in de dorpskerk van Ruiselede : “Exstat in choro sarcophagos de Georgii de Claerhoudt dom de hamme in Caneghem de anno 1548, qui non attribuit sibi titulum dominum de caneghem, licet possidebat dominum de Hamme, pront facit et usurpât dominus dhaene“ (... Joris van Claerhout, die zich de titel heer van Kanegem niet toe kent, alhoewel hij de titel heer van Hames bezit, zoals de heer de Haene doet en ten onrechte gebruikt...) (5). Joris gebruikte als titels : “... Edelen en weerden Jonckheere Jooris van Claerhout heere van hamme fs mher Jan Ruddere heere van putthem, coolscamp die starf vijfthien hondert achtenveertich den derden van décembre ende jojfrauwe Catharine van Scheynghenfa Jor Wulpaert tvoorseyde Jonckher Joris gheselnede die overleet vijfthienden soo van aldus blijckt mette wettelycke certificatire vande voorghe denomeerde wethouderen...” (1). DE TITEL HEER VAN KANEGEM VERSCHIJNT VOOR HET EERST De heren van Poeke zouden zich in de eerste jaren na hun aankomst in Poeke enkele malen heer van Kanegem hebben laten noemen :“... op hunne sarcken mitsgaders schilderijen van int jaer vijfthienhondert achtentneghentigh ende vijfthienhondert negenentnegentigh altijd hebben ghenaempt heeren ende vrauwe van Caneghem“{\). Het is echter Jan de Hane die zich probeert volwaardig als dorpsheer te manifesteren. Enkele feiten speelden volledig in zijn kaart. Zoals reeds werd aangehaald, hadden de voorbije oor logsjaren voor een zeer verwarde situatie gezorgd. In de verlaten streken kwamen zich nieuwe families vestigen en ook nieuwe heren. Deze laatste zouden natuurlijk proberen hun nieuwe positie zo goed mogelijk uit te bou wen en konden daarbij veelal van de verwarring gebruik maken.
135
EEN GULLE HEER IN EEN MOEILIJKE PERIODE Jan de Hane stond bekend als een sympathiek figuur en had heel wat krediet bij de Kanegemnaren. Die sympathie won hij door de plaatselijke bevolking te steunen na de zware tijden. De kerk van Kanegem was totaal verwoest en de abten van Sint-Baafs weigerden met geld over de brug te komen om de herstellingen te betalen. Dit hoorde nochthans bij hun plichten als patroon van de kerk. Baljuw, burgemeester en schepenenvan Kanegem voerden rond deze materie een proces voor de Raad van Vlaanderen (6). Sint-Baafs ver loor hierdoor zijn geloofwaardigheid bij de bevolking en deze zocht steun bij een andere kandidaat. Jonkheer de Hane had in Tielt reeds milde schenkingen gedaan aan de pas aangekomen Minderbroeders :“den edelen heer Johannes de Haene heer van Caneghem schenkt kort na het oprichten van het Minderbroedersklooster op het Pouckhof te Tielt een groot stuk aanpalend land. Hij was een gulle gastheer voor de reizende kloosterlingen“ (7) In Kanegem trad hij ook op als gastheer voor de behoeftigen : het neerhof van het kasteel van Hames was in die tijd, omwille van de vele verwoestingen en heersende armoede, ingericht om arme en dakloze mensen te herbergen (8). De bevolking zal dus wel aan zijn kant gestaan hebben. De familie de Hane kwam zich zelfs in Kanegem vestigen om de toestand van zeer dicht bij te kunnen volgen. Jan bouwde een kasteel achter de hoeve Hames. Verschillende leden van de familie hebben daar gewoond en zijn begraven in een familiegraf in de Kanegemse dorpskerk (zie Ghijselbrecht Hubert en Caroline). De vorige heren van Hames, de familie van Claerhout, woonden nog in Ruiselede op hun kasteel : “welcke Joncheer Jooris.. op ‘t selve ruysselede sijn woonynghe heeft ghehadt in sijn casteel dat aldaer ghestaen heeft op de Jurisdictie van Mat welck casteel inde voorgaende troublen ende brant aldaer gheruineert is ende de ruinen ende overblijfsels van diere op tselve ruysselede noch souden connen ghevonden worden...“ ( 1). DE AFWEZIGHEID VAN EEN VASTE PASTOOR Het dorp Kanegem had op dat moment ook geen eigen pastoor. Tussen 1609 en 1611 waren Ludovicus Vanden Berghe en tussen 1611 en 1623 Guillielmus de Verwere als deservitors (bedienaars) werkzaam in de kerken te Kanegem en te Aarsele. Pas in 1623 kwam opnieuw een vaste pastoor op de parochie, namelijk Egidius De Keysere (9). Zoals begrijpelijk is, kenden deze vreemde pastoors, die slechts voor de noodzakelijke diensten in Kanegem aanwezig waren, de plaatselijke rechten en gebruiken niet. Zo kon Jan de Hane de kerkrekeningen afsluiten. Hij liet in die periode ook zijn brandglazen plaatsen in de terug opgebouwde dorpskerk. Daar kwam wel
136
reactie op van de Gentse Sint-Baafsabdij. Vooraan in de kerk plaatste hij zelfs zijn schepenbank. GEEN BALJUW VAN POEKE Ook de plaatselijke wetheren stonden zwak. Andries van Hecke, sinds vele jaren baljuw van Poeke en het Beexschen, overleed in 1619. Er kwam niet direct vervanging voor hem en de heren van Poeke zelf woonden te ver van het dorp om enige controle te hebben op de situatie : “.. om de troublen van dien tijdt hun van poucques gheretireert hadden binnen de stede van Ryssel hunne origine” (1). Gebruik makende van deze feiten zou Jan de Hane stilaan de taak van dorps heer op zich proberen te nenem. Via getuigenissen opgetekend in één van de procesbundels kunnen we de evolutie volgen van wie de rekeningen afsloot, of dit nu de kerkrekeningen, rekeningen van den armendis of dorpsrekeningen waren. HET AFSLUITEN VAN DE KERKREKENINGEN Sinds 1552, alvast de oudste datum waar wordt naar verwezen, sloten de schepenen van het Beexschen de rekeningen af en legden deze voor aan de baljuw van het Beexschen, de baljuw van de heer van Poeke : “... de wet houders van het Beexschen van inden jaere 1552 ende veel naervolghende de regieringhe vande prochie ende kercke van Caneghem hebben gehadt...” (1) 1553 : Mathijs Daneels, ontvanger van Kanegem, legt de dorpsrekening voor aan Lodewijk van St Omaers, baljuw van Poeke 1554 : idem 1555 : Omaer van Pachtebeke, aan Lodewijk van St Omaers 1556 : idem 1556 : Pieter de Roo, ontvanger van Kanegem, 1559 : Jan van Holbeke, ontvanger van Kanegem, aan Loys van St Omaers 1571 : Lowijs van St Omaers , baljuw van Poeke en Gillis van Vursbrouck, Gillis Dhanens, Matheus Danneels, Loys van Poucke en Jan van Craeyenbrouck, schepenen van Poeke en het Beexschen hebben de opdracht gekregen om de belasting van de twintigste penning te ontvangen. 1574 : Jan de Scholmeester legt de rekening van de Heilige Geest (de armendis) voor aan pastoor Jacob de Dorpere en Arnault van Deume, baljuw van heer van Mastain binnen zijn heerlijkheid Poeke en het Beexschen. 1577 - 1589 : er werden geen akten gemaakt, wegens de “depopulatie en verwoestinghe van tlant“ 137
Na deze zwarte periode worden de rekeningen terug gesloten voor de heer van Poeke door zijn schepenen van het Beexschen.Uit de rekening van 1594 blijkt :“de voorschreven prochie emmers het lant alsdan noch mochte sijn in duytterste desolatie“ 1590: Jan de Gampelaere, Jooren de Roo, Philips de Hane, Pieter Dhanens, Maerten van Overbeke, Joannes Beert, Daniël de Keysere, Gillis Hostins, inwoners en wethouders van de parochie Kanegem. 1594 : Jooren de Roo en Jan de Gampelaere presenteren de dorpsrekening aan Andries van Hecke, baljuw van Poeke. 1601 : Touchain de Buck ondertekent de kerkrekening. Schepenen waren : Passchier de Backere, Jooris de Roo, Philips de Haene, Jan Neerman, Jooris Pieters, Pieter Daenijns. 1602 : idem 1604 : Jan de Roo en Franchois Gallant - presenteren de kerkrekening aan Andries van Hecke 1606 : Thomaes van Poel voorde - idem 1607 : Gillis van Poelvoorde - idem 1608 : Jan Neerman - idem 1609 - 1610 - 1611 : Passchier de Backere, Pieter Dhanins en Jan vande Piette geven de rekening van de dis door aan Andries van Hecke. 1610 : Thomaes van Poelvoorde - kerkrekening aan Andries van Hecke. 1611 : Frans de Roo - presenteert de disrekening aan baljuw van Hecke 1612 : Pieter van Wyncke - idem 1613: Jan Damman - idem 1615: Jan de Mey-idem 1619 : Overlijden van Andries van Hecke, die sinds lange tijd baljuw was van Poeke, en ook wel baljuw van Kanegem werd genoemd. In 1622 zien we dat Frans de Timmerman, als baljuw van Hames in Kanegem en Passchier de Backer, Arnoul de Mey, Jan de Roo en Macharius vanden Hecke, als schepenen de kerkrekeningen sluiten :“... op den xviij dach van octob 1619 in handen van Guilli de Verwere en franchois de temerman bailliu van hame ghecomen inde posessie van de kercke en dischrekenynghen te houden ende toeckommezn van alle andere binnen tjaer 1619 naer de doot van Jonckheer Andries van Hecke bailliu van Poucke vele jaeren heeft ghehoirt ende bijneffens den heer pastoor van Caneghem onderteeckent de kercke ende dischrekenynghen... ende dit is geschiet een deels deur de veranderynghe van pasteur die tslot vande voorgaende rekenyn niet en g heeft ghevolcht...“ (10). Voor het eerst worden de rekeningen niet bij de baljuw van Poeke neergelegd of door hem ondertekend, deels door onwe tendheid van de pastoor, die maar als bedienaar werkzaam was in de
138
parochie. Frans de Timmerman was de schoonzoon van Andries van Hecke en nam als baljuw van Hames de functie van de baljuw van Poeke over, na de jarenlan ge ervaring die zijn schoonvader hiermee had. Tussen 1619 en 1625 waren door de moeilijke jaren geen wetheren in Kanegem aangesteld en Frans de Timmerman kon dus voluit zijn gang gaan (1). In 1620 tekent Jan de Hane, na zijn aankomst in het dorp, voor het-eerst de kerkrekening, dan nog als “heer van Hames“, maar in 1622 verschijnt de titel “heer van Kanegem“ bij zijn naam (10). Bij het opmaken van de staat van de parochiekerken in 1623, in opdracht van de bisschop, wordt als vraag gesteld “quis fit dominus temporalis“ (of : wie is momenteel de heer in het dorp ?) en men geeft als antwoord “simt plures rdus dus episcopus gandaviensis dus baro de poucke dus de ham“ (11). De toestand lijkt dus totaal onoverzichtelijk te worden en er worden maar meteen drie heren aangegeven : de bisschop, heer van Sint-Baafs, de baron van Poeke en de heer van Hames. DE HEREN VERNIETIGEN ELKAARS HEERLIJKHEIDSSYMBOLEN Jan de Hane had voor zijn deel toezicht gehouden bij de heropbouw van de Kanegemse dorpskerk. Van die gelegenheid maakte hij gebruik om zijn wapens aan te brengen in de glasramen op de voornaamste plaatsen van het gebouw. De baron van Poeke was niet volledig akkoord met de gevoerde herstellingen en protesteerde voor de Raad van Vlaanderen eveneens aan gaande de aangebrachte wapens : ”... ofte in voomoemde kercke coor de capitaele ghelaesen veynsters ofsijne waepen te stellen... in voornomden coor in kercke zijnde de principaelste plaetsen te doen stellen zijne ghelaese veynsters beschildert met sijne wae pen en als heere van de kercke en prochie...” (11). Volgens Jonkheer de Hane had de baron van Poeke zijn wapens in de kerk van Kanegem stuk gemaakt :“... den voorn heere (van Poeke) fautelijck op sijn eighen authoriteyt ghebrocken heeft vertoonders (de Hane) wapene in de kerkcke van Caneghem...“ ( 1). Anderzijds moest de vierschaar van de heer van Poeke, gelegen voor de dorpskerk, sneuvelen. Enkele inwoners kwamen getuigen over de gebeurde feiten : Gillis van Poelvoorde, Franchois de Roo, Marijn van Bruwane, Anthone Bovijn, Gedeon de Baene, Loys Pouleyn, Jan Danneens en Ghijselbrecht Damoers ondertekenden het volgende verslag :“... dat den voorn heere van Poucques van alle aude en immemorialen tijden heeft ghestaen en staet inde voorn heerelichede van Caneghem (= Beexschen) eene vierschaere niette baneken ... zuydt vande kercke... dat de zelve naer de trou-
139
bien ghestelt is ter plaetse daer die van auden tijden ghestaen gheeft... met eene schoone linde dienende voor een pilerijn hebbende eenen ijseren halsbant met eene ketene daeruppe ghesmeden shrs (de heer van Poeke) wapene ende een cramme gheleghen anden voornomden lindeboom... ghesien heeft dat de knechten van de voorn vrwre (de heer van Hames) de voornomde vierschaere met bijlen ontstelt ghesmeten hebben ende uutgheworpen ende de sticken herwaerts ende derwaerts ghesmeten... ten jaere 1625 ofte daeromtrent...” (1). Volgens de heer van Hames stond de vierschaar op zijn heerlijkheid, dus moest ze maar verdwijnen ! In 1628 liet Jan de Hane zijn eigen schepenbank van de heerlijkheid Hames in de Kanegemse dorpskerk plaatsen : ”... binnen de jaer 1628 ende van ghelycken de schepenbanck van hamme staende inde choor neffen de lessenaer van de pastoir'' (10). HET EERSTE PROCES VAN 1625 Het conflict was ondertussen al ten top gedreven en de heer van Poeke span de op 23 juni 1625 uiteindelijk een proces in tegen de heer van Hames nopens het gebruik van de titel “heer van Kanegem “en het waarnemen van het bestuur van het dorp door de schepenbank van Hames. Op meerdere zit tingen van de Raad van Vlaanderen werden heel wat argumenten aange haald en tegen elkaar uitgespeeld. Zo kwam Jan de Hane getuigen dat de kerk van Kanegem op zijn heerlijk heid was gelegen en dat hij dus dorpsheer was en het recht had de rekenin gen af te sluiten en de administratieve zaken van het dorp af te handelen : “... gelooft dat de kercke van Caneghem voornomt was staende up sijne heerlichede... recht thebben van te anhooren de rekenynghe vande kercke ende aermen aldaer... hooghe, middel ende neder justitie...ende dat sij voorts ooc vermochte te stellen pointers ende setters ende te doene alle acten d ’admi nistratie ende regieringhe van de prochie raeckende...” (13). Hij haalde ook een oud stuk boven waarmee hij zijn bevoegdheden over Kanegem wilde bewijzen en door middel van dit stuk wilde hij zijn heerlijk heid Hames in de toekomst ook de heerlijkheid Kanegem noemen. Graaf Guy de Dampierre zou in 1292 zijn voorzaat, Wouter van Hamme, als heer van Hames rechten over Kanegem hebben gegeven : “Nous Guis comtes de Flandres... a notre foiable semant Wautier dou ham... pour luy et pour les hoirs... avons donné et donnons pour le bon service qu ’il nous a faict en accroissement de son fie f quil tient de nous touses les rentes qui montent jusques à la somme de six sols et dix deniers... et toutes justices et amendes et autres droiture que nous avons en la ville de Caneghem... en l ’an de grâce mil deux cent quatre vingt et douze le mercredi apres pentecouste à Wynendalë' (14). De Raad van Vlaanderen besloot dat de rechten,
140
waarover sprake in het document, alleen maar golden binnen het gebied van zijn heerlijkheid Hames in Kanegem. In een proces tegen de abt van Sint-Baafs uit 1629 vocht Jan de Hane ook de bevoegdheden van de schepenbank van Sint-Baafs en het patronaatschap over de kerk aan : Sijn Eerw heer de bisschop van Gent... bailliu noch schepenen en stelt noch te vierschaer en geeft niemael alhieren.....van sijne heerelichede van Ste Baefs haer bestreckende in de prochie van Aersele Caneghem Roosbeke en Lendele maer eene ghemeene vierschaere heeft staende met sijn pelerien in Aerseele... en de schepene van selve vierschaere worden ghemaect vuyt die laeten op de voorsch vier prochies voorende... of den heere Vre sijnde patroon van kercke van Caneghem metgh al daer hooghe justitie niet en mach aldaer sijn eighen wapene ofte de gone van het bis dom te stellen inde vensters boven de deure...“ (15). ENKELE GETUIGENISSEN Voor de Raad van Vlaanderen werden getuigen opgeroepen die één van beide heren kwamen verdedigen. Eerst een paar die in het voordeel van de heer van Poeke pleitten (1). *Loys Poulleyn, zoon van Gheeraert, 48 j aar, timmerman, woonde sinds 20 jaar in Kanegem. Hij wist dat baljuw Andries van Hecke samen met de pastoor de kerkrekeningen afsloot. Bij het opknappen van een werkje in het huis van Frans de Timmerman, baljuw van Hames, hoorde hij deze vertel len : “... ick en ben maer onderbailliu ende diene onder hem (Andries van Hecke) ende als hij mij consent gheeft zoo mach ic dat doen... den heer is den baron van poucques...”. * Frans de Roo, zoon van Jooren, 58 jaar, landsman en koopman, woonde in Ruiselede, maar woonde tot voor 8 jaar in Kanegem, waar hij altijd woon de tenzij in de “troubele jaeren". Hij diende de baljuw van Poeke geduren de vele jaren en deze sloot de rekeningen naast de pastoor. Pas de laatste jaren zou de heer van Hames enkele rekeningen mee hebben ondertekend. Hij verklaarde ook het volgende te hebben gezien : “... mattheus van hove als bailliu van de heerelichede van Ste Baefs en hem (Frans de timmerman) presenteerde omme de selve rekeninghe van de kercke mede en voorm te teecken voor den voorn bailliu van hecke die daermee niet en wilde accor deren...”. Volgens Frans De Roo namen de heer van Poeke en zijn baljuw en schepenen in ommegangen en processies ook steeds de eerste plaats in, ten teken van hun waardigheid. *Gedeon de Baene, zoon van Victor, 52 jaar, metser, woonde sinds 26 jaar in Kanegem. Hij hoorde volgende reactie bij het tekenen van de rekeningen : “... dat aldaer up zelve tijde oock mevrauwe van hammes weduwe van jor Joos van Claerhout de welcke aldoor opentels en de claers zeyde dat het
141
hooren van reken van kercke ende teckenen van diere haer niet aen en ghick alleen den baron van pouckes... dat hij inde jaeren 1613 ende 1614 heeft opghemaect een groot deel van kercke van caneghem te weten de moerpilaren vanden tooren ende andere wercken die hem besteeds wierden bijden voorn andries als bailliu... Jan de roo jeghenwoordich bailliu van hammes die mette voorn andries van hecke leyden den eersten steen...” * Gillis van Poelvoorde, zoon van Jan, 60 jaar, landsman, woonde al altijd in Kanegem, tenzij enkele jaren in de “troubele tijdt“ . Hij verklaarde dat alleen de baljuw van Poeke de kerkrekeningen sloot, samen met de pastoor. Hij stelde de schepenen, pointers en zetters aan en deed de inningen van pointingen en zettingen in de parochie. Dit alles was nog nooit door de heer van Hames gedaan. Gedurende de processies mocht de heer van Poeke ook de justitieroede oprichten in Kanegem. Dit was een voorrecht dat alleen de dorpsheer werd toegestaan : “... dat Arendt van duerne bailliu vande voorsaete vande hrs als heere van pouckes voor de troublen van jaere xv Ixxix inde voorn prochie van Caneghem inde processie ende ommeghanghen der selve prochie was rechtende de roede van justitie... in teecken van superioriteyt... ende de selve draeghende geheel de prochie deure soo oock dede loys van ste thomzaes stadthoudere van deselve bailliu vut sijne naeme soo sij oock up de kermesse de selve roede waeren uutsteckende ende ommehaelende de tol van de craemen aldaer staende soo wel up de heerl van hamme als andere twelck naer de troublen alsoo oock ghecontinueert is gheweest bij den voorn andries van hecke...”. Er waren ook getuigen in het voordeel van Jan de Hane. *Jan de Roo, zoon van Joris, getuigt als volgt : “... datter yemant anders is gheweest die hem heeft ghejegenen ghedreghen ofte ghenaempt te wesen heeren vande prochie van Caneghem dan de verw (Jan de Hanej ende Jonckheer Antheunis van Belle sijne voorsaete alleene... hebben acten van justitie ende jurisdictie die welcke hij verw ende sijne voorsaete aldaer altijts gheexereert hebben zonder contradictie van yemant...” *Toussain de Buck, zoon van Wouter, 52 jaar, woonde sinds 28 jaar in Kanegem. Hij beweerde dat de baljuw en wethouders van de heer van Hames steeds de parochierekeningen hebben gesloten. *Joos vande Voorde, zoon van Lauwerijns, 54 jaar, woonde in Kanegem. Hij verklaarde dat de schepenbanken van Hames en het Beexschen pas sinds enkele jaren gescheiden zijn door een misverstand tussen de beide heren : “... den bailliu ende wethouders der voorn prochie ghestelt zijn gheweest bij den verw ende bij Jonkheer Antheunis van Belle... ghedaen hebben alle de ajfairen van de prochie... ghestelt waeren ende dienden over het Caneghemse als over de heerelichede ghenaemt het beexschen... tot alsnu twee zoo drye jaeren errewaerts als wanneer zijlieden van elcanderen ghe-
142
scheeden zijn door eenig misverstant tusschen de respectieve heeren...”. *Franchois Gallant, zoon van Philip, 53 jaar, schepen van Kanegem, waar hij reeds 26 jaar woonde, getuigde niemant hem ghedreghen en heeft als heere van zelve prochie dan de verw (Jan de Hane) ende sijn voorsaete...bailliu ende scxhepene bijden verw ende zijne voorsaete ghmaect de regierynghe ghehadt hebben van alle de affairen van de zelve prochie als te weten tpulieren vande placcaten bij den Raede van Vlaenderen... vande rekenynghe van de prochie ende vande kercke logierynghe van soldaeten... zonder dat merckelick heure daermede ghemoeyt hebben den bailliu ende schepenen van de heerelichede den beexschen...“. *Jan Verlinde, zoon van Joos, 62 jaar, landsman, woonde in Kanegem. Hij verhaalde eveneens dat de schepenen van Hames en het Beexschen samen de zaken van de parochie afhandelden en vier of vijfjaar geleden zijn gescheiden. DE UITSPRAKEN UIT 1632 EN 1636 Op 8 oktober 1632 deed de Raad van Vlaanderen uitspraak in het proces nopens de titel “heer van Kanegem11 : 11Thof recht doende condemneert de Vre hem te verdraghen van hem te qualifiere ende intituleren heere van Caneghem... condemneerende den Vre inde costen vanden processe...” (1). Jan de Hane mocht zich dus evenmin als iemand anders heer van Kanegem laten noemen en zijn heerlijkheid in Kanegem kon zeker de naam Kanegem niet dragen Memorie dat de heerelychede die mijn heer d ’hames heeft gheheeten Caneghem licht binnen de parochie van Moerkercke die hij soo heeft doen baptiseren welcke heerelychede gheheeten was Rapschoot“ (1). Maar de heer van Hames bleef doorgaan. In 1632 en 1635 wilde dismeester Gheeraert Dhaenens de kerkrekening niet meer tekenen omdat Jan de Hane alweer had getekend als heer van Kanegem : “... Jonkheer Jan de Hane heere van Caneghem heer en meester Gilis de Keyser pastor passchier de Backer bailliu Pr Poppe, Lieven Huys, Jacques de Roo schepenen voorn pr kerck en dischmr...” (10). In 1634 was er ook al protest. Toen wilden de schepenen de bisschop van Gent erkennen als heer om de rekening af te sluiten. Het protest werd in de rekening zelf neergeschreven : “... Wij onder schreven Passchier de Backere bailliu Jacques Parisy ende Jacques de Hane schepenen ende greffier der heerlichede van Sente Baefs in Aerseele, caneg hem... in de kerkcke der voors prochie van Caneghem alwaer men was doen de de kercke ende disch rekeninghen ter auditie van Jan de Hane hem qualifierende heere van Caneghem mitsgrs Jan de Roo inde qualiteyt als bailliu van caneghem Jacques de Roo inde qualiteyt als greffier van Caneghem... hebben wijlieden daer jeghens geprotesteert seggende de kennesse van diere her Jor Jan de Hane sijne bailliu greffier nochte schepenen der heerlichede
143
van hames niet te competeren maer wel sijne voors bailliu greffier ende schepenen van sijne heerlichede van Ste Baefs in Caeneghem, soo oock van gelijcken gheprotesteert heeft heer ende meester Gillis de Keysere... hebben versocht dat voors protest soude geschreven worden up de voorsij rekeninghe bij haeren greffier Jacques de Roo... 2den january 1634“ (10). Gillis de Keysere, ondertussen weer een vaste pastoor op de parochie, liet de zaken deze keer hun gang niet meer gaan. Zo kwam er op 27 september 1636 nog een tweede uitspraak, nu door de Grote Raad van Mechelen. Men wou voor goed tegengaan dat de titel “heer van Kanegem“ nog zou gevoerd worden :“... deffinitieve interdicerende niet meer aende Vr hemlieden te schrijven ofte te noemen bailliu ende schepenen van Caneghem ende te intituleren Jor Jan de Hane heere van Caneghem...” (1). Ook werd nu een oplossing uitgedokterd voor de schepenbanken van Hames en het Beexschen. Vanaf nu zou een gemeenschappelijke schepen bank Kanegem besturen : “... onse pointers en setters vande prochie van Caneghem sullen gecoosen worden bij bailliu en schepenen van ptijen respectivel heerel gesaemdelyck en dat oock gesamdelyck sullen woorden gedaen de rekeningen van deselve prochie mitsgrs de gone van de kercke ende disch ende dat sij de rekenynghen sullen voor teeckenen ende door hunne greffiers stellen appostillen ende doubleren bij toure ende over ander jaer, het eerste jaer te beginnen bij die van de heerl van hammes...” (1). Vanaf dan werd elk officieel stuk ondertekend met“ schepenen van Hammes en het Beexschen als regieringe van Caneghem“ en vonden we in teksten vermeldingen temg als “noch verteert bij balliy burgmrs ende schepenen van beede de wetten“ (16). Hier had de heer van Hames alvast een deel van zijn slag thuis gehaald en kon hij in de toekomst op een wettige manier zijn inbreng blijven doen in de regering van het dorp Kanegem via zijn schepenen van de heerlijkheid Hames. DE HEREN VAN HAMES BLIJVEN ZICH HEER VAN KANEGEM NOEMEN Ondanks de duidelijke uitspraak van de Raad van Vlaanderen en van de Grote Raad van Mechelen bleven zowel de familie de Hane en hun opvol gers, als heren van Hames, zich verder heren van Kanegem noemen : - Jonkheer Ferdinand de Hane, heer van Kanegem - Gijselbrecht Hubert de Hane, heer van Kanegem - Gérard de Hane, heer van Kanegem - Margerita de Hane, dame van Kanegem - Marie Charlotte de Blasere, dame van Kanegem - Antoinette Alexandrine d’Oignies de Courrières, dame van Kanegem
144
Of Jan de Hane ooit in Kanegem heeft gewoond is onzeker, maar zeker vanaf de tweede helft van de 17de eeuw kwamen de heren van Hames zich steevast in Kanegem nestelen. Meerdere leden van de familie bewoonden het kasteel van Kanegem, gelegen achter de huidige kasteelhoeve van Hames. Gijselbrecht Hubertus en Carolina de Hane werden in de dorpskerk begraven voor het Onze-Lieve-Vrouwaltaar in het familiegraf van de heren van Kanegem : ”anno 1710 sepultus Dnus Gijselbertus Hubertus de hane dnus de Caneghem gandavi sacramentis munitus jacet in hac Ecclia in choro S.marie virginis in sepulchro familia sua etatis circiter 34 annorum” (17) ”anno 1707 die 23 augusti circa 4 a meridie defuncta nobilis dna Carolina de hane vidua N:dni Sourbis Sacramentis munita etatis sua circiter 35 annorum jacet ante altare dive virgines in cane sepulchrali D.D.de Caneghent' (17) Ook Antoinette Alexandrine d’Oignies de Courrières bewoonde het kasteel. Ze staat in de bevolkingstelling van 1713 ingeschreven samen met haar ere dame : “Joffr Courtière, Jojfr Basselet“ (18). Ze huwde in 1713 in Kanegem met Marcus Anthonius de Preudhomme d’Hailly en in 1716 werd hun eerste zoon op het kasteel van Kanegem geboren. Haar eredame Anne Marie-Françoise de Basselet werd in 1719 volgens haar wilsbeschikking in het koor van de Kanegemse dorpskerk begraven naast de heren van Hames : “... lors que je vient a mourir... désiré enterré dans l ’église et Chapelle de la Vierge à Caneghem avec le plus grand service à trois prêtres et destres menée à l ’église en carosse...“ (19). DE PROBLEMEN BLIJVEN AANSLEPEN, GEVEN ZELFS AAN LEIDING TOT SLAANDE RUZIE Daar beide heren niet zover uit eikaars omgeving woonden en bij plechtige gelegenheden vonden in Kanegem plichten te hebben tegenover de plaatse lijke bevolking, kon het wel eens gebeuren dat zij elkaar, ook wel letterlijk, tegen het lijf liepen. Dit gebeurde op 23 oktober 1650 in de parochiekerk : “... Jor Ferdinande dhaene heere van hammes den heere van poucques en zijne broeder zelve op den xxiijde deser voorleden maent october 1650 wesende kermesdach vande selve prochie hemlieden hebben tsaemen ghevonden inde hoochmisse aldaer... te weten den voors heere van hammes in sijn sitter ende den heere van poucques ende sijne broeder (Jor Chaerles Philippe de Preudhomme d'Hailly, heer van Halewijn) voor de communiebanck...”. Bij de offergang was het de gewoonte dat de dorpsheer als eerste naar voor kwam. Dit veroorzaakte hier natuurlijk een probleem, dat maar meteen werd uitgevochten : “... ende naer dat den coster gheroepen hadde dat alle de ghene die devotie hadden souden commen ter offerande... dat de voors heere
145
van hammes met een lichticheyt opgheschoten sijnde met intentie van hem deerste ter offerande te putere... stellende hem ter effecte van diere tusschen de voorn heere van Poucques en sijnen broeder ende legghende sijne offerpenninck inde schaele... tot voor de communiebanck daer den voors baron en sijnen broeder waeren knielende... is bijden broeder van Poucques daer van ghestooten gheweest ende naer dat den heere van hames hem van ghelijcken ghestecken hadde zoo heeft hij vanden zelve ghecreghen ene souflette waemaer sij over hoope hebben ghevochten en elkanderen met stocken ghestooten en gheslaeghen ende den knecht vanden heere van poucques ten dien present heeft ghetrocken sijne bloote rapiere zoo dat hij door den pastor van Aersele nocgh door eenen sekeren Recollect ende Jor Chaerles du helleyn ghescheeden en van malkanderen ghesepareert hebben... met groot schandael van alle de Weerelt ende inde Pntie van het h. Sacrament des aultaers het welc opden aultaer was staende...”. (1) De drie betrokkenen, Jonkheer Ferdinand de Hane, Jonkheer Charles Philippe de Preudhomme d’Hailly en zijn knecht werden verhoord en zou den, bij herhaling van de feiten, elk een boete van drie duizend gulden opge legd krijgen. Op het verhoor deed Jonkheer Charles Philippe zijn beklag over de aanslepende mistoestand, waar wijlen zijn vader zijn leven lang mee geplaagd werd : Jor Chaerles Philippe de preudhomme dict dhailli... dat wijlent Mher Jan de preudhomme rudder baron van Poucques vader van den eersten... vele jaeren ghedurende tot sijn overlijden toe vele swaericheyt en differentie heeft moeten sustimeren jeghens Jor Jan dhaene... ter causen vande rechten inde prochie van Caneghem... welcke differentie daer noch altijts sijn ghecontinueert gheweest...“ (1). EEN NIEUW PROCES IN 1684 Op 13 oktober 1684 spande Marcus Anthonius de Preudhomme d’Hailly, heer van Poeke, een proces aan tegen Anna Sersanders, douarière van Hames, weduwe van Jonkheer Ferdinand de Hane. De aanklacht luidde : het blijven voeren van de titel “heer van Kanegem" en het feit dat de schepen bank van Hames een aantal zaken die het dorp Kanegem aangingen alleen bleef regelen, zonder daarin de schepenen van het Beexschen te raadplegen. De wethouders van het Beexschen hadden daarom op 16 februari 1684 geweigerd de rekeningen te tekenen : “aldus dese rekenynghe ghesloten ende gheattesteert alleene bij de bailliu burgmre ende schepenen der heerl vanden hames in Caneghem ghemerct het refuys ende reces der wetrhouders van beexschen... (ondertekend) de cock, pr de roo, jacq lambert, jan de voorde, marten van overbeke, jan loquet, f de cock“ (1). Anna Sersanders argumenteerde voor de Raad dat de eerste problemen waren ontstaan bij de vorige heren van Poeke (Mastijn) en Hames (Van
146
Claerhout). De baron van Poeke, heer Mastijn, was voogd over de kinderen van de heer van Hames, Van Claerhout. In die tijd liet hij de wet van Hames ook bedienen door zijn wet van het Beexschen, en daar zijn alle problemen gestart : heere Mastijn baron van pouques wesende voocht vande minderjarighe kinderen van jor van Claerhout sij de wet van hames zoudt laeten bedienen door sijne wethouders van beexschen sulcx dat van ende de selve samen scheyden waren bedienende twee wetten die ghone van beexschen ende hames ende waer uytte sijn ghevolghen allede jeghenwordighe abuysen troublen... het huys ende familie van Mastijn van wier hij ghecocht hadde de voorn baronnie van pouques seer naer bestaende was aende familie van Claerhout..." (1). Zij voerde ook aan dat haar voorzaten al zeer lang de titel “heer van Kanegem“ gebruikten en dat de baron van Poeke daar geen recht op had : “Mher Jan de hane heere van hames als Jor Ferdinand overleden man, soo judicial als extrajudicialijck bij alle publique ende wettelijcke acten sijn ghequalifieert ende verleent gheweest als heere van caneghem, mitsgrs sijne wet van hames voor bailliu burgmre ende schepenen van Caneghem... ende paisiblen possessien van vijftich ende meer jaeren dat voors voorsaeten sijn ghenoemt heeren van Caneghem... dat sijne mher Jan de preudhomme heere van poucke gheen recht nochte titel en gheeft om te draghen ende attribueren de qualiteyt van heere van de prochie van Caneghem...“ (1). Anna Sersanders liet de wethouders van Hames op hun vergadering van 18 september 1687 ook een tekst tekenen waaruit bleek dat de heerlijkheid Hames de belangrijkste van Kanegem en het Beexschen slechts een kleine heerlijkheid was : “bailliu (de cock), burgmre (pr de roo) ende schepenen (jan loquet, jooris maertens, albertus praet, pr van maldeghem) der heerlichede vanden hammes regeerders der prochie van Caneghem certiferen voor waerachtigh op het versoeck van mevrauwe de douagiere vande selve heerlichede mitsgaders den heere van Oxelaere (Charles Philipe Sersanders) voocht over haere kinderen... plaetse ende poorterije met alle de huysen daerop staende ... is ghestaen ende gheleghen op de voorn heerlichede... de heerlichede van hames de principaelste ende aldermeeste binnen tzelve Caneghem... hooghe ende middle ende laeghe justitie... vierschaere ende caste el... beexschen de welcke cleyne van importantie wesende bestaende in vlieghende heerlichede...” (1). Om het belang van haar heerlijkheid te onderstrepen haalde zij ook weer het oude document uit 1292 boven. Daaruit moest blijken dat de heerlijkheid vroeger Caneghem werd geheten en dat pas na de gebiedsuitbreiding, door de schenking van Graaf de Dampierre, de heerlijkheid een nieuwe naam kreeg, naar Wouter van Hamme, de toenmalige eigenaar. De naam Caneghem bleef nog bestaan bij het leen “het hof van Caneghem“ of “te
147
Castillo”, afhangende van Hames. “Dat den voorn wouter dou hames was houdende in achterleene van selven heere graeve, ende dat inde selve genaemt Caneghem... dat is in augmentatie van het voorn leen van hames dat bijden voorn act van ghifte wiert ghenoemt Caneghem ende door den laps van tijde is ghenaemt hames, uuytten hoofden vanden beghiften wouter dou ham, die oock ghenaemt wiert hames..; also staet opden dos vanden selve origi nele ghifte...” (1) DE UITSPRAAK OP 14 APRIL 1688 Begin april 1688 kwam procureur Baudoucq van de Raad van Vlaanderen zelf in het kasteel van Poeke de papieren van de baron van Poeke inkijken op zoek naar bewijzen van zijn titels. Betreffende Kanegem ontdekte hij geen papieren die ouder waren dan 1553 en waarop de baron van Poeke zich zou kunnen beroepen om de titel te voeren : sondach lestleden gheweest hebbende den vierden deser maent hem expressel begheven heeft van dese Stadt naer de voorschreven sijne prochie ende casteele van Poucques ten effecte van aldaer topenen sijn comptoir ende coffer daerinne staende alwaer berustende de titels ende documenten raeckende de voorschreven sijne prochie ende baronnye mitsgaders de prochie van Caneghem ende sijne heerelichet vanden Beexschen ten eynde van alle de selve te laten sien ende examineren door Adriaen vanden Scheuren sijne secretaris... gheene en geeft bevonden raekende de prochie van Caneghem anterieur anden jaere vijfthien hondert dryenvijftich...” (1). Het Hof herhaalde na het hele proces zijn besluiten van 1632 en 1636 : haer (Anne Sersanders) schoonvader daermede heeft geprevaleert niet alleende op bevelen te jaere 1625 inghestelt... oock inden gonne t ’sijnen las ten gheintenteert bij den raet ende procureur generael van desen hove daer op ghevolcht is de sententie vanden 8 oktober 1632 tot mechelen gheconfirmeert den 11 oktober 1636... ende dat dies niet jeghenstaende bij desen te verdraeghen van hem te qualifieren ende intituleren heere van Caneghem... claerelijck sal bevonden worden dat sij nochte haeren overleden man ende voorsaeten geene heeren en sijn gheweest der prochie van caneghem dan wel dat sij erfachtigh sijn gheweest van het heerschap gheheeten van ham mes... voorschreven sententie vanden jaere 1636... meebrenghende dat de rekenynghe van de prochie sullen gedaen worden bij beede de wetten der voorseyde heerlicheden selfs met dese prérogative dat den bailliu ende sche penen van heerl vanden beexschen soude hebben het vooren tekenen van deselve r e k e n y n g h e .(1). Niemand mocht zich dus heer van Kanegem noemen en de beide wetten van het Beexschen en van Hames moesten verder samen het dorp besturen. In de daarop volgende jaren werkten de beide schepenbanken blijkbaar beter
148
samen, maar de nazaten van Anne Sersanders bleven zich nog steeds heer en dame van Kanegem noemen. In 1713 zou de hele problematiek uiteindelijk voor goed worden opgelost door het huwelijk van Marcus Anthonius de Preudhomme d’Hailly, zoon van de baron van Poeke, met Antoinette-Alexandrine d’Oignies de Courrière, vrouw van Hames. Het koppel huwde in Kanegem, bleef op het kasteel op de heerlijkheid Hames wonen en kreeg er een zoon. Zo werd een telg uit het geslacht de Preudhomme d’Hailly heer van Hames. In 1721 volgde Marcus Anthonius zijn broer Karei Frans op als heer van Poeke. Daarmee waren de heerlijkheden het Beexschen en Hames met hun schepenbanken in handen van één en dezelfde persoon. Met deze uitbreiding van hun reeds omvangrijke bezittingen in de gemeente Kanegem waren de machtige heren van Poeke eigenaar geworden van bijna het hele Kanegemse grondgebied. Het is dus met recht en reden dat de gemeente Kanegem sinds het Koninklijk Besluit van 4 juli 1955 het wapen van de familie de Preudhomme d’Hailly als gemeentewapen gebruikt (20). De strijd om de titel “heer van Kanegem“ was daarmee wel uitgestreden, maar de familie de Preudhomme d’Hailly zou zich later nooit heer van Kanegem noemen. Rudi DE BRABANDERE
VOETNOTEN 1. R.A.G., de Preudhomme d'Hailly, 691, procesbundel. 2. Yvan Hoste & Luc Stockman, Geschiedenis van Poeke, Aalter, Gemeentebestuur, 1985, 534 blz. 3. A. Verhuist, De Sint-Baafsabdij te Gent en haar grondbezit (VHe - XlVe eeuw) ..., Brussel, Koninklijke Vlaamse Academie, 1958, XXXIII + 665 blz. 4. R. Van Lokeren, Histoire de l'abbaye de Sint-Bavon et de la crypte de Saint-Jean à Gand, Gent, 1855. 5. B.A.B., 216, Acta Episcopatus. 6. R.A.G., B 3343, herstellingen aan de kerk van Kanegem. 7. Antonellus Verschuere, De Minderbroeders te Tielt (1624-1933), Tielt, Lannoo, 1933, 240 blz. 8. Naar de vader van B.D.C. - Van uit den vluchttijd. Rond den Heerd, nr 47/48, 1885. 9. F. Michem, De parochiegeestelijkheid van het oude dekanaat Tielt, De Roede van Tielt, jg. 8, nr 3, sept. 1977, blz. 2-47. 10. B.A.B., F 181, proces rond het afsluiten van de kerkrekeningen van Kanegem. 11. R.A.G., Fonds Bisdom Gent, BI (1623), Staten van de parochiekerken. 12. R.A.G., de Preudhomme d'Hailly, 699, proces rond de herstelling van de kerk. Baron van Poeke tegen Jan de Hane. 13. R.A.G., de Preudhomme d'Hailly, 692, proces voor de Raad van Vlaanderen.
149
14. 15. 16. 17. 18. 19. 20.
R.A.G., de Preudhomme d'Hailly, 241 en 700, proces tussen Poeke en Hames. R.A.G., Raad van Vlaanderen, 22064, proces Jan de Hane tegen de abt van Sint-Baafs. R.A.G., de Preudhomme d'Hailly, 697. Stadhuis Tielt, Parochieregisters Kanegem. R.A.G., B 3341, Status Animarum. R.A.G., de Preudhomme d'Hailly, 41. Zegelbeschrijving en wapenkunde van de Belgische gemeenten, Gemeentekrediet van BelgiĂŤ, oktober 1956, blz. 10.
150
NOTARIS GODFRIED PERSYN EN ZIJN BEWO GEN LEVENSLOOP (1890-1955) In 1946 verscheen bij de uitgeverij Voorland te Brugge de roman De Idealist, door Willy Tulloch. Weinigen weten wie achter dat pseudoniem schuilgaat. Wie is dan wel de auteur ? Godfried Persyn, advokaat-notaris die na veel omzwervingen in 1936 benoemd werd tot notaris te Ruiselede. Hij nam dit ambt waar tot aan zijn vroege dood in januari 1955. Mensen die graag op de hoogte blijven van belangrijke werken uit de wereldliteratuur zullen zich zeker de naam herinneren van ArchibaldJoseph Cronin ... en wie weet, wellicht zijn priesterroman "The Keys o f the Kingdom" gelezen hebben. Godfried Persyn die naast zijn moedertaal het Nederlands, ook Engels, Frans en Spaans, Duits en Portugees kende, las naar mijn weten naast Cronin, Morten Robinson, Ortega y Gasset, Jules Romains, Hans Grimm, Julien Green, Graham Greene en zoveel anderen. Lektuur die geen inspanning eist en niet tot een ruimere kijk op mensen en gebeurtenissen leidt, was niet voor hem. Hij mocht zich ook op een vlotte memorie verheugen. Het zojuist vernoemde boek van Cronin was dan ook een werk naar zijn gading. Een van de personages in dit werk heet Willy Tulloch. Hij is een dokterszoon en is een intieme vriend van het hoofd personage Francis Chisholm. De naam Tulloch koos Persyn dan tot pseu doniem. DE ONGEWONE LEVENSLOOP VAN GODFRIED PERSYN Hij werd te Wingene geboren als eerste kind in het gezin van notaris Hendrik Persyn - Julia Coussens. Er was zelfs een ongewoon doopkaartje en dit geboortebericht was maar voor één persoon bestemd. Ziehier : Bij de Geboorte van Godfried : Op Sint Amand, in Sporkele 't jaar achttien honderd 'tnegentig, schoot door sneeuw en regentij, een zonnestraal, een zegen. Al lust hem van den "Swygenden Eed" tot heden, 't hoog gebod niet, toch wasse er ons een Vlaminc vrij uit onzen christen : Godfried. Persyn, notaris. Wynghene, 7 in Sporkele 1890 Zo werd deze geboorte meegedeeld aan een vriend van den huize : Heer
151
ende Meester Guido Gezelle. Antwoord van Guido Gezelle : Proficiat, Persyn, dat 't groeie tot wezen kome en ga vooruit, gelijk een christne moederbloeie die uit een Vlaamschen vader spruit. P.S. Dat wenst U een die ziek en zuchtig geweest heeft, nu een maand bijkan en, overlast van werk, Uw kluchtig gedichtje schier van buiten kan. Mijnen achtbaren Heer Govaert Persyn, om te bestellen aan zijn Vader, Notaris en Deelsman, tot Wynghene. Na de lagere school te Wingene en humaniora aan het Klein Seminarie te Roeselare, ging Godfried naar Leuven voor advokaat-notaris. Daar had hij als professor onder meer Lodewijk Scharpé, vriend van zijn vader Hendrik Persyn te Wingene. Hierover bestaan een paar brieven waarin vader Persyn naar de vorderingen van zijn zoon vraagt en waarop Scharpé antwoordt dat het niet te best verloopt. Godfried Persyn had overigens lie ver talen gestudeerd. Doch de oorlog 1914 brak uit en, samen met zijn twee jaar jongere broer Herman, trok Godfried als vrijwilliger op. Aan het front stond hij natuur lijk in de bres voor de rechten der Vlaamse soldaten. Hij weigerde elke graad : hij wilde naast de gewone piot in de loopgrachten staan. Tijdens de oorlog (ik meen in 1916 - 1917) werden vrijwilligers gevraagd voor de strijd in Belgisch Congo. Godfried Persyn trok erheen. Hij wilde immers méér van de wereld leren kennen. En dit zal heel zijn verder leven beïnvloeden. Na de oorlog had hij nog zijn akademische studiën te voltooien. Maar zijn naam komt ook voor bij de oprichters van de Frontpartij. Met zijn diploma van advokaat-notaris kon hij voorlopig te Wingene niets uitrichten. Zijn vader wilde immers, wellicht om bepaalde redenen, het notariaat nog niet aan zijn zoon overlaten, hij bleef zijn ambt uitoefenen tot aan zijn dood in 1933. En wat zou zoon Godfried nu doen ? In 1922 ging hij zich te Brugge vestigen als advokaat. Hij was intussen getrouwd met een Engelse oorlogsweduwe, Maggy Bennett (1), wier vader in Londen een groothandel in porselein en andere kostbare voorwerpen dreef. Haar moeder vertegenwoordigde die zaak in Frankrijk en woonde te Mantes-LaJolie.
152
Godfried Persyn (Wingene 2.2.1889 - Ruiselede 8.1.1955), opname omstreeks 1920.
Geboortehuis van Godfried Persyn in Wingene (nu Beememstraat 7), opname 1992.
153
In 1924 werd hun eerste kind geboren, een dochter, Hedwig. Te Brugge was Persyn geen onbekende, hij had daar en zowat overal in Vlaanderen vrienden van zijn vader, onder wie veel priesters en paters die alle bij de Vlaamse ontvoogdingsstrijd betrokken waren. Ook in Nederland had hij heel wat relaties. Hij sprak mij dikwijls over ene Jan Eggen van Terlan (1883-1952), van wie hij dacht dat het een Nederlander was. Deze van Terlan was Dr. in de Rechten en in de Letteren en Wijsbegeerte. Hij was o.m. enige tijd magistraat in Belgisch Congo. Misschien heeft Persyn hem daar leren kennen. Mij interesseerde het voor al dat deze Eggen van Terlan een werk schreef : "De invloed door ZuidNederland op Noord-Nederland op het einde der 16e en het begin der 17e eeuw". Zo weten wij dat geleerden en kunstenaars uit de Zuidelijke of Spaanse Nederlanden, als Simon Stevin (Brugge), Karel van Mander (Meulebeke), Philips van Marnix van Sint-Aldegonde (o.m. burgemeester van Antwerpen tot de verovering van deze stad door Spanje in 1585) niet weinig bijdroegen tot het tot stand komen van een algemeen beschaafde taal in de toenmalige republiek Holland. Antwerpse bankiers spendeerden zeer veel geld om de ekonomie en de artistieke groei van Noord- en ZuidHolland te steunen. Nog belangrijker vond ik dat iemand als Frederik van Eeden, met wie Godfried Persyn reeds vroeger ontmoetingen had, het gezin PersynBennett te Brugge kwam opzoeken. Iemand als Frederik van Eeden te onmoeten, een dichter, de auteur van het overbekende "De kleine Johannes”, zou, zo dacht Godfried, voor zijn vrouw een hoogst gewaar deerde gebeurtenis zijn. Van Eeden, die toen zopas katholiek geworden was, zou in mevrouw Persyn ook een bekeerlinge leren kennen. Zij was immers tot voor haar huwelijk lid van de Church of England en wel van de High Church. Omwille van de familie van haar man ging zij over naar het katholicisme. Van Eeden bleef wel een paar weken bij het gezin Persyn. Er was immers zoveel stof tot gesprekken. Zij hadden het o.m. over al wat Van Eeden in zijn vroeger leven had gepresteerd. Het ging zeker ook over zijn gewaagd en tenslotte mislukt experiment : de kolonie van Walden. Hij was immers een eeuwige zoeker op religieus en sociaal gebied. Het zou mij verwonde ren dat er ook niet over bepaalde gedichten en bepaalde werken van hem gesproken werd. Bovendien was mevrouw Persyn zich grondig in het Nederlands aan het bekwamen en het verblijf van Van Eeden was ook voor haar een hele hulp. Van Eeden van zijn kant vond zijn gastvrouw op velerlei gebied zeer boei end : zij was ruimdenkend, had een scherp verstand, was zeer kunstzinnig
154
en vooral vlot en onderhoudend in de omgang. Advokaat Persyn vond echter de kleine wereld van het Brugge der twinti ger jaren àl te begrensd. Hij kon moeilijk wennen aan de besloten, conser vatieve rechterlijke kringen. Daarbij was hij te idealistisch-eerlijk om advokaat te zijn. De ruimte lokte hem. Zijn echtgenote, die hem hogelijk bewonderde, voelde zich evenals hij een gevangene in de engheid en de - praktisch gezien - rustige bestaansze kerheid. Ook zij hunkerde naar onvoorziene einders. Toen kwam vanwege de Australische universiteit Sydney een voorstel nopens het bestuderen van het adat - of gewoonterecht der primitieven in de Stille Oceaan, de Farewell- en de Fidji-eilanden. Dit voorstel of aanbod van de Sydney-universiteit opende voor de jonge jurist onvermoede voor uitzichten. Dadelijk maakten man en vrouw eenparig een vermetel en daar door aanlokkelijk plan. Zij namen afscheid van de Brugse rechterlijke milieus en hadden bij dit afscheid de gelegenheid om eens op fijn sarcasti sche wijze uiting te geven aan hun vreugde : zij konden ontsnappen aan het verpolitiekte, eenzijdige en krenterige gedoe dat zij in Brugge hadden beleefd. In zijn boek De Idealist laat de auteur zijn hoofpersonage Walter Peelaars duidelijk met ongeveer dezelfde woorden reageren tegen de vele vooroor delen die bepaalde collega's tegen zijn plannen opwierpen. Hier wil ik nu bijvoegen dat het boek De Idealist geen autobiografie is, al zijn er soms duidelijke raakpunten met het leven van de schrijver Godfried Persyn. Zij trokken dus naar hun nieuwe verblijf en werkmilieu en ijverig begon de jonge jurist met het opzoekingswerk. Er bleek evenwel niets voorbereid en de besprekingen met allerlei instanties vorderden niet. Er moesten veel verplaatsingen gebeuren, van het ene eiland naar het andere. De jonge ijverige vorser kreeg niet de beloofde steun. Op zichzelf trachtte hij van de studie die hem werd gevraagd iets te maken waar hij duidelijk nieuwe gedachten en opvattingen zou kunnen inbrengen. Jaren werden gevuld met besprekingen, onzekere richtlijnen, onvoorbereide vergaderingen. Maar een mogelijkheid om met de beste wil van de wereld definitief de bestude ring te kunnen aanvatten en uitwerken, bleek totaal uitgesloten. Die jaren van hun leven waren niet geworden wat zij zich hadden voorge steld, wat niet betekent dat hun ruime en altijd groeiende belangstelling hen beiden niet op vele gebieden bevredigde. Maar zij hadden afgesloten moeten leven van de hele wereld van Europa die zij destijds ontvlucht hadden. De onvoorziene en onvermoede gebeurtenissen en toestanden die hen ginder aanvankelijk zo geboeid hadden, konden niet opwegen tegen wat zij in hun idealisme verwacht hadden.
155
Hoe dan ook, in 1927 (Godfried was toen 37) kwamen ze aan te Parijs, eigenlijk te Mantes-La-Jolie waar de moeder van mevrouw Persyn woonde en waar haar zuster Fanny Bennett-Neago vaak verbleef. Dat jaar werd te Parijs hun tweede kind geboren, ook een dochter : Patricia of Patsy. Van daaruit even langs Wingene waar de toestand inzake het notariaat niet ver anderd was. Dan namen zij het besluit om naar Zuid-Amerika uit te wij ken, namelijk naar Bolivie, waar reeds bekenden en een paar goede vrien den van hen woonden. Over de hoofdstad Sucre heb ik hen nooit horen vertellen, wel over een zeer belangrijke stad La Paz ... over Cocha-bamba. Wat het gezin Persyn-Bennett daar deed? Boeren ! Een finca of een estancia huren of kopen, schapen kweken, groenten, aardperen en allerlei vruch ten telen. En vooral gelukkig zijn, om de nieuwe ruimte en de hervonden vrijheid, om de eenvoud van leven, om de vriendschap. Godfried Persyn maakte intussen van zijn verblijf in Bolivie gebruik om ook het nabije Chili te leren kennen. Wat hij toen over de toekomst van dit land meende te mogen voorspellen, is naderhand nogal verkeerd gebleken. Toen het gezin terug naar Vlaanderen kwam, was intussen, in 1933, notaris Hendrik Persyn te Wingene overleden. Maar inmiddels had de minister van Justitie beslist dat er in Wingene nog maar één notariaat mocht zijn. Godfried Persyn kon er zijn vader dus niet opvolgen. Over de invloeden die dat hielpen bewerken, werd in Wingene en omgeving heel wat verteld. In 1936 kreeg Godfried Persyn de mogelijkheid om het notariaat van Ruiselede over te nemen. Hij aanvaardde dit ambt en werd er datzelfde jaar benoemd. Hij was toen 46. GODFRIED PERSYN, NOTARIS TE RUISELEDE VAN 1936 TOT 1955 Al wie in 1936 en 1937, vooral echter in 1938, op leeftijd was om gebeur tenissen en feiten in Europa te volgen, weet dat het geleidelijk aan een onrustige tijd werd. In Italië, in Duitsland, in Spanje waren toestanden ontstaan waaruit veel onheil kon voortvloeien en waarbij het woord "oor log", zelfs "wereldoorlog" werd uitgesproken. Er was in ons land in 1938 een eerste mobilisatie, een mogelijke oorlog dreigde. Na een overeen komst tussen de Franse en Engelse ministers van Buitenlandse Zaken en Hitler in Duitsland en Mussolini in Italië trad weer een zekere rust in. Doch in 1939 werd een algemene mobilisatie in ons land afgekondigd. Ook te Ruiselede was in diezelfde jaren heel wat veranderd, net als in heel het Vlaamse land. De politieke toestand was niet zo eenvoudig meer. Er was een Katholiek Vlaams Blok en er was een Vlaams Nationaal Blok. Beide waren in tal van plaatsen even sterk geworden, doch hier en daar
156
werden de Vlaamse Nationalisten sterker dan de oude Katholieke Partij. De nieuwe notaris te Ruiselede was iemand die van huis uit Nationalist was : zijn vader, notaris Hendrik Persyn, overleden in 1933, en de broer van de Ruiseleedse notaris, Herman Persyn, landbouwingenieur te Wingene, hadden in dat naburige Wingene een tamelijke aanhang. Samen met dokter Alidor Van Hollebeke propageerde ingenieur Persyn er het Vlaams Nationalisme. Beiden hadden in de jaren van de Frontpartij zelfs op de senaatslijst gestaan. En bij de opkomst van het Vlaams Nationaal Blok bleef vooral Herman Persyn aktief in het arrondissement RoeselareTielt. Notaris Godfried Persyn te Ruiselede wenste zich niet aktief met politiek in te laten. Doch samen met de familie Dupont en dokter Allaert werd hij door de bevolking als Vlaams Nationalist beschouwd. Daaraan hielp' ook mee het feit dat een dochter van dokter Allaert getrouwd was met een Gents advokaat, De Baets, bekend nationalist. De omgang van deze drie families onderling was algemeen bekend op de dorpsplaats en niemand stoorde zich daaraan. Toen dan in 1940 de oorlog uitbrak en na een achttiendaagse veldtocht heel België door de Duitse legers veroverd en bezet was, trad de rust weer in. Enkele mensen die naar het Zuiden van het land of zelfs naar Frankrijk waren gevlucht, kwamen terug. Zoals overal in het land werd ook te Ruiselede koning Leopold, wegens zijn beslissing tot kapitulatie van het Belgisch leger, als redder van het volk beschouwd. Hij had immers een einde gemaakt aan de oorlog bij ons en daardoor duizenden levens gered. Te Ruiselede ging het leven zijn gewone gang tot in 1942, op aandringen van de bezetter, ook de burgemeester van Ruiselede moest aftreden. Hij werd vervangen door de reeds vernoemde Modest Dupont die dan als oorlogsburgemeester zou fungeren en zonder gemeenteraad, enkel met een paar schepenen, de gemeente besturen. Dit gebeuren veranderde niets in de vriendschappelijke omgang tussen de families Persyn en Dupont. Hier vind ik dan het moment gekomen om de mens Godfried Persyn nader te belichten. Hij was een diep gelovig man. Het was een oude gewoonte bij hem om elke morgen mis te horen en te communiceren. Altijd nam hij zijn missaal mee. Eigenlijk is het niet zo belangrijk om dit hier te vermelden, ware het niet dat hij op een morgen bij het verlaten van de kerk zijn mis saal vergat en dat het rouwprentje van de Roeselaarse volksvertegenwoor diger advokaat Reimond Tollenaere erin stak. Tollenaere had met vrijwillig aangetreden Vlaamse soldaten het Vlaams legioen opgericht en ging met dit legioen helpen bij de bezetting van door Duitsland veroverde gebieden in Rusland. Er was vóór hem reeds een Waals legioen vertrokken. Dit ging
157
onder de leiding van de overbekende Leon Degrelle om mee te strijden. Begin 1943 kwam het bericht dat de leider van het Vlaams legioen gesneu veld was. Te Gent en in verscheidene andere plaatsen werden rouwplechtigheden gehouden. Notaris Godfried Persyn had eraan gehouden zo'n plechtigheid bij te wonen. Toen later iemand door de geestelijkheid gestuurd werd met het vergeten missaal, was het rouwprentje eruit ver dwenen. Als notaris mocht Persyn onder de bevolking van zijn gemeente en vooral ook onder die van Wingene en Schuiferskapelle en van vele dorpen in Oost-Vlaanderen, heel wat cliënten tellen. Zijn eenvoud van leven en omgang met de mensen droeg daartoe veel bij. Voor sommige cliënten moest hij verre verplaatsingen doen tot in de provincies Henegouwen en Namen, waar met familie van hen geldzaken moesten geregeld worden. Ik weet zeer goed dat hij in dergelijke gevallen die toen moeilijke tochten totaal gratis deed, als hij voor die geldzaken geen gunstige regeling kon bekomen. Zoals tijdens zijn advokaatschap te Brugge was hij ook als notaris idealis tisch verveeld als hij een rekening moest voorleggen. Bang om te veel te vragen, vroeg hij dikwijls te weinig. Vooral de boeren, die in die oorlogs jaren grote zaken deden, wisten dat ; "Als ge iets nodig hebt, mijnheer de notaris, ge moet maar spreken". Boter, melk, karnemelk, of andere hoeveprodukten werden gratis aan huis gebracht. Toen in maart 1944 te Gent, waar ik met mijn gezin woonde, heel wat gebombardeerd werd in onze omgeving en toen dan midden in die zeer onveilige plaats ons een dochter geboren werd, drong onze goede vriend notaris Persyn aan dat wij met ons gezin naar Ruiselede zouden komen. Wij kwamen dus naar Ruiselede waar het zo rustig en veilig was. Wij werden door het hele notarisgezin gul ontvangen en verbleven daar tot in oktober 1944. Wij kregen een deel van het huis beneden en boven ter beschikking. Wij hadden, gelukkig maar, tijdens de hele duur van ons ver blijf het prachtigste zomerweer. Zo konden de kinderen de dagen door in de grote tuin een heerlijk leventje leiden. En elke morgen, als de notaris terugkwam van de kerk, trok hij met de vier jongens naar de verre moes tuin. Al die tijd was dat voor de kinderen een feestelijk dagbegin. Mevrouw Persyn en de twee dochters, Hedwig en Patsy, waren ermee begaan om de avonden gezellig en leerrijk te kunnen doorbrengen. De kinderen waren elke dag vroeg in bed na die erg gevulde speeldagen. De notaris en mevrouw waren tegen acht uur 's avonds in de grote voorplaats, leefkamer en salon, waar mijn vrouw en ik ook verwacht werden. Daar stond o.m. de vleugelpiano van mevrouw, er waren boeken en tijdschriften.
158
Vanaf de tweede week van ons verblijf werd, elke dag als het kon, een voorbereide avond gegeven, de ene keer was het een muzikale avond en nam mevrouw Persyn de leiding, de volgende maal was het de notaris, die het dan gewoonlijk over Bolivie en Chili had. Mijn vrouw en ik wilden natuurlijk het onze bijdragen om ook zo'n avond te vullen. Zo vroeg mevrouw Persyn, nadat ze al vroeger over het bezoek en het onthaal van Frederik van Eeden verteld had, dat wij een letterkundige avond zouden geven over de groep dichters en prozaschrijvers waartoe Van Eeden behoorde : de Tachtigers. Nadien, als het weer eens onze beurt was, gaven wij een overzicht van West-Vlaanderen op literair gebied. Zulke avonden hadden vooral, naast het leerrijke en het mooie, de grote verdienste dat de vertrouwelijkheid onder ons allen groeide. Geleidelijk aan werd het in de loop van de maand augustus duidelijk dat de Bondgenoten hier en daar landingsmanoeuvers uitvoerden, ook reeds een eerste poging daartoe gewaagd hadden bij Duinkerken. Dan werden vragen gesteld : wat zou er na het ver drijven der Duitse bezetting gebeuren met hen die op een of ander gebied met de Duitsers meegewerkt hadden ? Wat zou er gebeuren met hen die ervan verdacht werden dat ze een Duitse overwinning gewenst hadden ? Zo kwam het ook dat de notaris en ik bij dokter Allaert en zijn schoonzoon advokaat De Baets bijeenkwamen om van gedachten te wisselen en ons af te vragen of ook wij iets te vrezen hadden. Wel bracht De Baets in dat er in de Belgische wetgeving geen straf stond op meningsdelicten. Doch den kend aan de gebeurtenissen van 1918 vreesden wij dat verdenkingen zon der meer en beschuldigingen zonder reden zouden kunnen volstaan om aangehouden te worden of tenminste gemolesteerd. Wij wisten immers dat de Belgische regering vanuit Londen de verzetslieden in België had aangevuurd om verdachten op te zoeken. Verzetslieden waren vooral ook in de kleinste dorpen werkzaam zodra de Duitsers verdwenen waren. Hier zal ik nu bondig meedelen wat er met de bevrijding van Ruiselede gebeurde. Het was een legerafdeling Polen die Ruiselede moest innemen, doch er was een sterke groep Duitsers en namelijk een SS-keurtroep die zich in en rond de kerk verschanste. Na zware gevechten in de Aalterstraat viel de gemeente tenslotte in handen van de Polen. Deze strijders waren als uitgehongerd : voor brood gaven ze Engelse sigaretten en ook chocolade, die reeds lang bij ons uit de handel verdwenen was. Toen de Polen Ruiselede verlaten hadden, begonnen echte verzetslieden, doch vooral verzetslieden van het elfde uur, met de strafste teer haken kruisen op sommige huisgevels te schilderen. Zo ook op de gevel van het notarishuis. Daarop stak de Engelse mevrouw Persyn de Engelse vlag uit en weigerde ze de zwarte hakenkruisen te laten wegbranden : zij moesten
159
blijven staan tot schande van hen die ze hadden aangebracht. In die dagen kwam de geboren Ruiseledenaar pater Frans Huybrecht, verblijvend in het Dominikanerklooster te Gent, op bezoek bij de notaris. Hij was veront waardigd over de hakenkruisen. Hij was ook naar ons huis in Gent gaan kijken : daar waren er geen. Zo kon ik riskeren om eens naar Gent en naar huis te gaan. Dit werd dan het einde van ons verblijf in het notarishuis te Ruiselede. Zoals vroeger kwam Godfried Persyn regelmatig bij ons te Gent en bracht hij mij eens het handschrift van een boek : De Idealist, van zijn hand. Hij had mij daarover al eens gesproken en thans wenste hij het uit te geven. Hij had een aanbod gekregen van de bevriende uitgeefster Martha vande Walle, die te Brugge de uitgeverij Voorland leidde. Hij vroeg mij zijn tek sten op taalgebied te willen nazien en sommige passages met hem te her werken. Toen de drukproeven klaar waren, hebben we die samen nagezien en verbeterd. Ik gaf toen te Gent privéles aan de jongste twee zoons van professor Frans Daels. Eens gaf mevrouw Daels mij een foto van mijn twee leerlingen en ik stak die foto in De Idealist, toen ik dit boek bij de notaris terugbracht. Nu gebeurde, omstreeks diezelfde dagen, iets waarover een korte uitweiding noodzakelijk is. Er kwam op een late avond bij de notaris een man binnen die bij de brug te Nevele een been gebroken had. Ook zijn zoon was bij hem. Beiden waren op de vlucht, want de vader had zeer veel met de Duitsers samengewerkt - ekonomische collaboratie. Zij moesten onderduiken en kwamen naar de notaris die hen van verre kende. Het was eigenlijk een vriend van zijn broer Herman Persyn te Wingene. Vader en zoon konden na enkele dagen verder reizen. Hoe het nu ook kwam, nadat de onderduikers ten hoogste een paar dagen vertrokken waren, viel een officier van het Gentse auditoraat bij de notaris binnen. Er werd overal gezocht want er was vermoeden dat de onderduikers in het huis waren. Op zeker ogenblik vonden ze ook het boek De Idealist en vonden daarin mijn foto van de Daelszoontjes. Dit was de aanleiding om mij 's anderendaags te Gent op het Auditoraat te ontbieden, niet voor mezelf maar in verband met dat boek. Zij wilden weten of de notaris zoveel belang stelde in Chili wellicht omdat hij aan onderduikers adressen wilde geven in Zuid-Amerika. Ik heb hen toen uitgelegd dat de notaris, die jaren in Bolivie verbleven had, ook het nabije Chili had leren kennen en dat er geen betrokkenheid bestond met hedendaagse onderduikers. Wij vernamen dan van mevrouw Persyn dat haar man en oudste dochter mee genomen en in de gevangenis te Gent opgesloten waren. De gevangen schap van notaris Persyn en zijn dochter heeft niet zolang geduurd, heel eenvoudig omdat niemand enig bewijs van schuld vond. De avond van hun
160
vrijlating kwamen ze tegen ongeveer tien uur bij ons aan en nadat wij mevrouw Persyn in Ruiselede verwittigd hadden, konden vader en dochter voor de eerste keer sinds lang rustig slapen en uitslapen. Tijdens de gevangenschap van de notaris werd navraag gedaan over hem o.m. bij pastoor Carbonez van Ruiselede. Deze beweerde dat hij de notaris - die nochtans elke dag naar de kerk en te communie ging - niet genoeg kende om iets over hem te zeggen. Tot aan zijn tamelijk plotse dood in februari 1955 kregen wij te Gent regel matig het bezoek van notaris Persyn, van zijn vrouw, samen met haar zus ter, die dan ook een hele tijd in Ruiselede verbleef, en op een bepaalde dag ook van de meer dan negentigjarige moeder van mevrouw Persyn. Dit waren voor ons telkens waardevolle uren en toen de jongste dochter Patricia te Gent wilde studeren, logeerde zij een tweetal jaren bij ons. Op een morgen belde mevrouw Persyn ons dat haar man in de kliniek te Roeselare opgenomen was. Na korte tijd overleed hij. Wij waren op zijn uitvaart te Ruiselede aanwezig, samen met zeer velen die hem gekend en gewaardeerd hadden.
Arthur VAN DOORNE
VOETNOOT I. Mevrouw Persyn - Bennett vierde in augustus 1992 haar 101ste verjaardag !
161
DE TRIESTE LOTGEVALLEN VAN HERBERGIER VERCRUYSSE OP DE GINSTE (OOSTROZEBEKE)* Oostrozebeke, eind de jaren 1700. Plaats van het gebeuren is een woninglangs de Wakkensteenweg, op de plaats waar nu Michel Coussens woont. Louis Judocus Vercruysse, meestal Judocus of Joos genoemd, woont daar met zijn echtgenote Barbara Theresia Verhelst. Hij is in 1759 in Markegem, en zij driejaar eerder in Ooigem, geboren. Beiden verhuizen in hun jeugdjaren naar Oostrozebeke, waar ze in het voorjaar van 1783 huwen. Hij is dan 24 jaar oud, zij 27. Of ze onmiddellijk naar de Wakkensteenweg komen wonen, is niet duidelijk. Tot 1811 verdient Joos de kost als dagloner en Barbara als spinster. Een jaar later geeft Joos "her bergier" als beroep op, en in 1814 is hij zeker al eigenaar van bedoelde woning. Het jonge echtpaar krijgt, met de regelmaat van de klok, om de 2 jaar een geboorte te vieren : Catharina in 1784, Jean-Baptiste (meestal Jan genoemd) in 1786, Leonard in 1788 en Charles (ook Karei genoemd) in 1790. De 4 kinderen overleven allen de eerste kinderjaren. In die tijd, met een zeer hoge kindersterfte, een geluk. Ook de moeder overleeft het in die tijd risicovolle kraambed. Of Judocus veel weerslag gekregen heeft van de Franse soldatentroepen (Napoleon, weet je wel), is onbekend. Maar in die woelige jaren slaat het noodlot een eerste maal toe. In 1799 overlijdt Catharina, de oudste dochter, op 14-jarige leeftijd. Leonard heeft slecht geloot en moet dienstplicht vervullen. Hij is dan 20 jaar oud. Zo schrijft hij, als soldaat bij het 18de regiment, op 20.03.1809 vanuit ‘Strasbourg’ een brief (1) aan zijn ‘Seer Beminden Vader ende Moeder ende Broeders'. Het Franse leger bereidt een slag tegen de Duitse keizer voor. Hij is, zeker sinds begin januari, gewond aan de voet, waar door hij in militaire hospitalen (Namen, Luxemburg, Straatsburg) moet verblijven. Hij heeft geldnood en vraagt om 2 Franse kronen op te sturen. Opdat zijn broer (Charles ?) tijdelijk uitstel van oproeping zou kunnen bekomen, heeft hij een ‘certificaet’ opgezonden. Twee jaar later (1811) verliest Judocus zijn echtgenote in juli en zijn oudste zoon Jan in november. Barbara was 55, Jan slechts 24. Na een jaar weduwnaarschap hertrouwt Joos, die al 53 is, met de 30 jaar jongere Sophie Lambert uit Oeselgem. Hij begint als het ware een nieuw leven. Hij is cafébaas geworden en bezit de woning die hij betrekt. Voor de volledigheid moeten we zeggen dat hij ook nog wever blijft. Hij is onge letterd en ondertekent de registers van de burgerlijke stand met een kruisje.
162
Foto genomen vanop de Gentstraat in noordelijke richting. Van links naar rechts; de gebou wen achteraan de woning van Michel Coussens (destijds Judocus Vercruysse), de woning van Michel Coussens waarvan enkel de zijgevel te zien is, café ‘t Kruiske (waar ooit mees ter Yserbyt les gaf) en helemaal rechts de ast (die bij het huis van Michel Coussens hoorde). De Wakkensteenweg loopt tussen de woning van Michel Coussens en ‘t Kruiske enerzijds en de ast anderzijds door. Wanneer de foto genomen werd, is niet bekend.
163
De vraag is hoe hij de schulden van ‘plakkers’ kon bijhouden. Zijn jonge echtgenote schenkt hem 8 kinderen. Pierre wordt, als eerste kind uit het tweede huwelijk, in januari 1813 gebo ren, terwijl Karei, als jongste kind uit het eerste huwelijk, in december van hetzelfde jaar trouwt. In 1815 ziet Amelie het levenslicht en Leonard, de tweede overlevende uit het eerste huwelijk, stapt een jaar later in het huwe lijksbootje. Zowel Karei als Leonard verdienden de kost als metser. De jaren verstrijken : het Franse bestuur wordt geruild voor een Nederlands (want Napoleon is verslagen) en de kroost wordt groter met Colette (°1817), Francisca (°1819), Louis (°1822) en Constant(°l 824). En Judocus, die wordt een dagje ouder. Flet wordt echter geen vreugdevolle oude dag : juli 1824 wordt een zwarte maand. Op 13 juli overlijdt Louis (2 jaar oud), ‘s andrendaags overlijdt Francisca (5 jaar oud), 4 dagen erna overlijdt Colette (7 jaar oud) en nog eens 4 dagen later het jongste kind Constant (2 maand oud). Het was steeds Judocus die de overlijdens op het stadhuis ging melden. Voor Constant echter niet. Waarschijnlijk waren de emoties te groot: hij had zijn 4 jongste kinderen op 9 dagen tijd verloren ! Een jaar later wordt Ida geboren, maar het kind overlijdt 14 dagen na de geboorte. In 1827, Joos is dan 68, wordt zijn twaalfde en laatste kind, Francies Xavier, geboren. Judocus zal niet lang met hem spelen, want 14 maand later overlijdt onze herbergier. We kunnen gerust stellen dat hij niet gespaard werd in zijn leven: hij verloor zijn eerste echtgenote en droeg 7 van zijn 12 kinderen naar het graf. Zijn echtgenote, Sophie, zet de herberg voort en alleen brengt ze haar 3 kinderen (15, 13 en 1 jaar) groot. In 1846 baat zij, op hetzelfde adres, een winkel uit. Wordt er ook nog bier getapt ? Zij overlijdt in datzelfde jaar. Maar dan zijn Pierre, ook een metser, en Amelie al gehuwd (respektievelijk in 1840 en 1841). De jongste zoon Francies Xavier is 19 en verdient de kost als landbouwer, maar hij vertrekt uit Oostrozebeke. De woning wordt verkocht, en blijft kruidenierswinkel. Het is pas op het einde van de eeuw dat het een landbouwbedrijf wordt. Hoe het café heette, weten we niet. De foto hierbij toont duidelijk aan dat het niet ‘“ t Kruiske” is, dat bij vele Ginstenaren gekend is en waar nu Albert Devaere woont. Het café stond op het kruispunt van de Wakkensteenweg, de huidige Kruisstraat (in 1845 nog Marialoopstraat geheten) en het verdwenen SintAmandsstraatje. Van ‘kruispunt’ naar ‘kruiske’ is een kleine stap. Het café kan, naar de familienaam Vercruysse, ‘t Kruiske of ‘t Kruuske genoemd zijn. Maar, denkend aan het spreekwoord “ieder huisje zijn kruisje”, heeft
164
deze woning een zeer zwaar kruis te dragen gehad en mag dan terecht 't Kruiske gedoopt worden. De vraag blijft wat er gebeurd is in 1824. Toen waren er regelmatig epide mieën van tyfus, cholera, dysenterie {‘rode loop’), kinkhoest, pokken...... We vonden echter geen verhoging van het aantal overlijdens in 1824 en de overlijdens van de 4 kinderen Vercruysse zijn de enige 4 overlijdens-akten tussen 11 geboorten. Waarschijnlijk moet de oorzaak gezocht worden in de woning zelf. Tyfus en paratyfus opgelopen door besmet drinkwater (ten gevolge van een lek vanuit de beerput) lijkt het meest waarschijnlijk. Was tyfus ook verantwoordelijk voor de dood van Catharina (op 14 jaar) en Jan (op 24 jaar) ?
Renaat LOBBESTAEL
VOETNOTEN * Een eerste versie van deze bijdrage verscheen in 't Ginsteblad in november en december 1990. 1. De brief wordt bewaard in het Rijksarchief Brugge, 'Frans Fonds', nr. 3259 bis en ver scheen in het boek 'Vlaamse soldatenbrieven uit de Napoleontische Tijd', Dr Jan van Bakel, Orion-Brugge, 1977, p. 217-219.
165
REQUIEM VOOR ANDRE DEMEDTS (1906-1992) Zomaar wat bedenkingen en feiten Treurnis door blijheid gekruid, droefheid om wat nu voor altijd voorbij is, vreugde om wat schoon en goed was in zijn leven en zijn werk. Wij kunnen het een blijvend geluk heten dat wat zijn geest en gemoed aan waardevols hebben voortgebracht, niet verloren is. In de harten, in de gedachten en herinneringen van zovelen : lezers, toehoorders, bekenden, bewonderaars en vrienden, leeft dat waardevolle voort. De spreker, de dichter, de romancier en de essayist, maar vooral de mens blijven in ruime kring hun invloed bestendigen, hoezeer ook de kunst, de cultuur en de tijdgeest van aanschijn veranderen. In 1929 verschijnt bij de uitgeverij Steenlandt in Kortrijk de eerste dicht bundel van André Demedts, Jasmijnen. In 1931, zijn tweede. Geploegde aarde. Al in die eerste verzen is een onderklank van weemoed aanvoelbaar. De dichter pijnigt het soms schrijnend menselijk tekort. Ook een religieu ze ondertoon schenkt aan die gedichten een eigen stilte en rust. In 1930 groeperen een vijftal jonge dichters, onder wie André Demedts, zich in het tijdschrift De Tijdstroom. Met hen begint een nieuwe periode in onze dichtkunst. Maar tussen hen bestaan zeer grondige tegenstrijdighe den. Dit verklaart meteen waarom De Tijdstroom amper vier jaar oud wordt (1930-1934). André Demedts gaat kordaat zijn eigen weg. Hij wenst niet te offeren aan de tijdsmode. Zijn geest en zijn hart geven vrijmoedig een eigen kleur en toon aan zijn werk. In 1936 verschijnt zijn eerste roman, Het leven drijft. De bescheiden auteur noemt dit "een prozaverhaal". Tussen 1965 en 1980 volgen de romans elkaar op, al dan niet als onderdelen van een reeks. In de poëzie en de proza van André Demedts is elke zinsnede een zoektocht van de mens naar het geluk, de liefde, het geloof als houvast en de hoop. Het is levens kunst. Na deze wat algemene beschouwingen word ik wat persoonlijker als ik terugdenk aan de tijd dat ik André Demedts voor het eerst mocht ontmoe ten. Daarna kon ik regelmatig met hem contact onderhouden. Op 7 september 1975 zou in Wingene een grootse Monica Devriese-hulde doorgaan. Op 30 augustus schreef ik in het weekblad De Beiaard van Wingene in een bijdrage onder de titel "Uit het rijke Westvlaamse leven" : "André Demedts komt naar Wingene. Is het niet schoon, als Wingene de eenvoudige Westvlaamse vrouw Monica Devriese en haar roemrijke zoon Guido Gezelle herdenkt en viert, dat een hedendaagse Westvlaamse glorie,
166
de dichter en romancier André Demedts, de feestrede komt houden ?" Voor André Demedts was die feestrede één van de duizende feestreden en toespraken die hij ooit hield. Dit werd voor hem nooit routine. Hij voelde zich verantwoordelijk voor wat hij zijn toehoorders wilde meedelen. Hij kon niet anders dan zijn luisteraars deelachtig maken aan zijn innerlijk leven. Een ander kenmerk van André Demedts was zijn stiptheid. Die zeldzame deugd vloeide bij hem voort uit zijn eerbied voor wie hem op een vastge legd ogenblik verwachtte. Hem sierde diezelfde deugd bij het beantwoor den van brieven. En God alleen kan weten hoeveel hij er per jaar ontving ! Ook hierdoor wilde hij zijn eerbied, zijn waardering en zijn dankbaarheid betuigen. Die stiptheid heb ik persoonlijk menigmaal mogen ervaren. Ik houd het bij een paar voorbeelden. In een gesprek na de al vermelde feestrede in september 1975 zette hij mij aan om over mijn geboortedorp te schrijven. Méér dan een jaar later stuur de ik hem mijn verhaal "Een dorp is als een thuis” over het Wingene van mijn kinder- en jeugdjaren. Op 27 januari 1977 dankte hij mij : "Ik onh’ing vandaag..." In de jaren 77-81 was er al eens een telefoontje van mij of van hem om een of andere inlichting. Maar in de nieuwjaarmaand 1982 was er een drukke briefwisseling. Aan André Demedts werd de Emile Bernheimprijs toege kend die hem zou overhandigd worden op 21 januari 1982. Op 20 januari stuurde ik hem een gelukwens. Hij ontving die dus de 21ste 's morgens. Ik wist dat mijn dochter, journaliste, door haar krant naar die uitreikingsplechtigheid gestuurd werd om die te verslaan. Daar sprak zij met André Demedts, aan wie zij mijn groeten overmaakte. Dezelfde avond nog schreef de prijswinnaar mij : "Ik ben u innig dankbaar voor uw brief van deze morgen en uw lieve attentie ...Ik heb uw dochter ontmoet en de eer gehad (typisch voor Demedts !) nevens haar te zitten. Zij zal het u wel ver tellen. Tot mijn spijt kon ik minder met haar praten dan mij lief was, want aan mijn andere zijde zat de 95-jarige Heer Bernheim die ik ook niet mocht verwaarlozen." Op die 21 januari schreef ik hem ook een brief waarin ik hem enkele vra gen moet gesteld hebben, onder meer of ik hem al mijn jongste geschrift O Wildenburg, o gastvrij oord opgestuurd had. 's Anderendaags kreeg ik al antwoord ! En toen ik hem stuurde wat hij mij had gevraagd, bedankte hij mij prompt dezelfde dag nog ! Zo kan ik voort gaan. Ik kon met vreugde vaststellen dat zijn brieven steeds gemoedelijker en vertrouwelijker werden. Tot op heden blijf ik het als een niet gewoon voor recht beschouwen dat ik een mens als André Demedts toch van wat nader
167
bij mocht leren kennen. Verhevigd door het nieuws van zijn ziekte en overlijden is de dankbaarheid om dat voorrecht tot een troost en een innige vreugde geworden. Hoe onvoorstelbaar méér had André Demedts mij te bieden dan ik hem. God zij dank dat hij ons een mens als André Demedts gaf !
Arthur VAN DOORNE
Adressen van de auteurs : Rudi De Brabandere, Sint-Janstraat 35, 8700 Tielt Arthur Van Doome, Beernemstraat 14, 8750 Wingene Renaat Lobbestael, Limnanderstraat 13, 8780 Oostrozebeke
168
KULTUUR LIGT ONS.
' optiek ' vandermeersch k
BANK VAN ROESELARE JA, UW AANPAK LIGT ONS.
o o
,
rameplein 1 8700 fielt tel. (051)40 35 88 gesloten op zondag en maandagnamiddag.
Rouwdienst DHONDT Stationstraat 103 8700 TIELT
E NE R G I E K E
S (051) 40 02 27
DIENSTVERLENING
j
I
lî/ïtlWi’/fO
I 1
y U i,i'( h ’7/i*r
1