DE ROEDE VAN TIELT
Driemaandelijks heemkundig tijdschrift 30ste jaargang, nr 1-2 - maart-juni 1999 Afgiftekantoor 8700 Tielt
AUTOCARS-REISBUREAU
W W DB i'jIEIBLD
f 7 S U P E R M A R K T f 7 yj
akFX^êmm Kortrijkstraat 56 8700 Tielt Tel. (051) 40 1 1 76
Kasteelstraat 149 8700 TIELT Tel. (051)40 18 23 Fax (051)40 51 93
DE MEIBLOEM
tM HDI
een onderneming die reeds 64 jaar lang met troeven als VEILIGHEID - KOMFORT - KLASSE U een héél aparte belevenis bezorgt !
VERNIEUWEN EN HERSTELLEN VAN ZETELS, SALONS, STOELEN EN ZITBANKEN
Oude Stationstraat 142 8700 Tielt (aan het station) Tel. (051) 40 64 16
^RGENTK uw appeltje voor de dorst
STEEDS DE BETERE VOORW AARDEN
Kris Tanghe Kantoorhouder
BOUCKAERT DANIEL Félix D'hoopstraat 33 8700 TIELT Tel. (051)40 42 30
leperstraat 8 8700 Tielt Tel. (051)40 39 53 Fax (051)40 56 79
DE ROEDE VAN TIELT
Heemkundige Kring voor de gemeenten van de vroegere Roede van Tielt, d.i. Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve. Tielt, Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem, Zwevezele. Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde.
Voorzitter : P. Vandepitte. Driesstraat 7-9, Tielt - (051) 40 17 00 Ondervoorzitter : P. Callens, Waterstraat 18, Pittem - (051) 46 71 90 Sekretaris-penningmeester en verantw. uitgever :
Ph. De Gryse, Stoktmolenstraat 32/3, Tielt - (051 ) 40 18 38
Redactie : V. Baert, J. Billiet, Ph. De Gryse, W. Devoldere, Fr. Hollevoet, R. Ostyn, P. Vandepitte
Lidmaatschapsbijdrage : 700 fr., te betalen op rekening 000-0398411-32 van De Roede van Tielt, Stoktmolenstraat 32/3, Tielt Verschijnt viermaal per jaar. - Wettelijk Depot : BD 25413 Er worden geen losse nummers verkocht. Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in "De Roede van Tielt" mogen slechts overgeno men worden met toestemming van de redactie. Kaft : detail van de kaart van het graafschap Vlaanderen door Robert de Vaugondy, zoon. 1762.
INHOUD VAN DEZE AFLEVERING (30ste jg., nr 1-2, maart-juni 1999) I. Demarrez en Fr. Peters, Egemse emigranten naar Amerika (1901-1910) Fr. Demeyer, De uitgestelde wraak van het hoevespook bvba Drukkerij Desmet-Dhondt, Wakken
blz 2-56 blz. 57-60
Egemse emigranten naar Amerika (1901-1910) 1. OP WEG NAAR AMERIKA : DE GROTE GIJNEN Halfweg de negentiende eeuw kwam er in België een grote trek naar het buitenland op gang. Amerika en Canada vormden de voornaamste aan trekkingspolen. Deze emigratiegolf zou, weliswaar met afwisselende intensiteit, een goede eeuw aanhouden en op bijna elke Belgische stad of dorp. zowel in Vlaanderen als in Wallonië, haar stempel drukken. Iedere emigratie, en in dit geval kan men zelfs van ware volksverhuizin gen op Europees niveau spreken, kent haar specifieke push- en pull-factoren. Met push-factoren bedoelen we de omstandigheden die de emigratie gestimuleerd hebben. De pull-factoren daarentegen zijn het geheel van bestemmingsgebonden invloeden die de emigranten aangetrokken heb ben. Push-factoren 1) fundamentele verschuivingen Eerst en vooral moet men voor de tweede helft van de negentiende eeuw rekening houden met een aantal fundamentele verschuivingen. Op demo grafisch vlak verdubbelde de Belgische bevolking, d.i. van 4,3 miljoen inwoners in 1846 tot 8,5 miljoen inwoners in 1947. Even doorslaggevend was bovendien het inkrimpen van de agrarische beroepsbevolking met 62 %, nl. van 1.075.031 tot 412.026 Belgen die hun brood in de landbouw sector verdienden ( 1). 2) 1845 : de mislukte aardappeloogst De winter van 1844-45 was uitzonderlijk streng en lang : het vroor onaf gebroken van begin december 1844 tot maart 1845. Het waren harde maanden, ook nog omdat bijna de volledige koolzaadoogst en een groot deel van de tarweoogst van de vorige zomer verloren gegaan waren. Om dit verlies op te vangen, plantte men in 1845 veel meer aardappelen dan gewoonlijk. Het leek erop dat die oogst goed zou worden, maar in juli 1845 zag men plots alle hoop verdwijnen : gedurende de laatste twee weken van juli stelde men in de streek van Kortrijk een aardappelplaag vast. Al gauw volgden er alarmerende berichten uit andere streken en ook uit Nederland en de rest van Europa. De Centrale Raad voor Volksgezondheid stelde een onderzoekscommissie samen. De commissie pluisde alle bestaande wetenschappelijke werken na en ondervroeg ook een aantal ervaren landbouwers, maar de oorzaak van de aardappelplaag bleef een vraagteken. Nochtans onderzocht en 2
beschreef men de uiterlijke verschijnselen van de plaag nauwkeurig. Eerst leek het alsof de aardappelplanten bevroren waren, dan werden de groezen bruin en zwart, en tenslotte zag men een soort schimmel. Precies daar om werd de aardappelplaag later in de volksmond de valse meeldauw genoemd. Vandaag wordt deze ziekte met de wetenschappelijke term phytophora infestans aangeduid. Niet alleen de planten werden aangetast, maar, wat veel erger was, de knollen gingen door verrotting verloren. Op die manier gingen in 1845 32.288.684 hectoliter aardappelen verloren en werden er slechts 4.697.864 hectoliter geoogst. Dit betekende dat de opbrengst van 1845 nauwelijks als plantgoed voor 1846 volstond. Het verlies aan aardappelen liep in West-Vlaanderen op tot 92,4% of anders berekend, een gewone oogst leverde per inwoner 325 kg aardappe len op, maar in 1845 was dit slechts 27 kg (2). aardappelen
h l/h a
gewone oogst 1845 1846
200 10-15 128
3) 1846 : de mislukte roggeoogst In de lente van 1846 volgde men angstvallig de groei van de jonge gewas sen op. Even nog sloeg men in paniek toen De Thieltenaer op 24 februari 1846 meldde :... Men bemerkt sedert eenige dagen aen het koolzaed nage noeg dezelfde teekens van verderf die men den verleden zomer aen de aerdappels waergenomen h e e ft... Maar deze vrees bleek vrij vlug onge grond want het koolzaad leverde in 1846 een rijke oogst op. Nochtans trof een veel grotere tegenslag de hele landbouw. Na een zach te, maar natte winter werd in de zomer van 1846 de rogge door korenbrand aangetast. De vermelding in de Standaerd van Vlaenderen van 28 april 1846 bleek de bittere werkelijkheid te worden : ... Sedert eenigen tijd zag men hier en daer aengestipt dat eene ziekte, de roste kanker genoemd, onder tarwe en rogge heerschte ... De gewone jaarlijkse opbrengst van de rogge was 18 hl per ha, maar in 1846 bedroeg de oogst slechts 6 hl. Voor de bevolking betekende dit slechts 30 kg rogge per inwoner in plaats van 90 kg. Het mislukken van de opeenvolgende aardappel- en roggeoogst veroor zaakte een pijlsnelle prijsverhoging van zowat alle levensmiddelen. Op de Kortrijkse markt verliep de prijsstijging van rogge als volgt (3) :
3
jaar
prijs van de rogge
1844 1845 1846 1847
0,79 13,05 17,52 21,10
F/hl F/hl F/hl F/hl
In Roeselare noteerde men volgende prijsstijgingen (4) : jaar
zak aardappelen
zak mengkoren
1844 1847 1848
3,58 F 12,24 F 15 F
3,28 F 47,47 F 73 F
In 1847 bereikten de voedselschaarste en de hongersnood een triestig dieptepunt. De voortdurende honger nam schrikwekkende afmetingen aan en leidde uiteindelijk tot de hongerkoorts of Vlaamse ziekte. Arrondissementscommisaris Vandamme rapporteerde over RoeselareTielt (5) : Sedert november namen de krachten van onze armen, zelfs van de kloeksten onder hen, schrikbarend snel af. De eerste symptomen die wij konden waarnemen waren de magerheid, de ontreddering van de maag, de kille huid, de doffe oogopslag. Weldra stonden ze wankel op de benen en werden duizelig. De uiteinden van de ledematen zwollen op. Voedsel kon den ze niet meer verteren en ze leden aan waterzucht. Waar moet men de grens trekken tussen de Vlaamse ziekte en de tyfusepidemie die in 1846 en de daaropvolgende jaren in Vlaanderen woedde ? De typische ziekteverschijnselen van tyfus waren hoge koorts, bewustzijnsverlies en daarna hevige maag- en darmkrampen. Waarschijnlijk waren de mensen zonder weerstand ten gevolge van ondervoeding, de eer ste slachtoffers van de tyfus. Ter illustratie geven we voor de jaren 1844-1849 het aantal sterfgevallen te Egem. Meteen springt het hoge aantal overlijdens voor 1847 in het oog.
4
jaar
sterfgevallen
1844 1845 1846 1847 1848 1849
44 57 50 106 85 51
4) de vlascrisis In West-Vlaanderen speelde de vlasnijverheid altijd al een primordiale roi: De Enquête Linière van 1840 telde in West-Vlaanderen 98.385 spin sters en 24.430 wevers. De uitzaai van vlas in Vlaanderen daalde van 40.998 ha in 1840 echter tot slechts 29.880 ha in 1845. Daarbij moeten we in het oog houden dat zowel de vlaslandbouw als de weefnijverheid uiterst arbeidsintensief waren. Het vlas was niet alleen belangrijk om het eindproduct of het lijnwaad, maar bijna niets van het vlas ging verloren. Zo maakte men van het uitge perste zaad lijnkoeken voor het vee. Uit de grove draad vervaardigde men paklinnen, dweilen of dekens. Het sterkste deel van het vlasafval werd door de touwslager verwerkt. Tenslotte diende de rest als brandstof voor haard en oven. De onderzoekscommissie voor de linnennijverheid opgericht in 1840, stelde vast dat in West-Vlaanderen de meesten wevers-kortwoonders waren. Ze bezaten één getouw, de eikenhouten weefstoel, vaak generaties lang van vader op zoon overgeleverd. Ze kochten bij de vlasboer gezwin geld vlas op krediet. Met Pasen verkochten ze hun weefsel om de vlasboer te kunnen betalen. Ze verkochten hun stukken lijnwaad op de markt, maar soms ook thuis aan de kutser, die het lijnwaad op het getouw kocht, 's Zomers werkten de wevers samen met hun hele gezin op het lapje grond dat ze gewoonlijk in pacht hadden, of ze werkten bij de boeren als daglo ners. Voor deze seizoenarbeid bestonden er twee officiële loonschalen, d.i. met eten en zonder eten. In het arrondissement Tielt bedroeg dit loon (6) : jaar
1835 1840 1846
dagloon met eten
dagloon zonder eten
man
vrouw
man
vrouw
0,67 F 0,61 F 0,48 F
0,45 F 0,42 F 0,31 F
1,19 F 1,19 F 1,15 F
0,92 F 0,92 F 0,90 F
Deze lonen vertonen duidelijk een dalende trend : de vlasnijverheid maak te de mensen niet rijker, maar armer. De ondergang van de traditionele Vlaamse linnennijverheid werd in de hand gewerkt door drie factoren die Engeland als gemeenschappelijk ele ment hadden : 1. Het beste Vlaamse vlas werd grotendeels naar Engeland uitgevoerd. In 1835 ging er ongeveer 3 miljoen kg vlas naar Engeland ; deze uitvoer was in 1839 tot 7,8 miljoen kg gestegen (7). 5
2. Het mechanisch gesponnen garen werd massaal ingevoerd : in 1835 werd er voor 65.000 F Engels mechanisch garen ingevoerd; in 1840 importeerde men voor niet minder dan 925.480 F garen (8). 3. De Franse markt werd geleidelijk aan afgenomen door de torenhoge Engelse concurrentie. Er ontstond een hevige polemiek rond het mechanisch gesponnen garen, tussen vurige verdedigers van de oude linnennijverheid en felle voorstan ders van de nieuwe linnennijverheid. Vooral de volksvertegenwoordigers uit de linnenarrondissementen waren heftig gekant tegen enkele wets voorstellen om mechanische spinmachines uit Engeland in te voeren. Ze gebruikten vaak tot de verbeelding sprekende, maar soms weinig objec tieve argumenten. Volksvertegenwoordiger De Smet verdedigde zo in de Belgische Kamer de stelling dat het speeksel van de Vlaamse spinsters chemische bestanddelen bevatte die aan het handgesponnen garen een hogere kwaliteit bezorgden. De meest gematigde en ook de verstandigste visie werd door volksverte genwoordiger Dumortier geformuleerd : Het handspinnen in stand willen houden is het onmogelijke willen. De overgang van oud naar nieuw moet geleidelijk gebeuren. Maar uiteindelijk moet het mechanisch spinnen wor den aangemoedigd en gesteund. Indien wij even goedkoop als Engeland mechanisch zullen spinnen, dan zullen wij onze achterstand vlug inhalen (9). 5) de landbouwcrisis van 1880-1895 Op het einde van de negentiende eeuw werd de Belgische landbouw voor het eerst met overschotten geconfronteerd. Tijdens de voedselcrisis ten gevolge van de elkaar opvolgende mislukte oogsten van de jaren '40 was de regering niet werkloos blijven toekijken, maar had allerlei maatregelen getroffen om voedsel te importeren. Zo besloot de regering reeds op 5 sep tember 1845 dat de invoer van levensmiddelen tot 15.02.1850 tolvrij zou zijn. Uit Amerika werden toen massaal aardappelen en ook plantgoed voor het volgende jaar ingevoerd. Bovendien verleende een Koninklijk Besluit van 18.02.1846 nog premies voor de invoer en de verkoop van plantaardappelen. Ook de invoer van rogge uit Amerika steeg voortdurend (10):
6
jaar
aantal kg
1845 1846 1847
9.121.000 20.028.000 46.897.000
De voedselimport uit Amerika beperkte zich bovendien niet tot aardappe len en granen. Na de Amerikaanse Secessie-oorlog (1861-1865) herstel den de Verenigde Staten hun opgeschorte handelsbetrekkingen met Europa en brachten in toenemende mate ook suiker, koffie, cacao, olie, levend vee en diepgevroren vlees België binnen. Al vrij snel kon men van een ware agricultural invasion of landbouwinvasie spreken. Terwijl de landbouw in Vlaanderen stagneerde en zelfs achteruitliep door een dalen de belangstelling ervoor - de industriële revolutie eiste en verkreeg alle aandacht en technische inspanningen - veroorzaakten in Amerika de sys tematische ontginning van vruchtbare gronden en het intensief gebruik van machines, zoals de zelfbindende oogster van Mc Cormick, een over productie. Vanaf 1865-1870 werd het overschot via de Antwerpse haven tegen dumpingprijzen in Europa afgezet, bijvoorbeeld (11) : in 1865 90.000 ton tarwe in 1890 720.000 ton tarwe Als onmiddellijk gevolg hiervan stortten de Belgische graanprijzen in 1880-1895 in elkaar, waardoor de Belgische landbouwer zijn inkomen dramatisch zag inkrimpen. Even nog zochten velen een uitweg in de nieu we industrieën in de grote steden, maar een gelijktijdige industriële reces sie bood hen geen uitweg : de Vlaamse boeren, maar vooral de landarbei ders die tegen een dagloon werkten, leden honger. Ter illustratie geven we hier de gemiddelde groothandelsprijzen voor gra nen (in frank / kilo) voor de periode 1880-1895. Deze ineengestorte prij zen weerspiegelen meteen het fel gedaalde landbouwersinkomen (12).
1880-1884 1885-1889 1890-1892 1893-1895
tarwe
rogge
haver
gerst
26,12 19,15 20,68 14,37
19,48 14,10 16,83 11,52
18,69 15,24 15,94 14,70
20,13 16,38 17,30 14,79
6) de Belgische emigratiepolitiek In de loop van de negentiende eeuw, en vooral tijdens de crisisjaren, moei de de overheid zich actief met de emigratie. Men had immers uitgerekend dat de emigratie naar Noord-Amerika bekostigen minder duur uitviel dan één jaar steunverlening. Zo had minister van Binnenlandse Zaken de Theux een budget van 500.000 dollar voorzien om in 1847 honderd gezin nen of ongeveer 500 personen naar Harville bij Jefferson City, Missouri te sturen, maar door de val van de regering ging dit project niet door. De nieuwe minister Rogier zette op zijn beurt hele kolonisatieprojecten op het 7
getouw en in resp. 1849 en 1850 werden onder deze impuls de Vlaamse kolonies New Flanders en New Brabant opgericht. Niet alleen de regering, maar ook de Kerk voerde een actieve emigratiepolitiek. Voor de Kerk was het immers van het grootste belang om zo vlug mogelijk een stevige greep op de nieuwe gebieden te krijgen door er het katholieke geloof in over te planten. Een treffend voorbeeld hiervan is de Vlaamse kolonie Ghent in Minnesota. In 1875 stichtte de Engelse bisschop John Ireland het Catholic Colonization Bureau. Deze organisatie zamelde geld in om land aan te kopen voor katholieke kolonisten. Op vier jaar tijd vergaarde men niet minder dan 83.000 dollar. Bisschop Ireland nam in de staat Minnesota een optie op al het land aan de rechterzijde van de Winona and St. Peter-spoorlijn, o.a. in de nieuwe gemeente Grandview. In de Catholic Times in Liverpool werd dit land huizenhoog opgehemeld om kandidaat-emigranten aan te lokken. Kanunnik Peter Vanhee, een West-Vlaming die in Liverpool werkte, speelde het artikel door aan zijn familie in het WestVlaamse Merkem. In de lente van 1881 vertrok Angelus Vanhee samen met enkele gezinnen van Merkem naar Grandview en ze kochten er onmiddellijk 320 acres land tegen 5 tot 10 dollar per acre. Het dorpje Grandview werd in september 1881 omgedoopt tot Ghent om door die Vlaamse naam nog meer Vlamingen aan te lokken. Men ronselde ook emigranten door lezingen en publicaties in lokale bla den. Zo kon men in het Roeselaarse blad De Mandelgalm op 19 mei 1883 het volgende over Ghent lezen : ... Het land wordt er verkocht aan den prijs, waaraan men het in Belgie moet pachten. De belastingen zijn bijna nietig; men lot er niet voor de milicie, de landen hebben geene vette van noode en eischen niet gekruid te worden. Dezelve brengen tarwe voort, is het juist zoveel niet, toch van veel beter hoedanigheid dan in Belgie ... Men kan er nog land bekomen aan 75 frs. de hektare, betaalbaar in 7 jaren. 1.000 frs. zijn voldoende om er eene hofstede van 75 hektaren te koopen en te beboeren ... Dit stukje propaganda was ondertekend door Louis Cornelis, Pastoor der Vlaamsche Volksplanting. 7) de revolutie van het transport Tot de tweede helft van de negentiende eeuw duurde de overtocht van Antwerpen naar de Oostkust van Amerika per zeilschip gemiddeld zo'n 6 tot 8 weken. Als de wind tegenzat, kon de reis zelfs tot 3 maanden of meer uitlopen. Passagiers die de overtocht niet overleefden, vormden geen uit zondering want epidemieÍn, gebrek aan vitamines en voedselschaarste of erger nog voedseltekorten als de reis veel langer dan verwacht duurde, dunden de emigranten die de overkant haalden, soms genadeloos uit. In
1847, het jaar van de grote Europese tyfusepidemie, overleed op sommi ge schepen tot 24% van de passagiers. In 1835 maakte een stoomschip voor het eerst de transatlantische over tocht, maar de definitieve doorbraak van de stoomboot liet nog tot de j aren 1860 op zich wachten. De overtocht verliep toen veiliger, sneller en in comfortabeler omstandigheden. In deze periode bemoeide de Belgische overheid zich voor het eerst met het transport van de emigranten. Een Koninklijk Besluit van 1843 legde normen inzake zeewaardigheid en hygiëne aan boord vast. In 1876 stelde men officieel de belangen van de emigranten boven de commerciële belangen van de rederijen. Zo legde men de minimale afmetingen van de bedden vast, alsook de minimum oppervlakte waarover een passagier moest kunnen beschikken. Elk schip moest uitgerust zijn met een zieken boeg en schepen met meer dan 125 passagiers moesten een dokter aan boord hebben. De overheid trachtte ook de onwettige ronselpraktijken en de grofste oplichterij aan banden te leggen en bepaalde in 1876 dat alle in Antwerpen gevestigde emigratie-agenten een officiële vergunning moesten kunnen voorleggen. Desondanks werden nog talloze landverhuizers het slacht offer van gewetenloze ronselaars. De opvallende toename van de emigratie tijdens de laatste decennia van de negentiende eeuw kan men voor een groot deel toeschrijven aan het enorme succes van de Société anonyme de navigation belgo-américaine : de Red Star Line. Oorspronkelijk was deze maatschappij nochtans op 5 september 1872 opgericht om petroleum van Amerika naar Antwerpen te vervoeren, maar, omgebouwd tot passagiersschip, bracht De Vaderland op 19 januari 1873 de eerste emigranten van Antwerpen naar Philadelphia. De meeste Belgische emigranten maakten sinds 1879 de overtocht met het vierde schip van de vloot, nl. De Belgenland : het was 120 m lang, had een bemanning van 103 man en kon 708 passagiers vervoeren. Van 1873 tot 1923 bracht de Red Star Line liefst 2.312.791 passagiers naar NoordAmerika.
Pull-factoren 1) de Land Grant Act van 1850 Het was de grote droom van elke Vlaamse pachter om een eigen stuk grond te bezitten en een eigen landbouwbedrijf uit te bouwen. Amerika lokte hen aan met een overvloed van goede en vooral goedkope land bouwgrond. De Amerikaanse wetgeving bood hen zelfs bijzonder gunsti ge kansen, o.a. door de Land Grant Act van 1850. Op 20 september 1850 9
stemde het Congres een wet waarbij de staat Illinois right ofway, d.i. recht van doorgang op een strook grond van 60 m breed, verleende voor de aan leg van een spoorweg vanaf het zuidelijke eindpunt van het Illinois en Michigan-kanaal tot aan een punt zo dicht mogelijk gelegen bij de samen vloeiing van de rivieren Ohio en Mississippi, met een vertakking naar Chicago en naar Dubuque in de staat Iowa. Bovendien kreeg de staat Illinois een strook van 6 mijl (9,654 km) aan beide kanten van de spoor weg. De Illinois Central Railroad Company bood 1 miljoen acres (404.700 ha) landbouwgrond van de hoogste kwaliteit te koop aan met kredietfaci liteiten en in verkavelingen van 40 tot 160 acres en groter aan 20 tot 30 dollar per ha. Een perceel van 40 acres was de kleinste oppervlakte land bouwgrond die op openbare verkopingen kon gekocht worden. 2) de Homestead Act van 1862 De Homestead Act die de Amerikaanse president Lincoln in 1862 uitvaar digde, betekende het hoogtepunt van een landbouwpolitiek die als hoofd doel had om zoveel mogelijk Europese boeren naar Amerika te lokken. Deze vestigingswet hield in dat wie gedurende vijf jaar een onbewoond stuk land bewoonde en bewerkte, automatisch de eigenaar van dit stuk land werd. Als enige beperking gold dat men op die manier niet meer dan 160 acres (64,7 ha) kon verwerven. Ook vele Vlaamse emigranten kwa men zo in het bezit van een stuk grond zonder ervoor te hoeven betalen. 3) aanlokkelijke verhalen en spekbrieven Misschien wel de belangrijkste factor bij het aantrekken van nieuwe immigranten waren de vele verhalen en brieven die de achtergebleven familieleden en vrienden van vroegere emigranten ontvingen. Omdat deze brieven dikwijls erg ongeloofwaardig óverkwamen door de talloze over drijvingen die het leven in de Nieuwe Wereld ophemelden, werden ze ook wel spekbrieven genoemd naar analogie met het spreekwoordelijke “met spek schieten”. Bij wijze van voorbeeld laten we Joseph Vermeulen aan het woord, een jonge werkman uit Hooglede die in 1853 vanuit St. Louis naar zijn ouders schreef : ... Voor eerst kunt gy eene goede hofsteede kopen voor 5 honderd dollars. Een dollar doet 5 fr. 25 centiemen; daer voor kunt gy eene hof stede kopen van 50 tot 60 gemete, ... Nu wil ik u laten weten welke vruch ten de boeren in America planten en zaeijen : schoon tarwe en haver, veel turksch kooren en veel pataten; geen koolzaed, geen vlas, geene rogge. Zij houden van 80 tot 100 zwijns en vele koeijen, zy laten dat al in de bosschen loopen; de beesten loopen daer zoo vet en zoo schoone dat wy nog nooit geen schooner gezien hebben. Zy maken hun meeste geld van de 10
beesten en hunne pataters; zy en moeten geene lasten betalen; zy en moe ten hun land niet vetten. ... Nu wil ik u zeggen wat ik al verdiene met in de steenoven te werken, ik verdien een dollar met zes uren te werken, als gy nu eens denkt dat ik meer verdiene met zes uur te werken, als met eene geheele weke te werken by u, daer uit kunt gy wel besluiten dat wy nooit meer en zouden willen wederkeeren. Om daer te blyven hadden wy hard moeten werken om aen den kost te geraken, en nu moet Nathalia, myne vrouw, niet werken ... Dit soort spekbrieven bleef niet alleen in de familie- en vriendenkring, maar werd vaak in de lokale kranten gepubliceerd. De zopas geciteerde brief van Joseph Vermeulen verscheen in De Thieltenaer van 06.08.1854 en kon op een uitgebreid lezerspubliek rekenen (13).
2. EGEM : EEN WEST-VLAAMS DORP IN BEWEGING Twee belangrijke getuigen : Victor Maeseele en Eugène Venesoen 1) Victor Maeseele We mogen Victor Maeseele als een getuige vanop de eerste rij bestempe len. Hij was immers eerst bakker en vanaf 1889 veldwachter te Egem : zijn benoeming door de gouverneur gebeurde op 15.04.1890 en zijn beëdiging volgde op 24.04.1890. Een beetje parallel met het liber memorialis dat elke pastoor moest bij houden om het wel en wee van zijn parochie en zijn parochianen vast te leggen, hielden de meeste veldwachters een wereldlijke tegenhanger bij. Victor Maeseele begon zijn dagboek over Egem op 1 1 maart 1887 en noteerde het Egemse dorpsleven tot 4 juni 1924, een paar maanden voor zijn dood. Hijzelf noemde dit dagboek een Handboek der bezonderste gebeurtenissen voorgevallen binnen de Gemeente Eeghem. Hij beschreef nauwkeurig, en vaak met wat persoonlijke commentaar, al wat er in Egem gebeurde, of zoals hij het zelf in het voorwoord van zijn tweede boek schreef : ... alle sterfgevallen, huwelijken, berechtingen, veranderingen van woonst, rampen, ongelukken, gevechten, veroordeelingen, vertrekken en terugkomsten naar o f uit Amerika o f andere landen, dieften, moorden, branden, groote tempeesten, vertrek en aankomst van Gendarmen, kiezingen, lotingen, nieuwe gebouwen o f afbraak van oude, verkopingen, venditiën, inhuldigingen, feesten, aanbestedingen, bezondere werken, benoe mingen, nieuwe instellingen, en afschaffingen van bestaande gebruiken, decoreringen, enz, enz, ...
11
2) Eugène Venesoen In scherpe tegenstelling tot Victor Maeseele die zelf deel uitmaakte van het Egemse dorpsleven en er als veldwachter zelfs een zeker aanzien genoot, is Eugène Venesoen een getuige die het dorpje Egem alleen bij naam kende en er meer dan waarschijnlijk nooit een voet zette. Eugène Venesoen werd in 1892 als hoofd van de overheidsemigratiedienst te Antwerpen aangesteld. Deze emigratiedienst was in 1890 opgericht om toezicht te houden op de voorzieningen aan boord van de passagierssche pen en vooral op de minimum ruimte per passagier van derde klasse. Venesoen stelde minutieuze maandrapporten (14) op waarin hij per schip en per bestemming een aantal gegevens over deze passagiers noteerde : familienaam en voornaam, plaats van herkomst, leeftijd, beroep, de talen die de emigrant sprak, zijn bestemming en eventuele familie en vrienden bij wie hij zou verblijven. Tenslotte werd ook nog de geldsom vermeld waarover de emigrant beschikte. Elke emigrant moest immers zijn reis kaart betalen - de reis was van 1887 tot 1891 gratis - en minimum 50 fr bezitten om de kosten onderweg te dekken. De rapporten van Venesoen vermelden enkel de emigranten 3de klas die langs de zogenaamde directe weg vertrokken, d.i. via de lijnen Antwerpen-New York, Antwerpen-Philadelphia, Antwerpen-Québec en Antwerpen-St. John. Volgens Venesoen verlieten een aantal emigranten België ook langs de indirecte weg : via Frankrijk (Le Havre en Bordeaux), Engeland (Liverpool) en Nederland (Rotterdam). Van deze emigranten zijn er geen officiële sporen bewaard gebleven. Cijfers, al dan niet volledig Men kan proberen om de Egemse emigratie naar Amerika in cijfers vast te leggen, al stuit men bij dit cijfermateriaal toch altijd op min of meer belangrijke restricties inzake volledigheid en nauwkeurigheid. We willen de aangehaalde bronnen, nl. Maeseele en Venesoen, hierdoor echter niet in een onbetrouwbaar daglicht stellen want geen van beiden, en Maeseele nog het minst, beoogde om tientallen jaren na het optekenen van zijn getuigenissen tot droge en voor interpretatie vatbare statistieken herleid te worden. We geven per jaar het aantal Egemse emigranten aan zoals we die in het dagboek van Maeseele en in de rapporten van Venesoen vonden. We beperken ons hierbij tot de periode 1901-1910 omdat die jaren door beide bronnen behandeld werden :
12
Maeseele 1ste vertrek naar Amerika
Maeseele terugkeer naar Amerika
1901 1902 1903 1904 1905 1906 1907 1908 1909 1910
1 9 11 9 16 21 38 10 24 21
5 4 2 5 4 4 14 7 15 7
3 11 9 14 17 16 23* 18* 3* 8
Totaal
159
62
122
Venesoen
*onvolledig cijfer Voor de rapporten van Venesoen moeten we met 3 belangrijke beperken de factoren rekening houden : 1) De rapporten voor volgende jaren zijn onvolledig : 1907 :de maanden januari, februari, september, oktober, november en december ontbreken. 1908 :de maand augustus ontbreekt, november en december zijn onvolledig. 1909 : april en mei ontbreken, de maand november is onvolledig. 2) Doordat de overheidsemigratiedienst als specifieke opdracht had om de minimum ruimte per derdeklas-passagier te controleren, noteerde Venesoen enkel de emigranten die in derde klas reisden. Zij vormen weliswaar de grote meerderheid van de emigranten, maar toch moeten we de rapporten daarom onvolledig noemen. 3) De door Venesoen geregistreerde emigranten zijn enkel de emigranten die via Antwerpen hun thuisland verlieten. Bij het uittellen van de Egemse emigranten in het boek van Maeseele heb ben we een onderscheid gemaakt tussen Egemse inwoners die voor de eer ste keer vertrokken en de Egemnaren die na een al dan niet kort verblijf in Egem naar Amerika terugkeerden. Hierin wijken we af van de visie van P. Dewitte ( 15) die in zijn cijfers de personen die na een kortstondige terug keer (max. 9 maanden) terug vertrokken, niet dubbel wil rekenen. Door onze tweeledige kolom geven wij echter een reëler beeld van een emigrantenverkeer naar en van Amerika, vooral omdat de pendelaars onbe twistbaar een brug tussen Amerika en Egem sloegen en het verre onbe kende bij de thuisblijvers wat bekender maakten. 13
P. Dewitte nam bovendien de kinderen niet op. Wij citeren hem : Vaak worden zij trouwens niet vermeld o f ontbreekt hun aantal 16). Wij konden aan de hand van de rapporten van Venesoen het aantal emigrerende kin deren vrij gemakkelijk achterhalen. Vergelijking leerde ons bovendien dat Maeseele inzake het vermelden van kinderen helemaal niet onbetrouw baar overkomt. We vinden het absoluut noodzakelijk om deze vaak nog heel jonge emigranten mee te rekenen want uiteindelijk hebben juist zij, nog meer dan hun ouders, de integratie in een nieuwe maatschappij tot stand gebracht. Voor alle duidelijkheid plaatsen we onze totaalcijfers naast die van P. Dewitte. Het spreekt vanzelf dat ons aantal reizigers aanzienlijk hoger ligt dan het aantal emigranten in de (te) beperkte zin van het woord :
1901 1902 1903 1904 1905 1906 1907 1908 1909 1910
aantal emigranten volgens P. Dewitte
aantal reizigers volgens I. Demarrez
1 10 11 9 15 26 34 6 26 18
6 13 13 14 20 25 52 18 28 28
We hebben met opzet een nochtans voor de hand liggende bron. de bevol kingsregisters van Egem en de daarbij horende registers van aankomst en ver trek, niet aangeboord. Een eerste, vluchtige vergelijking van het aantal uitge schreven Egemnaren volgens het register van vertrek bewijst meteen waarom: aantal emigranten volgens het register van vertrek 1901 1902 1903 1904 1905 1906 1907 1908 1909 1910 14
2 2 3 11 13 8 25 7 24 6
Eén treffend voorbeeld van de onbetrouwbaarheid van het register van vertrek als bron volstaat. Volgens het register van vertrek verlieten in mei 1907 Jan Gotelaere en Philomena Depont Egem met vier kinderen. Nochtans was Jan Gotelaere al een jaar vroeger, op 12 mei 1906, vertrok ken. Bovendien vermelden zowel Venesoen als Maeseele dat op 13 april Philomena Depont en hare twee jongste kinders afreisden, dit in tegen spraak tot het register van vertrek dat ook Maria Irma en Adriana Gotelaere uitschreef. Dat de bevolkingsregisters en de registers van aankomst en vertrek onvol ledig en onnauwkeurig zijn, schrijven we echter niet hoofdzakelijk toe aan een falende ambtenaar. Vaak lieten de emigranten na om zich officieel te laten uitschrijven zodat de ambtenaar dit dan ook slechts een hele tijd later of zelfs helemaal niet deed. De mensen achter de cijfers We hebben alle Egemse emigranten naar Amerika zoals die in de door ons gebruikte bronnen Maeseele en Venesoen voorkomen, in een alfabetische lijst samengebracht. Bij het alfabetisch rangschikken hebben we de voor keur gegeven aan de spelling die Maeseele gebruikte : hij was immers met de Egemse familienamen vertrouwd, terwijl Venesoen de voor hem onbe kende namen onnauwkeurig noteerde en ze in zijn in het Frans opgestel de rapporten verfranste. De kolom met de leeftijd werd ingevuld aan de hand van Venesoen. We oordeelden hierbij dat eventuele lichte afwijkingen niet relevant genoeg zijn om de precieze geboortedatum van alle emigranten te controleren. De gegevens omtrent vertrek en terugkeer van de emigranten werden omgekeerd chronologisch gerangschikt, d.w.z. de meest recente datum wordt eerst opgegeven en eventuele vroegere data volgen. De datum van vertrek is bij voorkeur die opgegeven door Venesoen. In bijna alle geval len vermeldt Maeseele één dag vroeger omdat de emigranten nog van Egem naar Antwerpen moesten reizen. De letters V en T voor de data duiden resp. op vertrek naar Amerika en terugkeer uit Amerika. Zo wordt meteen duidelijk hoe lang of hoe kort sommige emigranten tussen twee reizen door in Egem verbleven. De rapporten van Venesoen vermelden de bestemming van de uitwijkelin gen. We hebben dit opgesplitst in stad en staat van bestemming. In de kolom van de bronnenvermelding tenslotte staat M voor Maeseele en V voor Venesoen.
15
De eerste Egemse emigranten Omdat de door ons uitgediepte periode 1901-1910 en ook het dagboek van Maeseele dat slechts op 11 maart 1887 begint, de eerste Egemse emiganten nauwelijks of niet aanstippen, verwijzen we naar Arickx V., Geschiedenis van Egem, 1982. Volgens V. Arickx zou de 17-jarige Leonard Verstijn de eerste Egemse Amerika-emigrant geweest zijn : hij behoorde tot een groep van 50 Vlamingen die op 25 maart 1850 voor reke ning van een Brusselse ontginningsmaatschappij naar Kansas City, Missouri vertrokken ( 18). Deze Leonard Verstijn blijft voor ons echter een onbekende want hij komt niet in de Egemse geboorteregisters of in het bevolkingsregister van 1847-1870 voor. Als de volgende twee landverhuizers noemt V. Arickx notaris-gemeentesecretaris Angelus Slock en zijn broer Désiré, die in 1853 de overtocht waagden (19). Het bevolkingsregister van 1847-1870 vermeldt inderdaad en amerique. Ook het gezin van Constant Laethem week naar Amerika uit : rond 1883 verhuisden Constant Laethem, zijn vrouw Virginia Heyndrickx en hun 9 kinderen naar de streek van Detroit, Michigan (20). In het bevolkingsre gister van 1881-1890 staat het hele gezin uitgeschreven naar Amerika. De oudste zoon (Victor) was bijna 18 jaar oud, het jongste kind was pas 2 jaar oud. Enkele andere vroege Egemse emigranten, nog steeds volgens V. Arickx, vertrokken in 1884-1885 : Frans Sagaert, August Vermeulen, Félix De Jonckheere, vier kinderen van Constant Duyck, Karei Van Raepenbusch, Félix Heyndrickx en vier kinderen van Eugeen Spriet (21). We hebben deze namen in het bevolkingsregister van 1881-1890 gecontroleerd, wat ons het volgende opleverde. Het vertrek van Frans Sagaert, August Vermeulen, Karei Van Raepenbusch en Félix Heyndrickx werd er niet in opgetekend. Niet vier, maar vijf kinderen van Constant Duyck kregen de randvermelding America, ni. Marie Julienne, Désiré, Camil, Henri en Emilius. Félix De Jonckheere, weduwnaar, kreeg samen met zijn 13-jarige dochter Marie de opmerking Amerika 1 July 1885. Het vertrek van Carel Louis, Henri Camiel, Sidonie en Francies Spriet en Amerique werd niet gedateerd. Behalve deze emigranten die V. Arickx opsomt, vermeldt het bevolkings register van 1881-1890 nog Karei Louis Vander Cruyssen naar Amerika in 1883. Van enkele anderen konden we de vertrekdatum niet achterhalen : Jan Van Maele, zijn vrouw Juliana De Blaere en hun vier kinderen, en Karei Louis en Victor Vandewalle.
16
Naar Ellis Island ... en terug Slechts acht van alle Egemse emigranten die in de rapporten van Venesoen voorkomen, zetten hun eerste voet op Amerikaanse bodem niet in New York. Meteen na het aanleggen in New York werden de emigranten met kleine ferryboten naar Ellis Mand gebracht, waar de Emigration Officers over hun lot beslisten. Een verscherpte immigratiewet van 1891 weigerde criminelen en veroordeelden, personen die niet in hun eigen levensonder houd konden voorzien, beroepsbedelaars, alleenstaande zwangere vrou wen en vrouwen met kleine kinderen. Bovendien moest iedereen een medisch onderzoek ondergaan. Wie niet goedgekeurd werd, werd onver biddelijk teruggestuurd. Wie symptomen van een besmettelijke ziekte ver toonde, werd in quarantaine afgezonderd. De dokters van de U.S. Public Elealth Service zochten naar sporen van o.a. tuberculose, lepra, botmisvormingen, doofheid en blindheid. Wie na een eerste, vluchtig onderzoek een witte krijtletter op zijn rug kreeg, moest verder onderzocht worden : H stond voor hartproblemen, F voor verdachte huiduitslag en E voor oog ziektes. Wie medisch goedgekeurd was, werd naar een immense zaal, de Registry Hall, gebracht en moest op lange houten banken geduldig zijn beurt afwachten om op de laatste vragen te antwoorden : Welk is je beroep? Heb je hier werk ? Wie heeft je reis betaald ? Waar ga je naartoe? Heb je hier familie of vrienden ? Toon ons hoeveel geld je h e b t... En ein delijk kreeg de immigrant zijn landing card : Welcome to America ! Maar niet iedereen zag zijn Amerikaanse droom in vervulling gaan. De Egemnaar Adolf Bruneel raakte niet voorbij Ellis Mand. Het dagboek van Maeseele vermeldt op 6 maart 1903 het vertrek naar Amerika van Adolf Bruneel. zoon van Déséré Bruneel en Rosalie De Blaere, herbergiers. Meteen noteerde Maeseele : Hij is denzelfden dag moeten wederkeeren, om reden dat hij slechte oogen had. Niettegenstaande de Belgische emigratiedienst hem in maart afgewezen had. probeerde Adolf Bruneel het op 5 juni 1903 voor de tweede keer, en blijkbaar met succes. Hij maakte de overtocht naar Amerika, maar 5 weken later, op 14 juli 1903, tekende Maeseele zijn terugkeer in Egem op : In New-York komende heeft hij wedergezonden geweest om reden dat hij zeere oogen had. We Amerieans In welke mate elke Egemse emigrant zich na zijn aankomst in Amerika in zijn nieuwe vaderland thuisvoelde, kunnen we moeilijk uitmeten. Toch weten we dat althans enkelen zich vlug integreerden want de rapporten van Venesoen geven plichtsgetrouw aan wie zich tot Amerikaan had laten naturaliseren : 7 Egemnaren hadden de Amerikaanse nationaliteit aange nomen. Ongetwijfeld hadden reeds vele Egemnaren deze stap gezet, maar 17
we beperken ons tot de personen die specifiek door de door ons behan delde bronnen als Amerikanen vermeld worden. 1) Félix Van Houtte Op 4 mei 1894 vermeldt Maeseele dat Félix Van Houtte voor het eerst naar Amerika vertrok : Hij is aldaar zijn broeder en zuster gaan vervoegen. Broer Henri Van Houtte maakte deel uit van de grote groep Egemnaren die op 11 maart 1887 met het stoomschip Westerland naar Amerika vertrok ken waren met als bestemming Detroit. Pas meer dan 4 jaar later, op 13 december 1891, kwam hij naar Egem terug, waarschijnlijk slechts op familiebezoek want hij vertrok weer op 18 maart 1892. Op 31 maart 1893 vertrok Marie Van Houtte en een jaar later, op 4 mei 1894 volgde dus Félix Van Houtte. De 40-jarige Félix Van Houtte keerde naar Egem terug op 29 december 1900 en dit volgens de woorden van Venesoen bij zijn daarop volgende vertrek op 18.05.1901 : est revenu en Belgique pour se marier met de 10 jaar jongere Marie Vermeersch. Venesoen weet verder nog : retourne à Rock Island (Illinois) où il travaille chez un fermier depuis 7 ans. Il gagne 18 à 20 dollars par mois, logé et nourri. Félix Van Houtte, cultivateur, sprak Vlaams en Engels en nam toen niet minder dan 2.000 fr mee naar Amerika. Volledigheidshalve voegen we hieraan toe dat Venesoen zich bij het ver trek van Jules Vergote op 22.02.1902 enigszins tegenspreekt omtrent het beroep van Félix Van Houtte :... près de son cousin Van Houtte Félix, 42nd Street n° 1525 Rock Island (Illinois). Celui-ci y travaille depuis 8 ans dans une usine. 2) August Vanden Bulcke August Vanden Bulcke vertrok voor de eerste keer naar Amerika op 9 december 1898. Maeseele stipt aan : Deze persoon was sedert eenige dagen uit Couillet (Henegouwen) gekomen waar hij werkzaam was. Toen August Vanden Bulcke op 22 maart 1902 opnieuw naar Amerika vertrok als passagier op de SS Southwark naar New York - eruit wedergekeerd den 10 februari 1902 - was hij 28 jaar en chauffeur van beroep. De emigratiedienst verklaart : ... retourne à la Salie, Illinois. Il y est employé comme chauffeur dans une houillière et gagne 1 dollar 80 cents par jour. Hij was dus chauffeur in een steenkoolmijn in La Salie. Waarschijnlijk had hij in Couillet reeds in de koolmijnen gewerkt. Op 15.08.1903 vertrok ook Helena Van Becelaere, épouse Vanden Bulcke Auguste, naar La Salie :... va rejoindre son mari. Celui-ci y travaille dans une houillière et gagne 2 dollars par jour. Bij deze uitspraak van Venesoen stuiten we echter op een foute verklaring : Helena Van 18
Becelaere, geboren te Egem op 28.07.1884, was geen 32 jaar oud zoals Venesoen optekende, maar ze was net 19 jaar oud. Bovendien vinden we noch in de burgerlijke stand noch in de bevolkingsboeken van Egem een huwelijk terug. Op de geboorteakte van haar dochtertje Maria Irma op 29.12.1902 wordt ze als ongehuwd vermeld. Ook Maeseele bracht een huwelijk met August Vanden Bulcke nergens ter sprake. 3) Jan Maes Op 11 april 1903 vertrok Jan Maes met de SS Finland opnieuw richting Amerika. Hij was toen reeds 70 jaar oud en sprak volgens het emigratierapport Vlaams, Frans en Engels. Venesoen vermeldt :... retourne à Green Bay, Wisconsin, où il habite depuis 22 ans avec sa femme et ses enfants. Il a été établi boulanger et vit maintenant en rentier. Green Bay is de oudste stad van Wisconsin en is de grootste BelgischAmerikaanse vestiging. De eerste Belgische immigratiegolf arriveerde in 1853, voornamelijk onder invloed van Amerikaanse immobiliënkantoren en grondspeculanten die er de grond aan ca. 3 dollar per hectare verkoch ten. 4) August Coussens August Coussens behoorde tot de eerste grote groep die Egem verliet. Hij vertrok op 11 maart 1887 met bestemming Detroit, Michigan maar was op 17 november 1887 reeds terug. Op 3 februari 1888 keerde hij weer naar Amerika en pas op 3 november 1895 zag hij Egem terug. Dit bezoek duur de maar heel kort want volgens Maeseele vertrok hij weer op 22 novem ber : Hij is in Amerika woonachtig en was naar hier gekomen voor fam i liezaken. Acht jaar later, op 14 juli 1903, was de 45-jarige August Coussens opnieuw in Egem. Hij was intussen in Amerika getrouwd. Volgens Venesoen reisde hij op 19 augustus 1903 met de SS Rhijnland via Philadelphia terug naar Detroit. Als beroep gaf hij schrijnwerker op. 5) Charles Jodts Charles Jodts, werkman en getrouwd, vertrok op 1 april 1892 samen met nog 4 andere Egemnaren naar Amerika. Blijkbaar wou hij eerst zonder zijn gezin uitproberen of hij er een nieuw leven kon opbouwen, maar nog het zelfde jaar besloot zijn vrouw om Egem definitief te verlaten : op zon dag 13 november 1892 hield men te Egem een openbare verkooping van meubels , menagiegerief en landalaam en op vrijdag 18 november ver trokken Julie Van De Cappelle en haar twee dochters. Op 22 januari 1904 meldt Maeseele dat Charles Jodts en zijn vrouw opnieuw in Egem waren. Op 16 juli 1904 vertrokken ze terug vanuit 19
Antwerpen als passagiers op de SS Vaderland naar St. Charles, Illinois. Venesoen haalt aan : retourne près de ses gendres et filles Spriet François et Saelens Emile y établis fermiers. Hij oordeelt dat de 55-jarige Charles Jodts maar gebrekkig Engels sprak, niettegenstaande hij al 12 jaar in Amerika woonde. Ruim 15 jaar later, op 23 november 1919, was Charles Jodts terug in Egem. 6) Achiel De Meulenaere De 18-jarige Achiel De Meulenaere verliet Egem op 26.01.1900. Hij reis de niet alleen, maar vergezelde o.a. zijn zus Ydonie De Meulenaere en Richard Laethem. Maeseele merkt over Laethem op : Dezen zal in Amerika trouwen met n°3 hierboven, en nummer 3 was Ydonie De Meulenaere. De ouders van Richard Laethem, nl. Constant Laethem en Virginie Heyndrickx, behoren tot de eerste emigranten van Egem naar Amerika : in april 1883 weken ze met hun 9 kinderen, waaronder de 11 jarige tweeling Richard en Conrard, uit naar de streek rond Detroit. Richard Laethem kwam dus op 30 november 1899 op bezoek naar Egem en vertrok een maand later met zijn aanstaande bruid en haar jongere broer Achiel De Meulenaere. Toen broer en zus Jules en Renilde De Meulenaere op 19.03.1904 ook naar Amerika overstaken met als bestemming Grosse Pointe in de staat Michigan, noteerde Venesoen : ... près de leur frère De Meulenaere Achile. Celui-ci y travaille chez un fermier et gagne 25 dollars par mois. Renilde De Meulenaere trouwde in Amerika met Henry Laethem, een jon gere broer van Richard Laethem. Pas na 5 jaar keerde Achiel De Meulenaere naar Egem terug en niet voor lang, van 29 november 1905 tot 28 januari 1906. Toen vertrok hij weer richting Amerika, met de SS Vaderland via New York naar Detroit. Venesoen verklaarde ... retourne à Detroit où il a travaillé dans les usines et gagné de 1 dollar 50 cents à 2 dollars 50 cents par jour. 7) Camiel De Boever Camiel De Boever en zijn vrouw Leonie Bruneel vertrokken in april 1899 (wonende dan te Wingene) naar Amerika. Pas bijna tien jaar later keerden ze eens naar hun geboortestreek terug, dit was op 20 oktober 1908. Maeseele vermeldt dat Leonie Bruneel en hare kinders en haren man Groote Spriet de volgende maand reeds terugkeerden.Venesoen geeft meer details : met de SS Finland vertrokken ze op 28 november 1908 via New York terug naar Kansas City :... parti pour St Charles (Illinois) il est établi jardinier à Kansas City (Missouri) où il retourne. Ondertussen was 20
het gezin flink uitgebreid en Venesoen somt hen allemaal op : de ouders Camiel De Boever, 42 j. en Leonie Bruneel. 33 j., en hun kinderen Maurice, 11j., Remy, 9 j., Catherine, 4 1/2 j., Marie, 3 1/2 j. en Joséphine, 8 m. Camiel De Boever nam bij de terugreis naar Amerika niet minder dan 1.300 fr mee. Twaalf jaar later is Camiel De Boever opnieuw in Egem want Maeseele noteerde den donderdag 18 november 1820 de verhuizing van Camiel de Bouvere, bijgenaamd Groote Spriet, over eenige weken uit Amerika geko men ... Hij is komen wonen Kasteeldreef n° 4. Op 17 november kwamen Bruneel Eudalie, er naartoe vertrokken den 23 februari 1900, en hare kinders huisvrouw van Grote Spriet in Egem toe. We wijzen er hier op dat de vrouw van Camiel De Boever niet meer Leonie Bruneel, maar Eudalie Bruneel is. Deze Eudalie was de twee jaar jongere zus van Leonie. We nemen aan dat Leonie Bruneel in Amerika stierf en dat Camiel De Boever met zijn schoonzus hertrouwde, dit was trouwens niet ongewoon. Op 20 januari 1921 vertrok Camiel De Boever opnieuw. Zijn vrouw en drie kinderen volgden op 16 maart 1921. Maeseele noemde haar in zijn dagboek eerst Bruneel Leonie, maar hij verbeterde zichzelf meteen : Het moet zijn Bruneel Eudalie. Twee Amerikaanse herbergen in Egem Juist omdat in het dorpsleven van Egem zoals in zovele plattelandsdorpen de talrijke herbergen een belangrijke rol speelden, zullen de Egemse her bergen In Amerika en ln Kansas City de dorpsbewoners voortdurend aan de emigranten naar Amerika herinnerd hebben. Precies wegens hun speci fieke naam overlopen we wat Maeseele ons over deze twee herbergen weet te vertellen. De herberg In Amerika in de Drogenbroodstraat werd ca. 1880 door Victor Van Laecken geopend. Op 18 maart 1892 waagde herbergier Van Laecken zelf de overtocht : dezen laat zijne vrouw en kinders hier. Zijn Ameri kaanse avontuur duurde echter niet al te lang want op 28 oktober 1893 was hij in Egem terug. In 1894 werd In Amerika overgenomen door Theresia Vande Waetere, weduwe Victor Claus, en tot 1907 door Eduard Vande Waetere voortgezet. Op 20 oktober 1907 werden al de meubels, alaam en herberggerief ten huize van Eduard van de Waetere, wonende in de herberg {In Amerika) drogenbroodstraat n°,l openbaar verkocht. Alberic Mestdagh, op 6 november 1907 met Marie Naert getrouwd, werd de nieuwe herbergier : Zij gaan de herberg Amerika, drogenbroodstraat n° 1 bewonen. In Amerika overleefde Wereldoorlog I niet want Maeseele vermeldt : Den donderdag 16 November 1916, kwamen berichten van de Duitsche 21
Overheid die de volgende herbergen afschaften : ... 5° Mestdagh Alberic, In Amerika. Door deze maatregel werden 24 herbergen onmiddellijk gesloten; slechts 16 herbergen mochten blijven voortbestaan. Herberg In Kansas City heeft daarentegen een veel bewogener en kleurrijker geschiedenis. Maeseele beschreef het wel en wee van herbergier Karei Van Raepenbusch en zijn gezin dan ook uitvoerig. Op 10 november 1894 kwamen Karei Van Raepenbusch vertrokken over een tiental jaren en zijne vrouwe Julie Alliët vertrokken den 9 Maart 1888 terug in Egem aan. Maeseele wist nog te vertellen Zij zijn in Amerika getrouwd. Nog geen zes weken later, op 14 januari 1895, noteerde Maeseele een verkoping :... heeft... uit ter hand, de verkooping plaats van een partij grond met een huis, koestal en schuur, bebouwd, en beplant met fruitboomen, daaraan nog hoveniershof en meersch, alsook nog een par tie grond, alles staande en liggende, langs de droogenbroodstrate ... - Dit alles is aangekocht door Charles Rapenbusch, werkman, onlangs uit Amerika gekomen en te Eghem verblijvende ... Dit is verkocht voor de somme van rond de 10,000 frank ... Einde mei begon Karei Van Raepenbusch er herberg te houden : Zijne herberg heeft voor opschrift In Kansas City. Op 22 augustus 1895 werd het burgerlijk huwelijk tussen Karei Van Raepenbusch en Julie Alliët gesloten. Maeseele merkt hierover op : Deze persoonen zijn over eenige jaren Kerkelijk in Amerika getrouwd. Uit dit huwelijk is een kind gesproten, en zijn op het punt nog een ander te krij gen. Zijne vrouw had toen ze nog niet getrouwd was ook een kind gehad die thans in Amerika is. Door dit huwelijk zijn deze kinders gewettigd. Zij blijven Eghem bewonen in bovengenoemde herberg. Het ging Karei van Raepenbusch blijkbaar goed want op 12 september 1895 kocht hij voor 5.000 frank 2 partijen land : ... een perceel land ... groot 31 aren 11 centiaren ... en ... een perceel land ... groot 28 aren 90 centiaren ... Het bleef enkele jaren stil rond de herberg In Kansas City tot de berichten elkaar vanaf het voorjaar van 1901 snel opvolgden : Den maandag 13 mei 1901, om 4 uren namiddag, heeft alhier door den notaris Van Campenhout, van Ardooie, den instel plaats van de volgende onroerende goederen die gebruikt zijn en toebehooren aan den heer Karei van Raepenbusch, herbergier en landbouwer alhier met recht tot 1 October 1901. 1° Eene hofplaats bekleed met woonhuis, ten dienste van herberg, ge naamd in Kansas City, schuur, stallingen, ovenbuur en verdere gerieven, boomgaard en zaailand daarmedegaande, gelegen te Eeghem, droogen22
broodstraat, Stie B, n° 581a, 584D, 584e en 584Fvan 't Kadaster, groot 68 aren 57 centiaren, palende noord de We Félix van Essche, oost August Goethals, zuid Jufvrouw De Knuyt en west de droogenbroodstraat. Boom-en haagprijs 350 frank Ingesteld door Emiel Termote, herbergier te Pittem voor 6000frank. 2° Eene partij zaailand, gelegen te Eeghem, droogenbroodstraat, StieB, n°573 van 't Kadaster, groot 32 aren 50 centiaren, palende noord de droogenbroodstraat, oost Charles Gyselinck, zuid Jufvrouw De Knuyt, west een straatje en daarover Jufvrouw De Knuyt. Ingesteld 1900frank door Gustafvan Coillie bakker te Eeghem. Twee weken later werd de verkoping ingetrokken : Den maandag 27 mei 1901, heeft de verkooping plaats moeten hebben van de goederen vermeld onder n°544. Deze goederen welke slechts te samen verhoogd werden tot 9775 franks hebben niet verkocht geweest, om reden dat ze te weinig ver hoogd werden. Zes maanden later meldt Maeseele : Met 1 februari 1902, is er geene her berg meer gehouden bij Charles van Raepenbusch, hebbende voor opschrift in Cansas-Cyti, droogenbroodstraat n°19. Het was daar herberg sedert mei 1895. Op vrijdag 7 maart 1902 vertrok Karei Van Raepenbusch opnieuw naar Amerika. Zijne vrouw en kinderen blijven nog hier. Volgens de rapporten van Venesoen reisde hij op 8 maart 1902 met de SS Haverford naar New York af : ... retourne à Kansas City (Missouri) ou il exerce son métier depuis 11 ans. Son beau fils Alleat Jules y est établi jardinier depuis 13 ans. Karel Van Raepenbusch gaf als zijn beroep ook jardinier op, zoals zijn stiefzoon Jules Alliët die in Amerika achtergebleven was toen het gezin Van Raepenbusch-Alliët in 1894 naar Egem terugkeerde. Waarschijnlijk was Karei Van Raepenbusch in een moeilijke periode beland want hij reisde niet alleen als derdeklasse-passagier, maar hij nam slechts 50 frank mee. Wat het precieze doel van deze reis was, is niet duidelijk. In elk geval was Karei Van Raepenbusch op 12 augustus 1902 terug in Egem. In 1904 bracht Maeseele de herberg opnieuw in het nieuws : Den maan dag 22 Augusti 1904, heeft alhier uit ter hand eene verkooping plaats van een woonhuis, met er medegaande gerieven, en boomgaard en land, staande en liggende langs de droogenbroodstrate StieB. zijnde de herberg Kansas City, zijnde den eigendom van Karei Rapenbusch en door hem bewoond en gebruikt. Deze verkoop is gedaan voor rond de 12000frank aan de kinders Hilarius De Ruyck, landbouwers te Eeghem, en zal toeko mende jaar door hen gebruikt worden. Karei Van Raepenbusch kreeg de herberg dus uiteindelijk verkocht, maar 23
moest meteen naar een andere woning uitkijken : In den loop der maand September 1904, zijn de werken begonnen van het bouwen van een huis met zijne gerieven op den eigendom van Charles Van Rapenbusch en voor zijne rekening, liggende langs de Kalsijde naar de Kapelle nevens de her berg Het Vrijhuis. De werken zijn gedaan door Francies Naert, metser, te Eeghem, en Constant Caüewaert, timmerman te Coolscamp. Op 4 mei 1905 verhuisde het gezin Van Raepenbusch : Hij is gaan wonen Kasteelstraat in een nieuw huis die hij gebouwd heeft. Maar toch was het Amerikaanse avontuur nog niet voorbij want Den woensdag 30 october 1907, om 9 uren voormiddag, heeft alhier bij Karei Van Rapenbusch, werkman, eene openbare verkooping plaats van alle zijne meubels, alaam, enz. Twee dagen later, op 1 november 1907, ver trokken Karei Van Raepenbusch, zijn vrouw en de kinderen Camiel en Emelie opnieuw naar Amerika. Maeseele laat ons niet weten dat Karei Van Raepenbusch naar Egem terugkeerde, maar in 1920 moet hij in Tielt gewoond hebben : Den woens dag 28 juli 1920, om 3 uren namiddag, heeft alhier ten Gemeentehuize, den instel van een hofstedeken, met stalling en gerieven gelegen te Meulebeke wijk panders, groot 3 hectaren 98 aren 60 centiaren en ver deeld in drij koopen, te samen ingesteld 24.200 frank door Henri Coussens van Eeghem en Karei van Raepenbusch van Thielt. Nochtans ging deze verkoping niet door om reden dat de prijs niet genoeg was. Op 11 oktober 1922 waagde Karei Van Raepenbusch opnieuw zijn kans bij een openbare verkoping van Koop 1. Eene 2 woonst, met nog een huizeke en 32 aren 53 centiaren land gelegen te Pitthem op den Berg. Koop 2. Een partij zaailand ook gelegen te pitthem, Berg, van 70 aren 50 cen tiaren. Koop 1 is ingesteld door Karei Van Rapenbusch, rentenier te Thielt, voor 4400frank, en koop 2 door denzelfden voor 6900frank. Uiteindelijk kocht Karei Van Raepenbusch koop 2 voor 9000 frank; koop 1 werd niet verkocht. Ook nog in 1923 deed hij een erg hoog bod op een hofstede gelegen te Pittem en te Egem, maar achteraf werd hij niet bij de kopers vermeld. Zij is ingesteld de somme van 98950 franken door Cyriel De Roo, landbou wer te Eeghem en Karei Van Rapenbusch van Thielt. Fortuin zoeken ... en maken Voor vele emigranten was Amerika het beloofde land waar men rijk kon worden, waar alles beter was. De meesten hadden hier inderdaad niets meer te verliezen. Zo vertrok houtzager Alphons De Gheldere samen met vrouw en kinderen op 20 april 1888 naar Amerika. Enkele dagen voordien was er een openbare verkooping van meubels en landhalaam want Dezen 24
persoon stelt zich voor van zich in Amerika te gaan vestigen, om aldaar fortuin te gaan zoeken. Vele Egemnaren moeten ongetwijfeld ditzelfde doel voor ogen gehad hebben, van enkelen weten we dat hun precaire financiële situatie of een dreigend of werkelijk faillissement hen tot emi gratie gedwongen heeft. Maeseele geeft ons hier een eerste voorbeeld van op 28 maart 1895 : In den nacht van 28 tot 29 maart 1895, hebben Camiel en Leonie Hurtekant, herbergiers in de herberg (Au Chasseur) gezeid (Het Jagerke) gezeid ook (het wit schortje) op het onvoorziens hunne woning verlaten, en hunne meubels weggevoerd en verkocht. Drij tonnen bier bevonden zich nog in de kelder en zijn door brouwer Baert van Pitthem wedergehaald. Camiel is 's morgens vroeg naar Amerika vertrokken en Leonie verblijft voor eenen tijd bij Charles De Caignij o f Bootje Duyck. Maar het verging Charles De Caigny niet beter dan zijn schoonzoon Camil Hurtekant : In den nacht van Vrijdag 25 tot 26 februari 1898, is De Caignij Charles, bijgenaamd Bootje Duyck, winkelier, wonende Kasteelstraat nr 8, op het onverwachts vertrokken. Men zegt dat hij naar Amerika is. - Hij heeft alhier in zijn woning zijne meubels, menagiegerief, winkelgerief en nog eene hoeveelheid ellegoederen gelaten, alsook nog wat schulden aan leveranciers. - De Koophandelsrechtbank van Brugge heeft hem in failliet verklaard, en den vrijdag 4 maart is den advokaat Schepens van Brugge vergezeld van den rechter Commissaris Mamed den inventaris komen opmaken van de achtergelaten goederen. Den veld wachter Maeseele van Eeghem is als bewaker aangesteld. Daar wordt nu geen herberg meer gehouden. Op 25 maart werd er een openbare verkooping van meubels, landalaam, winkelgerief en winkelwaren, ellegoe deren enz. gehouden. De venditie heeft 726frank opgebracht. Het bevolkingsregister van 1890-1900 vermeldt voor Charles De Caigny, zijn vrouw Seraphine Giselinck en hun 5 jongste kinderen Emelie, Camiel. Leo, Victor en Hector Naar Amerika 26 Februari 1898. Nog steeds volgens dit bevolkingsregister waren de 5 oudste kinderen al naar Amerika vertrokken, ni. Marie Sidonie op 29.03.1895, Octavie Francisca op 15.12.1894, Henri op 02.05.1893, Leonard (zonder datum) en Leonie op 27.03.1896. Verder vermeldt een kanttekening over Charles De Caigny 1 maand gevang. Bankbreuk 16 9bre 1888. voorwaardelijk veroordeeld 2 jaren. Het hoeft ons dus niet te verwonderen dat Charles De Caigny bij nieuwe financiële moeilijkheden zijn heil in Amerika zocht. Wie failliet was of te veel schulden had, vertrok het liefst onopgemerkt en probeerde dus vooral 's nachts stilletjes te verdwijnen. Dit was in een klein dorp als Egem echter niet gemakkelijk : In den nacht van dinsdag tot woensdag 4 tot 5 april 1905, heeft de onverwachte verhuizing plaats van 25
Henri Piccu, herbergier, wonende in Vierwege, aan het Kruise. Hij is Lichtervelde gaan bewonen. Gedurende den nacht was hij bezig met zijn meubelen op te laden. De gendarmerie werd het gewaar en nam zijne meubels in beslag, ging den eigenaar verwittigen en werd gedwongen hem te betalen een som van 68 frank welke hij nog schuldig was. Henri Piccu mag dan wel verteld hebben dat hij naar Lichtervelde verhuisde, via Venesoen weten we echter dat hij op 15 april 1905 met 100 frank op zak naar Chicago, Illinois vertrok. Een veel banaler, maar daarom ook schrijnender voorbeeld van financieel aan de grond zitten, vormde het vertrek van Henri Depont en zijn zoon Achiel op 25 oktober 1895 : De oorzaak van dit vertrek is, dat zijne vrouw overleden is, en hij hier geene middels van bestaan meer kan vinden voor hem en zijne kinders. Vermoedelijk hebben velen in Amerika fortuin gezocht, maar hoeveel emigranten er ook werkelijk fortuin gemaakt hebben, blijft een onbeant woorde vraag. Toch vonden we enkele aanwijzingen, zowel directe als indirecte, dat sommige Egemnaren daarin geslaagd zijn, althans in de ogen van de achterblijvers : Den 20 December 1897, is uit Amerika weder gekeerd, Félix Heyndrikx, werkman, in Amerika verbleven hebbende, sedert een twaalftal jaren. Deze persoon heeft aldaar eene fortuin verga dert. Maeseele maakte tot tweemaal toe dezelfde opmerking over August Goethals en Silvie Van De Waetere : Den maandag 11 December 1899, is uit Amerika wedergekeerd na fortuin vergaderd te hebben Silvie Van de Watere, en haren man, er naartoe vertrokken den 26 Februari 1892. Bij hun burgerlijk huwelijk op 18 mei 1900 lezen we : Deze personen alhier over eenige jaren naar Amerika vertrokken, zijn aldaar kerkelijk gehuwd en over omtrent 6 maanden er uit wedergekeerd na aldaar eene grote fo r tuin vergaderd te hebben. Een indirecte, maar veelzeggende aanwijzing omtrent een rijke emigrant geeft Maeseele in zijn commentaar over... de openbare verkooping ... van een hofstedeke gebruikt door Camiel Dewulf landbouwer en liggende te Coolscamp en beschreven onder n° 1415. Het is gekocht door Félix Zutterman, van Eeghem voor Jules Vermeersch, thans verblijvende in Amerika, voor de somme van 9350 frank. In elk geval viel in Amerika, zoals in Vlaanderen, een fortuin niet zomaar uit de lucht, er moest voor gewerkt en gespaard worden. In Amerika lagen de lonen echter volgens Vlaamse normen onvoorstelbaar hoog en ze moe ten waarschijnlijk als het meest onweerstaanbare lokmiddel voor de mas sale emigratie aangeduid worden. P. Dewitte nam de Vlaamse en Amerikaanse loonschalen onder de loupe en kwam tot de volgende cij26
fers: een landarbeider te Tielt kreeg in 1900 1,45 fr zonder eten, zijn vrouw 0,72 fr; met eten bedroeg hun loon resp. slechts 0,72 fr en 0,36 fr (22). In het beste geval, d.w.z. aan 6 werkdagen per week en zonder werk loze dagen, verdienden ze samen, met de kost inbegrepen, 25,92 fr per maand ( 17,28 fr voor hem en 8,64 fr voor haar). We kunnen dit gezamen lijke maandloon toetsen aan het maandloon dat de Egemnaar Félix Van Houtte in Rock Island verdiende, want Venesoen noteerde in 1901 dat Félix Van Houtte, il travaille chez un fermier depuis 7 ans, 18 tôt 20 $ per maand kreeg : Il gagne 18 à 20 dollars par mois, logé et nourri. Als we het Amerikaanse loon omrekenen aan een koers van 5,25 fr voor 1 $, dan komen we tot de volgende ontstellende cijfers : maandloon in Tielt : 17,28 fr maandloon in Amerika : 94,5 à 105 fr Geen wonder dat men in Egem dacht dat in Amerika een fortuin vlug ver gaard was en dat men bij zo’n aanlokkelijke berichten zonder al te veel aarzelen vertrok. We geven hier de lonen van enkele Egemse emigranten op zoals Venesoen ze in zijn emigratierapporten vermeldde. Volledigheidshalve worden ook het jaar, het beroep en een omgerekende waarde in frank (1 $ = 5,25 fr) opgegeven : 1903 1904 1905 1905 1907 1908 1909
Van Den Bulcke August Demeulenaere Achiel Vande Capelle Camil De Vlaminck Aloïs Bekaert Camil Valcke Achiel Vande Wijngaerde
mijnwerker landarbeider staalarbeider timmerman dokwerker landarbeider mijnwerker
2 $ / dag 25 $ / maand 3 $ / dag 2.5 $ / dag 2.5 $ / dag 30 $ / maand 3 $ / dag
10.5 fr/dag 131,25fr / maand 15.75 fr/dag 13.13 fr/dag 13.13 fr / dag 157.5 fr / maand 15.75 fr/dag
Dan maar naar Amerika Naast de reeds aangehaalde fortuinzoekers, waarbij voor de bankroete emigranten zeker minder eerlijke motieven meespeelden, waren er nog een aantal uitwijkelingen die zich min of meer tot vertrekken gedwongen voelden. Een aparte groep vormden de bedelaars en de armen die door sommige lokale autoriteiten letterlijk het land uitgestuurd werden. Een overtocht betalen kwam immers stukken goedkoper uit dan een gezin jarenlang onderhouden. Dit overkwam ook de Egemse familie Luytjes : Den zaterdag 23 april 1887, heeft het vertrek naar Amerika plaats van Luytjes en zijn huisgezin, bestaande uit 8 persoonen ... Zijne is betaald geweest door het weldadigheids-bureel van Pitthem door hetwelke zij grootendeels ondersteund werden. Typisch voor deze emigranten is dat 27
hun vertrek definitief was. Ze hadden immers niets meer om naar terug te keren. Een andere categorie emigranten bestond uit jongens die aan hun leger dienst wilden ontsnappen. Op 11 maart 1887 vertrokken Jules en Aloys Claus naar Detroit. Maeseele vermeldt dat Aloys Claus dienstplichtig was en dus eigenlijk een deserteur. Jules Claus was op 26 september 1887 terug in Egem : Hij is wedergekomen om den soldatendienst te aanvaar den. Aloys Claus hield het niet lang alleen uit in Amerika want op 31 okto ber 1888 keerde ook hij naar Egem terug. Ook enkele andere Egemnaren stonden voor de keuze tussen het gerecht of emigratie. Het hoeft ons niet te verwonderen dat de vrijheid in Amerika hen meer lokte dan een veroordeling met gevangenisstraf in eigen land. Volgens het dagboek van Maeseele vertrok Déséré Gadeyne op 16 okto ber 1890 naar Detroit : De reden van dit laatste vertrek, is omdat hij tot 2 maanden gevang gestraft is. Maar er wachtte Gadeyne geen grote toe komst in Amerika want enkele jaren later bereikte droevig nieuws Egem : Twee brieven geschreven door Gustaf Saintobijn en Jules Claus, beiden in Amerika, Kansas, verblijvende in dato van 4 mei 1896, en alhier toegeko men den 15 en 17 derzelfde maand, melden dat Déséré Gadeyne, bakker, zoon van Pieter Gadeyne o f het nieuw bakkerke, alhier wonende op de plaats, aldaar overreden is van eenen koopwarentrein, en maar eenige minuten geleefd heeft. Daarin werd verzocht dit droevig nieuws aan zijn vader, broeders en zuster te laten weten. Hij is ongehuwd, heeft den ouder dom van 33 jaren bereikt, is te Hooglede geboren, en naar Amerika ver trokken den 16 October 1890, om reden dat hij eene gevangzitting van 2 maanden uit te boeten had voor messteken en stokslagen toegebracht te hebben aan Leonard De Volder, slachter, alhier, op 2 Juni 1890. In december 1891 trokken de Egemnaren Victor Van Den Broucke en Alfons Reygaert na een uit de hand gelopen strooptocht halsoverkop naar Amerika : Den woensdag 16 December 1891, heeft het onvoorzien en haastig vertrek plaats naar Amerika van : Victor van den Broucke, Alfons Reygaert, beiden werklieden te Eghem, en Vermeersch Charles, werkman te Sweveseele, werkende bij Louis Dobbels te Eeghem, verdacht van deel genomen te hebben in de botsing van gendarmen en pensejagers in den nacht van 3 tot 4 December laatst. Ook jachtwachter Camil Valcke koos voor Amerika. Nochtans laten de rapporten van Venesoen niet vermoeden wat er werkelijk aan de hand was want officieel vertrok de 27-jarige cultivateur Camil Valcke près de son frère Valcke Achile qui, parti pour Cornesus-lez-Livonia (New York), tra vaille chez un fermier à Wyoming où il gagne 30 dollars par mois. Het dagboek van Maeseele wijst ons echter de diepere reden van vertrek aan : 28
Den vrijdag 6 December 1907, in den namiddag, heeft alhier bij Camil Valcke, gewezen jachtwachter, op de Kapelle, eene huiszoeking plaats, wegens voorwerpen, welke alhier op het Kasteel verdwenen waren, ten tijde dat Mr den Baron van der Gracht, het bewoonde. Men heeft aldaar eenen boterpot, eene telloor, eene zakhorlogie en andere voorwerpen gevonden. De kleine waaroms Niet elke reden om naar Amerika te vertrekken was zo spectaculair als bij voorbeeld op de loop gaan voor het gerecht. Voor de meeste emigranten volstonden de alledaagse, kleine waaroms die doorgaans nauw met de familiale en gezinssituatie samenhingen. Tientallen vrouwen en kinderen weken naar Amerika uit in het spoor van hun echtgenoot of vader die enkele weken, maanden of zelfs jaren vroe ger vertrokken was. Dit was immers een klassiek emigratie-scenario en ook Maeseele somt heel wat gezinnen op die zich in Amerika weer her enigden : op 26 januari 1891 vertrok Julie Verhelle, huisvrouwe van August Schietaert, in Amerika sedert 20 September 1890, met 6 kinders, op 13 maart 1891 Silvie Van den Bulcke, huisvrouwe van Constant Naessens, alsook hare drie kinders en Mathilde De Serrano, huisvrouwe van Charles Wancour in Amerika sedert den 9 Mei 1890, met hare 3 kin ders. Op 13 april 1907 vertrok Philomena Depont, vrouw van Jan Gotelaere en hare twee jongste kinders, nl. Alidor, 2 j., en Georges, 11 m. : ... va rejoindre son mari où depuis 1 an il travaille aux déchargements des navires et gagne 3 dollars par jour. Op 31 augustus 1907 ging de huis vrouw van Leo Mestdagh en hare 4 kinders, haren man gaande vervoegen die er naartoe vertrokken was den 19 October 1906. De kinderen Camile, Zoë, Julien en Victor Mestdagh waren resp. 4 j., 3 j., 2 j. en 10 m. oud. Nog hetzelfde jaar, op 18 oktober 1907, verlieten ook Marie De Pauw en haar 3 kinderen Egem : zij is haren man gaan vervoegen er naartoe ver trokken den 8 maart 1907. Marie De Keyzere bleef nog twee jaar in Egem, maar op 25.04.1908 vertrok ze samen met Zoé, 10 j., Edgard, 8 j., en Arsène, 3 j. naar St. Clair Heights, Michigan naar Victor Coussens : Zij is hare man gaan vervoegen er naar vertrokken den 16 maart 1906. Maeseele vermeldt ook enkele gevallen waaruit we kunnen afleiden dat heel jonge kinderen soms in Egem achterbleven : op 04 oktober 1907 ver trok een kind van 18 maanden van Karei Bruneel, er naartoe vertrokken den 1 mei 1906 en zijne vrouw den 10 september 1906. Waarschijnlijk had men geoordeeld dat de overtocht voor een zes maanden oude baby te veel risico's inhield en liet men het kind nog een jaar in Egem achter. Augusta Segaert daarentegen raakte als kind niet bij haar ouders in Amerika. 29
Maeseele vertelt : Segaert Augusta, dochter van voorgaande (= Eugenie De Smet) alhier gekweekt bij Louis Dobbels, en hier gelaten toen hare ouders vertrokken in 1890. Toen ze uiteindelijk op 2 april 1909 samen met haar moeder vertrok, was ze bijna 19 jaar oud. Ze was opgevoed bij haar oom Karei Lodewijk Dobbels en tante Melania Segaert. Niet alleen gezinsbanden, maar ook familieverwantschap of vrienschapsbanden deden de Egemnaren massaal emigreren. Bijna elke emigrant had wel familie in Amerika om hem op te vangen en op weg te helpen. Zowel Maeseele als Venesoen getuigen hiervan : Leonard Van Becelaere reisde af op 13 maart 1891 : Dezen gaat zijne broeders vervoegen. Op 4 mei 1894 verliet Félix Van Houtte Egem : Hij is aldaar zijn broeder en zuster gaan ver\>oegen. Op 22 februari 1902 vertrok Jules Vergote près de son cousin Van Houtte Félix, op 25 april 1903 Arthur Mestdagh près de son cousin Decaigny Charles, op 13 maart 1904 Charles De Pont près de son oncle De Pont Conrad, op 2 mei 1906 Karel Bruneel près de son ami Laethem Camile, enz. Deze typische vorm van emigreren noemt men ook ketting-emigratie omdat de ene emigrant de volgende aantrekt en er zo een ketting-effect ontstaat. Ook te Egem waren de meeste uitwijkelingen ketting-emigranten. We hebben ons ter illustratie tot de familie Van Den Berghe beperkt, waarbij we ook kort verwante families aanstippen. Het lag niet in onze bedoeling om een uitgediepte stamboom op te zetten, zodat we ons hou den aan de door Maeseele en Venesoen terloops vermelde familiebanden. Tot de grote groep Egemnaren die op 11 maart 1887 emigreerden, behoor den Cesar Braye en Silvie Van Den Berghe getrouwd om naar Amerika te vertrekken, Louis Braye, Cesar Van Den Berghe, Camil Braye en Isidor Van Becelaere. Julie Braye, echtgenote van Isidor Van Becelaere, volgde op 26 augustus 1887. Op 9 maart 1888 vertrok Louis Braye voor de twee de keer, ditmaal met zijne vrouw Nathalie van den Berghe en zijne Emma en Pharailde. Samen met hen reisden ook August Van Den Berghe en Charles Van Becelaere. Enkele jaren later volgden Leonard Van Becelaere (13 maart 1891). Dezen gaat zijne broeders vervoegen, Camil Van Den Berghe (1 april 1892), Catharine Bouckhout, weduwe van Jan Van Den Berghe (31 maart 1893), Zoë Van Den Berghe (2 mei 1893), Maria Van Den Berghe (10 augustus 1895), Camil Rotty (9 februari 1900), man van Rosa Van Den Berghe die op 14 september 1900 naar Amerika haren man gaat vervoegen. Op 22 maart 1902 reisde August Van Den Bulcke af, echt genoot van Helena Van Becelaere, voor de eerste keer vertrokken in 1898 en ondertussen tot Amerikaan genaturaliseerd. Op 28 maart 1902 emi greerde Modest Van Becelaere près de son oncle Van Beselaere Auguste y établi fermier depuis 11 ans, gevolgd door Helena Van Becelaere, echtge30
note August Van Den Bulcke, op 14 augustus 1903. Op 23 april 1904 emi greerden drie kinderen van Josef Van Den Berghe en Sophie Vergote, nl. Maria, Helene en Oscar près de leur beau-frère Dierickx René, y établi fermier et jardinier depuis 10 ans. Na de dood van vader Josef Van Den Berghe verlieten ook zijn weduwe Sophie Vergote en de kinderen Maria Silvie en Achiel Egem (22 februari 1906). Op 14 maart 1906 vertrok Camil Van Becelaere près de son frère Van Becelaere Adolphe. Nathalie Van Becelaere volgde op 20 september 1907 : Zij is hare broeders gaan vervoegen. Uiteindelijk reisden ook Rosalie Van Becelaere en hare kleindochter af op 26 maart 1909. Waarschijnlijk is deze lijst verre van volledig, maar het wijst alleszins op het niet te onderschatten belang en de daarmee nauw verbonden omvang van de ketting-emigratie in Egem. Niet alleen vertrokken de Egemse emigranten, de meesten kwamen ook af en toe terug naar hun geboortedorp. Zo was Edmond Caestecker op 5 juli 1897 na bijna 7 jaar terug in Egem, volgens Maeseele uit Amerika weder gekeerd, om zijne kennissen eens te bezoeken. Dit was ook het geval met Constant Laethem en zijn vrouw Virginie Heyndrickx wonende in Amerika, alhier den 9 December 1895 teruggekeerd om eens hunne famillie en kennissen te bezoeken. Op 15 juli 1902 was Alphons Ysebaert terug uit Amerika. Maeseele schreef : Hij was er naartoe getrokken den 18 Maart 1892 en is gekomen om eens zijne famillie te bezoeken. Hij is er weer naartoe vertrokken den vrijdag 8 Augusti 1902. Talrijke emigranten kwamen terug om in Egem te trouwen, dikwijls reis de de bruid onmiddellijk daarna voor de eerste keer naar het verre Amerika. Op 14 oktober 1891 noteerde Maeseele het burgerlijk huwelijk van Camil de l'Ecluse onlangs uit Amerika gekomen en Julie Soetaert : Zij zijn den vrijdag 16 Oktober 1891, naar Amerika vertrokken, zonder het kerkelijk huwelijk aan te gaan. Men zegt dat zij in Amerika zullen trouwen. Victor Van Maele onlangs uit Amerika gekomen en zijn vrouw Barbara Van Eeckhoutte, den 30 maart getrouwd, vertrokken 's anderendaags rich ting Amerika. Toen Félix Van Houtte op 18 mei 1901 naar Rock Island, Illinois terugkeerde, werd hij vergezeld door Marie Vermeersch. Venesoen merkte op : il est revenu en Belgique pour se marier. Camil Mestdagh. terug sinds 12 december 1908, huwde op 27 januari 1909 met Maria Steyaert. Twee dagen later vertrok het echtpaar naar Amerika. Maeseele meldde op 15 augustus 1896 een niet alledaagse reden van terugkeer : Leontine Saintobin komt alhier bij haar grootmoeder de We De Vlaeminck, wagenmaakster, om haar eerste Communie te doen. Toen het gezin Saintobain Gustaf, schoenmaker, zijne vrouw Victorine De 31
Vlaeminck en kinders op 7 mei 1891 emigreerden, was Leontine 7 jaar oud. Na 5 jaar Amerika kwam Leontine dus naar Egem terug. Op 18 mei 1901 noteerde Venesoen : retourne maintenant près de ses parents à Kansas City où ceux-ci sont établis fermiers. Waarheen in Amerika Om na te gaan waarheen in Amerika de Egemnaren uitweken, baseren we ons op Venesoen die als emigratiedienst altijd een bestemming opgaf. Maeseele daarentegen geeft als omschrijving bijna uitsluitend “Amerika” op. Dit bewijst dat de thuisblijvers Amerika niet gedetailleerd in kaart brachten, maar als een algemeen begrip gebruikten. We stippen hier even aan dat Maeseele het één enkele keer over Canada heeft : Den vrijdag 17 April 1903, heeft het vertrek naar Amerika (Canada) plaats van Pierre Dethier, kok, in de fabriek La Flandre, alhier. We zijn er zeker van dat Maeseele en vele andere dorpsgenoten wel een concreet beeld van Canada hadden want Den zondag 20 april 1902, heeft alhier om 61/2 uren namiddag ter herberg Den Hert bij Jan Vandemoortele eene voordracht met lichtbeelden plaats over de streek van Canada, Amerika, door den heer Onder Consul van die streek te Brussel. We keren terug naar Venesoen en geven een overzicht van de Amerikaanse staten van bestemming van de Egemse emigranten volgens de emigratierapporten : staat
aantal Egemse emigranten
Illinois Michigan Missouri Minnesota Wisconsin Kansas New York Nebraska Washington
40 30 23 11 5 5 3 2 1 2
9
32
Ter verduidelijking brengen we de Verenigde Staten van Amerika in kaart zodat we de Egemse emigranten beter kunnen volgen :
Washington
Montana
North
Dakota
Oregon Grote
Wyoming
Oceaan
..
V
^'nnesota
öovfibneer
X
South D<
Nebraska Indiana
Californie,
Colorado
Arizona
New Mexico
Atlantische
. x Virginia Kansas Öklahoma
-T
Oceaan
(Missouri V "--------- ’X'North Carolina Tennessee; /& > Alabama r 3 Georgia? <5.. ? r .
T; 3t •» <
5F
f lorida \ Colf van Mexico
Vooral de Midwest-staten Illinois en Michigan waren erg in trek, met als belangrijkste aantrekkingspolen Moline en omgeving voor Illinois (14 emiganten op 40), en Detroit voor Michigan (14 emiganten op 30). De emigranten vonden er goed betaald werk in de ploegenfabriek van John Deere & Co in Moline gevestigd sinds 1868, en te Detroit in de ijzergie terijen en de Ford Motor Co van Henry Ford, opgericht in 1903 voor serieproductie van goedkope auto's. De Ford-fabriek nam het volledige productieproces zelf in handen, van het ontginnen van ijzererts en steen kool uit eigen mijnen tot complete auto's, evenals de aanverwante activi teiten zoals glas- en bandenfabrieken en transport over water of per spoor. We laten Venesoen even aan het woord over enkele Egemnaren : in 1904 keerde Alfons Reygaert naar Fa Salie (Illinois) terug où, depuis 4 ans, il travaille dans un charbonnage. In 1905 vertrok Barbara Van Hee naar St. Charles (Illinois) naar haar zoon Camile Vande Cappelle, celui-ci y tra vaille dans une fonderie et gagne 2 dollars 40 cents par jour. In 1906 werkte Camile Vanden Wyngaerde te Detroit (Michigan) dans une fonde rie et gagne 2 dollars 50 cents par jour. In 1909 werkte ook Alidor Verlinde in Detroit, dans une usine où il gagne 2 dollars par jour. Uit de rapporten van Venesoen komt ook duidelijk naar voren dat een groot aantal Egemnaren niet alleen in de industriesteden, maar ook in de landbouwstreken terechtkwamen : in 1902 vertrok Achiel Vande Moortele à Cottage Grove (Michigan) près de son oncle Van Beselaere Auguste y établi fermier depuis 11 ans. In 1903 reisde Romanie Baert af naar Duluth 33
(Minnesota) près de son frère Baert Jean ... celui-ci travaille chez un fe r mier depuis 12 ans. Renilde De Meulenaere vertrok in 1904 naar Grosse Pointe (Michigan) waar haar broer Achiel werkte chez un fermier et gagne 25 dollars par mois. Toen François De Blaere in 1905 opnieuw richting Amerika vertrok, vermeldde Venesoen dat hij a travaillé pendant 2 ans et demi chez un jardinier à Moline (Illinois) où il gagnait 2 dollars par jour. In 1906 ging Emiel Van Becelaere naar zijn broer in Kansas City (Missouri), celui-ci y travaille chez un jardinier et gagne 2 dollars 40 cents par jour. In 1907 vertrok Hector Vande Walle naar Mount Clemens, Michigan près de Verstyn Edouard qui y est établi fermier depuis 20 ans. We mogen ons nochtans niet laten misleiden door de bestemmingen zoals die in de rapporten van Venesoen opgegeven worden. De emigranten waren immers verplicht om een verblijfplaats op te geven, in de meeste gevallen dus het adres van familie of kennissen, maar waarschijnlijk bleef niet elke emigrant op deze bestemming vastgekleefd en zocht hij na een eerste aanpassingsperiode van daaruit zelf een eigen, nieuwe thuis. Ook stippen de rapporten van Venesoen voor enkele Egemse emigranten aan dat ze in Amerika rondgetrokken hadden : Toen Camiel Mestdagh in 1904 naar Amerika vertrok, noteerde de emigratiedienst : va rejoindre son frère Mestdagh Arthur qui, parti pour West Superior (Wisconsin), habite maintenant St. Louis (Missouri) Ohio avenue n° 3026. Toen Adolf en Zoë Mestdagh twee jaar later volgden, leren we : se rendent près de leur frère Mestdagh Emile qui, parti pour St. Louis (Missouri), est établi cabaretier à Kansas City (Missouri). Toen Leonie Soens samen met twee kleine kin deren in 1906 Egem verliet, rapporteerde Venesoen : va rejoindre son mari qui, parti pour Detroit (Michigan), est maintenant établi fermier à St. Charles (Illinois). In 1907 vertrok Blanche Levoie, echtgenote van Léo Mestdagh, rejoindre son mari qui, parti pour Kansas City (Missouri), habite à Argentine (Kansas) Railroad avenue n° 1. In 1908 trok Camiel Valcke naar zijn broer Achiel qui, parti pour Cornesus-lez-Livonia (New York), travaille chez un fermier à Wyoming. Ook Aloïs De Meulenaere verhuisde want Venesoen vertelde in 1910 over hem : qui parti pour Chicago (Illinois) habite maintenant à Kansas City (Missouri) James Doyle Saloon, Walnut Street 4.
3. BESLUIT Het valt niet te ontkennen dat de emigratie naar Amerika, maar even goed de regelmatige contacten tussen de uitwijkelingen en de thuisblijvers, een stempel op het dorpsleven van Egem gedrukt hebben. Hiermee bedoelen 34
we niet alleen de emigratie als geschiedkundig gegeven, maar ook de meer tastbare, alledaagse implicaties ervan voor de talrijke Egemse landverhui zers die naast over genoeg durf en ondernemingsgeest, ook over voldoen de dromen beschikten om duizenden kilometers van huis een nieuw leven te beginnen. Wellicht hebben velen hun American dream waargemaakt, in tegenstelling tot anderen die in Amerika slechts een desillusie rijker wer den. Inez DEMARREZ en Francine PETERS
VOETNOTEN (1) VAN MULLEM J.,Van ons Platteland n aar de M idw est... Belgische emigratie naai de V.S., Cataloog van de tentoonstelling, kasteel van Bouchout, 15 oktober 1997-16 november 1997, p 7 (2) DE VOGELAERE J., De slechte jaren 1840-1850 in het arrondissement RoeselareTielt, 1982, p 125 (3) DE VOGELAERE J„ o.c„ p 126 (4) DE VOGELAERE J„ o.c., p 126 (5) CH. VANDAMME Rapport II . LXXXV (6) DE VOGELAERE J„ o.c., p 48 (7) DE VOGELAERE J„ o.c., p 58 (8) DE VOGELAERE J„ o.c., p 58 (9) Citaat van B. Dumortier tijdens het debat in de Kamer op 17 september 1833 over het wetsvoorstel van De Foere (10) DE VOGELAERE J., o.c.. p 127 (11) VAN MULLEM J„ o.c., p 12 (12) VAN MULLEM J„ o.c., p 11 (13) Overgenomen uit : DEWITTE R, DE POORTER Fr., Op zoek n aar het beloofde land. Het wel en wee van streekgenoten in Amerika,. in : De Roede van Tielt, jg. 12, 1981, nr 2-3, p 88 (14) Voor de Venesoenrapporten gebruikten we de bewerking ervan door LAMMERANT Y , Van Pittem en Egem n aar Amerika en C anada, 1997, waarvan een exemplaar te vinden is bij VVF-Tielt onder het nummer 119. (15) DE WITTE P„ DE POORTER Fr., o.c., p 13 (16) DE WITTE P, DE POORTER Fr., o.c., p 13 (17) De bevolkingsboeken en de registers van aankomst en vertrek van Egem worden bewaard in het Gemeente-archief van Pittem (18) ARICKX V, Geschiedenis van Egem, 1982, dl II, p 249-250 (19) ARICKX V, o.c., p 250 (20) ARICKX V, o.c., p 250 (21) ARICKX V, o.c., p 250 en p 252 (22) DEWITTE P, Dagelijkse realiteit van prijzen en lonen. Hun invloed op de emigratie n aar Noord-Amerika uit de streek van Tielt (1840-1914), in : De Roede van Tielt, jg. 13, 1982, nr 2, p 80 35
BIBLIOGRAFIE ALLEN Thomas B„ We Americans, National Géographie Society. 1988 ARICKX V.. Geschiedenis van Egem, 2dln, 1982 COHEN D., America Then & Now, s.d. DE VOGELAERE J. De slechte jaren 1840-1850 in het arrondissement Roeselare-Tielt, 1982 DEWITTE P„ DE POORTER Fr., Op zoek n aar het beloofde land. Het wel en wee van streekgenoten in Amerika, in : De Roede van Tielt. jg. 12, 1981, nr 2-3 DEWITTE R, Dagelijkse realiteit van prijzen en lonen.Hun invloed op de emigratie naar Noord-Amerika uit de streek van Tielt (1840-1914), in : De Roede van Tielt, jg. 13, 1982, nr 2 GRANT A., Koken in de wereld. Amerika, 1997 HOUTHAEVE R., Flandria Americana. Een studie van Vlaamse emigranten naar het Amerikaanse Continent. Deel II : Ghent, Minnesota, 1985 LAMMERANTY., Van Pittem en Egem n aar Amerika en Canada, 1997 MAESEELE V., Handboek der bezonderste gebeurtenissen voorgevallen binnen de Gemeente Eeghem te beginnen met den Isten Jan uari 1886. Vermeerderd met een bij voegsel van a l Weduwnaars en Weduwen, Burgerlijke en Kerkelijke Bediende, land bouwers en ambachtslieden die er zich ieder ja a r op den Isten Januari bevinden. Door Victor Maeseele eerst broodbakker en later veldwachter van Eeghem, 4 dln, 1886-
1924. Kopie in bibliotheek ‘De Roede van Tielt’. VANDERHAEGHE J., Emigranten n aar Amerika, VVF afd. Antwerpen, 1992 VAN MULLEM J., Van ons Platteland n aar de Midwest ... Belgische emigratie n aar de V.S., Cataloog van de tentoonstelling, Kasteel van Bouchout, 15 oktober 1997 - 16 november 1997 YENNE B., The Opening o f the American West in Early Photographs and Prints, Chartwell Books Ine., 1993
36
BIJLAGE fam ilienaam
voornaam
Aernout
Emeric
Aernout
Leonie
Aernout
Richard
echtgenoot(e)
leeftijd
datum
22 j
T 2 4 .lt). 1906 V 04.03.1905
De Blaere François
stad van bestemming
staat van bestemming
Rock Island
Illinois
V 15.04.1909 29 j
T 24.10.1906 V 04.03.1905 T 27.10.1903 V 21.02.1902
bron
M M+V M
Rock Island
Illionois
M M+V M M
AlliĂŤt
Julie
Arix
Jules
V 26.03.1906
M
Baert
Constant
V 23.12.1907 T 21.12.1907 V 07.05.1891
M M M
Baert
Jan
T 31.12.1906 V 08.04.1892
M M
Baert
Romanie
Bekaert
Camil
Bekaert Biebuyck
Van Raepenbusch Karei
V 01.11.1907 T 10.11.1894
26 j
V 1 1.07.1903
Duluth
Minnesota
M+V
25 j
T 29.07.1913 V 19.05.1906
Duluth
Minnesota
M M+V
20 j
T 29.07.1913 V 13.04.1907
Duluth
Minnesota
M M+V
Florent Gustaf
M M
T 27.06.1910 V 20.04.1893
M M
M M M M
T 16.11.1922 V 06.06.1913 T 16.03.1913 V 29.07.1910
Clarys Remi Clarys Remi
Boldens
Marie
Bouvry
Richard
22 j
V 18.03.1905
Kansas City
Missouri
M+ V
Bruneel
Adiel
3j
V 15.09.1906
St. Charles
Illinois
M+V
Bruneel
Adolf
Bruneel
Charles
Soenens Leonie
Bruneel
Eudalie
De Boever Camiel De Boever Camiel
Bruneel
Leonie
De Boever Camiel
Bruneel
M M
T 14.07.1903 V 05.06.1903 35 j
V 02.05.1906 T 2 0 . l l . 1898 V 01.04.1898 T 22.04.1897 V 11.03.1887
Detroit
Michigan
M+V M M M M M M M
V 16.03.1921 T 17.11.1920 V 23.02.1900 33 j
V 28.11.1908 T 20.10.1908 V .04.1899
Kansas City
Missouri
M+V M M
Maurits
18 m
V 15.09.1906
St. Charles
Illinois
M+V
Bruneel
Modest
18 m
V 04.10.1907
M
Claus
Jules
T 19.04.1910 V 08.07.1904 T 21.06.1904 V 21.01.1893 T 26.09.1887
M M M M M
? 9
Claus
?
Cleppe
Adolf
22 j
V 06.06.1907
St. Charles
Illinois
M+V
Cleppe
Jules
26 j
St. Charles
Illionois
23 j
V 26.02.1910 T 25.11.1907 V 30.09.1905
St. Charles
Illinois
M+V M M+V
Cleppe
Remi
20 j
V 06.06.1907
St. Charles
Illinois
M+V
Colpaert
Adhemar 5j
V 16.09.1909 T .08.1908
M M
5m
V 16.09.1909
M
27 j
V 23.08.1902
4m
V 16.09.1909 T .08.1908 V 23.08.1902
3j
V 16.09.1909 T .08.1908
22 j
V 28.07.1909
Kansas City
Missouri
M+V
3j
T 15.10.1912 V 25.04.1908
St. Clair Heights
Michigan
M M+V
Detroit
Michigan
Colpaert
Achiel
Colpaert
Charles
Colpaert
Georges
Colpaert
U vo)
Henri
Corteville
Hector
Coussens
Arsène
Coussens
Raes Romanie
August
M
T19.04.1910
(= 3 kinderen Jules Claus)
45 j
V 19.08.1903 T 14.07.1903 V 22.11.1895 T 03.11.1895 V 03.02.1888 T 17.11.1887 V 11.03.1887
Detroit
Detroit
Michigan
M+V
Michigan
M M M+V M M
M+V M M M M M M
o
Coussens
Edgar 8j
Coussens
Victor 44 j
Coussens
Adriana
De Blaere
François
T 15.10.1912 V 17.03.1906 T 08.01.1894 V 28.03.1890 T 3 1 .10.1888 V 11.03.1887
St. Clair Heights
Michigan
Mt. Clemens
Michigan
St. Clair Heights
Michigan
' M M+V M M+V M M M M M M+V
10j
T 15.10.1912 V 25.04.1908
6m
V 15.04.1909
M
T 15.12.1923 V 15.04.1909 T 03.02.1908 V 27.06.1905 T 15.01.1903 V 02.06.1900
M M M M+V M M
ZoĂŤ
De Blaere
T 15.10.1912 V 25.04.1908
Aernout Leonie 30 j
Moline
Illinois
De Blaere
Magdalena
3j
V 15.04.1909
M
De Blaere
Maurits
5j
V 15.04.1909
M
De Boever
Camiel
42 j
V 20.01.1921 T .10.1920 V 28.11.1908 T 20.10.1908 V .04.1899
M M M+V M M
4j
V 28.11.1908 T 20.10.1908
De Boever
Catherine
Bruneel Eudalie Bruneel Eudalie Bruneel Leonie
Kansas City
Missouri
Kansas City
Missouri
M+V M
De Boever
JosĂŠphine
8m
V 28.11.1908 T 20.10.1908
Kansas City
Missouri
M+V M
De Boever
Marie
3j
V 28.11.1908 T 20.10.1908
Kansas City
Missouri
M+V M
De Boever
Maurice
Hj
V 28.11.1908 T 20.10.1908 V .04.1899
Kansas City
Missouri
M+V M M
De Boever
Remy
9j
V 28.11.1908 T 20.10.1908 V .04.1899
Kansas City
Missouri
M+V M M
De Brabant
Constant
35 j
V 10.02.1906
Moline
Illinois
M+V
De Caigny
Charles
De Caigny
Leonard
De Caigny
Leonie
De Caigny
Marie
De Clercq
Marie
De Deyne
Victor
Giselinck Seraphine Giselinck Seraphine
Hurtekant Camil
Valcke Camil
25 j
T 17.11.1903 V 26.02.1898
M M
V 18.01.1907 T 31.06.1906 V 02.05.1893
M M M
V 26.02.1909 T 21.12.1908 V 15.03.1901 T 2 1 .12.1900 V 27.03.1895
M M M M M
T 31.01.1906 V 29.03.1895
M M
V 07.11.1908
M+V
V 18.12.1903
M
Defour
Defour
Jules
Ketels Emelie Ketels Emelie Ketels Emelie
29 j
V 25.01.1922 T 18.10.1921 V 23.09.1909
M M M
7m
V 25.01.1922 T 18.10.1921 V 23.09.1909
M M M
V 15.04.1909 T 29.09.1908 V 22.02.1907
M M M
Maurits
Defour
Victor
De Jaegere
Julie
De Jacghere
Karel
26 j
53 j
De Jonckheere
Edalie
De Keyzer
Alida
De Keyzer
Camiel
V 06.06.1903 T 09.10.1913 V 22.04.1910 T 03.01.1910 V 28.05.1904 T 12.12.1892 V 06.05.1892
Kansas City
Kansas City
Missouri
Missouri
M M M M+V M M M
V 18.12.1903
Verstaen Marie Elodie Verstaen Marie Elodie
M+V
5j
V 04.10.1907
La Salie
Illinois
M
V 04.10.1907 T 1904
La Salie
Illinois
35 j
M M
De Keyzer
Jules
23 m
V 04.10.1907
La Salie
Illinois
M
De Keyzer
Magdalena
11 m
V 04.10.1907
La Salie
Illinois
M
De Keyzere
Marie
37 j
T 15.10.1912 V 25.04.1908
St. Clair Heights
Michigan
M M+V
Coussens Victor Coussens Victor
De Lannoo
Libin
V 23.11.1905 T 24.08.1895
M M
De Lannoy
Livin
V 01.02.1907 T 23.11.1905 V 24.08.1895
M M M
Demets
Maurice
T 2 5 . l l . 1921 V 09.04.1909
M M
Demeulenaere
Achiel
De Meulenaere
Alois
24 j
22 j
4^) U
V 28.01.1906 T 2 9 . l l . 1905 V 26.01.1900 T 13.07.1911 V 21.03.1908
Detroit
Michigan
Chicago
Illinois
M+V M M M M+V M M
T 02.09.1910 V 22.04.1910
De Meulenaere
Henri
De Meulenaere
Jules
De Meulenaere
Lievin
De Meulenaere
Renilde
19 j
V 19.03.1904
Grosse Point
Michigan
M+V
De Pauw
Emma
20 j
V 09.03.1907
Omaha
Nebraska
M+V
De Pauw
Jules
20 j
T 16.05.1920 V 06.06.1903
St. Charles
Illinois
M+V M+V
De Pauw
Marie
16 j
V 19.03.1904 V 21.05.1910
Grosse Point Kansas City
Michigan Missouri
M M M
T 22.09.1908 V 01.02.1907 V 01.02.1906
?
Raes Camil
V 18.10.1907
M+V M+V
M
Depont
Achiel
Depont
Camil
Depont
Hector
Depont
Leonie
M
V 05.11.1909 18 j
V 13.03.1904
Kansas City
Missouri
M
V 12.05.1906 Van Eeckhoutte Jules Gotelaere Jan
M+V
28 j 27 j
T 10.01.1909 V 01.04.1907
Moline
Illinois
M M+V
30 j
V 13.04.1907
Superior
Wisconsin
M+V
Depont
Philomena
De Ruyck
Henri
V 01.11.1907
M
Deseranno
Remi
V 15.04.1909 T 29.09.1908 V 22.02.1907
M M M
Deseranno
RenĂŠ
V 15.04.1909
M
De Smet
EugĂŠnie
V 02.04.1909 T 16.01.1909 V 1890
M M M
Dethier
Pierre
V 17.04.1903
M
De Vlaminck
Achiel
De Vlaminck
Adolf
De Vlaminck
De Vlaminck
Segaert Charles
20 j
V 22.04.1903
Mankato
Minnesota
M+V
24 j
T 06.12.1908 V 31.08.1907
Kansas City
Missouri
M M+V
29 j
V 25.07.1923 T 11.10.1922 V 03.06.1905
Minnesota
M M M +V
A loi s
Edmond
T 04.01.1908 V 18.01.1907
Duluth
M M
24 j
V 07.06.1902
Mankato
Minnesota
M+V
De Vlaminck
Ivo
De Vlaminck
Jules
De Vlaminck
Victorine
De Vos
Cyriel
Dewitte
Adhemar
V 24.02.1905
M
Dewitte
Julien
V 10.03.1910
M
Dewitte
Maurits
6j
V 04.1 1.1910
M
Dewitte
Silvère
5j
V 04.11.1910
M
D'Hulster
Marie
34 j
V 06.10.1904
Duyck
Emiel
Duyck
Frederik
Saintobin Gustaf
28 j
Reygaert Alphons
V 25.04.1907
M
V 30.08.1907 T 30.06.1907 V 07.05.1891
M M M
V 05.03.1910
Michigan
La Salle
Detroit
Illinois
33 j
T 25.11.1907 V 09.09.1905
M+V M M M M M
V 05.12.1902 T 26.04.1902 V 18.01.1895 T 10.09.1893 V .03.1888 Vande Wyngaerde Sidonie
M+V
Detroit
Michigan
M M+V
V 22.05.1906
M
T 17.11.1903 V 26.02.1898
M M
Gaerewijn
Ciriel
Giselinck
Seraphine
Gotelaere
Alida
2j
V 13.04.1907
Superior
Wisconsin
M+V
Gotelaere
Georges
11 m
V 13.04.1907
Superior
Wisconsin
M+V
De Caigny Charles De Caigny Charles
V 15.03.1901 T 21.12.1900 V 02.04.1897
M M M
V 12.05.1906
M
Cyriel
V 15.04.1909
M
Grymonprez
Ernest
V 15.04.1909
M
Hurtekant
Camil
De Caigny Leonie
V 26.02.1909 T 2 1 .12.1908 V 15.03.1901 T 2 1 .12.1900 V 27.03.1895
M M M M M
Hurtekant
?
(= kind Hurtekant Camil)
V 26.02.1909 T 21.12.1908 V 15.03.1901 T 21.12.1900
M M M M
Jodts
Charles
Gotelaere
Hector
Gotelaere
Jan
Grymonprez
Depont Philomena
Vande Cappelle Julie
Ketels
Emelie
Defour Jules Defour Jules Defour Jules
55 j
24 j
T 2 3 . l l . 1919 V 16.07.1904 T 22.01.1904 V 01.04.1892
St. Charles
Illinois
M M+V M M
V 25.01.1922 T 18.10.1921 V 23.09.1909
M M M
Ketels
Romanie
T
08.1908
M
Laethem
Alida
V 04.10.1907
M
Laethem
Sidonie
Laethem
Victor
Leenknecht
Charles
Leenknecht
Gustaf
Leenknecht
?
Levoie
Leenknecht Leenknecht Leenknecht Leenknecht Leenknecht
Charles Charles Charles Charles Charles
V 25.08.1914 T 14.07.1914 V 13.01.1905 T 20.04.1904 V 14.09.1900
M M M M M
V 15.11.1915 T 24.09.1913 V 04.10.1907 T 22.09.1891 V 13.03.1891
M M M M M
V 13.01.1905 T 20.04.1904 V 14.09.1900
M M M
V 18.09.1908 T 18.08.1908 V 20.03.1891
M M M
(kinderen van Charles)
T 20.04.1904
M
Blanche
Mestdagh Leo
V 31.08.1907
Linclau
Camiel
Vandendriessche Marie Vandendriessche Marie
T 20.0L I922 V 24.08.1910
Linclau
Henri
V 02.05.1906
Lust
Achiel
T 27.09.1911 V 16.04.1909
M M
Lust
Leonie
V 07.11.1908
M +V
Lust
Rudolf
V 02.05.1907
M
Laethem Sidonie Laethem Sidonie Laethem Sidonie
Argentine
Kansas
M+V M M
Rock Island
Illinois
V
Maes
J an
70 j
V 11.04.1903 V (ca 1881)
Green Bay
Wisconsin
V V
Mestdagh
Adolf
29 j
V 28.01.1906 T 03.01.1900 V 17.02.1899
Kansas City
Missouri
M+V M M
Mestdagh
Arthur
22 j
V 25.04.1903
West Superior
Wisconsin
M+V
Mestdagh
Camil
38 j 33 j 33 j
V T V V
St. Louis St. Louis
Missouri Missouri
M M M+V M+V
Steyaert Maria
29.01.1909 12.12.1908 13.03.1904 13.03.1904
Mestdagh
Camile
4j
V 31.08.1907
Argentine
Kansas
M +V
Mestdagh
Julien
2j
V 31.08.1907
Argentine
Kansas
M +V
Mestdagh
Leon
32 j
V 20.10.1906
Kansas City
Missouri
M +V
Mestdagh
Victor
10 m
V 31.08.1907
Argentine
Kansas
M+V
Mestdagh
Zoë
3j
V 31.08.1907 T 2 1 . l l . 1911
Argentine
Kansas
M+V M
Mestdagh
Zoë
27 j
V 28.01.1906
Kansas City
Missouri
M +V
Naert
Medard
20 j
T V T V
Oosterlinck Julia
Naert
Pélagie
Plovie Frans Plovie Frans
18.05.1924 09.05.1913 16.03.1913 17.03.1906
T 27.06.1910 V (ca. 1898)
M M Mt. Clemens
Michigan
M+V M M
Pharaïlde
Naert
Romanie
Naessens
Constant
Naessens
Pieter
T 21.12.1907 V 13.04.1906
Naessens
Rosalie
T 26.04.1910
Naessens
Victor
T 26.04.1910
Naessens
?
Oosterlinck
Hector
Oosterlinck
Paulidor
Vandenbulcke Sylvie Vandenbulcke Sylvie Vandenbulcke Sylvie
Michigan
Detroit
Michigan
Duluth
Minnesota
Chicago
Illinois
T 29.12.1911 V 15.04.1909 V 29.07.1910 T 27.06.1910 V (ca. 1898)
V 05.08.1910 T 14.06.1910 27 j
T 01.12.1907 V 07.04.1906
31 j
V 22.07.1910
28 j
T 20.12.1909 V 13.04.1907
Oosterlinck
Petrus
12 j
V 22.07.1910
Piccu
Henri
36 j
V 15.04.1905
Pieters
Karel
Plovie
Frans
Naert Pélagie Naert Pélagie Naert Pélagie
Grosse Point
V 05.08.1910 T 14.06.1910 V 10.10.1890
(= kind Constant Naessens)
Van Iseghem Cyriel
V 19.03.1904
2 2 < 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 222
Mary Ludovica
25 j
222
Oosterlinck
V 31.01.1908 T 21.12.1907 V 29.03.1905
2 222
Naert
on o
Plovie
Martha
V 05.05.1911 T 27.06.1910 V (ca. 1898)
M M M
Plovie
RenĂŠ
T 22.07.1914 V 08.03.1912 T 27.06.1910 V (ca. 1898)
M M M M
Raes
Camil
38 j
V 09.03.1907
Raes
Cyriel
3j
V 18.10.1907
M
Raes
Magdalena
1J
V 18.10.1907
M
Raes
Remi
2j
V 18.10.1907
M
Raes
Romanie
20 j
V 16.09.1909 V 23.08.1902
Regelbrugghe
Constant
Reygaert
Adolf
Colpaert Charles
Naert Marie 28 j
Reygaert
Alphons
Reygaert
Camile
Reyagert
Henri
D'Hulster Marie
Omaha
Detroit
Nebraska
Michigan
M+V
M M+V
V 18.12.1903
M
V 21.09.1923 T 05.04.1904 V 14.03.1903
M M M+V
Grosse Point
Michigan
33 j
V 06.10.1904 T 26.10.1897 V .01.1896 T 29.01.1894 V 16.12.1891
La Salie
Illinois
M+V M M M M
10j
V 06.10.1904
La Salie
Illinois
M +V
T 0 5 .12.1910 V 28.05.1909
M M
Missouri
M+V M M
Leontine
Segaert
Augusta
Soenens
Leonie
Steyaert
August
V 15.04.1909
M
Steyaert
Camiel
V 18.03.1909
M
Steyaert
Maria
V 29.01.1909
M
Tuytens
Charles
Tuytens
Henri
Valcke
Achiel
Valcke
Camil
Valcke
17 j
V 18.05.1901 T 15.08.1896 V 07.05.1891
Kansas City
Saintobin
M
V 02.04.1909 Bruneel Charles
30 j
Mestdagh Camil 25 j
V 15.09.1906
V 05.02.1910
St. Charles
Paye
Illinois
Washington
M+V
M+V M
V 22.01.1909 35 j
V 25.03.1905
Conesus
New York
M+V
27 j
V 07.03.1908
Wyoming
New York
M+V
Docile
19 j
V 01.04.1907
Moline
Illinois
M+V
Van Becelaere
Camil
28 j
V 17.03.1906
Kansas City
Missouri
M +V
Van Becelaere
Helena
19 j
V 15.08.1903
La Salie
Illinois
M+V
Van Becelaere
Maria Irma
6j
V 26.03.1909
Van Becelaere
Modest
21 j
V 28.03.1902
Van Becelaere
Nathalie
V 20.09.1907
M
Van Becelaere
Rosalie
V 26.03.1909
M
Vande Capelle
Camil
De Clercq Marie
Van den Bulcke August
25 j
T 08.01.1908 V 18.03.1905
M Cottage Grove
St. Charles
Michigan
Illinois
M+V
M M+V
18 j
V 30.05.1905
St. Charles
Illinois
M+V
55 j
V 16.07.1904 T 22.01.1904 V 18.11.1892
St. Charles
Illinois
M+V M M
Sidonie
22 j
V 30.05.1905
St. Charles
Illinois
M +V
Vande Caveye
Victor
29 j
V 19.04.1902
Grosse Point
Michigan
M +V
Vandeghinste
Paul
Vande Moortele
Achiel
Vanden Berghe
Achiel
Van Den Berghe
Helene
23 j
V 23.04.1904
Duluth
Minnesota
M +V
Van Den Berghe
Maria
25 j
V 23.04.1904 T 15.08.1896 V 10.08.1895
Duluth
Minnesota
M +V M M
Vanden Berghe
Maria Silvie
Van Den Berghe
Oscar
Vande Cappelle
Irma
Vande Cappelle
Julie
Vande Cappelle
Jodts Charles
22 j
August
Vanden Bulcke
RenĂŠ
V 28.03.1902
Cottage Grove
Michigan
Coussens Maria Coussens Maria Coussens Maria
Van Becelaere Helena
28 j
M+V M
V 22.02.1906
22 j Van Den Bulcke
M
V 25.05.1905
V 22.02.1906
M
V 21.06.1922 T 13.08.1921 V 26.02.1914 T 29.12.1913 V 23.04.1904
M M M M M+V
Duluth
Minnesota
V 22.03.1902 T 10.02.1902 V 09.12.1898
La Salie
Illinois
M +V M M
V 26.03.1910
Kansas City
Missouri
M +V
Vanden Bulcke
Sylvie
Vandendriessche
Benoni
Naessens Constant Naessens Constant Naessens Constant
22 j Vandendriessche
Marie
Vande Vyvere
Irma
Vandevyvere
Julie
Vandewaetere
August
Vande Walle
Hector
Vande Wijngaerde
Camil
Vande Wyngaerde
Van Hee
l.inclau Camiel Linclau Camiel
De Witte Remi
24 j
August
Van Houtte
FĂŠlix
Vermeersch Marie
V 15.04.1909 T 29.09.1908 V 31.08.1907
M M M+V
Cottage Grove
Michigan
T 20.01.1922 V 24.08.1910
M M
T 28.04.1908 V 02.! 1.1906
M M
V 0 4 . l l . 1910
M
T 18.08.1908 V 27.02.1891
M M Michigan
M+V
Detroit
Michigan
M M M+V
La Salie
Illinois
Detroit
Michigan
V M M+V
T 24.06.1921 V 30.05.1905
St. Charles
Illinois
M M+V
20 j
V 10.05.1902
Detroit
Michigan
M+V
40 j
V 18.05.1901 T 29.12.1900 V 04.05.1894
Rock Island
Illinois
M+V M M
V 27.04.1907
24 j
V 21.05.1909 T 25.11.1907 V 27.05.1905
22 j
V 18.12.1909 T 09.12.1906 V 07.04.1906
50 j
Barbara
Van Houtte
M M M
27 j
Alors
Vande Cappelle Charles
V 05.08.1910 T 14.06.1910 V 13.03.1891
Mount Clemens
Van Iseghem
Jerome
2j
V 22.07.1910
Van Laecken
Camil
22 j Achiel
Van Maele
Camil
Van Maele Van Maele Van Maele
Rock Island
Illinois
V 02.04.1909 26 j
V 26.02.1910
St. Charles
Illinois
47 j
T 06.06.1905 V 18.03.1905
St. Charles
Illinois
T 10.07.1920 V 25.06.1910
Duluth
Minnesota
Kansas City
Missouri
Ivo Remi
T 24.05.1922 V 30.06.1910 T 26.04.1910 V 05.05.1893
Victor
Pieters Marie Van Raepenbusch
Camiel
16 j
V 01.11.1907
Van Raepenbusch
Emelie
9j
V 01.11.1907
Van Raepenbusch
Karei
50 j
V 01.11.1907 T 12.08.1902 V 08.03.1902 T 10.11.1894 V (ca. 1884)
Alliët Julie Alliët Julie Alliët Julie
2222
Van Maele
V 05.03.1914 T 02.01.1911 V 04.03.1905
2
Arnout Marie
New York
2
Félix
Williamson
2
Van Laecken
V 16.03.1920 T 23.06.1914 V 27.03.1910
222
V 22.07.1910
2
3j
22
Flavie
22
Van Iseghem
222
V 22.07.1910
Cyriel
22222
Oosterlinck Mary Ludovica 34 j
Van Iseghem
Verbeke
Camil 25 j
V 14.02.1922 T 20.01.1922 V 01.05.1907
Moline
Illinois
M M M+V
Verfaillie
Guillielmus
Vergote
Sophie
Vertinde
Elodie
Vertinde
Jules
18 j
V 04.12.1909
Vertinde
Julia
7m
V 30.10.1908
Vermeersch
Marie
Van Houtte FĂŠlix
30 j
V 18.05.1901
Vermeersch
?
(kind Vande Vyvere Irma)
U
T 28.04.1908
Verstaen
Marie Elodie
De Keyzer Camil
31 j
V 04.10.1907
Verstraete
Constant
V 20.05.1910
M
Verstraete
Jan
V 16.03.1920 T 04.12.1919 V 11.06.1909
M M M
Vervaecke
Josef
V 09.07.1923 T 0 9 . l l . 1921 V 16.03.1907
M M M+V
Vanden Berghe Josef (t)
Oosterlinek Pelagie Oosterlinck Pelagie Oosterlinck Pelagie
35 j
T 17.11.1903 V 1902
M M
V 22.02.1906
M
V 30.10.1908
M Detroit
Michigan
M+V M
Rock Island
Illinois
M+V M
La Salie
Detroit
Illinois
Michigan
M
Vroman
Henri
T 13.07.191 1 V 15.04.1909
M M
Vroman
Remi
T 25.02.191 1 V 15.04.1909
M M
en ON
Werbrouck Werbrouck
45 j
T 15.06.1909 V 01.04.1907
Moline
Illinois
M M+V
15 j
T 08.04.1908 V 01.04.1907
Moline
Illinois
M M+V
Henri Jules
T 01.02.1920 V 08.08.1902 T 15.07.1902 V 18.03.1892
M M M M
Vande Wijngaerde Camil
V 21.05.1909
M
?
De Caigny Marie
T 31.01.1906
M
?
?
(kinderen De Caigny Marie)
T 31.01.1906
M
?
?
Claus Jules
T 19.04.1910
M
Ysebaert
Alphons
?
?
?
De uitgestelde wraak van het hoevespook Het volgende verhaal heb ik niet uitgevonden. Ik heb het als kind horen vertellen door mijn grootvader (Pittem 1859-Ardooie 1943). Hij had het verhaal meegekregen van zijn eigen grootvader, die indertijd als jongeman van twintig getuige was geweest van deze angstaanjagende gebeurtenis. Ik schat dat dit alles gebeurd is rond het jaar 1820 ten tijde van de Hollanders. De hofstede, die hierna met naam en toenaam wordt genoemd, bestaat heden ten dage nog op Meulebeeks grondgebied. Ik zal nochtans de juiste ligging niet verklappen ten einde de huidige bewoners niet nodeloos ongerust te maken voor iets, dat rond het jaar 2.800 zal gebeuren. Mijn grootvader kon zeer goed vertellen met een overvloed aan details en met woorden en gezegden, die heden ten dage uit het taalgebruik zijn ver dwenen. Ik tracht zijn manier van vertellen zo goed mogelijk over te nemen. Wellicht heb ik hier en daar een steek laten vallen of een en ander bijge kleurd. De grote lijnen en de algemene strekking van het verhaal, worden evenwel waarheidsgetrouw meegedeeld. Grootvader geloofde rotsvast in God en al zijn heiligen. Hij was uiterma te gehecht aan zijn parochiekerk en sprak met bezieling over de preek en de Latijnse gezangen tijdens de hoogmis op zon- en feestdagen. Hij erken de de kracht van wijwater, palmtakjes en zegeningen, die in zijn tijd zeer belangrijk waren in het dagelijkse leven. Maar hij geloofde haast even sterk in de macht van de kwade geesten, die overal en voortdurend aan wezig waren onder de vorm van kludden, weervulven, koornventjes, maren, kallen en toverkwenen. Om de macht van deze kwade geesten over mensen, dieren en dingen aan te tonen, vertelde hij het verhaal van de betoverde hofstede. Op de hofstede Goed ter Lucht gebeurden vele jaren geleden almeteens allerlei rare dingen. Het stro en de pannen ruttelden op de daken bij wind stilte, de koeien liepen hele dagen als verstierd te beurelen in de weiden en gaven bijna geen melk meer. De paarden snokten zich los uit hun brei dels en harnassen en sloegen op de vlucht. De assen van de karren en wagens braken op een onverklaarbare wijze. Het gras “verschoeperde” in de weiden. Er kwamen geen knoppen en geen aren in het koren, dat wild uitgroeide als maaigras. Het vlas, de trots van de boer, groeide slechts twee vuisten hoog en moest ingereden worden. Dat was de grootste schan de, die een boer kon beleven. Het werd met de dag erger : de honden snauwden en beten naar het eigen volk ; grote rosse ratten aten de varkens hun troggen leeg en beten de kat 57
ten dood ; het brood rees niet meer in de oven ; de meiden draaiden tever geefs uren aan een stuk aan de boterkarn zonder dat er een spierelke boter kwam bovendrijven. Ze hadden nu alleen nog smout, varkenspatatten en platte ovenkoeken om te eten. Het Goed ter Lucht was nochtans een groot en schoon hof van wel negen tig gemete, een der grootste en schoonste van de streek. De boer was graag gezien en werkte steeds slag om slinger naast zijn volk. De boerin ging ‘s avonds in de kortwoonsten, waar er armoe was, met een zijde spek of met kleren. De kinderen waren naarstig en vlijtig. Het hof en zijn bewoners hadden dit onheil zeker niet verdiend. Hoe dan ook, de kwade hand rustte op het Goed ter Lucht en wel op heel de doening, met huis en erf, velden en weiden. Men was al naar Halle op beevaart geweest, te voet weg en weer met wel twintig man, de boer en de boerin op kop. Maar het hielp niet. De pastoor en zijn deken met een kanunnik van het bisdom waren al komen belezen, maar er kwam geen verandering. Ten einde raad ging men naar de paters van een vermaard klooster, waar van gezegd werd dat zij alles konden bezweren door hun boete en verster ving. Pater overste liet drie van zijn beste paters naar de betoverde hofste de vertrekken. Uit grootvaders verhaal vat ik hier samen, om niet te langdradig te wor den. Dat deze stoere mannen Gods, in hun donkere pijen met hun gordels, paternosters en kruisbeelden, bij het hazegrauwen uit het klooster ver trokken. Dat zij onderweg niet mochten eten of drinken. Dat zij voortdu rend moesten bidden en te voet gaan zonder te stoppen of om te kijken. Voorwaar een zware opgave ! Rond den elven komen zij toe op het Goed ter Lucht. Zij doen al biddend een ommegang rond huis en erf, gevolgd door de boer en zijn volk. En dan gaan zij aan het werk. Zeer eigenaardig werk voor paters. Met gebaren want zij mogen niet spreken om hun bezweringskracht niet te verliezen vragen zij om spaden. Zodra zij die hebben, beginnen zij te graven en te delven in het midden van de hofplaats. Het is op een brandend hete zomerdag. De paters zwoegen en zweten lijk paarden. Zij mogen echter niet eten of drinken en zeker hun zware pijen niet afleggen. Er mag hen ook niemand helpen. Anders verliezen zij weer om al hun macht over het onheil, dat zij moeten bestrijden. Van overal komt er volk kijken naar wat daar gebeurt. De paters hebben in de aarde een ronde getrokken, die de mensen niet mogen overschrijden. Ze graven en delven de noenestond door en nog een half getij daarna. Ze zitten al wel tien voet diep, wanneer ze hun alaam naar boven gooien. Gedaan met graven en delven. Wat gaat er nu gebeuren ? 58
De grootste en sterkste pater komt uit de put en gaat aan de kant staan. Hij reikt naar beneden om uit de handen van de twee andere paters een mon sterachtig groot beest met lang haar en bokkepoten naar boven te slepen. Grootvader heeft nooit duidelijk gezegd of hier de duivel zelf of een van zijn trawanten, zoals de weerwuif, werd opgegraven. Het was wel een levend wezen en dus geen kreng van een of ander hoevedier. Grootvader zei dat het met zijn ogen lag te draaien en dat zijn tong uit zijn muil weg en weer zwierde. Het was echter weerloos overgeleverd aan de macht van de drie paters, als zij het maar niet loslieten. Grootvader vertelde dan in geuren en kleuren welke huiver en ontzetting er door de toeschouwers voer toen zij dat monster zagen ; hoe luid en hoe veel er werd geschreeuwd en gebeden ; dat zij die in staat van doodzonde verkeerden plots kavezwart zagen, op hun knieën vielen en aan de paters luidop hun zonden beleden. Zij kregen seffens vergiffenis en hun vel kreeg zijn normaal kleur terug. Er gebeurden nog andere mirakels overal op de boerderij aan zieke beesten en aan mensen, te veel en te lang om hier op te noemen. Ik heb nog goed onthouden dat het hoeveklokje vanzelf begon te luiden om het einde van de betovering aan te duiden. Nu zal je wellicht denken dat de paters hun werk gaan voltooien door het monsterachtig spook, dat de hofstede betoverd had, levend te verbranden, zoals dit in vroegere tijden gebeurde met heksen en weerwuiven. Neen, zo ging het niet. Want de kous is nog niet af. Het vervolg van het verhaal is zeer eigenaardig en huiveringwekkend. De drie paters nemen het monster op hun nek en schouders en gaan moei zaam en traag vooruit over de hofplaats, onder de poort en langs de karreslag. Zeer traag gaan ze vooruit, afziend en dikke druppels zwetend onder de last van het vreselijk zware beest. Waar de karreslag ophoudt, komen zij op een wegeling die doodloopt in de velden. Nu moeten zij “te stikkewaarts op”, over beken en grachten, door de minnegaten van de weiden en door elshagen. Ze vechten immers tegen de tijd. Want zij moeten volgens het verhaal, vóór zonsondergang, de uiterste grens van het verst afgelegen stuk grond van de hofstede bereiken. Dat is absoluut noodzakelijk ten einde het mon ster zover te brengen als maar mogelijk is, zoals uit het slot van het ver haal zal blijken. Zij mogen bovendien met het beest niet op de grond van andere boerde rijen komen omdat die op hun beurt zouden betoverd worden. Zij moeten dus “overal en deural” gaan, dat wil zeggen door heg en steg om de kort ste weg te vinden altijd over het eigen erf van de boerderij. Na een uren lange kruisweg bereiken onze moedige mannen hun einddoel. Het is meer dan tijd. Het beest is almaar zwaarder geworden sedert zij van de hoeve 59
vertrokken zijn. Zo zijn zij gedwongen om steeds maar trager te stappen. Het zetten van de laatste stap duurt wel vijf minuten. De heilige kracht van de paters is nu bijna uitgewerkt. Zij kunnen het beest niet langer meer vasthouden. De boer en zijn volk, die de kruisweg hebben meegedaan met spaden en houwelen in hun handen, gaan uit alle macht aan het graven. Op korte tijd gaapt er een diepe put op de rand van de akker, die sedertdien de Kwakouter wordt geheten. Eindelijk kunnen de paters hun vreselijke last naar beneden gooien. Van alle kanten ruifelt men in de opgedolven aarde en kletst men ze terug in de put boven op het spookachtig beest. Vóór de zon volledig ondergaat, is de put weer helemaal gevuld en nog eens goed aangestampt. Nog nooit werd een graf zo snel gedolven en weer toege daan. Is dit het einde van het verhaal ? Ja en neen. De kwaadaardige verschijnselen op het Goed ter Lucht zijn bij toverslag verdwenen. Sedert meer dan honderdzeventig jaar is er op deze hoeve niets eigenaardigs meer gebeurd. Maar ... en dit is nu de venijnige staart van het verhaal : het begraven mon ster, dat niet dood is, kruipt onder de grond ieder jaar de lengte van een mannenstap terug in de richting van de hofstede en wel tot op de plaats, waar het eerst werd opgegraven. Eenmaal daar aanbeland, zal zijn wraak verschrikkelijk zijn. De hofstede wordt dan meteen volledig verwoest en al het bijhorend land onvruchtbaar gemaakt. Rekening houdend met de reeds afgelegde afstand vanaf de Kwakouter sedert het jaar 1820, schat ik dat deze vreselijke gebeurtenis binnen onge veer achthonderd jaar zal plaats hebben. Dat is wel een zeer lang uitgestelde wraak ! Frans DEMEYER
Adressen van de auteurs : liiez Démarrez en Francine Peters, C. Buyssestraat 34, 9810 Eke Frans Demeyer, Van Maerlantlaan 20, 8800 Roeselare 60
Rouwdienst DHONDT
A LG E M E N E ELECTRICITEIT
Debusschere E.&L. 9 Bruggestraat 43 - 8700 TIELT Tel. (051) 40 07 15 Fax (051)40 73 37 GSM (075) 32 77 08
Stationstraat 103 8700 TIELT Tel. (051)40 02 27
Privaat- en industriële installaties Laagspanningsinstallaties Winkelverlichting Studie - Advies - Uitvoering
Bank & Verzekering
GRSELW EST ELECTRA BEL<? MENS.
MILIEU
EN E N E R G I E
Kortrijksestraat 86 - 8700 TIELT Tel. (051) 42 31 11
DE ROEDE VAN TIELT
Driemaandelijks heemkundig tijdschrift 30ste jaargang, nr 3-4 - september-december 1999 Afgiftekantoor 8700 Tielt
AUTOCARS-REISBUREAU
®I ME\3LüïM Kasteelstraat 149 8700 TIELT Tel. (051) 40 18 23 Fax (051)40 51 93
8700 Tielt Tel. (051) 40 1 1 76
iiÉ p y ïïë ti dranke N
DE MEIBLOEM een onderneming die reeds 64 jaar lang met troeven als VEILIGHEID - KOMFORT - KLASSE U een héél aparte belevenis bezorgt !
VERNIEUWEN EN HERSTELLEN VAN ZETELS, SALONS, STOELEN EN ZITBANKEN
Oude Stationstraat 142 8700 Tielt (aan het station) Tel. (051) 40 64 35
^ IR G E N T K uw appeltje voor de dorst
STEEDS DE BETERE VOORWAARDEN Kris Tanghe Kantoorhouder
BOUCKAERT D AN IEL Félix D'hoopstraat 33 8700 TIELT Tel. (051)40 42 30
leperstraat 8 8700 Tielt Tel. (051)40 39 53 Fax (051)40 56 79
DE ROEDE VAN TIELT
Heemkundige Kring voor de gemeenten van de vroegere Roede van Tielt, d.i. Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt. Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem, Zwevezele. Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde. Voorzitter : P. Vandepitte, Driesstraat 7-9. Tielt - (051 ) 40 17 00 Ondervoorzitter : P. Callens, Waterstraat 18, Pittem - (051) 46 71 90 Sekretaris-penningmeester en verantw. uitgever :
Ph. De Gryse, Stoktmolenstraat 32/3, Tielt - (051) 40 18 38
Redactie : V. Baert, J. Billiet, Ph. De Gryse, W. Devoldere, Fr. Hollevoet, R. Ostyn. P. Vandepitte Lidmaatschapsbijdrage : 700 frâ&#x20AC;&#x17E; te betalen op rekening 000-0398411-32 van De Roede van Tielt, Stoktmolenstraat 32/3, Tielt Verschijnt viermaal per jaar. - Wettelijk Depot : BD 25413 Er worden geen losse nummers verkocht. Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in "De Roede van Tielt" mogen slechts overgeno men worden met toestemming van de redactie. Kaft : detail van de kaart van het graafschap Vlaanderen door Robert de Vaugondy, zoon, 1762. INHOUD VAN DEZE AFLEVERING (30ste jg.. nr 3-4, sept.-dec. 1999) blz 62-64 Ph. De Gryse, In memoriam Peter Struyve P. Huys, De herbergentelling van 1683 in enkele parochies van de blz. 65-83 roede van Tielt blz. 84-89 J. Buyck. De herbergentelling van 1807 in Tielt blz. 90-95 G. Lams & J. Fraeyman, Wingene en Guido Gezelle blz. 96-99 G. Lams, Een onbekend gedicht van Gezelle M. Neirynck, Herinneringen aan 1914-1918. Het Duits militair blz. 100-103 vliegveld in Tielt L. Ceyssens, Georges Robberecht (1875-1904) of pater Florentius blz. 104-127 Robberecht, missionaris en martelaar in China bvba Drukkerij Desmet-Dhondt. Wakken
IN MEMORIAM PETER STRUYVE (Tielt 5 oktober 1965 - Roeselare 5 december 1999)
Peter Struyve was Meulebekenaar, maar woonde sinds enkele jaren in Tielt. Hij was gehuwd met Christel Demeulemeester. Hij was licentiaat geschiedenis. Sedert 1989 was hij lid van het Bestuur van ‘De Roede van Tielt’. Hij was ook lid van de Raad van Bestuur van de openbare biblio theek in Tielt. Sedert maart 1991 werkte hij in de openbare bibliotheek van Deinze. Hij was er o.m. medeverantwoordelijk voor een geautomatiseerde lokale databank en voor de cd-afdeling niet klassieke muziek (in 1993 schreef hij in het kader van z’n studie aan de bibliotheekschool een scrip tie over het samenstellen van een collectie popmuziek). Hij was er ook de cdrom-deskundige. Na zijn bibliografie volgt hier de tekst van de toespraak die de secretaris van de Kring hield op de uitvaart op 11 december 1999. 62
Bibliografie : * Een micro-demografisch onderzoek met betrekking tot Markegem tij dens de achttiende eeuw. Bijdrage tot de studie van de demografische ontwikkeling in de kasselrij Kortrijk. Onuitgegeven seminariewerk (2e kandidatuur Moderne Geschiedenis), KUL Campus Kortrijk, 1984-1985, 93 blz. * Differentiële sterfte in de 18e eeuw, casus Meulebeke (1740-1796). Licentiaatsverhandeling, KU Leuven, 1988, 148 blz. * Tussen traditie en vernieuwing : Meulebeekse vroedvrouwen in de 18e eeuw. De Roede van Tielt, jg 22, nr 2, juni 1991, blz. 106-140, ill. * Stageverslag. Heemkundige bibliotheek ‘De Roede van Tielt’, van 3 tot 28 februari 1992. Bij de auteur, Tielt, 1992, 18 blz. + (14 blz.) bijlagen (Graduaat Bibliotheekwezen en Documentaire Informatiekunde, Gent) * (Samen met Kurt Ravyts) Het Tieltse 1940-1945. Bedreigd, bezet, bevrijd. Heemkundige Kring 'De Roede van Tielt', Tielt, 1995, 473 blz., ill. * Van hoelahoep tot industrieel profiel : de geschiedenis van Injextru Plastics (1947-1997) in het licht van 70 jaar kunststofverwerkende industrie in Tielt en Pittem. De Roede van Tielt, jg 28, nr 3, sept. 1997, blz. 2-124, ill. * 1924 : Vlaams-nationalisten, Vlaamse oud-strijders en Christen Werkers verenigd rond de amnestiegedachte : een momentopname uit de geschiedenis van het Tieltse Vlaams-nationalisme. De Roede van Tielt, jg 29, nr 1, maart 1998, blz. 30-60, ill. [Een eerste versie van deze studie werd in 1997 ingestuurd voor de ‘Lranz Thiersprijs’ en werd er bekroond met een aanmoedigingsprijs. Lijkrede : Het is herfst en regentijd. Maar niet alleen het weer is de jongste dagen troosteloos grijs, druilerig en kil. Ook onze harten en ons gemoed zijn vol pijn en verdriet. We worden er koud van en vinden geen woorden. We stellen wel vragen, maar daarop krijgen we geen antwoorden. We zijn radeloos en vol ongeloof. Valt de hemel ons op het hoofd of is het de grond die onder onze voeten wegzakt ? Hoe bestaat het dat in amper veertien dagen tijd een jong leven, een mooie toekomst, een mens met een hart, een mens van wie z’n echtgenote en z’n verwanten hielden, onaangekondigd en genadeloos wordt weggerukt, weggemaaid, weggekankerd ? 63
Peter heeft veel kansen gegrepen en veel opdrachten tot een goed einde gebracht. In zijn persoonlijk leven, in zijn beroepsleven, in zijn vrijetijds besteding. Het was alsof hij in alles de volmaaktheid nastreefde. Hij heeft z'n talenten niet begraven, maar ze ruim vruchten laten voortbrengen. De te weinige jaren die hem gegund werden, heeft hij ook voor een flink stuk voor de gemeenschap gebruikt. Voor de heemkundige kring, voor de open bare bibliotheek van Tielt, voor Amnesty International schrijfgroep Meulebeke. In het leven van onze vereniging deden we nooit tevergeefs een beroep op z’n inzet. Peter was een voorbeeld van bijna Britse flegma, van rust en kalmte, van nuchterheid en nauwgezetheid. Stress scheen op hem geen vat te hebben. Enige zelfspot was hem niet vreemd. Hij was te bedeesd, maar vooral te bescheiden om vaak op de voorgrond te treden of op vergaderingen het hoge woord te voeren, maar zijn tussenkomsten getuigden altijd van redelijkheid en weloverwogen bezinning over het probleem. Hij oordeelde juist. Hij sprak niet zoveel, maar hij stelde indringende vragen. Hij ge tuigde altijd van leergierigheid en openheid. Ook in zijn wetenschappelijk werk vormden al deze eigenschappen de motor van zijn streng objectieve benadering van het onderwerp. Over een aantal plaatselijke aangelegenheden zal hij de geschiedenis ingaan als de' geschiedschrijver. Een paar belangrijke studies stonden nog op stapel en hij had zich bereid verklaard mee te werken aan enkele andere. Maar hij hield niet alleen van de waarheid, hij hield ook van echtheid. Hij genoot van de natuur, van ontdekkingstochten en reizen met de fiets, van z'n kat, van de gewone dingen van het leven. Schone schijn, zinloze gebruiken en lege tradities waren niet aan hem besteed. Handenarbeid was hem niet te min. Christel, in deze bijzonder zware beproeving kan je rekenen op onze vriendschap en op onze steun. Peter, je had onze waardering, omdat je die verdiende. Dank je : je hebt ons verrijkt. Je mocht er zijn, maar je bent er niet meer. Vandaag niet meer, morgen niet meer, volgend jaar niet meer. Tenzij, voor ons, als een zachte goede herinnering in onze harten. Samen met ons zullen velen jou missen. Philippe DE GRYSE
64
DE HERBERGENTELLING VAN 1683 IN ENKELE PAROCHIES VAN DE ROEDE VAN TIELT De algemene herbergentellingen uit de achttiende eeuw, resp. van 1719 ( 1), van 1779 (2) en van 1793 (3) zijn vrij goed bekend. Ze zijn een uiting van de bezorgdheid van de overheid over een verontrustende toeneming van het aantal herbergen en dus van het drankverbruik of - juister uitge drukt - van het drankmisbruik in onze gewesten. Maar ook reeds in de (late) zeventiende eeuw leefde bij de overheid die zelfde bezorgdheid. Dit blijkt uit een algemene herbergentelling in 1683, waarvan de resultaten (gedeeltelijk) bewaard gebleven zijn in het archief van de Raad van Vlaanderen in het Rijksarchief te Gent (4). Net zoals in 1719 en 1779 maakte de overheid zich ook al in 1683 zorgen over een (onverantwoord geachte) uitbreiding van het aantal herbergen. In de preliminaire beschouwingen van hun Reglement van 18 maart 1683 (zie afb.), schrijven de president en raadslieden van de Raad van Vlaanderen, dat “men daghelijcx siet aennemen ende vermenighvuldighen de contraventien (= overtredingen) jeghens Syne Majesteyts Placcaeten (...), verbiedende op uyt-kanten Herberghen ofte Tavernen te houden, deselve op Sondaghen en(de) Heylich Daghen (...) te frequenteren, mits gaders aende Baillius ende andere Officieren ten platten Lande te Brauwen, en(de) hunne Bieren aende Tavernieren uyt te leveren ; alsoock selve Tavernen ofte Herberghen te houden". Om een en ander beter onder controle te kunnen houden (enerzijds in verband met de fiscaliteit en anderzijds met het oog op de politionele bestrijding van eventuele crimi naliteit in verdachte, meestal afgelegen drankgelegenheden) wenste de Raad van Vlaanderen een juiste kijk te krijgen op de werkelijke toestand, parochie per parochie, en schreef een algemene telling van de herbergen en tavernen voor. De kasselrijbesturen moesten voor de organisatie van deze telling instaan. Voor de Kasselrij Kortrijk (5) zijn niet zoveel lijsten bewaard gebleven, nl. slechts een dertigtal ; voor de Kasselrij van de Oudburg te Gent, waar Lotenhulle en Poeke toe behoorden, ook slechts een vijfentwintigtal (6). Uit deze algemene telling van 1683 publiceren we hier die van tien parochies in het werkgebied van de heemkundige kring “De Roede van Tielt”. De lijsten daarvan zijn in het archief van de Raad van Vlaanderen bewaard gebleven. In totaal worden precies vijfenzestig drankgelegenhe den vermeld. Op de lijst voor Dentergem staan vijf herbergen vermeld die allemaal een (uithangbord met) naam dragen, nl. de Engel, het Goedleven, de Kortekeer, het Schaak en de Zwaan. 65
R E G L E M E N T Op den xviij. Maerte 1 6 8 3 . by den H o w t ghemaeckt ende uytghefonden etendefnbalterne VVetten w an Vletenderen nodende den nom bre ende fit nettie wande Tawernen m it[ga den dinterdittie aende Officieren w an Herberghe te houden ofte Bieren te Brantten ende nyt te lewercn.
,
,
,
E Prefident enRaetflieden ’sKonincxvan Caftilicn, van Leon, van Aragon , &c. Aerts-hertoghe van Ooftcnryck : Hcrtoghc van Bourgogniçn, van Lótryck, van Brabandc, &c. Grave van Vlaenderen, &c. Ghe. ordonneert in Vlaenderen : Aen alle Baillius, Schauthecten, Ampmans, Mcyers, Mannen van Leene , Burghmccfters, Vooghden, Prooften, Poorrmeefters, landthouders, Schepenen, Kcurhecrs, ende alle andere Jufticiéren , Officieren , ende Wethouders van onfen voornoemden Gheduchtcn Heere , endc vanfync Vaflallen in Vlaendcrcn , hunne Stadthouders, endc elcken fonderlinghc : Alfoo-mcn daghelijcx nier fonder grooten interell van’t pubticq, fict aennemen ende vcrménighvuldighcn dé contravention jegheris Syné'Majefteyts. Placcaetcn vanden ij.Otiobri 1/41. leften Ougfi i;6o. i i . Juni} 1589. i.Ju lij 1616. ende andere-,, verbie dende op uyt-kanteri;Hcrberghen ofte Tavernen te hou den , dé félve op SoridagHen, en Hcyligh Daghen, fondcrlinghe ten tyde vande Hoogh-rnifTe ,. ’t Sermoen . ende Vefpeten te frequenteren ; mitfgaders aende Baillius ende andere Officieren ten platten Lande te Brauwcn, en hunne Bieren aende. Tavemieren uyt.te leveren ç als oock felve Tavernen ofte Hcrberghcn te houden.
,
O o 1 s ’t dat het H o f inghcvolghe de Brieven van
S
Syn Excellentie defch-aengaende ach H ovc ghèfchre. ven op den 3. Februari} leftleden, willende daer in voorben ende remediëren d’inconvenicnten uyt de voorfz. con travention rcfulterende, ordonneert als by devoorgaende Placcaetcn, datter ten Platten Lande ghecnc.Tavernen, Cabaretten , ofte Logiften en zullen toeghelaten ofte gheadmitteert worden bezyden 'sw eegh s, ofte buyten Steden, Dorpen , ofte Ghehuchten , dan allcenclijck
Voor Gottem vermeldt de herbergen lijst vijf verschillende herbergen waarvan vier een naam dragen, nl. de Drie Zwanen, Sint-Joris, de Tapuit en de Zwaan. Voor Kanegem werden twee aparte lijsten ingestuurd, de eerste vanwege de dorpsheerlijkheid (K) en een tweede vanwege de heerlijkheid vanden Hammes (KH) ; op de beide lijsten staan echter precies dezelfde zes her bergen vermeld ; op de lijst van Kanegem staat nog een zevende herberg, dan niet meer in gebruik, maar toch vermeld omdat een nieuwe ernaast in opbouw is. Slechts één enkele herberg wordt met naam genoemd, nl. het Goreel(ken). De lijst voor Lotenhulle bevat acht herbergen, waarvan slechts de helft een naam dragen, nl. de Drie Koningen, den Hert, het Meuleken en de Vogelzang. Van de vier zonder naam blijken er drie recent geopende “brandewijnhuizen" te zijn ; de vierde (van Lieven Meganck) is een onlangs geopende herberg, maar vijftig jaar eerder is in datzelfde huis ook al herberg gehouden. Op de lijst voor Oeselgem staan vier herbergen vermeld, waarvan drie een naam dragen, nl. den Heuvel, de Stad van Menen en het Wit Paard. Voor Poeke bevat de lijst slechts vier herbergen, waarvan er twee op het dorp gevestigd zijn, waar die van “het magistrat sijn haudende ordinare vergaderijnghe” ; hun namen worden evenwel niet meegedeeld (9). Verder is er nog een aloude herberg met als naam de Serviette en een brandewijnhuis (bij Pieter Tanghe) dat in of kort na 1665 werd gebouwd. Voor Ruiselede vermeldt de herbergenlijst veertien items. Daarvan wor den dertien herbergen met naam genoemd, nl. het Aarsgat (“het theerschat”), de Arend, de Beurs, de Boekweitstoppel, het Haantje (“het Aengen”), den Hert, de Keizer, de Klaphulle, de Leeuw, De Molenmotte, het Panhuis, de Roos en het Zwijntje (“het Swijngen"). Voor Sint-Baafs-Vijve worden slechts drie herbergen, alle zonder naam, vermeld. De lijst voor Tielt, die precies evenveel items bevat als die van Ruiselede, vermeldt dertien op de lijst zelf genummerde herbergen, die allemaal een naam blijken te dragen, nl. Egipten, den Franschen Schild, den Hert, het Hof van de Gilde van Sint-Sebastiaan, de Keizer, de Maagd van Gent, het Paradijs, het Schaak, Sint-Jooris, de Uil, de Valk, de Waaiberg en de Zwaan ; in een veertiende item wordt er op gewezen dat er nog diverse andere “voormalige” herbergen zijn waar nu niet meer “gevent” (= drank verkocht) wordt. Voor Wontergem ten slotte worden twee herbergen vermeld, allebei zon der naam. Deze tien lijsten, die we achteraan als bijlage publiceren, bevatten uiteraard 67
nog meer informatie, waarbij wel enige commentaar gewenst is. Dit hangt o.m. samen met de bedoeling waarmee de lijsten werden opgemaakt. De bestaansduur van de herbergen We hebben de tweevoudige bedoeling van deze telling al omschreven : fis cale controle enerzijds en politioneel toezicht anderzijds. Daarom wordt in het Reglement van de Raad van Vlaanderen uitdrukkelijk voorgeschreven dat de ligging van de herbergen zeer precies zou toegelicht worden. Daarover straks nog meer. Maar daarnaast wilde de Raad in 1683 ook graag weten hoe oud de op lijst gebrachte herbergen wel waren. Uit hun ouderdom viel immers vaak af te leiden of de beschreven herbergen wel maatschappelijk nuttig waren, hetzij voor de lokale bevolking zelf, hetzij voor de voorbijtrekkende reizigers. In de Tieltse lijsten vinden we meestal de gevraagde gegevens over de oprichting en/of de bestaansduur van de vermelde herbergen. Directe informatie over het eigenlijke nuttigheidsaspect ontbreekt veelal, maar soms valt dat wel onrechtstreeks uit het meegedeelde af te leiden, b.v. voor de Tapuit in Gottem, “eene oude herberghe, alwaer gheenen herwegh en is, maer nochtans tamelicke passage van waeghenen die rijden naer den aert van de Leije”. Van ruim veertig drankgelegenheden (of zowat twee derde van het totale aantal) die we voor de hier besproken parochies van het Tieltse vermeld vinden, wordt uitdrukkelijk vermeld dat ze behoren tot de oude herbergen (d.w.z. van vijfenzeventig tot honderd of meer jaar oud). De daartoe gebruikte tijdsaanduidingen zijn nogal verschillend geformuleerd : “een seer oude herberghe”, “herbergh geweest van allen ouden tijden”, “van alle ons ghedijncken”, “van outs gedijncken”, “van ouden immemorialen tijde” of “van buijtten ons ghedijncken”. Op de lijst van Wontergem lezen we zelfs “dat gheene ouderlijnghen danoft memorie en hebben wanneer de selve sijn opgherecht ende bij diene buijtten de memorie van 's menschen ghedijncken”. Benevens deze nog vage tijdsaanduidingen zijn er ook die iets meer concreet zijn : de lijst voor Lotenhulle vermeldt b.v. een herberg die omtrent 50 jaar bestaat en een andere, nl. de Vogelzang, die omtrent 40 jaar herberg is ; de lijst voor Sint-Baafs-Vijve vermeldt een “herbergsken” dat omtrent 50 à 60 jaar oud is. Iets recenter opgericht, nl. omtrent 30 jaar geleden, zijn herbergen als de Roos, de Keizer en de Boekweitstoppel in Ruiselede en den Heuvel in Oeselgem. Nog recenter (d.w.z. minder dan 20 jaar geleden opgericht) zijn herbergen als de Drie Zwaantjes in Gottem (omtrent 14 jaar oud in 1683), de Maagd van Gent in Tielt (10-12 jaar), een herberg op het uiteinde van Poeke op de grens met Lotenhulle ( 17-18 jaar), den Arend in Ruiselede (omtrent 11 jaar) en 68
een paar herbergen zonder naam in Kanegem (resp. 15 en omtrent 14 jaar oud). In Ruiselede en in Sint-Baafs-Vijve is er telkens ook een herberg die maar 5 à 6 jaar geleden werd begonnen. Van slechts een drietal herbergen op ruim 60 worden helemaal geen bijzonderheden meegedeeld betreffen de hun bestaansduur: dat is het geval voor de Keizer en voor de Uil in Tielt en voor de herberg aan de Leieaard in Gottem. Van een plotse en onverantwoorde aangroei van het aantal herbergen blijkt dus alvast in de hier besproken parochies van de Roede van Tielt geen sprake geweest te zijn. Alleen in Lotenhulle kan de recente toename met drie brandewijnhuizen (resp. “eenighe jaeren voor desen” of “maer onlancx begonst” of “nieuwelyncx ghebauwt”) enigszins verontrustend geacht worden. In andere gemeenten zijn er zelfs tegenindicaties, nl. het leegstaan en/of verdwijnen van drankgelegenheden. In de Tieltse lijst b.v. wordt er onder nr. 3 op gewezen dat den Franschen Schilt tijdelijk “vague ende onbe woond” is en in item 14 wordt vermeld “datter noch diveersche huijsen sijn in dese stede die voor desen hebben gedient voor oude herberghen, nemaer nu bewoondt bij borgers die niet en venten”. En in de lijst van Kanegem vermeldt de lijst onder nr. 7 de tijdelijke sluiting van een her berg bij het kerkhof, in afwachting van de heropbouw van een nieuwe ernaast. Er was dus zeker geen overtal van drankgelegenheden ! Het feit trouwens dat het merendeel van de herbergen al van oudsher ble ken te bestaan, bewijst bijna als vanzelf hun maatschappelijke functie en relevantie. Zoniet waren ze al lang vanzelf verdwenen ! In geen enkel geval trouwens schrijven de baljuws en/of de wethouders van de desbe treffende gemeenten dat bepaalde herbergen beter zouden verdwijnen, zelfs niet als het gaat om de recent opgerichte brandewijnhuizen of om herbergen waarvan de ligging (zie verder) niet beantwoordde aan de gestelde voorwaarden. We kunnen ons nochtans moeilijk voorstellen dat alle opgesomde herbergen op de Tieltse lijsten aan de (strenge) bepalingen van de Ordonnantie van de Raad van Vlaanderen voldeden. Trouwens, in de lijsten van andere aanpalende dorpen (b.v. in Hansbeke onder het Land van Nevele) komt die opmerking over de overbodigheid of zelfs schade lijkheid van bepaalde herbergen wél degelijk voor, mét de aanbeveling dat ze zouden vernietigd worden ! Uit de lijsten blijkt dat enkele herbergen ook een (bijkomende) speciale functie kunnen hebben. Sommige herbergen b.v. worden uitdrukkelijk als “hostellerie” vermeld, zoals de Sint-Joris, den Hert of het Schaak in Tielt of de Zwaan in Dentergem. Andere herbergen hebben de functie van ‘wethuis” waar de dorpsverantwoordelijken vergaderen. In Poeke b.v. die nen de beide herbergen op de “plaetse” (of dorpsplein) voor de “ordinaire 69
vergaderijnghe van het magistrat” (7). Op de lijst van Kanegem wordt in het zevende item vermeld dat in een (tijdelijk buiten functie zijnde) her berg aan de zuidkant van het kerkhof aldaar “de wethauders vanden heere Baron van Poucques als regierders vande prochie van Caneghem haerlieder vergaederijnghen waren haudende” en dat momenteel een nieuwe her berg “al den oostcant vandien ghebauwt wort... omme herberghe thauden, ghedestineert totte vergaederijnck plaetse van ons wethauders... als gheene bequaemer plaetse hebbende tot het hauden van hunne vierschaere ende tot het derigieren van alle andere affairen de prochie raeckende”. De situering van de herbergen In het Reglement van de Raad van Vlaanderen van 18 maart 1683 staat te lezen “datter ten Platten Lande gheene Tavernen, Cabaretten, ofte Logisten en zullen toeghelaten ofte gheadmitteert worden bezyden ’s weeghs, ofte buyten Steden, Dorpen ofte Ghehuchten, dan alleenelijck op de Merckten ofte Plaetsen van elck Dorp ofte Ghehuchte, ende op de Herbanen ende andere groote Plaetsen, ende dat in sulcken ghetal alleenelijck als het behooren zal, naer de menighte vande Inwoonderen, ende de ghelegentheyt vande Passagien”. Bovendien werd bevel gegeven “de voor schreven Tavernen ende Logisten buyten ’s weeghs alreede opgherecht te vernietighen, mitsgaders het groot ghetal vande ghonne op Merckten vande Prochien, ende op de Plaetsen, Ghehuchten, ende Her-banen staende, te verminderen”. Precies om de opportuniteit van bepaalde bestaande herbergen binnen een dorpsgemeenschap juist te kunnen beoordelen, wenste de Raad van Vlaanderen dus geïnformeerd te zijn over de ligging van de herbergen. Het feit dat de herbergen doorgaans gelegen waren hetzij in de respectieve dorpskommen zelf, hetzij langs belangrijke doorgangswegen of op knoop punten van wegen, hetzij aan waterlopen (hier i.c. de Leie en de Vaart) impliceert eigenlijk hun functionaliteit ten aanzien van het voorbijkomend reizigersverkeer. De herbergen in het dorp zelf hadden meestal een dub bele functie, nl. enerzijds voor het doorgaand reizigersverkeer, terwijl ze anderzijds voor de dorpsbewoners zelf een haast vanzelfsprekende rol in het maatschappelijk verkeer te vervullen hadden. Aan dat aspect, nl. de verzorging van de specifiek lokale behoeften zelf, hoefden de opstellers van de lijsten dus geen specifieke aandacht te besteden. Toch wordt één enkele keer, nl. voor de beide herbergen op het dorpsplein van Poeke, ook aangestipt dat ze - benevens hun functie als wethuis - er tevens zijn “tot dienste vande ghemeenten”. Een ligging ergens verweg aan de dorpsrand of buiten het courante wegenpatroon daarentegen was op zich al verdacht en kon moeilijk beantwoorden aan een reële maatschappelijke behoefte 70
van de dorpsgemeenschap en/of de toevallige passant op doortocht. Wat de Tieltse lijsten betreft, valt het op dat de meeste dorpskommen behoorlijk van herbergen voorzien zijn : in Tielt tellen de Hoogmarkt en de Neermarkt samen vijf herbergen, de “plaetse” van Ruiselede telt er zes, die van Kanegem vier (of vijf als we het in heropbouw zijnde wethuis ook meetellen), die van Gottem en Dentergem tellen er elk drie, Oeselgem, Lotenhulle, Poeke en Wontergem slechts twee. In het Tieltse, waar de Leie toch aan enkele van de besproken parochies paalt, zijn niet zoveel herbergen aan de rivier zelf gelegen. Dit is b.v. het geval voor een herberg zonder naam in Gottem. Op het belang van de Brugse Vaart wijzen we dadelijk nog. Opvallend veel herbergen zijn langs - of op een kruising van - grote "her wegen” gelegen, d.w.z. de verbindingswegen van Tielt en omliggende met Gent, Brugge, Kortrijk, Izegem, leper of Diksmuide. Voor enkele dorpen is de verbinding met de Brugse Vaart belangrijk, wat blijkt uit de ligging van sommige herbergen aan of in de richting van die verbindingsvaart tus sen de twee belangrijkste steden van het graafschap, Gent en Brugge. Ter situering van de herbergen wordt soms de nabijheid van een windmo len vermeld (b.v. nabij de Loo-meulen te Lotenhulle of bij de Eeckhoutmolen te Kanegem) ; het aanbrengen en afhalen van het maalgraan bracht bij de molen immers veel wachtenden aan en dan was een herberg in de buurt zeer welkom. Zoals gezegd, werden veraf gelegen herbergen door de overheid niet zo gunstig beoordeeld (minder goed controleerbaar en soms haarden van ongeregeldheid !). In een aantal parochies wordt de afstand van de “plaet se” tot de afgelegen herbergen vrij precies weergegeven : het Haantje in Ruiselede b.v. ligt op een uur afstand, het Zwijntje op een half uur weegs en het Aarsgat ook op een groot half uur ; in Gottem ligt de Tapuit even eens op een half uur afstand van het dorpsplein ; in Poeke ligt de vierde herberg "op het einde van de parochie” en ook de Serviette ligt "verre suijtwaert, buijtten den herrewegh”. Leuk is dan weer de wijze waarop de lijst van Kanegem-Hammes de ligging van de 5e en 6e herberg omschrijft, nl. op een afstand van resp. één en twee “moschetschuete(n)”, d.i. het schot van een musketgeweer. Dat moet dus wel iets verder dan de tradi tionele boogscheut geweest zijn... Zoals reeds vermeld, waren er in de tien besproken parochies samen pre cies vijfenzestig drankgelegenheden. De kleine helft daarvan (nl. 27) is gesitueerd in Ruiselede en Tielt met resp. 14 en 13 herbergen, gevolgd door Lotenhulle met 8 en Kanegem met 7 herbergen. Het aantal drankge legenheden in de stad Tielt is goed vergelijkbaar met b.v. Deinze-Petegem dat in 1683 precies 15 herbergen telde of Kaprijke met 13 herbergen. En 71
een uitgestrekter parochie als Ruiselede is dan weer vergelijkbaar met b.v. Drongen dat met zijn buitengehuchten (Assels, Luchteren en Slendonk) samen ook maar 17 herbergen telde, of Aalter en Knesselare elk met 11 herbergen of Bellem met 9 herbergen. Maar misschien zouden de dingen er wel enigszins anders uitzien als we het aantal drankgelegenheden per dorp echt konden relateren aan de respectieve bevolkingscijfers... De herbergiers In de herbergenlijsten vinden we - maar niet altijd - gegevens vermeld betreffende de uitbaters van de herbergen. Sommige lijsten zijn terzake vrij volledig, nl. die van Kanegem, Lotenhulle, Ruiselede en Tielt. Maar op de lijst van Poeke wordt slechts één herbergier met name vermeld en op de lijsten van Dentergem, Gottem, Oeselgem, Sint-Baafs-Vijve en Wontergem ontbreken de namen van de herberguitbaters helemaal. Waarom ze ontbreken, weten we niet. Misschien omdat er in de ordon nantie van de Raad van Vlaanderen niet uitdrukkelijk vraag naar was ? Toch kunnen de namen van de herbergiers nuttig zijn, b.v. bij de identifi catie van bepaalde herbergen waarvan de herbergnaam zelf niet bekend is. Jammer is ook dat in de Tieltse lijsten geen onderscheid wordt gemaakt tussen herbergiers-eigenaars en herbergiers-pachters. In sommige andere lijsten elders wordt dat onderscheid wél gemaakt, b.v. in de herbergenlijsten van Evergem en Waarschoot. We blijven hier echter niet stilstaan bij dit (eerder karige) namenmateriaal. Ten behoeve van vorsers met genealogische belangstelling nemen we wel een alfabetische namenlijst op, zodat elke familienaam via een eenvoudi ge verwijzing naar de teksten in bijlage gemakkelijk terug te vinden is. De naamgeving van de herbergen Alle hier gepubliceerde lijsten samen bevatten vijfenzestig herbergen, waarvan er vierenveertig (of precies twee derde) met de herbergnaam ver meld worden. Dit aantal is vrij gering om er algemene conclusies uit te halen in verband met de gebruikelijke naamgeving en/of om de resultaten in het Tieltse te vergelijken met b.v. die in het Meetjesland of elders. Daarom beperken we ons tot enkele feitelijke vaststellingen, gewoonweg om in het beschikbare namenmateriaal toch wat overzichtelijkheid te brengen, maar waarbij enige zingevende commentaar nagenoeg uitgeslo ten is. Zoals elders meestal zijn ook hier de dierennamen het best vertegenwoor digd, nl. 14 op een totaal van 44 namen. Het populairst zijn de Zwaan met vier en den Hert met drie vermeldingen, terwijl alle andere dierennamen elk slechts éénmaal voorkomen, nl. de Arend, het Haantje, de Leeuw, het 72
(Wit) Paard, de Uil, de Valk en het Zwijntje. Ook de Vogelzang (in Lotenhulle) wijst op een dier (de vogel als soortnaam), maar deze her bergnaam is toch allicht eerder als een toponymische naamgeving dan als een echte dierennaam te beschouwen. Heiligennamen vormen een heel bescheiden categorie : we vinden twee maal Sint-Jooris (in Tielt en Gottem) en eenmaal (het Hof van) SintSebastiaen (Tielt) ; in Tielt gaat het in beide gevallen om het verenigings lokaal (“ tguldehuijs” of “het hof van tgulde”) van de resp. schuttersgil den ; of Gottem een Sint-Jorisgilde had, moeten we in het midden laten. Een heiligennaam is voorts ook de Drie Koningen, maar daar houdt het dan mee op. Andere herbergnamen houden verband met toponymische gegevens, b.v. de nabijheid van een molen(berg) zoals het Meuleken (in Lotenhulle) of de Muelemotte (Ruiselede) of een nabijgelegen verhevenheid zoals de Heuvel (Oeselgem) of de Waaiberg (Tielt) of andere toevallige landschap pelijke gegevens, b.v. bij een naam als het Aarsgat (Ruiselede), wat kan wijzen op de aanwezigheid van een opvallende boomstronk, of een naam zoals de Kortekeer (Dentergem), wat naar een of andere wegverkorting verwijst. Toponiemen zijn mogelijk ook de Claphulle en de Boecqueestoppel (allebei in Ruiselede) ; die laatste naam zou kunnen wij zen op de nabijheid van een boekweitveld. Onder de toponymische naam geving valt uiteraard ook een herbergnaam zoals de Stad Menen (in Oeselgem), die mogelijk wijst op de herkomst van de uitbater ervan. Enkele namen zijn allicht puur symbolisch, zoals b.v. de Tapuit (Gottem), wat op het ontstopte biervat wijst, of het Paradijs (Tielt) en het Goetleven (Dentergem), wat in beide gevallen een plek suggereert waar het heerlijk vertoeven is. Misschien moeten we ook een naam als de Beurs (Ruiselede) tot deze categorie rekenen, nl. als een symbolische waarschuwing dat wie een herberg binnenkomt, ook moet kunnen betalen... Slechts een paar herbergen verwijzen naar de landsvorst ; in beide geval len gaat het om de Keizer (Ruiselede en Tielt). Weer andere herbergnamen houden vermoedelijk verband met hetgeen op het uithangbord getoond wordt. In sommige gevallen is dat een heraldi sche figuur, zoals b.v. een engel (Dentergem) of een roos (Ruiselede) of een schaakbord (een herberg het Schaak is er in Tielt en in Dentergem). Ook het Frans Schild (drie lelies?) en de Maagd van Gent behoren tot de heraldiek. Nog andere herbergnamen moeten we waarschijnlijk als anekdotisch beschouwen, ook al ontgaat ons veelal het voorval dat de aanleiding tot de naamgeving was. Wat moeten we ons b.v. voorstellen bij een herbergnaam als de Serviette in Poeke of als Egipten (= Zigeuner?) in Tielt? En wat met 73
het Goreel(ken) in Kanegem : is het een gareel als beroepsaanduiding van de uitbater of is de oorsprong van deze naamgeving alweer anekdotisch? Vaak zijn herbergnamen zo ondoorzichtig dat we er het raden naar heb ben. Maar alle maken ze deel uit van het volkskundig aspect dat ook bij de studie van de herbergen het boeiende ervan uitmaakt. Paul HUYS
74
NOTEN 1. Lijsten van de herbergentelling van 1719 zijn bewaard in het Rijksarchief te Gent, Fonds Oudburg, nr. 102. Zie ook P. HUYS, “De herbergen in enkele dorpen rond Deinze in het jaar 1719", in : Bijdragen tot de geschiedenis der stad Deinze, Jaarboek XLVII (1980) van de Kunst- en Oudheidkundige Kring, blz. 141-149 ; daaronder ook de telling voor Vinkt (blz. 148). 2. In verband met de herbergentelling van 1779 zie o.m. Valère ARICKX, "Herbergen in de Kasselrij Kortrijk in 1779" in De Leiegouw, jrg. 7 (1965), nr. 1. blz. 5-30, en Paul HUYS, "De herbergen te Deinze en omliggende in het jaar 1779" in : Bijdragen ... stad Deinze, K.O.K.-Jaarboek XLVI (1979), blz. 149-183 ; hierin o.m. de lijsten van de her bergen in Gottem (blz. 165-166), Poeke (blz. 177-178) en Wontergem (blz. 178-179). Herbergenlijsten voor het Brugse Vrije 1779 bevinden zich in het Rijksarchief Gent, Fonds Raad van Vlaanderen, nr. 32.174. 3. Lijsten van de herbergentelling van 1793 zijn bewaard in Rijksarchief Gent, Fonds Oudburg, nr. 146. Zie ook A. COSEMANS, “Alcoholisme en drankbestrijding in vroe ger eeuwen”, in Handelingen Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal, Letterkunde en Geschiedenis, dl. X (1956), blz. 81-87, en Hugo SOLY, "Kroeglopen in Brabant en Vlaanderen", in Spiegel Historiael, XVIII, 11 (nov. 1983), blz. 569-577. 4. Rijksarchief Gent, Raad van Vlaanderen, nr. 32.171. 5. Voor de Kasselrij Kortrijk zijn de lijsten van 1683 bewaard van Aalbeke, Bavikhove, Bellegem, Deerlijk. Deinze-Petegem, Dentergem, Desselgem. Dottignies. Gottem. Kanegem. Lauwe, Luingne, Marke, Moen ("Moeden” ), Moeskroen, Oeselgem. Olsene, Ooigem, Rekkem, Rollegem, Ruiselede, Sint-Denijs, Sint-Baafs-Vijve, Sint-ElooisVijve, Tielt, Waregem, Wontergem, Zonnebeke en Zwevegem. 6. Wat de Gentse Oudburg betreft, zijn van de herbergentelling van 1683 (RAG. RvVl, nr. 32.171) de lijsten bewaard gebleven van een aantal Meetjeslandse gemeenten (zie Paul HLTYS, “De herbergentelling van 1683 in het Meetjesland", in : Appeltjes van het Meetjesland, Jaarboek 48 (1997), blz. 85-116), de gemeenten van het huidige GrootAalter (zie Paul HLTYS, “De herbergen te Aalter, Bellem, Lotenhulle en Poeke in 1683”, in : Het Land van de Woestijne, jrg. 19, nrs. 3-4 (1996), blz. 10-22), Drongen (zie Dronghine-Jaarboek XII (1996). blz. 71-77), en voorts ook de lijsten van Afsnee, Eke, Nazareth (’t Gentse), Sint-Denijs-Westrem, Zaffelare, Zevergem en Zwijnaarde. 7. In 1779 was de herberg den Pauw het "ordinaire wethuijs” van Poeke en de herberg de Galleije "alternatieve oock wethhuijs” . Zie Paul HUYS, "De herbergen in Deinze en omliggende in 1779”, in : K.O.K.-Jaarboek XLVI (1979), blz. 177.
75
HERBERGENLIJSTEN 1683 (Roede van Tielt. inclus. Lotenhulle en Poeke uit Kasselrij Oudburg) (Bron : Rijksarchief Gent, Raad van Vlaanderen, nr. 32.171) Dentergem Declaratie ghemaect bij Baillu. Burgmeestere, Schepenen vande prochie van Denterghem nopende den nombre ende situatie vande tavernen binnen de voorseijde prochie. in voldoeninghe vanden Reglemente ghemaect bij hooghe ende moghende heeren vanden Raede in Vlaenderen in daten xiiijen maerte 1683. 1. Alvooren is binnen de voornoemde prochie eene herberghe ghenaempt het Schaeck, staende op de plaetse van t voornoemt Denterghem. wesende den herwegh van Ghendt op Iseghem. Roeselaere. Ipre etc. 2. Item de Swane. insghelijckx eene oude herberghe ende hostelerie, staende op deselve plaetse ende herbane. 3. Item eene herberghe ghenaempt den Inghel, wesende van ghelijcken eene oude taverne, staende op den houck vande selve plaetse op de selve herbane. 4. Item het Goetleven. wesende eene oude herberghe, staende op den voetwegh van Denterghem naer Thielt. 5. Item eene herberghe ghenaempt den Cortekeer, staende op den waghenwegh van t' voornoemde Denterghem naer Thielt, oock eene oude herberghe. Wij onderschreven Bailluij. Burghmeestere ende Schepenen van Denterghem certifteren de bovenschreven declaratie waerachtich te wesen ende oversulcx hebben die doen teeckenen van onsen Greffier desen xxviijen april 1683. J. Dhaveloose
Gottem Declaratie vanden nombre ende situatie vande tavernen binnen de prochie van Gotthem, ghemaeckt bij Bailluy, Burghmeestere ende Schepenen vande selve prochie in voldoeninghe van treglement dienaengaende ghemaeckt bij hooghe ende moghende heeren vanden Raede in Vlaenderen den xviijen marte 1683. 1. Eerst is binnen deselve prochie eene oude herberghe ghenaempt de Swane, staende op de plaetse vande voorseijde prochie op de passage van Ghendt op Cortrijck. 2. Item is opde selve plaetse ende passage eene herberghe ghenaempt de Drij Swaentgens ende daertoe ghedient ontrent de veerthien jaeren. 3. Item is opde selve plaetse noch eene herberghe, oock opde selve passagie, ghenaempt St Jooris. wesende eene oude taverne. 4. Item ontrent twee duijsent voet vande voorseijde plaetse opde voorseijde passage is noch eene herberghe dichte aenden aert vande riviere de Leije. 5. Item ontrent eene halfve huere vande voorseijde plaetse is noch eene oude herberghe ghenaempt den Tappuijt. alwaer gheenen herwegh en is, maer nochtans tamelicke pas sagie van waeghenen die rijden naer den aert van de Leije. Wij Bailluy. Burghmeestere ende Schepenen vande voorseijde prochie van Gotthem certifieren de bovenschreven declaratie waerachtich te wesen ende hebben oversulcx de selve bij onsen greffier doen onderteeckenen desen xxixen april 1683. J. Dhaveloose
76
Kanegem Declaratie van alle de herberghen binnen de prochie van Caneghem omme te voldoen aen het Reglement ghemaeckt den xviijen maerte xv drijentachtentich bij mijn heeren van den Raede van Vlaenderen. 1. Alvooren gheven de wethauders te kennen dat al den oostcant vande kercke opde plaetse van Caneghem staet eene herberghe, bewoont bij Niclaijs van Maldeghem, twelcke van allen auden tijden herberghe gheweest is. 2. Item recht daer over staet noch eene herberghe. bewoont bij Joannes Aricx, twelcke oock van allen auden tijden herberghe gheweest is. 3. Item opde selve plaetse staet noch eene herberghe, bewoont bij Pieter Deseijn, twelcke oock over veele jaeren herberghe gheweest is. 4. Charles Lanveijn woont oock opde plaetse ende haut in sijn huijs herberghe, twelcke maer over ontrent veerthien jaeren herberghe gheweest en is. 5. Item innewaert de prochie opden wech naer Poucques bij het Lieve Vrauw eecxken woont Joos Hoste in een huijseken alwaer hij brandewijn vercoopt, welck huijseken aldaer maer op gherecht en is ten jaere xvjC achtensestich. 6. Item bij eeckhaut meulen staet eene herberghe, ghenaempt het Goreelken, bewoont bij Jan de Roo fs Marten, opden wech van Poucques naer Haersele, twelck van allen auden tijde eene herberghe gheweest heeft. 7. Item anden suijtcant van het kerckhof van Caneghem staet een huijs recht over den kerckstichele. bewoont bij Jacques Lambert, al waermen jeghenwordich gheene her berghe en haut, nemaer in voorleden tijden placht het eene herberghe te sijn alwaer de wethauders vanden heere Baron van Poucques als regierders vande prochie van Caneghem haerlieder vergaederijnghen waeren haudende ende welck aude herberghe men alsnu sal laeten onderblijfven, doordien al den oostcant vandien ghebauwt wort een nieuw huijs bij Niclaijs van Maldeghem omme herberghe thauden. ghedestineert totte vergaederijnck plaetse van ons onderschreven wethauders vanden heere Baron van Poucques als gheene bequaemer plaetse hebbende tot het hauden van hunne vierschaere ende tot het derigieren van alle andere affairen de prochie raeckende, doordien de her berghen al den oostcant vande kercke staen op andere heerelijckheden. Aldus ghedaen bij den Bailliu ende wethauders vanden heere Baron van Poucques ende Beecxschen als Regierders der prochie van Caneghem desen xxjen April xvjC drijen tachtentich. Toorconden als greffier E(manuel) Damours, 1683.
Kanegem (Heerlijkheid vanden Hammes! Bailliu, Burchmeestere ende schepenen der heerelijckhede vanden Hammes in Caneghem, voldoende aen het reglement vanden xviijen maerte 1683 bijden hove gemaeckt ende vuijtgesonden aende subalterne wetten van Vlaenderen nopende de nombre ende situatie vande tavernen, mitsgaders d'interdictie ande officieren van herberghe te houden ofte bieren te brauwen ende vuijt te leveren ende ontfanghen op den viij april 1683 voornoemt. 1-4 Alvooren geven de voorseijde Bailliu, burchmeestere ende schepenen te kennen dat opde plaetse van Caneghem sijn staende vier herberghen die van over veel jaeren son der te weten precijsen tijt aldaer hebben gestaen ende voor sulcx bekent geweest, te weten : deerste bewoont bij Joannes Aricx ; de tweede bij Pieter de Seijn ;
77
de derde bij Charel Lavein en de vierde bij Niclaijs van Maldeghem. 5. Item noch eene herberghe staende opde straete van Caneghem op Gendt ontrent een moschetschuete vande voomoemde plaetse van Caneghem, de welcke nu nieuwe is opgerecht ende bewoont bij Joos Oste. 6. Item noch eene aude herberghe staende op de voornoemde straete loopende van Caneghem plaetse op Gendt, genaempt het Goreel, bewoont bij Jan de Roo fs Martens, de welcke over veel jaeren heeft geweest ende gestaen sonder oock te weten precijsen tijt, wesende de distantie vande voornoemde laetste herberghe ontrent twee moschetschueten. Aldus de voornoemde declaratie gemaeckt bij bailliu, burchmeestere ende schepenen voorseijt desen xxj april 1683 toorconden ende dese bij hemlieden onderteeckent. G. Decock Pieter de Roo Jaecques Lambert Jan vande Voorde Jan Locquet Marten van Overbeke
Lotenhulle Bailliu. Burchmeester ende schepenen der heerelijckhede van Audegoede in Lootenhulle, regeerders der prochie van Lootenhulle, Casselrije vander Audeburch van Ghendt, vol doende aen het reglement ghemaeckt bij hooghe ende moghende heeren mijne heeren van den Raede in Vlaenderen opden 18en maerte 1683. 1. Alvooren in voldoenijnghe van het voornoempde reglement segghen dat opde plaetse bij de kercke deser prochie is staende eene herberghe ghenaempt de Drij conijnghen, bewoont bij Joos van Thuyne, welcke van alle ons ghedijncken herberghe gheweest is. 2. Item opde plaetse genaempt den Hul (alwaer de herbaene van Audenaerde op Brugghe overloopt) staet eene herberghe genaempt den Hert, bewoont bij Arnoult Beghijn, welck huijs oock herberghe gheweest is van alle ons ghedijncken. 3. Item opden selven hul staet een cleen huijseken, bewoont bij de vidua Joos de Clercq, al waer men nieuw alleenelijck brandewijn en schijnckt ende het welcke eenighe jaeren voor desen niet en placht te gheschieden. 4. Item Franchoijs Pijpaert bewoont eene herberghe, ghenaempt het Meuleken, staende bij Loo meulen, waervan het hof compt jeghens de voornoempde herbaene ende welck huijs van alle ons ghedijncken herberghe gheweest is. 5. Item Pieter van Waetermeulen bewoont een huijseken. nieuwelijncx ghebauwt, alwaer hij brandewijn schijnckt. 6. Item Heijndrick Claijs ghebruijckt een huijs innewaert de prochie opden wech naer Poessel ende naer Veldeken, ghenaempt de Voglesanck. alwaer hij herberghe haut, twelck alsoomen verstaet herberghe gheweest is ontrent de 40 jaeren. 7. Item Lieven Meganck ghebruijckt een huijs oock innewaert de prochie, alwaer hij her berghe haut, daer van het hof compt jeghens den wech ende straete leedende van Ruijsselede ende van Poucques naer Ghendt, welcke herberghe maer onlancx begonst en is, hoewel van eenighe auderlijnghen verstaen dat men over ontrent de 50 jaeren aldaer noch herberghe ghehauden heeft. 8. Item Pieter de Schrijvere ghebruijckt een huijseken jeghens den veldcant, alwaer men niet en vendt als brandewijn, oock commende met het hof ande selve heirstraete naer Brugghe ende welcke maer onlancx begonst en is, sonder ghehoort thebben dat men voor desen al daer ghevent heeft. Aldus ghedaen den thienden april xvjC drijentachtentich bijde voornoempde wethauders toorconden als greffier. E(manuel) Damours, 1683.
78
Oeselgem Declaratie ghemaeckt bij Bailluy, Burgmeestere ende schepenen vande prochie van Oesselghem, nopende den nombre ende situatie vande tavernen binnen tvornoemde Oesselghem in voldoeninghe vanden reglemente dienaengaende ghemaeckt bij hooghe ende moghende heeren vanden Raede in Vlaenderen in daten xviijen marte 1683. 1. D'erst opde plaetse van t' voornoemde Oesselghem is eene herberghe daer van oudts tijde heeft vuijtghehanghen de Stadt van Meenen. wesende eene oude taverne, opden wegh van Ghendt op Cortrijck. 2. Item is opde selve plaetse noch eene herberghe ende voor sulcx ghedient hebbende van immemorialen tijde, wesende oock opde selve passage ende alwaer, soomen verstaet, vuijtghehanghen heeft voor teecken het Wit Pert. 3. Item is opde selve prochie opde voomoemde passage noch eene herberghe, ontrent een halft quart vande voorseijde plaetse, ende voor sulcx ghedient hebbende ontrent de xxx jaeren, ghenaempt den Heuvel. 4. Item ende ten lesten isser noch eene herberghe niet wijt vande voorseijde plaetse van Oesselghem ende voor sulcx ghedient hebbende van immémoriale tijden, niet ligghende op de passagie. emmers gheene herbane. Wij Bailluy. Burghmeestere ende Schepenen vande vorseijde prochie van Oesselghem certifieren dese declaratie voor waerachtich (te wesen) ende oversulcx die bij onsen greffier doen onderteeckenen desen neghenentwintichsten april 1683. J. Dhaveloose
Poeke Bailliu, Burchmeestere ende schepenen der prochie ende Baronie van Poucques, voldoende aen het Reglement vanden 18en marte 1683 bij den hove ende Raede van Vlaenderen ghemact uit faict van tavernen, brauwers als nopende d'officieren desen 9en April 1683. 1-2 Alvooren dat ter platse van tselve Poucques sijn twee herberghen van oudts tijde, alwaer het magistrat sijn haudende ordinare vergaderijnghe ende voorts tot dienste vande ghemeenten. 3. Item dat binnen de selve prochie verre suijtwaert vande platse is een herberghe ghenompt de Serviette buijten den herrewech nemaer dat het van oudts tijde is herberghe gheweest. 4. Item een huijs op het eijnde deser prochie bij Lootenhulle, vercoopende meest brande wijn, bewoont bij Pieter Tanghe, te voorent aldaer daertoe ghedient, welck huijs aldaer ghebauwt is ontrent 17 à 18 jaeren gheleden. Actum in vergaderinghe van Bailliu. Burchmeester ende schepenen voornoemt ende in hen nisse der waerheijt dese ghedaen teeckenen bij onsen greffier desen 9en April 1683. J(acques) Neetesone
Ruiselede Bailliu. Burgmeester ende Schepenen van sijne Majesteits prochie van Ruijsselede in voldoenijnghe van d'orders ende placcaet vanden xviijen maertij 1683 aen hemlieden ghesonden van weghen hooghe ende moghende heeren vanden Raede in Vlaenderen, onderteeckent B. van Overwalle, annopende den nombre ende cituatien vande tavernen relatijf aen sijne Majesteits voorgaende placcaeten, midtsgaders tgone van sijn Excellentie vanden iijen februarij 1683 ontfanghen den thienden april 1683 ende ghepubliceert binnen dese prochie den elfsten dito, sijn daeraen voldoende midts desen inder vormen ende manieren naer-
79
volghende aen hooghe ende moghende heeren vanden voornomden Raede in Vlaenderen. 1. Alvooren de voorseijde Bailliu. Burgmeester ende Schepenen gheven te kennen dat opde plaetse van dese prochie is staende een herberghe ghenampt den Hert, bewoont bij Laureins van Schaubrouck, die voor publijcke herberghe heeft ghedient van alle oude ende immemoriaele tijden. 2. Item een ander herberghe, staende opde selve plaetse, ghenampt den Leeuw, bewoondt bij Joos Verlijnde. wesende oock eene oude herberghe. 3. Item noch een herberghe, ghecitueert opde selve plaetse, ghenampt de Roose, de welcke voor sulckx heeft ghedient van over ontrent de dertich jaeren, sijnde alsnu bewoondt bij Fran(cie)s van Haute. 4. Item eene andere herberghe, staende opde selve plaetse, genampt den Keijsere, bewoondt bij Huijberecht de Vriese, de gone heeft voor herberghe ghedient van over de dertich jaeren. 5. Item eene herberghe genampt den Arent. bewoondt bij Aernoudt Verhove, staende oock opde voorseijde plaetse, die voor herberghe heeft ghedient van over ontrent de elf jaeren. 6. Item een ander herberghe, staende een luttel aende noordt sijde vande selve plaetse, bewoondt bij Joos Arijcx, de welcke aldaer is opgherecht als taverne van over ontrent de ses jaeren. 7. Item een andere herberghe ghenampt de Muelemotte, ligghende ghecitueert opden herwegh ofte straete loopende van dese plaetse naer Ghendt, bewoondt bij Pauwels Vandevoorde, twelcke sijnde oock een seer oude herberghe, sijnde een quartier heurs van dese plaetse. 8. Item een ander herberghe, ligghende ontrent een grootte half huere van deselve plaetse opden wegh van dese plaetse naer de nieuwe vaert, Granmere, Sinte Jooris etca., ghe nampt het theerschat, bewoondt bij Lieven de Roose, wesende oock een seer oude her berghe. 9. Item noch een herberghe ghenampt de Claphulle, bewoondt bij Jan Verhoije, wesende ontrent een halfve huere van dese plaetse ghecitueert opden herrewegh van Ruijsseledeplaetse naer Brugghe ende den Dijcxmuijtschen wegh midtsgaders den wegh van Thielt naer de Ghendtsche ende Bruchsche vaert, de gone oock voor her berghe heeft ghedient van in oude ende immemoriaele tijden. 10. Item noch een herberghe ghenampt de Boecqueestoppel, bewoondt bij Jan Vermeulen, ghecitueert opden wegh van Ruijsselede naer de prochie van Wijnghene ende den Dijcxmuijtschen wegh van Ghendt, wesende ontrent een quartier vande voorseijde her berghe de Claphulle, die aldaer voor herberghe heeft gedient van over ontrent de der tich jaeren. 11. Item een ander herberghe ghenampt het Aengen, bewoondt bij Jaecques Lanckriet, sijn de ghecitueert een huere van dese plaetse ende ontrent een half quartier vande voorgaende herberghe de stoppele, wesende oock een seer oude herberghe. 12. Item noch een herberghe ghenampt het Swijngen, sijnde ghecitueert ontrent een half ure vande voorseijde plaetse dichte opden wegh leedende van Thielt naer de Brughsche vaert, ende vande prochien van Aerseele ende Canneghem naer Brugghe, bewoondt bij Guilliame Verheije, wesende oock een seer oude herberghe. 13. Item noch een ander herberghe ghenampt de Bursse, ontrent een quartier vande voor seijde plaetse dichte opden wegh van Thielt naer Ruijsselede. bewoondt bij Lieven Spiegelaere, sijnde oock eene oude herberghe. 14. Item ende tenlesten noch een ander herberghe ghenampt het Panhuijs sijnde oock ghe citueert ontrent een quartier vande voorseijde plaetse opden wegh van Ruijsselede naer Brugghe, sijnde oock een oude herberghe. bewoondt bij Joos Verheije.
80
Aldus de voorenstaende declaratie ghemaeckt bij ons bailliu. burgmeester ende schepenen beneffens onsen greffier der prochie van Ruijsselede voorseijt naer neerstich ondersouck. verhopende hiermede aende voorseijde orders ende reglement vanden hove voldaen thebben. Actum tôt Ruijsselede den xxiijen April 1683 ende oversulcx dese onderteeckent. Gillis van Hende G. Decock Billiet Jacobus van Hende bij mij Lucas Braet Carel Galle
Sint-Baafs-Vijve Declaratie vande herberghen bevonden binnen de prochie van Sinte Baefs Vijfve. 1. Alvooren op de plaetse eene oude herberghe. 2. Item een herberghsken staende opden wegh van Cortrick naer Wacken, wesende aldaer ghemaeckt van over vijftigh ofte ‘t sestigh jaeren. 3. Item een herberghsken staende op den wegh loopende van Sinte Baefs Vijfve naer Wacken, aldaer ghemaeckt over vijf à ses jaeren. Aldus dese declaratie ghemaeckt bij ons schepenen der voorseijde prochie van Sinte Baefs Vijfve desen xixen meije 1683. Toorckonden : Jan Tack tmercq Fran(cie)s Verbeke.
Tielt Voldoende bij Bailliu, Burgmeester ende Schepenen der (stede) van Thielt aende orders aen hemlieden ghesonden bij hooghe ende moghende heeren vanden Raede in Vlaenderen in daeten xviijen martij 1683, onderteeckent B. van Overwale, nopende den nombre ende scituatien vande tavernen relatijf aen sijne Majestijts voorgaende placcaeten midtsgaders d'orders van sijn Excellentie inder manieren naervolghende. 1. Alvooren geven te kennen dat de voorseijde stadt is eene oude gheprevelegierde stede compiterende an Sijne Majestijt als Grave van Vlaenderen inde Casserije (sic) van Corterijcke, bekleedt met veel schoone privelegien, dat bijdien sij bevinden opde hoochmarckt der selver stede een herberghe ende hostellerije genampt den Hert. bewoondt bij Guilliame vanden Berghe, die voor sulcx heeft gedient van outs gedijncken. 2. Item een andere hostellerije ende herberghe opde selve hoochmarckt, genampt het Schaeck. bewoondt bij Guilliame de Malleijne, die insgelijcx voor sulcx heeft ghedient van outs ghedijncken. 3. Item opde neermarckt de hostellerije ghenampt den Franschen Schilt, jeghenwordich ligghende vague ende onbewoondt. 4. Item opdeselve marckt een hostellerije ende herberghe ghenampt Ste Jooris, wesende tguldehuijs bewoondt bij Joannes vander Piete fs. Huijberechts, die voor sulcx oock ghedient heeft van outs gedijncken. 5. Item opdeselve marckt een herberghe ghenampt de Valcke. jeghenwoordich bewoondt bij Huijberecht Kindt. die voor sulcx oock gedient heeft buijtten ons ghedijncken. 6. Item inde Ste Jans straete een herberghe genampt de Maecht van Ghendt. bewoondt bij Jan de Meijere, wesende den ordinairen herrewech van dese stede op Ruijsselede, Aeltere ende Bruchsche vaert van Brugghe op Ghendt, die maer voor sulcx en heeft ghedient ontrent de x à xij jaeren. 7. In de hoochstraete
Item eene herberghe genampt de Swaene, alsnu bewoondt bij Baven Coussens. die gheleghen is opde passaige ende herewegh van Ghendt op Iper ende voor sulcx oock heeft ghedient van buijtten ons gedijncken. 8. Inde Corterijckstraete Item een herberghe genampt den Keijsere, bewoondt bij Jan Hellebuijck de jonghe, geleghen opde passaige van Corterijcke op dese stede. 9. In de Iperstraete Item een herberghe genampt het Paradijs, bewoondt bij Loijs ... (niet ingevuld), die voor sulcx heeft ghedient buijtten ons ghedijncken, ligghende opde rechte passaige van Ghendt naer Iper. 10. Inden Crommewal Item een herberghe genampt den Huijl, jeghenwordich bewoondt bij de weduwe Rogier Goemaere, ligghende upden wegh van dese stede op Eeghem ende andere ommeligghende prochien. 11. Item het hof van t’guide van Sinte Sebastiaen, bewoondt bij Jan Bruneel ende die voor sulcx heeft gedient buijtten ons gedijncken. 12. Opde hulst ende peerde marckt Een herberge genampt Egipten. bewoondt bij Jaecques vanden Broeke. die voor sulcx heeft gedient buijtten ons gedijncken. 13. Op Stockt Item een herberghe genampt den Waeijbergh, bewoondt bij Pieter Rubbens, ligghende opde herbaene van deser stede op Wackene ende ommeligghende plaetsen, die voor sulcx heeft ghedient buijtten ons gedijncken. 14. Doende voorts te notteren datter noch diveersche huijsen sijn in dese stede die voor sulcx voor desen hebben gedient voor oude herberghen, nemaer nu bewoondt bij borgers die niet en venten. Aldus dese declaratie opgenomen bij Bailliu, Burghemester ende Schepenen der stede van Thielt naer neerstich ondersouck desen xxvijen April xvjC drijentachtentich ende over sulcx dese bij onsen Greffier onderteeckent. Toorconden J. Billiet, 1683.
Wontergem Bailliu, Burgmeester ende Schepenen van Sijne Majesteijts prochie van Wonterghem, in voldoenijnghe vande ordonnantie ende Reglement vanden xviijen maertij 1683 aen hemlie den ghesonden van weghen hooghe ende moghende heeren vanden Raede in Vlaenderen. onderteeckent B. van Euverwalle, annex ende den nombere ende cituatie vande tavernen, sij daeraen midts desen voldoende inder manieren naervolghende. 1-2 Alvooren doen te weten ende gheven midts desen te kennen dat binnen de voorseijde prochie sijn staende twee herberghen, wesende ghecitueert dichte op de plaetse der selve prochie upden herwegh loopende van Ghendt naer Corterijck, welcke herberghen voor sulcx hebben gedient dat gheene ouderlijnghen danoft memorie en hebben wan neer deselve aldaer sijn opgherecht ende bij dien buijtten de memorie van ‘s menschens gedijncken. Aldus dese voldoenijnghe ende declaratie ghemaeckt bij bailliu, burgmeestere ende sche penen van Sijne Majesteits prochie van Wonterghem voorseijt ende oversulcx dese bij hemlieder grieffier ghedaen onderteeckenen desen xvijen April 1683. Toorconden J. Billiet, 1683.
82
LIJST DER PERSOONSNAMEN De letter- en cijferaanduiding verwijst naar de opsomming der herbergen, resp. in D(entergem). G(ottem), K(anegem), KH (heerl. vanden Hammes in Kanegem), L(otenhulle), O(eselgem). P(oeke), R(uiselede), SBV (Sint-Baafs-Vijve), T(ielt) en W(ontergem). Joannes Arickx K2 en KHI ; Joos Arijcx R6, Arnoult Beghijn L2 ; J. Billiet. griffier R, T en W ; Lucas Braet, schepen R. ; Jan Bruneel Ri l . Heijndrick Claijs L6 ; Baven Coussens R7 ; Emanuel Damours, griffier K en L ; wed. Joos de Clercq L3 ; G. Decock, baljuw KH en R ; Guilliame de Malleijne R2 : Jan de Meijere R6 : Jan de Roo fs Marten K6 en KH6 ; Pieter de Roo, burgemeester KH ; Lieven de Roose R8 ; Pieter de Schrijvere L8 ; Pieter Deseijn K3 en KH2 ; Huijberecht de Vriese R4 ; J. Dhaveloose, griffier van D. G en O ; Carel Galle, schepen R ; wed. Rogier Goemaere RIO : Jan Hellebuijck R8 ; Joos (H)oste K5 en KH5 ; Huijberecht Kindt R5 ; Jacques Lambert K7 en schepen KH ; Jaecques Lanckriet R il ; Charles La(n)veijn K4 en KH3 ; Jan Locquet, schepen KH ; Lieven Meganck L7 ; Jacques Neetesone, griffier P ; Franchoijs Pijpaert L4 ; Pieter Rubbens R13 ; Lieven Spiegelaere R13 ; Jan Tack, schepen van SBV ; Pieter Tanghe P4 ; Guilliame van den Berghe Tl ; Jan vanden Broeke R12 ; Joannes vander Piete fs. Huijberechts R4 : Jan vande Voorde, schepen KH : Pauwels vande Voorde R7 ; Francies van Haute R3 ; Gillis van Hende, burgemeester (?) van R ; Jacobus van Hende, schepen R ; Niclaijs van Maldeghem K l, K7 en KH4 ; Marten van Overbeke, schepen KH ; Laureins van Schaubrouck R1 : Joos van Thuijne LI : Pieter van Watermeulen L5 ; Francies Verbeke, schepen SBV ; Guilliame Verheije R12 : Joos Verheije R 14 ; Jan Verhoije R9 ; Aernoudt Verhove R5 : Joos Verfijnde R2 ; Jan Vermeulen RIO ; Loijs ??? (naarn niet vermeld) R9.
83
DE HERBERGENTELLING VAN 1807 IN TIELT 1. INLEIDING (1) Begin 1807 constateerde de prefect van het Leiedepartement een enorme toename van het aantal cafés en herbergen in zijn departement. Deze nieu we kroegen bevonden zich verspreid op het grondgebied van de ge meenten en steden. De drankgelegenheden die zich op enige afstand van de centra van de gemeenten bevonden, waren volgens de prefect ideaal voor samentroepingen van booswichten, ondergedoken dienstplichtigen en mensen zonder middelen. Op die manier ontsnapten zij aan de politie controles. Om aan deze situatie een einde te maken nam de prefect op 30 juni 1807 enkele besluiten aangaande de herbergen en kroegen in zijn departement. Er mochten geen herbergen, kroegen of klein- en groothandels van drank meer worden geopend buiten de centra van de gemeenten of afgelegen van groepen huizen gelegen op verbindingswegen. Bovendien moesten alle burgemeesters van het Leiedepartement binnen de maand na de publikatie van dit besluit een lijst opmaken van alle bestaande cafés en herbergen in hun gemeente (2). In dit overzicht moest door de lokale administratie duidelijk worden aangegeven waar de verschillende herbergen waren gelegen in de gemeen te. Vervolgens werd voor iedere drankgelegenheid de naam en voornaam van de uitbater opgetekend. Ten laatste gaf de plaatselijke burgemeester zijn oordeel over het gedrag van de uitbater. Dit overzicht moest worden opgestuurd naar de onderprefect. De onderprefect bezorgde deze lijst op zijn beurt aan de prefect. Hierop zou deze overgaan tot de aanduiding van de herbergen die hun deuren moesten sluiten (3).
2. ANALYSE VAN DE TIELSE LIJST De Tieltse lijst werd opgemaakt op 27 september 1807 (4). De prefect liet op 2 oktober 1807 aan de Tieltse burgemeester Jozef Mulle (5) weten dat hij deze lijst nog niet had ontvangen (6). Waarschijnlijk kwam enkele dagen later hierin verandering (7). Het overzicht van de Tieltse herbergen bevat een vijftal onderdelen. Eerst wordt het volgnummer van de herberg vermeld. In totaal telde men te Tielt en het gehucht Schuiferskapelle 77 cafés. In een tweede rubriek tekende men de naam van de uitbater op. Het uitbaten van een herberg was duidelijk nog een mannelijke aangelegen heid want van de 77 herbergen kenden er slechts 3 een uitbaatster (4 % van het totaal). Ze waren allen weduwe. Hoewel dit niet verplicht was, nam men in de derde rubriek de namen van 84
de herbergen op. Van 29 Tieltse cafés (38 % van het totaal) werd echter geen naam opgetekend. Vooral de herbergen gelegen op de verbindings wegen met buurgemeenten werden naamloos opgetekend. De Vlaamse herbergnamen werden door de opsteller genoteerd in het Frans. Dit gaf soms aanleiding tot vreemde vertalingen en grammaticale onzin (zoals bv. 'Le Malgré' voor ‘De Ondank’, waarbij de opsteller het zelfstandig naam woord ‘ondank' verwart met het voorzetsel ‘ondanks’ (ondanks = malgré). Le Malgré is dus ‘De Ondanks’!) Waar mogelijk hebben wij in de hierna volgende weergave van de lijst van de Tieltse herbergen gepoogd de Vlaamse naam tussen haakjes te vermelden (8). Wanneer er geen naam werd vermeld, wordt dit in de lijst aangeduid met /. Opvallend is dat men op de Tieltse Markt zowel De Beurs, De Kleine Beurs en De Grote Beurs kende als herbergen. Daarnaast waren er ook De Kleine Post en De Post, beiden in de Hoogstraat. De naam Gouden Leeuw werd gebruikt voor een herberg in de Hoogstraat maar ook voor een drankgelegenheid in de Ieperstraat. In de vierde rubriek werden de herbergen geografisch gesitueerd. Tieltcentrum kende 54 cafés (70% van het totaal aantal getelde herbergen). De Markt spande de kroon met 13 herbergen, daarna volgden de Kortrijkstraat (10), de Hoogstraat (9), de Ieperstraat (6) en de Bruggestraat (5). In het gehucht Schuiferskapelle telde men een 5-tal cafés (6,5 % van het totaal). Op de verschillende verbindingswegen naar buurgemeenten (Egem, Kanegem. Oostrozebeke, Ruiselede, Wakken en Wingene) noteer de men er 13 ( 17 % van het totaal). Naast de herbergen op de verbindings wegen telde men op het vroegere Tielt-buiten tenslotte nog een vijftal cafés (6,5 % van het totaal). De vijfde en laatste rubriek was bestemd om het oordeel van de burge meester over de uitbater te noteren en eventueel de sluiting van de herberg te adviseren. Jérome Houtekier (uitbater van De Ratte, baan naar Wingene), Louis De Vlaminck (uitbater van De Hert, Markt) en Jacques Van Landeghem (uitbater van Basin, Bruggestraat) hadden volgens de Tieltse burgemeester respectievelijk een eerlijk en onberispelijk, een onberispelijk en een goed en eerlijk gedrag. Het merendeel van de overi ge uitbaters (63 of 82 % van het totaal) kreeg de vermelding: eerlijk ge drag. Een elftal herbergen ( 14 % van het totaal) moesten echter volgens de Tieltse burgemeester Jozef Mulle de deuren sluiten. Vooral de herbergen gelegen op de verbindingswegen kregen een negatief advies. Emanuel Craeymeersch (sectie Boekboom) moest zijn herberg sluiten omdat het zich te ver van de baan bevond. In het Tieltse centrum moest volgens de burgemeester enkel Nicolaas Derammelaere de deuren van zijn herberg op de Hulst sluiten. 85
3. WEERGAVE VAN DE TIELTSE LIJST 1. Spuyssens Pierre, La Petite Bourse (De Kleine Beurs), Markt, eerlijk gedrag 2. De Clercq Jacques, A la Plume (In de Pluim), Markt, eerlijk gedrag 3. De Vlaminck Louis, Au Cerf (De Hert), Markt, onberispelijk gedrag 4. Derammelaere Joseph, Maison des Jambons (D'Hespe), Markt, eerlijk gedrag 5. Buyse Jean Baptiste, Au Couchon (Het Zwijntje), Markt, eerlijk gedrag 6. Defuster Emanuel, /, Markt, eerlijk gedrag 7. Vandekeere Ives, Grande Bourse (De Grote Beurs), Markt, eerlijk gedrag 8. Debacker Joseph. La Bourse (De Beurs), Markt, eerlijk gedrag 9. Weduwe Lefevre Antoine, A St. Georges (Sint-Joris), Markt, eerlijk gedrag 10. Verhelle François, Maison d'Etoupe (Garenmarkt), Markt, eerlijk gedrag 11. Gortebeke Albert, Fleur de Lys (Fransche Lelie), Markt, eerlijk gedrag 12. De Vlaminck Michel, L'Ange (De Engel), Markt, eerlijk gedrag 13. Vercampt Bernard, L'Homme Sauvage (De Wildeman), Markt, eerlijk gedrag 14. Reybroeck Pierre, /, Bruggestraat, eerlijk gedrag 15. Loontens Constantin, St. Laurent (Sint-Laureins of De Rooster), Bruggestraat, eerlijk gedrag 16. Vlaminck Jean Baptiste, Cours (sic), Bruggestraat, eerlijk gedrag 17. Van Landegem Jacques, Basin (sic), Bruggestraat, goed en eerlijk gedrag 18. Blancke Pierre, Le Cocq, Bruggestraat, eerlijk gedrag 19. Heyvaert Josse, /, Sint-Jansstraat, eerlijk gedrag 20. Neirinck Pierre, Le Jambon (D'Hespe), Hoogstraat, eerlijk gedrag 21. De Vriend Jean, Lion d'Or (Gouden Leeuw), Hoogstraat, eerlijk gedrag 22. Vandekerckhove Joseph, La Fontaine (De Fontein), Hoogstraat, eer lijk gedrag 23. Vercruysse Charles, La Petite Poste (De Kleine Post), Hoogstraat, eer lijk gedrag 24. Wauters Guillaume, La Poste (De Post), Hoogstraat, eerlijk gedrag 25. Lambert Joseph, La Botte (De Laars), Hoogstraat, eerlijk gedrag 26. Janssens Joseph, /, Hoogstraat, eerlijk gedrag 27. Passchal Pierre, Blokkegem (sic). Hoogstraat, eerlijk gedrag 28. Pharasyn Ignace, Le Voiturier (De Voerman), Hoogstraat, eerlijk gedrag 86
29. Vercruysse Philippe. St. Sebastien (Sint-Sebastiaan), Nieuwstraat, eerlijk gedrag 30. Ferraille Matthé, Schaefbanck (De Schaafbank), Nieuwstraat. eerlijk gedrag 31. Saelens Bernard, St. Pierre (Sint-Pieter), Kortrijkstraat, eerlijk gedrag 32. Debrabander Fredericq, /, Kortrijkstraat, eerlijk gedrag 33. Bruyneel Pierre, L'Etang (De Vijver), Kortrijkstraat, eerlijk gedrag 34. Verougstraete Jacques, L'Etoile (De Ster), Kortrijkstraat, eerlijk gedrag 35. Vangeersdalle Jean, La Bergère (De Herderin), Kortrijkstraat, eerlijk gedrag 36. Vanryckeghem Jean, /, Kortrijkstraat, eerlijk gedrag 37. Waerloop Charles, /, Kortrijkstraat, eerlijk gedrag 38. Vanhollebeke Louis, Croix Blanche (Het Wit Kruis), Kortrijkstraat, eerlijk gedrag 39. Vanhollebeke François, Au Canon (Het Kanon), Kortrijkstraat, eerlijk gedrag 40. Debrabander Pierre, Au Levrier (De Hazewind), Kortrijkstraat, eerlijk gedrag 4L Hoed Jacques, Le Paradis (Het Paradijs), Ieperstraat, eerlijk gedrag 42. Vanderschaege Emanuel, Lion D'Or (Gouden Leeuw), Ieperstraat, eerlijk gedrag 43. Bruyneel Jean, La Truelle (Het Handvat), Ieperstraat, eerlijk gedrag 44. Verstraete Pierre, A la Rose (’t Roozeke), Ieperstraat, eerlijk gedrag 45. Vanlaeken Pierre, Belgrade (Belgrado), Ieperstraat, eerlijk gedrag 46. Weduwe De Wulf Jacques, La demie Lune (De Halve Maan), leperstraat, eerlijk gedrag 47. Wullaert Joseph, Le Cerceuil (De Kiste), Krommewal, eerlijk gedrag 48. De Volder Pierre, A l'hibou (De Uil), Krommewal, eerlijk gedrag 49. Vinckier Gratiën, /, Krommewal, eerlijk gedrag 50. Fournier Maximiliaan, Le Perroquet (De Papegaai), Hulst, eerlijk gedrag 51. Meurisse Martin, L'Elephant (De Olifant), Hulst, eerlijk gedrag 52. Derammelaere Nicolas, /, Hulst, advies sluiting 53. Keirsbilck Jean, /, Hulst, eerlijk gedrag 54. Bruyneel Jean, La Couronne (De Kroon), Stock, eerlijk gedrag 55. Vangaver Jean Baptiste, Le Navet (De Raap), baan naar Ruiselede, eerlijk gedrag 56. Verougstraete Joseph, Lottenburg (Lettenburg), baan naar Ruiselede, eerlijk gedrag 57. Desmui Emanuel, Biesgat, baan naar Ruiselede, eerlijk gedrag 87
58. Sierens Pierre. Le Malgré (Den Ondank), baan naar Ruiselede, eerlijk
gedrag 59. Craeymeersch Emanuel. /, Sectie Boekboom, advies sluiting vanwege 60. 61. 62. 63. 64. 65.
66. 67.
68. 69. 70. 71. 72. 73. 74. 75. 76. 77.
te ver afgelegen van de baan Braet Pierre. La Boutelle (De Fles), baan naar Kanegem, eerlijk gedrag Vermeersch Charles, /, baan naar Kanegem, advies sluiting Arickx Jean, /, afgelegen van Aarsele, advies sluiting Simoens Emanuel, /, Sectie van de Berg, advies sluiting Vinckier Cornile, /, baan naar Wakken, advies sluiting Kiere Emanuel, /, baan naar Wakken, advies sluiting Braeckevelt Emanuel, Kannebanck, baan naar Wingene, advies slui ting Houtekier Jérome, Le Rat (De Ratte), baan naar Wingene, eerlijk en onberispelijk gedrag Depauw Bernard, /, tussen de Secties Hooit en Kapel, advies sluiting Coussens Hilaire, Rossignol, baan naar Egem, eerlijk gedrag Verstraete Pierre, /, baan naar Wingene, advies sluiting Derycker François, /, gehucht Schuiferskapelle, eerlijk gedrag Weduwe Verplaetse Jean, /, gehucht Schuiferskapelle, eerlijk gedrag Desutter Josse, /, gehucht Schuiferskapelle, eerlijk gedrag Weduwe De Roo Luc, /, gehucht Schuiferskapelle, eerlijk gedrag Bourguin François, /, gehucht Schuiferskapelle, eerlijk gedrag Vanderschaegen Josse, /, baan naar Oostrozebeke, advies sluiting Nemegheer Guillaume, Muzel (Muizel), Sectie van de Berg, eerlijk gedrag
4. SLUITING VAN TWEE TIELTSE HERBERGEN Uiteindelijk besliste de prefect op 29 december 1807 (9) te Tielt slechts twee cafés te sluiten. Het betrof de herbergen van Emanuel Craeymeersch en Jean Arickx (10). De Tieltse burgemeester ging op 10 januari 1808 over tot definitieve sluiting van deze cafés. Hierbij werden alle opschriften ver wijderd. De rijkswachters zouden regelmatig toezien op het verbod om nog café te houden (11). Johan BUYCK
88
VOETNOTEN 1. Voor meer informatie betreffende de Tieltse herbergen in de twintigste eeuw zie: Julien VERBRUGGE. Tieltse caférijkdom: een overzicht van cafés en uitbaters tussen 1900 en 1980, in: De Roede van Tielt, XI, 2-3-4, 1980, pp. 50-184. 2. De gegevens van de Meulebeekse en Ruiseleedse herbergentelling van 1807 werden verwerkt in de volgende artikels: - Veva BAERT. Van aubergien, lantherbergsken en brandewijnhuysen te Meulebeke van 1600 tot nu, in: De Roede van Tielt, XXVIII, 3, 1987, p. 2-112. - Frank GELAUDE en Etienne VAN WONTERGHEM, Ruiseleedse kroniek van liet jaar 1807, in: Oud Ritysselede, IX. 1992. pp. 188-189. 3. Rijksarchief Brugge, Frans Fonds, 2678. Besluit van de prefect van het Leiedepartement, 30 juni 1807. 4. R.A.B.. F.F.. 2678, Etat des auberges & cabarets de la commune de Thielt dressé par le maire en execution de T art. 3 de T arreté de Mr. le préfet du Département de la Lys en date du 30 juin 1807. Een copie van deze lijst bevindt zich ook in het archieffonds Tanghe, bewaard door Vlaamse Vereniging voor Familiekunde - Afdeling Tielt (Varia Tielt nr. 5.20). Met dank aan Frank Gelaude uit Ruiselede (Bestuurslid Heemkring Oud Ruysselede en V.V.F.-Afdeling Tielt) voor de verwijzing. 5. Jozef Mulle was burgemeester van Tielt van 9 juni 1800 tot 21 mei 1813. Zie verder: J. BUYCK. Biografisch repertorium van de Tieltse municipale officieren en gemeente raadsleden tijdens de Franse periode (1795-1814), Tielt, Vlaamse Vereniging voor Familiekunde - Afdeling Tielt, 1998. p. 71. 6. R.A.B., F.F., 2678, Brief van de prefect van het Leiedepartement aan de burgemeester van Tielt, 2 oktober 1807. 7. R.A.B., F.F., 2678, Brief van de burgemeester van Tielt aan de prefect van het Leiedepartement, 7 oktober 1807. 8. Dit gebeurde op basis van volgende werken: - Ronny OSTYN, Stadsplan en landboek van Tielt-binnen o f het aanzien van Tielt om streeks 1635, in: De Roede van Tielt, XXXIII. I. 1992, p. 2-40 - Frans DEVRIEZE (pseudoniem Frank Vanden Ovaertneste), De oude en nieuwe plaatsnamen van de stad Tielt, Leuven, 1937, K.U. Leuven, onuitgegeven doctoraatsverhandeling, p. 974 en de parate kennis van Ronny Ostyn (Bestuurslid De Roede van Tielt). waarvoor dank. 9. R.A.B., F.F., 2679, Brief van de burgemeester van Tielt aan de prefect van het Leiedepartement. 13 januari 1808. 10. R.A.B., F.F.. 2679, Etat des auberges et cabarets qui d'après les renseignements du sous-préfets et des maires à raison de leur situation paraissent susceptible d'être ferm é ans terme de I' arreté du 30 juin 1807. 11. R.A.B.. F.F., 2679, Brief van de burgemeester van Tielt aan de prefect van het Leiedepartement. 13 januari 1808.
89
WINGENE EN GUIDO GEZELLE Geregeld hield apotheker Jules Fraeyman op ‘radio Kortrijk’ een ‘praatje’ over Wingene. Aldus kwamen o.m. de volgende onderwerpen aan bod : een vertelling over de Muncken, Monica Devriese, het Walleke, de hon derdjarige Amelie Deweerdt (1852-1952), Wingense typen (Naas Pit ...) In het archief van wijlen apotheker Jules Fraeyman vond ik het klad van twee van zijn radiopraatjes: ‘Moederken’ (1955) en ‘Terug’ (1). We publi ceren hieronder de eerste tekst, ongewijzigd. Guido LAMS
Moederken Toen radio Kortrijk ons, het Bestuur van het Davidsfonds, het vriendelijk voorstel deed hier in Wingene een ‘Bonte Avond’ (2) op touw te zetten met Wingense inslag, waren wij het allen met één punt roerend eens: in ieder geval een deel van de ons toegestane tijd te wijden aan die stille, eenvou dige boeredochter uit ons Wingene: Monica Devriese, de moeder van Guido Gezelle en aan hare stam en aan het Walleken, het hofstedeken waar zij geboren werd en dat Gezelle een paar jaren nog voor zijn dood vereeuwigd heeft met een zijner schoonste gedichten, dat ontroerend gedicht ’Terug’, dat ons, Wingenaren, zo dierbaar is. Daarover waren wij het allen eens, want wij, Wingenaren van den echten stam, gaan er fier op dat de grootste dichter van Vlaanderen gesproten is uit een onzer oudste en voornaamste boerenfamilies: de familie DevrieseDe Riemaecker. Een onzer oudste families, zeg ik, en met recht, want als we onze oudste vergeelde parochieregisters openslaan, dan zien we van op de eerste blad zijde reeds de voorouders van Monica Devriese daar opduiken, zowel in doop- als in overlijdensregisters, wat genoegzaam bewijst dat de Devriesen reeds van in ‘t begin der XVIIe eeuw (toen de registers aange legd werden) hier te Wingene metterwoon gevestigd waren. En uit een onzer voornaamste families, voegden wij erbij - en in der waar heid, want vanaf de jaren 1650 worden de Devriesen hier steeds vernoemd en gerekend onder de notabele ingezetenen dezer parochie (professor Baur bedriegt zich als hij meent dat alleen langs moederlijke zijde Monica uit een verarmde burgemeestersfamilie stamde). Op de lijsten der wethouders verschijnen hun namen met hunner aanver wante families: de Scherrens, de Hellebuycks, de Mortiers en de 90
De Roeselaarse beeldhouwer Jules Lagae kreeg in 1930 de opdracht om een bronzen gedenkplaat te maken van Guido Gezelle, ter herinnering aan Monica Devriese, de Wingense moeder van de dichter. Oorspronkelijk zou alleen een vergroot medaillon van Guido Gezelle uitgevoerd worden. Maar naderhand besliste het HuldecomitĂŠ dat de hele tekst van "Moederke" erbij moest, wat een supplement van 300 fr. meebracht (totaalprijs 4000 fr.). Op 11 juli 1930 werd het gedenkteken om 11 uur plechtig onthuld met een uitvoering van de cantate "De Wereld in" van Peter Benoit, gevolgd door voordrachten en gezangen, leder jaar wordt het 11 -julifeest op het Guido Gezelleplein bij het kleine monument gevierd, soms eenvoudig, andere jaren met grote luister.
91
IO
Op zondag 25 september 1949 werd een grote herdenkingsplechtigheid gehouden vóór de gedenksteen van Guido Gezelle, dit ter gelegenheid van het 50-jarig afsterven van de dichter. Burgemeester Rudolf Coucke houdt de gelegenheidstoespraak.
Wingene viert 11 juli in het teken van Guido Gezelle op zondag 6 juli 1980. V.l.n.r. : Jooris Van ffoutte (D.F.). Magda Vandewijngaerde (V.K.A.J.), Mare Derammelaere, Ronald Desseyn, Johan Lievens, Robert Van Hootegem (secretaris). Lambert Golsteyn (schepen), André Huys (schepen), Willy Persyn (burgemeester), Remi Braeckevelt (voorzitter D.F.), Kan. Robert Lagrain (voor zitter Gezellekring), Alice Verhenne (K.A.V.), Jean Schoonbaert (K.A.J.). Foto G. Lams
Deriemaeckers, regelmatig als burgemeesters en schepenen. In onze kerk zetelden zij in de kerkmeestersbank en we zien dat ook het dismeester schap hen werd toevertrouwd. In de processiën stappen ze op als ‘confreers’ van onze aloude SintSebastiaensgilde en, als ze komen te sterven, worden ze in de kerk zelve begraven, vlak voor de Sint-Sebastiaensbank, onder de zware grafsteen hunner familie, voorrecht dat alleen de voornaamste families toekwam. Als 'hereboeren’ treffen wij de Devriesen aan op de heerlijkheid der Capelhoute, een onzer oudste en schoonste heerlijkheden: "Domini de Capelhoute', zo noemt de pastoor ze in zijn parochieregisters: heren der Capelhoute, die toen ter tijde beschreven wordt als ‘een omwalde hofste de met steenen huizinge, scheure en stallingen en landerijen die zich uit strekken tot aan de Heilig Sacramentstraat, en enkele nog in Zuidratelinge’. We vinden ne Pauwel Devriese, man van leene, als molenaar op de Lentakkermolen en ‘t Walleken is in hun bezit vanaf ‘t jaar 1685, ‘t Walleken waar Monica in 1804 ter wereld kwam en waar nu nog heden ten dage, 270 jaar later, nog altijd afstammelingen wonen van dien Laureins Devriese, ‘dominus de Capelhoute' dien we telkenjare nog horen vernoe men op de preekstoel ter gelegenheid van zijn jaarlijkse fondatiemis. Of onze nederige Monica nog wel iets afwist van haar verwantschap met die ‘domini de Capelhoute’ valt te betwijfelen. Gezelle zelf, noch zijn zus ter Louisa - de moeder van Stijn Streuvels - hebben er nooit in woorden over gerept en die eenvoudige ziel die Monica was, zou daar zeker onge lovig naar geluisterd hebben. Maar hoe groot zou wel haar verbazing geweest zijn, hadde haar iemand moeten vóórspellen dat zij, Monica, aan dien stamboom der Devriesen nog de schoonste bloem zou schenken, en dat haar oudste zoon, Guido, haar groot zorgenkind, die dichter bij Gods genade, haar met zijn ‘Moederken' op de eerste rij ging plaatsen der moeders, in memoriam van alle tijden. ‘Moederken’, dat gedicht dat hij neergeschreven heeft dag op dag 17 jaar na haar afsterven. Eerst na zijn dood werd het ontdekt tussen zijn nagela ten papieren ! Het was gedagtekend 4 mei 1891. feestdag van de Heilige Monica, moeder van den Heiligen Augustinus, haar patrones. Het moet hem dien avond te machtig geworden zijn en wat hij jarenlang diep in hem gedragen had - de zoete heugenis aan haar moederlijke teder heid, met de deernis van de een en zestigjarige om haar te zware zorgen en haar te kommervolle leven - dat moet dien avond onweerstaanbaar naar boven geweld zijn en hij heeft die strofen, en vooral de laatste, neergepend met zijn hartebloed. Luister en zie hem daar zitten, dien avond 4 mei 1891, op zijn halfdonke93
Zaterdag 5 september 1998. Voorzitter van de Guido Gezellekring : JosĂŠ Verheyen, legt een krans voor het Gezellegedenkteken. Voordrachtkunstenaar Guido Hellemans draagt "Moederken" voor. waarna de Sint-Amanduskerk - doopkerk van Monica Devriese. moeder van Guido Gezelle. - bezocht wordt onder leiding van heemkundige Guio Lams.
94
re stille studeerkamer, de oudwordende en zich eenzaamvoelende dichter, die met de ogen vol tranen aan zijn moederken denkt en treurt omdat er van haar niet de minste beeltenis is gebleven, tenzij, zegt hij, 'dat beeld in mij dat gij gelaten hebt alleene'. En zijn laatste strofe is een zuiver gebed, tot haar, zijn moederken, als tot een heilige die hij in de hemel weet en die over hem waakt en hij bidt: 'Ach mocht ik nooit uw beeltenis bederven, maar laat ze eerzaam in mij leven, laat ze eerzaam in mij sterven.' Herinnert het einde van het gedicht (eerzaam leven ... eerzaam sterven) (3) niet aan het begin van Monica’s rouwgedachtenis ('Zij heeft in eer- en deugdzaamheid geleefd en is in eer- en deugdzaamheid ... gestorven’) ? Jules FRAEYMAN (t) VOETNOTEN ( 1) De tekst van het radiopraatje ‘Terug’ verscheen in ‘Ons Wingene'. Jaarboek 2, 1999. blz. 99-104. (2) Driemaal werd door DF-Wingene een 'bonte avond’ ingericht met samenwerking van radio Kortrijk:- Op 15 oktober 1941 vertelde pastoor Ach. Six over pastoor Termote. terwijl apotheker Jules Fraeyman Monica Devriese en ‘Rond de Wingense kermis' voor zijn rekening nam.- Op 25 september 1949, het groot Gezellejaar, werd feest gevierd in Wingene met hoogmis en preek door pater Gratianus uit Kortrijk, hulde aan Monica Devriese door burgemeester Rudolf Coucke en een groot avondfeest met lezing door apotheker Jules Fraeyman, declamatie door Wilfried Creytens en feestrede door prof. P. Sobry uit Leuven.- Op 3 november 1952 richtte zender Kortrijk een ‘bonte avond’ in met Wingense krachten. (3) Spijtig dat er op de bronzen gedenkplaat in de zuidermuur van de Sint-Amanduskerk te Wingene staat: ‘eenzaam leven ... eenzaam sterven’ ! Die plaat kwam er in het Gezellejaar 1930 en werd onthuld na de hoogmis op vrijdag 11 juli. Ze is het werk van beeldhouwer J. Lagae en heeft 4.000 fr gekost. Bijdragen van velen bekostigden alles. ‘Moederken’ wekt de bewondering van eenieder. Dankzij de goede vertalingen is het ook in het buitenland bekend. Verscheidene toondichters schreven er muziek voor. Het gedicht staat in het boek van E.H. Robert Lagrain, 'De moeder van Guido Gezelle’ (uit gave Lannoo, 1975) vertaald in het Engels, Duits, Frans, Italiaans en zelfs in het Latijn. Hopelijk worden deze storende fouten (eenzaam - eenzaam) op de gedenkplaat binnen kort verbeterd, wat wel niet zo moeilijk moet zijn !
95
EEN ONBEKEND GEDICHT VAN GEZELLE In een doos ‘allerlei’ uit de erven van wijlen apotheker Jules Fraeyman vond ik de hierbij afgedrukte communiekaart van Karel Carton. Op de achterkant staat in potlood geschreven: ‘Gedicht door G. Gezelle, maart 1896’. Guido Gezelle was goed thuis bij de heem- en taalkundige dokter Gustaaf Carton. Meermaals bracht hij een bezoek aan Wingene. Er werd toen gezellig getafeld met o.m. notaris Hendrik Persyn. Het is dan ook niet te verwonderen dat Guido Gezelle een gelegenheidsgedicht schreef voor de eerste communie van Karei, de enige zoon van dokter Carton. Even de familie Carton schetsen: Jozef Carton was geneesheer in Pittem. Hij had twee zonen: * Charles-Louis, (Pittem 3.6.1802 - Brugge 19.9.1863) , de latere kanun nik, heemkundige en medestichter van de ‘Société d’Emulation de Bruges’ (geschiedkundige kring). * Félix, 0 1806, later ook geneesheer, die in 1832 huwde met Julie Carton (dochter van Dominiek en Sophie Schacht) en in Wingene zijn praktijk had. Ze kregen twee kinderen: Gustaaf-Adolf (° 7.12.1832) en Silvie (°1834). Spijtig genoeg overleden beide ouders kort na elkaar (1835 en 1837). De wezen werden opgevoed door grootmoeder aan moeders zijde, Sofie Carton - Schacht die op de dorpsplaats een winkel hield. Gustaaf Carton studeerde aan het college van Tielt en werd later genees heer zoals zijn vader en grootvader. Hij vestigde zich in Oostkamp waar hij in nauw contact kwam met zijn oom, kanunnik Charles-Louis Carton. Van hem kreeg hij de heemkundige belangstelling mee. Zo kwam hij ook in contact met priester-dichter Guido Gezelle. Toen de Wingense dokters Ivo Slock en Louis Depelchin ‘einde carrière’ waren, kwam Gustaaf zich in 1867, nog ongehuwd, in Wingene vestigen. Hij verdiepte zich in het Wingens verleden, hopende ooit de geschiedenis van Wingene te boek te kunnen stellen. Op 11 mei 1878 - hij was toen bijna 46 jaar - huwde hij in Tielt met de 26jarige Helena Desmet, dochter van de griffier van het vredegerecht. Ze hadden nog drie kinderen: * Margriet, die later huwde met dokter Vanden Bulcke uit Zonnebeke. * Jeanne, die later huwde met Jozef Spriet, zoon van een smid uit de Zandbergstraat in Wingene en later de eerste ‘directeur’ van de Wingense melkerij. * Karei, later een bekende advokaat in Brugge. 96
ç\\
istu ‘
J er
EERSTE
b l ijd e
HEILIGE
Ü A . T I E L "'g e d a a n
^ 4»
in d a c h t ig h e id
COMMUNIE
C A E T O TE "Vv YNGH EN ë
N ' 5 - ~ - v- -
op den 26‘ te" in Lentemaand, ’t jaar Ons Heeren 1896.
•y
’i Was, Karel, u, van kinds, gezeid : de dag zou eenmaal kommen ; daar is hij nu, zoo lang verbeid, nog vóór de meisehe blommen. Hij kwam tot u, hij kwam van God, met God in hem besloten, ' dien g' heden hebt, o groot genot, den eersten keer, genoten. Herrinnert u, zoo lang gij leeft, — dat ’t lange zij, en krachtig! — den Dien, die u geschapen heeft, den Heere God almachtig; de die, die u, van God ontvâan, bezorgden en beminden, uwe Ouders, die, u voorgegaan, Gods wegen leerden vinden. Herrinnert u, en doet ernaar; en laat het God ons geven, dat Vader en dat Moeder daar nog lange op mogen leven !
"(3>
«keest f*J»21
97
oc .JD .
----- o . ----*
TsÆ .
Œet Zaliger ôebacbtemsse VAK MIJNHEER
©nstaaf =Hbolf darton, ECHTGENOOT VAN VROUW
H E L E N A
D E S M E T ,
Doctor in Geneeskunde;
Geboren ie W ijn GENE den y December iS 3 s , . tm ar h ij (.verleed den i 3 November 18 9 6 . H j j w a s G e m e e n t e r a a d s l id se d e r t i J a n u a r i 1879, SCHXPSNB SEDERT ,3 FEBRUARI 1885, L id v a n d en K a t h o l ie k e n K r in g e n v an ’t G e n o o t s c h a p d e r H . C e c il ia , B e s c h e r m en d l id v a n d en O n d e r l in g en B ij s t a n d , B e s t u u r l id d e r W e v e k s sc h o o l , B r ie f w is s e l e n d l id v a n v e r s c h e id e n e K u n s t en L e TTERGENOOTSCH APPEN, EN WIRRD VEREERD MET HET BURGERKRUIS.
Bemind van God en van de menschen, zijne gedach tenis is in zegening. Hij heeft in vrede en rcchtveerdigheid gewandeld, en velen van de boosheid afgeteerd. H a l . 2.
Dr. Gustaaf Carton °Wingene, 7.12.1832 - tWingene, 13.11.1896 Gemeenteraadslid 1-1-1879. Schepen 3.2.1885.
Wij zijn het alleen die te beklagen zijn, omdat wij eenen getrouwen leidsman verloren hebben ; en hetgeen ons meest bedroeft, is voor hem een zegepraal : want hij zal rusten en zijn slaap zal zoet zijn, H . Epiir .; P r. 3 . Ellendige maanden heb ik beleefd en slapelooze nach ten geteld; benauwdheden en pijnen doonstaau ; maar ik heb gezwegen, en mijnen mond niet geopend o p te klagen, vermits gij het waart, o Heere, die mij be proefd hebt. J ob VII. M ijn e eeltig envoie, m ijne hinderen; ik verlaat u. Vergeet mij niet in uwe gebeden, daar ik u zoo tee derlijk beminde. Blijft nauw met elkander vereenigd; dient God in de getrouwheid uws herten, en leeft zoo dat gij de dood niet te vreezen hebbet. H. A nt, Eert uwe moeder al de dagen baars levens. T ob. Zoete H erten van Jésus cn Maria, weest mijn toevlucht ! (3oo dagen ajlaat.)
-JR.
I-
IF-
Thielt, J.-D . Minnaert, drukker.
’t Is voor de eerste communie van die Karei dat vriend-aan-huis Guido Gezelle een gelegenheidsgedicht schreef in maart 1896: ‘Een spijs, zoo goed’ (G. Gezelle, Verzameld dichtwerk, uitgave J. Boets, 6H 28, blz. 1433), met als titel: ‘Ter blijde gedachtenis der eerste Communie van Charles Carton, gedaan ter parochiekerk te Wyngene den 26 maart 1896'. Voor Karei werd evenwel een tweede gedicht gedrukt, en wel een bijna identieke versie van het communiegedicht dat Gezelle gemaakt had voor Maria Lootens, dochter van dokter Jules Lootens uit Oostrozebeke. Zij had enkele dagen voordien haar eerste communie gedaan (22 maart 1896). Vijf verzen van de twintig waren anders in het oorspronkelijk gedicht: vers 1 : Marie, ‘t was u van ouds gezeid: vers 4 : nog eer de Meische blommen vers 7 : dien g’heden hebt. o zielgenot, vers 18 : en moge God ons geven vers 20 : nog langen tijd op leven ! Prof. Boets schrijft (brief van 20 juli 1999 aan Jos Verheyen, voorzitter G. Gezellekring - in die functie overigens de opvolger van kan. Robert Lagrain) : ‘Heeft Gezelle zelf die regel veranderd of deed de familie Carton dat omdat ze die tekst van Gezelle niet verwacht hadden ? Zo iets gebeurde wel meer. Maar wie zal het zeggen !' Het volgende kan zich dus wellicht voorgedaan hebben : G. Gezelle had een gedicht beloofd, dit kwam maar niet, de familie Carton verandere dan maar lichtjes de tekst van het communiegedicht van Maria Lootens en liet die drukken (die tekst werd later niet opgenomen in de verzamelde dicht werken), nadien kwam toch nog de (echte - nieuwe) tekst van Gezelle ( ‘Een spijs, zo goed') en die werd later wel opgenomen in de verzamelde dichtwerken. Voor de familie Carton maakte Guido Gezelle overigens nog andere gedichten: * voor de oudste dochter. Margriet, schreef hij op 5 februari 1890 ‘Gelukkig kind' (Tijdkrans 91, Verzamelde Gedichten, blz. 615). Zowat een maand later (4 maart) stuurde hij nog een lang gedicht op: ‘Margareta, parelschoon’ (Tijdkrans 91, blz. 617). Het telt niet minder dan 46 verzen, waarin acht maal ‘Margareta' of ‘Machrietje' voorkomt. * De tweede dochter, Jeanne, werd op 16 mei 1893 bedacht met een com muniegedicht: ‘Johanna, kind, ook uw beurt’ (Tijdkrans 103, blz. 623). Toen dokter Gustaaf Carton overleed, kwam Guido Gezelle op 17 novem ber 1896 in de Sint-Amanduskerk in Wingene de absouten lezen. Guido LAMS 99
HERINNERINGEN AAN 1914-1918 HET DUITS MILITAIR VLIEGVELD IN TIELT De geschiedenis is zeker niet aan Tielt voorbijgegaan zonder sporen na te laten, vooral niet in de laatste eeuw. Tijdens de ‘Grote Oorlog’ was Tielt, als stad, gelegen op een behoorlijke, maar toch niet té grote afstand van het front. Tijdens W.O. I verwees dit laatste begrip naar een brede strook land vanaf Nieuwpoort zuidoostelijk tot diep in Noord-Frankrijk, waar het Duitse aanvalsleger na veel ups en downs ten slotte vastgeraakte tegen een muur van weerstand, geboden door de bondgenoten en door hen vier jaar lang volgehouden. Tielt bleek de geschikte plaats voor de vestiging van twee hoogst belang rijke eenheden van het Duitse Vierde Leger. De leden van de staf waren ingekwartierd in huizen over heel de stad verspreid. Het is misschien min der bekend dat ook, meer noordelijk, links en rechts van de steenweg Tielt-Wingene, een militair vliegveld werd aangelegd, even boven de lijn Pittem-Schuiferskapelle. Daar was een ruime vlakte, zonder huizen, bomen noch hagen, uitsluitend akkerland, dus zonder weiden noch afslui tingen, droge halfzware leemgrond, 35 meter hoogtespiegel, bijna gebruiksklaar voor het opstijgen en landen van de toen nog lichte twee dekkers en andere jachtvliegtuigen. De boeren die een deel van hun lan derijen kwijtgeraakten, waren Victor Neirynck, Camiel Van Landuyt, Camiel Declercq en Charles Icket van de Vijfpachtgoenstraat ; noord waarts : Honoré De Meulemeester ; ene Vandaele van de Hooithoek en Jozef Persyn die rechts van de steenweg woonde. Victor Neirynck was er het ergst aan toe. Hij woonde vlak aan de zuidrand van het vliegveld, ook het hoogste punt, op een 200-tal meter van de Bergmolen die toen nog in gebruik was. Onmiddellijk achter z’n huis en hofplaats werden een rij vliegtuighangars en houten barakken opgetrok ken. Hem restte voor zichzelf nog 44 are, bestaande uit een kleine iochting’, een boomgaard en een partijtje akkerland opzij van 22 are. Een boer zonder land in oorlogstijd ! Dat was nog niet alles ! Stalling en koterijen met het schuurtje, pas in 1911 nieuw gebouwd, maar palend aan het oude huis dat uit 1768 stamde, wer den door de luchtmachteenheid ingepalmd en ingericht als telefoon- en telegraafkantoren onder de leiding van Leutnant Chapp. Of die heel de oorlog deze eenheid heeft geleid, weet ik niet. In elk geval, buiten de narigheid van het bouwland te moeten missen, was de verhouding tussen de bezettingseenheid en mijn ouders fair, meegaand tot zelfs vriendelijk. 100
Die vreemde soldaten, ver van hun huis, hadden om de haverklap iets te kort dat ze bij de bewoners blijkbaar wel konden vinden. Van hun kant deelden ze chocolade en versnaperingen uit aan ouders en kind, dat zelfs zijn eerste foto, door een officier genomen, aan hen te danken heeft. Ook hun wekelijkse magazine ‘Die Woche’, met stevige donderbruine kaft, op glanzend papier gedrukt en toen natuurlijk nog met zwart-wit foto’s van het krijgsgebeuren, kregen we doorgespeeld, nadat zij die gelezen hadden. De gothische letters vormden na korte tijd voor mijn moeder zelfs geen belemmering meer om er wat in te lezen. Het blad bevatte ook verhalen, gedichten, brieven en allerhande nieuws. Vijftig jaar later heb ik die nog eens doorgenomen, op zoek naar gegevens uit mijn geboortestreek. Doch ik stelde vast dat niet één aflevering verslagen bevatte over het verloop van de oorlog in Vlaanderen of Noord-Frankrijk. In alle afleveringen stonden wel verslagen over het krijgsverloop in het oosten. Die vriendelijke solda ten pasten een eigen censuur toe tegenover de inwoners van het door hen bezette gebied ! De oorlog duurde en duurde. Er werden vergeefse offensieven gevoerd die telkens duizende en duizende jonge levens eisten. Op het vliegveld stegen de vliegtuigen op en daalden er neer. Soms zagen we een zeppelin. Van bombardementen met brandbommen of brisant- en tijdbommen was toen nog geen sprake. In onze omgeving was het zelfs tamelijk vredig. Alleen met het grote offensief van 1918 werden we aangemaand om het hofste deke te verlaten : er zou tegenstand geboden worden door een peloton om het gros van het Duitse leger een rustige en ordentelijke terugtocht te ver zekeren. We trokken met heel het gezin naar het ouderlijk huis van mijn vader, een hofstede gelegen naast de hoeve van Jan De Vreese, rechts langs de steenweg naar Schuiferskapelle, waar een in koepelvorm gemet ste aardappelkelder, overdekt met een laag aarde en begroeid met vlier struiken, ons een paar nachten en dagen een onderdak en bescherming tegen obussen en kogels zou kunnen bieden. In tegenstelling tot de Bergmolen was dit huis in een diepte gelegen en strategisch van geen belang. Toen we konden terugkeren, vonden we ons huis en z’n aanhorigheden onbeschadigd terug. Er was zelfs niet ingebroken. Bij onze naaste buren, de familie Ivo Lootens, was er evenwel een ramp gebeurd. Ook zij waren op het laatste moment aangemaand geweest om het huis te verlaten. Daar het nog dichter en bloter voor de molen stond dan het onze was het voor de bondgenoten een duidelijke schietschijf. De bejaarde en zieke moeder kon niet tijdig weggebracht worden. Er was toen geen auto, zelfs geen boerenkar of sjees met paard beschikbaar. Iedereen was al weggevlucht. Ernest, de jongste zoon, pas als onderwijzer afgestudeerd in Torhout, 101
besloot dan toch maar bij z'n moeder te blijven. Het huis had geen kelder. Het is niet geweten wanneer precies, maar in de loop van de beschietingen is een obus door de achtermuur gevlogen en heeft de oude vrouw gedood. Een andere obus schoot beide benen van de jonge Ernest aan flarden. Hopeloos heeft de zwaar gekwetste zich voortgesleept tot in de achter keuken, zich daar omhooggetrokken om door een hooggeplaatst venster tje aan de buitenkant neer te vallen. Na de gevechten vond de familie hem daar, doodgebloed. Toen ik aan het Tieltse college humaniora volgde, kreeg ik, tien of elf jaar later, van z’n zus Alida al z’n schoolboeken cadeau: een Duitse spraakkunst, een Duitse bloemlezing, een Engels lexi con enzovoort. Ik heb ze tot op vandaag met verering bewaard. Deze tra gische gebeurtenis in het leven van een eenvoudig, arm werkmansgezin, enkele dagen voor men in Brussel met veel vertoon de wapenstilstand zou vieren, heeft heel diep m’n verder leven getekend. De luister van het offi ciële militaire paraderen verloor een goed deel van z’n glans. En dan was de Grote Oorlog eindelijk voorbij. Iedereen was het grondig beu geworden. Moeizaam toog iedereen terug aan het werk. De verwoes te gewesten werden opnieuw opgebouwd onder de leiding van de minister van Economische Zaken, de Tieltenaar Aloïs Vande Vyvere. Het vliegplein nabij de Bergmolen kon weer omgeploegd, bedricht en bezaaid wor den. Het moest door landmeters weer voor iedereen afgepaald worden. Daarom moest men evenwel eerst de barakken en de loodsen afbreken. Het stadsbestuur eiste wat werkvolk op, dat nu ons huis als het ware bele gerde. Het waren niet allemaal werkers die ze bijeengekregen hadden. Er waren, toen ook al, werkontduikers bij, die elke gelegenheid te baat namen om weinig of niets te doen. Een voorbeeld: onze ouderwetse WC met hou ten bril en plankenvloer was in die dagen altijd bezet: daar moesten de werkschuwen immers niet werken ! Mijn vader bood zich vrijwillig aan om aan de afbraak mee te helpen. Iedere namiddag, als het werk gedaan was, kwam hij terug met een paar planken, een rol teerpapier, een zak nagels, krammen, schroeven of bouten. Toen we verwonderd opkeken, zei hij : ‘Ik zal mezelven betalen.’ Hij had immers vier jaar lang de opbrengst van het land moeten derven. Maar er zat nog meer in zijn hoofd. Hoewel hij maar tot z'n 11 jaar had kunnen schoollopen - leerplicht bestond toen niet - en hij lezen en schrijven afgeleerd had, was hij toch niet dom. Op latere leeftijd had hij overigens opnieuw leren lezen. Zekere dag, als al het werkvolk weer weg was en hij over zijn lot van kleine boer in oorlogstijd voldoende had nagedacht, zei hij ons: ‘Dat zal geen tweede keer gebeu ren’ (namelijk dat hij al z’n land zou afgepakt worden). Ik weet nog - dat behoort tot m’n verste herinneringen - dat ik toen als kleuter toch al de vraag stelde: ‘Gaat er dan nog een oorlog komen ?’ en hij antwoordde : 102
‘Ja, deze oorlog is niet uitgevochten.' En ik weer : ‘Wat gaat ge dan wel doen, vader ?’ Meer dan : ‘Ge zult het wel zien' werd het niet. Een jaar later, rond eind oktober, kwam de oplossing. Tussen de Wittestraat en de spoorweg in Tielt had een zekere ‘Munkske’, eigenlijk een nogal geblokte dwerg, een boomkwekerij. Daar haalde vader Victor een 70-tal plantsoenen - ik geloof dat het ‘achtkanters’ waren - en plantte die in een vierkant als omheining van een nog aan te leggen weide op het verste stuk land dat we hadden op de gronden van het vroegere vliegveld. Tussen de boompjes spande hij vier draden ‘pinnekensdraad’. We hadden het ongemak dat we nu vier keer per dag onze koeien zo ver aan een zeel moesten ter plaatse en terug naar huis brengen, want een waterput kon op dat hoge land niet gegraven worden en om er water uit de grond te halen, hadden we daartoe toen nog geen electriciteit. Maar dat had vader ervoor over. Toen de Duitsers in 1937 (1 ) vanuit de lucht de plaatselijke toestand opna men, had het terrein een heel ander uitzicht: het was geen open vlakte meer. Midden in het landingsgebied stond daar nu als een bosje van aaneengegroeide kruinen en sterke stammen van nog krachtig groeiende bomen. Anderhalve tot twee kilometer verder, op Egem-kapelle, aan de weg Kortrijk-Brugge, waar nu de TV-mast staat, had men evenwel bomen weggeruimd en daar was toen een open vlakte vrijgekomen, waar de Duitsers in het begin van de Tweede Wereldoorlog al vlug een klein mili tair vliegveld hebben aangelegd... In de loop van de Tweede Wereldoorlog, toen er grote nood aan brandstof was, werd een groot aantal van onze bomen 's nachts dievelings omge hakt, gekleind en door stedelingen naar Tielt-stad meegesleept of -gevoerd. We konden er niets tegen beginnen. Geen nood evenwel: de bomen hadden hun voornaamste rol gespeeld: verhinderen dat daar weer land van veel buren afgenomen werd om tot vliegveld te dienen, in een dit keer veel gevaarlijker, technisch meer ontwikkelde tijd van allerhande aanvalswapens vanuit de lucht. Marcel NEIRYNCK
V O ETN O O T (1) Naar een verklaring van Jeanne Dewulf uit Langemark werden bv. ook in die gemeente in 1937 Duitse spionnen opgemerkt.
103
GEORGES ROBBERECHT (1875-1904) OF PATER FLORENTIUS ROBBERECHT MISSIONARIS EN MARTELAAR IN CHINA Over deze martelaar bewaart het Archief (APB), behalve een aantal schrif ten van hem van uiteenlopende aard (uit zijn studiejaren, leesaantekeningen, sermoenen —ook in Chinese karakters, met Europese omschrijving), een uitgebreide briefwisseling met zijn familie en ook enkele briefjes aan medebroeders in China. Bovendien zijn er aantekeningen omtrent de fami lie Robberecht. Talrijke brieven van hem werden gepubliceerd in de tijdschriften Le Messager de Saint François en De Bode van Sint-Franciscus (1). ‘Er werden ook brieven opgenomen in De Gazette van Thielt (2). R Ignace Beaufays schreef over hem in Silhouettes de martyrs (3), Ladislas Kerkhove in Vijf Belgische martelaren uit de Orde der minder broeders (4). E. Van Berlo brengt hem ook ter sprake in zijn Histoire des Frères-Mineurs. Toen in 1954 de 50ste verjaardag van zijn marteldood zeer plechtig in Tielt werd gevierd, verscheen daar een brochure: Pater Florentins Robberecht. Pionier en martelaar in de China-missie (1875-1904) (5). Het APB bewaart ook een handschriftje van vier bladzijden van P. Adams: Quelques notices au sujet du R. P. Florentin Robbereclit. Zijn familie Zijn grootvader Petrus Robberecht (1759-1840), timmerman-pijlenmaker, kwam uit Wakken. Diens broer Constantinus was kunstschilder en winke lier. Een andere broer, Félix, was ook kunstschilder en tapper. Grootvader Petrus huwt met Francisca Van den Berghe (+ 1868) uit Waregem. Ze krijgen 9 kinderen: 1/ Barbara, 0 1822 2/ Maria-Antonia, 1824-1877 3/ Isabella, 1826-1892 (huwde in 1869) 4/ Octavia-Maria, 1828-1882 5/ Constantinus, 1830-1905 (huwde in 1858) 6/ Leopold-Edward, 1832-1899 (huwde in 1874) (vader van de toekom stige martelaar) 7/ Feïix, 1835-1894 (huwde in 1867) 8/ Virginia, 1836-1911 (in 1881 gehuwd met De'siré De Somviele (18381914), de latere stadsarchivaris van Tielt) 91 Franciscus, 1839-1906 (huwde in 1869) 104
De latere minderbroeder heeft dus heel wat ooms en tantes aan vaderszij de. Vermoedelijk ook aan moederszijde. Dit betekent dus talrijke weldoe ners bij wie de latere missionaris-in-nood gerust zal mogen aankloppen. Vader Leopold-Edward, geboren in Tielt in 1832, was meester-schoenmaker. Dit betekent dat hij zijn stiel op een erkende wijze aanleerde. Hij huwde op 25 juni 1874 met Maria-Mathildis De Coster, in Aarsele gebo ren in 1848 als dochter van Charles-Louis, kuiper. Moeder MariaMathildis was dienstmeid-naaister. Het gezin Robberecht-De Coster woonde in Tielt aan de Kortrijkstraat nr 2, dus dicht bij het minderbroedersklooster. Ze hadden twee kinderen: - Georges, de latere martelaar, geboren in 1875. - René-Pius, geboren op 9 juni 1877, later schilder, gehuwd met Bertha Damné, wonende in Tilff. Een derde kind, in Luik geboren, stierf vermoedelijk in de wieg. Er is ver der geen spoor meer van. Op 14 juli 1878 verhuist het gezin naar Luik, vermoedelijk in de hoop er betere levensomstandigheden te vinden: in die tijd trokken veel Vlamingen naar het industriële Wallonië. Ze wonen er achtereenvolgens op niet minder dan acht verschillende adressen. Beide ouders zullen er blijven tot aan hun dood. Vader Leopold-Edward overlijdt er op 26 maart 1899, moeder Maria-Mathildis op 27 april 1910, na elf jaar weduwschap en zes jaar na de marteldood van haar zoon-missionaris. Studies en opleiding De ouders, die alleen hun Westvlaams dialect spreken, aarden niet tussen de Walen. De kleine Georges, nog maar 3 jaar oud toen hij in Luik aan kwam, schiet daarentegen goed op met zijn Luikse kameraadjes. Vanaf zijn vijfde levensjaar loopt hij school bij de Broeders van de Christelijke Scholen aan de rue Saint-Thomas. Naar verluidt munt hij er uit door gods vrucht en leerzucht. Hij blijft er van 1880 tot 1888. Tussen de Waalse leer lingen, ofschoon hij thuis niets anders dan Westvlaams hoort en spreekt, wordt het Trans hem zo eigen dat hij later aan zijn familie zal schrijven: Ik schrijf u in het Frans. Dat gaat beter en dan kan ik mij ook hartelijker uitdrukken, alhoewel ik vooral Tieltenaar ben... (6) Hij studeerde goed, was bovendien kunstlievend, speelde viool, tekende veel, versierde lokalen, schreef vlot proza en verzen. Hij was misdienaar in Saint-Barthélemy. In 1889, op 14-jarige leeftijd, behaalde hij de eerste prijs in de wedstrijd van het schoolkanton Luik. Een Trans gedicht van hem. Souhaits à la Reine du Ciel, vier strofen 106
lang, staat afgedrukt in de Livre de Français des Frères Maristes : Si j'étais un oiseau gazouillant sur la branche, Je ferais mon nid non loin de ton autel Dans le chêne qui touche à la chapelle blanche. Et là, toujours chantant, je me croirais au ciel. Si j'étais le ruisseau dont l'onde vive et pure Serpente à travers l'herbe et les tapis de fleurs, J'essaierais, en coulant avec un doux murmure, De prononcer ton nom si cher à tous les coeurs. Si j'étais dans l'azur une petite étoile, Pour toi je brillerais de mille et mille feux. Je viendrais m'attacher à ton céleste voile Pour attirer à toi tous les coeurs malheureux. Mais je suis, hélas, qu'une timide flamme Qui brûle pour ton coeur et veut te faire aimer. Marie, exause un jour les désirs de mon âme Et laisse-moi pour toi d'amour me consumer. (7) Waarlijk, dichterstechniek en vrome inspiratie ontbreken niet. Geen won der dat Georges Monchamp, professor aan het Seminarie (8) en E.H. Lemmens, onderpastoor van Saint-Barthélemy, Georges aanraden, gezien zijn begaafdheden, seculier priester te worden, bij voorkeur in het Vlaamse land, zodat zijn ouders later bij hem, kapelaan of pastoor, in hun eigen taalstreek terugkunnen. Maar de ouders hebben de middelen niet om Georges elders te laten stu deren. Gelukkig is de Tieltse oom Désiré De Somviele bereid om zijn neefje op te nemen en te laten studeren. Georges begint dus in 1888-1889 in het college van Tielt de 6e Latijnse. In 1889-1890 zit hij er in de 5e Latijnse. Wanneer de jongen in Luik op vakantie komt, danken de ouders de lieve oom: ze vonden dat hun zoon verkloekt en wijs geworden was. Doch de gekoesterde plannen lopen in het honderd: Georges wil geen kapelaan of pastoor worden, maar Minderbroeder. Hij wenst dus ook van het Tieltse college over te stappen naar het kloostercollege Sint-Antonius in Lokeren. Vanuit Luik geven de ouders schriftelijk hun toestemming op twee kleine stukjes papier, in onhandig handschrift. Het eerste stukje luidt: Georges, Wij zijn uitnemende gelukkig onze toestemming te mogen geven, denkende dat het beter zal zijn voor uw tijdelijk en eeuwig geluk. Gij weet, mijn zoon, wat zorg wij gehad hebben om u eens wat meer dan gewone werkman te zien worden (9). Dank aan allen die u zo ver gebracht hebben.
107
Gij hebt de goede weg gekozen. Het tweede stukje bevat de officiële toestemming en werd ondertekend door beide ouders: De ondergetekenden verklaren dat zij hun volle toestemming geven om hunnen zoon Georges te laten aenveerden in het gesticht der Paters Recolletten te Lokeren. Georges doet inderdaad de 4e en de 3e Latijnse in Lokeren (1890-1892). Onder zijn leraars telt hij de gedreven P. Theotimus Verhaeghen, later zijn bisschop en medemartelaar in China. Hij was een van drie leerlingen die, ondanks de strenge levensomstandig heden waaraan ze onderworpen waren, niet één enkel punt verloor op de 300 die te verdienen waren voor vlijt en goed gedrag ... (10) Op 15 september 1892 wordt Georges ingekleed in Tielt en krijgt er de kloosternaam Florentius, in het Frans Florentin. Volgen dan: de retorica in Lokeren (1893-1894), de filosofie in Gent (1894-1895), de fundamen taal in Lokeren (1895-1896). Als studiemakkers heeft hij er Natalis Gubbels, later missiebisschop in Ichang; Fredericus Verhaeghen, later zijn lotgenoot in China; Hubert Adons, later zijn collega in de Chinamissie. Na een jaar theologie in Sint-Truiden (1896-1897) volgt nog een jaar hogere theologische studies in Leuven (1897-1898) (11). Fr. Florentien wordt er priester gewijd op 4 september 1898. Hij doet zijn eremis in Luik in de église Saint-Nicolas. Ondanks zijn sterke missieroeping, moet pater Robberecht in 1898 toch in Lokeren beginnen doceren als titularis van de 4e Latijnse. Hij is een uit muntende leraar, die zelf geniet van de Latijnse poëzie en de schoonheid ervan door zijn leerlingen kan laten aanvoelen. Maar kort nadien komt het bericht: Victorien Delbrouck vond de marteldood in China. Aanstonds wil de jonge leraar beslist diens plaats in China gaan innemen. Daaraan terug denkend zal hij later schrijven: De weinige goesting voor de studie, het te veel denken aan de zwakheid van mijn gezondheid, aan het ongunstig klimaat in de vreemde, aan de moeilijkheden van het missionarisleven en aan wat weet ik al, deden mij twijfelen aan Gods roeping voor de missies. Gelukkig had ik mijn roep warm aanbevolen aan de H. Maagd, en Zij brak al de banden. Een besluit van mijn oversten, waaraan ik mij met moeite onderwierp, zond mij opeens naar Lokeren om de vierde Latijnse klas te geven... P. Victorinus stierf de marteldood: mijn twijfels hielden op en ik bereidde mij om te ver trekken... (12) Verder schrijft hij nog: Ik ga hem vervangen. Mocht ik vallen zoals hij! De ondankbare grond van China vraagt bloed, dat het braakveld vruchtbaar moet maken. Dan zal het graan opschieten en een heerlijke oogst voort108
brengen. (13) De missionaris In Tielt heeft het afscheid plaats op 4 oktober 1899. Zijn vader is sinds een half jaar overleden. Zijn moeder en zijn broer, de vele ooms en tantes waren wellicht aanwezig. Tegen alle gebruiken in houdt Florentien er zelf de gelegenheidspreek, een erg emotionele. Rond die tijd schrijft Florentien in een (niet gedagtekende) brief aan 'Monseigneur' (= zijn stadsgenoot Benjamin Christiaens, die in België verblijft) onder meer (wij vertalen uit het Frans): Ik ontvang zonet een brief van Z.E.P. Theotiem [Verhaeghen] die aan mij persoonlijk gericht is. Hij geeft er mij een aantal inlichtingen over mijn reis en vertelt me wat ik me allemaal moet aanschaffen. Ik had hem ook gevraagd o f hij niet een paar lezenswaardige boeken kende over het leven van P. Victorien en o f hij niet een paar van zijn brie ven bezat ... enz [sic] Ik bezorg u zijn antwoorden alsook een kostbare reliek. Op het einde van zijn brief voegt de E.P. missionaris er nog aan toe: 'Hierbij een haarlok van de martelaar, die ik aan Mr Monchamp schenk uit erkentelijkheid voor alles wat hij gedaan heeft voor de verheerlijking van onze dierbare martelaar. Wil zo goed zijn hem die te bezorgen. Bij zijn vertrek verkeert R Florentien in gedachten steeds bij de Chinese martelaar, die zeker zijn inspiratiebron is. Met zijn eigen moeder gaat hij zelfs, vanuit Luik, naar Wihogne afscheid nemen van de familie Delbrouck, vooral van de moedige ’Maman' aan wier gebeden hij zijn eigen moeder aanbeveelt. Op 29 januari 1900 schrijft hij haar vanuit Ichang (wij vertalen uit het Frans): Ik moet u nog bedanken, mevrouw, voor de aardige ontvangst die u mij bezorgde in Wihogne en méér nog voor die welke mijn goede moeder bij u te beurt viel. Uw goedheid heeft haar veel troost gebracht. Ik dank u zeer hartelijk... Ik ben nog de goede parochie Wihogne niet vergeten, waar wij zoveel hulp hebben ontvangen. Wil u aan mr pastoor, de familie Wilkin, mr de burgemeester, mr Brassinne enz onze erkentelijkheid overmaken 3(14) In Wihogne en in Wonck - waar Victoriens' zus, religieuze, schooloverste is - doet hij bedelpreken en bedeltochten. Met P. Hubertus Adons vertrekt hij uit Antwerpen op 18 oktober, uit Marseille op 21 oktober 1899. Hij schrijft een lang reisverslag (15). Ze komen in Ichang aan op 13 december. In heel China, en niet het minst in de Ichangmissie, is de sociale, politie ke en economische toestand dan erg ellendig. P. Florentius schrijft: Al de Europeanen van Ichang. uitgezonderd de katholieke missionarissen, 109
de Zusters Franciskanessen en de consul van Engeland, zijn naar Shangàï gevlucht. De protestantse zendelingen waren de eerste om hun persoontje en goederen in veiligheid te stellen. De christenheid van Se-kéou-chan is het toneel van een nieuwe vervolging, zo bloedend als die waarin P. Victorien omkwam. AI de christenen die niet vluchten konden werden onmeedogend vermoord. Hetzelfde gebeurde te Siao-me-tien. Woningen en kapellen van de christenen zijn slechts rokende puinhopen. De bewer kers van deze wanorde zijn aanhangers van een sekte, door de Engelsen 'Boksers' genoemd. Ze zijn in iedere provincie verspreid. Als gezworen vij anden van de christenen willen ze de godsdienst vernietigen... (16) Indien God op dit ogenblik zoveel christenbloed laat vergieten, is het zonder twij fel om onze laffe en bedorven wereld te tonen dat heden ten dage men nog eerder weet te sterven dan zijn geloof te verzaken... (17) Aangezien Florentius' levensomstandigheden in China voor ons zo onbe grijpelijk zijn, beginnen we met het overzicht te geven dat door P. Adams werd opgesteld (18) (wij vertalen uit het Frans): Na zijn aankomst in Ichang werd P. Florentien in Machapin geplaatst, bij E.P. Theotiem, de toekomstige bis schop, om er de taal en de gebruiken en gewoonten van China te leren. In april 1900, toen E.P. Theotiem aposto lisch vicaris benoemd werd, verving hij deze laatste als missionaris ter plaatse. In de tijd dat hij in Machapin verbleef was E.P. Florentien een van de zeldzame missionarissen die gedurende enige tijd kon rekenen op de aanwezigheid van een lekebroeder. Die gezel in het apostolaat was Br. Libertus Callebaut... In die tijd had E.P. Florentien de zorg over vier christenheden, die toentertijd weliswaar van ondergeschikt belang waren: Hwakoping, op 40 km ten zuiden van Machapin; Ya-chio-shui, op 45 km ten westen van Machapin: Kingyangho, nog minstens 10 km verder; en Shatzeti, op 20 km ten zuiden van Ya-chio-shui. Hij stichtte er vijf nieuwe: Wampong en Liulingkwang, op 20 en 25 km ten noorden, en Tseikinpa, Shuikingwan en Ketanga, op 35, 40 en 45 km ten westen van Machapin. Vanaf 1902 moest E.P. Florentien in Yachioshui gaan wonen. Machapin en de posten die ervan afhingen kwamen onder de hoede van een andere con frater. Hij was de eerste missionaris die in Yachioshui verbleef. Van daar uit bleef hij instaan voor Kacoping, Kongyangho en Shateti. Tijdens zijn verblijf aldaar oogstte hij bekeringen in de omgeving van Metsetang, Wuapa, T'anp'iu, Kwapei, Lungma en Hsiankiats'en, alle op 40 à 60 km afstand van Yachioshui. Maar alleen in Lungma en in Sianghkiats'en stichtte hij duurzame christenheden. Van 1902 tot 1903 had hij als metge zel de nieuw aangekomen E.P. Thadeus Jacobs .. Vanaf 1903 vertrouwden de oversten aan deze laatste de christenheden van Kongyangho, 110
P. Florentins Robberecht
Kwkoping, K'etanga en Shaikingwan toe. In oktober 1903 werd P. Florentien benoemd tot rondreizend pastoor of deken van de hele burger lijke prefectuur van Shinan. Na de feesten van het jaar 1904 vertrouwde Mgr. Theotiem aan E.P. Florentien de missionarisopleiding toe van zijn eigen broer, E.P. Frederiek Verhaeghen, die kort voordien in China was aangekomen... Maar komen we nu eerst nog even terug op de beginperiode van P. Florentien, eerst in Ichang en dan in Machapin. Eenmaal in Ichang aan gekomen wordt P. Florentien —in tegenstelling tot wat P. Adams beweert — niet meteen naar de bergstreek gezonden. Hij blijft ter plaatse, in de middenstad, om er, in ongunstige omstandigheden weliswaar. Chinees te leren. Soms krijgt hij eens les van de kundige P. Angelus Timmers, een specialist. Hij gaat er ook bidden op het 'graf van P. Victorien Delbrouck en schrijft er de lange brief (waarover we het al hadden) aan de moeder van die eerste martelaar (wij vertalen uit het Frans): Ichang, 29 januari 1900 Mevrouw Delbrouck, Gods vrede zij met u! Toen ik vertrok had ik beloofd om u a f en toe nieuws te bezorgen. Ik weet dat u wellicht al lang een brief uit China zal vernacht hebben. Alles wat van daar komt is u altijd dier baar, nog meer sedert het overlijden van uw zoon. Maar dringende bezig heden hebben me verhinderd om u vroeger te schrijven. Onze reis verliep heel voorspoedig - maar dat hoorde u allicht al van mijn moeder. Bij onze aankomst in Ichang was een van onze eerste bekommer nissen natuurlijk een bezoek te brengen aan de pagode waar onze dierba re martelaar nog rust. Bij zijn eerbiedwaardig stoffelijk overschot heb ik gedaan wat u mij gevraagd had. Het spreekt voor zich, Mevrouw dat u een belangrijke plaats had in de gebeden die wij over de lijkkist van uw glo rierijke zoon gestort hebben. De doodkist staat nog steeds voor het hoofdaltaar van de afgoden. Een heidense monnik staat nog steeds in voor de bediening van de pagode, maar het volk komt er niet meer omdat een Europese duivel (zo noemen ze over het algemeen alle Europeanen) er rust. En waren ze niet bang voor de mandarijnen, dan hadden ze al lang nieuwe heiligschennissen gepleegd, dat is mijn overtuiging. Wanneer zal men hem daar kunnen weghalen? Dat is een moeilijk op te lossen vraag, aangezien eerst gehele gerechtigheid moet zijn geschied voor de nadelen en de schade die tijdens de jongste vervolging werden geleden. P. Maurice [= Robert] werd afgevaardigd om samen met een mandarijn overal de schade te gaan opnemen. Hij is net klaar met het dis trict Tan-Yang (waartoe de christenheid van Tan-tse-san behoort, die 112
bediend wordt door P. Gratianus [= Laurent] en P. Hubertus. Na het nieu we Chinese jaar, dat dit jaar op 30 januari begint, zal hij het district Patong afwerken, en nadien Keou-san en in het Ly-schouen. U weet hoe het Chinese gerecht werkt, vooral wanneer men rekening moet houden met de kwade wil van de hogere provinciale overheid et God weet binnen hoe veel maanden alles geregeld zal zijn. Als u wilde zo goed zijn om een goed gebedje te bidden, vooral als u het richt tot uw dierbare zoon, P. Victorien, opdat de vrede zo snel mogelijk terug zou keren in ons missiegebied, dat al z.oveel heeft geleden. Hierbij bezorg ik u, mevrouw, een paar kleine relieken van P. Victorien. Het betreft: 1/ een stukje satijn dat doordrenkt is met zijn bloed: het is afkomstig van de stof waarin men in Ichang zijn lichaam heeft gewikkeld: 2/ een stukje papier dat ook met zijn kostbaar bloed doordrenkt is; 3/ een haarlok. Later ontvangt u nog, samen met enkele andere voorwerpen die ik u bin nenkort zal opsturen: 1/ de hoed in kurk die P. Victorien droeg tijdens zijn reis op zee om zich te beschermen tegen de hitte; hij heeft die ook in China gebruikt; 2/ de Chinese sloten die hij u had willen opsturen; (men zag in Ichang nooit de luipaardvellen en de vlinders ; blijkbaar moest P. Victorien die nog verwerven; dat geldt op zijn minst voor de luipaardvellen; de afgodsbeeldjes werden vernield; de scheermessen werden gebruikt; men weet niet waar ze zijn). Het waren ook gebruikte sloten; een daarvan werd gebruikt om het kerkhof van de paters in St.-Leopold (bij Ichang) te sluiten. Ik zal aan E.P. Provinciaal al de kleren bezorgen waar in P. Victorien na zijn dood in Ichang is toegekomen. De paters van de mis sie waren van mening dat ze beter de verschillende onderdelen van de kle dij bij elkaar hielden. Evenwel zal ik bij de Pater [Provinciaal] aandrin gen opdat hij u een deel ervan zou geven. Zoals ik u al schreef, is P. Hubertus in Tan-tse-tan, waar hij, naar men mij vertelt, de kamer gebruikt waar P. Victorien verbleef. Wat mij betreft, mijn bestemming was eerst Kin-tcheou-fou geweest, in de vlakte, maar men heeft mij overgeplaatst en ik ben nu voor enige tijd pastoor in de stad Ichang. Ik heb er een kapel en een school, twee knechten en mijn school meester. De andere paters verblijven buiten de stad. Evenwel is die post, als leerling van P. Hubertus, maar voorlopig. Ik ben niet vergeten om aan E.P. Procurator het geld te overhandigen dat bestemd is voor de missie van Se-keou-chan. Hij dankt u daarvoor harte lijk. Ik moet u nog bedanken, mevrouw, voor de aardige ontvangst die u mij bezorgde in Wihogne en méér nog voor die welke mijn goede moeder bij u te beurt viel. Uw goedheid heeft haar veel troost gebracht. Ik dank u zeer 113
hartelijk. Ik ben nog de goede parochie Wihogne niet vergeten, waar wij zoveel hulp hebben ontvangen. Wil u aan mr pastoor, de familie Wilkin, mr de burgemeester, mr Brassinne enz onze erkentelijkheid overmaken? Daarbij mag ik mr pastoor van Wonck niet vergeten, die goede vriend van de Chinezen en die 'ouwe makker'. Het doet me altijd deugd als ik aan mijn goede kennissen uit Wihogne denk. Leve Wihogne boven alles ! en Bourgogne en Braives. Geheel tot uw dienst. Mijn beste groeten aan Jean, Pierre, zuster Etienne en Marie. Nog iets. Toen Pater Victorien zijn laatste brief onder de grond liet ver bergen, had hij daarbij ook meerdere portretten gevoegd, onder meer dat van u en die van Jean, Pierre, zuster Etienne, mr pastoor van Wonck, mr de deken van Glons (overleden). Ik zal u alles opsturen samen met de hoed enz. De missie heeft het geweer van P. Victorien kunnen terugkopen van de bandieten. Er ontbreekt wel een stuk, met rood aangeduid op de tekening die ik hierbij voeg. Willen Jean o f Pierre zo goed zijn om aan mr Nagant te vragen om ons dat stuk te bezorgen? U mag het naar m'n moeder stu ren: zij zal het ons wel bezorgen zodra ze een zending klaar heeft. Met genegen groeten. Over datzelfde bezoek aan het 'graf van martelaar P. Victorien schrijft de Tieltse missionaris op 1 maart 1900 een brief aan P. Procurator (19). Daarin vertelt hij dat hij het lijk van P. Victorien ging groeten in die weer zinwekkende pagode... U kan zich gemakkelijk voorstellen hoe ontroerd ik was en wat ik allemaal voelde terwijl ik daar stond bij het eerbiedwaar dig stoffelijk overschot. En met welke hartstocht ik daar gebeden heb... Ah! kon ik maar, net als hij, mijn bloed vergieten voor de goede zaak! Maar wellicht verdien ik die gunst niet. Ik heb er nochtans heel oprecht om gevraagd... (20) Zo'n negen maanden later volgt er nog een tweede brief aan diezelfde moeder (wij vertalen uit het Frans): Ma-cha-pin, 7 november 1900, op de feestdag van de zalige Perboyre (Tong in het Chinees), martelaar in China (+ 1840, zaligverklaard in 1889), beschermheilige van Joseph Delbrouck, Tong in het Chinees. Lieve moeder Delbrouck, Moge de vrede van de Heer met u zijn! Ik hoor u, in uw aardige woning in Wihogne, a f en toe aan Jean zeggen [in het Waals:] ‘Wat is het toch vreemd: Pater Florentien schrijft niet meer. Geduld! Maak je niet kwaad. Ik kan het ook niet helpen. ' Ik heb zoveel werk gehad dat ik voortdurend, tegen m'n zin, dat schrijven heb moeten uitstellen. Maar hier ben ik dan toch, en nog wel op de dag dat men in de provincie Houpe het feest viert van de zalige Jean-Gabriël 114
Perboyre, in het Chinees pater Tong. Ik ken te goed uw christelijke gevoe lens dat ik ervoor zou terugschrikken voor u vandaag de herinnering op te roepen aan uw dierbare zoon. onze roemrijke confrater P. Victorien. Hij had zich onder de bescherming van de zalige Perboyre geplaatst en wens te altijd dat hij eens z'n lot mocht delen. De goede God heeft in eenzelfde offer en in eenzelfde beloning - daar bestaat geen twijfel over - die twee uitverkorenen verenigd. Een derde Tong chen fou (Pater Tong) [= P. Florentien zelf] werd geroepen in dezelfde wijngaard van de Heer. Hij bewerkt nu het veld dat begoten werd met het bloed van zijn voorgangers. Hij is weliswaar onwaardig om hun naam, en méér nog om hun marte laarskroon te dragen, toch wanhoopt hij niet dat hij ze eens mag ontmoe ten in de hemel. Ik moet u bekennen, dierbare moeder Delbrouck, dat ik bijna dood was. Misschien hoorde u al hoe die vervolging precies is verlopen, ik zal dus geen details meer geven. Ik zal alleen zeggen dat de goede God zijn dier bare christenheid van Se-kou-chan weer heeft bezocht. Er was een brede samenzwering beraamd in heel de streek die de prefecturen van Che-nan (Juen-che-hien), Li-Sch'ouan, Kien-che (Ma-sha-pin), Patong (de K'eouchan en andere christenheden) omvat. De K'eou-chan werd aangeduid als toneel voor de eerste slachtpartijen. Nadat men daar de laatste sporen van het christendom had uitgeroeid, moest men optrekken tegen Ma-cha-pin en de christenheden uit de omgeving. De opstandelingen brachten meteen hun plannen ten uitvoer. Ze vielen onverwacht Se-k'eou-chan aan, waar ze de christenen vermoordden die zich niet snel genoeg uit de voeten konden maken. Meer dan dertig onder hen zijn in de hemel P. Victorien en de 83 martelaars-gezellen gaan ontmoeten. De snelsten onderhen (een veertig tal) konden vluchten naar S-sa-ho en Ma-cha-pin. Wij hebben ze natuur lijk met open armen ontvangen. Die arme sukkels wekten ons medelijden. Ze waren uitgeput door een voettocht van twee dagen en uitgehongerd. Bovendien waren ze getekend door de wrede onzekerheid: waren hun ver wanten al dan niet aan de vervolgers kunnen ontsnappen? Een aantal onder hen hadden verwanten met overgesneden keel langs de weg zien lig gen. Meerdere vrouwen en kinderen vluchtten in een grot, niet beseffend dat ze zichzelf aldus blootstelden aan hetzelfde lot als de 60 martelaars van de eerste vervolging, met name de verstikkingsdood o f de keling. Toen ze twee christenen zagen vluchten in de richting van Ma-cha-pin, smeek ten ze hen te zorgen voor een snelle hulpverlening, eer dat de vervolgers hun schuiloord zouden ontdekken. Zodra die twee christenen (beiden zonen van de catechiseermeesters van P. Victorien, van wie een kon ontsnappen en de andere zopas vermoord werd) ons hierover hadden bericht, stuurden wij een man naar de manda 115
rijn van Tsouen-long-tin, de dichtste buur van Se-k'eou-chan, en een ande re naar de mandarijn van Patong, om hen te smeken zo snel mogelijk tus senbeide te komen en zich niet schuldig te maken aan nieuw bloedvergie ten. Van zijn kant had de Chinese pater Paul Li dezelfde stappen aange wend. Meteen meldden we, per telegram, de ramp aan Mgr Verhaeghen, om steun te zoeken bij de hogere overheid. God zij geloofd: een snelle tus senkomst voorkwam dat het bloed van de christenen nog in grotere hoe veelheid vloeide. Mgr. Verhaeghen bekwam dat een detachement Chinese troepen uitge stuurd werd om de christenen uit onze streek ter hulp te komen. De rege ringssoldaten kwamen vrij snel in contact met de opstandelingen en ver sloegen die zonder moeite. De goede God heeft de aanstichters van die moordpartijen al gestraft. Lou-iun-gan, een van de leiders van de eerste vervolging waarvan Pater Victorien het roemrijke slachtoffer werd, zat in de gevangenis in Ichang, maar zijn vonnis was nog niet voltrokken, vermoedelijk dank zij de invloed van zijn vrienden. Het was ook hij die vanuit de gevangenis het bevel gaf voor de huidige vervolging. Hij had genoeg onrecht gesticht, de maat was vol. Hij werd zonet onthoofd, samen met andere vooraanstaanden uit de revolutionaire partij der vrijmetselaars. Dank zij dat krachtig en snel optreden ondergingen we niet hetzelfde lot als de arme christenen van Se-k'eou-chan. Tijdens de eerste vervolging had de residentie de verwoede pogingen van de bandieten overleefd, maar nu werd ze van onder tot boven vernield. De huizen van alle christenen werden in de as gelegd. Toen ik op bezoek was in Si-cha-ho had ik een gesprek met een dertigtal christenen uit Se-k'eou-chan die op de residentie verbleven. Ik zei hen dat de moeder van P. Victorien voor hen een bijzondere liefde had omdat zij de kinderen waren van haar zoon Joseph, die uit naastenliefde voor hen de dood had gevonden, en dat ze zich nog steeds in België voor hen inzet te. Ik hoef u niet te zeggen dat die gedachte hen veel troost bracht en ze waren heel gevoelig voor die blijken van door en door christelijk medevoelen. Vermoedelijk weet u ook dat het volk in Ichang opgehitst is geraakt tegen het stoffelijk overschot van de dierbare Pater Victorien, omdat men beweerde dat de góden de regen tegenhielden omwille van de aanwezig heid van de martelaar in hun pagode van Long-ouang. Men heeft het lichaam van de martelaar dus moeten verplaatsen. Om te eindigen, lieve mama Delbrouck, beveel ik u met aandrang onze zo beproefde christenen aan in uw gebeden. Vele groeten aan Jean, Pierre en zuster Etienne. Ook mijn beleefde groeten aan mr pastoor, aan mr pastoor 116
van Wonck (die zijn foto's in goede staat ontvangen heeft, hoop ik), aan de familie Wilkin en aan alle andere goede lieden van Wihogne, Braives, Bourgogne enz. Komaan, lieve mama Delbrouck, vat moed en oefen nog wat geduld... tot we mekaar terug zien in de hemel. Uw toegewijde in Jezus-Christus en in de Heilige Maagd. P.S. Ik heb alles gedaan wat u wenste. Leve China en de Chinezen. Leve de vreugde en de pataten! (21) Vanuit Machapin is er ook een niet gedagtekende brief van P. Florentien aan zijn bisschop Verhaeghen: De vorige keer schreef ik u dat Machapin nog in vrede verkeert en dat er geen slechte geruchten in omloop zijn. Nochtans die zijn er nu wel, uit Chinan [ten Zuid-Westen] ... Ik zei aan mijn christenen, verleden week, dat vervolging en rampen meermaals het gevolg zijn van het zondig gedrag van de christenen zelf. Ik verheug me erg over het herstel van uw gezondheid en bid er aanhoudend voor. Dank zij God en Maria ken ik nu al duizend Chinese karakters. Ik probeer dagelijks Chinees te lezen en na zes maanden zal dat heel goed gaan.. P. Florentien geniet niettemin in Ma-cha-pin de troost van zijn christenen. Hij schrijft: Ik ben getuige geweest van de ijver van de nieuw bekeerden. Een klaar licht te midden dikke duisternissen van afgoderij. En dit licht schittert hel der tot eer van de hemelse Vader. Ondanks de 45 km afstand van Ma-chapin kwamen onze christenen in grote karavanen op O.L.V.-Hemelvaart om de kerkelijke diensten bij te wonen. Ook de vrouwen — en God weet hoe moeilijk zij op hun kleine voeten trippelen — hadden de reis meegemaakt. Zelfs een blinde was meegekomen langs de vuile wegen om, zoals hij zeide, onze schone plechtigheden te ZIEN. Maar de toestand verslechtert met de dag. De Boksers, die overal door de regering —in zover die nog bestaat en macht bezit — bestreden worden, komen meer en meer de veiligheid van de bijna ontoegankelijke bergen opzoeken en kunnen er hun verderfelijke actie schier ongestoord voort zetten. De christenen, en vooral hun priesters, zowel de inlandse als de Europese, voelen zich erg onveilig. P. Florentien, die voortdurend op reis is om in zijn christenheden de verspreide christenen te bezoeken en te onderrichten, komt van alles tegen. Te Cha-tse-ti, een grotere plaats, werd ik ontvangen met kreten: 'Vermoordt de Westerse duivel!' 't Waren enkel bedreigingen, die mij geen leed deden. (22) Ondanks alles gaat 't missieleven voort. P. Florentien moet jaarlijks naar Ichang voor een samenkomst van de missionarissen, die dan ook hun ret-
rai te doen, bv. in 1903. Van Ma-cha-pin naar Ichang gaat het 95 km te voet en dan 190 km per boot(je) op de Blauwe Stroom: een hele onderneming. Hij komt aan in Si-cha-ho: De christenen zongen hun avondgebed... Ik bleef twee dagen bij P. Hubertus. 't Deed zulke deugd elkander weer te zien in deze wilde streek, waar tijger, luipaard, wildvarken en wolf ongestoord rondzwerven... Hier wordt waarlijk het brood voor de armen gebroken, want de christenen zijn allen arme mensen. De woning van de missionaris is ook arm. Uit slecht aaneengeschoven planken, bedekt met gebroken pannen, valt zij soms heel ineen. En als in de droeve winteravonden de windstoten in de bergkloven huilen, dan kermt het armzalig gebouw en waggelt over en weer. Regen en sneeuw dringen door de bedrieglijke spleten en 't is snijdend koud. Arme P. Hubertus... Na twee dagen zetten wij onze weg voort. We doen 30 km daags door de bergen en 's avonds gaan onze knechten op zoek naar inkwartiering. Aldra komen ze ons zeggen iets gevonden te hebben. Bij het binnentreden waait een geweldige stank in ons gezichten. Onder onze voe ten horen we gebulk.We zullen dus boven een koestal slapen, 's Anderdaags worden we door een hees hanengekraai heel vroeg wakker gemaakt, 't Is tijd om te vertrekken, 's Middags zijn we te Patong waar we een onnozel bootje treffen dat ons over de Blauwe Stroom, stroomafwaarts doorheen versnellingen naar Ichang zal brengen, niet zonder doodsge vaar, ter oorzaak van de draaikolken. Toch geraken we te Ichang. Zal ik trachten de zoete aandoeningen te beschrijven die men, na een jaar afwezig-zijn, na een overvaart vol gevaren, gevoelt bij het terugzien van een goede vader [= de bisschopj en welbeminde broeders... Te Ichang komt de missionaris zijn ziel verwarmen. (23) P. Florentien vertrekt opgemonterd weer naar zijn bergen en bezoekt zijn christenheden, o.m. in Tou-an-cheou, een nieuwe christenheid, 's Avonds, 27 maart 1903, ga ik rustig slapen. Ik sliep als een gelukzalige, toen ik opeens wakker werd geschud door een hels lawaai niet ver van mij. Krakend vallen herhaalde slagen op al de deuren. Dwars door het dak regent het stenen op de zolder. Boven dat alles het wild getier van een woe dende menigte... Wat is er gaande ? vraag ik. Geen antwoord. Iedereen is stom van schrik. De huisbaas komt met licht... Hij valt op zijn knieën, bevend en verslagen: 'Pater, de bandieten omsingelen het huis. ' Ik wil bui ten een kijk nemen, maar word tegengehouden. Dat schouwspel is niet te beschrijven. 'Moed, mensen !' roep ik uit. 'Laat mij maar geworden...' Stillekes aan krijgen onze mannen weer moed en zij hitsen elkander op ter verdediging. De huisbaas roept met donderende stem: 'Brengt de geweren, de lansen en de messen !' (Wij hadden geen enkel wapen.) 'Ja !' roepen de anderen (een tiental mannen). 'Geeft de wapens, hier, daar, pak aan ! Gij 118
dat Europees geweer, gij die lans, gij hier dat mes. Vooruit !' En ons man nen slaan en roepen en tieren dat horen en zien vergaan. De vijand valt stil... Zij luisteren en horen ons spreken van vuurwapens. Dat was genoeg... (24) P. Florentien schijnt te geloven dat het altijd even goed zal aflopen: mits stoutmoedig op te treden! Zoals P. Florentien zijn christenheden moet bezoeken, zo is de bisschop ook verplicht zijn missiegebieden regelmatig te doorkruisen o.m. om er te preken en er de sacramenten, vooral het vormsel, toe te dienen. Dergelijke verplaatsingen vergen natuurlijk veel inspanningen van de bisschop, maar ook van de missionarissen die hem moeten afhalen in een naburige post, hem zo plechtig mogelijk moeten ontvangen en hem, na de visitatie, een paar dagen later weer verder moeten begeleiden. Dat alles zal, helaas, in die gevaarlijke bergen nog heel slecht aflopen, zowel voor P. Florentien als voor de bisschop. Doch eerst hebben we het nog over een paar laatste briefjes (25) van P. Florentien. Ze leren ons de man van meer nabij kennen op het einde van zijn levenstaak. * Aan P. Angelus (13 maart 1903) (wij vertalen uit het Frans): Met ons paterke Thaddeus gaat alles naar wens. Hij leert met veel belang stelling de taal. Met een meester als u zou hij een sinoloog van grote klas se worden... Komaan, mijn dierbare P. Angelus, het ga u goed. Ik bid vaak voor u, opdat u een heilige missionaris mag worden, een vurig kind van de H. Francisons. Vergeet mij niet in uw gebeden en laat ons verenigd blij ven door de banden van de Franciscaanse naastenliefde. (26) * Aan zuster Etienne Delbrouck (?) in Wonck , 1 januari 1904 (wij verta len uit het Frans): Eerwaarde Moeder, Ik heb veel brieven te schrijven en het is al laat. Maar ik kan toch niet gaan slapen zonder de gelegenheid te baat te nemen om een woordje tot u te richten: ik wens u en al uw medezusters een zalig en gelukkig nieuw jaar. Tijdens het heilig misoffer vandaag heb ik om veel genade voor u gesmeekt. Ik heb gevraagd dat dit jaar zou vervuld zijn van liefde, edelmoedigheid en vrome toewijding. Weg met de oude mens, weg met de lauwheid! Bid, bid veel voor uw nederige broer, hij heeft uw gebe den zo nodig tijdens zijn tochten, ver van het altaar, alleen tussen de hei denen. Bid voor de zielen die hem worden toevertrouwd... Vergeef me dat ik zo kort schrijf. * Aan zijn neef Arthur en zijn nicht, 11 mei 1904 (wij vertalen uit het Frans): 119
U kan niet geloven met welke vreugde ik uw brief van 10februari heb ont vangen. Ik zou meteen geantwoord hebben, maar de volgende dag moest ik op reis vertrekken. Ik was een maand onderweg. Ik ben nauwelijks thuis en mijn christenen komen aandraven met talloze problemen. Het is pas nadat ik ze geholpen heb dat ik me aan het schrijven zet. En vooreerst: hartelijk dank voor uw belangrijke gift. Wat bent u goed... Uw vrijgevigheid kwam net op een moment waarop ik die het meest nodig had... Vroeger (in Sint-Truiden) had ik ook al een ontwrichting van de linkerknie. Na meer dan zes jaar heb ik er soms nog een beetje last van... vooral als ik bergen moet opklauteren, en bergen hebben we hier. hoor! Maar geduld, dat alles biedt het voordeel dat we des te meer verdiensten heb ben. U vraagt me nieuws over de verf en over de viool. Dit doet me vrezen dat er brieven verloren gingen, want ik herinner me goed dat ik u daarover al schreef maar ik ben blij dat ik u kan melden dat beide me bijzonder veel genoegen schenken. Met de verf heb ik enkele fresco's geschilderd in de kapel. Ik twijfel er niet over dat ze niet kunnen vergeleken worden met de werken van Giotto o f van Rubens, maar de grote meesters zouden in China niet in de smaak vallen. Men heeft nood aan ’p lakpotters' [in het Nederlands in de Franse tekst] en men wil zeer levendige en schreeuweri ge kleuren: 'boerekermis' [in het Nederlands in de Franse tekst]. De viool! O, die dierbare viool (de mijne is evenwel maar een waardeloos instrument), die heeft al veel avonden opgevrolijkt! Op een keer ontmoet te ik P. Polydoor, die een heel knappe orgelist is, en we hebben samen onze stukken gespeeld! Misschien gelooft u het niet, maar we hebben een hele avond gespeeld. We namen nauwelijks de tijd om een slok tee te drinken, we herbegonnen meteen met de muziek. Wat heeft dat lang geduurd! Vertel het aan niemand (die niet weet hoe zelden het gebeurt dat missionarisssen elkaar ontmoeten). Ik vertel u dat het duurde tot na middernacht. De serenata, de melodie van Beyer, ... Mery: alles hebben we gespeeld. Mijn dierbare Arthur, ik zou nog een paar stukken ter afwisseling willen. Nog twee o f drie stukken van dezelfde trant. Ik maak wellicht misbruik van uw goedheid? En u vraagt mij hoe het met me gaat? Behalve het buikje, even goed als met de paters Pius [Van Kerckhove] en Etienne [de dikke Schoutens], van wie u de mooie dikte heeft kunnen bewonderen. Ik voel me gelukkig, bij de goede God en bij de Chinezen. Hoe zou het niet goed gaan met mij? Ik ben dik noch mager, net voldoende zwaar o f licht om veel te kunnen rondlopen en reizen. Ik heb het over rondlopen en reizen! Mijn jongste reis was bij zonder schilderachtig. Ik moest zes dagen ver. Ik leen een paard. Spijtig 120
genoeg is het een ouwe knol. Ik moet de tweederde te voet afleggen, en nog wel de lastigste stukken. Als ik ter bestemming aankom, wordt m'n paard ziek en het scheelt weinig o f het sterft... Ik heb een ander moeten nemen om terug te komen... * Aan E.P. Procurator, 11 mei 1904 (wij vertalen uit het Frans): Ik ben drie dagen geleden van een lange reis thuisgekomen. Ik was een volle maand van huis weg. God zij geloofd! we mogen bogen op een rijke oogst in onze streek. Men gaf mij als gezel Pater Frederik om te helpen oogsten. Langs de grote weg van Ichang naar Lichuan telde men tot drie jaar geleden één enkele christenheid , nu zijn er al zes. Het zijn belang rijke steunpunten om van daaruit het binnenland te bewerken. De Russisch-Japanse oorlog heeft geen grote invloed in onze streek... (27) * 14 mei 1904 (aan P. Hubertus ?) (wij vertalen uit het Frans): Beste Pater, Ik heb u de jongste twee maanden niet meer gezien. De jong ste tijd waren de gelegenheden om in contact te treden bijzonder zeld zaam. Vooreerst hartelijk dank voor de hulp die u aan P. Frederik [Verhaeghen] bood. Op die manier was hij maar één zondag alleen. Ook nog vele groeten van P. Noël en P. Serafinus. Ik zou u veel moeten vertel len, maar het zou te veel worden voor deze avond. Ik hoop u terug te zien na Pinksteren [22 mei]. Ik ga dan naar Ou-ian-pa en van daaruit tot bij u, met Fritz [= P. Frederik], hoop ik, als we erin slagen voor hem een rijdier te vinden. P. Noël heeft gezegd dat hij zijn zadel voor geen geld ter wereld aan iemand zou verkopen. Hij kreeg het van een boer uit zijn dorp, die het zelf tweedehands gekocht had van een gepensioneerd officier. Onze Broeder Frederik is vandaag een beetje ziek: verkoudheid en koorts. Ik heb nog een bericht voor u, dat u veel genoegen zal doen. Toen ik uit Li-tch'ouan terugkwam, ben ik in Je-mao-chou gestopt bij een verwant van de herbergier die u zo goed ontvangen heeft. Meerdere leden van die familie zijn nu christenen geworden... Ik stuur u enkele brieven die hier deze week toegekomen zijn. Ik zal u ook uw muziek terugbezorgen. Dank * 15 juni 1904, aan Pater Flubertus (wij vertalen uit het Frans): Ik vond uw briefje, twee dagen geleden, bij mijn thuiskomst uit Kin-kia-ho, bij Pater Thaddeus, en uit Ou-iang-que, de christenheid waar ik destijds 's nachts aangevallen werd. Het is de christenheid van St.-Michiel, die nu al 20 gedoopten telt en een honderdtal doopleerlingen en dus veelbelo vend is. Het bijzondere eraan is dat het de enige is tussen Che-lan en uw streek... Men zal aan Monseigneur voorstellen om over land naar Ichang 121
te gaan... Ik heb P. Noël [Gubbels, de toekomstige bisschopj naar Lidman vergezeld... Ik vond in hem helemaal de P. Noël uit onze Leuvense tijd terug: vroom, leergierig, vriendelijk en plagerig, rondborstig - soms een beetje te veel -, menslievend en vastberaden... P. Thaddeus was hier toen ik uw brief ontving. U vroeg me de groeten over te maken aan de vech tersbaas P. Thaddeus. Gelukkig voor u was u hier niet: hij zou u in het zand hebben laten bijten, beweerde hij. We zullen zien o f hij in St.Franciscus [= de retraite in Ichang] woord houdt... Tot ziens in Ichang... * 20 juni 1904 (aan P. Be'nigne Andries) (wij vertalen uit het Frans): ... Voor ons zijn dit een jubileummaand en een jubileumjaar. Het is immers vijf jaar geleden dat we samen een punt zetten achter ons leraarsloopbaan. Wat was dat een prachtig jaar! Het was wel de lente, de poort naar de lastige zomer onder de Aziatische zon, waar wij de last van de warmte en van het licht zouden gaan voelen. Maar leve de wijnoogst! Het doet deugd in de wijngaard van de Heer te mogen werken, het zal vooral zalig zijn te mogen sterven aan de zijde van de meester van de wijngaard... U weet dat ik P. Frederik als metgezel heb. Hij zorgt voor onze missiepost als ik de andere bezoek. De goede pater is afgeslankt en ik denk dat het buikje nooit meer terugkomt in onze bergstreek. * Nog een allerlaatste brief, uit Cha-tse-ti, de plaats van de naderende marteldood, geschreven enkele dagen voor die dood (want midden juli 1904), brief met potlood geschreven en nauwelijks leesbaar (wij vertalen uit het Frans): Beste Pater, Ik stuur u deze man en geef hem opdracht naar Pi-Ko-Pa te gaan, bij Ho-ten-iu [= de christen knecht van P. Florentien] om hem te vra gen dat hij de dragers tot bij u zou sturen en dat ze op de residentie zou den overnachten opdat ze u per draagstoel tot hier zouden kunnen bren gen. Beloof hen wat drinkgeld en vertrek 's morgens vroeg. Ik zal pas dins dagmorgen terug zijn. Berg al de rotjes achter slot en grendel op. Ik zal er zelf over beslissen. Monseigneur is zeer ziek. Ik hoop dat hij zonder moeilijkheden in Ja-ts'iochoui geraakt. Het zullen mannen van Cha-tse-ti zijn die u terug zullen brengen naar Ja-ts'io-choui. [Deze laatste regel werd geschrapt.] Als u per draagstoel kan komen, zullen mannen van hier u terugbrengen. Beste Pater, tot morgen. Als u per draagstoel komt, wees voorzichtig met de ven sters in stof en in glas, dat ze in de loop van de reis niet beschadigd raken. Hou de 'ieou pou' van boven. Ik stuur een heel gewillige ezel. Neem het zadel van P. Mathias. Tot ziens. Addictissimus in Christo. P.S. Liet u aan P. Mathias weten dat Mgr. op 19 juli aankomt, alsook P. Deroin [P. Marie-Etienne, van de Buitenlandse Missies, die zijn vriend, 122
M g r . , w i l d e o n t m o e t e n ] . Z o n ie t, g e lie v e h e t a ls n o g te d o e n .
I)e m a rte ld o o d
Vanuit de gevaarlijke plaats Cha-tse-ti treft P. Florentien dus al de aller laatste maatregelen in verband met de komst en de ontvangst van de onver schrokken bisschop op visitatiereis in het berggebied, dat hij trouwens goed kent: hij heeft vroeger immers in Ma-cha-pin gestaan. P. Florentien zal hem in Cha-tse-ti opwachten en hem dan verder voorgaan naar zijn eigen missiepost en christenheden. Hij heeft al voetknallers aangekocht die. naar Chinees gebruik, bij aankomst van monseigneur afgeschoten moeten worden. Zoals iedereen nu weet is Cha-tse-ti sinds lang een erg onveilige plaats wegens de talrijke Boksers die er zich schuilhouden. Die ergeren zich nu aan de aanwezigheid van meerdere Europeanen, bedie naars van een anti-nationale godsdienst. Maar de bisschop is nog meer onverschrokken dan P. Florentius. Beiden zijn ervan overtuigd dat er aan de kant der bandieten veel bluf bijhoort en dat stoutmoedig optreden een zekere en gemakkelijke oplossing biedt. Op 19 juli, na afsluiting van de visitatie in Cha-tse-ti, zal die dus voortgezet worden bij P. Florentien. Rond 7 uur 's morgens maakt die zich al gereed om te vertrekken. Gezien de toestand bedenkt hij zich toch. Vooraleer zijn muilezel te zadelen gaat hij monseigneur eerst dringend vragen of het, gezien de heersende vijan dige houding van de bevolking, niet voorzichtiger zou zijn toch maar van de reis af te zien. Doch de bisschop antwoordt: vertrek maar. Zo zal de marteldood een nieuwe 'krans' krijgen: die der heldhaftige gehoorzaam heid (28). Op zijn muilezel gezeten en vergezeld door zijn knecht vertrekt P. Florentien dus. De bisschop en diens broer Frédéric zullen in een draag stoel volgen. Hij houdt inderdaad geen rekening met de opstoot die hij verwekt op de markt. Hij trok door een dubbele haag messen en lansen, doch de dreigende menigte liet hem toch zonder letsel door. Hij was reeds vijftig schreden buiten de plaats, in de velden, toen eensklaps een troep bandieten hem nazette, probeerde van zijn rijdier te sleuren en met beledigingen over laadde. Een van de booswichten stak hem met zijn drietand in de zijde. De pater viel op de grond. Hij kon zich echter weer op de knieën richten en, een hand op de wonde gedrukt, begon hij te bidden. Toen sprongen de laf aards allen te gelijk op hem en sloegen hem wreed met een bullepees, en huilend en tierend leidden ze hem terug naar de markt, waar ze hem in een winkel onder bewaking opsloten. Intussen waren Monseigneur en zijn broer reeds vermoord. Enkele tijd later kwam men P. Florentius uit het huis sleuren. De pater scheen geen acht te slaan op wat rondom hem voor 123
viel. In God verslonden liet hij zich meevoeren als een lam dat men ter slachtbank leidt. 'Kom mee, ' roepen de beulen terwijl ze hem de handen nog vaster achter de rug binden, 'kom mee uw bisschop zien. ' Inderdaad, buiten de markt gekomen, ziet hij, voor zijn voeten, zijn wel beminde monseigneur, liggend in zijn bloed, naast het afgrijselijk ver minkte lijk van P. Frédéric. Door ontroering overmeesterd, vraagt hij: 'Wat kwaad hebben wij u toch aangedaan om ons zo te behandelen ? Zijn wij niet naar China gekomen om u tot het goede op te wekken ?' - 'Gij ver acht onze geesten, gij vernielt onze afgoden, ' grinnikten zij vol haat. Florentius begreep dat er voor hem geen redding overbleef. Hij viel op de knieën en bad. Toen stootte een van de beulen hem zijn mes in de rug. Het slachtoffer gleed langs de helling a f in een veld, twee meters lager, waar men hem met lanssteken doodstak. ' (29) Die drievoudige marteldood (30), vijf jaar na die van P. Victorien Delbrouck, maakte een geweldige indruk, ook in de politieke wereld. De Chinese regering werd weer verantwoordelijk gesteld. In mei 1905, bijna een jaar na de moorden, zal het stoffelijk overschot van P. Florentien Robberecht, samen met dat van zijn medemartelaren, in Ichang worden ondergebracht in een groots grafmonument dat, onder druk van Frankrijk, op kosten van de Chinese regering was opgericht (31). Trouwens onder dezelfde druk werd bovendien de bouw van enkele kerken, residenties en een gasthuis door de Chinesen bekostigd (32). Het eerste, nog vage bericht uit China, een telegram van de Belgische con sul Favereau (Mgr en zijn broeder gedood. P. Florentinus gevangen weg gevoerd) maakte uiteraard indruk in Tielt en vooral in Luik. Moeder Robberecht, in offervaardigheid nochtans gelijk aan moeder Delbrouck. beleeft er sinds enige tijd erg onrustige dagen: ze heeft, begin juli. in een brief van haar zoon uit China kunnen lezen: Ik zeg u alleen tot weerzien in de hemel... Wanneer zullen wij elkander weerzien ? God weet het, doch de tijd is zo kort en wij zullen ons zonder het te weten op het einde van ons leven bevinden (33). Wanneer ze dan dat verdacht nieuws over de gevan genschap van haar zoon verneemt, deelt ze, in een ietwat onbeholpen brief, haar gevoelens mee aan haar zus en schoonbroer in Tielt: Gij moet niet verwonderd zijn dat ik ook de droeve tijding vernomen heb. De P. Gardiaan [van Luik] is dan [enkele dagen geleden] in de namiddag bij ons gekomen. Dan is Mr Monchamp ook gekomen. Sinds die vier dagen ben ik een martelares geweest. Ik heb van het begin a f aan gedacht dat hij dood was. Ik dacht: als ze hem gevangen houden, dan is het om hem nog meer tormenten aan te doen. Daardoor heb ik nog meer geleden, want ik heb een moederhart. Désiré, ik zal u zijn laatste brief zenden, als het wat gepasseerd is. Er komen veel priesters en kennissen die hem gaarne lezen. 124
Het is nog maar veertien dagen geleden dat wij die brief ontvangen heb ben. Désiré, doe mijn complimenten aan mijn zuster en aan geheel de familie. Het laatste nieuws zal zijn: Georges is martelaar gestorven. Aan ieder onze groetenis. Marie en René en Berta [= moeder, zoon, schoondochter], In de geboortestad Tielt, waar De Gazette van Thielt de marteldood mee deelde, werd er, zoals in al de minderbroederskloosters van België, op 5 oktober een rouwdienst gehouden, maar wel met meer plechtigheid dan elders, namelijk in tegenwoordigheid van Mgr B. Christiaens, gewezen bisschop van Ichang, en van talrijke priesters en gelovigen van overal. Pater Antonius Nolf, gekend predikant, hield er een gelegenheidsrede. Die werd gepubliceerd: Lofrede van den P. Florentius Robberecht wredelijk om het leven gebracht te Cha-tse-ti. (34) In 1945, bij de vijftigste verjaardag, werd in Tielt Florentiens marteldood een week lang herdacht, rond de 'martelarenkapel' van Pater Wigbert De Waele. Pater Boutsen trad dan op als onuitputtelijke spreker en publiceer de zijn al vermelde naamloze brochure: De eerbiedwaardige P. Florentien Robberecht (1875-1904). De zaak ter zaligverklaring van P. Florentien en gezellen is al lang in behandeling bij de Congregatie der Riten in Rome, maar gezien de tijds omstandigheden maakt ze weinig vordering. Communistisch China zou wellicht te scherp reageren als Florentien en gezellen 'de eer van het altaar' kregen. Luciaan CEYSSENS
125
NOTEN 1. Zie F. Bollen en L. Kerkhove, Bibliografie der Minderbroeders ... in België, Mechelen, 1959, blz. 387. 2. Gazette van Thielt 22 september 1900: brief uit Ma-cha-pin dd. 5 juli 1900 en Gazette van Thielt 12 juni 1901: brief uit Ma-cha-pin dd. 2 april 1901. 3. Luik, 1927. 4. Brasschaat, 1922. 5. 32 bladzijden , vermoedelijk van de hand van P. Jozef Boutsen, oud-Chinamissionaris. 6. Kerkhove, o.c., blz. 66. 7. De oorspronkelijke tekst telt acht strofen. 8. Later de biograaf van P. Victorien Delbrouck. 9. Over de sociale herkomst van de minderbroedersmissionarissen en het emancipatie streven van de lagere sociale klassen, zie Carine Dujardin, Missionering en moderniteit. De Belgische minderbroeders in China 1872-1940, Universitaire Pers Leuven, Leuven, 1996, blz. 126-127. 10. Adams , Quelques notices... Door ons vertaald. 11. Over het intellectuele peil van het missiepersoneel van de minderbroeders, zie C. Dujardin , o.c., blz. 132. Van de elf nieuwe priesters die tussen 1888 en 1899 naar China werden gestuurd, waren er zes die vóór hun vertrek een onderwijsopdracht hadden uit geoefend in Vlaanderen. Florentius Robberecht was de enige die aan de universiteit had gestudeerd. 12. Kerkhove, o.c., blz. 68. 13. Kerkhove. o.c., blz. 70. 14. APB, bundel Robberecht, Briefwisseling. 15. Ook aanwezig in APB. 16. Over de Boksers schrijft C. Dujardin (o.c., blz. 184): ze werden door de Belgische fran ciscanen als vrijmetselaars afgedaan, terwijl niet zozeer het antiklerikale, maar veeleer het antiwesterse gedachtengoed in hun ideologie centraal stond. 17. Kerkhove, o.c., blz. 71-72. 18. P. Adams, Quelques notices au sujet du P. Florentin Robberecht, handschrift in APB. 19. Gedeeltelijk afgedrukt in Le Messager de Saint-François, jg. 25, 1899-1900, blz. 362365. 20. Door ons uit het Frans vertaald. Over het verlangen naar de marteldood, dat niet alleen bij P. Robberecht zeer levendig was, maar binnen de orde tussen 1900 en 1904 een ongekend hoogtepunt bereikte en dat vooral het Sint-Antoniuscollege van Lokeren aan greep, zie C. Dujardin, o.c., blz. 161 -162. 21. APB, bundel Robberecht, Briefwisseling. 'Vive li djoi et les crompices'= vivent la joie et les patates ! (leve de vreugde en de pataten) De uitdrukking komt van de zalige Joseph Perboire, in 1816 gemarteld op het grondgebied van onze missie. Delbrouck gebruikte die uitdrukking in het Waals, Robberecht nam ze over van Delbrouck. Met het oog op de komende zaligverklaring van P. Victorien stelde P. Florentien, dich ter van natuur, voor het officie'al een Latijnse hymne op: Sancto Martiri Victorino hymnus', twaalf strofen lang. 22. Kerkhove, o.c., blz. 76. 23. De Bode van Sint-Franciscus, jg. 29. 1903-1904, blz. 254-260, 297-299 en 331-332. 24. De Bode van Sint-Franciscus, jg. 29, 1903-1904, blz. 24-26. 25. Alle volgende stukken werden geschreven vanuit zijn laatste verblijfplaats, Ja-t’siochoui. 26. APB, doos 15.
126
27. Er is ook een brief van P. Frederik Verhaeghen uit Ja-t'sio-choui op nagenoeg hetzelfde moment (12 mei 1904. Hemelvaart): Sedert Paasmaandag ben ik uit Ichang weg en zit tegenwoordig ... in de bergen, bij P. Florentius... Ik ben de gelukkigste mens van de wereld... Heb reeds veel troost ontvangen van de kant van de christenen... Na de biecht zeiden de christenen me dat ze mij goed verstaan hadden... Ik ben hier bij P. Florentius om hem de vrijheid te geven van meer uil te gaan naar de andere christenheden, en als het kan er nieuwe te stichten... Met Mgr is het opperbest. Nu is hij op bezoek. Binnen twee maanden zullen wij het geluk hebben Hem in ons midden te ontvangen. (De Bode van Sint-Franciscus, jg. 30. 1904-1905. blz. 41). 28. Op 19 mei 1905, een half jaar na de marteldood, schrijft P. Hubertus Adons vanuit Tantse-chan aan de moeder van de martelaar in Luik: .. Ik hoop dat gij tegenwoordig reeds getroost zult zijn... Tot uw troost wil ik u nog een omstandigheid van zijn glorierijke dood aanhalen, die gij nog niet weet, daar ze mij zelfs onbekend was, namelijk dat P. Florentius niet alleen martelaar van het geloof is, maar zelfs in Gods ogen een aange name offerande der Heilige Gehoorzaamheid moet geweest zijn. Immers de christenen beweren dat P. Florentius, het nakend gevaar inziende, Mgr afraadde de boosdoeners tegemoet te gaan, en. Mgr bij zijn gedacht blijvende, hij zich op de knieën zou gezet hebben en zo Mgr gesmeekt zich zo niet aan een zeker gevaar bloot te stellen, zodat hij in dat geval dubbele verdiensten gehad heeft en waarlijk als martelaar van de gehoor zaamheid gestorven is... (brief in APB) Volgens C. Dujardin wees het rapport over de moord uit dat de jonge bisschap Verhaeghen een aantal onverantwoorde risico's had genomen. (C. Dujardin, o.c.. blz. 162) 29. Kerkhove, o.c., blz. 92-93. 30. Samen met de drie Vlamingen werden ook vier Chinese christenen vermoord. (C. Dujardin, o.c., blz. 162). 31 .D e Bode van Sint-Franciscus, jg 31. 1905-1906, blz. 20. 32. De Chinese regering betaalde dit alles bij wijze van 'schadevergoeding'. Over de afwik keling van deze ingewikkelde aangelegenheid, zie C. Dujardin, o.c., blz. 224-226. Tien moordenaars werden onthoofd en twee onderprefecten gedegradeerd. (C. Dujardin, o.c., blz. 225) 33. De Bode van Sint-Franciscus, jg. 30, 1904-1905, blz. 43. 34. Mechelen. 1904, 23 blz.
127
Adressen van de auteurs : Ph. De Gryse, Stoktmolenstraat 32/3, 8700 Tielt P. Huys, Deinse Horsweg 18, 8031 Drongen J. Buyck, Klijtenstraat 77, 8700 Tielt G. Lams, Galgenstraat 29, 8750 Wingene J. Fraeyman (|) M. Neirynck, Jan Breydellaan 76, 8500 Kortrijk L. Ceyssens, Minderbroedersstraat 5, 3800 Sint-Truiden
INHOUD VAN DE 30ste JAARGANG (1999) nr 1-2, maart-juni 1999 I. Demarrez en Fr. Peters, Egemse emigranten naar Amerika (1901-1910) Fr. Demeyer, De uitgestelde wraak van het hoevespook
blz. 2-56 blz. 57-60
nr 3-4, september-december 1999 _____ blz. 62-64 Ph. De Gryse, In memoriam Peter Struyve P. Huys, De herbergentelling van 1683 in enkele parochies van de roede van Tielt blz. 65-83 J. Buyck, De herbergentelling van 1807 in Tielt blz. 84-89 G. Lams & J. Fraeyman, Wingene en Guido Gezelle blz. 90-95 G. Lams. Een onbekend gedicht van Gezelle blz. 96-99 M. Neirynck, Herinneringen aan 1914-1918. Het Duits militair vliegveld in Tielt blz. 100-103 L. Ceyssens, Georges Robberecht (1875-1904) of pater Florentius Robberecht, missionaris en martelaar in China blz. 104-127 De abonnees 1999 ontvingen ook het boek P. Vandepitte (redactie), Wreeck geen quaedt, maar dwing tot goed. Het Sint-Pietersveld, kruis punt van historische en maatschappelijke ontwikkelingen in Vlaanderen. 150 jaar Gemeen schapsinstelling Bijzondere Jeugdbijstand in Ruiselede, 1849-1999. De Roede van Tielt, Tielt & Open Sint-Pietersveld. Ruiselede, 1999, 160 blz., ill.
128
Rouwdienst
ALGEMENE ELECTRICITEIT
Debusschere E . & L
DHONDT 3 Bruggestraat 43 - 8700 TIELT Tel. (051)40 07 15 Fax (051)40 73 37 GSM (075) 32 77 08
Stationstraat 103 8700 TIELT Tel. (051) 40 02 27
KBG
Privaat- en industriële installaties Laagspanningsinstallaties Winkelverlichting Studie - Advies - Uitvoering
Bank & Verzekering
GRSELW EST ELECTRABEL'© MENS, MILIEU EN ENERGIE
Kortrijksestraat 86 - 8700 TIELT Tel. (051) 42 31 11
.
. â&#x2013;