•n Meeke
ZôotenhuM e
'Eatelm if.
StraetejtW h oek
Jt'/uimer.f ’oeKboom .
'cam)
tL2£2SL
y/ir w G rooti
vfeaem
cranu’/ tdi/kyy^ -'MarAe4%^ rà elq h en
Ut
W a e ke r
'aplberqbruqcfe
do J. boete ; J
W aru-bruyge
Roo.r/’heki’ , WreaRmhove.
'uen /
/
i) W M ?
'etteren
Vrek
De Roede
T reft
Driemaandelijks heemkundig tijdschrift
34 ste jaargang, nr. i - jan.-feb.-maart 2003 Afgiftekantoor 8 700 Tieft
De Roeรถe van Driemaandelijks heemkundig tijdschrift voor de gemeenten van de vroegere roede van Tielt: Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem en Zwevezele 34ste jaargang, nr. 1 - jan, - feb. - maart 2003 Wettelijk depot - BD 25413
De Roede van Tielt
Inhoud
Gesticht op 28 april 1970
Rudi De Brabandere
Lid van het West-Vlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde
ALEXANDER SPIERINC SOEVEREIN-BAUUW VAN VLAANDEREN
erevoorzitter:
Johan Vankeersbilck
Paul Vandepitte, voorzitter 1970-2000
LACT1L OF HET VERHAAL VAN DE T1ELTSE MELKERIJ
Voorzitter en verantwoordelijk uitgever: Michaël DELANGE Veldstraat 96, 8780 Oostrozebeke Tel. 0474 43 73 01 E-mail : m.delange@yucom.be
Ondervoorzitter: Paul CALLENS Waterstraat 18, 8740 Pittem Tel. 051 46 71 90 E-mail : pinl8290@pi.be
p. 3 - 32
p. 33 - 68
Adressen van de auteurs: Rudi De Brabandere Sint-Janstraat 35 8700 Tielt Johan Vankeersbilck Hollandlaan 21 8700 Tielt
Secretaris-penningmeester: Philippe DE GRYSE Stoktmolenstraat 32/3, 8700 Tielt Tel. & Fax 051 40 18 38
Redactieraad : Jaak Billiet, Johan Buyck, Paul Callens, Philippe De Gryse, Michaël Delange, Frans Hollevoet, Thijs Lambrecht
“ De Roede van Tielt” verschijnt viermaal per jaar. De lidmaatschapsbijdrage is € 17,50 voor gewone leden, € 35 of meer voor ereleden, over te schrijven op het bankrekeningnummer 467-9350801-88 van De Roede van Tielt, Stoktmolenstraat 32/3, 8700 Tielt. Er worden geen losse nummers verkocht. Bijdragen worden aan de redactiesecretaris bezorgd. Elke auteur heeft recht op tien exemplaren van het tijdschrift met zijn bijdrage. Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in “De Roede van Tielt” mogen slechts overgenomen worden na de uitdrukkelijke toestemming van de redactie.
2
Bibliotheek & fototheek : Beernegemstraat 5, 8700 Tielt open elke zaterdag, lOuOO - llu30 of na afspraak
Cartotheek : Hazelaarkouter 60, 8700 Tielt, na afspraak. Kaft: detail van de kaart “ District van Thielt (W est-Vlaanderen). Bevat 1 stad, 17 gemeenten en 63.986 zielen” (ca. 1825) (verz. Paul Vandepitte)
Rudi De Brabandere
ALEXANDER SPIERINC, SOEVEREIN-BAUUW VAN VLAANDEREN (t 1403) Op de Markt van Tielt bevindt zieh aan de kant van de rijweg een onop vallende ronde steen, die verwijst naar een oude legende rond Kanegem. De baljuw, Alexander Spierinc, die een hoofdrol speelde in deze legende, viel hier tijdens het kaatsspel dood neer, op de door de steen aangeduide plaats, als straf na een lichtzinnig uitgesproken oor deel. Veel Tieltenaren zullen deze steen nauwelijks weten liggen, al kennen ze meestal wel de legende die eraan verbonden is. De uitdruk king: "Hij komt van Kanegem, en weet van niets" klinkt de bevolking heel bekend in de oren. Een legende mag dan wel een verzinsel zijn, toch heeft ze meestal een historische achtergrond. In dit geval is de figuur van de Tieltse baljuw Spierinc het historische gegeven. Al decennia ken ik de blauwe steen - waarvan ik overigens nergens terugvond wanneer hij hier werd geplaatst - en de erop vermelde datum: 19 III 1403. Toen ik hem enige tijd geleden nog maar eens bekeek, besefte ik meteen dat het dit jaar precies 600 jaar geleden is dat de baljuw hier neerviel. Een bijzonder goede reden dus om wat dieper te speuren naar deze al bij al vrij onbekende figuur.
3
STEEN OP DE MARKT VAN T1ELT
EEN LEGENDE ROND KANEGEM, OPGEBOUWD ROND DE FIGUUR VAN ALEXANDER SPIERINC Vooraleer op de historische figuur van Spierinc in te gaan, lijkt het me wenselijk de legende rond Kanegem even kort te vertellen en de rol van de baljuw daarin in de verf te zetten. Begin 15de eeuw werd op een morgen in Kanegem de pastoor vermoord aangetroffen. De inwoners van Kanegem haastten zich naar de Tieltse baljuw Spierinc, die qua hoge rechtspraak bevoegd was over hun dorp. Al vlug trof men net buiten de grens van Tielt-Binnen, zeg maar de stad, een slapende man aan. Hij had een bebloed mes bij. Zonder veel onder zoek werd die man, Jan Vleminc, als schuldige voor de moord aange wezen. Hij bleef echter zijn onschuld volhouden en herhaalde almaar: "Ik kom van Kanegem, maar van die moord weet ik niets af”. Alexander Spierinc bezorgde Vleminc een spoedproces en al enkele dagen later werd hij op de Tieltse Markt opgeknoopt. Ook hier, onder het oog van de Tieltse burgers, hield hij zijn onschuld vol. Meer nog: hij riep de bal 4
juw voor zijn lichtzinnige uitspraak binnen de week voor het oordeel van God. Welgeteld één week later nam baljuw Spierinc deel aan het kaatsspel op het Tieltse marktplein. Midden het spel viel hij dood neer, waarbij alle omstaanders zich verschrikt de woorden van Jan Vleminc herinnerden. Dit was zowaar het oordeel van God. In 1550 al vermeldt Jacques de Meyere, humanist, historicus en dichter (Vleteren 17/01/1491 - Brugge 05/02/1552) deze legende in zijn "Annales Flandriae", in 1561 postuum uitgegeven111:
Jacques de Meyere nous a conservé le curieux récit d'une légende concernant la mort subite de Spierinc: Comme le souverainbailli avait décapiter certain injustement, à ce qu'affirmait le prévenu celui-ci le cita dans les huit jours devant le tribunal de Dieu. Huit jours après, comme Spierinc s'amusait à jouer à la balle à Thielt, ou il résida-it: j'ai été, dit-il, cité devant le trône de Dieu par cet accusé endéans les huit jours. Or c'est aujourd'hui le huitième jour, et vous vous me voyez bien vivant. A peine eut-il dit ces paroles, qu'un mal atroce le frappe, et il mourut avant la fin de ce huitième jour. Ce fait parut si merveilleux et si stupéfi ant que de mon temps (en 1550) le souvenir en est resté vivace à Thielt. Il fut enterré dans l'église de Thielt, auprès de son père Jean, du côté est du choeur et sa charge resta vacante jusqu'au 1er mai suivant. In een aantal versies breide men nog een staartje aan de legende. Korte tijd na de dood van Spierinc mocht Tielt een nieuwe baljuw, Omaer van Crovelt, begroeten. Op het marktplein loste men enkele ereschoten. Doordat het gebruikte kanonnetje ontplofte, werd één van de toeschouwers dodelijk verwond. Vooraleer te sterven bekende hij nog dat hij de pastoor van Kanegem had vermoord en dat hij het bebloede mes in de zak van de slapende Jan Vleminc had gestopt.
Fris Victor - Biographie Nationale, publiée par l'Académie Royale des sciences, des lettres et de beaux-arts de Belgique - tome 23, p 336-337 - Bruxelles - Etablissements Emile Bruylant - 1921-24
5
De plichtige is bij eene viering, korts na de dood van de baljuw, op de mart, in de deur van hei huis welk nu door den Koster Van de Velde bewoond wordt, door het springen van een canon getroffen geworden. Aldaar, voor te sterven heeft hij bekend dat hij de moordenaar van de pastoor was. Dus zijn en moordenaar, en onplichtige en dwalende rechter alle drie, op de mart te Thielt overleden en voor het oordeel Gods verschenen. R v d O z) Op de Markt van Tielt zijn dus de drie hoofdrolspelers uit de legende aan hun einde gekomen: een onschuldige werd er opgeknoopt. De baljuw, die te vlug oordeelde, viel er dood. En uiteindelijk werd ook de echte moordenaar er dodelijk getroffen.
Tot zover de legende.2
2
Mingelmaren - Rond den Heerd - zevende jaargang - nr 18 - p 152 - 30/-03/-1-872
WIE WAS ALEXANDER SPIERINC? Een Tieltenaar van geboorte Alexander Spierinc was een geboren Tieltenaar(3).
Alexandre Spirincx était natif de Thielt... In geen enkele bron vond ik zijn geboortedatum terug. Zijn vader was ridder Jan Spierinc(4):
Spierinc (Alexandre) - Il était fils du chevalier Jean Spierinc, conseiller de Philippe-le-Hardi ... Jan was meerdere malen schepen van de stad. Dit blijkt uit de oudste stadsrekeningen die Tielt rijk is(5)6 : Jan Spierync of Spierinck, schepen 7 der Stad op 20/01/1355 en 12/12/1368. In dezelfde rekeningen wordt ook Jan van Crovelt enkele keren als schepen vermeld: 04/03/1366, 12/12/1364 en 10/07/1380. Jan van Crovelt was vermoedelijk de vader van baljuw Omaer van Crovelt, die de legende als opvolger van Spierinc vermeldt. Jan en Alexander Spierinc werden beiden in de Tieltse Sint-Pieterskerk begraven. Halfweg de 17de eeuw werd hun praalgraf door de Franse legers vernield161.
Spirincx fut enterré dans l'église de Thielt, mais à la suite de l'incendie de cette église, en 1645, la pierre sépulcrale de ce juge, avec l'insription qui attestait le fait, fut détruite. Gelukkig zijn, door toedoen van baron Béthune, enkele oude graf schriften uit een handschrift van de 16de eeuwse Corneille Gaillard voor ons bewaard gebleven en uitgegeven. Daaronder dat van de familie Spierinc171. Ook hier wordt de legende kort vermeld: 3
C.Carton/J.de Mersseman/F.Van De Putte - Biographie des hommes remarquables de la Flandre Occidentale - Tome II - p 166-167 - Vandecasteele-Werbrouck - Bruges - 1844
4
Zie noot 1.
5
D. De Somviele, aangevuld door J. D. V. - De Wet en 't Magistraat van Thielt - Oud Stadsarchief Tielt - nr 11
6
Zie noot 3.
7
Baron Béthune - Epitaphes et monuments des églises de la Flandre au XVIme siècle, d'après les manuscripts de Corneille Gaillard et d'autres auteurs - Bruges - 1900
7
In den ommeganck vanden choor licht twee sepulturen verheven, in't harnas; waeraf d'eerste es int'latine: hic jacet joes Spierinck, qui obiit anno Dni 1376, 13 kalend, novembris. Neffens de voorseyde sépulture licht, in't harnas, Alexander Spierinc, souverian bailliu van Vlaenderen ende bailliu vande stadt van Brugghe ende Brugsche Vrije; obiit 1402, den 29 maerte. Nota dat hij hadden doen dooden, in zijnen tijt dat hij souverain was, meer dan vijf duusent persoonen: ende hij was van den laetsten persoon ghedachvaert voor t'anschijn Godts op den derden daeghe (anderen zegghen den achtsten). Ende t'ghebeurde dat Alexander, op den derden dach, met den bal catste ende zeyde: "ic was eerghisteren ghedachvaert voor God, ende ick ben nog hier”, ende van stonden aen, viel ten aerden ende hij starf. T'welck een groot teeken van God was, om een exempel voor andere om rechtveerdige justitie te doene. Antonius Sanderus vermeldt in zijn 'Flandria Illustrata' eveneens het graf van de familie Spierinc in de Sint-Pieterskerkl8):
sunt & in Ecclesia sepulturae clarorum aliquot hominum Joannis Spirinc, & filii ejus Alexandri. Jammer genoeg blijft er van deze praalgraven niets meer over. Naast de blauwe steen op de Markt zijn er in het Tieltse straatbeeld nog maar twee herinneringen aan de oude familie Spierinc bewaard gebleven, met name twee keer het wapen van de familie. Zowel op een glasraam in de traphal van het stadhuis als op de zuidgevel van de hallentoren staat het wapen afgebeeld (zie foto's - voor een beschrijving, zie verder). De twee vogels in de keper, gierzwaluwen of spieren, zouden naar de naam Spierinc verwijzen™.
Ce sont là des armes parlantes, le spier étant une sorte d'oiseau du genre hirondelle. Het wapen van (de familie) Spierinc is niet terug te vinden in het belangrijke werk van Rietstap1101. Daar staat wel een sterk gelijkend wapen vermeld: "Spierincx, Gand/Bruges", waarop alleen de twee zwaluwen en de ster in de keper door drie schelpen zijn vervangen.8 0 1 9 8
Antonius Sanderus - Tomus Secundus Flandriae lüustratae - Uitgeverij Veys - Tielt -1978
9
Zie noot 1.
10 V.& H.V.Rolland's - J.B.Rietstap - Illustrations to the Armorial Général - Heraldry today - London 1967
8
Enkele onduidelijkheden rond de figuur van Spierinc Rond de figuur van Alexander Spierinc en zijn rol in de legende zijn door de eeuwen heen wel een aantal misvattingen gegroeid. Volgens een aantal vertellers zou Spierinc, nadat hij hoogbaljuw van Vlaanderen was, door de toenmalige graaf tot baljuw van Tielt zijn gedegradeerd. Een duidelijke reden vermelden de vertellers er echter niet bij. Had hij gefaald bij zijn optreden als soeverein-baljuw? Een eerste mogelijk twistpunt. Een tweede punt van verwarring is de overlijdensdatum van baljuw Spierinc. Drie verschillende data worden in de bronnen naar voren geschoven. De steen op het Tieltse marktplein draagt als datum 19 III 1403. Het praalgraf in de Sint-Pieterskerk gaf 29 maart 1402 aan. In het 'Jaerboek der Stad en oude Casselry van Kortryk,(11) staat 29 maart 1403 geschreven. Voor het jaar 1403 staan er in dit laatste werk overigens maar twee feiten opgetekend: het verschijnen van een staartster én het overlijden van Spierinc:
1403 ...O p den 22 Maerte dééd Alexander Spierinne van Thielt, Hoogbailliu van Vlaenderen, Raedsheer van den Hertog Philippus, eenen onthoofden, den welken hem binnen de agt dagen ook voor Godt daegt. Op den 29 Maerte sterft Alexander Spierinne. Men zegt dat hij van deézen die hy ter dood verweézen had, binnen de acht dagen voor Godt gedagt was, en is ook juist den achtsten dag gestorven.1
11 Louis Blanchet - Jaerboek der Stad en oude Casselry van Kortryk, verzameld uyt menigvuldige Auteurs en Handschriften - Kortrijk -1814
9
BRANDGLAS IN DE TRAPHAL VAN HET STADHUIS, TIELT
ZUIDGEVEL HALLENTOREN, TIELT
Een derde onduidelijkheid is het verschijnen van de persoon Omaer van Crovelt, in een aantal versies van de legende de opvolger van Alexander Spierinc als baljuw van Tielt. De al vermelde oudste stadsrekeningen van Tielt(12) kunnen over deze drie punten echter meteen klaarheid brengen:
Thielt Den wet vernieuwd den ... 1401 De Rekening gesloten den 24 december 1402 - 2 jan 1403 Commissarissen Sander Spierinc, souverein balliu van Vlaenderen Omar van Crovelt, balliu van Thielt. In de periode 24 december 1402 - 2 januari 1403 was Spierinc dus nog in leven. Het overlijdensjaar 1402 kan dus onmogelijk juist zijn. Hij legde in die periode als commissaris de stadsrekening van Tielt neer te Brugge. Dat deed hij vanuit het administratieve aspect die zijn functie als grafelijk ambtenaar, meer bepaald soeverein-baljuw van Vlaanderen, inhield. Meerdere verder gebruikte bronnen geven als overlijdensdatum eveneens 29 maart 1403 aan. 12 Zie noot 5.
10
Van degradatie tot Tieltse stadsbaljuw was dus geen sprake. Wanneer hij in Tielt Jan Vleminc liet opknopen, was dit ook nog steeds in zijn functie van soeverein-baljuw, een rechterlijk aspect van zijn baljuwsambt. De uitspraak werd in handen van de soeverein-baljuw gelegd om wille van de ernst van de misdaad en de daarop uit te spreken straf: de doodstraf. Op datzelfde moment was Omaer van Crovelt zelf al baljuw van Tielt, dus geen opvolger van Spierinc.
Toch nog een woordje over de datum van 19 of 29 maart Blijft nog het verschijnen van de data 19 en 29 maart. De eenvoudigste verklaring zou uiteraard zijn dat het hier gewoon gaat om een kleine foutieve lezing van het oude schrift. De cijfertjes 1 en 2 zijn vlug verwisseld. De fout kan echter ook haar oorzaak vinden in de omzetting van de Juliaanse naar de Gregoriaanse kalender. De Romeinse kalender liep ten tijde van Julius Caesar 80 dagen voor op de seizoenen. Caesar wilde de kalender weer in overeenstemming brengen met het zonnejaar, zodat het begin van de lente jaarlijks weer op 22 of 23 maart zou vallen. Met de hulp van de Alexandrische geleerde Sosigenes dokterde hij volgend systeem uit: elke vier jaar werd een schrikkeldag ingevoerd. Zo werd een kalenderjaar 365,25 dagen lang. Dit is nog steeds 10 minuten 44 seconden langer dan een zonnejaar, dat 365,2422 dagen telde. Een klein verschil van 0,0078 dagen per jaar, maar in 1582 viel de lente alweer op 11 maart, of 10 dagen vooruit op de zon. Paus Gregorius schoof in dat jaar de datum 10 dagen vooruit: op 4 oktober volgde officieel 15 oktober. Hij besliste dat de jaren deel baar door 100 geen, deze deelbaar door 400 dan wel weer een schrik keljaar werden. Daarmee werd het kalenderjaar 365,2425 dagen lang, wat het zonnejaar zeer dicht benaderde. In Vlaanderen werd de datum verzet op 21 december 1582. Die dag werd vervangen door 1 januari 1583. Het verschil van 10 dagen in de overlijdensdatum (19 of 29 maart) kan dus te maken hebben met het rekenen met één van dié beide kalenders. In onze tijdrekening is 29 maart dus zeker de correcte datum.
11
DE OPBOUW VAN EEN POLITIEKE LOOPBAAN Alexander Spierinc heeft zijn loopbaan niet in Tielt gezocht. Hij vertrok naar Brugge, waar hem een lang verhaal te wachten stond. De carrière die Spierinc heeft opgebouwd, wordt kort in de 'Biographie Nationale'”3’ geschetst:
Le 1er novembre 1387, Spierinc fut nommé ecoutète de Bruges et occupa cette charge jusqu'au 30 mai 1394. C'est en cette qualité qu'il présida à la restauration du château de Maele de 1391 à 1396, il participa plusieurs fois comme commissaire au renouvel lement de la loi de Bruges. Le 1erjuin 1394, Spierinc devint bailli de Bruges et du Franc, s'occupa activement de la construction de la grande tour de l'Ecluse et fit abandon de sa charge le 30 juin 1399. Quand Jacques de Lichtervelde, souverain-bailli de Flandre, démissionna pour aller à Jérusalem, Spierinc lui succéda le 18 février 1402. Il mourut subitement dans cette fonction, le 29 mars 1403. Montfroid d'Eessen fut son successeur. Ook de 'Biographie des hommes remarquables de la Flandre Occidentale' vermeldt zijn diverse hoge functies”4’:
Il était devenu conseiller de Marguerite de Flandre, fille de Louis de Male et de Philippe le Hardi, duc de Bourgogne, il était également haut-bailli de Thielt et souverain bailli de toute la Flandre. Alexander Spierinc volgde de klassieke promotieweg vanuit een lagere functie tot het hoogste grafelijke ambt van Vlaanderen. Dank zij ver scheidene bronnen kunnen we zijn levensloop als volgt weer samen stellen.
Zie noot 1. Zie noot 3.
12
Hoofdman van de Brugse ruiterij tussen 1383 en 1386 Tussen 1383 en 1386 verschijnt Alexander of Sanders Spierinc voor het eerst als aanvoerder van een groep ruiters in de stadsmilitie van Brugge. Een uitgesproken militaire start. In de oudste stadsrekeningen van Brugge staan een aantal vergoedingen vermeld die aan Alexander Spierinc werden betaald omwille van de uitoefening van die functie(,s): (710) Sanders Spierinc - 6 pd 10 sh 8 den gr - 2 glaviën, 1 met 3 paarden, 1 met 2 paarden 28 dagen - 28 nov tot 25 dec 1383 (710) Sanders Spierinc - 11 pd 4 sh gr 2 glaviën, 1 met 3 paarden, 1 met 2 paarden 28 dagen - 31 okt tot 27 nov 1383 daarin begrepen 4 pd 13 sh 4 den gr tourn achterstel van 20 dagen (715) Sanders Spierinc - 6 pd 10 sh 8 den gr 2 glaviën, 1 met 3 paarden, 1 met 2 paarden 28 dagen - 23 jan tot 19 feb 1384 (715) Sanders Spierinc - 6 pd 10 sh 8 den gr 2 glaviën, 1 met 3 paarden, 1 met 2 paarden 28 dagen - 26 dec tot 22 jan 1384 (727) Alexander Spierinc - 5 pd 12 sh gr - 2 glaviën, elk 2 paarden 28 dagen - 5 juni tot 2 juli 1384 (734) Alexander Spierinc - 5pd 12 sh gr - 2 glaviën, elk met 2 paarden 28 dagen - 31 juli tot 27 aug 1384 (734) Alexander Spierinc - 5 pd 12 sh gr - 2 glaviën, elk met 2 paarden 28 dagen - 28 aug tot 24 sep 1384 (736) Alexander Spierinc - 5 pd 12 sh gr voor zichzelf en voor Heinric de Cupre 2 glaviën, elk met 2 paarden 28 dagen - (geen datum vermeld) (738) Alexander Spierinc - 5 pd 12 sh gr voor zichzelf en voor Heinric de Cupre 2 glaviën, elk met 2 paarden 28 dagen - 23 okt tot 19 nov 1384 (738) Alexander Spierinc - 16 pd 11 sh 4 den gr ten voordele van Gheldolf Damman 2 glaviën, 1 met 3 paarden, 1 met 2 paarden 71 dagen - 20 feb tot 30 apr 13841 5
15 A.Schouteet - Regesten op de oorkonden - delen 2 en 3 - 1340-1384 - Brugge - 1979.
13
(738) Alexander Spierinc - 6 pd 8 sh 4 den gr ten voordele van Gheeraerd Ketel, boogschutter 1 glavie, met 3 paarden 35 dagen - 12 den gr per dag - (geen datum) (738) Alexander Spierinc - 5 pd 12 sh gr 2 glaviën, elk met 2 paarden 28 dagen - 20 nov tot 17 dec 1384 Over de ruiterij vinden we enkele woorden uitleg in het werk van Gilliodts-Van Severenll6):
La cavalerie était formée par lances ou glavies, qui était composées chacune de 2, 3 ou 4 chevaux. L'infanterie, tout recrutée parmi les "archiers", était devisée par compagnies de 6, 8, 10 ou plus. Les noms qui figurent ici, sont ceux des chefs de lances ou de compagnies, qui ont délimé et scellé les reçus de paiement, soit pour euxmêmes, soit au nom de leurs compagnons. Ook in deze laatste bron1 (17)1 6 8 vinden we een aantal kwijtingen van Alexander Spierinc terug:
Chartes 677 - 1383 à 1386 Quarante trois liasses de quittance, délivrées à la ville de Bruges pour paiements faits aux hommes d'armes et archers, ou la solde des lances dite "glavie ghelde" 37° Dix-huit d'Alexandre Spierinc (deze van 1383 en 1384 zie hierboven) 1385 14 jan - 11 feb - 11 maa - 8 apr - 6 mei 1386 1 sep 138. 24 dec Drie van de kwijtingen van Spierinc zijn van een zegel voorzien. Bij één vermelding omschrijft Gilliodts Van Severen het zegel op een wijze waarop heraldisch niets op aan te merken is<18):
16 Gilliodts - Van Severen - Archives de la ville de Bruges - Inventaire des chartes, tome III - Bruges 17 Z ie n o o tlô . 18 Zie noot 16.
14
ces pièces sont scellées de trois différentes empreintes 1 sceau rond, de 22 m il, en cire brune sur simple queu de vélin, ecu moucheté d'hermines, au chevron chargé sur sa branche à dextre d'une étoile à six rais et sur sa pointe et sa branche à sénestre de deux martinets; perché et timbré d'un heaume cou ronné et taré de profil; et pour cimier une moucheture d'her mine de Vécu entre deux cols et têtes d'aigle adossées "sander.spierinc" 2 sceau rond, de 20 m il, en cire brune; le même ecu, dans un encadrement trilobé et dans chaque lobe, au chefet aux flancs, une étoile à six rais 3 sceau rond, de 22 m il, en cire brune; le même écu, perché, tim bré et cimé comme dessus, mais supporté par duex lions léopardés "s'sander.spierinc" (écriture minuscule gothique dans les trois spécimens). De omschrijving van het zegel stemt helemaal overeen met de twee wapens van de familie Spierinc, die nu nog in Tielt te zien zijn en die ik al vermeldde. Het voorkomen van een wapen bij Alexander Spierinc verwijst daarom nog helemaal niet naar een adellijke titel voor Spierinc. Weliswaar was zijn vader ridder. Onder de aanvoerders van de ruiterij komen anders ook heel wat ridders voor'191: Philippe van Axpoele, Jean van Ghistelle, Jean Blancaerd, Frossard de Steenbourch, Joris Braderie, Matthieu van Scattille, allen chevalier, ridder. Schout van Brugge van 1 november 1387 tot 30 mei 1394 Nadat Alexander Spierinc zich als militair had verdienstelijk gemaakt, kon hij al vlug doorstoten tot de belangrijke functie van Brugse schout. Een schout was wat we in onze dagen het hoofd van de plaatselijke politie zouden noemen. Wegens het belang van deze functie in een grote stad als Brugge, was de schout daar eigenlijk een hulpbaljuw geworden en was hij dus ook betrokken in heel wat politieke en rech telijke zaken. We mogen deze benoeming zeker als een beloning be schouwen vanwege de graaf van Vlaanderen voor Spierincs talentvol militair optreden.
Zie noot 15.
15
We zien Alexander Spierinc dan ook in verschillende akten optreden samen met de Brugse baljuw Guillaume Slijp. Deze was in 1382 zelf nog schout, vooraleer hij in 1383 baljuw werd. Gillis Spierinc, wellicht een broer van Alexander, volgde hem op als schout™. De grens tussen de bevoegdheden van schout en die van baljuw was in Brugge soms zeer nauw, want we vinden Spierinc zowel als schout dan als baljuw in zeer verwante aangelegenheden terug: toezicht bij belang rijke verbouwingen, sluiten van rekeningen en vernieuwen van de stadsmagistratuur121’.
Charte 710 - 1390, 16 juillet Quittance d'Alexandre Spierinc, écoutète de Bruges, de la somme de 222 Ib parisis à compte du subside de 20000 Ib parisis que la ville a accordé pour la restauration du château de Male, "te hulpen ter refectie van den huse van Male" Charte 712 - 1390, 20 âout Quittance de Vécoutète Alexandre Spierinc, de la somme de 24 Ib 5 sh de gros, vieil aloi, "oudts ghelts", à valoir comme dessus, n° 710 Charte 724 - 1391, 31 âout Commission donnée par Philippe le Hardi, à ses conseillers ... Guillaume Slijp, bailli et Sanders Spierinc, écoutète de Bruges, les quels ensemble ou quatre d'entre eux sont chargés de renouveler le magistrat à Bruges Charte 763 - 1393, 23 janvier (nota van de auteurs) Damme, compte de 1392, f 13, n° 1 “Eerst, Sanders Spierinc, over een danderdeel van den stede taxe omme tfait van den oosterlinghen, viij Ib vj s viiij d grote, valent c Ib parisis "
Zie noot 16. Zie noot 16.
16
Schout en baljuw namen ook samen deel aan de optocht voor het Heilig Bloed en stonden in voor de goede gang van zaken bij de toen al grote menigte die die ommegang bijwoonde'221:
Il assistait tous les ans, ainsi que le bailli, escorté d'une troupe de brillants cavaliers, à la procession du St-Sang et il touchait de ce chef, une rémunération de 36 livres parisis ...... "Willem Slipen bailliu ende Sanders Spieringhe scoutheeten van dat zij ghewapent omme reden met menichten van lieden up den dach van den ommeganghe". Charte 763 - 1393, 1 février Item doe ghepresenteirt, bi beveilne van borghmeesters, minen heere den Chanchellier van Bourgoengen, eene keuwe roods wijns ghecocht jeghen Alexanders Spieringhe scoutheeten ... Item doe ghegheven Willem Slijpe bailliu ende Alexanders Spieringe, scoutheeten, over de costen pinen ende moynessen die zij hadden up den dach van den ommeganghe, varende metten heiligden bloede met menichten van lieden ghewapent, ter eere ende verwaemesse van de helighen bloede, eiken iij Ib grote. De grafelijke ambtenaren werden samen met de kerkelijke overheden, op vraag van de stad Brugge en met de goedkeuring van de graaf, van een aantal belastingen vrijgesteld'23'. Ook Spierinc, als schout, viel onder deze verordening, wat het belang van de functie onderstreept. Dit was natuurlijk een zet van de stad Brugge om een aantal mensen voor zich te winnen als het erop aankwam de eigen stadsmagistraat te laten benoemen.
Zie noot 16. Zie noot 16.
17
Charte 694 - 1388, 10 février, donné à Paris Le duc accorde à la ville de Bruges la permission de continuer, pendant trois années, la perception des assises, pourvu qu'elle lui paie pour cette octroi, 3200 Ib parisis par année ... Les personnes privilégiées, gens d'église ou du conseil, qui jouis saient de l'exemption de l'assise pour une certaine quantité de vin ... A/ parmi les gens d'église ... B/ parmi les gens de la cour et du conseil du Duc ... 5/ Me van den Cappelle, souverain bailli de Flandre 6/ Me Guillaume Slijp, bailli de Bruges 7/ Alexandre Spierinc, écoutète Baljuw van Brugge en het Brugse Vrije van 1 juni 1394 tot 30 juni 1399 De stap van schout naar baljuw van Brugge zal voor Spierinc maar klein zijn geweest, daar hij al jaren met de baljuw samenwerkte. Toch hield dit weer een promotie in. De grafelijke baljuw was vertegenwoordiger van de graaf van Vlaanderen in de stad of de kasselrij. Hij was een gerechtelijke ambtenaar (de rechtbank voorzitten, vonnissen ten uitvoer brengen, de misdaad bestrijden...), maar had evengoed een administratieve functie (opmaken van officiële akten, rekeningen afsluiten...). Hij was dus zowel rechter als notaris. Het baljuwsambt van de stad Brugge was een functie van hoog aanzien. De taak als baljuw won algemeen aan belang door de centralisatiepolitiek van de Bourgondische hertogen. In de periode 1380-1530 werden vele kleine vorstendommen in onze omgeving samengevoegd: Vlaanderen, Holland, Zeeland, Brabant, Henegouwen ... De Hertogen konden een eigen koers varen, los van hun grote buren: het Duitse Keizerrijk was danig verzwakt en Frankrijk vocht zijn 100-jarige oorlog met Engeland uit(24).
Wim Blockmans/Walter Prevenier - ln de ban van Bourgondië - Fibula - 1988
18
Vooral de Vlaamse steden profiteerden van de gouden tijden. Ze waren 4 tot 6 maal groter, rijker en machtiger dan het Bourgondische Dijon. De stad Brugge straalde tegen het einde van de 14de en in de 15de eeuw een ontzaglijke macht uit. Samen met leper en Gent vormden én Brugge én het Brugse Vrije (de kasselrij of het platteland) de 4 leden van Vlaanderen, een vertegenwoordiging van het volk, in 1384 door hertog Filips de Stoute opgericht,25). Wegens het groeiende belang van de stad verbleven Filips de Goede en Karei de Stoute veelal in het Prinsenhof in Brugge. Hun voorgangers Filips de Stoute en Jan zonder Vrees daarentegen hadden residenties in Frankrijk betrokken. Vóór de Bourgondische dynastie verbleven de Vlaamse graven op de Burg of in het slot van Male061. In het werk van Gilliodts-Van Severen komt de naam van Alexander Spierinc enkele keren voor als baljuw van Brugge071. Het betreft hier weer fragmenten uit de oudste stadsrekeningen van Brugge:
Charte 802 - 1396, 4 février (nota van de auteurs) "Item den xiijsten dach in october, mer Joris Bradericke, borghmeester, "Alexanders Spierinc bailliu ende Jean Horis ghesendt ter Sluus omme te overziene twerc van den groten thorre" ... (construction de la tour de Bourgogne au château de l'Ecluse). Charte 819 - 1396, 14 juillet Liasse de cinq quittances, dont la dernière porte la date qui pré cède, délivrées par Alexandre Spierinc, bailli de Bruges, à la dite ville, des sommes à valoir sur l'aide de 20000 Ib parisis qu'elle s'était engagée à payer au Comte pour la restauration du château de Male. (nota van de auteurs) Des paiements doivent aussi avoir eu lieu de 1391 à 1394 ... "Item ghegheven Alexanders Spieringhe scoutheeten van Brugghe den vierden dach in april, in minderinghe van twintich dusentich pond par oudts ghelts onser gheduchten heere van Bourgoengen ende onser gheduchten vrauwen van Vlaendre ..." (1393-1394, 3, f° 33 vn n° 3) Zie noot 24. Zie noot 24. Zie noot 16.
19
De graaf verkoos tussen zijn ambtenaren raadgevers om de magistraat van de grote steden, als Brugge, aan te stellen. Die raadgevers stonden binnen de steden in zeer hoog aanzien en werden door hen goed bevoordeeld™. Voor de ambtenaren, die het moesten stellen met relatief lage salarissen, waren die extra voordelen graag meegenomen. Ze konden echter ook uitmonden in corruptie of machtsgewin™.
Charte 823 - 1396, 29 août Le duc commet six de ses conseillers, "le prevost de Saint Douas, messire Colaert de le Clite, sire de Commines, le sire de Leurenghien, souverain bailli de Flandres, messire Pierre de le Zijpe, gouverneur de Lille, chevaliers, Guillaume Slijp et Sanders Spierinc, bailli de Bruges”, pour renouveler le magistrat de Bruges et vérifier le compte commu-nal ... "te mijn heeren van de Gruuthuse bi den commissarien up den dach dat men de met vermaecte" (nota van de auteurs) ... les conseillers étaient devenus l'objet de véritables ovations ... ...l a ville flattait les serviteurs ... Ook H. Nowé vermeldt Alexander Spierinc in zijn studie rond het grafelijke baljuwsambt™. Nowé bestudeerde het ambt voornamelijk in de periode vóór 1384, dit is vóór de Bourgondische tijd. Van Rompaey nam de periode na 1384 voor zijn rekening1311.
ce sont les fraiz et missions instituez et ou nom de Sanders Spierinc, adprésent bailli de Bruges ... int segghen wysdom ende ordonnance van Sanders Spiering, bailliu van Brucghe ...(1398)*2 1 0 3 9
0 Zie noot 16. 29
Jan Van Rompaey - Het Grafelijk Baljuwsambt in Vlaanderen tijdens de Bourgondische periode Paleis der Academiën - Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kansten van België - 1967 - Brussel
30 H.Nowé - Les baillis comtaux de Flandre, des origines à la fin du XIV siècle - Académie Royale Belge, Classe des Lettres - deel X X V - Bruxelles - 1929 31 Zie noot 29.
20
Soeverein-baljuw van Vlaanderen van 18 februari 1402 tot 29 maart 1403 De loopbaan van Spierinc liep in opwaartse lijn, want vanaf 1402 nam hij het hoogste ambt in Vlaanderen waar: soeverein-baljuw van Vlaanderen, "supremus Flandriae balivus", dé bekroning van zijn gerechtelijke carrière. De functie was geschapen door graaf Lodewijk van Male, in het kader van zijn centralisatiepolitiek. De eerste soevereinbaljuw was Goswin de Wilde, voordien baljuw van Veurne en ontvanger van Vlaanderen. De carrière van Spierinc is een schoolvoorbeeld: veel baljuws haalden hun juridische bekwaamheid niet uit scholing, wel uit de praktijk132'. De meesten bezaten hoofdzakelijk een zekere militaire ervaring en kregen soms zelfs een kasselrij als beloning voor eerder bewezen militaire diensten'33'. Bij mijn verste familieleden-naamdragers 'de Brabandere' kwamen vier grafelijke baljuws voor, een vader en zijn drie zonen, afkomstig uit SintWinoksbergen: Christiaen/Carstiaen, Diederik/Thierry, Jean en Pierre. Ook hier was die opeenvolging van militaire naar politieke functie te volgen. Christiaen de Brabandere was schout van Brugge in 1288, daar na baljuw van Brugge (1292-1293), baljuw van Veurne (1295) en uit eindelijk baljuw van het Brugse Vrije. Zijn zoon, ridder Diederik de Brabandere, was in 1302 kapitein van het kasteel van Saaftinge en van 1304 tot 1306 baljuw van de Gentse Oudburg. Jan de Brabandere was in 1305-1306 sergeant van de baljuw te Gent, in 1310 was hij baljuw van Veurne134'.
Zie noot 29. Wim Blockmans/Walter Preventer - De Bourgondische Nederlanden - Mercatorfonds - Antwerpen 1983 Rudi De Brabandere - 700 jaar familiegeschiedenis "De Brabandere" - Tielt - 1987
21
Het valt op dat Spierinc nergens een adellijke titel werd toegekend, ter wijl de meeste baljuwsambten werden toevertrouwd aan mannen uit de lage adel1351. Spierinc volgde bijvoorbeeld Jacob van Lichtervelde, Heer van Koolskamp, op. Die was soeverein-baljuw sinds 9 november 1396. Hij moest zijn functie neerleggen wegens verbanning door de stad Gent, na een conflict. Daarna vertrok hij naar Jeruzalem. Jacob van Lichter velde werd achteraf in ere hersteld en tussen 1 november 1403 en 11 oktober 1404 werd hij weer soeverein-baljuw1361. In de lijst van soeverein-baljuws uit die periode verschijnen ook nog: Félix, ridder, heer van Steenhuize en Avelgem; Jehan de Ie Clite, ridder, heer van Komen; Josse de Halewijn, ridder, heer van Peene, Buggenhout en Baasrode; Josse de Lalaing, heer van Montigny.
Zie noot 33. Zie noot 29.
22
EEN ZEER PLOTSELING EINDE Jammer genoeg kon Spierinc zijn functie als soeverein-baljuw niet lang uitoefenen. Tijdens het kaatsen in zijn geboortestad Tielt viel hij op 29 maart 1403 dood. Spierinc moet in Tielt een man van aanzien zijn geweest, waar de mensen met ontzag naar opkeken. Al vlug na zijn overlijden ontstond de mythevorming: al in 1550 was een legende rond hem geweven en werd aan zijn plotselinge dood een bovennatuurlijke oorzaak toe geschreven. De legende zelf gold als vingerwijzing tegen te lichtzinnig gevelde oordelen:
c'est-là une de ces traditions qui ont, sans doute, servi à inspirer dans ces temps plus de prudence aux juges, et la justice a pu y gagner.1371 Het verhaal bleef tot in onze tijd populair, maar wordt meestal wel aan het dorp Kanegem gekoppeld. De figuur van de baljuw verdween een beetje op de achtergrond, hoewel hij de basis en de reden van het ont staan van de legende was. De Tieltse hoogbaljuw was zeker een man met een groot talent. Hij bouwde zijn carrière niet uit op basis van zijn adellijke afkomst, wat vele van zijn collega's wel deden. Eén bron vermeldt zijn vader als ridder, maar bij Alexander Spierinc zelf zijn geen adeltitels aangetroffen. Afkomstig uit een gegoede Tieltse familie zal Spierinc zeker de nodige scholing hebben genoten. De baljuwsfunctie zal hem door de Vlaamse graaf echter voornamelijk toegewezen zijn omwille van zijn succesvolle militaire start in de Brugse militie, waar hij zijn eerste ervaring opdeed. Als rechter heeft Spierinc zeker zijn goede naam gemaakt1381:
Spirincx était très-rigide et sévère dans ses jugements
Zie noot 3. Zie noot 3.
23
Omwille van het goed functioneren in zijn lagere baljuwsambten, waar de graaf hem meerdere keren aanstelde tot ĂŠĂŠn van zijn "conseillers", werd hem dan ook de hoogste rechtsfunctie van Vlaanderen aangeboden: het soeverein-baljuwsambt, dat hij tot aan zijn dood uitoefende. Wellicht kunnen we, voor wat zijn oordeel als rechter betreft, kort samenvatten: streng, maar rechtvaardig.
24
BIJLAGE 1 DE BOURGONDISCHE - HABSBURGSE DYNASTIE 39' VLAAMSE GRAVEN Lodewijk van Male (1346-1384) graaf van Vlaanderen BOURGONDIËRS Filips de Stoute (1384-1404) broer van de Franse koning 1363 hertog van Bourgondië 1384 graaf van Vlaanderen
1404 1405
Jan zonder Vrees (1404-1419) X Margareta van Beieren hertog van Bourgondië graaf van Vlaanderen Filips de Goede (1419-1467)
1419 1429 1430 1433 1441
X Margareta van Male erfgename van Vlaanderen, Artesië, Rethel, Nevers en Franche-Comté
hertog van Bourgondië graaf van Vlaanderen graaf van Namen hertog van Brabant en Limburg graaf van Henegouwen, Holland en Zeeland hertog van Luxemburg Karei de Stoute (1467-1477)
X Michaëla, dochter van Karel VI, koning van Frankrijk XX Bonne van Artois XXX Isabella van Portugal, dochter van Jan I, koning van Portugal
X Catharina, dochter van Karel VII, koning van Frankrijk XX Isabelle van Bourbon XXX Margareta van York, zus Engelse koning Edward IV
Wim Blockmans/Walter Prevenier - De Bourgondiërs - De Nederlanden op weg naar eenheid 1384/1530 - Meulenhoff/Amsterdam - Kritak/Leuven - 1997
25
Maria van BourgondiĂŤ (1477-1482)
HABSBURGERS Filips de Schone (1493-1506)
1506 1516 1519
26
Karel V (1506-1555) landsheer van Vlaanderen Koning van Spanje Rooms Keizer
X Maximiliaan van Oostenrijk, zoon van Frederik lil, keizer van Oostenrijk (regentschap 1482-1493)
X Johanna van Aragon en CastiliĂŤ X Isabella van Portugal, dochter van Emmanuel 1 van Portugal
BIJLAGE 2 VORSTENDOMMEN VAN DE BOURGONDISCHE HABSBURGSE DYNASTIE140» 1 Vlaanderen 2 Artesië 3 Franche-Comté 4 Rethel
5 6 7 8
Nevers Bourgondië Brabant Zeeland
9 Henegouwen 10 Luxemburg 11 Namen 12 Limburg
B(rugge) - G (ent) - I(eper) - P(arijs) - D(ijon) A(ntwerpen) - Br(ussel) - M(echelen)
27
BIJLAGE 3 SITUERING VAN DE KASSELRIJEN IN HET GRAAFSCHAP VLAANDEREN41' 1 Het Brugse Vrije 2 Kasselrij Kortrijk 3 Kasselrij Oude Burg van Gent 4 Kasselrij leper 5 Kasselrij Veurne 6 Kasselrij Bailleul 7 Kasselrij Cassel 8 Kasselrij Bergen B(rugge) - G (ent) - I(eper) - T(ielt)
Zie noot 30.
28
9 Kasselrij Boubourg 10 Kasselrij Rijsel 11 Kasselrij Douai 12 Kasselrij Oudenaarde 13 Kasselrij Land van Aalst 14 Kasselrij Land van Dendermonde 15 Kasselrij Land van Waas 16 Kasselrij de Vier Ambachten
BIJLAGE 4 ENKELE NAAM EN TIJDSGENOTEN SPIERINC • De oudste vindplaats van de naam Spierinc dateert uit 1278(42). Vier oorkonden uit de Sint-Bertijnsabdij werden bestudeerd, waarin een familie Spierinc in proces gaat tegen de abdij van Sint-Bertijn in SintOmaars, omwille van rechten in de tiendenheffing.
Tusschen den abt ende tconvent van der kerke van Sinte Baertins, of ene side, ende Wilsoete Spieringhe ende Hanne Spieringhe ende haer partie, of ander zide ... recht in die tiende van Lisseweghe 1278 - 1279 Wilsoete Spieringhe ende Hanne Spieringhe ende Heilsoeten, sine moeder... 1280 Wilsoete Spieringhe ende Lucie sijn wi j f ... (in Latijn) Wilsoete dictus Spieringhe et Suffia ejus uxor 1280 Hanne Spiering ende Heilsoete sijn zuster, ende Adelise, sijn zuster, ende Hanneken die Caermere, dien Adelisen wettelic man ... • Spiring Nicolas - 1307-1308 Was grafelijk sergeant in de kasselrij van de Vier Ambachten. De sergeant was een gerechtsdienaar, hij verzorgde het materieel werk en werd door de baljuw zelf aangesteld.1431 •
Spierinc Jan - 1 augustus 1351 Was toen schepen van Sluis1441
•
Speiring Jan - 1322 april 19 Schepen in Sluis1451
42
C.P.Sermre - Vaderlandsch Museum voor Nederduitsche Letterkunde, Oudheid en Geschiedenis 4 delen - Gent - 1855
43
Zie noot 30.
44
Zie noot 16.
45
Zie noot 15.
29
•
Spierinc Clays, fs Clais - 1362 april 1 Brugge'46’
•
Spierinc Gillis in Brugge - 1383'47’
Dit is de rekenighe Willem Slyp ende Gillis Spierinc ontfanghers van den verbuerden goede binnen der stede van Brucghe verovert jeghen onser gheduchten fiere myn here van Vlaendren ... 14 januari 1383 7 mei 1383 Willem Slyp was op dat moment baljuw van Brugge en Gillis Spierinc was er schout'48*’ . Alleen van deze Spierinc kan een familie verband (broer) met Alexander worden aangenomen. •
Spierinc/Spiering Claeis ou Nicolas Enlumineur et scribe du XVe Siècle, il est connu par des travaux qu'il exécuta pour les ducs de Bourgogne - il résidait à Bruxelles (1469 1474 - 1486 - 1487)1491 Spierinc Nicolaas Scriptor en calligraaf in opdracht van de Hertog - 1469150’
•
Spierinc Jan Enlumineur florissant dans le dernier quart du XVe siècle Johannes Spierinc filius Magr Claeis - 1477-1478 'Beildemakere' in de gilde van Sint-Jan de Evangelist en Sint-Lucas in Gent 1484 - 'Verlichter' in Gent'5”
•
Spierinck Gilles Sculpteur, peintre travaillant à Audenaerde, première moitié du XVIe siècle'52’
46
Zie noot 15.
47
Brugge en 't Brughse Vrije tijdens Filip van Artevelde - Fragmenta, maandschrift voor de geschiedenis van steden en dorpen in Vlaanderen - 71veede reeks, p 46 - Familia et Patria - jan-feb 1890
48
Zie noot 16.
49
Zie noot 1.
50
Zie noot 33.
51
Zie noot 1.
52
Zie noot 1.
30
•
Spierinck Jean Professeur, médecin mort à Louvain 7/10/1-499153’
•
Spierinckx Antoine I et II Deux graveurs sur bois I à Anvers (1565 - 1625) II à Anvers (1612)1541
•
Spierinckx Pierre Peintre à Anvers (1635 - 1711 )(55)
•
Spierinx J. Rhétoricien Anversois du XVIIe siècle156’
•
Nieuwe poorters1571 afkomstig van
datum van inschrijving
boek 1418-1434: Spierync Jan, fs Jans s Hertogenbussche Spierync Ysenbrand, fs Clais Dordrecht Spierync Margriete, Joris fs Jans in Brughe
12/07/1420 30/10/1427 11/10-/1423
boek 1434-1450: Spierinc Godevaert, fs Godevaert Spierync Cornelis, fs Gillis
26/05/1441 10/04/1442
Dootwerde Axele
Zie noot 1. Zie noot 1. Zie noot 1. Zie noot 1. R .A .Parmentier - Indices op de Bragsche Poortersboeken - Desclée De Brouwer - Brugge - 1938 31
BIJLAGE 5 SCHRIJFW IJZE VAN DE NAAM C.P.Serrure geeft in zijn werk enige uitleg aangaande de verschillende schrijfwijzen van de familienaam Spierinc in het Oudnederlands1581. De naam wordt net als vele eigennamen verbogen: Spierinc, Spiering en Spieringh Spierincx Spieringhe
Zie noot 42. 32
nominatief genitief datief
eerste naamval tweede naamval derde naamval
Johan Vankeersbilck
LACTIL OF HET VERHAAL VAN DE TIELTSE MELKERIJ Einde 1994-begin 1995 hield de Tieltse melkerij Lactil op te bestaan. Hiermee kwam er een einde aan bijna 70 jaar melkerij in Tielt, uitgebaat door de familie Bauwens. Een deel van het machinepark gaat naar het museum in Passendale. Anderzijds vormen het gebouw en de resterende machines in de Félix D ’Hoopstraat intussen een boeiend stuk Tieltse industriële archeologie
ALGEMEEN OVERZICHT MELKERIJ LACTIL IN DE FELIX D ’HOOPSTRAAT UIT DE JAREN '80. WAT UITLEG BIJ DE ORGANISATIE VAN DE MELKERIJ EN DE AANLIGGENDE WONING RAF BAUWENS. DE MELKERIJ HEEFT EEN ZADELDAK. NAAR VERLUIDT WAS DIT EIGEN AAN GEBOUWEN WAAR STOOM ALS AANDRIJVING WERD GEBRUIKT. DE MELK WERD ER NOG ENIGE TIJD VERWARMD MET STOOM. OM DE DAMPEN TE LATEN ONTSNAPPEN WERDEN DE LUIKEN OPEN GEZET. HET ZADELDAK BOOD M.A.W. DE PASSENDE STRUCTUUR VOOR VERDAMPING. LINKS IS ER DE WONING VAN HET GEZIN RAF BAUWENS. RECHTS VOORAAN SITUEREN ZICH DE BUREAUGEBOUWEN, DIE DAGTEKENEN UIT DE 2DE HELFT VAN DE JAREN '70. CENTRAAL VOORAAN WERD DE MELK IN KRUIKEN AANGEVOERD. IN DE RUIMTE ERBOVEN WERD DE MELK OPGESLAGEN. IN DE GROOTSTE RUIMTE VAN DE MELKERIJ (MET HET ZADELDAK) VOND DE VERWERKING VAN DE MELK PLAATS, IN HET RECHTERDEEL ERVAN DE BOTERVERWERKING. LINKS VOOR DE SCHOORSTEEN WAS ER HET KETELHUIS EN RECHTS ERVAN EEN KOELAFDELING MET EEN KOELCOMPRESSOR EN EEN IJSWATERBAK VAN 30.000 LITER. HIERNAAST WAS ER EEN RUIMTE VOORZIEN MET TWEE MACHINES, VOOR DE PRODUCTIE VAN MELKPOEDER. TUSSEN DIT ONDERDEEL EN DE VERWERKINGS RUIMTE VAN DE MELK WAS ER EEN AFDAK EN EEN GARAGE VOOR DE VRACHTWAGENS. RECHTS BOVEN AAN BEVINDEN ZICH PARKEERPLAATSEN VOOR DE WERKNEMERS EN DE BEZOEKERS.
33
1. De Industriële Revolutie en de melkerijen De bouw en de organisatie van melkerijen houdt uiteraard verband met de Industriële Revolutie. Want voorheen ontwikkelde de melktechnologie zich maar uiterst traag. De eerste melkmachine stamt uit de l s,e helft van de 19de eeuw. Rond 1830 werd het handmelken heel traag vervangen door een systeem met melkbuisjes. Pas in het begin van de 19de eeuw werd het pasteuriseren geïntroduceerd als een bruikbare bewaarmethode van voedingsstoffen. Het inzicht groeide namelijk dat de aanwezigheid van lucht het voedselbederf in de hand werkte. Door het koken, zo dacht men, zou de lucht op één of andere manier gebonden worden, waardoor voedselbederf onmogelijk zou worden. De microbiologische studies van Pasteur van einde 19de eeuw, lagen aan de basis van het behandelingsproces dat naar hem werd genoemd, namelijk de pasteurisatie. Beide processen, pasteurisatie en later de sterilisatie, hebben samen met andere evoluties binnen de Industriële Revolutie, hun stempel gedrukt op de tot dan toe primitief gebleven zuivelsector. De tweede helft van de 19deeeuw kende een aantal voorname industriële en technologische ontwikkelingen in de zuivelsector: in 1850 werd een kaasfabriek opgericht in de staat New York, in 1856 werden de eerste patenten voor het bereiden van “condensed milk” (door uitdamping onder verminderde druk) industrieel toegepast door de Anglo-Swiss Compagnie (het latere Nestlé), in 1878 neemt men de eerste roomcentrifuges in gebruik, in 1880 werd de eerste melk die een hittebehandeling had ondergaan te koop aangeboden in Berlijn, in 1876 werd in GrootBrittannië de eerste fabriek gebouwd voor de in-fles-sterilisatie van melk door ze gedurende 20 minuten in kokend water te houden, in 1889-91 noteert men de eerste pogingen om op een mechanische manier te melken, de eerste ontromers stammen uit 1874, in 1890 wordt het eerste pasteurisatiebedrijf opgericht, terwijl de eerste melkmachine met een pulsatiemechanisme (de voorloper van alle moderne melkmachines) in 1895 in bedrijf wordt genomen en het eerste patent om melkpoeder te maken uit 1899 dagtekent. Rond 1880-90 worden de eerste efficiënte ont romers op de markt gebracht. Onder meer de Belg Jules Mélotte hielp deze Alfa-Laval-toestellen perfectioneren. De afgeroomde melk stroomt naar de omtrek van de bol, komt daar in een open ruimte en wordt naar boven gestuurd naar de uitloop. Zo stijgt de room centraal naar boven. Deze industriële en wetenschappelijke ontwikkeling zorgde voor de oprichting, vooral in de landen van Noordwest-Europa, van melkerijen, zowel door de overheid als door vrije initiatieven. De eerste stoot voor de oprichting van melkerijen in ons land ging uit van de Centrale Landbouwmaatschappij. Over heel het land werden voordrachten gehouden 34
en op de landbouwtentoonstellingen werden de voordelen van de gecentraliseerde melkverwerking aanschouwelijk voorgesteld. Door het initiatief van deze Maatschappij werd in 1881 op de Landbouwtentoon stelling in Gent een bijzondere zuivelsectie ingericht en werd de eerste afromer (type Lefeldt) tentoon gesteld. De oprichting van melkerijen werd sterk aanbevolen. Volgens J. De Baere werd de eerste melkerij in 1883 in Gent geopend: een “ stoommelkerij voor afzet van melk in de stad”. Initiatiefnemer Lippens opende nog een melkerij in Knokke op de wijk Hazegras.
MELKERIJ ■HAZECRAS' VAN DE FAMILIE LIPPENS IN KNOKKE
MELKERIJ HAZEGRAS ANNO 2000 35
Het zou echter nog lang duren vooraleer de boeren voor de oprichting van melkerijen gewonnen waren. Het verzet steunde vooral op de voor oordelen dat de veehouder niet zijn rechtmatig deel uit de melkerij kon halen, dat de afgeroomde melk niet geschikt was voor fokken van kalveren en dat de melkerijboter uit mengmelk minderwaardig was. Ook de boteropkopers waren tegen de melkerijen en de boerin zag haar wekelijkse marktgang bedreigd.
2. West-Vlaanderen springt op de “melk-kar” “1887 mag beschouwd worden als het vestigingsjaar bij uitstek van meerdere melkerijen in ons land”, zegt J. De Baere. Het jaar daarop lukte het baron Peers in Oostkamp de eerste samenwerkende melkerij op te richten. De eerste melkerijen waren vooral particuliere onder nemingen. Toch waren het geen rooskleurige jaren voor de landbouw. De prijzen van de landbouwproducten bleven dalen en de praktisch onbeschermde dierlijke productie had fel te lijden door de invoer aan lage prijzen uit de buurlanden. De landbouwer was overgeleverd aan de willekeur van handelaars en opkopers en de vervalsingen van voedermiddelen en meststoffen waren legio. Daarom zette de Belgische Boerenbond, opgericht in 1890, zich prompt in voor de oprichting van samenwerkende melkerijen. De propaganda hiervoor gebeurde meestal in de schoot van de jonge boerengilden en mikte op plaatselijke initiatieven. Hoewel West-Vlaanderen dus kon bogen op de oprichting van de eerste coöperatieve melkerij in België, bleef deze provincie een heel trage opgang kennen in de eerste ontwikkelingsjaren. Volgens De Baere ligt de verklaring vooral in de zorg voor het behoud van de faam van de boter in deze provincie. Nochtans zou West-Vlaanderen weldra het uit verkoren gebied worden voor de oprichting van stoommelkerijen. De handmelkerij kan als de eerste belangrijke exponent van de samen werking onder de boeren worden beschouwd. De inrichting gebeurde doorgaans volgens een klassiek eenvoudig patroon. Op het gelijkvloers was er één lokaal voor ontvangst, het voorwarmen en ontromen en een bewaarkast voor de monsters. Daarnaast bestond er een kelder voor de roomrijping, het karnen en het kneden en een kleine zijkelder voor de boterbewaring. Na het voorwarmen werd de melk “afgedraaid” door de leverancier zelf die de eigen ondermelk terugnam. De voorverwarming verliep in een waterbad op open vuur. Deze voorverwarming werd omgezet in een verhitting of pasteurisatie als mond- en klauwzeer in de regio werd gesignaleerd. De toepassing van de wettelijke maatregelen voor bestrijding van deze veeziekte was oorzaak van herhaald stilleggen en ook van het verdwijnen van meerdere handmelkerijen. 36
Omwille van de bedrijfszekerheid door eigen drijfkrachtvoorziening heeft het, in vergelijking met andere nijverheden, betrekkelijk lang geduurd vooraleer de elektriciteit als drijfkracht in de zuivelindustrie werd aangewend. De stoom had namelijk een dubbel doel: drijfkracht en verwarmingsbron. (Ook de afgewerkte stoom werd aangewend voor verwarming). Het “ Comptoir Central des Grandes Laiteries Belges” - er was geen officiële Nederlandstalige benaming - heeft rond de eeuwwisseling een bijzonder aandeel gehad in de beweging voor de oprichting van stoommelkerijen. Dit Comptoir, opgericht in Brugge in 1899, wilde overal in het land grote melkerijen met bijstations oprichten. Als eerste arbeids veld werden West- en Oost-Vlaanderen gekozen en in West-Vlaanderen werd een grootscheepse propaganda op het getouw gezet. Er kwam in 1900 een gemeenschappelijke aanbesteding voor de oprichting van zes stoommelkerijen in Oost- en West-Vlaanderen. Maar het Comptoir werd, door interne tegenstellingen, al in juni 1904 ontbonden. In juli 1904 werd in Kortrijk een nieuwe vereniging opgericht, de “ Vlaamse Verbondsmelkerijen”. Die zette de facto de activiteit van het Comptoir voort. Vanaf 1905 kwamen meerdere samenwerkende stoommelkerijen tot stand: in Ardooie, Gistel, Wingene, Meulebeke, Lichtervelde en Torhout. De oprichting van stoommelkerijen in deze eerste ontwikkelings periode houdt verband met de uitbating van nevenbedrijven die ook in sommige plaatsen uitgroeiden tot hoofdbedrijven.
3. (Nog) geen melkerij in Tielt Men mag het opmerkelijk noemen dat er in Tielt tot dan toe geen pogingen werden ondernomen om een melkerij op te richten. Dit had wellicht te maken met het feit dat er al melkerijen waren in de onmiddellijke omgeving en dat de Tieltse landbouw, minder gericht was op het houden van melkvee dan het omliggende en dus veel minder weiden telde. Tielt was ten slotte een semi-industrieel provinciestadje, gericht op de textiel- en schoennijverheid, waar arbeiders veel meer konden verdienen in de fabrieken dan in de landbouw. Zoals elders in Vlaanderen bleef de bebouwde oppervlakte decennia lang gelijk en ook het gebruik van de gronden onderging geen noemens waardige wijzigingen:
37
T ie lt
a r r o n d is s e m e n t
W e s t-V l.
R ijk
Graangewassen
32,7%
33,8%
33,9%
30,4%
Peulvruchten
0,02%
Nijverheidsgewassen
14,4%
9,6%
10,3%
4,4%
Wortel- en knolgewassen
20,7%
22,1%
15,7%
12,1%
Voedergewassen
25,8%
29,5%
32,7%
40,2%
Andere teelten
6,2%
5%
7,4%
12,9%
De Tieltse landbouw was, veel meer dan elders, gericht op de aardappel teelt. Rond 1890 was men namelijk vrij massaal overgeschakeld van de intensieve suikerbieten- en cichoreiteelten naar de aardappelteelt. In de landbouwtelling van 1929 wordt zelfs een areaal aangegeven van 14,5% t.o.v. de totale bebouwde oppervlakte. De hoge verhouding die deze teelt er innam, was een aanduiding voor de hoge intensiteit waarmee er landbouw bedreven werd. Het was bij uitstek de teelt van de kleine bedrijven, die zo karakteristiek waren voor de streek. Nagenoeg 60% van de opbrengst kwam dan ook van bedrijven van minder dan 5 ha. De veeteelt zou er minder verspreid blijven dan elders (zie de arrondissementele, de West-Vlaamse en de nationale gemiddelden). Bovendien zou de Eerste Wereldoorlog er de veestapel met 30% verminderen. Anderzijds ging de varkensteelt er vanaf die periode met 25% op voor uit. Ten slotte deed de mechanisatie zich maar heel laat voor in de land bouw. De hoeven waren grotendeels pachtbedrijven. Ongeveer 1/3 van de landbouwers had eigendom en in totaal besloeg dit maar een kleine 18% van de Tieltse oppervlakte. Een opmerking die zowel in de 19de als in de 20ste eeuw geldig bleef: eigendommen en gronden waren groten deels in handen van niet-Tieltse eigenaars en industriëlen en aan de landbouwers ontbrak het nodige kapitaal om investeringen en verdere mechanisatie door te voeren. De twee grootste Tieltse grondeigenaars, de liberale familie Denys en de katholieke adellijke familie Mulle de ter Schueren, leefden vooral van pachten van fraaie eigendommen en ont hielden zich van elk engagement in de industrie. Zij waren decennia lang exponenten van het traditionele conservatisme van de stad en van de regio. De landbouwers waren verarmd uit de landbouwcrisis van het midden van de 19deeeuw gekomen. De grote landbouwbedrijven waren niet alleen verkleind, het aantal landbouwers-eigenaars was sterk ver minderd. De grond- en pachtprijzen behoorden er tot de hoogste van België. Beleggingen in grond en landbouw in Tielt verschaften relatief hoge en zekere winsten.
38
4. Wereldoorlog I en de moeilijke opleving in de jaren ’20 Tijdens de Eerste Wereldoorlog vormde Tielt de hoofdplaats van het IVde Duitse leger, dat aan de IJzer streed. Heel de stad werd omgevormd tot Duits verzorgingscentrum en zowel industrie als landbouw gingen gebukt onder de zware Duitse vernielingen en opeisingen. De oorlogs jaren betekenden een volledige stop voor de vroeger wijd verspreide textielnijverheid. Zowel onderdelen van de machines als de nodige grondstoffen waren door de Duitsers ontmanteld en weggenomen. Deze sector kwam dan ook heel moeilijk weer van de grond in de zogenaamde “restauratiejaren” 1919-1926. Veel werkloze wevers zochten daarom soelaas in de frontstreek of in de Noord-Franse textielfabrieken. Deze periode zou overigens de definitieve doodsteek geven aan de restanten van het thuis- en handweven en de kantnijverheid zou tijdens het interbellum helemaal wegdeemsteren. De schoennijverheid, die andere Tieltse industrietak, herstelde vlugger van de oorlogsjaren. Toch zou ook hier al vlug duidelijk worden dat de concurrentie tegen goedkopere import niet meer kon aangehouden worden. Tussen 1919 en 1928 bleef een kleine 20% van de Tieltse bevolking werkzaam in de landbouw. Het aandeel ambacht/industrie steeg heel lichtjes van 32,6% naar 33,5%. De in 1918 opgerichte “Handel- en Nijverheidskamer voor Thielt en omliggende” ijverde jarenlang voor de ontsluiting van Tielt, maar zonder veel succes. Tielt verloor binnen het arrondissement het pleit van Roeselare en Izegem. Veel nieuwe economische initiatieven waren er overigens niet in de eerste helft van de jaren ’20. In 1919 werden een cichorei-ast en een steenbakkerij opgericht. Een jaar later kwamen aan vragen binnen voor een vlasroterij, een mechanische schrijnwerkerij en nog een steenbakkerij. De zanderige bodem van de naburige Mandel en Leiestreek was niet geschikt voor de vlasteelt die een kalkhoudende bodem nodig heeft. De Tieltse ondergrond laat dit wel toe en daarom werd er traditioneel in Tielt veel vlas verbouwd. Heel wat landbouwers bewerkten zelf vlas als nevenactiviteit. Begrijpelijk is dan ook de terugkerende vraag om een vlaszwingelarij te mogen oprichten. In de loop van 1921 en 1923 kwam er alleszins geen enkele commodo et incommodo-aanvraag binnen bij het Tieltse stadsbestuur om een nieuw bedrijf op te starten. 1922 telde dan weer drie aanvragen: voor een mechanische wagenmakerij, een schoenmakerij en een drukkerij. 1924 was zonder twijfel het vruchtbaarste jaar: er werden twee koffiebranderijen, een schrijnwerkerij, een meelmaalderij, een mechanische schoenfabriek, een mechanische schrijnwerkerij en een pantoffelmakerij opgericht. In 1925 werd deze ijver, zij het minder intens, voortgezet: een nikeleerbedrijf, een smederij en een bieren- en limonadefabriek werden opgestart. Een jaar later zagen een mechanische weverij, een mechanische hout zagerij en een vulkanisatiebedrijf het daglicht. 39
5. Een onrustig politiek decennium De tweede helft van de jaren ’20 waren de jaren van de economische opleving. De zogenaamde 'gay twenties' koesterden de illusie dat het oorlogsleed nu achter de rug was: de economie deed het zeer goed en op internationaal vlak bestonden er vrijwel uitsluitend vredesinitiatieven. Vanuit Amerika sijpelde de 'American way of life’ binnen. Consumeren werd de boodschap. In Tielt nam het allemaal niet zo’n vaart. Hoewel sociaal en politiek één en ander bewoog. De verkiezingen, op basis van het algemeen enkelvoudig stemrecht (1919), brachten de arbeiders beweging op het voorplan. De oude katholieke partij, rond de latere eerste minister Aloïs Vande Vyvere (1925), moest definitief afstand doen van haar vooroorlogs paternalisme. Maar de vrees voor het socialisme en de nieuwe Vlaams-nationale Frontpartij kon de gelederen nog sluiten. Het scheelde overigens niet veel of er ontstond hier een huwelijk tussen de invloedrijke democratische Vlaams-nationale partij rond drukker uitgever Joris Lannoo en advocaat Emiel Thiers enerzijds en de christelijke arbeidersbeweging anderzijds. Zover kwam het niet. Maar de christelijke arbeidersbeweging waagde in 1926 wel een solo-avontuur voor de gemeenteraadsverkiezingen. Zonder succes echter. De christen democraten keerden terug naar de oude schaapstal. Tot groot genoegen van Georges Colle, de conservatieve directeur van het SintJozefscollege, die jarenlang wekelijks in het katholieke weekblad ‘De Gazette van Thielt’ opkwam tegen deze modernismen. (In 1934 werd hij hofaalmoezenier bij koning Léopold III.) Dit was de situatie anno 1927. 1927-28 vormen voor de regio de jaren van de opleving. Begin 1927 ver schenen in enkele Engelse kranten (o.m. in de ‘Manchester Guardian’) bijdragen over “the Thielt district”. De al uit de 19de eeuw stammende verzuchting om Tielt te ontsluiten, wordt er om de haverklap herhaald. Maar verder dan nieuwe buslijnen (o.m. Tielt-Deinze-Gent, TieltRoeselare, Tielt-Aalter, Tielt-Kortrijk) komt het rond deze periode niet. Van een kanaal om Tielt te ontsluiten, is dan al lang geen sprake meer. Het is dan ook veelbetekenend dat de Oost-Vlamingen Cyriel Bauwens en Anna Blomme precies in 1927 in Tielt een melkerij opstarten. Nog in dit jaar worden twee weverijen opgericht in Tielt: de West-Flandria Textile (rond de voorman van de Frontpartij en het latere Verdinaso, Emiel Thiers) en één door Gullegemnaar Julien Baekelandt. Bestaande weverijen vernieuwen rond deze periode hun infrastructuur.
40
6. Er komt een melkerij in Tielt: 1927
VIJVERSTRAAT MET AAN DE LINKERKANT DE MELKERIJ SINT-JOZEF
DE STOOMMELKER1J SINT-JOZEF IN DE VIJVERSTRAAT
Op het schepencollege van 17 februari 1927 komt de vraag voor van Adiel Vandaele, paardenhandelaar aan de Ondank, op het grondgebied Kanegem, om een stoommelkerij te mogen oprichten aan de Tieltse Vijverstraat 11bis. Het gebouw werd gehuurd van de weduwe Arickx uit de banketbakkersfamilie aan de Kortrijkstraat. Raf Bauwens, zoon van de oprichters van de melkerij en jarenlang bestuurder ervan: â&#x20AC;&#x153;Adiel
Vandaele kwam in hoofde van zijn beroep veel in West- en OostVlaanderen. Het was zo dat hij in contact kwam met de landbouwers familie Blomme in Vosselare. Een broer en een zus van moeder Anna Blomme waren getrouwd met telgen van de familie De Wulf uit Wontergem. Deze familie, ook al verwant met Adiel Vandaele, baatte daar een melkerij uit. Het was Vandaele die de bedenking opperde om, na Wontergem, te starten met een melkerij in Tielt. Vandaele kende de streek goed en had er veel relaties. Daarom deed hij de aanvraag aan het Tieltse stadsbestuur
41
Noch Cyriel Bauwens noch Anna Blomme hadden enige voeling of band met Tielt. Maar zij kwamen wel uit landbouwersgezinnen en hadden familiale banden met de bestaande melkerij in Wontergem. Cyriel Bauwens ging er in de leer, net als bij de familie Dem in de Gentse Flandria-melkerij. Cyriel werd geboren in Oostwinkel op 27 juli 1891 en zijn echtgenote Anna in Merendree op 14 maart 1901. Zij huwden in Vosselare op 1 maart 1927.
CYRIEL BAUWENS
ANNA BLOMME
Het huwelijk valt dus opmerkelijk samen met de aanvraag om een melkerij te starten in Tielt.
42
OUDERLIJKE WONING BAUWENS IN OOSTWINKEL
OUDERLIJKE WONING BLOMME IN VOSSELARE
Beiden stamden uit eeuwenoude landbouwersgeslachten. Anna kwam van de bekende hoeve, de Korenbunder in Merendree. De officiële aan vraag voor de melkerij werd uitgehangen aan het Tieltse stadhuis. Eventuele bezwaren tegen de oprichting van de melkerij konden worden ingediend. Maar volgens de verslagen van het schepencollege kwam er geen verzet. Toch kwam er medio april 1927 een kink in de kabel. Opvallend is telkens de verwijzing naar Adiel Vandaele en (nog) niet naar Bauwens-Blomme: “Vandaele is in de Vijverstraat begonnen
met de uitbating van zijn melkerij zonder de vereiste machtiging van de 43
Bestendige Deputatie”, aldus het schepencollege. Daarom werden de werking en de uitbating van de melkerij voorlopig verboden tot de toe lating van Brugge een feit was. Maar er was meer: er kwamen namelijk ook klachten van buren tegen de te lage schoorsteen: ‘welke de rook en
de verbrande stoffen hun linnen bevuilen, en hun niet meer toelaten het zelfde te laten bleeken zonder schade’. Het schepencollege stelde daar op aan Adiel Vandaele (alweer hij!) voor om de schoorsteen op te trekken. Een week later komt het schepencollege op haar beslissing terug: Vandaele (!) mag voorlopig de melkerij voortzetten in afwachting dat hij een officiële toelating ontvangt van de Bestendige Deputatie. Het Tieltse stadsbestuur steunt hierbij op de verklaringen van landmeter Slock, als zou alles in orde zijn met de bouwvoorwaarden, en ingenieur-arbeidsopziener Malfait, die de melkerij bezocht en geen bezwaren had tegen de werking van de melkerij. “Nochtans zal Vandaele de kave der melkerij moeten veranderen”. Eigenaardig genoeg staat Cyriel Bauwens, en niet die Vandaele, vermeld als belastingplichtige op het gebruik van motoren in de melkerij. In 1927 betaalt Bauwens 30 frank belasting op stoom tuigen en motoren. Dit was niet weinig: slechts 6 andere bedrijven betaalden nog meer. Nog in hetzelfde jaar 1927 kwamen nieuwe melkerijen in Elverdinge, Vlamertinge, Wontergem, Nevele en Nazareth. Rond die periode ont stonden ook de eerste bedrijven die melkpoeder maakten. De jaren ’20 toonden opnieuw veel belangstelling voor de gecentraliseerde melkverwerking. De minder vlotte afzet van de hoeveboter en de invloed van de stijgende lonen in de landbouwuitbating, verklaarden deze opleving. Bovendien gebruikten de meeste landbouwers voorheen een eigen ontromer, meestal de legendarische “ Mélotte”. Raf Bauwens: “Ik heb dat nog gezien
bij de boeren. Zij verkregen aldus afgeroomde melk en room. Deze room werd vervolgens in ketels, onder doeken en voor 5 à 6 dagen bewaard onder de Leuvense stoof. Tot de room zuur werd. Om boter en karnemelk te verkrijgen, startte men de bewerking met stampers (of de zogenaamde 'boerenkarn', een geëvolueerde vorm van deze stamperbereiding), later met het kamen”. 44
BOTERKARN
Ook de Belgische Boerenbond ijverde voor de oprichting van gewestelijke stoommelkerijen, die de nog bestaande handmelkerijen moesten verdringen. Vooral in West-Vlaanderen ontvingen de meeste melkerijen melk en room. Dit stelde bijzondere eisen voor de organisatie van de ontvangst. Naast het afzonderlijk wegen was vooral het naspoelen van de roomkruiken een tijdrovende en hinderlijke bezigheid voor het vlotte verloop van de ontvangstregeling. De doorbraak van de stoommelkerij en het systematisch verdwijnen van de handmelkerij brachten een nieuw beeld van de aanvoer en de verwerking van de melk. In de technische inrichting van de melkerij tekende zich vanaf 1932 een grondige wijziging af door de opkomst van de gesloten pasteurisatie. Deze nieuwe methode van melkpasteurisatie bracht een opmerkelijke vooruitgang in het bewerkingsverloop en de bedrijfsinrichting. Naast warmtebesparing werden de hinderlijke plaag van het schuim - later volledig opgeruimd door de gesloten ontroming - net als de verliezen door verdamping doeltreffend tegengegaan. Door het vervangen van de afzonderlijke toestellen bij de gesplitste warmtebehandeling door een enkel apparaat werd nuttige ruimtebesparing bereikt in de bewerkingsplaats. Arbeidsbesparing werd ook nog bereikt door de chemische reiniging mogelijk te maken in gesloten omloop. Behalve een hoger bedrijfsrendement werd ook een kwalitatieve verbetering bereikt. Het zou echter nog tot na Wereldoorlog II duren vooraleer het gebruik van roestvrij staal voor de apparatuur en de leidingen voor melk en roombehandeling veralgemeend zou zijn. Dit kwam goed uit voor de boterkwaliteit: de zogenaamde “ metaalinfectie” (qua smaak) verdween en het bewaringsvermogen in de koelkamer werd verbeterd. Met het oog op ontgassing en ontgeuring werd in de meeste melkerijen de room afzonderlijk gepasteuriseerd op hoge temperatuur, gevolgd door open koeling. Ook in de Tieltse melkerij werd dit procédé altijd toegepast. Raf Bauwens: ‘Het voordeel zit in het wegwerken van de voedersmaak. Wij
hebben altijd de open koeling voor room toegepast. Hierdoor zorgden wij voor kwaliteitsslagroom’. De industriële zuivelbereiding bracht mee dat de bedrijfsleiding grote zorg ging besteden aan de kwaliteit en de bedrijfswaarde van de geleverde grondstof. Deze kwaliteitsbeoordeling beperkte zich doorgaans tot de controle op de zuurheid. De melk die zuur bevonden werd volgens de kookproef werd teruggestuurd naar de hoeve. Rond 1930 werd door vooruitstrevende zuivelfabrieken een strengere controle doorgevoerd door toepassing van de filtratie- of zindelijkheidsproef. Van de uitslagen van de proef ging een opvoedende waarde uit ten voordele van de hygiëne van de melkverzorging. Bij de ontvangst van het betalingsbriefje keek de boerin even belangstellend naar de behaalde kwaliteitsklassering als de boer naar het vetgehalte. 45
In 1939 bereikten de melkleveringen aan de zuivelfabrieken het hoogste peil en voor de overbelaste botermarkt moest naar uitvoermogelijkheden worden gezocht. Waar in 1930 circa 30 % van de boter in België industrieel bereid werd, was dit percentage in 1939 gestegen tot 65.
7. Van Sint-Jozef naar Lactil
KLEVER ZUIVELFABRIEK SINT-JOZEF UIT 1959
IN 1964 NEEMT DE MELKERIJ ONDER DE NAAM LACTIL DEEL AAN DE EUROPAFEESTEN
46
ANNO 2003 IS ER AAN DE VIJVERSTRAAT IN EEN NIS NOC EEN BEELD TE ZIEN VAN SINT-JOZEF, DE BESCHERMHEILIGE VAN DE TIELTSE MELKERIJ, DIE AANVANKELIJK OOK DEZE NAAM DROEG.
Raf Bauwens: ‘De familiaal met ons verbonden melkerij in Wontergem
noemde Sint-Macharius, de patroon van de melkerij. Ons moeder was zeer devoot en zij stelde de naam Sint-Jozef voor. In de jaren ’60 bepaalden statuten dat twee melkerijen niet dezelfde naam mochten dragen. En er bestond vóór ons al een melkerij met die naam. Ik lanceerde daarop het voorstel voor Lactina. Maar een klein onderzoek wees uit dat er in Frankrijk al een melkerij bestond met deze naam. Intussen hadden wij van kunstschilder Bert Van de Velde, een vriend van Injextru-stichter André Verbeke, een ontwerp gekregen voor een tekening van de verpakking van de boter. Het was hij die finaal de naam Lactil en het bijhorende logo voorstelde. Dat werd dus de nieuwe naam van de melkerij, met drie sleutels en drie flessen als kenteken.’ De stoomketel en de stookplaats kwamen achteraan in het gebouw. Hiervoor stonden de machines om de melk te verwerken. De voorkant werd gebruikt als losplaats. Bij de oprichting van het bedrijf waren er contacten met Nederlanders. Van het bedrijf Kievit werd wat materiaal aangekocht en uit een vlasfabriek uit Zulte werd een uit 1908 daterende stoomketel (merk Cornwall, gebouwd door gebroeders Mahy in Gent) aangekocht. Raf Bauwens: ‘Mijn ouders moesten beginnen vanaf nul en
startten bijgevolg niet met gloednieuw materiaal. En zij beschikten maar over een zeer smalle loskaai. De melkvoerders (of soms de landbouwers zelf) kwamen met paard en kar. Ze moesten vaak wachten op het Rameplein om het doorgaande verkeer in de Vijverstraat niet te 47
belemmeren. Er moesten ook kolen geleverd worden voor die stoomketel. Per trein kwamen die kolen (telkens 2 wagons van 20 ton) aan in het Tieltse station. Met paard en kar van de firma Deblauwe werden die dan naar de Vijverstraat gebracht en met bakwagens via een doorgang van de woning naar achteren vervoerd. De kolen werden onmiddellijk naar achteren gebracht. Het ging om een vuile bedoening, temeer daar alles dus via de woning moest gebeuren. Vader Cyriel volgde eerst stage in Gent, volgde alles op en zorgde ook voor de contacten met de buiten wereld. Ook moeder Anna werkte mee in het bedrijf. Zij stak niet alleen een handje toe in de handenarbeid, maar ook het bureelwerk was voor haar. De binnenkomende melk werd hoofdzakelijk verwerkt tot boter. Voor de oorlog werd gewerkt met een drietal arbeiders: Robert Devos uit Dentergem, botermaker Achiel Vervaeke uit Tielt en nog een zekere Quintyn. De boter verliet de melkerij onder de naam 'stoommelkerij SintJozef’. Het was alweer door de contacten van Adiel Vandaele dat zovele boeren hun melk naar de Vijverstraat brachten.’ Rond 1937-38 kwamen er vanuit Nederland aanlokkelijke voorstellen om meer te verdienen door de aanmaak van bijproducten, in de eerste plaats kazen. Er kwam overigens steeds meer melk op de markt. Ook in de Wontergemse melkerij werd een tijdlang kaas gemaakt. Enige tijd werd daarom een Nederlandse kaasmaker aangetrokken. Maar zeer vlug zag men in dat die bewuste Hollander vooral een meester-bedrieger was en werd radicaal gestopt met deze gang van zaken. Op dat ogenblik bestond er veel minder officiële controle vanwege het Ministerie van Volksgezondheid. Persoonlijk op zijn tellen letten, was dus de boodschap. Tijdens de Tweede Wereldoorlog sloot de Duitse bezetter nogal wat melkerijen. Sint-Jozef kon gewoon door werken en er werd melk aan gevoerd uit het Tieltse (Tielt, Kanegem, Aarsele, Vinkt, Ingelmunster, Poeke, Dentergem, Wakken, Pittem, Ruiselede, Marialoop, Meulebeke). Het aanvoergebied voor West-Vlaanderen liep nu over Vinkem, Pervijze, Leke, Jabbeke, Lo, Ichtegem, Zarren, Klerken, Kortemark, Watou, Poperinge, Elverdinge, Langemark, Vlamertinge, Nieuwkerke, Hollebeke, Moorslede, Lissewege, Dudzele, Moerkerke, Veldegem, Oostkamp, Oedelem, Ruddervoorde, Wingene, Ardooie, Zwevezele, Tielt, Oostrozebeke, Passendale, Waregem, Heule, Kortrijk, Anzegem, Heestert en Gits. Rat Bauwens: ‘Kleine bedrijven werden gesloten.
Middelgrote en grote bedrijven bleven draaien. Ik denk dat onze melkerij kon blijven draaien omdat er hier een Kommandantur bestond, zeg maar een regionaal organisatiepunt van de Duitsers. Op geregelde tijdstippen moesten wij daarom melk en boter leveren aan de Duitsers. Hier tegenover stond dat wij, als voedingsbedrijf, een vergunning kregen 48
om met de wagen te rijden. Mijn ouders waren nooit politiek of cultureel geëngageerd: niet voor, tijdens, noch na de oorlog. Werken was namelijk de boodschap. Vader en moeder hadden dit levensmotto meegekregen van hun ouders. Mijn vader kwam overeen met iedereen en had vrienden in alle sociale lagen.’ De landelijke melkerijen, tot dan toe praktisch volledig op de boterbereiding afgestemd, werden omgevormd tot ‘gemengde bedrijven’, gezien de noodzaak ook de vetvrije stof van de melk te bestemmen voor de bevoorrading. Zo werd de teruggave van afgeroomde melk beperkt en naast de rechtstreekse bestemming voor consumptie werd ook een ruim deel van de afgeroomde melk omgezet tot wrongel om als grond stof te dienen voor de bereiding van zachte kaas. Kort na de oorlog werd een Chevrolet-vrachtwagen aangekocht bij de garage René Van Parijs op de Markt. Er bestond toen een tekort aan melk op de markt. Vanuit Amerika en Nederland werd condensmelk aangevoerd. Toch waren de moeilijkheden voor bevoorrading niet van de baan. Bovendien werden de verplichte melkleveringen behouden tot 1 mei 1948, datum waarop ook de zuivelproducten van de bon gingen en zuivelindustrie en -handel vrij werden gemaakt. De meeste landelijke melkerijen bleven voortaan ‘gemengde bedrijven’. Het behoud van deze saneringsmaatregel was tegelijk een eerste grote stap naar de bedrijfsconcentratie. Het beeld van de zuivelindustrie in België volgens de maatschappelijke vorm zag er op 15 maart 1948 uit als volgt: Samenwerkende vennootschappen : Naamloze vennootschappen : PVBA’s: Andere vormen : Particuliere bedrijven :
125 25 33 1 75 259
Door het afsluiten van invoerakkoorden voor boter met verschillende landen - de boter uit o.a. Argentinië was toen zeer bekend op de Belgische tafel - werd de boterschaarste enigszins gemilderd. De boter uit de Tieltse melkerij verliet de melkerij in verschillende richtingen. Raf Bauwens: 'Per vrachtwagen vertrok nogal wat. boter richting Kortrijk,
waar die gestockeerd werd in grote koelkamers van een ijsfabriek en de stadskoelkamers langs de Leie. Pakjes gezouten en niet-gezouten boter 49
kwamen terecht op de plaatselijke markt. Overschotten werden vervoerd naar de zogenaamde botermijn in Brussel. Een zekere Wullaert, die instond voor allerlei vervoer richting Gent en Brussel, nam die boter dan mee. Vader ging nagenoeg elke woensdag per trein naar Brussel naar de boterbeurs, de zogenaamde Saint-Géry-mijn. Afgeroomde melk werd ver werkt tot melkpoeder. Vanaf het einde van de jaren ’50 zou de prijzenverhouding boter/margarine de boterafzet steeds verder aanvreten. De kwetsbaarheid van de Belgische zuiveleconomie was vooral gelegen in de eenzijdige gerichtheid op de boterbereiding. De melkpoederproductie was gedeeltelijk een uitweg voor de valorisatie van de afgeroomde melk.’
8. Naar de Félix D’Hoopstraat Stilaan werd de melkerij in de Vijverstraat te klein. Daarom werd uit gezien naar een nieuw, groter areaal. Dit werd uiteindelijk gevonden in de Félix D ’Hoopstraat. Van de weduwe De Schepper uit Watervliet werd in 1935 een areaal van 1 ha aangekocht tegen een vrij voordelige prijs. Raf Bauwens: 'Mijn vader was een man van de PR zoals wij dat vandaag
zouden zeggen. Hij kende zeer veel mensen, onder wie de zeer rijke weduwe De Schepper die tegen een interessante prijs dit areaal verkocht. Zij was eigenaar van de meeste gronden die nu liggen tussen de ringweg en onze gronden. Stond daar tegenover dat er heel wat geïnvesteerd moest worden in een gloednieuwe melkerij, die de gemiddelde grootte innam van andere melkerijen in het Vlaamse landsgedeelte. Ook het uit zicht van het gebouw was zeer typisch: het typische hoge zadeldak boven het bewerkingslokaal van weleer verdween en werd vervangen door een vlak dak. We betrokken de nieuwe gebouwen in 1936.’
DE MELKERIJ IN 1936 50
BOTERKARN EN VERWERK1NGSMACHINE VOOR MELK, FOTO 1936
Intussen was de familie ingrijpend uitgebreid spijts het feit dat vader en moeder Bauwens onafgebroken bedrijfsmatig in de weer waren. Gilbert werd geboren in 1928, Raphaël in 1929, Ivonne in 1930, Carlos in 1931 en André in 1932. In 1940 werd Marie (Miaj geboren. Sint-Jozef was in die jaren het typevoorbeeld van de gemiddelde en private stoommelkerij. Er stond een stoomketel opgesteld in de gebouwen, die aanvankelijk dus op kolen werkte. De stoom werd via leidingen gebruikt om de stoommachine aan s t o o m m a c h in e v o o r a a n d r ijv in g , te drijven. De melk en de room werden gepasteuriseerd en een aparte machine zorgde voor koeling op beide apparaten. De melk werd open gekoeld op 6 à 10°. De boter kwam in de kelder terecht. De melk werd bewaard in open bakken van maximum 4000 liter. Die melk werd aangevoerd in kruiken van 20 à 25 liter. Zowat iedere omliggende gemeente had een melkvoerder die de melk naar Sint-Jozef bracht. Die melkvoerders waren meestal zonen van landbouwers, die hiermee wat extra verdienden. Anderen brachten zelf de melk met paard of hondenkar. De melk werd gelost aan de los 51
kaai en naar binnen gedragen tot aan de melkbascuul. Hier werd onmiddellijk genoteerd om hoeveel liter het ging. Alle melk ging ver volgens naar grote verzamelbakken van om en bij de 1200 liter. De melk werd ononderbroken weggepompt en naar de ontromer (type Westphalia, capaciteit van 3000 à 5000 liter per uur) gebracht. Hier werd de melk van de room gescheiden. De melk ging naar de Pasteur en werd er verwarmd tot op 90° C. Daarna ging het richting open koeling. Via bronwater werd de temperatuur op 12° C gebracht en ijs water bracht dit vervolgens op 4 à 5° C. De behandelde melk ging naar de verzamelbak en was klaar voor verkoop. De room volgde een ander maar gelijkaardig bewerkingsproces. Omdat het soortelijk gewicht van room lichter is dan dat van melk werd de room door de middelpunt vliedende kracht van de ontromer naar buiten gebracht. De room werd gepasteuriseerd in een zogenaamde “trommel-Pasteur” tot op 90 à 95° C. Daarna ging hij naar de open koeling: zoals met de melk zorgde het bronwater voor een temperatuur van 12° C, het ijswater voor een temperatuur van 9° C. Het goedje ging daarna naar de dubbelwandige roomverzuringsbak, waar eventueel nog ijswater aan toegevoegd werd. Centraal gegeven was hier de toevoeging van melkzure bacteriën, die zorgden voor een kunstmatige rijping. 1 dag en 1 nacht volstonden hier, waar dit in normale omstandigheden 4 à 5 dagen vergde. De room was klaar, werd gekoeld tot op 7° C, naar de karn gebracht en 1 à 1 1 /2 uur gekarnd. De restanten waren karnemelk en zogenaamde boterkorrels. De karnemelk werd afgetapt en naar boven opgepompt, waar hij in een verzamelbak terechtkwam. De boterkorrels daarentegen werden gewassen met ijswater van 4 à 5°C. Dit zuiveringsproces verwijderde de nog resterende karnemelk. Na het aflaten van dit ijswater werd de boterkarn gekneed of gewalst. Uit die eerste korrels verschenen dan uit eindelijk de massa’s boter. Deze werd op de zogenaamde “botertafel” gelegd en door de botermaker met houten schopjes afgewogen. SintJozef maakte pakken boter van vijf, van één en van een halve kilogram. Met de hand werden deze klompen boter verpakt in papier en in hou ten kistjes van 30 kilogram gelegd. De kistjes vertrokken naar de veiling in Brussel, naar kleinhandelaars en naar particulieren. Volle melk, yoghurt en boter werden veelal aan deze kleinhandelaars geleverd. De afgeroomde melk ging terug naar de landbouwers en werd gebruikt als veevoeding. Idem dito voor de karnemelk. De room werd vooral opge haald door bakkers en restaurantuitbaters uit de regio. Tot aan de Tweede Wereldoorlog werkten een zestal mensen in de melkerij: naast Anna en Cyriel, nog een botermaker, een stoker en twee mensen die voor alles en nog wat instonden (bijvoorbeeld voor het reinigen van het materiaal). 52
Op 30 april 1948, aan de vooravond van de afschaffing van de rantsoenering en van de verplichte melkleveringen, werd het ministerieel besluit uit gevaardigd betreffende de ‘Aanneming der Ondernemingen die zuivel producten bereiden of omvormen’. Door dit besluit werden de voor waarden vastgelegd waaraan het verwerkend bedrijf qua hygiënische en technische uitrusting moest voldoen om erkend te worden. Deze voor schriften hadden voor gevolg dat talrijke aanpassingen en bedrijfsvernieuwingen moesten worden doorgevoerd. De verplichte opstelling van de kruikenspoelmachine gaf aanleiding tot het begin van de mechanisatie van de melkontvangst. Een overblijfsel uit de bezettingsen naoorlogse periode was de veralgemeende registratie van de ontvangen melk in liter. De boterbereiding bleef de belangrijkste tak van de zuiveleconomie. In 1950 bereikte de productie voor het eerst weer het vooroorlogse peil. Door de stimulerende invloed van het beschermingsstelsel (gegarandeerde richtprijs) nam de melkveestapel toe. De individuele productiviteit steeg net als de leveringen aan de zuivelfabrieken. 2/3 van de totale melkvetproductie bleef bestemd voor de boterbereiding. In 1958 bereikte België een netto uitvoersurplus.
9. De zonen Raf en André aan het roer Het bedrijf werd intussen voort uitgebouwd en zo kregen de ouders hulp van hun twee zonen, Raphaël (vanaf 1950) en André (vanaf 1953). Sint-Jozef (later Lactil) stelde in de naoorlogse periode gemiddeld 9 werknemers en 2 bedienden tewerk. Van die 9 werknemers waren er een 5-tal vrachtwagenbestuurders op de zogenaamde RMO (rijdende melkontvangst), een botermaker en een 3-tal all-round-werknemers. Raf stond naderhand in voor de aankoop van het materiaal, woonde vergaderingen en studiedagen bij in de regio om de prijs van de melk regionaal vast te leggen en had de dagelijkse leiding binnen de melkerij. André liet zich meer in met het uitbouwen van een commercieel net werk van winkeliers en kleinhandelaars. Als voorwaarde voor de subsidietoekenning aan de melkerijen voorzag het KB van 2 mei 1951 de uitbetaling van een minimumprijs aan de producent. Deze subsidiëringspolitiek hield geen rekening met de grote verschillen tussen de melkerijen en dit leidde onrechtstreeks tot de uit schakeling van enkele bedrijven. De grootte van het subsidieerbare contingent producten werd mee bepaald door de verwerkingscapaciteit van het bedrijf. Volgens J. De Baere is het dan ook ‘niet verwonderlijk
dat bij de leiding van sommige bedrijven overmoed en een verkeerd begrip van zelfzekerheid ontstonden en er daarom tot onverantwoorde investeringen werd overgegaan.’ Na de oorlog zette de modernisatie zich 53
ook onweerstaanbaar door in de zuivelwereld. Raf Bauwens: ‘Vooral door middel van het nieuwe materiaal. Waar de pasteurisatie vroeger in open bewerking gebeurde, werd dit voortaan in gesloten circuit gerealiseerd. Dit was niet alleen hygiënischer, maar ook de kans op besmetting werd hierdoor ingrijpend gereduceerd. Meerdere bewerkingen konden nu plaats vinden in de pasteurisatiemachine.’
PASTEURISATIEAPPARAAT, FOTO 1956, DEZE MACHINE BEVINDT ZICH NU IN HET MUSEUM VAN PASSENDALE
‘De melk werd voorverwarmd tot op 45 à 50° C. Een scherpere ontroming was het grote voordeel ervan. Voorheen bedroeg het vetgehalte op de melk ongeveer 2 à 3%. Nu werd dit teruggebracht naar 0,5%. Na in de ontromer gepasseerd te zijn, ging de melk naar de pasteurisatiemachine. Hier werd ze gepasteuriseerd aan 90° C tussen geribde platen. Aan de ene kant ervan passeerde warm water, aan de andere kant de melk. Hoe meer platen er in de machine aanwezig waren, hoe meer er gepasteuriseerd kon worden. We slaagden er op deze manier in om 10.000 liter per uur te verwerken. De melk werd vervolgens, en net zoals vroeger, met bron- en ijswater, gekoeld tussen platen. Vervolgens ging alles naar geïsoleerde koeltanks in roestvrij staal. Wij hadden twee tanks van 25.000 liter. Hier werd de melk bewaard voor verdere bewerkingen. Met een bottelmachine werden flessen melk gevuld. Melk op overschot werd met onze vracht wagen (capaciteit van 18.000 liter) naar Comelco in Aalter gebracht.’ 54
Na de Tweede Wereldoorlog deed de glasverpakking voor gepasteuriseerde producten haar intrede. De consumptiemelk werd voortaan gebotteld in flessen van 1, 1/2 en 1/4 liter, de gepasteuriseerde melk in flessen van 1 liter, room in flessen van 1, 1/2 en 1/4 liter, yoghurt (zuiver en met grenadinesmaak) in flessen van 1/2 en 1/4 liter en gesteriliseerde melk in flessen van 1 en 1/2 liter.
KLEVER LACT1L SLAGROOM : EÉN ECHTE LEKKERNIJ
Schoolmelk werd gebotteld in flessen van 1/4 liter. Deze melk kwam allemaal op de markt onder de naam Lactil. Een nieuwe boterinpakmachine maakte pakjes boter van 1/4 kilogram in aluminiumpapier en klompen boter van 5 kilogram in perkamentpapier en haalde een capaciteit van 900 kilogram per uur. Per jaar werd ongeveer 80.000 kilogram boter onder de naam Lactil op de markt gebracht. Raf Bauwens: ‘Daarnaast bleven klompen boter van 30 kilogram bestaan. Die
gingen naar de groothandel of naar de veiling. We leverden ook nog melk aan de groothandel Brubania in Wemmel, aan een kaasfabriek in Dendermonde en in het Doornikse. In die laatste plaats maakte men er een speciale kaas van, een soort Brie. Daarnaast maakten we ook zelf melkpoeder. Overschotten melk werden gedroogd en 2 Hatmaker-machines maakten er, met een capaciteit van 2.000 liter per uur, volle en afgeroomde melkpoeder van. Bij ons werd er nooit karnemelkpoeder gemaakt. Om 1 kilogram melkpoeder te maken, had je 10 liter melk nodig. Via de firma Ecoval, een makelaar in melkpoeder, leverden wij aan veevoeders in Deinze en in Nederland, aan Duitse chocoladefabrieken (o.a. in Koblenz) en aan charcateriefabrieken. Aanvankelijk was het melkpoeder voor 80% weer oplosbaar in melk. Met het latere Spray-systeem ging dat naar 100%. Op die manier ging geweldig veel melk naar arme landen. Wij hebben verder nooit meer kaas gemaakt. De melkerijen van Wingene en Passendale waren hierin gespecialiseerd. Op vraag van onze leveranciers en winkeliers verkochten wij wel kaasproducten van de kaasfabrieken van Passendale en Lo: vooral Gouda en paterskaas. Via dezelfde kanalen ver kochten wij dozen van 1 kilogram chocopasta van het merk “Boerinneke”. Die werd gemaakt van Callebaut-chocolade.’ 55
KLEVER LACT1L
Schema van de producten, bereid uit melk: —» Volle melk
—* kaas —► yoghurt —► cacaomelk —► melkpoeder
—> afromen
-* afgeroomde melk
—» melkroom
l —* kaas —► yoghurt —► cacaomelk -» melkpoeder
56
—► karnen
MELKFLES LACT1L
l —► vet —► vloeistof
-» boter —► karnemelk —* melkpoeder —► kaas
10. Het materiaal van de melkerij Het is duidelijk dat een melkerij over een vrij groot machinepark beschikte. Tussen haakjes staat het jaar van aankoop : (1) • • • • • •
Voor de boterafdeling : botercontinukarn, Franse makelij, 1000 kg. per uur (1963) ijswaterplatenkoeler Schatten, Zweedse makelij (1963) 2 roomzuurtanks Ahlborn, Duitse makelij, 3000 liter inhoud (1963) 1 zuurselapparaat Vander Ploeg, Nederlandse makelij, 200 liter inhoud (1963) boterweegschaal Berkel, Belgische makelij (1974) boterinpakmachine Sig, Zwitserse makelij (1956). Die werd ‘het juweeltje van de melkerij’ genoemd omwille van het vlekkeloze functioneren ervan.
BOTERINPAKMACHINE SIC VOOR KLEINE VERPAKKINGEN, NU BIJ EEN LANDBOUWER IN DIKSMU1DE
• • •
1 roomplatenkoeler Smidt, Duitse makelij (1962) 1 roompomp Moineau, Franse makelij (1963) 1 muurkoeler voor ijswater Silkeborg (1963)
(2) • • • •
Ontvangst melk 1 weegtoestel Berkel voor melkweging (1946) 1 kruikenaanvoerbaan (1948) 1 kruikenreinigingsmachine Göbel (1946) 3 teruggavemeters voor melk (1946) 57
(3) • • • • •
Verwerking melk 1 ontromingstoestel Westfalia, 10.000 liter per uur 1 schotelreiniger Emmerechts (1965) 1 ontromingstoestel Westfalia, 5.000 liter per uur (1965) 1 platenpasteur Alfa Laval, 10.000 liter per uur (1967) 1 platenapparaat pasteur Silkeborg, 5.000 liter per uur (1950)
EEN KARN, EEN ROOMPASTEUR, 2 ONTROMERS VAN 5000 LITER PER UUR EN DE MELKPASTEUR 'SILKEBORGFOTO 1960.
•
• •
1 platenkoeler voor melk Ahlborn, 10.000 liter per uur (1980) 1 Kolding melkpomp (1965) 1 melkpoedermachine, 1000 liter melk per uur = 100 kg. melkpoeder
(4) Flessenafdeling • 1 vulmachine Roega (1949) • 1 flessenspoelmachine De Gouwe (1983) • 1 capsuleuse Fords (1980) MELKPOEDERMACHINE 58
(5) • • • •
Centrale koeling 1 compressor Grasso, met 20 p.k. motor (1982) 1 waterbak met koelhuizen 1 koeltoren Baltimor (1989) 20 m3 koelruimte met compressor (1958)
(6) Verwarming • 1 stoomketel Ten Horn, 47 m3 met brander (1984) • 1 stoomketel Mahy 20 m’ (1936) (7) Stockage • 8 tanks van 4.000 liter (1960) • 2 dubbelwandige tanks in inox van 25.000 liter, merk Guérin (1973) (8) • • • • • •
Vervoer 1 bestelwagen Mercedes 3 ophaalwagens Volvo F 86 (1978) 1 ophaalwagen Volvo F 86 (1980) 1 opbouwtank van 10.000 liter, met apparatuur (1980) 3 opbouwtanks Magyar van 9.000 liter, met apparatuur (1978) 1 aanhangwagen met opbouwtank in inox (6.000 liter) (1978)
MELKONTVANGSTWAGEN 1988 59
WAGENPARK UIT 1959
196O, VERWERKING BOTER: 1 BOTERKARN (1000 KG PER UUR), 2 ROOMZUURTANKS VAN 3000 LITER EN EEN KOELINGSAPPARAAT MET IJSWATER
Daarnaast waren er uiteraard nog veel kranen en leidingen in roestvrij staal als verbinding met de apparatuur en de tanks. Een elektrische cabine van 50 KW zorgde voor 230 volt. 60
DISTRIBVTIEWAGEN VOOR BEDIENING VAN DE KLEINHANDEL
11. Concentratie en integratie Zowat rond 1950 werd het woord ‘zuivelfabriek’ geïntroduceerd. Tegelijk werd een begin gemaakt met een concentratie- en integratiebeweging. Meer en meer zuivelproducten waren bestemd voor de uit voer en grotere hoeveelheden moesten nu samen aangeboden worden. Daarom werd in 1961 Comelco in Aalter opgericht, met een 11-tal private (familiale) zuivelfabrieken, als antwoord op en zet tegen de door de Boerenbond gepatroneerde coöperatieve melkerijen. Ook Sint-Jozef Tielt werd er aandeelhouder van. Bedoeling was samen te werken om de bijproducten te verwerken: vooral afgeroomde melk, melkpoeder en overschotten van boter. Het was meteen ook het startschot voor een niet meer tegen te houden evolutie naar samenwerking. Doorheen de jaren ’60 en 70 deed zich bovendien de trend gevoelen om de deelnemende bedrijven volledig te integreren binnen Comelco. Net zoals in andere sectoren stond alles voortaan in het teken van centralisatie en concentratie. Comelco groeide uit tot een grotere concentratie met 4 grote gefusioneerde verwerkingsbedrijven: Sint-Marie Oedelem, Comelco NV Aalter, kaasfabriek Passendale, Lacsoons Rotselaar (cf. daarbuiten ook Sleidinge en Beauvoorde. Zie foto Comelco Aalter in het boek Debaere, blz. 58). Raf Bauwens: ‘Comelco heeft ook Stassano, dat vooral gericht was op
consumptiemelk, opgekocht. In december 1994 hebben wij ook Lactil definitief laten overgaan in Comelco: wij werden 60’ers en voor onze kinderen was hier niet echt een toekomst weggelegd. Maar onze wagens haalden nog de melk op tot in februari 1995. Wij waren één van de laatste familiale bedrijven. Er zijn er nu nog drie in Vlaanderen. 61
Sindsdien is er geen activiteit meer bij ons. Ons wagenpark en onze werknemers werkten van dan af voor Comelco. Maar de gebouwen en de machines zijn onze eigendom gebleven. Het zijn monumenten, opgestart door onze ouders, waarmee wij verbonden willen blijven. Hoewel er al verschillende denkpistes bestaan rond de toekomst van deze industriële archeologie. In de loop van de jaren werd Comelco zelf overgenomen door het Nederlandse Campina-concern.' In 1964 werd de stoommelkerij Sint-Jozef omgevormd tot pvba Lactil met de broers Raphaël , Carlos en André Bauwens als beheerders. Raphaël en André werden beheerders-zaakvoerders. De grondstof voor het bedrijf werd toen opgekocht bij de landbouwers in een straal van ongeveer 20 kilometer (Tielt, Schuiferskapelle, Ruiselede, Poeke, Kanegem, Aarsele, Vinkt, Dentergem, Oostrozebeke, Ingelmunster, Izegem, Meulebeke en Wingene). De aanvoer bedroeg toen ongeveer 16 miljoen liter per jaar, afkomstig van zowat 170 leveranciers. Vanaf 1964 werd de melk opgehaald in kruiken van ongeveer 25 liter met 3 vracht wagens en 4 tractoren met aanhangwagen, waarvan enkele chauffeurs met eigen vervoermiddelen. Vanaf 1927 tot het einde van de Tweede Wereldoorlog gebeurde de ophaling nog met paard en wagen. Vanaf de tweede helft van de jaren ’60 werd overgeschakeld naar 3 rijdende melkontvangsten of vrachtwagens met een tankopbouw in roestvrij staal. De capaciteit was 12.000 liter. Op elke wagen was er een weegtoestel en een apparaat voor monsteropname. De melk werd opgehaald bij de landbouwers, die zelf beschikten over een melkkoeltank. Zo kon de melk dan om de 2 à 3 dagen opgehaald worden. Hilda Claeys, die 28 jaar als bediende in de melkerij werkte, vertelt:
‘Kort na de oorlog brachten melkvoerders de melk nog met paard en kar. Zij deden dat meestal als een bijverdienste. De kruiken droegen een nummer. Ze werden op de weegschaal geplaatst en het aantal liter werd overgeschreven op fichen. Op het einde van de maand werd het aantal geleverde liters melk samengeteld en werd ook de kwaliteit van de melk gerekend, d. i. het vetgehalte. Er waren drie kwaliteiten: eerste, tweede en derde. Op de melkerij werkten, naast de administratie en de bedrijfs leiders, nog een stoker en een botermaker. Doorgaans waren er een 9-tal arbeiders en twee bedienden. Eric De Vreeze werkte 33 jaar in de melkerij. Doorheen de jaren werd het systeem met de kruiken verlaten en installeerden de landbouwers thuis zelf een koeltank. Drie rondrijdende koelwagens haalden de melk op. De chauffeurs werkten in vaste loondienst. Het kwam allemaal de kwaliteit van de melk ten goede. Iedere dag werd een 62
staal genomen van de melk en op het einde van de maand werd per leverancier het gemiddelde vetgehalte bepaald. Iedere voormiddag kwam toen een controleur van de zuiveldienst langs. De melk ging de centrifuge in en de room werd afgenomen. Na de afkoeling werden pakjes boter van 250 gram gemaakt, verpakt en in grote kisten verpakt. Er werd niet verkocht aan particulieren. De af geroomde melk - “fluitjesmelk” noemden wij dat - ging aanvankelijk terug naar de hoeven om aan de kalfjes te worden geven. Na verloop van tijd ging ook die melk naar Comelco. In het begin had de melkerij zeker een 400-tal leveranciers. Maar er kwam concurrentie van naburige melkerijen. Soms werden leveranciers van elkaar afgesnoept en het ging er soms hard aan toe. Vooral met de coöperatieve van Wingene. Met de melkerijen van Waregem en Wontergem waren er regelmatige vergaderingen om uit eikaars vaarwater te blijven. Aanvankelijk werden de leveranciers in baar geld betaald. Dit werd in briefomslagen meegegeven met de melkvoerders. Vooral moeder Anna liet zich hiermee in: zij was altijd in het bureau te zien. Later werd overgeschakeld naar het betalingssysteem via bankoverschrijvingen. Er waren al eens boeren die wat ongenoegen lieten blijken over het vastgestelde gemiddelde vetgehalte in de door hen geleverde melk. Maar het waren altijd dezelfde die misnoegd waren. Raf hield zich dan ook speciaal bezig om eventuele klachten te onderzoeken. André zat meer in het netwerk van de winkels.’
PERSONEELSFEEST LACTIL, 1990: v.l.n.r. : onderaan : Raf Bauwens, Robert Devos, Hilda Claeys, Adolf Vanautreve, Gilbert Devos, André Baawens, Carlos Baawens; tussenin: Walter Heggerick, Frans Tack, Luc Michels, Nabor Carpentier, Gabriel Houtteman; bovenaan : Arsène Dinneweth, Willy Carpentier, Eric Devreese
63
12 Integratie binnen Comelco-Campina De concentratie- en integratiebeweging bereikte ook de kringen van de niet-coöperatieve bedrijven. Zo kwamen belangrijke initiatieven voor samenwerking tot stand, o.m. door de oprichting van de samenwerkende vennootschap Comelco (Conservenmelk-Coöperatie) in Aalter in 1961. Aanvankelijk opgericht als centraal poederbedrijf voor de deelnemende private zuivelfabrieken van West- en Oost-Vlaanderen, werd in Comelco in 1966 ook de boterbereiding gecentraliseerd. In 1969 werd een over genomen consumptiemelkbedrijf in de nabijheid ingericht als centrale melkinrichting (wegwerpverpakking). Door de omschakeling van de landelijke boterfabrieken tot zogenaamde ‘gemengde’ of polyvalente bedrijven werden ruime investeringen gedaan voor verbouwing en aan passing van de bedrijfsinrichting. Elektriciteit verdrong de stoom als energiebron. Het verdwijnen van de gemeenschappelijke transmissie na 1945 bracht niet alleen netheid en veiligheid, maar was ook aanleiding voor meer geschikte indeling van de lokalen en doelmatiger aanpassing van de bedrijfsinrichting. Zo verdween stilaan de benaming ‘stoommelkerij’, spijts de stoomketel als warmtebron meer en meer plaats opeiste in de bedrijven. Vanaf 1950 kwam de naam ‘zuivelfabriek’ in gebruik. De mechanisatie van de melkontvangst, de opstelling van melkopslagtanks in de landelijke bedrijven en de veralgemeende gesloten melkverwerking waren de eerste naoorlogse verschijnselen van bedrijfsrationalisering. De verplichte kruikenreiniging als voor waarde voor erkenning was de eerste aanleiding voor het aanbrengen van de rol- en transportbanen. Die gesloten melkbewerking, samen met de veralgemeende aanwending van roestvrij staal, heeft de stempel gedrukt op de kwaliteitsverbetering en de hygiëne van het bedrijf. Arbeidsbesparing werd bereikt door de chemische reiniging in gesloten omloop. Vanaf 1966 verschenen de zelfreinigende ontromers in talrijke bedrijven. Pekel als indirect koelmiddel werd vervangen door ijswater. De vervanging van kolen door stookolie bevorderde een zindelijke en vereenvoudigde bedrijfsgang. De boterbereiding in België is sinds de Tweede Wereldoorlog vooral gekenmerkt door wijzigingen in het roomrijpingsproces en de opkomst van de continubereidingsmethoden. De Deense roomrijper werd verwijderd om plaats te maken voor de half-cylindrische room rijper met pendelroerwerk of de ruimere rijpingstank. Zo was het mogelijk geworden de temperatuur van de roomrijping meer te beheersen en door de grotere inhoud meer uniformiteit te bereiken in de dagproductie. De hygiëne bij het karnproces werd verhoogd door de aanwending van de walsenloze karn en hierbij zou vooral de 64
metalen karn een vlugge aanwending kennen. Lactil plaatste een continu boterkarn, met een capaciteit van 1.000 kilogram boter per uur. In de onmiddellijke naoorlogse periode werd niet scherp toegezien op de kwaliteit van de geleverde melk en room. De vraag naar zuivel producten deed veelal de ogen sluiten voor de mindere kwaliteit van de grondstof en de melkleveranciers niet graag kwijt raken door hen te ont stemmen. De strijd om de grondstof heeft m.a.w. menig initiatief voor kwaliteitsverzorging vertraagd. De controle op zuurheid bleef lange tijd de algemene waardemeter. Vanaf het begin van de jaren ’60 kwam hier verandering in. Er kwam een algemeen geldend systeem: voor de melk verliepen het onderzoek en de klassering op basis van een filtratieproef (zichtbare reinheid) en de methyleenblauwproef (bacteriologische reinheid); voor de room op basis van de zuurheidsbepaling (bacteriologische kwaliteit uitgedrukt in pH).Vanaf 1966 werd, vooral met het oog op de opsporing van gebeurlijke aanwezigheid van antibiotica en andere remstoffen, ook de stremproef ingeschakeld in het officiële kwaliteitsonder zoek.
KLEVER LACTIL : HOE SNELLER HOE VERSER 65
De grootste aanvoer van melk door de landbouwers situeerde zich in de jaren ’80 : 1941: 1951: 1961: 1971: 1981: 1991: 1993:
4.487.590 1.638.574 6.360.066 11.036.358 15.342.314 13.616.507 13.844.353
liter liter liter liter liter liter liter
+ 1.050.345 +7.528.406 +6.863.000
liter volle melk bijgekocht van anderezuivelfabrieken
liter volle melk bijgekocht van anderezuivelfabrieken
liter volle melk bijgekocht van anderezuivelfabrieken
VOORAANZICHT MELKERIJ, 1992; DE NAAM SINT-JOZEF IS ER NOG ALTIJD AANWEZIG
De bij andere zuivelfabrieken gekochte melk werd door Lactil verwerkt tot volle of afgeroomde melkpoeder. Vanaf 1965 werd volle of afge roomde melk doorgeleverd naar Comelco-Aalter, waar men er melkpoeder van maakte. Eén van de markantste gegevens in de ontwikkeling van de melkaanvoer in België was de rijdende melkontvangst. De ‘jacht’ op de melk werd gekenmerkt door het zogenaamde ‘dooreenrijden’: op dezelfde weg kruisten zich meerdere melkritten naar verschillende zuivelbedrijven. Dit was niet alleen bezwarend voor de melkaanvoerkosten, maar tegelijk oorzaak van misbruiken en mistoestanden. De melk werd geleverd aan de meest biedende melkerij. Einde jaren ’60, begin jaren 70 werd de stelselmatige aangroei van de melkleveringen geremd. De daling was grotendeels het gevolg van de maatregelen voor beperking van de melkvoortbrengst (afslachting van koeien, reconversie, e.a.) uitgaande van 66
de Europese Commissie. De evolutie in de zuivelwereld was ingrijpend. In 1991 waren alle bedrijven, afgezien van Lactil Tielt en De Wulf Wontergem gefusioneerd met Comelco nv. Comelco was toen het grootste zuivelbedrijf in ons land met 750 miljoen liter melk per jaar en 1.500 personeelsleden. Comelco werd in 1991 verkocht aan het Nederlandse zuivelbedrijf Campina
COMELCO A ALTER, 1968
Lactil en De Wulf zijn op 31 december 1993, als laatste overblijvende zelfstandige bedrijven van de groep Comelco, geïntegreerd in de groep Campina-Comelco. Op dat ogenblik fungeerden nog een 400-tal land bouwers als melkleveranciers van Lactil. Zo verloor Tielt zijn eigen zuivelbedrijf. De stichters van de Tieltse melkerij maakten het allemaal niet meer mee. Cyriel Bauwens overleed in Tielt op 28 juli 1965, Anna Blomme op 5 april 1967.
67
13. Bibliografie • • • • • • • • •
•
•
68
Interviews met Raf Bauwens en Hilda Claeys DE BAERE (J.), Ben eeuw Belgische zuivelgeschiedenis. Leuven, s.d., 143 p. STERCKX (F.), 100 jaar geleden. Leuven, 1991, 171 p. W1LLEMSENS (P.) - DE WIT (K.), De bakermat van de Nederlandse zuivelindustrie. Zutphen, 1995 Stedelijk archief Tielt, verslagen van het schepencollege 1927, belasting op motoren en personeel, 1927 Handels- en Nijverheidskamer voor Thielt en omliggende, 1919-1940 De Gazette van Thielt, 1919-1940 Arbeidsblad, 1919-1940 VANKEERSBILCK (J.), Tielt in het interbellum.
Bijdrage tot de geschiedenis van de eerste wereldoorlog en de bewogen tussenoorlogse periode (1914-1940). Onuitgeg. lic.verh, 1981 GOBYN (R.), Tielt na de grote crisis. Bijdrage tot de studie over transitie en stagnatie in Vlaanderen, 1862-1914. Onuitgeg. lie. verh, 1979 STROBBE (M.), Micro-onderzoek over sociaal-economische mutaties tussen 1830 en 1860 in de stad Tielt. Onuitgeg. lie. verh, 1978
I o o t e n Jw lre
HesftOi 'R a te lin y ji
S'traeteJ^ h J'c/uiw e rJ’
Berg-M olen j ■ 1oenboom
earn)
•
O rooier1Ciaeroout
D e te q e n m
AriimcPiuijh'-i | n ffa rk e g h e i* ru tk i/e n
e /o h e n
>ruqql
§ Æ&'adberqhruqqeX fk a rie b ru t/g e
J 'u te . A beele
f
R ooJem kc' M~JRff£aetvr-
’lm u n s te r
\]siettwenhove / ih e lM e
■exAelqhem,
De Roeôe van Treft Driemaandelijks heemkundig tijdschrift 34ste jaargang, nr. 2 - a p r il- m e i- ju n i 2.003 A fgifteka nto o r
8700 Tieft
D e RoeĂ´e
T ie ft
Driemaandelijks heemkundig tijdschrift voor de gemeenten van de vroegere roede van Tielt: Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem en Zwevezele 34â&#x20AC;? jaargang, nr, 2 - april - mei - juni 2003 W ettelijk depot - BD 25413
De Roede van Tielt
Inhoud
Gesticht op 28 april 1970 Lid van het West-Vlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde
FRANS HOLLEVOET BEVOLKINGSPROFIEL VAN DE KERS VERSE PAROCHIE SCHUIFERSKAPELLEIN 1786 p. 71 - 79
erevoorzitter: Paul Vandepitte, voorzitter 1970-2000 Voorzitter en verantwoordelijk uitgever: Michaël DELANGE Veldstraat 96, 8780 Oostrozebeke Tel. 0474 43 73 01 E-mail : m.delange@yucom.be Ondervoorzitter: Paul CALLENS Waterstraat 18, 8740 Pittem Tel. 051 46 71 90 E-mail : pinl8290@pi.be
FRANS HOLLEVOET HEREN EN LEENHOF VAN WAKKEN p. 80 - 133 FRANS HOLLEVOET SPOKEN OP ALLERHEILIGENNACHT 1852 p. 134 - 135 Adres van de auteur: Frans Hollevoet Bedevaartstraat 98 8700 Tielt
Secretaris-penningmeester: Philippe DE GRYSE Stoktmolenstraat 32/3, 8700 Tielt Tel. & Fax 051 40 18 38 Redactieraad : Jaak Billiet, Johan Buyck, Paul Callens, Philippe De Gryse, Michaël Delange, Frans Hollevoet, Thijs Lambrecht
“ De Roede van Tielt” verschijnt viermaal per jaar. De lidmaatschapsbijdrage is € 17,50 voor gewone leden, € 35 of meer voor ereleden, over te schrijven op het bankrekeningnummer 467-9350801-88 van De Roede van Tielt, Stoktmolenstraat 32/3, 8700 Tielt. Er worden geen losse nummers verkocht. Bijdragen worden aan de redactiesecretaris bezorgd. Elke auteur heeft recht op tien exemplaren van het tijdschrift met zijn bijdrage. Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in “ De Roede van Tielt” mogen slechts overgenomen worden na de uitdrukkelijke toestemming van de redactie.
70
Bibliotheek & fototheek : Beernegemstraat 5, 8700 Tielt open elke zaterdag, lOuOO - llu30 of na afspraak Cartotheek : Hazelaarkouter 60, 8700 Tielt, na afspraak. Kaft: detail van de kaart “ District van Thielt (West-Vlaanderen). Bevat 1 stad, 17 gemeenten en 63.986 zielen” (ca. 1825) (verz. Paul Vandepitte)
Frans Hollevoet
BEVOLKINGSPROFIEL VAN DE KERSVERSE PAROCHIE SCHUIFERSKAPELLE IN 1786 In oktober 1773 spant de kerkelijke gemeenschap van het Tieltse gehucht Schuiferskapelle, bij monde van Joannes Callis, een proces aan voor de Raad van Vlaanderen tegen de vier grote tiendheffers, die ver antwoordelijk waren voor de plaatselijke kapel: het Sint-Salvatorskapittel van Harelbeke, het Sint-Pieterskapittel van Cassel, het klooster van Deinze in Gent en de pastoors van Tielt. De voornaamste betrachting is om de aloude eisen kracht bij te zetten: de vraag naar regelmatige kerkdiensten, de eis voor een residerende pastoor rn.a.w. het verlangen om als volwaardige parochie te worden beschouwd. In het kader van dit proces Callis, dat uiteindelijk 12 jaar zal aanslepen (1773 - 1785) komen een aantal documenten tot stand, die een duidelijker beeld scheppen van het dorp, zowel geografisch als demografisch. Om te bewijzen dat het dorp wel degelijk op 5 kwartier gaans was van de Tieltse Sint-Pieterskerk, krijgen de landmeters C .J. Carbonelle en Philippe-Jean Lemaieur' in juni 1774 de opdracht om het gebied, door de kapel bediend, in kaart te brengen. De kronkelende onverharde weg werd tijdens de natte wintermaanden tot een modderpad herschapen en bovendien sneed de Kapellebeek bij frequente overstromingen de bewoners letterlijk af van hun moederparochie. De bevolking van Schuiferskapelle bleek de laatste decennia sterk aangegroeid en die stelling werd verdedigd door het voorleggen van een lijst uit 1774 met 22 nieuwe huizen of ‘29 woonsteden boven noch een groot getal woonsteden die de laetste 30 jaer gemaekt zyn aen d ’oude h u y se n '. In 1775 telde Schuiferskapelle méér dan 600 communicanten (ouder dan 12 jaar), die in deze periode geacht werden circa 70% van de bevolking uit te maken, en méér dan 300 noncommunicanten: kortom zo’n 870 inwoners. Voor het hele Tieltse grondgebied noemde men in 1785 met stelligheid het ronde getal van 7000 communicanten m.a.w. 10 000 inwoners.1
1
A R A , Kaarten en plannen, 2458- ‘59
71
Bij de getuigenissen die aan het procesbundel werden toegevoegd, beklagen bepaalde wijkbewoners zich over hun soms noodlottig isolement. Op 16 april 1775 declareerde Jacobus Kint zo’n voorval dat al dateerde van 25 februari 1762: hij werkte toen als knecht bij Emmanuel Van Hollebeke fs Emmanuel, die op sterven lag. Jacobus trok in allerijl naar pastoor Wouters in Tielt, die eerst nog een chirugijn en daarna ook de koster liet optrommelen. Hij arriveerde echter te laat met de H.Hostie want Emmanuel was inmiddels ‘buyten zyn verstant ghevallen ende is alsoo eenige uren naer dien komen te overlyden’. Ook toen de vrouw van Pieter Scheirens in augustus 1774 haar man ‘schieliyk ziek’ bevond, werd de Tieltse onderpastoor Livinus Stepman gealarmeerd, maar bij zijn aankomst bleek Pieter al ‘sonder verstant’. De Tieltse chirurgijn Cosmus Dominicus Thurman had op Witte Donderdag 1777 de dood van François Boussele(Boschlé) niet voorzien, zodat hij net als Bernard Van Rijckeghem, overleed zonder geestelijke bijstand. Ook 7 jaar later nog deed zich een treurige zaak voor toen de vrouw van Joannes Van der Plaetsche (onderstaande lijst nr. 942) met haar boreling naar Tieltstad trok voor het doopsel, maar onderweg al gaf haar spruit schielijk de geest. Deze verklaringen moesten voor iedere toenmalige weldenkende katholiek het doorslaggevend argument leveren dat een inwonende pastoor een absolute noodzaak was. Het proces zal uiteindelijk na jarenlang getouwtrek en ‘remarkaebele kosten’ in 1785 beslecht worden in het voordeel van de inmiddels over leden aanklager Joannes Callis en zijn dorpsgenoten. In mei 1786 ont vangen de toenmalige kapelmeester Carel Yde (lijst nr. 16) en consoorten een akkoord om ter plekke te laten dopen, zodat het doopregister op 5 juni 1786 wordt geopend. Nu Joannis Callis overleden was, kregen Joseph Vande Weghe (lijst nr. 96), Lucas Callis fs Joannes en Sebastiaen de Vriese (lijst nr. 62) van de nieuwe kapelmeester Max Hoste (lijst nr. 47) de authorisatie om de zaak verder te zetten, want de gemeenschap wou ook de vergroting van het bestaande bedehuis. De toenmalige kapel had weinig om het lijf: een rechthoekig gebouwtje van ongeveer 17 m bij 5,5 m. Het volk jammerde dat het grootste deel van de inwoners de goddelijke diensten bij moest wonen ‘buyten de selve cappelle onder den blauwen hemel geexponeert aen de injurien van de locht, tot merckelijck nadeel van de gesondheyt ende besonderlyck voor de oude lieden ende bevruchte vrouwen die in de cappelle ter causen van het excessief drummen ende de nauwe persinge zonder gevaer van ongemakken ende onghelucken niet en connen verblyven’. De bezwaren vallen in 2
72
Z ie lijst volkstelling op volgende pagina's
goede aarde en spoedig wordt het oude koor afgebroken en vervangen door een nieuw hoofdkoor met drie beuken, een vergroting van 120 m2. Schuiferskapelle haalt zijn slag thuis. Eén van de drukkingsmiddelen voor de uitbouw van de kerk is de volkstelling3 van 6 april 1786. Adriaen Matton (lijst nr. 1) en Jan van Nieuwerburgh (lijst nr. 103) krijgen hiertoe de opdracht met als doel om de bevolkingsdruk te illustreren. Dankzij deze namenlijst krijgen we een prachtig overzicht van de toenmalige bevolking. De lijst werd per huishouden onderverdeeld in 3 categorieën: de communicanten ( = dit deel van de bevolking dat rond Pasen verplicht was tot de jaarlijkse biecht en communie, hiervoor werd geen exacte leeftijd gepreciseerd, meestal was dit tussen de leeftijd van 12 en 14 jaar), de non-communicanten (tussen 7 en 12 jaar) en de borelingen (jonger dan 7 jaar). Ter verduidelijking van onderstaande lijst: de oorspronkelijke lijst werd niet alfabetisch samengesteld, maar systematisch volgens het buurtschap zoals gebruikelijk bij volkstellingen. Voor de overzichtelijk heid werd de lijst hier alfabetisch gebracht, de nummers die de lijst voorafgaan, zijn de volgordenummers van de oorspronkelijke lijst. De cijfers die op de namen volgen zijn het aantal personen van de drie categorien zoals hierboven vermeld. 58 huishoudens werden vermeld als ‘samenwonend’; ‘ten selfden hnyse’, de cijfers van de laatste kolom hebben betrekking op deze samenwonende huishoudens. Nr
Naam
72 17 95 83 91 169 129 113 139 149 39 85 101 50 24 132
Algoet Joannes ,weduwe Algoet Joseph Arikx Emanuel Arikx Jacobus Belleghem Carel Blekre Joseph, weduwe Blondeel Lieven Bogaert Pieter Boschlé (Batslé?) Frans, weduwe Boutte Guielmus, weduwe Brakeveld Joannis Brakeveld Pieter Breeuwzaert Gillis Breeuwzaert Joseph Brugman H(?) Bussche Antonis
3
cat. (1) 8 5 3 3 3 4 2 6 1 3 3 5 5 5 2 3
(2)
(3)
samenwonend
0 1 0 1 0 1 0 1 1 0 1 0 2 0 0 0
2 1 1 0 2 0 1 0 0 2 4 0 2 2 0 0
72 en 73
83 en 84 91 en 90 129 en 130 139 en 140 149 en 148 39 en40 85 en 86
24 en 23 132 en 133
RAB (TBO nr. 35): Kerkfabriek Schuiferskapelle: 2 nrs.
73
20
164 8
124 112 36 98 117 32 127 49 138 146 66
84 88
118 131 45 5 90 170 30 21 79 43 171 18 92 104 80 107 6 120
142 26 167 150 144 51 57 97 115 3 87 137 166
74
Buyse Joseph Caigny Augustinus Caigny Bernardus Callis Dominicus Callis Jacobus Callis Joannes zaliger memorie - weduwe Caluwaert Joseph Campe Lieven Campe Pieter, kinders van de weduwe Casaert jacobus Coecke Joseph Coessens Jan Baptiste Compernolle Ignaes Cuman Jacobus Cuman Joannis Cuman Judocus Cuman Pieter Daneels Albertus David Jan Baptist De Bakker Pieter Weduwe De Blare Emanuel De Blecre Joan De Brabandere Frans weduwe De Brandere Lieven De Calluwe Joannis De Clercq Joannes De Clercq Joseph De Costere Joseph De Jonghe Franรงois De Keyser Joannes, weduwe De Keysere Franรงois De Keysere Joannis De Keysere Joseph De Keysere Pieter De Kokere Franรงois De Loddere kinderen De Loddere Pieter Joannus De Pauw Joannes, weduwe De Rammelaere Joannes De Rijke Olivier De Roo Franรงois weduwe De Roo Lucas De Roose martinus De Schepper Joseph De Seyn Carel De Sloovere Joseph De Sloovere Pieter Joannus
2 5 3 2 5
0 0 1 0 3
2 0 0 1 0
9 4 2
0 0 2
0 0 1
3 3 5 2 3 2 2 2 2 2 4 1 3 2 5 5 4 8 12 7 3 5 3 2 3 2 2 5 7 5 6 9 6 3 3 6 4 3 4
0 1 0 1 2 0 0 0 3 0 2 3 1 2 1 1 0 2 1 0 0 1 0 1 0 1 0 0 0 1 1 0 0 0 0 0 2 0 2
0 3 0 1 1 2 1 1 0 0 2 0 1 1 0 0 1 0 1 1 2 0 1 1 0 2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 2 1 2
68
133 178 38 143 29 109 62 160 52 155 145 82 156 141 182 128 37 10
14 71 116 147 157 153
11 70 47 181 16 23 152 73 67 81 173 9 121 102
15 46 100
64
111 1 7 25 12
123
De Smet Ignaes De Smet Jacobus De Smet Jacobus De Smet Joseph De Vildere Huybrecht De Vliegere Johannes De Volder Pieter De Vriese SĂŠbastian De Vrieze Augustinus De Vrieze Hubrecht De Vrieze Joseph De Vrieze Judocus De Vrieze Martinus, mulder De Waele Jan Baptist Dekokere Joannes Dierkens Baptiste Dinwet pieter Dobbelare Martinus Feys Johannes GeirvĂŠ Guillelmus Goevaere Ignaas Groothaers Joannes, weduwe Hellebuyk Bernaerds Hellebuyk Ollevier Hoosterling Jacobus Hoste Adriaen Hoste Guillelmus Hoste Maximiliaen Hoste Pieter, kinders Ide Carolus Kind Joannes Lambert Jacob Lambert Jacobus Lambert Lucas Lamphaert Elias Landuyt Carel Laperre Frans Lievens Joseph, weduwe Linde Joannis Logiers Judocus Lootens Joseph Lootens Joseph, kamslager Masco Jan Masscho Pieter Matton Adriaen Moerman Lauwereyns Mussche Joannes Neiring Joannes Neirring Jacobus
3 2 6 3 6 3 5 13 5 3 3 4 7 8 2 3 5 5 2 2 2 3 2 7 3 3 6 5 6 5 3 2 2 5 8 2 2 4 5 2 9 3 2 5 4 4 5 2 4
1 1 3 2 0 3 0 1 0 0 0 0 1 3 0 2 0 1 1 1 2 0 0 3 9 2 2 3 0 2 1 0 0 0 1 0 0 1 1 1 2 1 1 0 0 2 0 0 0
1 1 0 1 2 1 0 0 0 1 0 2 1 2 0 0 0 0 1 2 0 3 3 2 2 2 1 1 0 4 0 1 0 1 0 0 3 1 2 1 2 2 3 0 0 0 0 0 0
180 99 65 165 105 40 154 148 63 19 42 69 168 114 77 135 122
4 44 78 41 76 74 75 35 96 93 60 59 56 103 108 151 61 119 89 172 28 54 183 48 94 134 163 2
53 125 179
76
Neirring Livinus Nemegeer Lieven, weduwe Ollebeke Pieter Oosterling Joannus Persyn Joannes, kinderen Phyfroen Joseph Polevie Camilus Putte François Quintin Joseph Raes Zacharias Roté Emmanuel Rubbens Benedictus Schellewie François Scherrens Pieter Snauwaert pieter Steyaert Frans Strobbe Lauwereyns Van Bruaene Pieter Joannes Van Bruane Pieter Van Bruane Pieter Van Colen Joannis d'hoirs (wezen) Van Daele François Van Daele Joannes Van Daele Joseph Van de Walle Joannes Van De Weghe Joseph Van Der Strate Frans Van Dierendonck Jospaert Van Eenhooge Joseph Van Lerberge Constantin Van Nieuwerborgh Joannes Van Onder Pieter Van Renterghem Pieter Van Rijkegem Emanuel Van Rijkegem Pieter Van Rijkeghem Jacobus Vande Keere Joannus Vande velde Silvester Vande Voorde Pieter Vande Weghe Ignaes Vande Weghe Pieter Vander Plaetse Joannes Vercruyse Michiel Vercruyse Pieter, weduwe Verhaege Félix Verheecke H Verhelst Joannus Verhoestraete Joannus
4 2 2 4 6 4 5 3 3 2 4 2 2 4 2 8 2 2 6 3
4 0 1 2 0 2 2 0 0 0 1 0 1 3 0 2 0 2 1 1
1 0 2 2 0 2 0 0 0 1 3 1 0 2 2 1 0 1 0 2
4 2 4 2 4 4 3 5 4 7 2 6 5 8 2 4 8 4 5 2 9 4 3 5 3 4 7 3
0 0 1 2 2 1 0 1 3 1 0 1 0 0 0 2 2 0 1 2 2 1 0 0 2 1 1 2
0 2 2 2 2 2 1 1 0 0 0 2 0 0 0 1 1 0 0 2 1 0 1 1 0 0 0 0
175 126 27 86 106 158 159 136 140 34 22 33 161 13 130 58 110 31 177 176 55 174 162
Verhooge Joannes Verhoustraete François Verhuist Pieter Joseph, weduwe Verkindere David Verkindere Pieter Verleye Bernaert Verleye Joannus Verloove Jacobus Vermeire Jacobus Verschave Joseph Verstraete Guillemus Verstraete Joannes, kinderen Verstraete Martinus Verstraete Pieter Verstraete Pieter Vincke Jacobus Vinckier Emanuel Vliegere weduwe Walleghem Joseph Wannien lieven Wanzele Joan Wernier Joseph Werrebroek Martinus
Totaal
4 6 6 3 2 2 5 5 1 8 4 6 2 5 2 6 2 3 5 2 2 2
2 2 0 1 0 0 0 0 1 0 1 1 0 0 0 0 2 0 2 0 3 2 2
2 3 0 2 0 0 0 0 1 2 0 0 0 0 0 0 2 0 2 0 0 1 2
739
166
155
7
175 en 176
86 en 85 158 en 159 159 en 158 140 en 139
161 en 162 130 en 129
176 en 175 174 en 173 162 en 161
In 1786 telt de parochie Schuiferskapelle dus 1060 inwoners waarvan 739 ouder dan 12 à 14 jaar, 166 kinderen tussen 7 en 12 jaar en 155 kinderen jonger dan 7 jaar. Er wordt melding gemaakt van 183 gezinnen waarbij we alleen de naam van het gezinshoofd (mannelijk uiteraard) te weten krijgen. Als het gezinshoofd is overleden, wordt gewoon ‘weduwe’ vermeld, de vermelding ‘kinderen’ slaat hoogstwaarschijnlijk op volwassen ongehuwde kinderen die nog samenwonen en waarbij beide ouders overleden zijn. De gemiddelde gezinsgrootte is 5,7 wat overeenstemt4 met het toenmalige West-Vlaamse landelijk gemiddelde. Een aantal gezinnen zijn samenwonend nl. 58 op 183, dus bijna 1/3. Het gaat hier waarschijnlijk dikwijls om kinderen die bij de ouders blijven inwonen na hun huwelijk, in 7 gevallen gaat het om weduwen waarvan we kunnen aannemen dat ze uit pure overlevingsnoodzaak moeten samenwonen. In totaal is sprake van 18 weduwen. Of mannen weduwnaar waren kunnen we uit deze lijst niet opmaken.
4
Jan Art, Geschiedenis van m ijn gemeente, C. Vandenbroeke, Historische demografie; p 145
77
In de volkstelling van 1814 stemt het grondgebied van Schuiferskapelle ongeveer overeen met de 2de sectie. We kunnen dan ook bij benadering de bevolkingsevolutie volgen: in 1786 waren 1060 inwoners verspreid over 153 woningen, in 1814 zijn er 1253 bewoners verspreid over 201 huizen, een stijging van 193 bewoners en 48 huizen. De grootste stijging zal plaatshebben in het eerste kwart van de 19de eeuw, want in 1835 is er sprake van 1705 inwoners, een stijging met 452 in 21 jaar. Bijkomende inlichtingen op de lijst zijn summier, maar in 2 gevallen wordt toch het beroep vermeld nl. bij nr. 82 De Vrieze Martinus: mulder, molenaar op de kapellemeulen(?) en nr. 100 Joseph Lootens wordt ver meld als kamslager. Interessant is dat diezelfde Joseph Lootens in de volkstelling van 18145 het beroep rietslager krijgt, een synoniem van kamslager. De voornaamste beroepsactiviteit was toen het thuisweven, een kam- of rietslager maakte en herstelde een essentieel onderdeel van het weefgetouw nl. de kam die tussen 2 inslagen door de weefseldraden moest aanspannen. De meest eerbiedwaardige vermelding krijgt uiteraard de persoon die de ‘vooruitgang’ in Schuiferkapelle op gang bracht nl. Joannis Callis. Naast de naam van zijn weduwe staat heel respectvol: 'zaliger memorie’.
5
Uitgave VVF, volkstelling 1814 deel X X X V , Tielt 1998, p. 113
U M - t 4 i i'I-t;.
J?
re4f /«f
e..
J 0
*y//Ji a
t/LU-
L1JST DER LEVENDE ZIELEN
Frans Hollevoet
HEREN EN LEENHOF VAN WAKKEN
HET KASTEEL VAN WAKKEN IN 1641 (FLANDRIA ILLUSTRATA)
De dorpsnaam “Wakken” is een prehistorische nederzettingsnaam afgeleid van een persoonsnaam, namelijk Wakkinos, die schuilgaat in de oudste schrijfwijze uit 941, Wackinio, gebaseerd op een tekst uit het jaar 791. “Awak”, de stam in de naam, betekent lief, geliefd of uitstekend d.i. allicht in de betekenis van groot. In onze provincie hebben de plaatsnamen Helkijn, Komen en Menen een analoge oorsprong'. Iets anders. De naburige Dentergemnaars hadden de bijnaam van "pap eters”. Dergelijke “properheden” of eigenaardige kenmerken, zoals ook eetgewoonten van inwoners, worden al aangetroffen op het einde van de veertiende eeuw en zijn over het algemeen positief bedoeld. De Dentergemnaars komen met hun “properheid” voor in de met 18 nieuwe eigenaardigheden van dorpsbewoners uitgebreide en berijmde Langen Adieu van de Brugse rederijker Eduard De Dene uit 1561*2.
Gysseling M „ Inleiding tot de oude toponymie van West-Vlaanderen, in De Leiegouw, X X V (1983), p. 43. 2
80
Viaene A ., D e properheden van den steden van Vlaenderen 1380-1400, in Biekorf, L X X V II (1977), p. 129- 133.
In verband met Wakken dan weer vinden we de benaming “De Waterheren”, die tussen 1970 en ‘90 nog gegeven werd aan een uitgebate visvijver bij de grens met Oeselgem. Wie dat waren, leren we in het overzicht van de plaatselijke dorpsheren.
HEREN Anno 791 schonken Gontbertus en zijn vrouw Theadwara de kerk en het domein van Wakken met zijn hoeven, lijfeigenen, bossen en velden aan de “ mensa fratrum” d.i. de eettafel van de Gentse Sint-Pietersabdij3. Als kleinere plaatselijke heren hun bezittingen schonken aan een abdij, dan was dat niet zozeer uit godsdienstige overwegingen, maar wel om ze te beschermen tegen de grijparmen van machtige heren en om ze als hun leen terug te krijgen4. Na de overheersing van onze gewesten door de Noormannen in de negende eeuw moet dit abdijbezit in handen geraakt zijn van de Vlaamse graven, gezien Wakken later steeds onder hun leenhof van Kortrijk vernoemd wordt.
VAN WAKKEN Tussen 1116 en 1132 wordt voor het eerst een dorpsheer, nog met de naam “van Wakken” vermeld, namelijk Winzo de Uuackine, die als getuige optrad bij afstand van grond door Otto van Maarke5. Boudewijn van Wakken komt voor in 1162 als getuige in een charter gegeven ten voordele van de Gentse Sint-Baafsabdij voor Thyery, heer en prins van de stad en het land van Aalst6. Na de beroemde slag van Bouvines van zondag 27 juli 1214 wordt Galterus (= Walter) van Wakken samen met zijn graaf gevangen genomen en opgesloten in Parijs7.
3 4
Gysseling M. en Koch A .C .F ., Diplomatica Belgica ante millesimum centesimum scripta, 1.950, p. 133. Vandewiele A ., Oud en nieuw in Waregem: de heerlijkheid van het kapittel van Doornik cenrum van Waregem, in De Gaverstreke, X X V I (1998), p. 28.
5
Milis L, De onuitgegeven oorkonden van de Sint-Salvatorsabdij te Ename voor 1200, Brussel, 1965, p. 6.
6
Gaillard J . , Bruges et Ie Franc, Bruges, 1857-’64, Volume supplementaire.
7
Jaerboek der stad ende oude casselry van Kortryck (I), Kortrijk, 1914, p. 203.
81
T A m im K W IAKV QJAHOEVKRKW
aW3KW?.5\3TUUCmraVG'lKW
VAN OUDENAARDE In 1242 blijkt Arnulf IV van Oudenaarde, echtgenoot van Alix van Rosoy, als heer van Nokere en Wakken te fungeren8. Dat jaar nog sterft deze machtige ridder in Gascoigne en wordt hij opgevolgd door zijn oudste zoon Jan (°1235- + 1293/’94), die als eerste echtgenote de dochter van Jan, graaf van Soissons, kende en daarna Mathilde, dochter van Anselm II van Creques, weduwe van Gérard van Picquigny9. Blijkbaar hadden de van Wakkens zich onder de bescherming geplaatst van de van Oudenaardes, want in 1258 houdt “Wautier, dit Loup, de Wakines” in Wakken zelf een goed in leen van Jan Van Oudenaarde. Als heer van Wakken bevesügt Jan in 1259 een verkoping door Willem van Oeselgem op de toen nog naamloze heerlijkheid Actis in Markegem, gehouden van zijn leenhof van Wakken10. Zijn oudste zoon Arnold V verklaart in 1280 dat hij van zijn vader Jan reeds “Mere, Pamele, les bois Nocre, Wakines, Flobecq, Lessines, les hommages de Maude et appendances” geërfd heeft en die bezittingen in leen houdt van graaf Gwijde van Dampierre11.
VAN HARELBEKE Na deze van Oudenaardes blijkt de heerlijkheid Wakken al vroeg in de 14de eeuw in het bezit gekomen te zijn van een van familie genoemd “van Harelbeke”, die via een bastaardtak afstamde van de graven van Vlaanderen12. Jan van Harelbeke, al vermeld in 134813, ridder, heer van Lembeke (bij Halle] en Wakken, koopt in 1369 ook de dorpsheerlijkheid Deerlijk. Hij was getrouwd met Isabella van Moorslede met wie hij een dochter had, Margareta. Zij werd erfgename van Wakken en trouwde in 1391 met Jan Uuterswaene (ook: Utenzwane), ridder, heer van Herdersem, voogd van Wichelen en Serskamp, zoon van Jan en Catharina Mirabello14. 8
Coorevits S ., Het kasteel van Nokere: bouwkundige en historische analyse, in De Gaverstreke, X X I (1997), p. 253.
9
Nationaal Biografisch Woordenboek, II, Brussel, 1966, p. 657-660. Over Arnulf: Van Butsele P , A rn u lf IV van Oudenaarde, eerste baron van Pamele, in Handelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Oudenaarde, XXIII (1986), p. 59-85
10
Saint-Génois, Joseph (Comte de), M onumens anciens, tome I deuxieme partie, 1782-1816, p. 589, 592.
11
Ibidem, p. 681.
12
Gesquière G ., De roede van Tielt. Kasselrij Kortrijk (XlV de eeuw -1502), Heerlijkheden en lenen gehouden van het kasteel van Kortrijk en leenhof van Tielt, Diksmuide, (lie) K.U. Leuven, 1982, p. 343
13
Debrabandere F., Persoonsnamen in het Kortrijkse, 1300-1350, in Naam kunde, UI (1971), p. 87.
14
Z ie voetnoot 7, p. 69.
83
WAPENSCHILD ANDRIES
WAPENSCHILD BOURGOGNE
UUTERSWAENE In 1405 wordt Margareta van Harelbeke nog steeds vermeld. In 1416 kreeg haar zoon Tristram Uuterswaene, twee derde en later heel Wakken. In 1446-’47 ging het hele leen over naar zijn zoon Gelein (Ghislain) Uuterswaene ( + voor 1484), raadsheer en kamerheer van de hertog van Bourgondië, getrouwd met Kathelijne van Gent15. Hun zoon Filips Uuterswaene, echtgenoot van Louise van Praat, gezeid van Moerkerke, raakt echter in financiële problemen, belandt zelfs voor langere tijd in de gevangenis van Gravelines en wordt genoodzaakt de heerlijkheid Wakken op 14 juli 1495 te verkopen aan zijn oom Andries Andries, wiens zus Elisabeth Filips schoonmoeder was.
ANDRIES Andries Andries, ontvanger-generaal van Vlaanderen, was in 1484 getrouwd met Agnes van Haveskercke fa Adriaen (heer van Zedelgem), vrouw van Cattem (in Wervik). Hij bezat o.m. een huis op de markt van Dendermonde, wordt in 1501 rentmeester-generaal in het kwartier van Bewesterschelde en 2 jaar later in heel Zeeland. In 1507 wordt hij vermeld als raadsheer van keizer Karei en op 13 mei 1515 wordt hij in zijn hoofd verblijfplaats Middelburg tot ridder geslagen. Zijn vrouw wordt dat jaar nog begraven in Assenede, waar haar man inmiddels een kasteel had laten bouwen. Op 15 maart 1517 (elders: 11-3-1516) sterft ook Andries Andries. Zijn zoon Adolf volgt al in 1510 zijn vader op als heer van Wakken en huwt met Anne Vanden Berghe. Zij overlijden kinderloos en worden ook begraven in de kerk van Assenede. Diens zus (Anna) Clara Andries, had door haar vaders beroepsactiviteiten op Walcheren Antoon II van Bourgondië (°ca. 1470), heer van Kapelle (op Duiveland), leren kennen en zij trouwden per contract van 21 september 1507.
15
Gesquiére G ., o .c., p. 345.
ANONIEM, PORTRET VAN ANTONIE VAN BRABANT, BASTAARD VAN BOURGONDIÃ&#x2039; UIT: J. HUIZINGA, HERFSTTIJ DER MIDDELEEUWEN, EDITIE 1996
VAN BOURGOGNE Het is deze Antoon II, die het kasteel van Wakken zou uitbouwen tot een waar paleis, gelegen te midden van mooie bloemperken en vijvers16. Hij was een bastaardzoon, geproceëerd bij Maria Braem, van Antoon I van Bourgondië, bijgenaamd de Grote Bastaard, één van de 24 bastaardkinderen van graaf Filips de Goede, verwekt bij Jeanne de Presles. Deze heer van Beveren (-Waas) was wel Filips lievelingsbastaard. Zijn oudste zoon Adolf was vice-admiraal van de zee, gouverneur van Zeeland en o.a. hoogbaljuw van Gent tot 1562, was getrouwd met Jaqueline de Bonnières fa Philippe, heer van Vichte, en Jaqueline de Thiant. Er waren geen nakomelingen en Adolf overleed schielijk in Middelburg in 156817. Deze invloedrijke ridder bezorgde Wakken in 1561 (o.s) een St.Sebastiaans-gilde (handboogschutters18) en zelfs vanaf 23 maart 1561 een wekelijkse markt, waarop al in 1566 een hal van omtrent 30 bij 6,5 m oprees, die evenwel al in 1591 verwoest werd19. Dit marktrecht bezorgde het dorp van toen af meer dan lokaal belang. Zijn jongere broer Antoon III, die hem opvolgde als hoogbaljuw van Gent en ook als heer van Wakken, Catthem en Kapelle, was getrouwd met Anne van Lummene, gezegd van Maarke, dochter van Lodewijk, heer van Wevelgem, en werd ook weer in opvolging van zijn broer viceadmiraal van de Vlaamse vloot en gouverneur van Zeeland. Hij werd al in 1573 op de dijk tussen Rammekens en Middelburg neergeschoten vanop een boot. Zijn oudste zoon, Antoon IV, eveneens vice-admimal, was in 1581 getrouwd met Anna de Bonnières, dochter van Jan, heer van Vichte, en diens tweede vrouw Joanna de Baenst. Hij overlijdt in 1601 in Spanje en zijn vrouw overleeft hem tot in 1631. 16
Baete F. - De Decker S. - M . De Vleesschauwer, Het “Prin sen hof’ van Assenede: archeologisch en historisch onderzoek naar ht voormalig kasteel van Assende, p. 7-65, passim , in De twee ambachten. Heem kundig Tijdschrift Gemeente Assenede, X ( I j , april 2000; P. B., Clara Andries, vrouwe van Wakken, in Biekorf, L X X V I (1975-’ 76), p.160.
17
Kerckenrode J . de, Nobiliaire des Pays-Bas et du Comté de Bourgogne, Gand, 1868, p. 282-283
18
Guillem ijn J ., De oude Schuttergilde te Wakken. Vroeger en nu, s . l , s.d. (1959), p. 12 en 62.
19
R .A .K ., Bruine Pakken (kasselrijarchief), nr. 5940: proces over de Wakkense marktrechten in 1752 met afschriften van oudere stukken, o.m . stichtingsoctrooi.
87
WAPENSCHILD HAUDION
WAPENSCHILD VAN MALDEGHEM
Ten gunste van htm oudste zoon Karei, op het einde van zijn loopbaan lieutenant-generaal van een gewapende vloot in Duinkerke, werd Wakken in 1614 tot baronie en 12 jaar later tot graafschap verheven, een typisch 17de-eeuws gebruik. Zowel de heerlijkheid Wakken als de uitgestrektere, omringende heerlijkheid Rockeghem hingen, via het prinselijk leenhof van Tielt, af het grafelijke kasteel van Kortrijk. Karei overleed in 1631 en was eerst getrouwd met Maria (de) Pardo fa François en vanaf 1626 met Maria-Anna van Bronchorst, met wie hij Willem Karei Frans de Bourgogne won. Willem, die al in 1667 zal overlijden, was in 1658 getrouwd met AnnaScholastica van den Tympel (van het kasteel van Horst in Sint-PietersRode: thuishaven van de stripheld de Rode Ridder), en ze hadden twee zonen, onder wie Charles-François-Louis. Anna Scholastica zal daarop trouwen met Philippe-Antoine-Dominique, prins van Rubempré en Everberg, graaf van Vertijn. Zij heeft het hoederecht over haar oudste zoon tot zijn meerderjarigheid in 1683. Charles-François-Louis de Bourgogne huwt met Marie-Jeanne de Rubempré en na haar overlijden met Honorine-Marie Bette, dochter van de de markies van Lede. Hij sterft kinderloos op 16 juli 1707 op het kasteel van Péronne als laatste van zijn geslacht20.
DE HAUDION Zijn moeder, Anna-Scholastica van den Tympel, prinses van Rubempré geworden, had kinderen uit haar tweede huwelijk die zich als erfgenaam beschouwden van hun overleden halfbroer. Anderzijds liet de familie de Haudion haar erfenisrechten gelden en Charles-Donat de Haudion, graaf van Wijnegem, werd de meest directe feodale erfgenaam via Jacques de Cottrel, zijn grootvader langs moeders zijde, wiens moeder een van Bourgogne was. Hij was dus neef in de vierde graad van Charles-François-Louis de Bourgogne21. Het duurde lang voor deze onverdeelde erfenis toegewezen raakte.
Z ie voetnoot 17. Lalaing, M adam e la Comtesse de ( = Henriette, weduwe van de graaf van Lalaing, zuster van Charles-Léopold- Louis van Maldegem) , Maldeghem la loyale, Bruxelles, 1849, p. 342.
89
Charles-Donat, echtgenoot van Madeleine-Françoise d’Oyenbrugge, stierf op al 31 januari 1724 en werd als heer van Wakken en Haudion opgevolgd door zijn zoon Charles-Jean-Domique, getrouwd met MarieThérèse de Hoensbroeck, die kinderloos overleed op 5 februari 1746. Zijn zuster Anne-Amour de Haudion volgde hem nog even op, maar stierf op 15 oktober 1749 daarna. Anne-Amour was sinds 1715 de tweede vrouw van Jean-Dom inique, graaf van Maldegem, Leyschot, Diepenstein, Indevelde, Marquette, enz., die op 15 december 1747 stierf als lieutenant-veldmaarschalk van keizerin Maria-Theresia.
VAN MALDEGEM Hun zoon Charles-Florent-Joseph (°1722), graaf van Maldegem, trouwde in 1750 met N. de Stein22 en stierf op 1 november 1783. Hùn zoon dan weer, Joseph Alexandre - laatste heer van Wakken -, getrouwd met Marie-Anne-Ghislaine, gravin van Argenteau, overleed op 17 oktober 1809. Zij hadden één zoon: Charles-Léopold-Louis, geboren op 15 april 1797, die in 1825 trouwde met Marie-Anne de Walburg-Zeil-Wurzach en 6 kinderen kreeg, allen zonen, van wie de oudste Ottomar (°1827) heette23.
LEENHOF Op het Château de Hodoumont in het Waalse dorpje Jallet, deelge meente van Ohey bij Namur, verbleef in 1996 toch noch, mevrouw Anne Kervyn de Lettenhove, de laatste erfgename van de Kervyns die van 1862 tot in 1934 het Wakkense kasteel bewoonden en uiteraard ook het archief over hun bezittingen in Vlaanderen naar hun Waalse kasteel meenamen. Daar bevindt zich onder meer een leenboek van de heerlijkheid Wakken uit 1692, vernieuwd door Joannes Van Biesbrouck. In 1682-’85 alleszins werd het Wakkense kasteel bewoond door dorpsgriffier FrançoisPhilippe Van Biesbrouck, baljuw van Dentergem24.
Herckenrode, J . de, o.c, p. 972-973 (de Haudion) en 1286-1287 ( van Maldegem). 23
Annuaire de la Noblese de Belgique, II (1848), p. 139-140
24
RAK, AanwinstenV, nr. 77: goederenbeheer van de heer van Wakken
90
Het was gebaseerd op een leenboek uit 1403, toen Tristram Uuterswaene heer van Wakken was. Dit leenboek werd later nog eens vernieuwd door dorpsbaljuw Symoen Caluwaert, die in 1542 overleed, 74 jaar oud. We laten hier de publicatie volgen van dit belangrijke document, maar verklaren vooraf wat oude termen:
abandonneren: afstand doen van achteling = 1/8 halster = 1 / 4 raziere. 1 raziere
=
88,02 l
aentvogel: eend afsetene laten: laten die niet op de heerlijkheid wonen allodiael: goed zonder leenplicht; vrij-eigen anticipatie van ghifte: voor de erfenis al krijgen bedien(d)elijk man: man aangesteld om een leenverheffing te doen voor vrouwen, minderjarigen o f onbekwamen, voor geestelijke instellingen (die namelijk niet vererfden) en, bij volmacht, voor een andere leenhouder berijt van straten: straatschouwingsrecht bilck: (door grachten) omsloten weide cattheil: roerend goed causa uxoris (patris/ matris): erfgenaam uit hoofde van zijn vrouw (vader/moeder) coope by décrété: overheidsbevel tot uitwinning van een goed d.i. inbeslagname om het openbaar te verkopen dachmestladen: heerlijke dienst nl. verplichting 1 dag mest te laden dienstlieden: laten, bewoners van rente- en/of cijnsgronden douairière: adellijke weduwe emolumenten: ongeregelde bijkomende verdiensten boven de vaste aan een ambt verbonden beloning ettinghe: natte weide evene: zwarte haver faictwaerheden: onmiddellijke veroordeling van een misdrijf faut crediteuren: niet tijdig aflossen van een lening ghelaevie schachte: schacht om een speer in te steken ghifte in advanchemente van huywelicke: schenking in het vooruitzicht op een huwelijk halincx (hallinck): koperen m untje ter waarde van 1 mijt d .i. denier o f pen ning parisis (h)oflie: een heerlijke rente in graan, soms vermeerderd met een paar hoenderen hoir feodael: erfgenaam van een leenhouder huyvetterie: leerlooierij leperse raziere haver: 194,8 liter kapoen: gesneden, en dus vette haan
91
LIGGING VAN HET LEENHOF VAN WAKKEN
letteren van patente: open brief, akte waarbij een recht verleend wordt of een last opgedragen manschip: (achter)leen marckgelt (marktgeld): wandelkoop, te betalen bij verandering van eigenaar, behalve bij overlijden (doodkoop) naerhede: recht van de bloedverwanten van een verkoper van een onroerend goed om het terug te nemen uit de handen van een vreemde koper om het goed in de familie te houden, mits terugbetaling van de verkoopprijs en de redelijke kosten naerhede dominicale: grotere eigendomsaanspraken wegens nauwere verwant schap opsetene laten: laten die op de heerlijkheid zelf wonen pensionaris: rechtskundig ambtenaar van een stad placcaet: ordonnantie; open brief vanwege de landsoverheid prater: veldwachter, ook officier o f dienaar genoemd procuratie: volmacht om iemand te vertegenwoordigen sterfelijk laat: fictieve leenman vooreen instantie (b.v. kerk), bij wiens dood het leen verheven werd uitgroting: afkopen van een erfgoed van een mede-erfgenaam vertieringhe: bezitsverwerving, niet door erfenis wagendienst: heerlijke dienst nl. verplichting tot vervoer we(d)er: gesneden ram bu: bunder = 1, 417 ha D: Deinse maat (1 raziere koren = 66 liter) H: Harelbeekse maat K: Kortrijkse maat (1 raziere haver
=
88, 02 liter)
n: noord o: oost tvb3p: tol-vond-bastaardgoed-boete tot 3 pond parisis (justitierechten: typisch voor een HEERLIJKHEID) w: west z: zuid Jhr.: jonkheer Sr.: Sieur (burger van aanzien, afkorting van Monsieur)
AALBEKE 1. De heerlijkheid NIEUW ENHOVE in Aalbeke: 23 bu hofstede, land, bos en water en meers, met heerlijk rente van 135 rasieren witte haver K, 26 kapoenen, 5 hoenderen, 7 s 8 d penningrente. Laten gelden dubbele doodkoop en 6,25% wandelkoop. Baljuw en 7 schepenen. Tvb3p. Vol relief. 1692 graaf van Vlaanderen - 16-1-1696 vrouw Isabelle Philipijne 93
de Basta, echtgenote van mijnheer René de Lanlois, heer van Cleroy, etc., en erfgename van Niclais Ferdinandus de Basta, wijlen graaf van Moeskroen - 9-10-1717 mijnheer Jacques François Joseph Maximiliaen d’Ennetières, graaf van Moeskroen, erft by ghifte in advancemente van huywelicke van zijn moeder, vrouw Alexandrine Françoise de Basta 14-6-1721 Fredericq Enghelbert Maximiliaen Joseph d’Ennetières (3,5 jaar oud) erft van wijlen zijn vader Jacques François Maximiliaen 29-11-1770 mijnheer Joseph Marie Eduard Baudri, markies d’Ennetières, graeve des heyligh rijckx ende van Mosschroen, etc. erft van wijlen zijn vader Fredericq. Achterlenen: a. 10 bu, nu gespleten in 2 lenen: 2/3 van 10 bu aan Joos Bonte (geldt vol relief) en 1/3 aan Maghdaleene Bonte, etc., zijn zuster (geldt half relief). Heerlijk rente van 6 den., eveneens zo gesplitst. b. 4 bu, geldt vol relief. In 1692: Cristiaen Caluwaert. Zie ook Nieuwenhove in Waregem, achterlenen 1 + 2
ANZEGEM 2. Leen genaamd ‘T HAERLEBEEX LEEN, 15 bu gelegen bij het Goed te Wulfskercke. Vol relief. 1623 mijnheer Arnout de Langenois, heer van Laberlière, Hemsrode, enz. erft van Jhr. François Geeraert van Lummene - 1669 Jhr. Jan de Kerckhove, heer van Dijcke, erft van Jhr. Geeraert de Ladeuze - 20-4-1706 2/3 van dit leen bij dood van Don Anthone Baltasar de Santander verheven op zijn dochters Marie Anthonette, Isabelle Marie Joanne en Theresa Lievine - 16-8-1752 Jhr. Guillielmus Ernestus Caters, heer van Hemsrode, etc., koopt van Sr. Joannes Bauters, echtgenoot van juffrouw Anthonette de Santander 17-11-1752 Jhr. Josephus Hieronimus Limnander bij naerhede van bloe de causa matris. Overige derde behoorde vanaf 1706 toe aan mijnheer vande Kerckhove, heer van Vaulx - 21-3-1735 mijnheer Engelbert Joseph Marijn de Kerckhove, heer van Exaerde, Etikhove, Ladeuze, etc., erft van wijlen zijn vader Jan François - 30-12-1752 Jhr. Josephus Hieronimus Limnander.
94
3. Leen van 6 vierendelen, nl. 40 roeden in Wakken achter Jacop Smits schuere en de rest in het bos te Mooreghem in Anzegem met ander nederynghe byden Breeden Helst com mende metten einde ande bosschen van Mevrauwe vanden hospitaele van Audenaerde ende met een ander syde an Niclais t’Sammels leen. Tvb3p. Vol relief. Heerlijke rente van 32 s. p. op 6 c meers in Wortegem int ghehuchte vande Brouckstraete opde beke achter Raes Van Houtteghem waeraf den selven Raes ende syn w yf jaerlicx gelden 30 s. p. Ende d ’ander twee schele par. geit Bernard Van Hondenbrouck ende Elisabeth syn wyf ter causen 2c meersch ligghende opde beke welcken meers men hout vande graeffschap van Wacken ende als hy heere van Laberliere ghebreck heeft van betalynghe vande voorseide erfvelycke renten soo vermach hy te commen anden heere van Wacken bailliu ende aen syn weth de welcke hem schuldigh syn inninghe te doene naer costuyme vanden selve graf schap. 1623 mijnheer Arnout de Langenois, heer van Laberliere, erft van Jhr. Jan François Geeraert van Lummene - 30-4-1706 e.v. (zelfde commentaar als bij het vorige nl. ‘t Haerlebeecx leen: gesplitst, enz.).
BERCHEM zie 4 b
HARELBEKE zie 6
HULSTE 4. De heerlijkheid SCHIERVELDE: 31 bu hofstede, land, meers en bos met heerlijke rente van 34 razieren 1 havot haver K, 21,5 kapoenen, 43 eieren, 43 s 3 d hallincx par. Laten gelden den slichten (dubbele) doodkoop en 15 groten per p. gr. (6,25 %) wandelkoop. Bij verhuis naar een andere heerlijkheid moeten zij eveneens 6,25 % van de waarde van hun onroerende goederen betalen. Baljuw en een stedehouder (plaatsvervanger), prater, 7 schepenen. Berijt van straeten, faictwaerheden ende van t’wiste, tvb3p. Vol relief. 1641 mijnheer Wouter vander Gracht - 1692: Jhr. Reynieris Charles de Thiennes fs Louys erft van zijn moeder, Maghdaleene Charlotte vander Gracht fa Wouter - 4-5-1715 Jhr. Louis Thomas Ie Sage, heer van Hulste, etc., erft (verhef op 23-10 daarna) 16-3-1773 Jhr. François Thomas Ie Sage d’Hauteroche fs Louis Thomas erft.
95
Vier achterlenen met leenhouders uit 1692: a. H EERLIJKE RENTE IN PASSENDALE: 28 razieren 1 havot Ieperse maat, 2 kapoenen, 12 d par. penningrente. Baljuw, wet ontlenen aan de heer van Moorslede ende indien hy daeraf in ghebreke waere anden bailliu vande Zaele van Ipere, tvb3p, marktgeld. Vol relief. Andries De Waele fs Melchior. b. De 4 manschepen van 4 tienden in Berchem. Baljuw, ende om weth te doene ende hij niet mannen ghenouch en heeft, soo moet hij ontleenen de mannen vanden hove van Schiervelde. Vol relief. Jan De Vlaminck. c. 24 bu hofstede, land, e. a. in Hulste, met 15 p par penningrente. Baljuw, wet ontlenen. Laten gelden de slichten doodkoop en 6,25% wandelkoop; bij verhuis krijgt heer 6,25% van de waarde der cattheilen. Tvb3p. Vol relief. Jhr. Charles Van Camere, fs Livin, heer van Axpoele. d. 3 c land genaamd De Carmsbrouck in Hulste. Relief van een paer iseren sporen. Olivier Nolf fs Jan. 5. Twee derde van de tienden opden meestendeel vande landen in Hulste. Vol relief. Leenhouder: de deken en het kapittel van de OnzeLieve-Vrouwekerk van Doornik;
KORTRIJK-BUITEN (EN HARELBEKE, ZWEVEGEM, ROLLEGEM) 6. DE SCHELLEBROUCKTIENDE, 23 bu in de parochies Kortrijk, Harelbeke en Zwevegem, verdeeld met een tiende van de O.-L.-V.kathedraal in Doornik, nl. elk 1 schoof van de 21 en op sommige stukken 3 schoven vande 15, beginnend opde Cruysstraete jeghens den nieuwen bosch, alsoo altijds opde westsijde vande Schellebrouckstraete passerende alsoo lancxt den voetwich van het Goet te Schellebrouck tot jeghens de beke ende van daer altijts westwaert lancxt de voorseide beke tot an een brugghe met eenen cleinen overspronck over de beke neffens de brugghe ende van daer weder keerende altijts lancxt de Beeckstraete tot op het tweede d â&#x20AC;&#x2122;weersstraettjen dat wederomme keer naer de Cruysstraete bijden nieuwen bosch alwaer desen serck sijn begin ghenomen heeft. Relief: 10p. In 1692: toebehoort hebbende Jhr. Justus Dammant fs Jhr. François, heer van Diestvelt.
96
Dit tiend is nu gespleten in 5 delen: a. Eén vijfde: relief van 10p. 1682 Jhr. Jean-Baptist Ghellinck (Kortrijk), voorheen de erfgenamen van Jhr. François Baert - 6-8-1728 mijnheer Mattheus Xaverius Ghellinck, ridder, heer der baronie van Nokere, etc., fs wijlen JeanBaptist - 30-1-1748 dheer Gillis De Schietere, griffier van Nokere, met procuratie van de douairière van Mattheus Ghellinck over haar minderjarige zoon Adrianus Ph. Fr. de Ghellinck (bedienelijk man: Albert Florent De Brauwere, baljuw van Nokere) in naam van mijn heer Jean-Baptist Judocus de Ghellinck, ridder. b. Eén vijfde: relief van 10p. In 1692 de Jezuïeten van Kortrijk (sterfelijk laat: Martinus Verheust fs Adriaen) - 25-2-1723: Joannes Rijckoort fs Arnout uit Harelbeke 10-12-1783: d’heer Jacobus Cornillie, met procuratie van zijn vader d’heer Joseph Cornillie uit Moorsele, kocht vanwege sijne majesteyt volgens de letteren van patente van 24-1-1778. c. Drie vijfde: relief van 10p. 5-12-1695 d’heer Niclais Eelbo fs Joos na de dood van d’heer Geeleyn Baert, pensionaris van Belle - 24-4-1703 juffrouw Marie Thérèse Eelbo, echtgenote van Jhr. Charles Josephus Schinkele, heer van Westbrouck, nadien juffrouw Catherine Biebuyck fa Jan - 21-3-1741 Sr. Pieter Lagaisse uit Wakken - 9-11-1745 na overlijden van Cath. Fr. Eelbo verheft d’heer Godefridus Courtens in naam van heer ende meester Joannes Dutoit, pastoor van Lendelede, als hoir feodaal van de douairière van Wijngaerde (bed. man: François De Vliegher fs Pieter uit Zulte) - 23-1-1779: na overlijden van pastoor Joannes Dutoit verheft Sr. Godefridus Guilenus Boulez (bed. man uit Waregem) in naam van d’heer Joseph Dutoit uit Kortrijk. 7. DE BRANDETHIENDE in Rollegem, Kortrijk ende daer ontrent ende aldaer haelende ende heffende jaerlicx sulcke proffitten ende emolumenten van thienden als daertoe van ouden ende langhen tyde toebehoort hebben. Relief: 10p. 1641 mijnheer Albertus de Ghistelles, ridder, heer van Proven - 13-11-1692: mijnheer Adriaen Florent de Gerneuval, baron van Hekelsbeke (= Esquelbecq), na de dood van zijn maternele oom mijn heer Albertus Dominicus de Ghistelles - 13-6-1695 vrouw Marie Françoise de Ghistelle, douairière van mynheer Adriaen Florent de Geurneuval, en haar oudste zoon mijnheer Philippe Adriaen Folgayn François de Gerneuval - 2-8-1700 mijnheer Philips Maximiliaen de Gerneuval na successie van zijn vader Philippe Adriaen - 12-9-1714 Jhr. 97
Jean-Baptist Ghellinck, heer van Riensack, koopt (bed. man: Joannes Lagaische fs Jan uit Wakken) - 10-9-1722: verhef op de wezen van Jhr. Jean-Baptist Ghellinck (toegevoegd: dit leen competeert nu aen mijnheer Ja n Baptiste Xaverius Mattheus de Ghellinck, ridder, heer van Wyngene, etc. bij verdeelinghe nevens sijne voordere medehoors ten sterfhuise van hunnen heer vaederj - 19-9- 1757: na dood Jean-Baptist X. M. de Ghellinck, zijn oudste (nog minderjarige) zoon Jhr. Robertus Josephus Anselmus de Ghellinck met procuratie van d’heer Pieter Van Outrive (bed. man: Sr. M axim iliaen Vander Meulen uit Wakken) 11-2-1769 Sr. Adriaen Frans Cardon (bed. man) uit Waregem verheft in naam van mijnheer Jan-Baptiste Josephus de Ghellinck, ridder, heer van Nokere, etc. Zie ook 32c
MARKEGEM 8. Heerlijkheid HAECHTISSE, 3 bu in Markegem met heerlijke rente (en 1 perceel van 3 bu 1 ghemet nl. de Haeghelisse in Oeselgem, in 1730 in het bezit van Maximiliaen Lanchals, gelegen aan de Cruysstrate soo men gaet van Paus Putte naer Oesselghem kercke op beede sijden derselve straete ende noort de straete ofte herrewech leedende van Wacken naer Gotthem) van 8 s. 10 d., een halster gerst D, 1 havot ruwe haver K, 1 gans, 7 kapoenen, 14 hoenderen en 2 delen hoens, 30 leen vlas, 7 havotten rogge K. Wandelkoop (6,25 %) en dubbele doodkoop. Baljuw en volle schepenbank, tvb3p. Vol relief. In 1692 is de graaf van Wakken zelf leenhouder. Hiervan zijn 2 achterlenen gehouden, gelegen op 11 bu in Markegem (de laten gelden 6,25 % wandelkoop): a. 26 razieren 3 achtelingen rogge K op Sint-Martensmisse (11 november). Relief: 3 p. b. 9 razieren 5 achtelingen rogge K op Sint-Martensmisse. Relief: 1 p. 1671 mijnheer Petrus de la Faille, heer van Eeklo, verheft beide achterlenen - 8-4-1696 vrouw Marie Catherine Haccart, douairière van Petrus de la Faille, en het openstaande sterfhuis - mei 1710 Jhr. Jan François délia Faille, heer van Assenede, Eeklo, etc., raet s ’coninckx ende ontfanghere generael vande beden ende subsidien vande provintie van Vlaenderen, bij succes sie van zijn moeder 23-1-1762 Jhr. Emanuel Joannes Josephus de la Faille erft ze van wijlen zijn vader. 98
Zie ook Wakken: Stappe, Wedergraet-ten-Berghe
MEULEBEKE zie Waregem
OESELGEM 9. Heerlijkheid M ULLEM in Oeselgem en Zulte. Heerlijke rente: 28 halster, 1 havot en 2 achtelingen haver D en 5 s. 3 d. penningrente. Ook nog: 2/3 van het tiend op de heerlijkheid. Baljuw, schepenen ontlenen, tvb3p. Bij vertiering 15 gr. per p. gr. (= 6,25 %) en dubbele doodkoop. Relief: beste vrome van 3. In 1678 verheven op mijnheer Donato Max. Fr. Lanchals - 1-8-1719 Sr. Guilerbertus Damours (bed. man, na zijn dood op 6-3-1734, baljuw Joannes Ferdinandis Mehuys, baljuw van Olsene, met procuratie van mijnheer Jean François de Kerckhove, baron van Exaerde, echtgenoot van vrouw Marie Isabelle Lanchals, barones van Exaerde, die erfde van haar vader Donato Maximilieaen - 12-11 1727 d’heer Carel Carbonelle, griffier van Dentergem (bed. man), over Jhr. Gerardus Josephus de Kerckhove, heer van Oeselgem, Gottem, etc. - 29-10-1764 Jan-Baptiste Minne (bed. man) over de oudste hoor, Jhr. Emanuel Joannes Balduinus de Kerckhove. 10. Het leen en het Goed TE COTE, een hofstede en land van 10 bu 12 c 3 r, gelegen in verscheidene stukken: de hofstede wesende ommewalt met de cattheylen daerop staende ende den boomgaert daermede gaende (9 c) commende tot de straete palende o + z + w + n syn selfs; 4 bu 3 c 14 t d.w. z. drie bilcxkens ligghende d ’een an d ’ander w de dreef n proost van Harelbeke, Passchier Godum, Pieter Defere en Jan Claus o de hof stede z de dreef 1 bu 6 r nl. een bosschelken springende suyt voor de beke met 2 meersselkens d ’een an d ’ander gelegen o syn selfs z Louis Biebuyck, syn selfs en Lieven De Meyer w de dreef n de beek; 1/2 bu 299 r (de helft van een stuk land ) ghenaempt de Neghen Vierendeelen o Lieven De Meyer z de weduwe ende hoors d’heer Pieter Maroux; 12 c 13 r meers z de Leie w de weduwe ende hoors Steven Van Ackere o hoors Marten Van Dooren n Mevrouw van Mullem; 12 c land in de kouter voor de hofstede o weduwe en hoors Jan Portier z de beek w hoors Gyullame Biebuyck n selfs lant; 10 c land inden voorseiden coûter o Lieven De Meyer z selfs w de dreef n selfs lant. Vol relief. In 1692 Carel D ’havelooze fs Joos - 3-12-1713 Jhr. Petrus Huneius, heer van Landegem, koopt voor de Raad van Vlaanderen - 7-5-1717 Jhr. Carolus Huneius fs Petrus - 27-5-1732 d’heer Jacques Ramout, vrijschepen van de 99
kasselrij Kortrijk, koopt van zijn zoon Sr. Bauduin François Ramout na procuratie van Jhr. Charles Franciscus Huneius, heer van Landegem, Boyeghem, etc.- 6-12-1736 Judocus Storme fs Amand koopt van de hoors Jacques Storme - 9-2-1740 (10 mei: verhef] Joannes Lammertijn fs Carel koopt - 1-12-1759 zijn zoon Joannes secundus Lammertijn erft. 11. 4 bu 6 c 19 r bij het leen te Cote, nl. 1,75 bu in de Winckelcouter ten oosten van het Goed te Cote o + z de straat van Dentergem naar de Leie w Louis Biebuyck n selfs; 9 c 14 r land (helft van een stuk] springhende over de straete o selfs z + w de straat n de beek; 9c land in de Varentcouter o hoors Steven Van Acker z de voetweg w Carel Van Dooren n de Verstraete; 5 c 5 r land in de kouter, ten oosten van het goed o hoors Guillame Biebuyck z de Olbeke w Lieven De Meyer n selfs; 3 c land in dezelfde kouter o hoors Guillame Biebuyck z selfs w Lieven De Meyer n selfs. Vol relief. Bezitters: zie voorgaande leen. 12. Twee partijen land, 6 c 18 r, o Carel D ’haveloose z mijnheer Wackens w + n Rogier Desein e n 6 c o + z + n Carel D ’haveloose met zijn leen te Cote, eertijds gespleten uit het leen te Cote dat toen 21 bu groot was. Vol relief. 2-9-1682 Pieternelle Wielays, begijn in het groot begijn hof Sinte-Elisabeth in Gent, kocht van Janneken Van Wonterghem, weduwe van Lieven De Meyer fs Joos, voorheen Cornelis De Meyer 16-2-1711 Mr. Jaspaert Wylais, advocaat in de Raad van Vlaanderen, daarna juffrouw Marie Catherine Wylais fa Jaspaert, echtgenote van wijlen Mr. Jan De Brouck - 9-10-1720 juffrouw Anna Marie Thérèse De Brouck, hun minderjarige dochter - 12-4-1749 Jhr. Josephus Veranneman, echtgenoot van wijlen Anna Marie Thérèse De Brouck 27-1-1774 Joannes Seroels fs Jan (bed. man uit Oeselgem] verheft na koop van Jhr. Charles d’Aubry en zijn vrouw Jacoba Pyl, douairière van Jhr. Joseh Veranneman. 13. 24 c, vroeger gespleten uit het leen te Cote, nl. 10 c 17 r o de dreef van het Goed te Cote z zelfs w Carel D ’havelooze n den selven, en 1 gemet in de Varentcouter o Louis Biebuyck z den Ven w Lieven De Meyer n hoors Maroux. Relief van lp . 1679 Jan Desein fs Rogier erft van zijn vader - 30-8-1765 Joannes Baertsoen causa uxoris Susanne Deseijn (Oeselgem]. 14. 2 bu 14 c 13 r, gespleten uit het leen te Cote, in 3 partijen, nl. ca. 2 bu o + w + n landen van het Goed te Cote z de Varentstraete, 6 c meers 100
z de Holbeke w + n + o Carel Dhaveloos met de landen van het Goed te Cote, ca. 9 c n hoors Maroux o kerk of dis van Gottem z de Vennegracht w ... (onleesbaar). Vol relief. 18-1-1671 Louis Biebuyck erft van Joosyne De Meyer - 22-10-1698 Pieter Vander Meulen fs Pieter koopt van het klooster van Sint-Jooris (Gent) op t'faut crediteuren van Louis Biebuyck - 6-8-1716 dheer Jan Vander Meulen erft - 4-10-1718 Jan Ryngoet koopt van de hoors Pieter Vander Meulen - 16-5-1724 zijn weduwe Catharine Oste - 30-6-1763 Joannes Amerlynck fs Jan (Oeselgem) erft van zijn vrouw Catharine Ryngoet fa Jan en groot zijn zwager Jacobus Ryngoet uit - 6-4-1767: Joannes Amerlynck fs Joannes erft en groot zijn zussen en zwagers uit - 27-11-1793 Francies Amerlynck (Oeselgem), oudste zoon van wijlen Joannes. 15a. 2 gemeten (de helft van het leen NECKERS LEEN), o de wederhelft van de hoors Cornelis Potter z dis van Oeselgem w heer van Oeselgem n de Varentstraete. Relief 2 p 2 s. 27-11-1693 Jan Desein, echtgenoot van de weduwe Jan Pottier - 22-4-1717 Joos Carette fs wijlen Mari Anne Pottier - 16-9-1735: Sr. Jacques De Graeve, wijnkoopman (Gent) - 20-8-1749 Joanna Theresia Angeline Carbonelle fa d ’heer Carel, griffier van Dentergem - 8-3-1768 Jan-Baptiste Van Coppernolle koopt van Carel Cabonelle mits de civiele dood van Joanna. 15b. 2 gemeten (de andere helft van NECKERS LEEN) in Oeselgem o de Houtstraete, leedende van Denterghem naer de Leye z dis van Oeselgem w syn selfs met syn wederhilft n de Varentstraete. Relief van 2 p 4 s. 16 (a-b) Leen van 10,5 bu bos, meers en mestweide in d’Hoye in SintBaafs-Vijve, nl. 6,75 bu bos genaamd DE VENNEBOSCH in Oeselgem en het leen ende heerlijkheid genaamd HET CRUYSKEN van 3, 75 bu meers ende mestweide in d’Hoye in Sint-Baafs-Vijve, waarbij de H EER LIJKH EID het Cruysken een heerlijke rente heft van 3 razieren witte haver K , 8 kapoene nen 6 s 8 d penningrente op kerstavond in Wakken, Sint-Baafs-Vijve en Oeselgem. Een baljuw, schepenen ontlenen. Tvb3p. Wandelcoop 15 gr. per p. gr. en doodkoop zoals de heerlijkheid Wakken. Vol relief. In 1660 verheven door Jan Dhaveloose met procuratie van Jhr. Charles Borluyt, heer van Schoonberge - 1685 Gillis Dhaveloose over Jhr. Charles Borluyt fs Jhr. Charles bij successie - 30-5-1698 1/3 verheven op naam van mijnheer Geron Borluyt fs mijnheer Geeraert, heer van Bouclé, bij successie en uitgroting of naarhede van mijnheer Charles Robert Van Donghelberghe.
101
HET CRUYSKEN: 29-1-1734 Sr. Pieter Minne (bed. man) bij procuratie over vrouw Barbara Catherine Borluut, vrouw van Schoonberghe, na overlijden van Jhr. Charles Louys Borluut - 18-6-1736 Sr. Philippus François Vanden Bossche verheft bij procuratie op E.H. Ferdinandus de Brunswyck Lunenburgh, kanunnik van de Gentse St.-Baafskathedraal (bed. man: Sr. Pieter Minne, vanaf 5-9-1750 François Waelens fs Pieter, Wakken) - 17-3-1754 Sr. Dominicus Lagaisse fs Pieter (bed. man) bij procuratie van en over juffrouw Marianne de Bruynswijck Lunenburgh na de dood van E.H. Ferdinand - 9-1-1768 Judocus Albertus Biebuyck fs Joseph Paverius (bed. man) verheft in naam van juffrouw Marie Magdalena Coleta Borluut, minderjarige dochter van Jhr. Pieter Joannes Borluut, heer van Noorthouck, het leen en de heerlijkheid het Cruysken, die zij kreeg van juffrouw Maria Anna de Brunswijck. DEN VENNEBOSCH: 7-5-1720: mijnheer François Joseph Borluut, heer van Bouclé, etc., bij successie van zijn vader Jeron (bed. man: Pieter De Schuymer; 22-2-1724: Sr. Jacobus Amerlinck fs Maximiliaen) ; 21-2-1726 jonkvrouw Magdalena Louisa Borluut, zuster van François G. Joseph, vrouw van Sint-Denijs-Boekel, kanunnikes in het kapittel van Nijvel (bed. man: Anthone Bonaventure Biebuyck)- 25-1-1730 Anthone B. Biebuyck bij procuratie van Sr. François Faellie (Gent) als hoor van heer en meester Petrus Faellie die kocht van vrouw Magdalena Louisa Borluut - 9-11-1756 Sr. Charel Carbonelle bij procuratie over Jhr. Gerardus Josephus de Kerckove, heer van Oeselgem, etc, koopt het leen de Vennebosschen (bed. man: Sr. Jan-Baptist Courtens, Wakken) 28-10-1764 Jan-Baptist Minne (bed. man) verheft over en op naam van Jhr. Joannes Balduinus de Kerckhove, hoor feodaal van zijn vader. 16 (a-b) Hiervan wordt gehouden een leen van 1 bu meers ofte mestweide in Sint-Baafs-Vijve, genaamd DE HELE. Relief: beste vrome van 3. Vroeger: heer van Wedergraet - in 1692 de graaf van Wakken 3-1-1709 mijnheer Charles de Haudion, graaf van Wakken, na overlijden van mijnheer Charles François Louis de Bourgogne (bed. man: Jooris Van Renterghem).
OLSENE 17. 75 r land, w de Houtstraete, op welk leen de graaf van Wakken een jaarlijkse heerlijke rente heeft van een half hoen en 2 d parisis. Relief van 1 p. 17-1-1643 Adriaen Vande Mael - nu (1692) d’hoirs van Pieter Heindryck D ’hont (Gent)
102
18. 2 gemeten tussen de Houtstraete en de Oudennaertstraete. Beste vrome. 1625 Laureins Vande Steene fs Jooris koopt van zijn moeder Janneken Sywerts die kocht van Jan Vande Steene fs Lieven - 1671 Pieter Billiet fs dheer Gillis (o + z + w Billiet en Co. n mijnheer Aelley) 18-6-1716 Jaspaert Mehuys koopt van mijnheer d’Heyne en Co. - 20-8-1766 Francoys Mehuys erft. 19. Een gemet bos tussen de Houtstraete en de Oudenaertstraete noort neffens den Moortelputte. Best vrome. 1646 Louys De Smet koopt van Ghelein De Clerck fs Vincent. Later: in sheeren handen ghewesen. 20. 8 c boven de Houtstraete, achter de stede wijlent Bette Cottins wat oostwaert. Beste vrome. Heeft toebehoord aan Eloy De Smet, voorheen Jacop Vanden Heede fs Laureins. 21. 1 bu bos en heide o Adolf Verlooven z de Carrewech w den bosch vande prochie Olsene n juffrouw Van Houte. Relief van 1 p. 22-4-1694 Adriaen Desmet, zoon van Pieter Desmet fs Vincent. Vincent erfde van Pieter De Smet fs Vincent die in 1574 kocht van Pieter Vander Beken.
PASSENDALE zie Hulste 4a.
ROESELARE 22. Tiend in de parochie Roeselare ende gaet omme by lote t’derde deel vande thiende alsoo die ghecostameert is omme te gaene ende is weert 16 p gr oft meer naer dat men die verpachten mach. Relief: 10 p. In 1692: de deken ghesworne ende ghemeene ambacht vande scheppers (ofte cleermakers) van Brugge. Sterfelijke laten: 1649 deken Gheeraert Van Linghen - 1680 Pieter Genderon (Brugge); 1690 Franchois Berchmans (Brugge) en bed. man Philippe Le Mayeur fs Thomas - 23-1- 1719 Sr. Jan Bare fs Guyllame, deken van het ambacht der kleermakers, en bed, man weer Ph. Le Majeur- 1-12-1744 Sr. Alexander De Vos, deken, en bed. man Robert t’Soen.
ROLLEGEM zie Kortrijk 7
103
SINT-BAAFS-VIJVE 23. 16 roeden meers in d’Hoye, liggende in de meers naast de mestweede en de Cruyskens. Beste vrome. 1580 Lieven De Smet fs Pieter - 1630 Pieter De Smet verheft en verkoopt later aan dheer Anthone Vander Luytten, nu gekocht door Sr. Philippe Le Majeur uit het sterfhuis van advocaat de Rantere (juffrouw Marie Théodore de Spira), Notitie: volgens het leenboek van wijlen stadhouder Vander Haghe is dit leen 50 roeden groot, geldt een half relief en behoort toe aan Joos De Smet, daarna Anna Vander Luytten. Marge: wort gepresumeert dit leen t’selve te wesen als de meers van 50 roeden in Sint-Baafs-Vijve in de Vroeninck Put bij het Cruysken. 1692 Mr. Guillame Jacques De Ranter na de dood van juffrouw Marie Théodore de Spira - 4-1-1714 Sr. Philippe Le Majeur koopt - 5-1-1760 Sr. Amandus Storme (Wakken) koopt van heer ende meester Arnoldus Lemajeur fs Philippe - 21-12-1778 Sr. Charles Philippe Storme, oudste zoon van wijlen Amandus. 24. 32 roeden opde Mandei en tegen de straete daermen door de Mandei ryt byden Goede te Tytgats. Beste vrome. 1636: juffrouw Marie van Bourgogne koopt van Pieter Weytens, voorheen Joos Weytens- in 1692 Philips Tack bij successie van zijn vader die kocht van Jan De Jagher ongedateerd: wordt aangetrokken door de Jesuieten en gebruikt met hun hofstede, bewoond geweest door Lieven De Smet, nu zijn zoon Joseph - 21-12-1778 Sr. Joannes Fr. Van Wambeke fs wijlen Gillis, na koop, met de voorzeide hofstede, van de goederen der gewezen paters Jesuieten. 25. 2 gemeten in de Ottersham o graaf van Wakken z de Leie en Geeraerd Demets w de kerk van Sint-Baafs-Vijve n den Ottersham. Beste vrome. Jan De Smet fs Carel bij successie, voorheen Carel De Smet fs Pieter - in 1692 Sinte-Catherina-altaar in Wakken - 3-4-1755 Carel Biebuyck fs Joannes koopt (cf. placcaet van 15- 9-1753) - 9-3-1756: Carel Biebuyck - 14-11-1775 Livinus De Smet fs Judocus (Oeselgem) koopt. 26. 1,5 bunder land en meers in d e ...... waarvan er 20 roeden meers ligt in de Ottersham in de Potstaecke o mijnheer van Douye z de kerkmeers. De rest is land: z den Ottersham en land of meers van de kerk van SintEloois-Vijve o land genoemd den Naghele w land d’hoors Gillis Bray, nu Rijckaert Biebuyck n d’hoors Jan Bossier. Beste vrome. 1661 Martinke t’Sjolle fa Pieter, echtgenote van Marcus Putman (Waregem) - voorheen Pieter t’Sjolle fs Gillis - 8-2-1714 Marcus Putman fs Marcus (Waregem), minderjarige wees van Martintjen t’Sjolle. 104
27. 40 roeden land in d’Hoye byde hofstede diemen noempt Sois. Beste vrome. 1642 Jan de Smet fs Pieter - 22-10-1698 Rycquaert Biebuyck fs Florens koopt van Pieter De Smet fs Jan (o selfs hofstede z de wezen Jan Coquet w + n selfs Biebuyck); 25-10-1713: Joannes Biebuyck fs Ryquaert - 29-8-1752 Carel Biebuyck fs Joannes (over de medehoors). 28. 1,5 bu behuisde hofstede en land o straat van Wakken Steenbrugghe naer d’Hoye z Pieter Vanden Berghe w + n d’hoirs van d’heer Pieter Maroux. Relief: niet ingevuld. 18-3-1687: Jhr. Ghuyllame Jaques van Crombrugghe, heer van Loovelde, etc., koopt bij décrété, voorheen Jaques Vereecke en nog vroeger Niclays Legrand - 1-10-1718 Jhr. Louys Jaques, Jhr. Emanuel Joannes en jonkvrouw Marie Anne Thérèse van Crombrugghe, kinderen achtergelaten door Ghuyilame Jaques (bed. man: Franchois Andries, Sint-Baafs-Vijve, 20-8- 1745 Joannes Andries fs Joos, 7-11-1763 Leonardus Van Der Vaet, Wakken) - 2-12-1769 Sr. Joseph van Crombrugghe (bed. man) met procuratie over Jhr. Fredericq François Joseph van Crombrugghe, heer van Izegem, etc., na overlijden van mejuffrouw Marie Anne Thérèse van Crombrugghe, zijn tante van vaderszijde 29. 15 c 17,5 r hofstede, land en meers. Hoeve van 8 c 6 r: o de straat van de Steen brugghe naar de kapel van O.-L. -V. ten Daele z de straete keerende mit de voorseide straete ende leedende door d ’Hoye naer Sinte Baefs kercke w de behuisde hofstede van de hoors Lieven Desmet (nu Cristiaen De Coninck) n het leen van wijlen Jacques Vereecke. Verder: 6 c 12 r oost ant voorgaende over de straete wesende eenen langhen crommen meersch w de voornoemde, straat van de Steenbrugghe naar de kapel ten Dale z de hoors Jan Desmet n de meers van de SinteCatharinagilde in Wakken o de Mandei; noch suytoost van daer den suycant van eenen meersch scheedende oost ende west synde een vierde part o Jan Tack (nu de graaf van Wakken) z hoors Bernaert Van Staen (nu Joannes Coquet) w de meers van Jan Dhaveloose (nu mijnheer van Schoonberghe) danof de noortsijde over dhelfl toebehoort de kercke van Sinte-Baefs-Vyfe groot int gheheele 3 c 23 r dus comt over dit vierde 24,5 r. Beste vrome. 23-10-1686 Carel Vanden Berghe fs Ampleunis koopt van dheer Jacques Pauwels die kocht van Olivier Salens - 4-12-1696: zijn neef (cousin) Pieter Vanden Berghe fs Gillis uit Ardooie erfi - 1-2-1714 Marie Elisabeth Vanden Berghe fa wijlen Pieter erft - 25-9-1777 Anthone De Vos, oudste zoon van wijlen Marie Elisabeth Vanden Berghe, erft. 30. Een behuisd pachtgoed van 12 bu opde noortsijde vande kercke van Sint-Baafs- Vijve, nl. de heerlijkheid van H O O CH CAM ER. Heerlijke 105
renten op kerstavond 2,5 p p, 9 razieren koren, 3 razieren ghemaude ofte middel haver K, 21 voiwassen kapoenen edele van hoofde ende van steerte. Wandelkoop ter dood. Tien achterlenen. Baljuw en onderbaljuw (stédehouder), voile schepenbank, hoge, middele en nedere justitie. Tol, vond, recht van confiscatie, bastaard- en stragiergoed, boeten tot 3 p. p. Vol relief. Bezitter: graaf van Wakken. Zie ook nrs. 16, 32, 33 en 34
SINT-ELOOIS-VIJVE 31. Een meers van 10 c in Sint-Eloois-Vijve, genaamd DEN BRAUWEL, voort t’Goet te Spers o de straete loopende vande calsye van t’voorseide Sinte Eloys Vyfe naer t’goet van wylent Lieven Mestdach. Een baljuw, schepenen ontlenen. Heerlijke rente van 2 d. op een vierendeel meers inden Leymeersch anden Doorne en gehouden van dit leen. Wandelkoop (6,25 %) en dubbele doodkoop. Tvb3p. Relief: een paar handschoenen of 12 d. In 1692 Pieter Cruydolf (Gent) in de verdeling na de dood van dheer Pieter van Hecke, te voorent Anthone Caluwaert - 31-10-1707 Jacqueline Sabine Codde, weduwe van Adriaen du Bois (bed. man: Marten Boone, Meulebeke) - 13-10-1738 Andries Ottevaere fs Marijn (bed. man) in naam van Jhr. Andréas Fr. du Bois.
WAKKEN 32. De heerlijkheid STAPPE in Wakken, Oeselgem en Sint-Baafs-Vijve (en Markegem): 12 s 2 d. p. penningrente, 14 halster koren D, een ram, 80 halster haver D, 11,5 kapoe- nen, 11,5 hoenderen, 42 eieren, een wagendienst. Baljuw, 7 schepenen. Tvb3p. Vol relief. Wandelkoop (6,25 %), doodkoop zoals heerlijkheid Wakken. 4-11-1688 juffrouw Anna Margriete Maroux fa wijlen Anthone - 17-8-1691 haar zuster, juffrouw Marie Maroux fa Anthone, burgemeester van het Brugse Vrije - 20-81760 Jhr. Jaecques Cobrisse na overlijden van vrouw Marie Maroux, douairière Cobrisse - 4-9-1760 Jhr. Gerardus Josephus de Kerckhove koopt en verheft - 29-10-1764 Jhr. Emanuel Joannes Balduinus De Kerckhove fs wijlen Gerardus. Drie achterlenen: a. 3,25 bu in Wakken. Vol relief. In 1585: graaf van Wakken verkoopt aan Jacques de la Faille. b. 9 bu in Zulte met heerlijke rente van 4 s. p., gelden 6,25 % wandel106
koop. Tv3p. Vol relief. In 1692: Antheunis Vanderschaghe fs Servaes. c. 1/3 van het tiend te Bonnekercke in Kortrijk. Vol relief. In 1692: Jhr. Cornelis Berholf bij successie. 33. Hofstede, land, meers ende heltwinninghe, 23 bu, genaamd ‘T GOET TE W EDERGRAET (TEN BERGHE). Heerlijke rente: 15 s. p., 12 kapoenen, 2 hoenders, 1 weer, 4 hoflien ende dachmestladens en 2 mudden haver K. Een baljuw, ontleent schepenen, tvb3p, goed van dienstlieden, visserij en vogelrij in de Mandei jeghens tselve leen ligghende. Vol relief: 10 p. In 1692: de graaf van Wakken zelf. Hiervan gehouden: 5 achterlenen, waarvan de eerste 4 (in Zulte) gespleten zijn van één leen van 6 bu, vroeger in het bezit van Laureins Vanden Heede, nl. a. leen van 3 bu 5 c 20 r genoemd DE HEETE HOFSTEDE in Zulte ten zuiden van de heirstraat van Kortrijk naar Gent niet ver van de kerk van Zulte, o Vrauw Marrens Straete z de Veldekens w de weduwe Adriaen Ameye n de herstraete ende plaetse van Zulte. Behoorde vroeger toe aan een zekere Caluwaert. 1681 jonkvrouw Isabelle van Hecke fa dheer Pieter - 7-2-1698 Paulus Fluerent fs Adriaen koopt en verheft op 3-4-1698 nl. 9/10 op zijn eigen raam en 1/10 op naam van Carel Bonifatius fs Mr. Niclais, minderjarige wees die erfde van zijn vader die hoor was ten sterfhuize van dheer Pieter van Hecke, wijlen griffier der indaghinghe van de stad Gent - 26-9-1713 3/4 verheven op naam van Anna (,..?)ursin, weduwe van Paulus Fluerent, maar dezelfde dag verheft Jan Louis de Wadripont (Gent) het hele leen (bed. man: Joannes De Smet fs Lieven uit Zulte) - 19-7-1725 Sr. Ferdinand t’Felt (bed. man) verheft bij procuratie van Sr. Jan Everaerd Wadripont na dood van zijn oom Jan Louis de Wadripont. b. leen van 1 bu genoemd DEN LEEST, in Zulte w Leie n den Leest vanden goede te Laecke. Relief. 5p. Voorheen Baudwijn Vander Bauwe - in 1662 door Joachim Marchand, heer v Maersselaere, verkocht aan Mr. Comelis De Maesschalck, advocaat in de Raad van Vlaanderen -16-11-1713 mijnheer Robert François, baron de Berten, echtgenoot van vrouw Camilla d’Ennetières (huwelijksgift van haar vader, mijnheer Hypoliet d’Ennetières, graaf van Moeskroen, etc.), bed. man Ferdinandus t’Felt fs Gillis - 1715 Jhr. Geron Sebastiaan Leminander koopt vande voor noemde. baron de Beer (bed. man: Ferd. t’Felt, na diens dood in 1738 Philippe Van Haesbrouck uit Zulte), 9-8-1743 dheer Godefridus Courtens (bed. man) bij procuratie over Jhr. Olivier Sebastiaen Limnander, heer van Zulte, etc., bij successie van zijn vader - 26-2-1770 Sr. Frans Wallaert (bed. man) verheft op naam van Jhr. Josephus Hieronimus Adrianus Limnander, heer van Zulte. 107
c. 10 c 5 r meers in Zulte o meers van de heer la Mote z la Mote w heer van Zulte. Relief: 5p. Eertijds van Jan Vander Schaghe. In 1674 ver heven door Mr. Huybrecht De Schepper fs dheer Jacques bij successie van zijn moeder juifrouw Gyselle Vanden Heede, weduwe dheer Jacques De Schepper. Op 10-10-1759 is dit leen, als menighvuldighe jaeren verlaeten ende geaban donneert geleghen hebbende, van weghen Mynheer den graeve van Wacken op forme van nieuwe uythevijnge ende aenveerdijnghe t’heennen risque ende perijckel ten regaerde van ........... Smet fs Pieter - oktober 1779 Jhr. Ludovicus Desiderius de la Kethulle na dood van z ’n vader Ignace - 27-1-1781 Sr. Judocus De Borghgrave (bed. man) bij procuratie erft bij anticipatie van gifte van vrouw Thérèse Angélique Alexandrine Thieryn op naam van haar zoon Jhr. Ludovicus Desiderius Guislain de la Ketulle uit Sint-Gillis-Waas. 37. Erfelijke korenrente van 8 razieren. K op het hele leen TER BAILLEN. Relief: 10 p. 1648: Frans Clayssens fs Jacques, waarvan wijlen Jan De Schepper voorheen 9 bu bezat en jonkvrouw Corneie Boilins 4,5 bu; nu (1692): de graaf van Wakken. 38-39-40. Drie lenen, samen 12 c 6 r meers - eertijds gespleten uit een leen van 10 gemeten meers en weide van het Goed te Mierepade - o de dreef van de graaf van Wakken z idem en de heer van Mierepade w graaf en d’Hosseweede n graaf. Elk leen: relief van 3 p. 2 juli 1685 graaf van Wakken bij successie van zijn vader; deze lenen komen van de hoors Matthijs De Jans fs Denijs- in 1692 Joannes Nuyttens fs Guillaume - 2-1-1716 Pieter Joannes Jacobus Nuyttens fs Jan bij successie van zijn vader (bed. man: Anthone Nuyttens) - 6-3-1717 Joannes Grijspeert fs Jans (bed. man) koopt de 3 lenen uit het sterfhuis van Joannes Nuyttens - 20-3-1781 Jacobus Nuyttens (Gent), als hoor feodaal na dood van Sr. François Nuyttens fs Jan (bed. man: Sr Bernfridus Albert Storme) - 15-10-1782 Sr. Pieter Laridon fs Joseph (ook bed. man) na voorgaande erfenis op die dag als koper van Sr. Jacobus Nuyttens. 41. Wei van 9 c beneden de hofstede te Mierepade o het couterken van de hoors François Dhaveloose z meers en hofstede van diezelfde hoors en co w meers van de graaf van Wakken, ten welcken leene toebehoort een staen inde kercke. Met heerlijke rente van 2 razieren koren K en 2 kapoenen, genaamd de heerlijkheid van MIEREPADDE, haar bestrekkende op ongeveer 1 gemet land, nu gedeeld in verscheidene erven en behuisde steden ten zuiden van de kerkmuur te Wacken plaetse, te weten op het huis en erf van de hoors Donaes Bie- buyck, dheer 108
François Philippe Van Biesbrouck, Matthijs De Jans, Jacques Dervaux en Care! Biebuyck fs Florens, wesende den houck vande Mandelstraete, midtsgaeders opde huysen ende erfven vande weduwe en hoors Pieter Adams, Nyclais Vanden Heede, François Van Dooren en de weduwe en hoors Joos De Borchgrave, west de priesterage. Wandelkoop van 10 gr. van den p. gr. (4,16 %) en doodkoop naer costuyme, tvb3p, een baljuw, schepenen ontlenen. Relief: 3 p. 17 s. 9 d. Bezitters: zie hierna, nr. 42. 42. 1 c 20 r lants dat is te segghen 4 c20 r in het couterken voor het Goet te Mierepade streckende mette noorts lancxt de dreve vanden selven goede met de westsijde anden boomgaert van dien oost ande dreve loopende van Wacken plaetse naer Sinte Catheryne capelle zuid ande resterende 3c lants van het selve gheheele leen toebehoorende Segher L die leen b4/ven, 500 s van te vooren waeren met het recht vande heere Grave van Wacken daer te behouden, in het vertieren van dien, ende anderssins ghelyck de selve voorts hebben gheweest sonder meer midts conditie nochtans dat alle het vermoghen feodael van t’voorn. gheheele leen, 500 opde voorn. 3 c lants als op het voorseide resterende 1 c 20 r lants ande voornomde. heere v Mierepade by in propriteyte ende by hem mach gheexecuteert worden te weten. Tvb3p ende aventure van dienst lieden alst ghevalt. Relief: 12 s. p. Bezitters van beide lenen. In 1692 Sr. Jan-Baptiste Davelooze fs Pieter - 1694: Jan-Baptiste Daveloose fs JanBaptiste (crll) - 27-1-1718 Joseph De Smet fs Joos koopt en erft en gebleven bed. man - 5-10-1745 Pieter De Smet fs Jan als hoir feodaal van wijlen Joseph De Smet (bed. man: Pieter Beyens fs François uit Wontergem) - 28-6-1767 Jan-Baptiste De Smet fs wijlen Pieter (bed. man: Joseph Tyvaert fs Joannes uit Wakken) 43. Leenbodem van ca. 19 c meers, DE HOSSEWEEDE, gespleten uit een leen van 10 gemeten, o meers van de graaf van Wakken z + w de Mandei n de meersen van de graaf van Wakken. Relief: 3 p. 17 s. 9 d. 8-12-1694 t ‘coleghie der societeyt Jesu binnen Loven (bed. man en sterfelijk laat: Jan Lagayche fs Segher) - 10-10-1719 na dood van Jan Lagaiche verheven bij procuratie van de Leuvense jezuïeten door bed. man en sterfelijk laat Lieven De Smet fs Lieven, pachter - 27-6- 1730 na diens dood verhef door Pieter Jacobus De Smet en bed. man Caerel De Smet, allebei zonen van Lieven - 21-12-1778 Sr. Joannes Van Wambeke fs wijlen Gillis koopt bij de verkoping van de goederen van de gewezen jezuïeten.
109
44. Vijf vierdelen land in Wakken op de Mandei. Relief: 22 s. 3.d. Bezitters: zie hierna, nr. 45. 45. 4 c 8 r met 13 roen t’eenen weghe. Relief: 11 s 1 d. Beide lenen door heer van Wakken gehouden van zichzelf hem ancommende hy naerhede dominicale gheleyt vanden coopen François Cardon jeghens Arent Mouton ten jaere 1616 te voren Antheunis Van Aken. Aanmerking bij nr. 45 door de griffier: Ic sustinere dat hier is commende het leentjen van Lieven Vanden Heede groot 3 c staende hier achter f. 33 soo datter van dit tweede leen maer soude resteren l c 13 r. Op folio 33 staat: een leen van 3 c 1 r, o + z + w graaf van Wakken n Jacques Van Ooste. Relief: 11 s. 1 d. In 1692 Lieven Vanden Heede fs Vincent, voorheen zijn vader die erfde van Lieven Vanden Heede fs Jan - 22-7-1711 Joannes Lagayche fs Jan koopt na dood van Lieven Vanden Heede (bed. man: zijn zoon Pieter Lagayche) - 15-10-1748 Sr. Charel Philippe Lagaisse fs Pieter bij successie en verdeling na de dood van zijn vader - 16-7-1754 JanBaptiste Lagaisse, oudste zoon van wijlen Charles-Philippe (bed. man: zijn oom materneel, Sr. Christiaen De Caluwe - na diens dood, op 25-2-1765 Sr. Pieter Joseph Van Butte). 46. Leen van 4,5 bu in de Baillenkouter met heerlijke rente van 8 d. en 1/3 penning, 1/3 van 2 hoenders en 1/3 van 2 hoflien. Baljuw, schepenen ontlenen. Tvb3p. Relief: 10 p. In 1692: graaf van Wakken by naerhede ofle coope by décrété inden Raede van Vlaenderen, voordien Baudewijn Van Haecken fs Antheunis, nog vroeger Cornelie Bollins. 47. Graaf van Wakken hout een leen van hem selven wesende EENE V ISSC H E R YE IN D E M A N D E L beginnende 2 roeden beneden den hiltgheweerre ligghende byder Langher Brugghe in Wacken ende alsoo upwaerts gaende de gheheele Mandei tot aen syn leen te Wynckel opde westsyde ende ande oost alsoo verre als het graefsschap van Wacken aldaer bestreeckt ende tot achter de schuure van synnen Goede te Wynckel voorseit ende aldaer hy d ’ander hilfl heeft hij causen van syn leen ende heerelickhede te Wynckel ende pacht dit leen met den eersten naervolghenden leene maer een leene te syne twelke Jan van Ideghem vercochte an Mynheer Andries in synnen leven heere van Wacken ende nietmin liet den selven Mijnheer Andries de hilft hebben an mynheer Antheunis de Lu by vriendelickhede ende was alsoo ghespleten in twee leenen ligghende elck ten halfven reliefve van 5 p. p. ende camerlinckgelt naer costuyme.
110
48. Graaf van Wakken houdt van zichzelf d ’ander hilft vande voorseyde VISSCH ERYE INDE M AN D EL, beginnende 2 roeden beneden den voorseiden hiltgheuueerre de gheheele Mandei tot inde Leye. Vroeger (16de eeuw) Jhr. Jan de Lu, nog vroeger Jhr. Antheunis de Lu. Relief: 5p. 49. 12 roeden met de Mandei rontom bewatert bij Heintjen Teeuws Brugghe. Beste vrome. Jhr.Antheunis van Bourgoingnen - 1577 Jan Vander Luytthen, baljuw van Wakken - 1675 François Ampe als curator van het sterfhuis van dheer Pieter Libberecht; nu gebleven aan de graaf van Wakken zelf. 50. 2 bunder nl. de hofstede met land ten zuiden (1 bu) en nog 1 bu in de Meulencouter bij de galg. Het eerste bunder is geconverteerd in cijns met toestemming van Adolf van Bourgogne ( + 1568), heer van Wakken, nl. het land voor de hofstede dat rente betaald in de cijnsboek van Wakken. Half relief. 1652: Mary Maroux fa Pieter koopt van Lieven Van Aelst fs Joos; 1693: juffrouw Marie Maroux fa Jhr. Anthone (het bunder in de Galgekouter paalde z de Herstraete w weduwe Jan Vanden Borre n Lieven Van Oost) -1731: Joannes Van Wambeke fs Joannes koopt 7-10-1760 Pieter Van Wambeke, oudste zoon van wijlen Joannes Van Wambeke. 51. Half bunder o de markt en de straete naer Sinte Catherinen cappelleken z François Van Dooren w de Mandelmeersen n Jan Galle. Relief: 13 s. 3 d. 1692: Mr. Guillame Jacques De Ranter bij versterfte van juffrouw Marie Théodore de Spira, voorheen juffrouw Anna de Spira - 3-2-1705 Sr. Philippe Le Mayeur koopt, maar verheft pas op 3-1-1715 (bed. man: Hyacentus Vander Wee) - 25-2-1765 Ledericus Ottevaere fs Andries verheft. 52. Uit het vorige leen is 1 c gespleten, bebouwd met 2 huizen, palende o de straat van de markt naar Heyntien Teeuws Brugghe z + w vorige leen n Joannes Lagaiche. In 1764 Pieter Joseph Van Houtte. Relief: 13 s. 4 d. Op 3 juni 1766 staat de graaf van Wakken toe dat de zuidkant met het grote huis allodiaal gemaakt wordt, maar de noordkant met het kleine huis en ca. 11 grote roeden erf blijft leen. 4-2-1705 (verhef 4-1-1714): Jan Salens fs Cristiaen koopt van Sr. Philippe Le Majeur - 31-3- 1723 na het overlijden van Jan erven Marie Anne Saelens fa Jan, haar moeder Joanne Vanden Heede en haar broers en zusters - 14-2-1764 Pieter Joseph Le Cocq bij successie en uitgroting van zijn medehoors na over lijden van Maria Anna Saelens - 7-4-1767 Jan-Baptiste De Groene koopt en verheft - 6-2-1781 Pieter Christiaens fs Joseph koopt het gespleten 111
leen van 11 grote roeden van de weduwe en hoors van Degroene als gedenomineerden commant van Cornelis Bois 53. Vierendeel meers bij de Langhe Brugghe o d ’huyvetterie z de straat w de Mandei n de meers van Sr Le Mayeur. Relief: 6 s. 8 d. Bezitter: Graaf van Wakken zelf 54. 13 c 11 r meers of wei, alsnu beplant met bomen, o d’hoors d’heer Pieter D ’haveloose met hun leen ghenaempt de Seurweede z idem w de Hosseweede n het leen Joannes Nuytens fs Guyllame. Relief: niet ingevuld. 1666: graaf van Wakken, hem ancommende by naerhede, toe behoort hebbende Jan De Jans 55. Vijf vierendelen land, putterie en bos in Wakken o selfs en land van de kerk van Wakken z het Kerckestraettien w Toussein Vander Wee en de bilcken van Cardon n Den Lauwers D ’Hont. Vol relief. 7-7-1671 Huyghes Cardon fs François erft van zijn vader - dec. 1715 Jan De Loof koopt - juni 1718 zijn weduwe Joosijne Vlaeminck en zijn oudste, minderjarige zoon Jacobus - 21-9-1731 Guillaume Vandecasteele fs Matthijs koopt van Jacobus De Loof en Joannes Buysschaert, echtgenoot van Marie De Loof fa Jan - 17-10-1768 Carel Quiere, echtgenoot van Catharine Vande Casteele fa Guillaume, koopt in openbare verkoping. 56. Een waterput van 1 c, o selfs hofstede z selfs boomgaard w erfje van de dis van Wakken n de straat. Vermag vrije visserij en vogelrij. Relief: een coppel wilde aentvogels. Lieven Vanden Heede fs Vincent, dan erft Philippus De Ruyt van zijn vader of zus die kocht ten sterfhuize Lieven Vanden Heede, dan koopt François De Ruydt bij naarhede als het door zijn broer Philip aan Joannes Lagayche verkocht was - 12-2-1714 Michiel Biebuyck fs Pieter koopt van François De Ruydt - 11-5-1775 Jacobus De Voldere fs Jacobus koopt van Joseph Mestdagh fs Joannes.
WAREGEM 57. NIEUWENHOVE, 26 bu hof, meers en land. Penningrente van 5 p. 18 s. op lichtmis, 4 razieren koren K en H op lichtmis, 60 razieren haver H halfverwege maart, 27 kapoenen en 2 hoenderen (2 hoenderen = 1 kapoen), 36 opsetene ende afsetene laten ofte daer onder. Baljuw, 7 schepenen, hoge justitie, tvb3p. Relief: 10 p. p. 1682 Jhr. Bertholomeus François Joseph Augounaert, heer van Plouich, Maerck, etc. en mevrouw Françoise Isabelle de la Vichte en vrouw Anna Anthonette 112
Margriete de la Vichte - 1692 Jhr. Jan fs mijnheer Jan - 10-11-1706 kinderen van vrouw Anthonette Margriete de la Vichte, weduwe van de heer van Dadizele - 6-2-1710 vrouw Isabelle Françoise de Croix (x graaf van Schoore) na overlijden van haar broer, mijnheer François Joseph de Croix (bed. man: Joannes Grijspeert). Na de dood van Isabelle Fr. de Croix, haar dochter jonkvrouw Marie van Schoore - 27-2-1732 mevrouw Marie Placide de Croix, burggravin van Erembodegem, vrouw van Beveren, etc. - 31-1-1738 mejuffrouw Marie Josephe Placide Camille van der Borght, burggravin van Erembodegem, vrouw van Beveren, Nieuwenhove, etc., naderhand echtgenote van mijnheer Jacques Adriaen Franan de Lyon, burggraaf van Canteleux - 11-9-1749 zijn minderjarige dochter, mejuffrouw Marie Françoise Alardine Jooseph Franan de Lyon Twee achterlenen in Aalbeke, 14 in Waregem. De vermelde leenhouders zijn van 1692. a. leen in Aalbeke, heerlijke rente van 30 razieren haver K, 4 sch. 6 d. par. Baljuw, 7 schepenen, tvb3p. Vol relief. Onze-LieveVrouwehospitaal van Kortrijk b. TWEE BU ande oostzijde vande kercke: heerlijke rente van 55,5 razieren en 3 pinten haver K, 7 sch. 3 d. par., 1 kapoen. Baljuw, 4 schepenen. Tvb3p. Vol relief. 9 opseten en 3 afseten laeten. Jhr Guillaume de la Bane, heer van Moeskroen. Heeft op zij beurt twee achterlenen in Aalbeke, nl.: b l . HEERLIJKE RENTE van 91 razieren 1 havot 2,5 pinten haver K, 22,5 kapoenen, 10 d. par. Laten gelden 100 d. par. per bunder doodkoop, anders 50 den. per pond. Baljuw, 3 schepenen, overige 4 te ontlenen. Tvb3p. 10 opsetene en 2 afseten laeten. Vol relief. Meester Jacop Bassaert. b2.1,5 bunder hofstede en land ande noortsijde vande kercke van Aalbeke. Beste vrome van 3. Joos Caluwaert c. 7 vierendelen land in Waregem bij het bos, diemen seyt de Naecht, van mijnheer van der Vichten, met een heerlijke rente van 14 sch. 6 d. par. en 5 hoenderen. Tvb3p. Een baljuw, wet ontlenen. Beste vrome. Joos Volcquaert fs Jan d. oude bunder meers en land t’eynden Gaeskens Meersch datmen seyt byden Gheest Hecken. Vol relief. Jr Arnout van Waes fs Jan e. 7 vierendelen land. Relief van 3 p. par. François Vanden Berghe, echtgenoot van Marie De Gheselle. f. 7 vierendelen land. Relief van 2,5 p. par. Michiel Tack fs Jan g. 4 bu bij Truen Brugghe. Beste vrome van 3. Joos De Backer fs Gillis. h. oud bu (14 c) byden goede te Sluyse. beste vrome van 3. 113
i. j. k. l . m.
n. o. p.
Anthunis Van Wyckhuis 5 bu. Relief van 6 p. par. Jan Van Houte fs Jan over Willem Van Houte. 7 vierendelen bij den Naect. Beste vrome van 3. Gillis Van Houte fs Eustaes. 5 vierendelen tussen het Goed te Nieuwenhove en het Goed te Voorde. Beste vrome van 3. François Tack fs Jan over Joosyne Van Houte 2 c meers ten westen van de Truwenbrugghe. Beste vrome van 3. François Vanden Berghe 14 c meers in de Inghelbrechteghemmeersch, west van de Schauenmeersch en op de noordzijde van de beek. Relief van 5 p. par. of de beste vrome van 3. Arnout Vanden Broucke 10 c watergrachten en meers op de westzijde van de beek. Relief van 5 p. par. François Tack over Gillis Van Haecken 50 roeden. Relief van een ghelaeme schachte. Ollivier De Meester; het resterende leen van Nieuwenhove. Relief van een paar sporen. Joos de Meester.
58. HOOGHERBAUW EDE in Waregem: 4,25 bu land met 49 sch. 1 d. par. penning rente, 11 1/3 kapoenen, 7,5 hoenderen, 4 razieren 7,5 pinten koren H. Baljuw, 7 schepenen. Tvb3p. Vol relief. 1660 dheer François Braye als curator van jonkvrouw Marie Jenne Colembier fa dheer ende meester Symoen ten proffitte vanden ghonen daerin sal gherecht wesen - 1684 mijnheer Adriaen Mondet (Doornik) - 16-4-1696 erfgenaam wijlen mijnheer Mondât - 1713 Pieter Van Outrijve fs Adriaen uit Ooigem wordt bedienelijk man na overlijden van Pieter Ignatius Van Ste - 2-7-1731 Sr. Pieter Jacobus, griffier van Ooigem en curator van het sterfhuis Mondet, koopt - 4-10-1740 mijnheer Gebbaert de Plotho, heer van Ingelmunster - 27-6-1758 mijnheer Theodor de Plotho erft - 4-8-1768 mijnheer Carolus Josephus Ludovicus Marie Gislenus de Plotho erft. Twee achterlenen: • 11 GEMETEN BOS EN MEERS in Meulebeke. Baljuw, schepenen ontlenen. Tvb3p. Vol relief. In 1692: Rogier De Poortere, later Jacobis De Jans (Meulebeke) Hiervan hangt op zijn beurt een leen af nl. 7 gemeten met 11 sch. par. heerlijke rente in Meulebeke. Baljuw, wet ontlenen. Beste vrome van 3. In 1692: Jan de Clerck, later Jacobus De Jans (Meulebeke) • 8 bu genaamd TER W ERFT in Zulte. 12 d. par. opwooninghe, 7 sch. par. erfelijke pacht, 23 razieren 3 havot ruwe haver Deinse maat. Tvb3p. Baljuw, 7 schepenen. Vol relief In 1692: Jacques Snainck. 59. Leen EEN H EERLIJKE RENTE van 8 s. p. op verscheidene gronden in Waregem (over lanck verduisterd). Tvb3p. Wet ontlenen aan de vier 114
schaar t’Eertbrugge. Wandelkoop (6,25 %) en de slichten doodtcoop. Relief van 10 s p. Vroegere bezitter: Hubrecht De Rynck, daarna Bertholomeus De Leersnijder causa uxoris Elisabeth De Rinck. 60. Leen van 12 bu land, bos, meersen en waters in Waregem ghenaempt TLEEN VAN BELLEGH EM in diveersche parceelen eerst upde suytsyde van den grooten syn gheleghen 9 oude bunderen ende 6 c gaende tot de groote straete anden Inghelbrechtighem Meersch ende an t’leen van Pr Van Hee metter oostsyde an t’Goet te Sluyse ende opde noortsyde vanden grooten en herwich syn gheleghen vier oude bunderen ende 9c houdende met den oosteinde ende noort an wylent mijnheer Niclais Uuttenhove mette suytsyde anden grooten herwech voorseit ende behoort ten desen leene dhilft van een hiltgheweerre inde beke met Willem Vander Schaghen ghemeene half en half. Vol relief. 11-3-1692 het O.-L.-V.-hospitaal in Kortrijk (bed. man François Tack fs Jan, pachter van dit goed) - 20-6-1731 Sr. Joannes Jacobus Vandeputte, notaris in Kortrijk - 21-11-1767 Sr; Marcus Putman fs Marcus verheft (bed. man en sterfelijk laat: zijn zoon JB) 61. Leen van 7 bu bos en vijvers in Waregem o bos van het hospitaal van Kortrijk z de Stekelgaete w Willem Vindevoghele n Michiel Van ........? Vol relief. 1623 mijnheer Arnout de Langenois, heer van Laberlière, Emsrode, etc. bij successie van Jhr. François van Lummene - 12-9-1669 Jhr. Jan de Kerckhove bij successie van Jhr. Gheeraert de Ladeuse - 27-7-1643 (2/3 van de 3 vorige lenen) Don Anthone Baltasar de Santander, minderjarige zoon van de douairière van Don Jean de Santander - 30-4-1706 de 3 kinderen van wijlen Don Anthone ni. Marie Anthonette, Isabelle Marie Jeanne en Theresa Lievyne 7-8-1663 (1/3) heer van Etikhove (vande Kerckhove, heer van Vaulx) - 1-12-1706 Jhr. Jan François de Kerckhove bij successie van zijn oom Jhr. Jan de Kerckhove - 2-3-1735 mijnheer Engelbert Joseph Martijn de Kerckhove bij successie van zijn vader - 30-12-1752 Jhr. Josephus Hieronimus Limander fs Jhr. Jeron Olivier 64. Vier bu land bos en heide in Waregem in de guide van Eertbrugghe n het leen d ’Oude Leen van wijlen Joffrouwe Joosyne Quebius, vrouw van Pieter Lanchals z o wijlen Gillis De Cokere w het leen van Gysel Van Brabant n de beke. Half relief. 1658 Jacques Speliers koopt van Jooris Speliers fs Gillis 1662 François Spellers fs Jacques erft 9-4-1698 Marie Anne Speleers fa François, minderjarige wees, erft - 2 1-12-1752 Sieurs Joannes en Adriaen François Cardon fii Macharius kopen van de hoors van Marianne Speliers 5-10-1754 aan Joseph Byaerdt bij naarhede - 11-3-1761 d’heer François Anthone Amelot, baljuw van Heurne, koopt van Joseph Beardt 115
65. 1 bu in Waregem, gelegen bij het vorige leen, n Jan Snaet en de Verlanden van wijlen Olivier Debaets. Beste vrome. Bezitters: zie vorige leen. 62. Behuisde hofstede met land, samen 4 bu, in Waregem o de straete w Jan Ruysschaert n hoors van Joos Schieters. Half relief 2-11-1660 Philips Vander Bauwede verheft (voorheen sterfhuis van de weduwe De Clerck 2bu 10c - 1665 verkoopt aan proost van Harelbeke. In 1692 Pr De Scheemaecker fs Jan. 63. 7 vierendelen bos en heide in Waregem ten noorden van het bos van het hospitaal van Kortrijk o den Cabilliau w â&#x20AC;&#x2DC;t Goet ter Mote. De laeten die den selven leene heeft, heffen den sevensten hoop vanden honte aismen haut thont daerop staende. Beste vrome. Dit leen is inden struyck van Vander Bauwede gheweest tsedert den jaere 1541 ende apparen teert noch voorder aismen doude registers soude oversien: 1692 Philips Vander Bauwede fs Joos, voorheen Joos Vander Bauwede fs Gillis bij successie van zijn vader - 27-8-1726 Joanna Vander Bauwede fa Philips (Nokere), echtgenote van Joos Waelkens fs Guilliamel - 5-10-1736 Sr. Laureins Van Rechem (Waregem) koopt - 16-2-1737 Marcus Putman (Waregem) als naelynck van bloede causa uxoris Adriane Vander Bauwede volghens d â&#x20AC;&#x2122;acte van kennisse van naerhede door Sr. Laureins Van Rechem dannof synde 21-11-1767 na het overlijden van Sieur Laureins Van Rechem wordt Sr. Marcus Anthone Putman fs Marcus, Marcus sone, bed, man na machtiging door zijn vader
64. Zes bunder land, bos en heide in Waregem in de guide van Eertbrugghe. Beste vrome. Joos De Coninck kocht van Jan Neerinck fs Jan 4 bunder en de overige 2 bunder werden met toestemming van mijnheer Antheunis van Bourgogne, heer van Wakken, vercijnsd en zij golden 3 vaten gerst per bunder, in 1626 Steven Van Honacker fs Jan en ten jaere gheabandonneert ende ghecedeert anden heere grave by Florence Van Honacker - 1-9-1768 Jhr. JB Desideratus van Pottelsberghe, heer van Ia Potterie: 2 bu 5 c (4 partijen) gespleten uit deze 6 bu, gekocht van Pieter Nuyttens fs Pieter (Waregem) die erfde van zijn vader die erfde van zijn moeder Marie Houteque, dochter van Florence Van Flonacker. De resterende 2 bu (sijnde uutgherotten bosch niet weerdich) van deze 6. Beste vrome. In 1692 Carel Tack fs Jan, voorheen Philips Tack causa uxoris
116
65. 6,5 bunder heide bos en straat ghenaempt s ’Graven Eedt in Waregem o het leen van wijlen Adriaen Been z heide van wijlen de weduwe Louys Putte w leen van wijlen Jan Neerinck n land van wijlen de wezen van Daniel Van Swynvoorde. Van dit leen zijn 2 andere lenen van elk 3.25 bu afgespleten (vroeger één leen van 13 bu). Beste vrome. 1662 Jhr Philips vander Meeren fs Mijnheer Philips, heer van Huysgaver - 1671 Jhr. Emanuel Leopoldus vander Meeren fs Mijnheer Philips - 12-12-17 Jhr. Charles François en vrouw Robertine Scholastica vander Meeren fa Emanuel Leopoldus - 15-3-1768 Jhr Petrus Augustinus Delvael, heer van ter Burght, ten Driessche, etc. (Wetteren) erft van zijn moeder, Robertine vander Meeren- 14-6-1768 Jhr. JB van Pottelsberghe, heer van Lapotterie, koopt 66. Zes bu heide, bos en straat, gespleten uit een leen van 13 bu ghenaempt s’Graven Eedt in Waregem, w Olivier Beens leen n Jan Beens hofgat z de heide van de hoors Wouter t’Sjobbele o den Looverschoot. Beste vrome. 1617 François Stoot fs Jan causa uxoris Joanne Deconinck fa Gillis - 9-6-1717 (2,25 bu van dit leen paalt o het resterende deel van Jan Baert en Joos Pot z den Looverschoot w leen van erfgenamen heer raad d’Hane n straat van Waregem naar Kruishoutem) door Jan de la Mane (?) en zijn vrouw Janneken Vander Stappe, weduwe van François Dhuvetter, gecedeerd en opgedragen aan de heer van Wakken en op die zelfde dag by forme van nieuwe uutghevinghe aanvaardt door Pieter Vande Bauwede fs Jan - 5-7-1768 François Verbauwede fs Pieter erft 2.25 bu, gespleten, en het ander bu competeert de hoors Jan Baert en Joos Pot - 28-7-1768 JB Desideratus van Pottelberghe koopt van Frans Verbauwede - 1-9-1768 Petrus Baert fs Jan en Joos Pot fs Joos erven het andere bunder en JB Desideratus van Pottelsberghe koopt nog diezelfde dag. Het resterende vierde van het leen van 13 bu ghenaempt sGraven Eedt in Waregem z Jan veys w leen van wijlen Olivier Beens n de stede van wijlen Roelant Vande Casteele o den Looverschoot en dhoors Jan D ’Huvetter. Beste vrome. 1659 Gillis Van Brabant fs Joos bij successie van zijn vader causa uxoris Willemyne De Coninck - 18-12-1692 vrouw Maria Anna Nieuwlant, weduwe van heer raad JB d ’Hane. Laatsgenoemde kocht van Gillis Van Brabant (o hoors Jan D ’huvetter z Jan Veys w bos van Jhr. Emanuel Leopoldus vander Meeren n de straat van Waregem naar Kruishoutem) - februari 1770 Jhr. JB Desideratus van Pottelsberghe koopt van Mijnheer Emanuel Ignace D ’haene. 67. 7 bu land en heide in Zulte houdende anden busch te Jaghervoorde ende an het leen ten Dycke. Beste vrome. In 1692 Sr. Jooris De Schepper, griffier van Assenede Ambacht, causa uxoris juffrouw Marie van 117
Holsbeke fa Bertholomeus - 10-10-1759 dit leen, als van over menighvuldighe jaeren in sheeren handen gewesen, verlaeten, ende selfs geabandonneert aen de prochie voor de lasten geleghen hebbende, gegeven door graaf van Wakken aan Sieurs François t’Felt en François Wallaert (Zulte) - 19-12-1772 t’Felt en Wallaert verkopen één derde (3 bu afgespleten, o + w overige 2/3 van de verkopers z beek tussen Zulte en Kruishoutem n den Carrewegh) aan Albertus Van Haesebrouck (Zulte) - 21-3-1778 fFelt en Wallaert verkopen nog één derde (3 bu afgespleten, o + z jeghens de vague partgeedt genaemt de Jaegersvoorde jeghens de prochie van Cruyshouthem w het derde van A. Van Haesebrouck n den Carrewegh) aan Judocus De Cabooter fs Gillis (Waregem) en Joannes Nicodemus Callens fs Joseph (Zulte) - 10-7-1780 t’Felt en Wallaert verkopen ook het laatste derde (o het derde van A. Van Haesebrouck z bosselken van Petrus Putman w de vague partije heet genaemt Achtergaels Bosch n den Carrewegh, nu aan d’heer Jacobus Livinus De Mulder fs Livinus (poortbaljuw van Oudenaarde) 68. 4 c en half ghenaempt Brakelmans Leen daerop een huyseken ende schuyrken is staende o Carel De Coninck z de Ruyfferlaersbeke w den Smeerbosch n een straettjen. Vol relief. 2 1-5-1694 Carel De Coninck, echtgenoot van Cornelia Van Craynest, doet verhef over zijn dochter Tanneken De Coninck, die later trouwt met Jan De Rycke fs Pieter (Waregem) - 27-6- 1758 Mijnheer Theodor de Plotho erft van wijlen Gebbaerd de Plotho - 4-8-1766 Mijnheer Carolus Josephus Ludovicus Marie Gislenus de Plotho, oudste zoon, erft - 22-12-1775 Judocus Delbeke fs Jacobus (Waregem) koopt. 69. 2 bu uit het Goed te Bosterhout in het kwartier van Nieuwenhove in Waregem o Joos De Stoop z graaf van Schoore w Wittebolke n weduwe en hoors Carel Mahieu. Vol relief. 1675 Jhr François de Buf, heer van Watervliet, erft van zijn vrouw juffrouw Anna Philipote vander Meerren fa Mijnheer Philips, heer van Huysgaver, voorheen Jan Deleersnijder - 4-2-1744 Henricus Sebastianus Buquoy, sekwester ten sterfhuize van vrouw Thérèse Le But, weduwe van mijnheer Jacques, baron van Spangen 70. 2 bu ghenaempt DEN COUTER TE TALVOORDE in Waregem o de dreve van het Goet van de douairière van de heer van Huysgaver d.i. (allicht) het Goet te Bosterhout (helft van de dreef behoort bij dit leen) z heer van Huysgaver w de beke n de straete (allicht, de grote heirweg). Vol relief. 1676 Pieter Wittebolle fs Jan koopt en groot uit Anna Pycke fa Guyllame, weduwe van Joos Debacker fs Willem - 7-9-1712 Sr 118
François Van Mosschroen, procureur in Kortrijk - 12-5- 1718 Joannes François van Mosschroen erft - 4-1-1719 juffrouw Catharina Françoise van Mosschroen, echtgenote van dheer Arnout de Bisschop, erft van haar broer Joannes François - 2 1-3-1743 heer ende meester Joannes de Bisschop, pastoor in Kortrijk. 71. Leen van 2 bu heide en bos in Waregem, o Carel Tack z Joos Vander Bauwede w hospitaal van Oudenaarde n Pieter Pot. Relief: niet ingevuld. 1675 Sr. Pieter Delabie - 1682 Mr. Guillaume Delabie erft van zijn vader Pieter - 22-1-1773 heer en meester Chrietiaen (sic) Diu, heer van Baesvelt, etc., echtgenoot van vrouw Philippinne Delabie. Zij erfde van Jhr. Léopold de Labie, broer van Mr. Guilliaeme de Labie. 72. 1 bu in Waregem o het dreefken commende vanden herwich naer de hofstede Philips Vander Bauwede z heer van Poteghem w weduwe Anthone Van Brabant n hoors van de proost van Harelbeke (sustineere dit het leen te vuesen ancommende Pieter Wittebolle bij uitgroting van de weduwe Backere). 73. 1 bu bij het Goed te Bosterhout in Waregern, gespleten uit dit goed, o heer van Nieuwenhove z leen Jan Vander Cruycen w 't Goet te Bosterhout n heer van Watervliet. Vol relief. 1684 Pieter Baert fs Jan 15-5-1715 Mijnheer Joseph, graaf van Schoore, bij overlating van Sr. Joos Vanden Berghe (griffier van Potegem) die dat had van Jan Merlier die dat had bij cedatie van Jan Baert fs Jan - 7-1-1723 juffrouw Marie van Schooris fa Josephus, later Mijnheer Ignace Ferdinand de Croix, graaf van Moen, baron van Wingene - 15-9-1746 Mijnheer Joseph Adriaen Ferdinande de Croix - 28-7-1752 heer Adolf Vanden Berghe (Kortrijk) koopt - 19-10-1768 heer ende meester François Josephus Vanden Berghe erft van zijn vader Adolf 74. 2 bu 10 c in Waregem ni. 10 een viercante stuck daer den voetwech over loopt commende van Vyfve naer Nieuwenhove o + n syn selfs 2° een viercante stuck lant ende mersch o een straetken w het voorgaende n syn selfs 3 ° nog een stuck daer den voetwech over loopt o + z syn selfs 4° o het voorseide straetken w syn selfs. Relief van 2,5 p. 1665 Mijnheer Petrus Vander Coûter koopt van Philips Vander Bauwede - 1692 Mijnheer Antheunis Vander Coûter, heer van Nederbrakel, erft van Petrus, wijlen proost van St.-Salvators in Harelbeke - 15-7-1700 Jhr. Pieter Anthone Van Cauteren fs Antheunis, heer van Nederbrakel 28-1-1717 Jonkheer Anthone François Clement van Cauteren fs Pieter Anthone - 2-12-1749 juffrouw Maximilaene Margriete Dorothea de 119
Cassina Boulers - 1-4-1755 juffrouw Anne Marie de Cassina de Promelle (donatio inter vivos door ....?) - 4-11-1775 verhef door d’heer Anthone Van Outrive, griffer van Hulste, die kocht op 7-3-1768 75. 3 c in het leen van Joos De Stoop fs Gillis, gespleten uit het Goed te Bosterhout in Waregem, o de Hellebochstraete z leen Pieter Baert w heer van Watervliet n herwich. Relief: niet ingevuld. 5-3-1693 Carel D ’hulst fs Ingnatius erft van wijlen zijn vader, voorheen Carel D ’Hulst 1-4-1755 opnieuw verenigd met het volgende leen, juffrouw Anne Marie de Cassina de Promelle bij donatio inter vivos van haere vrauw suster juffrouw Maximilaene Margriete Dorothea de Cassina Boulers (notaris Jan Ryckaert, Gent, 14-3-1755) - 23-8-1763 Pieter Callens fs Joos (Deerlijk) koopt - 29-4-1767 Judocus De Stoop fs Joannes koopt (verhef op 5 mei) 76. 21 c gespleten uit het Goed te Bosterhout in Waregem (het hele leen paalt zoals hier voor). Vol relief. 2-11-1660 Carel D ’hulst fs Carel erft van zijn broer Joos (toen nog één leen van 24c, samen met het vorige) 5-3-1693 Joos De Stoop fs Gillis bij cessie van zijn moeder Margriete D ’Hulst - 24- 9-1718 Mijnheer Philippe Gyullame, graaf van Wonshem, heer van Boelare, etc. koopt - 18-6-1737 juffrouw Maximiliaene Marga'reta Dorothea de Cassina Boulers fa Mijnheer Philippe Guillaume erft - 1-4-1755 (zie het vorige leen). 77. 6 c heide en bos in Waregem o den goede ghebruyckt by Niclais Vanden Berghe z de heer Labié n François Baert. Beste vrome. 1673 Pieter Adams fs Pieter kocht van Steven Van Honacker fs Jan 78. partij land van 12 c met een huis in Zulte o het heedeken van Merhaghe ende eenen houck ande straete loopende naer Suite z de straete naer Vyfve n hoors Joos Martens. Vol relief. In 1672 werd 16c van het vroeger 28 c grote leen, dat toen gold de beste vrome van 3, veranderd in cijnsland onder Saubeke dat jaarlijks een stuiver heerlijke rente betaalt - 1682 Pieter De Waele fs Gelein erft van zijn vader die kocht van Guyllame Nuytens fs Joos - 23-3-1724 Joannes De Waele fs Pieter erft 17-5-1735 Joanna De Waele fa Pieter, echtgenote van Joos Maesseele (Waregem), erft van haar broer Joannes - 1-10-1748 Joannes Bekaert fs Anthone (Zulte) koopt- 26-4-1786 Joannes Bekaert fs Joannes (Zulte) erft van wijlen zijn broer Pieter die erfde van zijn vader Joannes 79. 1 bu in Waregem in het kwartier van Nieuwenhove o een straetjen z heer van Potegem w + n leen van Mijnheer Antheunis vanden Cauter, heer van Nederbrakel. Half relief. 23-3-1694 heer ende meester Petrus 120
Joannes Demets fs Guyllame bij procuratie van zijn vader in wiens proffite t’selve ghecedeert was by Jaquemyntjen Neerrinck, weduwe van Jaques Bucquet, op minderinghe vande pretentien die Guyllame Demets op haer hadde (akte voor schepenen van Kortrijk op 2-9-1680) - 20-3-1751 Sr. Adriaen François Cardon fs Macharius (Waregem) koopt van heer ende meester Petrus Joannes Demets. 80. 2 partijen (26 c 10 r) bij het Goed te Bosterhout in Waregem, nl. 18 c o + z het Hellebrouck straettjen w syn selfs bosch (ook leen) n ‘t leen van Gillis Baert fs Jan én 8 c 10 r o het Helle brouckstraettjen z de straete loopende van Nieuwenhove naer tGoed ter Geest w syn selfs 10 c (ook leen) n hofstede Mijnheer Philips vander Meeren. Vol relief. 1671 Jan Vander Cruycen fs Jan , minderjarige wees, nu griffier van Oudenaarde - 15-3-1736 dheer Jan François Vandercruyssen niysen (?) fs wijlen Jan; 15-7-1751 heer ende meester Jean François Van Sevecotte, echtgenoot van juffrouw Marie Josephe Vandercruysen, zus van wijlen Jean François 81. 10 c in Waregem o syn selfs leen z de straete van Nieuwenhove naar ‘t Goed ter Geest w + n Mijnheer Philips vander Meeren, heer van Huysgaver. Vol relief. 1671 dheer Jan Vander Cruycen fs Jan erft van zijn moeder Pietronelle Baert fa Steven. Verder: zie vorig leen van 26 c 10 r 82. Behuisde hofstede ghenaempt tGoet te BOSTERHOUT, groot metten boomgaert lant meersch ende waterynghe 20 c 12 r abouterende o + z leen van Jan Vander Cruycen w + n syn selfs lant. Heerlijke rente: 1 hoen en 2d. p. Baljuw; schepenen ontlenen aan de vierschaar van Eertbrugghe. Wandelkoop (6,25 %) en den slichten doodkoop. Tvb3p. Vol relief. 16-7-1670 verdeling: drie dochters vander Meere en hun half zuster juffrouw Isabella Albertina vander Meere - 24-9-1699 raadsheer Sucx, Mijnheer Charles de Lanfranchi, heer van Kruibeke, en de heer graaf van Steghen, elk getrouwd met een dochter van wijlen Mijnheer Maximiliaen François vander Meere, heer van de parochie Voorde 28-6-1732 Jhr. Emanuel de Lamfranchij fs .... en wijlen vrouw Anna Theresia vander Meeren fa Maximiliaen - 5-9-1752 Jan Thiers fs Joos (Waregem) koopt van Jhr. Maximiliaen Lamfranchy, heer van Kruibeke, etc. - 21-1-1762 JB Thiers erft van wijlen zijn vader Jan 83. 29 c in 3 stukken gespleten uit het Goed te Bosterhout: 12c, 10c en 7c ligghende al d’een an d’andere. Vol relief. Bezitters: zie vorige; vóór 1670 Joos Callens. 121
84. 2 stukken land (10 c en 4 c) gespleten uit het Goed te Bosterhout in Waregem. Vol relief. Bezitters: zie vorige 2 lenen.
WORTEGEM 85. De heerlijkheid MOORSELE in Wortegem ende daer ontrent. Penningrente van 42 s. p., 14 1/3 broden, 36 1/8 kapoenen, 19 halster 1 achtelink witte haver, 19 halster ruwe haver, vallend op St.Stevensdag d.i. 26 december. Tvb3p. Doodkoop en wandelkoop zoals het graafschap Wakken ende is alsoo vrij als t’selve graefschap van Wacken is. Baljuw en 7 schepenen om weth ende vonnisse te doene den heere ende ander lieden. Item soo vermach den selven heere weth te houden bijden baillui van desen leene met schepenen vanden graefschap van Wackene, sonder den heere Grave ofte baillui van Wacken te vraghen ofte an hem te begeeren t’allen tijde alst hem belieft behoudens de wet haere costen alsoot danof ghecostumeert is. Relief van een paar vergulde sporen. 1692 Jhr. Ignatius Rainierus de Gras, heer van Moorsele, etc. (Brugge) - 19-8-1709 Jhr. Albertus Ignatius de Gras erft op order van zijn moeder van wijlen zijn vader - 18-9- 1769 Jhr. Albert Joseph Ignace de Grass erft van wijlen zijn vader Albertus Ignatius. 86. François Vande Wostyne fs Heyndrycx LEEN DEN WYBRECHT 4 bu lants in Wortegem beneden de meulene o de herstraete w Philips Vanden Dycke n + z selfs land. Vol relief Gespleten als volgt: 1° 9-3-1664 François vande Kerckhove onterft zich voor 1000 gulden van 2 bu van dit leen t.v.v. Mr. Pieter François Blondel, advocaat in de Raad van Vlaanderen, en heer Jacobus vande Kerchove fs Gillis, beide uit Gent - 3-11-1692 helft verheven door Mr. Pieter François Blondel fs Pieter François, ook advocaat in de Raad van Vlaanderen - 24-3-1732 Meesters Arnoldus Jacobus Vande Kerckhove en JB Blondel, advocaten in de Raad van Vlaanderen. Half relief. Helft (1 bu, afgespleten) op 29-4-1743 verheven door Joannes Josephus Blondel fs JB - 31-7- 1764 juffrouw Isabelle Constance Blondel fa JB - 14-12-1779 Jhr. Joseph Bernard van Saceghem (Gent), erfgenaam van zijn moeder Isabelle Constance Blondel, weduwe van Joris Ferdinande van Saceghem - 14-4-1744 andere helft voor Carolus Van den Kerckhove fs Jacobus Arnoldus (Kortrijk) 2°. Jan Van Dorpe fs Jan, voorheen zijn vader die kocht van François Speliers, houdt een leen gespleten uit het voorn, leen van 5,5 bu. 122
Relief van 5 p. 1636 Jan Van Dorpe, voogd van Lodewijck Van Dorpe fs Frans - 1694 Catherine Amedia, weduwe Louys Van Dorpe fs François - 30-10-1697 vrouw Marie Anne Benison, echtgenote van Jhr. Jaspard vander Noodt (Oudenaarde), bij donatio inter vivos van de weduwe Van Dorpe - 31-1-1710 Abel Van Dorpe - 16-2- 1743 na + Abel Van Dorpe Jacobus Halsberghe, getrouwd met de weduwe Abel Van Dorpe. 3°. Het resterende half bunder ligt in 2 stukken I/ o herstraete KortrijkOudenaarde z Pr Vander Beke w weduwe dheer Joos Vande Wostyne n Pr Vander Beke 2/ o herstraete z Pr Vander Beken w weduwe dheer Joos Vande Wostyne n mijnheer Nissens met Co. Half relief. 1689 Gillis Vander Straeten fs Gillis koopt van Mr. Joos Vanden Wostyne. In 1692 Frans Vande Wostyne - 26-6-1713 Jan Gevaert fs Jan - 16-2-1743 Jacobus Halsberghe. 87. LEEN van 9 bu bos en heide in Wortegem inden bosch te Mooreghem tusschen de deelhaeghe der Vaereecke ende den breeden helft genaempt de Quickelaere. Heerlijke rente: 4 s. p. Wandelkoop (6,25 %) en dubbele doodkoop. Baljuw, schepenen van Eertbrugghe. Tvbg 3p. Relief: beste vrome. Michiel Van Quickelberghe jocht van Jan Uuttenhove fs Jans, in 1660 verheven door Jhr. Emanuel de Gruutere (Gent), voorheen zijn vader Jan, heer van Anyn, fs Joos - 9-5-1755 Mijnheer Charles Emanuel, baron, de Norman, d’Onclare, causa uxoris juffrouw de Gruutere (Jhr. Guillielmus Ernestus Caters, heer van Hemsrode, Anzegem, enz.). 88. 8 c in Wortegem o de straete z + w + n sterfhuis van Joos Vander Wostijne. Half relief. 17-12-1675 Pieter Vander Beken fs Pieter erft van zijn vader die kocht van Pieter Van Dorpe.
ZULTE 99. Het leen TEN D U K E in Zulte. Twee derde van 80 bu hofstede, meers, bos, land en heide in Zulte en Olsene. Penningrente van 29 sch. 4 d. p., 2 2/3 havot koren, een brood van een frankaard koren Op rentegronden in Zulte en Oeselgem. Twee derde van het tiend op diverse plekken land. Baljuw en 4 schepenen, overige 3 ontlenen van graafschap Wakken. 1692 mijnheer François Dominicus vanden Berghe - 1695 Jhr. François vanden Berghe fs François Dominicus, religieus geprofest in de abdij van Ename, erf 25-2-17 18 vrouw Marie Margriete vanden Berghe, echtgenote van Jhr. Guillaume François van Hulthem - 6-2- 1721 haar dochter, vrouw Marie 123
Thérèse Hubertine Vander Beken, getrouwd met Jhr. Louis Philippe Bonaventura Herrenbaert, heer van Dutsele, erft - 26-2-1770 Jhr. Josephus Hieronimus Adrianus Limnander, heer van Zulte, erft van wijlen zijn vader Jeron Olivier. Overige derde van het leen in 1692 aan vrouw Anne Bernarde de Lamprerel, daarna gespleten an diversche 100. - Leen en hofstede TEN HEEDE bij de kerk van Zulte, 6 bu hof stede, bos, meers en land: hofstede van 3 bu 7 c met een stuck lants noort daeranne den bosch suyt vander selve hofstede met de dreve commende tot an ‘t kerckhof enden grooten coûter (ca. 2 bu) ligghende suyt vande voorseiden bosch ende commende tot ande groote straete van Cortryck op Ghent ende alsoo gaende tot aen het straetken keerende naer t’kerckhof ende alsoo weder commende jeghens t’selve kerckhof ende is te weten dat de nieuwe dreve daer doore ghemaeckt is + 9 c 6 r met weste vanden stucke lants ligghende noort vanden voorseiden kerckhove twelck groot is 15 c 8 r ende sun dander 6 c 2 r vanden tweeden naervolghenden leene. Heerlijke rente: 6s, 6,5 hoenderen, 1/2 hoflie in Zulte. Wandelkoop 6,25 % en dubbele doodkoop. Baljuw en volle schepenbank, tvb3p. Vol relief. 1692 de graaf van Moeskroen - 21-1-1695 vrouw Florence de Basta fa Niclais Ferdinandus, barones de Gremaldi bij successie - 16-11-1713 Mijnheer Robert François baron de.Ren (?), echtgenoot van vrouw Camilla d’Ennetières, door huwelijksgift van haar vader Mijnheer Hypolite d’Ennetières, graaf van Moeskroen (bed. man: Ferdinandus t’Felt) - 1715 Jhr. Jeron Sebastiaen Lerninander koopt van baron de Ber (bed. man: t’Felt) - 3-6-1738 Ph. Van Haesbrouck, Zulte - 9-8-1743 d’heer Godefridus Courtens (bed. man) bij procuratie over Jhr. Olivier Sebastiaen Leminander, heer van Zulte - 26-2-1770 Frans Wallaert (bed. man) over Jhr. Josephus Hieronimus Adrianus Leminander. 101. Leen DEN ABDESSENDRIES 5 bu in Zulte in diveerssche stucken: 3 bu bos o d ’helft vanden Goede te Laecke n land van datzelfde goed z selfs meers w Lieven Vander Schaeghen, nog 4 gemeten weede en 2 gemeten meers inde Sultemeersch, 1,5 gemet ligghende in 2 stukken. Vol relief. In 1692 de graaf van Moeskroen, enz (zie vorige: ten Heede) 102. Leen van 10 c 18 r nl. 4 cl6 r in eenen dryhouck voor t’hecken van den kerckhove van Suite oostwaert ende t’surplus bedraghende 6c2r in d’oosteynde vanden stucke lants twelcke licht noort vanden voorseiden kerckhove dat groot is 15 c 8 r ende sijnde d’ander 9c6r vanden eersten leene vanden heere grave van Mosschroen Bezitters: zie Ten Heede 124
103. Leen van 5 bu 13 c 20 r land en heide, eertyts toebehoort hebbende Jacop Caluw aert zuud straete van Saubeke naer Vyfve w tleen van vrouw Joosijne de gheselnede van Jhr. Pr Lanchals ende an syn selfs leen gheheeten de Heete Hofstede commende alsoo door tgroot stick tot an de straete commende van Cortryck naer Ghendt met den oostcante an fia n t van wylent Jan Allaert ende an fstraetken commende vanden lande ende loopende naer den Sultschen heede ende alsoo voorts over t’selve straetken en heede tot den volcommen vande voorschreven 5bul3c20 r ende heeft alsoo ghemeten ende ghescheen gheweest jeghens f voor schreven leen ter Heete hofstede by eenen ghesworen lantmeter ter causen eenen gheschille dat over langhen tyt gheweest hadde tusschen den heere van Wacken ende mijnheer Antheunis de Lu ter causen van dry leenen wylent toebehoort hebbende Laureyns Van Loo de twee ghehouden vanden heere van Wackene ende f derde vanden voorseiden mijnheer Antheunis ende welck gheschil gheapointeert wiert bij Meester Jan Dc Corte ende Meester Frodys beede advocaten inden raede van Vlaenderen soo dat tvoorseide leen van Jacop Caluwaert ende t’ghone dat nu behoort Mijnheer Philips van Lytkercke ligghende byde kercke van Suite 6bu groot ghehouden souden syn vanden voorseide heere van Wacken ende t'ghone van Heete Hofstede met seker landen ende meersschen liggghende inde Suite Meersschen ende daer ontrent vande voorschreven Mijnheer Antheunis de Lu. Dit leen van Jacop Caluwaert, overgegeven onder hof van Wakken op 26-2-1542. Relief: beste vrome van 3. In 1604 verheven door Joos Caluwaert fs Steven. a. Uutten voorschreven leene van Jacop Caluwaert is ghespleten een leen groot een half bu twelck Jan Vander Luyten vercocht heeft ten jaere 1618 an Willem Nuytens nu Pieter De Waele fs Gheleyn palende o tleen Pieter Vande Wiele z de Vrauw Marrens Straete w syn selfs n François Deseyn. b. Nog gespleten uit het voornoemde leen: 1 bu, door Jan Van Dale (Olsene) in 1546 gekocht van Joos Caluwaert fs Jacop. 1751: heer van Zulte koopt van graaf van Wakken - 26-2-1170 Sr. Frans Waliaert (bed. man) in naam van Jhr. Josephus Hieronimus Limnander, heer van Zulte c. Nog een leen in Zulte van 2 bu 33 r gespleten uit het voornoemde leen o de Waelstraete z Pr De Waele w Jan Louis de Wadripon en een straettjen ghenaempt t’Vrauwmartensstraettjen n advocaat Maesschalck nu dheer Pr Damman. Relief: beste vrome van 3. Gekocht door Jan Desimpel fs Jan, vanaf 1680 François Deseyn fs Jan by successie van zijn vader die kocht van Jan Vande Steene, hem 125
competerende causa uxoris Susanna Dekeyser fa Olivier - 11-3-1700 Adriaen Lessens, echtgenoot van Joosijne Desein fa Jan bij suecessie en verdeling ten sterfhuize van haar ouders, Jan Desein en Marie Martens - 11-10-1713 Joannes Lessens fs Adriaen (bed. man: Pieter De Sein fs Jan) - 13-11-1759 Judoca Lessens, oudste zuster van Jan (bed. man: Sr. Petrus Franciscus Derijm, Wakken) 104. Leen van 2 bu DEN VEN in Zulte aan de Lindeberch tot welcken leene behoort in renten eenen penning par. per jaar. Baljuw, schepenen ontlenen van Saubeke. Tol, vond, bg,13p. Wandelkoop (6,25 %) en dubbele doodkoop. Relief: beste vrome van 3. 1615 Don Ferdinande Basta, graaf van Hulst en Moeskroen, na zijn vaders dood - 29-1-1695 juffrouw Florence de Basta fa Niclais Ferdinand etc. zie ten Heede 105. Leen van 10 c meers in Zulte. Relief: beste vrome van 3. 1692 Mijnheer Jan de Bonnières, baron van Auchy, en zijn vrouw Marie Grisson - 29-1-1695 juffrouw Florence de Basta etc. zie ten Heede 106. Leen DE BERGHEN groot 4 bu land en meers bij de Saubeke en in de Wulfs Hoye in een leen van 6 bu in Zulte waarvan de 2 bu hierna vol gen. Vol relief. 1652 Anna Vander Luytten fa Jan, voorheen Antheunis Vander Luytten die kocht van Ghee- raert De Schepper - 1692 Mr. Guyllame Jacques de Rantre, advocaat in Valenciennes, erft van zijn nicht juffrouw Marie Théodore de Spira - 4-1-1714 Jhr. Anthone van Leemput koopt uit sterfhuis de Rantere - 16-2-1734 Jhr. Louys François Tiryn en zijn vrouw Jenne Pieternelle van Leemput fa Anthone - 11-1-1751 Jhr. Ignace de la Kethulle, echtgenoot van vrouw Thérèse Thiryn fa Louis Frans - 16-10-1779 Jhr. Ludovicus Desiderius de Ia Kethulle fs Ignace (Sint-Gillis-Waas). 2 bu leen in de vorige 6 bu. Relief van 5p. 1614 Roelant Jacopssens causa uxoris; 1692 Mijnheer Donato Max. Fr. Lanchals, gaende met de nieuwe leenen ghenaempt den Langhen Singhel; 29-8-1742 Jhr. Frans Jooseph Piers, hoer van Nieuwenhuyse, etc. bij successie en uitgroting - 27-10-1760 Jhr. Jean Charles Ignace Piers, heer van Walle - 26-10-1767 Jhr. Charles François Joseph Piers, heer van Walle fs Jean Char les. 107. Leen van 18 bu land, bos en heide D ’OUDE LEENEN in Zulte z den Sultschen Heede w de verre landen van Jan Cottins gheseyt vander Leye o een straete. Vol relief. 1652 douairière van Mijnheer Philips Lanchals, heer van Olsene - 19-4-1678 Mijnheer Donato Max. Fr. Lanchals, heer van Olsene - 29-8-1742 Jhr. François Jooseph Piers, heer van Nieuwenhuyse, etc. bij successie en uitgroting (cf. notaris Jacques Fr. 126
Michaëls, Gent, 1-3- 1742) - 27-10-1760 Jhr. Jean Charles Ignace Piers, heer van Walle, etc. erft na + - 26-10-1767 Jhr. Charles Fr. Joseph Piers, heer van Walle, etc. erft na + 108. Leen van 7 bu land, water en heide in Zulte o straetken vande kercke van Zulte naer Wareghem nevens den leene van Jacop Caluwaert commende van Jan Van Hee fs Laureins z de Cruisdooren w de lenen Jan Cottins en Willem Van Wanghele. Beste vrorne. Bezitters: zie d’Oude Leenen, behalve: dit leen heeft vele jaren gelegen aan de parochie voor de lasten en op 15-6-1746 (opnieuw bevestigd door graaf van Wakken op 26-2-1756) staat de graaf van Wakken toe het relief te veranderen in 10 p.p. op conditie dit leen gebracht te worden tot proffijt. 109. Leen van 5 bu heide, bos en water in Zulte op d’oostzijde van het leen d’Oude Leenen in Zulte een straete daertusschen west vanden leene Vincent Desmet z dreef van wijlen Arent Vanden Eynen Bezitters: zie vorige leen 110. 2 bu in Zulte, ghenaemt DE CO N IJN EW ARRA N D E ENDE CRUYSDOORNE, houdende ande straete van Saubeke naer Waregem. Half relief. Bezitter: graaf van Wakken. 111. 2 bu in Zulte ande straete die loopt vande capelle ten Daele naer Waregem. Beste vrome. In 1692 Mijnheer Jan de Bonnières, baron van Auchy, en vrouw Marie Grisson - 29-1-1695 juffrouw Florence de Basta fa Mijnheer Niclais Ferdinandus, barones de Gremaldi, bij successie van haar vader - 16-11-1713 mijnheer Robert François de Bet (?), echtgenoot van vrouw Camilla d’Ennetières bij huwelijksgift van haar vader Mijnheer Hypolitus d’Ennetières, graaf van Moeskroen, etc. - 1715 Jhr. Geron Sebastiaen Leminander koopt van baron de Beer - 9-8-1743 Jhr. Olivier Sebastiaen Leminander erft - 26-2-1770 Jhr. Josephus Hieronimus Adrianus Limnander 112. Twee gemeten in Zulte anden Varendt Moortput en ande straete di loopt van Saubeke naer Vyfve. Beste vrome. Bezitters: zie het vorige leen van 2 bu. 127
Dit is de grootte van eenen verdonckerden leene twelck in voorleden tijden eenen Jan Van Leyackere hielt groot 6 wagh caes. Relief van 6 waghen caes. 113. Twee bu ghenaempt DEN BERRENT in Zulte o den goede van de hoors wijlen Niclais Lanckbeen z straete vanden Sultschen Heede suytwaert ghenaempt de Waelstraete. Relief van lp . Op 22-4-1731: nu uytgeroden bosch. 1640 Jan Verrenne bij versterfte van Andries Verrenne - 30-12-1704 François Verrenne fs Jan bij successie van zijn vader - 6-5-1755 Sr. Joannes Van Renne, erfgenaam van zijn overleden vader - 26-8-1766 Judocus Van Renne, broer van Joannes - 26-8-1768 Joannes Cras (Zulte), die daer inne prealabelyck was gheerft, koopt. 114. Twee bu land ghenaempt DEN BERRENT in Zulte o Mijnheer Vandenberghe z Jan Peers w Joos Claus n de straete leedende van Wareghem voorby den Drooghen Boom naer d’h ofstede te Saubeke. Relief: 1 p. p. 1692 Sr. Jan Goossens fs Jaspaert (Gent) koopt van de weduwe en hoors Joos Bogaert fs Jan - 1694 Pieter François Goossens fs Jan erft - 26-1-1771 Andries De Clercq fs Everaert (Gent) erft van zijn moeder Catharine Goossens fa Pieter François - 17-10-1772 d’heer Joannes Cardon, koopman (Gent), koopt en erft van Andries De Clercq 115. Een bu heide in Zulte n de straete gaende naer Wareghem van Saubeke o leen van wijlen Jan Allaert z het ander leen. Beste vrome. Bezitters: zie leen van 2 bu. Een bunder wesende 1/3 van het leen van 3 bunder hiervooren vermeld. Beste vrome. Bezitters: zie leen van 2 bu. 116. Drie bu heide in Zulte o + z + n de straete w het leen van de heer van Olsene streckende lancxt de Wareghemstraete tot s’Papen Vyvere. Relief van 12 s. p. 1681 Pieter Vande Wiele fs Pieter erft van zijn moeder Marie Van Merhaghe, voorheen François Van Merhaghe causa uxoris Jaquemyne Mabbe - 18-3-1747 Jhr. Jeron Sebastiaen Leminander koopt - 26-2-1770 Josephus Hieronimus Adrianus Leminander erft 117. Drie bu heide in Zulte aen selfs heet aen beede syden vande straete gaende naer de Carrestraete. Relief van 12sp. Bezitters: vóór Jan de Bonnières in bezit van Jhr. Philips de Bonnières, die kocht van Joos Vander Bauwede
128
118. Twee bu in Zulte inden westhouck vanden Sultschen Heede o vorige leen w den Perck n Meerschbosch z de Eyerlanden. Relief van 12 s. p. Armendis van Zulte. 119. Zes bu in Zulte an t’Suyltsche Eedt, waarvan 5 vercijnsd werd met last van 1 kapoen per bunder, gelden in de renteboek van Saubeke. Relief van 1,5 pp. 120. Vier bu behuisde hofstede, land, bos en heide in Zulte w bos van wijlen Joos Ryckdom oost streckende naer de kerk. Hiervan werd 3 bunder vercijnsd: geldt 1 kip per bunder in de van Saubeke. Beste vrome. 121. Zes bu behuisde en beplante hofstede, grachten, water, land en heide “al in een afghebarremt” , n de straete cominende van Saubeke naer Vyfve hiermede gaende 3 of 4 c heet ligghende over deselve straete jeghens t’leen van Cottins o leen van vrouw Joosijne Quebius (x Jhr. Pieter Lanchals] z een ander straete commende uutte straete van Saubeke naer Wareghem ende loopende naer Vyfve w eenen voetwich die comt van Wareghem naer de kercke van Suite ende syn de voorseide 3 ofte 4c gheconverteerd in seyns geldende van heerlycke rente 6 d. par. Half relief. 1662 vrouw Jaqueline De Maesschalk kocht van Jhr. Joachem Marchand fs Jhr. Jacop, die erfde van zijn vader - 31-10-1680 Jan De Coninck fs Beernaert en juffrouw Jaquehne De Maesschalk 11-3-1700 dheer Pieter Damman fs dheer Gillis koopt van heer ende meester Thomaes De Coninck presbyter en Sieur Jan en Margriete De Coninck 6-5-1722 - Jhr. Jeron Sebastiaen Leminander koopt - 9-8-1743 Jhr. Olivier Sebastiaen Leminander erft - 26- 2-1770 Jhr. Josephus Hieronimus Limnander erft 122. Een bu in Zulte houdende an t’leen van 6 bu van Jan Cottins o mijnheer Maersschalck z den Parentbosch w syn selfs n heer van Zulte. Beste vrome. 1629 Adriaen Vander Brugghen fs Joos erft van zijn moeder Gelyne Damman - 26-2-1699 vrauwe Elisabeth van Cauteren, vrauwe van Campaigne in Harelbeke, koopt voor vierschaar van Zulte uit curatele van het sterfhuis Adriaen Verbrugghe - 15-7-1700 Jhr. Pieter Anthone Van Cauteren, heer van Nederbrakel, erft van zijn tante juffrouw Elisabeth van Cauteren - 2- 12-1749 Mijnheer Pieter Philippe François de Cassina, graaf van Wonsheim, etc., baron van het land van Boelare, etc. - 29-1-1773 Mijnheer Charles, graaf van Martesana en Wonsheim, ridder van het H. Roomse Rijk, baron van het land van Boelare, beer van Vlaanderen, etc. erft na overlijden van de minderjarige dochter van 129
graaf Louis de Cassina fs Mijnheer Pieter Philippe François de Cassina, graaf van Wonsheim - 30-7-1774 Joannes Démolie fs Philippe (Zulte) via Pieter Van Houtte die kocht in de openbare verkoping van de goederen van de Cassina. 123. Een bu in Zulte o hoors Pieter Cottens z de straete vande cappelle ten Dale naer Oudenaarde w + n heer van Zuite. Vol relief. 6-7-1678 Joos Vanden Berghe fs Guyllame erft van zijn vader - 1751 heer van Zulte koopt -26- -1770 Jhr. Josephus Hieronimus Adrianus Limnander 124. Een bu in Zulte o de straete loopende in Suite Meersch z + w + n syn selfs. Relief: niet ingevuld. 29-4-1683 Heindrick D ’hont fs Heindrick, procureur in de Raad van Vlaanderen, voorheen Joos Mestdach fs Joos - 11-3-1700 Dheer Pieter Damman fs Gillis koopt 6-5-1722 Limnander koopt. 125. Herberg met erf (2 c) op de plaetse van Zuite o het kerkhof en de plaetse ende herwich van Cortryck up Gehendt w de dreve leedende naer het Goet te Lake ofte casteel van Suite n het leen ten Heede. Vol relief. 1680 Joos Pappens, voogd met Jan d’Hoom, van François Deseyn, wees van wijlen Jan Deseyn fs Jan, die kocht van Joos Martens, die kocht van Gilhis Van Honacker - 30-9-1730 Philippus Jacobus Deseyn fs François erft - 12-6-1742 Joanna Theresa Deseyn fa Philippus erft 126. Twee bu heide in Zulte bij de straat van Saubeke naar Waregem. Half relief. In 1692 Jan Van Loo fs Vincent, voorheen Joosijne Vander Plancke SLOT: Er is ook nog een blijkbaar belangrijke heerlijkheid Wachene in Hofstade, bij Aalst, die geen eigen baljuw en schepenbank had, want ze was samengevoegd met de plaatselijke dorpsheerlijkheid. Anderzijds vinden we in Wakken als verreweg meest uitgestrekte heerlijkheid die van Rokegem, waarvan de naam teruggaat op de gelijknamige heerlijk heid in Sint-Maria-Horebeke, bij Oudenaarde25. De straat die afdaalt naast de kerk heet Rokegemstraat en leidt naar het nog protestantse kerkje met geloofsgemeenschap in het gehucht Corsele, een religieus reservaat uit de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). Grosso modo in de 14de-15de eeuw waren de weer gelijknamige heren van die Horebeekse heerlijkheid toen ook heren van het grootste rechtsgebied in Wakken,
25
De respectievelijke gemeenterubrieken in Hasquin H. (red.), Gemeenten van België. Geschiedkundig en administratief-geografisch woordenboek, Brussel, 1980, p. 404 en 1015.
130
dat ook soms “ten Ghehuchte” genoemd werd. Namen: 1366 Arnoud van Rokeghem fs Jan26 1387 Myn vrauwe van Masteyn over Janne van Rokeghem (heer van Kerkem) - 1439 Myn heere van Rokeghem, over mer vrauwen van Mastein, van zinen goede ten Ghehuchte, in Wackene - 1490 Myn heere van Rokegem, van zynen goet te Ghehuchte in Wackene27.
Ongetwijfeld hebben de Uuterswaenes (1391-1495), ook heren van het aanpalende Herdersem, toentertijd het met de dorpsheerlijkheid Hofstade verenigde rechtsgebied Wachene bezeten. Rokegem dan weer werd ook vaak Wakken-Buiten genoemd, dit in tegenstelling tot de dorpsheerlijkheid die dan als Wakken-Binnen betiteld werd. Stadsallures dus wel, dit alles zonder ook maar één stedelijk privilege, want een markt en schuttersgilde kwamen wel meer voor in onze dorpen. In Wakken wel al vanaf 1546 en ‘62 en we weten nu wie daarvoor gezorgd had. Vandaar ook de nog gebruikte zegswijze ‘“ t Sluit lijk Wakken” , voor iets dat niet klopt of sluit, want recht op vestingsmuren had Wakken uiteraard ook nooit gekregen. Je vindt nog wel eens een enkele Wakkenaar die zich de faam aanmeet van de vroegere vice-admiraals van de Vlaamse vloot (de Waterheren). Met een simpele oogopslag herken je die pseudo-heren gelukkig meteen, want ze lopen gewoon nààst hun schoenen. Ondertussen zijn zowel de Dentergemnaren, Markegemnaren, Oeselgemnaren als Wakkenaars allemaal samen al ruim een kwarteeuw “grote papeters” geworden.
Gesquière G, De roede van Tielt. Kasselrij Kortrijk (XIVde eeuw -1502). Heerlijkheden en lenen van het kasteel van Kortrijk en leenhof van Tielt, Diksm uide, (lie.) K .U . Leuven, 1982, p. 71. Ferrant J ., De Rekeningen der Kastelnie van Kortrijk, van 1387 tot 1790. Lijst der Edelen en Goede Lieden, bezitters van heerlijkheden in de Kastelnie gelegen van 1387 tot 1633, in Handelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Kortrjk, 1913, p. 245; Castelain R. , De Oudenaardse fam ilie van Rokeghem en haar bezittingen te St.-Maria-Horebeke, Kerkem, Cordes, Elsegem, Kluisbergen, M ullem en Vladso (14de tot 16de eeuw), in Handelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Oudenaarde, X X III (1986), p. 87-105.
131
BESCHRIJVING VAN DE WAPENS Harelbeke (van) Rietstap - deel 1 - p 8891 Flandre De gu. au chev. d'or gueule chevron Uuterswaene dit Mirabello Rietstap - deel 2 - p 957’ Brabant De gu. au lion d'or, arm., lamp. et cour. d'azur armé lampassé couroné Andries Rietstap - deel 1 - p 491 Bruges De gu. à trois flanchis d'arg., et une bord d'or argent flanchis = flanquis petit sautoirs dont on charge les pièces honorables2 Bourgogne comtes de Wacken Rietstap - deel 1 - p 271' Flandre Les armes de Bourgogne d'Amerval au chef de l’écu d'or Bourgogne écu: Aux 1 et 4 d'azur semé de fleurs-de-lis d'or; à la bord. comp. d'arg. et de gu.; Aux 2 et 3 bandé d'or et d'azur; à la bord. de gu. Sur le tout d’or au lion de sa., arm. et lamp. de gu. bordure sable Maldeghem (van) Rietstap - deel 2 - p 1361 Flandre 132
nobl. 21 juin et 20 août 1859 D'or à la croix de gu. acc. de douze merlettes du même, rangé en orle accompagné orle = rangé dans la direction qui est propre à l'orle1 2 Haudion Rietstap - deel 1 - p 9011 Brabant Comtes de Wyneghem, 30 juillet 1698 Comtes de Wacken, par héritage Aux 1 et 4 d'arg. à dix los. accolées et aboutées d'azur 3,3,3 et 1 Aux 2 et 3 faxcé d’arg. et de gu. de huit pièces, au lion de sa., arm., lamp. et cour, d'or, br. sur le fascé (1 et 4 = Haudion) (2 et 3 = Hoen de Hoensbroeck) losagne brochant losagne = pièce carrée2
Les anciennes armes de Flandres sont "gironnées de douze piches d'or et d'asur à ung escusson de geulle en la face de l'escu".
1
Arm orial Général précédé d'un dictionnaire des termes du blason - JB Rietstap - London - Heraldry today - 2nd édition - 1884
2
Dictionnaire de Renesse - Lexique Héraldique Illustré - Ja n van Helmont - Editions Ja n van Helmont - Louvain 1994
133
Frans Hollevoet
SPOKEN OP ALLERHEILIGENNACHT1852 Bij het overlopen van de â&#x20AC;&#x153; Gazette van Thieltâ&#x20AC;? van 1850 tot 1914 vonden we veruit het kraste verhaal op 7 november 1852. Hier volgt de hele tekst. Men schryft ons uit Schuyferscapelle : Gedurende den nacht tusschen Allerheiligen een Allerzielen heeft in eene gemeente, ruim dry uren van hier gelegen, een wonderbaer voorval plaets gehad. Een zot had zich in de kerk laten opsluiten. Wanneer het omtrent 11 ure geworden was, staet hy op, neemt vuer, ontsteekt al de keersen die stonden op de autaren, voor de standbeelden der heiligen, en op de lykbaer in het midden der kerk opgerigt. De kerk was ten schoonste verlicht. Van daer gaet hy naer de klok en begint met alle geweld te kloppen. De gemeentebewoners ontwaken, verlaten hunne rustplaets, begeven zich naer de kerk en stroomen dezelve in geperste menigte binnen. De dader had intusschen tyd voorzorg genomen van zich onder de lykbaer te verbergen. Een kwartier uers verliep. Nadat de eerst verbaesdheid had opgehouden; nadat al de comperen en commeren van het dorp hunne uitlegging wegens de zaek hadden gegeven, nadat men de kerk had rondgesnuffeld, de keersen uitgedoofd, en alles ten nauwkeurigste gesloten, gingen de ingezetenen vol van allerlei gedachten weder ter rust. Het was een ure na middernacht. Eensklaps begint de klok weder en feller dan te vooren alarm te kloppen, al de keersen en keerskens der kerk staen weder te branden en eene verdubbelde volksmenigte verhaest zich ter kerk. Deze mael waren de ongeloovigen in de allervolkomenste overtuiging dat er iets bovennatuerlyk omging. Een der voorname ingezetenen stelt aen de aenwezigen voor, van in de kerk te blyven, den kruis weg te gaen en het einde der zaek a f te wachten.
134
Zoo gezeid, zoo gedaen. De kruisweg begint en gaet in eenen langen en statigen droom voort. Maer ach hemel! de lykbaer komt in beweging, verheft zich in de hoogte, rigt zich al waggelende naer de kruisweggaenders en schynt deel van den stoet te willen maken. Deze mael, - men kan het ligt begrypen, - wordt de verslagenheid, de schrik algemeen. Elkeen neemt zyne beenen onder zyne armen en vlugt langs eenen kant. De wanorde kan niet beschreven worden. De zot intusschen was onder zyne baer gekomen, (want het was de zot die zich onder de baer verborgen hield en dezelve in beweging had gebragt) begon uit alle zyne krachten in de handen te klakken en de vlugtenden toe te roepen dat zy nog wat zouden ter school gaen om te leeren wat er van spooken is.
135
Uitvaartcentrum
DHONDT & BOCKELANDT Begrafenissen - Crematies - Funérarium Stationstraat 103 - Tielt Tel. 051 40 02 27 - Fax 051 40 56 27
Arti fleur Gery Rosselle - Carine Vercoutere Pittemsesteenweg 34-36 • 8700 Tielt Tel. 051 40 26 56 • Fax 051 40 72 52 E-mail: artifleur@skynet.be B espaar op U w b an k k o sten
M ET ONZE Z IC H T R E K E N I N C
Snijbloem en Planten Bloem binderij Handgebonden direct m eeneem boeketten Bloem enabonnem enten Verzorgd rouww erk Trouwruikers Kerkversieringen terrasplanten en -potten verhuur van planten Aanleg en onderhoud van plantenhoekjes
fa*) S ta n d a a rd ü J Boekhandel
- G R A T IS b a n k k a a rte n - G R A T IS ch eques - Alle b a n k v e rric h tin g e n G R A T IS
Kortrijkstraat 26 8700 Tielt IE P E R S T R A A T 8 - T I E L T - 0 51 4 0 3 9 53 V I N K T S T R A A T 5 - A A R S E L E - 05 1 63 6 7 10 A T e K a b v b a - T a n g h e K ris
jJfcARGENTk u w O D o e lf ie v o o r a e a o r s f
tel. 051 4 0 45 91 fax 051 4 0 7 4 34 sb. tie lt @ sta n d a a rd b o e k .c o m w w w . sta n d a a rd b o e k h a n d e l .be
D LE COMPUTERS
Vredestraat 20 8700 TIELT Tel. 051 40 61 93
bvba Drukkerij Desmet-Dhondt, Wakken
Loot&ihuUe.
'Rateliruj
JtraeXtJ* odTotraett ^^CaeneaA
_ _ ^ X j W " " v e r ‘[
^m e^/ietu (. iw l^can^uA
-
?oe/woorn
\y ^ i
1 - T-IIIKI
" 'W
)/.
Je r u v le
i>rleep/uH^ ^S^Sêr^e^pM,
(ProûtlD viaerRout
t’hujerii. ? ramei/dt/fSA I / C-- " U^J
f'Harkt’ ifhi
J^kx:Q{
'erdebeke
I
Jiïm*rbruyqe
x \ j \ W Waeker ^/yrjf^'as^>ei[9^}ru99e }y fd c Abee/e i l
lm u n s te r
t flnmbudt’k
etteren Leht/e/et/e
De Roeôe m Treft Driemaandelijks heemkundig tijdschrift 34ste jaargang, nr. 3 —jufi - augustus - september 2003 Afgiftekantoor 8700 Tielt
Tel. 051 40 1 1 76
W Kasteelstraat 149 8700 Tl ELT
^ ié^ R I E S &
drankêN
Tel. 051 40 18 23 Fax 051 40 51 93 w w w .d e m e ib l o e m .b e
VERNIEUWEN EN HERSTELLEN VAN ZETELS, SALONS, STOELEN EN ZITBANKEN
Oude Stationstraat 142 8700 Tielt (aan het station) Tel. 051 40 64 35
A LG EM EN E E L E C T R IC IT E IT bvba Debusschere
d
E.&L.
Bruggestraat 43 - 8700 TIELT Tel. 051 40 07 15 Fax 051 40 73 37 GSM 0475 32 77 08
BOUCKAERT D AN IEL Félix D'hoopstraat 33 8700 TIELT Tel. 051 40 42 30
ir.
Privaat- en industriële installaties Laagspanningsinstallaties Domotica Studie - Advies - Uitvoering
De Roede Driemaandelijks heemkundig tijdschrift voor de gemeenten van de vroegere roede van Tielt: Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem en Zwevezele 34sle jaargang, nr. 3 - juli - augustus - september 2003 Wettelijk depot - BD 25413
De Roede van Tielt
Inhoud
Gesticht op 28 april 1970
Michaël Delange Onsuccesvol jong boefje uit Wakken (1741) p. 139-141
Lid van het West-Vlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde
erevoorzitter: Paul Vandepitte, voorzitter 1970-2000
Voorzitter en verantwoordelijk uitgever: Michaël DELANGE Veldstraat 96, 8780 Oostrozebeke Tel. 0474 43 73 01 E-mail : delange.michael@tiscali.be
Ondervoorzitter: Paul CALLENS Waterstraat 18, 8740 Pittem Tel. 051 46 71 90 E-mail : pinl8290@pi.be
Secretaris-penningmeester: Philippe DE GRYSE Stoktmolenstraat 32/3, 8700 Tielt Tel. & Fax 051 40 18 38
Michaël Delange Oostrozebeekse Zwevezelenaar verongelukt in Ingelmunster (1768) p. 142-144 tAndré Demeulemeester Pittems pastoor ontevreden over school bestuurder (1894-1908) p. 145-154 tAndré Demeulemeester Bisschop Waffelaert ongerust over een kern van Daensisten in Pittem (1897) p. 155-158 Anne-Greet Denolf ‘Arm Vlaanderen’ - Demografische aspecten van de crisisjaren 1840 in Aarsele p. 159-164 Roger Janssens Het verhaal van Julien Maes en Roger Blondeel uit Aarsele p. 165-170 Patrick Maes Medische hulpverlening aan arme lieden in Oostrozebeke (1735) p. 171-172 Rudy Verbrugghe The promised land
p. 173 - 184
Redactieraad : Jaak Billiet, Johan Buyck, Paul Callens, Philippe De Gryse, Michaël Delange, Frans Hollevoet, Thijs Lambrecht
Auteurs : t ANDRÉ DEMEULEMEESTER ANNE-GREET DENOLF Jules Van Ooststraat 2, 8700 Aarsele ROGER JANSSENS Kouterlosstraat 90, 9800 Deinze PATRICK MAES Noordabeelstraat 33B, 8830 Gits RUDY VERBRUGGHE Heilig-Hartstraat 8, 8520 Kuurne
“ De Roede van Tielt” verschijnt viermaal per jaar. De lidmaatschapsbijdrage is € 17,50 voor gewone leden, € 35 of meer voor ereleden, over te schrijven op het bankrekeningnummer 467-9350801-88 van De Roede van Tielt, Stoktmolenstraat 32/3, 8700 Tielt. Er worden geen losse nummers verkocht. Bijdragen worden aan de redactiesecretaris bezorgd. Elke auteur heeft recht op tien exemplaren van het tijdschrift met zijn bijdrage. Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in “ De Roede van Tielt” mogen slechts overgenomen worden na de uitdrukkelijke toestemming van de redactie.
138
Bibliotheek & fototheek : Beernegemstraat 5, 8700 Tielt open elke zaterdag, lOuOO - llu30 of na afspraak
Cartotheek : Hazelaarkouter 60, 8700 Tielt, na afspraak. Kaft: detail van de kaart “ District van Thielt (West-Vlaanderen). Bevat 1 stad, 17 gemeenten en 63.986 zie len ” (ca. 1825) (verz. Paul Vandepitte)
Michaël Delange
ONSUCCESVOL JONG BOEFJE UIT WARREN (1741) Op dinsdag 25 april 1741 werd bij Renier Van ter Wynghe (Wakken) ‘ingebroken’ waarbij de dieven er met de volgende buit vandoor gingen: wolle ende ondergoeden bestaende in eenen justacorp ende veste treckende op coleur groenachtigh, de veste met silvere trecnoppen, een swarte trippen bronck afgeset met gollon, eenen anderen justacorp van grijsde laecken, eenen hoet, een witte spinaele consse ende een handtschoe ende eenen copperen haecker. De eigenaar zag zijn spulletjes echter snel terug. Joannes De Bo, de sergeant van de heerlijkheid Ter Mandei (in SintBaafs-Vijve), kon ze in ‘De Dry Connynghen’ gaan ophalen. Deze herberg in de uiterste noordoosthoek van Sint-Baafs-Vijve lag aan de andere kant van de Mandei, op minder dan een kilometer van Wakken, niet ver van de plaats van het misdrijf dus. Wat was er gebeurd? Rond vier uur ’s namiddags waren de echtgenote van Joannes Tack en haar twaalfjarig zoontje Joannes bovengenoemde herberg binnengestapt, met een grote zak bij zich (gelaeden met eenen sack ofte paccage). Er zaten kleren in van de zoon van Renier Van ter Wynghe, zo zegde ze tegen de waard en zijn vrouw, zijnde Joannes Stolpaert (ook: Tolpaets, Tolpaert, Stoolpaert) en Barbara Therese Van Houtte. Zoontjelief had ze gepikt van op den hoven aldaer. Ze hadden de buidel eerst thuis verborgen, maar het was daar te link geworden na het gerucht van een mogelijke huiszoeking. Moeder Tack toonde blijk baar geen schroom om het familiemisdrijf aan Stolpaert te vertellen. Misschien was ze er zelfs trots op en/of was de herbergier ook van geen kleintje vervaard? Of was ze radeloos, naïef, want ze vroeg vervolgens aan Stolpaert of ze de zak bij hem mocht verbergen: Leght hem op den solder. Cont gijle(n) swijghen? Wij sullen wel swijghen. Stolpaert had er geen enkele moeite mee en verborg de bewuste zak op zijn zolder. Moeder Tack zou hem die nacht, wanneer alles wat bekoeld zou zijn, komen oppikken. Moeder en zoon Tack verlieten daarop ‘De Dry Connynghen’, maar kwamen kort nadien al terug1, een uur later gevolgd door Joannes Tack Een mogelijke verklaring voor deze spoedige, anders nogal eigenaardige terugkeer kan misschien afgeleid worden uit de volgende alinea.
139
senior, d.i. vader Tack. Die verkocht zijn zoon en zijn vrouw enkele rake klappen en schreeuwde: Waerom hebt gild(er) dat goet gestolen en(de) veetransport? Ghij sait noch maecke(n) dat wij al aen de galge sullen waijen! En daar had Tack senior helemaal geen zin in, dus ging hij naar de zak op zoek, denkelijk om hem terug te bezorgen aan de rechtmatige eigenaar. Onder vloucken en sweiren zat zijn zoon hem achterna en gaf hij - let wel: hij is nog maar twaalf! - zijn vader een vehementen stoodt op de borst... dat hij ter aerden is neergevallen. Die krabbelde recht en stormde in groote coleire zijn zoon achterna, een mes in de hand. Stolpaert kon het hem echter afnemen, waarop vader Tack kort nadien uit de herberg is vertrokken, segghende sijnen sone te sullen overgeven in dhanden van justitie. Tack junior heeft overigens ook de herbergier bedreigd: indien hij iets over dit ganse voorval of over de zak gestolen goed zou gaan zeggen aan sieur Alexander de Rijm, de baljuw van Wakken, dan zou het hem berouwen. (Twaalf jaar oud!) Baljuw De Rijm had ondertussen echter twee rechtsofficieren achter de dieven aan gestuurd: Carel Vermeersch, sergeant van het graafschap Wakken, geassisteerd door zijn bovengenoemde collega uit Sint-BaafsVijve. Waarom die er ineens aan te pas kwam, was te wijten aan Barbara Therese Van Houtte: de herbergierster was zo snel ze kon naar de baljuw in Wakken gelopen om er de Tacks te gaan aangeven. Daarop had De Rijm door Vermeersch er De Bo laten bijhalen, tenzij hij al ter plaatse was om hulp te bieden bij het onderzoek. Dit lijkt ons niet onwaar schijnlijk, want de beste (snelste) vluchtweg uit Wakken is die naar Sente Baefs. Een rechtsdienaar uit Ter Mandei was overigens ook nodig, want die heerlijkheid lag buiten de jurisdictie van De Rijm. Beide sergeanten stapten ‘De Dry Connynghen’ binnen en hadden geluk, want een van de verdachten bevond er zich nog. Meer nog, zoon Tack deed niet de minste moeite om het misdrijf te loochenen. Hij ging onmiddellijk door de knieën en badt van hem niet te willen beclappen nochte accuseren nopende de goederen aldaer versteken. Waarom zette hij nu geen grote bek meer op? Onder indruk van het ‘politievertoon’ of was hij toneel aan het spelen? Vanzelfsprekend lieten beide rechtsdienaars zich niet vermurwen en arresteerden ze de snotaap; de goederen werden in sequester geplaatst. Moeder Tack had zich ondertussen verschanst in de kelder, maar kwam er te langen laatste toch uitgekropen, geheel beschaempt. Ze zei dat sulcx voorengevallen was wel wetende met wat foutten haeren man voorgaendelijck geaccuseert hadde geweest. Voor de goede lezer: ze probeerde dus de schuld van haar zoon af te wentelen op haar echtgenoot, die blijkbaar een al dan niet terechte voorgeschiedenis
140
aan de andere kant van de wet meesleurde. Ging ze verder op het Êlan van haar (hypothetisch) huichelende zoon? Wie zal het zeggen: de ver klaringen van de waard, waardin en Wakkense sergeant zijn de enige waarover we kunnen beschikken en laten veel aan de verbeelding over2. Welk juridisch staartje dit misdrijf heeft gehad, konden we spijtig genoeg nergens achterhalen.
Rijksarchief Kortrijk, Fonds Descantons de Montblanc, nr. 10086.
Michaël Delange
OOSTROZEBEEKSE ZWEVEZELENAAR VERONGELUKT IN 1NGELMUNSTER (1768) Op donderdag 28 juli 1768 reed Josephus Desmedt uit Zwevezele met zijn paardenkar op de heirweg van Brugge naar Kortrijk. De man moest op deze zomeravond samen met zijn twee knollen een lading hout naar Doornik voeren. Maar het was al laat, bijna tien uur. Hij was moe, zijn paarden hadden dorst en ze verdienden wel een kleine rustpauze. Hij had toch al een heel eind afgelegd, dus een kort oponthoud kon hij zich wel veroorloven. Hij besloot even te rusten in ‘Den nieuwen Santbergh’ (ook: ‘Den lesten nieuwen Santbergh’) langs de huidige Bruggestraat te Ingelmunster, op een kattensprong van de kerk, d.w.z. op naar schatting 450 seconden er vandaan1. Herbergier Rogier Samyn lijkt Josephus te hebben herkend, verwelkomde hem vanop een afstandje en ging binnen alvast een frisse pint voor zijn gast schenken. Joseph steeg af en leidde zijn paarden naar de drinkbak. Vooraleer naar binnen te gaan, wilde hij toch nog eens kijken of het voer hout wel nog goed vastgesjord zat. Maar toen sloeg het noodlot onverbiddelijk toe: hij verloor zijn evenwicht en viel van bovenop de kar pardoes op de harde kasseien! Jésus Maria, ick vallei2 hoorde men hem nog gillen. De twee jonge zusjes Vynckier, Catharina (20 jaar) en Marie Joanne (19), zagen het min of meer gebeuren vanuit het portaal van de herberg. Jésus Maria! Ze hadden hem net nog willen vragen of ze soms zijn paarden mochten voederen. Catharina en haar zus liepen naar de ongelukkige toe. Op het eerste gezicht dachten ze dat hij dood was. In paniek werd Rogier, huysm(eeste)re van Catharina, erbij gehaald. Die heeft Joseph, slechts buiten westen, onmiddellijk opgerecht. Eens terug bij bewustzijn verklaarde het slachtoffer heel qualijck te sijn, het warm te hebben - ick hebbe soo heet - en zei hij : lek hebbe groot seer in mijne handen & ick hebbe een bulle van achter op mijn hooft die mij seer doedt. Maar het was al bij al niet zo erg, zei hij. Hij zou gewoon een half uurtje ter plekke blijven liggen totdat hij zich terug in orde voelde om vervolgens zijn weg verder te zetten. 1
Rijksarchief Kortrijk, Fonds Bruine Pakken, nr. 6163: Ingelmunster, f. 2r.
2
Alle citaten, tenzij anders aangegeven, uit: R .A .K ., Fonds Descantons de Montblanc, nr. 985.
142
Maar Rogier vertrouwde het helemaal niet: Gij en moogt hier niet blijven ligghen! Hij wou er de chirurgijn en zelfs de pastoor bij halen om Desmedt te berechten. Zeker was zeker! Hij voelde immers op Josephus’ achter hoofd een joekel van een buil, eene bledtsure waer uyt een weynigh bloedt was commende... waer inne hij Desmedt seyde geen seer te hebben. Gelogen natuurlijk (zie zijn uitspraak van daarnet). Het voorstel werd door het slachtoffer vriendelijk geweigerd: het zou zo ook wel gaan. Trouwens, Joseph had helemaal de tijd niet om op een dokter, laat staan op een priester te wachten: hij moest naar Doornik, en zo snel mogelijk! Hij had nu al tijd genoeg verloren. En Desmedt bleef er maar over door drammen, zodat de herbergier zijn pogingen om hem te overhalen, opgaf. Maar de Zwevezelenaar bleek uiteindelijk toch niet in staat om zijn transport verder te zetten... Met assistentie van andere persoonen3 hebben ze de gewonde dan - al dan niet tegen zijn zin - binnenshuis gebracht en op een bed gelegd, in een camerken annex aen de saytcamer. Na een uur of twee, drie had hij de slaap kunnen vatten, maar eens wakker, bleek hij uyt verstaat... gevallen. Rond een uur of vier ’s ochtends werd Samyn door zijn dienstmeid Catharina bij het ziekbed geroepen. Geeft mijn peerden nogh wat eten & drincken! Ick moet haest vertrecke(n) naer Doomijck! had hij tegen Marie Joanne geijld. Zowat zijn laatste woorden, zo zou blijken: onmiddellijk daarop verloor Desmedt opnieuw het bewustzijn, om alsoo sonder spraecke te blijven liggen. Hij zou nooit meer wakker worden. Twee dagen later, op zondag 31 juli rond elf uur ’s morgens, overleed hij4. De geboren Oostrozebeekse zestiger uit Zwevezele liet in het laatstgenoemde dorp Maria Schoonbaert als weduwe achter, na een huwelijk van 34 jaar5. Zij zou hem twee jaar later in de dood volgen6. Volledigheidshalve geven we nog de doodsoorzaak mee volgens de Izegemse (geboren Ardooise) dokter Martinus Ignatius Van Canneyt en
Uit de verklaringen van de zusjes Vynckier en Samyn blijkt wel degelijk dat laatstgenoemde Joseph Desmedt niet zelf heeft gedragen, of zeker niet alleen. [Samyn] heeft hem doen draeghen, liet Marie Joanne griffier Libbrecht van de schepenbank optekenen. 4
De overlijdensakte in de parochieregisters vermeldt eigenaardig genoeg 30 juli als datum van over lijden, terwijl dit zeker niet klopt. De leeftijd van Josephus Desmedt ex Roosebeke, sed parochianus in Sweveseele qui hic subito obiit, wordt er wel correct geschat op 70 circiter annorum (Rijksarchief Beveren-Waas, Parochieregisters Ingelmunster, nr. 9 Overlijdens 1630-1779, f. 231).
5
R .A.B .W ., Parochieregisters Oostrozebeke, nr. 19 Dopen, 1705-1744, f. 1373r (°31.01.1708, als zoon van Carolus en Catharina Legrain) of f. 1380r (Antonius Josephus, °16.08.1710, als zoon van Carolus en Joanna Sabbe); Parochieregisters Zwevezele, nr. 8 Huwelijken 1716-1760, f. 17.
6
R .A .B .W ., Parochieregisters Zwevezele, nr. 13 Overlijdens 1742-1796, f. 147.
143
de Ingelmunsterse (geboren Oostendse) chirurgijn Franciscus Vande Weghe die de lijkschouwing op Desmedt uitvoerden: dat de schotel van het hooft ghebosten was in vier quaertieren (een fatale schedelbreuk dus].
144
tAndré Demeulemeester
PITTEMS PASTOOR ONTEVREDEN OVER SCHOOLBESTUURDER (1894-1908) Op 24 november 1894 werd Juliaan Claerhout1, sedert 23 september 1889 onderpastoor in Sint-Denijs, door Mgr. Petrus De Brabandere tot directeur van de Aangenomen Jongensschool aan de Doelstraat in Pittem benoemd2. In de officiële Acta van de pas sedert 18 mei 1894 aangestelde toen 66-jarige bisschop De Brabandere staat de benoeming van de geleerde oudheidkundige, toponymist en taalkenner Juliaan Claerhout als volgt geboekstaafd: Mgr. de Bisschop heeft dhr. Jules Claerhout, onderpastoor in Sint-Denijs, benoemd tot Directeur van de Lagere School in Pittem3. In zijn nieuwe bediening volgde de toen 35-jarige Claerhout de hoofdonderwijzer Edward Joye (°Rumbeke, 23.07.1829 - tPittem, 27.02.1910) op, die toen 65 jaar was geworden en die taak op een bijzonder verdienstelijke manier had waargenomen sedert 15 januari 1853, dus gedurende 41 jaar. Die benoeming was duidelijk een ingreep vanwege het bisdom (De scholen van Pittem werden door het bisdom gereorganiseerd. Een priester is er als Directeur benoemd4.) en bovendien een primeur en een eenmalig feit: in het verleden had nooit een priester aan het hoofd van die onderwijs instelling gestaan en na Claerhout - dus van 1908 tot 1 oktober 1984, datum waarop de jongensschool zou ophouden te bestaan als zelfstandige school door samensmelting met de meisjesbasisschool der Zusters van Maria - kwam er geen priester meer aan het hoofd ervan te staan.
1
Juliaan Claerhout, geboren in Wielsbeke op 9 december 1859, werd tot priester gewijd in 1883 en was nadien achtereenvolgens leraar aan het Tieltse Sint-Jozefscollege (1884-1887], hulpsurveillant in het pensionaat van het Sint-Jozefinstituut te Torhout (1887-1889), onderpastoor van Sint-Denijs (1889-1894), directeur van de Aangenomen Jongensschool te Pittem (1894-1911) en van 1911 tot zijn overlijden op 12 februari 1929 pastoor van Kaster. In 1921, wanneer hij tot ridder in de Leopoldsorde geslagen werd, was hij ook de tweede voorzitter geworden van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Kortrijk.
2
Geboren te Ooigem op 25 september 1828, overleden te Brugge op 21 maart 1895.
3
Bisschoppelijk Archief Brugge (B.A.B.), B 156: Acta De Brabandere, 24 november 1894. Wij ver taalden uit het Frans. Voor het curriculum vitae van Juliaan Claerhout vóór die datum, zie: Jaarboek Bisdom Brugge, Brugge, 1930, p. 168, nr. 4. Op diezelfde dag overleed in Menen, 61 jaar oud, kanunnik Hendrik Delbar, pastoor-deken aldaar, studie- en seminariegenoot van de Pittemse pastoor Karel-Lodewijk Verschaeve.
4
Archief Generaal Huis der Broeders Maristen (Rome) (A .M .R .): brief van broeder Valentin (niet nader geïdentificeerd) aan de Algemeen Overste van de maristen, 25 oktober 1895, vertaald uit het Frans. Die brief komt verder nog ter sprake.
145
Juliaan Claerhout
Aan de bijzonder knappe en onderlegde priester Juliaan Claerhout heeft Jan Persyn in 1975 een omvangrijke studie gewijd5. De Pittemse periode in het leven van Claerhout beslaat 44 bladzijden. Als men de levens beschrijving aandachtig leest, valt het op dat er nergens sprake is van de parochiepriesters die toen in Pittem de dienst uitmaakten. Als we ons beperken tot de periode 1891-1901 - dit is het pastoraat van KarelLodewijk Verschaeve - waren dat pastoor Verschaeve, de onderpastoors Benedikt Pierret en Edward Delanote, en de hulppriesters in dienst van de ziekelijke pastoor Verschaeve, namelijk Remi Nauwynck, Ivo Spincemaille en Remi Top6. Er waren blijkbaar ook geen contacten met de toen pasgewijde priesters-Pittemnaren Jules Joye, Jozef Joye en Hendrik Blondeel7. Persyn wijst op de vervreemding en vereenzaming waarin de archeoloog-publicist Claerhout in Pittem verzeild geraakte, omdat de volksmensen (en wellicht ook de medepriesters) zijn geestelijke activiteiten en geschriften niet konden begrijpen of volgen en dus even min waarderen8. In het Pittem van die tijd blijkt Claerhout niet veel ‘bevestiging’ te hebben ontvangen. Had het bisdom een gelukkige oplossing gekozen door deze priester aan het hoofd van de Pittemse jongensschool te plaatsen? Karel-Lodewijk Verschaeve, pastoor in Pittem van 2 april 1891 tot aan zijn overlijden op 29 mei 1901, de hekkensluiter, d.i. laatste pastoor van 5
Persyn J . , Juliaan Claerhout. Gemiste kans o f menselijk tekort?, Antwerpen-Amsterdam, 1975. Zie ook: Persyn J . , Claerhout Juliaan , in: Nationaal Biografisch Woordenboek, Brussel, 1968, deel 3, kol. 152-158, en De Gryse P h ., Streekgenoten met de pen, in: De Roede van Tielt, XV, 1984, nr. 34, p. 27.
6
Benedikt Maria Edward Pierret, geboren te Veurne op 14 augustus 1853 en overleden als pastoor van Haringe op 30 juli 1919, was onderpastoor in Pittem van 27 december 1887 tot 19 oktober 1904. Hij werkte voordien leraar aan het Klein Seminarie in Roeselare en had daar als superior Hendrik Delbar, studie- en seminariegenoot van pastoor Verschaeve, gehad. Edward Amand Delanote, geboren te Haringe op 25 oktober 1854 en overleden te Poperinge als rustend pastoor van Leisele op 26 oktober 1934, was onderpastoor in Pittem van 12 maart 1894 tot 6 november 1901. Remi Constant Nauwynck (°Torhout, 16.04.1867 - tTielt, 26.05.1940) was hulppriester in Pittem van 14 november 1893 tot 19 januari 1898, de dag van zijn benoeming tot onderpastoor in Harelbeke, een bediening die pastoor Verschaeve destijds ook had gehad. Ivo Alfons Spincemaille, geboren in Tiegem op 5 november 1869 en overleden als pastoor van Brugge (H. Magdalena) op 6 december 1937, was hulppriester in Pittem van 24 januari 1898 tot 26 juni 1900. En ten slotte Remi Henri Corneel Top (°Beveren-aan-de-IJzer, 25.01.1874 - tZuidschote, 24.04.1930) was hulp priester in Pittem van 8 juli 1900 tot 26 juni 1901 (cfr. Top-Seys E ., D e fam ilie Top, 1629-1967, Langemark, 1967, p. 5). De hulppriesters Nauwynck, Spincemaille en Top woonden in bij de pastoor in de pasto-rie die in 1943 werd gesloopt.
7
Jules Karei Maria Jo zef (°Pittem, 04.05.1868 - tPoperinge, 11.07.1940) en Jozef Achiel Robert Maria Joye (°Pittem, 17.07.1872 - tHandzam e, 10.10.1961) waren de zonen van Edward Joye, Claerhouts voorganger in de Jongensschool. De scheutist Henri Jo zef Jules Blondeel, geboren in Pittem op 29 januari 1874, overleed op 8 november 1950 in Mont-Saint-Guibert (Waals-Brabant) 08.11.1950 (cfr. De Gryse P h ., o .c., p. 18).
8
Persyn J . , o .c., p. 92.
147
Carolus-Ludovicus Verschaeve
de negentiende eeuw in Pittem, dacht duidelijk dat die oplossing niet gelukkig was. Op 29 december 1900 schreef hij een lange brief aan de Broeder Algemeen Assistent van de Broeders Maristen te Saint-DenisLaval (Frankrijk), waarin hij voor de tweede keer aan de oversten van die congregatie met aandrang vroeg dat de Broeders Maristen, in Pittem gevestigd sedert 8 december 1895, de leiding van de Pittemse Aangenomen Jongensschool op zich zouden nemen9. Die brief werd nooit eerder in extenso gepubliceerd (cfr. infra: bijlage). Dat hij met zijn verzoek toch overduidelijk inging tegen het bisschoppelijk beleid, leek hem niet echt een zorg. Hij zou te gelegener tijd wel overleg plegen met de bisschop... De ziekelijke pastoor zou evenwel de verwezenlijking van zijn vurig verlangen niet meer beleven: hij overleed vijf maanden later. In feite zal het plan nooit een uitvoering krijgen. Eerst geven we enkele meer nauwkeurige gegevens over die pastoor, daar na wat achtergrondinformatie over zijn toch heel verrassend schrijven. Karel-Lodewijk Verschaeve werd geboren in Ardooie op 9 oktober 1831 als zoon van Bruno Francis (°Izegem, 27.06.1804 - tArdooie, 11.02.1889) en van Barbara Bourgeois (Ardooie, 02.05.1798-16.04.1851)10. Hij liep school aan het Klein Seminarie van Roeselare met als superior J .J. Faict, de latere bisschop van Brugge. Voor Verschaeve, die priester wou worden, schreef Faict op 14 augustus 1853 de Litterae testimoniales11. Verschaeve studeerde in Roeselare tijdens het schooljaar 1853-1854 aan de afdeling Wijsbegeerte die toen 24 leerlingen telde.12 Op 17 april 1854 schreef Faict een tamelijk gunstig verslag over de filosofiestudent.13 Tussen maart en augustus 1854 kregen die studenten les plantenkunde van de jonge
9
Een antwoord op de brief d.d. 29 december 1900 (bewaard in A .M .R .) is niet teruggevonden. Al einde 1899 had broeder Ansbert Debeer uit Godewaarsvelde (Frans-Vlaanderen), overste van het juvenaat van de broeders in Pittem van september 1896 tot september 1909, zich op aanvraag van pastoor Verschaeve tot het Algemeen Bestuur gewend, meer bepaald tot de Algemeen Assistent, in verband met de Pittemse Jongensschool. Deze brief is ook niet teruggevonden en evenmin het antwoord van de Assistent aan Br. Debeer.
10 Van Acker L ., De fam ilie Verschaeve te Ardooie, in: Biekorf, jg. 55, 1954, p. 231-239; idem, Verschaeve en Ardooie, in: Verschaeviana, deel 2, aflevering 3, 1980, p. 259-274. 11 B.A.B., superior Faict aan Mgr. Malou (vertaald uit het Latijn): 'Verschaeve Karei: Vermogen: goed. Zeden en inborst: goed. Lichamelijke gebreken: geen. Reputatie van de ouders: goed. Studeerde 6 jaar in Roeselarel (14 augustus 1853). Op het toegangsexamen tot de afdeling Wijsbegeerte, dat plaats had in Roeselare op 20 augustus 1853, behaalde Verschaeve de vijfde plaats op 22 mededingers (B.A.B.). B.A .B ., Superior Faict aan Mgr. Malou (vertaald uit het Frans): Verslag over de hh leerlingen van de afdeling Wijsbegeerte, wintersemester. Schooljaar 1853-1854 bevat de beoordeling over 22 studenten, in alfabetische orde gerangschikt. 13 Ibidem (vertaald uit het Frans), 'Verschaeve Karei: karakter: goed. Een beetje wispelturig. Vroomheid: zeer stevig. Regelmatigheid: voldoende. Ijver: voldoende. Roeping: vaststaand. Bijzondere vermelding: gaat weinig om met de leerlingen uit andere afdelingen dan de Wijsbegeerte. '
149
Guido Gezelle. Verschaeve trad vervolgens binnen in het Groot Seminarie in Brugge op 26 oktober 1854 en werd er met tien anderen tot priester gewijd op 19 december 185714. Enkele weken voordien, op 23 november, had hij zijn benoeming gekregen als leraar aan het SintVincentiuscollege in leper. Hij zal er ruim acht jaar blijven, eerst als bewaker, nadien als leraar wiskunde, geschiedenis, aardrijkskunde, Frans, Nederlands en ten slotte als ‘professor der twee figuren’ (d.i. het zesde en vijfde Latijnse volgens de vroegere benaming).15 Op 8 februari 1866 werd Verschaeve door Mgr. Faict benoemd tot onder pastoor in Harelbeke, een parochie van 5660 zielen in de dekenij Kortrijk. Op 1 mei 1874 was hij in zijn geboortedorp doopheer van zijn neef Cyriel Verschaeve. In september 1875 kreeg hij de Menenaar Edward Verraes als pastoor, die later als pastoor-deken van Tielt weer zijn overste zou worden16. Op 8 januari 1879 werd Verschaeve benoemd tot pastoor van de onlangs opgerichte O.-L.-Vrouweparochie in Roeselare17. De aanstelling had plaats op 3 februari 1879 en Hendrik Delbar, superior van het Klein Seminarie in die stad, een seminariegenoot van Verschaeve, greep onmiddellijk naar de pen: ‘De aanstelling van dhr. pastoor van Onze-Lieve-Vrouw is gisteren gebeurd met grote plechtig heid. Heel de Spanjewijk [Oost-Roeselare of over-statie] was prachtig versierd. Het weer heeft spijtig genoeg de goede wil van de parochianen parten gespeeld. Heel Roeselare juicht met één stem de benoeming van dhr. C. Verschaeve als pastoor van Onze-Lieve-Vrouw toe.’18 Verschaeve heeft zich op deze parochie zeer verdienstelijk gemaakt19. In 1888 bood Mgr. Faict hem de pastorie van Nieuwpoort aan, maar Verschaeve weigerde om de zeelucht20. In 1891 raakte pastoor Verschaeve in de clinch
14 Naast Verschaeve waren dat Amand Dambre, Hendrik Delbar, Karei De Wulf, Pieter Liénard, Leopold Sengier, Karei Van Baeckel, Leo Van de Walle, Ferdinand Van Hollebeke, Amand Van Hooren en Constant Van Zieleghem [Almanach der bisdommen van Gent en Brugge, jg. 1858, p. 178). 15 Dit blijkt uit een nauwkeurig onderzoek van de jaarboeken van het bisdom Brugge voor de periode 1857-1866. 16 Edward Verraes, de grote vertrouwensman van Mgr. Faict: geboren in Menen op 5 maart 1829, pastoor van Harelbeke vanaf september 1875 tot aan zijn benoeming tot pastoor-deken van Tielt op 8 december 1882, waar hij overleed op 20 oktober 1900. 17 Huyghebaert J ., Callewaert F., Dejonghe P., Geschiedenis van de Onze-Lieve-VrouweparochieRoeselare, Roeselare, 1974, p. 89. 18 B.A .B ., Superior Delbar aan Mgr. Faict, 4 februari 1879 (vertaald uit het Frans). 19 Huyghebaert J „ De txveelingparochies van St.-Amand en O.L.Vrouw te Roeselare, Roeselare, 1969, p. 121. 20 B .A .B ., N 66.
150
met zijn koster21. Op 2 april 1891 kreeg de priester, op zestigjarige leef tijd, de pastorie van Pittem die vrij onverwacht vacant was geworden door het overlijden van pastoor Pieter Brulois22. Hij werd er plechtig aangesteld op 20 april 1891 door deken Verraes.23 Verschaeve bleef tien jaar pastoor van Pittem. Het allesoverheersende probleem bleef zijn wankele gezondheid. Al een paar maanden na zijn aanstelling werd hij ziek en de oude Mgr. Faict, die Verschaeve zeer genegen was, wenste hem in een brief aan onderpastoor Isidoor Fraeys24 een spoedig herstel toe.25In november 1893 vroeg pastoor Verschaeve officieel aan het bisdom een hulppriester aan. Mgr. Faict stemde daar dadelijk mee in26. Tot aan zijn dood zal Verschaeve een hulppriester nodig hebben272 . Zijn pastoraat zal dus niet door grote opzienbarende 8 verwezenlijkingen worden gekenmerkt. Hij overleed, 70 jaar oud, op woensdag 29 mei 1901 in zijn pastorij, na een langdurige ziekelijkheid23. De uitvaart vond plaats in Pittem op 3 juni 190129. Vier jaar vroeger was zijn neef Cyriel priester gewijd (12 juni 1897). Een gebeurtenis uit dit decennium 1891-1901 die pastoor Verschaeve met grote voldoening heeft begroet, was de vestiging in Pittem in het najaar van 1895 van een juvenaat of Klein Noviciaat van de broeders maristen, een soort opvanghuis voor jongens van 12 à 14 jaar bij wie men een roeping voor het kloosterleven onderkende of meende te onderkennen. Gravin Maria de Müelenaere30, op 2 maart 1869 gehuwd met de Waalse baron Charles de la Croix d’Ogimont en op 33-jarige leef
21 Huyghebaert J ., o .c., p. 121. 22 Brulois overleed op 13 maart 1891 na een ziekte van nauwe-lijks enkele dagen en werd te Pittem begraven (B.A.B., B 153: Acta Faict, 14 maart 1891). 23 Gazette van Thielt, 4 en 22 april 1891. Precies op de dag van Verschaeves benoeming in Pittem had aldaar de meubelvenditie van zijn voorganger plaats (Gazette van Thielt, 28 maart 1891). 24 Isidoor Fraeys (“ Roeselare, 30.05.1846 - tAarsele, 23.03.1918), een voornaam, gecultiveerd, muzikaal, Vlaamsvoelend priester, was pastoor in Pittem van 18 mei 1880 tot 7 maart 1894 (onder drie verschillende pastoors). 25 B.A .B ., B 154: Acta Faict, 21 januari 1892. 26 Ibidem , B 155: Acta Faict, 13 november 1893: Mgr. Faict aan pastoor Verschaeve. 27 Cfr. supra, voetnoot 6. 28 Burgerlijke Stand Pittem, Overlijdensregister 1901, nr. 56; Gazette van Thielt, 1 juni 1901. 29 Ibidem . In de volgende nummers meldt de krant niets over de uitvaart. 30 Cfr. Demeulemeester A ., Adel in een dorp op de buiten: losse aantekeningen over enkele adellijke families te Pittem tussen 1850 en 1900, in: De Roede van Tielt, XV, 1984, nr. 1-2, p. 4-74.
151
tijd weduwe geworden (13 mei 1883), had in Velaines (Henegouwen), waar zij gevestigd was, die broeders maristen aan het werk gezien. Zij bestuurden er de lagere school van september 1882 tot januari 1885. De gravin was lid van het schoolcomité, samen met een lid van de aldaar gevestigde weledele familie Delannoy. Ze zocht naar een mogelijkheid om het kasteel, met bijhorend domein, aan de Tieltstraat in Pittem aan die congregatie of aan een andere kerkelijke instel-ling te verkopen. De Algemene Overste van de broeders maristen, de Fransman Br. Théophane (Adrien) Durand31, richtte zich dus op 22 oktober 1895 officieel tot Mgr. Waffelaert, bisschop van Brugge, om de toestemming te krijgen ‘in het dorp Pittem een Juvenaat of Klein Noviciaat te stichten, dat zou openstaan voor kinderen van twaalf tot vijftien jaar’32. Namens Waffelaert verleende grootvicaris Ernest Rembry33 de gevraagde toe stemming34. In afwezigheid van Waffelaert had Br. Valentin (50) op 25 oktober 1895 een ontmoeting met Grootvikaris Rembry. Nog dezelfde dag schreef hij aan de Algemene Overste onder meer het volgende: ‘Ik werd ontvangen door de heer Rembry, eerste grootvicaris. Die heer heeft veel sympathie voor ons. Ik heb hem herhaald - omdat ik zag dat hij daarop stond - dat u niet de bedoeling had om in de parochie een school te openen, maar alleen een voorbereidend noviciaat. De scholen van Pittem werden door het bisdom gereorganiseerd. Een priester is er als Directeur benoemd.’35 Uit dit schrijven blijkt duidelijk dat de maristenstichting in Pittem alleen een roepingenwerving beoogde en niet bedoeld was om onderwijs te verstrekken in een gewone lagere school, wat die kloosterorde in vrijwel al haar stichtingen deed. Men mag aannemen dat pastoor Verschaeve uiteraard van die onderhandelingen op de hoogte was, ofwel via de broeders in Pittem, ofwel via grootvicaris Rembry. En toch: amper vier jaar na hun aankomst in Pittem vroeg de pastoor met aandrang en nadruk dat de broeders zich ook met de lagere
31 Adrien Durand, geboren in St.-Priest (Ardèche, Frankrijk) op 10 september 1824 en overleden te Mataro (Spanje) op 18 april 1907, was Algemeen Overste, met residentie in Saint-Denis-Laval (Rhône), van 22 april 1883 tot aan zijn overlijden. Tijdens zijn mandaat werd dus het juvenaat in Pittem gesticht en ontving hij ook, einde 1900, de brief van pastoor Verschaeve. 32 A .M .R ., brief van Br. Théophane Durand aan Mgr. Waffelaert, 22 oktober 1895; zie ook: B.A .B ., Acta Waffelaert, 1895, f. 360. 33 Ernest Pieter Jan Rembry (°Moorsele, 22.01.1835 - tBrugge, 14.07.1911), grootvicaris van Mgr. P. De Brabandere, bevestigd door Mgr. Waffelaert, studie- en seminariegenoot van pastoor Verschaeve. 34 B.A .B ., Acta Waffelaert, f. 360, 26 oktober 1895: grootvikaris Rembry aan Br. Théophane Durand. 35 A .M .R ., brief van Br. Valentin aan Br. Théophane Durand, 'vrijdagavond 25 oktober 1895’. O f is die Br. Valentin misschien te vereenzelvigen met de Algemene Assistent? Met de 'scholen van Pittem’ wordt steeds de Aangenomen Jongensschool in de Doelstraat bedoeld. Het Jaarboek van het bisdom Brugge heeft het telkens over ‘Katholieke Scholen’.
152
jongensschool zouden inlaten. Pastoor Verschaeve had die kloosterlingen van dichtbij leren kennen en waarderen, omdat zij aanvankelijk voor hun geestelijk en sacramenteel leven helemaal op de parochieclerus waren aangewezen. Het duurde tot 10 oktober 1898 voordat Mgr. Waffelaert hen een eigen aalmoezenier bezorgde: Benedikt Platevoet36. De brief van pastoor Verschaeve stelt het directeurschap van Juliaan Claerhout in vraag. De eenvoudige dorpelingen begrepen het niet altijd: ‘ne paster die hele dagen zit te sputten alhier in nen dijk, aldaar in een weide’37. Verschaeves tussenkomst bij het Algemeen Bestuur van de broeders maristen valt bij Claerhout samen met een opvallende inflatie van ‘parascolaire’ bezig heden, vooral dan oudheidkunde en archeologie.
Bijlage: brief van pastoor Karei Verschaeve aan de assistent van de Algemene Overste van de broeders maristen38 Pittem, 29 december 1900 M ijn zeer eerbiedwaardige broeder-assistent, Op mijn verzoek bracht, bijna een jaar geleden, de dierbare broederdirecteur van ons juvenaat u schriftelijk op de hoogte van mijn vurige wens om de broeders maristen aan het hoofd te zien van onze Aangenomen Jongensschool. U antwoordde hem dat de zeer eerwaarde Algemene Overste bijzonder geneigd was om op die wens in te gaan, op voorwaarde dat u over de nodige mankracht zou beschikken die bekwaam zou zijn om die taak op te nemen; maar dat u voorzag dat dit niet zou kunnen worden hardgemaakt vóór de zomervakantie van 1901. We staan op de drempel van dat jaar. Daarom wil ikzelf u vandaag, met de allergrootste aandrang, de vraag herhalen die u al werd gesteld door onze goede broeder-directeur. Ik verzoek u vurig ons het fiat waar we zo naar verlangen te bezorgen vóór september aanstaande. 36 Benedikt Platevoet (°Loker, 11.02.1845) was aalmoezenier bij de Pittemse maristen van 10 oktober 1898 tot 18 mei 1904. Hij overleed in zijn geboortedorp op 11 september 1918 (Jaarboek bisdom Brugge 1916-1920, p. 177, nr. 17) en werd er zes dagen later begraven in het bijzijn van o.m . de Pittemse priester Achiel Van Walleghem (Pittem, 18.12.1879-21.11.1955) (Van Walleghem A ., De oorlog te Dickebusch en omstreken 1914-1918, Brugge, 1967, deel III, p. 44). 37 Dit werd ons destijds ook bevestigd door jonkheer Albert Joos de ter Beerst (Brugge, 10.02.188708.08.1964) die als elfjarige knaap van Juliaan Claerhout Nederlandse les kreeg (Persyn J ., o.c., p. 92; Demeulemeester A ., o .c., p. 73, eindnoot 213). 38 A .M .R ., (uit het Frans vertaald).
153
Ik verneem dat verscheidene parochies u hetzelfde vragen. Maar ik ben er innig van overtuigd dat Pittem voorrang zal krijgen op alle anderen. Dat zal het eerste en opvallende gevolg zijn van de vestiging van uw juve naat in onze parochie. Van zodra ik het geluk heb van u een gunstig ant woord te ontvangen, zal ik daarover meteen overleg plegen met Mgr. de bisschop van Brugge, om van Zijne Hoogheid te verkrijgen wat onze uit stekende burgemeester, zijn schepenen en alle leden van de gemeente raad het vurigst wensen, samen met alle inwoners van het dorp, die sedert de aankomst van uw Broeders in ons midden nog maar met één stem spreken: het zijn die goede broeders die de leiding over onze kinderen moeten krijgen. En ik geloof met volle overtuiging dat de oude spreuk, die u ook wel zal kennen, de waarheid spreekt: de stem van het volk is de stem van God. Ik voel me gesterkt door die overtuiging, mijn eerbiedwaardige broeder, en betrouw op de goddelijke voorzienigheid en ben ervan overtuigd dat u ons voldoening wil schenken: deze wil hebt u mij persoonlijk kenbaar gemaakt. Dus wacht ik met een gerechtvaardigd ongeduld op het bevestigend antwoord van uw waardige Overste waar wij zo naar uitkijken. Ik stuur u, mijn eerbiedwaardige broeder, voor uzelf, voor uw zeer eerwaarde Algemene Bestuurder en heel de heilige gemeenschap, mijn zeer eerbiedige groeten en mijn oprechte wensen voor een gelukkig en heilig nieuw jaar. Uw heel toegewijde in J.C ., K.L. Verschaeve, pastoor. P.S. Ik verneem dat de inwoners van Wervik uitermate tevreden zijn over het onderwijs verstrekt door uw broeders. Dat belooft veel goeds voor u.
154
tAndré Demeulemeester
BISSCHOP WAFFELAERT ONGERUST OVER EEN KERN VAN DAENSISTEN IN PITTEM (1897) De Aalsterse priester-politicus Adolf Daens (“ Aalst 18.12.1839 tl4.06.1907), Vlaams en christen-democratisch voorman, die omwille van zijn optreden en programma in conflict kwam met zijn kerkelijke overheden, had destijds ook in Pittem enige aanhang. Bij de overgang van de negentiende naar de twintigste eeuw was er in de landelijke gemeente een soort driemanschap aan het werk, een soort ‘drievuldigheid’ bestaande uit een priester en twee leken, bijzonder sociaal bewogen, ijverend voor de culturele volksverheffing, democraten in merg en been, openlijke geestdriftige bewonderaars van Daens: Juliaan Claerhout (“Wielsbeke, 09.12.1859)‘, priester, schoolbestuurder van de Aangenomen Jongensschool aan de Doelstraat sedert 24 november 1894, Cyriel Claerbout (“ Lendelede, 27.03.1875), onderwijzer aan dezelfde school sedert 25 november 18941 2, en ten slotte de Pittemnaar Jules Veys (°1870), die in 1890 zijn overleden vader Edward Leo Veys3 als koster was opgevolgd. Veys was ook drukker, maar de uitgeverij-drukkerij waar hij toen werkte, werd in feite nog beheerd door zijn moeder, Juliana David (1846-1916), de weduwe van Edward4. In 1897, het jaar van de bisschoppelijke tussenkomst waarover we het hier hebben, waren Claerhout, Claerbout en Veys drie jonge mensen, respectievelijk 38, 27 en 22 jaar oud. Al was Pittem in die jaren een landelijke, veeleer
1
Persyn J ., Juliaan Claerhout (1859-1929). Gemiste kans o f menselijk tekort?, Antwerpen-Amsterdam, 1975; De Gryse Ph., Streekgenoten met de pen, in: D e Roede van Tielt, XV, 1984, nr. 3-4, p. 27; Delange M ., Een korte schets van Juliaan Claerhout, in: Claerhout M ., Delange M ., Twintig jaar sprokkelen langs de Leie, Wielsbeke, 2001, s.p.
2
Cyriel Claerbout overleed vroegtijdig op 24 juni 1926. Hij was in 1908 in het huwelijk getreden met Irma Van Hecke (Pittem, 04.10.1881-29.01.1942). Meer informatie lees je bij: Arickx V , Een onbekend Westvlaams folklorist. Cyriel Claerbout (Lendelede 1875 - Pittem 1926), in: Biekorf, jg. 55, 1954, p. 61-65; Van Acker L ., Nog over Meester Claerbout uit Pittem, in: Biekorf, jg. 56, 1955, p. 120-121; De Gryse Ph., o .c., p. 26.
3
De koster-orgelist Edward Leo Veys (°Egem, 1841 - Pittem, 05.04.1890) was toen dus 49 jaar oud. Zie daarover onze bijdrage over pastoor Henri-Edmond Castel, pastoor van Pittem van 1865 tot 1886 (Merkwaardige priesterfiguur in een gesloten plattelandsgemeente: Henri-Edmond Castel, pastoor van Pittem van 1865 tot 1886, in: De Roede van Tielt, XI, 1980, nr. 1, p. 2-37).
4
Uit haar huwelijk met Edward Leo Veys werden acht kinderen geboren, onder wie Jules. Die trad in het huwelijk met Josephina Muyle, uit het bekende Pittemse brouwersgeslacht, waarbij hij twaalf kinderen had.
155
gesloten dorpsgemeenschap, de faam van dit uiterst actieve driespan overschreed ruim de grenzen van de gemeente en bereikte o.m . het bisschoppelijk paleis in Brugge. De toen vijftigjarige Gustaaf Waffelaert, sedert 28 juni 1895 bisschop van Brugge, wilde over het doen en laten van die drie personen nauw keuriger informatie [ik wil er het mijne van weten, schrijft hij tot tweemaal toe). Op 30 november 1897 schreef hij eigenhandig, in één geut, twee brieven: een aan Karel-Lodewijk Verschaeve, pastoor van Pittem sedert 2 april 18915, en een aan Jules De Berdt, principaal van het SintJozefscol-lege in Tielt sedert 10 juni 18926. In 1966 werd voor het eerst de aandacht gevestigd op het bestaan van beide brieven7. In twee uit gaven werd daar later ook naar verwezen8. Beide brieven worden hier onder in extenso afgedrukt (vertaald uit het Frans)9: Mgr. Gustaaf Jozef Waffelaert aan pastoor K.L. Verschaeve in Pittem: Ik wil niet méér belang hechten dan redelijk is aan het gerucht dat ik heb opgevangen, maar toch wil ik er het mijne van weten en verzoek u mij te willen inlichten over de volgende aangelegenheid: men vertelt mij dat de koster van Pittem ‘Het Recht’ leest en door anderen laat lezen, dat hij een handelsreiziger heeft die een herberg houdt en dat men daar portretten van Daens, Planckaert, enz. enz. en hun kranten aantreft. Gelieve zo goed te zijn mij te laten weten in hoeverre die beweringen juist zijn dan wel wat de aan leiding daartoe kan zijn geweest. Mgr. Gustaaf Jozef Waffelaert aan principaal Jules De Berdt: Klopt het dat de leerlingen van het college van Tielt, wanneer ze op wandel gaan naar Pittem, de behoefte voelen om een herberg 5
Karei Lodewijk Verschaeve pArdooie, 09.10.1831 - tPittem , 29.05.1901), oom en dooppeter van de bekende priester Cyriel Verschaeve, had een slechte gezondheid. In 1897 had hij als onderpastoors Benedikt Pierret en Edward Delanote. Sedert 14 november 1893 beschikte hij op eigen verzoek over een hulppriester, Remi Nauwynck. Na Nauwynck zal hij achtereenvolgens nog twee hulp priesters hebben. Pittem had anno 1897 als deken Edward Karei Verraes (Menen 05.03.1829-Tielt 20.10.1900), pastoor-deken van Tielt sedert 8 december 1882. Verraes en Verschaeve kenden elkaar goed aangezien de eerste van september 1875 tot december 1882 pastoor van Harelbeke was ge-weest, waar de tweede onderpastoor was van februari 1866 tot januari 1879.
6
Jules Eugène De Berdt was een opmerkelijk opvoeder. Zijn curriculum vitae staat te lezen in: Jaarboek van het bisdom Brugge, jg. 1938, p. 173, nr. 18.
7
Zie ‘Dagklapper’ Brugge (= Jo zef Geldhof), 20 maart 1966.
8
Rotsaert K ., Priester Fonteyne en het fonteynism e te Brugge, Brugge, 1975, p. 16; Lerouge J . e.a., 300 jaar college te Tielt. Van Schola Latina tot Sint-Jozefscollege, 1686-1986, Tielt, 1986, p. 126.
9
Bisschoppelijk Archief Brugge, Acta Waffelaert, 30 november 1897, f. 312.
156
te bezoeken? Men vertelt mij dat ze onlangs binnen zijn gegaan in een herberg die onmiskenbaar bekend staat als zogezegd democratisch waar men de portretten van Daens en Planckaert aantreft en waar zij ‘Klokke Roeland’ en 'Het Recht’ enz. lezen. Ik hecht aan die geruchten niet méér belang dan nodig, maar ik wil er het mijne van weten. Hieraan voeg ik over het algemeen toe dat de leerlingen van de colleges onder geen enkel voorwendsel naar de herbergen moeten worden geleid. Het is voldoende bekend dat Mgr. Waffelaert veeleer afkerig stond tegenover elke arbeidersbeweging en in feite een voorstander was van het paternalisme dat door zijn voorganger Mgr. Faict (bij wie hij van 1890 tot 1894 vicaris-generaal was geweest) al was gehuldigd. ‘Het Recht’10 en ‘Klokke Roeland’11 waren daensistische weekbladen. De bisschop lijkt het ook gemunt te hebben op Hector Plancquaert, daensist uit Wortegem12. In 1882 had pastoor Henri-Edmond Castel de vader van koster Jules Veys aan Mgr. Faict voorgesteld als beslist behorend tot de dorpsnotabelen13. Het verband ‘koster en herberg’ schijnt Waffelaert bezorgd gemaakt te hebben. Volgens de kerkelijke voorschriften die in het bisdom vigeerden, moest een koster buiten de herbergen blijven14. En volgens de statuten van het bisdom moest de deken nauwgezet de handel en wandel van de koster in het oog houden15. Mgr. Waffelaert moet de jonge, toen nog ongehuwde koster Jules Veys wel persoonlijk hebben gekend, aangezien de bisschop onder zijn priesters
‘Het Recht’ werd gesticht door Hector Plancquaert. De eerste aflevering van het weekblad dat eerst in Waregem en nadien in Brugge werd gedrukt, verscheen op 25 oktober 1896. 11 'Klokke Roeland. Weekblad voor stad en dorp’ verscheen in Ninove. Van geen van beide daensistische bladen werd een volledige verzameling teruggevonden. Vooral van ‘Het Recht’ en ‘Klokke Roeland’ blijven maar enkele sporadische nummers over, aldus Karei Van Isacker in Het daensism e (Antwerpen, 1965, p. 7). 12 Hector Plancquaert (°Wortegem, 21.12.1863 - tOuter, 03.06.1953). Zie Delaforterie L ., in: Nationaal Biografisch Woordenboek, deel 2, 1966, kol. 685-689. 13 In Pittem behoort onze koster helemaal tot de notabelen, aldus pastoor Castel aan Mgr. Faict op 4 april 1882 (zie onze bijdrage in D e Roede van Tielt: o .c., p. 5). 14 Op 19 juli 1843 had Mgr. Boussen al richtlijnen in die aard gegeven. Die werden door Mgr. Malou op 4 september 1851 bevestigd in zijn brief ‘Over het ambt en de pligten der kosters en der onder kosters’ : De kosters, zowel als de onderkosters, zullen, zo veel mogelijk, zich van de herbergen afhouden. (Collectie Epistolarum Pastoralium sub M alon, deel I, p. 337-339). 15 In 1898 was de jongste uitgave van die statuten die van 1890 uit de tijd van Mgr. Faict.
157
Viktor Veys had, een oom van Jules16. In de brief aan principaal Jules De Berdt wordt een oud voorschrift in herinnering gebracht: de leerlingen van de bisschoppelijke colleges mochten in geen geval herbergen bezoeken. Jarenlang was Pittem, samen met Ruiselede, Oostrozebeke en Ardooie-Veld, het eindpunt van de ‘grote wandelingen’ van de inwonende leerlingen van het Tieltse college17. In 1895 telde de gemeente Pittem niet minder dan 122 herbergen...18
16 Viktor Veys (geboren te Egem op 27 januari 1843) werd priester gewijd in Brugge op 7 november 1869. Hij was achtereenvolgens hulppriester in Zandvoorde (Oostende), Kooigem, Lampernisse en Sint-Pieterskapelle, onderpastoor in Woesten, Beveren (Roeselare) en Kachtem en kreeg - volgens Slosse met ongeneesbare krankheid aangedaan - op 8 mei 1895 zijn ontslag uit actieve dienst. Hij overleed in het gesticht Sint-Jan de Deo in Gent op 25 januari 1916, mentis non compos, d.i. geestesziek, aldus Slosse (B.A.B., N 66). 17 Zie daarover: de ‘memoires’ van A . Vandevelde, oud-leerling van het Tieltse college, in ’t Haüetorentje, II, 1955, nr. 1, p. 25-27. Voor het lerarenkorps van het Tieltse college tijdens het schooljaar 18971898: zie ’t Halletorentje, VII, 1960, nr. 1, p. 63. 18 Arickx V , Geschiedenis van Pittem, Pittem, 1951, p. 185.
158
Anne-Greet Denolf
‘ARM VLAANDEREN’ -DEMOGRAFISCHE ASPECTEN VAN DE CRISISJAREN 1840 IN AARSELE Deze bijdrage is gebaseerd op een seminariewerk geschiedenis, gemaakt tijdens het academiejaar 1999-2000 aan de Universiteit van Gent, onder begeleiding van Prof. Dr. E. Vanhaute (tweede kandidatuur). De crisisjaren van het midden van de negentiende eeuw worden er in bestudeerd: het werk bestaat uit een ontsluiting van het gemeentearchief (verslagen van de Gemeenteraad, verslagen van het College van Burgemeester en Schepenen en jaarverslagen), een gedetailleerde studie van het bevolkingsverloop én een studie van de maatschappelijke gevolgen van de crisis en de houding van de gemeentelijke overheid tegen deze bedenkelijke toe stand. In dit artikel ligt de nadruk op de demografische ontwikkelingen van de periode 1840-1850, met bijzondere aandacht voor het dieptepunt 1846-1847. In de negentiende eeuw is Aarsele een gemengde industrie-landbouwgemeente. Daarom lijdt de gemeente enorm onder de crisisjaren. In 1845 mislukt de aardappeloogst door een totnogtoe onverklaarbare oorzaak en het jaar daarop mislukt de roggeoogst. Wanneer de schok duidelijk gevoeld is, wordt de sfeer stilaan grimmiger in het dorp: omdat meer en meer inwoners worden overvallen, worden er de klok rond patrouilles ingericht, vreemde bedelaars gearresteerd en aan de landbouwers wordt verboden nog langer vreemdelingen in huis te nemen12 . Men is zelfs de wanhoop nabij: God geve dat wij gespaard mogen worden van ziekten of rampen op aardappels en op alles wat den akker zo rijkelijk bekleed (sic) en het hart van hoop en wanhoop en dankbaarheid doet kloppen.1 Wanneer in 1848 akkerschending wordt vastgesteld, worden de politionele controles nóg opgevoerd3. Voor de studie van het bevolkingsverloop werd vertrokken van de demo grafische gegevens in het Stadsarchief van Tielt (Burgerlijke Stand). Alle 1
Stadsarchief Tielt (S.A.T.), Register Aarsele, nr. 172.3: 504.6, Verslagen van het College van Burgemeester en Schepenen, 1847, 18 februari.
2
Ibidem , 1847, 24 juni.
3
Ibidem , 1848, 6 april.
159
geboortes, huwelijken en overlijdens van dertig jaar (1830-1860) werden geteld. Enkel het totale bevolkingsaantal komt uit de officiële publicaties4. Interessant bij deze studie was de licentiaatsverhandeling van Jan Yperman5. Hij bestudeerde onder ander de demografische evolutie in functie van de economische cyclus. De laagconjunctuur van 1845-’48 wordt aangetoond aan de hand van de evolutie van de voedselprijzen (rogge, tarwe, aardappelen, brood) en de hoogte van de lonen in industrie en landbouw. Hij besluit dat economische laagconjunctuur nefast inwerkt op demografische ontwikkeling.
1. Geboortes 1847-1848 Vermeldenswaard is de vaststelling dat de neonatale sterfte (d.w.z. doodgeboren en overleden op de eerste levensdag) wel ingeschreven wordt in de overlijdensaktes maar niet in de geboorteaktes. Hierdoor wordt het natuurlijk saldo lichtelijk vervalst. Gezien deze neonatale sterfte echter doorheen de jaren heen relatief stabiel blijft en beperkt is in percentage (gemiddeld 4 % van het geboortecijfer bij een steekproef over tien jaar, nl. van 1843 tot 1853), verwerken wij deze gegevens niet apart. De vermelding in de overlijdensakte gebeurt als volgt. De vader komt, samen met de heel- en vroedmeester of de veldwachter een levenloos kind van het mannelijk of vrouwelijk geslacht aangeven. Het kind krijgt geen voornaam maar wel de familienaam van de vader. Er wordt ook vermeld op welk uur het kind geboren en overleden is. In het algemeen komt men het kind nog op dezelfde dag van het overlijden aangeven. In de geboorteaktes is echter geen spoor van deze doodgeborenen op te merken. Een significante daling van het geboortecijfer valt op vanaf 1844: 13 jaar lang (1831-’43) was er gemiddeld jaarlijks een geboortecijfer van 30,3 %o. De 5 volgende jaren (1844-’48) was het geboortecijfer slechts 23,3 %o: een daling met 23,1% . Dit lager geboortecijfer zette zich nog negen jaar (1849-’57) verder: gemiddeld 24,0 %o. Pas vanaf 1858 kwam er een spectaculair herstel tot quasi het oorspronkelijke niveau: 28,3 %o gedurende de volgende drie jaar (1858-’60).
4
Statistique de la Belgique. Population. M ouvement de l ’état civil. 1831-1860.
5
Yperman } ., Demografisch-economische analyse in vier Westvlaamse gemeenten in de 19de eeuw (1831-1900), Leuven, onuitgegeven licentiaatsverhandeling K.U. Leuven, 1976, Prof. H. Van der Wee.
160
Specifiek zien we in de periode 1847-’48 reeds een licht herstel van de geboortecijfers na het historisch zeer lage punt (20,2 %o) van 1846. Dit herstel wordt echter nog getemperd door de zwakke geboortecijfers van de winterperiode 1847-’48. In de lente van 1848 gaat het herstel snel verder tot eind 1851. Wat betreft het waarom van die geboortelaagconjunctuur, kunnen wij enkel enigszins refereren naar het gelijktijdig lager aantal huwelijken (zie correlatie). De invloed van de crisis was dus zeer diep gaand bij de bevolking. Wat betreft de seizoensverbanden in de periode 1841-’50, is het duidelijk dat mei en september de topgeboortemaanden zijn: reeds 20,9 % van alle geboorten vindt plaats in die twee maanden (bij theoretisch gelijke verdeling zou dat 16,7 % zijn). Enige wetenschappelijke en/of volkse verklaring voor dit fenomeen heb ik niet kunnen vinden. Men kan enkel filosoferen over het waarom van de meer talrijke concepties na intensieve arbeidsperioden: in augustus (na de zomeroogstwerkzaamheden: granen) en december (na de najaarsoogst van de knolgewassen: aardappelen en bieten). De zomeroogst (granen en stro) gebeurt in juli en wordt gevolgd door een hogere conceptieratus in augustus. De najaarsoogst (aardappelen en bieten) gebeurt in oktober en november en wordt gevolgd door een hogere conceptieratus in december.
2. Overlijdens 1847-1848
Zowel in het jaarverslag van 1849 als van 1850 wordt de spectaculaire daling van de bevolking vanaf 1847 verklaard door, primo, het failliet van de oude linnennijverheid, secundo de ellende als gevolg van langdurig gebrek aan winstgevend werk, en tertio besmettelijke ziekten, met name tyfus. We zien in 1845 en 1846 een duidelijk negatief migratorisch saldo: 280 personen emigreren uit het dorp (op een totaal van 3543 inwoners) als gevolg van de crisis. In 1847 en 1848 was er daarenboven een negatief natuurlijk saldo van 133 personen (op een restbevolking van 3194). Dit was het resultaat van een verhoogde sterfte en een verlaagd geboorte cijfer in deze ellendige tijd. Deze sterk verhoogde sterfte begon in het voorjaar van 1847 en bleef duren tot de zomer van 1848 (gemiddelde sterfte 43 %o per jaar). Deze uitspraak dienen we echter licht te relativeren: in 1846 is er immers een eerste reële bevolkingstelling gebeurd, terwijl in de voorgaande jaren het bevolkingsaantal enkel werd berekend uit de natuurlijke en migratiesaldi. Nu blijkt dat in de voorgaande jaren allicht
161
enkele mensen emigreerden, zonder dat aan de administratie aan te geven, zodat in 1846 plots een zeer groot negatief migratiesaldo verschijnt. Hier is dus een historische fout gebeurd, door een nog niet optimaal werkende administratie (tellingscorrectie). De massale emigratie was dus wellicht gespreid over enkele jaren (in plaats van ongeveer 10 % in 1846). Spectaculair was de sterke daling van de overlijdens in 1849 tot slechts 19 %o. Hieruit blijkt overduidelijk dat de zwakste mensen in 1847 en 1848 massaal overleden, zodat de sterfte van 1849 onder de ouderen werkelijk zeer gering was. Er was in 1847-’48 met andere woorden sprake van een ‘survival of the fittest’-fenomeen. Voor wat betreft de seizoensfluctuaties bevestigt de grafiek alle vermoedens daaromtrent: verlaagde sterfte vanaf juli, ononderbroken tot en met oktober. Het bestuderen van de relatieve verhouding van de overlijdens man-vrouw over de betreffende periode leverde geen significante ver schillen op, wat trouwens te verwachten was.
3. Huwelijken 1847-1848
Terwijl in 1845 en 1846 het aantal huwelijken perfect normaal rond de 7 % o per jaar schommelde, kwam er vanaf 1847 een spectaculaire daling (3,4 % o ) , die zich in 1848 verder zette tot slechts 2,5 % o . Het is duidelijk dat deze tijd van ellende, armoede, economisch verval en ziekten, het aantal huwelijken halveerde. Het herstel kwam echter zeer snel vanaf 1849, om in 1851 opnieuw 7,3 % o te bereiken. De jeugd had blijkbaar schrik niet te kunnen voorzien in haar levensonderhoud en verkoos het huwelijk uit te stellen. Wellicht bracht de sterk verhoogde sterfte ook in vele families diep verdriet, zodat ook daardoor huwelijken tijdelijk werden uitgesteld. Het overzicht per maand voor de periode 1841-1850 toont dat er ook toen het meest in mei gehuwd werd met een uitgespreide piek over de zomermaanden april, mei, juni en juli. Maart en december scoorden het laagst. De katholieke plichtenleer schreef voor om niet te huwen tijdens de vasten (maart) en de advent (december). Vandaar dat dit katholicisme ook hier een diepgaande invloed had op de bevolkingscijfers. Andere maanden met een lage score waren september en oktober. Het lijkt hier opnieuw logisch te veronderstellen dat de oogstwerkzaamheden (granen in augustus en knolgewassen in oktober) de huwelijksactiviteit remmen. Vandaar dat in het voorjaar de meimaand (aanbreken lente, weinig
162
landwerkzaamheden) zeer hoog scoort. De analyse van de leeftijd bij het eerste huwelijk in de periode 18411850 levert verschillende verrassende vaststellingen op: * de leeftijd van de man bij het huwelijk: De grote meerderheid (57,6%) huwde na zijn dertigste levens jaar. Slechts uitzonderingen (minder dan 10 %) huwden vóór hun 25ste jaar. Het grootste deel “jonge” mannen (61,3 %) huwden tussen hun 25ste en 35ste jaar. Na hun 35ste huwden nog 28,8 % van de mannen voor de eerste maal. Zelfs 1 op 6 huwde nog na zijn veertigste voor de eerste maal. * de leeftijd van de vrouw bij het huwelijk: Voor de jonge mannen onder de 25 jaar blijkt 79 % te huwen met een oudere vrouw, waarvan het grootste deel zelfs meer dan vijf jaar ouder is dan de jonge man. Deze speciale trend zet zich in mindere mate voort bij de mannen tussen de 25 en 30 jaar: ook daar huwt 1 op 6 met een meer dan vijf jaar oudere vrouw. Jonge meisjes bleken in die tijd dus minder gegeerd! Slechts voor de mannen boven de veertig jaar bleek in de overgrote meerderheid een jongere bruid klaar te staan.
4. Correlatie Als we de correlatie leggen tussen het aantal geboortes, overlijdens en huwelijken, doen we enkele opvallende vaststellingen. Het aantal geboortes in deze tienjarige periode (1840-’50) is perfect gecorreleerd met het aantal huwelijken. Op het eerste gezicht lijkt dit niet zo ver wonderlijk in een tijd waarin van anticonceptie nog geen sprake was. De crisisjaren van 1847 en 1848 verminderden primair het aantal huwelijken en secundair het aantal geboortes. Het aantal overlijdens daarentegen vertoont weinig correlatie met het aantal geboortes en/of huwelijken. Wel valt de sterftepiek van ’47 en ’48 op met logisch een sterk verlaagde sterfte in ’49 (‘survival of the fittest’-fenomeen).
5. Algemeen besluit De diepgaande economische crisis van 1847 en 1848 heeft dus een duidelijke invloed op de demografische ontwikkeling van de gemeente, zowel rechtstreeks als onrechtstreeks. Rechtstreeks valt de migratie op door de werkloosheid (negatief migratorisch saldo). Onrechtstreeks: allicht door de slechte conjunctuur breken ziektes uit, zowel bij mens
163
als bij landbouwgewassen (hongersnood). Sterk verhoogde mortaliteit, uitgestelde nuptialiteit en verlaagde nataliteit zorgen voor een negatief natuurlijk saldo. Deze beide effecten herstellen zich echter zeer snel vanaf 1849, zodat nadien opnieuw een normaal demografisch verloop is waar te nemen.
164
Roger Janssens 1
HET VERHAAL VAN JULIEN MAES EN ROGER BLONDEEL UIT AARSELE We laten Julien Maes (“Aarsele, 05.01.1922 - tKuurne 25.09.2001) aan het woord: In februari 1943 kreeg ik2 een schriftelijk bevel om mij te melden op de Werbestelle, Kortrijkstraat 59 in Tielt. Ik was pas enkele maanden gehuwd en je kan wel denken hoe triestig het voor mij was dat ik naar Duitsland zou moeten om er te werken. Mijn vrouw [Elisabeth Tytgat] was niet te troosten met het vooruitzicht dat ik haar zou moeten verlaten. Zo ver in Duitsland en zeer gevaarlijk met al die bombardementen... ‘Ik ben zo bang dat ge niet meer zult terugkomen.’ Zij was bovendien in verwachting.’ Ik zei tegen haar dat we er eens zouden op slapen, maar die eerste nacht hebben we er meer liggen over praten dan geslapen, ’s Morgens zei ik tot mijn vrouw dat ik tot bij landbouwer Verbiest zou gaan om hem alles te vertellen. Het was voor mijn vrouw een grote troost dat ik alle moeite zou doen om niet naar Duitsland te moeten. Landbouwer Verbiest die op de wijk ’t Meike woonde in Aarsele [Karmstraat 88], meende, na mijn verhaal gehoord te hebben, dat het niet nodig was dat ik naar Duitsland trok. ‘Als ge wilt, moogt ge hier komen werken, maar niet overnachten. Als ge te bang zijt om thuis te slapen, kunt ge misschien terecht bij landbouwer Albers [’t Meikestraat 7], Het is niet ver en ik denk dat hij wel de toelating zal geven.’ Ik ben het aan Albers gaan vragen en hij ging volledig akkoord. Mijn vrouw was zo blij dat ze beide landbouwers uitdrukkelijk ging bedanken. De eerste periode verliep vrij rustig. We hadden wel vernomen dat er aangestelde personen (Gestapo’s) vergezeld van een Duitser (Feldgen-
Roger Janssens, werkweigeraar tijdens de Tweede Wereldoorlog, kende zeer goed zijn dorpsgeno ten Julien Maes en Roger Blondeel. Zijn verhaal verscheen reeds eerder in dit tijdschrift (XXIII, 1992, p. 42-64). 2
Julien Maes woonde op de Meikeshoek in Aarsele.
155
darm] op zoek gingen naar jonge mannen die weigerden in Duitsland te werken. Nu en dan ging ik eens naar huis om mijn hoogzwangere vrouw te bezoeken. Ons dochtertje werd geboren. Aan de ene kant voelden we ons gelukkig, maar met de oorlog werd het steeds erger. Bijna iedere nacht hoorden we het zware geronk van de bommenwerpers hoog in de lucht om het verre Duitsland te bombarderen. Op een zekere nacht, het was eind april 1944, stortte een Engels vliegtuig neer tussen de Poelberg en de stad Tielt. ’s Anderendaags was het zondag en dan ging mijn vrouw per fiets naar de zondagsmis en deed dan haar boodschappen voor de ganse week. Ik kwam altijd naar huis om voor het kindje te zorgen dat toen al een drietal maanden oud was. Roger Blondeel3, ook een ondergedokene bij een landbouwer en reeds gehuwd, kwam eens tot bij mij thuis. Het gebeurde toen mijn vrouw terug thuis kwam. Terwijl we aan het praten waren, zagen we opeens voor het venster een Duitser naar de voordeur komen. Ik sprong in de keuken, trok langs de achterkant een venster open en liep naar buiten. Voor Roger Blondeel was het te laat, die had geen kans meer gezien om te vluchten. Hij werd vastgegrepen, moest plaatsnemen in hun wagen, werd afgevoerd en in de gevangenis van Tielt opgesloten. Maar ook mij verging het slecht. De Gestapo’s bleven zoeken, want de Engelse piloot was nog niet gevonden. Ik werd tussen de struiken aan getroffen en eveneens onmiddellijk overgebracht naar de gevangenis in Tielt [in de Brugstraat], meer bepaald in dezelfde cel waar Roger opgesloten zat. ‘Julien, zij hebben u ook te pakken’, waarop ik antwoordde: ‘Ja , we zijn twee sukkelaars.’ Wat later kregen we het bezoek van onze vrouwen. Het kleine venstertje van de deur werd geopend. Het was een emotioneel moment. Beide vrouwen begonnen te wenen en konden met moeite spreken. Na enkele minuten deed de bewaker het venstertje terug dicht en onze vrouwen, zonder echt nog bij ons te kunnen komen, moesten terug naar huis. Om van de emotie te bekomen, gingen we op ons bed liggen om na te denken wat ons was overkomen. Plots zei Roger: ‘Julien, als de bewaker nog eens terugkomt, gaan we eens vragen om dat venstertje open te laten, omdat het hier heel warm is en om een beetje verse lucht naar binnen te krijgen.’ Toen we dat aan de bewaker vroegen, deelde deze 3
Hij woonde in de Hoogstraat 17, werd geboren te Aarsele op 19 februari 1922 en was gehuwd met Leona Cornelis.
167
mee dat zoiets normaal niet kan: ‘Ik wil het wel doen, want nog niemand is hier kunnen ontsnappen. Een zekere Prosper Verheye heeft eens geprobeerd om met hamer en beitel het slot uit te kloppen, maar door het lawaai is het zover niet gekomen.’ Toen de bewaker verdween, hebben we de bedden achter elkaar geplaatst en ons tussen de deur en de bedden neergezet om met beide voeten zo hard mogelijk te duwen. We hoorden een plank kraken. Er kwam iemand naderbij stappen en we zijn uiteindelijk stil gebleven. Na wat op adem te zijn gekomen en de deur eens goed te hebben bekeken, merkten we dat ze met dubbele planken was gemaakt, zelfs van minstens twee centimeter dikte elk. Vervolgens hebben we het slot eens goed bekeken en voelden langs de buitenkant dat het met vier moeren was gemonteerd. Roger begon dan met de klak in de hand (om zijn vingers geen pijn te doen) aan een van de moeren te draaien. Ze zat goed vast, maar plots kwam ze los. Ik zei hem: ‘Geef mij uw klak, ik ga nu eens proberen.’ Ik begon ook met de hand in mijn pet aan een moer te wrikkelen en na veel moeite kwam ze ook los. De derde ging voor Roger niet zo gemakkelijk: hij moest zelfs bijna uitgepunt stoppen. Mij lukte het na enkele malen wel, en na een tijdje rust begaf de vierde moer uiteindelijk ook. De moeren werden volledig losgedraaid en in onze broekzakken gestopt. Ik hield het slot vast, zodat het zeker niet op de grond zou vallen, terwijl Roger met zijn vuist op het slot sloeg tot dat het eruit genomen kon worden. We voelden ons overgelukkig, zodat we zelfs met een potlood op de muur hebben geschreven: ‘Julien en Roger, zouden we naar Duitsland gaan, ja of neen?’. We hebben ons vest aangetrokken, voorzichtig de cel deur geopend en stonden in de brede gang. Eerst keken we goed om ons heen en zagen langs de achterkant een grote houten poort van een tweetal meter hoog waar we moesten overklauteren, wat niet zo gemakkelijk was, want Roger had zijn vinger gekwetst. We kwamen terecht in de straat, het was toen al een heel eind in de avond (rond een uur of tien?) en langs een paar smalle straatjes kwamen we ongemerkt op den buiten. We liepen zoveel als mogelijk door de velden om niet te worden gezien, want het was nog niet volledig donker. Rond midder nacht kwamen we in een veldschuur terecht waar we eens goed konden uitrusten. De tocht ging diezelfde nacht nog verder tot in de Rozenboom, bij Theodoor Claeys, een familielid van Roger. Na aankomst hebben we hem alles verteld, iets te eten gekregen en ons te rusten gelegd. Het
168
zoontje van Theodoor ging dan â&#x20AC;&#x2122;s morgens de vrouwen waarschuwen. Korte tijd nadien zijn we langs buitenwegen naar huis gegaan. En dat we welkom waren, was nogal duidelijk. Dan zijn we elk teruggekeerd naar onze vorige verblijfplaats, tot grote verbazing van de landbouwers natuurlijk. Helaas was de vrijheid maar van korte duur. Een drietal weken nadien sloeg het noodlot een tweede maal toe. Godzijdank dat ik het overleefd heb! Julien Maes vertelt verder: Het was reeds einde mei 1944. Op een zondagmorgen was mijn vrouw per fiets naar het dorp gereden, naar de zondagsmis en voor inkopen. Toen ze terug thuiskwam, vertelde ze dat de band van haar voorband lek was. Vooraleer ik naar de boerderij trok, besloot ik om eerst de binnenband te stoppen. Onze woning was een eind weg van de straat, verbonden met een voetpad, dus ik had er plaats genoeg om daar het karweitje op te knappen. Net toen ik het wiel uit de fiets had genomen, zag ik een Feldgendarm naar me toekomen. Zonder aarzelen wierp ik het wiel in zijn richting en liep zo snel als ik kon langs het voetpad naar de straat. Mijn vrouw zag van binnenuit alles gebeuren. Zij zag een Gestapo achter mij lopen. Plots bleef hij stilstaan en richtte zijn revolver en loste enkele schoten. Ik liep steeds verder, maar opeens zag ik bloed van mijn hand druipen. Ik liep een korenveld of koolzaadveld in. Op een bepaald ogenblik kon ik niet verder en ben daar uitgeput neergevallen. De Gestapo had echter het bloedspoor gevolgd. Hij trof mij aan in het veld en gaf me bovendien nog een paar slagen op mijn hoofd. Toen we op straat kwamen, werden we opgewacht door een Feldgendarm en nog een Gestapo. Mijn vrouw kwam luidop wenend naderbij. Ik werd met de wagen afgevoerd naar Tielt en kwam opnieuw in de cel terecht. Een Duitse soldaat escorteerde mij nadien te voet tot bij een Duitse dokter die een paar straten verder in een oud herenhuis woonde. Ondertussen ging ik wel de mogelijkheid na om op de terugweg te kunnen ontsnappen! De dokter bekeek even mijn schotwonde. Eerst deed hij wat vloeistof op de getroffen arm en vervolgens stak hij een naald in de wonde. De pijn was verschrikkelijk: ik viel bijna flauw. Nadat hij er een verband had rond gedaan, mocht ik terug naar de gevangenis. Van ontsnappen was geen sprake, want ik kon met moeite de soldaat volgen. Ik had immers alle moeite om te blijven rechtstaan en te stappen... Kort nadien kreeg ik nog het bezoek van mijn vrouw die mij een pakketje klederen kon bezorgen. Ze wist met haar verdriet geen blijf toen ik haar
169
zei dat ik zou worden overgebracht naar Roeselare. Van daaruit werden ik en andere gevangenen enkele dagen later met Duitse legervoertuigen naar Gent gebracht, om van daaruit met de trein naar Duitsland te worden getransporteerd. Uiteindelijk ben ik in een gevangenkamp in Weimar terechtgekomen. Daar trof ik Roger Janssens aan, een andere weggevoerde uit Aarsele, wat me blij maakte en moed gaf. Roger Blondeel zat ondertussen verder ondergedoken bij boer Gelaude [Karmstraat 105] en vertelde het volgende: Net één dag vooraleer Julien Maes de tweede keer was opgepakt, omsingelden vier Gestapo’s de hoeve. Ik was koelbloedig genoeg om weg te rennen. Plots zag ik een Gestapo die mij met de revolver in de hand achtervolgde, maar niet vuurde. Was zijn wapen niet geladen misschien? Ik stormde door een korenveld en op het einde zag ik plots mijn buur Maurice De Vriendt, die alles had zien gebeuren. Deze riep: ‘Laat u in die diepe geul vallen en blijf liggen’. Ik heb dat gedaan. De Gestapo kwam ook het korenveld uitgelopen, keek verwonderd, kwam wat dichterbij, maar zag mij niet hoewel hij amper enkele meters van me stond. Uiteindelijk keerde hij op zijn stappen terug. Ik ben zeker nog een uur roerloos blijven liggen, want de schrik zat er bij mij nog goed in dat ze me alsnog zouden vinden. Doch dat gebeurde niet. De volgende maanden bleef ik ondergedoken bij de ouders en de zuster van mijn vrouw Leona, waar ik mij wat veiliger voelde, tot de langverwachte bevrijding in september 1944.
170
Patrick Maes
MEDISCHE HULPVERLENING AAN â&#x20AC;&#x2DC;ARME LIEDENâ&#x20AC;&#x2122; IN OOSTROZEBERE (1735) In het rijksarchief te Kortrijk, Fonds Kerkfabriek Oostrozebeke, nr. 117, berust een rekening van Judocus Wolfcarius, chirurgijn in dit dorp, voor zorgen verstrekt aan arme lieden. Zijn familie telde overigens maar liefst zes opeenvolgende generaties chirurgijns te Oostrozebeke: Arnold, Antonius, Steven of Etienne ( t l 698), Antonius ( t l 734), Judocus ( t l 764) en Jan Francies (t 1822). Ook in Ardooie, Egem en Wingene waren verwanten uit dit geslacht als chirurgijn als chirurgijn werkzaam. Uit deze rekening vernemen we welke remedies in 1735 werden toegepast bij vier arme, zieke inwoners van Oostrozebeke. In de rekening was telkens het bedrag van de visiten inbegrepen. Claes Vanstaen werd gecnreert met eenen sweet dranck, een aposem (aderlating), een prise (snuifje) laudanum liquidum, een canne decoctie (afkooksel) en een prise voor de borst. Daarvoor rekende de chirurgijn 4 schellingen aan, 3 visiten inbegrepen. Joseph de Smet kreeg ook eenen sweet dranck, vijf pillen sin quibus, salperuelle, een glaseken met elex pro parreselsem, een prise speremasety (tweemaal) (spermaceti?), een canne decoctie (tweemaal), een prise om de pijn te stillen en een botelgie (flesje) cordiael van een half pinte. Wolfcarius vroeg hiervoor 8 schellingen. Er waren vijf visiten nodig geweest. De ziektebehandeling van de weduwe Joannes de Laere bestond uit een botelgie cordiael van een half pinte (viermaal), zeven packen oculy canguiry, een pille laudanum opiatum, een glaseken met elex pro parreselsen, een prise elex pro parreselsen (tweemaal), een aposemen, een prise om de pijn te stillen, een prise laudanum liquidum en een seronne (serum). Dit alles koste 5 gulden. De chirurgijn noteerde dertig visiten. Aan de vrouw van Rogier Staelens, die ook ziek was, gaf J. Wolfcarius een prise als pijnstiller (tweemaal), een botelgie cordiael (viermaal), een prise laudanum liquidum, een prise rabarbe en twee prisen mexture (mengsel). De rekening beliep 8 schellingen voor slechts een visite.
171
De totale som waar de chirurgijn van de armendis aanspraak maakte, bedroeg 22 pond par. Na de goedkeuring [visa) door pastoor Guillielmus Vanden Vijvere op 30 augustus 1736, mocht dismeester Francies Doop aan de weduwe van meester-chirurgijn Antonius Wolfcarius (vader van Judocus) uiteindelijk 9 gulden (of 18 pond par.) uitbetalen.
172
Rudy Verbmgghe
THE PROMISED LAND Wat beweegt er een mens toe zijn land te verlaten, om have en goed te verkopen en familie en vrienden achter te laten? Iemand die dat zelf niet meegemaakt heeft, kan zich dat moeilijk voorstellen. Als alles dan nog op zijn pootjes terechtkomt, is er weinig reden tot klagen en is men best tevreden. Maar in vele gevallen kan men door allerlei omstandigheden van een tegenvaller spreken. Amerika, voor duizenden Vlamingen gedurende lange tijd the land. o f opportnnity, het land waar men het geld zogezegd maar voor het oprapen had. Voor velen die het er gemaakt hebben, was het inderdaad het beloofde land. Maar de meesten hebben het er maar zo ver gebracht door keihard te werken. Voor wie geen werk had, was het ginder dezelfde miserie als hier in Vlaanderen. Velen hadden al problemen om hun overtocht naar ginder te bekostigen, maar evengoed had menigeen, na veel ontberingen in Amerika, moeite om het bedrag voor de terugtocht samen te schorten. Zij waren pas in staat om terug te keren met de hulp van goede zielen ginder... Onder de emigranten had men meestal mensen van allerlei pluimage. Sommigen gingen om hun levenssituatie sterk te verbeteren, anderen waren eerder. Menig Vlaming liet zich door allerlei personen beïnvloeden om naar de Verenigde Staten of Canada te trekken. De armoede hier en de grootse vooruitzichten daar werkten aanlokkelijk. Toen werd, even als heden ten dage, ‘goed’ geld verdiend aan emigranten. Zo ziet men maar: het emigratieprobleem is niet nieuw, maar van alle tijden en van overal. In moeilijke tijden vertrokken Vlamingen, evenals andere Europeese volkeren die in dezelfde situatie verkeerden, op zoek naar een beter lot dan dat hen hier te wachten stond. In dit artikel ga ik hier zeker niet het hele emigratiegebeuren naar Amerika uit de doeken doen. Daarvoor kan ik alleen maar het prachtige boek aanbevelen van Dirk Musschoot, Wij gaan naar Amerika. Ik probeer hier alleen maar zo goed mogelijk het verhaal van de familie Verbrugghe uit Meulebeke te brengen, één van de vele kleine geschiedenissen, één van de duizenden gezinnen die in de loop der jaren naar Amerika trokken, maar voor hen had het verstrekkende gevolgen.
173
Huwelijksfoto van RenĂŠ Julius en Bertha Verbrugghe (21 april 1921)
Het verhaal begint bij Henri Verbrugghe en Sidonia Van Daele. Henri was Meulebekenaar en Sidonia was van Tieltse komaf. Na hun huwelijk vestigden ze zich op een hoeve te Meulebeke. Het gezin groeide snel aan, want van 1882 tot 1897 werden er negen kinderen geboren: JulieMarie-Louise (°1882), Joseph (°1884), Jules-Emile-Gustave (°1886), Hector (°1887), Valentine (°1889), René-Maurice-Theodule (°1891), Zoë (°1892), Bertha (°1894), Jules-Réné (°1895), Leopold (°1896) en Remi-Achilles (°1897). De laatste geboorte is moeder Sidonia nooit te boven gekomen en kort daarna, begin 1898, is ze overleden. Vader Henri is dan met zijn schare kinderen jarenlang weduwnaar gebleven. Henri had het geluk dat zijn jongste zuster Marie-Erenie ongehuwd gebleven was. Zij woonde bij het gezin in en heeft het na het overlijden van Sidonia opgevangen. Alhoewel ze zelf geen kinderen had, zal ze in het gezin van Henri met zijn negen kinderen - het jongste pas enkele maanden oud - wel geweten hebben wat het moederschap inhield. Ook de oudste dochter, Julie, zal wel haar steentje hebben moeten bijdragen. Henri is pas na het overlijden van Marie-Erenie (oktober 1916) hertrouwd. In november van datzelfde jaar trad Henri in het huwelijk met Maria-Octavia Dewitte, Pittemse van geboorte en de weduwe van Victor Verschatse. Voor het grote gezin was er uiteindelijk te Meulebeke geen toekomst in de landbouw weggelegd. Waarschijnlijk een beetje warm gemaakt door de reeds uitgeweken Meulebekenaar Joseph Desplenter, besloot JulesRené (°1895), de vijfde zoon, om ook de overtocht naar de States te wagen. Joseph zou ginder borg voor hem staan en hem bij zijn aankomst opwachten. Het moeilijkste aan zijn vertrek zal echter wel zijn lief geweest zijn. Jules-René was zo goed als verloofd met Bertha Buyse, de dochter van Jean en Mathilde Neirinck die in Marialoop woonden en daar een herberg openhielden. Bertha was zeker niet van een kleintje vervaard. Tijdens de Eerste Wereldoorlog had ze nog helpen koeien stelen van de Duitsers die ze dan in de kelder van de kerk slachtten. Ze had zich wel zorgen gemaakt toen de Duitsers melden dat ze naar ‘Dikke Bertha’ (het befaamde kanon) moesten. Bertha was namelijk een nogal ‘struis vrouwmens’ en ze dacht dan ook dat de Duitsers haar ontdekt hadden. Jules-Réné en Bertha hadden waarschijnlijk nog de middelen niet om te trouwen en daar dan bovenop nog eens de reis naar Amerika te bekostigen. Van samen ongehuwd naar Amerika te trekken, was er in die tijd zeker nog geen sprake. Zodoende moest Jules-René alleen vertrekken, waarschijnlijk toch wel met veel weemoed in het hart, maar toch in het vooruitzicht dat het maar tijdelijk zou zijn. Hij kocht een ticket en koos op 17 maart 1920 het ruime sop, richting Amerika, met de boot ‘SS Lapland’ van de ‘Red Star Line’. Trouwens was Jules-René niet de enige
175
RenĂŠ Julius, Bertha, Paul, Albert en Patsy (1930)
Meulebekenaar op het schip. Onder de opvarenden bevond zich Pharaïlde Vandeveire die als eindbestemming Detroit voor ogen had, een stad waar veel Vlamingen naartoe trokken. Op zondag 28 maart 1920 meerde de ‘SS Lapland’ aan te Ellis Island, New York. Alle Europese immigranten moesten daar toen de immigratie diensten passeren. Te Meulebeke werd hij steeds met zijn tweede voornaam, René, aangesproken. Bij de inschrijvingsdiensten vertelde men hem dat René in Amerika een meisjesnaam was (geen leugen: Renee). Wilde hij niet liever een Amerikaanse naam aannemen? En zo gebeurde het ook: hij besloot zich in de Verenigde Staten voortaan als ‘Julius’ door het leven te gaan, een naam die we verder ook zullen gebruiken. Julius trok zoals gepland naar Chicago waar Joseph Desplenter hem opwachtte en hem enige tijd logies verschafte. Waarschijnlijk met het beeld van zijn in Meulebeke achtergebleven geliefde voor ogen heeft Julius de eerste maanden in Amerika zeker niet verkwanseld. Hij kreeg een job in een margarinefabriek te Chicago (margarine, toen een redelijk nieuw product waar de melkverwerkende industrie zeker niet happig op was). Julius deed er allerlei werkjes, spaarde zoveel mogelijk geld, maar nam intussen ook lessen in de ‘Belgium School’ om de Engelse taal onder de knie te krijgen. Toen hij vijfhonderd dollar gespaard had, stuurde hij dat geld op naar zijn lief te Meulebeke, zodat ze ook kon overkomen. Bertha’s familie was er niet echt voor te vinden dat ze naar ‘the Windy City’ zou trekken. De reputatie van Al Capone was zelfs al tot in het verre Vlaanderland doorgedrongen. Doch tegen Bertha’s liefde voor Julius was zij blijkbaar niet bestand. Bertha vertrok op 17 maart 1921, eveneens met de ‘SS Lapland’. Ze zou zich de reis haar hele leven lang trouwens goed blijven herinneren. Ze had - waarschijnlijk op aan raden van Julius - het geld dat ze bij zich had, goed verstopt, vastgemaakt aan de binnenkant van haar korset, bang voor diefstal. Waarschijnlijk is dat hele korset de hele overtocht niet uit geweest. Gedurende de hele reis heeft ze ook nauwelijks haar cabine verlaten. Ze sprak zelfs te weinig Engels om haar eten te bestellen. Er waren zo goed als geen Vlamingen aan boord bij haar overtocht en Bertha sprak alleen maar haar Meulebeekse dialect. In het begin van de reis had ze iemand pancakes (pannenkoeken) horen bestellen voor ontbijt. Gedurende de hele overtocht at Bertha ’s morgens, ’s middags en ’s avonds pannenkoeken. Sindsdien had Bertha er een grondige hekel aan en heeft ze er nooit meer gegeten. Het is in ieder geval voor Bertha geen plezierreisje geweest... Maar de beloning was er achteraf des te groter om! Twee dagen nadat ze te Chicago aankwam, trouwde ze er met haar Julius die ze een jaar lang
177
niet meer had gezien. Ze traden in het huwelijk in de St. John Berchmans Church, een Belgische kerk te Chicago. Aanvankelijk bleven ze daar ook wonen; hun eerste kind, Paul-Joseph, werd er geboren op 7 februari 1922. Toen ze daar goed en wel genesteld waren, schreef Julius naar zijn jongere broer Remi (°1897) en Bertha naar haar jongere zuster Irma-Elvira (later Vera) dat ze zeker ook mochten afkomen. Er was echter maar één probleem: beiden waren nog vrijgezel. Irma-Elvira zou al een beetje een verkering gehad hebben, maar dat was op niets uitgelopen. Remi heeft dan maar zijn stoute schoenen aangetrokken en haar meegevraagd naar de Kortrijkse Paasfoor. Ze moeten daar wel een gelukkige dag meegemaakt hebben, want toen Remi haar daar maar meteen een huwelijksaanzoek deed, antwoordde ze: Ba jaw, werom niet. Daar ze zo goed als buren waren, kenden ze elkaar al wel langer en misschien was Irma-Elvira al wel enige tijd een beetje verliefd op Remi, wie zal het zeggen? Beiden hadden reeds familie aan de overkant van de plas, dus het kan best dat de bezwaren nu zo groot niet waren als de vorige keer. Er werd besloten om dan maar zo vlug mogelijk in het huwelijk te treden en dan pas te vertrekken. Het huwelijk vond plaats op 9 juli 1922 en ’s anderdaags kozen ze reeds het ruime sop via Antwerpen, in de voetsporen van Julius en Bertha, met het schip ‘De Kroonland’, eveneens van de ‘Red Star Line’. Meulebekenaar Alphonse Vanluchene was ook aan boord, maar zijn bestemming was Argonia (Kansas). Remi en Irma-Elvira (voortaan: Vera) betrokken aanvankelijk een kamer bij Julius en Bertha. Remi’s eerste job was plafonds afwassen waar men hem vroeg, dan ruiten wassen, in de kerk de stoelen ruimen na de ere dienst omdat er nadien een concert plaatsvond. Vera werkte in de wasserij, maar dan wel zonder een woord Engels te begrijpen... Dat euvel zorgde soms voor rare situaties. Zo moest ze bijvoorbeeld de boorden van de hemden strijken. Men mocht het ijzer niet rechtstreeks op die boorden plaatsen, men moest ze met iets bedekken (in het Engels: Cover it). Vera had echter begrepen dat al de boorden in een koffer moesten! Vooral in de beginperiode zullen er wel dikwijls zulke situaties voorgekomen zijn. Nadien heeft Vera schotels gewassen in een restaurant. Ze veranderden nu en dan eens van job. Door de nog gebrekkige taalkennis was hun werk soms niet zoals het hoorde. Vera kon wel goed kleren maken en in ruil daarvoor kreeg ze Engelse les van een lerares. Ze schreef alles op in fonetisch schrift om dan thuis verder te oefenen, en zo is ze er toch in geslaagd om Engels te leren spreken en schrijven.
178
Het echtpaar moesten ook regelmatig eens verhuizen omdat de omstan digheden niet altijd gunstig waren (ongezonde woning, evictie). Het was niet ongewoon dat men soms zonder al te veel poespas na twee weken op straat werden gezet. Op een keer waren ze rond Kerstmis bui tengezet toen het zeer koud was, zoals vele winters in Chicago. Ze wer den opgevangen door een koppel - grandma and grandpa - dat zich bekommerde om de Belgen. Om daarvoor aan het nodige geld te gera ken, werd er tijdens de Amerikaanse drooglegging (Prohibition, 19191933) aan sluikstoken gedaan. Officieel mocht er nergens ook maar enige vorm van alcohol verhandeld of verkocht worden. Niet iedereen was daar gelukkig mee natuurlijk, en op de zwarte markt kon veel geld verdiend worden. De Verbrugghes zouden er, maar dan toch op een bescheiden manier, ook een beetje van geprofiteerd hebben. In de fami lie zelf werd daar nooit veel over gesproken. Later gingen Remi en Vera op een kamer alleen wonen en werd Remi janitor van een appartementsgebouw. Remi en Vera veranderden ook al eens van job als ze zich konden verbeteren van werk en loon. Na vijf jaar hadden ze een serieuze betrekking als conciërge in een groot gebouw waar ze konden inwonen; Vera zorgde er voor de verhuring van de appartementen. Samen moesten ze er vuur maken met steenkool voor de centrale verwarming, de omgeving ’s winters sneeuwvrij en het hele jaar door proper houden en allerlei herstellingen uitvoeren in zoverre mogelijk. Ze verdienden er duidelijk meer dan in België. Op 6 mei 1927 werd hun enige kind geboren, Alice-Antoinette, later gewoon Antoinette genoemd. Ginds in het verre Chicago werd ook de ‘Gazette van Thielt’ gelezen, zodat ze van het nieuws uit het vaderland op de hoogte bleven. Daarin hadden ze ook gezien dat er te Meulebeke een klein hoveke te koop kwam. Via notaris Debrabandere werd het gekocht, later volgden nog een hoeve te Tielt en twee herbergen te Meulebeke. Niet alleen sukkel de Remi al een tijdje met een erge bronchitis die moeilijk genas, ze had den tijdens de depressiejaren reeds 200.000 frank verloren, in die tijd een héél aanzienlijk bedrag. Door deze en nog andere zaken - maar heimwee was er zeker geen van! - besloot men naar België terug te keren. In april 1933 keerden ze met de ‘Westernland’ terug. Antoinette was toen zes jaar oud. De reis zelf voor haar was veeleer een plezier reis, geen terugreis. Ze was immers in de Verenigde Staten geboren. In Meulebeke viel de famile volkomen uit de lucht, want Remi en Vera hadden hun terugkeer niet aangekondigd! Het eerste jaar had Antoinette het moeilijk. Ze kende de taal niet en heeft zeker een jaar
179
Remi-Achiele Verbrugghe en Irma Elvira Buyse met dochter Alice-Antoinette (kopie van kleine foto uit originele documenten bij hun vertrek uit Amerika in 19
lang regelmatig van heimwee gehuild. Maar dat verbeterde vlug. Ze was te Meulebeke gekend als ‘Antoinette van den Amerikaander’ : zij kende iedereen en iedereen kende haar. Intussen had broer Julius zijn vakbondskaan als janitor gekregen en werkte hij in appartementen aan de noordzijde van Chicago (Northside), een streek gekend als Rodgers Park met een kleine Vlaamse gemeenschap. Als conciërge had hij het voordeel om in het conciërgeappartement te kunnen wonen, gewoonlijk op het gelijkvloers. De Vlamingen stonden overigens bekend als goede conciërges. Julius en Bertha hadden drie zonen. In juni 1942 huwde Paul-Joseph (°7 februari 1922) met Helen Grall en diende tijdens zijn legerjaren in Europa tijdens W.O. II. Terug te Chicago werd hij voor de helft eigenaar in een transportbedrijf en de familie bezat ook een gebouw met twee appartementen in de omgeving van Rodgers Park, waarvan het bovenste verhuurd werd. Paul en Helen kregen twee zonen: Gerald-Paul (°1944, Jerry) en Lynn-Marie (°1948). Jerry en zijn vrouw Kathy leven te New Jersey. Hij werkt als professor geschiedenis aan de Rutgers University. Lynn is verpleegster en huwde met dokter Paul Menet. Zij leven in een andere voorstad van Chicago en hebben drie jongens: Matthew en Mark, die aan verschillende medische graden werken, en Daniël die voor ingeneur studeert. De tweede zoon, Albert-Emile Verbrugghe (°22 februari 1925), trok op 13-jarige leeftijd naar een seminarie in Canada en werd er in 1950 rooms-katholiek priester gewijd in de karmelietenorde. Hij ging bij de luchtmacht in 1957 en diende er twintig jaar als aalmoezenier. Beroepshalve was hij veel op reis en had hij dus altijd boeiende verhalen te vertellen bij zijn thuiskomst. Hij verliet uiteindelijk de luchtmacht als luitenantkolonel. Na zijn militaire carrière trok hij naar het Vaticaan waar hij een tijdje werkte. Bij gelegenheid bezocht hij ook eens het land van oorsprong, België. Toen moeder Bertha in 1985 ziek werd, keerde hij naar Chicago terug om voor haar te zorgen. Hij bracht daar nog zeven jaar bij haar door om na haar overlijden naar Arizona te trekken. Nu (2003) leeft hij teruggetrokken in Texas. De derde zoon was Robert-Réné Verbrugghe (°25 juli 1932). Bertha had eigenlijk altijd graag een dochter gehad, maar na deze derde zoon zijn ze maar in hun pogingen gestopt. Nadat Julius in 1950 overleden was, heeft Robert-Réné een drietal jaar in het leger gediend, een groot deel als korporaal in Korea. Na zijn terugkeer kreeg hij een job in het bank-
181
Bertha, Bob en Paul Verbrugghe (1991)
wezen als boekhouder. Robert-Réné leerde daar zijn latere echtgenote kennen, Phyllis Ruttkay; ze huwden in december 1963. Zoon RobertJohn werd in 1964 geboren en Elisabeth-Ann werd in 1968 geadopteerd. Het gezin trok naar Park Ridge, een voorstad van Chicago. (Elisa)Beth huwde met Cari Bauer; zij hebben twee dochters: Matson (°1996) en Jayne (°2000). Ze leven te Barrington, een ietwat verdere voorstad van Chicago. Zoon Robert-John trok naar Mountain View, Californië, nabij San José en San Francisco, waar hij software voor computerchips maakt. Hij is voorlopig nog ongehuwd. Robert-Réné overleed in 1996 aan kanker en Phyllis Ruttkay leeft nog steeds te Park Ridge en speelt graag met haar kleindochters. Julius Verbrugghe, de eerste Verbrugghe-emigrant, overleed op 9 maart 1950. Toen hadden hij en zijn Bertha genoeg verdiend en bezaten ze meerdere appartementen in Rodgers Park. Toen kleinzoon Robert-John werd geboren, bezat Bertha een zes-appartement-flatgebouw, waar ze ook een flat van betrok tot aan haar overlijden op 26 juli 1992, 95 jaar oud. De hele familie dacht dat ze voor eeuwig zou blijven leven. Ze bleef zeer helder van geest tot op het einde, maar gezicht en gehoor waren niet meer zo goed. Toen ze reeds de 90 voorbij was, werd het almaar moeilijker te gaan, vooral bij trappen. Robert-John gelooft niet dat zijn grootmoeder ooit school liep om Engels te leren. Hij herinnert zich nog altijd dat ze de krant las en dat ze vloeiend Engels sprak, met hier en daar nog een Vlaams woordje ertussen. Ze leerde waarschijnlijk zichzelf Engels lezen met de hulp van haar man. Bertha en Helen Grall keerden naar België terug om Bertha’s zuster Vera te bezoeken in december 1969. Er werd verteld dat Bertha haar energie een beetje overschat had gedurende de trip. Bij familie hier in België werden er overal feestjes gehouden, veel eten, iets meer drinken dan gewoonlijk en weinig slapen. Ze werd ziek in Frankrijk en miste aldus het grootste deel van een bezoek aan Parijs. Vera en Antoinette brachten in de zomer van 1980 een tegenbezoek aan Bertha. Robert-John was verrast hoe gemakkelijk hij Antoinette herkende in de luchthaven in oktober 2001 toen hij België aandeed. Dat was dan zo’n beetje, om het op zijn Amerikaans te zeggen, the story van twee Meulebeekse jongens die samen met twee Meulebeekse meisjes hun geluk in Amerika zochten. Het ene koppel is, gelukkig in goede doen, teruggekeerd, terwijl het andere koppel het ginder echt gemaakt heeft. Voor de beide koppels werd de American dream waar. Het ene koppel had genoeg verdiend om het hier verder en beter dan
183
voor ze naar Amerika trokken, te doen, terwijl het andere koppel verkoos om het ginder verder te blijven doen. Maar het werd hen zeker op geen presenteerblaadje aangereikt. Vooral in het begin hebben ze zich veel moeten ontzien. Het was vooral hun Vlaamse werkkracht, die ze van huize uit hadden meegekregen, die hen gebracht heeft waar ze nu staan. De nakomelingen zijn volledig Amerikaans geworden, maar weten nog zeer goed waar hun roots liggen. Indien mogelijk doen ze België eens aan. Vroeger duurde de bootreis, al naar gelang de weers omstandigheden, ongeveer tien dagen. Tegenwoordig vliegt men op enige uren tijd van de ene kant naar de andere kant van de oceaan. De gegevens en de documentatie werden me bezorgd door Antoinette Verbrugghe, die als zesjarige Amerikaanse met haar ouders terug mee kwam naar België, en door Robert-John Verbrugghe, Amerikaans staatsburger. Antoinette is hier in België gehuwd met Paul Hoedt en woont momenteel te Sint-Denijs-Westrem. Het gezin telt twee dochters. Rita, gehuwd met Piet Decabooter, heeft een dochter, Yoo Na. Dochter Katrien huwde met Jozef Vanmaercke en die zorgden voor twee klein kinderen, Annelore en Peter. Na onderzoek is gebleken dat we inderdaad zij het wel verre familie, maar toch familie van elkaar zijn. De wereld is klein geworden de dag van vandaag.
184
Uitvaartcentrum
DHONDT & BOCKELANDT Begrafenissen - Crem aties - Fun érarium Stationstraat 103 - Tielt Tel. 051 40 02 2 7 - F a x 051 40 56 27
Artifleur Gery Rosselle - Carine Vercoutere Pittemsesteenweg 34-36 • 8700 Tielt Tel. 051 40 26 56 • Fax 051 40 72 52 E-mail: artifleur@skynet.be
Snijbloemen Planten Bloembinderij Handgebonden direct meeneemboeketten Bloemenabonnementen Verzorgd rouwwerk Trouwruikers Kerkversieringen terrasplanten en -potten verhuur van planten Aanleg en onderhoud van plantenhoekjes
Bespaar op U w bankkosten
M ET O N ZE Z IC H T R E K E N IN C - GRATIS haakkaarten - GRATIS cheques - Alle bankverrichtingen GRATIS
Ö s> Standaard L U Boekhandel
K o rtrijk s tra a t 26 8 7 0 0 T ie lt IEPERSTRAAT 8 -TIELT - 05 I 40 39 53 VINKTSTRAAT 5 -AARSELE - 05 I 63 67 I0 ATeKa bvba -Tanghe Kris
^Æ GENTk uw Q D o e lfie v o o r a e oorsf
te l.
0 5 1 4 0 4 5 91
fa x
051 4 0 7 4 3 4
s b .t i e l t @ s t a n d a a r d b o e k .c o m w w w . s t a n d a a r d b o e k h a n d e l ,b e
D LE COMPUTERS
Vredestraat 20 8700 TIELT Tel. 051 40 61 93
bvba Drukkerij Desmet-Dhondt, Wakken
\ — ^ P o e /v û ft0 {
1s
1 m 1d e n
H ecke
L o o fe n h u fle
'Rateiiru/ Straetóp■fchiaverJ’ loefcooom
.u/S-A
hem
e ra n u m d im ^ y ^
rifa rke e fh e n
Waeken \J jfL 'aelberçbruqqe\^h^->^ 'd& AbeeJe I I i .■
W t
.ABaefr-lM
e /m u /u 'te r\ A ' ij v p & ü r t iù \jSieitayenhüve
/
W ieL'h&tfe
df/} dAJinmbh'i
van Driemaandelijks heemkundig tijdschrift
34 ste jaargang, nr. 4 - oktober - november - december 2003 Afgiftekantoor 8700 Tieft
AUTOCARS-REISBUREAU
C7 S U P E R M A R K T f 7 „
m wm m ü Kortrijkstraat 56 8700 Tielt Tel. 051 40 11 76
® I HHQD! Kasteelstraat 149 8700 TIELT Tel. 051 40 18 23 Fax 051 40 51 93 w w w .d e m e ib l o e m . be
VERNIEUWEN EN HERSTELLEN VAN ZETELS, SALONS, STOELEN EN ZITBANKEN
Oude Stationstraat 142 8700 Tielt (aan het station) Tel. 0 5 1 40 64 35
ALG EM EN E EL E C T R IC IT E IT
bvbaDebusschere E.&L. ir.
Bruggestraat 43 - 8700 TIELT Tel. 051 40 07 15 Fax 051 40 73 37 GSM 0475 32 77 08
BOUCKAERT DANIEL Félix D'hoopstraat 33 8700 TIELT
Privaat- en industriële installaties
Tel. 051 40 42 30
Studie - Advies - Uitvoering
Laagspanningsinstallaties Domotica
De Roede van Treft Driemaandelijks heemkundig tijdschrift voor de gemeenten van de vroegere roede van Tielt: Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem en Zwevezele 34ste jaargang, nr. 4, oktober - november - december 2003 W ettelijk depot - BD 25413
De Roede van Tielt
Inhoud
Gesticht op 28 april 1970
Jaak Billiet
Lid van het West-Vlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde
VAN FEESTPALEIS TOT LAKENMARKT 80 jaar muziekonderwijs in Tielt
erevoorzitter: Paul Vandepitte, voorzitter 1970-2000 Voorzitter en verantwoordelijk uitgever: Michaël DELANGE Veldstraat 96, 8780 Oostrozebeke Tel. 0474 43 73 01 E-mail: delange.michael@tiscali.be
Adres van de auteur: Jaak Billiet Wingensesteenweg 108 8700 Tielt
Ondervoorzitter: Paul CALLENS Waterstraat 18, 8740 Pittem Tel. 051 46 71 90 E-mail: pinl8290@pi.be Secretaris-penningmeester: Philippe DE GRYSE Stoktmolenstraat 32/3, 8700 Tielt Tel. & Fax 051 40 18 38 Redactieraad: Jaak Billiet, Johan Buyck, Paul Callens, Philippe De Gryse, Michaël Delange, Frans Hollevoet, Thijs Lambrecht
"De Roede van Tielt” verschijnt viermaal per jaar. De lidmaatschapsbijdrage is € 17,50 voor ge wone leden, € 35 of meer voor ereleden, over te schrijven op het bankrekeningnummer 4679350801-88 van De Roede van Tielt, Stoktmolen straat 32/3, 8700 Tielt. Er worden geen losse nummers verkocht.
Bibliotheek & fototheek : Beernegemstraat 5, 8700 Tielt open elke zaterdag, lOuOO - llu30 of na afspraak
Bijdragen worden aan de redactiesecretaris be zorgd. Elke auteur heeft recht op tien exemplaren van het tijdschrift met zijn bijdrage.
Cartotheek : Hazelaarkouter 60, 8700 Tielt, na afspraak.
Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in “De Roede van Tielt” mogen slechts overgenomen worden na de uit drukkelijke toestemming van de redactie.
Kaft: detail van de kaart “ District van Thielt (West-Vlaanderen). Bevat 1 stad, 17 gem een ten en 63.986 zielen” (ca. 1825) (verz. Paul Vandepitte)
2
Jaak Billiet
VAN FEESTPALEIS TOT LAKENMARKT 80 jaar Muziekonderwijs in Tielt
INHOUDSTAFEL
3
Ten geleide en dankwoord
8
Voorwoord
10
Algemene situatieschets 1. De ‘geboorte’ van het muziekonderwijs in België en Vlaanderen 1.1 Van Kerk over Revolutie naar Conservatoire 1.2 De eerste muziekscholen in België annex Vlaanderen 1.3 Het trage maar gestage adagio van het muziekonderwijs in Vlaanderen 1.4 Muziekschool: een frivool en duur tijdverdrijf
11
12 13
2. Tielt anno 1922: geen ideale inspiratiebron voor de muzikale muze 2.1 Niet zoveel brood op de plank 2.2 Tielt 1920, niet bepaald een intellectueel bastion 2.3 Noten strooien tegen de honger
14
DEEL I ADAGIO MOLTO LENTO’
17
1. Stichters en pioniersjaren 1.1 Muziek en politiek: het spel van gele en blauwe noten in Tielt 1.2 December 1922: de 'Vrije Thieltsche Muziekschool’ start. Andante, ma non troppo 1.2.1 De pioniers: Georges Pannemaeker en Mamert Dumont 1.2.2 Een eerste jaar en de eerste pasjes, geleid door een rasmuzikant 1.2.3 ‘De vaardige en alom gewaardeerde leermeester’ : Carl Van Styvoort 1.2.4 Deinze als ‘sleutelrol’ voor Tielt 1.2.5 Jules Nachtergaele: kampioen-lesgever en muzikale duizendpoot
17
2. Een interbellum met schijnbare rust 2.1 Arm maar proper. De worsteling om erkenning en centen: 1923-1929 2.2 Het verlossende startschot: 1928-’29, het ritme van een crisisjaar 2.3 Wie centen wil, moet hard kunnen fluiten... 2.3.1 De slakkengang van inspectie en papiermolen 2.3.2 Inspecties en benoemingen 2.3.3 De verdere gang met de bedelstaf 3. Uitblinkers op het ritme van Alpaerts, Czerny en Schmoll 3.1 Klein, knus, streng en degelijk
15 16
18 22 24 26 27 28 32 36 39 40 41
3
3.2
‘De microbe in het bloed’ 3.2.1 Zo de ouden zongen... 3.2.2 Focus op de Coussens-sisters
4. Van ‘stille’ jaren dertig naar het scherpe steekspel van 1940-’45 4.1 Gilson ging, Hullebroeck kwam 4.2 Crisisjaren en aanhoudende ‘lamentationes’ 4.3 Oorlogswolken boven Tielt: de muziekschool in het defensief 4.3.1 Albert De Cock klopt even aan de deur 4.3.2 Een schooltje op drift door de oorlog 4.3.3 Tielts kleine culturele oorlog: 1941-1944 • Andere meesters, andere zeden • Struggle for life: "niet van brood alleen ...’ • Van cultuurraad naar ‘Stedelijke Cultuurdienst’ • De SCD in de clinch met de muziekschool • Weinig muziek voor de Verschaeve-hulde 4.4 En toen trad de rust in ... 4.4.1Twee jaar officiële accordeonles in Tielt?
42 44 46 47 55 57 59 60 62 63 71 72
5. Nasleep van een oorlog, begin van een nieuw tijdperk: 1945-1950 75 5.1 Op naar 25 jaar Vrije Muziekschool 5.2 De ‘grote hervorming’ van 1945-’50: de 2de categorie als streefdoel en luchtkasteel DEEL II DERTIG JA A R ALBERT DE COCK AAN HET ROER ALLEGRO, M A NON TROPPO 1. Nieuwe griffels, schone leien 1.1 Afscheid en welkom: oud gaat, nieuw komt 1.2 En een nieuw ‘bestuurscomité’ 1.3 De centenkwestie als basso continuo 2. Een gentleman-directeur als gids naar de jaren zestig 2.1 Nieuwe bemanning voor cello en blazers 2.2 Een zachtaardig man met strikje, gestrikt in een oud schooltje 2.3 De ‘entree’ van Christine Seghers: september 1953 2.4 Mellaerts ging, Elias Gistelinck kwam... maar niet voor lang 2.5 De Tieltse Muziekschool 35 jaar jong in 1957 2.6 Een streng inspectierapport en de nodige gevolgen 3. Appels vallen niet ver, maar het oude rollenspel houdt stand 3.1 De boom, de appels en de muziekmicrobe 3.2 Jongens-meisjes en de hiërarchie der instrumenten: discriminatie? 3.3 Inzet, ambities en ontgoocheling: carrière-makers en afhakers 3.4 Examenperikelen, prijzen, optredens en samenspel: een evaluatie 4. The Golden Sixties: van Vrije naar Stedelijke Muziekschool, van Stedelijk naar Academie 4.1 Oud zeer en pleisters op het houten been 4.2 Exit Vrije Muziekschool, leve de Stedelijke Muziekschool (1964) 4.3 Intussen: nieuwe leraars, nieuwe klanken, nieuwe lokalen 4.3.1 Eindelijk slagwerk met André Bouckaert
4
78 78 83 84 86 87 89 95 96 98 101 102 106 109
111 113 114
4.3.2 4.3.3 4.3.4 4.3.5 4.3.6
Roland Neirinck, tweede boegbeeld voor notenleer en piano Zenon Eeckhaut: eerst viool, dan gitaar De eerste Tieltse periode van Willy Soenen: 7 jaar op de leerstoel kopers Frans Rubens neemt de pen over Meer ‘ruimte’ boven de bibliotheek, met soms gedeelde smart
116 117 119 120 121
5. Op weg naar wonderjaar 1968 en een ‘academische’ titel 5.1 Een nieuw bestuur, heelmeester voor oude pijnen 5.2 De Stedelijke Muziekschool spreidt haar vleugels 5.2.1 Meulebeke en Pittem sluiten aan, september 1965 5.2.2 Wingene sluit aan bij het peloton 5.3 Rudi Werthen, wonderboy en geval apart 5.4 Eindelijk de grote stap naar 1ste categorie: Tielt wordt een Stedelijke Academie INTERMEZZO: ‘De boom en de appel...’ Vader en dochters Van Quickelberghe
122
6. De afdeling ‘woord’: van stotterende start naar successtory 6.1 Nederlands beheersen: lang niet evident in Vlaanderen 6.2 Eindelijk dictie in het woord-wonderjaar 1968 6.3 Het 'tijdperk’ Herman Verschelden: 33 jaar lang pleitbezorger voordrachtkunst 6.3.1 Opstarten en creatief zijn 6.3.2 Voordracht als permanent creatief proces 6.3.3 ‘Oversteken’ 6.3.4 De afdeling toneel: relaas van een lijdensweg
135
7. Van feest naar feest: 1967-1972. 45 jaar Muziekschool en een 50 jarig jubileum 7.1 Ieder huisje heeft... 7.2 December 1967: een 45-jarig bestaan gevierd met stijl 7.3 Harde noten kraken in de periode ’70-’75, met feest tussenin INTERMEZZO: 1972, een halve eeuw Muziekschool in Tielt 7.4 De 'magere’ jaren: oliecrisis, besparingen en nog meer nare dingen 7.5 Ruiselede gaat solo in 1976, Kanegem en Zwevezele starten op in 1977 8. Eindigen in schoonheid: 1975-1980, de laatste directiejaren Albert De Cock 8.1 Leraars gevraagd 8.2 Nog een paar kleine oorlogjes, groeipijnen en een ‘spook’ INTERMEZZO: ‘Zo de ouden zongen.’ 't Zat en zit in de familie... Vercampt
124 126 127 131 133
137 139 141 143 144 145 148 150 153 154 157 158 160 164
DEEL III TIJDPERK WILLY SOENEN: TOUT POUR LA MUSIQUE’, 1981-1995 ALLEGRO MODERATO (tempo di marcia)
167
1. Een directeur met als grootste ambitie een ‘kwaliteitslabel’ voor Tielt 1.1 Een ‘woelige’ strijd om de directiestoel 1.2 Een splinternieuwe Academie op de Lakenmarkt: oktober 1981 1.3 Nieuwe wetten, nieuwe zeden en hun impact
169 171
2. Niet de fluwelen handschoen... 2.1 Een eerste jaar met controverses en emoties 2.1.1 De ‘politiek’ roert zich 2.1.2 Ouders en leerlingen in het harnas 2.1.3 Lichte opklaring en music, Maestro! INTERMEZZO: ’t Zit en zat in de familie: Broers en Zussen, Broer en Broer
173 175 178 179 180
5
1. Marc en Mia Vandewiele 2. Tania en Frank Mestdagh 3. Wim en Bart Belaen 2.2 Leraars, leerlingen en vernieuwing 2.2.1 Willie Verdievel, een portret 2.2.2 Meer specialisatie, betere kansen en hoger niveau
181 182 183 184
3. De ‘geremde’ expansie van de jaren tachtig: soms staccato, soms giocoso 3.1 Een verjongd team uit de startblokken voor een hindernissenparcours 3.2 Knip op de beurs in Brussel en gevolgen 3.3 Een directeur in het verweer tegen onvrede en protest 3.4 Goede muzikale wind en toch tegenwind
186
4. Cijfers, examens en andere tribulaties: 1983-1985 4.1 De grens van de groei of een achteruitgang? 4.1.1 De lat té hoog? 4.1.2 ‘Er zit klank in mijn kleur’ 4.2 Een gecontesteerde definitieve benoeming met veel ‘getouwtrek’
193
188 189 191
195 196 197
5. Verder ploegen, maar onder een dreigende hemel voor het kunstonderwijs 5.1 Meer papier, meer contestatie 5.2 Nieuwe plannen voor het muziekonderwijs 5.3 Da Capo voor de tweespalt in de muziekacademie 5.3.1 Alarmkreten uit Zwevezele 5.3.2 Ijskoude relaties met het stadhuis 5.4 Bekwaamheidsproeven en ander oud zeer 5.5 Bij de invoering van het DKO, september 1990: praktische probleempjes
202 205 206 208
6. De laatste loodjes van Willy Soenen en een positief bilan
213
EPILOOG: 1996-2003, the ‘lucky seven’ van Bart Snauwaert ‘ALLEGRO VIVACE’
215
1. Een nieuwe lente, een nieuw geluid 1.1 Een directeurswissel met enige vertraging 1.2 Directeur worden en zijn: een uitdaging in teamwork 2. Er z i t ‘muziek’ in de academie 2.1 Een ‘boom’ in de leerlingencijfers vanaf 1996 en ‘wat we samen doen...’ 2.2 Roland Neirinck: 33 jaar dienst en getooid met de ‘Gouden Palmen’ 2.3 Iets minder wind in de zeilen door een programmatiestop, maar ‘the show must go on’ 2.4 Klavecimbel 'afgestoft’ 3. De Tieltse jeugd meer dan klaar wakker voor muziek en woord 3.1 Pro Musica, het JM A , The Young Ones, The Mini’s: Tielt ruist en bruist 3.2 Januari 1999: het Gildhof ‘gekraakt’ 3.3 Een totaal nieuw geluid: een orgelklas en een spetterende DKO-dag 3.3.1 Tom Hoornaert start de orgelklas 3.3.2 Kindermusical ‘De Ridders’: een creatief hoogstandje
6
198
211
216 218 220 221 225 226 228 230
INTERMEZZO: ‘De appels en de boom’: 4 kopers op een rij Mieke, Kalrien, Griet en Bieke De Meyer
INTERMEZZO: Familie, Familie 4.
231
Drie jaar academie in de 21ste eeuw: stuwkracht en studie ‘con molti istrumenti’ 232 4.1 Nieuwe akkoorden op accordeon 4.2 Met klank geslaagd en gelaagd verklankt: primeurs en concerten allerhande 233
5. Viering van een kwieke ’80-jarige’: alle registers open! 5.1 Een uitzonderlijke DKO-dag 5.2 Een academische zitting met historiek en filosofie 5.3 Wat met de Tieltse academie en het DKO in de toekomst? 5.4 Drempels, doorstroming en ‘leven na de academie’
235 236 238
6. De academie voorgelicht en doorgelicht: ‘Ze zijn goe bezig!’
240
7. Ten slotte... en nog méér ten slotte
241
BIJLAGEN
246
1. 2. 3. 4. 5.
246 252 270 273 280
Lijst oud-leraars en leraars Lijst laureaten HG en Uitmuntendheid Lijst oud-leerlingen met professionele carrière De Tieltse Muziekacademie in cijfers Organogram DKO-structuur 1990-heden
BIBLIOGRAFIE en BRONNEN
284
Eindnoten
288
7
Ten geleide en dankwoord Wij hopen dat de lezer van deze poging tot historisch inzicht in en overzicht van 80 jaar muziekonderwijs in Tielt ons de lacunes en eventuele vergissingen niet zal kwalijk nemen. De ruimte die ons werd toebedeeld was immers té beperkt om alle facetten van deze geschiedenis breedvoerig te behandelen. Daarbij waren we gecon fronteerd met ernstige ‘gaten’ in het beschikbare archiefmateriaal. Toch pro beerden we om de honderden betrokken mensen die als directeur, leraar, leer ling, ouder, toezichter, personeelslid, beheerder of politicus deze school maakten tot wat ze was en nu is, hun rechtmatige plaats te geven. Maar ook alle materiële, artistieke en organisatorische componenten dienden erin ver weven te worden, en tevens het brede socio-culturele en politieke kader ge schetst dat al deze feiten heeft beïnvloed. Dat er tussen al deze actoren soms controverses of pijnpunten en wrijvin gen waren, spreekt vanzelf. We deden een eerlijke poging om op al deze zaken een neutrale en objectieve kijk te geven, gebaseerd op feiten en documenten. Wanneer een eigen mening of visie van de auteur of van directe getuigen ge geven werd, is dat vanzelfsprekend een persoonlijke interpretatie en maar één element om de persoonlijke mening en beeldvorming van de lezer te verrijken. Een schoolgeschiedenis schrijven is dus per definitie een erg complexe en diep gelaagde geschiedenisklus, en eigenlijk een werk van veel langere adem dan de zowat 10 maanden die ons toebemeten werden. Daarbij probeerden we nog aan U, lezer, een bruikbaar en handig naslagwerk aan te bieden qua cijfergegevens en namenlijsten, te vinden in de bijlagen. Deze historiek was nooit tot stand gekomen zonder de continué en gedreven inzet, hulp, opzoekingswerk en logistieke steun van heel wat mensen. Vooreerst kan ik niet genoeg dank zeggen aan academie-directeur Bart Snauwaert, die onder dit hele project zijn stoere schouders zette en vooral heel veel uren werk besteedde aan het verzamelen en updaten van de bijla gen. Ook het team van secretarissen van de academie, die samen heel wat praktisch naslag-en verzamelwerk verrichtten, dank ik van harte.. Zonder hen was dit werk er zeker niet. Verder moet ik hartelijk dank zeggen aan een hele lijst mensen die hun steen (tje) bij droegen aan dit project, met excuses indien ik iemand vergeet: voor het uitlenen en ter beschikking stellen van archiefmateriaal, bronnen allerhande en logistieke steun: • Historicus Willy Jonckheere, mevr.Veerle Van Doorne, conservator en Adeline Beurms van het Museum van Deinze en de Leiestreek, allen uit Deinze; • De heren Freddy Van Laer en Germain Van Beversluys van de dienst
8
burgerlijke stand en het stadsarchief van Deinze; • De heer Jaak Vanholen, musicoloog; • Philippe De Gryse en de Heemkundige Kring ‘ De Roede van Tielt ‘voor steun en uitgave; • Annie Haeck voor de toegang tot het stadsarchief; • Goedele Soetewey voor het kaftontwerp ; • Jeroen Billiet, Paula en Anna Coussens, Fons Das, Thys Lambrecht, Ronny Neirinck, Anna Plettinck, Wim Popelier, Albert Rubens, Jeanne Rotsaert, Robert Vandewiele, Johan Van Keersbilck, Eric Vanneste, Cecilia, Chris en Hilde Van Quickelberghe, Julien Verbrugge; • Lieven De Cauter en Wim Vanseveren; • Fotostudio B&M, Tielt; • Alle mensen die aan een interview meewerkten, mondeling of schrif telijk. De namenlijst vindt u in de rubriek ‘bronnen-bibliografie’. Jaak Billiet
9
Voorwoord 80 jaar? Hoewel je van artiesten altijd iets speciaals mag verwachten is dit toch wel een wat vreemd jubileum om te vieren, zelfs al sluit je dan aan met een traditie die om de 5 jaar eens stevig laat feesten... En bovendien een heus boek erbovenop! De reden van dit alles is terzelfdertijd één- en meervoudig: Eerst en vooral is de 75-jaar viering van de academie (1997-98] ongemerkt voorbij gegaan door de toen heel recente directeurswissel. En bovendien was het schooljaar 2002-03 niet alleen het 80ste werkjaar van onze academie, maar ook het 33ste én laatste van Herman Verschelden. Hij gaf in overleg met het voltallig lerarencorps vorm en kleur aan de uitwerking van dit ongewone jubileum in ‘4 feestweekends’ gespreid over het hele schooljaar. Als sluitstuk van de viering dit dessert: een lijvige en vlot geschreven historiek van 80 jaar wel en wee van onze academie. Het was immers van 1964 geleden dat toenmalig secretaris Frans Rubens een historiek van de eerste 40 jaar van de “muziekschool” neerpende. Langer wachten dan de 40 jaar die intussen verstreken zijn zou onvermijdelijk geleid hebben tot verlies van veel kostbare gegevens. Vandaar... Geen gras laten groeien over dit idee, en samen op zoek naar de geknipte persoon die zich wou ingraven in de (volkomen in wanorde verkerende) archieven van onze academie, maar ook van het stadhuis en vele andere. Iemand die bereid was om gewapend met bandopnemer en fototoestel de boer op te gaan om de vele getuigenissen van toen en nu te vereeuwigen voor ze door de tikkende tijd volledig vervaagd waren. En last but not least iemand die de massa aan info met vlotte pen kon verwerken tot een coherent en boeiend geheel. Uiteindelijk kwamen we terecht bij iemand die een pure passie voor historiek (beroepsmatig) en een warm hart voor woord én muziek (de ‘appel’, zoon Jeroen is blijkbaar niet ver van een artistieke boom gevallen) in zich ver enigt, Jaak Billiet. Samen met de Roede van Tielt en ons Stadsbestuur schaarde hij zich achter de uitwerking van dit project. Het resultaat kan de le zer zelf beoordelen. Onze academie is Jaak in elk geval zeer dankbaar, en., wij beloven plechtig dat we er alles aan zullen doen om de volgende 20, 40, 80, .. jaar zo boeiend te maken dat zijn opvolg(st)er er een flinke kluif aan heeft ! Ad multos annos ! ! ! Namens de stedelijke academie voor muziek en woord Tielt, Bart Snauwaert, directeur.
10
Algemene situatieschets 1. De ‘geboorte’ van het muziekonderwijs in België en Vlaanderen 1.1 Van Kerk over Revolutie naar Conservatoire Tot ca. 1800 waren dé opleidingscentra voor muziek de kapittelscholen en -ko ren onder leiding van de kanunniken. Ernstige muziekstudie was toegespitst op religieuze muziek, maar adel en burgerij roomden vaak de beste krachten af naar hun hoven en salons: muziek was immers ook prestige en luxe-entertainment voor de happy few, hun goed opgevoede telgen moesten hun mannetje/vrouwtje staan in zang, dans en instrument. Dit leuke Renaissance-ideaal bleef doorwerken tot ver in de twintigste eeuw: vooral burgerdochters konden met dergelijk tijdverdrijf een goede partner strikken. Goede muzikanten-componisten hielden er een eigen privé-muziekschool op na om zich een vast inkomen te verzekeren. De Franse Revolutie seculariseerde het muziekleven grondig en zaaide in heel Europa de kiemen van de burgerlijke muziekcultuur- en onderwijs, met stad, provincie of staat als organisator. Hét lichtend voorbeeld was het Parijse ‘conservatoire de musique’, in 1795 uitgeroepen tot ‘Institut National’. En als het in Parijs regent.. Parijs leverde tot aan WO I de meeste pioniers-leraars en directeurs voor het muziekonderwijs bij ons.1
1.2 De eerste muziekscholen in België annex Vlaanderen. De 19de eeuw was dé kraamkamer voor ons muziekonderwijs. In 1812 ont stond in Gent de ‘Académie de musique de la Société des Beaux Arts’, als em bryo van het ‘Conservatoire de Gand’, dat startte in 1835. Frans was en bleef dan ook de voertaal in het muziekonderwijs, in Vlaanderen vaak tot na 1945! Bergen (Mons) opende de eerste stedelijke muziekschool van ons land in 1820, Doornik volgde in 1827, merkwaardig genoeg in volle Hollands bewind. Gent en Leuven nemen het voortouw in Vlaanderen (1835), en dan komt een hele rist pioniers: St.Truiden (1837), Oudenaarde (1839), Antwerpen (1842), Mechelen (1843), Aalst (1855), Tongeren (1857). En West-Vlaanderen? We zongen mee: in 1878 telden wij al 22 betoelaagde muziekscholen. Nog een lijstje: Nieuwpoort, Moorsele, Moorslede in 1841 (!), Brugge (1847), Oostende (1849), Torhout, Veurne, Rumbeke, Tiegem (1860), Ingelmunster, Kuurne (1861), Kortrijk (1870), Waregem, Wervik, Zwevegem en Wakken(!) (1873) en Beernem, Beveren-Roeselare, Deerlijk, Gistel, Hooglede, leper in 1874.2
11
Een K.B. van 1881 regelt voor het eerst de subsidiëring en de categorieën van de muziekscholen. Doelstellingen waren: ‘Een morele verbetering van de be volking door de cultuur van de muzikale kunst’ en ‘de ontplooiing bevorderen van de jonge talenten die van muziek hun specialiteit maken’.3 Volgende bepalingen werden en bleven van kracht: 1. Programma, reglement, jaarlijkse begroting en rekening dienden goedge keurd door de regering; 2. De school was onderworpen aan de rijksinspectie; 3. Er werden ‘openbare wedstrijden’ ingericht; 4. De lessen moesten doorgaan in een behoorlijk lokaal, behoorlijk gemeubi leerd en zeker NIET in een cafél 5. De school stond open voor de ‘beide geslachten’, de cursus koorzang eveneens; 6. Leraars moesten beroepsmuzikant zijn, hoewel een diploma niet vereist was.
1.3 Het gestage maar trage adagio van het muziekonderwijs in Vlaanderen Tot ca. 1950 was het scholenbestand ingedeeld in drie categorieën of rangen. In derde categorie diende je minstens notenleer en samenzang - dit viel meestal samen - piano en vioollessen in te richten om erkend te worden; deze schooltjes, zoals Tielt lange tijd, moesten het dan rooien met 10% weddesubsidies. De tweede categoriescholen voegden bij dit basispakket lessen cello, hout- en koperinstrumenten en individuele zang tot in de hogere graad. Staatstoelage: 20% van de wedden. Wie zich tot de eerste categorie wilde op werken en de titel van academie voeren, moest een superpakket aanbieden van: notenleer en samenzang, piano, viool, altviool, cello en contrabas, hou ten en koperen ‘blaasspeeltuigen’, solozang, harmonie, kamermuziek, mu ziekgeschiedenis en daarbij nog voordracht, toneel en ‘lyrische kunst’. Leerlingen konden er klimmen tot de graad van uitmuntendheid. Dat leverde dan, bij erkenning, 30% toelage op. Als toetje kregen de oudste scholen met een ‘hoog niveau’ de titel van ‘Stedelijk Conservatorium’ toebedeeld. In Vlaanderen werden dat er zes: Brugge, Kortrijk, Oostende, Mechelen, Leuven en Hasselt. Het voorbeeld van Oostende spreekt boekdelen: gesticht in 1849, 30 jaar later reeds academie. In 1900 telde de school 428 leerlingen, dit voor een stad van nog geen 40.000 inwoners. De titel van Conservatorium draagt de school vanaf 1926: toen waren er 30 leerkrachten, waarvan 11 voor piano en 5 voor viool! Opmerkelijk was wel het feit dat men er al in 1923 Nederlands talige voordracht en toneel kon volgen.4 Een aantal wettelijke regelingen tilde gelukkig veel scholen op een beter ni veau: een bondig overzichtje helpt ons zeker de Tielste perikelen beter te dui den.
12
1942: Alle directeurs moeten examen afleggen. Een typisch oorlogsbesluit: heel wat kandidaten, die zich omwille van het smeer in collaborerende par tijen en groepen bewogen, aasden op vrijkomende postjes. In 1954 kwam dan het K.B. dat o.a. Tielt veel kopbrekens kostte: de derde categorie werd geschrapt, leerkrachten en directeur moesten een 1ste prijs van een Koninklijk Conservatorium voor hun vak voorleggen én een bekwaamheidsexamen afleggen! Daarbij legde de wet normen vast voor schoolbevol king en klassenormen, samen met een minimum-leerplan. Nog meer heisa kwam er met de schoolpactwet in 1959: alleen de scholen lste cat. genoten 100% weddetoelagen (alleen voor directeur en leraars), werkings- en uitrustingskosten. De provinciale toelage viel weg, de inschrijvings gelden gelukkig ook, althans in theorie. Dit betekende toch een ernstige discriminatie voor de 2de categorie, waar voor vooral stad of gemeente de meeste centen mochten blijven ophoesten. In de jaren zestig raakte die toestand stilaan rechtgetrokken via gelijkschakeling in programma en subsidiëring. De grote bloei werd toen ingezet: talloze filia len of bijscholen in de kleinere gemeenten lokten altijd meer leerlingen - de ‘babyboom’ was een goede motor - en dank zij de betere betaling en een aan lokkelijke full-time job kwamen echte vakexperts, met een rits lste prijzen conservatorium onder de arm, het jonge volkje in muziek en woord bekwa men. Tot 1970 konden muzikanten-in-spe aan de Koninklijke Conservatoria van Gent, Antwerpen en Brussel zowel lager als secundair, dus middelbaar muziekonderwijs volgen. Vanaf 8 (!) jaar kon je daar starten in de lagere graad, na de middelbare kon je zonder examen doorgaan naar de hogere, het ‘echte’ conservatorium.
1.4 Muziekschool: een ‘frivool’ en duur tijdverdrijf Zeker tot in de jaren vijftig leken ernstige muziekstudies voorbehouden voor een meer begoede middenklasse: er diende schoolgeld betaald en vaak was dat geen habbekrats! Een instrument in huis halen, vaak een piano, kostte een fortuintje. Vader Coussens uit Pittem5 plezierde zijn vier muzikale dochters in 1924 door de familiale piano aan te kopen voor 3.669 Bfr. Het gemiddelde jaarinkomen in Vlaanderen was toen zowat 2800 fr. Voor een 1/2 viool moest je ongeveer 100 frank afdokken. In het Interbellum kregen meestal meisjes van goeden huize een muzikale vorming opgelepeld: vaak reikte het repertoire niet verder dan wat populaire salonmuziek en liederen, ‘morceaux’ genaamd, maar het opende huwelijksperspectieven. Het overgrote deel van de jongeda mes kreeg privé-lessen: de muziekschool betekende de zondige straat opgaan en vooral in ‘gemengd’ gezelschap vertoeven en dàt was in die puriteinse tij den te gewaagd. Zelfs het simpelweg les krijgen van een leraar van het andere geslacht was not done! De ‘verlokkingen van de wereld’ bleven natuurlijk to
13
taal onthouden aan de leerlingen van onze roemruchte meisjespensionaten. Onder geen beding mochten die hun ommuurde kooi verlaten: tegen vaak ge peperde betaling gaven zusters of (vrouwelijke) muzikanten van buiten de school, natuurlijk ongehuwden, aan de kostschoolmeisjes privé-lessen. Piano stond bovenaan: in het Tieltse ‘Instituut van de H.Familie’ werden een dertig tal ‘kotjes’ ingericht als piano-oefenlokaaltjes. Ook zang en in mindere mate viool kwamen aan bod. Het lesgeld liep makkelijk op tot 20 Bfr. per week, in een tijd waar een geschoold arbeider zowat 2,50 Bfr. per uur verdiende. Als onderwijskracht diende je immers een degelijke muzikale bagage mee te heb ben, maar ook humaniora-leerlingen ontsnapten niet aan de obligate training in een paar mooie ‘morceaux de salon’.6 Jongens die muziekstudies deden en daarin wilden doorgaan waren witte raven, zeker tot 1950. Muziek leidde volgens de gangbare opinie niet tot een ernstig beroep met goed kostgewin en was dus puur tijdverlies. Muzikant zijn scheen voor de burgerlijke moraal van toen alleen maar te leiden tot frivool theatergedoe en een losse moraal te hanteren qua contacten met de andere ‘kunne’. Zangers, toneelspelers, muzikanten: één pot nat, doordrenkt met de geur van kermis en zigeunerleven. Een beroepsmuzikant of leraar was meestal niet zo slecht betaald en cumuleerde vaak dat het een lieve lust was, maar voor de familiestatus in de middenklasse betekende hij meestal geen bron van fierheid. Uitzondering vormden de zonen van arbeiders en kleine middenstanders die vanuit de fanfares, vaak door hun vader of de dirigent, gepusht werden naar de ‘blaasspeeltuigen’. Met ‘hun’ instrument, bezorgd en betaald door de fanfare, kwamen ze wat notenleer en techniek opsteken om die dan zowel in de fanfare als in menig feestje of stoet te benutten en., in centen, eten en drank te verzilveren. De meeste blazers kregen dan nog hun eigenlijke initia tie van een ouder fanfarelid, enkel de beteren mochten naar de muziekschool. De fanfare dokte dan ook hun leergeld af. Veel pedagogische principes en ba sistechniek kwamen er niet aan de pas. Voormalig Rijksinspecteur Jean Louël: ‘Vroeger moest de leraar minder werken, maar moest de leerling blijk geven van talent, creativiteit en werkkracht. Nu worden de rollen omgekeerd.’7
2 . Tielt anno 1922: geen ideale inspiratiebron voor de muzikale muze. 2.1.Niet zoveel brood op de plank Twee jaar voor de Vrije Tieltse Muziekschool van start ging, was de Tieltse be volking naar een absoluut dieptepunt gezakt qua aantal en inkomen. Oorlog en Spaanse griep veegden 10% van de inwoners weg. Het agrarische Tielt telde onder zijn 11.200 inwoners hoofdzakelijk boeren, boerenknechten en semi-zelfstandige wevers. Slechts 27 boeren bezaten meer
14
dan 10 ha, 35% bebouwde minder dan 3 ha! Daarbij was slechts 43% van de Tieltse grond in handen van Tieltenaars, waarvan 17% in handen van Tieltse boeren zelf. We stellen vast dat de ‘oude’ Tieltse families in elkaar verstren geld zaten en bleven: de katholieke bastions Loontjens, Vande Vyvere, Baert, Boone, Colle en de liberale Denys, Waüters, Notteboom, die stilaan op de achtergrond gedrongen werden. Zeker vormden die samen een economischconservatieve elite, die bijna uitsluitend in onroerend goed investeerde en niet in industrie. De Tieltse fabrikanten zelf waren meestal enkel eigenaar van hun textielbedrijf (je) en bezaten maximum een viertal huizen. De grootste eige naars waren de Tieltse brouwers: René Colle, burgemeester tussen 1933 en 1957, bezat 42 huizen! Vanaf 1920 vulde een hele lichting kleinere schoenfabrikanten de lacunes op, de meesten met 10 à 15 arbeidskrachten. Ook hier werkte men meestal in ‘entreprise’ thuis. Tussen 1918 en 1922 verkeerde die schoenensector dan nog in een ernstige crisis. Het leder was peperduur geworden, zodat de prijzen on geveer verviervoudigden! Globaal genomen werkte 18% van de bevolking in de industrie (textiel en schoenen), 6% in de handel en 6% als ambtenaar en bediende. De rest ver diende een magere kost in de landbouw en aanverwanten. We telden 31 boe ren die het met één koebeest moesten rooien! De aloude politieke constellatie in Vlaanderen én Tielt begon barsten te ver tonen: in 1921 kregen de vrouwen gemeentelijk kiesrecht, en de slechte con junctuur duwde de christelijke werkliedenpartij met vier man en één socialist in de gemeenteraad. De conservatieve katholieke meerderheid werd veront rust: in 1926 waren de socialisten al met zijn tweeën en de nieuwe Frontpartij eveneens. De christen werklieden moesten er wel twee inleveren.8
2.2 Tielt 1920, niet bepaald een intellectueel bastion De kiezerslijsten van 1914 mogen we gerust naar 1920 extrapoleren: van de 2.500 kiezers toen waren er welgeteld 92 houder van een of ander diploma. Dit is 3,68% van het kiezerscorps! Als we dat gegeven naar de hele bevolking doorrekenen, maakten de gediplomeerden slechts 1,53 % van de mannelijke bevolking uit en niet méér dan 0,75% van de totale bevolking. Vrouwen had den geen stemrecht, maar we mogen gerust stellen dat gediplomeerde vrou wen toen zeker spierwitte ravinnen waren. Bij de gediplomeerden zien we zowat 35% priesters-religieuzen, 21% onderwijzers, 17% mannen met een humaniora-diploma. Slechts 3% van alle ‘intellectuelen’ had ‘hogere studiën’ gedaan. Dit alles om een verklaring te geven voor de zeer zwakke recruteringsbasis waaruit de prille Tieltse muziekschool zou gaan putten. Veel stimulansen dienden de stichters ook niet te verwachten uit het toenmalige stadsbestuur. In 1914 waren van de 13 gemeenteraadsleden in Tielt, allen van de katholieke
15
lijst, er welgeteld 6 de trotse bezitter van enig diploma. Onder hen twee dok ters, één notaris, één grondeigenaar en de twee latere burgemeesters, René Colle als brouwer en Frédéric Boone, grondeigenaar en wijnhandelaar.9 Dat gemeentebestuur had trouwens na 1918 andere kopzorgen dan notenbalken. De hele infrastructuur van wegen en gebouwen was na vier jaar oorlog een puinhoop en al van in de 19de eeuw verouderd en verwaarloosd. Landbouw en economie lagen op apegapen. Zonder twijfel geen opbeurend kader voor muzikale hoogstandjes.
2.3 Noten strooien tegen de honger Als de sociale situatie een goede indicator vormt voor de kansen op ontwikke ling, dan zeker in het Tielt van 1920. Meer dan de helft van de bevolking kreeg brood op de plank via landbouw of aanverwante activiteiten. De boerenstand was relatief arm: 1/3 van de boeren bezat minder dan 3 ha, 42% ervan zelfs minder dan 1 ha. Slechts 43% van de gronden was eigendom van Tieltenaars. Veelal boerde de vrouw, terwijl de man elders in loondienst zat. Symptomatisch is dat in 488 Tieltse gezinnen de vrouw gezinshoofd was en 80% van de gezinnen minder dan 6 Bfr. belasting betaalde. De laagste aan slag was 3 Bfr. Wie 150 frank belasting of meer betaalde, kunnen we redelijk welstellend noemen. Dat waren er in Tielt een vijftal. Ondanks herhaalde crises, waren de jaren dertig economisch geen débâcle: de landbouwprijzen stegen met ca. 25%, die van de kleinhandel met 100%. Schoenen en textiel: 20% van de bevolking had er een dunne boterham aan. Tussen 1926-’30 gaat het bergaf met de schoenen, de textiel gaat erop vooruit.. De ‘crash’ van 1929 trekt ook door Tielt een spoor van werkloosheid en ar moe, maar in 1935 zorgt de devaluatie van de frank met 28% voor een heuse ‘boom’ in de economie: de productie stijgt met 80%, maar de lonen volgen niet. Sociale onrust en stakingen hebben hun weerslag, ook op het culturele leven.10 De weerspiegeling van dit alles leest u in deel I.
16
DEEL I 'ADAGIO MOLTO LENTO’ ‘Les vieux ne rêvent plus, leurs livres s ’ensom m eillent, leurs pianos sont ferm és.’ (Jacques Brel)
1. Stichters en pioniersj aren 1.1. Muziek en politiek: het spel van gele en blauwe noten in Tielt Vanaf haar stichting in 1852 domineerde de koninklijke harmonie ‘De Goede Vrienden’ het Tieltse muziekleven. Het was een door en door katholieke partijcreatie onder de vleugels van de Tieltse clerus, zoals deken Darras en de adel, met Mulle de Ter Schueren. De harmonie fungeerde in de 19de eeuw als sterke luidspreker voor het katholiek-conservatieve leefpatroon in Tielt en haar middenstand. De concurrentieslag met de liberale burgerij vormde een leidmotief in de werking van de harmonie. Die liberalen probeerden het eerst met St.-Cecilia, een fanfare die vooral tussen 1850 en 1892 met wisselend suc ces de liberale vlag uitdroeg, daarin vooral gepromoot door arrondissements commissaris Van den Berghe. Deze fanfare droeg immers rechtstreeks de erfe nis uit van de vroegere orangisten en de rederijkerskamers. De fanfare verdween met stille trom in 1892, maar algauw kwamen de liberale burgers met de muziekvereniging ‘Amicitia’ op de proppen, een fanfare van zowat 35 muzikanten geleid door dirigent Julien Verbaeys, afkomstig uit Wakken en een ‘streng muziekleraar’ 11. Amicitia werd tussen 1895 en 1919 een zeer strijd lustige politieke groep, met eigen weekblad ‘De Tieltse Burger’ , dat in Oudenaarde werd gedrukt. Met hun spijkerharde aanvallen tegen o.a. burge meester Boone12 legden ze de kiem voor het klimaat van wantrouwen en zelfs tegenwerking, dat in het Tieltse stadsbestuur van in den beginne tegen de Vrije Muziekschool zal heersen en lange tijd doorwerkte. Het begon al met de weigering van Boone in augustus 1895 om Amicitia een optocht te laten ma ken in de stad, terwijl de Goede Vrienden, door hen smalend het ‘Tapmuziek’ genoemd13, vrij hun gang konden gaan. Ook de stadsconcertzaal werd hen ontzegd omdat ze een toneelavond wilden geven met - o schande - heuse vrouwen in de vrouwenrollen! Iets later gaf Boone toestemming aan een ka tholieke vereniging om met vrouwen op het toneel te verschijnen. Leuke pesterijtjes dus. Een opmerkelijk liberaal initiatief leidt ons naar ons eigenlijke onderwerp. Amicitia eiste dat de stad een muziekschool zou oprichten, al ware het maar om ‘solfège’ te leren. Voorwaar een nuttig voorstel, dat zeker ook de Goê Vrienden sterk ten goede kon komen. De vraag ketste natuurlijk af op de harde
17
kop van Boone. In de katholieke spreekbuis ‘De Gazette van Tielt’ schreef Minnaert, de uitgever: ‘ Wel gepeisd Burger! Dan zoudt gij kunnen uwen Amicitia doen groeien en de beginders muziek doen leren op de kosten van de stad, ’t is te zeggen van de lastenbetalers. Ja, Burger, jongen, we hebben ’t wel gepeisd, dat gij daar gingt haven (schooien of roven). Er wordt in uw kamp ze ker niet meer genoeg gestuikt (gesteund), ge krijgt honger, en alzo zoudt ge wil len muzieken op de kappe van boeren en burgers. Weet ge wat, hebt nog een beetje geduld tot dat de burgemeester en geheel de kluts van het stadhuis geke geld liggen, en alsdan een muziekschool opgericht, een schoone, groote, en ze ingericht, wel, erger als te Parijs.’ 14 Net alsof de liberalen marsmannetjes waren en geen belastingen betaalden. De vijandelijkheden waren geopend: rondom de eeuwwisseling bereikte de rabiate onverdraagzaamheid tussen het liberale Amicitia en de Tieltse katho lieke notabelen een absoluut hoogtepunt. Na een ‘avondrondgang’ wees men de fanfare met de vinger omdat ‘jonkheden en kinders van beide geslachten van die avondwandeling gebruik mieken om, in hun zwieren achter de muziek, alle eerbaarheid en betamelijkheid te buiten te gaan.’ Boone verbood alle ver dere avondlijke optochten van Amicitia. In heftige polemieken in de pers gooi den beide partijen vlijtig met karrevrachten modder en drek. Op 1 januari 1905 sprak deken Verraes de banvloek uit tegen Amicitia vanop de kansel: woorden als zedenbederf, goddeloosheid en ondermijning van het gezag wa ren niet uit de lucht!15 De toon was gezet: de kloof tussen liberale burgerij en de katholieke goegemeente leek voortaan onoverbrugbaar, zelfs niet met no tenbalken. Amicitia doofde na WO I uit. Zowat de helft van muzikanten én in strumenten begon een nieuwe carrière bij de pasgeboren socialistische fanfare ‘De Volharding’. En de vraag naar een Tieltse muziekschool was en bleef ge lanceerd.
1.2 December 1922: de ‘Vrije Thieltsche M uziekschool’ start. Andante, ma non troppo 1.2.1 De pioniers: Georges Pannemaeker en Mamert Dumont Gentenaar Georges Pannemaeker (1885-1962) kwam in 1905 naar Tielt om bij de befaamde firma Donego, in de Kortrijkstraat, alle knepen van het schoen makersbedrijf te leren. Hij vond er uitmuntende vakkennis en Marguerite Van Walleghem, dochter van een andere Tieltse schoenenfabrikant. Het stel huwde op 9 februari 1909, twee jaar later krijgen ze een dochter, Georgette. In 1912 start Georges ‘La Merveille’ op, een schoenbedrijf op toen zéér moderne leest, sterk gemechaniseerd en ineens met 30 werknemers. De oorlog gooit roet in het eten, maar vanaf 1919 draait de fabriek opnieuw, volledig mechanisch: ge middeld 150 arbeiders produceren er massaal voor het leger en het buitenland. Pannemaeker wint met zijn kwaliteitsschoenen talrijke internationale prijzen
18
en ondanks menige crisis in de schoenenbranche wordt er bij hem nooit gestaakt tussen 1919 en 1926. De relaties in zijn bedrijf leken op timaal: Georges werkte zelf mee in het atelier, sprong bij waar nodig en was sterk sociaal geëngageerd. De weeshuizen van Tielt en Gent kregen voor elk kind jaarlijks gratis schoenen. Op 16 januari 1921 sterft zijn vrouw en wordt in Gent begra ven. Hij hertrouwt in 1922 met Anna De Laere. Zij gaat vanaf 1930 in St.-Genesius-Rode wonen, bij het Terkamerenbos. Georges ‘pen delde’ tussen Tielt en Rode maar bleef toch tot 1960 in Tielt wonen. Zijn fabriek ging dicht in 1955.16 Toneel en muziek zaten Pannemaeker in het bloed. Culturele emancipatie voor iedereen was als jonge fabrikant zijn adagio: hijzelf was een zeer begaafd toneelspeler en was dol op muziek, zang en operette. In 1919 stichtte hij ‘A Capella’, een gemengd koor, met als leuze ‘kunst adelt’. Het koor repeteerde zijn liederen eerst in ‘Gasthof St.-Joris’ op de Markt.17 Algauw be gon A Capella aan het lievelingsrepertoire van haar voorzitter: operette. Dit confronteerde de groep met twee problemen: de nood aan een ‘neutrale’ zaal voor de optredens en de gebrekkige muzikale scholing van de zangers en zan geressen. Pannemaeker pakte beide problemen kordaat aan. Hoewel hij als vooruitstrevend zakenman het liberale ideeëngoed zeker ge negen was en helemaal niet ‘kerkelijk’, hield hij zich inzake politiek aan een strikte neutraliteit en een fundamentele verdraagzaamheid. Om alle nieuwe polemieken en controverses te ontwijken begon hij dadelijk aan de bouw van een eigen zaal, ‘A Capella’, iets later omgedoopt tot ‘Het Feestpaleis’, naast zijn fabriek in de Stationstraat. Ondanks de banbliksems van het katholieke Tieltse establishment pakte hij daar uit met gemengd theater, speelde zelf de hoofdrol en betaalde de honoraria en de reiskosten van de andere hoofdrol spelers die uit Gent overkwamen.Voor het inzetten van een degelijk orkest ontbraken vooral goede strijkers. Die haalde Pannemaeker in Gent en vooral in Deinze, waar via de Stedelijke Muziekschool, gesticht in 1886, al een zekere orkesttraditie gegroeid was met de gebroeders Nachtergaele en de virtuoze Carl Van Styvoort. Door hun gastoptredens in het Feestpaleis kregen ze in Tielt Georges Pannemaeker (1885-1962),
19
2 2 y./yrj V .l—
Het Feestpaleis begin jaren twintig en nu. Bemerk de constmctieschets voor de verbouwing door architect Lievens op de foto.
een vaste muzikale voet aan de grond. A Capella groeide in de jaren ’20 uit tot een 45-koppige zanggroep en het orkest telde gemiddeld 15 leden. Albert Lietaert was de vaste dirigent. Op 12 en 13 maart 1922 stond variété met clowns en acrobaten op het programma, maar hét kassucces voor A Capella werd de operette ‘De Zwansbaron’ waarvan een serie opvoeringen begon op 19 maart. In de ‘Gazette van Tielt’ volgende aankondiging: ‘Wie niet verlegen is zich eene breuk te lachen, zal dat stuk in zijn 3 bedrijven gaan toe20
juichen. De luimigste en koddigste voorvallen doen de toeschouwers lachen dat de tranen langs de kaken rollen. A ls zang- en toneelspel staat alles, wat hiertoe in dien aard werd opgevoerd, verre ten achter bij ‘De Zwansbaron’. De kundige symphonie van 'A Capella’ begeleidt de opvoering’. Op 15 mei 1922 opnieuw feest in het Feestpaleis met ‘Eva het fabrieksmeisje’ , zangspel in drie bedrijven van dé operettekoning Franz Lehar. Het volledig symfonisch orkest stond on der leiding van A. Lietaert. Vioolsolo: Carl Van Styvoort. Altviool-solo: Jules Nachtergaele. In februari 1922 nam Pannemaeker het kordate besluit om een ‘Vrije Muziekschool’ op te starten. Zijn kompaan doorheen alle proble men werd en bleef Mamert Dumont, ‘nijveraar’ 18 uit de Ieperstraat. Deze zakenman-mecenas was voorzitter van de Tieltse Handels-en Nijverheidskamer en kon via dit kanaal en met zijn onmiskenbare diploma tieke talenten de banden aanha len tussen een aantal partners, die dit initiatief wilden helpen dragen. De zakenlui werden muziekpartners, ontmoetten elkaar vaak in de Rotary-club, waar ide ologie geen rol mocht spelen. Zo kwam een eerste bestuurscomité tot stand met Pannemaeker als voorzitter, Dumont, de onderwij zer van de gemeenteschool Achiel Maes en last but not least burgemeester Fritz Boone. mert Dumont als jonge zakenman Maes en Dumont waren boezemvrienden die samen voor onderwijzer hadden gestudeerd. Samen met Pannemaeker leken ze wel ‘een heilige drievuldig heid’.18 Met Boone erbij was ook de kaap van een vijandig stadhuis omzeild, wat niet betekent dat politiek Tielt dadelijk groot enthousiasme liet blijken. Een twintigtal leerlingen begon in 1922 aan hun cursus ‘solfège’ bij de kers verse bestuurder-leraar Carl Van Styvoort uit Deinze. De eerste toonladders weerklonken op zondag in het splinternieuwe Feestpaleis, een locatie die voor dat doel zeker niet optimaal was.
21
1.2.2 Een eerste jaar en de eerste pasjes, geleid door een rasmuzikant 9 december 1922: uittreksel uit de ‘Gazette van Tielt’ ‘Thielt - Muziekschool Muziekonderwijs voor ons volk . Vanaf zondag 10 december zullen kostelooze leergangen van viool en notenleer gegeven worden in de zaal van het Feestpaleis ‘A Capella’, Statiestraat Thielt, iedere zondag van 9 tot 11 u. Deze, welke de leergan gen begeren te volgen, worden verzocht zich te wenden bij het secretari aat der Muziekschool, Vijverstraat nr. 5. Leraar van viool: M .Carlo Stey voort (sic), 1ste prijs van de Conser vatoriums van Gent en Brussel. Namens het Bestuur der Muziekschool. N.S. Later zullen nog andere leergangen gegeven worden.’ Dat ‘kostelooze’ moeten we wel met enkele korrels zout nemen: Pannemaeker kon zeker na de ‘Crash’ van Wallstreet in 1929 niet verder Sinterklaas spelen: in 1930 telde Tielt al meer dan 100 werklozen, een kwart van de schoenma kers was 2 dagen per week werkloos. Geen wonder dat hij toen als voorzitter van het schoolbestuur de fakkel aan Mamert Dumont overdroeg. Vanaf 1928-29 vroeg het bestuur schoolgeld: 25 Bfr. per jaar voor solfège, 50 Bfr. voor piano en viool, 25 Bfr voor blaasspeeltuigen. Zaterdag 29 september 1923: 20 fiere geslaagden op de eerste ‘wedstrijd’ voor notenleer. ‘Verleden zondagvoormiddag, had een wedstrijd plaats tussen de leerlingen der muziekschool... Vele leerlingen doorstonden met zeer goed gevolg deze eer ste proef, en gaven waarlijk bewijs van snelle vorderingen. Ziehier hoe ze vol gens verdiensten gerangschikt werden: lste prijs met grote onderscheiding: Plettinck Félicie (vanaf 1931 een van de eerste dames bij Zanglust); lste prijs met onderscheiding: De Winter Adile, Neirinck Marguerite, Rubens Frans, Tack Walter, Tack Roger, De Clercq Gaston, Nolf Paul, Dierckens Camiel. lste prijs: Desseyn Frits, De Bruyne Jules, Malfait Gaston, Goethals Marcel, Verstraete Gaspard; 2de prijs: lmmesoete lvonne, Immesoete Georges; 3de prijs: Adam Paul. Naprijzen: De Smet Oscar, Adam Théophile, Van Daele Georges. De prijsuitdeling aan deze leerlingen zal plaats hebben op kermiszondag om 11 uur voormiddag in het Feestpaleis Statiestraat. Deze plechtigheid zal ingeleid worden met enige muziekstukjes voor viool en zangstukjes. Ze zal vereerd wor 22
den door vertegenwoordigers van het stadsbestuur. Iedereen zal tot dit feestje kosteloos toegelaten worden. Het voorlopig bestuur rekent dan ook op ene tal rijke opkomst. Hunne aanwezigheid zal voor de jonge muziekanten een spoor slag wezen om voort te gaan op de ingeslagen weg, om de eerste moeilijkheden onzer zo nuttige als aangename kunst te doorworstelen, en onder het geleide van hun vaardige en alom gewaardeerde leermeester, de muziekkennis grondig aan te leren. Zodus tot kermis Zondag om 11 ure. Aan alle stadsgenoten, gelijk van welke stand, op voorhand welkom.’ Iedereen prijs!
1T®
(VlUZIHK VERHEFT
i,
**
ZHNG 13 UHVbS -
MUZIEKSCHOOL VAN THIELT SCHOOLJAAR
1922-1923 =S?wS*
DIPLOM A Iü d en tuedstrijd uitgeschreven v oor de leerlingen V an het eerste stu d ie ja a r txterd a a n een
-/ -
f^ b c C I
tfc u iX toegekend,
f'c Z â d t. g a m e n s de J u r y :
Thiell, den 3o September iqa3
Opmerkelijk is wel dat we 17 jongens tellen tegenover 3 meisjes. Niet verwon derlijk voor wie de taboes van die tijd kent op gemengd onderwijs en ont spanning, maar hoofdzaak is dat bijna alle meisjes van ‘betere’ stand hun muziekinitiatie via privé-lessen kregen of op kostschool. De jongens werden vooral door de fanfare of harmonie van hun pa gepusht naar de muziekschool. Die fanfare paste dan ook het schoolgeld bij. Die verhouding jongens-meisjes was trouwens een aantal jaren later radikaal omgekeerd.19 De eerste prijsuitreiking mét leerlingenconcert ging door in de raadzaal van het stadhuis op 27 september 1925, de zondag van ‘Tielt-Kermis’. Een gewoonte die nog jaren aanhield. De leerling-violisten mochten hét Largo van Handel en dé Bourrée van Bach vedelen, op piano voerden Susanne Desauw en Marguerite De Deurwaerder vierhandig de ‘Marche Militaire’ van Schubert
23
en ‘Danses Espagnoles’ van Moskwosky uit en Frans Rubens20 mocht een ‘Cavatine’ voor viool spelen van Harold Henry. Het concertje eindigde met dé klassieker die zowat elk jaar door de solfègeklassen gezongen werd: ‘Zomergetij’ van J. Blockx.
1.2.3 ‘De vaardige en alom gewaardeerde leermeester’: Carl Van Styvoort Talent te koop en als knaap al virtuoos: Carl had alles mee met de spreekwoor delijke muzikale paplepel. Zijn hele roots en omgeving ademden muziek. Opa Henri Van Styvoort (1819-1905) was als simpele landarbeider uit Scher penheuvel naar Machelen-aan-de-Leie afgezakt. In 1850 werd Désiré geboren: ondanks zijn zeer bescheiden afkomst klom deze op tot de hoogste regionen in de Belgische muziekwereld. Désiré was blijkbaar een natuurtalent en werd een gerenommeerd violist: hij studeerde viool in Brussel en was huisvriend van Eugène Isaÿe, zowat de bekendste Belgische virtuoos en componist21. In 1886 is Désiré tot vioolleraar benoemd in Aalst en gaf in die tijd ook vi oolles aan het Koninklijk Hof. Edgar Tinei, de Vlaamse componist en directeur van het Leuvense ‘Lemmensgesticht, school voor Kerkelijke toonkunst’, neef van Jef Tinei22, die een boek-en muziekhandeltje dreef op de Tieltse markt, schreef op 8 mei 1868 aan zijn ‘beste vriend’ Désiré: 'Ik leg de laatste hand aan mijn oratorio Francisais. De vioollessen van mijn werk moeten volstrekt eens door eenen goeden vioolmeester geprobeerd worden. Wilt gij mij dan den dienst bewijzen, eens naar Mechelen met uw instrument -en voor nen geheelen dag- te komen? O f hebt gij liever dat ik bij u ga?’ Désiré werd echt hoog ingeschat! In 1880 trouwt hij met Rosalie Sergeant en wordt stamvader van een uiterst muzikaal gezin: Désirée (°1881), Bertha (°1883), Carl (°1885), Henri (°1887), Marie(°1890) en Edouard (°1896). Van deze zes telgen bouwden de zonen een muziekcarrière uit, de dochters die evenzeer talent hadden mochten met musici trou wen. Het typische rollenpatroon van die tijd. Het gezin verhuisde om de haverklap: van Brussel naar Watermaal, dan naar Elsene en Vilvoorde. Moeder trok in 1907 naar Machelen waar het huis van opa Henri leeg stond. In 1903 musiceerde reeds een kwartet met Léon Nachtergaele, Carl en Henri Van Styvoort en zanger Jef Van Risseghem tijdens het derde lustrum van ‘Ons Leven’ , het Leuvense studentenblad. De viering duurde trouwens drie dagen: het waren nog échte studententijden. Het illustreert de nauwe banden die in Deinze gesmeed werden: Léon Nachtergaele bracht het tot directeur van de muziekschool in Deinze23, Henri werd een virtuoos op de harp én leraar aan het conservatorium van Luik.24 Een echt buitenbeentje! Van Risseghem werd burgemeester in Deinze met grote ‘drive’ voor muziek.25 Zus Bertha huwde in 1909 met Jules Nachtergaele, broer van Léon en eveneens rasmuzikant, waarover verder
24
meer. De oudste dochter, Désirée, werd pianiste in Gent, de jongste, Marie, studeerde harp. Vader Désiré kwam pas vanaf 1915 definitief rusten in Machelen en stierf er tien jaar later.26 Carl is als derde geboren in Watermael-Bosvoorde op 29 april 1885. Via pa’s connecties studeert hij privé viool bij Isaÿe en haalde aan het conservatorium van Brussel zijn 1ste prijs notenleen In 1905 begint Carl aan een avontuurlijke carrière in de Verenigde Staten: hij speelde o.a. bij het K. Hadley-quintette in New York en Boston.27 De drijfveren die hem daarheen dreven kennen we (nog) niet. In 1907 vaart hij terug huiswaarts uit ‘heimwee’ en woont bij moe der tot 1915. Intussen haalt hij in 1910 aan het Gentse conservatorium, bij de befaamde Albert Zimmer, een 1ste prijs viool en een 1ste prijs kamermuziek met piano. In datzelfde jaar waagde hij zich aan een eerste - en naar ons we ten laatste - compositie: ‘Fantasie Mazourk voor viool, op een thema van Kneisel’. Het werk stond op de affiche van de ‘Kunstauditie Van Styvoort’ op 18 september 1910 in Deinze. Nog vóór de oorlog, waarschijnlijk in 1912-13, maakte hij een Europese tournée, maar de sporen hiervan lijken uitgewist. Na de oorlog duikt hij voor het eerst op in Tielt. Hij speelde enkele keren bij ‘A Capella’ en vanaf 1922 geeft hij aan de muziekschool als enige leraar-directeur 21 uur les in notenleer, viool en piano. Na enkele jaren vraagt en krijgt hij de nodige versterking van broer Edouard voor piano en schoonbroer Jules Nachtergaele. Tot 1950 bleef dit lerarentrio de toon aangeven en dicteren in de Tieltse Vrije Muziekschool.
Carl Van Styvoort als ‘jeune premier’ (copyright Museum van Deinze en de Leiestreek, archief Kring voor Geschiedenis en kunst van Deinze en de Leiestreek)
25
1.2.4 Deinze als ‘sleutelrol’ voor Tielt In Deinze waren de Van Styvoorts al vlug op het muziekleven ‘ingespeeld’. Vanaf 1901 al organiseerden Van Risseghem als baszanger met Léon Nachtergaele, pianoleraar aan de muziekschool van Deinze en directeur vanaf 1920, een aantal concerten. Henri en Carl waren er als knaap reeds bij! Het hoeft geen betoog dat Carl de ervaringen van Deinze vlot naar Tielt over plantte: de Tieltse Vrije Muziekschool werd op de leest van de stedelijke van Deinze geschoeid qua organisatie, methodiek en reglement. Eén teer punt bleef: de verloning in Tielt was een stuk kariger dan die van Deinze en dat bleef als een slepend trauma tot eind de jaren vijftig doorzeuren. Léon Nachtergaele streek in 1922 als directeur in Deinze 4.000 Bfr. op, 5.200 Bfr. in 1928. Jules kreeg jaarlijks 3.000 Bfr. voor 8 uur les in 1922.28 Carl moest het in Tielt gemiddeld met 25% minder rooien! Er werd ook jaloers gekeken naar de ‘Tieltse Stedelijke Tekenschool’, waar de wedden gemiddeld 30% hoger lagen dan die van Carl. Genoeg stof dus voor ons vervolgverhaal straks: de Tamentationes pecuniae’ of ‘smartenkreten om den brode’. Twee kompanen uit Deinze kwamen Carl assisteren in Tielt: zijn jongste broer Edouard of Eduard en de legendarische Julius, alias Jules of Juulke Nachtergaele. Edouard, geboren op 14 december 1896 in Elsene, haalde zijn 1ste prijs notenleer aan het Gentse conservatorium in 1914 en een 2de prijs piano: hij was pas 18 en de oorlog doorkruiste zijn ambities, maar hij was een doordrijver. In 1923 krijgt hij in Gent zijn 1ste prijs piano met grote onderscheiding als leer ling van Lamoureux. Eigenaardig genoeg speelde hij niet op het laureatencon cert, hoewel hij als eerste uit een examen kwam van 25 kandidaten! Voorwaar ook geen kleine jongen, de jongste Van Styvoort. Edouard startte in 1923 als lesgever aan het St.-Jozefscollege in Tielt en bij de Jozefieten van Melle. Een jaar later mag hij starten aan de Tieltse Muziekschool met 6 uur piano, waarvoor hij in 1926 al een vaste aanstelling krijgt. Zijn ontelbare leerlingen taxeren hem unaniem als ‘streng, maar recht vaardig’: houding van handen en bovenlijf werd kordaat, met de nodige tik ken, in positie gebracht en gedwongen. De snelle toetsenridders kregen stee vast twee bladzijden Czerny of Alpaerts te doorworstelen als taak, de krasselaars een half blaadje. De onverslijtbare Edouard bleef in dienst tot 1959, maar was intussen al sinds 1952 zijn broer Carl opgevolgd als directeur in Deinze, hoewel hij de ver eiste diploma’s niet bezat, zoals een 1ste prijs harmonie. Hij bleef er rustig zit ten als ‘voorlopig bestuurder’ tot zijn pensioen in 1961, ondanks verwoede po gingen van officiële kant om hem van de troon te stoten. Kersvers staatsinspecteur Louël wist niet waar hij het had toen hij ‘binnenviel’ in Deinze op 7 februari 1959: er was... niemand! ‘De bestuurder scheen van de
26
afwezigheid van de leraars niets af te weten.’29 Edouard Van Styvoort stierf vre dig in Deinze op 13 december 1988, op één dag na 92 jaar oud.
1.2.5 Jules Nachtergaele: kampioen-lesgever en muzikale duizendpoot De familie Nachtergaele - nomen est omen - kwam in 1889 naar Deinze van uit Zingem.Vader was schoenmaker-lederhandelaar. Léon en Jules, de twee zonen, bulkten van talent. Léon, geboren in 1873, gaf al les notenleer in Deinze toen hij 16 was. Hij had al in 1888 zijn 1ste prijs notenleer met grote onderscheiding onder de arm en een jaar later zijn 1ste prijs piano. Later volgden nog een rist hogere diplo ma’s. Jules, zijn evenknie, was twee jaar jonger. Hij is geboren in Zingem op 17 oktober 1875. Ook hij haalde zijn 1ste prijzen notenleer, viool en altviool in Gent.30 Hij be gon zijn enorm drukke carrière als leraar notenleer en viool aan de muziek school van Deinze in 1901. Daarbij begon hij vanaf 1912 les te geven aan het St.-Jozefscollege in Tielt en aan het Sint-Hendrikscollege in Deinze, gaf talloze privé-lessen in de hele regio, was dirigent van een aantal fanfares en ensem bles, componeerde, stemde en herstelde piano’s. Daarbij voegden de broers samen nog een bijverdienste: hun muziekhandel ‘Nachtergaele Frères’ op de Markt van Deinze. Na het huwelijk van Jules met Bertha Van Styvoort splitte de winkel in tweeën: elke broer had zijn specialiteit. Jules presteerde het trou wens om naast viool, ook een zestal blaasinstrumenten meer dan behoorlijk te beheersen en zelfs slagwerk. Met zijn fanfares en harmonieën haalde hij di verse nationale en internationale onderscheidingen en eerste prijzen. Jules
Jules Nachtergaele dirigeert in Deinze
27
componeerde zelf een aantal stukken: ‘Etude concertante’ voor altviool, twee ‘Concertstudies’, voor sax en voor trombone en de mars ‘Melodia’ voor har monieorkest die nog vaak uitgevoerd wordt. Bij schoonbroer Carl in Tielt begon hij in 1928-29 met 2 uur les blaasinstru menten. Een dringende noodzaak, want de staat weigerde alle subsidies zon der dergelijke cursus. Jules was ongetwijfeld de taaiste ‘blijver’ van Vlaanderen in het muziekon derwijs. Pas in 1950 hangt hij in de Tieltse muziekschool de viool aan de wil gen. Hij is dan 75, maar trekt dapper zijn notenbalken door in het Tieltse col lege en St.-Hendriks in Deinze tot 1955. Niet elke dag trippelt een 80-jarige leraar de klas binnen, niet elke les haalt hij een bevende viool uit de kist om ‘Mijn Moederken’ ten beste te geven31... De pedagogische gevolgen laten we aan de verbeelding van de lezer. Jules Nachtergaele stierf op 7 mei 1965 in het rustoord van Deinze. Hij was bijna 90.
2.Een interbellum met schijnbare rust 2.1. Arm maar proper. De worsteling om erkenning en centen: 1923 -1929 Op 10 oktober 1923 richtten Pannemaeker, Maes en Dumont hun aanvraag tot erkenning van de school aan het stadsbestuur. Blijkbaar begonnen schooljaren toen pas half oktober: wellicht leefde ook de muziekschool toen nog op het ritme van de ‘patattenoogst’, waarvoor de jeugd geheel september door gemobiliseerd was. Zelfs mét de burgemeester in het voorlopige schoolbestuur reageerde de Stedelijke Raad lauwtjes: op 10 november 1923 beslissen de heren de ‘aanne ming’ van de school uit te stellen tot later. Met even weinig enthousiasme opende de stad haar portemonnee om ‘aan voornoemde muziekschool eene toelage te verleenen, welke niet meer mag bedragen dan 1/3 der algemeene kosten der muziekschool, gerekend op een maximum van 5000 franken. Het ge meentelijk hulpgeld mag dus 500: 3 = 1666 fr. niet overschrijden...’ Nogal schraperig, als men de budgetten van o.a. Deinze toen bekijkt. In 1920 be steedde men daar al drie keer meer. Nemen we 1930 als referentiepunt, dan gooide Deinze er 30.212 Bfr. tegen aan en Tielt 1/3 van 13.006 Bfr., dus een goeie 4.300 Bfr. Carl verdiende toen gemiddeld 4.000 Bfr. per jaar, Edouard 3.000 en Jules 1.200, in Tielt welteverstaan. Niet echt een vetpot als je de marktprijzen van toen even bekijkt. Eén kilo boter kostte ongeveer 27 Bfr., een ei 1 Bfr., de vleesprijzen bedroegen gemiddeld 20 à 25 Bfr./kg. Voor een fiets telde je algauw 500 Bfr. neer. Let wel: het gemiddelde dagloon32 van vb. een handarbeider of een wever bedroeg toen zowat 30 fr. De juryleden die voor de jaarlijkse ‘wedstrijden’ naar Tielt kwamen, meestal uit Deinze, kregen in 1929
28
•h&Uj
insui 's tu c Î& Y
/ f *0&,ziÀC ^ W O m ;
.X çf y i Z t P t . ---- ---- — i - j(D^~f J
'
À -'
»v ' > P
A k r tA -ô ^ y
l/U/AMjb v it. e/^AbUbOlo^X' IttÿJuÙ/A/ &y&^ul>>ceueL^ 1A 4, l e
eL o eu ^j
IA.
& im . th s& t - L e t
J’ s Ü â L / l
'
\L<j 4Asâri~h U 'k u ve etMsb
I I Is o & co Um . . fy t
Iv U u i < c LuL <Ux >(m J^ L tu . ùeeu. eeeui^
e ic
g Lol
U & M . ^ o ÿ ite U f U w s c U m f &Lt Ù ty G te ù jà -
fyeZAAÆl gU>C Im jl Luu ^ y^ j A (&y
I^U^iSUëiwJilLxL IbStAc fa*t 'b & t AéCtse&jc tk/n. &j> UMj ir-*4 Lituu-ts^ ®wu o it y . (yceusua AluLAbOj
■ ^LUM-etAyOct tn jè o c
t&s&SU. J it f a
1u& &
fa tU ts fa M s fa )Ù fa
e L e tst
/k ty * h '
B U M b b jL k jU j
U st'f-fr U e A v fc '. (a u s u /
oj
G U SU i,
& vlA
A l/ A
o^
fa A c tL e c tA V Z jj
fa t A lx A ÿ i
u L ts te
Ir c fa fa fa j
c
L it
L j(s6 A C e A L
lf-& A *.
U- d e
bistA t/.
U tJiA & e à
'It A r U
m
^
l/ b fa fa / < ^
Ù-g o u
G b & stso L o è& ^ U
Jt e fa
&UA,
Ju w L Ô l j 'I u
m x
. ,
ô c Jè d . eU / * ® teJ> ^
k e G to u x e . A te j& y e e e tÆ fa r
'ooeA J-tu. , W ÿ
A
d tu
A_-
1/faJ.
tu x y f& A fa
h u ^ U Jt Je Ju & Q - l
ste c ,
Im J
A t^ Uttsuuj
Lt
d / A . U ^ M Ju l^ e A fa u sU sb C
A M Â U lu fa )
U
LL ct
«0 c.
Zvet
^ tk W t
IbSUt I h A oLl é ^ & e cM M y a-t l/ ^ / u / A e sc M ^ A tf fa-
L<^
" k & k u tu f
d / / / -4Al£ £ l &
IbtÆ LtSLtef,
X ^ fa e e c A j-t-
L e u stJt,
td C o
oÿt
A t^ tL e ù / A .
k l
A & oc
LLa xjl àfafa/fauM i
A e e Msj.e ^ u U A sù A*jX ft î - Jsj ÿL §[p<fu t eLousut & oiseefju, êtj&ooUbeutjG/ A&Â- U tz^tL stt. .
f/
<■ **. A £ -
JlteJiLù& yeiH A t' jisGtAtsoUtAjLM ^ o it . (jO i^ tA u JC titj^
'^ U jy / > Ù jd *A Jls Si $eA~
^fadür
'b jA c u sO ts
1/1'. ôfahyUtH. (ÿl 29
13. De oude ‘conciërgewoning’ aangebouwd aan het Tieltse stadhuis. Op de lste verdie ping van deze bouwval gingen zowat 15 jaar lang de muzieklessen door.
een vergoeding van 110 Bfr. uitbetaald, plus hun treinticket.Wel dient vermeld dat ze eigenlijk per auto afgehaald werden, waarvoor de muziekschool nog eens 72 Bfr. kosten moest neertellen. Of hoe een treinkaartje drinkgeld wordt. Voor hun toelage eiste het stadsbestuur een gedetailleerde begroting en jaar rekening, zitting in de beheerraad van de school en ‘den wensch dat de mu zieklessen in een officieel openbaar lokaal, bij voorkeur in de klassen der ge meenteschool zouden gegeven worden.’ Dit laatste bleef een vrome wens: men bleef nog lange tijd ‘hokken’ in het stadhuis boven de conciërgewoning, een echte muzikale bouwval. Houtworm had de plankenvloer zowat weggevreten. Vanaf 1924 gingen de lessen door op vrijdag tussen 17 uur 30 en 20 uur, en op zaterdag tussen 13 uur 30 en 19 uur. Voorzitter Pannemaeker schreef - in het handschrift van Achiel Maes - op 29 april 1924 aan het Brusselse ‘Ministère des Sciences et des Arts’. De minister antwoordde al op 16 mei en de vertaler krabbelde er het Nederlands bij één dag later! Alle voorwaarden werden opgesomd om als mu ziekschool gesubsidieerd te worden. Een behoorlijk lokaal én meubelen, het aanbevolen programma volgen, personeel met de ‘nodige bekwaamheden’, onderwerping aan de staatsinspectie en jaarlijks goedgekeurde begroting en rekening. De staat kende trouwens maar geld toe als de gemeente én de pro vincie hiermee ook over de brug kwamen. Daarbij voegde het ministerie een exemplaar van het ‘type-inrichtend reglement’, een blauwdruk voor wat in bijna alle muziekscholen ten lande als reglement ingang vond. Waarom het dan nog vier volle jaren moest duren eer dit alles gerealiseerd werd, blijft gis sen. Feit is dat het stadsbestuur in deze zaak de dans zeker niet geleid heeft en de kat uit de boom gekeken.
30
s K
v /
>
M to c
y ^ u A s c s .'C o t,
^ r t ’j y
V x
»
- l ü ; ^-yy^k, 5 4 . Im M u A u /i j' Km I o J) U o o/fj’ju - KJLu £&.GO'~ i . M m Lo , êLétty tO I w h ’ bOoUo1 -éob o-A QJOo. U sosto £2yc<_ U u / ^ ù Jjs À fr o -t iU . ^ - ^ 2 -iP s o s i ê fe A lu y U r Iten-
->v
M xtC ttscU c i^<ty<w yi ïoeusM. ^T&^oM e^oM ZrOtM J ' £ ( H JU ^i*,O t/K- typ t t t-u. & óoeto& P ~ M o t M ^ p - t O O ,^ c / ^ ? ?. Mtytyo^ <1*5010 P ó P J c ^ i M H ok ty y v b io u o O ’A Â O f t c n y o H ^ &x. H r& tP $ b x . to p ^ M o s tlc M U o êd, iM ^ M / e M U cit U*J>_ ù t (M o ^ M P u m J . ’ y&OK, Ir U & a ) / i& c M jâ À C Jt . . /x-ei' M tM o j u ö M M e.*^ < / W t y JU M L qU u , tC b u A f ia& oeoctyt P hM ^ m Lo o r o & L , M o o t M ê u M o o c ^ ù À p o l ü À t Oa j o j U M M m 'oa IMo h , e t o M fZ & M o H . ï s M t Ù M . ep M < M M o< -. * v O O A M p riiu M -OO-oàjo^ (i* y %<MtOLO<j-OOLA p A lo L éoOe050l4M lM .iM lty %VL4L cH-Oj @tOOl£OtU/AGU% (oso^f % L u lt , tL & o ié e M t h - t^ M Ü < M o cM x ty A» P o U tlo P -’^VA- p ? ù-U-ecPè ucp^.i
a
fîn u o ù o u s u S ^ '
ai-/ l> ix A o k o o iM ty fo t y lo « J . <
$ b ,t x . eM A s* ^ M tK A tÀ & ô e io u jo V ^ ƒ ^ ( r X y ié tM .
etyt .
2 y*
31
Ondanks die perikelen ging op zondag 27 september 1925 de eerste prijsuitdeling door van de Tieltse muziekschool, vanzelfsprekend met leerlingencon cert. De 26-jarige Frans Rubens, die later een ware steunpilaar van de muziek school werd, stond toen ook als solist vooraan.
2.2 Het verlossende startschot: 1928 -29, het ritme van een crisisjaar. Die langverwachte eerste begroting kwam er in 1928-29: men schreef een be drag in van 19.300 Bfr., een merkwaardige overschatting als je de eigenlijke jaarrekening bekijkt. Die bedroeg 12.908 Bfr. Helemaal mis liep het met de in schatting van de weddes: voor Carl begrootte men 12.000 Bfr., hij kreeg er ef fectief 4.000, Eduard kreeg 3.000 Bfr. i.p.v. de geschatte 2000. Wat er fout liep is moeilijk te achterhalen. Het is de eerste rekening van de kersverse ‘schrijver-penningmeester’ Lucien Debeir33, die als gemeentebediende 5 jaar die taak waarnam. Hij kreeg daarvoor jaarlijks 500 Bfr. uitbetaald, maar eigenlijk zinde die job hem niet echt, zoals later zal blijken. Voordien schreef meester Achiel Maes34 de brieven, natuurlijk onbezoldigd. In de rekening stond zelfs de aankoop van ‘een boekenkast in olm’ inge schreven voor de som van 1033 Bfr. en een ‘métronome’, gekocht bij Jules Nachtergaele voor 178 Bfr. Ook de beheerraad van de Vrije Muziekschool raakte eindelijk zijn ‘voorlo pige’ status kwijt. Pannemaeker bleef nog één jaartje voorzitter, Lucien Debeir werd secretaris, drie leden bleven als vast panel: Joseph Boone, handelaar, zoon van burge meester Fritz Boone, Mamert Dumont en Achiel Maes. Het eerste reglement van de school dateert van 19 oktober 1928. Bemerk het Tieltse tempo: niet bepaald een galop na de ministeriële aanbevelingen van 1924! Stad Thielt. Vrije Muziekschool. Reglement.
Kapittel I - Stichting- Doel. A rt.I . De Vrye Muziekschool is gesticht door een vry komiteit en onder steund door de toelagen van Stad, Staat en Provincie. Zy heeft voor doel de muziekkunst aan te leeren aan leerlingen van beider kunne. A rt.2. Het onderwys dat in de muziekschool gegeven wordt bevat notenleer en muziekleer, alle graden. 2. Onderricht voor koorzang 3. Onderricht van klavier 4. Onderricht van viool 5. Onderricht van blaas-en koperinstrumenten. 32
A rt.3. De inschryvingsprys voor de leergangen is bepaald als volgt: 25 fr. per jaar voor cursus blaasinstrumenten; 25 fr.voor solfège; 50 fr.voor piano; 50 fr. voor viool. De inschryvers minstens met twee afkomstig uit hetzelfde huisgezin, genieten een afslag van tien per honderd op elke inschryving.
................................................................... % ....................... ..........................um m am m m — 0 * ...Ill|\ 1
j||||lllllllllllllllllllllllllllU lllllïillIll!illllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilIilllH llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllll!llllllllllllllllII!illIlllliIllllllllllllllllllllllllll|||^
I
§§
CVrije M uziekschool % hielt
g
IBIiailH IU I
g
|
[Bestuurder :
[Keer Carlo ‘V a n Steyvoort
g
‘U itn o o d ig in g tot de prijsuitdeeling en muziekuitvoeringen door de leerlingen in de groote zaal van het Stadhuis op Zo n d a g 27 September 1925, om 11 ure.
c& a. b.
^Program m a
LARGO BOURRÉE voor violen door de leerlingen
Haëndel Bach
MARCHE MILITAIRE Schubert DANSES ESPAGNOLES Moskowsky klavierstukken voor vier handen door Mej,s Susanna Desauw en Marguerite De Deurwaerder a. b.
3
CAVAT1NA voor viool door M. Frans Rubbens
4
ZOMERGETIJ
5
PRIJSUITDEELING
koor
Harold Henry J. Block
iiiHiiiiuiiuiiitiiiiiiim iiiiiiiiiiiim iiiiuiiiiiiiM iiHiiiiKiiiiiim iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiHiHitiinininSHnm iiiiiiiiiiiiiiiiM iiiiiiiiiiiiintm iim iuiftiin
De leergangen worden gratis gegeven ten Stadhuize. — Notenleer — Viool — Piano — Inschrijvingen: Vrijdag 6 en Zaterdag 7 November van 51/2 tot 61/2 op het Stadhuis (ingang langs de zaal van den Werkrechtersraad).
^liil
D r u k . F r . M a c s , T h ie lt
33
Kapittel 2. Bestuurlyk komiteit der Muziekschool A rt.4. De muziekschool is bestuurd door een komiteit bestaande uit vier le den. Deze kiezen onder hen een voorzitter; zy verkiezen zelf de kandidaten voor de openstaande plaatsen. De stad, de Provincie en den Staat hebben ook het recht elk een afge vaardigde in het komiteit te benoemen. Het komiteit mag een schryver aan stellen die betaald is, doch die enkel met raadgevende stem aan de besprekin gen mag deelnemen. A rt. 5. Opdat eene beslissing zou geldig zyn, moeten minstens drie leden aanwezig zyn; de beslissingen worden genomen by meerderheid van de tegen woordige leden. In geval van gelyke stemmen, is de stem van de voorzitter be slissend A rt.6. Het komiteit is belast met het hoog bestuur en toezicht der school; het benoemt den bestuurder en de leeraars, zet ze af indien ze aan hun plicht te kort doen, bepaalt de voorwaarden van aanvaarding of wegzending der leerlingen, de vakken en de leergangen, de dagen en uren der lessen, het re glement van inwendige orde, bepaalt de begrootingen, en het sluiten der reke ningen. De leden van het komiteit mogen ook naar goeddunken aanwezig zyn aan de lessen, herhalingen en uitvoeringen. A rt.7. Op einde van ieder trimester komen de leden van het komiteit samen met den bestuurder en de leeraars om te handelen over den toestand der school om de noodige maatregelen te treffen. A rt.8. Het komiteit moet onwederroepelyk alle beslissingen die aan het re glement niet voorzien zyn, en die hun dienstig schynen voor de uitbreiding dezer inrichting, (sic)
Kapittel 3. Van den bestuurder en de Leeraars A rt.9. Het onderwys wordt gegeven door een bestuurder en leeraars daar toe aangesteld door het komiteit; dit moet met alle mogelyke zorg gedaan wor den. Zy worden betaald volgens een barema door het komiteit vastgesteld. A rt. 10. Het komiteit behoudt zich het recht hunne benoemingen te herroe pen, indien ze na tweemaal herhaalde schriftelyke verwittiging niet voldoen aan de opmerkingen of eischen hun door het komiteit gesteld betreffende het niet naleven van het reglement, of om reden van onweerdigheid. A rt. 11. Opzeg der bediening of bepaalde afzetting voor de leeraars moet minstens drie maanden voor den bepaalden datum per aanbevolen brief aan het komiteit of aan de belanghebbende kenbaar gemaakt worden. Art.12. Den bestuurder maakt van rechtwege deel uit van het komiteit, be stuurt het onderwys, bereidt en beschikt al het noodige voor de leergangen, doet den regeltucht onderhouden, zoo voor de leeraars als voor de leerlingen en de bedienden; deze allen zyn zyne onderhoorigen. ART.14.(sic) De leeraars zyn gehouden op bepaalden tyd hunne lessen te be ginnen. 34
A rt.15. De leeraars mogen aan hunnen leergang niet afwezig zyn, zonder voorafgaandelyke toelating van hunnen bestuurder. Deze moet het komiteit inlichten over de redenen die daartoe kunnen in aanmerking komen.
Kapittel 4. Van de leerlingen. A rt. 16. Deze die begeren de lessen der muziekschool te volgen, moeten zich doen inschryven in het lokaal der school, op dagen en uren door plak brieven bekend gemaakt; de leerlingen moeten van goed gedrag zyn, minstens 7 jaar35 oud zyn, en by heropening ieder jaar opnieuw ingeschreven worden. A rt. 17. De leerlingen zyn gehouden de grootste stiptheid en nauwgezetheid in de school te onderhouden; zy moeten aan den bestuurder de toelating vra gen om van de les afwezig te zyn of moeten in geval van onvoorzien belet na derhand den bestuurder hiervan schriftelyk of persoonlyk verwittigen. Ieder leerling die zonder aanneembare redens zes keeren afwezig was gedurende een trimester, zal van de lyst der leerlingen geschrapt worden. A rt. 18. De leerlingen zyn gehouden tegenwoordig te zyn, zonder vergoe ding in al de herhalingen en uitvoeringen door het bestuur der school inge richt.
Kapittel 5.Van de Pryskampen. A rt. 19. Pryskampen voor de klassen van notenleer en instrumenten, wor den gegeven aan de leerlingen op het einde van het schooljaar. A rt.20. De jury wordt benoemd door den beheerraad en voorgezeten door den bestuurder. A rt.21. De beslissingen van den Jury worden genomen by volstrekte meer derheid van stemmen der aanwezige leden. By gelykheid of ophouden van stemmen, is de stem van den voorzitter beslissend. A rt.22. Over de werkzaamheden van den Jury wordt een verslag opge maakt dat op het einde van elke vergadering door al de aanwezige leden onderteekend wordt.
Kapittel 6.Van het Materiaal der School A rt.23. De instrumenten en de muziekwerken, toebehoorende aan de school, en gebruikt in de klassen, worden door den bestuurder aan de leeraars tegen ontvangstbewys overhandigd. A rt.24. Al de schade aan de instrumenten of aan het materiaal der school, zal betaald worden door den leerling die ze aangebracht heeft. Ze zyn verantwoordelyk voor alle schade aan het instrument gedurende den tyd der bezitting aangebracht. Aldus vastgesteld in zitting van 19 October 1928. Dit document werd door Georges Pannemaeker, Cari Van Styvoort, Lucien Debeir, Joseph Boone en Mamert Dumont ondertekend. Het leek wel eeuwig 35
heidswaarde te hebben: in 1949-50 ligt een aangepaste versie, zeg maar kopie ter ondertekening op de bestuurstafel.36 Eveneens op 19 oktober 1928 bepaalde het schoolbestuur volgend uurrooster: THIELTSCHE VHÏE MUZIEKSCHOOL,Tram straat,2 ,T h i e l t .
U u rta b e l d er Leasen. ïrs& a gK
D insdag
van 5 t o t 7 ure nam iddag,
Leergang v oor B laasin stru m en ten y ry d sg
van 1 t o t 3 ,3 0 ure nam iddag,
Leergang v oor p ia n o . van 3 .3 0 t o t 6 ure,nam iddag Leergang voor v i o o l . van 6 t o t F , 30 u re ,n a m id d a g. Leergang voor hoogere s o lf è g e . Z a te r d a g .v a n 1 t o t 2 .3 0 u re ,n a m id d a g, le e rg a n g voor p ia n o . van 8 .3 0 t o t 4 ure nam iddag, Ie srgang voor si o o i . v
van 4 t o t 5 u re .n a m id d a g , I e rgan g s o lf è g e ,e e r s t e s t u d i j a a r . van 5 t o t 6 ure nam iddag, le e rg a n g s o lfè g e ,tw e e d e s t u d ie ja a r . van 6 t o t 7 .3 0 ure nandd :ag, le e rg a n g s o lfè g e ,d e r d e s t u d ie ja a r . T h i e lt .d e n 19 O ctober 1928 De S c h ry v e r;
D e ^ V o o rz itte r;
2.3 Wie centen wil, moet hard kunnen fluiten. 2.3.1 De slakkengang van inspectie en papiermolen Een positief inspectieverslag was dé voorwaarde om de begeerde subsidies in de wacht te slepen. Op 29 september 1928 stuurde Pannemaeker een smeek brief naar Brussel om staatstoelage van het ministerie te bekomen. Hij ver klaart dat de school wil uitbreiden met blaasinstrumenten, dat de lessen door gaan in ‘eene zaal van het stadhuis, welke ons bereidwillig in bruikleen werd 36
ANNÉE
S C O L A IR E
-19 28 -192 9.
Pce PtrtpuMmit) UtjmrJJJ
ECÖLE DE MUSIQUE dt li «lit, tau» de "VvJ t J U U -
N om d e l'E co le
I. État des locaux
I aüJ
j
-
JT,
tjh& e>e?JL —
IV. Etat du mobilier.......
.CvJL-, à ... .*^$£1
[h red eu r : fhrecteur
VU . Etat de la hihHnthéque
,—
..........................
—...----- --------_
^
....
1
I n s p a tio n du
II. Sont -i Is bien approprié»
— - .......
^ V U / v iS -
W .& ÿ
VI. Bien approprie'
V. Est-il suffisant? -
(L & iû i^
fc*«. ^ ^ V y y iA ^ ù tv v -v —— --------------
V 1U, Livres technique» emploie» IX Onnmission adininintiative
sont-ils bien a|>(imprima? membre»
S e ftC
Noiulue
X III, Cmcerts pnhlics projetas |«>m 19----- I9..1J......
pui tei.es
./ £ ■ & * / '
X II. (PrepWïa)ii«"|okt*.)
__________~
M ix te--------
d) a)
4 .—
Nwnbu- —J3 L — —
X I V , R éiiertu irea o n e l de 1Vn -em ldei-hural ^
XV. Ndiuihie total d'élèves
(P x x
X. Nomlire de séances tenue» eu Id2Jf.-!(& ƒ.
X I. Concerts publies donnes en 19. ...-I9 JH
-—
X
se répartissent en
U
iXVIII
1 i.KVI N'iiMS l’Es PRillTSal l'iîS
.
ù j v i ÿ l * *%,*■
411 _ « S I » ,
th
.
4b
l<MtvVjulnAb
:<
[t S<wv(C ,.,.
d)
adultes, ■ -■ ■ 'ï j
.XXI. Mou ..K V N.TOlm (lr
irf, tour
1 _
ilNoaihirt dW **
g
k
fJi ;j Uuaus l[
* v
. ..... 1
L ^ tA U u h '
dtirtùlww
ÿ
0
i» ) NI M o'Ël
iXIXi
('•Bdv il* 2.
. y /it t X
,) B. rirais, .
Vi«uc
i
X ^
III. Au point de vue hygiètv
-, (î
X -
! i i
....... l?
(f
U
5
(<
uvjc.-UCu'v »“ r
i F J) * * *
ïevw. ^4'ilbovC Ca v C
,
du
L v v ,i n .
I
S r t f t y .C M J M y * .
=H
„
« —
n
j — .
.
.
H-
»
?
i i
p
l i j ^ U
10. iL n U 12. Kl.
_
11
V
K ._
_—
k i
b
£****.o; C«A*vi
<
.X .
a
*
Ulrv4 ’&wvi
«
Cftixi
U r w in d l St'J'/oivI
iô M
rr-
W p'.CnAi fv^tôvd^v*
CovE
—
lùCw.'.CflUtli i/h|tAÙ*iA ï .......
Loà -E
-
tinvAA^/
13. ^r-m Ç t jJfit
\lft<Vr
-
ïln * * * \ l
14 '/o.w S ^ j W
^vi
»______ i
’M t n J t U C fu t / L a l
' C»aX
i& u
Ûsja4 ....... .
C*.*?
'H i t e h i t t e j + C U '
lid a iX
* _ ..
n*v* îifcjtàôuv 0
llüjlUl-lHA^ ü Vh m i
■
.........
A
L 0
..... —
c
. .
%
i c
i ....... . 1
i
_
1
1
‘t
-
<
1C
o
i
}
'
i
V
O
A
i
0
5
i f
i .....
»
5
....
i h
k
d
V-
?
. ....
0
f ______
............
~ .
O B S E R V A T IO N S G É N É R A L E S : 1 Obi
ê -w v y 1
Oj^obo ■£d
Aj
?
(X ^
J c - J tb C
c JL ,
CC-
d
<£«-*'>**-#
tu ïV M u Ü » >Vw >xa
(- oeul uw juZcOL dort** 0■**■ #' r* jrfwuu*. h ^Jr^cU cO b . .f f
f
u-n. y'WïrtC* -
- v - t s r ô lk J
Q
v/ve
uh^r^>
C jc X k Jb o JL
/ Ha
Cc>^ ^ JXxyuà
cUt*. f*^ t4 e Jb rs *»ftc y
rffi'udl. «X (juX tuh*
37
afgestaan. Ook schenkt de stad Tielt ons hare geldelyke hulp welke verleden jaar Fr. 3.000-, bedroeg. Voor dit schooljaar zal de bydrage nog worden ver hoogd.’ 37 De ministeriële molens draaiden zeker vierkant. In een nota van ‘Schoone Kunsten’ zien we dat de inspectie-aanvraag op 27 december 1928 ingeschre ven werd. Staatsinspecteur Paul Gilson38 was uitgerekend op 1 april 1929 van plan om Tielt te komen inspecteren, maar de hele school gaf niet thuis. ‘Ik kan in Tielt niet gaan inspecteren wegens een griepepidemie in de school; iedereen is er ziek.’ Op 27 juni was het dan zover. Het inspectierapport van die dag biedt ons een boeiend inzicht in het schoolleventje van toen en zegt ook iets over de ruimdenkendheid van Gilson. De inspecteur beoordeelde de lokalen en hun inrichting als ‘bevredigend’: blijkbaar had hij elders nog méér ellende gezien! Opvallend in het verslag: voor Jules Nachtergaele ontbreekt elke vermelding van diploma; wel zien we dat hij 7 leerlingen voor blaasinstrument heeft, vanzelfsprekend allemaal jon gens. We tellen 22 pianoleerlingen voor Eduard, met enkel twee jongens, en 12 violisten in spe bij Carl met toch 5 jongens. De keuze voor piano was en bleef vrouwelijk, want ideaal als saloninstrument voor de dans-en zangbegeleiding. Het verklaart ook het enorme overwicht aan meisjesleerlingen. De algemene opmerking van Gilson, dat de ‘petite école’ subsidieerbaar was, betekende zeker niet dat het verlossende geld in zicht kwam voor Tielt. Bovenaan zijn rapport aan het ministerie krabbelde hij ‘L’inspection de cette école a subi de longs et fréquents retards. Voir les documents fournis en janvier 1929.' Naar de reden voor die lange en veelvuldige vertragingen hebben we het raden. Gilson schreef uiteraard in het Frans, de toenmalige voertaal in alle ministeries en trouwens ook die van de Van Styvoorts. We vertalen zijn rap port: ‘Ik heb de hogere leergangen van de derde graad geïnspecteerd, (dus van de finaliteitsjaren) en ik heb vastgesteld dat de leerlingen goede noties hebben die stevig onderbouwd zijn, zowel van notenleer als van piano en viool. Die laatste cursus lijkt mij wel de bovenhand te halen op de andere qua rendement. Bijgevolg voldoet deze instelling aan de programmavoorwaarden39 voor de mu ziekscholen 3de categorie en wordt zo subsidieerbaar.’ Die pluim voor viool kon Carl dus op zijn hoed steken, hoewel hij dit rap port waarschijnlijk nooit te zien kreeg. Snelheid: op 24 oktober 1929 zendt het ministerie een brief naar de gouver neur in Brugge. Het spijt de minister erg, maar de centen voor het muziekon derwijs zijn totaal opgesoupeerd. Tielt uitgesteld en dus uitgeteld tot de kre dieten verhoogd worden. Uiteindelijk, op 6 januari 1930, kwam de verlossende brief. Het Brusselse manna voor Tielt werd, ‘gelet op het eenslui dend advies van het Comité der Schatkist’, bepaald op 2.500 Bfr. voor 1929.40 Ook het provinciebestuur schoot wakker. De brief van de gouverneur aan Tielt op 29 januari meldt niet alleen de blijde boodschap van de Brusselse subsidie, 38
de bestendige deputatie gooide er nog eens 1200 Bfr. hulpgeld bovenop! Leuk, maar net nu was de economische crisis met bijhorende inflatie de waarde van dat spaarpotje flink aan het aanvreten. Brute pech dus.
2.3.2 Inspecties en benoemingen In zijn memoires41 liet staatsinspecteur Paul Gilson leuke anecdotes na over het muziekleventje van toen. Inspecties leken in die pioniersperiode soms meer op een kermis. Een passage uit zijn memoires gaat over zijn herinnerin gen aan de vorige inspecteur, Karei Miryfde componist van ‘De Vlaamse Leeuw’): ‘De inspecties waren uiterst aangenaam, zowel voor de scholen als voor de inspecteur. Als Karei in een gemeente aankwam, heerste er gedurende enkele dagen een heuse feeststemming onder de notabelen. Een comité ontving hem in het station en stelde hem voor het aperitief te gebruiken bij de gemeen tesecretaris. De schepen van onderwijs bood een overvloedig middagmaal aan. Na de koffie kwam de degustatie van oude Bordeaux of Bourgogne, wat ge paard ging met het vertellen van verhalen die luide lachsalvo’s aan het gezel schap ontlokten. Vooral de heer inspecteur liet zich niet onbetuigd. Om de dag te eindigen werd hij uitgenodigd bij de burgemeester: een overdadig avond maal, rijkelijk met wijn overgoten en een nieuwe resem vrolijke anecdotes. De tijd vloog voorbij, en voor iemand er erg in had, sloeg de klok middernacht. Na een laatste slaapmutsje begaf het gezelschap zich te ruste. De volgende dag ver liep even feestelijk als de vorige. Maar... niettegenstaande men hem vroeg nog wat te blijven, moest de inspecteur dit heerlijke oord verlaten. De plicht riep hem om andere scholen te bezoeken. Met spijt in het hart bracht het gezelschap hem naar het station. Er werden handen geschud en beloftes gemaakt om snel terug bijeen te komen. De trein vertrok, en plotseling herinnerde de inspecteur zich zijn oorspronkelijk reisdoel: “Tussen haakjes, alles o.k. in de muziek school?" “Het gaat!”, riep het comité. “Ziezo, dat is voorbij”, dacht de inspecteur en, thuis gekomen, stelde hij een gunstig rapport op dat door niemand gelezen werd... ’ Gilson zelf leek als inspecteur heel redelijk, zijn opvolger Emiel Hullebrouck, overbekend als Vlaamse toondichter en de eerste nederlandskundige inspecteur eveneens.42 Met Jean Louël lagen de zaken anders, zoals later zal blijken. Benoemingen hingen volledig af van het bestuurscomité of het inrichtend gemeentebestuur. Diploma’s hoefden niet, men moest ‘beroepsmuzikant’ zijn. Na een eventueel examen en een proefperiode van gemiddeld twee jaar kreeg de leraar dan zijn benoeming ‘à vie’. Was je benoemd voor 4 uur les, dan be hield je die vier uur, ook al was er geen enkele leerling voor jouw instrument ingeschreven. De leerlingloze leraar trok naar school, tekende het register, las zijn krant, tekende opnieuw na zijn uren en vertrok. Dat alles werd met de wet van 26 maart 1954 definitief verleden tijd.43 39
2.3.3 De verdere gang met de bedelstaf Ondanks de vele beloften bleef de uitbetaling van de staats-en provinciale sub sidies achterwege of ergens onderweg. Op 3 februari 1930 richt Pannemaeker een zoveelste brief naar het stadsbestuur om hun toelage van 4.200 Bfr., waar voor hartelijk dank, ‘zoniet geheel, dan toch gedeeltelijk betaalbaar te stellen’. Reden was de enorme achterstand in betaling van de wedden van het leraren trio Cari, Edouard en Jef, die al maandenlang zwart brood zagen. Aan te stip pen valt dat de Tieltse jaarwedde van 600 Bfr. per lesuur zomaar 1/3 lager lag dan die in Deinze of in Willebroek.44 Het geklaag leidde tot een nieuwe brievenstroom vanuit de provincie, die alle schoolgegevens nog maar eens opvroegen. Blijkbaar was administratieve stiptheid zeker niet de sterkste kant van het toenmalige schoolbestuur, maar vertragingsmaneuvers hogerop zijn ook niet uit te sluiten: het was immers cri sis voor iedereen! Op 26 juni 1930 schrijft Pannemaeker zijn - naar ons weten - laatste brief naar de minister van Kunsten en Wetenschappen: ‘tot nog toe is er aan onze ‘Thieltsche Vrye Muziekschool’ voor de schooljaren 1928-1929 en 1929-1930, geene staatstoelage uitbetaald geworden. Wy zouden gaarne de re keningen van het laatste schooljaar sluiten en de achterstallige betalingen kwyten. Daarom, Mynheer de Minister, doen wy een beroep op uwe welwillendheid, met bede te willen de toegestane toelagen aan onze school uit te betalen om zoo doende den gewonen gang van zaken te bestendigen.’45 Via de jaarrekening van 1930-31 zien we dat de centen eindelijk terecht kwamen. Toch even aan-
Georges Pannemaeker op rijpere leeftijd 40
Carl Van Styvoort op rijpere leeftijd
stippen dat vanaf 1930 de ‘magere’ jaren aanbraken. De rekeningen slanken af van gemiddeld 12.000 Bfr. naar zowat 10.000 in 1932-33 en zelfs 9.100 Bfr. in 1935-36. De leraarswedden zakten zelfs met een goeie 15%! Na de devaluatie van de frank op 30 maart 1935 met 28% stegen wedden en uitgaven amper. In 1938-39 gaf de school 11.791 fr.uit. Merkwaardig: ingeplooid bij deze jaarreke ning vinden we de rekening van Deinze, waar de muziekschool toen 26.800 Bfr. uitgaf. Vermoedelijk bracht Jules Nachtergaele dat document stiekem mee naar Tielt ter vergelijking.46
3. Uitblinkers op het ritme van Alpaerts, Czerny en Schmoll 3.1 Klein, knus, streng en degelijk Alle getuigen die we aan de tand - of kunstgebit - voelden zijn het roerend eens: ‘Carl Van Styvoort was een grote meneer, goed maar streng. De leerlingen hadden een ‘heilig ontzag’, ja zelfs verering voor hem. Hij was een uitstekend leraar en pedagoog. De leerlingen waagden het niet de lessen te storen, ze be schouwden Cari en Edouard als respectabele heren. Ze straalden een natuurlijk gezag uit.’ (Anna Coussens) ‘Stiptheid was de strengste vereiste; vooral de goeie houding bij het bespelen van instrumenten was conditio sine qua non.’ (Leone Lietaert) ‘De leraars wa ren sterke persoonlijkheden, met prima kennis en gezag.’ (Paula Van Tomme] ‘Cari en Edouard spraken met een sterk Frans accent. Edouard sprak over ‘die puuntje’ bij een noot. De vrijdag moest ik altijd een blok fondant-chocolade voor hem halen bij de juffrouwen Calberson op de hoek van de Markt. Ik herin ner me dat hij honderd keer of meer zijn handen waste per dag.’ (Stella Coussens) ‘In de muziekschool van toen (1930) was geen sprake van een ‘elite’, enkel talent en bekwaamheid waren aan de orde, hoewel toen veel kinderen van ge goede families de muziekschool bezochten. Gemengde klassen gaven geen pro bleem: de jongens zaten links in de klas, de meisjes rechts. Alles verliep heel ernstig, alleen studie en veel oefening telden.’ (Paula Coussens) Die stelling wordt tegengesproken door Roger Maes: ‘De Vrije muziekschool van Tielt was lange tijd een elitaire school, naar mijn mening om twee redenen: het waren meestal kinders van ouders met een betere ontwikkeling en gevoel voor kunst en het schoolgeld was lange tijd vrij duur, zodat veel muziekverenigingen hun aankomende jeugd door een eigen muzikant onderricht gaven, dan wel gratis natuurlijk. Bij aanvang was de prijs 25 Bfr. per kwartaal. Later werd de prijs 30 Bfr. Natuurlijk moesten we alle boeken kopen of overnemen. De meeste ko per- en rietblazers kregen een instrument van de fanfare en werden door een muzikant opgeleid. Pioniers uit mijn tijd waren Jozef Vande Wiele voor rietbla zers en Marcel Acx, schoonbroer van Frans Rubens, voor kopers. Beiden kwa 41
men uit ‘De Goede Vrienden’. ‘De Van Styvoorts waren niet alleen zélf uitstekende instrumentisten, het wa ren ook uitstekende opvoeders. Ze brachten hun leerlingen ook regels van wel levendheid en goede omgangsvormen bij. Ze stimuleerden en motiveerden hun leerlingen met een bredere kijk op de wereld dan Pittem!’ (Anna Coussens) ‘De volledige leergang (notenleer) bestond uit vier jaar. Er werd veel gezon gen uit Paul Gilson, Flor Alpaerts, Danhauser e.a. Elke les was er muzikaal dic tee. Een leerboek van theorie was met de hand door Carl Van Styvoort geschre ven en gestencileerd. Als eindproef moesten we een stukje zingen op zicht, dat in vijf sleutels evolueerde. Er was pianobegeleiding.’ (Roger Maes)
3.2. ‘De microbe in het bloed’ 3.2.1 Zo de ouden zongen... Twee constanten domineerden duidelijk de muzikale keuze van toen, iets wat we tot in de jaren 60 kunnen doortrekken. Vooreerst de familiale erfenis: heel wat families schoven traditioneel hun dagelijkse zang-en oefenpraktijk, instru mentarium én brede interesse qua muziek door naar hun kinderen en klein kinderen. Zo ontmoeten we in de Tieltse traditie heel vaak telgen en verdere nakomelingen gesproten uit dezelfde roots, met een gemeenschappelijke ‘stamvader’ of ‘stammoeder’; eigenlijk de logica zelf en door te trekken naar de meeste hobby’s of passies. De tweede constante is de sociale herkomst van de leerlingen: aan de hand van de vroegste inschrijvingslijsten die ons resten, die van 1934-35, valt te staven dat zowat 85% van de leerlingen uit de meer begoede klasse stamde, veelal middenstand, vrije beroepen en bedienden. Ook dit is sociologisch vlot verklaarbaar: interesses, inkomen en materiaal zijn erg aan elkaar gelinkt! Het kleine Tieltse muziekschooltje telde in de jaren twintig gemiddeld 65 leer lingen en zowat 85 in de jaren dertig. Daarvan slaagden er jaarlijks iets minder dan de helft. De verwonderde lezer dient te beseffen dat de meeste leerlingen enkel om de twee jaar examen deden en veel leerlingen die nogal wankel voorbereid waren hun proeven nog langere tijd uitstelden. De slaagcijfers tussen 1925 en 1950 voor het hoger diploma notenleer il lustreren dit duidelijk: voor heel deze periode slaagden gemiddeld vier leerlin gen per jaar. Idem voor de middelbare en hogere diploma’s piano en viool: voor de periode 1925-1960 tellen we jaarlijks gemiddeld twee geslaagden. Een uitgebreide lijst van de uitblinkers per jaar vindt u in bijlage 2. Toch enkele klinkende namen eruit pikken: in 1926 behaalde Frans Rubens grootste onder scheiding notenleer en in 1930 deed hij hetzelfde voor viool. Vier jaar later stak Albert De Cock47 zijn grootste onderscheiding voor viool op zak. Exemplarisch voor de ‘erfelijke’ band qua muziek zijn o.a. de families 42
43
Lietaert, Pattyn, Impe, Acx, Notteboom, Schutyser, Nolf, Verbeke, Rubens, Bouckaert, Lampaert, Hellyn e.a ... Hét nachtegalennest klonk ongetwijfeld in Pittem bij de familie Coussens.
3.2.2 Focus op de Coussens-sisters De Pittemse familie Coussens beklimt al vier generaties lang de muzikale toonladders: omdat ze niet zelden de toon aangaven in de regio en sterke ban den aanhielden met het Tieltse muziekonderricht deze kleine ‘uitsmijter’. Vader Jozef Coussens (1873-1950), gemeentebediende in Pittem, zwaaide ook 30 jaar lang het dirigeerstokje van de Pittemse fanfare ‘Eendracht en Kunstijver’. Zijn ijver bezorgde hen de eretitel ‘Koninklijk’. Paula, Rosa, Roger, Stella en Anna, zijn vijf kinderen, wiegden vanaf hun geboorte met de muziek mee. Paula (°1913) en Anna (°1924) werden zelfs beroeps. ‘Ik kreeg als 8-jarige mijn eerste pianolessen van de juffrouwen Alice en Margriet Van Maele met de methode Schmoll, vanzelfsprekend in die tijd. Als 15-jarige ging ik naar de muziekschool in Tielt, van meet a f aan in de middel bare graad en kreeg er les van Carl Van Styvoort. Na twee jaar kreeg ik piano les van Edouard, zijn broer. Bij hem studeerde ik verder Hogere Graad en Uitmuntendheid. (Paula haalde in 1931 G.O. voor notenleer en in 1935 voor piano). Een eremetaal van de stad bestond toen nog niet. Bij de overhandiging van de diploma’s ging geen enkele plechtigheid gepaard. Dat gebeurde gewoon door de burgemeester bij het jaarlijkse leerlingenconcert. Elke laureaat speelde een solo-stuk.’ (Paula Coussens)
De spelende familie Coussens. V.l.n.r., rechtstaand: Anna Coussens, Marleen Vermeulen (mevr.Paul Van De Wiele), Paul Van De Wiele. Zittend: Inge Van De Wiele en Paula Coussens aan de piano. 44
Paula werd ‘particuliere’ pianolerares in de H.Familie tot aan haar huwelijk met Albert Van De Wiele begin 1941. Begin juni 1940 zetelde ze naast inspec teur Roose in de examenjury voor het 4de jaar normaalschool, want veel zusters waren immers naar Frankrijk gevlucht. Alle andere juryleden konden de Leie niet over. Nood breekt wet... De Dames bleven hangen in Frankrijk tot Allerheiligen 1941 en Paula, reeds zwanger, mocht inspringen om alle muziek lessen te geven. In normale tijden werden gehuwde vrouwen als ‘des duivels’ geweerd uit het onderwijs. Paula was ook een tijdlang privé-lerares piano van de befaamde Jacques Maertens, die in Tielt één jaartje solfège deed.48 Ook Rosa haalde G.O. voor piano in 1937. Zij kwam om bij het bombarde ment van Pittem op 26 mei 1940. Stella haalde haar hoger diploma notenleer, maar voltooide haar pianostudies niet wegens haar studie voor onderwijzeres in de H.-Familie. Roger (°1917) speelde fluit in de fanfare maar studeerde voor apotheker. In 1924, het geboortejaar van Anna, leverde Albert Lietaert, de Tieltse com ponist, dirigent en muziekhandelaar49 een glimmende piano af ten huize Coussens. ‘Hierdoor hoorde ik, liggend in mijn wieg, dagelijks de piano-oefeningen van mijn zussen. Lang voor ik ze zelf moest instuderen kende ik alle ‘études’ en ‘morceaux’van buiten. De muziekmicrobe kon dus haar werk doen. Langs va derszijde speelde het zingen een grote rol, maar van instrumenten was daar echter nog geen sprake. Aanvankelijk, vanaf 8 of 9 jaar, leerde ik piano bij Carl Van Styvoort. Toen woonde ik een concert bij van Albert De Cock, begeleid door mijn oudste zuster, in het ‘Gildhof’: ik was zo gefascineerd door het vioolspel van Albert De Cock, dat ik onmiddellijk besloot om viool te leren. Dus kreeg ik viool van Carl tot na de oorlog voor ik andere leraars kende. Mijn eerste viooltje was een ‘kwartje’ van de muziekschool, later speelde ik op een viool die mijn vader kocht van een zigeuner! Die man smeekte mijn vader die viool te kopen: “C ’est pour manger”. Later, na de oorlog, kocht ik een viool met boog aan Carl Van Styvoort. Mijn ou ders betaalden de instrumenten.’ (Anna Coussens) Anna bouwde een merkwaardige dubbelcarrière uit als studente: ze studeerd parallel aan de muziekscholen van Deinze en Tielt. In 1949 haalde ze in beide scholen haar hogere graad viool, idem voor haar uitmuntendheid in 1951. Reden hiervoor was dat Carl ook in Deinze directeur was sinds 1941; hij stuurde Anna in 1949 naar Gent om viool te volgen bij Robert Delaruelle, so list bij de Gentse opera.50 ‘Waarschijnlijk voelde Carl zich te ziek om mij nog langer les te geven: hij was hartlijder.’ Op aanraden van de Dames van de H.Familie volgde Anna vanaf 1950 de cursussen bij de Halewijnstichting in Antwerpen en jarenlang privé-zangles bij mevr. Depreitere in Gent. In Antwerpen volgde men de ‘neue pedagogie’van de Duitse school, met o.m. de Orff-methodiek. Het odium van ‘nazi-muziek’ kleefde toen nog volop aan deze nieuwe richting in de muziekpedagogie, een kwestie die tot in de jaren 45
zeventig tot verhitte discussies leidde onder de pedagogen. Dit alles leidde Anna naar een loopbaan als lerares koor en zang aan de normaalschool van de H.-Familie én als dirigente van het Halewijn-jeugdkoor in Pittem, waarmee ze ontelbare keren optrad in Vlaanderen.51 Opmerkelijk is het relatieve gemak waarmee de dochters Coussens door heen het muziekwereldje van toen bewogen. Emancipatie-avant-la-lettre voor meisjes uit een landelijk dorp, of een bewijs voor de ‘open mind’, de ruim denkendheid van de kunstminnende Vlaamse middenklasse? Ook de anecdote over de instrumenten toont dat Carl ietwat kon bijverdienen met instrumen tenverkoop, lange tijd trouwens een courant gebruik bij muziekleraars die het vaak echt nodig hadden. Orkestervaring opdoen was in die tijd erg moeilijk, zeker als violistje) of als pianist (e). Tielt bood toen alleen via ‘Zanglust’52 en het amateur-operettegezelschap een kans tot samenspel.53 Tijdens de oorlog lag Zanglust zowat stil. Anna Coussens: ‘Carl Van Styvoort nam ons mee om in Deinze in het orkest van het operettegezelschap te spelen. Tegelijkertijd, speelde ik ook in dat van Tielt54. Benoni Wittevrongel was de dirigent. Over het peil durf ik mij niet aitspreken, ik was toen te jong. Op aanraden van Carl volgden wij intens de Koningin Elisabethwedstrijden, gingen luisteren naar de openbare eindexamens aan het conservatorium in Gent. A f en toe gingen we naar con certen of naar de Gentse opera.’ De spreekwoordelijke appel viel intussen via Paula’s zoon Paul Van De Wiele - stadsmedaille voor viool in 1964 - , naar diens dochter Inge, concert meester bij Zanglust. Verder meer daarover.
4. Van ‘stille’ jaren dertig naar het scherpe steekspel van 1940-45 4.1. Gilson ging, Hullebroeck kwam In 1930 hing Paul Gilson, boegbeeld van al wat met muziekpedagogie te ma ken had in Vlaanderen, zijn inspectiehoed aan de wilgen. Hij was inspecteur sinds 1909. De Tieltse muziekschool betaalde royaal 400 Bfr. voor de uitvoe rige hulde aan de ere-inspecteur: niet mis op een totaal budget van 13.000 Bfr! Op 9 juni 1931 kwam zijn opvolger, de befaamde Emiel Hullebroeck55, voor het eerst op bezoek in Tielt. Men haalde hem per auto af aan het station, wat de school 31 Bfr. kostte. Het schooltje telde toen 66 leerlingen: 41 meisjes, 11 jongens, 14 volwassenen. Alle lessen gingen door in één lokaal, zeg maar ‘barak’ boven de conciërge woning van het stadhuis. ‘Te weinig ruimte’ schrijft Hullebroeck in zijn rap port. Over de bibliotheek: ‘Zéér arm!’ en de technische boeken: ‘Niet geheel in orde’. Ook over de verplichte koorzangcursus is hij laconiek: ‘Een paar twee stemmige koortjes.’ Even zijn eindverslag citeren: ‘Klein schooltje met kleine bevolking, doch dat nogal voldoening geeft. Er zijn 4 notenleerjaren en men 46
leest er met 5 sleutels. De theorie geeft niet altijd voldoening. Ik gaf richtsnoe ren en dit zal ongetwijfeld beter worden, want er wordt met ijver gewerkt. De bestuurder heeft hart voor zijn werk. De gemeenteraad is meegaand. Terminologie gebrekkig. Programma zéér gewenscht.’ A L G E M E E N E O P M E R K IN G E N :
.baLklutU. ttrÜteMfli. Â
kcLh.Mw*.
gK Ül*t
L
d
. fl
n.yJui^jtQ..-LLi
fyl*&6Ótri...W ƒ lùidlL.... *£■ if&ucj/tfjf hJ. alij.' f e - héuAkl. LtÿtLerf
rrri
_ fccjenm /w aï
u
.
h&~-............................ iftinT'iIff raryaiMnini imitttminl i _____ __________________ / .............................. ............. ■o
buMaa*21 ”
.
~
!
j
_ _
______________
Echt geen hoogvlieger, die beoordeling: het enige historische eraan is dat na de Franstalige dominantie er eindelijk een rapport in het Nederlands geschre ven is. Ook de beoordeling ‘terminologie gebrekkig’ wijst op de zuiver Franstalige roots van de Van Styvoorts, én de voertaal in de conservatoria. Men gebruikte muziektermen in klakkeloze vertaling: termen als een ‘croche’, een ‘gedizeerde noot’, de ‘accidenten’ en de ‘gammen’ waren schering en in slag. Sommige vertalingen waren echte gillers: la portée/de dracht, la ronde/de ronde, la croche/de haak. Hullebroeck zal zich ook als inspecteur profileren als een man met grote klasse, zeker tijdens de moeilijke oorlogsjaren. Hij stuwde voortdurend naar ‘upgrading’ van het muziekonderwijs, niet in het minst voor de kleinere schooltjes zoals Tielt. Op de prijsuitreiking 1929-30 haalden 19 leerlingen van de ‘lagere leergang’ hun diplomaatje notenleer, waaronder Yolanda Pattyn, Roger en Rosa Coussens en Leona Lietaert. Van de middelbare en hogere leergang waren dat er 10. Daarbij waren o.a. Judith Tuypens, Paula Coussens, Arseen Dedecker. Voor blazers waren er 3 diploma’s met Albert Monteyne voor fluit en René Bouckaert en Frans De Bruyne voor ‘baryton’ (tuba). Ten slotte 5 violisten, waarbij de 1ste prijs Hogere Leergang van Frans Rubens. Merkwaardig genoeg: geen pianisten dat jaar!
4.2 Crisisjaren en aanhoudende ‘lamentationes’ Op 7 mei 1934 typt Lucien Debeir, de ‘schryver’ van de muziekschool, zijn laatste brief. Hij hield zijn taak voor bekeken en nam ontslag. De ware toe dracht kennen we niet: was de 500 Bfr. bezoldiging per jaar hem te min ge worden? Vond het stadhuis, waar hij bediende was, dat er een deontologisch reukje was aan die bijfunctie? Zijn laatste begroting, die van 1933-’34, zond hij pas op 7 mei 1934 naar het stadhuis. Het is trouwens een crisisbegroting die een serieuze ‘dip’ vertoont van méér dan 10% voor de wedden en het to taal. Hoe dan ook, zijn taak werd overgenomen door Jozef Meerschaert56, be diende aan het ministerie in Brussel en buurman van Mamert Dumont, de 47
voorzitter. Toch stellen we vast dat qua administratieve stiptheid de briefwis seling, de begrotingen en de rekeningen vaak bleven slabakken: zowel het schoolbestuur als de overheid én de secretaris hielden er een gezapig tempo op na... Juni 1934: tweede bezoek van Emiel Hullebroeck. Jammer genoeg is het of ficiële rapport spoorloos, maar de inspecteur was zo vriendelijk op 13 juli een brief naar het Tieltse stadsbestuur te sturen, waarin hij de heren aanport tot wat meer actie inzake muziekonderwijs.
MINISTERIE
B russel, den..I 5 ».7 « 5 4 .........................>9 ^
KUNSTEN en WETENSCHAPPEN Bestuur der Scbeone Kanstel?, der Letteren en der Openbare Bibliotheken TOEZICHT OVER DE MUZIEKSCHOLEN
Zeer geachte Heeren.
N. B, - Verzoeke in hel antwoord, datum en onderhavig schrijven te herhalen
Ha myn laatste bezoek aan de Muziekschèél Tan Tielt houd ik eraan myn. vol ledige tevredenheid uit te drukken over de manier,waarop de school wordt bestuurd en waar op het onderwys wordt gegeven. Ik heb groctep en verheugenden vooruit gang mogen vaststellen en ik veronderstel,dat dit ook ü genoegen zal doen. De muziekschool van Tielt kan echter nog hooger worden opgevoerd en een kultuurcentrum van groote beteekenis worden voor ttw stad en omgeving.Dit is thans ruimschoots bewezen. Ik zou derhalve gelukkig zyn te mogen vernemen, dat ook Gy nog meer zoudt willen yveren,om dit doel ten volle te bereken,door TJw voortduren de belangstelling,het verstrekken,zoo mogelyk, van betere lokalen,enz. Ik vertrouw,dat ik,als ryksopziener.begaan met de verbetering van het muziekonderwys in onze Vlaamsche provinties.op TJw milden steun en UW kunstzin zal mogen rekenen,en ik bied U, zeer geachte Heeren,de verzekering rajrner gevoe lens van byzondere hoogachting
De Heeren Burgemeester.Schepenen en Gemeenteraadsleden van
48
Nergens valt vanwege het stadsbestuur enige reactie te bespeuren: vernieu wen kost centen en zoals nog vaak zal blijken lagen de prioriteiten van de stad elders. In 1935 leek alles peis en vree, met nu en dan een koortsopstootje zo als bij de griep van Cari en Edouard: f JêfkÊfL
C'iet e/lC
, J<
4a
J t ft jfJ i
t/b
C
/Pt4. Ci ^ + *4
4 ru
M. /YVU4 f J
su.m+% 4 *
a*
•/
U * u i^ -
c c 4 té k e k M l,
Jt .,* t
X+H A f t C l
c 4tK*^7
/pusi'-u*^
krui cvti*tx
0 U H C / V H (K* J l < A f
Cejtt
? 4 r u .* A - 4
f !^eu\ Cosn+44< f <£*,
4* e4u*u++i'£'Ut J-e
n JC i- i. ÿ U
-1 / st+ t€ A .< st**jt4 4 .C *-
4 / su <* fi'U. f t -£■ *■ '**'1
ÿ ' l * *■ f Î
s~ ƒ ^
fCfKc.
Jeu** 4u Jruikct kc -Ù4, j t n t f lA
U tS 'L é u é ’ ttsTirvT. 4 * 4 C * j
/; CtiAj.
olA
,\
, -t-fc-t-it C vxt-'fo
____ ,
.y 'ç. J
4a
i-cC: 'P-*. ,T.t-l
y
____ ^^
' l 4 f c " ƒ * jK ^ k tL - ir u . '^T L& IcfL.
4t
U<
^
C**xu ? ?
i
C e tte * L f^s~*’ Y o T si4 #-
e 4 ik * * 4 .
, sJ^ e a -* 4 <T1* C O ^ ^
t
pic<y‘*****\. y*s> ^ 0ia+4+su^ 4c C.yùU ~
4.Z fàwL 4ca &4irt+ 4< *f-A<cJ4 civAA^tA. <41*14. k t t n ° J -t'ï-K - t-’t-U4
4 l^
y C & k u c ù j j -ù ^ 4
4e jhxcv^u^x. A f-cXll*, c1 '3 * c é :
f
4 e k t-c t
d'ULfi&U+Y'.
3* C’iyi*A.pH
^ a4Citiicl kc/en. fst-L -ycrt*4 2Ct-%*.LSlc\.****4
Lu.Md4eA^4a. kt JteYe*4A4c+^*Auusj. ^4.0%, Csk^l*. ita^si
•syt^.fftx £ A - C k c e c t s » Ccf^v^jf’Ce-^^xt^^Yt
f~i
y ^ < 'ï-tt
*4*
*i *ri-*tsi*sj4srm iSl+.'^x i 4 'f rx^-» 4e-, »Lc<-+f
'YJU.-, Jf. %-
*t<X+4+ JiLUM k f y (Aitl k. .’ -'V^-’W
Ç-^sy^g-r^f-
-'C-;!-;^.'-;-ic hlct
We vermoeden dat die ‘monsieur Arthur’ Arthur Impe was uit de Bruggestraat, broer van organist Léon Impe.57 Dat Carl dan nog toegeeft het adres én de familienaam van zijn secretaris Meerschaert te zijn kwijtgespeeld, zullen we maar aan artistieke verstrooid 49
heid wijten. Het leuke aan de brief is wel dat we zien hoe de ‘tamtam’ van Carl werkte en hoe toen al enkele namen opdoken van toekomstige steunpila ren voor het Tieltse muziekleven, zoals de Coussens en Marcel Van Quickelberghe. Drie meisjes uit de H.-Familie mochten blijkbaar wekelijks naar de muziekschool ‘ontsnappen’, wellicht omdat het externe leerlingen wa ren en uit gegoeden huize. Op 25 mei 1936 kwam de ijverige Hullebroeck nog maar eens naar Tielt af gezakt. Enkele passages uit zijn verslag de dag nadien aan het Tieltse stadsbe stuur (we citeren letterlijk) : ‘Ik bezocht gisteren de muziekschool van Tielt, en mocht eens te meer vast stellen, dat het onderwijs uitstekend is. Het is mij zeker wel toegelaten nog eens Uw welwillende aandacht te vestigen op een paar punten. Allereerst, het lo kaal, dat waarlijk onvoldoende moet worden geacht. Ware het dan niet moge lijk de school onder te brengen in een lokaal dat de leerlingen niet noodzaakt telkens door andere bureelen te komen? Vervolgens de kwestie van de wedden. Ik heb opdracht eens de wedden na te gaan in AL de muziekscholen, en ik moet bekennen, dat de wedden die de stad Tielt uitbetaalt, ver beneden het ge middelde staan. Uw direkteur ontvangt voor zestien uren les in de week, 6.300 frank, wat beslist te weinig is. Hy moet daarenboven daarvan nog zyn reiskosten betalen, zoodat hy zuiver per maand 464 frank optrekt(sic). Gy zult met mij willen bekennen dat dit wel HEEL weinig is. Ik ken geen enkele school, hoe klein zy ook weze, die zoo’n wedde uitbetaalt. Ik veroorloof mij dan ook een beroep te doen op Uw menschelyk gevoel, opdat Gy aan dezen toestand ver betering zoudt brengen.’ Even opmerken dat de directeur én de leraars in Deinze toen 1.000 BEF per lesuur/jaar incasseerden. Het hongerloon van Carl schrijnt des te meer in de maag als we voor ogen houden dat de Belgische frank op 30 maart 1935 met 28% gedevalueerd was. Reeds op 9 juni 1936 kreeg Hullebroeck reactie van het Tieltse stadsbestuur: ‘Krachtens een door den gemeenteraad genomen besluit, zullen de stadsburelen van het eerste verdiep overgebracht worden naar de beschikbaar gekomen be nedenzalen van het stadhuis. De bestemming te geven aan de op het eerste ver diep vry te komen lokalen ligt ter studie, en het kan wel gebeuren dat het stads bestuur de mogelykheid inziet aan de muziekschool een beter geschikt lokaal te bezorgen. Wat aangaat de wedden der leeraars der muziekschool moet ik U doen opmerken dat de Thieltsche Muziekschool geen stedelyke inrichting is, maar wel een vrye instelling. Op gebied van vaststelling der wedden komt de stad bygevolg voor niets tusschen en is zulks eene zaak die uitsluitend door den bestuurraad der school moet worden geregeld. De stedelyke tusschenkomst be perkt zich tot het schenken van eene jaarlyksche toelage, die thans door den ge meenteraad op frs. 4200- is bepaald.’ Vage beloften qua locatie die we nog meerdere keren zullen horen. Inzake de weddekwestie zal het stadsbestuur nog veel vaker die zwarte piet naar het 50
schoolbestuur doorspelen. Het argument van het stadsbestuur klopt als een bus, maar er wordt met geen woord gerept over een eventuele verhoging van de erg povere stadssubsidie aan de school, wat veel pijn had kunnen genezen. Van toen af hielden Carl én Hullebroeck niet op het stadsbestuur met smeekbedes te bestoken. Op 12 oktober 1936 en nogmaals op 18 oktober mikt Carl op het goede hart van burgemeester Colle met twee smeekbrieven. Carl loopt immers op vrijers voeten en heeft trouwplannen58, niks te vroeg als 51-jarige! Dat huwelijk ging pas door eind april 1938. U leest hier beide brieven in extenso: ze tekenen de mens Carl Van Styvoort .
'if/l' ******* U*.
U.4>*fe+t. V'crv'X t%***~V*~+~*J
*
-*-*-*■4*~Vï.***. y / *7 zX,x
frl.trr'Uef /tf £t_
'C /t
**
t
&*r++**f H
TX
-***-
***-**»'''"^*’
<Z.v,
^2y
/*/•
/i Y'l'V•X/*"
-»»«
'vrJUjL'
/!***.*•
l ï /t*. y** ..*4 .-***-—74.cA t*
t<C-
*M y***
y+-£~ 5 6£*
^~y
t/t.£
.
tru iV ■*++.'
y ? Y /rt't.
l / t l 'V***,',*. /V*,* ---— ^*^***f/ec 'U-^y
-
ty^ tsl{ yt^e.
C //C. 2
'v j ~
. ^ ^
.
i*~\ *j ï i i v * . t jj~* l
-
'y^ti c /
Resultaat: dank zij een verhoging van de stadssubsidie naar 6.500 Bfr., steeg Carls wedde in twee beurten naar 8.600 Bfr. in 1938, een betere ‘onderbetaling’ dus. Enkele weken voor zijn huwelijk durfde Carl nog eens aan de porte monnee van de stad trekken. 51
Xt 4(f£ $ ttij 'fc StCc-titivL jCt/L /ywujC&fcftkrtrC s/'&** t£"Ct*,€£t/ kVa/ie^L /Ce, frly tu .d e irmwcuvidcu, 'Tpoij LC^t ■ un.m -tci jit-i y y tcJl'. 'A C ’H Y X ^ d x ^ C u J‘ l i X U - d - x ^ J x e u .£ ÿ U s e h
icnsH. Y t l t
/ ƒ U -U A ■
W e d d *. 'l .m f * , ^ e - t - t A t d d r A
Vew r£^_ / t c t Ü .r r t f ?
'7 ^ 1 + &
'êeêoftc Y&a * f& L 'h n ÿ,Lsp%*ÿ .
^ C^Jl & h . ÿ t £ * d , •£ cc'l£ *sn ÿ 6 + t. /Cia. ttÿ & v O 'V p c 'u tu j ' d -t u A-C c^CW e £ t u f-T * p d Y e / L jv tC c A t d ie , 'jj'YV ^ € J,C £ d e . •£CC/I^0(syt^ & n , fcc •&€
f f f i dU
d e t d < j 'j i u+iA . H Y r u fC c x . p u . d e * . iit d is C u ,y „ ^ r r d / d r L e d e x e , d -C& uic /T *rdde &%*. d e , d e f ^ n C ic docó
d Y */2 U-14/Ï ^
P u d f( k ^ * ^ t u a c ^%.
-fe t t * . d * W e e Ji/ .
c t t ifs u c , ttÿ e * x W M \ fU ÿ c . W e d d e fv a u . <%.cx^*ded ÿ / lj fd u . 5 Z f f ) f 't/ L C c Il'Iie i* . fc x u , d e ^ e S o s**., 6 4 f }
fp p 4 . Ze<$ K e f t e * , ^ d d y f t
o ,f f c
U’ Gfy’ f * .
A ^ 4em . /HxeA-ttA^xeC*. : <ftcituu%/in. teeun^AA /ex. /Ptm jdedzsedert Yan. 35tdnye., ÿ e e ft tw xcdlf uma OAidtVu'eAd s*. de IVecA/. J txoA. icjfiseLe. W edde dd- m> f - y . cSfC ? 1 'J-u dtd '''fta.cA .tctga.eb. -Ctcx-xeui. Yin*. Y ienrl Cu. / « w W w i f i t /YHn^etedlS ed rrt/Y d ix ^ Cisuye
e ,.^ .
ÿ e c ^ -t AC A d UU\ ffA i/ cY ie 'cd id ’
/lc W ecA e+t Z cd icsi+ U ' JecetA.£ij/lSéA. # . trw fc .
Sidn.ds <^W£W J a o a d a .t 'm-y'-H. 4ex>efj uitffe^eu/ tdi d e c sr u ijie A •Stli c-eC fa in Hdseltt c) et
'jtru. fleux-
^ce-^i $fiiaJte. ^ew eejt ciex Jstu fie& n .
C lu ir e n / 2j &L d x -t s fl A a ^ . t e
tt-e * f ; 52
'.'.
d en d ert ?
A
/-lÿi
/ f 3%
ypK, *OX*~-\
~J* '7rP**-*^**-P**- *C PP*. yl^ C€ yppp ^*V /CZpi és*~*-*^. st4^si ej /p**.#* ƒ< e^&*'c^£/ yptc ^i/ri~+i ~i++^â*
jf***SL**. -V* £j^P^Ó~ //*-
^PP*. * /t. m J~T-^ A jv t^ a - y £ ^ M */ r, < r ^ ^ ^ / * ' He
fu ^ , ,y < rL ~
-t~ -
Ü^/<?(SL*Sl-4>7. **f**'4t<*~
y /V /** ó ^ p ^ c
\JyL-c<
& *>
^ 4 ï <^£«.
<rU*é
(?crP*. fpJ-£. f * s P t - & $ * i - * - & . * t m .
^ ' p p l & i.
^
s $ ~ t C ,4 ^ t ~ - ~ 4 P 4 ^ ~
.
,
L £S~+yP7'£j s^p+<./n y / s ^ r ^
& 1yn-*./ - / ^ *^-1—
/£
^ ict.p 'P
/A«-
^
Het stadhuis reageerde koeltjes met het oude argument: wedden zijn de zaak van het schoolbestuur. Mamert Dumont moest het dus rooien met de 6.500 Bfr. van de stad, 885 Bfr. van de provincie en 1000 Bfr. van de staat, plus 2500 Bfr. leerlingengeld. Het is zeer waarschijnlijk dat hij het tekort van zowat 500 frank uit eigen zak bijpaste.
53
Ul 4^
Vrije Muziekschool -Tielt
O P E N B A R E
P R IJ S K A M P E N
V O O R
S C H O O L J A A R
1 937-1 9 3 8 TEN JULI
STAD H UIZE, 1 93 8 ,
TE
OP 4
PROGRAMMA
•
•
HET
O V E R Z I C H T OER ARTISTIEKE LO OPBAAN VAN DE LEERAREN.
ZATERDAG
UUR
ZEER
23
STIPT
Ingang V rij____ — ____ N iet rooken a. u. b.
B e stu u r d e r - le e r a a r : L e e r a a r v o o r p ia n o : L e e r a a r v o o r b la a s s p e e ltu ig e n
C arl V an E d o u ard :
Van
S ty v o o rt S ty v o o rt
J u le s N a c h t e r g a e le
• C A R L V A N S T Y V O O R T : H e e f t z i jn e m u z ie k a l e s t u d ië n a a n g e v a n g e n o n d e r l e i d i n g v a n z ijn v a d e r , l e e r a a r v a n v i o o l a a n h e t C o n s e r v a t o r iu m te B r u s s e l. W a s o p 15 ja r i g e n o u d e r d o m e e r s t e v i o o l in h e t S y m p h o n i s c h O r k e s t v a n d e C a s i n o te D în a n t , o n d e r le id in g van Leon D u b o i s , d i e b e s t u u r d e r w e r d a a n h e t C o n s e r v a t o r iu m v a n B r u s s e l . D o o r t o e d o e n v a n z ijn v a d e r k o n h ij z ic h la te n h o o r e n a a n E u g è n e Y s a ïc , o n z e w e r e ld b e ro em d e v io o lv ir tu o o s . M e e s te r Y s a ïe n e e m t hem o n d e r z i jn e g e w a a r d e e r d e b e s c h e r m i n g e n g e e f t h e m g e d u r e n d e t w e e ja r e n le s s e n v a n v i o o l . O p 2 0 ja r i g e n o u d e r d o m s c h e e p t h ij in v o o r A m e r i k a m e t e e n v e r b in t e n is v a n v i o o l - s o lo in h e t S y m p h o n i s c h O r k e s t d e r C o n c e r t e n H a d l e y t e B o s t o n . O m z ijn s t u d ië n t e v o ll e d ig e n w o r d t h ij d o o r z ijn V a d e r n a a r B e l g ië t e r u g g e r o e p e n , v o lg t d e l e e r g a n g e n a a n h e t K o n i n k l i jk C o n s e r v a t o r iu m t e G e n t , e n b e k o m t e r , n a é é n ja a r s t u d i e , b ij a lg e m e e n h e id e e n e e r s t e p r ijs v o o r v i o o l e n e e n e e r s te p r ijs m e t o n d e r s c h e i d in g v o o r k a m e r m u z ie k . V e r d e r s d o e t h ij r e iz e n in H o l l a n d , D u i t s c h l a n d , E n g e l a n d e n F r a n k r i jk , w e l k e o n d e r b r o k e n w e r d e n d o o r d e n O o r l o g 1 9 1 4 - 1 9 1 8 . B ij d e n w a p e n s t il s t a n d v e r l a n g t h ij z i jn e r e iz e n t e h e r n e m e n , m a a r b l i j f t o p a a n d r in g e u z i jn e r f a m i l i e in B e l g i ë . — H e e f t v o l l e d i g e s t u d ië n g e d a a n v a n h a r m o n ie , c o n t r a p u n t en • E D O U A R D V A N S T Y V O O R T : H e e f t z ijn s t u d ië n v o le in d ig d a a n h e t K o n i n k l ij k C o n s e r v a t o r iu m te G e n t . e n e r e e n t w e e d e p r ijs b e h aald van p i a n o in 1914. O u d - S t r i j d e r v a n d e n o o r l o g 1 9 1 4 -1 9 1 8 b e k o m t h ij d e k r ij g s m e d a l ie e n h e t v u u r k r u is . H e r n e e m t z ijn e s t u d ië n b ij d e n w a p e n s t ils t a n d e n b e k o m t in 19 2 3 e e n e e r s t e p r ijs m e t g r o o t e o n d e r s c h e i d i n g v o o r p i a n o . I s b e s t u u r d e r d e r m u z ie k s c h o o l v a n W a a r s c h o o t , le e r a a r a a n h e t S t - J o z e f s c o i le g e v a n T ie lt a ls o o k a a n h e t C o lle g e d e r P a t e r s Jo z e fie t e n va n M e lle . - - : :----- :t • J U L E S N A C H T E R G A E L E : H e e f t z i jn e s t u d ië n in 't C o n s e r v a t o r iu m v a n G e n t g e d a a n e n d a a r o o k e e n e e r s t e p r ijs b e h a a l d . H ij h e e ft z i c h b ijz o n d e r t o e g e l e g d , a a n d c m o e il ij k e e n s o m s l a s t i g e t a a k , b e s t u u r d e r v a n h a r m o n ië n e n f a n f a r e n , m e t d e w e l k e h ij v e r s c h e id e n e h o o g e o n d e r s c h e id in g e n h e e ft b e k o m e n . — E e r s t e p r ijs a l s B e s t u u r d e r in d e n in t e r n a t io n a l e n w e d s t r ijd t e G e n t 1 9 1 3 . E e r s t e p r ijs m e t g r o o t e o n d e r s c h e i d in g in d e n m a r c h e n w e d s t r ijd t e W a r e g e m 1 9 2 8 . — D i p lo m a v a n u it m u n t e n d h e id e n e e r s t e p r ijs m e t o n d e r s c h e i d in g a ls b e s t u u r d e r in 1* d i v is ie p r o v i n c ia a l T o r n o o i G e n t 1 9 3 1 .
• JU R Y »
H. O S CA R V A N LANOEGHEM H . M AM ER O U M O N S E C R E T A R IS < H . JOZEF MEERSCHAERT
B la a ssp ee ltu ige n . — 1. D e C l e r c q S o n a te
M id d e lb a re leergang.
G a s t o n , tro m b o n e .
in l a g r o o t ,
2 . D e lb e c q u e S o lo
in O u d e
v ... D .in * . van T t.lt T l.lt
B e n d e t t o M a r c e ll o
J o z e f , tr o m p e t.
S tijl,
Goeyens
H o og e re leergang. 1. A c x
M a r c e l , S a x -a lto
a . L i e d z o n d e r w o o r d e n , in s o l g r o o t , b . P o o ls c h e n d a n s ,
V io o l. —
H . Rabaud Sphor
M id d e lb a re leergang. E e r ste a fd e e lin g .
1. C o u s s e n s
Roger
a . S t u d i e in r e g r o o t b - C o n c e r t i n o in r e g r o o t , 1 sle d e e l . 2. V rom an
W o lfh a r t L . Ja u s a
Suzann e
a . S t u d i e n ° 3 in s o l g r o o t , b . C o n c e r t i n o in r e g r o o t o p . t 2 , 1 s ,e d e e l
E.
P e s te l F . K u c h le r
P ia n o van h et b ero em d m erk G e v a e rt v a n h e t h u i s A . L 1 E T A E R T , M a r k t T i e lt N B . D e in s c h r ijv in g e n v o o r h e t S c h o o l ja a r 1 9 3 8 - 1 9 3 9 z u lle n p l a a t s h e b b e n o p V r i j d a g 3 0 S e p t . & Z a t e r d a g 1 O k t . 1 9 3 8 v a n 5 t o t 7 u u r « a v o n d s , in h e t g e w o o n lo k a a l, T E N S T A D H U I Z E , T R A M S T R A A T 2.
dl
_
J
D e l e e r g a n g e n z u lle n hern em en o p V r i jd a g 7 O k to b e r 19 3 8 .
O u d e r s ! Door uwe kinders naar de muziekschool te zenden ontwikkelt Gij hun kunstgevoel & geestesvermogen.
4.3 Oorlogswolken boven Tielt: de muziekschool in het defensief. TORMENTOSO (stürmisch bewegt)
4.3.1 Albert De Cock klopt even aan de deur Op 13 september 1938 stuurt Albert De Cock, die net zijn 1ste prijs conserva torium op zak had, zijn eerste sollicitatiebrief aan het bestuur van de muziek school. T i e l t ,d e n I 3 a Septem ber 1938.
Aan het Bestuur der Stedelyke Muziekschool.
Waarde Heeren, Als Stadsgenoot,en als houder van het Diploma "Eerste firys" aan het Koninklyk Conservatirium van Gent,en myne Studiën voortzettend van Harmonie en Compositie,,neem ik de eerbiedige vryheid Ued.eene plaats te vragen van leeraar van Viool aan onze Stedelyke Muziekschool. Ik geef U de volle verzekering dat ik al myne beste krachten zal wyden aan het aanleeren der Viool,ten einde in den kortst mogelyken tyd goede krachten te vormen,ten bate der Toon kunst en onze Stad ten goede. In de hoop dat Ued.zoo goed zult willen zyn myne aan vraag in aanmerking te nemen,en dat ik als Tieltenaar de hoop mag koesteren myne krachten ten volle te kunnen wyden aan de muziek ten bate onzer Stad,aanvaard Waarde Heeren,met mynen voorafgaanden dank,de verzekering myner oprechte gevoelens van hoogachting.
^
■
Albert kaapte in Tielt zijn eerste prijs viool weg met grootste onderscheiding en toejuichingen van de jury in 1934. Op het prijsuitdelingsconcert speelde hij de eerste twee delen van Max Bruchs vioolconcerto: grote klasse! Van toen af was hij present bij ongeveer alle muziekuitvoeringen in het Tieltse waar goede violisten vandoen waren. Jammer voor hem kon hij toen niet in Tielt als leraar aan de slag: de vioolstoel was bezet door Carl en dat zou nog zo blijven tot 1950. Bij ministerieel besluit kregen alle leraars, ook die van het artistiek onder wijs, in 1939 uitstel van ‘mobilisatiewederoproeping’ : even leek de oorlog ver deraf, maar niet voor lang. 55
V R IJ E =
-
■■■■■
M U ZIE KSC H O O L
Openbare prijskampen voor het schooljaar 1938-39 ten Stadhuize, op Zondag 16 Juli 1939, te 11 u.
B e s tu u rd e r :
Carl V a n Styvo ort
IN G A N G
V R IJ
:::
N IE T R O O K E N a . u . b .
J u ry :
H. O sca r V a n Landeghem H . M a m e rt D u m o n t
S e c re ta ris :
H . J o z e f M e e rs c h a e rt
B L A A S S P E E L T U IG E N , K L A R IN E T
-
LAG ER E LEER G AN G
1 V a n n ie u w e n h u y s e R o g e r M e lo d ie 2
H. K lo s é
N e ir in c k R o b e rt R om ance
J. N a c h te rg a e le
K L A V IE R : L A G E R E L E E R G A N G
-
2<f« A F D E E L IN G
O p g e le g d stuk : R o n d o in sol g r o o t
S te ib e lt
1 A n s e e u w A n g e n e tte a)
k le in e p r e lu d ië n en fu g h e tte n N r 3
b)
o p g e le g d stuk
c)
H u m o re s q u e
J. S. B ach P o ld in i
2 C o tte n s A g n e s a)
k le in e p re lu d ië n en fu g h e tte n N r 8
b)
o p g e le g d stuk
c)
C a p r ic c ie tto op . 2 2 5
G u r litt
M ID D E L B A R E L E E R G A N G 1
J. S. Bach
-
EERSTE A F D E E L IN G
L ie ta e r t L e o n e a) tw e e s te m m ig e in v e n tio n e n N r 2
J. S. Bach
b ) o p g e le g d stuk : F in a le u it de S o n a te in fa g r o o t
M o z a rt
c ) H u m o re s k e
L e v in e HOOGERE
1
LEER G AN G
V a n T o m m e P a u la a)
D rie s te m m ig e in v e n tio n e n N r 7 - 1 0
J. S. Bach
b) o p g e le g d stuk : R o n d o u it de s o n a te op . 1 3 c ) P o lo n a is e o p . 4 0
C h o p in
d) W e e r s p ie g e lin g e n P ia n o
GEVAERT
van
het
H u is
B e e th o v e n
J. D e M a e g h t ALBERT
L IE T A E R T
—
M a rk t,
B e v e s tig in g van den H e e r E m ie l H u lle b r o e c k , O p z ie n e r van h e t M u z ie k o n d e rw ijs b e z o e k aan de M u z ie k s c h o o l o p 8 Juni 1 9 3 9 . G e a c h te
Heer
T ie lt na z ijn
B e s tu u r d e r , # O n d e r de k le in e re M u z ie k s c h o le n van h e t V la a m s c h e land , d ie en D E G E L IJ K w e rk le v e re n , is z e e r z e k e r de U w e te n o e m e n .
GOED
• U w o n d e rw ijs g e e ft m ij de g ro o ts te v o ld o e n in g , en ik kan U slechts a a n ra d e n o p d e n in g e s la g e n w e g v o o r t te gaan. M e t h o o g a c h tin g , EM . H U L L E B R O E C K .
OUDERS !
D o o r u w e k in d e rs n a a r d e M u z ie k s c h o o l te
z e n d e n , o n tw ik k e lt G ij hun
k u n s tg e v o e l en g e e s te s v e rm o g e n . N . B. De Z a te r d a g De
in s c h r ijv in g e n
voor
h e t s c h o o lja a r
1 9 3 9 -1 9 4 0 , z u lle n
3 0 S e p t . 1 9 3 9 , v a n 5 t o t 7 u . ’ s a v o n d s in h e t g e w o o n
le e r g a n g e n
z u lle n
h ernem en
o p V r ijd a g
6 O k to b e r 1 9 3 9 .
D r u k M . S p r i e t , T i e lt
56
p la a ts
h e b b e n o p V r ijd a g
2 9 en
lo k a a l te n S t a d h u iz e , T r a m s tr . 2 .
4.3.2 Een schooltje op drift door de oorlog De bombardementen en beschietingen van 26 mei en 27 mei 1940 hadden een flink deel van Tielt-centrum tot één brandende puinhoop herleid59. Gelukkig bleef het stadhuis gespaard en bliezen de bommen enkel wat gaten in het dak van de gemeenteschool, met iets zwaardere schade aan één klas. Van toen af was het afgelopen met de muzieklessen ten stadhuize: de bezetter en het oorlogsbestuur konden er moeilijk in oorlogstijd kinderen herbergen en hun vei ligheid garanderen, zeker niet op de 1ste verdieping. Meester Achiel Maes stelde dan maar zijn klaslokalen in de gemeenteschool ter beschikking, met meubilair én verwarming tijdens de wintermaanden. ©
Tlelt
Lakenmarki.
De Tieltse Lakenmarkt met de Gemeenteschool (rechts en links) en het huis van de (hoofd)onderwijzer met boven de ingang het jaar 1820. Alle gebouwen zijn verdwenen.
Een ridderlijke geste, gezien de schaarste aan zowat alles in die periode. Vanaf september gooiden de Duitsers roet in het eten. De gemeenteschool werd opge ëist voor ‘conferenties en propaganda-voordrachten’, net op zaterdag en zon dag, de twee lesdagen van de muziekschool. Onze drie muziekleraars hadden het immers zo druk in Deinze, dat er op zaterdag van 11 h tot 20 h en op zondag van 9 h tot 20 h les was in Tielt! De school mocht ophoepelen. Enkele weken werd er nog les gegeven in de zaal van de ‘Werkrechtersraad’ in het stadhuis vooraan beneden, maar nadien vonden Carl en co. enkele maanden onderdak in ‘Den Tap’, het lokaal van de katholieke kring in de Kortrijkstraat en stamkroeg plus zaal van de harmonie 'De Goede Vrienden’60. Ideaal was die nieuwe stek zeker niet te noemen: ‘Er was daar een smal lokaal naast de verbruikszaal op de benedenverdieping. Het was er aardedonker en de toegang liep door een smalle gang tussen Den Tap en de winkel van Deschout,’61 (Roger Maes) 57
‘Het waren miserabele klassen en het stonk en er naar sigaren en bier’ (Anna Coussens). De propaganda-machine van de bezetter begon blijkbaar te sputteren - er kwam eigenlijk geen kat naar die zondagse voordrachten en de klassen van de gemeenteschool kwamen opnieuw vrij, vermoedelijk begin 1941. Even aanstippen dat men ‘zijn plan trok’: ‘Tijdens de oorlog kreeg ik vaak les ten huize van Antoon Verbeke, de steenkapper in de Stationstraat. Zijn zoon Alfred en dochter A nn a62 kregen ook thuis les.’ (Anna Coussens] Het muzikale leraarstrio had vanzelfsprekend de grootste moeite om met de trein Tielt te bereiken. Om de haverklap reed er niks of was alles bezet door militaire transporten. Dan maar de fiets van stal gehaald, wat tijdens de wintermaanden zeker geen lachertje was: de fameuze ‘Deinzesteenweg’ be stond enkel uit een kasseistrook met twee modderpaadjes ernaast voor de fiet ser. Voeg daarbij dat je makkelijk een halve maandwedde afdokte voor een fietsband van slechte kwaliteit... Er kwam vanaf 1940 trouwens een vierde musketier regelmatig mee uit Deinze: de legendarische Michaël De Cuyper, ‘kunstzanger’. Hij kwam in Tielt zijn eerste zanglessen geven, weliswaar nog privé. Straks meer over zijn carrière. Carl kreeg trouwens vanaf die periode meer en meer last van zijn zwakke hart. Gelukkig kon hij altijd voor logies en eten terecht bij Marcel Rubens, de uitbater van ‘Den Tap’. Een pluim voor dat gezin Rubens, dat Carl de hele oorlog door belangeloos een tweede thuis be zorgde, ondanks de rantsoeneringen en schaarste. ‘En wat een inspanning en toewijding van den heer Bestuurder gevergd werd grenst aan het ongelooflijke. De reizen per fiets door dik en dun ondanks zijn rijper wordende leeftijd, de niet-sympathiserende bezetter, de ontbrekende financiële hulp vanwege het toenmalige stadsbestuur waren de elementen die de muziekschool zouden teniet doen, doch met een vaste wil om te leven en de blikken gericht in de toekomst werd verder gewroet tot eindelijk de bevrijding kwam. Gedurende gans deze donkere bladzijde geschiedenis was de jeugd dankbaar op post gebleven. U kunt gemakkelijk denken welk geharrewar en buitengewone moeilijkhe den al deze verplaatsingen meebrachten en welk een nadeligen invloed zij moesten hebben op de inrichting en den goeden gang der muziekschool. Ook van welk een ijzeren wil de bestuurder blijk gaf om stand te houden en de ondergang van deze zo bloeiende inrichting te beletten. Hoewel reeds ondermijnd door de slepende ziekte die hem later nog jaren aan het ziekbed kluisterde, gaf hij steeds blijk van een ongemene wilskracht. Hij had alles veil voor het welzijn zijner leerlingen en koesterde een bijzondere liefde voor zijn werk en school. Dientengevolge gaven zijn volgelingen hem de meeste voldoe ning en bejegenden hem met de grootste achting. Altijd zichzelf beheersend gaf hij les op matigen toon. Het was een echte meester in het vak en kon de moei lijkheden der muziekleer op een eenvoudige manier aanleren, vatbaar voor elke leerling. Daardoor kwam hij tot verbazende uitslagen. Men zal zich nog lang 58
het reuzenwerk herinneren dat de heer Carlos Van Styvoort hier te Tielt verricht heeft. De kunstzin tot muziek die hier bij veel stadsgenoten ingeprent werd zal zeker ook nog niet zo gauw uitgewist worden. ’63
4.3.3 Tielts kleine culturele oorlog: 1941-1944 Andere meesters, andere zeden Op 23 december 1940 schreef het stadsbestuur, toen nog altijd onder leiding van Colle, aan Mamert Dumont: ‘U zal geen stadstoelage krijgen in 1941, want er is geen evenwicht in de stadsbegroting en dus vallen alle niet-verplichte uit gaven weg, volgens voorschrift van de hogere overheid.’ Het klimaat boven de muziekschool leek vanaf toen altijd maar somberder te worden. Op 7 maart 1941 vaardigde de bezetter haar ‘überalterungsferordnung’ uit: geen enkele burgemeester of schepen die meer dan zestig was mocht nog zijn functie uit oefenen. Een duidelijke zet om politieke vriendjes aan de bak te helpen. Colle moest dus ontslag nemen.64 De eerste Tieltse oorlogsburgemeester, Benoni David, werd op 21 mei be noemd. Hij was advocaat en V.N.V. -er. Ook de schepenen Defauw en Jan Rotsaert moesten weg. Als enige verkozen schepen bleef Maurice Neirinck ze telen: vooral deken Destrooper had hierop aangedrongen om nog enig demo cratisch steunpunt over te houden. David viel nogal zwakjes uit volgens de ‘hardliners’ van de Nieuwe Orde. Hij leefde nogal ‘bourgondisch’, was verslin gerd op paardenkoersen en kreeg via zijn eigen V.N.V. meer en meer laster en verdachtmakingen naar zijn hoofd.65 Vandaar zijn ontslag op 6 juli 1942. Schepen Neirinck werd waarnemend burgemeester tot in oktober. Op 9 okto ber 1942 kwam Frans Lefèvre, een 27-jarige rijkswachter uit Wingene, op de burgemeesterstoel. Als V.N.V.-er en lid van de Germaanse SS-Vlaanderen stond hij bekend als hard én uiterst correct. Samen met de nieuwe schepen voor onderwijs en cultuur, juffrouw Judith Verberckt, leek een onwrikbaar duo gearriveerd in het stadhuis. Ook zij was V.N.V.-ster en licentiate pedago gie. Energiek én fanatiek zwaaide zij de plak over alle culturele materies in Tielt, waarbij zij geen confrontaties schuwde, zoals zal blijken.66 De bemoeizucht vanuit het stadhuis met allerlei schoolse toestanden ging crescendo. Zo kregen alle scholen vermaningen om ‘geen tergende of uitda gende handelingen te dulden van de leerlingen tegenover de bezetter’ (22 fe bruari 1941); ‘we stellen vast dat de kinderen vergaderen in groepen in den om trek der scholen, omdat de schoolpoort te lang op slot blijft. De schoolbesturen moeten die samenscholingen verbieden en vroeger opendoen!’ (14 juli ’41) ‘De kinderen mogen geen kenteekens dragen, ook niet op de sluitgespen hunner gordels.’ (26 september ‘41) Intussen was op 22 april ook de censuur op schoolboeken ingesteld en ook de muziekboeken vielen daaronder.
59
‘Struggle for life’: niet van brood alleen...? Oorlog of niet, van muzieknoten kan je niet eten. Weer klom Carl in zijn pen om bij de oorlogsburgemeester zijn nood te klagen: Poelstraat; 127, D-'-TBSB.
Deinze, 26 Juni, I9JI.
Aan den Heer Benoni David, Burgemeester, St. Kichielstraat, TIBBT. Geachte Heer Burgemeester, Ik neem de vrijheid Ued. op de hoogte te brengen van mijn toestand als Bestuurder-leeraar der vrije muziekschool van Tielt. De school is ingericht in het jaar 1922, ik heb dus 19 jaren dienst. Ik geef 19 uren les in de week, mijn jaarwedde bidraagt 8.600,— Ft. van deze som dient nog afgetrokken: 258.— Ft. voor pensioen - 720.— Ft voor reiskosten - blijft zuiver 7622.— Ft. Het zal wel onnoodig zijn er op te wijzen dat dit onvoldoende is, niet enkel om te leven maar zelfs voor de eerste levensnoodwendigheden, dit is mijn eenig middel van bestaan. Sinds Januari 11. hebben mijne collega's en ik geen loon meer ontvangen. Tot heden werd het ons niet toegestaan dat de vrije muziekschool stedelijke worde. Vé6r den oorlog werden de leergangen in een lokaal in het stadhuis gegeven, nu is dit bezet, heden hebben wij ons lokaal in de stadschool. Kr.Haês heeft eene klas zeer welwillend ter onzer beschikking gesteld. Hierbij stuur ik D ter inzage dokumenten die U eenige inlichtingen kunnen geven. Ik veroorloof mij D te vragen deze zaak welwillend te onderzoeken en hoop dat het U mogelijk zal wezen hierin verbetering te brengen. Het is een dringend beroep dat ik tot Ued. richt ten einde uwe gevoelens van menschelijkheid en recht vaardigheid ten mijnen voordeele op te wekken. Het ware me zeer aangenaam mij een van dees dagen aan Ued. te kunnen voorstellen. U bij voorbaat dankend, groet ik U, Heer Burgemeester, met ware Hoogachting.
Van Styvoort voegde twee uiterst positieve beoordelingen door Emiel Hullebroeck bij zijn brief. Een korte passage uit diens nota van 16 juni 1939: ‘Onder de kleine muziekscholen van het Vlaamsche land, die goed en degelijk werk leveren, is zeer zeker de Uwe te noemen. Uw onderwijs geeft mij de groot ste voldoening en ik kan slechts aanraden op de ingeslagen weg voort te gaan.’ Dat Carl echt zijn stoute schoenen aantrok, blijkt uit een samenvattende 60
5-punteneis helemaal op het einde van zijn schrijven: ‘Gelieve Uwe aandacht te vestigen op de volgende punten: 10 Verbetering van loonen 2 ° Terugbetaling der verplaatsingskosten 3 ° Loon in regelmatige maandelijkse stortingen 4° Dat de Vrije Muziekschool stedelijk worde 5° Opdat wij ons lokaal in het stadhuis terug zouden mogen innemen en dit vanaf het nieuwe schooljaar (lste week oktober e.k .)’. Carl besefte met zijn vraag om de school stedelijk te maken zeker nog niet hoe de politieke toestand op het stadhuis aan het evolueren was. Het school bestuur slikte die eis terug in van zodra duidelijk werd hoe de politieke vork aan de steel zat, zoals u verder kan lezen. Hiermee was het startschot gegeven voor nog maar eens een rondje ‘subsidie-worstelen’. Op 10 september 1940 richt voorzitter Dumont een smeekbrief naar het ministerie van Binnenlandse Zaken om de stadstoelage voor het schooljaar 1941-’42 weer te bekomen. Twee dagen later zette de provinciegouverneur-adinterim, in een briefje aan het stadsbestuur, meer druk op de ketel: ‘Er wordt mij medegedeeld dat de leeraars der Vrije Muziekschool in uwe stad, nog geen wedde ontvingen voor het jaar 1940-’41. Gelieft een onderzoek in te stellen en mij over dit feit naderen uitleg te verstrekken.’ Dezelfde dag nog antwoordt se cretaris Jozef Meerschaert: ‘A an de heeren Burgemeester en Schepenen, Als gevolg aan Uw schrijven, heb ik de eer Ued. te laten weten dat enkel 900 fr. van wedde aan de leeraar M.Carl Van Styvoort, werd uitbetaald, uit reden dat de stadstoelage van 6.500 fr. verworpen is geweest, hetgeen de meeste bron van inkomsten was voor de muziekschool. Hopend, dat de toelage van 6.500 fr. zal terug gegeven worden, groet U.’ Dat de stad de portemonnee dichtkneep, is begrijpelijk: het begrotingstekort van Tielt bedroeg in 1940 eventjes 800.000 Bfr. Ondanks drastische belastings verhogingen toonde de stadskas in 1943 al een deficit van anderhalf miljoen! De financiële donderwolken boven de muziekschool dreven weg en de storm bleef in het glas water: zowel de rekening van 1940-’41 als die van ‘41-’42 raakten toch door de administratie zonder verdere problemen, mét de betwiste stadstoelage van 6.500 Bfr. netjes ingeschreven. Toch even aanmer ken dat de goedkeuringen er pas kwamen in april 1942 voor de eerste rekening en in maart 1943 voor de tweede, zowel bij stadsbestuur als provincie. Die slakkengang wijst duidelijk op nogal wat bakkeleien achter de schermen! Daarmee was niet alles opnieuw koek en ei. Getuige daarvan is een brief van Meerschaert op 16 november 1942 aan de bevoorradingsdienst in Brugge met de urgente vraag om een ‘bon voor kolen’: ‘aangezien de koude het on mogelijk maakt in eene niet verwarmde klas les te geven aan kinderkes van 6 jaar oud, zou ik u vragen een gunstig gevolg te willen geven aan deze vraag en 61
mij een bon voor kolen te willen afzenden.’ Die dichterlijke overdrijving met kinderkes van 6 jaar was zeker bedoeld om op de traanklieren te werken, want 8 jaar was de minimumleeftijd om muziekschool te volgen. Daarbij gaf Meerschaert nauwkeurig de maten op van het lokaal en berekende dat er 15 kg kolen per dag nodig waren, zo’n 400 kg voor drie maanden, à rato van 14 uur les per week. Zelfs mét die kolen bleef het waarschijnlijk bibberen op de Lakenmarkt. Van ‘Cultuurraad’ naar ‘Stedelijke Cultuurdienst’ (SCD)
Op 1 mei 1942 richtte de bestendige deputatie van West-Vlaanderen een Provinciale Cultuurdienst op, de PCD. Bedoeling was duidelijk ‘een nieuwe “iculturele ordening” in de provincie, die alle culturele verenigingen én liefst ook het onderwijs zou laten meewerken en groeien naar ‘een volksverbonden kunst’. De ideologie van de Nieuwe Orde in Vlaanderen ging uit van de stel ling dat de bronnen van de cultuur uit de eigenheid van een volk ontsprongen en dat het een volksnationale plicht was de ‘Dietse’ cultuur gaaf te houden en te doen bloeien.67 Een getrouwe kopie dus qua ideeëngoed van de nazi-cultuurpolitiek, weliswaar overgoten met een Vlaams-nationaal- (VNV) en GrootDietsland-sausje (Verdinaso). In Tielt bestond al in 1942 een officieuze ‘Cultuurraad’, die vooral mikte op het inrichten van tentoonstellingen van beeldende kunstenaars. Hun eerste tento met werk van zowat vijftig Westvlaamse kunstenaars ging door in het ‘Jeugdhuis’ in de Kortrijkstraat, mei 1942. Hierbij bemerken we voor het eerstt de ronduit anti-houding van alle vrije Tieltse scholen tegenover initiatieven uit de hoek van de Nieuwe Orde. Geen enkele vrije school bezocht de tentoon stelling. Vermoedelijk had deken Destrooper duidelijke instructies gegeven aan de schooldirecties. Bij de Tieltse clerus was er allerminst sprake van een gedoogbeleid tegenover PCD of SCD, hoewel een priester, Gaston Lambrecht, de grote bezieler was van de PCD. De gespannen relatie tussen schepen Verberckt en de scholen ging cre scendo. Willem De Meyer, de ‘Vlaamse bard’, was in 1942 ‘opziener van den volks zang in het Vlaamsche landsgedeelte’ geworden, zeg maar inspecteur, en in zijn flamboyante stijl zette hij druk op alle scholen en jeugdverenigingen om ‘een gemeenschappelijk, waardig en nationaal volksliederenrepertorium voor ons volk’ te propageren.Vreemde liederen moesten, zelfs in Nederlandse ver taling, op de lagere scholen geweigerd worden. Op 15 juni 1942 kreeg school hoofd Achiel Maes een brief van De Meyer in de bus, waarbij hij hem het mes op de keel zet om een verplicht zangprogramma in te voeren aan de gemeen teschool én een verplichte zangnamiddag in te richten op de Lakenmarkt of in het Vlaams Huis68 bij slecht weer. Op 7 juli volgde een tweede brief, waarin De Meyer bevestigt dat hij zeker de geplande namiddag zal leiden. Een lijst 62
met verplichte liederen stak erbij. ’Geen enkele leerkracht heeft het recht zich tegen deze wettigen maatregel te verzetten. Wanneer u moeilijkheden met het onderwijzend personeel hebt met het geven van het zangonderwijs, doet u best ons onmiddellijk aan te schrijven!’ Als staaltje van autoritaire stijl en intimida tie, met daarbij een oproep tot verklikking kan dit zeker tellen. Alle 5de tot 8ste studiejaren werden opgetrommeld. Een greep uit het verplichte reperto rium: Blijheidslied/Arteveldelied/Beiaardlied/Mijn Vlaanderen heb ik harte lijk lief/De Trommel slaat/Kempenland... Wonderlijk genoeg mocht De Meyer zelfs tot halfweg de jaren zestig met korte broek en trekzak de patronage-en collegezalen met een identiek programma blijven teisteren, alsof er niks ge beurd was. Lucratief was het wel: elke leerling moest 2,5 Bfr. afdokken voor het zangboekje ‘Zingende Jeugd, zingend volk’. Terzelfdertijd lanceerde De Meyer een warme oproep om het ‘Vlaamsch Nationaal Zangfeest’ op 8 mei 1943 in het Brusselse PSK bij te wonen. Hoewel Verberckt en de SCD erg proDe Meyer waren, schoof Tielt de hete zangappel van zich af tot op 14 septem ber 1943 in het Gildhof. Voordien hadden bijna alle vrije Tieltse scholen laten weten dat ze hun kat zouden sturen. Alleen de Gemeente-school en de Wezenschool konden ‘om den brode’ niet anders dan meezingen. De SCD in de clinch met de muziekschool
Officieel werd de oprichting van de SCD maar bekrachtigd op 23 juni 1943 door het schepencollege. De voorbereidende gesprekken waren erg moeilijk en na men bijna een vol jaar in beslag. Uiteindelijk kwam een rapport uit de bus met een erg genuanceerd compromis, waarin veel politiek-neutrale Tieltse cultuurminnaars en artiesten zich konden vinden.59 Schepen Judith Verberckt was de fanatieke spilfiguur, met rondom haar gekende Tieltenaars zoals Eugène Decroix, Leon Impe, architect Valère Lievens, fotograaf Jerome Maes, beeldhou wer Maurits Van der Meeren, toneelregisseur-bediende Victor Vandervennet, voordrachtkunstenaar Antoon Vander Plaetse. Deze laatste was trouwens enige tijd lid van De V lag70 en gaf overal voordrachten zoals ‘De luister der Nederlandse Taal’, waarvoor hij 400 BEF vroeg, zeker geen habbekrats.71 Vanaf medio 1943 associeerden altijd meer Tieltenaren de SCD met een col laborerend stadsbestuur en als instrument van de Nieuwe Orde en veel neu trale medewerkers haakten af. Vandervennet en Vander Plaetse werkten im mers duidelijk voor de DeVlag. Opmerkelijk is dat het Tieltse Davidsfonds, met Emiel Thiers72, weigerde lid te worden van de SCD. Veel culturele vereni gingen zetten daarom hun werking op een laag pitje: verenigingen zoals Zanglust en De Goede Vrienden waren praktisch de hele oorlogsperiode inac tief, waarbij ze meestal het excuus aanhaalden dat veel van hun leden weg waren, o.a. als opgeëiste naar Duitsland. Eigenlijk hielden ze zich gedeist om politieke redenen en volgden ze daarmee het ordewoord van de katholieke voormannen van Tielt. 63
Van altijd meer kanten kwam de Tieltse muziekschool onder druk te staan om zich in te schakelen in de Tieltse cultuurpolitiek. Het kan geen toeval ge noemd worden dat prof. Dr. J. Muls, directeur-generaal van het ministerie van Openbaar Onderwijs, op 2 maart 1943 het stadsbestuur een afschrift bezorgt van ‘een besluit van 4 januari 1934, houdende het minimum-programma opge steld door den Verbeteringsraad van het muziekonderwijs, waaraan de tusschenkomst der Schoone Kunsten ten bate van de gemeentelijke muziekscholen onderworpen is.’ Bijna tien jaar na datum arriveert het programma voor de muziekschool dus in Tielt! Even later vroeg Muls de personeelslijst op van de muziekschool en de eventuele vrijgekomen ambten. Op beide brieven ant woordde het stadsbestuur laconiek dat er geen stedelijke muziekschool be stond in Tielt, wel een vrije. Daarop stuurde Muls de zaak door naar Carl. Van zijn kant vonden we hierop geen enkele reactie. Dat er iets broedde achter de schermen van het stadhuis is duidelijk: in de archiefbundels over de SCD73 duiken plots cijfergegevens op over de muziekscholen van Harelbeke en Kortrijk met berekeningen van weddes en subsidies. Waarschijnlijk gaat het over gegevens die Verberckt opvroeg. Op 13 juli kreeg Carl Van Styvoort een vraag van de SCD in de bus. Er is een ‘cultuurweek’ gepland voor september en de vraag is of de leerlingen en leraars van de muziekschool een muziekfeest kunnen houden met vooral wer ken van Vlaamse meesters. Daarop volgde een nummertje pure chantage vanwege Verberckt met de be lofte van ‘ruimere toelagen’ van de stad. Mamert Dumont gaf op 17 juli een kort en snedig antwoord: ‘dat de muziekschool een vrije instelling was’ en dat men door deelname ‘de ouders van de leerlingen niet wilde ontstemmen’. Door dit ‘njet’ zat er meer dan één haar in de boter bij Verberckt en de SCD. Op 20 juli schrijft ze aan Dumont: 'We zijn ervan overtuigd dat uw schrijven berust op een misverstand. Immers, in ons schrijven van 13.07.43, hooger vermeld, werd geen enkele af breuk gedaan aan het bestaan der Muziekschool als VRIJE inrichting. Ook was het niet onze bedoeling door het inrichten van een Muziek-of Zangnamiddag, de ouders der leerlingen te ontstemmen. We meenden alleen dat het publiek op treden der leerlingen maar kon bijdragen om de ouders gunstig te stemmen tegenover de school en van een anderen kant kon leiden tot een aanwinst voor het leerlingenaantal...’ Dumont en het bestuur werden daarbij uitgenodigd naar een vergadering van het Schepencollege op 3 augustus om de zaak uit te klaren. Intussen was de culturele week naar begin oktober verschoven: de SCD wilde absoluut de prestigieuze tentoonstelling ‘Het Graafschap Vlaanderen’ naar het Gildhof ha len, maar dat feest ging niet door. Het was reeds het tweede blauwe oog voor Verberckt, na de afgelasting van een pianorecital door de toen beroemde Duitse pianist Walter Rummel74. Meer dan waarschijnlijk zonden Dumont en co. op 3 augustus hun kat naar 64
het stadhuis en dat maakte de kortsluiting volledig. Het zwaard van Damoclès viel op 17 augustus 1943. Te noteren valt dat Schepen Neirinck als enige moedig dwars bleef liggen. Blijkbaar was zijn invloed niet groot genoeg om de zaak om te buigen, maar durfden de anderen hem zeker niet rechtstreeks desavoueren. Met deze zoete wraak waren en bleven de bruggen opgeblazen. Verberckt trok verder in de aanval, vast besloten om de muziekschool onder haar vleu gels te brengen. Op 25 augustus herbegint ze haar steekspel. Aan Emiel Hullebroeck maakt ze haar plan bekend om een stedelijke muziekschool in te richten. Drie dagen later antwoordt Hullebroeck aan ‘den heer Verberckt’(sic): ‘ik moet mijn verwondering uitdrukken U te horen spreken over het inrichten van een Stedelijke Muziekschool, dan wanneer sinds lange jaren zulke inrich-
Jitting van den
i j
O o g st 19 4 3
Tegenwoordig de Heeren :I^fèyre, Burgemeester - Voorzitteri
Jfeirinok, Varbeke en Me Juffer Yerberokt, Schepenen en
V e rso h u e re , S e k r e t a r i s . Het Schepencollege| Beslissend kraohtens de bepalingen van het besluit van 28 Mei 19*ll Sezien de door de Vrije ïleltsche Muziekschool ingediende begrooting voor het dienstjaar 1943-1344, uitloopende zoowel in alge meens ontvangsten als in algemeens uitgaven op de som van fr.12.494,-1 Gezien het Bestuur dier school aan het Stadsbestuur om de gewone JaarllJksohe stadstoelage van fr. 6.900,- verzoekt) Sezien echter het Bestuur dier Vrije Sieltsche Muziekschool weigert door de leerlingen een'muziek- en zangkonoert te laten uitvoertb m ter gelegenheid van eene door den Stedelijken Kultuurdienst ont worpen tentoonstelling) Ma bespreking)
B e s l u i t e e p p a r ig , behalve de tegenstemming van den Heer Heirinoki ïen aanzien van de voornoemde weigering, wordt er aan de Vrije Tieltsohe Muziekschool voor het dienstjaar 1943-1944 geene stadstoelage ver leend. Heer Schepen Helrinok heeft gestemd voor de toekenning van de gewone JaarliJksche stadetoelage van frs. 6.500,-, Voor eensluidend afschrift.
65
ting te Tielt bestaat. Deze inrichting werd totnogtoe gesubsidieerd door den Staat en is dus door den Staat aangenomen. Ik geloof niet dat een nieuwe school kans heeft aangenomen te worden. Verder moet ik u mededeelen dat de bestaande muziekschool te Tielt geklasseerd was in de 3de reeks en dat, bij een besluit van den verbeteringsraad, de scholen van 3de reeks, die zich niet kun nen opwerken tot het programma der 2de reeks, voortaan niet meer zullen ge steund worden. Indien U dus degelijk werk wilt verrichten, dan moet dit strekken om de mu ziekschool van Tielt te verbeteren en uit te breiden, zoodanig dat zij kunnen op genomen worden in de 2de reeks. Ik stuur U hierbij voorwaarden en pro gramma zooals zij thans geldig zijn, ...’ Prompt antwoordt Verberckt op 30 augustus, twee dagen nadien, op een iro nisch toontje: ‘Uwe verwondering over ons plan een Stedelijke Muziekschool te Tielt in te richten, heeft ons ook met verwondering geslagen. Immers we wisten heelemaal niet dat er te Tielt een Stedelijke Muziekschool bestond, en dit reeds sinds lange jaren. Wel weten we dat er te Tielt een Vrije Muziekschool bestaat, en dat deze inrichting absoluut VRIJ wil blijven; dit volgens de verklaring van den Voorzitter der school, ons bekend gemaakt op 17.07.’43. Het Stadsbestuur heeft vroeger regelmatig een toelage van 6.500 fr. verleend aan deze inrichting, alsook het kosteloos gebruik van een lokaal. We ontkennen niet dat de Muziekschool tot nog toe prachtig werk heeft geleverd. We wenschen derhalve niets beters dit muziekonderwijs verbeterd en uitgebreider te maken. Met dit doel werd door ons gevraagd of de Muziekschool in het publiek wilde optreden om zoo beter bekend te worden bij de bevolking en alzoo ook vanwege het Stadsbestuur een nog ruimere toelage te verkrijgen. Het antwoord was een kor date weigering. Alsdan werd door het Stadsbestuur besloten de toelage aan deze school a f te schaffen en het lokaal te ontzeggen. Het plan werd dan ook op gevat een Stedelijke Muziekschool op te richten, die zou toegankelijk zijn voor alle Tieltsche menschen en ook voor leerlingen uit de omringende gemeenten. Dit zouden we verwezenlijken door het lesgeld zoodanig te bepalen, dat ieder dit zou kunnen betalen. Deze school zouden we wenschen in de tweede catego rie te klasseeren. Het ware ons aangenaam Uwe meening daaromtrent te mo gen vernem en...’ Verberckt speelde het uiterst geslepen: ze schuift de muziek school een asociale en elitaire opstelling in de schoenen en vermomt zichzelf als super-democrate. Op het einde van haar brief stelt ze voor om de Stedelijke Academie voor Schoone Kunsten, alias de tekenschool, samen te smelten met de muziekschool tot één academie met twee afdelingen. Dit kwam neer op het nekschot voor Dumont en co. Die vlieger ging gelukkig niet op. Het extra-dreigement om de muziekschool te bannen uit de klassen van de gemeenteschool is trouwens een puur verzinsel van haarzelf en komt nergens voor in het be sluit van het schepencollege. Dat kon ze zeker nooit hard maken. Eén dag later stuurt Hullebroeck twee brieven naar Tielt: een naar Dumont en een naar Verberckt, die hij koppig als ‘den heer’ blijft betitelen. Hij beet 66
zich duidelijk vast in de zaak en besefte zeker wat er op het spel stond. Toch lijkt Hullebroeck op dat moment niet goed op de hoogte van het Tieltse poli tieke klimaat. U leest beide brieven mee: MINISTERIE
OPENBAAR
VA.V O N D E R W IJS
B r u s s e l, den
3 1 O o gst
,<$3
Algemeen Bestuur der Schoone Kunsten, der Letteren en der Openbare Bibliotheken
T O E Z IC H T O V E R DE M U Z IE K S C H O L E N N. fl. — Verzoeke in het antwoord, datum en nummer van onderhavig schrijven te herhalen
Den H eer V o o r z i t t e r d e r M u z ie k s c h o o l T IE LT
G e a c h te Heer
N a ar l k v e r n e e m ,b e s ta a n e r p la n n e n t e T i e l t om een s t e d e l i j k e m u z ie k s c h o o l op te r i c h t e n . I k s c h r e e f h i e r o v e r aan h e t S t a d s b e s t u u r en v e s t i g d e e r de a a n d a c h t o p ,d a t e r t e T i e l t ee n m u z ie k s c h o o l b e s t a a t ,d i e d o o r den S t a a t werd aangenom en en met een t o e la g e w eid b e d e e ld . I k k r e e g v o o r a n t w o o r d .d a t de i n r i c h t i n g d ie G i j v o o r z i t , v r i j w i l b l i j v e n en n i e t w i l v e r s m e lte n o f den t i t e l d ra g e n v an s t e d e l i j k e m u z ie k s c h o o l. L a a t m ij to e U t e z e g g e n ,d a t d i t , m i j n s i n z i e n s v e r k e e r d i s en z e e r Jam m e r.T en e e r s t e b e s t a a t th a n s een nieuw e r e g e l i n g ,w a a r u i t b l l j k t . d a t de s c h o le n van den d e rd en r a n g u i t g e s c h a k e l d w orden en n i e t meer z u l l e n aangenom en en g e s u b s i d i e e r d worden d o o r den S t a a t . Uw s c h o o l kan ó n m o g e lijk i n de tw eede k a t e g o r l e worden o n d e r g e b r a c h t ,z o o d a t z i j de aannem ing en de t o e la g e v an den S t a a t z a l m oeten o n t b e r e n . Dan v a l t ook m eteen e e n g e b e u r l i j k e n s te u n v an p r o v ln c ie w e g e w e g ,e n wan n e e r e r een s t e d e l i j k e m u z ie k s c h o o l w o rd t g e s t i c h t , z a l de t o e la g e d i e de S t a d u s c h e n k t ,o o k w e l l i c h t weg v a l l e n ,m e t de b e s c h ik k in g o v e r h e t l o k a a l . d a t u door de S t a d w o rdt a f g e s t a a n . Ten tw eed e: E r d i e n t ook t e w orden g e d a c h t aan h e t p e r s o n e e l d a t , i n d i e n uw s c h o o l b l i j k t o n le e fb a a r t e z i j n , r e c h t h e e f t op v e r g o e d in g . D i t p e r s o n e e l zou dan van am btsw ege op w a c h tg e ld w or den g e s t e l d . I k meen dan ook d a t i k U moet a a n ra d e n U te v e r s t a a n met h e t S t a d s b e s t u u r . Twee m u z ie k s c h o le n te T i e l t i s een v o l s t r e k t e o n m o g e li jk h e i d . M et m edehulp v an de S t a d ka n uw s c h o o l de g e w e n sc h te u i t b r e i d i n g nemen om o v e r t e gaan i n de tw eed e k a t e g o r i e en a ld u s b l i j v e n re k e n e n op m ild e r s u b s i d i e s . I k hoop dan o o k ,d a t g i j b ijtr e d e n .
d eze o p lo s s i n g z u l t
67
MINISTERIE Brussel, den 31. OQgst
VAN
OPENBAAR
'943 ■
ONDERW IJS
Algemeen Bestuur der Schoone Kunsten, der Letteren en der Openbare Bibliotheken
T O E Z IC H T O V E R D E M U Z IE K S C H O L E N N. S . — Verzoeke in het antwoord, datum en nummer van onderhavig schrijven te herhalen
Den Heer Verberokt Schepen van Onderwijs TIELT
Geachte Heer
Ik zal zelf aan den voorzitter der Muziekschool te Tielt schrijven,want,als deze menschen op hun standpunt blijven staan,is een oplos sing onmogelijk. De Staat kan geen twee muziekscho len aannemen en van zoohaast een vrije school door de gemeente is gesubsidieerd en een lokaal ontvangt, wordt zij aanzien als een stedelijke muzieksohool. Een andere zaak die onder het oog moet wor den gezien is deze der leeraars. Een vrije muziekschool kan onmogelijk blijven bestaan,zoo zij geen toelagen ontvangt van stad,provincie en Staat.En als zij dan ten langen leste moet opdoeken,zijn daar de leeraars die volgens de wet verworven rechten kunnen laten gelden en zal de Stad veroordeeld worden om wacht geld te betalen,wat reeds meer dan eens voorgekomen is. Ik moet er dus op aandringen,dat de bestaande school de kern uitmake van de door u testlchten school. Gfeeurt dit niet,dan heb ik er een zwaar hoofd in,dat de nieuwe school door den Staat zou worden aangenomçn,zoolang de unde blijft bestaan. Een Akademie kan natuurlijk onder hetzelfde bestuur worden gebraoht met dat der muziekschool. Het is echter regel,dat men een bestuurscommissie benoeme uit menschen die iets van het te geven onder wijs begrijpen,dus muziekliefhebbers voor een muziek school, en omgekeerd voor de Akademie. Inmiddels met hoogachting
Hullebroecks brief aan Dumont komt nogal verward over: hij volhardt blijk baar in het misverstand dat een school die gesubsidieerd wordt door de pro vincie en de staat vanzelf een stedelijke muziekschool is. Hij probeert duide lijk te verzoenen, maar krijgt op 3 september reeds lik op stuk van Verberckt: ‘een school is eerst een stedelijke school, wanneer ze werkelijk volledig onder het beheer van het stadsbestuur staat, én voor de benoeming van de leraars, én voor de bekostiging van alle uitgaven, én voor de regeling van het leerpro gramma. 68
De stad kan vrije scholen subsidiëren, zonder dat deze scholen ooit stedelijk worden.’ Verder haalt ze haar oude argumentatie boven dat het bestuur van de muziekschool pertinent geweigerd heeft met de stad samen te werken en ze ker niets moest weten van een overname, en dat haar enige beweegreden de verlaging van de kostendrempel is om muziekonderwijs te volgen. Op 6 sep tember reageert Hullebroeck met een compromisvoorstel: MINISTERIE
Brussel, * „ 6 S e p te m b e r
V AN
OPENBAAR
.
O N D E R W IJS
Algemeen B estuu r der Schoone K u nsten, der Letteren en d e r O penbare Bibliotheken
T O E Z IC H T O V E R D E M U Z IE K S C H O L E N N . B . — Verzoeke in het antwoord, datum en numm er van onderhavig schrijven te herhalen
M eju ffro u w V e rb e rck t Schepen van O n d erw ijs TIELT
G e a c h te M ejuffbuw I k was in b r i e f w i s s e l i n g ,n i e t a lle e n met den v o o r z i t t e r d er v r i j e m u zie k sc h o o l,m a a r ook te v e n s met an d ere in g e z e te n e n uwer s t a d . D a a r u it b lijk t : d a t de v r i j e m u zie k sch o o l re e d s twee m aal een a a n v ra a g h e e f t ged aan om s t e d e l i j k te worden en d a t d i t t e lk e n s werd g e w e ig e rd ,o n d e r voorw end sel d a t h e t b u d je t de u it g a v e n i e t t o e l i e t ; d a t th a n s de s ta d w él de k r e d ie t e n h ie r v o o r zou v in d e n ,m it s a f s c h a f f i n g van de h u id ig e m u ziek s c h o o l en d a t de red en zou l i g g e n i n een p l a a t s e l i j k i n c id e n t tu s s c h e n de v r i j e m u zie k sch o o l en de s t a d , voorgekom en t e r g e le g e n h e id van de k u ltu u r d a g e n ,d a t dâarop de s t a d de t o e la g e h e e f t in g e tr o k k e n en de m u zie k sc h o o l de lo k a le n h e e f t o n tz e g d ; d a t de com m issie der v r i j e m u zie k sch o o l i n p r in c ie p akkoord g a a t met m ijh v o o r s t e l om ze om te doopen i n s t e d e l i j k e m u zie k sch o o l en d a t z i j na den o o r lo g h aar v ra a g aan de s ta d z a l h e r h a le n . Ik heb m ij op h e t stan d p u n t g e s t e l d ,d a t i k m ij n i e t kan i n l a t e n met p l a a t s e l i j k e in c id e n te n en a l l é é n maar h e t b e la n g van h e t m u zie k o n d erw ijs op h e t oog h e b . D at d i t b e la n g v r a a g t ,d a t de s c h o o l h e t aanbod van de s ta d zou aannemen en s t e d e l i j k e m u zie k sch o o l zou w or den,om dat twee m u zie k sc h o le n i n een k le i n e s ta d n i e t l e e f b a a r z i j n . I k heb v o o rg e $ $ e ld d a t i k a l s bemid d e la a r zou o p tre d e n en w el m its de v o lg e n d e b e d in g in g e n : De v r i j e m u zie k sch o o l z a l worden v e rs m o lte n met de nieuw op t e r i c h t e n s t e d e l i j k e m u zie k sch o o l en de th a n s in f u n c t i e z ijn d e le e r k r a c h t e n z u lle n moeten behouden b li jv e n .E v e n t u e e le d e f i c i t s d er v r i j e m uziek s c h o o l z u lle n door de s ta d d ie n e n overgenomen t e wor den. Op d ezen b r i e f , dagteekenend e van 12 Septem ber kwam nog geen an tw o o rd . Wel vernam i k in t u s s c h e n ,d a t v e r s c h e id e n e in g e z e te n e n d er s ta d de n o o d ige fo n d sen en lo k a le n t e r b e sc h ik k n g d er v r i j e m u zie k sch o o l heb ben g e s t e l d ,e n d a t dus de s c h o o l v o o r t l e e f t ,z e l f s met een g r o o te r a a n t a l le e r li n g e n dan v r o e g e r . K r i j g i k geen v e rd e r antwoord op m ijn bem id d e le n d v o o r s t e l,d a n s c h i j n t m ijn medewerking n i e t v e r d er gew enscht en a a n z ie i k de zaak a l s a fg e d a a n . In m id d e ls met h o o g a c h tin g
/
,
c * 69
Het conflict is duidelijk uitgewaaierd over de stad: we merken dat een aantal vermogende Tieltenaren, meer dan waarschijnlijk uit de zakenkringen en ho gere burgerij, zich schrap zetten tegen de SCD en Dumont steunen. De brie venoorlog ging onverminderd door. Op 11 september 43 schreef Dumont naar Hullebroeck dat het schoolbestuur vóór de oorlog al tweemaal vroeg om stedelijk te worden, maar telkens een blauwtje opliep om financiële redenen. Dumont deed hier duidelijk aan poli tieke voorlichting: ‘in princiep zijn wij ‘t akkoord met uw voorstel; doch de hui dige omstandigheden wegen nog meer op de lasten der Stad, dat onze aanvraag niet zou kunnen ingewilligd worden. Daarom waren wij en zijn wij nog beslist die aanvraag na de oorlog te hernieuwen. Laat ons toevoegen dat de plannen die u voorgesteld zijn tot het oprichten eener Stedelijke Muziekschool, de gevol gen zijn eener beslissing van het schepencollege, waarvan wij u een afschrift meesturen. Dit zal u genoeg zeggen en de noodige inlichtingen geven, waarom nu eene aanvraag gericht wordt tot het oprichten eener stedelijke muziekschool. Wij maken ook van deze gebruik om u in te lichten, dat wij sedert 1940 geene staatstoelage ontvangen hebben.’ Dumont weet hier de hete aardappel door te spelen: zijn insinuaties tonen overduidelijk dat het hele conflict draait rondom een politiek-ideologische kloof tussen de stad en de school. Als bewijs zendt hij een copie mee van de beslissing door het schepencollege om de muziekschool te wurgen door de geldkraan dicht te draaien, om louter politieke redenen. Nu wist Hullebroeck duidelijk hoe laat het was. Op 12 september herhaalt hij zijn compromisvoorstel, identiek aan zijn brief van 6 september, nu aan Dumont. Hij speelt vooral het argument uit dat de school toch enkel via overname door de stad kan in 2de categorie komen, en anders toch gedoemd is om te verdwij nen. Het is duidelijk dat de uiterst voorzichtige Hullebroeck, die voor de Nieuwe Orde ongewild een boegbeeld was als ‘Vlaamsch toondichter’ stilaan overhelt naar de politiek van Verberckt. Dumont antwoordt koeltjes op 20 sep tember dat ‘de stad tot nog toe nog geen enkel voorstel heeft gericht tot de vrije muziekschool, opdat zij stedelijk zou worden. De statuten eener stedelijke mu ziekschool en van tweeden rang, zijn ons totaal onbekend. Het ware ons aange naam de noodige inlichtingen er over te bekomen.’ Duidelijk het verhaal over het vel van de beer. Reeds de dag nadien verstuurde Hullebroeck de gevraagde paperassen. Opmerkelijk is zijn ongelooflijke reactiesnelheid én die van de toenmalige post. Nog éénmaal klom Hullebroeck in zijn pen. Op 15 oktober ‘43 bewerkt hij nogmaals Dumont door te zeggen dat alle scholen van 3de catego rie nu al geen subsidies meer krijgen omdat ze zich niet opgewerkt hebben naar 2de. Nogmaals hoopt hij dat er met vereende krachten een stadsmuziek school zou komen, ’lk hoop nog steeds dat het algemeen belang in deze de over hand zal krijgen en alle persoonlijke geschillen zullen kunnen van kant gezet.’ Zonder de oorlog had dit best gekund, maar het jaar 44 was in zicht en daar was andere muziek mee gemoeid. Het Tieltse muziekoorlogje belandde in de ijskast. Het laatste archiefdocument hierover is een samenvatting van de hele 70
heisa over twee volle bladzijden door Verberckt. Ten slotte bleek de hele stoerdoenerij van het stadsbestuur écht een spel letje blufpoker. Bij nauwgezet nachecken van de stadsrekeningen en grootboe ken blijkt dat de subsidie aan de muziekschool ALTIJD is uitbetaald, ook in het bewuste jaar 1943! Weinig muziek voor de Verschaeve-hulde Nog één incident typeert ten voeten uit de politieke en culturele constellatie in Tielt. Willem De Meyer, stekeblind voor de tekenen des tijds, wilde ten allen prijze nog een Verschaeve-hulde organiseren in Tielt. De ‘ziener’ van Vlaanderen zat toen tot over zijn oren in de zwartste collaboratie75. Streefdatum was april 44, want de ‘zeemeeuw’ werd op 30 april net 70 jaar. Op het stadhuis en in de Tieltse lagere scholen viel zijn brief van 28 december ’43 als kouwelijk kerstgeschenk in de bus: hij zal komen inspecteren en wil nog maar eens een zangnamiddag door de kinderstrotjes rammen. Hij had dus niks geleerd van zijn vorig débâcle. Meteen wil hij iedereen optrommelen voor zijn Verschaeve-hulde. Het hemd was weer na der dan de rok, in zijn geval de korte broek: er moesten boekjes gekocht worden met Verschaeve-liederen à 15 Bfr. het stuk. Het liet de Tieltse scholen Siberisch koud. In februari arriveert een tweede brief op het stadhuis. De datum van de hulde verschoof naar...7 mei! De Meyer wilde veel volk en muziek, zeker een koor. Op vraag van Verberckt gaf al wat in Tielt kon zingen niet thuis. Dan maar een koor gevraagd aan brouwer Desplenter van Dentergem, die ook liefhebberde met muziek en een koortje leidde. Desplenter zegt voorlopig toe op 19 februari. Léon Impe belooft Verberckt in een briefje van 16 maart om ‘muziek’ te leveren, zelfs een heus kwartet. Albert De Cock en een cellist uit Izegem zouden hebben toegezegd voor twee intermezzi van 10 minuten. Eind februari zegt de cellist weer af. Op 22 maart vraagt Impe een budget; Verberckt eist een raming van de kosten. ‘Tone’ Van der Plaetse die de zaak zou declameren vroeg 500 Bfr. plus reiskosten. De ‘Vlaamsche zaak’ als lucratieve business. Eind maart haakt Desplenter met zijn koor af: hij rook zeker een te scherpe brandlucht! ‘We kunnen niet komen, veel van onze zangeressen onmisbaar zijnde in huis of in hunnen winkel...’ Dan maar Jules Nachtergaele om raad gevraagd. Die schrijft op 13 april aan Impe: ‘Er is hier geen cellist in Deinze, misschien er een zoeken in Gent?’ Intussen was Verberckt hopeloos op zoek naar een zaal, maar kreeg overal de deur tegen de neus, zoals bij principaal Odilon Verbeke van het college. Uiteindelijk ging de Verschaeve-hulde toch door in de raadzaal van het stad huis. Voor de muziek zat Léon Impe zelf aan de piano in samenspel met de vi ool van Albert De Cock. Impe was stadsbeiaardier en De Cock bediende aan het ministerie en beiden konden dus moeilijk weigeren. Ondanks alle publi citeit waren er 60 man aanwezig. Verberckt schreef in juni 44 aan de PCD ‘dat de hulde als zeer geslaagd mocht worden beschouwd, zowel wat aangaat de voordrachten als het muzikale gedeelte. ’ 71
Op 4 mei kregen alle scholen een omzendbrief van het mi nisterie. Alle lessen worden geschorst wegens de luchtbombar dementen, in staats-, provincie- of gemeentelijk onderwijs. Er moeten schuilplaatsen voorzien zijn voor het personeel.’ Daarmee stopte het muzikale initiatief van de SCD nog niet. Verberckt wilde in Tielt lessen organiseren over muziek en mu ziekgeschiedenis. Een ultieme poging om nog wat wind uit de zeilen van de muziekschool te nemen? Een zekere Vermander uit Hooglede werd gevraagd, maar zegde af wegens ziekte. Op 14 augustus polst de SCD Léon Impe naar een andere kandi daat. Daarna niks meer.
O ]
1. Overschot op het Diens 2. Bijdragen der leerlinge 3. T oelage der Stad 4. T oelage der Provincie
4.4 En toen trad de rust in... Zat de muziekschool daarmee op zwart zangzaad? Uit de re keningen blijkt van niet. In de begroting en rekening van ’43’44, bleef de stadstoelage netjes ingeschreven, ondanks de bijgeniette schorsingsbrief van het schepencollege. In 1944’45 blijkt de stadstoelage plots opgetrokken naar 10.000 Bfr., zeker toegekend in de roes van de bevrijding. Ook de subsi dies van provincie en staat gingen omhoog. Mamert Dumont en zijn vierkoppig comité met Albert D ’Haveloose, Adolphe Deseyn, Albert Lietaert en Benoni Wittevrongel konden opge lucht een nieuwe tijd tegemoet, hoewel er sleet kwam op de muzikale ‘trekpaarden’ uit Deinze.
5. T oelage van den Staat
Gezien
don T ie i'
- ' - :
3. >■" D
Op bevel : De S e c r e t a r i
, cJ as-Z-k
4.4.1 Twee jaar officiële accordeonles in Tielt? Accordeon, hét volksinstrument bij uitstek en in feite een zeer veelzijdig en veeleisend instrument, kwam zo goed als nergens voor als leergang in de Vlaamse muziekscholen. Toch staat het instrument duidelijk ingeschreven in de Tieltse rekeningen tussen 1943 en ‘46. De post ‘leeraar der blaas speeltuigen’ is tweemaal doorstreept en vervangen door ‘Zee raar der accordeons’. Telkens kreeg die man 1125 Bfr.: ver moedelijk gaf hij twee uur les per week. Omdat zowat alle fanfares en harmonieën inactief waren wegens de oorlog vermoeden we dat Jules Nachtergaele wei nig of geen leerlingen-blazers meer had en dan maar accor deon gaf. Hij gaf waarschijnlijk al accordeon vanaf 1943, want Lucien Verbeke behaalde in 1944 zijn 1ste prijs met Grootste Onderscheiding, lagere graad, voor accordeon en Alfred Van de Voorde zijn 1ste prijs met Grote Onderscheiding 72
De Secret
r.dmm gHi*
BEN -
VL-en oc* *
iijke Muziekschool van Tielt. INGEN VOOR HET DIENSTJAAR 19
Uitgaven
l
JAARWEDDEN VAN HET PERSONEEL 1. Bestuurder
............. S l . . . 4 ..Ó.A ......
2. L eeraar van Piano
..........£ ...p is .a .. ... -/ y-fy7
.... ' . W ,............ ... / „WC ,......
4. Secretaris
..............à a' . & ....
5. Concierge
..............J..6ZO ..,....
MATERAAL
... ^ p 'T k f — ----------
6. Prijskampen
........................... .... 1p . .............
7. Drukwerken y .
^ Â i6 £ C M d ?i/ U *£ £ 4 A >
t -/O.
OA
3/-
ï% fâ y / & 7 t)
v‘ <Jy- /- i l g x y Q_
s Z e v ^ A i-z ÿ
.....Û a £ . ..........
.
Ise & ,/ y ? jfs /
..... aa../>.......... / f t '/ , ,
y : ,- s .
8. Allerlei
'1.3. 3 o 3 ', 3 o
T otaal d e r ontvangsten
/j?
y jo
T otaal d e r uitgaven rd in de Bestuursvergadering vai den De Bestuurder
.__f/
/
De Voorzitter,
I \ .»i :
73
De accordeonisten anno 1959 (?) voor de deur van de gemeenteschool op de Lakenmarkt. lste rij (vim): Lust ?, ?, Herman Carlu, Béatrice Van Belleghem, Jenny Spiessens, ?, Noël Debie, Christine Decurf ?, Etienne Degraeve, ?; 2de rij: rechtstaand Jozef Maertens, Eliane Deseyn, Parmentier ?, Christiane Coene, Paula David, Monique Parmentier, Jacqueline Ecamot, Ivan Coopman, ?, lesgever Roger Schelstraete uit Aalter; 3de rij: lesgever Victor Lebon, Luc Pappens, Vande Riviere ?, Bernice Hoste of Gilbert Debusschere 1, Lydia Vervelghe, Christel Dobbelaere,Rosette Vervelghe, Jacques Vanneste, Béatrice Hoste, direc teur Albert De Cock; Bovenste rij: Eric Vanneste, Albert Deseyn, 1, Vanrenterghem 1, Eric Hoste, Roger Billiet, 1, Depaepe ofDeloof ?, André Claerhout;
middelbare graad. Ook Rachel en Anna De Caluwé haalden in 1944 een lste prijs in de lagere graad voor accordeon. Tot dik in de jaren 50 bleef men trou wens ‘vrije’ accordeonlessen geven op de Lakenmarkt. Daarvoor werden o.a. Roger Verschelden uit Kortrijk en Victor Lebon uit Roeselare76 aangetrokken. Leraars die een muziekhandel uitbaatten, werden daar ook financieel beter van gezien het aanzienlijk aantal leerlingen die een eigen trekzak aanschaften. Wat de blazers betreft: in 1940-’41 vinden we de laatste vermelding ervan op de officiële examen-pv’s met André Van Nieuwenhuyse voor bugel, Roger Vande Capelle op trombone en Robert Neirinck op klarinet. Verder stilte tot 1946-’47 met een lste prijs klarinet, lagere graad voor Adiel Langeraet en Henri Laurent. Tussendoor waren er zeker nog enkele leerlingen houtblazers die niet aan het examen deelnamen. Zo zien we op het prijsuitreikingsconcert van de lichting 1941 Marcel Acx die op saxofoon ‘Serenade’ van Schubert blaast. Marcel haalde trouwens dat jaar een lste prijs met GO in het 4de jaar notenleen Pittig detail is wel dat de prijsuitreiking voor 1941 pas op 16 mei 1943 doorging: u weet wel, de oorlog. Enkele jaren later, na de oorlog, gaf Marcel lessen sax en klarinet bij de ‘Goede Vrienden’ aan de jonge harmonie-kandidaten. Tussen 1946- 1950 nam hij op zondagvoormiddag na de mis van 9 uur, de partituren door van de harmonie met een 6-tal leden. Daar waren o.a. Jozef Vandewiele, Henri Laurent, Walter Verbeke en Adiel Langeraet bij. Marcel speelde trouwens ook cello bij Zanglust. 74
5. Nasleep van een oorlog, begin van een nieuw tijdperk: 1945-1950 5.1 Op naar 25 jaar Vrije Muziekschool In 1946 volgde Adolf Vanneste77 als schoolhoofd Achiel Maes op in de ge meenteschool. Zijn klas was en bleef hét enige lokaal voor de muziekschool. Meester Vanneste voelde echter stilaan zijn bewegingsruimte verkleinen en kwam daardoor niet zelden in een lokalendispuut terecht met Stadsbestuur en Muziekschool. Op 10 juni 1947 vroeg de muziekschool aan het stadsbestuur om de leerlingen in dezelfde klas elke maandag en donderdag van 16 uur tot 20 uur te laten repeteren. Niemand maakte hiertegen bezwaar. Toch verhuisde de muziekschool in 1949 naar inderhaast vertimmerde ‘lokalen’ onder de gaanderij van de Lakenmarkt. Verder hierover meer. 1948: de Vrije Muziekschool bestond 25 jaar en dat diende gevierd. In mei werd Carl van Styvoort in de bloemetjes gezet en kreeg hij een ereteken van het ministerie. Wel dient gezegd dat de aanvraag voor die medaille pas begin maart naar Brussel vertrok, vrij laat dus.78
5.2 De ‘grote hervorming’ van 1949-’50: de 2de categorie als streef doel en luchtkasteel Er groeiden spinnenwebben in de schoolkas van de Vrije Muziekschool. Schooltjes van 3de categorie zoals Tielt kregen geen cent subsidie meer van Staat of Provincie. Op 7 april 1949 liet het bestuur een eerste proefballonnetje op bij het stadsbestuur: ‘Eerst en vooral inzake lokaal of klas, waar zij haar ge wone lessen zou kunnen geven. Steeds heeft de muziekschool van de ene plaats naar de andere moeten verhuizen. Het ware van groot belang kon ene afzon derlijke plaats verkregen worden, waar eens en voorgoed de Muziekschool haar kan inrichten. Daarna komt de vraag om ene vermeerdering der Stadstoelage te mogen ontvangen.’ De stad betaalde toen nog altijd 15.000 Bfr. per jaar, eigen lijk de helft te weinig i.v.m. andere scholen van die omvang. Om de school naar 2de categorie op te tillen diende zeker ernstig geïnvesteerd te worden: een uitbreiding met een cursus zang en cello met dito leraars waren nodig sa men met meer en betere materiële uitrusting. Er vertrok dan ook een tweede brief naar het stadhuis op 22 september 1949. Dumont vraagt resoluut 40.000 Bfr. toelage en verwarming van zijn klas met de kolen van de gemeenteschool, waarover blijkbaar alweer een dispuut gerezen was. Dumont baseerde zijn vraag op de gangbare wedden in de Rijksmiddelbare School à 40 Bfr. per les uur. Antwoord van de stad: kom maar af op 30 september, dan bespreken we dat samen in het kabinet van de burgemeester. Resultaat: afwachten. Het ge vraagde bedrag prijkte wél op de rekening van 1950! 75
Vanaf dan steeg de druk op de ketel. De gouverneur laat vanuit Brugge aan het Stadsbestuur weten, vermoedelijk na een vraag om meer info vanuit Tielt, dat ‘het onderwijs van de Vrije Muziekschool niet beantwoordt aan het minimumprogramma dat van 1 oktober 1947 diende toegepast en waarvan de nale ving vereist is om van staatswege erkend te blijven. Er zou dus o.m. een cursus voor cello en een voor zang moeten ingericht worden. Verder is er een volledig gebrek aan voldoende en ordentelijke klaslokalen. De Heer Minister laat op merken dat, zo hier geen gunstige kentering plaats grijpt, de staatstoelagen zul len ingehouden worden.’ Toch erg opmerkelijk dat Tielt, ondanks het feit dat de school totaal buiten de normen viel, nog altijd haar subsidies wist te ver sieren, dank zij de traagheid van de administratieve molen. Van traagheid en slordigheid gesproken: wat nu volgt spreekt boekdelen. Dumont op 16 december ‘49 aan de stad: ‘we hebben al het mogelijke ge daan om aan al die eisen te voldoen. Er is een leraar cello benoemd, Roland Demoor uit Gent, maar er zijn op dit moment voor hem geen leerlingen. Wat de zang aangaat komt Mr. Decuypere (sic) uit Olsene, eveneens gediplomeerd, deze leergangen geven. Bij het begin van het schooljaar bekwamen wij door toe doen van de stad nieuwe en ordentelijke lokalen, zodat bij een aanstaand toezichtsbezoek hierover geen opmerkingen meer zullen gemaakt worden.’ Dumont voegt eraan toe dat hij er zeker van is dat de school daarom méér staatstoelage zal krijgen i.p.v. helemaal niks! Die ‘nieuwe’ lokalen waarvan sprake zijn de vertimmerde ‘hokken’ onder de toenmalige schoolgaanderij, die gewoon dichtgemetseld was. Wat de nieuwe inspecteur De Vliegher, in 1950 benoemd, daarvan zal vinden horen we straks. Intussen klopte Albert De Cock ten tweeden male aan de deur van de school met een sollicitatiebrief om viool te geven, mét aanbevelingsbrief van Jan Decadt, directeur van Harelbeke waar De Cock al sinds 1949 les gaf. Zelfde antwoord: we hebben nu geen vioolleraar nodig. Op 4 februari 1950: weer een brief van gouverneur van Outryve d’Ydewalle. ’Mijne heren, de Minister weet van geen nieuw benoemde leraars in de mu ziekschool, ik trouwens evenmin. Het schoolbestuur weet toch dat alle papieren daaromtrent vooraf door de Hogere Overheid moeten goedgekeurd worden?’ Oeps! Slordigheidje van Dumont of Meerschaert? Hun reactie naar het stad huis op 13 februari: die aanstelling van twee leraars werd inderhaast gedaan, op uw aanraden, en beiden hebben een eerste prijs conservatorium van Gent. Het volledige uurrooster van de school werd erbij gevoegd. Dezelfde brief ver trok ook naar Brugge. Gevolg: stilte. Op 1 april 1950 valt de eerste brief van kersvers inspecteur De Vliegher in de bus van de stad. Hij stuurt nog maar eens de voorwaarden om als school van 2de ca tegorie aanvaard te worden. De attente lezer zal zich herinneren dat die vrome wens al van halfweg de jaren dertig bestond. Op 22 april gooit de provincie er nog een schep kritiek bovenop. De school voldoet niet aan de eisen: er is een ne 76
gatief verslag van de inspectie over de inrichting en de lessenregeling. Het schoolbestuur spant zich wel in, maar vooreerst moeten er drie lesuren per week besteed worden aan notenleer en dat in twee aparte beurten. Nu krijgen de leerlingen hooguit 45 minuten per week ‘solfège’ en dat is ruim onvoldoende. Pedagogisch kan het ook niet dat er per vak maar één wekelijkse lesbeurt is. ‘De leerlingen krijgen op die manier geen voldoende begrippen van de muziek zodat het onderwijs aldus niet vruchtbaar is. De heer minister wijst nadrukkelijk naar het modelprogramma.’ Het komt ons toch enigszins té bar over: 13 jaar na de verplichting van het minimumprogramma bleef dit in de Tieltse Muziekschool nog altijd ‘dode letter’. Dumont en co. kaatsen de bal terug op 25 mei. ‘We kunnen gewoon niet voldoen aan de eisen van het staatsprogramma. Inspecteur De Vliegher is hier geweest op 20 mei met schepen Neirinck en die zullen het getuigen: we hebben nu 126 ingeschreven leerlingen voor de verschil lende vakken. Daarvoor moeten we méér lesuren en leerkrachten hebben en nieuw materiaal. Met ons klein budget is dat onmogelijk. Daarom vragen we in eens een verdubbeling van onze stadstoelage naar 80.000 Bfr. Indien we alle aan passingen willen doorvoeren begin volgend schooljaar, is er haast bij die verho ging. Anders zal de school bijna zeker verdwijnen, dixit inspecteur De Vliegher.’ U merkt dat qua toon en eisenpakket Dumont nu echt de stoute schoenen aantrok. Op 31 mei volgde nog een kattebelletje van de Gouverneur met de vraag om binnen de acht dagen te laten weten wat de school nu van plan was. Zelfde maar nog dringender brief vanuit Brugge op 20 juni: ‘Het gegeven ant woord maakt geenszins melding van de genomen en nog te nemen maatrege len.’ Nogmaals: de trein der traagheid. Laconiek antwoord vanuit de muziek school op 27 juni: ‘We laten U weten dat we zinnens zijn nieuwe leraars aan te stellen, maar dat kan slechts geschieden als de gevraagde stadstoelage aan de Muziekschool toegekend wordt.’ Of hoe het Tieltse stadsbestuur het ‘mes op de keel’ werd gezet. Op 7 juli 1950 nodigt het stadsbestuur De Vliegher uit voor een gesprek over de geplande personeelswijzigingen in de muziekschool en vooral over de centenkwestie. Datum van afspraak: vrijdag 14 juli omstreeks 9 uur 30. Waarop De Vliegher prompt antwoordt dat hij niet kan komen op die dag en dat het voor hem sowieso zeer moeilijk is om naar Tielt te komen. Waarschijnlijk wilde De Vliegher niet ‘tussen twee vuren’ terecht komen en nog minder scheidsrechter spelen. De stad drong aan met nog een briefje: U mag zélf de vrijdagvoormiddag kiezen waarop U kan komen. Geen antwoord meer van De Vliegher, wel een briefje van Dumont op 29 augustus: ‘Ons schrij ven van 25 mei laatstleden is tot nog toe zonder gevolg gebleven. Daar binnen een maand de leergangen der muziekschool hernemen, is het dringend voor ons uwe beslissing te kennen, ten einde onze verantwoordelijkheid nopens lee raars en leergangen te kunnen stellen.’ Het getreuzel van de stad nam nu toch wel groteske proporties aan. Uiteindelijk kwamen de gevraagde 80.000 Bfr. stadstoelage uit de hemel gevallen op 16 september 1950. Daarmee kregen de leraars eindelijk de gevraagde 40 Bfr. per gegeven lesuur. 77
DEEL II. DERTIG JAAR ALBERT DE COCK AAN HET ROER ALLEGRO, MA NON TROPPO
1. Nieuwe griffels, schone leien 1.1 Afscheid en welkom: oud gaat, nieuw komt Begin september 1950 waaide een revolutionair windje over de Tieltse Lakenmarkt. Oudgedienden met grote verdiensten gingen, enkelen bleven, nieuwe en jongere muzikanten kwamen over de drempel. Even het rijtje over lopen. Jules Nachtergaele was net één maand jonger dan 75 en sloot zijn carrière af, althans in de muziekschool van Tielt. Als leraar notenleer, ‘blaasspeeltui gen’ en viool was hij een levende legende geworden en hij demonstreerde zijn lange adem door aan het Tieltse St.-Jozefscollege én Sint-Henricus in Deinze nog vijf jaar door te gaan. Toen hij startte in Tielt was hij al 53! Zijn biografie als muzikale duizendpoot, dirigent en componist moet en zal ooit nog ge schreven worden. Hij stierf in Deinze op 7 mei 1965. Drie jaar eerder verloor hij zijn vrouw Bertha Van Styvoort79, de zus van Carl. Pijnlijk was ook het afscheid van Carl Van Styvoort, de pionier, medestich ter en directeur van de Tieltse muziekschool. Carl was 65 en diende door zijn hartkwaal al enkele maanden zijn taak van ‘bestuurder’ in Tielt en Deinze uit handen te geven. Carl - die officieel Charles heette - stierf in Petegem-Deinze op 10 augustus 1957. In Deinze volgde zijn broer Edouard, 11 jaar jonger, hem op als directeur, weliswaar zonder de vereiste kwalificaties of examen. In Tielt was de derde keer aankloppen de goeie voor de 44-jarige Albert De Cock. Hij kon via zijn reeds gevulde en succesrijke carrière als leraar en musicus de nodige adelbrie ven voorleggen en kreeg vlot80 zijn voorlopige benoeming tot directeur en le raar notenleer en viool.
Albert De Cock is als slagerszoon in de Ieperstraat geboren op 5 april 1916, in volle oorlog. Als jongeman volgde hij privé-vioolles bij Jules Nachtergaele en behaalde bij Carl Van Styvoort in 1934 zijn eerste prijs vi ool, Hogere Graad, met Grootste Onderscheiding en toejuichingen van de jury. Hij speelde op het leerlingenconcert de eerste twee delen van Max Bruchs vioolconcerto. Het jaar daarop behaalde hij al een 2de prijs met onderscheiding aan het Gentse conservatorium en in 1936, bij de befaam 78
de violist Edmond Harvant, een 1ste prijs met onderscheiding. Na zijn le gerdienst studeerde hij nog een achttal maanden, van 1 februari 1938 tot oktober, bij dezelfde prof. Daarvan kennen we geen resultaten. In de peri ode 1940-’46 werkte hij als ‘tijdelijk schrijver’ bij de dienst ravitaillering van het Ministerie van Landbouw en Voedselvoorziening. Dan begon hij een drukke loopbaan als muziekleraar aan de muziekschool van Harelbeke81 (1945-1969), de Tieltse Rijksmiddelbare School (1947-’68) en de Land-en Tuinbouwschool St.-Jozef in Tielt (1947-’58). Lange tijd runden Albert De Cock en zijn vrouw Paula Decraemer82 een bloeiende muziekhandel in de Kortrijkstraat. Directeur was in Tielt im mers maar een part-time job. Ontelbaar zijn Alberts optredens als violist, zowel solo als in kamermu ziek, als begeleider of 1ste viool voor diverse orkesten en operettegezelschappen. Spraakmakend en een getuigenis van zijn tomeloze inzet en trouw is zijn carrière van 50 jaar concertmeester bij het Koninklijk Koor en Orkest Zanglust van Tielt, tussen 1937 en 1988. Onder zijn leiding evo lueerde de Tieltse Muziekschool eerst naar Stedelijk in 1964 en naar Stedelijke Muziekacademie in 1968. Hij gaf de impuls voor de oprichting van filialen in diverse nabije gemeenten: Meulebeke en Pittem in 1965, Wingene vanaf 1966, Aarsele in 1970, Ruiselede tussen 1971-76, Zwevezele vanaf 1977 en twee jaar in Kanegem (1977-79). Zo begon de school te pieken naar om en nabij de 1000 leerlingen. Met een tevreden en trotse blik op het gloednieuwe schoolgebouw van 1981 aan de Lakenmarkt ging Albert De Cock in hetzelfde jaar met pensioen. Zijn dochter Cécile behaalde aan het Gentse conservatorium eerste prij zen notenleer, viool en kamermuziek. Ze gaf vier jaar les notenleer en vi ool aan de Tieltse muziekschool.
Albert De Cock kreeg zijn definitieve benoeming op 8 december 1952. Naast de nieuwe directeur deden twee andere leraars hun entree in Tielt. Reeds eerder gaf het schoolbestuur de namen vrij van cellist Roland De Moor en zangleraar Michaël De Cuyper. Hun introductie in Tielt verliep weer eens langs de ‘Deinze-connection’. De Moor kreeg wel zijn aanstelling als leraar cello in 1950, net als in Deinze, maar gedurende twee jaar bleef zijn cellokist dicht wegens geen leerlingen. Hij be zat het Hoger Diploma voor cello en kaapte in 1949 de regeringsmedaille weg met grote onderscheiding aan het Gentse conservatorium. Zowel in Tielt als in Deinze nam hij na twee jaar ontslag. Zijn cellostoel werd overgenomen door Gaston Mannes, die het wel een kwarteeuw zal uitzingen of liever uitspelen.
79
Stad
H a re lb e k e
'M
,
S rn
f
Ù c { * 4 < .c
-TV
tA/cCc,ui~<-f4 C'
.
A •
S te d e lijk e M uziekschool
«PETER BENOIT» S e k r e t a r ia a t - S t a d h u is - B u r e e l n° 4 P o stc h e ck re k e n in g : 4728.04
u Jt -L -t f & r e r fa & u is e Jc ,
J j i C -tx ,t?C /
O ✓ <£L
/
CUx^A
i, Itscr-L
ïA _ƒ"t.w.it
;i JU s 7<_
•" ■ A-Ct- ƒ
/ c*>> 'r<
C’V-ïsts-é'L/ “i"'l r--..tf
^
yfi - d
Us&L<^ A
i ' C <f C A C-i-Z— Ç.
£ ,ƒ , ■ ■
- : i ^ l^tvz 'c' ....t'-Ai
/
tZUsHTZ
cà?.
-4ApfrsrAi c & //-C
-
s> (‘XOsyt
/■
■ ^-c^v
/£< x^trcX
/
ÿ
-<
c.
Michaël De Cuyper, die zijn brieven steevast tekende met ‘kunstzanger, Olsene’, was al sinds 1942 leraar solozang in Deinze en waaide vanzelfspre kend over naar Tielt in 1950. Hij was geboren in Olsene op 1 augustus 1918. In 1937 met een 2de prijs en in 1938 met een 1ste behaalde hij zijn zangdiploma aan het Gentse Conservatorium. Hij studeerde er het jaar nadien nog bij voor een diploma ‘lyrische kunst’. Zo kon hij in Deinze in 1952 ook starten met een cursus voordracht83. In Tielt kneedde hij het stemgeluid van generaties begaafde leerlingen, in hoofdzaak zangeressen. In 1951 kon hij al Anna Plettinck, zijn eerste leerlinge met een regeringsmedaille, uitzwaaien, en 80
Boven: Leerlingen zang op de Lakenmarkt. V in s .: Anna Coussens, Gaby Heytens, Thérèse Dupont, Hilda Plettinck, Jozef Van Quickelberghe, Michaël De Cuyper. Onder: Klasje van zangleraar Michaël De Cuyper in de Lagere Gemeenteschool (Catrytjes schole). In de nauwe kinderbankjes: v.l.n.r. Marie-Thérèse Dupont, Anna Plettinck, Hilda Plettinck, Arlette De Landsheere en Gaby Heytens. 81
Arlette De Landtsheere met de stadsmedaille. De Cuyper gaf 4 uur les in Tielt, 6 in Dendermonde en 2 uur in Deinze. Pas in 1981 was hij hier uitgezongen en ging hij met pensioen. ‘De Cuyper was een diep-warme man: hij kende zijn leerlingen als muzikant en als mens. Van methodes om te ademen en stemzetting gaf hij niet veel door: zingen was de boodschap en zo 'rond’ mogelijk. Behalve de opgelegde werken studeerden we het hele jaar door aan ons examenpakket.’ (Chris Van Quickelberghe) ‘Hij gaf de leerlingen die het wilden kunnen voorrang, de an deren waren ‘bladvulling’. Ik bedoel: ik nam een vol uur in beslag of zelfs meer en een medeleerlinge bleef slechts 20 minuten.’ (Cecilia Van Quickelberghe) Terloops vermelden dat Edouard Van Styvoort in de hele hervormingsbui, zuiver pro forma, voorlopig herbenoemd werd als leraar piano, vooral voor de Hogere Graad. Pas in 1955 kreeg hij weer zijn vaste benoeming. Hij was toen 59. Toch niet vergeten hoeveel juffrouwen er bij hem een Grootste Onderscheiding haalden: we vermelden Paula en Rosa Coussens, Judith Tuypens, Leone Lietaert, Paula Van Tomme, Anna Verbeke en Monique Noro,84 allemaal in de periode 1934-’52. Christine Seghers behaalde bij hem in 1948 Grootste Onderscheiding in Middelbare Graad B. Bij de blazers kwamen in eens twee leraars de ploeg versterken. Vooreerst nie mand minder dan Camille Mellaerts, geboren op 1 au gustus 1918, befaamd trom pettist uit Tervuren. Hij be haalde zijn 1ste prijs trompet aan het Brusselse conserva torium in 1935, bij Wangermée. Een jaar later uitmun tendheid voor slagwerk. Mellaerts stond voor 6 uur per week aan de lessenaar voor koperblazers en slag werk en was een echte ‘wor kaholic’. Hij gaf les in Leu ven, Etterbeek, Roeselare, Harelbeke, Deinze en Tielt. Hij overschreed ruimschoots de limiet van 24 uur les per week: op zaterdag cumuleer de hij lustig dertien en een half uur aan één stuk! Van 8 82
uur 45 tot 14 uur 45 les in Roeselare, van 15 uur tot 19 uur 30 in Harelbeke en... van 19 uur tot 22 uur in Deinze85. Een prachtvoorbeeld van bilocatie, niet erkend door het Vaticaan maar wel door het ministerie! Even vermelden dat zijn wedde voor 6 lesuren per week 16.588 Bfr. bruto bedroeg, ofwel 69 Bfr. per lesuur! De gemiddelde arbeidslonen van toen: zo’n 20 Bfr. netto per uur. Op 1 januari 1957 gaf Mellaerts zijn ontslag in Tielt. Opvolger werd een nog befaamder musicus-componist: Elias Gistelinck86. Als laatste in benoemingsrij kwam Antwerpenaar Albert Noydens binnen als leraar ‘houtblaasspeeltuigen’. Geboren op 23 april 1915 in BradleyYorkshire, Engeland. Haalde zijn eerste prijs ‘baspijp’87 in 1942 aan het con servatorium van Antwerpen. Hij kwam zes uur per week les geven in Tielt tus sen 1950 en 1952. Ook hij gaf trouwens les in Harelbeke en het is overduidelijk dat Albert De Cock zowel Mellaerts als Noydens naar de vacatu res in Tielt loodste. In 1952 kwam dan een muzikaal zwaargewicht aan de les senaar van de houtblazers: Willy Van de Genachte uit Eeklo, die algauw in het Tieltse muziekleven een eersterangsrol speelde.
1.2 En een ‘nieuw’ bestuurscomité In 1949 was de bestuursploeg van de muziekschool tot zes man herleid wegens de ziekte van Carl: de heren Dumont, Maes, Lietaert, Wittevrongel, Nolf en schepen Neirinck. Men mikte met de vernieuwing ook duidelijk op de samenwerking van al wie in Tielt met muziek begaan was, dus zeker alle fan fares en harmonieën, koren e.d. Zo kwam in 1951-52 voor het eerst een 11-koppig bestuursteam bijeen. Naast voorzitter Mamert Dumont en Directeur De Cock, zaten de oudgedienden schepen Maurice Neirinck, meester Achiel Maes als regeringsafgevaardigde en verder Benoni Wittevrongel88 én Marcel Van Quickelberghe89 voor ‘De Goede Vrienden’, - wat eigenlijk niet kon en voor enige wrijving zou zorgen - , Gaston Hellebuyck90 voor de accordeonclub van Tielt, Georges Bruyneel91 voor ‘De Volharding’, Dorsan Nolf92 voor ‘Vermaak na Arbeid, Valère Vermeersch93 voor ‘Zanglust’ en Henri De Deyne94 voor ‘De Vriendenkring’. Deze laatste verving Lietaert die naar Den Haan ver huisde. In 1951 besloot het bestuur de leraarswedde op 50 Bfr. per lesuur te bren gen, ‘maar we kunnen de wettelijke barema’s nog niet volgen, daar de kas dit nog niet toelaat.’ Het schoolgeld was sinds 1950 al opgetrokken tot 100 Bfr. voor notenleer en 250 Bfr. voor alle instrumenten. Echt slecht betaald was de job niet, maar ook geen vetpot voor de musici-leraars, die dan ook vlijtig cu muleerden in allerlei scholen, orkesten en via privé-onderricht.
83
Achiel Maes, mevr. Dumont (Angèle De Lannoy) en Mamert Dumont ca.1965
1.3 De centenkwestie als basso continuo Vanaf 1951, ondanks de forse verhoging van de stedelijke toelage naar 80.000 Bfr., keert de geldnood als een vast refrein terug in de briefwisseling. Zeer regelmatig zien we tussenkomsten van mevrouw Vandaele-Huys95, volks vertegenwoordiger voor Roeselare-Tielt, om de staatssubsidie vlugger te krij gen of voorschotten los te krijgen. Klachtenbrief van 9 maart 1952 aan de stad: ‘We kunnen nooit per maand uit betalen aan de leraars, want de toelagen van staat en stad komen nooit op tijd. We kregen enkel een voorschotje van 2.200 Bfr. en er was ons 20.000 beloofd.’ Schooibriefje aan de provincie op 15 september ‘52: ‘We hebben geen geld voor boeken in onze bibliotheek. We zouden graag wat extra-steun krijgen of een aantal boeken.’ Zeer sprekend is de brief aan het stadsbestuur van 10 juli 1952. De muziek school, in volle expansie, kon de broeksriem alleen maar wijder zetten: ‘Bij het einde van het schooljaar kan vastgesteld worden dat de nieuwe wegen, ingeslagen door de Muziekschool - dank zij de ontvangen toelage der Stad vruchten afwerpen, die van nu af duidelijk door iedereen kunnen waargeno men worden. Gezien het groot aantal leerlingen (een stijging van 98 in ‘49-’50 naar 120 in ‘50-’51 en 144 in ‘51-’52) zou een nieuwe leraar moeten benoemd worden in de Notenleer, daar de heer De Cock als bestuurder en leraar van Viool, onmogelijk de 5 jaargangen van de Notenleer met goeden uitslag erbij kan geven. Ziehier eene uiteenzetting van de verschillende leergangen met het aantal gegeven lesuren: Notenleer: 107 leerlingen verdeeld over 5 studiejaren; 10 uren les per week worden gegeven. 84
De leergang voor de volwassenen is uitgeschakeld geweest, omdat van 3 tot 4 uren per week nodig zijn Viool: 26 leerlingen en 8 uren les; dit is 4 uren te weinig, want er dient reke ning gehouden met het stemmen en regelen van ieder viool afzonderlijk bij ie dere les. Kopers- & slagwerk: 14 leerlingen en 6 uren les. Het ware wenselijk 2 uren bij te voegen voor het reeds bestaande aantal leerlingen. Er moet echter rekening gehouden worden dat mogelijks een aanvraag zal gedaan worden van een school of college96 om een groep trommelaars aan te leren. Houten Blaasspeeltuigen: 12 leerlingen en 6 uren les. Dit is voldoende. Zang: 7 leerlingen en 4 uren les. Dit is voldoende. Leergang voor Cello-Contrabas: jaarlijks zijn aanvragen hiervoor; men zou kunnen beginnen met 2 tot 4 uren per week. Waarde heren, ten einde een leraar te kunnen benoemen voor de Notenleer, vragen wij U om eene vermeerdering van 25.000 Fr. der Stadstoelage.’ Directeur De Cock was duidelijk van plan zijn school in tweede versnelling te krijgen en kon via zijn nieuwe bestuursraad en de nodige diplomatie het stadsbestuur in een permanente mecenas-rol duwen. Op 9 september zegde burgemeester Baert de gevraagde 25.000 Bfr. toe: zo kwam de stad als sponsor al aan 125.000 Bfr. per jaar. In het najaar van 1952 kwam in Vlaanderen een campagne met financiële ei sen op gang van de muziekscholen om de minister van Onderwijs onder druk te zetten. In onze regio nam Harelbeke, waar De Cock lesgaf, het voortouw. Op 12 november zond directeur Decadt van Harelbeke een niet mis te verstane brief naar het ministerie: hij verwijst naar de financiële last van de muziek scholen voor de gemeenten en maakt een vernietigend rekensommetje om aan te tonen dat om een muziekschool als Harelbeke te runnen, zowat drie kwart van zijn onkosten, meer dan een half miljoen Bfr. door de gemeente moet wor den opgehoest. Een degelijk statuut voor het personeel en een toelage voor de materiële kosten zijn meer dan nodig. En als het in Harelbeke regende, dan... Dumont stuurde een gelijkaardige brief naar Brussel op 29 november. ‘De leraars begeren uitbetaald te worden naar het officieel barema, hetgeen rechtmatig is; doch gezien de zware sociale bijdragen die voor de R.M .Z. dienen gestort, kan de Muziekschool onmogelijk aan het verlangen der leraars vol doen, zodat zij de ene na de andere leraar gaat verliezen. Kan in het nieuw sta tuut der Muziekscholen geen vrijstelling voorzien worden van stortingen voor de R.M .Z. 1 Dit ware reeds een verlichting!’ Geen reactie van ministeriële kant. Harelbeke pikte dat niet en haalde dan maar de zware knuppel boven. Op 10 juli 1954 zond de Harelbeekse gemeen teraad een keiharde motie naar de minister met als boodschap: als er niet méér 85
subsidies komen, sluiten we de muziekschool! Ze vergelijken met de techni sche scholen, die 50 à 60% weddetoelagen en werktuigkosten krijgen, tegeno ver 20% voor de muziekscholen 2de categorie en 30% voor 1ste categorie. Een pure discriminatie, maar daar bleef het voorlopig bij. Tielt roeide en schooide verder op eigen kracht. Op 21 maart 1953 vertrok de zoveelste brief naar de stad. Refrein: we geven slechts minimumlonen aan de leraars en om degelijk te kunnen werken hebben we absoluut het dubbele nodig van de huidige subsidies. We vragen dus 210.000 Bfr. per jaar of een overname van de school door de stad, zoals vroeger dikwijls gevraagd! Extrapor in de lenden van het stadsbestuur was de vergelijking met de Stedelijke Kunstacademie: wij hebben 9 leraars en 162 leerlingen, de academie telt 3 le raars met 50 leerlingen en rijft dubbel zoveel binnen als wij! Op 18 juni 53 zegde het stadsbestuur de gevraagde 210.000 Bfr. toe: de muziekschool kreeg eindelijk de nodige ademruimte. Daarmee was het basso continuo van de pruttelende portemonnee verstild, maar niet verstomd.
2. Een gentleman-directeur als gids naar de jaren zestig 2.1 Nieuwe bemanning voor cello en blazers Bij de aanvang van schooljaar ‘52-’53 hield De Moor zijn spookcursus cello voor bekeken en gaf ontslag. Toch schreven zich een paar cello- en contrabas leerlingen in en De Cock putte dan maar uit het Harelbeekse reservoir: Gaston Mannes, cellist uit Izegem, vulde de vacature in. Mannes (°17/06/’ 12) was in feite goudsmid, en had een juwelierszaak in Izegem. Hij toerde rond met een wagen waarop een gigantisch reclamehorloge van ‘Pontiac-tic-tac’ prijkte. Als cellist studeerde hij ook nooit aan een Koninklijk Conservatorium, maar haalde zijn prijzen aan de academie van Roeselare en het Stedelijk Conservatorium van Brugge. Blijkbaar was dit vol doende om via een overgangsmaatregel les te mogen geven. Toen hij naar Tielt kwam, gaf hij al les in Harelbeke en Izegem, waar hij woonde. Hij begon in Tielt aan een loopbaan van 25 jaar, en leek nogal stereotiep en stroef in zijn aanpak. Mannes was een pure asceet met ijzeren discipline: hij waste zich dagelijks van kop tot teen, buiten op zijn binnenkoer, vrieskou of niet. Het aantal leerlingen cello en contrabas bleef lange jaren nagenoeg constant: 3 à 4 per jaar. Chris Van Quickelberghe: ‘Mannes was een koele en nogal ruwe leerkracht. Geen methode in zijn les en zeker geen didactische aanpak: hij kon zijn leerlingen niet motiveren. Elke week opnieuw: ‘de houding, de houding’. Nooit mocht of kon ik een studie vol eindigen: neen, de ‘regel’ op mijn vingers, en pijn dat het deed, kortom de ‘hou ding’ was alles. Altijd hetzelfde opnieuw instuderen, dus geen vooruitgang en 86
Gaston Mannes geeft les aan Annemie Vanderhaeghen, ca. 1965
geen kans om nieuwe posities en methodes te leren. Na jaren stond ik nog even ver. Wat ik wekelijks moest horen is dat mijn pa het veel beter deed bij hem in de lessen te Izegem. Hij hoorde zichzelf heel graag spelen.’ Paul Van De Wiele: ‘Mannes was een imposante figuur, steeds met een vlinderdasje. Zijn diepe maar vooral kalme stem boezemde mij ontzag in, en ik was ook vooral gefasci neerd door zijn ‘groot’ muziekinstrument, want een cello was voor mij de reus van de vioolfamilie voor ik met de contrabas kennis maakte. Ik was als jongetje door omstandigheden gedwongen op zondagvoormiddag de cursus voor vol wassenen te volgen. Die werd toen door Mannes gegeven boven een garage van de stad met daarin een vrachtwagen en ambulance. ’97 Gaston Mannes stierf op 18 juni 1987 in Izegem. Hans Mannes, zijn zoon, studeerde cello bij zijn pa, ook enkele jaren in Tielt, en is nu lesgever aan het Leuvense Lemmensinstituut. Ook fagottist Albert Noydens verliet na amper twee jaar de school wegens werk dichter bij huis en wellicht betere betaling. Op zijn stoel kwam Eeklonaar Willy Van De Genachte vanaf september 1952, die zich profileerde als een muzikaal zwaargewicht voor het Tieltse muziekwereldje in de vol gende decennia. Aan het Gentse Conservatorium verzamelde Van De Genachte een rits diplomas: 1ste prijs notenleer en klarinet in 1947, Hoger Diploma klarinet met 87
grote onderscheiding in 1950, idem voor kamermuziek en saxofoon in 1952. Van de drie kandidaten voor de job was hij de enige die de examenproef af legde. De juryleden inspecteur De Vliegher, Van Guchte (prof in Brussel), Decadt en De Cock, vonden hem ‘zeer geschikt, met algemeenheid van stem m en’. Van De Genachte nam eind oktober 1956 het dirigeerstokje voor ‘De Goede Vrienden’ over van dirigent Spoel.98 Hij stuwde de Tieltse Koninklijke Harmonie op naar de categorie uitmuntendheid: via zijn jovialiteit en open ka rakter bezorgde hij het corps een nieuw elan, na de nogal militaire en Franstalige Spoel. Van De Genachte was niet aan zijn proefstuk: tot 1976 was hij klarinet-solo bij de befaamde muziekkapel van de Gidsen, maar hij diri geerde ook de muziekcorpsen van Eeklo, Hamme, Waarschoot, Deinze en Sint-Niklaas. Een man met werkdagen van 48 uur! Geen wonder dat tal van jonge en minder jonge aspirant-blazers hun dirigent volgden naar de muziek school: een zaak van wederzijdse ‘bevruchting’ dus! In de jaren vijftig leverde hij al drie leerlingen af met grote of grootste onderscheiding: Henri Laurent op hobo, Lucien De Brabant en Rudi Vanhecke op klarinet. Lucien De Brabant: ‘Bij Willy Van De Genachte bloeide ik open. Ik heb dan ook onder zijn leiding de stadsmedaille gehaald met 92%. Hij was een uitmuntend leraar en gaf al zijn kennis en trucjes door, toch aan mij. In het muziek ‘Vermaak na arbeid’ werd mij een klarinet in de handen geduwd en dat lag mij wel. In mijn tijd werd veel aandacht besteed aan het spelen van de toonladders, technische stu dies. Willy zei altijd “een muzikant die zijn toonladders kan van buiten spelen op alle manieren is een uitstekend muzikant, want dat komt altijd terug in concerto’s .” Voor het openbaar examen in de raadzaal van het stadhuis, juni 1956, speelde ik het concertino van Weber en de concerti van Rabaud en Jongen.’ Roger Maes: ‘Bij mijn terugkeer na twee jaar legerdienst in 1952, was de mu zikale activiteit in Tielt gevoelig toegenomen en iedereen die iets of wat op een instrument kon blazen merkte dat hij te weinig ‘solfège’ kende. Dit studeren werd vooral aangemoedigd door Willy Van De Genachte, die spelend lid en sous-chef werd van de Goede Vrienden. Als leraar rietwerk in de muziekschool kreeg hij dadelijk een groepje vrij goede muzikanten in zijn lessen. Er kwam ook een zondagscursus notenleer voor volwassenen, gegeven door goudsmid Mannes uit Izegem. Daar ontmoette ik o.a. Adiel Langeraet, Henri Laurent, Lucien De Brabant, Lucien De Brabandere. De lessen werden zéér ernstig geno men en geen minuut ging verloren.’ Voor veel jonge muzikanten was een eigen instrument aanschaffen geen lacheding, zeker als ze niet van rijkere komaf waren. 'Wie een eigen accor deon, klarinet of koperinstrument wou, diende er zweet voor te laten. De han del in tweedehandse spullen tierde welig, sommige leraars verkochten aan groothandelsprijzen; Albert Lietaert verkocht in zijn muziekhandel vaak op af betaling. Mijn eerste instrument kwam van de fanfare, maar op 17-jarige leef tijd kocht ik een klarinet ‘Leblanc’: daarvoor heb ik drie jaar lang affiches van 88
cinema Novy99 rondgedragen. Dat instrument kostte toen, in 1953, al 5.000 Bfr.’ (Lucien De Brabant)
2.2 Een zachtaardig man met strikje, gestrikt in een oud schooltje Bernadette Vervenne: ‘Onze lessen gingen door op de Lakenmarkt, in de oude gebouwen van de gemeenteschool. Trieste, vuile lokalen, eerder hangars dan klaslokalen, met slechts het hoogst noodzakelijke: een piano, een bord met no tenbalken en een 40-tal oude zwarte banken.’ Arlette Van Overbeke: ‘De omge ving was bouwvallig: oude toiletten, oude gaanderijen, oude kasseien en een stokoud klasgedeelte.’ Paul Van De Wiele: ‘Ik herinner me nog duidelijk de zeer oude gebouwen op de Lakenmarkt, met in de achtergrond het oude grijze ge bouw met dubbele deur. Rechts waren een aantal kleine lokaaltjes achter elkaar aan, die naar ik mij herinner allerminst geschikt waren qua geluidsisolatie om nu juist muziekles te geven. Zo herinner ik mij de herhaalde wrevel die bestond rond wijlen Willy Van De Genachte, de leraar blaasinstrumenten, die vaak met zijn leerlingen alles overstemde. ’ Gelukkig kreeg de diplomatische Albert De Cock het in 1953 voor mekaar om twee ‘grote’ lokalen in bruikleen te krijgen in de nieuwe gebouwen van de Stedelijke Tekenacademie en het Arrondissementscommissariaat. Eindelijk wat meer ruimte voor de druk bevolkte lessen notenleer in de klas boven rechts, later dé bekende klas van Christine Seghers voor generaties Tieltse jon geren, hoewel de andere klasruimten onder het ‘mansardedak’ verre van ide aal waren. Paul Van De Wiele: ‘Wat ik me nog erg goed herinner is de periode dat ik van Albert De Cock vioolles kreeg onder het dak van de Tekenacademie. Op zolder waren enkele plaatsjes afgebakend, en in het verste was Albert ge huisvest met zijn vioolleerlingen. Ik weet nog goed dat we hijgend de zolder be reikten.’ Het bleef dus behelpen en dat deed De Cock. Dringend een nieuwe oefen piano nodig? De oplossing was een Sinterklaasbal op 6 december ’52 in ‘De Beiaard’. Leuk detail: de muziekschool vroeg aan het stadsbestuur verlenging aan van het politie-uur tot 4 uur 30 ‘s morgens ‘tot de aanwezigen naar de mis van 4 uur 30100 kunnen gaan!’ Bernadette Vervenne: ‘Er was in die tijd weinig achting voor muziekstudies. De muziekschool kreeg op een gegeven moment een nieuwe piano: een kleine buffetpiano, het laagste model, weinig volume. Waarschijnlijk de goedkoopste. We deden niet graag examen op dat pianootje: je kon er geen volume uitkrijgen, klank kwam er niet uit. Toch heeft mevrouw Seghers het jarenlang met dat ding moeten stellen, de stad vond dit blijkbaar meer dan genoeg. ’ Soms verloor zelfs de bedachtzame De Cock zijn flegma en geduld: bepaal de toestanden werden onduldbaar. Op 7 oktober 1953 kreeg het stadhuis een klachtenlijst in de bus. 'Zeer dikwijls is er géén verwarming in de klassen en op zondag is er NOOIT verwarming. In de mansardezaal is het altijd bibberen, 89
zelfs mét verwarming, en de verlichting werkt gewoon niet. Kunnen we niet de 2 vrijgekomen klassen van de gemeenteschool krijgen?’ De toestand in de ge meenteschool was, ondanks de slijtage, duidelijk beter dan in de Tekenaca demie. Eric Vanneste, zoon van schoolhoofd Adolf, getuigt dat hij ’s winters speciaal vroeger opstond om alle kachels aan te steken, toen nog met hout en kolen. De stad beloofde beterschap. Op een directie-bureau dwarrelen trouwens soms de vreemdste brieven binnen. Zo de brief van 4 februari 1953 van het Willemsfonds 'Ter Bevordering van de Nederlandse Zang’, met de vraag om een jaarabonnement te nemen op een jaarlijkse uitgave van het ‘Liederrepertorium’. Vooral de mo tivatie lijkt wel een onbehaaglijke oprisping van eng nationalisme, misschien goed bedoeld, maar toch typerend voor de sfeer in bepaalde kringen amper 8 jaar na de oorlog: 'Het kan niet langer geduld worden dat in de prijskampen alleen vreemde kunst (sic) ten gehore gebracht wordt. Onze Nederlandse liederen dienen de plaats in te nemen, die hen toekomt. De invloed, die van de leraars uitgaat, kan hier wonderen verwezenlijken. Geestdrift, eerbied voor de nationale kunst zijn eerste vereisten. Aan de vervulling van die Vlaamse plicht zal niemand zich onttrekken!’ De sfeer aan de muziekschool van toen en de omgang met de leraars was toen, volgens de meeste getuigen vrij gemoedelijk. ‘De leraars stonden tame lijk dicht bij hun leerlingen en ze waren hun leerstof meester, maar hun pro gramma was niet altijd volgens hun pedagogisch inzicht. Ze stimuleerden hun leerlingen zeker om verder te gaan in de muziek’ (Erna Lampaert) ‘A lbert De Cock was een goede directeur, een vriendelijk en pretentieloos man, én een begaafd musicus. Hij vond het wel spijtig dat niet méér leerlingen kozen voor viool. Hij kwam ervoor wel eens reclame maken door tijdens de notenleerles een stukje te komen spelen. Onder zijn leiding groeide en bloeide de muziekschool open.’ (B. Vervenne) ‘De algemene sfeer was streng, maar toch losser dan in de nonnenscholen. De lessen waren ordelijk en stipt, zeker de notenleer bij mevrouw Vandewiele, Christine Seghers. Ze was veeleisend maar sprak nooit een toontje hoger. Een kwinkslag of grapje konden er niet van af. De laatste jaren verliepen heel wat vrolijker: Albert De Cock had gevoel voor humor en gaf aangenaam les.’ (Arlette Van Overbeke) ‘Notenleer op zaterdagnamiddag: een kleine groep, de sfeer was uitermate gezellig. Qua peil kon het niet al te hoog zijn, gezien we altijd meer dan 90% haalden. Stiptheid, discipline: die zaten er reeds in van thuis, we moesten geen smoesjes verzinnen! In zijn leiding zag Albert De Cock heel veel door de vin gers.’ (Cecilia Van Quickelberghe) ‘De Cock was wel een vrij veeleisende leraar, maar steeds op dezelfde zachte manier, alsof hij bang was de kinderen te bruskeren of zoiets. Ik heb nooit één 90
hard woord van hem gehoord, en ik kan me nog steeds niet voorstellen dat hij ooit kwaad zou zijn geweest. Hij was in zekere zin een soort vaderfiguur en ik voelde mij daar wel goed bij. Hij was ook nooit te beroerd om mij bij gelegen heid met zijn Citroën (zou nu een prachtige old-timer zijn) naar huis te bren gen in Pittem als ik de bus miste of zo.’ (Paul Van De Wiele) ‘In mijn herinnering zie ik de muziekschool van Tielt als een gemoedelijk dorpsschooltje. Zeker met een directeur als Albert De Cock verliep alles op het gemak en zonder stress. De leraars gaven er les op een zeer schoolse manier, zo als overal in die tijd. Van didactiek en methodiek hadden ze nog geen kaas ge geten: de oefenstof moést gezien zijn. Ik denk dat dit komt omdat ze zelf in hun opleiding alleen notenleer en instrument kregen. Hoe ze les moesten geven, zochten ze zelf maar uit. Albert De Cock scoort van al mijn leraars nog als beste: hij zag mij als een dochter, hij bracht mij het meeste bij. Tijdens de va kantie kreeg ik privé-les bij hem thuis, ook als zijn vrouw reeds zeer ziek was. Ik speelde lange tijd op een viool van hem en voor mijn eindexamen leende hij mij zelfs zijn eigen goede viool.’ (Kristien Verstaen) ‘Orde en stiptheid: daar zorgde de strenge M. Vandenberghe wel voor! Maar de sfeer was erg tof. Directeur De Cock was heel zachtaardig, een prachtige m ens!’ (Hilde Van Q) ‘Het algemeen peil van de muziekschool was behoorlijk goed. De lessen no tenleer waren eigenlijk een drill in noten lezen en de pedagogische aanpak liet soms te wensen over. Sommige leraars, die zich God de Vader waanden, omdat ze toevallig wat muziek kenden, waren zeer streng. Dat leerlingen buitengegooid werden was geen zeldzaamheid. De lokalen aan de Lakenmarkt, nu de bovenverdieping van de bib, waren helemaal niet geïsoleerd. Het grootste lo kaal aan de linkerkant deed ook dienst als Rode-Kruislokaal. Albert De Cock was een braaf man, té braaf misschien als directeur. Voor zover ik de toestand kon inschatten, waren er een aantal leerkrachten die de lakens uitdeelden. Je zag De Cock zelden in de les, alleen op concerten en examens was hij er. En bij die examens gaf hij meestal véél punten, 90% was geen uitzondering. Sommige leraars misbruikten de goedheid van de directeur. Zo heb ik zelf meegemaakt, dat ik in de plaats van tromboneles, met de leraar ging biljarten. Verder moesten we regelmatig op boodschap voor hem, sigaren gaan kopen in het win keltje op de Markt. We wisten wanneer de les begon, nooit wanneer ze ein digde. We zaten er soms de hele zatervoormiddag. Zo gaf hij mij dikwijls de opdracht in de klas ernaast in zijn plaats aan een leerling les te geven, of een instrument te kuisen met koperpoets.’ (Rik Stevens) ‘In Tielt vond ik alles zeer benepen, als Bruggeling en inwijkeling in de stad Tielt had ik zo’n beetje het gevoel dat iedereen hier in een soort winterslaap was. Vooral meneer De Cock remde mijn enthousiasme systematisch af. ‘Dat is niet voor Tielt... in Brugge zou dat gaan maar in Tielt.’ Zo heb ik zelf leerlingen moeten ronselen voor het vak muziekgeschiedenis, en ik heb moeten pleiten om Kamermuziek in te richten. Dat leidde ertoe dat ik 15 jaar later nog eens een 91
middenjiny-examen heb moeten doen voor kamermuziek, omdat ik enkel be noemd was voor samenspel. (Willie Verdievel) ‘Directeur De Cock herinner ik me als een immer positief ingestelde en aan moedigende persoonlijkheid bij wie je altijd - en nog steeds - welkom was. Ik speelde nog maar enkele maanden fagot toen Mr. De Cock de klas van Mr. Spittael binnenkwam om te vragen of ik niet kon optreden op het leerlin genconcert. Toen de leraar liet weten dat dit wel heel erg vroeg was en dat ik nauwelijks enkele noten kon spelen, repliceerde Albert prompt met de partituur van ‘De Lotusbloem’ van Schumann: daar kwamen immers precies dié noten in die ik al kende! Van weigeren was al geen sprake meer. Een harde hand had hij niet nodig om te bereiken wat hij wou: zijn enthousiasme werkte zo aanste kelijk dat de praktische bezwaren tussen droom en daad moeiteloos ontwapend werden.’ (Bart Snauwaert)
2.3 De ‘entree’ van Christine Seghers (mevr.Vandewiele): september 1953 Voor het examen van nieuwe leraar notenleer, piano en muziekgeschiedenis boden zich 7 kandidaten aan. De vierkoppige jury, die bestond uit Jan Decadt, Victor Legley101, inspecteur De Vliegher en directeur De Cock, benoemde Christine Seghers als beste kandidate. Zij haalde in 1951 haar 1ste prijs noten leer (GO) aan het Gentse Conservatorium, in 1952 haar 1ste prijs piano, in 1955 een 1ste prijs voor harmonie met onderscheiding. Bij haar aanstelling be sefte ze wellicht niet dat zij zomaar eventjes 37 jaar lang een boegbeeld zou worden qua notenleer en piano voor zovele generaties Tieltenaars. Als vrouw in een bijna uitsluitend mannenwereldje dwong zij algauw het respect en de bewondering af van alle jeugdige snaken die ze onder handen nam én van haar collega’s. Tellen we even de leerlingen piano die ze met grote of grootste onderscheiding afleverde: tussen 1953 en 1960 waren er dat 4, en 11 tussen 1960 en ’80. Uniek voor die tijd was dat ze in 1953-’54 twee uur muziekge schiedenis gaf. ‘Ik startte met pianolessen in ‘53, bij Christine Seghers die toen net afgestu deerd was aan het Gentse conservatorium. Ik was al 13, behoorlijk laat dus voor een instrument als piano. Maar we hadden al die jaren geen piano thuis. Het was bijzonder moeilijk om in een huis met 16 mensen behoorlijk en veel pi ano te spelen. Vaak kon ik maar ‘s avonds om 21 uur beginnen oefenen. Mevrouw Seghers was een briljante pianiste én een competente piano-pedagoge met ambitie. En zéér veeleisend. Ik was een schuchter en onzeker kind en had altijd een beetje schrik voor haar. Bij de voorbereiding van het eerste piano-examen van juni 1955 kreeg ik erge faalangst. Een paar weken voor het examen zei ik schreiend aan de directeur dat ik geen examen zou doen. Ik was echt in paniek. De directeur kwam ‘s avonds bij mijn vader thuis langs om daarover te praten, en na zijn vertrek probeerde mijn vader mij gerust te stellen. Na het 3de 92
ï « l t , 3 T S iu Jj ■ 11*3
CU
l ïi
'Ifu.j.t
-Jiiü l
ld<-e£t
fy îte X
desti
£d d
/YVLû^tdp/L-
de-
,l>>Cij/£2-
d e-
X-R. -Y-k.
-éw tle.Qe-
ïM-n
■ ifSS.
d e,
técedté •
■UsevLA'H.dt- &£■'
'Yi-e-L^vzt' de- <-c^tdte-cLp. C
CéuvLoL<-oLa.é)Jr V eo ’i- -d é
cpLtyv^àdédtSL'Y-d-e-
M d -llt* ..^ &m
td- ddd-deeLew-
'W 'XYivO W I.M ^ttJiJcX& M W OT'Iüd. .
t y jd l W-Vudoti ’■ 'MeVU-i-tM
fy w V k lttL 'c . 'I'tsuh.
WsUfyceJLtcA‘i & ói
-dtédtW Lodtiedéxxx& Jéy 3 X /
'iya-rde-CcL
euiXM-
.
&n d o tp c té d c ^ id e - ^ ■d-cpjJb-'U (éflX U -td.c /
«5e
fycb-o-’tAM. ' t é
cU
jJL
d éo vld u , de- AeA^ciiM M cU-- jdéuSA-t/, & ^ A e jL p jfc
1- p-pp^ pu-&-fd>
C u .
c U p Jd n ' ua.é
txl-i-erodL
-C-tM- L
l' -
« f
jV u jA 'V6LM'
X&UMT . çfô>ptM-cU J L à . -tsn m
.
% uh
(ZAAi-'rYiVtJLvnq itfz x
cL xJé' M p n
£LOMsi>>UL£up n v tL o c E -
ÿ-CH-0'm-e-n. AtM fadw -
J-t&eL tb
d e - V X X ^ed lvu ^J) 'trip/teO U -ex^JrctcU deC Jb u A u d u .
. < JeL d d X 'l . V
jaar en een zwak examen heb ik afgehaakt: ik was de angst en de stress beu. Maar daar kreeg ik algauw spijt over, vooral als ik piano hoorde op de radio. Het jaar daarop begon ik weer met goede moed, maar mijn prestaties op exa mens waren en bleven ondermaats. De faalangst bleef en werd zelfs erger. Maar ik zette door, want ik hield nu eenmaal van piano. En onder leiding van mevr. Seghers doorliep ik alle graden. Ze zei zelden dat het goed was, maar 93
zeurde ook nooit over mijn zwakke examenprestaties. Ze kwam er ook nooit op terug. Eigenlijk heb ik enorm veel piano geleerd bij haar en ik blijf er haar dankbaar voor. In 1964 kreeg ik het eremetaal, de stadsmedaille. Thssen 1968 en 1970 volgde ik zelfs nog een bijkomende cursus en behaalde dan de medaille voor uitmuntendheid.’ (Bernadette Vervenne) ‘Mevrouw Vandewiele was voor de pianoles zeer veeleisend, en zij stimuleerde ons niet erg: er waren altijd opmerkingen. Je deed het volgens haar nooit goed, zodanig dat ik er na een viertal jaar geen zin meer in had. Maar mijn ouders drongen hard aan om voort te doen en te volharden, een tip die ze gekregen hadden van de moeder van mevr. Vandewiele.’ (Arlette Van Overbeke) ‘Mevrouw Seghers was een goede lerares, wel wat ouderwets. Ze leerde ons de muziek verwerken op een persoonlijke manier. We werden vooral klaarge stoomd voor het examen van ju n i met altijd dezelfde stukken.’ (Annie Vandermeulen) ‘In het 2de jaar koos ik voor piano bij mevr. Seghers, zoals de helft van de klas. In de eerste jaren was mijn studie-ijver niet om over naar huis te schrij ven. Mijn pianolerares had dat al snel door en noemde mij - terecht - een echte dilettant: iemand die veel dingen doet en nergens het onderste uit de kan haalt, of anders gezegd, iemand die niet kan of wil kiezen.’ (Bart Snauwaert)
Christine Seghers aan de piano met dochtertje Mia en met leerling Herman Verstaen (Ub, GO 1975) (zie volgende blz.) 94
2.4 Mellaerts ging, Elias Gistelinck kw am ... maar niet voor lang In oktober 1956 nam Camile Mellaerts voor kopers en slagwerk ontslag. Nieuw examen dus voor trompet en slagwerk: er kwamen een zestal zeer sterke kandidaten op af, waaronder twee solisten bij de Kapel van de Zeemacht, de eerste trompet bij het N.I.R.-radio-orkest, Ên de befaamde Elias Gistelinck, later een naam als een klok in de Belgische muziekwereld.102 Op het examen lag de lat dan ook uitzonderlijk hoog, hoewel er maar drie kan 95
didaten meedongen. De jury met Decadt, Legley, Wangermée, De Cock en Jean Louël, die op 12 september benoemd was als rijksinspecteur in opvolging van De Vliegher, vond enkel Gistelinck geslaagd. Gistelinck (°Beveren-Leie, 27/05/’35) woonde trouwens in Harelbeke en gaf er les aan de muziekschool: Decadt en De Cock haalden dus weerom een collega in huis! In 1954 behaalde hij zijn 1ste prijzen trompet en notenleer aan het Brusselse Conservatorium. Gistelinck, ambitieus en rasmuzikant, vertrok al in oktober 1957 met een studiebeurs op zak richting conservatorium van Parijs voor een specialisatiecursus. Het schoolbestuur stelde zijn studiemakker Werner Roelstraete, eveneens 1ste prijs trompet in Brussel en broer van de be kende Herman, als vervanger aan voor 8 maanden. Op een kattebelletje van 16 augustus ’58 vraagt Gistelinck aan de Cock om zijn trompetlessen te mogen hervatten in september. Wellicht ging dat briefje de mist in, want op 8 oktober laat Dumont weten aan het ministerie dat Gistelinck ‘niets meer van zich laat horen.’ Roelstraete sprong nog enkele keren in, maar er groeide een vacuüm voor trompet: op 9 februari 1959 vertrok een dwingende brief naar Elias om ten laatste op 14 februari ’59 de lessen te hervatten. Antwoord: ‘Ik kom zeker a f!’ José Bouckaert: ‘Gistelinck was een moderne leraar, vooruit op zijn tijd en prima lesgever. Hij sprak toen al voluit over jazz en Gershwin, terwijl men dat thema liever niet hoorde in Tielt, wel klassiek.’ In maart ’59 schrijft Gistelinck doodleuk dat hij 20 dagen op legerkamp moet en ‘mag ik als interim Willy Soenen voorstellen, een uitmuntende musi cus en ex-leerling van mij?’ De goede lezer kan zeker de touwtjes aan elkaar knopen die doorheen de muzikale kennissenkring naar Tielt lopen. In 1961 volgde Willy Soenen zijn oud-leraar Gistelinck op als leraar kopers.
2.5 De Tieltse muziekschool 35 jaar jong in 1957 In Vlaanderen zijn zowat alle jaartallen met een 0 of 5 erin goed om een feestje te bouwen. De 35 lentes van de muziekschool kregen dus het nodige ‘vibrato’. Een prestigieus jubileumconcert, daarna leerlingenconcert én een feestdis: een beproefd scenario. Op 4 mei ’57 speelde het Nationaal Orkest van België om 20 uur in zaal ‘De Beiaard’. Niet bepaald dé ideale locatie voor een orkest van 70 man, maar veel beter had Tielt niet op dat moment. Met dirigent Eduard Van Remoortel speel den ze: de symfonie nr. 103 van Haydn, bijgenaamd ‘De Klok’, Elegie en Dans van Frans Wigy, met als solist Robert Rombaux op hoorn en als groot werk de 3de symfonie van Sibelius. Dat alles voor 20 Bfr. toegangsgeld. De dag nadien, om 11 uur, kwamen leraars en leerlingen op hetzelfde po dium samen met het Groot Kamerorkest van Menen, betiteld als ‘salonorkest’ o.l.v. directeur Vantieghem van de Meense muziekacademie. Michaël De Cuyper en Elias Gistelinck waren solist: de eerste met ‘Lied van de Zee’ van Ryelandt en Elias met ‘Trumpet Voluntary’ van Purcell. 96
Feestmaal 1957 ( 35 jaar muziekschool) in bovenzaal De Botermarkt, Tielt Zittend vooraan, vlnr: Jozef Meerschaert, mevr.Meerschaert, % mevr.Neirinck, Maurice Neirinck. 2de rij, zittend, vlnr: ?, ?, Georges Bruyneel, ?,Jozef Tack, mevr.Tack (Rosa Vanhoutte), Jan Decadt, Christine Seghers, Albert De Cock, mevr.Louël, inspecteur Jean Louël, Paula De Craemer (mevr.De Cock), Mamert Dumont, mevr.Dumont. 3de rij, staand, vlnr: Marcel Van Quickelberghe, Jules Nachtergaele, mevr. Van De Genachte, ?, Mevr.Mannes, Gaston Mannes, Valère Vermeersch, mevr.Vermeersch (Paula Desmet), Benoni Wittevrongel, Willy Van De Genachte, ?, mevr.Van Quickelberghe (Yvonne Van De Ginste), Gaston Hellebuyck, mevr. Hellebuyck ?, Achiel Maes, Edouard Van Styvoort
Aan de Feestdis, waarvan hierna het menu voor de lekkerbekken, viel Mamert Dumonts feestrede ook in de smaak. Na de gebruikelijke verwelkomingen en dankwoorden voor o.a. het stadsbestuur, ‘de noeste en offervaardige profes sors’, de milde en trouwe steuners, de stichters, de pioniers, Rijksinspecteur Louël en ere-inspecteur De Vliegher, schetste hij met dichterlijke overdrijving het wel en wee van ‘een muziekschooltje dat in korte jaren tot een gegeerde muziekacademie is uitgegroeid.’ Dumont haalde de verdiensten aan van de drie pioniers uit Deinze en stichter Pannemaeker: ‘in hun handen was de jonge muziekschool een echte familiale onderneming waar het onderwijs ook in goede en gezonde familiegeest werd gegeven.’ De budgettaire en locatieproblemen veegde hij luchtig, vluchtig en kluchtig van tafel: ‘In opzicht van lokalen kent ons comiteit weinig zorgen en ook het weddenvraagstuk vermochten we tot hiertoe op bevredigende wijze te regelen’. En in de beste Vlaamse traditie van idealisme-zonder-brood-op-de-plank: ‘moet ik een dankbare hulde bren gen aan de belangeloze offervaardigheid van onze eerste leraarsploeg die tegen een zeer geringe bezoldiging en met ideale toewijding het werk opnam en door zette.’ Daarna citeerde Dumont de goede cijfers qua subsidies en leerlingen, waarbij de jury de laatste 10 jaar 305 getuigschriften en 85 diploma’s afleverde naast 10 prijzen van uitmuntendheid. Hij wees terecht op de grote invloed van de muziekschool op de plaatselijke zang- en muziekmaatschappijen, die ‘hun 97
beste elementen onder onze leerlingen recruteren.’ Hij herinnerde aan de re cente uitvoering van de Marcuspassie van Perosi door Zanglust, waar in het or kest slechts drie muzikanten geen oud-leerling zijn en de beste zangers ook via De Cuyper passeerden. De voorzitter verwees ook naar het jaar 1943 ‘Waar de school de stadstoelagen moest missen, omdat het comiteit weigerde zijn be voegdheid af te staan in handen van het toenmalig pro-Duits stadsbestuur. Is er kans dat die eventualiteit zich in de toekomst herhale? We weten het niet, maar wat er ook gebeure en moest het nuttig blijken, ons comiteit is vast beslist nooit de verdere opbloei van de school omwille van eigen prestige in de weg te staan.’ Een kleine hint van Dumont naar een eventuele overname door de stad? Menu Truite chaud-froitée Mayonnaise Macédoine aux légumes Potage au Cerfeuil Feuilleté “Maison “ Poularde rôtie Sauce archiduc Pommes allumettes Bombe Jubilaire Moka
2.6 Een streng inspectierapport en de nodige gevolgen Inspecteur Jean Louël103, een strenge seigneur, leek vastbesloten om een aan tal duidelijk scheefgegroeide toestanden recht te zetten en bezocht Tielt op 8 februari ‘59. Zijn rapport was niet bepaald mals: ‘De school is gedeeltelijk ondergebracht in een zeer modern stadsgebouw, doch ook gedeeltelijk in bouw vallige lokalen. Dit laatstbedoeld gebouw is een soort van washuis en derhalve voor het onderwijs ongeschikt. De bestuurscommissie zou de mogelijkheid moe ten overwegen alle klassen in het moderne gebouw onder te brengen. Tevens zou er een bureau moeten voorzien worden voor de bestuurder en de secretaris. Het archief van de school bevindt zich in de woning van de secretaris. Van een behoorlijke bibliotheek is er evenmin sprake. De onderscheiden leergangen zijn tamelijk goed bevolkt. De heer De Cock A ., bestuurder en tevens leraar voor notenleer en viool, wijdt zich ten volle aan de school. Zijn pogingen om de toe stand van de school te verbeteren blijven echter in zekere mate vruchteloos, wat wel ten zeerste ontmoedigt. Als leraar voor viool geeft hij 10 uur les, en als le raar in de notenleer 4 uur. Zijn prestatie als bestuurder werd niet vastgesteld. Betrokkene is aan de Stedelijke Muziekacademie te Harelbeke sinds 1945 in 98
dienst en heeft (sic) er als leraar voor viool en notenleer 8 uur les. De prestaties van betrokkene dienen te Tielt en te Harelbeke in overeenstemming met de re glementaire beschikkingen op het stuk nauwkeurig omschreven, (art. 4 § 3 en 4, en art.8, 2de lid, K.B.26.3.1954) Wat de andere leraars aangaat, dient gezegd dat mej. Segers (sic), lerares voor notenleer en piano schuchter optreedt en derhalve te weinig initiatief neemt. Alhoewel nog zeer jong, schijnt zij zich reeds door de slenter te laten meeslepen. Haar onderricht lijdt daardoor aan slordigheid en nalatigheid. Zij dient zich in te spannen om haar lessen doelmatig te verbeteren. De heer Van Styvoort E. is aan de instelling verbonden als pianoleraar. Als leraar en musicus laat hij ten zeerste te wensen over. Zijn onderricht wordt vol gens ouderwetse methoden gegeven. Feitelijk ontbreekt elke methode, het betreft een leergang die door slenter verdord is. Deze leraar is in elk opzicht slecht. De heer Gistelinck E., leraar voor koperen blaasinstrumenten, is momenteel met verlof zonder wedde. Hij werd vervangen door de heer Roelstraete W. Naar blijkt uit het inspectieverslag zou deze laatste na het Kerst- en Nieuwjaaarsverlof zijn functies niet meer hervat hebben en zouden de leerlingen sinds weken zon der leraar zijn. Deze toestand moet dringend verholpen worden. De secretaris der instelling, de heer Meerschaert, is belast met 4 wekelijkse uren. Naar blijkt, fungeert betrokkene meer als secretaris van het bestuur. De prestaties van de heer Meerschaert dienen eveneens nauwkeurig omschreven te worden: er zou moeten voor gezorgd worden dat de minimumprestatie van 4 uur, waarmede hij belast is, enkel ten dienste van de school benut wordt. Er is aan de instelling geen opzichter verbonden. Op administratief gebied is de toestand der school eveneens ongunstig.’ Voor De Cock en een aantal geviseerden was dit toch even schrikken en slikken. Louël was duidelijk met het verkeerde been uit bed gestapt en had toch beter de papieren moeten bekijken. De prestaties van De Cock als direc teur stonden al op papier in 1950: 15 uur per week, later schommelend tussen 11 en 15. Meerschaert was geen secretaris van het bestuur, maar van de school. De schoolbib telde toen inderdaad maar 161 boeken en er waren zowat 30 ontleningen per jaar: daar had Louël een punt. Maar het schoolbestuur beet terug. Op 7 maart ’59 kreeg het stadsbestuur een brief in de bus met de vraag naar een behoorlijk lokaal voor de pianoleergang. De Dienst der Burgerlijke Luchtbescherming gebruikte toen het lokaal. Op 17 maart belooft de stad een grondig nazicht van de gebouwen en de nodige herstellingen. Dumont scherpte zijn pen op 16 maart ’59 en gaf de rijksinspecteur lik op stuk in een brief aan de provincie van 26 maart 1959. 1. De lokalen: de stad belooft beterschap en herstellingen 2. Onze bib is klein, maar voor uitgebreid materiaal mogen we naar de Vrije Stedelijke Bib. 3. Bestuurder De Cock: zijn prestatie als bestuurder bedraagt 12 uur. Wat be treft de notenleer en viool, we hebben binnenkort een nieuwe schikking, die we 99
zullen meedelen. 4. Leraars mej. Seghers en Van Styvoort: het verwondert ons een dergelijk verslag te ontvangen, gezien de jury op eind schooljaar, telkens buitengewone uitslagen boekt, en waarvan proces-verbaal iedermaal opgemaakt wordt. Verder kunnen wij U melden dat deze leraars in samenwerking met de Bestuurder, meer moderne methoden zullen aanpassen, dit volgens de wenken van de inspectie. Wat meer is, mej. Seghers is gediplomeerd onderwijzeres en zal zich daarin gemakkelijk voegen, en Mr. Van Styvoort heeft laten horen, op ’t einde van ‘t jaar zijn ontslag in te dienen. 5. Heer Gistelinck: is sinds 15 februari ll. regelmatig in dienst. 6. Secretaris Meerschaert: is slechts belast met 3 wekelijkse uren. Hij fungeert enkel als secretaris van de school. Thans is een bureel voorzien voor de Bestuurder en de secretaris in de lokalen, waar deze laatste wekelijks zijn prestatie van 3 uur zal doorbrengen, dit ten dienst van de school. Gezien de ge ringe toelagen van de staat, is het financieel onmogelijk een'afzonderlijke dienst van toezichter in te richten. De secretaris kan dit voorlopig waarnemen. 7. Wat het administratief gedeelte betreft, zijn wij in de mening dat alles in orde is; ’t ware ons zelfs aangenaam te vernemen, wat de inspectie hieraan wenst te verbeteren. Dumont en De Cock maskeren hier duidelijk een aantal tekorten met de klassieke mantel der liefde. Er wordt mijns inziens een loopje genomen met het aantal uren van De Cock, die er voor 15 ingeschreven was: die verminde ring naar 12 uur zal wel iets met teveel cumul te maken hebben en een over schrijding van zijn maximum. Meerschaert staat overal geboekt met 4 uur per week. En aangezien hij nog toezicht moest houden, zal een stuk van zijn be taling langs minder officiële weg gebeurd zijn. De gesuggereerde oplossing voor notenleer en viool staat rechtstreeks in verband met Cecile De Cock (°17/02/’46), dochter van Albert, die net aan het Gentse conservatorium af studeerde. Ze komt als lerares binnen in oktober ’59. Er boden zich 3 kandi daten aan voor het examen op 5 november 1960. Voor de eerste keer duikt de naam op van Roland Neirinck104, die solliciteerde voor notenleer. Hij was toen nog geen 18, maar had al een 1ste prijs notenleer op zak van het Gentse Conservatorium. Alleen Cecile De Cock slaagde, de jonge Neirinck deed wel drie jaar nadien zijn entree als leraar. Vader De Cock liet 9 uur viool aan Cécile en hield er nog één over: hij zat al 10 uur boven zijn maximum. Intussen had Edouard Van Styvoort vanaf 1 januari 1960 de pianokruk definitief afgestaan aan Christine Seghers. Vreemd genoeg vangen we nadien van het hele Louël-incident geen echo’s meer op. Ook het lokalenprobleem naderde eindelijk zijn ‘ultieme’ oplossing. In 1960 begon de nieuwbouw van de bibliotheek, en op de 1ste verdieping zou genoeg klasruimte vrijkomen voor de muziekschool. In september 1960 kreeg De Cock nog twee extra-lokalen toegewezen als voorlopige oplossing: het ‘weeglokaal’ op de Lakenmarkt105 en een klaslokaal van de gewezen ge 100
meenteschool, die er in 1959 definitief mee opgehouden was. De muziek school schreeuwde om altijd meer ruimte: de eerste ‘baby-boomers’ kwamen er immers aan. Voor we definitief de jaren zestig induiken, nog even in 1959 blijven bij het in mei goedgekeurde Schoolpact, dat in ons land een einde moest maken aan een bittere en vaak laag-bij-de-grondse scholenoorlog tussen katholieke en officiële zuil. Het muziekonderwijs waren de heren politici ‘vergeten’, vooral uit financiële overwegingen. De P.M.B., de leraarsfederatie voor het muzie konderwijs schreef een boze brief aan minister Moureaux van onderwijs. Ook Dumont kreeg deze brief met het verzoek hem ondertekend aan de minister te bezorgen. ’We protesteren met klem tegen de miskenning van ons personeel in het schoolpact! We hebben wel een officieel statuut, maar krijgen een aalmoes. Wij zijn de dupe: alle andere onderwijsvormen krijgen 100% toelagen op weddes en werkingskosten, wij zijn uitgesloten! Als je 100% geeft aan het muzie konderwijs komt dat op 30 miljoen Bfr. per jaar, een peulschilletje.’ Dumont reageerde met een eigen klacht aan het ministerie: we hebben al 8 maanden niks gekregen van subsidies, zelfs de 2de schijf van 1958 nog niet. In augustus krijgt het stadhuis een smeekbede: ‘Geef ons a.u.b. de rest van de toegezegde stadstoelage - het ging om 160.000 Bfr. van de toegezegde 210.000 - want er zijn leraars die nu, eind augustus dit jaar nog niks gekregen hebben!’ Op 17 oktober vertrok er zelfs een brief naar inspecteur Louël om tussen te komen: de school had eind ‘59 nog niks ontvangen sinds halfweg ‘58. Sommige leraars waren in 10 maand niet betaald! Nog even meegeven dat De Cuyper en Van De Genachte al in oktober ’57 op een vergoeding aandrongen bij het bestuur maar het deksel op de neus kre gen. Hun argumentatie, dat er bijna niks van hun wedde overbleef was te recht, maar bruintje kon het niet trekken.
3. Appels vallen niet ver, maar het oude rollenspel houdt stand 3.1 De boom, de appels en de muziekmicrobe Van alle geïnterviewde oud-leerlingen is er bijna geen zonder muzikale roots. Zo de ouden zongen. Natuurlijk is het voorbeeld thuis cruciaal, en of muzi kaal gevoel of talent in de genen zit valt nog te bewijzen. In aanleg krijgt elk mensenkind wellicht die kriebel ergens mee maar de ontwikkeling is toch een zaak van mimesis, begeleiding en doorzetting. Bij de meeste aspirant-muzikanten overheersten én overheersen de ouders de instrumentenkeuze, waarbij traditie én inkomen belangrijke factoren bleven. We zagen al de familie Coussens uit Pittem. ‘Ik kreeg de microbe van mijn vader, Albert Lietaert, componist, muzikant, 101
muziekchef. Thuis hadden we een piano, een viool en een cello, bespeeld door mijn broer Daniël.’ (Leone Lietaert) ‘Van heel jongsaf had de muziekmicrobe mij te pakken, het zat wel een beetje in de Plettincks. 1\vee neven speelden viool; ik kreeg van mijn ouders een piano en mijn zus Hilda een viool. Samen kregen we zangles van de heer M. De Cuyper bij hem thuis in Deinze. ’ (Anna Plettinck) ‘Mijn vader was lid van het kerkkoor en Zanglust, waarvan hij medestichter was. We hadden ook een piano thuis. Eerst kreeg ik 7jaar lang privé-les van Paula Van Tomme, ik volgde notenleer aan de muziekschool. Pas op 16 jaar begon ik zanglessen te volgen in Deinze bij Michaël De Cuyper.’ (M.-Thérèse Dupont) ‘Mijn vader speelde in een muziekvereniging zowel saxofoon, klarinet, viool, cello als piano. Ik volgde vanaf 10 jaar viool bij Carl Van Styvoort, dan bij Jules Nachtergaele, bij Frans Rubens om dan bij Albert De Cock te belanden. Eerst kreeg ik een studieviooltje, dan een viool voor volwassenen van mijn ouders.’ (Erna Lampaert) ‘Mijn moeder had pianoles gevolgd bij Lietaert op de markt, er was toen nog geen muziekschool. Daarna in een Franstalig pensionaat in Dottignies. Mijn grote liefde voor de piano kwam van haar, hoewel mijn vader ook wat piano kende, geleerd op de kosterschool.’ (B.Vervenne) ‘Ik ben in de muziek opgegroeid. Mijn vader speelde accordeon en bastuba, mijn broer André studeerde aan het Conservatorium slagwerk, altviool en fa got. Hij speelde vanaf 1958 in de Gentse opera als paukenist. Ik ging vanaf mijn elfde bijna elke week luisteren naar de opera in Gent. In 1966 deed ik al een interim notenleer en dit viel mee, hoewel moeilijk zonder ervaring! In september 68 gaf ik slagwerkcursus. We hadden weinig materiaal, 1 trommel, 2 pauken en een klein drumstel en er waren ook weinig methoden, een viertal. Nu zijn het er ongeveer 80!’ (José Bouckaert) ‘Mijn vader Roger speelde altijd al muziek, klarinet en slagwerk, in verschil lende orkesten o.a. met Albert De Cock. Hij was ook lid van de Goede Vrienden, samen met zijn broers Robert en Maurits, terwijl hun vader Camiel de trotse vaandrig was.’ (Ronny Neirinck)
3.2 Jongens-meisjes en de hiërarchie der instrumenten: discriminatie? Tot in de jaren tachtig was gemengd onderwijs in Tielt een uitzondering. In de muziekschool leek dat, zeker bij het jonge volkje, geen problemen op te leve ren. In de pioniersjaren kwam her en der vanuit streng-katholieke hoek wat protest, soms tot het hilarische. In Deinze had de muziekschool zelfs streng gescheiden ingangen per ‘sexe’, in aparte straten. Meisjes en jongens kregen elk een kant van de klas toegewezen, als ze al niet gescheiden les kregen. In Aalst verbood een schooldirecteur tot ongeveer 1960 zijn leerlingen om naar de muziekacademie te gaan: het was immers een ‘school van de duivel’ omdat 102
er gemengd onderwijs gegeven werd. Het college van Oostende stelde de ou ders voor de keuze: het was of muziekschool, of college volgen. Als reden diste men op dat ‘als de jongens muziek studeerden, er onvoldoende tijd over bleef voor de collegestudies.’m In Tielt liep het niet zo’n vaart, hoewel het soms wennen was. 'Het was vreemd voor meisjes in een gemengde klas terecht te komen. Ik was bang voor de jongens, velen kwamen duidelijk ongemotiveerd naar de lessen. Ze wilden graag spelen in een stedelijke harmonie of fanfare en vonden de vervelende notenleer slechts bijzaak. Ze hokten bijeen achteraan en hadden weinig aan dacht. Zo had mevr. Seghers wel eens problemen met dit soort jongens; ik denk dat ze veel liever pianoles gaf. Natuurlijk waren er uitzonderingen. Ik heb Roland Neirinck daar gekend: hij had veel talent en ook André Bouckaert die zeer goed was voor slagwerk.’ (B.Vervenne) ‘Die gemengde lessen waren wij meisjes niet gewoon. Er waren geen echte problemen, integendeel. Als de jongens eens wat gedurfd uit de hoek kwamen, hadden de meisjes binnenpretjes bij zoveel lef. Sommige jongens durfden al eens op de macho-toer gaan en dat was pas leuk. Maar alles bleef binnen de normen en mevr. Vandewiele kon met de hele groep goed overweg. ’ (Arlette Van Overbeke) ‘Wij waren destijds in het St.-Jozefscollege zo sterk getraind om het zwakke geslacht letterlijk links te laten liggen, dat deze regel ook in de muziekschool werd toegepast. Ter illustratie: ik werd ooit in het college scherp berispt om aan de bushalte op de Tieltse markt te hebben staan praten met een meisje, leer linge van de H.-Familie. Het betrof hier wel de dochter van onze overbuur in Pittem.' (Paul Van De Wiele) De motivatie om een instrument te kiezen en de ‘standing’ van de instru menten en hun bespelers: veel meningsverschillen hieromtrent leveren ons toch een algemeen beeld op. Feit is wel dat bij de ‘gegoede’ burgerij piano en viool bovenaan stonden en bleven als keuze, ook zang kon door de beugel zolang het maar ‘klassiek’ bleef. Daarbij was het overwicht aan meisjes voor beide instrumenten alles overheersend.107 Feit is dat de meeste directeurs van muziekscholen ook pia nist of violist waren en dus vaak in die richting stimuleerden. ‘Ik zou niet beklemtonen dat wij toen de elite waren, maar we hadden onze eigen instrumenten. Al wat wij speelden of zongen was klassiek, voor mij was populaire muziek toch wat minderwaardig.’ (Anna Plettinck) ‘Piano, viool, cello of zang was meer voor de elite. Wie een blaasinstrument bespeelde was reeds in een harmonie of fanfare.’ (Lucien De Brabant) ‘Ik had eigenlijk veel liever viool geleerd, maar in die tijd (1955) beslisten de ouders. Ik denk dat ze voor piano kozen omwille van de status, het mooie meu bel in huis, en een zekere fierheid; “Wie speelt er hier piano in huis?” Die vraag was spontaan bij het zien van dat meubelstuk.’ (Arlette Van Overbeke) ‘Ook in mijn tijd (I960-’64) speelden er quasi géén meisjes blaasinstrument 103
of slagwerk. Het zal wel met de gangbare ideeën te maken hebben over 'sterke’ en ‘zwakke’ geslacht. Ik heb nooit de idee gehad iets ‘méér’ te zijn omdat ik aan klassieke muziek deed. Dat idee leefde wel ergens onderhuids bij velen. Zo herinner ik mij discussies met klasgenoten die toen de pas opkomende Will Turn de hemel inprezen. Ik argumenteerde dat klassieke muziek het al eeuwen volhield, wat van Will nog moest bewezen worden. Dàt ontketende een onge kende verontwaardiging aan mijn adres. Ik werd voor pretentieus bekeken om dat ik van klassiek hield. Gelukkig had ik in mijn leraar Frans Eric Decock een goede bondgenoot. Maar het leek inderdaad wat op een soort ‘elite-vorming.’ (Paul Van De Wiele) ‘Sorry, maar ik vind een blaasinstrument iets typisch voor de man, die straalt meer kracht uit. Mijn ouders hadden het niet breed, ze zullen echt een fi nanciële inspanning gedaan hebben toen ik in 1961 een trompet kreeg voor mijn 16de verjaardag.’ (Noël Defauw) ‘Slagwerk was mijn ding! André Bouckaert was mijn grote mentor, leefde mee en stimuleerde tot en met. Ik trok met mijn fietsje én spaarcentjes naar Ardooie om een tweedehands-drumstel te kopen, maar voor de rest was alles aanwezig in de slagwerkklas. Slagwerk stond toen nog in de kinderschoentjes: ik was waarschijnlijk een van de éérsten die in de hogere graad terecht kwam, waardoor de school in de kosten kwam voor de aankoop van pauken, een drumstel e.a. Van geluidsisolatie was er nog geen sprake: alles stond te trillen als wij begonnen in die slagwerkklas, inclusief ruiten, stoelen, tafels en nog veel meer! Slagwerk werd in mijn tijd als minderwaardig bekeken, dat was maar een trommelke of een triangelke.’ (Ronny Neirinck) ‘Ik denk wel dat meisjes meer discipline en uithoudingsvermogen hebben zo als voor viool. Naar de muziekschool gaan was voor een kind eigenlijk geen spetterende bezigheid. Ik herinner me dat ik zelfs beschaamd was dat ik viool speelde en ik verstopte me altijd achter een grote plant thuis opdat ze me van op straat niet hadden gezien. Daarbij komt er de eerste jaren niet al te veel mu ziek uit een viool: kattengejank alom dus. Hoe het komt dat ik toch verder ging? Deels uit traditie denk ik: mijn grootmoeder Suzanne Desauw was volgens haar zeggen de eerste afgestudeerde pianiste in Tielt, mijn moeder Trees speelde piano en op zondag zongen we met de hele ‘menage’ rond de piano, mijn oud ste zus Martine speelde piano en dus werd ik ook ingeschreven in de muziek school. Ik herinner me dat Albert de Cock mij inschreef en zei: “ Je zus speelt al piano, dus neem jij maar viool. ” En aldus geschiedde.’ (Kristien Verstaen) En nu nog wat getuigen uit de ‘moderne’tijd, ca 1980: ‘De gemengde klas is nooit een probleem geweest omdat ik goed kon zingen. Er waren wel jongens die dat minder goed konden en daardoor wat beschaamd waren. Ikzelf kon er toen wat mee pronken bij de meisjes en had er bijgevolg geen problemen mee. Ik zat dan ook naast een meisje. Qua instrument heb ik de evolutie gezien in het jeugdensemble. Aanvankelijk geen jongens op de fluit. Mijn broer was de eerste die het instrument speelde. Bij de klarinetten was het gemengd, wel meer 104
meisjes dan jongens. Bij de kopers was er één meisje, maar die leek ook meer op een jongen. Misschien is de oorzaak te vinden in de manier van lesgeven en de fysiek? Wie een koperinstmment bespeelt moet veel ‘fors’ geven om daar iets uit te krijgen. Piano spelen was voor de rijke kinderen, want die konden er een kopen en hadden ook een groot huis ervoor. Er werd natuurlijk in de lessen alleen klassiek gespeeld. Per uitzondering werd er eens in groep een meer jazzy stuk gespeeld. Maar de basis bleef wel de klassieke muziek, de klassieke ma nier van lesgeven: de klasssieke boeken werden doorworsteld. Ik heb ze nog allemaal liggen thuis en het zijn geen gemakkelijke. Meer en meer werd er toch naar het lichtere genre overgegaan. Als je een studie vol met zestiende noten kon spelen aan een tempo van 160 voor één vierde, en dat dan nog in alle mo gelijke ritmes, dan versta je wel dat een doebiedoewah-ritme er vlug in ging. En dat we het dan ook leuk vonden om gedreven breeknoten met omgekeerde klemtoon te mogen spelen, die we dan nog kort en lang achter elkaar mochten plaatsen, zelfs in glissando. Fantastisch. Vijf minuten later stonden we dan al weer te vloeken om de gebroken akkoorden of septiemakkoorden in omkering van si groot te moeten spelen. Uit het hoofd wel te verstaan!’ (Stefaan Vandenbroucke) ‘De uit de romantische periode en de Franse conservatoriumcultuur stam mende hiërarchie tussen de instrumenten (en hun bespelers) was ook in de academie van Tielt aanwezig. Enerzijds had je de ‘hoge’ instrumenten (piano, viool, cello of strijkers in het algemeen en zang), en anderzijds de ‘lage’ waar op geblazen of geslagen moest worden, het muzikale plebs. De eerste die be wust tegen dit zere been durfde schoppen was Willie Verdievel. Hij zorgde met zijn samenspelklas voor een serieuze kentering door dan nog direct de avantgardetoer op te gaan, tot groot jolijt van de leerlingen en ... soms tot verwonde ring/ontzetting van het aanwezige p u b lie k ...’ (Johan Schotte en Bart Snauwaert) Kort gezegd: er bestond wel degelijk een ‘klootje’ tussen de klassiekers, die piano-en viool, cello of zang kozen en de ‘blazers-slagwerkers’. Ook het aantal leerlingen voor beide groepen speelde een doorslaggevende rol: piano, viool en cello haalden in de jaren ’60-’80 vlot 100 adepten of méér, blazers-slagwerk hielden het bij gemiddeld 30. Ook het enorme overwicht van de meisjes - meestal brave en noeste werksters - bij de klassieke instrumenten én bij de geslaagden maakte dat directie en nogal wat leraars een bijna natuurlijke ‘voorliefde’ voor die kant hadden of ontwikkelden. Instrumenten kunnen erg weerbarstig zijn en een flink stuk doorzettings vermogen vragen van hun adepten: ‘Ik begon met notenleer in 1977 en hetjaar nadien met klarinet omdat er een beschikbaar was, want er een kopen, dat ging niet! Ik droomde van trompet, maar niks was vrij. Er lag in de lade van de muziekschool nog een klarinet en vader zei dat ik maar daarmee moest begin nen. Het was een keislecht instrument en speelde echt vals. Toch vlotte het goed, toch de eerste lessen bij Geert Defauw. Naar mate de lage noten werden 105
ingestudeerd ging het al heel wat minder. Het instrument sloot niet goed af, laat staan de hoge noten. Er kwam dus een dag dat ik er echt geen zin meer in had. Ik wou stoppen. Dat was dus mis bij vader. Ik moest verder doen en hij zou mij helpen om juist te spelen. Dat betekende dat ik elke morgen 15 minu ten mocht blazen voor vader. Hij had mij een pupiter met een lamp erop ge maakt. Ik heb het nog een jaar volgehouden, maar het bleef piepen en kraken. Op een avond gingen we naar het Jeugdensemble kijken. Sinnesael108 moet mijn vader hebben geloofd, want ik ging een beter instrument krijgen van het ensemble. En dat gebeurde: geen nieuw, maar toch een beter. Ik was toen 11 en mocht van mijn vader nog niet meespelen in de band. In het zesde leerjaar mocht ik wel en ik kreeg een splinternieuwe Noblet-klarinet. En dat instrument speelde wél goed! Maar... aangezien ik op een oud ‘karjot’ had leren blazen had ik ook hard leren duwen om de gaten goed te sluiten met het gevolg dat die nieuwe Noblet, die niet veel druk nodig had algauw door mij naar de knoppen werd geduwd. De legering van de pinksleutels was veel te licht. Toen besloot mijn vader om zelf een instrument te kopen. Ik was toen 14. Op advies van Geert Defauw en we gingen kijken naar Music Express in Roeselare. We kozen de Rolls van het moment: een Buffet RC! Het instrument moest nog wat worden bijgesteld en ik mocht er dan om: met de fiets reed ik dan van Tielt naar Roeselare in de regen met 48.000 Bfr. op zak! Die dag vergeet ik nooit meer: ik was zo fier als een gieter en de regen kon mij niet deren. Dat was M IJN instru ment en ik speel er nog altijd op.’ (Stefaan Vandenbroucke)
3.3 Inzet, ambities en ontgoocheling: carrière-makers en afhakers Een van de meest in het oog springende vaststellingen is het minimale per centage leerlingen dat zich waagde aan verdere muziekstudies of nog verder actief was in het muziekleven van de regio. Een veel gehoorde reden is dat de zwaarste jaren van de muzikale opleiding net samenvallen met de zwaarste van de middelbare studies, waardoor velen afhaken onder druk van leraars en ouders: eerst een diploma en dan de muziek, een welbekend refrein. Toch is dit maar ten dele waar. Meisjes, tweederde van de leerlingen dus, werden al leszins veel minder gestimuleerd om hogerop te gaan, ook in het gewone onderwijs. Voeg daar de ingebakken voorzichtigheid en het conservatisme van veel ouders bij en talloze piano’s en violen raakten thuis onder het stof. Deze twee instrumenten zijn trouwens vanzelf al veel meer individueel gericht, ze ker als we met de ‘fanfare-instrumenten’ vergelijken. Van goed in de jaren ze ventig brachten de popmuziek en de populaire instrumenten als accordeon, gitaar, dwarsfluit en keyboard daarin verandering. ‘Ik werd door De Cuyper gestimuleerd om verder te gaan in zang naar het conservatorium in Gent. Mijn ouders waren er radicaal tegen. Dan ben ik van 1947 tot ’57 lid geweest van Zanglust en daarna van het kerkkoor O.L.-Vrouw tot ’82.’[M.-Thérèse Dupont) 106
‘Het onderwerp om verder te gaan in de muziek heb ik nooit aangesneden omdat ik wist dat het antwoord toch negatief zou zijn. Toch heb ik de muziek academie van Izegem aangedaan waar ik mij bijgeschoold heb bij Herman Roelstraete. Ik zou trouwens niet kunnen leven zonder muziek: ik zing in het koor van Zanglust en speel viool in het muziekateljee minstens éénmaal per week.’ (Erna Lampaert) ‘Toen ik 17 was kwam Willy Van De Genachte aan mijn ouders vragen of ik verder mocht studeren, maar dat kon om financiële redenen niet. ’ (Lucien De Brabant) ‘In 1960 kwam directeur De Cock vragen of ik pianoles wou geven in de ‘Damen’. Ik schrok nogal van die vraag, want studeerde zelf nog maar een 6-tal jaar piano en moest nog beginnen in de Hogere Graad. Maar hij stelde me ge rust: “Het zijn allemaal beginnelingen, jij zult dat kunnen!" En dus gaf ik les piano en het tweede jaar ook accordeon, van 1960 tot 1973, meestal 30 tot 32 uren per week. De leerlingen van de kleuternormaalschool (KNS) waren toen door het leerplan verplicht een instrument te leren bespelen. Hun oplei ding duurde vier jaar en ze begonnen er aan in het Lager Secundair. Er waren toen ongeveer 200 leerlingen en een 8-tal klassen. Ook sommige leerlingen van de Lagere Normaalschool en het Lyceum wensten les te volgen. Het waren NIET allemaal beginnelingen, ik heb dus vaak gezweet. Voor al die leerlingen die moesten oefenen, 4 à 5 maal in de week, waren ui teraard veel pianokamertjes voorzien. Ik schat een 40-tal, beneden en boven. Het ‘muziekkwartier’ was de hele dag door bezet. Er waren in die tijd drie lera ressen: mevr. Frieda Minne, Zuster Gertrude, later opgevolgd door Zuster Chantal, en ikzelf. Het gebouw lag aan de straatkant, links van de voordeur en de kamertjes waren piepklein: twee meter op anderhalf ongeveer, net genoeg plaats voor een piano met krukje ervoor en links de stoel van de lerares. Voor de leerlingen die er één uurtje kwamen oefenen meer dan genoeg, voor een lerares die er 8 uur in doorbracht was dit veel te benepen en het was er ook vaak koud...’ (Bernadette Vervenne) ‘Ik speel geen piano meer, maar geniet ten volle van concerten, radio Klara en klassieke CD's. De training op piano was een harde leerschool, en voor mij persoonlijk een karaktervorming. Ik leerde doorzetten om mijn ouders niet te ontgoochelen. Mijn zoon, die ook de stadsmedaille haalde, heeft er meer plezier aan beleefd en speelt nog voor zijn plezier. Mijn kindertijd tuas door de mu ziekstudie gekleurd met onvergetelijke momenten van vrijheid, zelfstandigheid en genot. Ik denk dat de liefde voor de muziek ontstaat op een prille leeftijd thuis of op school. Ik heb als kleuterleidster van de allerkleinsten regelmatig en kele licht-klassieke deuntjes laten weerklinken.’ (Arlette Van Overbeke) ‘Ik kwam ‘s avonds pas rond 19 uur 45 thuis van school en moest toen nog eten. Pas dan kwam er tijd om de vioolles te oefenen. Mijn vioolcarrière was niet spectaculair; ik ben bevoorrecht geweest een aantal speciale genen te heb ben meegekregen van mijn ouders, waardoor ik - zonder pretentie gezegd 10 7
’wandelde’ door mijn notenleerjaren, wat goed van pas kwam bij de vioolles sen. Na mijn eindexamen werd ik héél ernstig ontboden in een zaaltje apart. Met knikkende knieën kon ik daar persoonlijk spreken met Jan Decadt, die mij jarenlang had gejureerd, met Victor Legley, eveneens een ‘habitué’ in de jury en met Lucien Delbarre, producer van Radio Kortrijk, nu Radio 2. Deze heren raadden mij ten zeerste aan om conservatoriumstudies aan te gaan, echter niet zonder een bijzondere inspanning te leveren voor mijn viooltechniek. Maar het was toen al zo goed als uitgemaakt dat ik dat pad niet zou bewandelen. Later, na mijn huwelijk, speelde ik nog enkele jaren in het orkest van ‘Jeugd en M uziek’ van Antwerpen, ook met het koor en orkest van de Haelewijnstichting. Na onze verhuis naar Deinze: geen viool meer, want geen orkest. Ik dirigeerde wel tienjaar lang een vierstemmig koor van de parochie O.L.-Vrouw in Deinze. Pas toen onze dochter Inge via Flora Van Leeuwen, haar lerares, bij Zanglust te recht kwam, bekroop mij weer de zin om viool te spelen. Ik werd orkestlid in 1993.’ (Paul Van De Wiele) ‘Ik ben dankbaar dat ik muziek heb mogen volgen, maar beroeps zat er niet in volgens pa: “Zorg eerst dat je een diploma op zak hebt en kijk dan wat je in de muziek kan doen als hobby. Maar zorg ervoor dat je het niet doet zoals ik!” Daarmee bedoelde hij: alles, maar dan ook alles Pro D eo!’ (Cecilia Van Quickelberghe) ‘Meneer Soenen was zeer betrokken met de leerlingen, wilde hen allen topmuzikanten maken. Ik deed mijn uiterste best, wilde een carrière opbouwen, in een orkest spelen, zelfs leraar worden. Met meneer Soenen waren de examens toch aan de moeilijke kant. Ik mocht vanaf de Middelbare Graad altijd spelen op de prijsuitreiking en ik speelde ook solo-trompet in het koperensemble van mr. Soenen. Ook in de Wingense fanfare en in de fanfare van Claeys-Flandria waar ik werkte, dat was verplicht! Enkele jaren in Zanglust, studio-opnamen gedaan met zanger Eric Marysse. Ik kreeg zelfs een uitnodiging om mee te spe len met het 'Westvlaams Orkest’, maar wegens mijn werk bij Claeys kon dat niet. Dat was wel de hoofdreden die mij tegenhield carrière te maken in de mu ziek.’ (Noël Defauw) ‘Voor de zangklas waren er nooit optredens. Soms trad ik op als sopraansolo in Zanglust en mocht ik even de cello neerleggen. Ik werd wel aangeraden om verder te gaan met muziek en ik zag het echt zitten. Eerst een diploma halen, zei pa. In 1988 nam ik de muzikale draad weer op in Cantores Brugge en had het geluk om kleine solostukjes te brengen. Ik kon prachtige stukken instuderen zoals Mozarts Requiem, Carmina Burana van Orff, Requiem van Verdi, Hohe Messe van Bach, Rubenscantate van Benoit, M issa Solemnis van Beethoven; ik zong 30 keer zijn 9de symfonie mee. Dit alles begeleid door de Chapelle de Lorraine, het Nationaal Orkest, het VRO, Filharmonisch Orkest van Vlaanderen, noem maar op. Ik genoot van zeer goede dirigenten zoals Casadesus, Etienne Siebens, Frank Shipway, Anton Rickenbacker, Rahbari. Bach zong ik zelfs met Yehudi Menuhin.’ (Chris Van Quickelberghe) 108
M et muziek ben ik al 25 jaar gestopt, maar heb wel allang een Roland-piano gekocht en hoop ooit nog eens de slagwerkdraad terug op te nemen, al vrees ik dat de techniek helemaal weg is én het partituurlezen. Ik speelde al op 15-jarige leeftijd mee in ‘The Lilac Street Band’, met heel veel optredens. We deden het seizoen aan de kust, namen in de studio plaatjes op, hadden heel wat TV-optredens, o.a. in Tienerklanken met Walter Capiau.’ (Ronny Neirinck) ‘In het Gentse Conservatorium haalde ik een lste prijs notenleen Ik moest wel eerst een voorbereidend jaar volgen omdat mijn kennis onvoldoende was, of omdat het al te langgeleden was dat ik notenleer volgde. Het peil in Tielt lag dus niet zo hoog. Maar een viooldiploma heb ik in Gent niet gehaald. De hoofdreden is dat ik geen studiemethode had: ik speelde wel veel, maar wist niet hoe je geleidelijk je peil kon opbouwen. Later deed ik examens voor de middenjury om lerares muziek te worden in het secundair en het hoger, nietuniversitair onderwijs. Ik miste wel bij die examens een basis piano en harmo nie. Niemand had mij het belang van die twee basisvakken gemeld en met grote moeite heb ik deze twee vakken zelfstandig bijgewerkt.’ (Kristien Verstaen)
3.4 Examenperikelen, prijzen, optredens en samenspel: een evaluatie ‘Ik ging door als een goede leerlinge. De jaren waarin er geen examens hoefden afgelegd te worden waren de beste. De andere jaren eindigden in een marteling, want ik was al angstig wéken vooraf. Mijn prestaties op examens bleven onder maats.’ (B.Vervenne) ‘Als leerlingen woonden we geen optredens bij, en samenspel zat er niet in. A f en toe was er wel een concert in de Raadzaal van het stadhuis, waarop leer lingen hun kunnen mochten tonen. Ik was er a f en toe bij. Ook de examens voor instrument werden toen in het stadhuis afgenomen. De vraag was altijd: op welke piano zullen we moeten spelen? Als het die van de muziekschool was, waren we gelukkig, want we waren die toetsen gewoon. Als het de piano van het Gildhof was, van Zanglust, waren we verrast door de stugheid van de toet sen. In 1967 deed ik examen voor de regeringsmedaille. Ik herinner me nog al tijd dat mevrouw Vandewiele dreigde met de naam ‘meneer Louël’. Dat was zo een strenge meneer, zei de lerares, dat je geen 90% zou halen als je maar 89% verdiende. Ik knoopte dat goed in mijn oren en haalde die 90% en de rege ringsmedaille. Van een ‘viering’ was weinig sprake. Ik werd nog even aange spoord om als vrije leerlinge verder naar de muziekschool te komen, en mis schien ook mee te dingen in de Pro-Civitate muziekwedstrijd. Ik heb vriendelijk bedankt. Het was genoeg geweest: ik was vanaf mijn 10de jaar tot mijn 27ste naar de muziekschool geweest en was intussen al 5 jaar kleuterleidster. Toch volgde ik nog 3 jaar zang bij De Cuyper na mijn huwelijk.’ (Arlette Van Overbeke) 109
'Vader De Cock werd eind 1959 vervangen voor viool door zijn dochter Cécile. Toen ze afstudeerde aan het Conservatorium deed ze een examen om als lerares te kunnen aangesteld worden in Tielt. Ze moest voor een jury een vioolles ge ven, en daarvoor werd ik dan uitgekozen als 'leerling'. Ik zie ons daar nog staan. Ik was me nauwelijks bewust van de ernst van de situatie, terwijl Cécile wel zowat door de knieën knikte van de stress. Enfin, ze slaagde en werd dan ook mijn vioollerares. Ik werkte me met haar door het 2de vioolconcerto van Bach voor de toenmalige ‘tweede prijs’. Ik haalde 89 op 90! Het is mij steeds een raadsel gebleven waarom dat toen plots op 90 was in plaats van op 100. Een kind krijgt toch wel liever punten op 100 dan op 90? In 1964 haalde ik dan de ‘Eerste Prijs’ en het ‘Eremetaal van de stad Tielt’, waarna ik mocht spelen voor een opname in de toenmalige ‘Radio Kortrijk’, waar Valeer Arickx toen direc teur was. Nog één examenherinnering die ik u niet wil onthouden. Toen ik pas viool speelde werden alle leerlingen betrokken in een ‘concert’, waar een con certo uitgevoerd werd door alle leerlingen viool. Wijlen André Bouckaert speel de de vioolsolo. Ik zie ons nog staan, met wel 20 violisten in nette rijtjes naast en achter elkaar. Als beginneling stond ik zowat helemaal achteraan. De clou was dat toen André zijn slotakkoord pleegde, ik nog een aantal lijnen voor de boeg had om te spelen. Gelukkig stopte ik tijdig met de andere ‘artiesten’, zodat een ‘solo’ vermeden werd.’ (Paul Van De Wiele) ‘Dat examen Hogere Graad was wel moeilijk, met opgelegd stuk, keuzestuk, drie repertoirestukken, enkele studies uit de ‘A rban’-methode, toonladders e.a. Ik behaalde de regeringsmedaille en de viering was gewoon de overhandiging ervan. Nu stond ik op het punt om zonder problemen naar het Conservatorium te gaan, maar mijn job als technisch tekenaar hield mij tegen. Mijn ouders von den het beroep van muzikant te riskant.’ (Noël Defauw) ‘Qua samenspel speelde ik in het strijkersensemble van de muziekschool, ge leid door Albert De Cock en ook Rudolf Werthen. We gaven concerten in de bijafdelingen van Pittem en Meulebeke. Verder speelde ik sinds mijn 14 jaar in de symfonie van Zanglust; ik was trouw lid, dat moest wel als dochter van de dirigent. ’ (Chris Van Quickelberghe) ‘Van samenspel heb ik in Tielt nooit iets gehoord. Ik kreeg individueel les en dat was het. Plezier in het vioolspel heb ik pas gekregen toen ik meespeelde in het Jeugdorkest van Roeselare, geleid door Frans Soete. We gaven veel concerten en deden concertreizen. Toen pas wist ik waarvoor al die stomme oefeningen dienden. Ook in Zanglust in Tielt maakte ik kennis met het concertleven. Pianobegeleiding kregen we alleen voor het examen en voor het leerlingencon cert. Dat betekende één of twee keer het stuk doornemen en gedaan. Van ‘samen spelen’ was geen sprake. Ik vond mevr. Seghers wel een goede muzikante, maar meer dan begeleiden deed ze niet.’ (Kristien Verstaen) ‘Helaas was er voor mij geen concurrentie. De examens ervaarde ik als een gezellig concert. In het stadhuis speelde een muziekschoolorkest Rosamunde van Schubert o.l.v. A .D e Cock: daar heb ik heel fijne herinneringen aan. Het be 110
halen van de regeringsmedaille was voor mij geen extra mijlpaal; ik liep toen reeds een halfjaar als vrije leerling aan het Conservatorium van Gent bij Rudi Werthen. Ik ben violiste in hart en nieren. Op mijn 17de werd ik lid van De Solisten van Het Belgisch Kamerorkest, het latere I Fiamminghi. Toen ik 22 was vertrok ik naar Nederland, waar ik nog steeds speel in Het Brabants Orkest.’ (M a Vandewiele) Even vermelden dat we de interviews hier beperkten tot leerlingen uit de periode 1950-’80. Verder volgt de periode 1980-2000 en reserveren we een spe ciale plaats voor de winnaars van grotere concours.109
4. The Golden Sixties: van Vrije naar Stedelijke Muziekschool, van Stedelijk naar Academie 4.1 Oud zeer en pleisters op het houten been Het feit dat op 1 januari 1960 de muziekschool startte met een cursus slag werk, met André Bouckaert als lesgever, heeft met de nieuwe veldslag stad muziekschool niks te maken. Het fameuze inspectieverslag van Louël op 2 februari 1959 had toch diepe wonden geslagen en leidde zeker tot een stroomversnelling naar meer ingrijpende oplossingen in Tielt. Erg vriend schappelijk kunnen we de relatie stadsbestuur-school zeker nog niet noemen. Op 29 maart kreeg Dumont nog een kwade brief in de bus om excuses te ei sen. Niet alle schepenen waren uitgenodigd op het concert van 27 maart en er werd - o schande - entreegeld gevraagd aan de schepenen, zelfs aan de sche pen van het Kunstonderwijs! ‘Het zou billijk zijn dat dergelijke wantoestanden zich niet herhalen!’ (sic) Antwoord van Dumont: ‘Het is een misverstand. Volgens onze statuten wordt nooit entreegeld gevraagd aan het stadsbestuur.’ Misschien een ‘slordigheidje’ van Meerschaert? Op 13 mei kwam grover geschut naar Tielt. Het ministerie eiste, via de gou verneur, dat er een beter lokaal zou komen dan een soort ‘achterkeuken’ én een kantoor voor directeur en secretaris, én dat het archief niet meer bij Meerschaert thuis zou zitten, én een veel betere bibliotheek. Op 18 mei rea geert Dumont: ‘De oude gebouwen zijn al afgebroken (hij bedoelde de galerij), de nieuwe zijn klaar eind dit jaar. Het archief is al verhuisd. ' De lamentaties inzake geld-en plaatsproblemen bleven hardnekkig de sfeer verzuren. Brief van 16 juli: geef ons a.u.b. de rest van de stadstoelage want een aantal leraars zijn dit jaar nog NIET betaald. Brief van Dumont, 7 september: ‘Na de afbraak van de galerij en nu we de 2 geleende lokalen van de academie ontruimd hebben omdat ze die terug opeisen, zitten we op straat!’ Koude douche van de stad, 7 september: ‘We kunnen maar één ding doen, na melijk de stadstoelage zo laag mogelijk houden, want we staan voor teveel zware uitgaven!’ Brief van 14 september van het schoolbestuur: ‘Alle toelagen zijn nu al onvol 111
doende om de wettelijke lonen te betalen. De index is hier nog nooit toegepast, en die staat momenteel op 115. Voor onze lessen instrument geven we te weinig tijd per leerling en de leraars begeleiden gratis de wedstrijden. De inspectie eist wel een toezichter, maar praat nooit over geld, dus krijgt onze secretaris het toezicht er nog bovenop. Veel leraars zijn weggegaan naar andere scholen wegens de wan betalingen. Wij hebben maar één wens: dat de Vrije Muziekschool stedelijk zou worden. Izegem en Roeselare zijn als laatste Vrije Scholen nu ook stedelijk. Tielt blijft de witte raaf!’ Klap op de vuurpijl: voorzitter Mamert Dumont schenkt gra tis zijn vleugelpiano aan de school. Mecenaat is mooi meegenomen, maar in Tielt had het hiermee toch de uiterste grens bereikt. Op 17 september - het begint op mitrailleurvuur te lijken - vertrok een nog kwadere brief naar het stadhuis. ‘Geef ons nu het saldo (60.000 Bfr.) van de stadstoelage, want we moeten RM Z betalen! Terloops: we kregen niks van de staat en de provincie, maar moeten wel intresten betalen op de niet betaalde RMZ-bijdragen, omdat de staat zélf niet op tijd betaalt! En wat de leraars be treft, die mogen een nieuw schooljaar beginnen en voort hun plan trekken met hetgeen ze nog te goed hebben van vorig schooljaar.’ Geef toe: de sfeer werd al tijd grimmiger en de administratieve mallemolen altijd meer ‘kafkaiaans’. Niet dat er beterschap kwam. Op 14 december keurde het stadsbestuur de begro ting goed: men kneep 2S.000 Bfr. af van de toelage voor de muziekschool! Of hoe je een muzikale strot dichtknijpt. Reactie van Dumont en co., één dag later: ‘We hopen dat dit niet gebeurt.’ Betrekkelijke stilte tot april ’61. Brief van 29 april ’61: ‘Het regent binnen in de grote mansardeklas, rondom de piano vormt zich telkens een grote plas.’ Zelfde dag, brief aan het ministerie: ‘Gelieve het saldo van de staatstoelage te betalen. Onze leraars zijn weer in 7 maanden niet betaald.’ Zelfde dag: het bestuur ont werpt een modelbrief om een beschermcomité voor de school op te richten, eigenlijk een soort schooibrief om financiële steun. We weten niet of die brief ooit verzonden is. Even citeren: ‘Het stoot ons tegen de borst, onze Muziekschool met zijn huidig aantal leerlingen in zijn bestaansmogelijkheden gemakt te zien, met de bijbedoeling haar stilaan zijn leefbaarheid te ontne men.’ Sprekend is een door Dumont of De Cock achteraf geschrapte passage: ‘Het kan niet anders dan bedroevend zijn om vast te stellen, dat toelagen voor de sport primeren voor toelagen bestemd voor het cultuuronderwijs.’ Hardvochtig schrijft de stad op 2 mei: ‘We blijven bij onze beslissing om de toe lage aan de muziekschool te verminderen.’ Droogweg antwoordt Dumont op 14 mei: ‘Geef ons a.u.b. N U de helft van de toelage, want onze leraars zijn in 7 maand niet betaald.’ Een tussendoortje: Elias Gistelinck meldt op 4 juli dat hij sinds 15 juni werkt voor de BRT als ‘musicus-modulator’ en vraagt een be wijs dat hij géén verlofgeld kreeg voor 1961. Op 31 juli volgde een 2de briefje, met bijkomende vraag: 'Waar zit mijn wedde voor het voorbije jaar?’ Op gevaar af voor Multatuli door te gaan met zijn ‘eentonig verhaal’, excu ses, beste lezer. De smeekbrieven aan het ministerie en Louël volgen elkaar 112
nog jàren op! Inderdaad dienden sommige leraars eind 1961 reeds 11 maanden op hun kin te kloppen en moesten ze leven van de dauw des hemels. Eindelijk kwam er op 7 november ’61 een voorschotje toe voor 1960 van 27.377 Bfr. Meer goed nieuws: de school vroeg en kreeg de 25.000 Bfr. er weer bij, die de stad eerder beknibbeld had. Reden was de dringende aankoop van nieuwe banken voor het nieuwe gebouw op de Lakenmarkt, in gebruik geno men op 22 september. Op 2 september ’62 is het weer van dat. Een brief aan Louël om zijn tus senkomst te vragen bij het ministerie. Het antwoord kwam op 3 oktober: ‘De subsidies voor 1961 zijn nét betaald!’ Jammer maar helaas: dat geld liet nog màànden op zich wachten en dus herbegon de smeekbrievenreeks aan de stad om voorafbetalingen te doen.
4.2 Exit Vrije Muziekschool, leve de Stedelijke Muziekschool De toestand werd nu voor alle betrokken partijen duidelijk onhoudbaar. Dumont tastte de horizon af en schreef op 7 september 1963 aan Louël: ‘Gelieve eens af te komen naar Tielt om samen met het stadsbestuur te praten over een overname van de school door de stad.’ Hoe die onderhandelingen ver liepen kunnen we enkel met moeite uit de archieven pluizen. Op 24 juni 1963 zetten Dumont en De Cock het stadsbestuur het mes op de keel: ‘Deze om U te melden dat de Commissie onzer Muziekschool beslist heeft dit onderwijs met het einde van het jaar stop te zetten, dit wegens buitenge wone omstandigheden die ons het verdere bestaan ónmogelijk maken. Het is met spijt dat wij deze beslissing moeten treffen niettegenstaande de bloei van de inrichting. We besloten de vraag tot u te richten om de school stedelijk te ma ken.’ De stad schoot wakker en stadssecretaris Tack zette zich aan het cijferen. Via de cijfers van uitgaven en inkomsten berekende hij ‘de stadslast indien de school gedurende de periode 1958-1962 Stedelijk zou geweest zijn’. Al bij al vie len die cijfers flink mee: de stad zou gemiddeld per schooljaar zo ’n 126.000 Bfr. moeten bijpassen om de school onder haar vleugels te nemen. Tack oppert wel de bedenking dat de wedden nooit een indexaanpassing kre gen en nu aan 123% dienden uitbetaald, wat nog eens extra 80.000 Bfr. per jaar zou vragen aan de stadskas. Daarmee was de financiële kogel toch door de kerk en kon de muziekschool aan een nieuwe carrière beginnen. Op 30 december kregen alle leraars hun ontslagbrief als leraar van de Vrije Muziekschool met het advies om hun aanstelling en overname door de stad stante pede schriftelijk aan te vragen. Eigenlijk was dit een administratieve for maliteit. Alleen Jozef Meerschaert en Cecile De Cock dienden geen aanvraag in. Meerschaert hield er als secretaris mee op na ongeveer 30 jaar trouwe dienst. In recordtempo werden de officiële overname geregeld en het protocol op gesteld.110 Een reglement van inwendige orde van 52 artikels en een organiek reglement van 64 artikels regelden de hele organisatie. 113
Het definitieve fiat van de gemeenteraad voor de overname kwam er op 11 februari 1964. Enkele opmerkelijke bepalingen uit beide reglementen mogen we u niet onthouden. Naast de reeds bestaande cursussen diende de school nu ook leer gangen in te richten voor gitaar, dictie, voordracht en samenspel.111 Voor Tielt voorlopig nog wishfull thinking, met nogal wat barensweeën tot gevolg. Hoewel het onderwijs in principe kosteloos diende te zijn, gold dat enkel voor de lessen die door de staat volledig gesubsidieerd waren. Dus vroeg de school - in casu het schepencollege - verder lesgeld tenzij voor ‘de kinderen van be hoeftige gezinnen waarvan de behoeftigheid door het Bestuurscomité vastge steld wordt’. Voor piano en viool, de ‘standinginstrumenten’ was dat 250 Bfr., voor de andere 200 Bfr. en voor notenleer 100 Bfr. Kortingen van 25% voor spelende leden van Tieltse muziekverenigingen én een tweede gezinslid, tot 50% voor een derde (en volgend) gezinslid. Ook qua bestuurscomité diende men nu officiële criteria te volgen. Er kwamen negen leden, met drie ‘poli tieke’ mandaten, in casu een afgevaardigde van de staat, een van de provincie en een van de stad. De overige kwamen uit de klassieke muziekverenigingen van Tielt. Directeur De Cock was enkel raadgevend lid, zonder stemrecht. Minimum- en maximumleeftijden voor benoemingen werden bepaald: mini maal 21 jaar, maximaal 49 jaar voor directeur; 18 jaar en 35 voor leraars. Ambtsgrensleeftijd: 65 jaar.
4.3 Intussen: nieuwe leraars, nieuwe klanken, nieuwe lokalen Tussen alle crisismomenten door kende de muziekschool een druk va-et-vient van leraars en nieuwe ‘pupiters’ , dit is muziektaal voor lessenaars of leerstoe len. De schoolpopulatie steeg naar ca. 150 en dus was er meer man- en vrouwkracht nodig. Tussen 1960 en 1964 kwamen vier neo-profs en een nieuwe secretaris-bibliothecaris de rangen versterken.
4.3.1 Eindelijk slagwerk met André Bouckaert112 Op 1 januari 1960 startte de muziekschool met een cursus slagwerk. André Bouckaert, zeer gedreven all-round muzikant, zal zich in Tielt 15 jaar lang ontpoppen als een legendarisch lesgever in een jammer genoeg véél te korte carrière. Hij studeerde aan het KMC Gent: 1ste prijs notenleer 1957, 1ste prijs slag werk 1959 als een van de eerste leerlingen van pionier Ferdinand De Poppe, de latere directeur van de Rijksmuziekacademie van Anderlecht. In 1963 haalde hij nog zijn getuigschrift muziekgeschiedenis. Daarnaast was André een meer dan behoorlijk altviolist, pianist, fagottist en een puik accordeonist. Hij slaagde in de bekwaamheidsproef notenleer en slagwerk in januari 1964, samen met Roland Neirinck en Willy Soenen. Hij gaf ook slagwerk in Izegem, 114
Ronse en Waregem en was tussen 1958 en zijn overlijden paukenist in het Gentse opera-orkest. De muziekschool kocht in 1960 voor het eerst een xylofoon, twee tymbalen, één ‘tambour de basque’ aan. Daarbij kwamen een trompet, een klarinet, twee cellos, twee halve viooltjes en één Beethovenstoel.113 Muziekhandel De Cock leverde tussen 1960 en 1980 het leeuwenaandeel van de aangekochte instrumenten, materiaal en partituren, pianos uitgezonderd114. Wat nu deontologisch helemaal niet meer kan, was toen heel normaal en stond niet ter discussie.
André Bouckaert samen met Albert De Cock in zijn klas.
Wie hem meemaakte, raakte er niet over uitgepraat: ‘André kwam bij mij over als een groot kunstenaar met mystieke kenmerken: hij had gesprekken met Chopin, Mozart en Bach en vertelde daar in zijn lessen uitbundig over. Hij was zeer bekwaam, redelijk stipt en had een groot moreel gezag.’ (Carlos Van Maele) ‘André was een echte vaderfiguur, die de leerlingen zoveel mogelijk hielp, ook bij proefwerken. Soms begon hij midden een les piano te spelen, de ge dachte aan Beethoven was niet ver.’ (Rik Stevens) ‘André Bouckaert was mijn grote mentor, leefde enorm mee met zijn leerlin gen en stimuleerde tot en met!’ (Ronny Neirinck) Samen met Oscar Hellyn, de vader van de muzikale familie Hellyn, uitbater van café Tivoli' in de Oude Stationstraat115, die de bijnaam ‘Carius’ kreeg naar een gekend accordeonmerk, gaf André ook privé-lessen accordeon. Carius had trouwens een eigen accordeonprogramma op radio Kortrijk, het latere BRT-2. 115
Ook Andre’s kinderen116 gingen de muzikale toer op. André moest wegens ziekte ontslag nemen voor notenleer in 1974 en slag werk in 1975. Hij overleed in Leuven op 12 februari 1977.
4.3.2
Roland Neirinck, tweede boegbeeld voor notenleer en piano
Reeds in augustus 1960 deed Roland Neirinck (°19/12/’42) een gooi naar het le raarschap in Tielt. Hij was toen nog maar 17! Roland had aan het KMC-Gent al in 1959 zijn 1ste prijs notenleer gehaald, een getuigschrift muziek geschiedenis in ‘61, zijn 1ste prijs piano in ‘63 evenals die voor kamermuziek. In 1960 stak Cécile De Cock hem nog voor, maar in september 1963 kwam hij t^isJbb-) Aÿ
A<jéo.
ÇjjLcuJJi- cfëèex,
■Æjit
clz nM&ujJi v
/im n J jï t d s ip fù c a L o n d e -t -H u i t l
Oj -jl .n it o L O L r u ji.
2$ 0 s o o \ . ÿ o i/rtsix
in
a L û t s j i - U n -p k a ^ t-h
d z '7LO-U /'ricx 1 c u x n ola-
troj'JL TTLjJ u h
’T
*u l .
ik U. nruïJjsn., cLatk ik fYr^rx. 'AourxxL^cleC yiytkJL dro©o. cLlkuB. -jdaLcCti f cL olO J l uA OfrVl 'A e £ Ü/VUIL&L. AxjJi& YrM flj&aSi. cLbJ ul. -p lA x t t i un-
-A o m il. Êoj*l
élcLcLULnsL-yi,
flrünAt 2L uru^èoisA^ -bü aLWi <XjOUrvuu3UC^.
leu <xM*~
Lb nrüoix. cLobizó aJU
M tlnJuruSL
j &n. fyrù^ix- ^zin>cudZ^Lcctium .
(R ö ^o UtucL , Atcenrvê^L
ÿ n . a^<ux>ic$dïxnJj -fJUn. J jL ÇyrJtnyiXrruCJlSn. t Jlz& xL lA 2^, A jL. m ru x Jt. cUü.fi. O rJj
a svb u strtyixL
CL<2U>X./ cL cLC iA djA L éju bixtï-
A * j< y ix L u r /hwÀ ctMil. ÿ n .rtz. 4/n. ÉÓ4A,
Z&u. cjJjiroOuvn.. TtÜ £ CU X ^uxU iU ixlsuri. ÿZ<*icAiZ. 'V êïtA -j JjL . u ^ JxJ^ A kju T L ^ V ^ Orûj/nSlJL e
t
c
^/ixsMAAU-
'VfLooCÿcuâJtznA.j
116
in haar plaats notenleer geven en begon hij zijn indrukwekkende carrière van 40 jaar muziekleraar in Tielt. Roland Neirinck gaf les muzikale opvoeding aan het V.T.I. in Tielt en notenleer en piano aan de muziekschool in Waregem. Geen stilzitter dus: in 1965 presteerde hij het om zo’n slordige 53 uur les per week te geven... een absoluut record! Voegen we daarbij zijn inzet in het Tieltse muziekleven, o.a. in Zanglust, en we krijgen een beeld van een ener giek en talentrijk musicus, die zichzelf nooit spaarde en ook bij zijn leerlingen het onderste uit de kan wilde halen. Merkwaardig genoeg gaf Roland tussen 1963 en 1968 geen pianoles. In ‘64 slaagde hij in zijn bekwaamheidsproef notenleer; die van piano legde hij pas af in 1976, wegens allerlei omstandig heden. Vanaf ’91-’92 gaf hij enkel nog piano. ‘Meneer Neirinck was héél stipt, ordevol en netjes. Hij was ook héél streng, maar wel een pracht van een pianist.’ (Hilde Van Quickelberghe) ‘Wel, als je bij dié leraar hebt gezeten (en we zaten daar maar met 11, de rest zat bij Carlos), dan kén je echt muziek. De zaterdag van 9 tot 12 met zo ’n kleine bende, o.a. met Mieke Alliet, Joke Vermeire, Frank Mestdagh, Katrien David. Bij hem moest je vaak aan het bord staan voor dictee, en dat was mijn slechtste vak. Ik heb daar dus vaak gestaan. Aan de andere kant vroeg hij me dan vaak, samen met Frank, om enkele zaken voor te zingen omdat we dat dan toch zeer goed konden. Voor theorie ging hij met de wind vooruit! Ik heb nooit geweten dat hij ziek was. Wel weet ik nog dat toen Carlos eens ziek was, we allemaal samen moesten zitten: dat was een zottekot en dat deed hem toch geen goed. Roland was een goed man die héél graag notenleer gaf aan een klas met resultaten. Hij eiste veel van zijn leerlingen en we deden dan ook uitermate ons best. We hebben toen zelfs nog een bijkomend jaar gedaan als voorberei ding op het Conservatorium: 5 sleutels en tweestemmig dictee, dat was nog eens wat anders!’ (Stefaan Vandenbroucke) ‘Roland gaf toen het laatste jaar notenleer en was een zeer strenge leraar. Hij sprak veel, schreef zijn borden vol en hanteerde de methodiek ‘solfège’ met aandacht voor gehoor, leesvaardigheid, ritmiek en theorie. We probeerden wel eens allerlei streken uit te halen en zo zijn gezag te ondermijnen. Hij was en bleef een bekwaam en stipt leraar.’ (Carlos Van Maele) De lessen notenleer bij Roland Neirinck waren volgens nogal wat getuigen bekend voor de strenge aanpak en hoge eisen qua peil. Gevolg was dat velen bij Carlos Van Maele wilden zitten die de naam had ‘soepeler’ te zijn. Elk jaar waren er heel veel diplomatie en goocheltrucs nodig om beide klassen ‘even redig’ te verdelen. Toch bleken de meeste ex-pupillen van Roland achteraf dik tevreden over hun bereikte niveau.
4.3.3 Zenon Eeckhaut: eerst viool, dan gitaar Door het plotse vertrek van Cécile De Cock in december 1963 diende ook de leemte voor viool weer opgevuld. De Cock engageerde begin ’64 Zenon 117
Eeckhaut (°Heusden-Gent, 06/03/32) die aan het KMC-Gent eerste prijs notenleer behaalde in ’51 en viool in ’55. Hij gaf les in Tielt tot september 1975. Dan moest hij ontslag nemen wegens zijn cumul als violist in het orkest van de Gentse opera. Hij gaf ook nog les in Hamme. Een topper was Zenon als leraar niet echt te noemen. ‘Eeckhaut was een ‘Genteneir’ die in de opera speelde. Ik heb hem waarschijnlijk verdrongen om dat het zo ’n slechte leraar was. Hij had niet de minste voeling met kinderen, stimuleerde niet en passie voor de viool heb ik bij hem nooit gezien. Het was ge woon oefeningen spelen en een nieuwe opgave voor de volgende keer, les ge daan.’ (Kristien Verstaen) ‘Hij had vrij veel leerlingen gitaar (het gemiddelde lag rond de 20 leerlingen) en gaf op een zeer traditionele manier les. Niemand uit zijn klas schopte het blijkbaar verder dan middelbare graad. Ik kan nochtans getuigen dat hij een vriendelijk en geduldig man was. Ik kreeg immers gitaarles van hem tijdens zijn laatste schooljaar. Nadien was er geen leraar gitaar meer tot de aanstelling van Luc Cauwelier op 1 september 1979, 4 jaar later dus, zodat ik van armoe dan maar met fagot begonnen ben het volgende schooljaar.’ (Bart Snauwaert) Toen er uiteindelijk een proef voor vioolleraar kwam op 15 mei 1965, maakte Zenon geen schijn van kans: Rudolf Werthen, een naam die heel wat snaren deed en doet trillen, kwam als jonge vioolvirtuoos naar Tielt! Toch begon hij hier pas begin 1966, samen met Hubert Van Waeyenberghe. Tot zolang bleef Zenon vioolleraar. Niet ge treurd: hij gaf al vanaf 1 janu ari ’65 gitaar en kreeg dus de kersverse leerstoel voor gitaar, à rato van 3 uur per week. Het jaar daarop waren het er zes. Een benoeming voor dat in strument zat er nog niet in, want de conservatoria waren nog maar net begonnen met gitaarleergangen in te richten, en bij ministerieel besluit mocht er geen enkele benoe ming voor gitaar komen voor aleer de eerste gitaristen afstu deerden aan het Conserva torium. Eeckhaut was ook nog maar net gestart met gitaar te 118
volgen aan het KMC. Gitaar werd trouwens zeer lange tijd als ‘derderangs’ af gedaan, niet als een echt ‘instrument’ beschouwd en zelfs helemaal niet inge richt in veel muziekscholen vóór de jaren ’80! De band met de ‘verfoeilijke’ popmuziek was te evident: gitaar zat in het underground-wereldje van privélessen en duistere kroegen als hét speelgoed van alle langharig, werkschuw en kleinkunsttuig.
4.3.4 De eerste Tieltse periode voor Willy Soenen: 7 jaar op de leerstoel kopers 1960-61: Exit Elias Gistelinck, welkom Willy Soenen.117 Opnieuw slaagde De Cock erin een zeer veelzijdig muzikant en ambitieus leraar naar Tielt te halen. Willy Soenen had nog maar net succesvol zijn toelatingsproef afgelegd in Roeselare en kon dus dadelijk aan de slag. Soenen (“Menen, 10/08/1937) studeerde aan het Gentse Conservatorium en zijn reeks eerste prijzen is uitzonderlijk: notenleer, transpositie, muziekge schiedenis, trompet, kamermuziek, geschreven harmonie, contrapunt, fuga en compositie. Fuga behaalde hij nog in 1981, enkele maanden na zijn aanstelling tot directeur in Tielt. Als leraar was hij veeleisend én een sterke en inspire rende begeleider, maar de naam Willy Soenen kwam ook meer en meer voor bij de zeldzame groep bekroonde en gerenommeerde Belgische componisten. In een periode van om en bij de 40 jaar is zijn oeuvre tot een respectabele omvang gegroeid, in binnen-en buitenland vaak uitgevoerd en bekroond met heel wat prijzen. Hij componeerde een opdrachtwerk voor het festival van Vlaanderen en behaalde in 1997 de Sabamprijs voor compositie.118 Echt een ‘toonaangevend’ man! Als musicus speelde hij trompet-solo in de Filharmonie van Antwerpen en gaf les in harmonie en contrapunt aan het KMC-Gent. ‘In mijn tweede jaar kreeg ik les van Mr. Soenen, die mij algauw mijn slechte gewoonte afleerde: ik plaatste mijn mondstuk nogal links op de mond. Maanden speelde ik voor de spiegel, maar het loonde de moeite.’ (Noël Defauw) ‘In die tijd kon ik bijzonder goed opschieten met de heren De Cock, Rubens, André Bouckaert en Willy Van De Genachte. Ik had toen een aantal zéér goede leerlingen koper: Noël De Fauw, de drie Desselgemnaars Frans Delie, Martin Vliebergh, Eric Verbrugge, en Georg Rach met zijn vriend Lucien Verlinde uit Meulebeke; zeker ook José Bouckaert, Albert Rubens en de betreurde Johan Braeckevelt. Ik herinner me dat de klas koper na het examen felicitaties kreeg van inspecteur Louël. Hiermee wil ik m ezelf niet in de bloemetjes zetten, maar alleen vermelden dat ik het geluk had een schare knappe leerlingen in mijn klas te hebben.’ (Willy Soenen) Vanaf eind september 1968 vertrok Soenen als lesgever naar Wervik, hoe wel hij in Tielt pas benoemd was. In 1981 keert hij terug als hoofdrolspeler in Tielt.119 119
Willy Soenen in het vuur van de les, 1966
4.3.5 Frans Rubens neemt de pen over De omwenteling van 1964 dreunde door tot alle paperassen: de functie van secretaris-bibliothecaris in vast verband werd op de schouders gelegd van een in Tielt en regio alom gekende figuur: Frans Rubens. Geboren in Schaarbeek120 op 18 december 1909, begon Frans als knaap in Tielt tekenacademie te volgen, dadelijk in het 4de jaar, en werd daar driemaal primus. Om den brode begon Frans als patroonmaker te werken in ’La Merveille’, de schoenenfabriek van Georges Pannemaecker, en daarmee zitten we ‘da capo’ weer bij het prille be gin. Vanzelfsprekend was de leergierige en artistiek begaafde autodidact dade lijk door de muzikale interesse van zijn patroon aangestoken. Hij begon een carrière aan de pas gestarte muziekschool en behaalde in 1930 bij Carl Van Styvoort zijn 1ste prijs viool met Grootste Onderscheiding en toejuichingen van de jury. Sindsdien zien we hem, vaak aan de zijde van studiegenoot Albert De Cock, op het podium bij zowat alle muziekuitvoeringen in Tielt en omstreken. In 1944 begon Frans Rubens zijn carrière op het Tieltse stadhuis als bediende: in 1950 is hij diensthoofd van de technische dienst tot zijn pensionering. In het Tieltse artistieke leven is zijn staat van dienst indrukwekkend: 42 jaar bestuurslid en violist bij Zanglust, 35 jaar bestuurslid en saxofonist bij ‘De Goede Vrienden’, stedelijk promotor voor monumentenzorg. Voeg daarbij zijn 120
Frans Rubens gehuldigd in 1979. Inzet: Frans als jonge violist.
sterk uitgebouwde carrière als landschapstekenaar en schilder met bijna jaarlijkse exposities in Vlaanderen, en je krijgt enigszins een beeld van deze ar tistieke duizendpoot. Dat artistieke elan gaf hij door aan zijn kinderen.121 Op vertrouwd ter rein gaf hij via zijn kennis en ervaring een extra ‘drive’ aan de Tieltse muziekschool. Frans Rubens was de eerste die een historiek van de muziek school samenstelde, als onderdeel van het dossier dat de aanvaarding door de stad als ‘Stedelijke Muziekschool’ op het oog had. Op 30 juni 1979 nam hij als secretaris afscheid. Frans Rubens overleed op 30 oktober 1984.
4.3.6 Meer ‘ruimte’ boven de bibliotheek, maar soms gedeelde smart. Op vrijdag 22 september 1961 werd de langverwachte nieuwbouw op de Lakenmarkt plechtig geopend. Deze combinatie bibliotheek-muziekschool bleek achteraf beschouwd een niet zo gelukkige zaak: qua isolatie en inrich ting was het gebouw niet echt op die twee functies berekend. Daarbij deden bepaalde lokalen van de muziekschool op de 1ste verdieping ook dienst voor o.a. het Rode Kruis, een dubbel gebruik met de nodige hindernissen. De muziekschool kreeg 2 grote ‘solfègeklassen’, 4 gewone klassen en een bureau. ‘Onze klas voor cello was naast de slagwerkklas en zonder geluidsisolatie. 121
Tof: we hoorden onszelf niet eens spelen.’ (Chris Van Q) ‘Alles stond te trillen als wij begonnen in die slagwerkklas, inclusief de rui ten, stoelen, tafels en nog veel meer!’ (Ronny Neirinck) ‘De klassen waren klein en je had er zo een rare indruk van. Er was een ‘strenge meester’122 die nooit lachte en zei dat het stil moest zijn. We moesten beneden wachten tot hij zei dat we ‘per twee’ naar boven mochten. Boven ge komen kon je naar links met op het einde de notenleerklas. Je passeerde dan ook enkele grote ramen met daarachter de les voor instrument. Boven, op vrij dag, hadden we ook les tussen de opblaaspoppen van het Rode Kruis. Polyvalente lokalen dus. We kregen soms ook beneden les, in de bibliotheek. Een hele heksentoer van de organisatie om alles ineen te krijgen.’ (Stefaan Vandenbroucke) ‘De klas slagwerk was, vreemd genoeg, gehuisvest in het kleinste lokaal. Alle instrumenten stonden samenge’drum’d in een hoek: wanneer je iets moest bespelen, had je 10 minuten werk om alles klaar te zetten. Orde en netheid was er steevast: vooral meester Leon Vandenberghe boezemde ons ontzag in, met als handelsmerk zijn zelfgedraaid sigaretje. Zijn discipline sprak boekdelen!’ (Bart Langeraet) ‘Toen we daar zaten spraken we van de ‘aquariumklassen’: iedereen kon er zomaar binnenloeren.’ (Johan Schotte) ‘De klassen op de Lakenmarkt leken wel op aquariums. Je zat er letterlijk te kijk voor alle voorbijgangers en bij een ietwat hoger volume daverden de ruiten als ondersteunend slagwerk mee. Sporadische gesprekken op de gang konden moeiteloos in de klas meegevolgd worden. Van akoestische isolatie was geen sprake. Overigens heeft men ook bij het nieuwste gebouw in 1980 jammer genoeg het aspect geluidsisolatie compleet verwaarloosd.’ (Bart Snauwaert)
5. Op weg naar wonderjaar 1968 en een ‘academische’ titel 5.1 Een nieuw bestuur, heelmeester voor oude pijn In het bestuur van de splinternieuwe Stedelijke Muziekschool bleven drie onverwoestbaren van de ‘oude garde’ de continuïteit waarborgen: Mamert Dumont als voorzitter, Achiel Maes als regeringsafgevaardigde en schepen Neirinck. Daarbij kwam nu Roger Van Nieuwenhuyze als provinciaal afge vaardigde: hij was toen net provincie-en gemeenteraadslid. Voor 'De Goede Vrienden’ was het dispuut blijkbaar opgeklaard en zetelde Marcel Van Quickelberghe nu alleen. Benoni Wittevrongel had wijselijk ontslag genomen. Op de overige stoelen: Albert Van Hecke voor Vermaak na Arbeid, Georges Bruyneel voor De Volharding, Valère Vermeersch voor Zanglust. Directeur De Cock zetelde als raadgevend lid en Frans Rubens als secretaris. Op woensdag 8 april 1964 nodigde het stadsbestuur het bestuur en voltallig 122
lerarencorps van de muziekschool uit voor de officiële bezegeling van de over name, een persoonlijk contact en een etentje achteraf met alle betrokkenen. De reporter van dienst in ‘De Zondag’, die tekende met FR123, deed er erg ly risch over. ‘Een parel temeer aan de stedelijke kroon’ noemde hij de Stedelijke Muziekschool. Een passage uit de speech van Mamert Dumont: ‘De muziek school der Stad beleeft heden een heuglijke dag. Deze dag zal in de geschiede nis van deze inrichting zeker een voorname plaats innemen. Onder veel oog punten is dit een gelukkig initiatief vanwege het bestuur van de Stad Tielt. Deze belangrijke gebeurtenis zal goede invloed uitoefenen op het verder op bloeien van deze inrichting. Dit werd bewezen door de andere muziekscholen van West-Vlaanderen, die omzeggens alle door de gemeentebesturen overgeno men werden.’ Tielt bengelde inderdaad helemaal aan de staart qua overname door de stad. Burgemeester Baert was in zijn antwoord eerder voorzichtig. Hij wees erop dat hij aanvankelijk een zekere vrees koesterde om de stap naar ‘stedelijk’ te wagen omdat er bij sommigen dan ‘een neiging ontstaat om het dan gemakkelijker op te nemen’. Hij deed een ‘krachtige oproep’ tot het be stuur en het lerarencorps om, zoals hij het van hen durfde verwachten, verdere inspanningen te doen voor de groei en bloei van de muziekschool. Mooie zwenking van een burgemeester die toch lang de boot had helpen af houden. Pas op 24 april 1964 gaf het ministerie zijn volledige fiat voor de overname én de aanstelling van directie en leraars. Pas in de startblokken haalde het bestuur dadelijk uit met een brief aan de stad op 6 augustus . ‘Om de rang van Academie te bereiken moeten we een leergang dictie en muziekgeschiedenis inrichten. Daarvoor moeten wel de nodige middelen vrijgemaakt worden.’ Daarop volgde een vol jaar stilte. Andere koek voor directeur De Cock was een - naar verluidt - nogal kwade brief in zijn bus van het Schepencollege over stiptheids- en tuchtproblemen in zijn school. Blijkbaar waren enkele belhamels aan alle toezicht ontsnapt en hadden een aantal ouders, waarbij ook gemeenteraadsleden, klachten aan het stadsbestuur geadresseerd. In de bestuursvergadering van 7 september 1964 werd de repliek opgesteld. Dumont wond er geen doekjes om: ‘Wat de lessen notenleer betreft: het bestuur zou er moeten voor zorgen dat deze lessen stipt op het gestelde uur beginnen. De leerlingen die in groep moeten wachten, worden wieperturig (sic) en zijn weldra niet meer gestemd tot leren. Ten tweede: in deze klassen waar men een groep leerlingen onderwijst moet er vooral tucht heersen, daarom moet de leraar: 1. Met wel voorbereide lessen in zijn klas komen 2. Die voornaam is in het geven dier lessen, in de berispingen die sommige leerlingen verdienen, ofwel in de straffen die hij zal moeten toepassen; 3. Een leraar die zichzelf niet eerbiedigt, zal nooit geen gezag hebben bij zijn leerlingen. 123
De stof die in de verscheidene klassen van notenleer onderwezen wordt, moet aangepast zijn aan de bekwaamheid der leerlingen. Daarom moet de Bestuurder der school samen met de Leraars die notenleer geven, de stof verde len per studiejaar en ze voor ieder studiejaar verdelen per week, maand en jaar. Zo zal de Bestuurder bij het bezoek aan een klas, seffens over de graad van be kwaamheid dezer leerlingen kunnen oordelen. De leden van het bestuur mogen naar willekeur de lessen, oefeningen en wedstrijden bijwonen. Ze zullen zich echter onthouden de minste opmerking te maken.’ Duidelijk is dat er keet geschopt was in en buiten de lessen notenleer, maar man/vrouw en paard worden niet genoemd. Op het einde geeft Dumont nog een ‘sigaar’ aan De Cock: ‘Gezien het geval dat zich heeft voorgedaan zou ik de directeur verzoeken wat strenger op te treden tot het onderhouden van de regel tucht, zo voor de Leraars als voor de leerlingen, die allen zijn onderhorigen zijn, en hij is ook de bemiddelaar tussen het personeel en het bestuurscomité.’ Net in dàt jaar behaalden puike leerlingen als José Bouckaert, Paul Van De Wiele en Bernadette Vervenne hun stadsmedaille.
5.2 De Stedelijke Muziekschool spreidt haar vleugels 5.2.1 Meulebeke en Pittem sluiten aan, september ‘65 Met senator Roger Vannieuwenhuyze als bemiddelaar drong Meulebeke al enige tijd aan om als bijafdeling van de Tieltse muziekschool erkend te wor den. Dumont en co. gaven op 26 april 1965 hun fiat. Op 26 juni klopte Pittem aan met dezelfde vraag en weer zei het bestuur ‘ja’, want expansie opende tal van leuke vooruitzichten. De gemeenten zorgden voor klassen en materiaal, telkens in hun Lagere Jongensschool. Daarmee was de muziekschool in een beslissende fase van expansie gestapt én haalden directie en leraars zich een niet geringe bijkomende verantwoorde lijkheid op de hals, met de bijhorende taakverzwaring. De Tieltse gemeente raad keurde unaniem de oprichting van de twee afdelingen goed op 10 juli ’65. Burgemeester Baert: ‘Wij beogen inzake muziekonderricht een centrum te wor den; onze muziekleraars verwerven meteen meer mogelijkheden. Wij staan zeker gunstig tegenover een dergelijke uitbreiding die aldus een intercommu naal statuut kan bekomen.’ Zeker is dat er hiermee perspectieven geopend wa ren voor de stap naar 1ste categorie, een Stedelijke Academie. Toekomst muziek: eerst de praktische problemen opruimen en die kwamen in bosjes aanstormen. Op 15 mei 65 slaagde Zenon Eeckhaut niet in zijn toelatingsproef viool. Hij mocht voorlopig verder les geven en kreeg de belofte van een tweede examen om zich te ‘herpakken’. Dat examen kwam er op 22 oktober met Rudolf Werthen en Hubert Van Waeyenbergh als enige geslaagden. Omdat de viool124
klas flink bezet was met 22 inschrijvingen kwamen ze allebei in dienst als leraar. Eeckhaut schakelde over op gitaarcursus waarvoor er reeds 28 leerlin gen inschreven. In juni kreeg zangleraar De Cuyper een lichte hartaanval en nam verlof voor onbepaalde tijd. Last but not least: de eerste volwaardige cursus muziekgeschiedenis werd in september 65 opgestart met 15 gegadig den en Kanegemnaar Luc Leupe124 als lesgever. Niets liet vermoeden dat die leergang in de loop van de volgende jaren een martelgang zou kennen en de allures kreeg van een ‘duiventil’. Het massale succes van Meulebeke met 95 leerlingen en Pittem met 34 eiste de nodige kopzorgen en improvisatie. Qua leerkrachten werden Etienne Snauwaert125 en André Bouckaert ingeschakeld voor Meulebeke en Roland Neirinck voor Pittem. Zo telde de school in ’65-’66 al tien leraars, een directeur, één secretaris en één ‘surveillant’ ofte toezichter: de reeds getypeerde Leon Vandenberghe.126 In het bestuur kwamen meester Yvan Van Parys uit Meulebeke en gemeen tesecretaris Ignace Depreudhomme uit Pittem erbij. In Pittem was dat Raf Lammertyn voor toezicht. In Meulebeke werd meester Roger Van Parys127 vanaf de oprichting hét ge zicht van de muziekschool. Hij hielp, op vraag van burgemeester dr. Leo Abeele, de afdeling oprichten en recruteerde als toezichter ijverig leerlingen. Na zijn pensionering in 1971 bleef hij toezichter tot in 1984. Als de leraar notenleer er niet was gaf hij gewoon de lessen: hij was zelf violist, spelend lid van Zanglust en de ‘Flamingo’s’ in Meulebeke. Tijdens zijn loopbaan als toe zichter verhuisde de muziekschool mee met de jongensschool van Oostrozebekestraat naar Schutterij straat om uiteindelijk in het ‘Oude Gemeentehuis’ te belanden. Paul van Maele128 leerde er hele generaties Meulebekenaars noten lezen en zingen. Zijn digitale piano en bord met noten balken doen nog steeds dienst. Mariette Van Haecke was lange tijd de uiterst stipte en nette concierge van de afdeling. Paul had nog maar net zijn laatste noot gekraakt of zij stond klaar met emmertje en zeepsop om alles te te poet sen. De tafels en stoelen werden tot op de millimeter juist herschikt en de kin deren moesten een potloodscherper met opvangpotje gebruiken! De nieuwe jeugdcultuur, die toen uit de bol ging voor Presley, Dylan, Stones en Beatles, raakte blijkbaar niet vlug tot aan de drempel van de muziekschool. Op de prijsuitdeling van 1965 zong men liederen zoals ‘Europa één’ met een tekst die even oubollig en gezwollen-martiaal aandoet als in de jaren dertig. Tielt als Europastad in verzen: ‘Uit ’t oude avondland, dat oprijst uit zijn puinen groeit thans een nieuw geslacht dat sterk naar eenheid streeft Van ’t mistig Noorderland tot Witte Alpenkruinen Staat nu de jeugd op wacht die voor Europa leeft 125
Refrein: Waar wij ook staan en wij mochten lijden Dat is voorbij, voor ons ligt alles wijd En waar we gaan, zal alles nieuw gedijen Europa één: ’t klaroene door de tijd! Ons kleine Vlaanderland, dat groot steeds wist te leven, Wacht op het groen signaal dat nieuwe grootheid wekt Wij reiken onze hand aan allen die zich geven Voor ‘t heerlijk ideaal dat ons tot eenheid strekt.’ Het zangrepertoire op de prijsuitdeling van 1967 was zeker even ‘retro’ met o.a. 'Lied van mijn land’, ‘Gildebroeders maakt plezieren’ en ‘Het Blijheidslied’ Het refrein uit dit laatste: ‘De vogel kweelt zo hel en blij, Het windje speelt zo vrij! En blij-en vrij Ons volk ter eer is Vlaandren weer. En vrij-en blij Is Vlaanderland nu weer! Men strooie kruid en palmen uit bij klank en zang! Hou eeuwig stand, O heilig Vaderland. ’
5.2.2 Wingene sluit aan bij het peloton Op 2 februari 1966 vroeg Wingene eveneens een bijafdeling en kreeg het akkoord voor een opstart in september. Daar kwamen meteen 40 muziekpupillen aanzetten: nog een flinke klus die veel leraars uitzicht gaf op een full-time betrekking en nieuwkomers aantrok. De na-oorlogse ‘baby-boom’ deed zich nu trouwens volop gelden en de muziekschool drong bij de stad aan om grotere klassen te voorzien voor notenleer en samenspel. In een tweede brief van 30 september suggereerde Dumont om het toenmalig stadsmagazijn tot groepsklassen om te bouwen. De inschrijvingen rezen de pan uit naar 230, een voorlopig cijfer! ‘Moesten wij beschikken over een paar grotere klassen, dan zou er kunnen gedacht worden aan het geven van les in instrumentaal groepsverband. De kin deren zouden dan de kans krijgen zich aan ensembles aan te passen en dit zou er zeker veel toe bijdragen om hun aan te moedigen en te volharden in de mu ziekkunst. Ook van bepaalde zijden wordt aangedrongen tot oprichting van de reeds vroeger geplande klas voor dictie, doch voorlopig kan er niet aan gedacht worden bij gebrek aan klasruimte.’ De cijfers geven De Cock gelijk: in 1966 studeerden 8 leden van Zanglust aan de school en 15 leden van ‘De Goede Vrienden.’ Daags nadien: nieuwe brief van het bestuur. ’Naar uit bevoegde bron verno men zijn de vooruitzichten voor Waregem tot bevordering naar Stedelijke Academie zeer gunstig. Wij zijn ervan overtuigd dat onze school evenzeer en 126
zelfs méér mogelijkheden bezit om voor bevordering in aanmerking te komen. Als men bedenkt dat Waregem slechts 2 jaar bestaat en wij 44 jaar, dat onze school veel meer leerlingen telt en op artistiek peil wij zeker en vast hoger aan geschreven staan dan Waregem. Het ware dan ook voor onze school en even eens voor de stad Tielt van groot belang, ondermeer volledige subsidiëring van de wedden129, meer kansen voor inrichten van cursussen, gemakkelijker aan werven van leraars gezien hogere basiswedden.’ Op 7 oktober antwoordde de stad dat ze in slechte financiële papieren zat en voor zeer zware uitgaven stond. Dus: besparen is nu het motto, overschat uw begroting als muziekschool niet. Daar gingen we weer voor een rondje portemonnee-getouwtrek.
5.3 Rudi Werthen: wonderboy en geval apart Van mei ’66 af kon Tielt prat gaan op het super-viooltalent van Rudolf Werthen. (°Mechelen, 16/07/’46). Hij deelde de vioolstoel met Hubert Van Waeyenberghe (°Gent, 03/07/’42j, eveneens erg talentrijk violist, die echter maar twee jaar bleef in Tielt. Rudolf kwam pas op 11-jarige leeftijd als ‘een bedeesd jongetje’ met een vi ool in aanraking, bij violist Robert Delaruelle in Gent. Na twee jaar bleken de vingertjes magie te hebben en trok hij naar het Gentse conservatorium. Hij be haalde als 16-jarige al een eerste prijs in 1962 en drie jaar later zijn Hoger Diploma viool. Werthen: ‘Voor mijn lste prijs studeerde ik geen uur per dag’. Hij belandde aan de Muziekkapel Koningin Elisabeth toen hij 17 was, kreeg een beurs van Pro Civitate en schreef zich in voor de befaamde Elisabethwedstrijd. Werthen stak niet onder stoelen of banken dat hij bij de Kapel een luilekkerleventje leidde en hij bij zijn leraar Robert Hosselet daar meer had af- dan bijgeleerd. ‘Ik ben gedurende 5 jaar alleen op mijn eigen ta lent geëvolueerd. Die vent heeft mij niks gegeven en ik heb van hem niks ge leerd. Ik ben als leerling de kapel binnengegaan toen ik 17 was en ik was de beste van de hele bende. Op het einde van 3 jaar was ik de voorlaatste.’ Cruciaal voor zijn carrière was zijn 2de prof in Brussel, André Gertler, die hem intensief voorbereidde. ’Hij is een pedagoog, kunstenaar en mensenkenner van formaat! Ik mag zeggen dat hij mijn waarde als violist heeft weten te verdub belen.’ 130 Rasartiesten aantrekken is één ding, ze managen en in toom houden een ander. ‘Werthen was een heel speciaal type waar we zeer naar opkeken. Hij kwam in zijn zwarte Citroen niet met zijn volle gedacht naar Tielt. De lessen waren zeer afwisselend in dag en tijd gezien zijn drukke agenda!’ (Cecilia Van Q.) ‘Het stond voor mijzelf allang vast dat ik mijn opleiding viool bij R. Werthen zou volgen. Mijn ouders kenden hem al heel lang. Deelnemen aan Tenuto131 was tussen alle drukte door: ik studeerde aan het KMC te Gent, had een baan bij I Fiamminghi en had net een ander concours gewonnen met een ander re127
Rudolf Werthen
pertorinm. IK heb de voorbereiding voor Tenuto helemaal alleen moeten doen: Werthen was zoals tijdens mijn hele opleiding wekenlang niet op het KMC ge weest. Hij haalde die lessen later weer wat in, maar dan wel het examenrepertorium.’ (Mia Vandewiele) Met de regelmaat van de klok kreeg Rudolf problemen met diezelfde klok, en het probleem groeide mee met zijn faam en carrière. Op 28 september ’66 zond De Cock al een briefje naar Gent: ‘Mogen wij u vriendelijk vragen de vioollessen de zondagmorgen bijtijds aan te vangen. Daar ons van bepaalde zijde van de ouders hierop attent gemaakt werd en meer bepaald van ouders van leerlingen welke in de gemeenteraad ze telen, zijn wij daar wat mee verveeld, hunne kinderen staan aan de gesloten deur en lopen dus op straat, ook blijven zij langer weg van huis dan voorzien. De klachten komen natuurlijk op mijn rug terecht...’ De Cock eindigt diploma tisch maar hield een stokje achter de deur: ‘Gezien kortelings uw uurrooster zal aangevuld worden, achten we het zeer wenselijk regelmatig de lessen op tijd te beginnen, zodoende zal er van officiële zijde dan geen reden bestaan om klachten naar voor te brengen.’ Werthens lesuren stegen inderdaad van 5 naar 6 uur per week. Merkwaardig unicum is wel dat tijdens het schooljaar ’67-’68 één leerling zich inschreef voor vedel. Het was Luc Haeck (broer van Annie en An toon) die viool volgde bij Werthen. Op 27 én 29 augustus ’68 zendt vader (!) Werthen twee brieven naar De Cock, met de boodschap dat Rudi in Santiago de Compostela zat voor een cur128
sus in opdracht van het ministerie en dat hij daar zou concerteren met JeanClaude Van den Eynde. Zal dus enkele dagen te laat zijn op school. Op 9 no vember zendt Werthen een telegram: 'Ik kom niet af, ik heb griep!’ Helemaal zijn stijl dus. Vanaf 30 januari 71 nam hij tijdelijk verlof wegens zijn voorbe reiding op de Koningin Elisabethwedstrijd. Hij werd vervangen door Agnes Kesteloot. En op 10 september 71 vroeg hij verlof zonder wedde want hij trok op reis naar... Congo tot half oktober. Niet bepaald een ‘vaste’ leerkracht dus. Maar de roem die Werthen op de podia bijeen gaarde, straalde ook deels af op de Tieltse muziekschool en dat maakte veel goed. In mei 71 werd Rudi 7de laureaat van de Koningin Elisabethwedstrijd, een prestatie die weinig Belgische violisten kunnen voorleggen. Even herinneren dat de Belgische Edith Volckaert, toen 21 jaar, in dezelfde wedstrijd eveneens lauréate werd met de 5de plaats. Dàt diende gevierd in Tielt. De Cock zond een telegram met gelukwensen waarop Werthen reageert, 26 mei 1971: ‘Mijn telefoon staat rood en mijn hoofd op barsten van de vele afspraken. Nuttige en nutteloze, maar ik moet ze ver werken. Dat is dan ook de reden waarom ik u nog niet heb opgebeld, en het is dan ook mijn enige excuus dat ik de Muziekacademie wat heb uit het oog ver loren. Nu ja, een paar dagen geleden heb ik inspecteur Louël ontmoet tijdens een receptie bij Minister Van Mechelen, en daar heeft hij mij gezegd dat ik niet voor 15 juni moet herbeginnen les te geven. Ik zal proberen aanstaande zater dag, 5 juni, naar de academie te komen. De eerstkomende weken heb ik nog enorm veel te doen: enkele concerten in Engeland, een wedstrijd en concerten in Nederland. Werkelijk teveel, maar kom, als ik het nu niet doe dan komt het er nooit van.’ Ten slotte citeren we ‘De Zondag’ van 2 juli 71: ‘Wanneer ik eindelijk het lesgeven zal stoppen, dan zal Tielt de laatste school zijn die ik wil verlaten.’ De reporter van dienst zorgde meteen voor hét fotobijschrift: ’Zonder viool heeft de jongeman met zijn eerder gedrongen gestalte, het zwarte krullend haar, de grote donkere, bij tussenpozen smachtende ogen het voorkomen van een Italiaanse glamour-boy. ' Werthen zat nooit om een stoere uitsprak verlegen en van enige beschei denheid kunnen we hem ook niet verdenken. ‘Ik heb mij voorbereid door iets te doen wat ik voordien nooit had gedaan: studeren. Vroeger ging het vanzelf en ik studeerde geen fluit. France132 evenmin en bij mijn schoonzus, Marie-Christine Springuel zat dat er ook in. Z ij speelde op haar 12de Menselssohn: fe-no-me-naal! Drie weken voor mijn Hoger diploma studeerde ik misschien anderhalf uur per dag. In de Kapel heb ik maandenlang niks ge daan, ik haalde mijn viool een hele week lang zelfs niet uit de kist! Maar toen begon mijn studie voor het Concours en dat was dan wel hard studeren, met 8 à 10 uur per dag.’ Werthen won nadien nog het fameuze Kreisler-concours in Wenen.133 129
Nog even Werthen over muziek studeren in België: ‘Wij hebben ons systeem zeggen ze, wij doen dat op onze manier. Eerst moet je dus notenleer volgen, dat wil zeggen do re mi fa sol leren. Je moet weten wat een harmonische en een me lodische toonladder is, de hele en halve tonen en dan heb je notenleer geleerd. Rijp om een instrument aan te leren. Dat is de totaalste onzin! Die twee hebben toch met mekaar niets te zien. Het ene is helemaal geen voorbereiding op het andere. Ze leren dus niet wat dé basis zou moeten zijn: leren luisteren. Dan le ren ze technische dingen, maar je zit met het feit dat ze ook met veel slechte le raars zitten. De enkelingen die het wel kunnen, missen dan weer de gave om het uit te leggen. Een leraar in de muziekschool moet een beetje zijn als de huis dokter. Je komt binnen en hij moet zien wat je in huis hebt. Als hij je niet meer kan helpen, moet hij je naar een specialist verwijzen. Die huisdokter stopt alle techniek op de juiste plaats, haalt de krampen weg, zorgt dat er geen tendinitis van komt en dat je de zin in vioolspel blijft behouden. Gaat het goed, dan moet je naar de specialist. Dat gebeurt echter niet in Vlaanderen. Er is protectio nisme: voor zichzelf zorgen dat men zijn dagelijks brood behoudt. Dat is niet alleen de schuld van de leraar, maar van het systeem zelf. Je moet een leerlingenquantum hebben. Je hebt er een aantal nodig, wie het zijn speelt geen rol. Een hele karavaan kamelen gaat maar zo vlug als de traagste. We zitten dus muurvast en gaan een catastrofe tegemoet. Het onderwijs is niet verbeterd, de
Rudolf Werthen gevierd als laureaat van het concours Koningin Elisabeth in juni 1971. Vlnr: achteraan: Frans Rubens, Mamert Dumont, Albert de Cock. Beneden: Werthens toenmalige verloofde, Rudi Werthen, mevr.Neirinck, schepen Neirinck, mevr. De Cock, Christine Seghers. 130
kwantiteit goed geschoolde musici is ook niet vermeerderd, integendeel. Dan begin je te importeren. Alle Belgische orkesten zitten nu vol met Polen en Bulgaren.’ Werthen zet hier toch voor een stuk zichzelf te kijk: hij had als prof aan het KMC-Gent alle kansen om daaraan te sleutelen, en dat gedurende 20 jaar! De verdere carrière van Werthen liep over zowat alle podia ter wereld, als solist én zeker met zijn orkest I Fiamminghi. Momenteel lijkt bij hem het scherp wel wat van de snaar te zijn. Dat alles deed Albert De Cock besluiten om vanaf 1969 weer zelf de viool terug onder de kin te plaatsen en 5 à 6 uur per week vioolles te geven, in vervanging van Van Waeyenberghe. In 1974 gaf hij de strijkstok door aan Guibert Janssens.134
5.4 Eindelijk de grote stap naar 1ste categorie: Tielt wordt een Stedelijke Academie De bijzonderste motivatie van het stadsbestuur om de muziekschool naar 1ste categorie te krijgen was wel de weddenlast die loodzwaar op het stedelijk bud get begon te wegen door de enorme expansievlucht die de school nam .Vanaf oktober 1966 begon Tielt het ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur met aanvragen te bestoken. De eerste brief dateert van 11 oktober ’66. Na een historisch overzichtje van de school, volgende passage (let op het ambtenarees van die tijd) : ‘Vandaar dan ook onze vraag om onze inrichting te laten er kennen als behorend tot de EERSTE REEKS. Wij menen te weten dat wij vol doen aan de vele eisen die hiervoor gesteld zijn. Financieel gezien wordt deze inrichting voor ons een grote last, en het zou ons dan ook aangenaam zijn ... ’ Op 10 november komt er reeds ministeriële reactie, een waar record: ‘Ik heb de eer U te laten weten dat de heer J. Louël, inspecteur van het gesubsidieeerd mu ziekonderwijs, binnen afzienbare tijd de Stedelijke Muziekschool van Tielt aan een inspectiebezoek zal onderwerpen, dit met het oog op een bevordering.’ Even te vroeg gejuicht, helaas. Die ‘binnen afzienbare tijd ‘duurde... bijna één jaar. In september 1967 kwam de papiermolen weer op gang. De trouwe Jan Decadt stak met een brief zijn vriend De Cock en het stadsbestuur een hart onder de riem. De wierook is niet van de lucht: ‘Sedert plus-minus 15 jaar heb ik de eer als jurylid te zetelen voor het afnemen van de wedstrijden op het einde van het schooljaar. Samen met de Heer Legley uit Brussel en andere emi nente juryleden hebben wij dat ‘schooltje’ zien uitgroeien tot een ‘School met Standing’. Het is ons vooral opgevallen hoe de programma’s steeds grotere eisen inhielden en dat de leerlingen in alle graden werkelijk het niveau bereikten van een muziekacademie. Persoonlijk heb ik kunnen vaststellen dat de Directeur A. De Cock steeds naar de beste leerkrachten zocht om het peil van zijn mu ziekschool te verhogen. Het concertleven in Uw stedelijke muziekschool had niet alleen een nationaal karakter maar tevens een Europees. 135 Zowel onze ei 131
gen kunstenaars als buitenlandse musici hebben in uw stad de muziekcultuur hoog gehouden. Wat vooral onze aandacht trof was de geest van samenhorig heid onder directie en personeel en de wil om de muziekschool tot een modelinstituut om te bouwen.’ Deze aanbevelingsbrief van Decadt vertrok natuurlijk naar Brussel en andere volgden. Brussel schoot weer wakker. Op 22 september '67 kondigt het ministerie ten tweeden male de komst aan van Jean Louël, en ‘ondertussen werd bij de bevoegde diensten aangedrongen om deze aangele genheid op de dagorde te plaatsen van de eerstvolgende vergadering van de Verbeteringsraad van het Muziekonderwijs. Deze kwestie schijnt haar normaal verloop te krijgen. Indien U er echter aan houdt van gedachten te komen wisse len omtrent deze bevordering, zou ik vragen dit uit te stellen tot de laatste da gen van september of begin oktober. Het zal mij een genoegen zijn U dan te kunnen ontvangen’. Burgemeester Baert, stadssecretaris Tack en Albert De Cock trokken inderdaad eind september naar Brussel en kregen daar het fiat voor de Academie.136 Intussen kon Baert ook zwaaien met aanbevelingsbrieven van Lucien Delbarre, programmator van BRT-radio Kortrijk (23 september) en Vic Legley, gepend op 2 oktober. Het was een laat antwoord op Baerts brief van 19 september. In een bijgaande nota verzekert hij zijn ‘relaties’ aangesproken te hebben en dat de promotie geen hinder kan ondervinden. ’Ieder jaar op nieuw ben ik aangenaam verrast door de groeiende kracht, die van deze school uitstraalt. De hardnekkige volharding van de directeur, de heer De Cock, de werkkracht van een jeugdig en uitstekend leraarscorps en de opgeleverde resul taten van de jongste jaren motiveren ten zeerste de promotie.’ Op 1 oktober: hernieuwde aanvraag naar het ministerie door het stadsbe stuur, in dezelfde termen als de brief van 11 oktober 1966. Vier dagen later: brief van het stadsbestuur aan Jean Louël, waarbij telkens als leidmotief het financiële aspect de doorslag geeft in de argumentatie. ‘Wij vragen dan ook dat U in de mate van het mogelijke en met de invloeden welke in uw bereik liggen, ons voorstel zou willen steunen.’ Prompte reactie van Louël op 7 oktober: ‘Zodra ik in het bezit van het lessenrooster van het schooljaar ’67-’68 zal worden gesteld, zal ik niet nalaten de Stedelijke Muziekschool te Tielt te komen inspecteren met het oog op de eventuele bevor dering tot Muziekacademie. ’ Op 10 oktober brief van Brussel aan Baert met nog eens de blijde boodschap dat Louël zal komen. Op 13 oktober antwoordt het ministerie op een brief van senator Vannieuwenhuyze, die blijkbaar ook gelobbyd had. ‘Ik kan U in dat verband alvast mededelen dat deze kwestie wel willend behandeld wordt.’ Op 3 november kwam Louël eindelijk inspecteren en vond blijkbaar niks verdachts. Vreemd genoeg vinden we omzeggens daarna géén documenten meer voor de definitieve goedkeuring van het dos sier. Op 2 september 1968 meldt minister Frans Van Mechelen: 'In aansluiting met het schrijven van mijn voorganger dd. 8 december 1967 deel ik u mede dat ik beslist heb de Stedelijke Muziekschool te Tielt - erkende bijafdelingen 132
Menlebeke, Pittem en Wingene - met ingang van 1 september te bevorderen tot lste categorie.’ Op 18 september volgde de bevestiging van het provinciebe stuur. Daarmee was de kogel door de kerk. Ten slotte geven we nog even het programma mee dat Noël De Fauw en Arlette Van Overbeke speelden voor hun regeringsmedaille 1967, om de woorden van Decadt en Legley aan de praktijk te toetsen. Trompettist De Fauw speelde: technische studie nr. 4 van Arban, Stijlstudie nr. 3 van Theo Carlier, Moderne studie nr. 15 van Marcel Bitsch, een Sonate van Vic Legley, een Impromptu van Robert Guibert, een sonate van Hindemith en een concertstuk van Victor Douliez. Arlette Van Overbeke op piano: een paar studies van Cramer, driestemmige inventies nr. 2 van Bach, Prelude en fuga II in do-klein van Bach uit het Wohltemperierte klavier, het 3de deel uit de 9de sonate van Beethoven, Nocturne 9 van Chopin en Vlaamse Rondedans van De Sutter. Toch programma’s om U tegen te zeggen. INTERMEZZO De boom en de appel: ’t zit in de familie... Vader en dochters VAN QUICKELBERGHE: de lust om te zingen en spelen
De naam Van Quickelberghe werd en blijft in Tielt definitief geassocieerd met muziek en Zanglust. Vader Marcel Van Q .137 was ongetwijfeld de ‘reus’ van de muzikale familie: als zanger, muzikant, componist en diri gent beheerste hij tussen zowat 1945 en 1990 de Tieltse muziekscène. In 1934 zien we Marcel al als leerling aan de Vrije Muziekschool op de prijsuitdeling van 29 juni 1934 een lste prijs met onderscheiding wegkapen voor bugel. Wat Marcel ten voeten uit tekende, was een grenzeloze nieuwgierigheid en leergierigheid. In 1951 behaalde hij zijn diploma Hogere Graad met onderscheiding aan de muziekschool bij trompettist Camille Mellaerts. In de jaren 40 stu deerde hij verder nog cello in Izegem, bij Gaston Mannes. Hij was de 60 al voorbij toen toen hij van 1983 tot 1985 opnieuw naar de academie trok om harmonielessen te volgen bij Bart Snauwaert. Zijn naam zal voor altijd aan Zanglust verbonden blijven: hij werd lid in 1939 en dirigent tussen 1952 en 1986. De hele familie Van Q. speelde van huis uit muziek. De ‘Quickels’ had den zelfs hun eigen harmonie, ‘De Ware Vrienden’138, gesticht in 1919. Van de 20 muzikanten waren er tien Van Quickelberghes. Marcels drie dochters, Cecilia, Christine en Hilde zijn dus in de muziek geboren en gebakerd. Hilde: ‘Thuis hadden we een viool, cello, piano, trombone, dwarsfluit, een oude klarinet, een orgel, een contrabas en 2 citers. Pa was een echte
133
muzikant, ongelooflijk wat hij allemaal kon.’ Cecilia (°1950) volgde vanaf 1962 viool eerst bij De Cock, dan bij Werthen. ‘ Violen en celli had men altijd tekort in een orkest, dat lepelde men ons erin van thuis uit. We waren helemaal niet de préféré bij de le raars: die dachten soms dat wij heel veel kenden, maar ook wij moesten de grondbeginselen ingestampt worden zoals iedereen.’ Cecilia ruilde de vi oollessen voor zangles bij Michiel De Cuyper en later Antoon Haeck. Zij zong regelmatig bij Zanglust en nu nog in het Tieltse O.L.V-koor. Chris (°1953) studeerde eerst cello bij Mannes maar stopte in 1971 wegens te druk qua studies. Nadien volgde ze 6 jaar zang bij De Cuyper, stopte even maar ging door na haar huwelijk in 1975. Hoogzwanger deed ze haar examen Uitmuntendheid B in 1979 en haalde Grote Onderscheiding en de stadsmedaille. Zij zong lange tijd als sopraan bij Cantores Brugge. Hilde (°1957) startte eveneens met viool maar stopte al na 1 jaar en vond haar roeping in zang. Bij De Cuyper haalde ze in 1980 haar diploma Uitmuntendheid met grote Onderscheiding en Stadsmedaille. Ze zong lange tijd in het koor van Zanglust, maar het bleef bij een hobby. Merkwaardig genoeg stelde Marcel, telkens een dochter sprak van ho gerop gaan in de muziekstudies, de eis om eerst een ‘diploma’ te halen. Misschien wel iets te voorzichtig, zoals de meeste ouders die de onzeker heid van een muziekcarrière niet zagen zitten.
De zussen en moeder Van Quickelberghe, onder het portret van Marcel. Vlnr:: Chris, Hilde, Yvonne Van De Ginste, Cecilia. (foto 1997) 134
6. De afdeling ‘Woord’: van stotterende start naar successtory 6.1 Nederlands beheersen: lang niet evident in Vlaanderen In de jaren zestig deden nogal wat professoren Nederlands en leraren middel baar onderwijs verwoede pogingen om het dialect en vooral de daardoor zwaar beproefde uitspraak van heel wat klinkers en medeklinkers te zuiveren. De idee om via de ‘ABN’ -acties het niveau van de taal en dus ook de cultuur in Vlaanderen naar een hoger peil te tillen was niet nieuw, maar stuitte ook toen op een niet te onderschatten weerstand van allerlei slag. Taalpuristen werd - soms terecht - elitarisme, muggenzifterij en volksvreemdheid aange wreven en de strijd bleef tot de dag van vandaag regelmatig opflakkeren. Wat niet wegneemt dat de vlotte beheersing van een correcte taal dé sleutel is en blijft tot alle kennis en communicatie. Het was van midden de 19de eeuw af knokken om het Nederlands een plaats te geven in alle takken van onderwijs en openbaar leven. Bij het Gentse stadsbestuur voerde de toenmalige Vlaamse intelligentsia, meestal Franstaligen, in 1858 een verwoede strijd om een cursus ‘Vlaamsche uit spraak en uitgalming’ in te richten aan het Gentse conservatorium. Er werd gewezen op het groeiende succes van het toneelleven én de erbarmelijke uit spraak van de meeste acteurs.139 In 1859 startte die cursus effectief. Later pleitten o.a. F. Gevaert en de befaamde Julius Vuylsteke140, Gents gemeente raadslid, voor een volwaardige Vlaamse afdeling van dramatische kunst. Zo ontspon zich in 1870 een vinnige discussie over de vraag of ‘Vlaams’ wel ge schikt was om gezongen te worden in wat toen de ‘lyrische’ kunst heette. Samenzang kon volgens velen nog door de beugel in het Vlaams, maar solo zang? Toe maar! We citeren even uit de speech van Vuylsteke, oorspronkelijk in het Frans (!): ‘Ofschoon de Vlaamsche zang, gelijk alles wat Vlaamsch is, te gen zeer sterke vooroordeelen te worstelen had, deden er zich reeds sedert lang verscheidene componisten op, waaronder Gevaert en Miry zich vooral onder scheidden, die zich beijverden om hem uit minachting op te beuren; hunne wer king bleef echter eenigszins afgezonderd en vond maar eenen beperkten weer klank. Het is maar sedert een zestal jaren dat, onder de krachtige leiding van eenen anderen meester, P. Benoit, en dank aan de medehulp van gunstige om standigheden, deze streving zich meer heeft doen gelden en snel is vooruitge gaan. De Commissie van het Conservatorium heeft dit voorstel onderzocht. Zij heeft, zooals het te verwachten was, de gepastheid erkend van het invoeren der Nederlandsche taal in het onderwijs en de praktijk der zangmuziek; zij stelt voor eene klas van Nederlandschen en Franschen samenzang te vormen, terwijl zij tevens doet uitschijnen, dat het onmisbaar is bij ons de zuiver Nederlandsche uitspraak aan te leeren als voorafgaande voorwaarde tot allen voortgang in de richting van den Nederlandschen zang, zoodat een leergang 135
van Nederlandsche uitspraak en prosodie, verplichtend voor de zangers, nood zakelijk zou zijn. Misschien, zegt dit verslag, ware het niet onnuttig dit zuiver uitspraakkundig onderwijs aan een geboren Hollander toe te vertrouwen. Op deze punten stem ik met de Commissie in; maar ik begrijp niet goed waarom zij den alleenzang - de zogezegde monodie - in ’t Nederlandsch vooralsnog niet wil toelaten. In abstracts beschouwd is de zangkunst van geene taal; de stem uitbrengen, vocaliseeren, enz. kan op de noten gebeuren, alsook op de ver schillende klinkers zonder dat er een tekst in welke taal ook gebruikt worde. Maar als men de aldus opgedane zangkunst op de eene of andere taal wil toe passen, daar beginnen de moeilijkheden. Vooreerst vereist zulks de kennis der taal, en van hare prosodie en eene goede uitspraak. Alzoo beschouwd is het zichtbaar dat een goede samenzang alleen mogelijk is, wanneer diegene die sa men zingen, niet eerst geleerd hebben goed alleen te zingen. (Vuylsteke citeert dan o.a. J. J. Rousseau die pertinent beweerde dat Frans onmogelijk kon die nen als zangtaal!) Mij dunkt dat men hier ook wel zou doen te beginnen met hetgeen eigenlijk het begin is. Leer de jongelingen hunne eigen taal zuiver, hel der, welklinkend zingen, de overleveringen en de voorschriften zullen er door voorbeeld en ervaring komen.’141 Het lijdt geen twijfel dat de pleitbezorgers van de 19de eeuw het pad effen den voor de vraag naar betere dictie en voordracht in Vlaanderen. Het programma voor dictie en voordracht, opgelegd in 1934 door het mi nisterie, bleef lange tijd ongewijzigd en stoelde op pure traditie: de link met de oude ‘rederijkers’ was nooit ver. Nadruk lag vooral op de klassieke periode, de ‘Gouden Eeuw’ met Huygens, Bredero, Hooft, Vondel, Poirters en de romantiek met Beets, Potgieter, Multatuli, Ledeganck, Gezelle. Van de ‘modernen’ werden alleen Kloos en Van Ostayen genoemd. In de middelbare graad moesten de leer lingen verplicht één ‘rei’ van Vondel zeggen en één Nederlands sonnet. In de publieke proef voor uitmuntendheid dienden 5 teksten voorgedragen, waaron der verplicht één middeleeuwse dichter, één rei, één monoloog uit een middel eeuws drama zoals Esmoreit, Gloriant, Lanceloet, Elckerlyc en twee gedichten van ‘hedendaagse’ dichters. De proef voordracht vroeg drie grote tonelen met verscheidene personages, waarvan één uit het middeleeuws Nederlands reper torium of klassiek tot en met Bilderdijk. Het is evident dat die keuze sterk bepaald werd door het romantisch Vlaams-nationale ideeëngoed dat toen sterk aan de orde was. Vreemd is wel dat die tendens nog tot dik in de jaren zestig doorwerkte, zie o.a. de liedtekst onder 5.2.1, en straks nog meer van dat fraais. Voor wie het meemaakte, herinneren we aan de legendarische lessen van Antoon Vander Plaetse o.a. in het St.-Jozefscollege: in het kader van de lessen Nederlands gaf hij meestal om de 14 dagen -naar onze smaak veel te weinigéén uurtje dictie en voordracht in de twee laatste jaren van de humaniora. Het waren meestal unieke ‘scéances’ van sterke verhalen en passages uit werken van diverse Vlaamse auteurs van zijn kant, die ons als leerling ‘verpletterden’ 136
en die ons haastig van buiten geleerde gedichtje uit ‘Zuid-en-Noord’ in het niets deden verzinken.142
6.2 Eindelijk dictie in het woord-wonderjaar 1968 In de eindsprint naar de bevordering van de muziekschool tot academie moést de school eindelijk van wal steken met een cursus dictie. Op 10 oktober ‘67 zond De Cock een brief naar alle onderwijsinstellingen in Tielt om de heug lijke geboorte te melden en de vraag om medewerking van de schooldirecties, ’daar de uitspraakleer grote waarde heeft op zichzelf en bijzonder nuttig is voor de schoolgaande jeugd’. Schoolgeld: 100 Bfr. per jaar. Wie hard aan de kar geduwd heeft is zeker Jan Decadt, directeur van Harelbeke die al geruime tijd de cursus had ingericht met de enige dictie-lerares die toen in Vlaanderen rondtoerde: Hilde Steenhaut (°15/05/’43). Zij werd dan ook prompt naar Tielt gehaald door Albert De Cock, die haar collega was in Harelbeke. Zij werd lauréate woord aan het KMC van Gent bij de befaamde Ast Fonteyne. Na een korte periode dagonderwijs schakelde ze over op lessen in academies: eerst Harelbeke, dan Vilvoorde, Tielt en de Rijksmuziekacademie van Gent. Zij verdient ten volle de titel ‘pionierster’ van ‘woord’ in onze con treien: overal waar ze kwam startte ze die afdeling op uit het niets. Er waren nog geen opgelegde leerplannen en dus werkte ze die zelf uit. Ter illustratie het programma dictie voor de openbare proef van het 2de jaar, ’68-’69: 1. Proza: ‘Kruimels naast het kinderbord’van S.Carmiggelt 2. Leesoefening uit boek naar keuze 3. Gedicht van Annie M .G. Schmidt of Karei Jonckheere 4. Krantenartikel ‘Wat nu met Sinterklaas en Sint-Kristoffel?’ uit ‘De Standaard’ van 14 mei ’69 Met dergelijke frisse en gevarieerde aanpak lokte de afdeling woord dadelijk véél jong volk. In het startjaar, dat erg laat begon ergens rond nieuwjaar 1968, kwamen er 27 kandidaten op af, waaronder 24 meisjes! Het tweede jaar schre ven zich 78 leerlingen in voor het 1ste jaar en bleven er 23 over in het tweede. Het jaar daarop bleven van die 78 er nog 35 volharden en telde het 1ste jaar 24 inschrijvingen. Het succes van de afdeling is bijna volledig te verklaren door de massale toeloop van normaalschoolleerlingen uit de H.-Familie: die werden verplicht om de cursus dictie te volgen op woensdagnamiddag, steeds onder begeleiding van een non. Wie niet ging, kon naar haar diploma van kleuterleidster fluiten. Hilde Steenhaut herinnert zich eindeloze discussies met deze jongedames die het nut van het AN betwistten in kleuterklassen onder een of andere Westvlaamse kerktoren, ‘bachten’ of voor de ‘kupe’. Of hoe de verkeerd begrepen kritische ‘geest’ van mei ’68 ook in de hoofden van die juffrouwen rondspookte. Was de motivatie bij die groep soms ver te zoe ken, een aantal namen van toffe leerlingen van het eerste uur bleven haar bij, zoals Hilde Houwen, Rik en Ludwig Libeert, Mare Vandewiele, en 137
Wim Vanseveren omwille van zijn opvallend mooie uitspraak. Ook Jan Vermeersch, die als 9-jarige de klas binnenkwam met de uitspraak ‘Ik ben de onverbiddelijke zoener’ en Gino Thiriaux, die toen al gedichten schreef, bleven haar bij. De oliecrisis van begin jaren zeventig, met haar opgelegde brandstofbesparingen door Brussel, stopte de ‘invasie’ uit de normaalschool. De lessen van zaterdagvoormiddag werden overal naar woensdagnamiddag verplaatst en de juffen konden niet meer komen. Hilde Steenhaut stopte wegens ziekte op 1 april 1974 en werd voor de rest van het jaar vervangen door Martine De Gos, maar die kon niet blijven wegens geen 1ste prijs. Dan maar Robert Despieghelaere uit Brugge aangenomen. Die had wél diploma’s dictie en toneel maar nam op 13 september alweer ontslag wegens full-time elders. In oktober begon André Roels als dictieleraar zijn eerste periode tot september 76. Hij hernam die lessen tussen ’83 en ’90. Ludo Leroy sprong tussen 1976 en ’83 in. In september 76 was André Roels gewoon niet meer komen opdagen, zonder taal of teken. Albert De Cock, in een brief van 29 september aan het stadsbestuur: ‘Het is a bekend dat de le raar voor dictie zonder voorafgaande verwittiging of vooropzeg zijn cursus niet meer geeft. Tot op heden hebben we al het mogelijke gedaan om een kandidaat te vinden voor deze betrekking, en dit zonder enig resultaat. Binnenkort sturen wij de tabel nr. 2 met de toestand der schoolbevolking en uurroosters naar het Ministerie. Ware het mogelijk een voorlopige oplossing te zoeken met een laat stejaarsstudent van het KMC aan te werven, niet gesubsidieerd, of moeten we de leerlingen (59!) schrappen? Achteraf zal ook de voordrachtcursus teloor gaan! Na het wegvallen van de cursus voor gitaar, ware dit nogmaals een ern stig verlies en achteruitgang van onze muziekacademie.’ Verder pleitte De Cock voor een herziening van het reglement van inwendige orde, dat hij voorbijgestreefd noemt. Hij wil alle leerkrachten een verbintenis laten tekenen met een vooropzeg van zes weken. Op 13 januari 1975 heerste examenkoorts op de Lakenmarkt. Er waren toegangsexamens voor leraars samenspel en kopers, voor notenleer en voor dic tie, voordracht en toneel. Voor dictie was Roels gezakt, drie andere kandidaten daagden niet op. Ook voor toneel kwam Robrecht Despieghelaere niet opda gen. Herman Verschelden slaagde met brio voor voordracht. Het was een periode waar leraars woord witte raven waren en dus kieskeu rig konden zijn qua schoolkeuze. Roels kon dus verder lesgeven in een voor lopig statuut. ‘De leerkracht dictie was niet altijd gelukkig met die toestroom van kostschoolmeisjes. Ze werden onder zachte dwang naar ons gestuurd en bleken niet erg gemotiveerd om hun uitspraak bij te spijkeren. Toch waren er bij die echt geïnteresseerd waren. Die groeiden dan door naar voordrachtkunst en ble ven nog jaren na het behalen van hun diploma onderwijzeres of regentes. Andere normaalschoolstudentinnen vonden de lessen dictie een welkom alibi 138
om op woensdagnamiddag even vrij rond te lopen in de stad, vooral toen het kostschoolsysteem al wat versoepeld was. Over de relatie tussen de katholieke meisjeskostschool en de Stedelijke Academie is me het volgende voorval bijge bleven. De toevoer vanuit de Normaalschool naar de academie om dictie - en voor de meest getalenteerden ook voordracht - te volgen, viel plots stil in 1974. De directie en de betrokken leerkrachten, André Roels en Herman Verschelden, vroegen zich a f wat daarvan de oorzaak mocht zijn. ’Via via’ heeft de directeur toen vernomen dat de normalisten van de H.-Familie ten strengste werd ontraden nog les te volgen bij een ‘geloofsafvallige’ als André Roels, én een theaterdirecteur die ’onzedige’ toneelstukken programmeerde en speelde in Malpertuis, Herman Verschelden. Opvoeringen in het keldertheater stonden trouwens in de tweede helft van de jaren ’ 70 op de zwarte lijst in de school aan het Hulstplein. Tot begin van de jaren ’80 bleef de instroom van studentinnen uit de H.-Familie erg klein. Enkel normalisten die in de stad een kamer huur den, durfden de ontradingsgolven negeren en bleven de ‘baarlijke duivel’ Verschelden voor een individuele les in de woordkunst opzoeken.’ (Herman Verschelden) Maar de afdeling woord bleef groeien tot een van de bloeiendste in Vlaanderen. Verschelden: 'Wij leveren talent a f en men weet dat! De woordafdeling heeft een uitstekende reputatie, de goede resultaten zijn al drie decennia lang de beste reclame om jongeren en volwassenen aan te zetten met de opleiding ken nis te maken. Tielt is eigenlijk een beetje het slachtoffer van zijn eigen succes. Kijk eens naar de populatie van de academie: een kwart daarvan bezoekt de af deling woord.’ (Correctie: in 1998-’99 volgde 37% van de leerlingen ‘woord’.) Vanzelfsprekend vergde die massale belangstelling een grotere leraarsbezetting, zeker voor de algemene woordvakken. Zo kwamen Nele Degraeve (’90-’91), Els De Pauw (’91 tot heden), Elisabeth De Roder (’95-2000), Hadewijch Nollet (’97 tot heden), Paul Houwen en Sven Ronsyn (vanaf 2001) de dienst woord of liever AVV uitmaken. Verder meer daarover.
6.3 Het ‘tijdperk’van Herman Verschelden: 33 jaar lang pleitbezor ger voordrachtkunst ‘Het woord lijkt op een spraakgebrek Op Gods zalige muziek gezet ‘ (Lucebert)
6.3.1 Opstarten en creatief zijn In 1970 stak Herman Verschelden (°Loker, 1941) van wal met de afdeling voordracht, Hogere Graad. Hij nam er toen ook, voor één jaar, het 4de jaar dic tie bij, de ‘Middelbare B’. Boven de bib, eerste verdieping links, stonden ze hem popelend op te wachten, zijn ‘meisjes’. Acht stuks voor dictie, drie voor 139
dictie en voordracht. Gemiddeld kreeg Herman, tot het jaar 2000, zo’n 12 à 14 leerlingen per jaar binnen met één uitschieter naar 18 in 74-75. Vanaf oktober 73 gaf hij al 9 uur voordrachtles per week, 3 uur meer dan voorheen. Herman studeerde regentaat Germaanse talen en behaalde in 1970 aan het KMC-Gent zijn eerste prijs in de voordrachtkunst met onderscheiding. In 1973 kwam daar het Hoger Diploma bij. In 1979 schoolde hij nog bij in Engeland, University of Durham, met een ‘Shakespeare directing course’. Aan het KMCGent werd hij docent voordrachtkunst vanaf 75 tot ’87. In 1966 stichtte hij 'onder het Gildhof’ Keldertheater Malpertuis, waarvan hij tevens organisator, acteur, directeur en bovenal bezieler was en is tot op heden.143 ‘Ik stak in Tielt van wal met drie klasjes dictie in een lokaal waarvan de wanden zo flinterdun waren datje hoorde waarmee ze in de klas ernaast bezig waren. Ik gaf op woensdagnamiddag les in het Rode Kruislokaal boven de bi bliotheek en omdat die maar opende voor het publiek om 17 uur, gaf ik enkele jaren van 13 tot 17 uur les beneden, in de leeszaal. Daar was het voor mijn doen goed toeven: we hadden voor het situeren van de teksten die ik met de stu denten instudeerde de documentatie binnen handbereik. De studenten kwa men bij mij les volgen nadat ze 4 jaar dictie afgewerkt hadden. Feit is wel dat de klasgroepen ‘dictie’, intussen omgedoopt tot ‘algemene verbale vorming’ of AVV, soms erg groot zijn, zodat het quasi onmogelijk is iedereen voldoende tijd en aandacht te geven om streekklanken weg te werken en articulatie bij te sturen. Toen we met voordracht begonnen, ging dat nog vaak over het behoorlijk kunnen zeggen van een gedichtje. Vandaag is dat totaal veranderd. Jonge men sen zijn nu bezig met de meest verscheiden teksten die ze moeten leren ‘op hoesten’, als kwamen ze uit hun eigen gedachten. Kleintjes hebben wel graag iets speels dat rijmt. Taalvirtuositeit klinkt mooi uit een kindermond. Maar dat ebt snel weg, dat is passé. De ouderen brengen enkel nog poëzie als ze er zelf om vragen. Het brengen van proza en het vertelmoment spreken zoveel méér aan, dat vandaag in de Hogere Graad nauwelijks nog wordt ‘voorgedragen’. Voordrachtkunst was toen nieuw voor Tielt, maar ik gaf dat toen al in Deinze. Ik had toen al een drukke agenda: voltijds in het dagonderwijs en daar naast academie op woensdag en zaterdag in Deinze. En ‘s avonds volop Malpertuis. In de jaren '70 bestond er voor het vak voordrachtkunst nog een soort pro gramma. Als leraar moest je de leerlingen vooral poëzie laten instuderen. In de Hogere Graad kregen ze ook teksten uit alle perioden van de Nederlanse literatuur voorgeschoteld. Zo waren de leerlingen bij hun eindexamen verplicht minstens één tekst uit de Middelnederlandse letterkunde (Bredero, Vondel, Hooft) en één Vlaamse klassieker (Gezelle, Van de Woestijne, Van Ostaijen) te brengen, naast een eigen keuzeprogramma. Zelf was ik daar niet zo gelukkig mee en heb er voor helpen zorgen dat die verplichte werken bij het afstudeerprogramma niet meer hoefden.’ (Herman Verschelden) 140
6.3.2 Voordracht als permanent creatief proces ‘Na de lagere graad stromen de betere leerlingen door naar de middelbare, waarin ze kunnen proeven van waar ze zich later in willen ‘specialiseren’. Ze worden individueel ingeleid in de voordrachtkunst en tijdens een tweede les moment maken ze de sensatie mee om in groep via improvisaties aan dramati sche expressie te doen. In de Hogere Graad kunnen de adolescenten zich dan verder bekwamen in voordrachtkunst en/of de toneelspeelkunst, of ze kunnen zich bewijzen in de welsprekendheid. Leerlingen middelbare graad pak je an ders aan, omdat ze nog jong zijn, meestal pubers, en omdat ze nog vaak op ar ticulatie dienen gewezen te worden. Voor sommigen lijkt het Nederlands zelfs nog een soort tweede taal! Ook meer en meer volwassenen volgen de lessen woord. Ze beginnen in de middelbare graad en ook zij worden allereerst een grotere taalzuiverheid bijgebracht. In de hogere graad wordt de klemtoon vooral gelegd op het inhoudelijke. De talentrijkste studenten slagen erin die inhoud op een erg persoonlijke, soms zeer authentieke manier een artistieke klank en uit straling te geven.’ (Herman Verschelden) ‘De jaren met Verschelden waren voor mij een openbaring. Hij leerde ons hoe we een gedicht of tekst moesten ‘zeggen’. Hij hielp mij af van het toen typische schoolse ‘declameren’. Dit ging echter niet zonder slag of stoot. Toen ik mijn eer ste keuzegedicht ‘O, wanneer ik dood zal zijn’ van Leopold moest ‘zeggen’, schoot Herman letterlijk en figuurlijk uit zijn krammen. Ik was zodanig ge schrokken dat ik ging uithuilen bij mijn dictielerares, Hilde Steenhout, die me nieuwe moed gaf. Het was voor mij de start van een zeer intensief leerproces en van een productieve kennismaking met de wereld van de poëzie. We hadden zelf heel wat zeggenschap bij de keuze van de gedichten die we o.a. voor het examen moesten instuderen. Het programma was evenwichtig met zowel Nederlandse als buitenlandse poëzie. Bijzonder leerrijk was de kennismaking met dichters als Neruda en Villon.’ (Hilde Houwen) ‘Vooral de wijze waarop het gebeurde: zo gewoon, zo ongekunsteld, zo écht... We praatten niet veel, daar was M IJN woordenschat veel te klein voor, wij wor stelden met andermans woorden, zochten naar de betekenis, de gevoelens en de gedachten en probeerden daar iets mee te doen. Hoe vaak suggereerde Herman ons: “Hoe zou je dit in je dialect zeggen?” Vervolgens brachten we de gevonden in tonaties over in het Nederlands. We leerden spelenderwijs. We boetseerden al deze sprankeltjes tot optredens, werkten er ettelijke weken en zelfs Paasvakanties aan met zijn allen en steeds weer bereikten we nieuwe hoogten, niet enkel taal kundige, nee, we maakten ook letterlijk metersgrote schilderijen. Zo werkte ik o.a. maandenlang de typografieën van Paul van Ostaijen uit in diverse zeefdruk ken, die dan samen het decor vormden voor ons Van Ostaijen-programma144. Wim Decanter laste zelfs metalen zitbankjes die uit metalen letters bestonden. We werden één en al ‘woord’, en weerspiegelden dit zowel in kledij, spel als in de cor. Hoe Herman ons steeds wist te motiveren, blijft een raadsel. ’ (Wim Holvoet) 141
Het programma dat Herman uitschreef voor de examens van zijn eerste voordracht]aar 70-71 is bewaard. Als inoefenmateriaal vijf stukken: ‘Woorden tot op ’t bloed’ (Tuwin), ‘Melopee’ (Van Ostaijen), ‘Voor een dag van morgen’ (Andreus) -tevens het opgelegde stuk-, ‘In de tuin van het zien’ (Durnez) en ‘Ik houd van het proza’ (Van Deyssel). Als examen diende vb.Chris Decorte 4 stukken te brengen: ‘De kleine zigeunerprinses’ (Hanne De Vries), ‘ 15 vragen aan mezelf’ (Vandeloo), ‘Als mensen op reis gaan’ (A.M .G. Schmidt) en ‘Fragment’ uit het dagboek van Anne Frank. Hilde Houwen werd bedacht met: ‘O, als ik dood...’ (Leopold), ‘Afscheid van het dorp’ (Marsman), ‘Gedicht’ (Clerinx), en ‘Gedicht van de vrouw die de lente liefhad’ (Magda Isanos). Er kwamen ook cursiefjes bij van Ghysen, poëzie van Hanna Michaelis, Vander Graft en zelfs Guus Vleugel. Verschelden: ‘Mensen leren proeven van zaken waar je zelf verzot op bent, dat is toch fantastisch? Je maakt het Aha-Erlebnis mee, je ziet die gasten open bloeien. Elke stap is de aanzet om weer nieuwe dingen te proberen. Je voelt met de jaren de wisselwerking met je gemotiveerd publiek groeien. Ik gaf nooit twee keer hetzelfde. Ik kijk wie ik voor me heb en schrijf dialogen en bewerkingen van teksten in functie van de capaciteiten van die groep. De inventiviteit en de creativiteit komen dan van weerskanten. In 1974 liet ik zelfs enkele volwassen leerlingen meespelen in 'Eindspel’ van Becket, dat toen in Malpertuis liep. Ik confronteer steevast mijn leerlingen met professioneel theater. Met repertoirestudie maak ik hen nieuwsgierig voor die wereld. We bekijken videofragmen ten, de leerlingen voeren gesprekken met theatermakers en acteurs. De praktijk zit gewoon in de lessen. Zo ontstond trouwens ook het jongerenpanel. Ieder jaar krijgen een 15-tal scholieren de kans een blik achter de schermen van de toneel wereld te werpen. Ze wonen gratis de voorstellingen bij en leveren in ruil een beoordeling in.’ ‘De afdeling woord was niet direct mijn persoonlijke keuze, Herman stelde me op de speelplaats voor om voordracht te volgen. Niet wetend waaraan ik be gon, was ik er toch direct voor gewonnen. Het zou o.a. van pas komen bij de presentaties van Pro Musica145. Van thuis uit werd het zeker niet tegengewerkt, zelfs gestimuleerd. Ik startte met woord in 1972. Ik had al 3 jaar notenleer ge volgd, 1 jaar slagwerk en 2 jaar blokfluit. In de muziekschool was het studie klimaat toen geenszins dat van een creatieve of artistieke exploratietocht. De algemene sfeer daar was nogal afstandelijk, de relatie met leraars nogal koel tjes. Bij de afdeling woord lag dat helemaal anders. We kregen veel meer indi vidueel les, we zaten toen in de bib en wanneer de anderen aan bod waren ke ken we in de poëziebundels en luisterden ook naar elkaar. Dat was ook leerzaam. De jaarlijkse voorstellingen waar we met Herman aan werkten ver sterkten ons samenhorigheidsgevoel, we waren één ploeg en zetten ons voor 200% in. We hadden niet direct het gevoel dat we leerlingen waren tegenover een leraar, meer zelfs, we vormden een team en werkten samen. Een grote ont goocheling was het steeds wanneer Herman aan de directie had voorgesteld om 142
de examens in theater Malpertuis te laten doorgaan en dit mocht dan telkens weer niet. Evenmin kwamen onze jaarlijkse optredens in aanmerking voor de examens. Nochtans juist door dié optredens leerden we voeling krijgen met een zaal, met licht, klank, anderen, publiek. Ik herinner me dat er eens life-muziek aan bod kwam, met de blazers o.l.v. Willie Verdievel. Dat was voor mij een openbaring, je kon met een trombone en met blazers nog véél meer dan ik tot dan toe had kunnen denken. Voor mij was het inderdaad een mixed-media-ervaring. Dans en zang konden er ook nog bij, maar je hoeft er ook niet alles bij te sleuren. Ik bedoel: Herman combineerde elementen met elkaar zolang ze be tekenisvol waren, bewegingen incluis. Het programma van Herman kwam ‘als bij toeval’. Was er echt een programma? Ja, enkele oude teksten kregen we te verwerken. Herman kon ze zo subtiel naar je toespelen: zo bezorgde hij me ooit de tekst ‘Lang haar’ van Jacobus Borstius... zonder commentaar! Inspraak hadden we zeker, we moesten onze teksten allemaal zelf zoeken. Zo kwamen we in contact met diverse literaire stromingen en zeker de moderne literatuur. Niet enkel dictie, maar ook de taalrijkdom, de voordracht en bovenal de emotie leerden we: het waren levenslessen. Er werd niet op 10 minuten gekeken, zoals in de muziekafdeling. Soms waren 20 minuten of een halfuur nog niet vol doende om 5 regels te ontrafelen. ' (Wim Holvoet)
6.3.3 ‘Oversteken’ 146 ‘Ik ben veertien, het is woensdagochtend en ik ga naar school. Plots steekt een man de straat over, een man die ik ken: hij geeft Nederlands een jaar hoger. “Zeg, heb jij geen zin om dictie te volgen?” De rest weet ik niet meer zo precies, alleen dat ik vroeg wat dictie was. Dictie? Dat zou ik wel zien, morgen, als ik naar de ‘Muziekschool’ kwam; ik moest maar eens proberen. Ik ben blijven gaan, elke week. En mijn leven zou totaal anders geweest zijn als ik niet was gegaan. O f beter: was die man de straat niet overgestoken. Het was ook niet zomaar een man. Hij was niet alleen leraar Nederlands, maar ook Directeur van Theater Malpertuis en docent voordracht. Herman Verschelden is dat laatste nog altijd, aan de academie voor Muziek en Woord te Tielt. Ook twee van mijn kinderen gingen inmiddels bij hem in de leer. Wat deze leraar toen al zo bijzonder maakte, was dat hij nauwelijks les gaf, althans niet zoals dat toen de gewoonte was. Ik heb vooral veel opgestoken van die talloze uren dat hij vertelde over theater, doorboomde over dichters en op het einde van het schooljaar met al zijn leerlingen dagenlang in zijn theater werkte aan een poëtisch totaalspektakel. Het gevolg was dat ik ongeveer alle dichtbundels heb gelezen die de toenmalige bibliotheek bezat. Zonder dat we kelijkse literatuurbad had ik nooit Germaanse geleerd, was ik later nooit directeur geworden van een cultureel centrum, zou ik nooit bij de Omroep ge start zijn. 143
O f ik dan nergens spijt van heb? Ja, dat ik nooit muziek volgde - puur een kwestie van tijd - want er was ook nog jeugdbeweging en sport. Als ik morgen een rustiger job had, dan begon ik er meteen aan: muziekgeschiedenis (die les sen hebben in Tielt een reputatie), misschien notenleer, wie weet zelfs piano. (O f ben ik daar te oud voor en zouden mijn vingers op middenleeftijd nooit de toets te pakken krijgen?) Achteraf bekeken had ik wél muziek kunnen studeren, was ik er vroeger mee begonnen. Tenslotte heb ik in het gangbare onderwijs enkel de basis gekregen van wat ik dagelijks beroepshalve nodig heb: enig denkvermogen, een stuk of wat talen, een beetje sociale kennis. Al de meerwaarde kwam van daarbuiten: liefde voor het woord, voeling voor een scène en esthetisch aanvoelen kreeg ik in de Academie. Doorzettingsvermogen leer je door sport. En voor organisatiezin en sociale omgang is een jeugdbeweging de beste training. Ik zou dan ook nooit meer wachten tot mijn veertiende om naar de Academie te gaan. Je weet maar nooit dat een onmisbare man het vertikt om de straat over te steken.’ (Wim Vanseveren)
6.3.4 De afdeling toneel: relaas van een lijdensweg Ondanks alle verwoede pogingen wilde het maar niet lukken om in de afde ling woord een toneelcursus uit te bouwen. Een 1ste poging in 1974 met Robrecht De Spiegelaere als leerkracht mislukte. Er waren 4 leerlingen inge schreven. In 1985-’86 met Dirk Tanghe, de nu befaamde regisseur: mislukt. Het jaar daarop met Kurt Defrancq, nu TV-beroemdheid: gelukt maar niet ge wonnen. Het jaar daarop een zekere Kristien Jocqué: 4 leerlingen. Vijfde po ging in ’88-’89 met Johan Bral, 4 leerlingen. Zesde poging in ’90-’91 met Johan Waegeman. Gelukt voor korte tijd. Dan: de definitieve opstart met Herman Verschelden - hij alweer - van ’93 tot ’98. Daarna kwam Walter De Groote voor twee jaar en uiteindelijk is Els Trio nu lesgeefster, samen met Herman tot juli 2003. De 33 jaar van Herman zitten er immers op, tot spijt van hemzelf en velen met hem. ‘In de voorbije decennia groeide zien derogen de interesse voor toneel en welsprekendheid. We hebben in die jaren al veel talent afgeleverd. Enkelen zijn zelfs in de branche actief gebleven. Matthias Sercu, Els Calant, Wim Carpentier. En dan spreken we niet over de velen die in amateurkringen aan de slag gingen. Sommigen blijven na hun opleiding op hun honger zitten wachten op dé kans. Anderen hebben te hoge verwachtingen gekoesterd en haken na de eerste praktische ervaring weer af. En dan heb je de mensen die écht gaan spelen bij de gezelschappen in Tielt, Meulebeke, Aarsele, Ruiselede. Daar is in de toekomst nog flink wat mee te doen.’ (H. Verschelden) ‘Naast de sterke invloed van de plastische kunsten, - ik denk aan de teken academie met o.a. Willy Desauter, aan wie ik een zeer aangename herinnering heb - , beïnvloedde de woordkunst mijn verdere leven. Ik volgde 8 jaar voor drachtkunst, want we lieten ons ‘buizen’ om nog 2 jaar langer les te kunnen 144
volgen en daarnaast 1 jaar toneel. Daarna studeerde ik 3 jaar woordkunst aan het KMC Gent en 1 jaar aan het Brusselse conservatorium. Ik genoot 2 jaar zang bij Erica Pauwels. Via Herman kwam ik in theater Arena terecht als figu rant en decorbouwer. Zo raakte ik verzeild in de binnenhuisinrichting. Maar ik bleef actief o. a. als stichter van theater Sculpture. In 2002 kwam ik naar buiten met een eigen theatermonoloog rond Jotie ‘t Hooft en speelde 10 voorstellingen. Een nieuwe monoloog is in de maak. ’ (Wim Holvoet). ‘Jonge mensen moet je in die literatuur en haar diversiteit laten groeien147. In kleine groepjes doen we aan voordracht. Ik laat ze eerst iets kiezen uit mijn verzamelmappen, later mogen ze iets meebrengen waar ze zelf mee bezig zijn. Zo bouwen we geleidelijk iets op, van lichte kost tot het ernstige in de hogere graad. We zitten met een schitterend lerarenteam. De 8- tot 15-jarigen vormen een toffe bende. Ze staan voor alles open en slorpen alles op, als sponsjes. In de hogere graad blijven vooral die leerlingen die helemaal uit vrije wil de acade mie bezoeken. Het zijn die jongeren die écht door kunst gebeten zijn.’ (Els De Pauw) We laten de conclusie aan Herman Verschelden zelf: ‘Ik heb het voorrecht ge had om de woordafdeling van Tielt volledig te kunnen uitbouwen. De drie di recteurs hebben me daarin altijd gesteund en momenteel zijn met het potentieel aan docenten-woord zowat alle voorwaarden vervuld voor een meer dan veel belovende toekomst. ’ Met dit bijna volledig overzicht van de afdeling ‘woord’ zijn we bewust ruim buiten de chronologie van deel 2 gegaan. Tijd om terug te keren naar de jaren ’60 en de ‘gewone’ muziekschool.
7. Van feest naar feest: 1967-1972. 45 jaar muziekschool en een 50-jarig jubileum 7.1 Ieder huisje heeft... Tussen al de grote vernieuwingen door bleven de kleinere probleempjes als taaie muggen prikken uitdelen. Qua ruimte, altijd te eng bemeten, ontspon zich een mini-oorlogje tussen de muziekschool en meester Vanneste, die voorzitter was van het Rode Kruis en het beruchte lokaal ‘boven-links’ beheerde. In dat lokaal stond al het sanitaire uitleenmateriaal van het Rode Kruis en werden de lessen EHBO gegeven. Op 3 maart ’67 claimt De Cock het lokaal volledig en vraagt aan Vanneste of hij niet kan uitwijken naar het Gildhof. ‘Ze wilden me daar echt buitensteken.’148 In september trekt De Cock nogmaals aan de alarmbel om grotere groepsklassen te vragen aan de stad. Hij hamert op de eis om het Rode Kruislokaal bestendig op woensdag- en zater dagnamiddag te kunnen gebruiken. Pas begin ‘69 beloofde de stad het stads 145
magazijn om te bouwen tot één grote klas, gedeeld met de bibliotheek als leeszaal. Op 31 oktober ‘69 was het plaatsgebrek zo schrijnend, dat de stad be loofde het Rode Kruislokaal vrij te maken ‘zodra de ‘Europahal’ 149 klaar is’. Het was een kind blijmaken met een dooie mus. Op 6 oktober 1970 deed het Rode Kruis, bij monde van de nieuwe voorzitter Tyteca, er nog een schep bo venop. ‘De bloedgevers mogen en kunnen gewoon niet meer in het Gildhof te recht, wegens slecht comfort en hygiëne.’ Dan maar bloed aftappen in... jawel, het lokaal boven links! Een luide alarmbel van De Cock op 20 september 1972 (let op de klok!): ‘We hebben 72 leerlingen in het lste jaar notenleer en moeten aanvragen wei geren. Geef ons a.u.b. dat lokaal, want er zijn drie klassen eerstejaars en maar 2 lokalen!’ Opluchting: de stad zegde ja. Maar... tussen droom en daad... De oorlog woedde voort. Een emotierijke brief van 19 november 1972 aan de stad: ‘Zo kunnen we niet verder werken. Verleden week werd les gegeven in voomoemd lokaal, doch leraar met leerlin gen én piano werden buiten gezet, gepaard met een oplopend dispuut. Deze toestand is niet van aard om de bevordering van het muziekonderwijs te sti muleren.’ Daarna gaf De Cock een overzicht van de problemen: - samenspel: zonder klaslokaal. - kopers: geen klaslokaal voor de 2de leraar - dictie: praktisch iedere keer verhuizen van klas - voordracht: wordt voorlopig gegeven in lokaal van de boekerij (sic) - houtblazers: klaslokaal veel te klein - slagwerk: zitten in lokaaltje palend aan de klas voor notenleer wat veel stoornis teweeg brengt - secretariaat: slechts plaats voor één persoon, ondanks dat er bestendig drie personen moeten verblijven en waar ook ouders van leerlingen binnenko men om inlichtingen. ‘Gezien deze abnormale toestand vragen wij u dringend opdat zou vooruit gang gemaakt worden met het ingediende ontwerp tot het bouwen van aange paste lokalen.’ Het bedoelde ontwerp was dat van de nieuwbouw rechtover de bib. Jammer voor De Cock draaide de betonmolen even traag als de papiermolen en begonnen die werken pas in 1975 om te eindigen in... 1981. Weg droom, dag realiteit. En die stonk nogal: op 15 september stuurde de stad een brief aan architect Lievens: ‘De nieuwe gebouwen op de Lakenmarkt voor muziek school en bibliotheek worden verpest door een onuitstaanbare geur, afkomstig van urine-afvoer en WC’s. Verscheidene proeven tot verbetering werden reeds gedaan, doch zonder resultaat. Deuren en vensters staan dag en nacht open om de stinkende geur te verwijderen, doch alles blijft vruchteloos. Het is zelfs al meermalen gebeurd dat kinderen onpasselijk werden en dienden naar huis ge stuurd. Het is waarlijk onuitstaanbaar!’ Dat geurtje bleef nog geruime tijd hangen. 146
Begin mei ‘68 sloeg het stadsbestuur alarm: de verwarmingskosten voor de muziekschool hadden de voorbije maanden astronomische hoogten bereikt. De stad moest voor 9 maanden elektrische verwarming om en bij de 100.000 Bfr. ophoesten: een fenomenaal bedrag. Voor dezelfde periode ver bruikte het stadhuis zelf 40.000 Bfr. en de tekenacademie samen met het arrondissementscommissariaat 33.500 Bfr. De Cock richtte een strenge brief naar zijn personeel en een brief met uitleg aan de stad op 3 mei. ‘Reeds meer malen hebben wij hierop de aandacht gevestigd aan het lerarenkorps, evenals aan de leerlingen met de vraag om onmiddellijk na afloop der lessen de warm temeter op nul te plaatsen en dat de leerlingen in geen geval aan deze meters zouden raken. Het is wel menigmaal voorgevallen dat bepaalde leerlingen het leuk vinden de warmtemeters op het maximum te plaatsen... zelfs wanneer er absoluut geen verwarming nodig was.’ Aan de leraars bezwoer hij de meters op nul te zetten na de lessen en een permanente controle te doen op de leer lingen om er af te blijven. Wat een directeur lijden kan: op 6 mei diende hij zijn corps weerom aan de oren te trekken qua stiptheid. ’Niettegenstaande herhaalde malen werd aange drongen om de lessen bijtijds te laten beginnen en eveneens om niet vroegtijdig de klas te verlaten, zijn alle pogingen tot nog toe met weinig goede wil beant woord geworden. Er werd ons dan ook vanwege het stadsbestuur gevraagd om iedere tekortkoming en nalatigheid, onverbloemd, aan de bevoegde overheid kenbaar te maken, welke desnoods een nieuwe uurregeling zal aanpassen tegenover de nalatigen. Het stadsbestuur, dat zich geen inspanningen noch on kosten ontziet om aan onze school alles te bezorgen wat nodig is om tot een modelinrichting te komen, heeft ons inziens recht op goede en verantwoorde prestaties vanwege haar personeel.’ Voor De Cocks doen zeker: krasse taal! Op 20 november 71 kreeg het personeel net dezelfde brief weer voorgeschoteld. Sommigen bleken wel wat ‘hardhorig’ , en dat voor muzikanten. De cursus muziekgeschiedenis bleef voor problemen zorgen sinds de opstart. Luc Leupe diende ontslag in op 9 februari ’67 om zijn 1ste prijs piano voor te bereiden. José Bouckaert, broer van André, werd gevraagd in te springen. José (03/02/’47) had aan het KMC-Gent in 1966 net zijn 1ste prijs notenleer behaald, en volgde nog slagwerk en hoorn. Hij behaalde een rits eerste prij zen: in 67 voor slagwerk, in 70 voor hoorn en 71 voor kamermuziek150. In sep tember 1967 haalde men dan Robert Deleersnijder binnen uit Ruiselede, die de cursus muziekgeschiedenis uitbouwde en in 1974 dat muziekkrijt doorgaf aan Willie Verdievel. In september ’68 werden Willy Soenen, André Bouckaert en Roland Neirinck definitief benoemd, respectievelijk voor kopers, notenleer en slagwerk, en notenleer. Begin schooljaar ’68-’69 begonnen José Bouckaert voor notenleer en slagwerk, Paul Van Maele voor notenleer, Pittemnaar Geert Vincent Gery Bruneel voor kopers, Freddy Van Laer voor ‘rieten’ in Wingene en meester Leon Vandenberghe als toezichter in een voorlopige aanstelling. In 147
1969 kwam Gaston Christiaens daar nog bij voor rieten. De pas benoemde Willy Soenen ruilde echter al op 30 september ’68 Tielt voor Wervik als leraar kopers, ’lk diende ontslag in omdat ik kon starten in Wervik, een bijafdeling van Menen waar ik eveneens les gaf. Dit was voor mij interessant, daar ik ook dirigent was van de Wervikse harmonie 'Onder O ns’, die ik daarna heb kun nen brengen van derde afdeling naar ere-afdeling. Het was echt met spijt in het hart dat ik mijn klas verlaten heb in Tielt.’ (Willy Soenen) Intussen belandde een kwade brief van Willy Van De Genachte op De Cocks bureau. Hij tilde erg zwaar aan het feit dat hij in Tielt 16 leerlingen had en maar één uurtje meer, zijnde 5 lesuren, aangeboden kreeg, dan nog door een ‘buitenstaander’ via de telefoon. Volgens de verplichte normen was dat 3 uur te weinig. Hij had het aanbod van Eeklo voor 20 uur les, met 44 leerlingen dan maar direct aangenomen. 'Aldus kan ik in Tielt geen enkel uur bij aanvaarden en zal mij moeten beperken tot mijn 4 uren, daar ik in het verleden steeds tevergeefs een uurtje had aangevraagd voor mijn 14 leerlingen, daar waar an dere leeraars met uren bedacht worden ad libitum. Ik zal voorlopig een of twee uren vroeger komen als dat moet, want 4 uren voor 16 leerlingen is praktisch onmogelijk. Waarde directeur, mag ik u beleefd vragen dat ik in de toekomst op de hoogte word gehouden van de beslissing aangaande mijn lesuren. Liefst zag ik de secretaris of indien mogelijk U zelf, daar ik het land heb aan alle Commissionars (sic) die met mijn zaken in de school niets te maken hebben. Een klein woordje onder gesloten omslag in mijn aanwezigheidsregister kon daar ook al veel aan verhelpen. Zo meent het toch Uw toegenegen Leeraar. (sic)’ En Gery Bruneel promoveerde in februari 1970 tot directeur in Veurne. Gustaaf Devolder151 uit Harelbeke nam zijn plaats in bij de kopers. Weerom ‘the Harelbeke-connection’. De muziekschool was duidelijk in een stroomver snelling geraakt: in ’69 kocht De Cock voor zowat 400.000 Bfr. instrumenten aan, grotendeels gesubsidieerd. Het huurgeld voor de leerlingen bleef 100 Bfr. per jaar. En een massa betrekkingen kwam open: piano, notenleer, dictie, kopers, houten of rieten, slagwerk en muziekgeschiedenis.
7.2 December 1967: een 45-jarig jubileum gevierd met stijl We zegden het al: om de 5 jaar feesten is niks teveel in Vlaanderen. Dus nam voorzitter Dumont het initiatief op 13 februari ’67 met een brief aan het stads bestuur. Hij kondigt een kunstconcert aan en vraagt of de stad een feestmaal kan aanbieden aan leraars, bestuursleden, stadsmagistraat en genodigden. 'Wij zijn er stellig van overtuigd dat bij deze jubileumviering het stadsbestuur niet ten achterzal blijven, eens te meer blijk gevende van zijn gewaardeerde be langstelling voor cultuur en inzonderheid voor onze bloeiende muziekschool.’ Een staaltje van zachte dwangdiplomatie. Op 6 maart gaf de burgemeester zijn fiat en stelde september voor als feest 148
maand. Hij vroeg Dumont ook dringend uit te kijken naar een gratis concert in het kader van ‘volksopleiding’ vanwege het departement Nationale Opvoeding en Cultuur. De stad schreef zelf het ministerie aan en suggereerde de Filharmonie van Antwerpen of het Nationaal Orkest, maar dat feest ging niet door. Dan maar zelf gespeeld en gezongen. Datum werd uiteindelijk zondag 3 december ’67 om 11 uur en nog wel in... Het Feestpaleis ! Back to the roots dus. Op 1 okto ber ging daar al een concert door met het koperensemble ‘Arban’ onder leiding van Willy Soenen, georganiseerd en opgenomen door BRT-West-Vlaanderen. Een soort pré-feest dus en zeker uiterst professioneel gebracht. Het pro gramma van 3 december met als solisten de leraars Mannes, De Cuyper, Neirinck, Werthen, mevr. Vandewiele, Soenen en André Bouckaert drukken we hierbij af. Er zaten 78 genodigden aan de feestdis, 7 lieten zich verontschuldigen waar onder Jean Louël. Ook Eduard Van Styvoort was er én de 88-jarige Achiel Maes! Speechen werden afgestoken door Dumont, De Cock, adviseur Verhaeghen van het mi nisterie, de burgemeester, Jan Decadt én Emile Devos, arrondissementscom missaris. Voorzitter Dumont herinnerde aan de wens van burgemeester Baert in 1964 dat het bestuur hard zou voortwerken aan de vooruitgang van de school152: “Wij hebben uw vertrouwen niet beschaamd! Cijfers spreken: van 150 leerlingen in 1964 is de schoolbevolking gegroeid tot 360 dit jaar. Laat mij toe Heer Burgemeester, hier ter overweging te geven, dat dit getal leerlingen, evenredige levensruimte behoeven, en dat ruimere lokalen ons zeer welkom zouden zijn." Dié zat! Verder gaf Dumont pluimpjes weg aan alle vroegere en huidige medewerkers, notabelen en sympathisanten. Directeur De Cock huldigde de twee ‘betonnen’ steunpilaren van de school,
JUBILEUMCONCERT
Wij hebben het genoegen Ued. uit te nodigen tot het CONCERT gegeven door de STEDELIJKE MUZIEKSCHOOL op ZONDAG 3 DECEMBER 1967 te 11 uur in de zaal «FEESTPALEIS» Stationstraat te TIELT
PROGRAM MA: 1. Romanza voor cello-solo 2. a) De gevangenen
E. Mainardi A. Gretchaninow
zang - piano
J. Reylandt b) Zeelied A. Corelli-Leonard 3. a) La Folia b) Introduction et Rondo capriccioso viool - piano C. Saint-Saëns G. Longue 4. Images d’Orient sax. alto - piano
Uitvoeringen door de Leraars :
5. Concertlno
J. Jongen
trompet - piano BOUCKAERT A. - Slagwerk
6. Rythmic
E. Bozza
DE CUYPER M. - Zang MANNES G. - Cello NEIRINCK a - Piano SOENEN W. - Trompet VANDEGENACHTE W. - Saxofoon VAN DE WIELE-SEGHERS Chr. - Piano WERTHEN R. - Viool
149
Dumont en Maes, met een geschenk en bloemen voor mevrouw Dumont en dankte uitbundig zijn vriend Jan Decadt en ere-inspecteur De Vliegher. De hele procedure om Academie te worden en de stand van zaken voor Tielt deed adviseur Verhaeghen uit de doeken in zijn tafelspeech. De minister was het dossier Tielt gunstig gezind. Verhaeghen wees terloops op het feit dat slechts 1% van de 30.000 leerlingen van de muziekscholen met conservatorium be gonnen: veel te weinig om genoeg beroepsmusici en leraars te vormen. De burgemeester deelde bij verrassing nog een gedenkpenning uit aan Dumont, Maes en De Cock.
Viering 45 jaar muziekschool. Ziitend, vim: Albert De Cock, Mamert Dumont, Christine Seghers, Achiel Maes, Edouard Van Styvoort; staand, vlnr: Zenon Eeckhaut, Rudolf Werthen, Roland Neirinck, Willy Van De Genachte, Michaël De Cuyper, Etienne Snauwaert, André Bouckaert, Willy Soenen, Gaston Mannes, Frans Rubens.
7.3 Harde noten kraken in de periode 70 - 75, met feest tussenin Voor de zoveelste keer: Tamentationes’ over geld. Op 19 januari 1970 sturen de leraars een protestbrief aangaande de herhaaldelijk laattijdige uitbetaling van de wedden naar de raad van bestuur. ‘We gingen akkoord met een uitbe taling om de 3 maand, maar het is weeral 3 weken te laat. Andere scholen be talen om de maand en zelfs vooraf; wij eisen dus maandelijkse betaling.’ Getekend door 10 leraars, directeur De Cock en secretaris Frans Rubens. Senator Vannieuwenhuyze replikeerde met het voorstel om een nieuwe proce dure van uitbetalingen te laten uitwerken door bestuursdrukker Schaubrouck van Nazareth. 150
Ook het gejammer over de verplaatsingskosten werd aangepakt. Een aantal leraars mag kilometerkosten aanrekenen voor hun wagen: 3,25 Bfr. per km voor een 8 PK; 2,30 Bfr. voor een 3 PK. Twee leraars kregen hun buskosten vergoed naar Wingene (26 Bfr.) en Meulebeke (18 Bfr.). Jurylid spelen bij ‘wedstrijden’ was lucratiever met vergoedingen tussen 750 tot 1500 Bfr.! Het crisissfeertje hield aan. In de bestuursvergadering van 9 maart 70 toon de De Cock zich erg ontevreden over de relaties met de bijafdelingen. 'Er is niet het minste contact, iets regelen is zeer moeilijk want er zijn geen contact personen.' Hij stelde voor om een soort ‘vriendenkring’ per bijafdeling op te richten. Men besloot een aparte vergadering te beleggen. Die kwam er op 10 augustus. De vriendenkringen153 werden opgericht en Pittem vroeg meteen om een infobezoek met zijn leerlingen in Tielt, om o.a. de instrumenten voor te stellen. De aanwervingen- en ontslagtrein denderde intussen lustig verder. Op 25 maart 70 gingen de examens voor allerlei functies door. Voor notenleer daagden 9 kandidaten op, voor kopers 5, voor houten 3 en Hilde Steenhout voor dictie. De alomgekende tubaspeler Gustaaf Devolder, solist van de Antwerpse filharmonie, leraar aan het KMC-Gent en ere-dirigent van ‘Vooruit’ in Harelbeke, kwam voor 5 jaar kopers geven. Christine Birlouet begon voor notenleer, Hilde Steenhout voor dictie. Terzelfdertijd: exit muziekschool voor Geert Vincent en Etienne Snauwaert . Even terzijde: zolang Louël zijn zegje had, maakten alle kandidaten met di ploma van het Leuvense Lemmensinstituut geen kans. Daar leverden ze adep ten af van de Orff-pedagogiek, die vooral via het Orff-instrumentarium het jong volkje spelenderwijs in de muziek wilden onderdompelen. Reeds in 1967 was Gilbert Hinnekint, trouwens één van de kandidaten voor het examen leraar-notenleer, met het Orff-ensemble ‘Pro Musica’ gestart in het Tieltse St.-Jozefscollege. De groep kende een groeiend succes, bracht eigen producties doorheen het land, zette frisse dingen op plaat en toonde zeer veel jongeren de weg naar creatief groepsgewijs muziek maken.Vanuit die recruteringsbasis kwamen veel jongelui ook de Academie bezoeken en vice-versa, maar dat zinde de leerkrachten van de academie niet altijd. Van toen af zat in elke scholierentas een blokfluit en via de Tieltse normaalschool, waar Hinnekint verder carrière maakte, verspreidde Orff zich over het Vlaamse land. Bij de oude garde die het muziekonderwijs tot de jaren 80 domineerde bleven de dove mansoren er echter doof voor . De ‘boom’ in het muziekonderwijs deed een chronisch lerarentekort ontstaan. Het KMC-Gent zond alarmerende brieven, ook naar Tielt, om het gevoelige tekort aan hoornisten, fagottisten, hoboïsten en zelfs violisten aan te kaarten. Of De Cock dat wilde meedelen aan ouders en leerlingen? Voor de drie genoemde blaas instrumenten lag het probleem zowel structureel - geen leraars - als bij het feit dat quasi geen meisjes ze aan de lippen zetten, en dat duurde tot in de jaren 90! 151
Een vergadering van de directies in Brussel besloot daarop in te pikken. Een 6de jaar notenleer inrichten wordt mogelijk om de 5 sleutels aan te leren. In elke les notenleer moet er 10 minuten muziek beluisterd worden en in het 5de jaar notenleer moet iedereen het 1ste jaar muziekgeschiedenis volgen. Weer wat kopzorgen bij: Tielt beschikte toen welgeteld over een ‘collectie’ van 47 fonoplaten. Wat dat 6de jaar notenleer betreft: De Cock wilde wel, maar de staat subsidieerde geen 6de jaar en het plan zat in de ijskast. Om het jaar in schoonheid te eindigen vroeg Aarsele, toen nog een zelfstan dige gemeente, op 7 december 1970 ook om een bijafdeling. Pas op 4 juni 71 kwam de toezegging om op in september op te starten met het 1ste jaar no tenleer. Op het Tieltse stadhuis kwam Annie Haeck vanaf half maart 1970 in dienst: zij kreeg naast sociale zaken als opdracht de dossiers van het kunstonderwijs in Tielt op te volgen: wetgeving, personeel, relaties tussen de inrichtende macht (het stadsbestuur) en de academies waren en zijn nu nog haar werk terrein. Zo was er eindelijk een ‘aanspreekpunt’ en iemand met dossierkennis in die materie en dat was dringend nodig. Meester Achiel Maes, die toen 91 lentes telde, nam eind 1970 ontslag uit het schoolbestuur. Hij was present vanaf het eerste jaar, 1922. Op de bestuursvergadering van 4 juni 71 gooide senator Vannieuwenhuyze nog maar eens het probleem van ‘inwendige orde’ op tafel. Hij klaagde over bepaalde onregelmatigheden en na latigheden van de leraars. Er waren klachten van ouders qua inhoud van de lessen en stiptheid. Sommige lessen bleken gewoon niet door te gaan. Er waren ook ad ministratieve nalatigheden inzake benoemingen en ontslagen. De Cock reageerde vinnig en haalde uit naar de stadsdiensten die altijd te laat waren en nalatig. Hij voegde er aan toe dat de leraars nog altijd geen verlofgeld kregen. Op 22 september 71 zond Wingene een eisenbundeltje naar De Cock. Met 39 leerlingen in het lste jaar notenleer is een splitsing urgent: dadelijk toegestaan. We vragen een 4de jaar notenleer in Achiel Maes in 1967, het 45-jarig jubileum Wingene, want er zijn nu al 9 kan van de muziekschool. didaten voor, én de mogelijkheid 152
om piano te volgen. Ook aankoop van een 10-tal instrumenten is nodig. Het werd ja op de twee laatste vragen, nee voor het 4de jaar. Als klap op de vuurpijl volgde Ruiselede dit voorbeeld op 11 oktober. Hun eerste jaar begon in januari 72 met een ‘bom’: er schreven zich zomaar even tjes 134 leerlingen in, 111 jongeren en 23 volwassenen! Meteen moesten er 3 leraars aan de slag: Albert154 en Hilde Rubens en Carlos Van Maele . INTERMEZZO: 1972, een halve eeuw muziekschool in Tielt De viering van 50 jaar muziekschool verdient het adjectief ‘Bourgondisch’. Het feestgedruis zette in met een leerlingenconcert op 15 maart in het Gildhof, en een voorstelling in Malpertuis door de leerlingen voordracht op 21 maart. Op 17 april trad het Mannheimer-kamerduo op in de Raadszaal van het stadhuis. In mei serveerde de Academie de hoofdschotels. In de pas geopende Europahal van toen kwam op 13 mei de Filharmonie van Antwerpen musiceren. En op 28 mei als orgelpunt, het échte feest met Academische Zitting om llu.15 gevolgd door receptie en banket. De Antwerpse Filharmonie naar Tielt halen is een flinke organisatori sche klus. Gelukkig betaalde het ministerie grotendeels de uitkoopsom van het orkest in het kader van volksontwikkeling. De stad legde nog 10.000 Bfr. bij. Op 13 mei waren er 330 betalende concertgangers, zowat de helft van wat het ministerie verwachtte. Er waren ook 95 gratis entrees. Entreeprijzen: 40 en 20 Bfr. Het deficit bedroeg dan ook 12.326 Bfr. Een puik, erg klassiek programma, gedirigeerd door Valère Leenaerts, met als opener 3 ‘Fanfares’ van Jean Louël, ‘Peter en de Wolf’ van Prokofieff, ge sproken door Irène S’Jongers, dan drie delen uit ‘Romeo en Julia’ van Berlioz en ‘Les Préludes’ van Liszt als finale. Iedereen dik tevreden. Op 28 mei hing de raadszaal vol bevlogen speechen. Na die van Burgemeester Vandermeulen kwam senator Vannieuwenhuyze, die de historiek schetste. Hij betreurde wel dat de minister beperkende maatre gelen had genomen i.v.m. het oprichten van bij afdelingen en vreesde een negatieve weerslag voor Tielt. Afgevaardigde van de minister Verhaeghen verzekerde dat het zo’n vaart niet zou lopen en wees op de ‘boom’ in het kunstonderwijs in Vlaanderen dat toen 80.000 leerlingen telde, een verdriedubbeling in de laatste drie jaar! Optimisme alom dus: ‘Indien de technologische en wetenschappelijke ontwikkeling meer dan ooit in de toekomst voorspoed en vooruitgang zul len bepalen, dan zal dit toch in grote mate afhankelijk zijn van de wijze waarop wij de cultuurparticipatie zullen organiseren. Wij zullen ons volk moeten opleiden tot actieve cultuurparticipatie’, dixit Verhaeghen. Een sta tement om te onthouden. Daarna werden Mamert Dumont en Albert De Cock gehuldigd en konden 88 genodigden aan de feestdis.
153
7.4 De ‘magere’ jaren: oliecrisis, besparingen en nog meer nare dingen Net nu de Stedelijke Muziekacademie zomaar eventjes 784 ingeschreven leer lingen telde - vergelijk met de 196 tien jaar eerder - , betrok de hemel vanuit Brussel met onheilswolken. Op 22 augustus 72 vertrok de eerste besparingsbrief naar de muziekscholen. Het aantal lesweken werd van 40 naar 36 herleid en er ging 10% af van alle werkingstoelagen. Concreet betekende dat er maar 90% meer betaald werd van de weddetoelagen. De school barstte uit haar voe gen, men moest dringend een cursus samenspel inrichten, waarvoor José Bouckaert was aangezocht, een aparte leergang fluit kon men zeker niet terug fluiten, want de ‘fluithype’ woedde volop, het instrumententekort werd acuut, de cursus notenleer voor volwassenen stond in de startblokken en net nu moest de broeksriem aangehaald. Qua verlofgeld kregen veel muziekleraars nog altijd niet waar ze recht op hadden en op 11 juli 1973 kwam daar nog een ‘remwet’ bij op de uitgaven: cumul werd bemoeilijkt en het aantal leerlingen per instrument werd beperkt, met ellenlange wachtlijsten tot gevolg. Het pro test was luid en hevig. Op 12 oktober 72 hield de VGM, de vereniging voor het Gesubsidieerd Muziekonderwijs een persconferentie. Een van de sprekers was Jan Decadt. Ze onderstreepten het asociale van de maatregel en de noodlottige impact op de kwaliteit en begeleiding. De regering argumenteerde dat in de maand juni toch bijna geen leerlingen naar de muziekschool kwamen en wilde daarom zelfs het muzikale schooljaar laten eindigen op 31 mei! In 1973 verlamde de ‘oliecrisis’ 155 Europa en ons landje. Op 18 november: eerste auto loze zondag. Op 21 november nam de regering verregaande maatregelen tot brandstofbeperking. De meeste scholen verplaatsten hun zaterdag- en zondaglessen naar de woensdagnamiddag en daar zaten de Academies natuurlijk mee in de puree. Vooral voor dictie stelden zich grote problemen want de meeste leerlingen konden op woensdagnamiddag niet meer komen. Men paste zoveel mogelijk mouwen aan, hoewel de verplaatsingen op zon dagvoormiddag onmogelijk waren wegens geen vervoer. De Cock vroeg nog extra-toelatingen aan de stad om 7 leraars toch te laten rijden op zondag, maar die kwamen er niet. Niet dat de school daarom naar lagere versnelling schakelde. In het jaarbilan 72-73 ging het bestuur er prat op dat 30 leerlingen in juni 72 hun einddiploma haalden, met medailles voor Kristien Verstaen (viool) en Ronny Neirinck (slagwerk) en dat er van de 25 leerkrachten nu 12 oud-leerlingenstadsgenoten les gaven aan de school. Het bestuur wijst op de oprichting sinds 1971 van het Hoger Secundair Kunstonderwijs, afdeling muziek aan de KMC Gent, Brussel en Antwerpen, waarbij talentrijke jongeren met diploma LSO naar een soort pre-professionele muzikale vorming konden zonder al te grote risico’s. Bedoeling was vooral het schrijnende lerarentekort te ondervangen. In 1973 presteerde de school op niveau met 5 optredens: prijsuitreikingsconcert 154
op 25 januari, lerarenconcert op 26 april en voordracht-happening in Malpertuis op 27 april, een speciale poëzie-evocatie door Herman Verschelden met piano en viool door mevr. Vandewiele en Agnes Kesteloot op 2 juni, en een optreden van de solisten van het Belgisch Kamerorkest op 18 oktober.
Albert De Cock dirigeert zijn orkest met jonge leerlingen in de raadzaal van het stadhuis, anno 1977.
Net in dat jaar 1973 stak E.H. Paul Sinnesael156, kapelaan en bevlogen mu zikant van wal met een voor Tielt ophefmakend initiatief: een heus jongeren orkest voor blazers en slagwerkers, het Jeugdensemble. In feite was deze groep ontstaan binnen ‘De Goede Vrienden’ , maar door meningsverschillen qua stijl en repertoire, gevoed door de ‘generatiekloof kwam er een afsplit sing. Sinnesael startte met een 20-tal jonge muzikanten. Dat ensemble groeide uit in wat men nu 30 jaar later gerust een topper kan noemen qua niveau en faam: de JET-symphonic-band. Straks meer daarover. Het crisisgeurtje bleef in 1974 nog hangen. André Bouckaert diende door Carlos Van Maele vervangen te worden voor notenleer vanaf februari. Hilde Steenhaut stopte met dictie op 1 maart. De Cock richtte een dringende brief aan de stad op 2 buffetpiano’s en 1 vleugel aan te kopen, merk KAWAI, bij Maene in Ruiselede én de dringende vraag om eens eindelijk een telefoon te krijgen in de muziekacademie! Op 18 maart wordt die vraag ingewilligd: de middeleeuwen zijn bijna voorbij. Maar de Rode Kruis-soap nog niet helemaal! Het Rode Kruis reanimeerde het oude lijk uit de kast, hét fameuze lokaal en eiste dat op voor de propaganda-dagen tussen 24 april en 12 mei. Het ant woord van de stad was een onverbiddelijk NJET. 155
Einde schooljaar 73-74 nam Willy Van De Genachte afscheid. Hij kon prat gaan op talrijke laureaten uit zijn klas, waaronder een aantal latere professio nelen zoals R.Vanhecke, J.Goussey en G.Defauw, die zelf leraar werd vanaf 1978 in Tielt. Daarbij kwam nog maar eens het feuilleton over de stiptheid. De Cock rap porteerde bij herhaling de nogal krasse ongemelde afwezigheden en de alge mene broekvegerij van Albert Rubens, lesgever notenleer in Ruiselede en Wingene. Meteen de start van een geschil dat bleef sudderen tot een pijnlijke breuk met het gemeentebestuur van Ruiselede in 1975-76 en het opdoeken van de afdeling daar.157 Op 29 augustus tracteerde De Cock het personeel op een kwade brief. ‘Op de personeelsvergadering van 26 augustus waren slechts 14 van de 30 perso neelsleden aanwezig. Geen enkele afwezige liet zich verontschuldigen. Leraars, leraressen en personeelsleden zullen de gevolgen dragen van hun afwezigheid. ’ Het was nota bene een vergadering over de nieuwe wedderegeling met provincie-afgevaardigde Penninck! Op 25 september trok de directeur even fel van leer tegen Carlos Balcaen, leraar kopers tussen 72 en 74, die zijn lessen zéér vroegtijdig had verlaten zonder iemand op de hoogte te stellen. ‘Zodat de leerlingen ontmoedigd en zonder les mochten huiswaarts keren. Het is zeker niet verantwoord dat een le raar zijn eigen uurrooster niet in acht neemt.’ Geen leuke tijden voor Albert, die dan nog extra-problemen had met de opvolging van Hilde Steenhaut voor dictie en de barensweeën van de cursus toneel. Doe het zelf: ondanks de subsidie-stop van Brussel kocht de school 2 trom petten, 1 bugel en 1 cornet, 4 klarinetten, 1 dwarsfluit en 2 buffetpianos voor Wingene ‘met eigen middelen’. Ook een KAWAI-vleugelpiano kwam naar de academie. Examenkoorts: tussen 19 en 26 november voor leraar koper, samenspel, houten, voordracht, dictie, toneel en notenleer. Van de 5 kandidaten slaagde alleen Bruggeling Willie Verdievel voor kopers en samenspel158. Julien Stofferis159 had vrijstelling van examen. Voor houtblazers slaagde William Spittael.160 Toneel en dictie werden een grote flop en voor notenleer slaagden Carlos Van Maele161 en Anne-Marie Verhaeghe. Herman Verschelden slaagde voor voordracht. De Ruiseleedse kandidaten, Hilde en Albert Rubens daagden niet op, met verstrekkende gevolgen nadien. José Bouckaert nam ontslag voor samenspel en Verdievel nam die taak op. José volgde dan wel in 1975 zijn broer André op voor slagwerk. Eind 1974 vroeg Roland Neirinck om enkel lessen notenleer te geven en geen piano meer. De Cock wilde enkel op de vraag ingaan indien er in Tielt een goede vervanger gevonden werd. Het probleem was dat Roland nog altijd geen bekwaamheidsproef piano had afgelegd en dat de school daardoor ris keerde voor die 10 uren geen weddesubsidies meer te krijgen. De zaak werd dan toch nog opgelost door de plaats open te verklaren en een piano-examen 156
in te richten op 24 februari 76. Roland slaagde met pianoklank en het pro bleem was opgelost. Jammer genoeg moest Tielt het 4 jaar lang stellen zonder gitaarleraar na het ontslag van Zenon Eeckhaut. Even tussendoor iets over de pianobegeleiding aan de academie. Christine Seghers en Roland Neirinck hadden tot dan toe moeten opdraaien voor de talloze uren begeleiding op examens enzomeer en vonden dat stilaan van het goeie teveel. De Cock engageerde dan maar Willy Ostyn als pianobegeleider voor 35 uur, (4 uur per week à 150 Bfr.) voor de examenperiode 73-74. Ook Luc Vandenabeele, toen koster aan de St.-Pieterskerk, mocht voor 13 uurtjes begeleiding opdraven. De eerste officiële aanstelling voor pianobe geleiding kwam er pas in 1983-’84 met vaste begeleidster Annemie Verhaeghe162: 6 uur begeleiding tijdens de volledige schooljaren ’83 tot ’89. Dan sprongen Anne Buyck en Kristien Devoldere in voor één jaar en pas vanaf september 1990 werd pianobegeleiding definitief opgenomen in het officiële lesurenpakket. Gelukkig was er ook nog muziek. Op 24 april 75 trad het ‘Trio Louël’ op in het stadhuis, met Jean Louël, piano, André Van Driessche, hoorn, en André Delcourte, viool. ‘De perfectie’ was het oordeel van de kenners.
7.5 Ruiselede gaat solo in 1976, Kanegem en Zwevezele starten op in 1977 De perikelen met de zeer bloeiende afdeling Ruiselede gooiden roet in het eten. Het gemeentebestuur van Ruiselede deed erg verontwaardigd over het feit dat ‘hun’ leraars Hilde en Albert Rubens geen lesuren meer kregen in 1975. De Cock replikeerde droogjes dat beiden zich geen kandidaat hadden ge steld voor het examen, dat twee kandidaten wél slaagden en dat de gevraagde ontdubbeling van klassen onmogelijk was wegens te weinig leerlingen. Ruiselede haalde daarvoor de schoolbevolkingsnorm niet en met een tekort van 6 leerlingen riskeerden ze dan zelf 2 lesuren te moeten betalen. Het con flict groeide uit tot een fikse rel: op 15 januari 76 zegde burgemeester Dupont in eigen naam en eenzijdig het contract op. Tielt antwoordde dat ‘de opzeg niet door het bevoegde orgaan werd gedaan en dat het contract dus niet geres pecteerd was’. Tot de dag van vandaag richtte Ruiselede dan zelf gemeentelijk muziekonderwijs in, wat alleen jammer kan genoemd worden én kortzich tig.163 In 1977, het jaar van de fusies van gemeenten, claimde Zwevezele ook zijn bijafdeling naast die in Wingene. Men startte er met 39 leerlingen in het 1ste jaar! Toch was er in ’91-’92 een onderbreking wegens iets te weinig leerlingen. U leest straks de reden daarvoor. Kanegem startte in 1977 met 29 leerlingen in het eerste jaar, maar de afdeling hield het slechts 3 jaar vol, tot juni 1980. De leerlingen werden naar afdeling Aarsele doorverwezen. Protest van een 157
aantal ouders mocht niet baten. Kanegem kon ‘zijn harpe niet meer snaren’164 via muziekonderricht ter plaatse.
8. Eindigen in schoonheid: 1975-’80, de laatste directiejaren Albert De Cock 8.1 Leraars gevraagd Met de aanwerving van een reeks puike nieuwe leraars kon de muziekschool het ingezette crescendo aanhouden en verstevigen. Begin 1976 zaten immers volgende leraars ‘met uitstraling’ in hun proefperiode: voor notenleer Carlos Van Maele en Annemie Verhaeghe, Julien Stofferis voor kopers, Willy Verdievel voor kopers, samenspel en muziekgeschiedenis, Guibert Janssens voor viool, William Spittael voor houten en Herman Verschelden voor voordracht. Veel muziekscholen waren vragende partij voor een cursus blokfluit. Op 5 juli 76 stelde de Wingense senator Willy Persyn de vraag aan de minister, Rika Debacker. Die antwoordde dat ze de bedoeling had vanaf schooljaar 77-78 de cursus te erkennen en te subsidiëren, maar dat slechts vanaf 73 de leergang blokfluit bestaat aan de conservatoria, dus zijn er nog geen gediplo meerde leerkrachten. Trouwens, op dat moment mocht niks meer ingericht worden wegens de geldende besparingen. Lerarenschaarste en druk ‘verloop’ bleven een constante in de kopzorgen van de school. Het feit dat veel leraars eieren voor hun geld kozen en dus de school waar ze het meest uren kregen en ook de beste faciliteiten maakte de zaak niet makkelijker. Op 8 juli 1976 schreef De Cock aan het stadsbestuur: ‘Het feit van de aan stelling van de heer Sarrazyn165 uit Brugge als opvolger van dhr. Debel heeft mij ten zeerste ontgoocheld. Niettegenstaande ik op voorhand gewezen heb dat de klas voor rietinstramenten het slachtoffer is geweest van vrijwillige ontslagen van volgende leraars en dit in een tijdspanne van twee jaar: 1. ontslag: dhr. Van De Genachte 2. ontslag: dhr. Van Eyghen 3. ontslag: dhr. Staelens Nu reeds vroeg men zich a f waarom dit alles gebeurde? De reeks wordt echter vrijwillig verder gezet. Ik heb alles in het werk gesteld, vele contacten opgenomen en door de tussenkomst van de Directeur van de Muziekacademie van Roeselare ben ik er in geslaagd, in de onmiddellijke om trek van Tielt een goed leraar te vinden. Nu alles goed verliep en ik dhr. Debel kon voorstellen wordt ongeacht alles aan de reeks ontslagen voortgedaan, nl. nr. 4: dhr. Debel. Het ambt van dhr. Sarazyn als nr. 5 zal zeer waarschijnlijk van korte duur zijn: -legerdienst -Gidsen -voortzetting studies aan het Conservatorium, enz... 158
Wat dan? Ik kan er alleen maar uit besluiten dat navragen langs advertenties en dagbladen nog overblijven. Mijn wens is dat de belangen van de school be ter zouden behartigd worden.’ Het lijkt een raadselachtige brief: de reden waarom De Cock zo in zijn wiek was geschoten is waarschijnlijk het grote ver loop van leraars, waarvoor hij het stadsbestuur verantwoordelijk achtte. Hij vreesde dat Sarrazijn ook geen blijver zou worden in Tielt. Maar Sarrazyn was als 1ste uit het examen gekomen en zal voor 100% een ‘vaste’ waarde worden aan de academie tot grote tevredenheid van De Cock. De wachtlijsten voor instrument groeiden intussen alsmaar aan: in november 76 waren dat 22 kandidaten voor piano, 7 voor kopers, 4 voor viool, 3 voor rieten, 2 voor slagwerk en zelfs 1 voor zang! In 1977 werd het hallucinant: 40 voor piano, 24 voor kopers, 17 voor houtblazers, 11 voor viool, 2 voor slag werk en 3 voor voordracht! Hoofdreden was het lerarentekort en een oplos sing leek nog niet in zicht. Forse cumul leek voor de meeste scholen en leraars het enige alternatief, maar dat kon ook niet meer. Toen Gaston Mannes in 1977 met pensioen ging, vond de school gelukkig in Nicole De Rudder166 een vaste leerkracht cello tot op vandaag. Maar Freddy Van Laer die houten gaf en Roland Neirinck piano, beiden in Wingene, dienden daar ontslag in daarvoor wegens teveel cumul. Het ministerie had weer eens uitgehaald naar de mu ziekscholen en gaf geen subsidies meer aan de bijafdelingen die niet minstens 25 leerlingen hadden ingeschreven in een individuele cursus. Dat haalden Meulebeke, Pittem en Wingene net niet. De haardos van Albert werd er maar grijzer door. Dan maar een brief aan de stad om een afwijking te vragen voor Roland op de cumulwet van 24 december 1976, om 14 uur piano te mogen ge ven i.p .v .ll uur.157 Gelukkig was er nog muziek. Op 15 december concerteerde Theo Mertens met het Westvlaams Orkest in Wingene, op 22 februari ging in Malpertuis de spet terende Van Ostaijen-evocatie door de klas voordracht o.l.v. Herman Verschelden, onder de titel ‘Verre vingers tien’ en op 24 oktober zong bariton Jo Baert liederen van Schubert in de raadzaal van het stadhuis, een BRT-2 con cert. En er was ook nog een scheut ontroering. Mamert Dumont was 90 geworden en bood op 10 juni ‘77 zijn ontslag aan als voorzitter. Hij vroeg wel of hij dan ‘ere-voorzitter’ kon worden! Na 55 jaar belangeloze en trouwe inzet als pionier-medestichter, sponsor en steunpilaar zei het bestuur niet enkel volmondig ja, maar plande ook een uitgebreide hulde met viering en feestmaal. Helaas stierf de oude voorzitter voor die plannen werkelijkheid werden op 23 februari 1979. Op 1 maart was de St.-Pieterskerk te klein voor zijn begrafe nis.
159
D e Heer heeft tot Z ijn Eeuwige Vreugde teruggeroepen
De Heer Mamert - Albert DUM ON T Weduwnaar van Mevrouw Angèle - Célina - Maria D E L A N N O Y Geboren te W ervik op 11 mei 1888 en godvruchtig overleden te Tielt op 23 februari 1979, gesterkt door het Ziekensakrament.
Medestichter der Vrije Muziekschool en Voorzitter van het Bestuurscomité der Stedelijke Muziekacademie. Gewezen Voorzitter der Handels en Nijverheidskamer van Tielt en Omliggende. Stichter, Gewezen Voorzitter en Erelid van de Rotaryclub - Tielt. Vereremerkt met het Bijzonder Ereteken van Eerste Klas der Beroepsverenigingen, en met het Burgerlijk Kruis, Ie klas, der Nederlandse Cultuur. Ridder in de Leopoldsorde. Lid van verschillende godvruchtige genootschappen. « O ok hoge bomen moeten eens sterven ». D it spreekwoord mogen wij letterlijk op deze man toepassen. Een rijzige, flinke gestalte, doordrongen van levenswijsheid en inwendige diepe rust is nu van ons heengegaan. Na een lang leven van plichtsbesef en innig meeleven met de Tieltse bevolking, heeft de Heer hem nu geroepen. Rustig en vredig is hij overgegaan naar de eeuwige stad, het nieuwe Jeruzalem. H ij heeft veel betekend voor de Tieltse ge meenschap. H ij wist de gepaste toon te ge bruiken om zijn volk te veredelen en hoger op te brengen. A ls stichter van de muziek
school gaf hij vele jongeren de kans, het rijke domein van de muziek met -gans haar cultuur te ontdekken. Als stichter van de Rotaryclub, bracht hij vele mensen samen, die groep wilden vormen, die zich wilden verdiepen, en elkaar gedachten meegaven. Z o kunnen wij hem kenmerken als een sociale en sterk met zijn tijd levende man, die oog had voor de noden van zijn omgeving. H ij was een fijngevoelige figuur, die kon ge nieten van de eenvoudige en mooie dingen van het leven. Bij mensen was hij dolgraag. Tot in zijn oude dag kon hij sappig vertellen van uit zijn tijd en luisterde graag naar wat op vandaag zoal gebeurde. M aar doorheen alles liep een gouden draad van ernstig en doorleefd christen zijn . De woorden daarover bleven wel dikwijls uit. maar zijn daden waren daarom niet te min der. Elke week naar de mis en in heel zijn levenswandel eerlijk en rechtvaardig. D it grote edele leven zal welgevallig zijn in de ogen van G o d . Beste familie en vrienden, in vrede ben ik heengegaan, mijn taak was meer dan a f. Ik ben u dankbaar voor uw vele zorgen. Vooral mijn huishoudster Leontine, die mij met zoveel liefde en eerbied heeft om ringd, tot in mijn laatste uur, kan ik niet genoeg danken. O ok mijn neef D aniël, die m ij, tot in mijn hoge jaren liet meeleven in de zaken, ben ik heel dankbaar. Ik dank G o d voor mijn leven, ik heb weinig gevraagd en veel gekregen, zachtjes ben ik nu tot. de Heer gegaan. D e Families D U M O N T en D E L A N N O Y , danken U om de gebeden en deelneming, rouwdienst dhondt - tielt. druk baert - tielt.
8.2 Nog een paar kleine oorlogjes, groeipijnen en een ‘spook’ ‘Straffe kost’ is het adjectief dat past bij de brief die het stadsbestuur Deinze naar dat van Tielt zond op 22 maart 1978. ‘Onze kas vertoont een ‘gat’ van 500.000 Bfr. Uw Tieltse leerlingen, nu zijn dat er 9, hebben mee helpen zorgen voor die tekorten. Het ware dus redelijk indien uw gemeente voor 50% zou tus senkomen in hogervernoemde verliesbedragen voor haar leerlingen in onze aca demie!’ De wereld is aan de durvers. Tielt antwoordde zeer koel dat dergelijk so lidariteitsprincipe niet opging en dat van een tussenkomst geen sprake kon zijn. E N ... JAWEL! Het Rode Kruis-spook kwam weer uit de kast. Meester Vanneste had weer eens zijn tanden getoond en ‘ze’ uit hét lokaal gezet. Nu schreef de stad aan Vanneste: ‘Van de directie muziekacademie horen we dat ze op zaterdagnamiddag het lokaal van het Rood Kruis in de academie niet meer zouden mogen gebruiken. Gelieve wel degelijk dit lokaal vrij te houden voor de muziekacademie, daar de lessen van notenleer verder doorgang moeten hebben. Gelieve contact op te nemen met de bibliothecaris om de bibliotheek te gebruiken voor de lessen van het Rood Kruis’. Die bibliothecaris was toen... Robert Vanneste, zoon van! De arme meester Vanneste werd dus van het kastje naar de muur gezonden. Organisatorisch voerde het bestuur ook enkele nodige wijzigingen door. Vanaf 1978 dienden nieuwe normen voor het samenstellen van de beheerraad of ‘Commissie van Toezicht’ toegepast. Voortaan telde die 14 leden, met de burgemeester als voorzitter, 6 leden uit de gemeenteraad, 3 namens de bijaf160
delingen Pittem, Wingene, Meulebeke en 5 uit de muziekverenigingen (Zanglust, Goede Vrienden, Vermaak na Arbeid, De Volharding en Cecilia uit Aarsele). Voortaan kregen de leerlingen de stadsmedaille vanaf 90% in Hogere Graad B en 85% in Uitmuntendheid B. Voor notenleer kende men enkel een medaille toe aan de leerlingen met de hoogste puntenscore in het 5de jaar. In feite een gelukkige beslissing aangezien de eisen qua procent voordien niet erg rea listisch waren.168 Op 8 november 1978 stelde raadlid Astère Verbeken (SP) uit Aarsele een op merkelijke vraag aan het stadsbestuur. In de gemeenteraad van 19 oktober had hij al de aanwezigheid van iemand gesignaleerd tijdens de nachtelijke uren op het gewezen gemeentehuis van Aarsele. Toen werd hem geantwoord dat het de dame betrof die in Aarsele muziekonderricht geeft en moest stencils druk ken. Nu stelde hij echter onomwonden dat de dame in kwestie als het ware van het gemeentehuis in Aarsele haar tweede thuis had gemaakt. ‘Het gebeurt meermaals dat het licht de ganse nacht brandt en waarschijnlijk ook de ver warming aanligt en dat deze dame de maandagmorgen rond 8 uur het gemeentehuis verlaat om haar dagtaak aan te vatten.’ Het schepencollege ant woordde dat het ging om mevrouw Birlouet, lerares notenleer. Christine Birlouet (“ Blankenberge, 25/05/’31) was als lerares in dienst sinds 1970 en gaf in de diverse bijafdelingen les notenleer. Deze dame zal in de loop van haar 23-jarige ‘carrière’ in Tielt en omstreken een opzienbarende reputatie opbou wen. We verwijzen hiervoor naar het volgende deel, het tijdperk Soenen. Intussen was de uitleg van het stadsbestuur: ‘Deze dame zoekt naar speciale lestechnieken en werkt ze ook uit, zodat dit meer werk vraagt als het gewoon klassiek onderricht. Ze maakt dus heel wat stencils voor oefeningen, oefen schriften, voorstellingen die ons bestuur zeker dient te appreciëren en dus niet kan negeren. Het is normaal dat zowel het materieel, het verblijf enz. van deze dame ten laste vallen van de inrichtende macht. Tevens deelt ze mee dat ze hiervoor vaak werkt na de lesuren tot laat in de nacht en vaak op zon- en feest dagen en verlofdagen. Ze is daar steeds alleen, geen 3de persoon is daarbij en dat er aldaar niets abnormaals gebeurt. Het lokaal wordt evenmin voor persoonlijke doeleinden gebruikt. Er is geen kwestie van dat ze van het gemeen tehuis Aarsele haar 2de verblijf zou maken.’ Een hoogst merkwaardige kwestie dus met zoals straks zal blijken een hoogst merkwaardige alleenstaande dame. Toch besliste het college dat ze daar zo min mogelijk laat mocht vertoeven en dat ze best de apparaten in het Tieltse stadhuis overdag kon gebruiken. Zij schreef trouwens zelf haar verdediging in een ‘driebladzijdenbrief’ van 14 november 78. Zij weet haar trage tempo van werken en de vele avondlijke uren aan de totaal versleten stencilmachine die manueel moest bediend wor den. Een passage: ‘Wat de heer Astère Verbeke (sic) ook niet weet is wellicht dat ik al dat werk totaal belangeloos verricht, dus zonder ook maar de minste 161
vergoeding zelfs voor die talloze ritten van 50 Km die elke verplaatsing daar heen meebrengt. Zou hij daartoe ook bereid zijn? Als ik de laatste tijd meerdere keren ook ‘n stuk van de nacht heb doorgewerkt dan is dit niet alleen omdat ik aldus een tiental uren naeen kon doorwerken, wat tijdens de dag niet kan, maar ook omdat uiteindelijk die 50 Km die ik er telkens voor moet rijden dan meer renderend zijn. Hoeveel ‘pro-deo-ritten’ ik er nu al heb opzitten heb ik niet genoteerd, doch het zijn er al heel wat, en het zullen er dus in het vervolg nog veel meer worden als ik voortaan telkens maar een drietal uren mag komen werken overdag. A l die kosten zijn dus volledig voor mijn rekening want de kinderen betalen alleen het strikte minimum voor mijn papieronkosten. En ver mits de heer Verbeke zich ergert aan het elektriciteitsverbruik ben ik ook nog bereid ook dit te betalen. Ik ben nu eenmaal zo’n naïeveling, al zie ik, als ik die hele handelwijze van me zo op afstand bekijk, ook nog als sociaal assistente en opvoedster A l (die ik ook ben naast het muziekleraresje) die er om begaan is ook de minder begaafde kinderen een stukje gelukkiger te maken, want mij is het uiteindelijk hierom te doen: kinderen een klein beetje gelukkiger maken.’ Op het laureatenconcert 1980 werden de prijzen uitmuntendheid uitgereikt aan Wim Holvoet voor voordracht en Hilde Van Quickelberghe voor zang. Zij kreeg eveneens de prijs van jeugd en Muziek, samen met Wim Holvoet en Lieve Neirinck (piano). Mark Lambert kaapte de Rotaryprijs weg voor piano en slagwerk; hij haalde immers twee 1ste prijzen in hetzelfde jaar. In zijn perscommentaar169 hamerde De Weekbode - niet voor de laatste keer - op een oud zeer in de academie. ‘Het moet gezegd dat de verantwoorde-
Prijsuitreiking 1973-74. Vlnr: Marcel Linclau, A . De Cock, Berthe Bruyneel, Mamert Dumont, Geert Defauw, Antoinette Vanloo, Roger Van Nieuwenhuyze, Chris Van Quickelberghe, Frans Rubens, Daniël Vander Meulen, Albert Wittevrongel. 162
lijken van de Stedelijke Muziekacademie (en dus ook van de stad Tielt?) bar slechte organisatoren zijn. Dat zo ’n gebeurtenis slechts de avond voordien en dan nog op een erg ‘terloopse’ wijze aan de pers wordt meegedeeld, getuigt van weinig zin voor public relations. Dat er heel wat programmafolders te weinig waren, moesten de toeschouwers dan nog op de koop toe bijnemen. Het hele ge beuren was trouwens verre van afgewerkt: de belichting zorgde alweer voor storende oogschaduwen, de geluidsversterking gaf een holle klank en de hou ding van de meeste concertisten op scène was bepaald stuntelig. Kortom, de hele organisatie kwam als amateuristisch geklungel over, iets waar de meeste leerlingen liefst zo weinig mogelijk van opsteken.’ Op de valreep kregen een aantal oude problemen in 1979 nog een oplossing. De gitaarcursus hernam na 4 jaar onderbreking dank zij de kandidatuur van Luc Cauwelier.170 Roland Neirinck nam uitbreiding van zijn pianolessen naar full-time en ving zo de acute vraag op. Intussen stond de nieuwbouw voor de academies volop in de steigers. De prognose was: opening in september ’80, maar dat haalde men niet. In september 79 was secretaris Frans Rubens ontslagnemend en Albert De Cock ging op 1 september 1980 met ziekteverlof. Ook zangleraar Michaël De Cuyper, een van de pioniers van de muziekschool, hield het definitief voor bekeken. Tieltenaar Antoon Haeck171 nam zijn taak over. Omdat er een waarnemend directeur uit de leraars die het meest full-time anciënniteit hadden moest gekozen wor den, kwamen enkel Christine Seghers en Roland Neirinck in aanmerking. Het werd Roland. Op 17 oktober werd de betrekking van directeur open verklaard. Albert De Cock kon bij zijn definitieve ontslag op 1 september 1981 tevreden achterom kijken naar een muziekacademie die qua kwaliteit, leerlingenaan tal, infrastructuur en niveau met de beste kon wedijveren. ‘Con Brio’. Albert De Cock in 1982. 163
INTERMEZZO: ZO DE OUDEN ZON GEN ... De boom en de appel: ’t zat en zit in de familie... VERCAMPT
Vader Joost Vercampt heeft het zingen en spelen in het bloed, beheerst gi taar, contrabas, accordeon en bouwt zelf snaarinstrumenten. Vooral in de volksmuziek ‘jeunt’ hij zich. Moeder Lieve houdt enorm van klassieke muziek en poëzie. Het hele gezin Vercampt beklom zowat alle sporten van de muzikale ladder. Gudrun, Nele, Katleen en Lode begonnen hun training op 6-jarige leeftijd: Gudrun op viool, Nele op piano en cello, Katleen deed viool en zang en Lode werd cellist maar kan ook overweg met piano, gi taar, accordeon, sax... Nele (°28/08/’64) behaalde bij Roland Neirinck de stadsmedaille voor piano in 1982. Ze trok naar het KMC-Gent waar ze in 1984 haar 1ste prijs notenleer behaalde en aan het KMC-Brussel een 1ste prijs piano bij M. Schroyens. Ze begon aan de Tieltse academie pianoles te geven als interim voor Roland Neirinck in 1987 en in 1990 werd ze voltijds voor piano en be geleiding. Als we de tel niet kwijt zijn behaalden sindsdien ongeveer 20 leerlingen bij haar hun H3 diploma met O of GO. Intussen startten ook haar kinderen aan de academie. Güdrun (°13/01/’66) scheerde zeker de hoogste muzikale toppen. In 1982 behaalde ze de regeringsmedaille voor viool met 97% bij wijlen Guibert Janssens, die haar 10 jaar begeleidde. In november van dat jaar won ze de 1ste prijs in de Nationale Muziekwedstrijd van het Gemeentekrediet, de vroegere ‘Pro Civitate’ (nu Axion Classics). Ze speelde er o.a. de Sonate nr. 6 van Haendel, Rêverie in Es van Vieuxtemps en werk van Ernest Bloch. Ze streek trouwens op de viool van Albert De Cock. De pers ging met de jury die maar 90% gaf, helemaal niet akkoord. ‘Liefst hadden we in plaats van 90, 98% gegeven aan Gudrun Vercampt (16) uit Tielt. Ze herinnerde ons het beeld en de kunst van Lola Bobesco die in 1937 voor de Isaye-wedstrijd de Spaanse Symfonie van Lalo speelde.’172 ‘De grootste ontgoocheling was wel het percentage van de 16-jarige vio liste uit Tielt, Gudrun Vercampt, die o.i. een van de mooiste, muzikaalste en evenwichtigste prestaties heeft geleverd: een echt natuurtalent van grote kwaliteit/‘173 Aan het KMC-Brussel behaalde ze 1ste prijzen voor notenleer in 1984, viool bij George Octors in 1986, kamermuziek in 1986 en haar Hoger Diploma viool in 1988 bij de befaamde Philippe Hirschhorn (1ste prijs Koningin Elisabethwedstrijd 1967) en kamermuziek in 1993. In het school jaar ‘96-’97 gaf ze in Tielt vioolles. Ze bouwde aan een indrukwekkende orkestcarrière in het Europees Jeugdorkest met Abbado, Mehta en Haitink, het Nieuw Belgisch Kamerorkest en de Beethoven Academie o.l.v. Jan
164
Caeyers. Ze was en is free-lance in zowat alle Belgische orkesten en ka merorkesten. Ze trad diverse keren als soliste naar voor o.a. met Prima La Musica voor het Festival van Vlaanderen in Tielt en het Symfonieorkest van Vlaanderen. Voor kamermuziek speelt ze o.a. bij het Quadro-kwartet dat zich in hedendaagse muziek specialiseert. Katleen (°23/06/’71) studeerde in Tielt viool bij Guibert Janssens en behaalde Hb voor viool met Grootste Onderscheiding in 1986 en kamer muziek met GO in 1987. Ze studeerde verder bij Paul Malfait in Deinze en behaalde er de regeringsmedaille viool in 1990. In november van dat jaar behaalde ze een 2de prijs in de Axion-Classics wedstrijd (Pro Civitate). Aan de Tieltse academie volgde ze ook nog zang bij Antoon Haeck, mu ziekgeschiedenis, piano en dictie. Katleen behaalde aan het KMC-Gent een lste prijs notenleer in 1991 en volgde er les viool bij Paul Malfait en zang bij Mireille Capelle. Ze is in Tielt en regio erg actief als zangeres o.a. bij het Tielts Operettepodium, en als sopraan-soliste en orkestlid bij het Koninklijk Koor en Orkest Zanglust Tielt. Last but not least: Lode Vercampt (°1973). Hij studeerde in Tielt cello bij Nicole De Rudder én - voegt hij er zelf aan toe - ‘bij mijn vader Joost die altijd de les bijwoonde en elke dag met mij studeerde’. Hij behaalde zijn Ub met Grootste Onderscheiding en stadsmedaille in 1991, maar stond voor dien al vanaf 7-jarige leeftijd op de planken. Het eerste hoogtepunt kwam al in 1982 toen hij laureaat werd in de Astoria-wedstrijd ‘Jeunes Talents Beiges’. ‘Het concert in het Flageygebouw dat ik toen ‘live’ voor de radio speelde herinner ik me nog perfect. Het is de eerste keer dat ik me echt mu zikant voelde. Ik ben sindsdien altijd blijven optreden en denk daar voor 90% positief aan terug. Die andere 10% was wel de beste leerschool. De muziekschool heeft me ook altijd veel kansen gegeven om te spelen en erva ring op te doen, want de essentie van muzikant zijn is toch nog altijd op treden voor een publiek.’ In 1991 werd hij laureaat van Pro Civitate en in 1993 van de 5de Nationale S.W.U-Wedstrijd. ‘Pro Civitate mas erg leerzaam, in de lste proef haalde ik 100% . Daarna zat er een maand tussen tot de finale, dat was ook mijn eerste maand in het conservatorium. Het was nog eens een maand onder té intensieve begelei ding werken aan dezelfde stukken, met als gevolg dat je die muziek kapot speelt. Ik was het beu, met als gevolg een slechte finale maar ik kreeg dan toch nog 96%. In feite heb ik daar mijn eerste dégoût van wedstrijden ge kregen omdat die wezenlijk niks met muziek te maken hebben.’ Lode stu deerde cello aan het KMC-Gent en werd in 1996 Meester in de Muziek (cello) en behaalde het diploma van Voortgezette Lerarenopleiding. Hij kreeg les van André Messens, France Springuel, Ilia Laporev en Wolfram
165
Gutschke. Sindsdien is Lode van de podia niet weg te branden en speelt hij free lance bij klassieke ensembles maar vooral bij hedendaagse producties en tournées van zangers en kleinkunstenaars als Jo Lemaire, Johan Verminnen, Gorki, Magik ballet Ensemble, Colin Offord, Volle Maan en on telbare andere. Vanaf 1998 neemt hij deel aan menige actuele theaterpro ductie zoals bij Hush, Hush, Hush en het Muziek Lod.
Muziek in de genen. Vlnr: Lode, Gudrun, Nele en Katleen Vercampt.
166
DEEL III. TIJDPERK WILLY SOENEN: ‘TOUT POUR LA MUSIQUE', 1981-1995 ALLEGRO MODERATO, tempo di marcia
1. Een directeur met als grootste ambitie een ‘kwaliteitsla bel’ voor Tielt 1.1 Een ‘woelige’ strijd om de directeursstoel. Vijf kandidaten schreven zich in voor het directeursexamen op 21 en 22 mei 1981. Jean-Paul Byloo uit Veurne, 32 jaar, Octaaf Van Geert uit Bottelaere, 32 jaar, Willy Wouters uit Kalmthout, 34 jaar, alle drie met een 1ste prijs fuga, Willy Soenen uit Roeselare die een uitstel vroeg van anderhalve maand om dat diploma voor te leggen174, terwijl de laatste kandidaat, Tieltenaar Roland Neirinck, vrijstelling van het diploma fuga vroeg. De jury bestond uit Jan Decadt, voorzitter en regeringsafgevaardigde, de heren Vanden Brouck, Maertens en Carron, respectievelijk directeur van de academie van leper, Roeselare en Brugge, Albert De Cock en Martine Maes als secretaris. Carron was door het schepencollege van Tielt aangeduid in vervanging van Decadt die regeringsafgevaardigde werd. Het examen bestond uit een technische proef op 40 punten, waaronder de gevreesde ‘expositie van een 4-stemmige fuga’, een culturele proef op 20 punten en een pedagogische175 op 40. In elk deel diende men 60% te behalen en 70% in het totaal. Na het eerste examengedeelte trokken Byloo, Van Geert en Wouters zich terug en namen niet verder deel. Naar eigen zeggen was Roland Neirinck niet echt van plan zich kandi daat te stellen, maar liet hij zich overhalen door burgemeester Vander Meulen die sterk aandrong om dat toch te doen. In elk geval was het vanaf 19 mei een druk getelefoneer vanuit het stadhuis naar het ministerie in Brussel om be vestiging te krijgen over die vrijstellingen van diploma. Het kabinet van beide bevoegde ministers, Geens en Callewaert, zei ja op 19 mei voor Soenen en Neirinck ‘onder opschortende voorwaarde’ van latere goedkeuring door beide ministers. Een nogal wankele situatie, zodat op de eerste examendag zelf, 21 mei, Decadt meerdere keren aan de telefoon hing met Brussel. In de voor middag wilde hij bevestiging over die vrijstellingen en een antwoord op de verklaring van Roland aan de jury dat hij geen gedeeltelijk examen, in casu de technische proef, wenste af te leggen aangezien hij daarvan vrijgesteld was. ’s Namiddags nog een telefoon: Decadt krijgt bevestiging omtrent de vrijstel lingen van diploma fuga, maar helemaal niet van examen voor Roland 167
Neirinck. Op 22 mei schreef Roland aan de jury: ‘A angezien men tot geen over eenkomst gekomen is tussen de beide kabinetten van Nationale Opvoeding in zake de vrijstelling voor het examengedeelte van de fuga, ben ik genoodzaakt mij ook voor het overige gedeelte van het examen terug te trekken, daar dit dan toch geen enkele waarde meer heeft.’ Willy Soenen bleef dus als enige kandi daat over en slaagde. Geen vuiltje meer aan de lucht ? Toch bleef er een zekere spanning in de Tieltse lucht hangen bij een aantal mensen, en zeker ook op het stadhuis, waar sommigen wellicht een andere uitslag gewenst hadden. Willy Soenen: ‘Er is inderdaad vanaf het begin tegenwerking geweest door enkele individuen. Maar ik heb gewoon mijn job zo goed mogelijk gedaan en heb mij voor de rest volledig gedistantieerd van het hele gebeuren. Ik heb mij namelijk nooit vereenzelvigd met de academie. Het was niet ‘mijn school’, ik was alleen werknemer van de stad Tielt. Mijn gezin en mijn activiteiten als uit voerend en scheppend musicus waren voor mij primordiaal.’ Als ‘creatieve uitlaatklep’ componeerde Willy Soenen inderdaad toen al aan een oeuvre dat sporen naliet. ’Hobby’s buiten leven en werken met muziek heb ik niet. Tot nu toe zag ik 2 composities bekroond: een Westvlaamse prijs voor ‘Opus Symphoniacum’ en een 2de prijs in Nederland (Hilversum) voor ‘De beangstigende Voorspelling van Inga Thorsson’, een werk dat geïnspireerd is op de weinig rooskleurige toekomstvisie van een Zweedse atoomexperte. Een pessimistisch werk, maar met een kern van hoop. En dat is nu eenmaal mu ziek: zij heeft te maken met beschaving en cultuur in het algemeen. Muziek is alles. ’ Van bij zijn eerste optreden als directeur, augustus ’81, liet Willy Soenen voe len dat er een ommezwaai kwam in de verhoudingen met leerlingen, ouders en personeel. Dura lex, sed lex: het reglement was en is er om toe te passen en privileges of uitzonderingsmaatregelen worden uit het vocabularium ge schrapt. Kortom: de muzikale lat werd hoger gelegd en vaak hadden de leer lingen té korte beentjes om over die hoge notenbalken te geraken. Via interviews in de pers176 liet Soenen in zijn toekomstkaarten kijken. Zijn opties waren vooral een betere organisatie, meer eenvormigheid via het uit werken van een gemeenschappelijk programma en coördinatie van de leerja ren samen met de leerkrachten, én de school profileren door zeer verzorgde concerten met o.a. het opstarten van een eigen harmonie-orkest van leerlin gen en leraars. Alle cursussen dienden uitgebreid en meer leerkrachten aange worven, want veel leerlingen kregen te weinig en op onverantwoorde wijze les. Specialisatie per instrument is van nu af een must, zodat een trompettist geen les meer hoeft te geven aan een trombonist of hoornist. Bij dit alles hoorde de oprichting van een cursus kamermuziek, een 6de jaar notenleer als vervolmakingjaar, een cursus geschreven harmonie en een 4de jaar muziekge 168
schiedenis. Achterliggende motivatie van de nieuwe aanpak: de strengere toe latingsvoorwaarden tot de conservatoria en het algemene peil op hoger niveau brengen. Ook brak Soenen een lans voor de cursus dictie-voordracht, die te lang stiefmoederlijk behandeld werd en te weinig gekend door de bevolking. A ls je ziet dat op pakweg 800 leerlingen er amper 50 ingeschreven zijn voor woordkunst, is het duidelijk dat hier een nog nagenoeg braakliggend werkter rein ligt.’ De cijfers geven Soenen hier gelijk: in ’81-’82 volgden 58 leerlingen dictie of voordracht, 4 jaar later was dat ruim het dubbele.
1.2 Een splinternieuwe Academie op de Lakenmarkt: oktober 1981 Nog voor het einde van het schooljaar 1980-’81 had de muziekacademie al de nieuwe lokalen ‘aan de overkant’ betrokken en ingespeeld. Er was haast bij want de werken voor de uitbouw van een volwaardige Stedelijke Bibliotheek - een noodzaak in het kader van het cultuurdecreet - waren urgent. De defi nitieve plannen voor de nieuwbouw waren al op 27 oktober 1978 goedgekeurd door de gemeenteraad. Toenmalige kostprijs: 40 miljoen Bfr., waarvan de helft gesubsidieerd. Oorspronkelijk was het hele gebouw voor de muziekacademie bestemd, waarin de gelijkvloerse verdieping als grote concertzaal bestemd was en de zaal op de hoogste verdieping als ruimte voor de dansinitiatie. Maar de kunstacademie kreeg beneden haar grote keramiek- en beeldhouwklas, daarboven kwamen 2 etages voor de muziek, waardoor de ‘dansruimte’ ook auditiezaal en concertruimte werd, met alle hinderlijke gevolgen vandien. Op 18 oktober 1981 werd het gebouw officieel geopend met drie speeches en mu-
De bibliotheek links op de Lakenmarkt. Vanaf 1961 was de bovenverdieping gereserveerd voor de muziekschool. Rechts de nieuwe Academie sinds 1981. 169
zikale intermezzi. Burgemeester Vander Meulen had het over de drie taken van een kunstacademie: technische vakbekwaamheid, vormen van creatieve mensen vrij van vakidiotie, en een sociale opdracht. ‘We moeten er over waken dat die vrije tijd gepaard blijft gaan met een geestelijke bevrijding opdat in deze sombere tijden ook niet zou moeten ingeleverd worden inzake geestelijke ver worvenheden.’ De speech van inspecteur kunstonderwijs Smits maakte erg weinig indruk op de pers. Het Nieuwsblad: ‘Er was slechts één inspecteur op gedaagd en achteraf gezien bleek het nog één teveel. R. Smits begon met de stel ling dat men vijf minuten kan praten en vijf minuten iets kan zeggen. Gedurende een kwartier verveelde hij zijn publiek met een concrete toepassing van zijn eerste gezegde.’ Gelukkig waren er de muzikale pareltjes van pianist Mare Vandewiele, het gitaarduet van Luc Cauwelier en Johan Vandecaveye177, een trio voor fluit, klarinet en gitaar door Ludwig Lapauw, Geert Defauw en Luc Cauwelier en een duet voor piano en klarinet door Roland Neirinck en Franky Sarrazyn. Daarna volgde een succesrijke open-deur-dag. Iets later, op 11 december, liet Willy Soenen zijn nieuwe muziekacademie stralen met een fel gesmaakt prijsuitreikingsconcert. Solistisch werk van lau reaten Ann Devolder, Mia Desmet, Wim Vandevoorde, Wim Belaen, Bart Langeraet en Gudrun Vercampt en voor het eerst de klas samenspel van Willy Verdievel met ‘Mikrokosmos’ van Bêla Bartok. Willy Soenen dirigeerde in pri-
Afscheid van Michaël De Cuyper, leraar zang en van ere-directeur Albert De Cock in 1981. Vlnr: André Rotsaert, burgemeester Vander Meulen, Jan Decadt, Michaël De Cuyper, A . De Cock, Jozef Tack, mevr. De Cock (Berthe Bruyneel), Roger Vannieuwenhuyze, mevr. Soenen, Willy Soenen. 170
meur een 22-koppig leerlingenorkest in een bewerking van ‘De Scheresliep’ door hemzelf, waarin tot ieders verrassing een tangoversie van het volksliedje. ’Samen musiceren op een hoger niveau: wij hechten er veel belang aan omdat men pas het summum van musiceervreugde kan bereiken door grote kamermuziekwerken in groepsverband in te studeren en uit te voeren.’ (Willy Soenen) Eens de euforie weggeëbd, bleek het splinternieuwe gebouw nogal wat foutjes te vertonen. Het gebrek aan goede isolatie, zowel voor geluid als tem peratuur speelt de muzikanten nogal parten. De ‘auditiezaal’ boven is erg laag en bij enige zonneschijn een oventje, zeker door de glazen koepels. Ook de le raarskamer en het secretariaat blijken nu aan de benepen kant voor de huidige eisen en schoolbevolking.
1.3 Nieuwe wetten, nieuwe zeden en hun impact Over de ‘nieuwe stijl’ in de Academie laten we diverse getuigen aan het woord; zoveel hoofden, zoveel meningen. De algemene teneur wijst wel op een zeker gebrek aan communicatieve ‘souplesse’ bij de nieuwe directeur en ook de vrees bij een deel van het personeel om een stuk van hun verworven gewoonten en privileges aangetast te zien. ‘De overgang naar Willy Soenen kan ik - voor mij toch - met het volgende typeren. In de hogere graad behaalde ik onder directeur De Cock reeds een stadsmedaille. Toen ik in 1983 mijn eindexamen aflegde voor Uitmuntendheid B was directeur Soenen één van de juryleden. Een regeringsmedaille was mij blijkbaar niet gegund, want ik haalde net geen 90%, en ik was in die periode niet de enige die dit overkwam: blijkbaar wou Willy Soenen in zijn beginjaren een duidelijke ‘trendbreuk’ doordrukken. Als afscheid aan de academie gaf dit me toch een wat bittere nasmaak, niet in het minst omdat mijn leraar José Bouckaert zo ook een stuk voldoening ontnomen werd. José was een schat van een leraar, een vaderfiguur die altijd tussen zijn leerlingen stond i.p.v. erboven, wat in die periode niet zo evident was. Maar niet geklaagd, ik kreeg een kleine ‘revanche’: Willy Soenen wist blijkbaar niet dat ik al een stadsmedaille had en gaf me een 2de exemplaar.' (Bart Langeraet) ‘Ten tijde van Albert De Cock verliepen de examens behoorlijk ‘gemoedelijk’. Met de komst van Willy Soenen veranderde het een en ander. Ik herinner me dat de leerkrachten het niet gemakkelijk hadden met de wetten van de nieuwe baas. De examenstress nam plots grote proporties aan bij leerlingen én leraars. Anderzijds werden de samenspelklas en het vak kamermuziek uiteraard veel grondiger gestructureerd, met meer mogelijkheden tot gevolg.’ (Johan Schotte) ‘Mijn eerste ervaring met Willy Soenen was dat ik voor mijn eindexamen Ub alle toonladders, in alle omkeringen en boogstreken moest kennen. Om je een idee te geven: op het KMC-Gent moest ik er één kunnen spelen en dat was al een hele opgave. Voor de rest heb ik Willy heel graag gehad, ik had ook veel be 171
wondering voor hem omdat hij een actief componist was. Later kreeg ik ook harmonieles van hem aan het KMC en dat is zeker meegevallen. Soms kon hij wel eens moeilijk doen, zeker qua communicatie naar mensen toe mankeerde hij toch iets.’ (Lode Vercampt) ‘Soenen schreef altijd zelf de ‘prima-vistas’ en de dictees voor het examen, bepaalde het niveau en de manier van examen afnemen. Hij eiste een hoog niveau en dat legde de lat voor de leerkrachten zeer hoog: niet alle leerlingen konden dat hoge peil halen. Ik herinner me bepaalde examens piano, waarbij hij de jury extra-moeilijk maakte met Jaak Maertens, Claude Coppens, Jan Decadt, Roland Coryn, Mevr. Van Waeyenberghe. De leraar had niks in de examenpap te brokken.’ (Roland Neirinck) Een aantal getuigen gewagen zelfs van leerlingen die ‘kalmeermiddelen’ slikten voor het examen. Niet onwaarschijnlijk: het werd al vanaf de jaren 70 ‘bon ton’ om in studentenmiddens psychofarmaca uit te proberen om stress en vermoeidheid te ‘regelen’. ‘De staat van veel instrumenten in die tijd was ronduit slecht. Veel leerlingen in mijn klas konden dan ook niet vlot oefenen. In de les speelden de meesten op een van mijn instrumenten. Met de komst van Willy Soenen kwam daar ver andering in. Hij begon met de aankoop van degelijke instrumenten, hij infor meerde ook bij de leerkrachten naar type en merk. Willy Soenen streefde in de eerste plaats kwaliteit en niveau van de leerlingen na. Volgens mij is hij daar goed in geslaagd. Hij was ook iemand die zeer rechtlijnig zijn mening verkon digde en dat botste soms met de leraars. Wanneer hij de prestatie van een leer ling op een auditie of concert niet goed vond, of de keuze van een werk niet verantwoord achtte, dan kwam hij dat onomwonden zeggen. Dat werd niet door iedereen in dank afgenomen. Toch heb ik daar ook heel wat uit geleerd, want als jonge leerkracht ontbreekt nog de ervaring. Bij goede resultaten van de leerlingen op openbare proeven kwam hij de leerkracht wel feliciteren. Kortom, wanneer je je inzette dan had je nooit problemen. Ook voor het toekennen van lesverplaatsingen was hij heel soepel.’ (Franky Sarrazyn) ‘Soenen had wel degelijk een eigen visie op het kunstonderwijs. Hij had de beste bedoelingen om van de Tieltse Academie een school van ‘niveau’ te ma ken. Hij was erg begaan met de kwaliteit, niet zozeer met de kwantiteit van de school. Ik heb nooit getwijfeld aan zijn goede bedoelingen en zijn ernst. Maar zijn rigiditeit en strakke visie zorgden al snel voor een toestand van ‘twee kam pen’ op school. Een deel van het personeel enerzijds en de directie anderzijds, waardoor er op den duur een danige kloof en spanning ontstond’ (Ludwig Lapauw)178 ‘Ik was zijn collega in het koperkwintet en vanaf de eerste dag dat hij direc teur was riep hij me in zijn bureau om aan te kondigen dat hij niet meer met ‘Willy’ wenste aangesproken te worden in het bijzijn van anderen, maar met ’directeur’. Het zij zo...’ (Willie Verdievel)
172
2. Niet de fluwelen handschoen... 2.1 Een eerste jaar met controverses en emoties Niemand twijfelt eraan dat na een periode waarin er veel ‘laissez-passer’ heerste, een aantal scheefgegroeide situaties en gewoonten dienden rechtge zet. Daarbij kwamen nog de vele hervormingen en besparingsmaatregelen in het kunstonderwijs die als een boemerang op de nek en schouders van de nieuwe directeur vielen, en die hij moest toepassen tot onvrede van nogal wat ouders en leerlingen. Toch kunnen we er niet onderuit: door de rechttoe-rechtaan politiek van Soenen werd soms terecht, soms nodeloos op zere tenen getrapt of dromen ge broken en dat nam men niet altijd in dank a f . Veelal ging het meer over een kwestie van stijl en diplomatie, of gebrek daaraan, dan over de inhoud. Na het prijsuitreikingsconcert van 5 december ’81 gaf Soenen een dankbrief aan alle medewerkers. Hij pleitte terecht om meer aandacht voor houding, présence op het podium, want zoiets maakt of kraakt een optreden. Maar voor de afwezigen was hij niet mals: ‘Ik betreur echter ten zeerste dat er toch enkele uitzonderingen waren; deze leerkrachten zijn niet alleen aan hun plichten te kort gekomen, maar zij getuigen daarbij van gemis aan zelfdiscipline en ver antwoordelijkheidsgevoel, nog erger, ze geven vooral blijk van onnverschilligheid, van gebrek aan aanhankelijkheid tegenover de instelling waartoe ze be horen. Het heeft mij persoonlijk gekwetst en het heeft het spontane vertrouwen in deze leerkrachten geschokt! 1. De aanwezigheid op de jaarlijkse prijsuitreiking is verplicht zoals in an dere scholen, ook voor diegenen die niet aan het programma moeten meewer ken. 2. Wie op dat ogenblik elders les heeft dient daarvoor lesverplaatsing of vrij stelling aan te vragen. 3. Wie elders aan een concert wenst deel te nemen, zal vrijstelling bekomen mits schriftelijk bewijs, alhoewel ik van mening ben dat men voor de school een opoffering moet kunnen doen. 4. Zij die meewerken aan het leerlingen-of leraarsconcert moeten elders les verplaatsing aanvragen. Ze zullen een dag vrijaf krijgen.’ De toon was gezet, en die was nogal autoritair en bevelend. Er werd niks ‘gevraagd’ en dat prikkelde een aantal mensen om dwars te gaan liggen. En to tale inzet eisen van leraars, waarvan er heel veel amper een paar uur in Tielt les gaven, lijkt niet erg realistisch. Anderzijds richtte Soenen een gevoelige nieuwjaarskaart naar het personeel met een appèl voor warme menselijkheid om ‘samen de school te laten uitgroeien naar een school met standing, naam en faam ’. Dat was zijn stokpaardje en dat zou het ook blijven. 173
De directeur wilde zijn nieuwe oogappel, het harmonieorkest van de school zo vlug mogelijk allure geven. Tijdens het fel gesmaakte lerarenconcert van 27 maart ’81 bracht dit 50-koppige orkest, samengesteld uit leerlingen, oud-leerlingen en leraars o.a. Soenens werk ‘Opus Symphoniacum’. Hij zette nogal wat druk op leerlingen die de boot afhielden. Getuige zijn briefje van 3 februari ’82: ‘Gelieve hieronder de reden te schrijven waarom u niet meewerkt aan het harmonieorkest, en mij dit antwoord per kerende post te be zorgen. Het interesseert mij echt om de juiste reden te weten. U bent niet ver plicht mee te werken, maar als leerling bent u wel verplicht op mijn vraag eerlijk te antwoorden.’ De nieuwe concertformule met het accent op samenspel maakte indruk: het ‘stof’ was van het podium geblazen. Op 5 maart ’82 speelden o.a. Franky Sarrazyn en José Bouckaert zich samen in de kijker met ‘Circus parade’ en Franky solo met ‘De vlucht van de hommel’. Het harmonie orkest bracht een tweede bekroonde compositie van Soenen ‘De beangsti gende voorspelling van Inga Thorsson’. Krantencommentaar: ‘Indien directeur Soenen op deze manier doorgaat, maakt hij met zijn harmonieorkest in de kort ste keren furore.’ ‘Ik vond meneer Soenen streng maar goed. Ik denk dat het een man was die heel goed wist hoe het allemaal zou moeten zijn, muzikaal dan, maar niet al tijd de juiste intonatie vond om dat aan anderen uit te leggen, zoals leerlingen die het wat minder goed konden. Hij kon nogal uitvliegen naar iemand die te veel dezelfde fouten maakte. Ik herinner me de repetities van het schoolorkest, amaai het was er soms muisstil als hij uitvloog. Maar we hadden toch een heel goed resultaat. Hij was streng, maar hij is erin geslaagd het peil hoog te hou den.’ (Stefaan Vandenbroucke) ‘De relatie Willy Soenen en JET179 was zeer goed. Hij toonde grote interesse voor de groep en ik mocht hem dan ook regelmatig opzoeken om opbouwende commentaren en veel tips te krijgen over de verdere uitbouw van de groep. Dialogeren met hem was blijkbaar voor velen erg moeilijk, hij was nogal kortaf, maar ik mag echt niet klagen. Ik heb in die tijd ook het systeem gelanceerd waarbij men verplicht was les te volgen aan de academie, om te kunnen toetre den tot het Jeugdensemble. De leerlingenharmonie van Willy Soenen betekende onder geen enkele vorm ‘concurrentie’. Hij had de bedoeling de leerlingen in contact te brengen met de ‘betere’ harmoniemuziek, wat ik alleen maar kon toejuichen. Eerst en vooral had toen niemand in Tielt de bezetting en middelen om zo’n composities te spelen. Voor onze muzikanten en mezelf was dit toen ‘verrijkend en verreikend’, om het in collegetermen180 te zeggen, en we streef den binnen het Jeugdensemble steeds meer naar een dergelijk repertoire. Er is nooit sprake van geweest om die groep vaste vorm te geven, het paste gewoon binnen zijn ‘pedagogisch concept’. De inspirerende en temperamentvolle ma nier waarop hij dirigeerde liet ons kennis maken met een andere W. Soenen, de muzikant in hart en nieren!’ (Johan Schotte) De beslissing om na enkele optredens te stoppen met het harmonieorkest 174
van de Academie is volledig te wijten aan de kleinsteedse jalousie en dito ri valiteit vanwege de Tieltse muziekcorpsen, die Soenens inspanningen voor een betere opleiding van de beste jonge elementen als concurrentie bestem pelden. Ook het bijzonder succesrijke ‘Jeugdensemble’ kreeg algauw dat eti ket opgeplakt.181 Vergeten we ook de afdeling woord niet die op 30 maart ’82 al haar 13de poëzie-evocatie bracht met een bloemlezing uit Latijns-Amerika ‘Geen woor den, maar daden’. En zeker niet Gudrun Vercampt182, die in juni 82de prijs uit muntendheid met regeringsmedaille kreeg met 97% en in november een 1ste prijs in de jaarlijkse wedstrijd van het Gemeentekrediet, de vroegere ‘Pro Civitate’. Ook Wim Belaen188 kaapte in juni ’82 de stadsmedaille weg voor trompet bij Willie Verdievel en trok naar het KMC-Gent om bij Gustaaf Devolder eu phonium te studeren.
Prijsuitreiking 1982. Vlnr:: Stefaan Vandenbroucke, Geert Vermeulen, Hilde Houwen, Daniël Vander Meulen, Nele Vercampt, Wim Belaen, Gudrun Vercampt, tf, Johan Schotte, Ingrid Lemey, Firmin Warnez, Willy Soenen, Roger Vannieuwenhuyze.
2.1.1 De ‘politiek’ roert zich Vanuit diverse hoeken begon een ‘stijve bries’ als tegenwind richting Lakenmarkt te waaien. In de Tieltse gemeenteraad van juli 1982 interpelleerde VU-raadslid H. Verslype184 over het hoge percentage mislukkingen aan de mu 175
ziekschool in het voorbije schooljaar. Volgens hem mislukte zowat 25% voor notenleer, zo’n 100 leerlingen op de 400. Hij vergeleek met het jaar voordien, waar een 8 à 9% niet slaagde. Verslype: ‘Wie geeft richtlijnen om de proeven zwaarder te maken? Waarom mochten de aard en de moeilijkheid van de proe ven niet gelijkaardig zijn aan deze van voorgaande jaren? De beleidslijn die in de Tieltse Academie moet gevolgd worden, is het verstrekken van een degelijk muziekonderricht aangepast aan zoveel mogelijk jongeren. Voor zover aan de minimumnormen, opgelegd door het ministerie, wordt voldaan is alles O.K. Het is toch met het doel onze bevolking een beetje muziekkultuur bij te brengen, ze toe te laten aan amateuristische kunstbeoefening te doen, dat wij de Akademie in stand houden en niet alleen voor een elite die zich verder in de kunst wil be kwamen. Gezien de gemeenteraad nooit beslist heeft af te wijken van de vroe ger gevoerde politiek blijft het beleid ongewijzigd. Is de direktie niet bereid zich te houden aan de beleidsopties hier in de raad vastgelegd, dan moet ze vervan gen worden!’185 Straffe oppositietaal, maar wel legt deze reactie duidelijk de tweespalt bloot qua visie en doelstellingen inzake muziekonderwijs in Tielt. Grosso modo botste de optie ‘zinvolle vrijetijdsbesteding’ tegenover ‘doorge dreven muzikale vorming’. Senator Vannieuwenhuyze ving de kritiek op met een brief die Soenen hem al voordien had overhandigd. De hele uitleg over de examenreglementering sinds 1962 passeerde de revue. Nu delibereerde men enkel nog op 69%, vroeger tussen 65 en 70%, zodat het aantal mislukkingen opliep van 6 tot 13%, ongeveer het peil van andere academies. ‘De mislukkin gen zijn meestal niet het gevolg van onbekwaamheid maar van niet rijp zijn, waardoor ze anders moeite hebben om een volgend jaar met succes te volgen. Herexamens hebben geen zin, want muziek is geen blokvak. Door de nieuwe normen zullen de kinderen een hoger niveau bereiken en meer mogelijkheden hebben, zal Tielt een grotere muzikale uitstraling krijgen en zullen de Muziekverenigingen meer kunnen recruteren uit degelijke elementen.’ Men had in de muziekschool de bui al een eind voordien zien hangen. Op de bestuurscommissie van 11 maart ’82 gingen punt 1 en 2 over schoolbevolking en examenprogramma. Voorzitter Vannieuwenhuyze opende met de bewering dat er veel klachten waren en ‘geruchten’ dat het aantal leerlingen stelselma tig achteruit liep door te zware examenprogramma’s. Een deel van de leerlin gen haakte af uit ‘benauwdheid’ niet te zullen slagen. De voorzitter verwees naar het minimumleerplan van 1 mei ‘63. Soenen: ‘We moeten zeker het minimumleerplan volgen in het voordeel van leerlingen die naar het conservatorium willen, maar ook van de andere. Ik stel ook vast dat er dit jaar minder afhakers zijn dan het vorige!’ Albert Wittevrongel opperde dat de leerkrachten de direc teur nogal streng vinden en wel enige angst hebben voor de aanstaande exa mens. Besluit: we zullen evalueren na de uitslagen. Intussen keurde men de nieuwe naam ‘Stedelijke Academie voor Muziek en Woord’ (SAMW) officieel goed. 176
Even duidelijk stellen dat een aantal wettelijke bepalingen de directeur voor dilemma’s plaatsten. Daarom even een saaie brok reglementering doorbijten. Op 10 september ’82 wendt Soenen zich tot het stadsbestuur met de vraag ‘of wij de volgende maatregel, die het ministerie in het begin van dit schooljaar genomen heeft, strikt dienen toe te passen: “4. vaststelling van de regelmatige leerling (beperkt leerplan): voor de berekening van de prestaties en van het be drag der subsidies worden alleen de leerlingen in aanmerking genomen die maximum éénmaal overzitten per studiejaar...” Dit houdt namelijk ook in dat de instrumentisten, die twee jaar na elkaar door hun leraar of lerares niet voorgesteld werden op het openbaar examen, niet meer zouden mogen toegelaten worden. Indien u deze maatregel toepast, dan moeten wij een 15-tal leerlingen weigeren. Indien niet lopen we het gevaar dat deze leerlingen niet gesubsidieerd worden. Ik kan u ter inlichting meedelen dat de maatregel wordt toegepast in andere academies. Verder wil ik u even eens vragen of wij art. 12 van het organiek reglement strikt dienen toe te pas sen: “De leerling instrumentist moet, zonder onderbreking, de volledige cyclus van de notenleer volgen. Vanaf de middelbare graad instrument moet de leer ling samenspel volgen en vanaf de hogere graad kamermuziek. De directeur kan echter uitzonderingen toestaan, wanneer de leerling reeds muziekgeschie denis volgt. ” Dit betekent namelijk ook dat de leerlingen, na hun vijf jaar solfège, min stens één parallelvak moeten blijven volgen naast hun instrument. De vraag is of wij uitzonderingen mogen toestaan voor: 1) Studenten Hoger Onderwijs 2) Internen 3) Leerlingen van buiten Tielt 4) Volwassenen. Soenen wilde zich duidelijk indekken tegen ongefundeerde kritiek. In zijn ant woord is het stadsbestuur spitsvondig en diplomatisch. De ministeriële onder richtingen moeten zeker worden toegepast, maar ze verwijzen naar een es sentieel woord in de wettekst: het gaat over de leerling die op het einde van het schooljaar gezakt is voor een vak, die mag het schooljaar maar 1 keer overdoen; als hij nogmaals zakt, mag hij niet meer worden toegelaten. De subtiliteit zit hem in het feit dat een leerling die geen examen meedeed, in feite ook niet gezakt was voor dat vak. Die vlieger leek echter niet te kun nen opgaan, maar... het stadsbestuur nam telefonisch contact op met het mi nisterie en vernam dat dit ook telde voor leerlingen die 2 jaar naeen niet voor gesteld worden op het examen en dus ‘overzitten’. Het stadhuis voegt er fijntjes aan toe: ‘Alles hangt natuurlijk af van de inspekteur, in welke mate hij de school daarop kan controleren. Is er een mogelijkheid zulke leerlingen in te schrijven op de wachtlijsten en hen zo toch de kans te laten zich verder te ver volmaken?’ Verder suggereert het stadsbestuur duidelijk dat de directeur af wijkingen zou toestaan voor art. 10 bis en de betrokken leraar raadplegen. Het 177
is wel evident dat die leerlingen geen getuigschrift, diploma of medaille kun nen krijgen. Directeur Soenen zette alle inschrijvingsvoorwaarden nog eens op een rijtje voor leerlingen en ouders.186
2.1.2 Ouders en leerlingen in het harnas Veel niets vermoedende (?) leerlingen kregen in september ’82 dan ook een opdoffer toen hun inschrijving geweigerd werd, naar hun zeggen zonder voorafgaande verwittiging. De meeste protestbrieven die bij de burgemeester en het schepencollege arriveerden kwamen van jongelui die al hogere studies aangevat hadden. ’Het is hoogst onaangenaam pas op de inschrijving te moe ten horen dat dit jaar de zogenaamde wet naar de letter gevolgd wordt, terwijl dit vorig jaar niet gebeurde, ‘omdat men toen nog wat soepel wilde zijn’, vol gens de woorden van directeur. Volgens zijn verklaring heeft hij dus door de vingers gezien dat ik een jaar ‘onwettelijk’ lessen gevolgd heb. Maar ook toen was ik daarvan niet op de hoogte.’ (Els en Mireille Lefever) ‘Met alle respect voor de Stedelijke Muziekacademie, vind ik de manier waarop zoveel leerlingen de deur gewezen werden, toch maar al te kras! Ik werd weggestuurd omdat het 2 jaar geleden was dat ik examen had afgelegd. Wanneer men een wet toepast, vind ik dat de leerlingen daarvoor moeten ver wittigd worden. Ofwel moesten de leerlingen vorig jaar verwittigd worden, ofwel moeten ze nu nog een kans krijgen om examen af te leggen.’ (Terry Vanhecke) ‘Op 28 augustus jl, hebt u mijn dochter Claudia ingeschreven voor het 4de jaar notenleer en het 3de jaar piano. Toen ze zich op 24 september jl. op het af gesproken uur aanmeldde bij de pianoleraar R. Neirinck, deelde deze haar mee dat ze voortaan geen pianoles meer mag volgen aan de Academie. Gelieve mij per omgaande en schriftelijk mede te delen waarop u zich baseert om een kind, na al die jaren en inspanningen, als een hond aan de deur te gooien.’ (Ignace Bailleul, brief van 27 september ’82) Op 27 september zond Soenen een gestencilde brief met uitleg aan alle ou ders. Het is een compilatie van alle wettelijke bepalingen in het Ministerieel Besluit187 van 1962. Hij besluit zijn brief met: ‘Ik hoop dat iedereen zal inzien dat al deze maat regelen niet door mij werden uitgevonden, maar opgelegd worden door het mi nisterie. Daarbij wil ik tegenover alle ouders, wier kinderen in hun muziekstu dies getroffen werden door deze maatregelen, mijn oprechte spijt uitdrukken voor deze gang van zaken. Ten slotte wil ik u de verzekering geven van mijn to tale inzet voor de muzische en artistieke vorming van de bevolking uit Tielt en omstreken.’ Hoe dan ook, de kortsluiting met een aantal mensen was er. Iets vroeger aan de bel trekken en wat handiger diplomatie hadden de zaak zeker minder pijnlijk kunnen maken voor de betrokkenen. In een begeleidende nota van 178
28 september aan het stadsbestuur schreef Soenen: ‘Er zijn 24 leerlingen die, omdat ze reeds twee jaar na elkaar niet voorgesteld werden op het examen door hun leraar of lerares, niet meer mogen toegelaten worden. De verificateur heeft mij nadrukkelijk verzekerd dat hij opdracht heeft gekregen om dergelijke geval len nauwkeurig te controleren. Deze leerlingen kunnen dus ook niet als vrije leerlingen op de wachtlijst staan, aangezien ze toch niet in aanmerking komen om eventueel weggevallen effectieve leerlingen te vervangen. Ik verzeker u dat deze maatregel in andere academies wordt toegepast. Dit is voor mij een erg vervelende zaak. Enerzijds moet ik er tegenover U voor zorgen dat alle lesuren kunnen gesubsidieerd worden, anderzijds krijg ik niets anders dan klachten en bedreigingen - meestal op een weinig elegante manier - van ouders wier kin deren door deze maatregel getroffen worden.’
2.1.3 Lichte opklaring en... music, maestro! Er was nochtans een lichte opklaring te melden in de betrekkingen stadhuisAcademie. Soenen had van burgemeester en schepenen de opdracht gekregen om een ‘Europamars’ te componeren, om in 1983 het 25-jarig bestaan van de Tieltse Europafeesten luister bij te blazen. Op 17 september ’82 dankte Soenen: ‘Het zal mij een eer zijn een mars te componeren. Ik dank U voor het vertrouwen dat in mij gesteld wordt als componist. Mocht U evenwel evenveel vertrouwen in mij stellen als directeur van de Stedelijke Academie voor muziek en woord - ambt waarvoor ik het maximum van mezelf geef, wat echter door de bevolking van Tielt schijnbaar niet steeds in dank aanvaard wordt - dan zou ik als enige tegemoetkoming van Uwentwege alleen maar vragen mijn be noeming op het einde van dit schooljaar niet uit het oog te verliezen. Als 45-jarige zou ik immers graag de toekomst van mijn gezin beveiligen.’ Duidelijke taal van een zelfbewust en gedreven man, die zich door de kritiek oprecht ge kwetst voelde. Intussen waren er ook nog materiële en andere beslommeringen. In een om zendbrief van 2 juni 1982 - let op de ‘zomer’ datum - verzekerde het ministe rie dat alle besparingen die vervat zaten in de remwet van 73 van kracht ble ven: geen enkele uitbreiding is toegelaten. Toch diende de school weer dringend op zoek naar meer en betere instrumenten en ook nieuwe leraars moesten worden aangeworven. Er kwamen betrekkingen open voor notenleer, piano, hout, hobo, gitaar, slagwerk, gitaar en kamermuziek; de namen van respectievelijk Carine Labeeuw, Marc Vandewiele, Françoise Coudron, Christine Devos, Luc Baert en Johan Vandecaveye werden naar voor geschoven. Willy Verdievel nam de ka mermuziek voor zijn rekening. Op het verlanglijstje instrumenten stonden een vleugelpiano, een bastuba, een hoorn, een hobo en een dwarsfluit, samen geschat op zowat één miljoen Bfr. 179
Gelukkig was er ook nog muziek en die verzacht de zeden. Schooljaar ’82-’83 was de Tieltse muziekschool 60 jaar jong en dat diende gevierd! Reeds vanaf september ‘81 was directeur Soenen in de weer om een prestigieus concert met dito orkest in Tielt te brengen. Op 8 oktober 1982 kwam de Filharmonie van Antwerpen met dirigent Avi Ostrowsky concerteren in het Tieltse Gildhof. Programma: Ouverture ‘La Forza del Destino’ van Verdi, de ‘Onvoltooide’ van Schubert, ‘Concerto voor Saxofoon en orkest’ ‘van Jan Decadt en ‘Romeo en Juliette’ van Tschaikowsky. Willy Soenen, die altijd in de bres sprong voor het hedendaags repertoire, had zelf het Concerto van Decadt voorgesteld met als solist een goede vriend en collega, Willy Demey uit Ingelmunster, toen 32 jaar, en met een indrukwekkend palmarès als lesgever en solist-saxofonist. Demey was ondermeer laureaat Pro Civitate en Tenuto, jurylid in diverse conservatoria, lesgever in Harelbeke en Roeselare. Een uit verkochte zaal met 450 toehoorders en een puike uitvoering. INTERMEZZO: ’t Zit en zat in de familie: Broers en Zussen
1. Mare en Mia Vandewiele Over mevr. Vandewiele, Christine Seghers, die tussen 1953 en 1990 lerares notenleer en piano was aan de muziekschool gaven we al heel wat info. Zij overleed vroegtijdig op 4 oktober 1990. Mia en Mare hoorden muziek spelen van in de wieg of nog eerder. Mia: ‘Een moeder die pianoles geeft, thuis vaak piano speelde, heel liefdevol over muziek vertelde, dat moest toch besmettelijk zijn?’ Mare (°18/09/’62) studeerde aan de muziekschool tot 1972 notenleer bij André Bouckaert (Uitmuntendheid A, GO), piano bij zijn moeder en cello bij Gaston Mannes en later Marcel Lequeux. Hij behaalde in 1976 zijn diploma Hb met GO en stadsmedaille. Tussen 1977 en 1980 volgde hij in Brussel kunsthumaniora: piano bij Aquilles Delle Vigne en Paul Peters. Daarna behaalde hij aan het KMC-Brussel 1ste prijzen voor notenleer in ’78, contrapunt, geschreven harmonie in ’81 en piano bij André De Groote in ’82. In dat jaar werd hij ook laureaat van de Stephan De Jonge-wedstrijd in Aalst. Daana behaalde hij voor piano zijn Hoger Diploma met Onderscheiding in 1985 en in 1990 voor kamermuziek bij Arie Van Lysebeth. In 1997 werd hij Meester in de Muziek, studierichting muziekschriftuur bij Raphaël D ’Haene. Daarnaast behaalde hij nog 1ste prijzen fuga, praktische harmonie, muziekgeschiedenis en pianist-begeleider met GO. Hij was in Tielt leraar piano in ’81-’82. Momenteel geeft hij les aan de academie in Lennik en is lesgever aan het KMC-Brussel. Mia (°23/03/’64) studeerde eerst notenleer bij Roland Neirinck tot haar uitmuntendheid en begon bij moeder piano te studeren vanaf 1969 en vi180
ooi in 1970 bij Werthen voor enkele weken. Daarna bij Agnes Kesteloot en Guibert Janssens, die zei dat hij haar niks meer kon bijleren. Toen is ze op aanraden van Werthen naar Deinze getrokken om bij Paul Malfait te stude ren tot juni 1978. In dat jaar won ze als 14-jarige de 1ste prijs viool in de wedstrijd Pro Civitate. Van dan af speelde ze enige tijd onder het pseudo niem Andrea Florine, in feite haar 2de en 3de voornaam. ‘Mijn deelname aan Pro Civitate was voor mij de lste keer dat er concurrentie was. Iedereen was ouder, van 17 tot 22 jaar. De voorbereiding van deze wedstrijd heb ik voor 80% te danken aan Albert De Cock. Het conservatorium begon pas in oktober en de wedstrijd ging door in november ’ 78.’ Ze studeerde verder vi ool aan het KMC-Gent bij Werthen en kreeg toen ze 17 was een baan bij De Solisten van het Belgisch Kamerorkest, het latere I Fiamminghi, geleid door Werthen. Daar speelde ze tot 1985. Tussendoor werd ze ook nog lauréate van Tenuto. Eerste prijzen notenleer in 1979, viool in ’81, kamermuziek in ’82 en hoger diploma in 1985, telkens met onderscheiding. Toen ze 22 was verhuisde ze naar Nederland waar ze vioolsolo werd van Het Brabants Orkest en ook huwde. Nu is ze daar co-concertmeester.
De ouders Mestdagh gaven elk van hun kinderen een ferm duwtje in de rug richting muziekstudies. Rina studeerde piano, Frank cello en Tania viool. Tania (°12/02/’66) trok vanaf 8 jaar naar de academie, gepusht door moeder: ‘Ik wist nog niet goed wat een viool was. Op een goeie dag bracht mijn moeder een viool mee naar huis en ik mocht lessen volgen. Ik was wel 181
in de wolken om trots met die vioolkist naar de academie te stappen. Het was een gehuurd instrument. Guibert Janssens was mijn eerste vioolleraar, na 4 jaar trok ik naar de academie van Deinze bij Paul Malfait.’ In Deinze studeerde ze ook harmonie en om het conservatorium voor te bereiden volgde ze nog een jaar extra notenleer in Kortrijk, waarvoor ze in 1983 de stadsmedaille kreeg. In dat jaar werd ze 1ste lauréate van de Beriotwedstrijd in Brussel. Het jaar nadien veroverde ze de regerings-en stadsmedaille in Deinze voor viool (Ub met 100% van de punten!). Terzelfdertijd kreeg ze in Tielt de regeringsmedaille Ub voor kamermuziek bij Willie Verdievel en be haalde de einddiploma’s voor notenleer en muziekgeschiedenis. Ze volgde ook nog piano en een jaar harmonie samen met broer Frank bij Bart Snauwaert in ’83-’84. Dat jaar was wel haar wonderjaar: in november ’84 kaapte ze een 1ste prijs viool weg in de Pro Civitate-wedstrijd met 94%. ‘Die wedstrijd is een goede test om te kijken waar je staat op nationaal vlak. Er was wel veel en heel goede concurrentie. Voor mij was het wel een stresserende bedoening.’ Met een beurs van de Beriotwedstrijd kon ze zomercursus volgen bij de befaamde André Gertler, ooit leraar van Rudi Werthen, in het Duitse Goslar. Dan volgde ze viool bij Malfait aan het KMC-Gent en haalde lste prijzen voor notenleer, viool en kamermuziek. Ze studeerde verder in Maastricht bij Nilla Pierrou, waar ze haar Hoger Diploma behaalde, en barokviool bij Sigiswald Kuyken in Brussel. Ze is sinds jaren verbonden aan het Collegium Instrumentale Brugense o.l.v. Patrick Peire. Na haar huwelijk met dirigent Fabrice Bollon woont ze in Chemnitz, Duitsland. Frank Mestdagh (°09/03/’70) volgde cello in Tielt bij Nicole De Rudder tot zijn Hb met GO en stadsmedaille in 1984. Hij ging verder les volgen voor uitmuntendheid bij Marcel Lequeux in Harelbeke en Oostende en werd laureaat van de wedstrijd Axion Classics met een 2de prijs in 1984. In de Tieltse academie behaalde hij de regeringsmedaille voor kamermu ziek in 1988 en volgde nog piano en harmonie. Lange tijd was hij lid van Zanglust en speelde in het orkest van het Tieltse operettepodium. Nu speelt hij bij het salonorkest ‘Panache’ van Izegem, bij poprockband \^Basics’ en treedt ook op met een eigen kwartet, ‘Fauteuil’._________________
Broer en broer: Wim en Bart Belaen Wim Belaen (“Tielt, 29/10/’64) behaalde in 1982 zijn Hb trompet bij Willie Verdievel. Bij Gustaaf Devolder, aan het KMC- Gent studeerde hij eu phonium.188 In 1987 werd hij voor dat instrument Tenuto-laureaat. In 1988 behaalde hij dan zijn Hoger Diploma euphonium en een lste prijs kamer muziek. Hij wierp zich in het Gentse avant-garde gebeuren rond GodfriedWillem Raes en was o.a. actief bij de Nieuwe Muziekgroep, speelde free lance bij het BRTN-orkest, het Filharmonisch Orkest van Vlaanderen, de 182
Vlaamse Opera. Voor Radio 1 was hij 6 jaar lang samensteller van het pro gramma ‘Rond de Kiosk’ tot 1996. Speelt nog bij het koperkwartet ‘Astarte’ en bij diverse harmonieorkesten en Brass-bands. Dirigeert de fanfare van Lichtervelde en de Brassband Leieland en maakte voor de hafabra diverse arrangementen. Wim geeft les aan de academies in Brugge en Harelbeke. Broer Bart behaalde in 1987 Uitmuntendheid B voor klarinet bij Geert Defauw en kamermuziek bij Verdievel, telkens met onderscheiding. ^tud eerd e later ook nog sax, maar is nog slechts sporadisch muzikaal actiehy
2.2 Leraars, leerlingen en vernieuwing 2.2.1 Willie Verdievel, een portret Willie Verdievel (“ Brugge, 01/02/’44) behaalde aan het KMC-Gent een 1ste prijs muziekgeschiedenis in 1970, en een jaar later een 1ste prijs Trombone en Kamermuziek. Willy was actief in het Westvlaams orkest, de Nieuwe Muziekgroep en het internationaal vermaarde Xenakis-ensemble. Hij was en blijft een man van uitersten: hij specialiseerde zich in hedendaagse muziek bij Globobar in Keulen en in de authentieke uitvoeringspraktijk. Vanaf 1975, zijn startjaar in Tielt, zette hij zijn erg persoonlijke stempel als leraar muziekge schiedenis, kopers, AM C, samenspel en kamermuziek. 'Vanaf de foren 80: steeds meer leerlingen, steeds meer papieren. De admi nistratieve molen, wat directeur De Cock voor zijn op rust gaan deed besluiten met de woorden: "Ik ben blij dat ik van dienen 'kuwel’(sic) verlost ben. Anders blijft alles hetzelfde: de goeden, de geïnteresseerden blijven, de anderen vallen af. Door de ‘pedagoochelaars’ wordt soms wel wat anders beweerd, maar kun stenaars weten beter, en muziekleraars moeten in eerste instantie kunstenaar zijn volgens mij. Wel ja, de kwantiteit is spectaculair verbeterd, niet altijd sa men met de kwaliteit. Het zijn de leraars, hun kennis en hun betrokkenheid, die het peil van een muziekacademie bepalen.’ (Verdievel) Dat kunnen we al leen maar beamen, en ook de getuigen over Willie doen dat. ‘Willy Verdievel was en is nog altijd een buitenbeentje. Eigenzinnig, sho ckerend, ongeduldig en lekker sarcastisch. Maar o zo gedreven, boeiend en onderlegd.’ (Johan Schotte) ‘Willy was onze leraar samenspel en maakte grote indruk op veel leerlingen. Het was voor de meesten het eerste contact met een echte ‘artiest’. Hij leerde ons oor en oog te hebben voor modernere muziek.’ (Hans Schotte) ‘Piano leek me niet zo goed te liggen, ook niet toen ik heel wat naarstiger be gon te oefenen. Gitaar leek me wel wat, en ik begon vol goeie moed bij mr. Eeckhaut, maar die verdween na een jaar al uit de academie en er was geen nieuwe leraar. Gelukkig was ik intussen met muziekgeschiedenis gestart bij een gloednieuwe leraar: Willy Verdievel. Zijn lessen waren eigenlijk een voortdurende oefening in onbevooroordeeld de oren openzetten. Constant spe 183
len met begrippen als goede smaak en schoonheid, naast het meekrijgen van kennis en inzicht. Dat miste op mij en vele van de leerlingen zijn effect niet. Door zijn soms bewust confronterende manier van lesgeven liet hij niemand onverschillig: sommigen haakten af, velen raakten erdoor gepassioneerd. Bij mij maakte hij in elk geval een grote honger naar onbekende muzikale hori zonten wakker, die ik tot op vandaag meedraag. Merkwaardig is ook dat het mede door zijn toedoen is dat ik de moed had om op 15-jarige leeftijd een nietevidente instrumentenkeuze te maken: fagot. Ik herinner me nog steeds de ver bijsterde gezichten achter de inschrijvingstafel begin september op de Lakenmarkt...’ (Bart Snauwaert)
2.2.2 Meer specialisatie, betere kansen en hoger niveau De ontoereikende bemanning van het secretariaat was en bleef een oud zeer. Na het ontslag van Frans Rubens in 1979 was het behelpen met mensen uit de toenmalige ‘nep’ statuten, BTK -ers en nadien Gesco’s. Het was een ‘komen en gaan’ tot er gelukkig een mogelijkheid kwam om een voltijdse, door het mi nisterie gesubsidieerde studiemeester-opvoeder in te schakelen. Na een exa men met 18 kandidaten viel de keuze op Tieltenaar Philippe Van Craeynest, kandidaat in de rechten. Hij verdeelde eerst zijn opdracht fifty-fifty tussen het secretariaat van de kunstacademie en dat van de muziekacademie. Nadien verminderde hij zijn opdracht in de muziekacademie tot 11 uur. Vanaf zijn aantreden zette Willy Soenen zich terdege in om een aantal in strumentengroepen op te splitsen in specialisaties. Zo trok hij in 1981 Ignace Vanderschaeghe, 1ste prijs trompet in Brussel, aan voor de koperklas, naast Rik Stevens die vanaf 1978 trombone, de tuba’s en trompet gaf. Hoorn was een ander paar mouwen. José Bouckaert gaf uiteraard als hoornist les kopers tussen 1970 en 1975, maar toen zat het instrument nog niet echt in de lift. De poging om in 1982 op te starten met 2 uur hoorn bleef steken bij de intentie. Pas in 1990 kwam oud-leerlinge Mieke Alliet hoornles geven.189 Na 3 jaar stopte de hoornklas tot de definitieve heropstart in 1997 met Katrien Vintioen. ‘Ik had vroeger nog zelf trompet gespeeld, dus waren trombone en trompet geen probleem, maar hoomles geven is toch een specialiteit op zich. Het was dus in het begin serieus zweten, en zoveel mogelijk proberen bij te werken door zelf enkele hoornlessen te volgen en raad in te winnen bij collega’s. Vroeger hadden we meer tijd om les te geven. We hadden de luxe aan elke leerling een half uur te kunnen besteden. Nu hebben we er soms tot 4 per uur. En toch moe ten we proberen resultaten te halen. We kunnen zeker niet meer dezelfde leer stof geven van vroeger, we moeten keuzes maken.’ (Rik Stevens) ‘Ik startte als leraar gitaar in 1979. De gitaarklas werd heel spontaan uitge bouwd en een succes, nu nog steeds trouwens. Er komen elk jaar opnieuw meer leerlingen bij. De gitaarliteratuur heeft sinds 1980 grote evoluties ondergaan, er werden meer en meer connecties gemaakt met de popmuziek: het toegankelijk 184
maken om ook popnummers te kunnen spelen in een klassieke bewerking. Ook de strenge, pijnlijke houding tijdens het spelen werd omgezet naar een meer na tuurlijke, ontspannen speelwijze. Dat was o.a. het gevolg van mijn gevolgde zomerstages in Biarritz.’ (Luc Cauwelier) In 1981 kwam Johan Vandecaveye190 zijn vriend en ‘duozit’ Cauwelier bijstaan in de gitaarklas voor 5 uur per week. Ook dat volstond nog lang niet om de wachtlijst van gitaarkandidaten te doen slinken. Vanaf 1990 kwam Annemie Devos erbij, en vanaf 1996 Ludo Claeys tot 2003. In 2002 begonnen Charlotte Lammertijn en oud-leerling Sandy Vandendriessche gitaarles te geven. Dwarsfluit maakte vanaf de jaren 80 ook zo’n blitzcarrière. De ‘hype’ begon met succesboy Thys Van Leer, die hits scoorde met dwarsfluit als hoofdinstru ment, tot nr.l in de VS toe! Zijn drie LP’s ‘Introspection’ werden bestsellers maar kwalitatief was het ‘muzak’ voor de supermarkt. Dan kwam de blonde Hollandse Berdien Sternberg, klassiek opgeleid. Ze scoorde een megahit met Rondo Russo, uit het fluitconcerto van S. Mercadente. Als derde in de rij kwam James Galway, een virtuoos fluitist, ex-dwarsfluit van de Berliner Philharmoniker. Hij speelde zowel strikt klassiek als pop. Het kon niet meer stuk: dwarsfluit werd razend populair. ‘In september ’81 startte ik als leraar dwarsfluit, een paar uurtjes op zater dagnamiddag. Kersvers directeur W. Soenen beloofde mij het jaar nadien meer uren. Ik was nog in dienst van de Muziekkapel van de Zeemacht en ik zag het onderwijs wel zitten. Ik was eigenlijk de eerste ‘echte’ leraar dwarsfluit in Tielt. De jaren voordien gaven de leraars klarinet ook dwarsfluit, maar W. Soenen wou zo vlug mogelijk een specifieke leerkracht voor elk instrument. De klarinetleerkrachten waren zelfs blij met die regeling. Al vlug kreeg ik 11 lesuren in Tielt. Ik kreeg er na enkele jaren een collega bij, Myriam Feys.’ (Ludwig Lapauw) Myriam werd in 1985 door Filip Deblieck vervangen tot 1994. Ook oud-leerling Tom Demeire gaf nog een jaar dwarsfluit in ’93-’94. Daarna, on der directeur Bart Snauwaert, gaven Hans Van Caneghem, Karla Savat, Nancy Overmeire (tot 1999), Ellen Droessaert en Wim Vandenbossche de toon aan in de dwarsfluitklas. Hobo was lange tijd een van de vreemdste eenden bij de houtblazers in Tielt. Henri Laurent was lange tijd de enige hoboleerling van de school en volgde les vanaf 1950 bij Noydens en Van De Genachte. William Spittael was de eerste echte hoboïst vanaf 1972: hij gaf alle houtblazers en dus ook 3 jaar fagot aan Bart Snauwaert. Christine Devos gaf hobo in ’81-’82 en in 1982 kwam niemand minder dan de nu internationale beroemdheid Marcel Ponseele191 een jaartje hobo geven. Daarna kwamen Jan Wauters (’83-’90) en Luk Callens vanaf 1990. De fagotspelers waren en zijn nog meer witte raven aan de muziekscholen. Albert Noydens192 was fagottist en gaf van 1950 tot ’52, het begin van direc teur De Cock, houtblazers maar zonder fagotleerlingen. Als enige Tieltse fa185
gotteurs vernoemt Bart Snauwaert: Guido Seghers, de broer van pianolerares Christine, Roland Neirinck die het volgde als 2de instrument aan het KMCGent, André Bouckaert, Knut Kersse, Wim Vanheede en Lieve Staelens die les volgden bij Wauters. Toen Bart Snauwaert als leraar startte in 1993 gaf hij fagotles aan Lieve Staelens en Wannes Cuvelier. Deze laatste behaalde bij de nieuwe leraar Koen Coppé, in dienst vanaf 1999, zijn H3 en Stadsmedaille met grootste onderscheiding; in 2002 kreeg hij een eervolle vermelding in de Pro Civitate-wedstrijd. Bart Snauwaert geeft trouwens nog wekelijks twee uur fagot ‘om er in te blijven en contact te houden’. ‘Met Willy Soenen werkte ik samen bij het begin en het einde van zijn direc teurschap. Twee schooljaren na elkaar (‘83-’85) mocht ik de cursus harmonie opstarten, en dit eigenlijk als stageperiode want ik had mijn pedagogisch di ploma nog niet. Het was een heel leerrijke ervaring door de grote leeftijdsver schillen bij de leerlingen. Zo was er o.a. Marcel Van Quickelberghe zaliger, de dirigent van Zanglust voor wie ik toen en nog altijd een grote bewondering had en heb, en wiens openheid en nieuwsgierigheid naar nieuwe en onbekende klankwerelden - ook toen hij al de 60 naderde - me altijd zullen bijblijven. Tienjaar later, in 1993, nodigde Willy Soenen me uit om een afzonderlijke fagotcursus op te starten. Eerst waren er 2 leerlingen, maar gaandeweg groeide de klas uit tot een 10-tal. Zonder die keuze voor een afzonderlijke cursus fagot had ik ongetwijfeld enkele jaren later niet de kans gekregen om kandidaat te zijn voor zijn opvolging. Ik heb Willy altijd ervaren als iemand die je kansen gaf als je bij hem met een voorstel kwam aankloppen, als iemand die op een correcte en rechtlijnige manier durfde te gaan voor wat hij belangrijk vond. Vergeten we ook niet dat hij als musicus en componist behoort tot de toonaangevende figu ren van zijn generatie in Vlaanderen.’ (Bart Snauwaert) Vanzelfsprekend is de enorme ‘boom’ van de saxofoon vanaf de jaren 80 niet aan de school voorbij gegaan. Soenen haalde in 1984 eerst Christian Delaere binnen als specialist. In 1986 kwam Anne Debusschere193 tot 2001. Versterking kwam erbij met Pascal Cooman194 vanaf 1998. Twee leerlingen van Anne Debusschere, Ann Verschuere en Steven Delanoye gingen voor een profcarrière.
3. De ‘geremde’ expansie van de jaren tachtig: soms stac cato, soms giocoso 3.1 Een verjongd team uit de startblokken voor een hindernissen parcours Met een 27-koppige lerarenploeg, waarvan slechts een achttal ouder dan 40, begon Soenen aan het schooljaar ‘83-’84. Er waren ook nog 6 toezichters en een halftijdse secretaris. De school leek in het jaar ’82-’83 in de lift te zitten met 502 leerlingen in Tielt en 263 in de bijafdelingen. Maar dan kwam via een 186
aantal tegenvallers een nogal frisse tegenwind opzetten. Tijdens de examens van juni ’83 ging de jury er blijkbaar fors met de botte bijl tegen aan met als resultaat een dik pak ‘gebuisden’ en veel onvrede over de nieuwe aanpak bij ouders, leerlingen en een aantal gefrustreerde leraars. Op 29 juni ‘83 bespra ken de betrokken schepenen De Rammelaere en Baeckelandt, de stadssecreta ris en Soenen de toestand. Algemeen stelde men vast dat de relatie tussen de directeur en het lerarencorps ‘koel’ was en dat de leerlingen teveel onder druk kwamen te staan. Men opperde dat de opgelegde normen wellicht te zwaar waren voor naschools onderwijs en dat directeur Soenen de kwaliteit boven het leerlingenaantal het primeren. In zijn repliek zei Soenen dat hij alles deed om de school vooruit te helpen en het peil omhoog te trekken, maar dat wordt niet in dank aanvaard. Een aantal leraars bleven ondanks pogingen tot dialoog negatief ingesteld. Ook de leerlingen hebben schuld aan hun mislukking door o.a. te weinig oefenen thuis en te weinig inspanning. Vaak ontbreekt enige muzikale aanleg. Wat het leerlingenaantal betreft: er is een stijging i.p.v. een daling. Dit welles-nietes gesprek resulteerde in een merkwaardige brief van Soenen aan de ouders van voor notenleer gefleste leerlingen. Hij vraagt met aandrang om de ‘buis’ niet te dramatiseren en vooral niet te vergelijken met de gewone schoolstudies. ‘De muziekstudie is een naschoolse, supplementaire vorming, die niet aan tijd gebonden is. Het zo vlug mogelijk willen doorlopen van de studiejaren is absurd: men hoeft geen diploma te behalen in de kortst mogelijke tijd, men heeft dit diploma niet ‘brood’nodig. De muziekstudie betekent immers een in nerlijke verrijking van de mens, nieuwe horizonten die opengaan in de gevoels wereld van Uw kind, het ontdekken van diepere waarden. Het kan dus zijn dat Uw kind voorlopig nog niet rijp genoeg is om op te gaan in die wondere wereld, het kan zijn dat die sluimerende krachten nog niet voldoende zijn opgewekt. Wij zouden het dus doodjammer vinden, moest Uw kind de kans niet krijgen om dat vleugje muzikaal talent - dat in ieder mens sluimert - aan te wakkeren en te ontplooien.’ Soenen besluit zijn brief met een vurige oproep aan de ouders om hun kind het jaar te laten overzitten. Het resultaat was dat er niet minder dan 46 zittenblijvers hun jaar notenleer hernamen en 3 hun muziekgeschiedenis. De argu mentatie van Soenen hield zeker steek en is plausibel voor wie de zaak af standelijk volgt, maar bij ouders die veelal voor hun oogappels grote illusies koesteren en hen grote talenten toedichten heeft zoiets vaak een averechts ef fect. Het nieuwe schooljaar hield nog meer onaangename verrassingen achter de hand. De ellenlange wachtlijsten voor instrument krompen niet, en alles het uitschijnen dat de regering op nog meer besparingsplannen broedde in het onderwijs, waarbij het explosief gegroeide kunstonderwijs weer het eerste slachtoffer dreigde te worden. In Tielt stonden 91 leerlingen op de wachtlijst voor instrument, waarvan 15 voor piano, 27 voor gitaar, 12 dwarsfluit, 14 kla 187
rinet, 16 voor kopers, 5 slagwerk en 2 viool. Voor samenspel wachtten nog 10 leerlingen en zelfs 5 voor voordracht.
3.2 Knip op de beurs in Brussel en gevolgen En... jazeker: daar kwam de omzendbrief uit Brussel in volle vakantie weer aan! Minister Lenssens hield via zijn maatregelen van 20 juli ’82 nog maar eens de knip op de portemonnee. Concreet bleven de subsidies, dus het lesurenpakket bevroren op het peil van ’81-’82: voor Tielt was dat volgens het ministerie 268,5 uren per week.195 Doel was ook de wachtlijsten weg te werken door per lesuur voor instrument drie leerlingen toe te laten, dus zogenaamd 20 minuten per beurt. Niemand spreekt tegen dat dit een pure aanfluiting is van alle pedagogische en techni sche normen. Veel leraars voegden en voegen daar dan ook, uiteraard onbe zoldigd, heel wat minuten extra aan toe. Als derde maatregel verhoogde Lenssens het inschrijvingsgeld voor de volwassenencursus naar 1.500 Bfr. Brute pech dus voor de jongere leerlingen die na twee mislukte examenbeurten toch nog via die weg een achterpoortje hadden gevonden om verder hun instrument of notenleer te volgen, en dat waren er in de periode Soenen nogal wat. De splitsingsnormen van de klassen verhoogden en cumulatie met meer dan l/3de prestatie was bijna onmogelijk. Op 16 december ’83 zond Soenen zijn bevindingen over de maatregelen naar het V.V.S.M.196 Hij hekelde de methode die het ministerie hanteerde inzake de splitsings normen, waarbij het ministerie zich baseerde op het totale aantal leerlingen per cyclus en niet per leerjaar. Ook het uitvallen van veel leerlingen door het systeem van maximaal 2 studiejaren in Lagere A en B klaagt hij aan, omdat er zo veel leerlingen wegvallen die anders later konden slagen. Verder kaartte hij de anomalieën aan inzake leerprogramma’s, die voor het ene instrument veel meer eisten dan voor andere en zeker ook te te lage weddeschalen i.v.m. de studieduur en moeilijkheidsgraad. Hij oppert de bedenking dat de leraars in strument benadeeld zijn tegenover de leraars notenleer hogere cyclus. Ze heb ben nooit zoveel lesuren in het hoger secundair, omdat het voor de leerlingen veel moeilijker is om in de hogere graad instrument te geraken dan in de ho gere graad notenleer. Ten slotte neemt hij de aanwervingsvoorwaarden op de korrel waardoor geen nieuwe leerkrachten aanvaard worden. Hij wijst op het feit dat er in Tielt nog 92 leerlingen op de wachtlijst stonden, notenleerklassen volgepropt zaten met meer dan 30 leerlingen en er slechts 6 uurtjes pianobe geleiding vrij konden gemaakt voor een school van 768 leerlingen. Terwijl het kunstonderwijs in Vlaanderen zowat 125.000 leerlingen telde en er daarvan meer dan 8.500 op de wachtlijst stonden om les instrument te kunnen krijgen, kregen veel muziekscholen af te rekenen met de wrange nasmaak van 188
de besparingen. Het betekende een ‘veroudering’ van de schoolbevolking om dat de jongste leerlingen niet aan de bak konden komen, en voor het eerst sinds de 2de Wereldoorlog werkloosheid bij de leerkrachten muziek. Potentieel konden eigenlijk zo’n 375 full-times ingevuld worden. Een ander kwalijk gevolg was de toename van ‘zwarte’ muzieklessen, privaat onderricht en ook de spontane groei van ‘alternatieve circuits’ voor muziekbeleving. Zo kenden in Tielt de Orff-groep Pro Musica en het Jeugdensemble groeiend suc ces en er volgden er nog: eigenlijk geen kwalijke zaak wegens de samenspelinitiatie en ook de wederzijdse ‘spin-off’ van en naar de academie. Het cumulverbod veroorzaakte eigenlijk een ‘verschraling’ in kwaliteit voor het muziekonderwijs omdat orkestmusici minder of niet meer kwamen lesgeven aan de academies. Daardoor vond men voor de minder populaire instrumen ten, die maar een paar uur per week vroegen, bijna geen leraars meer. Erger nog is het afsnijden van net de beste musici, die als leerkracht via hun dage lijkse beroepspraktijk hun ‘up-to-date’ concert-en podiumervaring naar de leerlingen konden overbrengen.197
3.3 Een directeur in het verweer tegen onvrede en protest Bij al dat minder leuke nieuws kwam de brief van Soenen aan alle ouders en leerlingen bij het begin van schooljaar ‘83-’84. De directeur wond er, in zijn directe stijl, geen doekjes om. Het was hem vooral te doen om de Tieltse ge ruchten- en roddelmolen, die toen blijkbaar goed draaide, af te remmen. ‘i. Iedereen wordt met open armen ontvangen in de academie, maar niet ie dereen heeft het vereiste minimum aan muzikaal talent om te slagen. 2. Dit betekent helemaal niet dat wij volgens professionele normen evalue ren. Want dan zou slechts één procent van de leerlingen slagen. (Nu slagen im mers 90% van de leerlingen!) Er moet echter ook een minimum-aanleg aanwe zig zijn om het waar te maken als amateur-muzikant. Het minimum dat wij stellen ligt allesbehalve hoger dan in gelijk welke andere academie ! 3. Daarbij is aangeboren talent niet voldoende. Muziek is een moeilijke hobby. Men kan geen muzikant worden door alleen maar de cursus bij te wo nen. Men moet daarbij thuis dagelijks oefenen. Muziek is dus een hobby waar ook studeren aan te pas komt, waarbij men niet mag terugdeinzen voor het le veren van - soms zware - inspanningen. 4. Wanneer een leerling het dan toch niet kan waarmaken, zelfs op elemen tair amateuristisch niveau, dan mogen de ouders dat niet als een schande aan zien. Iedereen heeft zijn eigen talenten. Wanneer men te weinig muzikale aan leg bezit, dan zal men wel over een andere gave beschikken, die een muzikant op zijn beurt moet ontberen. 5. De maatregelen, door het ministerie genomen, maken het sommige leer lingen nog moeilijker: a. Men mag slechts éénmaal overzitten per leerjaar notenleer. Wanneer 189
men tweemaal na elkaar niet slaagt, dan mag men niet meer toegelaten worden tot de cursus. Het spreekt vanzelf dat alles in het werk gesteld wordt om het niet zover te laten komen. De onvermijdelijke gevallen zijn zeer zeldzaam. b. Alle instrumentencursussen bestaan uit een lagere-, middelbare-, ho gere- en uitmuntendheidsgraad. Deze graden worden op hun beurt inge deeld in A en B. Men mag slechts twee jaar in zowel de A- als in de B-afdeling van een graad vertoeven. Voor vele leerlingen is dit een zware opgave, vooral wanneer zij thuis niet genoeg oefenen. Zonder de mede werking van de ouders, die hun kinderen gedurig aansporen dagelijks te oefenen, staan wij machteloos. c. Men mag geen instrumentcursus volgen zonder de volledige notenleercyclus (vijf leerjaren) a f te werken. d. Wanneer een instrumentalist de notenleercyclus achter de rug heeft, is hij verplicht minstens één nevencursus te volgen: samenspel, kamermu ziek, muziekgeschiedenis of het 5de leerjaar C notenleen Dit is een strikt minimum. In veel andere academies moet men minstens twee parallelcursussen volgen. e. Om een regeringsmedaille te kunnen behalen voor een bepaald instru ment moet men aan de volgende voorwaarden voldoen: - minstens 90% van de punten behalen in de graad van uitmuntendheid B - de volledige cyclus notenleer afgelopen hebben (5 leerjaren) - geslaagd zijn in het examen van het eerste jaar muziekgeschiedenis - de cursus kamermuziek volgen Wij kunnen niet ontkomen aan al deze verplichtingen. Jaarlijks komt een veri ficateur van het ministerie alles controleren. Wanneer bepaalde leerlingen niet aan alle voorwaarden voldoen worden zij meedogenloos geschrapt. De stad Tielt ontvangt dan geen subsidie voor deze leerlingen. De argumentatie van Soenen is zonder meer ‘to the point’ , maar qua stijl en verpakking had een ‘spin doctor’ of communicatie-expert het toch anders ge formuleerd. A fortiori gold en geldt het hele appel op meer inzet door leerlin gen en ouders voor alle vakken in het hele onderwijs, dat heel snel zijn monopolie-positie qua opleiding en tijdsbesteding moest inleveren aan de hele ‘ontspanningsindustrie’, en de cultus van de gemakzucht bij jong en oud. Onderwijs werd door een aantal ouders meer en meer als een stuk ‘koopwaar’ beschouwd, waarin je naar hartelust kan gaan ‘funshoppen’. De bewering van Soenen dat er bijna niemand voor notenleer mislukte zullen we maar een leu gentje om bestwil noemen. Op de koop toe had Soenen dan nog af te rekenen met enkele leerkrachten die het met stiptheid niet nauw namen of geen vrede konden nemen met het uurrooster dat ze door Soenen toebedeeld kregen. Opvallend is dat discussies 190
of protesten van leraars, ouders of leerlingen altijd meer via de omweg van het schepencollege gebeurden en de dialoog of samenspraak in de school zelf leken te verstommen. Leraarsvergaderingen of bijeenkomsten van de commis sie van toezicht, alias de beheerraad, werden nog maar zelden bijeengeroe pen. Die hadden veel misverstanden of onvrede kunnen doen opklaren of op zijn minst een uitlaatklep kunnen vormen voor veel frustraties. Daarbij wilden nogal wat leraars het voorbeeld van Werner Lagae, directeur van de kunstafdeling, die zijn hele werking runde met een directiecomité waarbij de leraars ruime inspraak hadden en als partners fungeerden, ook voor de muziekacade mie ingevoerd zien.
3.4 Goede muzikale wind en toch tegenwind Aan praktische problemen ontbrak het de school eind schooljaar 1983 zeker niet. Bij een evaluatievergadering met schepen De Rammelaere eind augustus overliep men de materiële toestand in de bij afdelingen. De huisvesting in Pittem - de oude verlaten gemeenteschool met schimmel op de muren - was ronduit ongezond. In Aarsele gingen de lessen door in het vroegere gemeente huis. De tekenklas was er ook muziekklas en dat zorgde voor spanningen want de ‘plastische kunsten’ ruimden hun boeltje blijkbaar nooit op. Wingene spande de kroon: de lessen gingen door in de vroegere jongensschool, die ver huisd was naar de meisjesschool. ’De Lokalen zijn er vuil, vol ongedierte en er zijn zelfs geen toiletten meer.’ Ook in de Tieltse nieuwbouw bleek het heen-en-weergesleur met de vleugelpiano nogal wat schade aan de trappen te veroorzaken, vandaar de vraag van Soenen om een permanente en nieuwe vleugel in de auditiezaal. Ook op muzikaal vlak zat de wind ietwat tegen. Op het prijsuitreikingsconcert van 10 december waren slechts 120 aanwezigen in het Gildhof. Er stonden blijkbaar nogal wat ‘modernistische’ nummers geprogrammeerd en Ruud198, de Weekbode-reporter van dienst schreef over het geheel een nogal kritisch verslag, doorspekt met eigen negatieve commentaar, iets wat tot dan toe zeker niet tot de geplogendheden van de plaatselijke pers behoorde. We citeren even uit dit stuk met de titel ‘Een prijs voor het publiek?’: ‘De samenstellers van het programma lieten hun leerlingen aanrukken met muziek die helemaal niet in het oor van de doorsnee-luisteraar ligt. Naast enkele ’kenners’ zitten er meestal alleen ouders en kennissen in de zaal en die zullen zich zaterdag bij momenten meer dan eens hebben afgevraagd hoe sommige musici zich kunnen laten verleiden tot het spelen van eerder atonale werken. O f een dergelijke mu ziekkeuze het toeschouwersaantal in de toekomst zal bevorderen is zeker een gewetensvraag: speelt men voor de leraar, voor zichzelf of telt het publiek toch mee?’ Zelfs de start van het concert met een stuk voordracht door Ingrid Lemey 191
vond in het perscommentaar geen genade wegens slecht getimed. Stof genoeg dus om Willy Soenen in zijn pen te doen klimmen voor een recht op antwoord een week later. Soenen benadrukt dat hij zelf voorstander is van gezonde en grondige kritiek en geenszins uitsluitend bewonderende superlatieven ver wacht, maar. ’Een muziekacademie moet open staan voor alle perioden, stijlen en vormen en moet een zo breed mogelijke waaier van kunstuitingen brengen. We kunnen alleen maar toejuichen dat sommige leerkrachten zowel hun eigen horizont als die van hun leerlingen verruimen. Een publiek, dat niet eng en kortzichtig reageert, kan er ook iets van opsteken. O f moet het dan eeuwig bij de lichte klassiek en dito romantiek blijven?’ Zeer terechte commentaar en ein delijk wat leven in het Tieltse muzikale wereldje. In zijn verslag van het leer lingenconcert op 29 januari ’84 gaf Ruud een extra-lovende commentaar op o.a. de prestaties van cellisten Lode Vercampt199 en Frank Mestdagh200. Toch was dit concert best innoverend te noemen: voor de eerste keer bouwde Ludwig Lapauw met een groep van 40 dwarsfluiters een ‘geluidssculptuur’ op onder de titel ‘De dag is nog lang’ met een mix van choreografie, kostumering en geluid. De plooien met de pers leken even gladgestreken, maar met het ver slag van het leraars-en laureatenconcert van 25 februari201 was het weer hom meles. Er waren slechts een 100-tal toehoorders opgedaagd voor een ‘waardig concert met uitvoeringen van een behoorlijk peil’, zoals weekbode-journalist ‘Pikure’202 het formuleerde. Broer en zus Mark (piano) en Mia Vandewiele (viool) kregen als solisten een pluim en Françoise Coudron op klarinet zelfs twee.
Spektakel ‘De dag is nog lang’ tijdens het leerlingenconcert op 24 januari 1984. De dwarsfluiters geleid door Ludwig Lapauw 192
Maar Pikure deed zijn schuilnaam alle eer aan door een forse prik uit te delen naar violiste Tania Mestdagh die het concert opende met het 1ste concerto van Kabalewski. Even citeren: ‘Tania Mestdagh had het (on)genoegen het koncert te openen. Hadden de in strumenten en de vertolkers te lijden onder de lage temperatuur, in elk geval klonk het geheel allerminst als een veelbelovende openingstreffer. Nadat Kabalewski verkracht de coulissen terug opzocht, pakte Françoise Coudron de klarinet ter hand.’ Die prik was voldoende voor een woeste lezersbrief van de familie Mestdagh naar de Weekbode, die hem echter niet publiceerden als recht op antwoord. Toch kwam er een artikel met redactionele commentaar, met een aantal fragmenten uit die brief en het scheldproza er uitgefilterd. Vooral de ‘onbekwaamheid’ van ‘pseudo-criticus’ Pikure werd geviseerd en het feit dat hij met de leeftijd en de bereikte graad geen rekening hield. Eigenlijk een stormpje in een glas water, maar het verzuurde weer iets meer het beperkte muzikale ‘draagvlak’ in het kleine Tielt. Niet vergeten dat de toen 9-jarige Lode Vercampt de dag nadien, 30 januari, in de Wedstrijd voor Jong Talent in Brussel een 1ste prijs haalde met 96%, zijn zus Kathleen een 4de prijs viool met 94% en Frank Mestdagh 89% op cello. En nu we toch prijswinnaars opsommen: diezelfde Tania Mestdagh203 vero verde in november ’84 een 1ste prijs met 94% in de Wedstrijd van het Gemeentekrediet, meer gekend als Pro Civitate. Ook Bart Vanneste (“Tielt, 09/10/’65) behaalde in diezelfde wedstrijd een 1ste prijs met 91% voor klari net. Bart werd trouwens in 1983 laureaat bij Fedekam, in het Nationaal Kampioenschap voor Solisten en Kleine Ensembles, en in 1984 behaalde hij in die wedstrijd een 1ste prijs met Grote Onderscheiding. Intussen was hij ook laureaat in de auditiewedstrijd voor jong talent van de Stichting Omer Van Puyvelde. In 1985 haalde hij stads-en regeringsmedaille binnen voor kamer muziek bij Willie Verdievel. Hij studeerde verder aan de Gentse kunsthumaniora en het KMC-Antwerpen waar hij bij Walter Boeykens zijn Hoger Diploma klarinet behaalde en kamermuziek. Bart geeft momenteel les in Essen en SintNiklaas.
4. Cijfers, examens en andere tribulaties: 1983 - ’85 4.1 De grens van de groei of een achteruitgang? Via de inschrijvingscijfers krijgen we een beeld van de ‘achteruitgang’ van de Academie tussen ’83 en ’90. Na enkele vrij ‘selectieve ‘examenbeurten in ’83 en ’84 bleek er inderdaad een negatieve spiraal opgestart. Oorzaak was ze ker de strengere normering, maar evenzeer een zekere ‘stemmingmakerij’ bij ouders, leerlingen en leraars. Voor centrumschool Tielt zakte het aantal leer lingen, hoofdelijk geteld, van 502 in 82-83, spectaculair naar 443 in ‘84-’85, een daling met 9%. Vanaf die datum werden echter ook de cijfers van Aarsele 193
erbij geteld: met hun 30 inschrijvingen was het debacle wat opgekrikt tot 473 leerlingen. In ‘86-’87 gaat het even bergop naar 501, om in ‘87-’88 een diepte punt te bereiken naar 469 leerlingen en 479 in ‘88-’89.204 Daarna is er weer een trage maar gestage groei. Natuurlijk moeten cijfers altijd gerelativeerd worden: er is de zekere relatie met de denataliteit vanaf 1980 en de tijdsgeest. De dalingen zijn het meest uitgesproken in de cijfers voor notenleer, vooral in Tielt/Aarsele en Wingene. De andere bijscholen leken de ‘schok’ van het eer ste jaar Soenen daarna vlotter te verwerken: 1982-83 Tielt 325 Meulebeke 56 Pittem 76 Wingene/Zwevezele 113
1983-84 310 51 57 107
1984-85 247 62 63 88
1985-86 259 67 77 77
Voor Wingene dienen we er zeker aan toe te voegen dat de afdeling in Zwevezele begin jaren 80 nogal ‘sputterde’ en dat er daar jarenlang maar 1 of 2 jaren notenleer gegeven werden, zodat de Zwevezeelse leerlingen voor hun lessen naar Wingene moesten zweven.205 Ook de toenmalige lerares notenleer in Wingene-Zwevezele, mevr. Birlouet, droeg met haar lakse inzet en stiptheid zeker bij tot het slabakken van enkele bijafdelingen. Soenen lag dan ook re gelmatig met haar fel in de clinch - gevoed door haar brutale houding - en stuurde klacht na klacht naar het Tieltse stadhuis over haar ‘ernstige’ inbreu ken op de déontologie en qua stiptheid. Tot afgrijzen van Soenen bestond deze dame het om van haar examen muzikaal dictee een lachertje te maken door de opgave vooraf op het bord te zetten, tweemaal te laten zingen en dan weer uit te wissen voor het examen begon. Daarbij gaf ze in de lokalen van de bijafde lingen privé-blokfluitlessen en incasseerde tijdens de lessen het geld zodat ze telkens veel tijd verloor. Op de koop toe verkocht ze blijkbaar - té duur vol gens sommigen - fotokopies van bestaande boeken aan de leerlingen. Soenen schoof haar dus de spectaculaire leerlingendaling voor notenleer in de afdelin gen Aarsele en Zwevezele in de schoenen. Tussen ’83-’84 en ’84-’85 was dat voor Aarsele van 67 naar 30 getuimeld en in Zwevezele van 40 naar 24. Sinds de ontdekking van haar ‘gefraudeerde’ examens schreef Soenen zelf de dictees notenleer en gaf ze op het laatste moment door. Het resulteerde in 25% mis lukkingen bij de leerlingen van Birlouet tegen een gemiddelde van 11 % bij de andere leraars. Leuk detail is wel dat in 1986-’87 een achttal volwassen leden van de Zwevezeelse harmonie ‘De Sloebers’ bij Birlouet op de schoolbankjes samen met de ‘kindertjes’ notenleer volgden. De enige die examen meedeed en slaagde in het 2de jaar met 84% was Lia Deroo, momenteel dirigente van het St.-Aldegondiskoor.
194
4.1.1 De lat té hoog? Wat de examens zelf betreft: nogal wat leraars voelden zich in de wiek ge schoten wegens het naar hun aanvoelen té autoritaire optreden van de direc tie. Eerder205 gaven we al een aantal impressies van leraars en leerlingen. Feit is dat Soenen zich spiegelde aan de werkwijze van collega-directeurs, o.a. Roland Coryn in Harelbeke, Jacques Maertens in Roeselare en Willy Carron in Brugge. Die hadden echter wel de ‘luxe’ van een breder werk- en recruteringsveld. ‘Ik was niet uitzonderlijk streng. Anders gezegd, ik was niet strenger dan in andere academies. Waarom zou ik? Moesten de normen in Tielt dan lager lig gen dan elders? Had de Tieltse jeugd niet evenveel recht op een degelijke oplei ding? Voor mij was iedereen gelijk. De mooiste momenten waren voor mij wan neer een leerling(e) het bijzonder goed deed op het examen, ook op een zangexamen van notenleer. Je kon er de getalenteerden zo uithalen. Ik kon dan zeer ontroerd zitten luisteren. De relatie met de meeste leerkrachten was er een van wederzijdse waardering en genegenheid. Men heeft het altijd alleen maar over uitzonderingen. Ik heb nooit méér gevraagd van de leerkrachten dan in andere scholen. Ik moet opnieuw dezelfde vraag stellen: moesten de leerkrach ten in Tielt minder presteren dan in andere scholen?' (Willy Soenen) ‘Willy Soenen was streng, maar toch heeft hij mij op bepaalde momenten verdedigd tegenover een examenjury.’ (Tania Mestdagh) ‘Er waren natuurlijk ook de richtlijnen van het ministerie, en die waren in derdaad voor velen een reden om a f te haken. Willy volgde de letter van de wet. Willy Soenen was en is nog altijd streng, en gaf steeds weinig punten. De jury kwam ook ons, jonge leerkrachten be- en eventueel veroordelen. En bij delibe raties hadden we weinig of geen inspraak, dat leidde tot openlijke conflicten bij examens. De school had zeker geen voordeel bij die crisissen. Je zag het aan het leerlingenaantal. Ik kan me voorstellen dat op het stadhuis de werking van de academie dikwijls ter sprake kwam, en dan niet omwille van het positieve.’ (Rik Stevens) ‘Willy Soenen was geen man van gesprek in het openbaar en was niet vat baar voor overleg. Zijn visie was wet. Dat resulteerde in spanningen onder de leerkrachten en protesten die ik als syndicale afgevaardigde moest proberen op te lossen. Het positieve aan Willy is dat hij een eerlijk man was die voor de school een hoog peil aanbracht, door veeleisend te zijn voor de leerlingen. Elk jaar moesten er nieuwe stukken voorgelegd worden op het examen en vaak ge beurde het dat halve klassen notenleer gebuisd werden. De leraars voelden zich bedreigd in hun werk door minder lestijden en leerlingen. De uitspraak van Willy was ‘liever 200 leerlingen met niveau dan 600 broekverslijters’. Toen ik hem vroeg hoe het dan zat met de tewerkstelling antwoordde hij dat dat hem niet interesseerde. (Volgens Soenen is dit onwaar en zei hij enkel dat een mu ziekschool geen ‘muziekfabriek’ was) Eigenlijk had hij wel kunnen de ge 195
strengheid op het examen afzwakken voor zwakkere leerlingen, meer inspraak geven aan de vakleraar en gewoon het leerplan toepassen. ’ (Carlos Van Maele) Dit alles resulteerde in een mix van onhandigheden, gebrek aan soepelheid en misverstanden aan weerskanten, waarbij de broodnodige democratische inspraak en besluitvorming meestal in de ijskast belandden.207
4.1.2 ‘Er zit klank in mijn kleur’ Intussen was er ook nog muziek. Vermelden we zeker de concerthappening van 13 april ‘84, ter gelegenheid van 20 jaar Stedelijke Muziekschool, waarbij een aantal ensembles, leraars en leerlingen van diverse muziekacademies uit de regio hun kunnen demonstreerden. Soenen wilde duidelijk banden smeden en over het Tieltse muurtje kijken. Tijdens het weekend van 6-9 december ’84 was Tielt in de ban van ‘de dui vel’, Olivier De Neckere208 of de ‘Duivel’, waarvan het beeld nu aan de Tieltse Halletoren prijkt. Bij de voorstelling van het beeld was ook de muziekacade mie erg actief. Op donderdag 6 december zette Quintessens209, het blaaskwintet gesticht en geleid door Bart Snauwaert de feestelijkheden in met een con cert voor ‘Jeugd en Muziek’. Op de beeldonthulling zelf speelden de avond nadien Mare en Mia Vandewiele, alias Andrea Florine, de intermezzo’s. Het leerlingenconcert van 8 december bracht enkele puike verrassingen. Solisten klarinet Bart Vanneste, Stefaan Vandenbroucke en Bart Belaen, Marie Mattelaer op fluit, Kathleen Vercampt op viool, Terry Vanhecke en Bernard Naert -leerlingen zang bij Anton Haeck- brachten een puik programma aaneengepraat door André Roels. Blik- en oorvanger was ongetwijfeld de tweede ‘geluidssculptuur’ van de leerlingen dwarsfluit geleid door Ludwig Lapauw. Via samenwerking met de kunstacademie, die zorgden voor grime, maskers, mist-en lichteffecten en kostumering ontworpen door Karinne Ottevaere210, brachten 20 spelers het sprookjesachtige sfeerstuk ‘Er zit een klank in mijn kleur’. Eigenlijk een geslaagde aanzet voor wat men nu ‘totaalspektakel’ noemt. Innoverend is wel dat leraars voor het eerst over het muur tje gingen kijken naar andere kunstdisciplines, iets wat op de huidige DKOdagen schering en inslag is. ‘Mede door mijn goede relatie met secretaris Philippe Van Craeynest kwam ik in contact met de kunstacademie. Ik leerde directeur Lagae en meerdere leraars beter kennen. Ik heb nooit geweten waarom, maar ik was één van de zeldzame mensen van de ‘muziek’ die contact had met de ‘kunst’. Dat mondde uit in een gemeenschappelijk project. Lagae was een man die naar contact zocht met zijn personeel. Door te spreken, luisteren en te discussiëren met zijn personeel bouwde hij aan een relatie van wederzijds vertrouwen en respect. Die aanpak resulteerde in een sterk gemotiveerd en enthousiast team, waarbij elk personeelslid zijn beste beentje voorzette en Lagae de stuwende en blinkende motor was van het geheel. In de muziekacademie zijn we toen met ons corps 196
nooit tot een dergelijke eenheid of samenwerking gekomen. De kloof was er en is in mijn tijd altijd blijven bestaan.’ (Ludwig Lapauw) Toen Lapauw nadien een onkostennota van 4000 Bfr. voorlegde aan Willy Soenen replikeerde die met een weigering omdat het vijgen na Pasen waren. Hij was voordien niet op de hoogte gebracht en had geen aanvraag kunnen doen bij het stadsbestuur, wat uiteraard de juiste procedure was. Lapauw schreef toen maar zelf een brief naar het stadsbestuur en kon zo zijn geld recupereren... achter de rug van zijn directeur om. Wat weer eens de ver houdingen Stadhuis-Soenen illustreert.
4.2 Een gecontesteerde definitieve benoeming met veel ‘getouwtrek’ Voor een goed begrip van zaken eerst even de gewijzigde politieke toestand in Tielt uit de doeken doen. Bij zijn kandidatuur en voorlopige aanstelling kreeg Willy Soenen de steun van de toenmalige CVP-meerderheid en zeker de ACWvleugel ervan met André Rotsaert en Roger Vannieuwenhuyze. Maar op 10 oktober 1982 kende Tielt een politieke aardverschuiving: een coalitie van Groep-82, eerder liberaal getint en geleid door ex-CVP-burgemeester Vandermeulen, samen met SP en VU brak de eeuwige CVP-meerderheid in Tielt met een wankele 13 mandatarissen tegen 12. Luk De Rammelaere (VU) kwam in de schepenzetel voor onderwijs en dus ook als voorzitter van het ‘Comité Van Toezicht’ alias bestuurscomité van de academies op de stoel van Roger Vannieuwenhuyze. Dat veranderde het kli maat op het stadhuis: zeker is dat kritische stemmen inzake het beleid van de muziekacademie meer gehoor vonden, waarmee niet gezegd mag zijn dat er partijdigheid kwam. Feitelijk stond niets de definitieve benoeming van Soenen na 2 dienstjaren in de weg. Het had dus al een feit kunnen zijn op 1 september ’83. Maar de zaak raakte op de politieke lange baan. Op 19 februari ’84 stuurde rijksinspecteur Vanden Borre, na een eerste gunstig inspectieverslag, een tweede aanbeveling naar het Tieltse stadhuis waarbij hij het hoge niveau van de academie bevestigt. Hij prijst het degelijk beleid van Soenen, de goede organisatie en administratie en de uitstekende uitrusting en accommodatie. Een por in de politieke rug dus. Soenen gaf een tweede duw en drong op 1 maart ’84 via een brief officieel aan op zijn benoeming door sche pencollege en gemeenteraad. De gemeenteraad van 3 mei ’84 besloot echter de benoeming uit te stellen: het comité van toezicht had wel zoals wettelijk bepaald een positief advies hierover uitgebracht, maar als wens of ‘voorwaarde’ geformuleerd dat er eerst nog een onderhoud moest zijn tussen Soenen en het schepencollege. Ten tweeden male gaf het comité van toezicht, nu op 18 mei, groen licht aan Soenen met 10 ja-stemmen en 2 nee. Intussen trok een 8-koppige delegatie van het personeel op 25 mei - een zondagvoormiddag - naar het stadhuis voor een onderhoud met het stadsbe 197
stuur. Een hele waslijst bezwaren tegen de vaste benoeming van Soenen werd er voorgelegd. Hoofdargument was zijn gebrek aan pedagogisch inzicht in de verschillende disciplines van de school en het ontbreken van een goede men selijke relatie met leerlingen, ouders en leraars. Een maand nadien, op 7 juni eiste raadslid Rotsaert weerom de benoeming. Hij wees op de gevolgen van dit uitstel voor Soenen, namelijk gezagsonder mijning voor ‘iemand die dit zeker niet verdient en moeilijk door een betere zou kunnen vervangen worden’. De CVP betwistte dat het gewenste onder houd van Soenen met het schepencollege een ‘voorwaarde’ zou zijn voor de benoeming. Toch kwam de definitieve benoeming er uiteindelijk maar in de gemeenteraad van 5 juli 1984. Einde van een pijnlijke episode.211
S. Verder ploegen, maar onder een dreigende hemel voor het kunstonderwijs: 1984 - 1995 5.1 Meer papier, meer contestatie? 1985 was uitgeroepen tot ‘Europees jaar van de Muziek’ maar onder donkere wolken startte een actie ‘S.O.S.-muziekonderwijs, Vlaams Muziekonderwijs in nood’. Een petitiebrief werd verspreid door de V.V.S.M. onder al wie met mu ziekonderwijs te maken had. Men verwijt het beleid een ongecoördineerde janboel van maatregelen te hebben opeengestapeld die regelrecht naar het ver val moeten leiden. Vooreerst het totaal ontoereikende lesurenpakket waardoor de leerlingen qua instrument of voordracht te weinig les krijgen. Daarbij het tekort aan goede en voldoende leerkrachten zodat alle gewenste vakken kunnen gegeven worden. De beperkende maatregelen van het algemeen onderwijs zijn in het muziekonderwijs helemaal niet ter zake. Jammer genoeg viel de massaal gesteunde petitie in Brussel in dovemanso ren. Na een geslaagd leraren-en laureatenconcert op 2 februari ’85, met o.a. Franky Sarrazyn die het 2de concerto van Weber speelde en het koperensemble212 van de academie o.l.v. Willy Soenen, maken we meteen een sprongetje naar 7 de cember 1985. Vanaf 1985 zijn er nogal wat lacunes qua archiefmateriaal. Directeur Soenen verspreidde een dienstnota waarin hij zijn leerkrachten oplegde voor elke leerling individuele fiches, een agenda met de lesthema’s, en voor notenleer een schriftelijke lesvoorbereiding bij te houden, zoals de in spectie vroeg. Weer kwam het tot een conflict, o.a. met de vakbond, vooral veroorzaakt door de manier waarop de zaak werd aangebracht. Opnieuw een kwestie van stijl dus. ‘Ik was zeker niet gekant tegen fiches, agenda’s en les voorbereidingen: het is een basisgegeven dat uw agenda behoorlijk ingevuld is en dat jonge leerkrachten hun lesvoorbereidingen hebben, want dat is ook een 198
Prijsuitreiking 1984-85. Vlnr.: Jan Bytebier, Mieke Ailliet, schepen Luc De Rammelaere, Benedicte Lobel, Mia Desmet, Serge Domy, Els Vandaele, Bart Vanneste, Pascal Verkest, Stefaan Vandenbroucke, schepen Astère Verbeken, Bart Belaen, Bernard Naert, Hans Schotte, Ludo Claeys
eis van de inspectie. Het is ook normaal dat er van elke leerling gegevens wor den aangebracht op een evaluatiefiche. Maar via een dienstnota in het brieven vakje van de leraar dergelijke maatregel opleggen kon volgens mij niet. Ik eiste overleg met alle betrokkenen via een personeelsvergadering, maar zoals reeds gezegd had Willy Soenen geen boodschap aan overleg. De laatste jaren was er zelfs geen personeelsvergadering meer.’ (Carlos Van Maele) Prompt reageerde Soenen op 18 december. Hij start zijn brief aan alle leer krachten met een opsomming van de voordelen van een dienstnota: ALLE leerkrachten worden gelijktijdig bereikt en gelijk behandeld en het voorkomt misverstanden en ‘veelvuldige personeelsvergaderingen.’ En dan: ‘Het nadeel kan zijn dat een dienstnota soms onpersoonlijk of onvriendelijk overkomt. Dergelijke nota’s zijn nu eenmaal organisatorisch bedoeld en worden dus meestal zakelijk opgesteld. Er moeten bijgevolg geen literaire kunstwaarde of vriendschappelijke ontboezemingen in gezocht worden. Maar hier raken we de kern van de zaak: alles hangt a f van de ingesteldheid waarmee men een dienst nota leest. Ofwel beseft men dat dienstnota’s in ALLE scholen onvermijdelijk zijn en twijfelt men niet aan de goede bedoelingen van de opsteller ervan. Ofwel onthaalt men gefrustreerd een dienstnota als een regelrechte aanval op de leerkrachten en als een middel om het hen lastig te maken. Het is immers een koud kunstje om alles negatief te interpreteren als men bevooroordeeld is.’ Het laatste zinnetje schetst ten voeten uit het toenmalige 199
klimaat van wederzijds wantrouwen: Soenen ziet zijn personeel meer en meer als een bevooroordeelde anti-directiegroep en verschanst zich achter zijn goede bedoelingen in plaats van een democratische dialoog aan te gaan. ‘Het is nu eenmaal ónmogelijk voor alles en nog wat het advies van de leerkrachten te vragen. Ofwel zouden we om de haverklap een personeelsvergadering moe ten houden. Zou men daarmee dan zo gediend zijn? Er is een personeelsverga dering voorzien op het einde van het schooljaar. Het lag helemaal niet in mijn bedoeling hiermee de leerkrachten het vuur aan de schenen te leggen. Integendeel, ik dacht dat ze ermee gediend zouden zijn en dat er aan deze fi ches veel voordelen verbonden waren. Ik zie gewoon niet in dat een goede leerkracht hiermee verveeld kan zitten. En daarbij heb ik eigenlijk maar het ad vies van de inspecteur gevolgd. Dan zijn er nog de lesvoorbereidingen van no tenleen Deze cursus verdient dringend een hogere evaluatie. Het is een zeer be langrijke cursus die steeds evolueert en die van de leerkracht voortdurende aanpassing en een ruime muzikale bagage vraagt. Er is veel creativiteit en zoekwerk mee gemoeid. Men kan experimenteren naar hartelust en zo blijft het boeiend. Daarom dacht ik dat lesvoorbereidingen onmisbaar waren, tenzij men de solfègeles als een oude sleur en een saaie boel beschouwt en die les wenst te blijven geven zoals 50 jaar geleden. Het was toen niet slecht, maar alles evolu eert nu eenmaal. Dit is trouwens het geval voor ALLE andere cursussen: vraag het maar aan Herman Verschelden wat hij denkt over leraars voordrachtkunst die zich beperken tot het leren opzeggen van gedichtjes uit het hoofd. Wie blijft lesgeven zoals hij zelf les kreeg en wie een paardebril opzet is niet mee met zijn tijd. Dit alles om u maar te willen duidelijk maken dat mijn initiatieven steeds goed bedoeld zijn, d.w.z. ten gunste van het muziekonderwijs en ten voordele van de leerlingen. Leerkrachten die up-to-date zijn hebben daar geen last van. Anderzijds zie ik daar echter geen wereldschokkend gebeuren in en beschouw ik deze zaak allesbehalve dramatisch. De wereld zal wel blijven ronddraaien, voorlopig toch nog ! Waaruit ik besluit: - wie van deze gedrukte fiches, van een agenda en van lesvoorbereidingen gebruik wil maken: mijn beste dank bij voorbaat voor Uw welwillende mede werking. - wie denkt er geen gebruik van te moeten maken: laat dan alles zoals het was. Sans rancune. Er zijn gelukkig nog andere en hogere waarden in het leven!' Hier sprak Soenen oprechte taal, die een sfeer van ontgoocheling verraadt en een man die de directe confrontaties moe is en probeert te omzeilen. Weerom argumenteert hij raak en vaak ad rem, maar de ‘kortsluiting’was, naast een behoudsgezinde reflex van een aantal oudgedienden, nog meer een gevoels matige reactie van gekwetste eigenwaarde bij een deel van het personeel en misschien zag Soenen dat niet direct in. Op 3 januari 1985 zond de vakbond CCPTO een briefje naar schepen van 200
onderwijs De Rammelaere. Ze vragen om een onderhoud met hem en de di rectie van de academie, omdat de ‘bijkomende administratieve taken’ zonder overleg opgelegd waren, een overtreding van het syndicaal statuut. In een eerder late reactie daarop vroeg het stadsbestuur op 18 maart aan de Vereniging van Belgische Steden en Gemeenten om advies en een duidelijke omschrijving van de bevoegdheden van een academie-directeur, vooral qua opgelegde werken, moeilijkheidsgraad en examencommissies, dé heikele pun ten in Tielt. Reeds op 25 maart kwam het antwoord. De vakbond was net bezig met een model van reglement uit te schrijven, maar zegt dat een volledige opsomming geven van de bevoegdheden van een directeur onmogelijk is. Vooral inzake de opgelegde werken voor examens be staan er geen richtlijnen van het Ministerie. In de praktijk is het zo dat de di recteur deze opgelegde werken bepaalt, meestal in afspraak met de betrokken leraar(s), aan wie hij een voorstel vraagt. Wat de moeilijkheidsgraad betreft raadt de vakbond aan de rijksinspecteur om advies te vragen als er geschillen rijzen. Ook qua examenjury’s gaf de vakbond geen uitsluitsel. Voor de exa mens met gesloten deuren zijn er geen richtlijnen, voor de openbare wedstrij den moet er een 5-koppige jury zijn waaronder de directeur als voorzitter. Daarmee was de kous af en trad er een relatieve rust in. Wel zat er tussen Soenen en een oudere leraar al een tijdlang haar in de boter. Met de regelmaat van de klok leverde dat een klacht van Soenen op over het gebrek aan regel maat bij die man. Het ging om verregaande nonchalances inzake stipheid, niet
Het koperensemble van de academie o.l.v. Willy Soenen. Drums: Luc Baert; lste rij: Mieke Ailliet, Hans Schotte, Wim Belaen, Johan Schotte, Alain Verhauwaert; 2de rij: Ignace Vanderschaeghe, Geert Soenen, Serge Dorny, Willie Verdievel, Rik Stevens. 201
verwittigen of negeren van de directie bij lesverplaatsingen, onbeleefdheid enzomeer. Het resulteerde in een aantal klachten van Soenen bij het stadsbe stuur in de loop van 1986. Die verpinkten weer eens niet en verwezen telkens laconiek door naar de inspectie. Waarop weinig, zeg maar geen reactie. Willy Soenen stond er alleen voor... Op het prijsuitreikingsconcert 1986 blonk het stadsbestuur weer uit door af wezigheid. Alleen schepen Devolder en raadslid Braeckevelt waren erbij, zo dat er handen tekort waren om de diploma’s ordentelijk uit te reiken. Er waren 4 medaillewinnaars: Dr. Johan Denolf voor notenleer bij Roland Neirinck, Pascal Verkest en Hilde Snauwaert voor muziekgeschiedenis en Karen Van Heuckelom voor voordracht. De Weekbode was positief voor de muzikale prestaties maar knaagde terecht aan het oude been van de slechte presentatie. ’Zoals bij voorgaande gelegenheden, uitgezonderd bij leerlingen concerten, ontbrak ook nu weer elke samenhang, elke zin voor decor om er voor de toehoorders een gezellige luisteravond van te maken. Maar daarmee vallen we in herhaling. Wat baten kaars en bril?’213
5.2 Nieuwe plannen voor het muziekonderwijs Begin juni 1987 lanceerde gemeenschapsminister Kelchtermans zijn hervor mingsplannen voor het kunstonderwijs. Sleutelbegrip hierin was de ‘differen tiatie’ in de aanpak. De muzikale studies zouden verlengd worden tot 10 jaar: 4 jaar lagere graad (1 jaar minder dan voorheen), 3 jaar middelbare en 3 jaar hogere. In de hele lagere graad krijgen de leerlingen AMV, algemene muzikale vorming en koor. Dat moest het 1ste jaar aangenamer maken dan vroeger met enkel notenleer. Wie vanaf het 2de jaar kiest voor instrument, krijgt twee jaar les à rato van 20 minuten per lesuur en het derde jaar 30 minuten. (De cijfers tussen haakjes duiden aan hoeveel lesuur / voor hoeveel leerlingen) Dan komt er een proef: wie geen 60% haalt, mag niet doorgaan met instrument, wel met theorie. Daar krijgt de leerling dan drie jaar ‘algemene muzikale cultuur' (AMC) (1/25) en ‘koor’ (1/25). Dit wordt een typisch programma voor de pas sieve liefhebber, die alleen wil leren ‘luisteren’, een nieuwigheid in de mu ziekschool. Wie na het 4de jaar tussen de 60 en 70% haalt, mag instrumentale vorming blijven volgen, maar alleen de richting ‘ samenspel-instrument’. Zo komt hij te recht in het programma voor de actieve liefhebber, die voor zijn plezier muziek wil spelen. In die middelbare richting krijgt hij dan samenspel (1/8), instru ment (1/4) en AMC (1/25). In de hogere graad resten die leerling twee wegen. De eerste is samenspel en bestaat uit dat vak zelf (1/6) en instrument (1/4). De tweede is kamermuziek en bestaat uit dat vak (1/3), instrument (1/2) en mu ziekgeschiedenis (1/25). Ten slotte, althans voor de instrumentale vorming: wie in de 1ste graad 70% haalt, mag in de middelbare de richting ‘instrumentsamenspel’ volgen. Hier staat samenspel pas op de 2de plaats. Dat is de enige 202
richting die nadien, als men tenminste 80% haalde, via de richting ‘instrumentkamermuziek’ in de hogere graad leidt naar het hoger onderwijs, zeg maar conservatorium. In die ‘instrument-kamermuziek’ zitten de vakken instrument (1/1), muziektheorie (1/2), kamermuziek (1/3) en piano (1/3) voor wie dat in strument nog niet kende. Een andere weg na de middelbare richting ‘instrument-samenspel’ naar het hoger onderwijs is het programma ‘algemene mu ziekleer’ (dat uit de theoretische vorming komt) met muziektheorie (1/1), gecombineerd met AMV (2/15), muziekgeschiedenis (1/25), koor (1/25) en piano (1/2). Wie na de lagere graad kiest voor ‘zang’ (mogelijk vanaf 15 jaar) krijgt hetzelfde parcours voorgeschoteld maar dan specifiek voor ‘zang’. Uitgangspunt was de vaststelling dat amper 10 % van de leerlingen de stu dies afmaken: na de 1ste graad stoppen al zowat 50% en in de middelbare nog eens 30%, terwijl men iedereen als een toekomstige ‘beroeps’ behandelde. Er zaten in de plannen wel addertjes onder het gras: overzitten mag nog maar 1 keer per graad en de behandeling van de leerlingen in ‘blokken’ moest van het geheel een financiële nul-operatie maken. Men krijgt er wel twee jaar bij, maar er komt veel winst uit het feit dat men de liefhebbers niet meer opleidt alsof ze concertpianist moeten worden. Die vertakkingen volgens aanleg en streven moesten zeker een meer doelgerichte en efficiënte muzikale opvoe ding realiseren. Voor volwassenen (vanaf 15 jaar, vroeger 18), kwam er een versnelde en aparte opleiding met o.a. een jaar minder AMV, maar men kan niet naar hoger onderwijs doorstoten.214 Over woord en dans werd voorlopig niks gezegd. Dit alles diende nog gewikt en gewogen door alle betrokken partijen en zou uit eindelijk pas in 1990 leiden tot het DKO-decreet voor wat nu het DKO heet, het deeltijds kunstonderwijs. Eind juni 1987 verschenen overal de eerste reacties en die waren niet altijd po sitief. Een invoering van dit alles in één klap moet leiden tot chaos want nie mand is voorgelicht en voorbereid, volgens het ‘Komitee Ouders-LeerlingenLeerkrachten Maziek-Woord-en Dansondenvijs’. Bezwaren tegen het plan: jongeren krijgen minder individueel les, het programma wordt zwaarder, er zijn geen nieuwe leerplannen, de onderwijsbevoegdheden zijn niet omschre ven en een 12-jarige kan nog niet kiezen voor een professionele loopbaan. Ook de SP zond een brief rond met bezwaren tegen ‘de overhaaste wijze waarop de minister dit plan wilde doordrukken op 1 september 1987’. Men eiste uitstel tot minstens een jaar nadien. Daarmee was een golf van contesta tie en politiek gekrakeel op gang getrokken. De directies en leerkrachten hiel den een meeting in Sint-Niklaas en eisten eveneens uitstel. De pas opgerichte ‘Verenigde Leerkrachten Vlaamse Muziekscholen’ (VLVM) eiste de ontbinding van de VVSM215 en het ontslag van hun voorzitter Frans Truyts omdat die het spel van Kelchtermans meespeelden. Willy Soenen gaf via een interview in De Weekbode van 6 november zijn 203
mening. Hij stond gematigd positief tegenover de plannen, maar bereed dade lijk weer zijn stokpaardje. ‘Leerlingen die minder begaafd zijn en nu moeten af haken, krijgen toch de kans om muziek te studeren op hun niveau, maar ik vrees wel voor de verlaging qua niveau van de doorsnee-muzikant. Met een makkelijker programma, minder uren les en minder hoge eisen is het mogelijk dat de leerling op een lager peil gaat spelen, en dat is niet goed voor de muziek verenigingen.’ Ook stelde Soenen vast dat de meeste leerkrachten voor het nieuwe AMV niet specifiek zijn opgeleid; het zal zeker van veel leerkrachten serieuze bijscholing vergen. ‘Vandaar ook wel het verzet vanuit lerarenkringen’ (Telkens weer horen we de onderhuidse toespeling van Soenen op de ‘luie leer kracht’, stilaan een taai dwangidee van hem.) Ook het feit dat men gemakkelij ker 60% geeft dan de vroeger vereiste 70% dreigt het vereiste peil te verlagen, maar positief is volgens Soenen dat de nieuwe normering op psychologisch vlak een grote rol speelt en de ouders daarmee best tevreden zijn. De leerlingen zouden eerder naar een andere richting overstappen en hoeven niet zoveel over te zitten. De beperking tot 10 jaar studie wil vermijden dat teveel leerlingen te lang muziekschool blijven lopen, maar er is een gevaar dat de goeie leerlingen eronder lijden. Als meer cursisten slagen, vertraagt het leertempo. Vroeger wa ren er immers vier graden van 2 jaar waarover de leerling eventueel zelfs 16 jaar kon doen. Nu kan men maar 3 keer bissen, dus maximaal 13 jaar blijven. Soenen verkocht wel iets te vroeg het vel van de beer door te stellen dat de toekomstige hervorming ook de fameuze remwet zou afschaffen en dus ook het lesurenpakket zou opheffen. Geen overbevolking meer en geen wachtlijsten! Eindelijk zou den de cursussen voor kopers, gi taar, dwarsfluit, voordracht en to neel kunnen uitgebreid worden. De plannen Kelchtermans be landden in de ijskast en op 1 sep tember 1988 kondigde de nieuwe onderwijsminister Weckx een aan tal voorlopige maatregelen aan. ‘Verlaging’ van het inschrijvingsgeld naar 500 Bfr. voor iedereen, en 1500 Bfr. voor de 25-plussers. Minimum leeftijd voor zangopleiding lagere graad werd 9 jaar i.p.v. 15 jaar. Alleen invoering van AM C in de middelbare graad en een minder Katleen Vercampt, Lode Vercampt en Mieke zwaar verplicht pakket in de hogere Ailliet. 204
graad. Verder nog een hele rist maatregelen die veel onrust en bezwaren moesten uitgommen. In de hogere graad bestond de opleiding nog maar uit 2 vakken: individueeel musiceren en groepsmusiceren, en facultatief kon men daar dan kiezen uit muziekgeschiedenis of AMV. In de theoretische richting is er keuze tussen Muziektheorie of neveninstrument piano. In de afdeling woord wordt het vak ‘Woord en Muziek’ alleen nog in het eerste jaar gegeven in plaats van drie jaar. Zo komt er ruimte vrij om eerder met voordracht te starten, op al gemene aanvraag.216 Zo belandden we in een spiraal van ‘hervormingskoorts’ tot 1990.
5.3 Da capo voor de tweespalt in de muziekacademie Bij de aanvang van schooljaar 1987-’88 zond Soenen een nogal ‘prekerige’ brief naar de ouders. Eerst dankt hij de ouders voor de inschrijving en speciaal de ouders die hun kinderen altijd gestimuleerd hebben om de muziekstudie ernstig op te vatten. En dan: ‘Ik wil dan ook een oproep doen tot de ouders die de academie slechts aan zien als een soort opvangcentrum en die de muziekstudie van hun kinderen niet genoeg au serieux nemen, met alle gevolgen vandien: teveel afwezigheden, te weinig inzet, een bedenkelijk niveau. Kom a.u.b. niet meer aandraven met de dooddoener: “Het is toch maar een hobby!” Als u het zo bekijkt dan slaat u meteen alle deuren dicht! Muziek leren kan gewoon niet zonder inzet, wilskracht, inspanning en oefening. Wie daar tegen opziet, begint er best niet aan. Een tweede cliché is: “de gewone studies gaan voor en onze kinderen hebben daar al werk genoeg mee”. Laat ons die drogreden maar voor altijd opzij zetten: wie niet terugdeinst voor een inspanning en wie zijn studietijd goed organiseert kan nog steeds met succes de algemene studies en de muziekstudie combineren. Zelfs hogere studies kunnen samengaan met de lessen op de academie. Alleen de examenperiode kan voor problemen zorgen. Geen nood echter. Als een student zijn eindexamen moet spelen in de muziekacademie en wanneer tijdig afgesproken wordt, dan kan het examen uitmuntendheid B georganiseerd worden in de loop van het schooljaar! Wat mij ook zeer eigenaardig overkomt is het feit dat de ouders van leerlin gen met veel afwezigheden en weinig inzet verontwaardigd reageren als som migen niet slagen. Dan krijgt de leerkracht de schuld of is de directeur te streng. Er dringt zich dus bij vele ouders een mentaliteitsverandering op ten gunste van de muziekstuderende jeugd. Ik denk daarbij aan de leuze van de betreurde Nederlandse dirigent Flipse: ‘Glorie is voor zweet te koop’ Dank bij voorbaat voor het overwegen van deze bedenkingen.’ Eigenlijk blijkt Soenen hiermee weerom een gevecht te leveren tegen de windmolens van de tijdsgeest, die tot zijn spijt onomkeerbaar was. Hij wilde zich begrijpelijkerwijze afschermen tegen de kritische en vaak puur zelfzuch205
tige houding van een groeiend aantal ouders, maar zag niet in dat het geen zin had om als een vurige Rode Ridder de groeiende menselijke oppervlakkigheid en zwakheid, waarvoor hij allergisch was, te bekampen. De fenomenen die hij aanklaagt golden in feite stilaan voor alle scholen en studierichtingen.
5.3.1 ‘Alarmkreten’ uit Zwevezele Vanuit Zwevezele arriveerde op 7 juni 1987 een aangetekend schrijven van de ‘Ouders-Vrienden van de M uziekacadem ie’ in het Tieltse stadhuis. Onderwerp was het grote aantal niet geslaagden - tot 60 % in sommige klas sen - in de eerste drie jaren notenleen ‘Peilend naar de oorzaken van deze rampzalige resultaten - in sommige klassen is nagenoeg 60% van de leerlingen NIET GESLAAGD - hebben wij om toelichting verzocht bij het onderwijzend personeel; aldus hebben wij vernomen dat de grootste oorzaak zich situeert bij de proef “intonatie en ritmiek”, welke uitsluitend en alleen door de heer Directeur beoordeeld wordt. Immers, volgens onze informatie zou deze beoordeling uiterst negatief, zegge bijna tendentieus negatief, gebeurd zijn. Het komt ons tevens zeer bevreemdend voor dat zoveel leerlingen met een puntenaantal voor de vakken klasactiviteit, theorie en gehoorproeven, schom melend tussen 75% en 90%, bij de proef intonatie en ritmiek slechts tussen de 40 en 65 % behalen; daar waar vele van deze leerlingen volgens het onderwij zend personeel ruimschoots “GESLAAGD” verdienden!!! ‘ De ouders vragen een herkansing voor hun kinderen en meer praktische re aliteitszin van de directeur in zijn beoordelingen. Ze vonden dat de bewuste intonatie-en ritmiekproef liefst door een jury beoordeeld werd van directeur, leerkracht en een derde van buiten de academie. De brief is getekend door 23 ouders. De kritische lezer zal zich wel realise ren dat het hier opnieuw gaat om het ‘geval’ mevr. Birlouet, lerares notenleer, want zij was het enige exemplaar van het geciteerde ‘onderwijzend personeel’. Heel de ‘hetze’ herleiden tot een dolksteek van haar in Soenens rug gaat misschien iets te ver, maar grosso modo mogen we stellen dat ze veel goed menende ouders een flink stuk ‘opgejut’ heeft om mee klacht in te dienen. Dat Willy Soenen de lat hoog legde op examens, staat buiten kijf, maar dit kwam wel neer op een frontale aanval en dat liet hij niet blauw-blauw. Op 7 september stuurt hij zijn bedenkingen bij de zaak naar het schepen college. ‘Daar ik mijn ambt in alle omstandigheden eerlijk, plichtsbewust en gewe tensvol wil blijven uitoefenen, acht ik het noodzakelijk enkele bedenkingen naar voor te brengen. Vooreerst is er het geval Wingene-Zwevezele-Birlouet. Ik weerleg met klem alle valse beschuldigingen ten opzicht van mijn examenbeleid. Het weze nog maals gezegd dat ik niet té streng en té professioneel beoordeel, maar volgens 206
de algemeen gangbare amateuristische normen. In Wingene stond het notenleerpeil echter buitengewoon laag. De schuld van het inderdaad hoog aantal gezakten ligt dus niet aan mij maar aan de heel zwakke prestaties van de leerlingen. Ondertussen zijn ook de oorzaken van dit algemeen falen aan het licht gekomen. Vooreerst waren er al reeds veel gezakten op het schriftelijk exa men dat door de leerkracht zelf afgenomen wordt. Feit is dat de lerares niet klaar gekomen was met haar programma en dat de leerlingen dus onvoldoende voorbereid waren op het examen. Vervolgens heeft de leerkracht de volksliede ren en de thema’s te laat voorbereid in de klas, zodanig dat de leerlingen ook hiervoor op zichzelf aangewezen waren. Vroeger bestond het examen notenleer namelijk alleen uit het prima-vista-zingen van een examenles. Om de leerlin gen maximaal kansen te geven laat ik hen echter een drietal weken op voor hand vijf volksliederen en vijf thema’s voorbereiden. Daarmee kunnen zij zich meestal redden op het examen. Als de leerkracht echter verzuimt deze stof aan te leren in de klas, dan staan de leerlingen voor een nog moeilijker opgave. Dit zijn de nuchtere feiten. Ik kan niet meer dulden dat men mij voor alles wat ver keerd loopt verantwoordelijk stelt.’ Schepen Devoldere, die de zaak op zijn bord kreeg, vroeg raad aan het VBSG.217 Antwoord: eerste de directeur roepen om uitleg te geven. Indien ze allen moeten blijven zitten rijst het probleem van te dicht bevolkte klassen; eventuele ontdubbelingen zouden niet kunnen worden uitgevoerd. Ook de commissie van toezicht deed haar zegje, alhoewel ze maar op 12 oktober samenkwam. Het oordeel draaide vlot om de hete brij heen: 'De commissie is van oordeel dat in de toekomst de vorderingen van de leerlingen van dichterbij moeten gevolgd worden door de directie en dat het beoordelen van de kennis van de leerlingen, tijdens de examens op het einde van het schooljaar, verder door de directeur kan gebeuren in nauwe samenspraak met de leraar.’ We be twijfelen of dit het brandje volledig kon blussen. De ouders bleven allicht op hun honger zitten of hielden er op zijn minst een kater aan over. Waren niet vooral de onschuldige leerlingen tweemaal het slachtoffer van de zaak? Vooreerst hadden ze buiten hun wil om te doen met een lerares die hen door haar gebrek aan inzet met een leerachterstand had opgezadeld en daarna kre gen ze via Soenen een examen op hun boterham waarvoor de meesten, zoals iedereen al wist, geen schijn van kans maakten. Tweemaal gestraft dus en al lesbehalve een pedagogisch verantwoorde aanpak van het probleem. Soenens principe van ‘iedereen is voor mij gelijk’ kon hier zeker niet opgaan. De échte schuldigen, in casu Birlouet, maar wegens hun te laat of niet ingrijpen ook de inspectie, de inrichtende macht alias het stadsbestuur én de directeur wasten hun handen in onschuld en hadden van de zwaksten de zondebok gemaakt. In feite hadden de ouders gelijk om een tweede kans te vragen voor hun kin deren. Het examen van de directeur had alleen mogen doorgaan als test en vaststelling van het algemene (te lage) peil in die klassen. Vervolgens hadden de inspectie én de inrichtende macht minstens een blaam moeten uitdelen aan 207
Birlouet of desgevallend een zwaardere sanctie. Ten slotte konden de kinderen dan een nieuw examen afleggen na het bijwonen van een stoomcursus met inhaallessen, gegeven door een andere leerkracht. Het was trouwens niet het eerste of laatste wapenfeit van Birlouet. Al op 19 januari 1987 had burgemeester Persyn van Wingene een klacht naar Tielt gestuurd omdat zij ‘voorwerpen in haar klas verkocht die ze uit Thailand had meegebracht’ ,218
5.3.2 Ijskoude relaties met het stadhuis In zijn brief kaartte Soenen voor het eerst openlijk de slechte relatie aan met het toenmalige stadsbestuur, vooral omdat er bijna nooit reactie kwam op zijn klachtenbrieven. Hij nam zeker geen blad meer voor de mond en is opmerke lijk cassant en bitter. Het hele gedoe zat hem blijkbaar erg hoog. ‘Laat mij toe te stellen dat het in de toekomst van langsom moeilijker gaat worden om de tucht in de hand te houden als de leerkrachten aanvoelen dat het stadsbestuur hen in het gelijk stelt en de directie voor schut zet. De moeilijkheden zijn voor goed begonnen door ‘carte blanche' te geven aan de vertegenwoordiger van de leerkrachten219 in de toezichtscommissie. Verder zou ik u beleefd willen vragen of het in de toekomst mogelijk zou zijn om op mijn schriftelijke voorstellen te antwoorden, mij op de hoogte te stellen van vacaturen, mij inzage te bezorgen van de kandidaten en mij op de hoogte te houden van de gang van zaken. Ten slotte zou ik u nederig, doch oprecht willen wijzen op de nefaste gevolgen die kunnen voortvloeien uit het negeren van gegronde, diepdoordachte, eerlijke en goedgemeende adviezen in verband met het aanstellen van leerkrachten. Zo zijn ons de laatste jaren zeer bekwame elementen ontglipt zoals Rita Maes (kla rinet), Ignace Thevelein (samenzang), Hans Vandaele (harmonie) en Kurt Defrancq (toneel), en moeten wij anderzijds verder boeren met enkele leer krachten die niet op behoorlijk niveau presteren. Artistiek onderwijs is name lijk te mooi om parels voor de zwijnen te gooien. Ik wil hier nogmaals bena drukken, Mijne Heren, dat het geenszins in mijn bedoeling ligt hier het enfant terrible te spelen, maar dat ik integendeel deze bedenkingen heb geformuleerd met de beste bedoelingen, steeds bezorgd zijnde om mijn taak, die U mij hebt toegewezen, in alle bescheidenheid zo correct mogelijk te vervullen.’
5.4 Bekwaamheidsproeven en ander oud zeer In september 1988 zond Soenen een brief naar de ouders die notenleer volg den bij mevr. Birlouet (Aarsele, Meulebeke, Pittem,Wingene en Zwevezele). De dame in kwestie was en bleef inderdaad in functie ondanks alle perikelen in het verleden. Soenen wilde haar blijkbaar eens en voorgoed ‘counteren’. Onderwerp was haar private blokfluitlessen en haar fotokopie-onkosten die ze aan de leerlingen doorrekende. Soenen verzekerde de ouders dat de bedoel208
de blokfluitlessen niets te zien hadden met de academie en het een louter privé-aangelegenheid betrof. Alleen Meulebeke had de dame verbod gegeven bewuste lessen in de lokalen van de academie te geven. ‘De notenleerlessen mo gen er in geen geval onder lijden, dus geen afspraken in die lessen en geen in ning van geld. Leerlingen die geen blokfluit volgen bij haar mogen in geen geval nadeel ondervinden in de notenleer. Het is dus NIET WAAR dat de leerlingen die blokfluit volgen makkelijker slagen voor notenleer. Ook de onkosten voor didac tisch materiaal mogen niet hoger liggen dan 300 Bfr. in het lste jaar en 450 Bfr. in de twee volgende. Voor de examencopies mag maximaal 50 Bfr. gevraagd wor den. De leerlingen van het lste jaar B in Meulebeke hebben nog recht op een bij komend lesuur aangezien de lerares afwezig was op de eerste lesdag.’ Als enig commentaar hierop vermelden we dat Birlouet pas op 1 september 1993, 5 jaar later, op rust ging. Tijdens het jaarlijkse concert van leraars, leerlingen en oudleerlingen op 4 februari 1989 liet Willie Verdievel nog even zijn artistiek temperament zien. Toen dienstdoende fotograaf Desplenter van de Weekbode, midden de uitvoe ring van een stuk hedendaagse kamermuziek van Xenakis door Verdievel, zich bijna onder de trombone van Willie wrong om foto’s te nemen, gaf de solist op niet mis te verstane wijze teken dat hij dat niet apprecieerde en uit zijn con centratie gehaald werd... waarop de fotograaf stilletjes afdroop. De Tieltse perskring eiste tekst en uitleg van Soenen, die antwoordde dat hij dat incident betreurde en als oplossing suggereerde ‘in het vervolg gewoon de heer Verdievel over te slaan bij het nemen van foto’s ’. Incidentje gesloten. Toch even opmer ken dat er bij uitvoeringen klassieke muziek een ongeschreven code bestaat om tijdens de uitvoering onder geen beding te storen of foto’s te nemen. In juni 1989 opperde Soenen in een brief aan het stadsbestuur dat qua aanwervingsvoorwaarden van leraars er liefst een vergelijkend examen moest doorgaan. Dat heeft enkel zin als de primus van het examen aangesteld wordt, dat is de meest valabele kandidaat. (Intussen is deze optie om de primus te benoemen in Tielt en de meeste steden gemeengoed geworden om politieke benoemingen af te remmen) Onmiddellijk keerde de vakorganisatie CCPTO zich tegen bijkomende examens voor kandidaat-leraars. De kwestie werd uit gespit op een vergadering van ‘Het Bijzonder Onderhandelingskomitée220 voor het Kunstonderwijs te Tielt’. Werner Lagae opteerde voor een selectieproef maar geen vergelijkend examen. ‘Een examenprogramma over algemene kulturele en artistieke kennis, een didaktische en praktische proef en een jury samengesteld door de directeur bestaande uit bevoegde personen over het vak, doch van buiten de academie, een afgevaardigde van het stadsbestuur, een syndikale afgevaardigde en een afgevaardigde van de direktieraad. ’ Soenen ging akkoord met een examen, maar het moest vergelijkend zijn. Carlos Van Maele verzette zich als afgevaardigde CCPTO West-en Oost209
Vlaanderen tegen het inrichten van examens. Redenen: de overheid eist geen proef, de vereiste diploma’s zijn het basisdiploma en het pedagogisch diploma en daarmee bewijzen de kandidaten hun vakkennis. Wat meer is, geen enkel openbaar bestuur, behalve Roeselare, richt nog een examen in. In Veurne en Harelbeke is er een gesprek met de kandidaten. Er is een wettelijke proeftijd van 2 jaar waarin de leraar zijn kunde kan bewijzen en de directeur maakt bij het einde van elk proefjaar een evaluatie en geeft daaromtrent advies aan het Schepencollege. ‘Mijn argument was dat als de hogescholen een diploma afleveren dit geloof waardig moet zijn en dat de kandidaten niet opnieuw hun artistieke vaardig heden moeten bewijzen. Ik was wel gewonnen voor een gesprek en een afslui tende evaluatie na 1 jaar lesgeven. Trouwens, in de andere onderwijstakken met volledig leerplan moeten de kandidaat-leraars toch ook geen examens af leggen?' (Carlos Van Maele) Schepen van onderwijs Pauwels deed een compromis-voorstel dat door alle partijen werd aangenomen. ‘Om toch tijdig het schooljaar te kunnen starten en toch een vorm van selektie te doen uit diverse kandidaten’: 1. ‘Een serieus gesprek te hebben met de kandidaten met de bedoeling te pei len naar de parate kennis over objektieve materie op artistiek, pedagogisch gebied en over persoonlijke inzet en motivatie met - de direkteur - een syndikale afgevaardigde - een afgevaardigde van het Kollege van Burgemeester en Schepenen - twee personen van buiten de akademie bevoegd voor het vak 2. Een schriftelijk advies geven van voormeld gesprek aan het Schepen kollege, advies dat zal gevolgd worden.’ En dan... nog maar eens het feuilleton Birlouet. Op 18 november vroeg Soenen aan het stadsbestuur om een enquête te mogen doorspelen aan de ouders van haar leerlingen om hen de kans te geven hun grieven neer te pennen. Volgend vragenlijstje diende met ja of neen met eventuele commentaar ingevuld: Begint mevr. Birlouet haar notenleerlessen stipt? / Mogen de leerlingen zich soms met andere zaken bezig houden zonder effektief les te krijgen? / Wordt er in iedere les gezongen? / Wordt er voldoende uitleg gegeven bij nieuwe leerstof? Laat de lerares schriftelijke oefeningen door de leerlingen onderling zelf verbe teren, terwijl zij met andere zaken bezig is? / Vindt u de financiële tegemoet komingen voor boeken, schriften en kopies die door mevr. Birlouet opgeëist worden te groot? / Wordt er in de lestijd verloren voor deze financiële beslom meringen? Antwoord van het stadsbestuur: niet laten doorgaan. Eens te meer viste Soenen achter het net: iemand hield blijkbaar Birlouet nog altijd de hand bo ven het hoofd.
210
5.5 Bij de invoering van het DKO, september 1990: praktische pro bleempjes Per 1 september 1990 schakelden alle Vlaamse kunstacademies over naar de nieuwe organisatie en statuten van het DKO of Deeltijds Kunstonderwijs. De oude plannen Kelchtermans van 1987 met heel wat aanpassingen nadien wa ren in een ‘definitief’ kleedje gegoten. Voor een volledig overzicht van de nieuwe structuur verwijzen we U naar bijlage nr. 5. Op 28 augustus 1990 stuurde Soenen zijn verlanglijstje naar het stadsbestuur. Het nieuwe schooljaar zal met de nieuwe structuur een hoop nieuw werk meebrengen maar, volgens Soenen, ‘men kan maar roeien met de riemen die men heeft en helaas stellen die riemen niet zoveel meer voor! Onze Gesko-medewerker voor het secretariaat is a f gedankt zodat we nu voor het secretariaat 16 uur per week hebben, alhoe wel we 36 uur per week open zijn! Navraag in andere academies leert ons dat er daar 4 of meer administratieve krachten zijn voor hetzelfde aantal leerlingen. Om over de ‘afwezigheid’ van informatica maar te zwijgen! We vragen dus meer middelen en een minimum-personeelsbezetting voor een adequate administra tie.’ Het antwoord van het schepencollege blonk eens te meer uit door vaag heid: er is nog niks beslist, dus geen computer of bediende in aantocht. Vanaf 1991-’92 werd de hele leerlingenadministratie dan toch volledig geïn formatiseerd via het van overheidswege erkende systeem MUZIKAD. De uit werking ervan is de verdienste van secretaris Philippe Vancraeynest, die ei genlijk statutair als studiemeester-opvoeder benoemd is. De inschrijvingen en aanwezigheidslijsten waren de eerste stap. In ’96-’97 volgden de getuigschrif ten en diploma’s; de personeelsadministratie en instrumentenverhuur volgden M e t e in d e lo o s g e d u ld b ra c h t zij h a a r e n th o u s ia s m e v o o r de m u z ie k over aan h a a r le e rlin g e n , en he e l s p e c ia a l aan h a a r e ig e n k in d e re n M a re en M ia .
C h ris tin e ,
Sereen en rustig nam je, na je lange en soms zo pijnlijke ziekte, afscheid van het leven. DANKBAAR AANDENKEN AAN MEVROUW
C h r i s t in e S EG H E R S echtgenote van a rchitect Robert VANDEWIELE Lerares piano aan de Stedelijke Academie voor Muziek en Woord te Tielt.
Geboren te Tielt op 19 januari 1932 en er zachtjes in de Heer ontslapen op 4 oktober 1990, geste rkt door het ziekensakrament.
A rch ite ct Robert VANDEWIELE, Mare VANDEWIELE, Mia VANDEWIELE en verloofde Paul HERMSEN, De fam ilies SEGHERS-DE PAEPE en VANDEWIELE-DUTHOIT danken U voor uw gebeden en deelneming.
Je afsterven was er de weerspiegeling van. Sereen en rustig had je je leven uitgebouwd, met veel attentie voor je man, je kinderen en je thuis. Ze waren je echte rijkdom, waarvan we de echo hoorden in je bezield piano-spel en in het en thousiasme waarmee je zoveel jonge mensen de rijkdom van de muziek hebt bijgebracht. Je was zelf muziek geworden, zo fijn besnaard in je omgang met de anderen, in je dankbaarheid ook voor ieder gebaar van begrijpen, van mee leven en mee strijden. We zullen je missen, wij die je mochten kennen en hoogst waarderen. Zij vooral zullen je missen die zoveel van je hielden en die, to t het laatste moment, naast je mochten staan. God dankend om de mildheid waarmee jij „Zijn Schoonheid" hebt uitgestrooid, zullen we je eigen boodschap, telkens weer, herkennen in de muziek die je ons zo nabij bracht. Samen met jouw, bidden ook wij graag : „Mijn hart, God, w eet zich gerust, zingen mag ik, tokkelen de snaren : ja - dat is mijn glorie" (Ps. 108,2).
211
in ’97-’98. Het jaar daarop de lessenroosters en bib. Het secretariaat kreeg vanaf 1993 versterking met Kristine Lanckriet die eerst voor 19 uur en vanaf 1996 voor 26 uur ingeschakeld werd voor de leerlingen-en personeelsadmi nistratie, de instrumentenverhuur en de bib. Ze werkt in een Gesco-statuut voor 19 uur en 7 uur als opsteller binnen het tijdelijk lesurenpakket. Op 4 oktober 1990 overleed pianolerares mevr. Vandewiele, Christine Seghers. Ze was slechts 58 jaar oud. Op dat moment was ze nog in actieve dienst en was net haar 37ste lesjaar begonnen. Na het overlijden van Christine Seghers nam Roland Neirinck haar uren pi ano over, op vraag van de directeur zelf. Die vroeg wel dat Roland al zijn uren in de hoofdschool Tielt zou geven. 3 juni 1991: nieuws van het Birlouet-front. Een laatste wanhopige brief onder tekend door Soenen, alle toezichters van de bijscholen, directeur Deprez van de Zwevezeelse gemeenteschool, burgemeester Verkest van Wingene en een schepen van Meulebeke (onleesbaar] die aan het Tieltse stadsbestuur duide lijke sancties vroegen tegenover haar ‘omdat ze in zeer hoge mate aan haar plichten te kort schiet’. Te late examenvoorbereiding, te laat beginnen, onbe leefdheid. Kortom: het oude, eentonige verhaal. Het antwoord van het stad huis op 3 juli 1991 kunnen we gewoon als ‘hallucinant’ bestempelen: ‘eerst moet het betrokken personeelslid die brief zien en haar opmerkingen erop kun nen formuleren, zoals art. 33 van het reglement van inwendige orde van de aca demie voorziet, en dit alles dient samen aan het college voorgelegd. Het dekreet van 27/03/’91 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd personeel is per 01/06/’91 van toepassing en voorziet tucht straffen (art.64). Maar het bedoelde besluit, waarvan sprake in art.68, waarbij de Vlaamse Executieve de regels zal bepalen inzake de uitoefening van de tuchtmacht door de Inrichtende Macht is nog niet genomen, zodat nog geen tuchtstraffen of sankties kunnen worden uitgesproken. ’ Iedereen gesnapt? Op 7 september vroeg Soenen aan het stadsbestuur toelating om een dok tersattest te eisen voor afwezigheid wegens ziekte voor 1 dag, met het argu ment dat die verplichting al in de meeste academies werd opgelegd. Weer hield het stadsbestuur de boot af: zoiets moet in het statuut voorzien zijn, kan ook enkel na syndicaal overleg én de goedkeuring van de gemeenteraad. Het is duidelijk dat Willy Soenen zijn strijd alleen moest strijden en hij niet ge steund werd door zijn inrichtende macht, het stadsbestuur. In oktober ’91 schreef rijksinspecteur Van den Borre een nogal alarmerende brief naar het stadsbestuur inzake het lesurenpakket van de school. ‘De heer Soenen, directeur, deelt mij tot zijn grote teleurstelling mede dat het aantal uren - en dit als enige academie in West-Vlaanderen - verminderd is, en wel met 22 lesuren. ’ (reden was minder leerlingen en de nieuwe berekening]. De inspec 212
teur stelde dat het lesurenpakket dringend moest uitgebreid worden. ‘De gi taar- en fluitklassen zijn overbevolkt. De graadsklassen M l en M2 voor Algemene Verbale Vorming en Dramatische Expressie zijn pedagogisch niet ver antwoord. Voor één van de belangrijkste cursussen van de academie, samen spel, zijn slechts 5 uren beschikbaar voor 62 leerlingen.’ Vanden Borre stelde voor aan het stadsbestuur om 13 lesuren ten laste van de stad te nemen: 4 uur gitaar, 4 uur fluit, 1 uur AMV en 1 uur AVV. Meulebeke zou zelf 2,5 uur AMV en Wingene 1 uur AVV subsidiëren. De stad ging niet in op de vraag. Nochtans kwam de school nadien stilaan uit het dal qua leerlingenaantal. In ’89-’90 bedroeg dat nog 660 hoofdelijke leerlingen, om in ’90-’91 naar een absoluut dieptepunt van 580 te zakken. Dit is meteen de verklaring voor de toekenning van een veel kleiner lesurenpakket het jaar nadien. In 1991 begon een gestage groei naar 640 leerlingen tot we in 1995-’96, het jaar van de pensionering van Willy Soenen 747 leerlingen tellen. Toch even vergelijken met 1981-’82, het eerste jaar Soenen: 706 leerlingen en 765 in ’82-’83.
6. De laatste loodjes van directeur Soenen en een positief bilan In 1992-’93 vierde de muziekschool haar 70-jarig bestaan. Tijd om iets unieks te brengen in Tielt: de keuze van Soenen viel op de Muziekkapel van de Rijkswacht geleid door Kapelmeester Eddy Geeraerts. ‘Levende Vlaamse Componisten’ was het thema van het concert met hedendaagse of recente mu ziek van bekende en actieve Vlaamse musici, waaronder heel wat vrienden en collega’s van Willy Soenen. Op het programma waren de Soenens ook flink vertegenwoordigd met 2 composities van Willy en zoon Henk als klarinetsolist.221 Een overzichtje: ‘Atlantis’ van Guy Duyck, ‘Onyx’ van Elias Gistelinck, ‘Rondo Fantastico’ van Roland Cardon, ‘Concertino voor Henk’ van Willy Soenen222 en door zoon Henk uitgevoerd. Na de pauze: ‘El Golpe Fatal’ van Dirk Brossé, ‘Antverpia Semper’ van Gaston Nuyts, ‘Symfonie’ van Willy Soenen en ‘Mars van de Rijkswacht’ van Arthur Prévost. Een hele rits gekende namen dus uit de ‘hafabra’ in het Gildhof. Het concert werd een daverend suc ces met unaniem lovende kritieken. In datzelfde jaar 1992 startte Willy Soenen met een directieraad, een drie maandelijkse vergadering van directie en gekozen afgevaardigden uit het per soneel. In veel Vlaamse scholen was het begrip participatie doorgedrongen en veel directeurs startten een directieraad op, niet in het minst om een deel van het groeiend aantal taken te kunnen delegeren. Op 3 oktober ‘92 kwam de eerste directieraad bijeen. Geert Defauw, Franky Sarrazyn, Rik Stevens, José Bouckaert en Herman Verschelden waren verkozen. Om de twee jaar diende de raad helemaal vernieuwd met nieuwe verkiezingen. De dagdagelijkse activiteiten van de school qua organisatie, planning en ma 213
teriaal kwamen er aan bod. In de verslagen merken we weinig sporen van con troverse of discussie; Soenen leidde als voorzitter met nogal formele teugels en men hield het in de raad bij de technische items. Toch was op 8 mei ’93 een belangrijk punt aan de orde: samen met schepen Pauwels lag de vraag op tafel of de academie eventueel kon starten met een ‘pré-opleiding’ voor 6- en 7-jarigen. Het groeiende succes van het Jeugdmuziekatelier223, opgestart onder de vleugels van de Orff-groep Pro Musica, was stilaan ‘de hete adem in de nek’ van de academie geworden. De academie leek aan deze concurrentie heel wat jonge leerlingen kwijt te spelen en het was dus tijd voor een tegenzet. Pauwels zegde nogal voorbarig het akkoord toe van het schepencollege. Nadien zei het schepencollege neen en de zaak belandde in de klassieke Tieltse ijskast. In de nieuwe directieraad van 1994 kwamen Els De Pauw, Ignace Vanderschaeghe, Paul Van Maele, Nele Vercampt, Willie Verdievel en Luc Bataillie. Hiermee dienen we de periode Soenen af te ronden: de verdere gegevens 1992’95 zijn immers te schaars qua archiefmateriaal om een degelijk overzicht te kunnen brengen. De school kwam in rustiger vaarwater, had blijkbaar zijn ‘draai’ gevonden en zich snel en zonder veel kleerscheuren ingewerkt in het DKO, een pluim die directeur Soenen op zijn hoed kon steken. Nog even meegeven dat in de lagere graad van de bijafdelingen de afdeling woord, de cursus AVV (Algemene verbale Vorming] opgestart werd vanaf 1990. In Wingene begon men AVV te geven vanaf 1991-’92 met achtereenvol gens Els De Pauw, Elisabeth De Roder, Hadewijch Nollet en Paul Houwen. In Zwevezele startte men in 1993-’94 met Els De Pauw, E. De Roder en Paul Houwen en datzelfde jaar ook in Meulebeke met Els De Pauw en Hadewijch Nollet. Pittem sloot de rij als laatste vanaf 1998-’99, met achtereenvolgens Els De Pauw en Hadewijch Nollet. Even verduidelijken: in de lagere graad worden 4 jaar AVV aangeboden in Tielt en 3 jaar in de filialen van Wingene, Zwevezele en Meulebeke. Vanaf 1998 startte Pittem ineens met 2 jaar AVV en dat jaar kwam er in Meulebeke, Wingene en Zwevezele een 4de jaar AVV bij.224 Ten slotte Samenvattend kunnen we zeggen dat op het vlak van leerlingenaantal de school in de jaren 80 gestagneerd is en na 1988 voor een vijftal jaar zelfs nogal achteruit geboerd. Kwalitatief had de school zich toch sterk op het voorplan gewerkt, en kon ze met de beste academies in Vlaanderen wedijveren. In Tielt hadden vooral de hout- en koperklassen een meer dan gewone reputatie opge bouwd, maar in hun kielzog gingen ook de andere instrumentenklassen er met grote vaart op vooruit. De verjonging met zeer hoog gekwalificeerde leer krachten vanaf de jaren 80 is daar zeker niet vreemd aan, maar ook de koppig volgehouden keuze van Willy Soenen voor kwaliteit wierp nu zijn vruchten af. De school stond op de juiste sporen voor de 21ste eeuw. 214
EPILOOG: 1996-2003, the ‘lucky seven’ van Bart Snauwaert ‘ALLEGRO VIVACE’
1. Een nieuwe lente, een nieuw geluid 1.1 Een directeurswissel met enige vertraging Na het afscheid van Willy Soenen op 1 november 1995, vulde Herman Verschelden het vacuüm op en werd directeur ad-interim. Herman kende het klappen van de zweep als coördinator van de afdeling woord en directeur van theater Malpertuis. Zijn interim duurde wel iets langer dan verwacht. De aanstelling van een DKO-directeur gebeurt met een procedure die de jongste 10 jaar in de meeste academies gevolgd wordt. Vaak is er intern voor de personeelsleden die zich kandidaat stellen een bevorderingsexamen. Bij ge brek aan geslaagde kandidaten is er daarna een tweede examen waaraan ook externe kandidaten mogen deelnemen. Men kan ook opteren om geen examen in te richten en gewoon een onmiddellijke bevordering toepassen, maar dat gebeurde tot nog toe slechts in een paar academies. Het Tieltse stadsbestuur besloot om voor dit examen het OVSG225 en de DKO-inspectie in te schakelen om de objectiviteit en een hoog niveau te ga randeren. Voor Tielt een erg begrijpelijke optie gezien de kwalijke ervaringen met examens voor andere functies in het verleden. Het OVSG leidde trouwens de laatste 10 jaar zowat overal de examenprocedure voor DKO-directeursambten. In Tielt waren er twee kandidaten: Bart Snauwaert226, leraar fagot sinds 1993 en Rik Stevens, leraar kopers sinds 1978. Op zaterdag 2 februari 1996 ging het examen een volle dag door voor een 5-koppige jury: Patriek Delbaere van het OVSG, Dirk Rombaut als inspecteur DKO en de directeurs Gery Bruneel (Veurne) en Roland Coryn (Harelbeke). Daarbij nog een psycholoog. Beide kandidaten slaagden niet voor de loodzware proeven. Herkansing dus, nu wel gespreid op 24, 26 en 27 maart 1997. In de jury waren Bruneel en Coryn nu vervangen door August De Groote (directeur Aalter) en Lucien De Kimpe (directeur Menen). Naast Bart Snauwaert stelde zich nu leraar Luc Bataillie227 kandidaat. Rik Stevens haakte af. Bart Snauwaert, die al de functie van directeur voorlopig waarnam vanaf 1 augustus 1996, slaagde. 'Met mijn beide medekandidaten was er voor de beide examens meer dan één gesprek geweest om tussen ons de zaken goed uit te praten. Het feit dat wij 215
mekaar alle kansen gunden, en dat ure vast van plan waren om positief met el kaar te blijven samenwerken, wat ook de uitslag van het examen was, gaf mij in elk geval een zeer goed gevoel en de wil om er mee door te gaan. Dat wij nu, enkele jaren later, inderdaad allerbest blijven samenwerken is voor mij per soonlijk op zich al een bewijs dat mijn beide tegenkandidaten zeer valabele kandidaat-directeurs waren. Anders gezegd: ik ben ervan overtuigd dat ze alle bei directeurs zouden zijn waar ik met veel plezier zou mee samenwerken.’ (Bart Snauwaert) Rik Stevens: ‘Het examen was inderdaad een serieuze hindemissenkoers. Men had mij vooraf verwittigd dat ik door de hel zou gaan, en dat is ook zo ge bleken. Het was gewoonweg onmogelijk om al die proeven a f te nemen op één dag. Voor de administratieve proef - de zwaarste - , de analyse van een mu ziekwerk, het maken van een harmonisatie en het schrijven van een bewerking kregen we welgeteld slechts drie uur tijd. Toen ik de vragen van de administratieve proef voorlegde aan de directie van mijn school Sint-Jozef, verzekerden ze mij dat ze over die problemen liefst een nachtje zouden slapen en dan nog... Daarna moesten we nog een verslag maken over twee bijgewoonde lessen. We kregen zelfs nooit de kans om ons rapport te verdedi gen. Ten slotte werden we nog een uur op de rooster gelegd door een psycholoog en waren we nog een uur de ‘speelbal’ van de jury. Ik heb achteraf gezegd: ‘Nooit meer’ en ik heb me daaraan ook gehouden. En ik heb er geen spijt van dat ik het uiteindelijk niet gehaald heb. Voor zo’n examen kan je iedereen bui zen, hetgeen ook gebleken is.’ Bart Snauwaert: ‘Over de inhoud van beide examens zelf wil ik niet veel zeg gen. Vooral het eerste examen, dat op éen dag doorging, was fysiek en mentaal zeer zwaar. Feit is echter wel dat de voorbereiding voor beide examens mij een minimum aan inzicht gegeven heeft in de wetgeving en andere administratieve procedures eigen aan het DKO. Zonder die voorbereiding was ik ongetwijfeld zwaar onvoorbereid aan de taak begonnen. O f het totale examenprogramma relevant is voor het selecteren van geschikte kandidaten voor een zo specifieke taak als directeur DKO, laat ik in het midden. Ik denk dat de bewijzen best op het veld zelf gegeven worden.’
1.2 Directeur worden en zijn: een uitdaging in teamwork Uit een uitgebreid schriftelijk interview, dat Bart Snauwaert ‘mijn biecht’ noemde, maakten we een selectie. ‘Waarom de keuze voor directeur? Eerst en vooral was er de wenkende uitda ging om op onbekend terrein ook eens mijn kans te wagen, en anderzijds het besef dat die kans zich in Tielt maar één keer ging voordoen. De combinatie van uitvoerend musicus en lesgeven beviel me nochtans opperbest, en ik vond het eigenlijk veel te vroeg om alweer te moeten... kiezen. Ik zag het directeur schap als een verlengstuk van wat ik al deed: ook als directeur moet je de over 216
gave voor je vak - in casu muziek of kunst in het algemeen - kunnen uitstra len naar jonge en minder jonge mensen. De middelen zijn anders: er is veel minder individueel contact met de leerlingen of het concertpubliek, maar het uiteindelijke doel is hetzelfde: het uitstralen van stielliefde en overgave aan het mooie en boeiende in de kunst. Hét centrale gebeuren in een academie is wat er tussen leerling en leraar gebeurt. De andere partners: ouders, familie, directeur, secretariaat, stadsbestuur en hogere overheid moeten er over waken dat die wisselwerking tussen leraar en leerling maximale kansen krijgt. Dat ik als di recteur de plicht heb om ook de leraars en leerlingen aan hun elementaire plich ten te herinneren is evident, maar mits goeie communicatie heb ik er vertrou wen in dat dit geen problemen kan opleveren. Ik heb immers de luxe om te mogen samenwerken met leerkrachten die gespecialiseerd én heel gemotiveerd zijn en leerlingen die voor het overgrootste deel de motivatie van hun leraars delen. Als die 2 factoren samen van mij de juiste impulsen krijgen op het juiste moment kan het niet anders dan de juiste richting uitgaan. En als het dan al eens durft botsen is het belangrijk om over het ‘probleem’ te communiceren en te duiden waarom een bepaalde beslissing zich opdringt. De meeste knopen los sen zich zo vanzelf op. Uiteraard zijn er ook aspecten aan het directeurschap die mij minder liggen, of die soms zoveel tijd in beslag nemen dat je het gevoel krijgt niet meer met het essentiële bezig te kunnen zijn. Administratie is bijvoorbeeld nooit mijn sterk ste kant geweest - het zal je maar overkomen als directeur - en juist daar lijkt steeds meer tijd en energie in te kruipen... Ik krijg soms het gevoel dat ik mij moet opwerpen als een buffer die de administratieve en bureaucratische uit wassen, die vanuit de overheid op een school afkomen, opvangt en tracht te duiden naar het personeel toe. Zonder daarom onwettelijke zaken te stimule ren, want je mag het personeel niet de dupe maken van je eigen gebrek aan interesse (en kennis) van de geldende regels en normen. Maar ik mag er niet aan denken dat ik de leraars rond de oren zou moeten slaan met dwingende keurslijven, omdat ik gewoon zelf geen stelling zou durven nemen, en klakke loos en letterlijk doorschuiven wat men ons oplegt van bovenaf. De jongste jaren mogen we trouwens vaststellen dat het DKO ook op ministerieel niveau de aandacht begint te krijgen die het verdient, en dat we de ruimte krijgen om in houdelijk een eigen koers te varen.’ Willie Verdievel: ‘Bart is de allerbeste keus, zeker voor mij. Hij is mijn oudleerling en met trots kan ik stellen dat hij zonder mij waarschijnlijk geen muzi kant was geworden. Hij hield veel meer van muziekgeschiedenis dan van zijn pianolessen. En dan kwam zijn liefde op het eerste gezicht: 'de Fagot’, die in het bureau van Mr. De Cock hing te ‘niksen’. ’ Franky Sarrazyn: ‘Met het directeurschap van Bart Snauwaert is er heel wat veranderd in de academie. Het aantal leerlingen is enorm gestegen en de sfeer is naar mijn mening opperbest. De directeur staat niet boven, maar tussen zijn leerkrachten en dat vertaalt zich in een aangename werksfeer. Eventuele pro 217
blemen allerhande worden steeds op een diplomatische en zeer menselijke wijze opgelost. Als leerkracht krijg je de vrijheid om je klas uit te bouwen zoals jij dat graag hebt en dat werkt zeer stimulerend. Lesgeven is op die manier dan ook een plezier en een boeiend gebeuren. De evenementen naar aanleiding van ons 80-jarig bestaan vond ik heel boeiend: de meeste leerlingen van onze aca demie werden erbij betrokken. Bart Snauwaert investeert heel veel energie in de werking en uitbouw van de academie. Samen met hem en de collega’s is de school een vaste en onmisbare instelling geworden binnen onze stad. In mijn vakgebied, voor klarinet, zijn we ondertussen met vijf leraars. De onderlinge samenwerking verloopt uitstekend en we zijn geen concurrenten van elkaar maar bondgenoten. Naijver is er niet en iedereen probeert de klarinetcursus op timaal uit te bouwen.’
2.Er zit ‘muziek’ in de academie 2.1 Een ‘boom’ in de leerlingencijfers vanaf 1996 en ‘wat we samen doen, doen we beter’ Bart Snauwaert startte onder een gelukkig gesternte. De hoofdelijke cijfers gin gen van 747 in 1995-’96 plots naar 841 het jaar nadien. Sindsdien bleef de aca demie aangroeien met zo’n 40 à 50 leerlingen per jaar om in 2003 te pieken op 1051 hoofden voor muziek en woord. Een ‘klinkend’ resultaat, de vrucht van jarenlange inspanningen van het hele team leraren en personeel die zeker ook in de nieuwe structuur mikten op een mix van aangepaste pedagogiek en hoogstaande kwaliteit. Vanaf de personeelsvergadering van 28 augustus ’96 waaide de democrati sering ook door in het schoolbeleid. Bart Snauwaert: ‘Een lerarengroep moet als een TEAM naar buiten proberen te komen. Een directeur kan voorstellen aanbrengen, coördineren, communicatieproblemen signaleren en remediëren, maar de interne dynamiek komt van de gehele groep: leraars, toezichters, se cretariaat en directeur.’ Dit was de start voor een fundamenteel andere aanpak. Vooreerst was er de werking van de directieraad, die nieuw leven werd in geblazen. Alle voorstellen voor organisatie, planning, initiatieven, accommo datie zullen daar voortaan door de directeur aangebracht worden. De verkozenen zijn de spreekbuis van het personeel en krijgen volop inspraak en verantwoordelijkheid. In de toekomst zal vanuit de directieraad samengewerkt worden aan een schoolwerkplan. Praktisch gezien zal er minstens 1 maal per trimester vergaderd worden, moment te bepalen naar het uurrooster van de verkozenen. Directeur en afgevaardigde van het secretariaat zijn sowieso ver kozen. Na stemming kwam 1/5 van het corps in de directieraad: Herman Verschelden, José Bouckaert, Luc Cauwelier, Hans Vuylsteke, Antoon Haeck en Franky Sarrazyn. Als ‘reserven’ fungeerden Geert Defauw, Anne Debusschere, Rik Stevens, Hans Van Caneghem. (We kunnen alleen maar con 218
stateren dat ondanks het puike inititatief, de vrouwen in het bestuur weeral witte ravinnen blijken te zijn.) Een eerste initiatief dat besproken werd is de leerlingenwerving via schoolbezoek en folders. In de bijafdelingen doen de toezichters daarvoor een prima inspanning, voor Tielt vraagt de directeur vrij willigers die samen met hem op pad willen gaan. Uitgangspunt was dat de leerkracht zelf mee verantwoordelijk is voor de instroom van nieuwe leerlin gen, dus enigszins zelf mee verantwoordelijk voor zijn eigen tewerkstelling. Daarbij kwam nog de vaststelling dat de controle van de overheid zich altijd meer richtte tot de hele schoolgemeenschap. Om een inzicht te krijgen in de ‘controle’ op alle radertjes van het geheel van een school besliste de directie raad om inspecteur Dirk Rombaut uit te nodigen om uitleg te komen geven. Twee factoren speelden hierin een rol: de op handen zijnde doorlichting en het tijdelijke karakter van het directeurschap: het ‘overgangsregime’ van Bart Snauwaert kon vragen oproepen i.v.m. de verantwoordelijkheid bij de door lichting.
Prijsuitreiking van 9 december 1996. lste rij: Katrien De Meyer, Stijn Bussels, Eef Ameye, schepen Luc Vannieuwenhuyze, 2de rij: Geert Defauw, Ignace Vanderschaeghe, Bart Snauwaert, Herman Verschelden, schepen José Lampaert
Het prijsuitreikingsconcert van 7 december 1996 kunnen we dan ook als een Sinterklaasgeschenk zien op de rand van oud en nieuw: afscheidnemend di recteur Soenen en de kersverse Snauwaert. De lichting ’95-’96 bracht een paar opmerkelijke laureaten. Stijn Bussels was dat tweemaal, voor toneel én voor dracht telkens met GO in de klas van Herman Verschelden. Katrien Demeyer 219
werd lauréate trompet bij Ignace Vanderschaeghe en instrumentaal ensemble bij Willy Verdievel, telkens met GO. Eefje Ameye was lauréate klarinet bij Geert Defauw en ensemble bij Verdievel. Het werd een concert ‘nieuwe stijl’ met 12 korte optredens, aaneengepraat door Stijn Bussels met blitze bindteksten. Een dertigtal jonge muzikanten traden op. Ook bijafdeling Meulebeke reikte in november haar prijzen uit in de nokvolle hal van het gemeentehuis. Meulebeke was en bleef trouwens een successtory voor de academie met in 1995 al 105 leerlingen, in steile klim naar 174 in 2001 en 166 in 2002! In zijn startjaar lanceerde Snauwaert ook voor het eerst een eigen academiekrantje, de ‘M uzik(r)ant’ met alle info en nieuwsjes voor leerlingen en ou ders.
2.2 Roland Neirinck: 33 jaar in dienst van de muziek en getooid met de ‘Gouden Palmen’ Na het leerlingenconcert van 7 december 1996 overhandigde schepen Luc Vannieuwenhuyze voor het Tieltse stadsbestuur, aan Roland Neirinck de oor konde ‘Gouden Palmen in de Kroonorde’ in naam van de Vlaamse Regering. Roland kreeg die erkenning voor zijn uitzonderlijke verdiensten als leraar: hij was toen al 33 jaar aan de muziekschool verbonden als leraar notenleer en pi ano. Generaties aspirant-musici bracht hij de nodige discipline en vaardighe den bij. Allen typeerden hem als ‘een degelijk vakman, streng maar recht vaardig en gedreven.’ “Conscience leerde zijn volk lezen, Roland Neirinck leerde Tielt piano spe len”, zo sprak schepen Vannieu wenhuyze. “Ik ben vereerd met de erkenning maar dat wil daarom niet zeggen dat ik al weg ben hoor”, replikeerde Roland. Definitief afscheid nam hij op 1 juni 1998. Op 30 juni werd hij uitgewuifd en in de bloemen gezet door het voltallige corps. Roland had er met 35 jaar het meeste dienstjaren opzitten van het hele corps, na de betreurde Christine Seghers. Bart Snauwaert dankte hem niet alleen als directeur, maar ook als oud-leerling en col lega. Drie kenmerken typeren vol gens hem Roland Neirinck: zijn Roland in de bloemen gezet. niet aflatende inzet voor zijn leer220
Verzameling geblazen voor het afscheid van Roland Neirinck op 30 juni 1998. Vlnr. zit tend: Antoon Haeck, José Bouckaert, Paul Van Maele, Christiane en Roland Neirinck, Bart Snauwaert, Carlos Van Maele, Herman Verschelden; lste rij staand: Philippe Van Craeynest, Dirk De Leersnijder, Kristine Lanckriet, Nele Vercampt, Henk Soenen, Marcelin Cuppens, Willie Verdievel, Franky Sarrazyn, Geert Defauw, Anne Debusschere; 2de rij staand: Rik Stevens, Ignace Vanderschaeghe, Katrien Vintioen, Nele Comillie, Wouter Vande Ginste, Karla Savat, Hadewijch Nollet, Eilsabeth De Roder, Els De Pauw, Hans Van Caneghem, Luc Bataillie, Pascal Cooman, Patrick Celis, Nicole De Radder, Hans Vuylsteke, Ellen Droessaert, Nancy Overmeire, Joop Verzele, Luc Cauwelier.
lingen, een grote liefde voor de muziek en het klavier en een spreekwoorde lijke nauwgezetheid. Verrassing was dat de leerlingen uit de pianoklas met een verzorgd optreden afscheid namen van hun leraar.
2.3 Iets minder wind in de zeilen door een programmatiestop, maar ‘the show must go on’ 9 maart 1997: leraren- en oudleerlingenconcert, met als ‘rode draad’ het in spelen van de nieuwe KAWAI-vleugel, die zijn vaste stek kreeg in de auditiezaal. Het was trouwens het Schubert- en Brahmsjaar. Een heel jong muzikaal gezelschap maakte de dienst uit: Nele Vercampt als pianiste met Luc Bataillie als bariton, Wouter Vande Ginste228 trad op met zijn ‘Troika-trio’ alias hem zelf, klarinettist Wim Belaen en altvioliste Olga Anikeeva. Oud-leerling plus oud-leraar Mare Vandewiele speelde Debussy. Gudrun en Lode Vercampt ver tolkten ‘Liefdeslied voor Chloë’ voor viool en cello van Willy Verdievel, een 221
compositie uit 1995. Ook een klarinettenkwartet met o.a. Stefaan Vandenbroucke en het koperkwintet ‘Clavicor’ met Mieke Demeyer traden op. Fris en gezellig dus! Minder gezellig was door Brussel aangekondigde ‘programmatiestop’, een de creet van minister Luc Vanden Bossche, goedgekeurd op 16 april 1996 door de Vlaamse Raad. De eerste besparingsgevolgen deden zich gevoelen, want de bedoeling was het aanbod aan vakken, graden en opties aan de academies te beperken tot wat het vorige schooljaar werd ingericht. Fluks brachten Bart Snauwaert en Karinne Ottevaere, zijn collega van de kunstacademie een persbericht waarin ze de problematiek aankaartten. ‘Voor de studierichting muziek betekent de maatregel in praktijk dat de minder gevolgde instrumenten op langere termijn gewoon zullen verdwijnen, voor de beeldende kunsten bete kent het een verschraling van het aanbod naar de toekomst toe.’ Vanden Bossche beweerde wel dat het maar om 70 leerlingen ging in 20 scholen, in werkelijkheid werden minstens 250 leerlingen getroffen die hun studie moesten stoppen of helemaal elders gaan volgen. Ook in Tielt waren een aan tal leerlingen in dat geval. Maart 1997: jeugdboekenweek. Meer en meer werden de oude muurtjes tussen de verschillende disciplines in de academies en andere scholen ge sloopt en die samenwerking scoorde met een fel gesmaakte vernieuwing qua sfeer en inhoud, zoals met de jeugdboekenweek. De inbreng van de goeddraaiende Tieltse culturele raad was daar zeker niet vreemd aan. De jeugd boekenweek begon wel officieel op 5 maart maar in Tielt werd die tot één maand uitgerokken. Sloegen de handen in elkaar voor tento’s, workshops, wedstrijden, voordrachten, lezingen enzomeer: de stedelijke academies, de bib, het CC Gildhof, de Rotaryclub, de Katho-campus Tielt, vzw Rasa, vzw Ponte. De afdeling woord leverde met een heuse voordrachtwedstrijd voor leerlingen van 1ste tot 6de leerjaar in theater Malpertuis een succesrijke bij drage, en de hoofdvogel werd afgeschoten door lerares voordracht Els De Pauw die voor het sluitingsfeest van de boekenmaand een totaalspektakel in elkaar ‘knutselde’. Leerlingen uit alle Tieltse basisscholen brachten ‘We zijn al lang begonnen, maar nu begint het echt’ naar het boek van Joke Van Leeuwen. Het werd een kwalitatief hoogstaand spektakel met zang, dans, muziek, to neel, modeshow in een flitsende afwisseling van ‘tableaux vivants’. Zondag 27 april 1997, 10 uur 30: leerlingenconcert in het Gildhof. Nieuw was wel dat praktisch alle Tieltse leerlingen op het podium kwamen in een zeer ge varieerd spektakel onder de gevatte titel ‘Van intiem naar in-team’. Begin mei 1997 bevorderde de gemeenteraad zowel Bart Snauwaert voor mu ziek en woord als Karinne Ottevaere voor de kunstacademie tot directeur ‘in tijdelijk verband’, feitelijk hun voorlopige benoeming. In een persartikel229 222
liet Bart Snauwaert in zijn toekomstpapieren kijken. Hij mikt vooral op een sterke openheid en communicatie naar buiten toe. ‘Het belangrijkste is dat een directeur voeling heeft met wat er in de beoefenaars omgaat. Een musicus leeft van de gratie van het moment en een directeur moet weten wat een musicus op dat topmoment voelt. Hij kan daarbij ijveren voor een kwalitatief zo hoog mo gelijk niveau en in die zin wil ik graag de lijn van Willy Soenen doortrekken. Ook de relatie met de muziekverenigingen dient versterkt en de buitenwereld moet weten dat hier regelmatig leerlingen op het podium staan. Hier krijgen jongeren en volwassenen de kans om de stress van de dag achter zich te laten en in vrijheid aan hun persoonlijkheid te bouwen.’ Verder zien we dat de intenties om met beide academies intensiever samen te werken zich stilaan realiseren. Er wordt een schoolwerkplan opgebouwd in gezamenlijk overleg en artistieke coöperatie. We verwijzen naar de recente DKO-dagen, waar een spontane wisselwerking voor verrassende ‘happenings’ zorgt.
Bart Snauwaert, directeur van de SAMW en Karinne Ottevaere, directrice van de Stedelijke Kunstacademie.
Op 10 januari 1997 ging een werkvergadering door in de muziekacademie met directie en leerkrachten. Doel was nog betere contacten en samenwerking tus sen de leerkrachten en prioriteiten vastleggen voor het 2de trimester. Interdisciplinair werken was een van de hoofdthema’s. Vaststelling was dat er in het DKO weinig traditie bestond in die materie maar dat de evolutie naar 223
vakoverschrijdend samenwerken onomkeerbaar was. Ook de overheid stimu leerde de zaak sterk. Qua mogelijkheden van toepassing werd er gebrain stormd. Men opteerde voor betere en meer contacten tussen de leraar AMV en die van instrument en zang om problemen bij leerlingen vroeg te ontdekken en te remediëren. De mogelijkheid van een taakleerkracht werd geopperd, of het opstellen van een aantal notenleerlessen en liederen die ook bruikbaar zijn in de instrumentlessen. In de middelbare graad kan men daarvoor meer zoe ken naar wisselwerking tussen samenspel en AM C, zoals het aanbrengen van parallellen in thema’s, stijlperiodes, genres, componisten. Voor woord is de interne samenwerking bijna vanzelfsprekend door het kleine aantal collega’s. Samenwerking tussen muziek en woord is bij klasaudities zeer goed mogelijk. Een leerling kan vb. zijn eigen optreden presenteren als hij beide richtingen volgt. In de directieraad van 7 mei 1997 hakte men een belangrijke knoop door: een nieuwe examenprocedure voor de openbare proeven. Voortaan verliep de puntenkwestie als volgt: - de leraar geeft zijn punten waarin zowel dagelijks werk als de examenprestatie verwerkt zitten; - de juryleden geven hun punten met vraag naar korte motivatie; - de directeur geeft punten die niet mee verrekend worden, tenzij bij zeer grote puntenverschillen en discussies. - Men is geslaagd in L4/M3/H3 met 60% voor ALLE VAKKEN; in alle an dere graden moet men 60% halen voor het hoofdvak.230 Hiermee lijkt de rol van de leraar gerehabiliteerd en de kans op willekeur bijna tot nul herleid. Op 27 en 28 juni hield de hele Tieltse academie haar gezamenlijke open-deurdag(en), met tento, mini-optredens e.d. Sindsdien een jaarlijks weerkerend evenement met véél volk! Begin juli 1997 reikte ook bijafdeling Wingene-Zwevezele haar prijzen uit op een concert. In Wingene slaagden dat jaar 36 leerlingen en in Zwevezele 19 voor muziek, voor woord waren er dat 39 en 32. Het schooljaar ’97-’98 begon met een absolute topper qua prijsuitreikingsconcert. Op 31 oktober reikte Tielt zomaar eventjes 14 stadsmedailles uit aan de laureaten muziek en woord. James Vervenne voor piano, Sam Schatteman en Vicky Crevits voor gitaar, An Van Damme, Bieke Van Deun en Karolien Delameilleure voor dwarsfluit, Katrien Demeere voor klarinet, Martin Delannoye voor tenorsax en Steven Vande Moortele, Karolien Delameilleure, An Degraeve en Sam Schatteman voor muziekgeschiedenis. Als laureaten voordracht: Leen Maes, Marlies Defour en Katelijne Van Eyck. Voor toneel: Sybille Cappelle. James Vervenne was zowat de laatste leerling van Roland 224
Neirinck die de stadsmedaille haalde. ‘Soms speelde ik weken naeen niet, dat was natuurlijk niet naar de zin van meneer Neirinck maar we verstonden elkaar opperbest. We deden nogal familiair tegen elkaar, misschien was het omdat ik een rare was dat ik in zijn smaak viel. Ooit zei hij dat ik zijn laatste goeie leerling zou zijn. Zondag speel ik dan voor hem de Polonaise van Chopin. Die medaille vind ik meer een bekroning voor mijn leraar die me een stevige pianotechniek leerde, die streng was maar altijd de indruk gaf graag les te ge ven.' (James Vervenne) Nog even vermelden dat de hoornklas van de academie eindelijk opnieuw van wal stak met Katrien Vintioen231 als lerares. Tijdens de prijsuitreiking van november ’98 startte de academie met een nieuw prijzen-initiatief. Zes speciale prijzen werden voor het eerst uitgereikt: de prijs van de burgemeester, de prijs van de schepen van onderwijs, de prijs Albert De Cock, de prijs Roland Neirinck, de prijs van het Symfonieorkest van Vlaanderen en de prijs van de directeur. 30 laureaten kwamen dat jaar in aan merking. Vijf leerlingen haalden dat jaar grootste onderscheiding: Chris Deloof (tenorsax), Stijn Dewitte (tenortuba), Sofie Callewaert (klarinet), Sandy Vandendriessche232(gitaar) en Sybille Cappelle (voordracht). Chris Deloof won voor het eerst de prijs van de Burgemeester. Sybille Cappelle kreeg de prijs van de Schepen van Onderwijs en Elisabeth Vandenbulcke de prijs van de direc teur omdat ze lauréate muziek en woord werd tijdens hetzelfde schooljaar. De prijs Albert De Cock ging naar violiste Beatrijs Van Eyck en de prijs Roland Neirinck naar Jeroen Tassaert voor piano. Ten slotte wonnen Sofie Callewaert, Stijn Dewitte, Sandy Vandendriessche, Liesbet Cuvelier en Steven Dewitte de prijs van het Symfonieorkest van Vlaanderen.
2.4 Klavecimbel ‘afgestoft’ Ooit deed de befaamde Britse dirigent Sir Thomas Beecham deze uitspraak over klavecimbelmuziek: ‘Het is het geluid van twee parende skeletten op een zinken dak’. Het klavecimbel voor de klas kamermuziek was al onder directeur Soenen de school binnengedragen in oktober 1987. Toch ontbrak klavecimbel op het officiële instrumentenprogramma van de academie. Nu de hele muziekwereld een echte ‘hype’ beleeft qua oude instrumenten en authentieke uitvoerings praktijk, en ons landje daarin het voortouw nam en heeft met de Kuykens, Herreweghe, Dombrecht, Peire, Heyerick en tutti quanti moest daar dringend iets aan gedaan worden. Het is Sofie Vanherle, die in 1996 aan de school be gon in de pianoklas als interimaris voor Nele Vercampt en Roland Neirinck, die de klavecimbelcursus opstartte in september 1997 met 3 leerlingen, een aantal dat tot nog toe bijna constant bleef. ‘Natuurlijk moet je de leerlingen de techniek van het instrument bijbrengen, maar wat de muziek te vertellen heeft is belangrijken Alles staat in dienst van 225
de expressie. In muziek hoefje niet de beste te zijn, dat lijkt wel sport. Ik zie het nut van wedstrijden niet in.’ (S. Vanherle) Op 11 december organiseerde de academie, als afsluiter van de pedagogische studiedag dan nog een uniek project: een vertoning van de stomme film ‘Steamboat’ van Buster Keaton, life begeleid door het befaamde Blindmansaxofoonkwartet.
3. De Tieltse jeugd meer dan klaar wakker voor muziek en woord 3.1 Pro Musica, het JM A , de Young Ones, The M ini’s: Tielt ruist en bruist Het bestuur van Pro Musica, de Orff-speelgroep die vanaf 1967 gegroeid was vanuit het Tieltse St.-Jozefscollege233, voelde stilaan de noodzaak aan om zijn recrutering en werking bij te spijkeren via een intensere werking vanaf prille leeftijd. In september 1985 startte men met het ‘Jeugdmuziekatelier’, toen nog met vrijwilligerswerk. De nadruk van het JM A lag op het spontaan en creatief samen zingen, dansen en musiceren zonder veel theoretische lessen. Inschrijven kon vanaf 6 jaar en het ‘parallelle muziekschooltje’ groeide fors aan. Men maakte werk van een officiële erkenning en subsidiëring en op 5 maart 1998 verschenen de statuten van VZW-Jeugdmuziekatelier in het Belgisch Staatsblad, waarin de start van de VZW gesteld werd op 1 september 1998. Als VZW wordt het JM A voor een stuk betoelaagd deels door de stad, deels door de provincie. Het JM A biedt drie grote vormingsluiken aan: basis vorming vanaf de 2de kleuterklas, een 2-jarige initiatie via dans, zang en kleuterritmiek. Daarna kan men de basiskennis uitdiepen met algemene muziek leer, creatief musiceren en beweging. Vanaf 9 jaar kan ook er ook ingeschreven worden op individuele cursus instrument of zang. In 2003 startte het JM A ook met een luik volwassenenvorming met instrument én algemene muziekleer voor leerlingen uit het secundair of volwassenen. Daarbij kan men samenspel voor verschillende instrumentengroepen volgen, koorzang, dansexpressie en drama. In september 2003 telde het JM A reeds meer dan 320 inschrijvin gen!234 Hoe zitten de verhoudingen van deze ‘2de muziekschool’ met de academie? Aanvankelijk was er nogal wat wantrouwen en vrees voor concurrentie. Maar Bart Snauwaert, zelf nog ex-spelend lid bij Pro Musica, bleef regelmatig con tact houden met het JM A en zijn ex-leraar Gilbert Hinnekint en zo groeide er een onderlinge verstandhouding en ‘gentlemans agreement’. Er werden af spraken gemaakt om de instroom van leerlingen vanuit het JM A naar het 1ste jaar academie vlot te laten verlopen. Stilzwijgende afspraken en overstap mogelijkheden uit het verleden werden bevestigd. Concrete vormen van 226
samenwerking begonnen aarzelend van de grond te komen: het JM A deed een aanvraag voor hun kerstconcert op 21 december ’96 om medewerking van een hoboïst en hoornist van de academie, 3 leerlingen van de klas woord en ca. 20 leerlingen van de klas samenzang. Directeur Snauwaert was een samen werking genegen: hij benadrukte zijn hoop dat iedereen overtuigd was dat samenwerking met het JM A, maar ook met andere muziekverenigingen alleen maar positief kan werken, maar dat slagen volledig afhangt van de betrokken leraars. In 1998 werkten academie en JM A weerom samen en zo werken beide stil aan niet zozeer concurrentieel maar ‘bevruchtend’. Op 9 mei 2003 participeer den het koor en de orffspeelgroep van het JM A aan het examen samenspel van de SAMW in het kader van 80 jaar muziekacademie. Bij het altijd meer vermaarde Tieltse ‘Jeugdensemble’, alias de JET-symphonic band hield men vanzelfsprekend de vinger aan de jeugdige pols. De kwalita tief uitmuntende ‘band’ met een zeer gevarieerd en rijk repertoire telt momen teel zo’n 100 orkestleden. In 1991 startte dirigent Johan Schotte235 met de JET-miniband of kortweg ‘de M in i’s ’. Bedoeling was en is natuurlijk een selec tieve recrutering en opleiding in samenspel voor het grote JET. Vanaf het eer ste jaar instrument kan men instappen (L2), maar het kan ook op elk niveau en leeftijd. Er wordt 1 uur om de 14 dagen gerepeteerd nu onder de muzikale leiding van Mieke De Meyer en dat resulteert in 1 à 2 kleine concertjes per jaar. Verder doet men er ook andere jeugdwerking en ontspanning. Nog even vermelden dat JET vanaf 1995 onder auspiciën van de Vlaamse gemeenschap optreedt: organisatoren kunnen een forse subsidie krijgen. In 1999 kreeg JET de titel van ‘Muzikaal Ambassadeur van Europastad Tielt’.236 Bij de harmonie ‘Vermaak na Arbeid’ rommelde het nogal begin jaren ’90. De harmonie slabakte en was al enige tijd aan verjonging en vernieuwing toe. In 1990 nam leraar klarinet Franky Sarrazyn er de dirigeerstok over van Willy Verhelle met als doel de zaak te ‘ontstoffen’. Na 2 jaar hield hij de zaak voor bekeken. Leraar kopers Rik Stevens, al een hele tijd ‘onderdirigent’ nam voor lopig de leiding. Recrutering en verjonging: dat werd zijn ‘dada’ en daar ging hij ten volle voor. In 1994 werd hij voorzitter en begon hij de droom van een jongerenorkest te koesteren. Op 5 maart 1994 schreven zich al 32 jongeren in, algauw groeide de groep aan tot 40. Iedereen was welkom en de variatie qua instrumentarium was nooit gezien: de jongerengroep functioneerde dan ook volledig zelfstandig en los van de harmonie. Er werd gewerkt met een eigen tijds populair repertorium. Rik Stevens had al ervaring met een jongeren-kerkkoor op de St.-Jozefsparochie en in het St.-Jozefsinstituut had hij als muziek leraar de leiding van het schoolorkest ‘Giocoso’. Zo kon Rik ten volle aan de slag om arrangementen van populaire nummers te schrijven voor zijn nieuwe jeugdorkest dat ‘The Young O nes’ gedoopt werd, naar een popsong van Cliff 227
Richard die hij had bewerkt. Startdatum werd 5 maart 1995. Via dat nieuwe concept kwam de jeugd spontaan meespelen en werden de ouders warm ge maakt voor verdere medewerking. In september 1995 telde de groep al 55 jon geren tussen 10 en 20 jaar. Met een 5-tal optredens per jaar en diverse uitstap pen zit het animo fors in de groep. Het ledenaanal blijft constant rond de 50 schommelen. De overstap naar de harmonie Vermaak na Arbeid verloopt voor zowat de helft van de jonge Young Ones vrij vlot.237 In oktober 1998 werd een nieuwe directieraad verkozen. Ignace Vanderschaeghe, Nele Vercampt, Willie Verdievel, Rik Stevens, Els De Pauw, Geert Defauw, Henk Soenen en Luc Bataillie. Nieuwigheid was wel dat ook alle geïnteresseerde niet-verkozen leraars welkom waren op de directieraad. Sinds 1997 waren er bijeenkomsten van vakwerkgroepen in de academie en die wer den positief onthaald. Verder werken in 1998 dus, maar alles gebeurt op initi atief van de vakleerkrachten zelf en de pedagogische coördinatoren. Die coör dinatie gebeurde door 4 leerkrachten; Herman Verschelden en Els De Pauw telkens 1 lesuur, Carlos Van Maele voor 3 lesuren, waarvan 2 als taakleraar, en Willie Verdievel voor 1 lesuur. Intussen maakte de school zich op voor de ‘doorlichting’ van de inspectie. Vooral de stiptheid in administratie en aanwe zigheden werden nog eens extra-aandachtspunten.
3.2 Januari 1999: het Gildhof ‘gekraakt’ Het klassiek stramientje van de leerlingenconcerten stond al enige tijd op de helling, maar op 24 januari ‘99 ging de academie echt uit de bol. Onder de noemer ‘het Gildhof gekraakt’ werd het hele cultureel centrum omgetimmerd tot een soort muzikale ‘chambres d’amis’ met muziek op 5 locaties in 5 ver schillende programma’s gegoten. De tijd van de ‘flower power’ en de ‘krakers’ werd uit de kast gehaald met dito kledij en outfit voor leerlingen en leraars. Voor de ‘entree’, zeg maar de algemene ontvangst zorgde de middelbare graad woord, in het keldertheater Malpertuis deden de gitaristen hun ding terwijl de hogere graad woord er improviseerde; de houtblazers brachten met hobo’s, klarinetten en fagotten de schouwburgzaal in stemming. Een heuse composi tie van Bart Snauwaert, ‘duel’ voor fagot, werd er gecreëerd. In de d’Husterzaal gingen de slagwerkers aan de slag, met saxen en koperblazers. In de Hostezaal streken de strijkers en de klassen voor instrumentaal ensemble neer. Om 16 uur 30 slotmanifestatie in de grote zaal. Zomaar eventjes 70 leer lingen fluit speelden er de ‘kozakkenrit’, Willy Verdievel had een suite van Poulenc bewerkt voor kopers, klavecimbel en slagwerk, 4 fagotten voerden ‘Pigs’ uit van Alan Redout, een kinderkoor en volwassenenkoor traden op, alle leerlingen koper bliezen de evergreen ‘Down by the Riverside’, er was een heuse ‘Big Band’ van 20 leerlingen en alle leerlingen AMV zongen samen de kaars uit. Van een ‘happening’ gesproken. Commentaar uit ‘Het 228
Nieuwsblad’238: ‘Het Gildhof stond op stelten. Overal lag de rommel verspreid en in de zalen waarin geconcerteerd werd, leek in geen jaren een poetsploeg voorbij gekomen. Leraars en leerlingen liepen er als punkers en nozems bij. Een loeiende sirene was het sein voor begin en einde van de concertluiken. Nu eens moest je tussen jutezakken een zaal in, dan weer dwongen onvermurwbare hippies je diep door de knieën te gaan om je zitje te bereiken. Niets mocht ver bazen. Midden een optreden doken gangsters luidkeels binnen, wat later werd een jonge solist tegen de zin van de leraar in een programma gedropt. Intussen raakten concertgangers overhoop met de uurschema’s en holden achter de fei ten aan, net als een uitstekend saxofoonkwartet. Gestommel op de trappen, familieleden en sympathisanten die geen programma uitzaten maar van num mer naar nummer verhuisden, een knallende deur: het was echt even wennen.’ Té gèèèk’ zouden de Hollanders zeggen, maar de zaak en zalen zaten wel bomvol! Zondag 28 maart 1999: leraren- en oudleerlingenconcert in de Raadzaal van het stadhuis. Optredens van oud-leerlingen Mieke De Meyer (trompet), An Verschuere (sax), Jeroen Billiet (hoorn) naast 10 leerkrachten en 5 muzi kale gasten. Dit concert bracht twee nieuwe creaties: het ‘Laatste menuet’ van leraar Luc Bataillie, voor 2 violen, fagot en piano, en ‘Sappho-fragmenten’ voor fluit, clavecimbel en voordracht, een compositie van Willy Verdievel. In een brief van 13 juli 1999 trokken de beide academiedirecteurs aan de alarmbel bij het stadsbestuur. ‘U bent er zich met ons ongetwijfeld van bewust dat zowel de administra tieve omkadering als het voorziene toezicht binnen de hoofdscholen ABSOLUUT ONTOEREIKEND zijn. In een tussentijds verslag in het kader van de doorlichting van de academies werd dit ook door de inspecteurs Verdoodt en Tersago gesignaleerd. We herhalen dan ook onze vraag met toenemende aan drang, om in de zeer nabije toekomst financiële middelen vrij te maken die ons toelaten om aan dit prangende probleem een oplossing te geven.’ Voorstel van beiden was: het aanstellen van een toezichter in de beide scholen met een halftijdse opdracht van 19 uur. In de taakomschrijving van deze toezicht(st)er kan ook een beperkt gedeelte administratief werk vervat zitten. Voor de mu ziekacademie kwam Ingrid Spiessens in 2000 de administratie versterken. Eerst voor 19 uur in Gesko-verband, (secretariaat en toezicht), later kreeg ze er nog 3 uur bij voor o.a. bib en instrumentenverhuur. Even meegeven dat de huurprijs voor een instrument intussen van 1500 Bfr. werd opgetrokken naar 50 Euro.
229
3.3 Een totaal nieuw geluid: een orgelklas en een spetterende DKO-dag 3.3.1 Tom Hoornaert start de orgelcursus Tom Hoornaert (°Izegem, 13/11/72) haalde een 1ste prijs orgel met grote onderscheiding aan het Leuvense Lemmensinstituut in 1995. Hij werd in 1991 ook l ste laureaat van Pro Civitate. Als organist aan de dekanale St.-Pieterskerk van Tielt greep hij de kans om aan de academie te starten met een orgelklas: het is een primeur voor de hele regio en het zoveelste bewijs voor de nieuwe dynamiek aan de academie. Zes leerlingen schreven zich in voor het eerste jaar orgel, 1999-’00. Dat aantal groeide aan tot 9 leerlingen in 2003-’04.
3.3.2 Kindermusical ‘De Ridders’: een creatief hoogstandje 6 mei 2000: Vlaanderen speelt, zingt en danst op de DKO-dag. Alle hens aan dek dus voor de Tieltse academie. Als eerste luik van ‘Ridders tusen Kerk en Kroeg’ speelden verschillende groepen instrumentisten op 6 locaties in de stad een aantal ‘concertjes’. Origineel was zeker de keuze qua concertpodia: het oksaal van de Minderbroederskerk, de ‘foyer’ van het Gildhof, de ‘Vossenholkelder’ alias het vroeger Malpertuis, Zaal ‘Astoria’, RVT-Deken Darras. Dat was slechts een voorsmaakje voor de avondvoorstelling van ‘De Ridders’ in de schouwburgzaal. Willie Verdievel schreef de muziek, Geert Vermeersch de teksten en Els De Pauw regisseerde deze kindermusical, eigen lijk al de tweede in een geplande ‘reeks’ : het is een initiatief van directie, leer krachten en leerlingen van de O.L.V.-school, alias ‘De Waaiberg’. Hun eerste musical ‘De piraten’ kende al een reuzebijval. Ook de kunstacademie en heel wat ouders hadden de handen uit en in de mouwen gestoken voor kostume ring, decorbouw, rekwisieten enzomeer. In 2002 volgde de 3de productie van dit team: ‘Tempoesfoesjit of De Tijdreiziger’. INTERMEZZO: De appels en de boom: vier kopers op een rij. Mieke, Katrien, Griet en Bieke DE MEYER Het gezin De Meyer uit Aarsele: zeker wakkere burgers want vaak wakker met trompet- en hoorngeschal. Vader Walter en moeder Karline Sander spelen respectievelijk bastuba en sopraansax in de Aarseelse harmonie Sint-Cecilia en daar was de microbe die prompt werd doorgegeven. Walter speelt trouwens ook trompet. Vier zussen die meer dan aardig overweg kunnen met een koperinstrument: zeker niet alledaags. Hoewel ze niet vaak samen spelen wordt er door 3 van de 4 zussen meegeblazen in de JET-symphonic band. Mieke (07/10/76) studeerde cornet in Tielt bij Ignace Vanderschaeghe 230
en behaalde haar H2i diploma met GO in 1994. Ze studeerde aan het Leuvense Lemmensinstituut en werd meester in de muziek (trompet], be haalde het aggregaat lesgeefster en specialiseerde nog 2 jaar. Ze geeft les AMV en samenzang in de academie van Tielt en Oostende, koper in Ruiselede en De Haan. Ze dirigeert de JET-miniband en het Egems ge mengd koor, en speelt free-lance bij het Nationaal Orkest, II Novecento bij de Proms en het Gabriëli-koperensemble. Katrien (18/11/77] behaalde haar H3i diploma voor trompet met GO bij Ignace Vanderschaeghe in 1996 en speelt ook piano. Speelt bij de Aarseelse fanfare, maar muziek blijft vooral een hobby. Griet (24/05/’82] studeerde cornet en piano. Ze behaalde haar diploma cornet H3i met GO en stadsmedaille bij dezelfde Ignace in 2000. Studeerde handelswetenschappen en speelt in de JET-band en Sint-Cecilia Aarsele. Bieke (30/07/’83) werd vooral door de hoorn bekoord en nam er ook piano bij. Bij Katrien Vintioen behaalde ze in 2003 haar H3i voor hoorn met GO en stadsmedaille. Studeert momenteel fotografie, maar speelt ac tief in de JET-symphonic band.
INTERMEZZO: ’t Zat en zit in... FAMILIE, FAMILIE Met dit intermezzo dienen we jammer genoeg deze mini-serie af te slui ten. Natuurlijk staan er nog erg muzikale families op het lijstje waar ou ders én kinderen muziek studeren of studeerden, zoals - met oprechte ex cuses aan de ‘vergeten’ families - het hele gezin Meese en Van Eyck, de Tieltse families Cuvelier-Lefever, Delannoye, Eisen, Vandendriessche... Verder de families De Witte, Monteyne en Van Hessche uit Pittem, Van Eenoo en Baelden uit Wingene, Vande Ginste en Popelier uit Aarsele, Hunink en Vanhee uit Meulebeke en Demeire en Vuylsteke uit Kanegem. Enne., we vergaten (niet echt] de familie Snauwaert uit Tielt, met na tuurlijk Bart als uitblinker, maar ook Dirk die zijn Hb behaalde voor mu ziekgeschiedenis, Hilde die daarin uitmuntenheid behaalde en gitaar stu deerde en moeder Gonda die al sinds jaar en dag zingt bij Zanglust. Grootoom Frans Van Oost was decennialang koster-organist in Zwevezele en nonkel Etienne gaf ook les notenleer aan de academies van Tielt en Menen en is organist. Dat linkt ons meteen aan het hele gezin Schotte uit Tielt waar moeder Anna, de zus van Gonda eveneens zingt bij Zanglust. Vader Walter Schotte speelde tuba bij de ‘Goede Vrienden’ en later bij het Jeugdensemble en de harmonie van Waardamme, waar zoon Johan ook dirigent is. Johan kennen we als professioneel tuba-speler, dirigent van JET en leraar, eerst bij Lemmens, nu aan de academie van Roeselare. 231
Broer Hans Schotte behaalde inl983 zijn Hb hoorn in Tielt bij Rik Stevens met onderscheiding, studeerde verder hoorn bij Stefaan Vanlede in Ardooie en Luc Bergé in Leuven. Hij studeerde muziekwetenschappen aan de KUL en is musicoloog. Zus Griet Schotte volgde o.a. dwarsfluit bij Ludwig Lapauw en speelde 'ange tijd bij JET.
4. Drie jaar academie in de 21ste eeuw: stuwkracht en studie ‘con molti istrumenti’ 4.1 Nieuwe akkoorden op accordeon, nieuwe tonen op contrabas en harp, jong vioolbloed Op 1 september 2000 kondigde de academie weerom een blijde geboorte aan in het muzikale aanbod. Terug van zeer lang weggeweest: de blijde klanken van de accordeon. Accordeon had eindelijk, na een lange strijd, als instrument zijn volwaardige plaats weer veroverd op alle podia: van dans-en volksmuziek over jazz en blues tot klassiek. Menig componist schreef de jongste tijd werk voor dit ongemeen boeiend en klankrijk instrument. Tielt kon dus niet achter blijven en de accordeonklas ging van start met Sandra Mollin239 als lerares en 7 leerlingen. Dat aantal steeg de volgende jaren naar 11, 14 en nu, in 2003-’04 naar 16. Daar zijn wel maar 5 jongeren bij, waarvan 4 meisjes. Vanaf 2002-’03 kon men de cursus contrabas loskoppelen van de celloklas. De cursus startte op met Wim Ramon, maar is nu overgenomen door Koen Kimpe. Leuk nieuw initiatief is de start van beide heren met COMBO-JAZZ, waarin contrabas een grote rol speelt. Eerder studeerden o.a. Roger Dumon contrabas bij Mannes en bij Nicole De Rudder passeerden o.a. Piet Cordonnier, Roland Claeys, Steven Delannoye en Bert Lesaffer. Boreling onder de nieuwe leergangen is zeker de cursus harp: 5 leerlingen startten in september 2003 als ‘snarenplukkers’ bij Hannelore Devaere. Eerder, vanaf 2001, trokken enkele leerlingen voor harp reeds naar Aalter. In 2003 begonnen aan de academie ook aparte cursussen voor blokfluit en traverso met Wim Vandenbossche en kinderkoor met lerares zang Catherine Vandevelde. Ook op 1 september 2000 nam de academie afscheid van vioolleraar Guibert Janssens. De baardige man uit Assebroek had er 27 lesjaren opzitten. Hij werd opgevolgd door zijn oud-leerlinge Sofie Moors en Nele Cornillie, al in dienst sinds 1997.
232
Guibert Janssens stierf on verwacht en veel te jong op 23 februari 2003. Hij was 58 jaar oud. In hem betreuren alle collega’s en de drie directeurs die hem erg waardeerden een uit muntend en gevoelig mu sicus en pedagoog. Tot zijn oud-leerlingen behoorden o.a. de professionelen Gudrun Vercampt, Tania Mestdagh en Sofie Moors. Wijlen Guibert Janssens, leraar viool 1973-2000.
4.2 Met klank geslaagd en gelaagd verklankt: primeurs en concerten allerhande 1 oktober 2000: alle leerlingen en laureaten van Aarsele geven een speciaal concert in het ontmoetingscentrum. Daarmee beleefde Aarsele zijn eerste prijsuitreikingsconcert, in samenwerking met de Aarseelse fanfare St.-Cecilia. Op 7 oktober: jaarlijks prijsuitreikingsconcert in Tielt door 16 laureaten mu ziek, 2 voor toneel en 2 voordracht.240 Ook Meulebeke en Pittem hielden hun jaarlijkse leerlingenconcert, op 15 en 22 oktober. In Pittem ging dit opnieuw gepaard met de uitreiking van de jaar lijkse prijs Roel Vandenheede.241 Reinilde Van Hessche kreeg de prijs voor kla rinet, drie jaar na haar zus Goedele voor saxofoon. Deze prijs beloont in feite jong Pittems talent dat ook in de Pittemse fanfare actief is. In 1999 won Marlies Monteyne de prijs voor dwarsfluit. De link tussen de ‘upgrading’ van de plaatselijke hafabra’s en de kwalitatieve impulsen van de muziekacademie is duidelijk. De extra-stimulans en aantrekkingskracht die er voor de jonge blazers en slagwerkers uitgaat van de JET-symphonic band, en het kleine broertje de ‘mini’s’ spelen hierbij een grote rol: door de lat hoog te leggen is de wisselwerking tussen al deze muzikale ‘actoren’ zeer productief. ‘Stemmingen & M eningen’ was de werktitel van het leerlingenconcert op 28 januari 2001. Iets nieuws? Jazeker: een splinternieuwe locatie, de pasge bouwde ‘Europahal’, waar 6 concerten tegelijk doorgingen in verschillende ruimten, met een ‘doorschuifsysteem’ voor het publiek. Over ruimten gesproken: wegens de maximumbezetting van het gebouw aan de Lakenmarkt, pas 20 jaar en ‘zeer ruim’ gebouwd, verhuisden alle les 233
sen woord naar het Cultuurcentrum Gildhof en de Europahal. Op 10 februari 2001 was er weer leraren- en oud-leerlingenconcert. Willie Verdievel klom weer op de notenbalk en presenteerde er zijn ‘Don Quichotte in Tielt’, Luc Bataillie zette ‘A l RivercLersi’ op muziekpapier. Uitvoerders waren een selectie leerkrachten. DKO-dag op 5 maart 2002: ‘Z-je’ (spreek uit: ‘zitje’). Opnieuw kwamen alle takken van de Tieltse academies samen naar buiten voor een gezamenlijke ‘projectdag’. Tielt werd eventjes een door uitvoerende kunst bezette - of was het bezeten - stad. Leerlingen werkten zich met muziek, voordracht of toneel actief in de kijker en gingen in dialoog met het publiek op 5 locaties in de stad. Vooral druk bezochte warenhuizen werden ingepalmd. Het Z-je of stoel stond centraal in alle activiteiten. Op ‘open plaatsen’ werkten leerkrachten en leer lingen van de kunstacademie een act uit met behulp van het dagsymbool: de mobiele stoel ofte klapstoel. Van projecten gesproken: 20 april 2002 was weer zo’n mega-dag. Drie grote luiken aan deze dag: vooreerst een uitzonderlijk concert om 14.30 uur door de saxofoonklas in de auditiezaal van de academie o.l.v. Pascal Cooman. Zijn groep saxofonisten zou immers tussen 15 en 20 mei op concertreis gaan naar Zwitserland, samen met klassen uit leper, Izegem en Oostende. Daar dienden ze Vlaanderen te vertegenwoordigen op een internationaal congres van de E.M .U., alias de Unie van Europese Muziekacademies. Om 17 uur 30: jaarlijks leerlingenconcert in het Gildhof. Solisten, kamermuziek, toneel en voordracht, samenspel en koorzang. Om 20 uur: in theater Malpertuis, Stationstraat, ging ‘Sneeuwwit’ in première: een theaterproject op een tekst van de Rotterdamse dichter Jules Deelder (de nachtburgemeester van Rotterdam!) opgevoerd door een groep allochtonen uit het Torhoutse. De cast was behoorlijk internationaal en werd gecoacht door Els Trio242, actrice en lerares toneel aan de Tieltse aca demie. In de opvoering waren de speelse verrassingen legio: een spektakel met spelers uit Koeweit, Gambia, Polen, Iran, Hongarije, Koerdistan e.a., in een mix van Russische volksdansen, exotische buikdans, Afrikaanse ritmes, deca dente kabouters en een oosters Sneeuwwit. Zeker te vermelden: de puike prestaties van de Meulebeekse knaap Gertjan Bekaert (ook lid van de Young Ones) en meid Liesl Stevens, op de nationale Fedekam-wedstrijd. Gertjan blies Humoresque van Marcel Poot op trompet en haalde 94%, de nationale titel in 3de afdeling. Liesl haalde een 3de plaats in de ere-afdeling met de Sonate in G-mol van Bach op dwarsfluit. In september 2002 sloot Antoon Haeck zijn carrière als lesgever zang in Tielt af. Hij was in Tielt 22 jaar leraar, maar besteeg eigenlijk al 40 jaar lang de schooltrappen van de Lakenmarkt. Hij was immers zelf oud-leerling van M. De Cuyper. In zijn stemsporen kwam voor het eerst een vrouw: 234
Catherine Vandevelde, lauréate van het concours Koningin Elisabeth voor zang volgde hem op. Een internationaal gerenommeerde en gelauwerde zan geres243 aan de SAMW van Tielt: een opsteker van formaat! In haar voetspoor kwamen twee kleppers van leerlingen mee naar Tielt om verder zang te vol gen: Thomas Blondelle, die in 2001 een 1ste Prijs behaalde in de Axion Classics-wedstrijd, en Benny Barends, 2de Prijs in Axion Classics 2002. Wordt zeker met succes vervolgd.
‘A chterklap’, het 2de feestweekend van de viering 80 jaar muziekacademie op 19 januari 2003 in theater Malpertuis. Herman Verschelden poseert met 8 oud-leerlingen woord, die hun opleiding op een of andere manier een verlengstuk gaven. Vlnr. : Geert Vermeersch, Herman Verschelden, Mieke Houtteman, Matthias Sercu, Paul Carpentier, Stiijn Bussels, Wim Vanseveren, Lieven De Cauter en Els Callant.
5. Viering van een kwieke ‘80-jarige’: alle registers open! 5.1 Een uitzonderlijke DKO-dag In het jubileumjaar 2002- 2003, waarvoor dit boek gepleegd werd, waren 4 feestweekends gepland. Het 3de weekend kwam met de DKO-dag op zater dag 15 februari 2003 op echte feestsnelheid. Weerom een dag met ludieke en unieke ideeën. Tien groepjes 8-jarige DKO-leerlingen trokken in de voormid dag de straat om voor een 40-tal 80-jarigen een huisconcertje te brengen. Leerlingen middelbare en hogere graad van de kunstacademie tekenden intus sen voor de deur een kunstwerk. Er kwam telkens een zebrapad dat inge kleurd werd met daarop een getal 80. Het verhaal ‘Oversteken’ van Wim 235
Vanseveren244 was de inspiratiebron hiervoor. ‘Bruggen’ was het dagthema, en zo werd al de leeftijdsbrug tussen 8 en 80 jaar gebouwd. En getekend. Bruggen werden ook interdisciplinair gespannen: de kunstacademie exposeer de in de gebouwen van de muziekacademie. De leerlingen lagere graad kunst academie hadden onder leiding van leraar Frans Vercauteren zomaar eventjes 700 taartjes in keramiek gebakken en bordjes in papier-maché als feestcadeau voor de jarige muziekschool. Elk bord was versierd met figuurtjes in de vorm van een ’80’. Tussen academie en Europahal spanden bogen van ballonnen de verbinding: begeleid door de Tieltse muziekcorpsen werden ze één na één ge lanceerd als luchtbrug naar verre oorden. In de namiddag waren er gastconcertjes van de klassen zang, piano en accordeon in het RVT-verzorgingstehuis en van de klassen zang en viool in het RVT-rusthuis, speciaal opgedragen aan ere-directeur Albert De Cock, die er nu woont. De Europahal zelf was omge bouwd tot een heuse arena en daar timmerde men nog meer muzikale brug gen. Ere-directeur Soenen opende het galaconcert door alle Tieltse muziek corpsen te dirigeren in zijn ‘Europamars’. Alle klassen blazers en samenspel traden samen op in een pareltje van coördinatie en timing. Er kwam een brok opera en ook de klas jazz beleefde haar vuurdoop. Twee apotheosen was niks teveel na 80 jaar: strijkers, koor en de Georgische soliste Nato Shalikashvili zongen, en Daithi Rua bracht met zijn groep Ierse folk. Ten slotte zong ieder een die nog stem had ‘Opzij, opzij, opzij, de tachtigers lopen voorbij’. Een ar rangement van Preud’hommes hit ‘De poppenstoet’ uit de oude doos. De tekst was van de 8-jarige leerlinge Eva Vindevogel.
5.2 Een academische zitting met historiek en filosofie op 11 mei 2003 Jubileren: daar horen traditioneel speeches, woord en drank bij. In zijn thuis haven Malpertuis leidde Herman Verschelden niet alleen de sprekers van dit 4de feestweekend in en uit, hij bracht ook een met beeld onderbouwde door snede van 80 jaar muziekschool. Bart Snauwaert leidde in, Schepen van Onderwijs Luc Vannieuwenhuyze behandelde ‘de Academie in de regio Tielt’ en cultuurfilosoof prof. Lieven De CauterMS, oudleerling van de afdeling woord - hij behaalde Grote Onderscheiding voordracht in 1978 bij Herman en van het Tieltse St.-Jozefscollege, hield een referaat over ‘Kunstonderwijs, zin of onzin?’ Ten slotte sprak Freddy Mariën, afgevaardigde van het kabinet van de minister van Onderwijs over ‘ De toekomst van het DKO’. Voor de mu zikale intermezzi zorgden de verzamelde pianoleraars van de academie: Ilse De Backer246, Iveta Floreva247, Nele Vercampt, Sofie Vanherle en Wouter Vande Ginste. Schepen Luc Vannieuwenhuyze over de komende uitdagingen: - Het evenwicht behouden tussen kwaliteitsvol en tegelijkertijd drempel verlagend werken; denk hierbij maar aan het project kunstinitiatie dat dit 236
schooljaar voor het eerst officieel georganiseerd werd. - Het integreren van nieuwe technologieën zoals computer en nieuwe gen res zoals jazz en lichte muziek, zonder de bestaande sterke peilers te verwaar lozen. - Naar de inrichtende besturen toe: het blijven voorzien van de nodige financiële, administratief-ondersteunende en vooral infrastructurele ademruimte. Verder wees de schepen er op dat uit het pas opgestelde cultuurbeleidsplan voor Tielt duidelijk gebleken is dat cultuur, kunst en onderwijs stuk voor stuk sterke peilers zijn van onze stad. ‘Kunstonderwijs, zin of onzin?’ was voor Lieven De Cauter eigenlijk een ‘mission impossible’ als onderwerp. Hij is immers absoluut overtuigd van de ‘zin’ van het naschools kunstonderwijs. Wel plaatst hij een aantal kritische be denkingen bij wat hij zelf heeft ervaren als vader van een dochter die in Brussel DKO-leerlinge is, en anderzijds als docent. Als eerste bedenking stelt De Cauter dat het secundair onderwijs de alge meen vormende opdracht naar kennis en appreciatie van het culturele erfgoed in brede zin voor een flink deel afgestoten heeft. Het aandeel van vakken als geschiedenis, esthetica, specifieke kunstvakken e.a. is geleidelijk afgenomen. Bovendien is het intrensiek benaderen van deze materie binnen andere vak ken zoals taalvakken ook sterk gedaald, ongetwijfeld door een grotere cultu rele desinteresse van het globale lerarencorps. Dit leidt uiteraard tot een vi cieuze cirkel: als ‘cultureel erfgoed’ minder en minder tot de verplichte leerstof gaat behoren, en als er minder en minder leerkrachten in de culturele bres springen krijg je bij de studenten een navenant resultaat. De Cauter stelt vast dat het overgrote deel van zijn studenten aan de diverse hogescholen - zelfs in artistieke richtingen! - geen benul meer heeft van wat voor hen al gemeen verworven en verspreid zou moeten zijn. Hier ligt dus een nieuwe op dracht voor het DKO, aansluitend bij de beleidsoptie ‘levenslang leren’: het be waren en verspreiden van de kennis en de interesse voor een cultureel en historisch erfgoed. Tweede bedenking: kunstonderwijs is voor een flink stuk het geduldig en ja renlang bijbrengen van een ambacht, geworteld in een lange traditie. Een kun stenaar in opleiding leert de vele technische en inhoudelijke aspecten van zijn specialiteit tot in de perfectie beheersen. Het gevaar bestaat echter dat de nadruk zo uitdrukkelijk gaat liggen op het technisch-ambachtelijke en op het reproduceren van bestaande modellen, dat alles verzandt in een steriel acade misme. Om ambacht te verheffen tot kunst is er de voortdurende kruisbestui ving nodig met vernieuwende en creatieve elementen, een permanente zoek tocht naar evenwicht tussen traditie en vernieuwing is een must. Als derde punt bracht Lieven De Cauter elementen van een totaal andere orde: de praktische bezwaren. Naschoolse activiteiten brengen een ernstige in 237
greep in het gezinsleven qua uurrooster, vervoer (3 keer per week voor de la gere graad muziek), het opvolgen van de vorderingen en de ruggensteuntjes. In de kinderpsychologie wordt al meer en meer gesproken over ‘vrijetijdsstress’. Het kind MOET in school volgepropt worden met kennis en vaardighe den, en na de schooluren komt daar nog alles bij wat in de dagschool niet (meer) of te weinig aan bod komt: sport, cultuur, jeugdbeweging. Dat alles kan overbelastend werken: de vrije tijd is absoluut geen ‘vrije’ tijd meer, tijd om zorgeloos en onbekommerd te zijn.
5.3 Wat met de Tieltse academie en het DKO in de toekomst? Nog even citeren uit de ‘biecht’ van Bart Snauwaert. ‘Wat mij betreft mag er geen enkele drempel bestaan voor het volgen van kunstonderwijs. Democratisering van de kunst is een absoluut ‘heilig’ principe. Geen ‘elitaire’ selectie op basis van financiële, sociale, artistieke of andere arbi traire criteria bij de instap. Drempelverlaging moet een absolute prioriteit blij ven. Toch geloof ik heel sterk in het elitaire van het kunstgebeuren zelf, d.w.z. dat elk individu geconfronteerd wordt met de eigen grenzen, en uitgedaagd wordt om die te verleggen. Kunst en opleiding ertoe zullen altijd elitair blijven in die zin dat er een selectie plaatsgrijpt tijdens het leerproces zelf: leerlingen worden hoe dan ook met hun tekortkomingen geconfronteerd. Dat kan een ge brek aan fysieke of intellectuele begaafdheid zijn, discipline, emotionele diep gang, expressiviteit of creativiteit. Ik hoop dat onze academie aan alle leerlingen de motiverende kracht mag blijven geven om de eigen grenzen te verleggen en om door te gaan. Bij het grasduinen in 80 jaar academie wordt het trouwens al snel duidelijk dat de meeste van deze uitdagingen van alle tijden zijn. Neem bv. de slogans die in de beginjaren op elke folder en programma voorkwamen: ‘Kunst adelt’, of ‘Muziek verheft-Zang is leven’, of ‘Ouders: door uwe kinders naar de Muziekschool te zenden ontwikkelt gij hun kunstgevoel en geestesvermogen’, of nog beter: ‘Ouders: laat uw kinderen muziek leren, later in de samenleving zullen zij geacht en gewaardeerd worden!’ Dit klinkt inderdaad al lemaal hopeloos ouderwets en hoogdravend, maar het streven naar ‘volksver heffing’ is nu ook nog één van onze hoofddoelen en zal dat ongetwijfeld blijven.’ Uitdagingen voor de volgende twintig jaar zijn er volgens Bart Snauwaert genoeg: verdere specialisatie, initiatie in het Lager Dagonderwijs, de cohesie binnen het lerarencorps behouden en versterken, de inhoudelijke diepgang ‘uitdiepen’, een schoolsfeer van welzijn uitstralen.
5.4 Drempels, doorstroming en ‘leven na de academie’ Snauwaert: ‘Globaal mogen we stellen dat één van de absolute verbeteringen van de DKO-structuur het feit was dat een veel groter percentage leerlingen de kans 238
kreeg om hun opleiding aan de academie langer voort te zetten. In het erg selectieve en piramidale oude systeem was het aantal afhakers na enkele jaren zeer groot, ondanks het feit dat men na de notenleer niet zoveel bijvakken moest volgen. Er werd toen zeer ‘productgericht’ gewerkt: de volledige evaluatie van de leerling (én voor een groot stuk van de leraar) viel samen met dat éne podiummoment van het examen. De leraar, die tot 1990 bij de beraadslaging van de jury niet aanwezig was en ook geen enkele inspraak had in het eindre sultaat, nam dan meestal ook geen enkel risico: alles werd in het teken gesteld van het examenprogramma, en wie dit niet onder de knie kreeg viel af. Bij de invoering van het DKO in 1990 werd de doelstelling anders: elk indi vidu moest, rekening houdend met zijn interesse en mogelijkheden, de kans krijgen zo lang mogelijk een bepaalde opleiding aan de academie te volgen. Niet alleen het product van het examen bleef belangrijk, ook het hele proces naar dit gebeuren toe; het was wennen voor leerling én leraar. Na zowat 12 jaar DKO kunnen we stellen dat de aanvankelijke vrees voor kwaliteitsdaling niet gegrond is gebleken. Het aantal afhakers is beduidend kleiner gewor den, maar bij bepaalde ‘scharniermomenten’ is de uitval toch nog vrij groot, zoals de overgang van middelbare naar hogere graad, waar telkens 20 à 30% leerlingen afhaken. Veel minder dan vroeger, maar toch nog vrij veel. Redenen, naar mijn aanvoelen: - de prioriteit die bij het dagonderwijs gelegd wordt, zowel bij die dagschool zelf, de ouders als de leerling; - de veelheid aan mogelijkheden qua vrijetijdsbesteding - muziek en woord vallen vaak het eerst af omdat buiten de les hier nog voor moet gewerkt worden. Het is minder vrijblijvend. - voor sommigen: de verplichting om een vakkenpakket te blijven volgen, en niet het instrument alleen of een meer beperkte keuze. Doorstroming naar de conservatoria: Tielt haalt hierin zeker het landelijk ge middelde. Wat muziek betreft zien we toch een ‘indrukwekkende lijst’, zoals de inspectie schreef in ons laatste doorlichtingsverslag, van oud-leerlingen die ho gere muziekstudies begonnen zijn. Voor woord is dit beperkter, maar niet onge woon vermits men aan de conservatoria tot kort geleden een academie-opleiding eerder als een obstructie dan als een stimulans aanzag voor een hogere artistieke opleiding woord. Voor muziek zijn de contacten met het verenigingsleven altijd heel erg belang rijk geweest. Ik schat dat van alle blazers en slagwerkers ca. 90% actief is bij een of andere vereniging. Bij de strijkers ligt dat wel anders: ze worden wel toe gelaten bij de ‘Young Ones’, maar er is geen specifiek jeugdensemble voor deze groep. Vanaf M3 kunnen ze wel terecht bij Zanglust. Om hieraan te verhelpen richtte de academie enkele jaren geleden een strijkorkestje op waarin ook de allerjongsten kunnen meespelen. Accordeonisten kunnen terecht bij de 239
‘Accomusicband.’, maar daar is de doorstroming voorlopig beperkt. Pianisten en gitaristen zijn dan meestal weer echte eenzaten. (Pop-en rockbandjes ko men en gaan in snel tempo) Wat zang en koor betreft: door leden van koren uit de regio Tielt toe te laten tot de koorklas van de academie proberen we de drempel te verlagen, maar het aantal koorleden uit het Tieltse dat daadwerkelijk ook zang volgt is jammer ge noeg voorlopig vrij beperkt, maar er tekent zich een positieve kentering af het laatste jaar. Hoe dan ook: zelfs iemand die na zijn academie niet meer actief bezig is met muziek of woord blijft de opleiding een meerwaarde meegeven. Het zelfstandig leren een partituur of tekst instuderen, het engagement tegenover zichzelf, de school, de medeleerlingen en thuis om wekelijks een aantal lessen bij te wonen, de discipline om er thuis voor te werken, het sociale contact, het ontdekken van de eigen expressie, de podiumvastheid en het zelfvertrouwen, uiteraard een aantal technische en motorische vaardigheden... Het zijn stuk voor stuk zaken die men geleidelijk opbouwt en zijn hele leven meedraagt!’
6. De academie voorgelicht en doorgelicht: ‘ze zijn goe bezig!’ 19 oktober 2000. Na talrijke bezoeken van een resem snuffelende inspecteurs in de loop van de twee vorige schooljaren belde de postbode eindelijk aan met het rapport van de ‘doorlichting’ van de academie. De tussentijdse rapporten hadden iedereen al gerust gesteld: de school ‘marcheert’ prima en krijgt een erg gunstige evaluatie. Een korte samenvatting: - het rapport start met cijfergegevens. In 1999 waren er 628 leerlingen mu ziek en 365 leerlingen woord; de stijging tussen 1994 en 99 bedroeg voor beide afdelingen zowat 100 leerlingen. Verhouding: 63% muziek, 37% woord, en qua geslacht: 37% mannelijk, 63% vrouwelijk. De doorstroming van lagere naar middelbare en hogere graad beoordeelt het inspectieteam als zeer goed.248 - Qua organisatie en administratie scoort de academie eveneens prima. - Wat de activiteiten betreft en de socio-culturele uitstraling was het team onder de indruk ‘van de lijst van tientallen oud-leerlingen die vanuit de Tieltse academie hogere artistieke studies met succes hebben gevolgd en die professio neel zijn geworden’( ). - En dan de schoolcultuur. Voor Woord citeren we: ‘Sterk gemotiveerde en professioneel ervaren persoonlijkheden zorgen voor de bloei van deze studie richting. De collegialiteit zorgt voor een éénduidig beeld waarin techniek en spel hand in hand gaan. Dankzij de intense samenwerking met theater Malpertuis kan men profiteren van de aangepaste en aantrekkelijke infrastruc tuur. Het behaalde peil is zeer behoorlijk.’ Voor M uziek: ‘De inspectie woonde zeer sterke lesmomenten bij in de vakken 240
A M C en Muziekgeschiedenis. In sommige instrumentenvakken was het niveau minder flamboyant maar kon toch voldoende zorg en verantwoordelijkheidszin vastgesteld worden. Het verdient aanbeveling om op termijn met de directie raad te werken aan een ‘artistiek pedagogisch project’. De inspectie ontmoette een schoolteam en directie die met hun artistieke be zieling en enthousiasme alle garanties bieden voor een verdere verdieping en uitbouw van de reeds gerealiseerde schoolcultuur. ’ Zo hoort u het ook van iemand anders. De eindconclusies mogen we u zeker niet onthouden: ‘De Stedelijke Academie van Tielt voldoet ten volle aan de eisen van een he dendaagse kunstschool. Er is, zowel bij de directie als bij de leerkrachten, een voortdurende zorg aanwezig voor een goed artistiek peil. Daarenboven wil men op alle niveaus een juist begrepen, democratisch schoolbeleid realiseren. De en kele hinderpalen die nog enige belemmering vormen vinden we op het vlak van infrastructuur en begeleiding van jonge leerkrachten. Voor de twee studierich tingen kan mettertijd een breder artistiek-opvoedkundig kader uitgetekend wor den waarin vorming en stijlbesef meer aandacht krijgen. Dit kader kan in de toekomst zorgen voor een continuïteit. Deze moet zorgen voor het in stand hou den van de huidige kwaliteit en resultaten.’
7. Ten slotte... Op 28 april 1998 zocht Ruiselede eindelijk opnieuw toenadering en deed een officiële aanvraag om opnieuw filiaal te worden van de Tieltse academie.249 Er was immers een hernieuwde mogelijkheid ontstaan om programmatie aan te vragen en de aanvraag van Ruiselede werd samen met een positief gemeente raadsbesluit van Tielt en de nodige documenten naar het departement van onderwijs gericht. Goedkeuring kwam er evenwel niet. Toch liet het gemeen tebestuur van Ruiselede weten dat het kandidaat blijft om die aanvraag te her nieuwen. De vraag van Ruiselede is reëel: er zijn in de gemeentelijke muziek school jaarlijks een 20-tal leerlingen notenleer en er is een bloeiende muziekvereniging in de gemeente. Het voornaamste struikelblok was eerst de vereiste afstand van 8 km. tot de dichtstbijgelegen DKO-instelling of filiaal. Het centrum van Ruiselede, waar de lessen nu doorgaan, ligt nét op geen 8 km. van zowel de gemeentelijke muziekacademie van Aalter als van de aca demie van Tielt. Inmiddels is die eis vervallen. Nu is het te lage aantal leerlin gen in het Ruiseleedse basisonderwijs hoofdreden voor de weigering. In 1998 was de programmatiestop voorbij en kreeg de academie de kans een afdeling dans op te richten. Die kans tot dans botste op een weigering van het schepencollege. Op 29 mei drukte de directieraad in een brief aan het stadsbe stuur zijn ontgoocheling uit hierover en vroeg om dat standpunt te herzien. Het stadsbestuur argumenteerde o.a. dat dans een zeer dure infrastructuur vereiste en vreesde dat er een concurrentieslag zou beginnen met de 241
bestaande privé-initiatieven. Achteraf bekeken blijken de eisen voor een afde ling dans inderdaad zeer hoog en voor Tielt praktisch onrealiseerbaar qua infrastructuur. Anderzijds is het een verrijking die in Tielt zeker veel animo en een nog groter elan kon brengen, maar voorlopig de mist van de (nabije?) toe komst ingaat. En ten slotte, Herman... Zo begon het dankwoord van Bart Snauwaert op 28 juni 2003, de laatste per soneelsvergadering die Herman Verschelden bijwoonde. Op 28 mei waren meer dan 100 (oud-)leerlingen en (oud-)collega’s samen in Malpertuis om de totaal verraste Herman te ‘vieren’ en te ‘beschenken’. Vieren is de teugels los laten en dat doet Herman dus lekker niet. ‘Na 33 schooljaren verlaat je onze academie om te genieten van een welverdiend ‘pensioen’, al zijn we er zeker van dat jij het voorvoegsel ‘rust’ wel héél per soonlijk zult invullen. Jij hebt de bloei en de uitbouw van de afde ling woord als geen ander gesti muleerd en meebeleefd. Hoewel je ook buiten onze academie al tijd een zeer drukke kalender hebt gehad zien we dat in jouw lange carrière je nauwelijks ziek tedagen - 6 in het totaal - en les verplaatsingen - geen enkele in Herman Verschelden klinkt op zijn 33 jaar de laatste tien jaar - hebt ge kend. Voor jou was het ontmoe als lesgever voordracht. ten en stimuleren van jongeren en volwassenen tijdens de wekelijkse lessen voordracht, toneel, welsprekend heid en repertoirestudie blijkbaar zo belangrijk dat je je er tot het laatst volledig in kon uitleven, en dat jouw woensdagnamiddagen en zaterdagvoormiddagen absoluut voor de academie voorbehouden bleven. We mochten van jou horen dat je allerminst van plan bent om ' De verschrikking van het vlieden van de tijd’ zomaar te ondergaan, en datje nog lang wilt ‘Komen, hijgen en gaan’. ’ En ten slotte, Bart... Zowat wekelijks trekt Bart Snauwaert weer naar de plaats waar het allemaal begon: het Feestpaleis in de Stationstraat. Niet op bedevaart, wel om er weer muziek te maken. Hij repeteert er als dirigent van Zanglust, zowat de opvolger van ‘A Capella’. En zo is de tijdscirkel toch mooi gesloten. 242
En nog méér ten slotte... Dreigt er niet het gevaar om het hoekje om een onpersoonlijke ‘mastodontschool’ te creëren als die ver boven de 1000 leerlingen gaat uitdeinen? ‘Men moet zeker niet bang zijn voor het ‘gevaar mastodontschool’. Dat is geen reden om te moeten inboeten aan persoonlijkheid en individualiteit. Het grote struikelblok is de benepen reglementering van hogerhand. Die is er alleen op uit om zo weinig mogelijk te moeten betalen. Neem nu het verplicht les ge ven tot 4 leerlingen per uur. Dat is de grootste onzin die je kan bedenken. Instrumentale vakken zijn individuele vakken, elke leerling heeft zijn eigenheid en problemen. Alleen met individuele lessen kan je goede resulaten bekomen. Ook zijn er teveel verplichte nevenvakken, daar moet ook een grotere soepelheid in komen.’ (A. Haeck) ‘Er is inderdaad een enorme bloeiperiode onder de leiding van Bart. En dat is grotendeels zijn verdienste. Het vertrouwen is er weer. Er zijn talrijke nieuwe initiatieven, nieuwe cursussen, concertformules. Een mastodontschool zijn we bijlange nog niet, en ik denk niet dat het gevaar er in zit. Dat kan wel in scho len waar er zeer veel bijafdelingen zijn zoals Waregem, Roeselare. Laat ons zeg gen dat we ‘goed bezig zijn” (Rik Stevens) ‘Ik zie de toekomst zeer positief in. Mijn opvolger doet het prima en het lera rencorps werd aangevuld met bekwame elementen. Het gaat goed in de acade m ie!’ (Willy Soenen) ‘De school bloeit inderdaad open onder Bart Snauwaert, dit omdat er een ontspannen sfeer is in de school wat vroeger niet altijd zo was. Er is geen ge vaar voor een mastodontschool. Trouwens als iedereen studeert is er geen enkel probleem, hoeveel leerlingen er ook zijn. Mijn uitgangspunten zijn: stipt zijn, beleefd zijn en veel studeren.' (José Bouckaert) Als we de opiniepeilers mogen geloven blijft muziek in de lift zitten bij de modale Belg. Pop en rock zijn populairst, daarna variété of easy listening (muzak). Toch houdt een kwart van de Belgen van klassiek! Volksmuziek scoort goed met 23% en wereldmuziek met 25%. Opera spreekt of liever zingt zogenaamd slechts 9% mensen aan. Er wordt veel geluisterd, veel minder zelf gespeeld: 14,2 procent van de Belgen heeft thuis een muziekinstrument staan of liggen, maar slechts de helft van hen heeft er het voorbije jaar op gespeeld. Twee procent speelde in groepsverband of op school, maar 5,5% enkel in zijn of haar eentje. In ons land ligt het bezit van instrumenten toch ver beneden het Europees gemiddelde van 21,4%. De Finnen hebben de grootste ‘zanglust’ met één derde van de bevolking die actief ergens meezingt. De Belg scoort hierbij om en bij de 5%. Sprekende cijfers, maar daarvoor kunnen we zeker onze Tieltse academie niet met de vinger wijzen. De Tieltse academie voor muziek en woord: een leefruimte van en voor veel talentrijke mensen, waar vakmanschap meesterschap was, is en blijft? 243
Binnen 20, 70 of 80 jaar zal iemand deze poging tot geschiedenis aanvullen, herschrijven of hertalen. Het onderliggend thema zal hetzelfde zijn. Het zal gaan over generaties ge dreven mensen, verenigd als: Zielzoekers in klank en ritme, Asielzoekers in schoonheid en harmonie. Jaak Billiet
De cirkel is gesloten: Violiste Sofie Moors, lerares viool sinds 1997 en ere-directeur Albert De Cock, haar oud-leraar viool. 244
Het huidige lerarencorps SAMW, gekiekt op 29 september 2003. Vooraan, zittend, vlnr: Philippe Van Craeynest, Paul Van Maele, Carlos Van Maele, Wouter Vande Ginste, Els De Pauw, Willie Verdievel, Bart Snauwaert; lste rij staand: Kristine Lanckriet, Annemie Devos, Karla Savat, Catherine Vandevelde, Iveta Floreva, Sofie Vanherle, Nele Vercampt, Tom Voet; 2de rij staand: Henk Soenen, Hans Vuylsteke, Ignace Vanderschaeghe, JosĂŠ Bouckaert, Rik Stevens, Geert Defauw, Franky Sarrazyn, Dirk De Leersnijder, Sven Ronsijn, Paul Houwen, Nicole De Rudder; Rij achteraan: Pascal Cooman, Hans Van Caneghem, Koen CoppĂŠ, Koen Kimpe, Sandra Mollin, Sofie Moors, Nele Comillie, Ellen Droessaert, Ann De Puydt, Luc Cauwelier, Ilse De Backer, David Van Maele, Luc Bataillie, Ingrid Spiessens, Els Trio, Jeroen Billiet, Hadewijch Nollet, Wim Vandenbossche en Jan Cherlet.Ontbreken op de foto: Luk Callens, Mieke De Meyer, Hannelore Devaere, Marian Haven, Tom Hoomaert en Charlotte Lammertijn. 245
Bijlagen We kozen er voor om in deze bijlagen aan de lezer een handig en vlot raad pleegbaar geheel aan te bieden via een aantal namenlijsten en cijfergegevens, en deze dus niet tussen de teksten door te plaatsen, wat hinderlijk is. Het is evident dat deze lijsten de toestand weergeven van de op dit moment gekende en verzamelde gegevens en dus een aantal fouten of onnauwkeurigheden kun nen bevatten en zeker onvoltooid zijn. Waarvoor onze excuses. De term SAMW is al in gebruik sinds 11/3/1982, maar wij vullen hem pas in vanaf 1990. U vindt hier vooreerst de lijst van leraars en oud-leraars van de start tot 2003, tenminste voor hen die minimaal voor een volledig schooljaar aangesteld wer den. Daarna geven we de lijst van oud-leerlingen die een einddiploma haalden van Hogere Graad en Uitmuntendheid, waarbij we de gediplomeerden notenleer vanaf 1987 jammer genoeg dienden weg te laten wegens plaatsgebrek; deze mensen vinden zich toch meestal terug voor andere diploma’s. Enkele pre-professionelen, die nooit de HG haalden, maar vroeger naar een conserva torium trokken worden toch vermeld. Als derde lijst geven we de namen van alle (gekende) oud-leerlingen die ver der een professionele of semi-professionele carrière maakten in de muziek, zo veel als kon met hun huidige activiteit (en). In nummer 4 vindt u alle cijfergegevens die we konden verzamelen qua leer lingenaantallen, verhoudingen per instrument en meisjes/jongens. Hier stelde zich wel het probleem van ontbrekende, onvolledige en zelfs dubbele cijferge gevens voor bepaalde jaren. Ten slotte bieden wij u een overzicht aan van de (aangevulde) structurele en inhoudelijke hervormingen bij de invoering van het DKO in 1990.
BIJLAGE I: LERAARS en OUD-LERAARS Aanstellingen van minstens een volledig schooljaar (kortere interims worden doorgaans niet vermeld) VTM1 = Vrije Tieltse Muziekschool (1° periode vanaf 1922-23 tot 31-08-1950) VTM2 = Vrije Tieltse Muziekschool (2° periode vanaf 1-9-1950 tot 31-12-1963) SMS = Stedelijke Muziekschool Tielt (vanaf 1-1-1964) SMA = Stedelijke Muziekacademie Tielt (vanaf 1968-69) SAMW = Stedelijke Academie voor Muziek en Woord Tielt (vanaf 1990-91)
246
Naam
voornaam vak
aanstelling
exit
fase historiek
geboren overleden
Nachtergaele
Jules
notenleer -
1/09/1927
30/06/1950 VTMl
Van Styvoort
Carl
directeur -
1/09/1922
31/08/1950 VTM1
notenleer - viool Van Styvoort
Edouard
notenleer - piano
17/10/1875 7/05/1965
blazers
29/04/1885 10/08/1957
1/09/1927
1/01/1960 VTM1 + VTM2
14/12/1896 13/12/1988
Acx
Marcel
blazers ?
1/19/1946
1949? VTMl?
5/11/1921 6/01/1997
Ailliet
Mieke
hoorn
Balcaen
Carlos
koperblazers
16/10/1990 1/11/1972
Bataillie
Luc
harmonie/(A)MT-AMV
1/09/1986
Baert
Luc
slagwerk
1/10/1981
Billiet
Jeroen
hoorn - IE
1/09/2003
Birlouet
Christine
AMV
1/04/1970
Bouckaert
André
notenleer - slagwerk
1/01/1960
30/06/1993 SAMW
15/07/1968
31/12/1974 SMA
27/03/1952
SMA + SAMW 31/08/1984 SMA SAMW 1/09/1993 SMA + SAMW 30/09/1975 VTM2 + SMS + SMA
24/06/1958 15/05/1960 18/05/1977 25/05/1931 17/01/1938 12/02/1977
Bouckaert
José
slagwerk - koperblazers -
1/03/1967
SMS +SMA + SAMW
3/02/1947
notenleer Bruneel
Gery
koperblazers
1/10/1968
28/02/1970 SMA
Buyck
Anne
pianobegeleiding
1/10/1990
30/06/1991 SAMW
17/02/1932 10/05/1961
Callens
Luk
hobo
1/09/1990
SAMW
13/06/1965
Cauwelier
Luc
gitaar - SS/IE/BP
1/09/1979
SMA + SAMW
21/01/1955
Celis
Patrick
AMV
1/09/1992
30/06/1996 SAMW
10/04/1965
Cherlet
Jan
AMC/LP -
1/09/2002
SAMW
12/06/1974
Christiaens
Gaston
houtblazers
1/01/1969
31/12/1971 SMA
15/12/1932
Christiaens
Ann
samenzang
15/10/1986
15/10/1988 SMA
27/12/1961
ICT-coördinatie - slagwerk
Claeys
Ludo
gitaar
1/09/1996
Coghe
Willem
slagwerk
1/09/1985
Cooman
Pascal
saxofoon -
5/01/1998
SAMW
SAMW 30/06/1991 SMA + SAMW
23/04/1963 29/05/1960 9/03/1972
SS/IE - AMV/SZ Coppé
Koen
fagot
1/09/1999
SAMW
15/10/1976
Cornillie
Nele
viool/altviool - SS/IE
1/09/1997
SAMW
24/06/1969 29/07/1954
Coudron
Françoise houtblazers (klarinet)
1/10/1981
1/10/1989 SMA
Cuppens
Marcella
gitaar
25/11/1997
30/06/1999 SAMW
9/10/1974
De Backer
Use
piano -
1/09/1998
SAMW
19/03/1975
De Bel
Guido
houtblazers (klarinet)
15/09/1975
De Bisschop
Hilde
piano
26/02/1991
pianobegeleiding - SS/BP 31/08/1976 SMA 8/05/1991
SAMW
27/12/1950 2/10/1968
247
De Blieck
Filip
dwarsfluit
1/09/1985
1/09/1994 SMA + SAMW
14/09/1956
Debusschere
Anne
saxofoon
15/10/1986
1/09/2001 SMA + SAMW
6/04/1962
De Cock
Albert
directeur
1/09/1950
31/08/1981 VTM1TOT SMA
5/04/1916
De Cock
Albert
notenleer
1/09/1950
ca. 1964 VTM1TOT SMA
5/04/1916
De Cock
Albert
viool
1/09/1950
1/12/1972 VTM1TOT SMA
De Cock
Cecile
notenleer - viool
1/10/1959
Decuyper
Michael
zang
21/11/1950
31/12/1963 VTM2 1/09/1981 VTM2 + SMS + SMA
5/04/1916 17/12/1940 01-08-1918 28/11/1984
Defauw
Geert
klarinet/sax
Defrancq
Kurt
toneel
1/09/1986
De Graeve
Nele
woord
1/09/1990
31-06-1991 SAMW
24/06/1956
De Groote
Walter
toneel
1/09/1998
30/06/2001 SAMW
15/09/1959
Delaere
Christian
houtblazers (saxofoon)
1/10/1984
31/08/1986 SMA + SAMW
De Leersnijder Robert
muziekgeschiedenis
1/10/1967
31/12/1974 SMS + SMA
23/11/1944
De Maeyer
Ilze
pianobegeleiding
1/09/1998
30/06/2001 SAMW
31/12/1969
Demeire
Tom
dwarsfluit
1/10/1993
30/06/1994 SMA
De Meyer
Mieke
AMV/SZ
1/09/2000
SAMW
7/10/1976
De Pauw
Els
woord
1/09/1991
SAMW
13/06/1968
Depuydt
Ann
woord
1/09/2003
SAMW
1/08/1981
de Roder
Elisabeth
woord
1/09/1995
1/01/2003 SAMW
4/07/1966
De Rudder
Nicole
cello/bas - IE
1/09/1977
toneel
1/09/1974
De Spiegelaere Robrecht Devaere
Hannelore harp
De Volder
Ann
AMV - samenzang
15/09/1978
1/09/2003
SMA + SAMW 30/06/1987 SMA
SMA + SAMW 1/02/1975 SMA SAMW
13/07/1956 9/10/1966
4/04/1961
5/06/1973
1/02/1951 3/01/1946 15/11/1965
13/02/1989
30/06/1990 SMA
29/10/1964 29/05/1967
Devolder
Kristien
begeleiding
1/11/1989
30/06/1990 SMA
Devolder
Gustaaf
koperblazrs
1/03/1970
1/01/1975 SMA
Devos
Annemie
gitaar
Devos
Christine
hobo-fagot (interim)
Dewitte
Stefaan
Dâ&#x20AC;&#x2122;Hoest
16/10/1990
SAMW
15/07/1936 28/04/1968
1/09/1981
30/06/1982 SMA
25/01/1953
samenzang
13/02/1989
12/03/1989 SMA
25/04/1961
Veerle
gitaar - BP
1/09/1999
30/06/2001 SAMW
2/01/1976
Droessaert
Ellen
dwarsfluit - SS - AMV/SZ
1/09/1996
SAMW
24/11/1974
Eeckhaut
Zenon
viool - gitaar
1/01/1964
Feys
Myriam
dwarsfluit
1/10/1982
Floreva
Iveta
piano
1/09/2002
Gistelinck
Elias
koperblazers
2/02/1957
Goedvriend
Christophe AMV
1/09/1998
30/06/1999 SAMW
Haeck
Antoon
zang - koor
1/09/1980
31/08/2002 SMA + SAMW
Haven
Marian
AMV/SZ
1/09/2002
SAMW
9/03/1977
Heytens
Isabelle
fluit (interim)
6/03/1997
18/06/1997 SAMW
29/12/1972
Hoornaert
Tom
orgel - pianobegeleiding
1/09/1999
SAMW
13/11/1972
Houwen
Paul
woord
1/09/2001
Janssens
Guibert
viool - altviool -samenspel
1/09/1973
1/09/1975 SMS + SMA 30/06/1985 SMA SAMW 1/09/1962 VTM2 + SMS
SAMW 23/02/2003 SMA + SAMW
5/03/1932 3/08/1961 9/06/1968 27/05/1935 14/09/1973 4/04/1943
4/07/1947 14/07/1945 23/02/2003
248
Jocque
Kristien
toneel
1/09/1987
30/06/1988 SMA
Kesteloot
Agnes
viool
1/09/1971
31/08/1974 SMA
Kimpe
Koen
contrabas •
1/01/2003
Labeeuw
Carine
AMV
15/09/1981
Lammertijn
Charlotte
gitaar
1/09/2002
SAMW
25/03/1961 18/06/1950 29/07/1975
SS jazz 30/06/1982 SMA SAMW
11/04/1957 14/06/1979
Lapauw
Ludwig
dwarsfluit
1/09/1981
Leroy
Ludo
dictie
1/10/1976
16/01/1983 SMA
Leupe
Luc
muziekgeschiedenis
1/10/1965
30/06/1967 SMS
Lust
Henk
AMV • pianobegel. interim 20/03/1996
21/12/1997 SAMW
Maes
Rita
houtblazers (klarinet)
1/11/1982
30/06/1985 SMA
8/06/1958
Maes
Viviane
notenleer
1/09/1971
1/09/1975 SMA
24/04/1952
1/09/1977 VTM2 + SMS + SMA
17/06/1912
1/09/1994 SMA + SAMW
9/02/1955 6/05/1950 6/01/1954 15/02/1972
Mannes
Gaston
notenleer ■ cello - bas
Mannes
Hans
cello interim
9/05/1971
Mellaerts
Camille
koper - slagwerk
1/09/1950
1/12/1956 VTM2
Minten
Raf
saxofoon
1/09/1997
21/12/1997 SAMW
Mollin
Sandra
accordeon
1/09/2000
SAMW
5/07/1976
Moors
Sofie
viool/altviool
7/11/1997
SAMW
22/01/1975
Neirinck
Roland
notenleer - piano
1/09/1963
1/01/2003 VTM2 TOT SAMW
19/11/1942
Nollet
Hadewijch woord
1/09/1997
SAMW
Noydens
Albert
houtblazers (fagot)
1/09/1950
30/06/1951 VTM2
Ostijn
Willy
pianobegeleiding
1/05/1973
30/06/1974 SMA
28/10/1952
31/05/1971 SMA
4/10/1947 25/01/1904 18/12/1975 4/03/1968
3/12/1974 23/04/1915 13/07/1913 30/03/1993
Overmeire
Nancy
dwarsfluit
1/09/1995
30/06/1999 SAMW
16/10/1972
Ponseele
Marcel
hobo - fagot
1/09/1982
30/06/1983 SMA
23/12/1957
Ramon
Wim
contrabas - SS jazz
1/09/2002
31/12/2002 SAMW
Roels
André
dictie
1/10/1974
Roelstraete
Werner
koperblazers (interim)
1/11/1957
Ronsijn
Sven
woord
1/09/2001
1/09/1990 SMA + SAMW 30/06/1958 VTM2 SAMW
Rubens
Albert
notenleer
1/10/1971
1/09/1975 SMA
Rubens
Hilde
notenleer
1/01/1972
11/09/1975 SMA
Sarrazyn
Franky
klarinet
1/09/1976
Savat
Karla
dwarsfluit - SS/IE
1/09/1994
Schotte
Johan
AMV (interim)
8/12/1988
Seghers
Christine
piano - notenleer
1/10/1953
Snauwaert
Bart
harmonie
1/09/1983
Snauwaert
Bart
fagot
1/09/1993
SAMW
Snauwaert
Bart
directeur
1/08/1996
SAMW
Snauwaert
Etienne
notenleer
15/09/1965
8/01/1977 29/11/1940 31/01/1934 16/09/1977 5/06/1949 1/01/1953
SMA + SAMW
1/05/1956
SAMW
2/04/1962
24/03/1989 SMA
6/06/1964
4/10/1990 VTM2 +SMA + SAMW 19/01/1932 4/10/1990
Soenen
Henk
klarinet/sax - SS/IE
Soenen
Willy
koperblazers
1/11/1990 12/09/1961
30/06/1985 SMA
31/03/1970 SMS + SMA SAMW 30/09/1968 VTM2 + SMS
2/05/1962 2/05/1962 2/05/1962 25/05/1942 10/04/1965 10/08/1937
249
Soenen
Willy
directeur
Spittael
William
houtblazers (hobo)
23/01/1972
1/09/1981
1/11/1995 SMA + SAMW
10/08/1937
1/09/1981 SMA
16/05/1950
Staelens
George
houtblazers (klarinet)
15/09/1974
1/01/1976 SMA
21/06/1945
Steenhaut
Hilde
dictie
10/01/1968
1/04/1974 SMA
4/02/1943
SMA + SAMW
18/07/1957
Stevens
Rik
koperblazers
15/09/1978
Stofferis
Julien
koperblazers
1/01/1975
1/09/1981 SMA
Swalus
Ilona
viool (interim)
10/01/1994
30/06/1995 SAMW
1/09/1967
Swalus
Saskia
viool (interim)
20/01/1999
20/02/2000 SAMW
14/07/1972
Tanghe
1/12/1985
1/09/1986 SMA
22/05/1956
1/09/1985
30/06/1986 SMA
6/09/1953
Dirk
toneel
Thevelein
Ignace
samenzang - koor
Trio
Els
30/11/1947
toneel
1/09/2001
SAMW
1/11/1969
Van Caneghem Hans
dwarsfluit
1/09/1994
SAMW
30/01/1970
Van Daele
Hans
harmonie
Vandecaveye
Johan
gitaar
15/09/1981
houtblazers (klarinet)
10/12/1952
Van De Genachte Willy
1/10/1985
30/06/1986 SMA 1/03/1995 SMA + SAMW 31/08/1974 VTM2 + SMS + SMA
7/03/1961 25/01/1959 14/01/1926 15-11-2002
Vande Ginste
Wouter
piano - pianoÂ
6/11/1993
SAMW
16/07/1973
begeleiding - SS/IE/BP Vandenabeele Luc
notenleer - pianobegeleiding 1/05/1974
Vandenbossche Wim
dwarsfluit -
14/01/2002
30/06/1980 SMA (NIET 1975-1979)13/06/1947 SAMW
4/07/1977
traverso - blokfluit Vandendriessche Geert
slagwerk (interim)
28/02/1974
Vandendriessche Sandy
gitaar - BP
15/02/2002
Vanderschaeghe Ignace
koperblazers
1/09/1981
30/06/1974 SMA SAMW SMA + SAMW SAMW
10/09/1954 3/04/1980 13/06/1958
Vandevelde
Catherine zang - koor - VE/LK
1/09/2002
Vandewiele
Marc
piano
1/10/1981
30/06/1982 SMA
18/09/1962
Vaneyghen
Jozef
houtblazers
1/09/1974
1/09/1975 SMA
22/03/1953
Vanherle
Sofie
piano/klavecimbel -
Van Laer
Freddy
houtblazers (klarinet)
22/03/1996
SAMW
7/08/1961
10/10/1969
begeleiding - SS/BP 10/01/1968
1/10/1974 nooit opgedaagd
6/10/1945 10/03/1944
dictie
Van Maele
Carlos
notenleer/AMV
1/01/1972
SMA + SAMW
4/10/1952
Van Maele
David
klarinet - AMV
1/09/1999
SAMW
4/12/1975
Van Maele
Paul
notenleer/AMV
Van Waeyenberghe Hubert viool
1/10/1974
1/09/1977 SMA
Van Langendonck Greta
1/10/1968 1/05/1966
SMA + SAMW 31/12/1968 SMS
22/06/1951 3/07/1942
Vercampt
Gudrun
viool
22/11/1994
30/06/1997 SAMW
Vercampt
Lode
samenspel interim
19/02/1997
14/03/1997 SAMW
Vercampt
Nele
piano - pianobegeleiding
9/11/1987
SMA + SAMW
28/08/1964
Verdievel
Willy
MG-AMC-IE-kopers
1/01/1975
SMA + SAMW
1/02/1944
Verhaeghe
Anne Marie notenleer - pianobegeleiding 1/09/1975
1/09/1989 SMA
13/01/1966 4/06/1973
6/02/1955
Verschelden
Herman
woord
15/10/1970
31/08/2003 SMA + SAMW
16/04/1941
Verzele
Joop
AMV - koor
15/01/1998
30/06/2000 SAMW
19/05/1972
Vincent
Geert
notenleer (Pittem)
31/10/1970 SMS + SMA
12/04/1940
250
1/09/1966
Vintioen
Katrien
koperblazers - SS/IE
1/09/1997
30/08/2003 SAMW
7/01/1970
(verlof zonder wedde) Voet
Tom
slagwerk - SS/IE
1/09/2001
SAMW
1/11/1975
Vollens
Jurgen
dwarsfluit - AMV
14/01/2002
23/06/2002 SAMW
20/10/1978
Vuylsteke
Hans
AMV
1/11/1991
Waegeman
Johan
toneel
1/09/1990
Wauters
Jan
hobo - fagot
1/09/1983
1/09/1990 SMA
28/02/1958
Werthen
Rudolf
viool
6/03/1966
1/09/1973 SMS + SMA
16/07/1946
30/06/1991
SAMW
23/07/1963
SAMW
22/02/1962
Secretariaat, administratie en toezicht Debeir
Lucien
secretaris
1/09/1922
30/06/1934 VTM1
08-09-1899
Maes
Achiel
stichter-schrijver
1/12/1922
30/08/1928 VTM1
20/04/1880
Meerschaert
Jozef
secretaris
1/09/1934
30/06/1964 VTM1 + VTM2 + SMS 05-05-1902
Rubens
Frans
secretaris
1/01/1964
30/06/1979 SMS + SMA
Vandenberghe Leon
toezicht hoofdschool
1/10/1968
1/09/1988 SMA
VandenbusscheRita
secretariaat
24/09/1979
23/09/1980 SMA
23/07/1974
14/02/1972 18/12/1909 30/10/1984
Vanpoucke
Christina
secretariaat
23/09/1980
10/12/1980 SMA
Maes
Martine
secretariaat
1/12/1980
31/08/1982 SMA
2/08/1923
Vancraeynest
Philippe
studiemeester-opvoeder
De Volder
Ann
opsteller (gesco)
Lanckriet
Kristine
opsteller
1/05/1993
SAMW
26/07/1963
Spiessens
Ingrid
toezicht hoofdschool -
1/09/2000
SAMW
19/02/1952
1/09/1982 19/09/1988
SMA + SAMW 30/06/1990 SMA
28/08/1956 29/10/1964
opsteller Van Parijs
Roger
toezicht Meulebeke
1/09/1965
1/09/1984 SMS + SMA
29/01/1915
(oprichting afd. vanaf 1965)
5/03/1991
Tytgat
Marijke
toezicht Meulebeke
1/09/1984
1/10/1987 SMA
18/11/1960
Verbeke
Ann
toezicht Meulebeke
1/10/1987
1/09/1989 SMA
26/06/1963
Callens
Els
toezicht Meulebeke
1/10/1989
Van Hee
Leen
toezicht Meulebeke
1/09/1994
Lammertyn
Rafaël
toezicht Pittem
Grymonprez
Nico
toezicht Pittem
1/09/1995
30/06/2001 SAMW
11/12/1972
Allemeersch
Peter
toezicht Pittem
1/09/2001
30/06/2003 SAMW
13/12/1964
15/10/1971
30/06/1994 SMA + SAMW SAMW 1/09/1995 SMA + SAMW
23/03/1968 18/10/1967 16/03/1947
(oprichting afd. vanaf 1965)
Desmet
Godelieve toezicht Pittem
1/09/2001
SAMW
23/06/1940
Ghesquiere
Anja
toezicht Pittem
8/10/2003
SAMW
24/06/1968
Mulier
Antoon
toezicht Wingene
1/09/1966
1/09/1981 SMA
(oprichting afd. vanaf 1966)
13/07/1924 13/06/2002
Brengman
Leo
toezicht Wingene
1/09/1981
Delodder
Katrien
toezicht Wingene
1/01/2000
1/09/2002 SAMW
4/09/1959
Callewaert
Jacques
toezicht Wingene
1/09/2001
SAMW
21/06/1947
31/12/1999 SMA + SAMW
17/12/1944
251
Vannieuwkerke Filip
toezicht Wingene
1/09/2002
SAMW
Vande Ginste Antoon
toezicht Aarsele
1/10/1971
SMA + SAMW
7/03/1978 20/03/1938
(oprichting afd. vanaf 1971) Van Cauwenberghe Georges toezicht Zwevezele
1/09/1977
1/09/1989 SMA
25/02/1924
(oprichting afd. vanaf 1977) Jodts
Katrien
toezicht Zwevezele
1/09/1989
30/06/1994 SMA + SAMW
30/04/1967
Goethals
Sabine
toezicht Zwevezele
1/09/1994
30/06/1995 SAMW
18/07/1973
Vandenabeele Dorine
toezicht Zwevezele
1/09/1995
SAMW
23/02/1971
Degrijse
Karolien
toezicht Zwevezele
1/09/1999
SAMW
26/06/1963
Werbrouck
Ronny
toezicht Zwevezele
21/09/2001
SAMW
6/10/1958
Deprez
Annelies
toezicht Zwevezele
1/09/2002
SAMW
8/05/1981
BIJLAGE II: Oud-leerlingen-laureaten Hogere Graad/Uitmuntendheid Laureaten Stedelijke Academie voor Muziek en Woord Tielt (en zijn voorgan gers) VTM1 = Vrije Tieltse Muziekschool (1° periode vanaf 1922-23 tot 31-08-1950) VTM2 = Vrije Tieltse Muziekschool (2° periode vanaf 1-9-1950 tot 31-12-1963) SMS = Stedelijke Muziekschool Tielt (vanaf 1-1-1964 t.e.m. 31-08-1968) SMA = Stedelijke Muziekacademie Tielt (vanaf 1-9-1968 tot 31-8-1990) SAMW = Stedelijke Academie voor Muziek en Woord Tielt (vanaf 13-03-1982; in voering DKO) Graden oude structuur: H= Hogere U = Uitmuntendheid; soms gevolgd door a of b Graden nieuwe structuur DKO (vanaf sept. 1990): H3 = Hogere graad 3de jaar H3s = optie samenspel instrumentale opties DKO-structuur: i = instrument (wordt niet vermeld) s = samenspel Score: V = voldoening O = onderscheiding GO = grote ond. GtstO = grootste ond. GtstOJ = idem met toejuichingen van de jury.
252
SM= Stadsmedaille: in oude structuur (tot 1990) in Hogere B wanneer men min stens 90% behaalde, Of wanneer men in Uitmuntendheid B minstens 85 % behaalde. Deze onderscheidingen werden pas aangevraagd en uitgereikt vanaf het directeur schap van Albert De Cock (1950). Vanaf het invoeren van DKO (1990) werd het toekennen van deze speciale onder scheiding stopgezet. Binnen de academie van Tielt worden nog wel stadsmedailles uitgereikt aan alle laureaten optie instrument/zang/muziekgeschiedenis/muziektheorie/voordracht/welsprekendheid/toneel die minstens onderscheiding behalen in H3. SM= Stadsmedaille in nieuwe structuur (vanaf 1990): minstens 80% in H3 (uitgen. in optie samenspel/stemvorming) RM= Regeringsmedaille: in oude structuur (tot 1990) wanneer men in Uitmuntendheid B minstens 90% behaalde in bijzijn van Regeringsafgevaardigde. Afkorting namen gemeente: T = Tielt - A = Aarsele - K = Kanegem S = Schuiferskapelle - P = Pittem - M = Meulebeke - W = Wingene Z = Zwevezele R = Ruiselede - D = Dentergem - A = Ardooie - B = Brugge Finalisten Pro Civitate/Axion Classics Vandewiele Mia viool Vercampt Gudrun viool Mestdagh Tania viool Vanneste Bart klarinet Mestdagh Frank cello Vercampt Katleen viool Vercampt Lode cello Cuvelier Wannes fagot Blondelle Thomas zang Barends Benny zang Casteleyn Lindsey dwarsfluit Stevens Liesl dwarsfluit
1978 1982 1984 1984 1°P 2°p 1984 1990 2°P 1991 1°P vermelding 2002 2001 1°P 2002 2°P nam niet deel 2003 2003 2°P 1°P 1°P l°p
Twee Tenuto-laureaten zijn oud-leerlingen van de academie: Mia Vandewiele (Andrea Florine) (viool in 1984) en Wim Belaen (tenortuba in 1987). Van de laureaten notenleer beperken we ons vanaf 1950 tot de kandidaten met de hoogste score. Vanaf DKO (1990) notenleer geen vermelding meer van laureaten AMV (no tenleer) . Uitzonderlijk werden ALLE leerlingen van het eerste schooljaar 1922-23 ver meld.
253
Naam
Voornaam
Vak
graad
score
(leraar)
school-
fase
af-
jaar
his-
deling
toriek
Plettinck
Felicie
notenleer (C. Van Styvoort)
L
GO
1922-23
De Winter
Adile
notenleer (C. Van Styvoort)
L
0
1922-23
VTM1 VTMl
Neirinck
Marguerite
notenleer (C. Van Styvoort)
L
0
1922-23
VTM1
Rubens
Frans
notenleer (C. Van Styvoort)
L
0
1922-23
VTMl VTMl
Tack
Walter
notenleer (C. Van Styvoort)
L
0
1922-23
Tack
Roger
notenleer (C. Van Styvoort)
L
0
1922-23
VTMl
De Clercq
Gaston
notenleer (C. Van Styvoort)
L
0
1922-23
VTMl
Nolf
Paul
notenleer (C. Van Styvoort)
L
0
1922-23
VTMl
Dierckens
Camiel
notenleer (C. Van Styvoort)
L
0
1922-23
VTMl
Desseyn
Frits
notenleer (C. Van Styvoort)
L
V
1922-23
VTMl VTMl
De Bruyne
Jules
notenleer (C. Van Styvoort)
L
V
1922-23
Malfait
Gaston
notenleer (C. Van Styvoort)
L
V
1922-23
VTMl
Goethals
Marcel
notenleer (C. Van Styvoort)
L
V
1922-23
VTMl
Verstraete
Gaspard
notenleer (C. Van Styvoort)
L
V
1922-23
VTMl
Immesoete
Ivonne
notenleer (C. Van Styvoort)
L
V
1922-23
VTMl
V
T
T
Iramesoete
Georges
notenleer (C. Van Styvoort)
L
1922-23
VTMl
Adam
Paul
notenleer (C. Van Styvoort)
L
V
1922-23
VTMl
De Smet
Oscar
notenleer (C. Van Styvoort)
L
V
1922-23
VTMl
Adam
Teophile
notenleer (C. Van Styvoort)
L
V
1922-23
VTMl
Van Daele
Georges
notenleer (C. Van Styvoort)
L
V
1922-23
VTMl
Vandenbussche
Orpha
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GO
1929-30
VTMl
Coghe
Rosa
notenleer (C. Van Styvoort)
H
0
1929-30
VTMl
Dedecker
Arsène
notenleer (C. Van Styvoort)
H
0
1929-30
VTMl
Rubens
Frans
viool (C. Van Styvoort)
H
GtstO-SM
1929-30
VTMl
T
Coussens
Paula
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GtstO
1930-31
VTMl
P
Guillemijn
Noella
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GO
1930-31
VTMl
Tuypens
udith
notenleer (C. Van Styvoort)
H
V
1930-31
VTMl
1930-31
VTMl VTMl
Vande Cavey
Marguerite
notenleer (C. Van Styvoort)
H
V
Chanterie
Maria
notenleer (C. Van Styvoort)
H
V
1930-31
Monteyne
Albert
fluit-piccolo (J. Nachtergaele)
M
V
1930-31
VTMl
Bockaert
René
baryton (J. Nachtergaele)
H
0
1930-31
VTMl
De Bruyne
Frans
cornet (J. Nachtergaele)
H
GO
1930-31
VTMl
Van Hecke
Albert
klarinet (J. Nachtergaele)
H
GO
1932-33
VTMl
Coussens
Estella
notenleer (C. Van Styvoort)
H
0
1933-34
VTM
P
Pattyn
Yolande
notenleer (C. Van Styvoort)
H
V
1933-34
VTM
T
Vandemaele
Odette
notenleer (C. Van Styvoort)
H
V
193334
VTM
Vandemaele
Olivier
notenleer (C. Van Styvoort)
H
V
1933-34
VTM
Van Tomme
Paula
notenleer (C. Van Styvoort)
H
V
1933-34
VTMl
De Cock
Albert
viool (C. Van Styvoort)
H
GtstOJ-SM
1933-34
VTMl
254
p
T
T
Simoens
Elisabeth
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GO
1934-35
VTM1
Lietaert
Denise
notenleer (C. Van Styvoort)
H
0
1934-35
VTM1
Coussens
Paula
piano (E. Van Styvoort)
U
GtstOJ
1934-35
VTM1
Tuypens
Judith
piano (E. Van Styvoort)
U
GtstOJ
1934-35
VTM1
Lietaert
Rosa
notenleer (C. Van Styvoort)
H
0
1935-36
VTM1
Coussens
Rosa
piano (E. Van Styoort)
U
GtstOJ
1936-37
VTM1
P
Lietaert
Leone
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GtstO
1937-38
VTM1
T
Vroman
Suzanne
notenleer (C. Van Styvoort)
H
0
1937-38
VTM1
Acx
Marcel
saxofoon (J. Nachtergaele)
H
GtstO
1937-38
VTM1
Anseeuw
Angenette
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GtstO
1938-39
VTM1
Cottens
Agnes
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GO
1938-39
VTM1
Coussée
Mariette
notenleer (C. Van Styvoort)
H
0
1938-39
VTM1
Myssyne
Suzanne
notenleer (C. Van Styvoort)
H
V
1938-39
VTM1
Van Tomme
Paula
piano (E. Van Styvoort)
H
GtstOJ
1938-39
VTM1
Schutyzer
Paula
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GtstO
1939-40
VTM1
Coucke
Georgette
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GO
1939-40
VTM1
Schutyzer
Pieter
notenleer (C. Van Styvoort)
H
0
1939-40
VTM1
Schutyzer
Joseph
notenleer (C. Van Styvoort)
H
V
1939-40
VTM1
Impe
Annemie
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GtstO
1940-41
VTM1
Lietaert
Leone
piano (E. Van Styvoort)
H
GtstOJ
1940-41
VTM1
Van Tomme
Paula
piano (E. Van Styvoort)
U
GtstOJ
1940-41
VTM1
Impe
Monique
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GtstOJ
1941-42
VTM1
Acx
Marcel
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GtstO
1941-42
VTM1
P
T
T
De Dobbelaere
Martha
notenleer (C. Van Styvoort)
H
V
1941-42
VTM1
De Vreese
Maria
notenleer (C. Van Styvoort)
H
V
1941-42
VTM1
Coussens
Anna
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GtstO
1942-43
VTM1
Cordonnier
Maria
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GO
1942-43
VTM1
Dobbels
Margriet
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GO
1942-43
VTM1
Van Severen
Anita
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GO
1942-43
VTM1
Notteboom
Gabrielle
notenleer (C. Van Styvoort)
H
0
1942-43
VTM1
Verbeke
Anna
notenleer (C. Van Styvoort)
H
0
1942-43
VTM1
Ide
Margriet
notenleer (C. Van Styvoort)
H
0
1942-43
VTM1
Werniers
Georgette
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GtstO
1943-44
VTM1
Ide
Marie-Thérèse notenleer (C. Van Styvoort)
H
GO
1943-44
VTM1
Van Ryckeghem
Yvette
notenleer (C. Van Styvoort)
H
0
1943-44
VTM1
D’Haene
Godelieve
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GtstO
1944-45
VTM1
Seghers
Christine
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GO
1944-45
VTM1
T
Maes
Roger
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GO
1944-45
VTM1
T
Noro
Monique
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GO
1944-45
VTM1
De Keyser
Betsy
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GO
1944-45
VTM1
Vergucht
Christiane
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GO
1944-45
VTM1
Nolf
Liliane
notenleer (C. Van Styvoort)
H
V
1944-45
VTM1
Verbeke
Anna
piano (E. Van Styvoort)
U
GtstOJ
1945-46
VTM1
P
T
T
255
Timmerman
Cecile
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GtstO
1945-46
VTM1
Verbeke
Lucien
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GtstO
1945-46
VTM1
Maertens
Jacques
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GO
1945-46
VTM1
p
Doorns
Paula
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GO
1946-47
VTM1
T
Lampaert
Georgette
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GO
1946-47
VTM1
T
Van Daele
Andrea
notenleer (C. Van Styvoort)
H
0
1946-47
VTM1
Wittevrongel
Agnes
notenleer (C. Van Styvoort)
H
0
1946-47
VTM1
Jolie
Anne-Marie
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GtstO
1947-48
VTM1
Mathys
Rudolf
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GtstO
1947-48
VTM1
Rubens
Maria
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GtstO
1947-48
VTM1
Vande Voorde
Lieve
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GtstO
1947-48
VTM1
Van Duynslaeger
Rosa
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GtstO
1947-48
VTM1
De Bruyne
Olga
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GO
1947-48
VTM1
Jomaert
Marie-Thérèse: notenleer (C. Van Styvoort)
H
GO
1947-48
VTM1
Lenoir
Jozef
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GO
1947-48
VTM1
Desaever
Hilda
notenleer (C. Van Styvoort)
H
0
1947-48
VTM1
Seghers
Christine
piano (E. Van Styvoort)
Mb
GtstO
1947-48
VTM1
Claus
Marie-Cecile
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GtstO
1948-49
VTM1
Durieux
Godelieve
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GtstO
1948-49
VTM1
Luc
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GO
1948-49
VTM1
Vander Meulen
Rita
notenleer (C. Van Styvoort)
H
0
1948-49
VTM1
Coussens
Anna
viool (C. Van Styvoort)
U
GtstOJ
1948-49
VTM1
Notteboom
Gaby
piano (E. Van Styvoort)
U
GO
1948-49
VTM1
Acx
Christiane
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GtstO
1949-50
VTM1
Hellyn
Jozef
notenleer {C. Van Styvoort)
H
GO
1949-50
VTM1
T
notenleer (C. Van Styvoort)
H
GO
1949-50
VTM1
T
De Zutter
Lampaert
Erna
Vergucht
Marie-Jeanne notenleer (C. Van Styvoort)
H
0
1949-50
VTM1
Vercampt
Anna
notenleer (C. Van Styvoort)
H
V
1949-50
VTM1
Claus
M. Cecile
notenleer (A. De Cock?)
U
GO
1950-51
VTM2
Vercampt
Anna
notenleer (A. De Cock?)
U
0
1950-51
VTM2
Acx
Christiane
notenleer (A. De Cock?)
U
V
1950-51
VTM2
Hellyn
Jozef
notenleer (A. De Cock?)
U
V
1950-51
VTM2
Plettinck
Anna
zang (M. De Cuyper)
U
GO-RM
1950-51
VTM2
De Landtsheere
Arlette
zang (M. De Cuyper)
U
O-SM
1950-51
VTM2
T
P
T
koper (C. Mellaerts)
H
0
1950-51
VTM2
Callewaert
Erna
notenleer {A. De Cock?)
U
GO
1951-52
VTM2
Noro
Monique
piano (E. Van Styvoort)
U
GtstO-SM
1951-52
VTM2
Vergucht
Christiane
piano (E. Van Styvoort)
H
GO
1951-52
VTM2
Coussens
Anna
zang (M. De Cuyper)
H
GO
1951-52
VTM2
Plettinck
Hilda
zang (M. De Cuyper)
U
GO-SM
1951-52
VTM2
Corneille
Willy
trompet (C. Mellaerts)
Ha
0
1951-52
VTM2
Vuylsteke
Godfried
notenleer (A. De Cock?)
U
0
1952-53
VTM2
M
De Cock
Cecile
viool (A. De Cock)
Hb
GtstO
1952-53
VTM2
T
Van Quickelberghe Marcel
256
T
P
Hb
GtstO
1952-53
VTM2
M
U
Gtsto-SM
1952-53
VTM2
T
zang (M. De Cuyper)
Ha
GO
1952-53
VTM2
trompet (C. Mellaerts)
Hb
GO
1952-53
VTM2
viool (A. De Cock)
Vuylsteke
Godfried
Dupont
Marie-Thérèse zang (M. De Cuyper)
Heytens
Gaby
Vandewalle
Gaston
Zwaenepoel
M.Madeleine notenleer (A. De Cock?)
U
0
1953-54
VTM2
Bouckaert
André
notenleer (A. De Cock?)
U
0
1953-54
VTM2
Dooms
Paula
zang (M. De Cuyper)
H
GO
1953-54
VTM2
Vandewalle
Jozef
piano (C. Seghers)
Ha
GO
1953-54
VTM2
Verhelle
Arsène
trompet (C. Mellaerts)
H
GO
1953-54
VTM2
T
GtstO
1954-55
VTM2
T
Lesage
Victoire
notenleer (A. De Cock?)
U
Vergucht
Christiane
piano (C. Seghers)
U
GtstO-SM
1954-55
VTM2
Laurent
Henri
hobo (W. Van De Genachte)
Ha
GO
1954-55
VTM2
Dhaene
Tony
notenleer (A. De Cock)
U
GtstO
1955-56
VTM2
T
T
De Brabant
Lucien
notenleer (A. De Cock)
U
GO
1955-56
VTM2
Van Haecke
Christiane
notenleer (A. De Cock)
U
GO
1955-56
VTM2
T
Callewaert
Erna
piano (C. Seghers)
Hb
GO
1955-56
VTM2
Vandepitte
Raoul
viool (A. De Cock)
U
GO-SM
1955-56
VTM2
T
Bouckaert
André
viool (A. De Cock)
Ha
V
1955-56
VTM2
T
Coppens
Francis
viool (A. De Cock)
H
V
1955-56
VTM2
Hellyn
Jozef
slagwerk (C. Mellaerts)
U
GtstOJ-SM
1955-56
VTM2
Coppens
Claude
piano (C. Seghers)
Hb
GtstOJ
1956-57
VTM2
Neirinck
Roland
notenl.fA.De Cock)
U
GtstO
1957-58
VTM2
T
T
+ piano Mb(C. Seghers) Vansteenkiste
Krista
notenleer (A. De Cock)
U
GtstO
1957-58
VTM2
Lampaert
Erna
viool (A. De Cock)
Ha
0
1957-58
VTM2
T
De Brabant
Lucien
klarinet ( W. Van De Genachte) U
GO-SM
1957-58
VTM2
T
Labeeuw
Silvère
contrabas (G. Mannes)
Ha
0
1957-58
VTM2
Lampaert
Georgette
zang (M. De Cuyper)
U
GO-SM
1958-59
VTM2
Neirinck
Marie-Laure
zang (M. De Cuyper)
Ha
V
1958-59
VTM2
T
Van Hecke
Rudi
notenleer (A. De Cock)
U
V
1958-59
VTM2
T
Lesage
Victoire
viool (A. De Cock)
Ha
V
1958-59
VTM2
T
Van Hecke
Rudi
klarinet ( W. Van De Genachte) Hb
GtstO
1958-59
VTM2
T
Lannoo
Béatrice
notenleer (A. De Cock)
U
GO
1959-60
VTM2
Lampaert
Erna
zang (M. De Cuyper)
Hb
GO-SM
1959-60
VTM2
Derdeyn
Mia
viool (A. De Cock)
Hb
0
1959-60
VTM2
Lassuy
Gerda
notenleer (A. De Cock)
U
GtstO
1960-61
VTM2
Bouckaert
José
notenleer (A. De Cock)
U
GO
1960-61
VTM2
Vandermeulen
Anny
notenleer (A. De Cock)
U
GO
1960-61
VTM2
U
Haeck
Antoon
notenleer (A. De Cock)
V
1960-61
VTM2
Van Gansbeke
Noël
klarinet ( W. Van De Genachte) Hb
0
1960-61
VTM2
Naessens
Kathelijne
notenleer (A. De Cock?)
U
0
1961-62
VTM2
Lampaert
Gerda
notenleer (A. De Cock?)
U
0
1961-62
VTM2
Gelaude
Willy
piano (C. Seghers)
Hb
0
1961-62
VTM2
T
T
T
257
Vermeulen
Herman
klarinet ( W. Van De Genachte) Hb
0
1961-62
VTM2
Galaude
Linda
notenleer (A. De Cock?)
H
GO
1962-63
VTM2
Vandewiele
Paul
notenleer (A. De Cock?)
H
GO
1962-63
VTM2
Persijn
Liliane
notenleer (A. De Cock?)
H
GO
1962-63
VTM2
P
Vandenbussche
Michel
klarinet ( W. Van De Genachte)
Hb
GO-SM
1962-63
VTM2
Vandewalle
Stefaan
notenleer (?)
H
GO
1963-64
SMS
Vervenne
Bernadette
piano (C. Seghers)
Hb
GO-SM
1963-64
SMS
Vandewiele
Paul
viool (A. De Cock)
Hb
GO-SM
1963-64
SMS
P T
Bouckaert
José
slagwerk (A. Bouckaert)
Hb
GtstO-SM
1963-64
SMS
Sebreghts
Luc
notenleer (R. Neirinck)
H
GO
1963-64
SMS
Braekevelt
Robert
notenleer (R. Neirinck)
H
GO
1963-64
SMS
Vandermeulen
Anny
piano (C. Seghers)
Ha
GO
1964-65
SMS
De Cock
Patrick
piano (C. Seghers)
Ha
0
1964-65
SMS
Lampaert
Christiane
cello (G. Mannes)
Hb
0
1964-65
SMS
T
Tuyttens
Bernard
notenleer (R. Neirinck)
H
GO
1965-66
SMS
Van Maele
Carlos
notenleer (R. Neirinck)
H
0
1965-66
SMS
T
Van Maele
Paul
notenleer (R. Neirinck)
H
0
1965-66
SMS
T
Maréchal
Carlo
saxsopraan ( W. Van De Genachte)
Hb
GO
1965-66SMS
Maes
Viviane
notenleer (R. Neirinck)
H
GtstO
1966-67
SMS
T
Van Overbeke
Arlette
piano (C. Seghers)
Hb
GO-RM
1966-67
SMS
T
Verbrugghe
Eric
tuba (W. Soenen)
Ha
GO
1966-67
SMS
Vliebergh
Martin
tuba (W. Soenen)
Ha
GtstO
1966-67
SMS
Delie
Frans
bastuba (W. Soenen)
Ha
GO
1966-67
SMS
De Rudder
Marc
notenleer (R. Neirinck)
H
GO
1967-68
SMS
Rubens
Albert
trombone (W. Soenen)
Hb
GO-SM
1967-68
SMS
T
De Fauw
Noël
trompet {W. Soenen)
Hb
GO-RM
1967-68
SMS
W
Verstaen
Herman
notenleer (R. Neirinck)
U
GO
1968-69
SMA
T
Defauw
Geert
notenleer (R. Neirinck)
U
GO
1969-70
SMA
T
Vermeersch
Bernard
klarinet ( W. Van De Genachte) Hb
GO
1969-70
SMA
T
Vandendriessche
Geert
slagwerk (A. Bouckaert)
U
0
1969-70
SMA
P
Vervenne
Bernadette
piano (C. Seghers)
U
O-RM
1969-70
SMA
T
Tyteca
Beatrix
notenleer (R. Neirinck)
U
GO
1970-71
SMA
T
Verstaen
Herman
piano (C. Seghers)
Hb
GO
1970-71
SMA
T
Verstaen
Christine
viool (R. Werthen)
Hb
GO-RM
1970-71
SMA
T
Vermeersch
Luc
klarinet ( W. Van De Genachte) U
0
1970-71
SMA
T
Braekevelt
Johan
baryton (G. Bruneel)
Hb
GO
1970-71
SMA
T
Neirinck
Ronny
slagwerk (A. Bouckaert)
Ub
GO-SM
1970-71
SMA
T
Goussey
Jaak
notenleer {R. Neirinck)
Ub
GO
1971-72
SMA
Defauw
Geert
notenleer (R. Neirinck)
Ub
GO
1971-72
SMA
Casteleyn
Katelyne
notenleer (A. Bouckaert)
Ua
0
1971-72
SMA
T
Vandewiele
Marc
notenleer (A. Bouckaert)
Ua
GO
1972-73
SMA
T
T
T
Stevens
Rik
notenleer (A. Bouckaert)
Ua
GO
1972-73
SMA
T
Paesbrugghe
Gerda
notenleer (A. Bouckaert)
Ua
GO
1972-73
SMA
W
258
Braekevelt
Guido
fluit ( W. Van De Genachte)
Ua
0
1971-72
SMA
T
Van Belle
Hilde
notenleer (R. Neirinck)
Ua
GO
1973-74
SMA
T
Vanloo
Antoinette
piano (C. Seghers)
Ub
0
1973-74
SMA
Sebreghts
Luc
piano (C. Seghers)
Hb
0
1973-74
SMA
Defauw
Geert
klarinet ( W. Van De Genachte) Ub
0
1973-74
SMA
Goussey
Jaak
sax alt ( W. Van De Genachte)
Ub
0
1973-74
SMA
Bottelberghe
Carlos
klarinet ( W. Van De Genachte) Ub
0
1973-74
SMA
T
Casteleyn
Katelyne
fluit ( W. Van De Genachte)
Ua
0
1973-74
SMA
T
Snauwaert
Bart
notenleer (R. Neirinck)
Ua
GO
1974-75
SMA
T
Vandewiele
Mia
notenleer (R. Neirinck)
Ua
0
1974-75
SMA
T
Verstaen
Herman
piano (C. Seghers)
Ub
GO-SM
1974-75
SMA
T
Stevens
Rik
trombone (J. Stofferis)
Hb
GO
1974-75
SMA
T
Dewitte
Luc
cornet (J. Stofferis)
Hb
0
1974-75
SMA
P
Lefever
Mireille
notenleer (R. Neirinck)
Ua
GO-SM
1975-76
SMA
T
Leman
Mare
notenleer (C. Van Maele)
Ua
GO-SM
1975-76
SMA
R
Corveleyn
Ingrid
notenleer (R. Neirinck)
Ua
GO
1975-76
SMA
T
Vandewiele
Marc
piano (C. Seghers)
Hb
GO-SM
1975-76
SMA
T
Vandevoorde
Marc
hoorn (J. Stofferis)
Hb
O-SM
1975-76
SMA
T
Fossez
Marijke
voordracht {H. Verschelden)
Hb
O-SM
1975-76
SMA
Libeert
Karel
voordracht (H. Verschelden)
Hb
V
1975-76
SMA
T
Vercampt
Nele
notenleer (R. Neirinck)
Ua
GO-SM
1976-77
SMA
T
Van Hecke
Terry
notenleer (R. Neirinck)
Ua
GO-SM
1976-77
SMA
T
Belaen
Wim
notenleer (C. Van Maele)
Ua
GO-SM
1976-77
SMA
M
Vandaele
Hilde
piano (C. Seghers)
Hb
0
1976-77
SMA
T
Vandevoorde
Luc
trompet (J. Stofferis)
Hb
0
1976-77
SMA
M
Vanseveren
Wim
voordracht (H. Verschelden)
Ua
GO-SM
1976-77
SMA
T
Desmet
Francine
voordracht (H. Verschelden)
Ua
GO
1976-77
SMA
Vercampt
Gudrun
notenleer (R. Neirinck)
Ua
GO-SM
1977-78
SMA
Declercq
Sabine
notenleer (C. Van Maele)
Ua
GO-SM
1977-78
SMA
Van Quickelberghe Hilde
zang (M. De Cuyper)
Hb
GO-SM
1977-78
SMA
T
Derudder
Rik
slagwerk (J. Bouckaert)
Hb
0
1977-78
SMA
T
Huys
Sonja
muziekges. (W. Verdievel)
H
GO-SM
1977-78
SMA
Snauwaert
Bart
muziekges. (W. Verdievel)
H
GO
1977-78
SMA
T
Lambert
Lutgard
muziekges. (W. Verdievel)
H
0
1977-78
SMA
A
Lambert
Mare
muziekges. (W. Verdievel)
H
V
1977-78
SMA
A
Lema
Eric
muziekges. (W. Verdievel)
H
V
1977-78
SMA
De Cauter
Lieven
voordracht (H. Verschelden)
Hb
GO
1977-78
SMA
Lams
Lieve
voordracht (H. Verschelden)
Hb
0
1977-78
SMA
Desmet
Geert
notenleer (R. Neirinck)
Ua
GO-SM
1978-79
SMA
A
Mestdagh
Tarda
notenleer (R. Neirinck)
Ua
GO
1978-79
SMA
T
Deman
Luc
T
T
notenleer (C. Van Maele)
Ua
GO
1978-79
SMA
T
Van Quickelberghe Chris
zang (M. De Cuyper)
Ub
GO-RM
1978-79
SMA
T
Van Oost
zang (M. De Cuyper)
Hb
GO-SM
1978-79
SMA
Maria
259
Langeraet
Bart
slagwerk (J. Bouckaert)
Hb
GO-SM
1978-79
SMA
Vanhee
Monique
voordracht (H. Verschelden)
Ub
O-SM
1978-79
SMA
Claeys
Myriam
muziekges. (W. Verdievel)
H
GO-SM
1978-79
SMA
T
Van Belle
Hilde
muziekges. (W. Verdievel)
H
GO
1978-79
SMA
T
Vanneste
Joos
muziekges. (W. Verdievel)
H
GO
1978-79
SMA
Lambert
Martine
muziekges. (W. Verdievel)
H
0
1978-79
SMA
Heytens
Carine
muziekges. (W. Verdievel)
H
0
1978-79
SMA
Dobbelaere
Geert
notenleer (R. Neirinck)
Ua
GO-SM
1979-80
SMA
Van Daele
Mieke
notenleer (R. Neirinck)
Ua
GO
1979-80
SMA
Van Quickelberghe Hilde
zang (M. De Cuyper)
Ub
GO-RM
1979-80
SMA
Werniers
George
zang (M. De Cuyper)
Hb
GO-SM
1979-80
SMA
T
Lambert
Marc
piano (R. Neirinck)
Hb
GO-SM
1979-80
SMA
A
T
A
T
T
Lambert
Marc
slagwerk (J. Bouckaert)
Hb
GO-SM
1979-80
SMA
A
Van Hollebeke
Christine
muziekges. (W. Verdievel)
H
GO-SM
1979-80
SMA
T
Laurent
Anne-Mie
muziekges. (W. Verdievel)
H
GO
1979-80
SMA
T
Laurent
Hilde
muziekges. (W. Verdievel)
H
GO
1979-80
SMA
T
Belaen
Wim
muziekges. (W. Verdievel)
H
0
1979-80
SMA
M
Snauwaert
Dirk
muziekges. (W. Verdievel)
H
0
1979-80
SMA
T
Dumon
Iris
muziekges.(W. Verdievel)
H
0
1979-80
SMA
T
Holvoet
Wim
voordracht (H. Verschelden)
Ub
GO-
1979-80
SMA
T
Lannoo
Karel
voordracht (H. Verschelden)
Hb
V
1979-80
SMA
T
Vanhoudt
Els
notenleer (R. Neirinck)
Ua
GtstO-SM
1980-81
SMA
T
Neirinck
Lieve
notenleer (R. Neirinck)
Ua
GO
1980-81
SMA
T
Baesen
Lieve
notenleer (R. Neirinck)
Ua
GO
1980-81
SMA
De Volder
Hilde
notenleer (C. Van Maele)
Ua
GO
1980-81
SMA
Lejaeghere
Josiane
notenleer (C. Van Maele)
Ua
GO
1980-81
SMA
Vandevoorde
Wim
gitaar (L. Cauwelier)
Hb
GO-SM
1980-81
SMA
Desmet
Mia
sax ait (F. Sarrazyn)
Hb
GO-SM
1980-81
SMA
Kindt
Vera
muziekges. (W. Verdievel)
H
GO-SM
1980-81
SMA
T
Van Daele
Leen
muziekges. (W. Verdievel)
H
0
1980-81
SMA
Windels
Veerle
muziekges. (W. Verdievel)
H
0
1980-81
SMA
Bethune
Jo
muziekges. (W. Verdievel)
H
0
1980-81
SMA
David
Katrien
notenleer (R. Neirinck)
Ua
GO
1981-82
SMA
Vermeire
Joke
notenleer (R. Neirinck)
Ua
GO
1981-82
SMA
De Craemer
Hilde
notenleer (C. Van Maele)
Ua
GO
1981-82
SMA
T
Vercampt
Nele
piano (R. Neirinck)
Ub
0
1981-82
SMA
T
Vercampt
Gudrun
viool (G. Janssens)
Ub
GO-RM
1981-82
SMA
T
Belaen
Wim
trompet (W. Verdievel)
Ub
0
1981-82
SMA
M
Schotte
Johan
tuba (W. Verdievel)
Ua
0
1981-82
SMA
T
Vandewalle
Mieke
muziekges. (W. Verdievel)
H
GO
1981-82
SMA
Vergote
Tineke
muziekges. (W. Verdievel)
H
GO
1981-82
SMA
Dumon
Joke
muziekges. (W. Verdievel)
H
0
1981-82
SMA
T
Vercampt
Gudrun
muziekges. (W. Verdievel)
H
0
1981-82
SMA
T
260
S
T
Ailliet
Geert
muziekges. (W. Verdievel)
H
0
1981-82
SMA
Vandewalle
Lieve
muziekges. (W. Verdievel)
H
0
1981-82
SMA
Decock
Brigitte
muziekges. (W. Verdievel)
H
0
1981-82
SMA
Vermeulen
Geert
voordracht (H. Verschelden)
Ub
GO-RM
1981-82
SMA
T
Houwen
Hilde
voordracht (H. Verschelden)
Ua
0
1981-82
SMA
T
Debever
Elly
notenleer (R. Neirinck)
Ua
GO
1982-83
SMA
Van Eenoo
Eric
notenleer (C. Van Maele)
Ua
GO
1982-83
SMA
Maes
Dominique
notenleer (C. Van Maele)
Ua
GO
1982-83
SMA SMA
T
W
Beeckman
Katrien
notenleer (R. Neirinck)
Ua
0
1982-83
De Craemer
T
Kris
notenleer (R. Neirinck)
Ua
0
1982-83
SMA
Vercampt
Kathleen
notenleer (R. Neirinck)
Ua
0
1982-83
SMA
T
Mestdagh
Tania
notenleer (R. Neirinck)
Ub
GO
1982-83
SMA
T
Neirinck
Lieve
notenleer (R. Neirinck)
Ub
GO
1982-83
SMA
T
De Craemer
Hilde
notenleer (R. Neirinck)
Ub
0
1982-83
SMA
T
Vandenbroucke
Stefaan
notenleer (R. Neirinck)
Ub
0
1982-83
SMA
T
Mestdagh
Frank
notenleer (R. Neirinck)
Ub
0
1982-83
SMA
T
Schotte
Johan
notenleer (R. Neirinck)
Ub
0
1982-83
SMA
T
Ailliet
Mieke
notenleer (R. Neirinck)
Ub
V
1982-83
SMA
T
Vandevoorde
Wim
gitaar (L. Cauwelier)
Ua
GO
1982-83
SMA
Schotte
Hans
hoorn (R. Stevens)
Hb
O-SM
1982-83
SMA
T
Langeraet
Bart
slagwerk (J. Bouckaert)
Ub
O-SM
1982-83
SMA
T
Vandeputte
Nathalie
voordracht (H. Verschelden)
Hb
0
1982-83
SMA
Lannoo
Irene
voordracht (H. Verschelden)
Hb
0
1982-83
SMA
T
Schotte
Johan
muziekges. (W. Verdievel)
H
0
1982-83
SMA
T
Mestdagh
Tania
muziekges. (W. Verdievel)
H
V
1982-83
SMA
T
Bailleul
Patricia
muziekges. (W. Verdievel)
H
V
1982-83
SMA
T
De Bouck
Katrien
muziekges. (W. Verdievel)
U
0
1982-83
SMA
Laurent
Mieke
muziekges. (W. Verdievel)
U
0
1982-83
SMA
Decock
Maaike
notenleer (C. Van Maele)
Ua
GO
1983-84
SMA
T
Desmet
Bart
piano (R. Neirinck)
Hb
0
1983-84
SMA
Vandemarliere
Mieke
viool (G. Janssens)
Hb
V
1983-84
SMA
Mestdagh
Frank
cello (N. De Rudder)
Hb
GO
1983-84
SMA
T
Ailliet
Mieke
hoorn (W. Verdievel
Hb
0
1983-84
SMA
T
Leman
Mare
trompet (W. Verdievel)
Hb
V
1983-84
SMA
R
Vandenbroucke
Stefaan
klarinet (G. Defauw)
Hb
0
1983-84
SMA
T
Verhelst
Hans
slagwerk (J. Bouckaert)
Hb
V
1983-84
SMA
Mestdagh
Tania
kamermuziek (W. Verdievel)
U
GO-RM
1983-84
SMA
T
Schotte
Johan
kamermuziek (W. Verdievel)
U
0
1983-84
SMA
T
Huys
Sonja
muziekges. (W. Verdievel)
U
GO-SM
1983-84
SMA
D
Desplenter
Myriam
muziekges. (W. Verdievel)
U
GO
1983-84
SMA
Claeys
Myriam
muziekges. {W. Verdievel)
U
0
1983-84
SMA
Heytens
Geert
muziekges. (W. Verdievel)
U
0
1983-84
SMA
Vandevoorde
Wim
muziekges. (W. Verdievel)
H
GO
1983-84
SMA
T
261
D’Ooge
Bart
muziekges. (W. Verdievel)
H
0
1983-84
SMA
Naert
Bernard
muziekges. (W. Verdievel)
H
0
1983-84
SMA
T
Schotte
Hans
muziekges. (W. Verdievel)
H
0
1983-84
SMA
T
Coucke
Willy
muziekges. (W. Verdievel)
H
0
1983-84
SMA
T
Fiems
Christa
voordracht (H. Verschelden)
Ub
O-SM
1983-84
SMA
Lemey
Ingrid
voordracht (H. Verschelden)
Ub
V
1983-84
SMA
Lobel
Bénédicte
notenleer (R. Neirinck)
Ua
GO
1984-85
SMA
T
Lobel
Vincent
notenleer (R. Neirinck)
Ua
GO
1984-85
SMA
T
George
Siska
notenleer (R. Neirinck)
Ua
GO
1984-85
SMA
Vande Walle
Mieke
notenleer (C. Van Maele)
Ua
GO
1984-85
SMA
Vercampt
Nele
cello (N. De Rudder)
Hb
0
1984-85
SMA
T
Desmet
Mia
sax ait (F. Sarrazyn)
Ub
O-SM
1984-85
SMA
T
Dorny
Serge
trompet (I. Vanderschaeghe)
Ub
O-SM
1984-85
SMA
Vanneste
Bart
kamermuziek (W. Verdievel)
Ub
GO-RM
1984-85
SMA
T
Vandenbroucke
Stefaan
kamermuziek (W. Verdievel)
Hb
0
1984-85
SMA
T
Léman
Marc
kamermuziek (W. Verdievel)
Hb
0
1984-85
SMA
R
Schotte
Hans
muziekges. (W. Verdievel)
U
GO-SM
1984-85
SMA
T
Vercampt
Nele
muziekges. (W. Verdievel)
U
GO
1984-85
SMA
T
Mattelaer
Dirk
muziekges. (W. Verdievel)
U
0
1984-85
SMA
T
Laurent
Stefaan
muziekges. (W. Verdievel)
H
0
1984-85
SMA
T
Ailliet
Mieke
muziekges. (W. Verdievel)
H
V
1984-85
SMA
T
Van Gheluwe
Nele
voordracht (H. Verschelden)
Ua
V
1984-85
SMA
Denolf
Johan
notenleer (R. Neirinck)
H
GO
1985-86
SMA
Luttun
Aernout
notenleer (C. Van Maele)
H
GO
1985-86
SMA
Vanherle
Sofie
piano (R. Neirinck)
Hb
GO
1985-86
SMA
Neirinck
Lieve
piano (R. Neirinck)
Hb
0
1985-86
SMA
T
Verkest
Pascal
gitaar (L. Cauwelier)
Hb
GO
1985-86
SMA
W
Desmet
Geert
viool (G. Janssens)
Ua
0
1985-86
SMA
D
Vercampt
Kathleen
viool (G. Janssens)
Hb
GO
1985-86
SMA
T
Laurent
Hilde
hobo (J. Wauters)
Hb
0
1985-86
SMA
T
Vandenbroucke
Stefaan
klarinet (F. Sarrazyn)
Ua
0
1985-86
SMA
T
Ailliet
Mieke
hoorn (W. Verdievel)
Ua
0
1985-86
SMA
T
Landuyt
Andy
slagwerk (J. Bouckaert)
Hb
0
1985-86
SMA
Ailliet
Mieke
kamermuziek (W. Verdievel)
Ub
GO
1985-86
SMA
T
Verkest
Pascal
muziekges (W. Verdievel)
U
GO
1985-86
SMA
W
Snauwaert
Hilde
muziekges (W. Verdievel)
U
0
1985-86
SMA
T
Coulembier
Jef
muziekges (W. Verdievel)
U
0
1985-86
SMA
T
Coppens
Marga
muziekges (W. Verdievel)
H
0
1985-86
SMA
T
M
Van Heuckelom
Karen
voordracht (H. Verschelden)
Ub
GO
1985-86
SMA
Verweirder
Joke
voordracht (H. Verschelden)
Hb
V
1985-86
SMA
Moors
Sofie
notenleer (C. Van Maele)
H
GO
1986-87
SMA
T
t Kindt
Frédéric
notenleer (C. Van Maele)
H
GO
1986-87
SMA
W
De Craemer
Hilde
piano (C. Seghers)
Hb
GO
1986-87
SMA
T
262
Verhelst
Frans
piano (C. Seghers)
Hb
0
1986-87
SMA
T
Mattelaer
Marie
dwarsfluit (L. Lapauw)
Hb
0
1986-87
SMA
T
Belaen
Bart
klarinet (G. Defauw}
Ub
0
1986-87
SMA
M
Rach
Peter
trompet (I. Vanderschaeghe)
Hb
0
1986-87
SMA
M
Ailliet
Mieke
kamermuziek (W. Verdievel)
Ub
GO-RM
1986-87
SMA
T
Laurent
Hilde
kamermuziek (W. Verdievel)
Ua
0
1986-87
SMA
T
Belaen
Bart
kamermuziek (W. Verdievel)
Ua
0
1986-87
SMA
M
De Craemer
Chris
kamermuziek (W. Verdievel)
Hb
V
1986-87
SMA
Mattelaer
Marie
kamermuziek (W. Verdievel)
Hb
0
1986-87
SMA
De Brabandere
Els
muziekges. (W. Verdievel)
U
0
1986-87
SMA
Provoost
Veerle
muziekges. {W. Verdievel)
U
V
1986-87
SMA
Verhelst
Frans
muziekges. (W. Verdievel)
U
V
1986-87
SMA
Vanrobaeys
Mia
muziekges. (W. Verdievel)
U
V
1986-87
SMA
Callewaert
Jacques
muziekges. (W. Verdievel)
H
0
1986-87
SMA
Vandenberghe
Wim
muziekges. (W. Verdievel)
H
V
1986-87
SMA
Van Gheluwe
Nele
voordracht (H. Verschelden)
Ub
GO
1986-87
SMA
Byttebier
Jan
voordracht (H. Verschelden)
Ub
0
1986-87
SMA
Verhelst
Geertrui
notenleer (C. Van Maele)
Ua
GO
1987-88
SMA
T
Rosseel
Cindy
notenleer (R. Neirinck)
Ua
GO
1987-88
SMA
W
Naert
Bernard
zang (A. Haeck)
Ua
V
1987-88
SMA
T
Denolf
Johan
harmonie (L. Bataillie)
Hb
V
1987-88
SMA
T
Van Daele
Els
gitaar (L. Cauwelier)
Hb
0
1987-88
SMA
S
Vermeersch
VĂŠronique
gitaar (J. Vandecaveye)
Hb
0
1987-88
SMA
T
T
W
D
Van de Putte
Han
dwarsfluit (L. Lapauw)
Hb
GO
1987-88
SMA
De Craemer
Chris
klarinet (G. Defauw)
Ua
0
1987-88
SMA
Vanthomme
Chris
trompet (I. Vanderschaeghe)
Hb
V
1987-88
SMA
P
Mestdagh
Frank
kamermuziek (W. Verdievel)
Ub
GO-RM
1987-88
SMA
T
Verkinderen
Thii
voordracht (H. Verschelden)
Hb
0
1987-88
SMA
T
Deserranno
Tom
notenleer ((R. Neirinck)
Ua
GO
1988-89
SMA
W
De Coutere
Ann
notenleer (C. Van Maele)
Ua
GO
1988-89
SMA
T
Van Daele
Els
zang (A. Haeck)
Ub
0
1988-89
SMA
S
Claeys
Ludo
gitaar (L. Cauwelier)
Ub
GO
1988-89
SMA
P
Vercampt
Lode
cello (N. De Rudder)
Hb
GtstO
1988-89
SMA
T
Callewaert
Koen
dwarsfluit {L. Lapauw)
Ua
0
1988-89
SMA
W
Van Acker
Veerle
klarinet (G. Defauw)
Hb
V
1988-89
SMA
M
Spriet
Geert
trompet (I. Vanderschaeghe)
Ua
0
1988-89
SMA
T
De Backer
Mark
muziekges. (W. Verdievel)
H
0
1988-89
SMA
T
muziekges. (W. Verdievel)
H
GO
1988-89
SMA
T
Van Crombrugghe Miet Boving
Hilde
muziekges. (W. Verdievel)
U
GO
1988-89
SMA
T
Spriet
Geert
muziekges. (W. Verdievel)
U
GO
1988-89
SMA
T
Vandamme
Henk
muziekges. (W. Verdievel)
U
V
1988-89
SMA
T
Vercampt
Lode
kamermuziek (W. Verdievel)
Ua
GO
1988-89
SMA
T
Callewaert
Koen
kamermuziek (W. Verdievel)
Hb
0
1988-89
SMA
W
263
Vermeersch
Véronique
kamermuziek (W. Verdievel)
Hb
0
1988-89
SMA
Nemegheer
Els
voordracht (H. Verschelden)
Ua
0
1988-89
SMA
Maurau
Bob
voordracht (H. Verschelden)
Ua
0
1988-89
SMA
T
Verkinderen
Lode
voordracht (H. Verschelden)
Ua
V
1988-89
SMA
T
Werbrouck
Luc
gitaar (J. Vandecaveye)
Ub
GO-RM
1989-90
SMA
Vande Ginste
Wouter
piano (C. Seghers)
Hb
GO
1989-90
SMA
Lust
Henk
piano (R. Neirinck)
Hb
0
1989-90
SMA
P
Maes
Katrien
voordracht (H. Verschelden)
Ub
0
1989-90
SMA
T
A
Ooghe
Lieve
voordracht (H. Verschelden)
Ub
0
1989-90
SMA
Degryse
Olivier
voordracht (H. Verschelden)
Hb
V
1989-90
SMA
Vande Ginste
Wouter
piano (N. Vercampt)
Ua
0
1990-91
SAMW
A
Marroyen
Francine
piano (C. Seghers)
Ua
0
1990-91
SAMW
W
Vercampt
Lode
cello (N. De Rudder)
Ub
GtstO
1990-91
SMA
T
Demeire
Tom
dwarsfluit (F. De Blieck)
Ub
0
1990-91
SMA
K
Spiesschaert
Francisca
klarinet (F. Sarrazyn)
Ub
0
1990-91
SAMW
T
Spriet
Geert
trompet (I. Vanderschaeghe)
Ub
0
1990-91
SAMW
T
Spriet
Geert
kamermuziek (W. Verdievel)
Ua
GO
1990-91
SAMW
T
Denolf
Johan
harmonie (L. Bataillie)
Ub
V
1990-91
SMA
T
De Craemer
Lieve
muziekges. (W. Verdievel)
U
GtstO
1990-91
SAMW
T
Vermeersch
Geert
muziekges. (W. Verdievel)
H
GtstO
1990-91
SAMW
M
Wullaert
Tony
muziekges. (W. Verdievel)
H
V
1990-91
SAMW
T
Demeire
Tom
muziekges. (W. Verdievel)
H
V
1990-91
SAMW
K
Van Daele
Els
gitaar (L. Cauwelier)
Ub
0
1991-92
SAMW
S
Claeys
Myriam
harmonie (L. Bataillie)
Ua
V
1991-92
SAMW
T
Spiesschaert
Francisca
kamermuziek (W. Verdievel)
Ub
GO
1991-92
SAMW
T
Vermeersch
Geert
voordracht (H. Verschelden)
Ub
GO
1991-92
SAMW
M
Balduck
Sigrid
voordracht (H. Verschelden)
Ub
GO
1991-92
SAMW
T
Breyne
Koen
voordracht (H. Verschelden)
Ub
0
1991-92
SAMW
T
Mattheeuws
Nathalie
voordracht (H. Verschelden)
Ub
0
1991-92
SAMW
T
Moors
Sofie
viool (G. Janssens)
H3i
0
1992-93
SAMW
T
Monteyne
Nico
hoorn (M. Ailliet)
H3i
0
1992-93
SAMW
P
Verloove
Nivo
trompet (I. Vanderschaeghe)
H2i
GP
1992-93
SAMW
T
Ide
Stefaan
slagwerk (J. Bouckaert)
H3i
0
1992-93
SAMW
P
Marroyen
Francine
piano (C. Seghers)
H3i
0
1993-94
SAMW
W
Vergotte
Maurice
piano (R. Neirinck)
H3i
0
1993-94
SAMW
R
Verstraete
Katrien
dwarsfluit (L. Lapauw)
H3i
GO
1993-94
SAMW
P
Demeyer
Mieke
cornet {1. Vanderschaeghe)
H2i
GO
1993-94
SAMW
A
Demeire
Pieter
muziekges. (W. Verdievel)
H3
GO
1993-94
SAMW
K
Mariens
Veerle
muziekges. (W. Verdievel)
H3
0
1993-94
SAMW
T
Ide
Stefaan
muziekges. (W. Verdievel)
H3
V
1993-94
SAMW
P
Voet
Ann-Sofie
voordracht (H. Verschelden)
H3
0
1993-94
SAMW
T
Boonefaes
Florence
hobo (L. Callens)
H3i
GO
1994-95
SAMW
T
Demeere
Jan
klarinet {G. Defauw)
H3i
GtstO
1994-95
SAMW
M
264
Algoedt
Filip
klarinet (D. De Leersnijder)
H3s
GO
1994-95
SAMW
z
Verschuere
Ann
sax alt (A. Debusschere)
H2i
GO
1994-95
SAMW
T
Claeys
Myriam
muziektheorie (L. Bataillie)
H3
V
1994-95
SAMW
T
Nollet
Hadewijch
voordracht (H. Verschelden)
H3
0
1994-95
SAMW
M
Ameye
Eefje
klarinet (G. Defauw)
H3s
0
1995-96
SAMW
P
Demeyer
Katrien
trompet (I. Vanderschaeghe)
H3i
GO
1995-96
SAMW
A
Bussels
Stijn
voordracht (H. Verschelden)
H3
GO
1995-96
SAMW
T
Bussels
Stijn
toneel (H. Verschelden)
H3
GO
1995-96
SAMW
T
Dedeurwaerder
Charlotte
toneel (H. Verschelden)
H3
0
1995-96
SAMW
T
Breyne
Lies
toneel (H. Verschelden)
H3
V
1995-96
SAMW
T
Maes
Leen
toneel (H. Verschelden)
H3
V
1995-96
SAMW
T
Vlaemynck
Lieselotte
toneel (H. Verschelden)
H3
V
1995-96
SAMW
T
Eelbode
Frédéric
toneel (H. Verschelden)
H3
V
1995-96
SAMW
T
Voet
Ann-Sofie
toneel (H. Verschelden)
H3
V
1995-96
SAMW
T
Vervenne
James
piano (R. Neirinck)
H3i
GO-SM
1996-97
SAMW
T
Schatteman
Sam
gitaar (L. Cauwelier)
H3i
GO-SM
1996-97
SAMW
Z
Crevits
Vicky
gitaar (A. Devos)
H3i
0
1996-97
SAMW
T
Van Damme
An
dwarsfluit (K. Savat)
H3i
GO-SM
1996-97
SAMW
T
Van Deun
Bieke
dwarsfluit (K. Savat)
H3i
GO-SM
1996-97
SAMW
M
Delameilleure
Karolien
dwarsfluit (K. Savat)
H3i
0
1996-97
SAMW
W
Demeere
Katrien
klarinet (G. Defauw)
H3i
GO-SM
1996-97
SAMW
M
Delannoye
Martin
sax tenor (A. Debusschere)
H3s
GO
1996-97
SAMW
T
Vande Moortele
Steven
muziekges. (W. Verdievel)
H3
GtstO-SM
1996-97
SAMW
A
Delameilleure
Karolien
muziekges. (W. Verdievel)
H3
GO-SM
1996-97
SAMW
W
Degraeve
An
muziekges. (W. Verdievel)
H3
GO-SM
1996-97
SAMW
M
Schatteman
Sam
muziekges. (W. Verdievel)
H3
0
1996-97
SAMW
Z
Cappelle
Sybille
toneel (H. Verschelden)
H3
0
1996-97
SAMW
P
Maes
Leen
voordracht (H. Verschelden)
H3
GtstO-SM
1996-97
SAMW
T
Defour
Marlies
voordracht (H. Verschelden)
H3
0
1996-97
SAMW
M
Van Eyck
Katelijne
voordracht (H. Verschelden)
H3
0
1996-97
SAMW
T
Tassaert
Jeroen
piano (N. Vercampt)
H3i
0
1997-98
SAMW
T
Lemiengre
Katrien
piano (N. Vercampt)
H3i
0
1997-98
SAMW
M
Vandendriessche
Sandy
gitaar (L. Cauwelier)
H3i
GO-SM
1997-98
SAMW
T
Devos
Els
gitaar (A. Devos)
H3i
GO-SM
1997-98
SAMW
T
Debeuf
Karei
gitaar (L. Cauwelier)
H3i
0
1997-98
SAMW
M
Van Eyck
Beatrijs
viool (G. Janssens)
H3i
GO-SM
1997-98
SAMW
T
Vande Ginste
Griet
viool (G. Janssens)
H3i
0
1997-98
SAMW
A
Dewilde
Haiden
cello (N. De Rudder)
H3i
0
1997-98
SAMW
R
Defossez
Evelien
fluit (H. Van Caneghem)
H3i
0
1997-98
SAMW
T
Hermie
Nele
fluit (K. Savat)
H3i
0
1997-98
SAMW
W T
Van Brussel
Griet
fluit (H. Van Caneghem)
H3i
0
1997-98
SAMW
Vandenbulcke
Elisabeth
fluit (H. Van Caneghem)
H3s
0
1997-98
SAMW
T
Vanoutrive
Joke
fluit (H. Van Caneghem)
H3s
0
1997-98
SAMW
M
265
Van Eyck
Katelijne
fluit (H. Van Caneghem)
H3i
0
1997-98
SAMW
T
Callewaert
Sofie
klarinet (D. De Leersnijder)
H3i
GtstO-SM
1997-98
SAMW
W
Devolder
Ine
klarinet (F. Sarrazyn)
H3s
0
1997-98
SAMW
S
Deloof
Chris
sax bariton (A. Debusschere)
H3i
GtstO-SM
1997-98
SAMW
A
Staelens
Lieve
fagot (B. Snauwaert)
H3s
0
1997-98
SAMW
S
Dewitte
Stijn
tenortuba (R. Stevens)
H3i
GtstO-SM
1997-98
SAMW
P
Dewitte
Steven
hoorn (R. Stevens)
H3i
GO-SM
1997-98
SAMW
P
Van Eyck
Jeroen
trompet (1. Vanderschaeghe)
H3s
0
1997-98
SAMW
T
Declerck
Anuschka
slagwerk (J. Bouckaert)
H3i
GO-SM
1997-98
SAMW
M
Verhelst
Jan
slagwerk (J. Bouckaert)
H3i
0
1997-98
SAMW
T T
Cuvelier
Liesbet
muziekges. (W. Verdievel)
H3
GO-SM
1997-98
SAMW
Janssens
Christel
muziekges. (W. Verdievel)
H3
0
1997-98
SAMW
T
Defour
Marlies
toneel (H. Verschelden)
H3
0
1997-98
SAMW
M
Cappelle
Sybille
voordracht (H. Verschelden)
H3
GtstO-SM
1997-98
SAMW
P
Vandenbulcke
Elisabeth
voordracht (H. Verschelden)
H3
GO-SM
1997-98
SAMW
T
Van Eyck
Beatrijs
voordracht (H. Verschelden)
H3
0
1997-98
SAMW
T
Carpentier
Irene
piano (N. Vercampt)
H3i
GO-SM
1998-99
SAMW
T
Van Hal
Hannelore
piano (N. Vercampt)
H3i
0
1998-99
SAMW
A
Froyman
Sofie
piano (N. Vercampt)
H3s
0
1998-99
SAMW
P
De Bruyne
Elke
gitaar (L. Cauwelier)
H3S
GO
1998-99
SAMW
T
Catteau
Benoit
fluit (K. Savat)
H3i
GO-SM
1998-99
SAMW
A
Van Hessche
Goedele
fluit (H. Van Caneghem)
H3i
GO-SM
1998-99
SAMW
P
Vandendriessche
Liesje
fluit (H. Van Caneghem)
H3i
0
1998-99
SAMW
T
Monteyne
Marlies
fluit (H. Van Caneghem)
H3s
0
1998-99
SAMW
P
Serroels
Griet
fluit (K. Savat)
H3s
0
1998-99
SAMW
T
Ally
Mieke
klarinet (H. Soenen)
H3i
GO-SM
1998-99
SAMW
A
De Rammelaere
Bram
klarinet (F. Sarrazyn)
H3s
0
1998-99
SAMW
T
Windels
Nele
klarinet (G. Defauw)
H3s
0
1998-99
SAMW
M
Van Daele
Liesbeth
sax alt (A. Debusschere)
H3i
GO-SM
1998-99
SAMW
T
Lattré
Pieter
tenortuba (I. Vanderschaeghe)
H3i
GO-SM
1998-99
SAMW
A
Dejaeghere
Steven
bugel (R. Stevens)
H3i
0
1998-99
SAMW
P
Van Eyck
Joost
trompet (I. Vanderschaeghe)
H3s
0
1998-99
SAMW
T
Fraeye
Liesbeth
hoorn (R. Stevens)
H3i
GO-SM
1998-99
SAMW
M
Dewitte
Tom
slagwerk (J. Bouckaert)
H3i
GtstO-SM
1998-99
SAMW
P
Carpentier
Irene
muziekges. (W. Verdievel)
H3
GO-SM
1998-99
SAMW
T
Catteau
Benoit
muziekges. (W. Verdievel)
H3
0
1998-99
SAMW
A
Lesaffer
Pieter
toneel (W. De Groote)
H3
0
1998-99
SAMW
P
Depuydt
Ann
toneel (W. De Groote)
H3
0
1998-99
SAMW
M
Baelden
Koen
piano (N. Vercampt)
H31
GO-SM
1999-2000 SAMW
W
Vandendriessche
Ciska
piano (N. Vercampt)
H3i
0
1999-2000 SAMW
T
Van Iseghem
Delphine
piano (N. Vercampt)
H3s
0
1999-2000 SAMW
M
Debever
Annelies
gitaar (A. Devos)
H3i
GO-SM
1999-2000 SAMW
P
Degraeve
An
gitaar [L. Cauwelier)
H3i
0
1999-2000 SAMW
M
266
Holsbeke
Sarah
viool (G. Janssens)
H3i
0
1999-2000 SAMW
A
Vandenbulcke
Kerlijne
viool (G. Janssens)
H3
0
1999-2000 SAMW
T
Crevits
Evy
dwarsfluit (H. Van Caneghem)
H3i
0
1999-2000 SAMW
T
Sarrazyn
Jan
klarinet (F. Sarrazyn)
H3i
GO-SM
1999-2000 SAMW
T
Demeyer
Griet
cornet (I. Vanderschaeghe)
H3i
GO-SM
1999-2000 SAMW
A
Dewitte
Wouter
cornet (I. Vanderschaeghe)
H3i
0
1999-2000 SAMW
P
Meese
Geert
muziekges. (W. Verdievel)
H3
GO-SM
1999-2000 SAMW
T
Tassaert
Evelien
muziekges. (W. Verdievel)
H3
GO-SM
1999-2000 SAMW
T
Holsbeke
Sarah
muziekges. (W. Verdievel)
H3
GO-SM
1999-2000 SAMW
A
Pottie
Catharina
muziekges. (W. Verdievel)
H3
GO-SM
1999-2000 SAMW
R
Van Hessche
Goedele
muziekges. (W. Verdievel)
H3
0
1999-2000 SAMW
P
De Witte
Leen
voordracht (H. Verschelden)
H3
0
1999-2000 SAMW
P
Van Eyck
Joost
voordracht (H. Verschelden)
H3
0
1999-2000 SAMW
T
Van Eyck
Joost
toneel (W. De Groote)
H3
0
1999-2000 SAMW
T
Dâ&#x20AC;&#x2122;Hont
Caroline
toneel (W. De Groote)
H3
0
1999-2000 SAMW
S
Scheerens
Tom
piano (N. Vercampt)
H3i
GO-SM
2000-01
SAMW
T
Vandendriessche
Pieter
piano (N. Vercampt)
H3i
GO-SM
2000-01
SAMW
T
Vande Capelle
Charlotte
piano (N. Vercampt)
H3s
0
2000-01
SAMW
M
Claeys
Jaan
gitaar (L. Cauwelier)
H3i
GO-SM
2000-01
SAMW
T
Bogaert
Lode
gitaar (L. Cauwelier)
H3s
0
2000-01
SAMW
T
Fraeye
Veroniek
fluit (K. Savat)
H3i
GO-SM
2000-01
SAMW
M
De Visschere
Josefien
fluit (K. Savat)
H3i
GO-SM
2000-01
SAMW
W
Delannoy
Fien
fluit (K. Savat)
H3i
GO-SM
2000-01
SAMW
M
Desloovere
Marian
fluit (H. Van Caneghem)
H3s
GO
2000-01
SAMW
P
De Beis
Evelien
fluit (K. Savat)
H3s
0
2000-01
SAMW
P
Kesteloot
Soetkin
hobo (L. Callens)
H3i
0
2000-01
SAMW
T
Verhelst
Geertrui
klarinet (D. Van Maele)
H3i
GO-SM
2000-01
SAMW
T
Beyls
Carolien
klarinet (F. Sarrazyn)
H3i
GO-SM
2000-01
SAMW
T K
Verhoye
Isabelle
klarinet (F. Sarrazyn)
H3i
0
2000-01
SAMW
Van Den Abeele
Evelyne
klarinet (G. Defauw)
H3i
0
2000-01
SAMW
P
Langerock
Jessica
klarinet (G. Defauw)
H3i
0
2000-01
SAMW
T
Van Damme
Marieke
klarinet (F. Sarrazyn)
H3s
0
2000-01
SAMW
T
Delannoye
Steven
sax alt (A. Debusschere)
H3s
GO-SM
2000-01
SAMW
T
Demeyer
Bieke
hoorn (K. Vintioen)
H3i
GO-SM
2000-01
SAMW
A
Van Deun
Bieke
hoorn (K. Vintioen)
H3i
GO-SM
2000-01
SAMW
M
Van Vooren
Katrien
trombone (R. Stevens)
H3i
0
2000-01
SAMW
M
Verdru
Bert
slagwerk (J. Bouckaert)
H3i
0
2000-01
SAMW
M
Kesteloot
Soetkin
muziekges. (W. Verdievel)
H3
GO-SM
2000-01
SAMW
T
Vandermeulen
Ine
voordracht (H. Verschelden)
H3
GO-SM
2000-01
SAMW
T
Vanhaverbeke
Evelyne
voordracht (H. Verschelden)
H3
0
2000-01
SAMW
T
Vandermeulen
Ine
toneel (W. De Groote)
H3
GO-SM
2000-01
SAMW
T
Vanhaverbeke
Evelyne
toneel (W. De Groote)
H3
GO-SM
2000-01
SAMW
T
Vanseveren
Fran
toneel (W. De Groote)
H3
GO-SM
2000-01
SAMW
T
267
Kesteloot
Soetkin
toneel (W. De Groote)
H3
GO-SM
2000-01
SAMW
Gekiere
Charlotte
toneel (W. De Groote)
H3
0
2000-01
SAMW
T T
De Visschere
Josefien
piano (N. Vercampt)
H3i
GO-SM
2001-02
SAMW
W
Vandendriessche
Jasper
piano (N. Vercampt)
H3i
0
2001-02
SAMW
P
0
2001-02
SAMW
T
Van Hootegem
An-Sofie
piano (N. Vercampt)
H3s
Lesaffer
Bert
piano (N. Vercampt)
H3s
0
2001-02
SAMW
P
Verfaillie
Nastasia
piano (N. Vercampt)
H3s
0
2001-02
SAMW
W
Deboot
Annelien
piano (W. Vande Ginste)
H3s
0
2001-02
SAMW
M
Maes
Philip
gitaar [A. Devos)
H3s
0
2001-02
SAMW
P
Van Den Driessche Brecht
gitaar (L. Cauwelier)
H3s
0
2001-02
SAMW
P
Beel
Annelies
viool (N. Cornillie)
H3i
GO-SM
2001-02
SAMW
T
Van Hootegem
Ann-Katrijn
dwarsfluit (K. Savat)
H3s
0
2001-02
SAMW
W
Van Hessche
Reinhilde
klarinet (F. Sarrazyn)
H3i
GtstO-SM
2001-02
SAMW
P
Tassaert
Evelien
klarinet [G. Defauw)
H3s
0
2001-02
SAMW
T
Gekiere
Charlotte
klarinet (F. Sarrazyn)
H3s
0
2001-02
SAMW
T
klarinet (F. Sarrazyn)
H3s
0
2001-02
SAMW
T
De Rammelaere
Lies
Cuvelier
Wannes
fagot (K. Coppé)
H3i
GtstO-SM
2001-02
SAMW
T
Braeckevelt
Joachim
tenortuba (I. Vanderschaeghe)
H3i
GO-SM
2001-02
SAMW
A
Vermeersch
Joke
hoorn (K. Vintioen)
H3i
0
2001-02
SAMW
M
Delaere
Tijs
slagwerk (J. Bouckaert)
H3i
GO-SM
2001-02
SAMW
T
Van Eyck
Jan
muziekges. (W. Verdievel)
H3
GtstO-SM
2001-02
SAMW
T
Van Hessche
Reinhilde
muziekges. (W. Verdievel)
H3
0
2001-02
SAMW
P
Callewaert
Maya
muziekges. (W. Verdievel)
H3
0
2001-02
SAMW
T
H3
0
2001-02
SAMW
T
GO-SM
2001-02
SAMW
P
Vandendriessche
Sandy
muziektheorie (L. Bataillie)
De Rock
Jelle
welsprekendheid (H.Verschelden) H3
Blondelle
Thomas
zang (C. Vandevelde)
H3
GtstO-SM
2002-03
SAMW
B
Kesteloot
Hanne
piano (N. Vercampt)
H3
GtstO-SM
2002-03
SAMW
T
De Cock
Jana
piano (N. Vercampt)
H3
GO-SM
2002-03
SAMW
T
De Loof
Yoo Yung
piano (W. Vande Ginste)
H3
GO-SM
2002-03
SAMW
R
Meese
Barbara
piano (W. Vande Ginste)
H3
0
2002-03
SAMW
T
Nollet
Tom
piano (W. Vande Ginste)
H3s
0
2002-03
SAMW
M
Beel
Lidewei
piano (N. Vercampt)
H3s
GO
2002-03
SAMW
T
Baelden
Ann
piano (I. De Backer)
H3s
0
2002-03
SAMW
W
Vandenbosch
Liene
piano (N. Vercampt)
H3s
0
2002-03
SAMW
T
Daeninckx-Maes
Dymphna
piano (N. Vercampt)
H3s
0
2002-03
SAMW
D
Langerock
Fleur
piano (N. Vercampt)
H3s
0
2002-03
SAMW
T
Van Eenooghe
Lore
piano (N. Vercampt)
H3s
V
2002-03
SAMW
S
Meese
Geert
gitaar (L. Cauwelier)
H3
0
2002-03
SAMW
T
Van Iseghem
Charlotte
gitaar (L. Cauwelier)
H3s
0
2002-03
SAMW
M
Hunink
Aafje
viool (N. Comillie)
H3
GO-SM
2002-03
SAMW
M
Vanhee
Lies
viool (N. Cornillie)
H3
0
2002-03
SAMW
M
Brutijn
Eline
viool (S. Moors)
H3s
0
2002-03
SAMW
Z
Casteleyn
Lindsey
dwarsfluit (K. Savat)
H3
GtstO-SM
2002-03
SAMW
P
268
Stevens
Liesl
dwarsfluit (H. Van Caneghem)
H3
GO-SM
2002-03
SAMW
T
Lannoo
Steven
klarinet (F. Sarrazyn)
H3
GO-SM
2002-03
SAMW
R
De Brouwere
Bob
klarinet (D. De Leersnijder)
H3
0
2002-03
SAMW
T
Vandewyngaerde
Annelies
klarinet (F Sarrazyn)
H3s
0
2002-03
SAMW
T
De Meyer
Stefanie
basklarinet (H. Soenen)
H3
0
2002-03
SAMW
A
Pollet
Elien
sax alt (G. Defauw)
H3
GtstO-SM
2002-03
SAMW
M
Spiessens
Karei
sax alt (P. Cooman)
H3
GO-SM
2002-03
SAMW
A
Beyls
Lieslot
sax alt (P. Cooman)
H3s
0
2002-03
SAMW
T
Sarrazyn
Steven
trompet (I. Vanderschaeghe)
H3
GO-SM
2002-03
SAMW
T
Verloove
Sil
trombone (R. Stevens)
H3
GO-SM
2002-03
SAMW
T
Vandewalle
Wesley
tenortuba (R. Stevens)
H3
GO-SM
2002-03
SAMW
M
Van Walleghem
Marieke
bugel (R. Stevens)
H3
0
2002-03
SAMW
P
Coulembier
Veerle
slagwerk (J. Bouckaert)
H3
0
2002-03
SAMW
T
Callens
Diemer
slagwerk (J. Bouckaert)
H3s
V
2002-03
SAMW
T
Bosteels
Sabine
muziekges. (W. Verdievel)
H3
GO-SM
2002-03
SAMW
T
Kesteloot
Hanne
muziekges. (W. Verdievel)
H3
GO-SM
2002-03
SAMW
T
Verhelst
Hubert
muziekges. (W. Verdievel)
H3
0
2002-03
SAMW
T
Vandermeulen
Eva
voordracht (H. Verschelden)
H3
GO-SM
2002-03
SAMW
T
Vandevyvere
Ilse
voordracht (H. Verschelden)
H3
GO-SM
2002-03
SAMW
Z
Vandermeulen
Eva
toneel (E. Trio)
H3
GO-SM
2002-03
SAMW
T
Vandevyvere
Ilse
toneel (E. Trio)
H3
GO-SM
2002-03
SAMW
Z
Vandewyngaerde
Annelies
toneel (E. Trioj
H3
GO-SM
2002-03
SAMW
T
Ameye
Ruth
toneel (E. Trio)
H3
GO-SM
2002-03
SAMW
D
Roels
Stéphanie
toneel (E. Trio)
H3
GO-SM
2002-03
SAMW
M
Van Parys
Saar
toneel (E. Trio)
H3
GO-SM
2002-03
SAMW
M
269
BIJLAGE III: Oud-Ieerlingen die hogere artistieke studies volg (d) en en/of professioneel werden (bijgehouden tot oktober 2003) Ailliet Mieke, soliste hoorn VRT-orkest Belaen Wim, Tenuto-laureaat tenortuba 1987 - leraar DKO Harelbeke en Brugge Billiet Jeroen, leraar koper DKO Brugge, Oudenaarde en Tielt - free-lance hoornist/ natuurhoorn Bouckaert André ( + ), oud-leraar notenleer en slagwerk 1960- 1975 - oud-solist Opera Gent Bouckaert José, leraar slagwerk DKO Waregem en Tielt - oud-solist hoorn Opera Gent Bussels Stijn, theater-wetenschapper Callant Els, actrice en leerkracht KSO Antwerpen Carpentier Irene, studente zang KMC Antwerpen Carpentier Paul, laureaat Studio Herman Teirlinck - acteur Casteleyn Lindsey, studente dwarsfluit KMC Brussel Corveleyn Ingrid, lerares muziekopvoeding Gemeenschapsonderwijs en De Bron Tielt Coussens Anna, lerares muziek secundair onderwijs - koordirigente Coussens Paula, oud-lerares piano Cuvelier Wannes, student fagot KMC Brussel De Cauter Lieven, cultuurfilosoof en docent diverse hogescholen en universiteiten De Cock Albert, ere-directeur Stedelijke Muziekacademie Tielt - violist en pedagoog De Cock Cecile, oud-lerares viool Delannoye Steven, student sax optie jazz Lemmensinstituut Leuven Demeire Tom, 1° prijs notenleer en 2° prijs dwarsfluit KMC Brussel De Meyer Mieke, lerares DKO AM V en koper Oostende en Tielt Defauw Geert, solist klarinet Koninklijke Muziekkapel der Gidsen - leraar DKO Tielt Deman Luc, oud-student KMC Brussel - oud-lid koor Collegium Vocale Depuydt Ann, lerares DKO Tielt - woordkunstenares Desmet Annelies, studente klarinet Lemmensinstituut Leuven Devolder An, regentaat muziekopvoeding Lemmens - lid Waregems en Roeselaars Kamerkoor Dewitte Vicky, lerares DKO klarinet en AMV - hulpdirigente harmonie “Vreugd en Deugd” Meulebeke. Dorny Serge, oud-programmator Festival van Vlaanderen en oud-intendant London Philharmonie Orchestra. Intendant opera Lyon Dumon Iris, lauréate cello KMC Brussel - free-lance celliste Gallez Katrien, free-lance zangeres Goussey Jaak, oud-solist saxofoon Muziekkapel Belgische Zeemacht Haeck Antoon, leraar zang/stem vorming DKO Tielt Hellyn Jozef, oud-solist slagwerk Muziekkapel Grenadiers Duitsland/Turnhout Hellyn Remi, oud-solist contrabas Filharmonie van Antwerpen / Filharmonisch Orkest van Vlaanderen 270
Heytens Isabelle , lerares muziekopvoeding secundair onderwijs Hinnekint Koenraad, docent Lemmensinstituut Leuven - oud-voorzitter Musicerende Jeugd Holvoet Wim, woordopleiding conservatorium Gent/beeldend kunstenaar Kesteloot Hanne, studente piano KMC Gent Lambert Marc, leraar slagwerk DKO Gentbrugge Léman Mare, musicoloog - professor Universiteit Gent Lisabeth Georges (Joe Harris, overleden juni 2003), charme-zanger Loose Piet, meester in de muziek KMC Gent Lust Henk, leraar AMV DKO Diksmuide - oud-leraar AMV Tielt 1997 Maene Walter, clavecimbelbouwer Maertens Jacques, ere-directeur DKO Knokke - ere-leraar KMC Brussel Maes Viviane, oud-lerares notenleer - lerares muziek secundair onderwijs Mannes Hans, laureaat cello Pro Civitate 1966 - leraar cello Lemmensinstituut Leuven oud-leraar MA Tielt 1971 Mestdagh Tania, Lauréate van Nationale Muziekwedstrijd voor de jeugd Pro Civitatel984 lerares viool/IE DKO Deinze en Kortrijk - lid Collegium Instrumentale Brugense gespecialiseerd op barokviool Mestdagh Frank, laureaat cello Nationale Muziekwedstrijd voor de jeugd Pro Civitate 1988 Monteyne Marlies, studente regentaat muziek hogeschool Gent Moors Sofie, lerares DKO viool Tielt - free-lance violiste Neirinck Roland, ere-leraar DKO Tielt piano en notenleer 1963 - 1998 Neirinck Ronny, 1° prijs notenleer Koninkl. Muziekcons. Gent - laureaat slagwerk MA Tielt Nollet Hadewijch, lerares DKO woord vanaf 1997 Notebaert Jaak, trombonist - laureaat hogeschool Nederland Pieters Kristien, meester in de muziek fagot KMC Antwerpen Rosseel Cindy, studente hogeschool Gent Rubens Albert, trombonist - oud-leraar notenleer 1971-1975 Rubens Frans ( + ), eerste leerling van de school 1922-23 - secretaris/bibliothecaris van de school 1964-1979 Rubens Hilde, violiste - lerares notenleer Gem. Muzieksch. Ruiselede - oud-lerares notenleer MA Tielt 1971-1975 Rubens Nicolas, student regentaat muziek Gent Schotte Hans, musicoloog - leraar AM C DKO Izegem - bibliothecaris Ardooie Schotte Johan, leraar kopers/samenspel/IE DKO Roeselare - dirigent Jeugdensemble Tielt Seghers Christine ( + ), ere-lerares piano Muziekacademie Tielt 1953-1990 - moeder van Mia en Mare Vandewiele Sercu Matthias, acteur NTG Snauwaert Bart, fagottist - directeur DKO Tielt Snauwaert Dirk, tentoonstellingsdirecteur Lyon ( specialiteit Hedendaagse Beeldende Kunst) Snauwaert Etienne, oud-leraar notenleer 1975-1980 - ere-leraar AMV DKO Menen Spiessens Mario, instrumentenhersteller Stevens Rik, leraar kopers DKO Tielt voorzitter/dirigent Harmonie “Vermaak na Arbeid”/“The Young Ones” 271
Stevens Liesl, studente dwarsfluit KMC Gent Vandevoorde Luc, trompettist - oud-dirigent harmonie "Nut en Vermaak” Tielt Van Heede Wim, fagottist -1 ° prijzen notenleer en fagot KMC Brussel Van Maele Carlos, leraar AMV DKO Tielt Van Maele David, leraar DKO klarinet Tielt - soliste Muziekkapel der Gidsen Van Maele Jozef A .M ., organist-beiaardier-componist - oud-stadsbeiaardier van Tielt Van Maele Paul, leraar AMV DKO Tielt Vande Ginste Wouter, leraar piano/SS/BP DKO Tielt Vande Moortele Steven, musicoloog - doctoreert Hogeschool Leuven Vandenbroucke Stefaan, oud-student zang Hogeschool Brussel • lid koor Vox Temporis solist tenor Vandendriessche Geert, 1° prijs notenleer en slagwerk KMC Gent - oud-leerling en oud-leraar Vandendriessche Sandy, student gitaar KMC Gent - leraar DKO gitaar/SS/BP Tielt Vandewiele Mare, docent piano Hogeschool Brussel - leraar piano DKO Lennik - oud-leraar MA Tielt 1981-82 Vandewiele Mia, lauréate viool Nationale Muziekwedstrijd voor de jeugd Pro Civitate 1978. Tenuto-laureate 1984. Lessenaaraanvoerder viool Brabants Orkest Nederland Van Eenoo Eric, 1° prijs notenleer Koninklijk Muziekconservatorium Gent Vanhecke Rudy, leraar AMV DKO Deinze - oud-solist slagwerk Opera Gent Vanherle Ciska, lauréate zang Hogeschool Brussel - docente zang USA Vanherle Sofie, lerares clavecimbel/piano/BP DKO Tielt en Leuven Vanneste Bart, laureaat Pro Civitate 1984 - leraar klarinet DKO Essen en Sint-Niklaas Vanseveren Fran, regente muziek Vanseveren Wim, laureaat voordracht 1977 - oud-netmanager VRT hoofd Toerisme Vlaanderen Vansteenkiste Johan, kunsthistoricus - programmator Bourla Antwerpen Vercampt Gudrun, Lauréate viool Nationale Muziekwedstrijd voor de jeugd Pro Civitate 1982 Lerares viool DKO Zaventem - oud-lerares viool DKO Tielt - Lid Beethoven-Academie Vercampt Katleen, Lauréate viool Nationale Muziekwedstrijd voor de jeugd Pro Civitate 1990 Vercampt Lode, Laureaat cello Nationale Muziekwedstrijd voor de jeugd Pro Civitatel991 Lid Het Muziek-Lod / Free-lance cellist Vercampt Nele, lerares piano DKO Tielt Verhelle Arsène, oud-solist trompet Muziekkapel van de Grenadiers Duitsland/Hirnhout Verhuist Wim, musicoloog verbonden aan Instrumentenmuseum Brussel Verloove Nico, oud-student trompet Lemmensinstituut Leuven - dirigent harmonie “ Goede Vrienden” Tielt Vermeersch Geert, laureaat voordracht - auteur - producer VRT Verschuere Ann, lerares saxofoon DKO Roeselare Verstaen Christine, violiste, lerares muziek Vincent Geert, 1° prijs notenleer KMC Gent - oud-leraar notenleer academie Tielt Vollens Jurgen, meester in de muziek zang Lemmensinstituut Leuven
272
BIJLAGE IV: 80 jaar muziekacademie in cijfers In de reeks tabellen en diagrammen die nu volgen kan u de totale leerlingencijfers aflezen in drie perioden. Telkens wordt ook de verhouding jongensmeisjes aangegeven. In de beginperiode ontbreken de cijfers voor een aantal jaren, evenals voor het eerste DKO-jaar 1990, wegens een te complexe over gangssituatie. Erg duidelijk af te lezen zijn de ‘babyboom’ vanaf 1953 en de grote sprong voorwaarts vanaf de overname door de stad in 1964, nog sterker in 1968, het jaar van de bevordering tot academie. Ook de start van de afde ling woord vanaf 1965 is daar niet vreemd aan. Duidelijk is ook de stagnatie of ‘dip’ te zien tussen 1982 en 1993. In tabel IV komen de bijafdelingen aan bod. De laatste twee tabellen tonen het aantal leerlingen en de verhouding tus sen de soorten instrumenten die gevolgd werden vanaf 1963. Vooral de groei van de houten is opmerkelijk door het succes van de dwarsfluit; gitaar kende een constante groei terwijl voor de laatste tien jaar slagwerk, hoorn en saxo foon in de lift zitten. Ook piano is aan een revival begonnen. Wat het aantal uitgereikte einddiplomas betret, kan u alle gegevens vinden in bijlage 2. Voor de periode 1967-1978 behaalden slechts 25 leerlingen de eindmeet voor instrument. Voor muziekgeschiedenis waren dat er 19 en voor notenleer 209, op een totaal van zowat 5240 ingeschreven leerlingen in die pe riode... Nog een bemerking i.v.m. de sociale herkomst van de leerlingen: in een en quête van 1983 zien we dat er 75 volwassen leerlingen ingeschreven waren. Daarvan oefenden er 46 al een beroep uit. We tellen slechts 5 arbeiders, tegen 36 bedienden, 4 middenstanders en 1 vrij beroep. Van al deze mensen haalden er 23 een diploma hoger onderwijs en 36 hoger secundair. Het geeft toch een aanduiding dat de arbeidersgroep qua muziekstudies toen nog altijd laag scoorde in aantal.
273
^
AANTAL LEERLINGEN OPGESPLITST IN JONGENS/MEISJES 1922-1964 250
200
150 _i
£ z i
■ M EISJES B JO N G EN S 100
50
0
co CM
CD C\J
r^ CNI
CM CM
CD CNJ
CD CNJ
en
o co
T— CO
co
co
co
F '-
co co
o
T—
co
o > CNJ
o co
o-
LD CO
CD CO
t^ -
cd
o
CNJ CNJ
LO
co
CD
co
co
CNJ
■^T
CO O" CNJ O"
CD o-
O LD
T— LD
O) O"
O LD
SCHOOLJAAR
CNJ LD
CO LD
■'fr LD
LD LD
CD LD
F'~LD
CO LD
CD LD
O CD
T— CD
LD
CM LD
CO LD
oLD
LD LD
CD LD
r^LD
CO LD
CD LD
O CD
CNI CD
CO CD
■'cT CD
CD
CNJ CD
CO CD
AANTAL LEERLINGEN OPGESPLITST IN JONGENS/MEISJES 1964-1980 700
600
500
400
■ M EISJES ■ JO N G EN S 300
200
100
I
0 64/65
65/66
66/67
67/68
68/69
69/70
70/71
71/72
72/73
SCHOOLJAAR
73/74
74/75
75/76
76/77
77/78
78/79
79/80
AANTAL LEERLINGEN OPGESPLITST IN JONGENS/MEISJES 1980-2003
to CT n
1200
AANTAL
1000
■ M EISJES ■ JO N GENS
SCHOOLJAAR
AANTAL LEERLINGEN
BIJAFDELINGEN:EVOLUTIE 1965-2003
—♦ — AARSELE ■ MEULEBEKE . PITTEM WINGENE/ZWEVEZELE — RUISELEDE « W NGENL —f—■ ZWEVEZELE
SCHOOLJAAR
to
INSTRUMENTEN PER SOORT 1963-2002
oo
2001-02 99-00 97-98 95-96 93-94 91-92 89-90
VLNR
SCHOOLJAAR
87-88
PIANO ■ VIOOL CELLO GITAAR ■ KOPERS HOUTEN ■ SLAGWERK
85-86 83-84 81-82 79-80 77-78 75-76 73-74 71-72 69-70 67-68 65-66 63-64 0
50
100
150
200
250
AANTAL
300
350
400
450
500
NIET INSTRUMENTALE VAKKEN 2001-02 n m 99-00 • m 97-98
“
95-96 ^ 93-94 r
VLNR SCHOOLJAAR
■ ZANG ■ SAMENSPEL MUZIEKGESCHIEDENIS DICTIE ■ VOORDRACHT ; TONEEL
69-70 67-68
m
65-66 63-64 m 0
100
200
300
AANTAL
400
500
600
BIJLAGE V: Organogram van de DKO-structuur sinds 1990 Deeltijds Kunstonderwijs (DKO): organogram organisatie structuur 2003 Studierichtingen muziek en woord - Sectie jongeren en volwassenen
Muziek Jongeren: Minimumleeftijd 8 jaar of 3° leerjaar basisonderwijs
Lagere graad: 4 leerjaren (Ll-2-3-4) Optie Algemene Muziekleer:
Algemene Muzikale Vorming: 2,5u/week in 2 lesmomenten Instrument of Zang: lu/week VANAF HET 2° JAAR NB: sommige leerlingen volgden reeds een initiatieopleiding voor ze naar de academie kwamen, hetzij in JM-Pro Musica, hetzij in de initiatiecursussen van de academie te Meulebeke/Wingene; in de mate van het mogelijke worden deze leerlingen indien ze dit wensen vanaf het 1° jaar tot de cursus instrument/zang toegelaten.
Middelbare graad: 3 leerjaren (Ml-2-3); keuze tussen 6 opties 1) Optie instrument:
Algemene Muziekcultuur: lu/week Samenspel of Begeleidingspraktijk: lu/week Instrument of Zang: lu/week 2) Optie samenspel: vakken identiek aan vorige, maar vrijere en aangepaste programma’s en examenvereisten:
Algemene Muziekcultuur: lu/week Samenspel of Begeleidingspraktijk: lu/week Instrument: lu/week 3) Optie zang:
Algemene Muziekcultuur: lu/week Koor: lu/week Zang: lu/week 4) Optie stemvorming: vakken identiek aan vorige, maar vrijere en aangepaste programma’s en examenvereisten:
Algemene Muziekcultuur: lu/week Koor: lu/week Stemvorming: lu/week
280
5) Optie muziektheorie: muziekschriftuur en compositie
Algemene Muziekcultuur: lu/week Algemene Muziektheorie: lu/week 6) Optie algemene muziekcultuur:
Algemene Muziekcultuur: lu/week Luisterpraktijk: lu/week NB: in elk van deze opties wordt er naar gestreefd om minstens 2 vakken op mekaar te laten aansluiten. Wanneer men alle vakken van 1 optie volledig volgt kan men naar keuze 1 of meerdere vakken van andere opties bijkomend volgen zonder bijkomend inschrijvingsgeld.
Hogere Graad: 3 leerjaren (H l-2-3); keuze tussen 7 opties 1) Optie instrument:
Instrument lu/week Instrumentaal ensemble of Begeleidingspraktijk lu/week 2) Optie samenspel: vakken identiek aan vorige, maar vrijere en aangepaste programma’s en examen vereisten:
Instrument lu/week Instrumentaal ensemble of Begeleidingspraktijk lu/week 3) Optie zang:
Zang: lu/week Vocaal ensemble of Lyrische kunst lu/week 4) Optie stemvorming: vakken identiek aan vorige, maar vrijere en aangepaste programma’s en examen vereisten:
Stemvorming: lu/week Koor lu/week 5) Optie muziekgeschiedenis: 2u/week 6) Optie Muziektheorie: muziektheorie lu/week 7) Optie Algemene Muzikale Vorming: AMV 2u/week
Deze laatste optie enkel als aanvulling op 1 of meerdere van de andere opties.
Muziek volwassenen: vanaf 15 jaar; om gegronde pedagogische redenen mag een leerling tussen 12 en 15 jaar uitzonderlijk bij de volwassenen les volgen.
Lagere graad: 3 leerjaren (Ll-2-3) Optie Algemene Muziekleer:
Algemene Muzikale Vorming: 2,5u/week in 1 lesmoment Instrument of Zang: lu/week REEDS VANAF HET 1° JAAR 281
Middelbare en Hogere graad: identiek aan de structuur jongeren NB: vanaf 2002 heeft elke academie het recht om voor volwassenen op aange paste wijze de evaluatie (permanent of met publieke proeven) te organiseren. NB: voor alle graden en studierichtingen: per graad mag men maximaal 1 keer overzitten indien men niet slaagt in 1 of meerdere vakken van een bepaald leerjaar.
WOORD JONGEREN: Minimumleeftijd 8 jaar of 3° leerjaar basisonderwijs
Lagere graad: 4 leerjaren (LI-2-3-4) optie Woordkunst Algemene Verbale Vorming: lu/week NB: leerlingen stromen in bij de eigen leeftijdsgroep in de lagere graad woord jongeren
Middelbare graad: 3 leerjaren (Ml-2-3) optie Woordkunst - in M l EN M2: Dramatische expressie: lu/week Voordracht: lu/week - in M3: Toneel: lu/week Voordracht: lu/week
Hogere graad: 3 leerjaren (Hl-2-3) 1) Optie voordracht:
Repertoirestudie woord: lu/week (klassikaal) Voordracht: lu/week (groepsgericht individueel) 2) Optie toneel:
Repertoirestudie woord: lu/week (klassikaal) Toneel: lu/week (groepsgericht individueel) 3) Optie welsprekendheid:
Repertoirestudie woord: lu/week (klassikaal) Welsprekendheid: lu/week (groepsgericht individueel)
282
WOORD VOLWASSENEN: Lagere graad: bestaat niet
Middelbare graad: vanaf IS jaar; om gegronde pedagogische redenen mag een leerling tussen 12 en 15 jaar uitzonderlijk bij de volwassenen les volgen. 1) Optie voordracht: Verbale Vorming: lu/week (klassikaal) Voordracht: lu/week (groepsgericht individueel) 2) Optie toneel: Verbale Vorming: lu/week (klassikaal) Toneel: lu/week (groepsgericht individueel) 3) Optie welsprekendheid: Verbale Vorming: lu/week (klassikaal) Welsprekendheid: lu/week (groepsgericht individueel)
Hogere graad: identiek aan de structuur woord jongeren hogere graad
283
Bibliografie en Bronnen Afkortingen: S.A.T. = stadsarchief Tielt A.R.T. = archief Roede van Tielt A.A.T. = archief academie Tielt R.A.B. = Rijksarchief Brussel
Geraadpleegde werken 1. Algemeen: Prof. Dr. Robijns, S., en Zijlstra, M ., Algemene Muziekencyclopedie. Uitg. De Haan, Weesp, 1984. Struye, L., (red), Kroniek van België. Uitg.Standaard, Antwerpen, 1991. Ploetz, K., Aula wereldgeschiedenis in jaartallen, deel 4, 1914-1977. Uitg. Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1980. Brouwers, F., De Koninginnewedstrijd. Gesprekken met 18 Elisabethlaureaten, BRT-uitgave, Brussel, 1987 De Donder, V., De droom van een Vorstin. Vijftig jaar Koningin Elisa beth wedstrijd, uitg. The House of Books, Antwerpen, 2001. Vandenbroeke, C., Werkinstrumenten bij een historische en sociaal-economische synthese, 14de-20ste eeuw, in: Arbeid in veelvoud. Een huldeboek voor Jan Craeybeckx en Etienne Schollaerts, VUB-press, Brussel, 1988. Berghmans, C ., Le conservatoire Royal de Musique de Gand. Etude sur son histoire et son organisation, etc. Ed.Mme G.Beyer, Gand, 1901. Annuaire général du Spectacle, de la Musique et du Cinéma, 1927, Ed. H. Wauthoz-Legrand, Bruxelles, 1927. K.M .C.-Gent, Gedenkboek van het Eeuwfeest, 1835-1935. Uitg. Conserva torium Gent, 1935. Vanpé, R., e.a. Het Conservatorium van Oostende, 150 jaar openbaar onder wijs in muziek en woord, 1849-1999. Oostendse historische publicaties, Oostende, 1999. Maertens, J „ Het geïnstitutionaliseerd-gespecialiseerd muziekonderwijs in WestVlaanderen. In: Defoort, A „ (red.) Lexicon van de muziek in West-Vlaanderen, 3 dln, uitg. VZW Ver. Westvl. Schrijvers, Brugge, 2001-2003, pp.9-13 Brys, L, Het secundair muziekonderwijs in Vlaanderen van 1910 tot 1962. Onuitg.Verh., LI-Leuven, Leuven, 1988.
2. Specifieke werken: Rubens, F., Ontstaan en evolutie van de ‘Vrije Thieltsche Muziekschool’ tot ‘Stedelijke Muziekschool’, 1922-1964. Uitg. eigen beheer, Tielt, 1964.
284
Jaarverslagen van de Stad Tielt. Jaargangen 1980-2001. Rubriek Stedelijk Kunstonderwijs. Vankeersbilck, J ., Tielt in het Interbellum. Bijdrage tot de studie van de eerste wereldoorlog en de bewogen tussenoorlogse periode, 1914-1940. Delen I, II, III. Onuitg. Lic.Verh., Gent, R .U .G ., 1981. Ravyts, K., en Struyve, R , Het Tieltse 1940-1945. Bedreigd, Bezet, Bevrijd. Uitg. De Roede van Tielt, Tielt, 1995. Ostyn, R., TIELT, Historische Stedenatlas van België, pp.40 en 88, Uitg. Gemeentekrediet, 1993. Brys, J ., Honderdzeventig jaar Muziekleven te Tielt. Lannoo, Tielt, 1966. Lerouge, J ., e.a., 300 Jaar College te Tielt: van Schola Latina tot SintJozefscollege, 1886-1986. Lannoo, Tielt, 1986. Verbrugge, J., Tieltse Caférijkdom. Een overzicht van cafés en uitbaters tussen 1900 en 1980. In: De Roede van Tielt, jg. 11, nrs 2-3-4, 1980. Id. Georges Pannemaeker (1885-1962). In: de Roede van Tielt, jg.l6,nr.4, 1985, pp.184-186. Id. 75 Jaar Vermaak na Arbeid, 1926-2001. Uitg. Eigen beheer van de Harmonie, Tielt, 2001, pp. 37-54 en 134- 142. Vandaele, J ., Afscheid van Jules Nachtergaele. In: Halletorentje, juli 1960. De Gryse, Ph., De Tieltse Intelligentsia Anno 1914. In: de Roede van Tielt, jg. 20, nrs 3-4, 1989, pp.155-170. De Gryse, Ph., Streekgenoten met de pen. De Roede van Tielt, jg. 15, nrs 3-4, p.34, 1984. Lemey, J ., In memoriam Georges Bruyneel. In: De Roede van Tielt, jg. 23, nr.l, pp.33-41, 1972. Das, F., Marcel Van Quickelberghe, (1921-1990). In: Muzikale Streekgerechten. Componisten uit het Tieltse. Uitg. De Roede van Tielt, i.s.m. Koninklijk Koor en Orkest Zanglust, Tielt, 1993, pp.63-80. Ibidem: A.Lietaert, pp.35-42 en Vermeulen, G ., Jef Tinei (1885-1972) in idem, pp. 43-49. Vijftig Jaar Zanglust in Tielt, 1927-1977. Jubileumuitgave, eigen beheer, Tielt, 1977. Vander Meulen, D ., De Stedelijke Cultuurdienst van Tielt. ( 29 juni 1943-8 sep tember 1944 ). In: de Roede van Tielt, jg. 22, 1991, pp.158-210. Hoste, R., Kroniek van de Tieltse Brandweer. Uitg.Brandweer Tielt, 1998, pp.124-125. Jonckheere, W.R., 100 Jaar Stedelijk Muziekonderwijs te Deinze, 1886-1986, Deinze, 1987. Snauwaert, B., Van Craeynest, Ph., Lanckriet, K., Stedelijke Academie voor Muziek en Woord. Document opgemaakt t.a.v. de heren inspecteurs DKO in het kader van de doorlichting. Intern document, Tielt, 1998.
285
Archiefbronnen: S.A.T.- modern archief. Archiefnrs. Rekeningen nrs 1285, 1286, 1287, 1288, 1289; Grootboeken nrs 963 - 966 Bewijsstukken nrs 1514 - 1552 Zangonderwijs in de Scholen (1942-43), nr.2471; Briefwisseling betreffende de Vrije Muziekschool, nr 2581 Oprichting van de SCD, nr 2618 Binnengaande brieven en documenten SCD, nrs 3967, 3968 Uitgaande briefwisseling SCD nr. 3969 Activiteiten SCD 3970 De Gazette van Tielt, jg. 1921 - 1940 . De Zondag, jg. 1945 - 1965. R.V.T. Fonds Verbaeys. Het Culturele Leven in Tielt tijdens de bezetting. R.A.B. nr. T 004:01 inventaris nr. 54 A / B A.A.T. Niet geklasseerd: alle dossiers 1934 - 2002. Briefwisseling, verslagen, rekeningen en begrotingen, weddestaten, leerlingencijfers, programma’s, con certen, e.d. D.A.K.O.K. , Fotoarchief, map families Van Styvoort-Nachtergaele. Copyright foto’s Museum van Deinze en de Leistreek, archief van de Kring voor Geschiedenis en Kunst van Deinze en de Leiestreek. Privé-archief Albert Rubens. Verzamelmappen Frans Rubens. Niet geklas seerd. Fotoarchief R.V.T. Fotoarchief Ronny Neirinck.
Interviews: 1.
Oud-leerlingen en oud-leraars
Mondeling, voorjaar 2003: - Paula en Anna Coussens, Pittem - Paul Van De Wiele, Deinze - Roland Neirinck, Tielt - Iolande Pattyn, Tielt Schriftelijk, januari - augustus 2003: - Paula Coussens, Stella Coussens en Anna Coussens, Pittem - Leone Lietaert, De Haan - Roger Maes, Aarsele - Paula Van Tomme, Tielt - Jacques Maertens, Knokke-Heist - Ann Plettinck, Tielt 286
- Marie-Thérèse Dupont, Tielt - Lucien De Brabant, Tielt - Georgette Lampaert, Ekeren - Erna Lampaert, Wielsbeke - Bernadette Vervenne, Tielt - Arlette Van Overbeke, Tielt - Annie Vandermeulen, Tielt - Paul Van De Wiele, Deinze - Antoon Haeck, Gent - Noël Defauw, Roeselare - Cecilia Van Quickelberghe, Tielt - Chris Van Quickelberghe, Tielt - Hilde Van Quickelberghe, Izegem - Ronny Neirinck, Tielt - Rik Stevens, Tielt - Kristien Verstaen, Roeselare - Mia Vandewiele, Maastricht - Marc Vandewiele, Brussel - Bart Snauwaert, Tielt - Bart Langeraet, Tielt - Johan Schotte, Tielt - Hans Schotte, Aalbeke - Tania Mestdagh, Chemnitz, Duitsland - Stefaan Vandenbroucke, Tielt - Lode Vercampt, Gent - Hilde Houwen, Tielt - Wim Holvoet, Merelbeke 2.0ud-leraars, leraars, directeurs: schriftelijk
Antoon Haeck, José Bouckaert, Carlos Van Maele, Willie Verdievel, Luc Cauwelier, Rik Stevens, Franky Sarrazijn, Ludwig Lapauw, Herman Verschelden, Willy Soenen, Georges Van Cauwenberghe, Bart Snauwaert. 3.
Eric Vanneste, Dolf Vanneste, Jozef Tack.
287
Eindnoten 1. Gegevens uit: Maertens, J . , Het geïnstitutionaliseerd-gespecialiseerd muziekonder wijs in W est-Vlaanderen. In: Defoort, A ., (red.), Lexicon van de m uziek in WestVlaanderen, 3 dln. uitg. V ZW Ver. Westvl. Schrijvers, Brugge, 2001-2003, pp. 9-13, en: Berghmans, C ., Le Conservatoire Royal de Musique de Gand. Etude sur son histoire et son organisation, etc. Ed.M m e Beyer, Gand, 1901. 2. Maertens, J . , op. cit., p.10. 3. Brys, L , Het secundair muziekonderwijs in Vlaanderen van 1910 tot 1962. Onuitg. Verh., LI-Leuven, Leuven, 1988, pp .8-9. 4. Van Pé, e .a., Het Conservatorium van Oostende, ISO jaar openbaar onderwijs in m u ziek en woord, 1849-1999. Oostendse historische publicaties, Oostende, 1999. 5. Interview Paula en Anna Coussens, mei 2003. Zie ook dl II, 3.2.2. 6. Brys, L , op. cit., p.17. 7. Brys, L , op. cit., p. 48. 8. Vankeersbilck, J ., Tielt in het Interbellum. Bijdrage tot de studie van de eerste wereldoorlog en de bewogen tussenoorlogse periode, 1914-1940. Deel II, Het sociaaleconomische kader, pp. 480 e.v. 9. De Gryse, P h ., De Tieltse intelligentsia anno 1914. In: De Roede van Tielt, jg. 20, nrs 3-4, 1989, p p .155-170. - René Colle: (°Tielt 30/8/1873/ + 12/6/1957). Gehuwd met Justina Loontjens. Brouwer, kandidaat-notaris. Bezit: 6 ha. en 42 huizen. Vanaf 1907 gemeenteraadslid voor de ka tholieke partij, schepen van 1914 tot 1919. In 1932 opnieuw verkozen met 3832 stem men, burgemeester van 23/1/1933 tot 1941 en van september 1944 tot 12/6/1957. Na WO II senator voor het Arr. Roeselare-Tielt. Voorzitter van o.a. De Goede Vrienden en de Stedelijke Tekenschool. - Fritz Boone: (“Tielt 22/2/1876/ + 16/01/1932). Wijnhandelaar, grondeigenaar. Bezit: 25 ha en 12 huizen. Gemeenteraadslid in 1911. Burgemeester tussen 20/5/1919 en 16/1/1932.
Voorzitter/beheerder/lid
van
ca.
28 verenigingen.
Gegevens
uit:
Vankeersbilck, J ., op. cit., deel I. Het politieke kader. 10. Van Keersbilck, J ., op. cit., Deel II. 11. Brys, J ., Honderdzeventig Jaar Muziekleven te Tielt. Lannoo, Tielt, 1966, pp. 115-116 12. Brys, J ., op. cit., pp. 116-122. 13. Het stamlokaal van de Koninklijke Harm onie’ De Goede Vrienden’ (ook ‘het stadsm uziek’ genaamd) was het café ‘Den Tap’ in de Kortrijkstraat, lokaal van de katholieke kring, rechtover het St.-Jozefscollege, naast zaak ‘Rom ano’. 14. Parijs was synoniem voor ‘zedenbederf’. Het Parijse conservatorium was immers een ‘goddeloos’ product van de revolutie en zelfs gemengd. 15. Brys, J ., o p.cit., p p .121-122. 16. Zie: Verbrugge, J . , Georges Pannemaeker (1885-1962). In: De Roede van Tielt, jg.6, nr.4, 1985, p p .184-186 en Brys, J ., o p.cit., p.156. 17. Ostyn, R ., TIELT, Historische Stedenatlas van België. Uitg. Gemeentekrediet, 1993, 288
pp. 40 en 88. 18. Mamert Dumont leidde met zijn broer Emiel een bedrijf van oliën, vetten en zeep in de Ieperstraat. Emiel was voorzitter-koorleider van de zangvereniging 'De Missievrienden’ en een tijdlang ook van het koor ‘A C a p ella’. De uitdrukking ‘Heilige Drievuldigheid’ was volgens Jeanne Rotsaert, schoondochter van Achiel M aes, gem een goed in Tielt. 19. Zie bijlage IV, cijferdiagram I. 20. Frans Rubens (“ Schaarbeek, 18/12/1909/ + Tielt 30/10/1984) Stadsambtenaar, Kunstschilder, Muzikant. Zie ook: Deel II, 4.3.5. 21. Gegevens uit: Jonckheere, W , 100 jaar Stedelijk Muziekonderwijs te Deinze, 18861986. Uitg. eigen beheer, Deinze, 1986, pp. 55-56. 22. Vermeulen, G ., Je f Tinei.(Lessen 1885-Gent 1972). In: Muzikale Streekgerechten. Com ponisten uit het Tieltse. Uitg. De Roede van Tielt, i.s.m . Kon. Koor en Orkest Zanglust, Tielt, 1993, pp. 43-49. 23. Jonckheere, W ., op.cit., pp.44-54. Alle gegevens over de familie Nachtergaele. 24. ibidem, p.56. 25. ibidem ., p p .56-61. 26. ibidem ., p.56. Doodsprentje Désiré Van Styvoort. 27. ibidem ., programma Fifth Special Concert. 28. Brys, I., op.cit., p.23 en Jonckheere, W , o p.cit., p.64. 29. Jonckheere, W , op. cit., pp.40-45. Zie ook over het directeurschap van Edouard Van Styvoort: pp.65-74. 30. ibidem, pp.40-45. De gegevens over de conservatoriumstudies en diplom a’s van Jules Nachtergaele blijken in het archief van het KM C-Gent onvindbaar. Men beweert dat alle gegevens over studenten van voor 1900 verloren gegaan zijn. 31. Vandaele, J . , Afscheid van Jules Nachtergaele. In: Halletorentje, juli 1960, p. 32. Cijfergegevens: Vandenbroucke, C ., Werkinstrumenten bij een historische en sociaal-econ. synthese, 14de-20ste eeuw. In: Arbeid in veelvoud. Een huldeboek voor Jan Craeybeckx en Etienne Schollaerts. VUB-press, Brussel, 1988, pp.261-274. 33. Debeir, Lucien. (°Ham ont, 8/09/1899/ + Brussel 30/10/1954) Was in Tielt stads bediende tot 1949. Hij liet heel wat gedichten na en schreef de librettos voor 11 operet tes, waarvan 2 op m uziek van A. D ’haveloose, hoofdonderwijzer in Meulebeke. ‘Spaans Bloed’ werd in 1970 en 1971 nog uitgevoerd in Leuven en Tienen. 'De Bloem van Leiendale’ werd gecreëerd in de Gentse Opera met in de titelrollen o.m . Tieltenaar Antoon H aeck (leraar zang aan de academ ie van Tielt van af 1980). De operette ‘V ioletta’ bleef de bekendste en kende 83 opvoeringen. De première was in ‘Het Feestpaleis’ op 11 november 1927. Wellicht vroeg Pannemaeker toen aan Debeir om se cretaris te worden van de Vrije M uziekschool. Gegevens uit: De Gryse, P h ., Streek genoten met de pen. Uitg. De Roede van Tielt, jg.15, nrs 3-4, 1984, p.34 en: Ibidem, M uzikale Streekgerechten, o p.cit., p p .58-59. 34. Achiel Maes. (Kanegem, 20/04/1880/ + Tielt, 23/07/1974) gehuwd met Alice Allaert. Was, vanaf 1900, 47 jaar onderwijzer: eerst in de Godelieveschool in Tielt tot 1914, dan 4 jaar in Caudebec-en-Caux (bij Dieppe) in Frankrijk waar hij les gaf aan de 289
kinderen van gevluchte Vlam ingen maar ook aan Franse, en dan in de gemeenteschool van Tielt. Hij werd er schoolhoofd na Catry in 1936. Pensioen in 1946. 35. In feite een foutief gegeven: leerlingen moesten kunnen lezen en schrijven en kon den dus pas starten na het 1ste jaar lagere school, op ongeveer 8-jarige leeftijd. 36. De versie van 1922-23 is ‘herwerkt’ bij de start van Albert De Cock als directeur in 1950. Het verschil tussen beide is miniem, alleen de lesgelden werden aangepast naar 100 Bfr. voor notenleer, 250 Bfr. voor viool en piano en 200 Bfr. voor de blazers. 37. R .A .B ., nr. T-004-01, inventarisnr. 54 A/B 38. Gilson, P. (“ Brussel 1865, + 1942) Componist-musicus-inspecteur. Leraar harmonie in Brussel en Antwerpen (1900-1919), inspecteur muziekonderwijs in Vlaanderen als opvolger van Edgard Tinei (1909-1919 en 1921-1930). Kreeg les harmonie van de Tieltse componist Charles Duyck, die een grote invloed had op hem. Zie ook: Snauwaert, B ., Charles Duyck. In: Muzikale streekgerechten, o p.cit., pp. 12-17. 39. De programmavoorwaarden vindt u terug onder Algem ene Situatieschets, nr. 1.3. 40. R .A .B ., nr. T-004-01, inventarisnr. 54 A/B 41. In ‘Notes de m usique et souvenirs. Collection ‘Voilà’, ed. Ignis, Brussel, 1942, pp.214-216. Vertaald in Brys, I., op. cit., p p .10-11. 42.
H ullebroeck,
Em iel,
Leopold.
(“ Gentbrugge,
20/02/1878/
+L ied ekerke,
28/03/1965) Com ponist, muziekleraar, inspecteur. Studeerde aan het KM C-Gent bij O.Roels, orgel, harmonie, contrapunt en fuga. Stichter van het Gentse A Capella-koor in 1899, met internationale optredens. Voor het eerst veel aandacht voor de Vlaam se polyfonisten uit de 16de eeuw (Ockegem, Desprez, Willaert, Lassus). Als componist van het Vlaam se lied voerde hij overal een kruistocht daarvoor. In 1902 muziekleraar aan de staatsnorm aalschool G en t. Schreef ‘De notenleer door het lie d ’ (methodiek) en ‘Oefenboek ten dienste van het muziekonderwijs’. Inspecteur in 1930; stichter van de NAVEA, de vereniging voor auteursrecht, het latere SABAM na WO II. Schreef ook 10 operettes, waaronder ‘Sepp’l’, en veel koorwerken en cantates. 43. Zie: Algem ene Situatieschets, nr. 1.3 en Brys, I., op.cit., p.12. 44. Brys, I., op. cit., p p .7 en 23 45. R .A .B ., ibidem 46. A .A .T ., Bundel rekeningen en begrotingen, jaarrekening 1938-39. Léon Nachtergaele, de broer van Jules, was tussen 1919 en 1941 directeur van de Stedelijke M uziek school in Deinze. 47. Het uitgebreide curriculum van Albert De Cock vindt u in Deel II, 1.1 48. Maertens, Jacques. (“ Pittem 30/11/1932) Pianist, organist, componist. Volgde één jaar notenleer in 1945-46 bij Carl Van Styvoort in Tielt. Studies aan de Kosterschool van Torhout, het SMC-Brugge en het KMC-Brussel. Van 1975 tot 1992 leraar notenleer aan het KMC-Brussel. Hij stichtte de gemeentelijke Muziekacadem ie van Knokke-Heist en bleef er directeur tot 1993. Stichter-bezieler van het koor ‘Cantabile’ (1957-95), het ge mengd koor ‘Domini Canentes’ (1993), de ‘Schola Gregoriana Dom inicana’ (1996) en vooral het jeugdkoor ‘Rondinella’ (1976-98), laureaat wedstrijd ‘Koor van het Jaar’ in 1997. (zijn naam niet te verwarren met Jaak Maertens (“ 20/2/1943), directeur van de SAMW-Roeselare tussen 1968 en 1998!) 290
49. Das, R , Albert Lietaert. In: M uzikale Streekgerechten, o p.cit., pp .35-42. 50. Diezelfde leraar Robert Delaruelle gaf later nog vioolles aan R. Werthen. Zie d l.Il, 5.3. 51. Interview met A n n a Coussens, mei 2003. Hét ‘m om ent de gloire’ van het Halewijnkoor was het gezam enlijke concert op 13 januari 1969 in de Tieltse St.Pieterskerk onder leiding van Sir Colin Davis met de Royal Academy of M usic, London. Het was een in-memoriamconcert voor hun koorlid Hedwige Decock, gehuwd met een muzikant van de Academy. Ze vertolkten o.a. de Funeral Music van Purcell. 52. Koninklijk Koor en Orkest Zanglust. Gesticht in 1927 door Valeer Vermeersch. Zie: Vijftig jaar Zanglust in Tielt, 1927-1977. Jubileum uitgave, eigen beheer, 1977. 53. Interview Anna Coussens, mei 2003. Voor en tijdens de 2de WO waren enkele Tieltse operettegezelschappen actief, zoals ‘De Vrije Zonen’ o.l.v. Oscar Vermeersch en hun opvolger 'De Ghesellen van den Spele’, opgericht in 1941 door enkele leden van Zanglust en gedirigeerd door Marcel Van Quickelberghe. Ook de Toneelkring van de Tieltse brandweer bracht vanaf 1942 enkele operettes geleid door Arthur D ’haveloose. 54. Anna Coussens speelde enkele keren viool in het operettegezelschap van de brand weer na 1944, dan geleid door commandant H. De Deyne. 55. Zie noot 42. 56. Jo ze f Meerschaert (“Tielt 5/05/1902/ + 14/02/1973) Bediende bij het ministerie in Brussel. Woonde in de Ieperstraat als buurman van Mamert Dumont en Achiel Maes. 57. Arthur en Léon Impe waren koffiebranders-handelaars in de Bruggestraat. Arthur (°Tielt, 11/06/1883/ +Beernem 13/10/1955) was een van de belangrijkste Tieltse heemkundigen. Zie: De Gryse, P h ., Streekgenoten met de Pen. Op. cit., p p .77-78. Léon Impe (°Tielt, 10/06/1894/ + Brugge 23/11/1981) was stadsbeiaardier in Tielt. Behaalde een 1ste prijs orgel aan het KM C-Gent in 1921. 58. Carl huwde pas in 1938, op 53-jarige leeftijd, met zijn 30-jarige vioolleerlinge Christine Grootaert, dochter van de koster van de O .L.V .-K erk te Deinze. Zie: Jonckheere, W , op. cit., pp. 56 en 144. 59. Voor de gebeurtenissen van mei 1940, zie: Ravyts, K ., en Struyve, P., Het Tieltse 1940-1945. Bedreigd, Bezet, Bevrijd. Uitgave Roede van Tielt, Tielt, 1995 en: Mariens, W , Mei 1940: de Regio Tielt in de Vuurlinie. Uitgave Roede van Tielt, druk Lannoo, Tielt, 2003. 60. Zie Brys, J . , op. cit. 61. ‘Den Tap’: zie Verbrugge, J ., Tieltse Caférijkdom. In: De Roede van Tielt, j g .l l , nrs 2-3-4, 1988, pp. 100-101. Het huis Deschout is nu lederwaren ‘Rom ano’, nr 64. 62. Anna Verbeke, lauréate piano 1945-46. Weduwe van kunstschilder Joris Houwen. 63. Deze passages zijn persoonlijke notities van Frans Rubens ter voorbereiding van zijn studie. Zie: Rubens, F., Onstaan en evolutie van de ‘Vrije Thieltsche M uziekschool’ tot ‘Stedelijke M uziekschool’, 1922-1964. Eigen Beheer, 1964. 64. Ravyts, K ., en Struyve, R , o p.cit., pp. 99-100. 65. Ibidem, pp. 100-103. 66. Ibidem, pp.261-267. - 67. In de officieuze ‘stichtingsacte’ vermeed men angstvallig alle verwijzingen naar de 291
Nieuwe-Orde-ideologie. In dat opzicht was de houding van de PCD wel radicaler. Zie: Vander M eulen, D ., De Stedelijke Cultuurdienst van Tielt (29 juni 1943-8 september 1944). In: De Roede van Tielt, jg 22, nr.3, 1991, p p .170-173 68. Het Vlaam s Huis, later café ‘De Beiaard’. In de jaren 30 gebruikt als vergaderlokaal en feestzaal door alle Vlaam sgezinde groeperingen; het werd de vaste stek voor het Verdinaso-Tielt, ook regionaal, en tijdens de oorlog van het V.N.V. en DeVlag. Zie: Ravyts, K ., en Struyve, P., op. cit., p p .12-18 en pp. 269-314. 69. Uittreksel uit het compromis-voorstel: ‘Z e stellen daarom voorop: Kuituur staat niet alleen buiten, maar boven alle politiek. De kuituur moet Vlaamsch zijn. De kultuurdragers mogen niet gedwongen worden aan politiek te doen; ze zijn vrij een politieke over tuiging te hebben of niet; ze mogen niet gedwongen worden rechtstreeks of onrecht streeks mede te werken aan een of andere politieke strekking.’ 70. DeVlag: Duits-Vlaamse arbeidsgemeenschap, die zowat de ‘culturele’ vleugel werd van de Algem ene SS-Vlaanderen. Vander Plaetse was er ongeveer 1 jaar lid van, maar nam al eind 1941 ontslag, ondanks felle aansporingen van Verschaeve om zich voluit te ‘engageren’. Zie ook; Ravyts, K ., en Struyve, R , op. cit, p.289. 71. Dit bedrag stond toen gelijk met ca. 8 daglonen van een geschoolde arbeider. Zie: Vandenbroeke, C ., op. cit., pp. 260-174. 72. Emiel Thiers leidde de organisatie van het Verdinaso in het arr. Roeselare-Tielt en werd er algemeen leider van na de dood van Vanseveren in mei 1940. Zie: Ravyts, K ., en Stuyve, R , op.cit., p p .12-18. 73. S .A .T ., nrs 2618 en 3970. Zie ook: Vander M eulen, D ., op.cit.. 74. Rummel was een paradepaard van de Nazi-propaganda. Roeselare snoepte echter dat concert af omdat de Tieltse SCD het financieel niet kon bolwerken. 75. Van Landschoot, R ., Biografie Kapelaan Verschaeve. Perspectief Uitgaven, Lannoo, Tielt, 1998. Ibidem, Oorlogsgedenkschriften C . Verschaeve, 1944-1946. Verschaeviana, 1988-89. 76. Info door Eric Vanneste, zelf oud-leerling van de accordeonklas. 77. Adolf Vanneste (°02/07/1908). Onderwijzer. Studeerde verder voor reserve-officier, bibliothecaris, leraar land-en tuinbouw, landbouwboekhouder en ambulancier. Hij be haalde op 74-jarige leeftijd het diploma van stadsgids. Tussen 1945 en 1959 school hoofd van de gemeenteschool na Achiel Maes. Bibliothecaris in Tielt tussen 1936 en 1969 (vanaf 1947 als hoofdbibliothecaris) 78. O f Carl die medaille effectief kreeg valt niet meer te zeggen. Alle exemplaren van het Weekblad ‘De Zondag’ van maart tot juli 1948 zijn als bron verloren gegaan. 79. Ju les was gehuw d met Bertha Van Styvoort (“ B ru ssel,18/04/1883/ + D e in ze , 24/12/1962) op 27/09/1909. 80. Toen was een bekwaamheidsproef voor directeur nog niet vereist. 81. In Harelbeke gaf hij les tot 1969, hoewel sommige bronnen 1972 als einddatum op geven. 82. Paula Decraemer (°21/9/1916/ +22/01/1973) was de eerste vrouw van Albert.Ze kregen 3 kinderen: Cecile (“17/02/1940), gehuw d met Norbert Tally, Liliane (“1/04/1943), gehuwd met Christian Van Maele en Jaak(Jacky) (° 30/10/1947) gehuwd 292
met Viviane Wambeke. Na de dood van Paula hertrouwde Albert met Berthe Bruyneel op 21/05/1974. 83. Die cursus werd weer afgeblazen omdat De Cuyper de vereiste diplom a’s niet bezat. 84. Voor meer gegevens: zie bijlage II. 85. Jonckheere, W , op. cit., pp .72-73. 86. Elias Gistelinck (“ Beveren-Leie, 27/05/1935) Trompetvirtuoos, componist. Hij was lid van het BRT-Jazzorkest, productieleider BRT-1. Won o.a. de Italiaprijs in 1969 met 'Notessé ou Blues’. Zijn stijl was erg geëngageerd: hij schreef muziek ter ere van de menselijke revolte zoals voor Ché Guévara, L. Senghor, de stakende mijnwerkers. 87. Baspijp is de oude benam ing voor fagot. A . Noydens (“ Bradley-Yorkshire(GB) 23/04/1915 +3/01/2003) Studeerde aan het KM C-Antwerpen. 1ste prijs notenleer in 1939, fagot in 1942. G af ook les in Kortrijk en Harelbeke. 88. Benoni Wittevrongel (°Tielt, 19/06/ 1897/ +20/11/1966). Telg uit een zeer m uzi kale familie. Zoon van Ju les, fluit-piccolo bij De Goede Vrienden, en speelde er zelf kla rinet. Was tot in de jaren 60 bestuurslid van de harmonie en de muziekschool. 89. Zie: Das, F., Marcel van Quickelberghe (1921-1990). O p.cit., pp. 63-80. Zie ook: Deel II, Intermezzo, na nr. 5. 90. Gaston H ellebuyck (°T ielt, 8/08/1899/ +2/09/1971). Stichter van de Tieltse ‘Accordeonvrienden ’. 91. Georges Bruyneel (°Tielt, 6/09/1905/ + 14/11/1971). Zeer actief in de socialistische beweging, gemeenteraadslid van 1946 tot 1967. Leidde de socialistische harmonie 'De Volharding’, speelde zelf bugel naast 8 andere instrumenten. Zie: Lemey, J ., In mem o riaal Georges Bruyneel. In: De Roede van Tielt, jg.3, n r .l, juli 1972, p p .33-41 en Brys, J ., op.cit., pp. 251-255. 92. Dorsan Nolf (°Tielt, 20/08/1899/ +23/02/1978). Schoenmaker bij ‘La M erveille’, de fabriek van Pannemaeker. Zoon van de Tieltse marktzanger Ja n Nolf, die o .a. optrad met accordeonist Remi Hellyn, alias ‘Carius’. Dorsan ging in 1936 wonen in ‘Het Feestpaleis’ tot 1960 en baatte er het druk beklante café uit. Dirigeerde de harmonie ‘Vermaak na Arbeid’ tussen 1949 en 1960 als opvolger van A. D ’haveloose. 93. Valère (Valeer) Vermeersch (°Tielt, 13/04/1904/ +21/12/1999). Schoenhandelaar, muzikaal autodidact, tenor-zanger. Privé-lessen bij de Gentse prof. W ilm ot, betaald door Remi Hoste. Eerst muziekbegeleider van de toneelkring ‘ De Missievrienden’ , waarvan Emiel Dum ont, broer van Mamert, voorzitter was. Stichter van de vereniging ‘Zanglust’, die repeteerde in ‘Den Tap’, het lokaal van de katholieke kring. Zie: 25 Jaar Zanglust, op.cit. 94. Henri De Deyne (°Tielt, 23/02/1921/ + 18/06/1977). Textielhandelaar. Werd brandweerofficier in 1943 en op 8 september 1945 bevelhebber van de Tieltse Brandweer. Hij leidde en zong in het toneel-operettegezelschap van de brandweer, ‘De Vriendenkring’ tussen 1943 en 1960. Zie: Hoste, R ., Kroniek van de Tieltse Brandweer. Uitg.eigen be heer, 1998. 95. M evrouw M aria-M agdalena (Madeleine) Huys (“ W ingene 1/08/1906/ + Tielt 23/06/1988), echtgenote van Paul Van D aele, textielfabrikant. Zij was CVPVolksvertegenwoordiger voor het arr.Roeselare-Tielt van 26/6/1945 tot 1965. Moeder 293
van de huidige burgemeester van Tielt, Michiel Van Daele 96. Het Tieltse St.-Jozefscollege had al sinds 1847 een ‘fanfare’, in feite een trommelcorps met een aantal klaroenen/bugels. Kende ‘ups’ en vooral ‘downs’. Het fungeerde m eestal als K .S .A .-co rp s onder leiding van enkele priester-leraars en van Ju les Nachtergaele tijdens het interbellum. Het ging ter ziele omstreeks 1960: de laatste repe tities werden geleid door E.H . Louis Loontjens. 97. Nu: ingangspoort afdeling keramiek van de kunstacademie, naast de hoofdingang. 98. Over Spoel, zie: Brys, J . , op.cit., pp. 199-208. 99. Lucien De Brabant verwart hier 2 nam en: ciné ‘M o v y ’, vanaf 1936 in de Stationstraat, nu theater Malpertuis, en ciné ‘N ova’, de bioscoop van het A CW in de Oude Stationstraat, nu ‘De G ild e’. Er was ook een 3de bioscoop, de ‘R io ’ in de Hoogstraat. 100. De zondagsmis om 4.30 uur ’s morgens in de kerk van de Minderbroeders was een klassieke afsluiter voor de Tieltse feestneuzen voor ze gingen uitslapen. 101. Jean (Jan) Decadt (“ leper, 21/06/ 1895/ +Harelbeke, 5/06/1995). Musicus-componist, stichter-directeur van de Academie van Harelbeke van 1945 tot 1979. Victor Legley (“ Hazebroeck, 18/06/1915/ + Oostende 28/11/1994). Altviolist, componist en docent. Studiegenoot van Decadt in de academ ie van leper en K M C-B russel. Virtuositeitsdiploma altviool, 1ste prijzen contrapunt, fuga en compositie. Hij had een dubbele loopbaan: aan de NIR/BRT was hij altviolist in het symfonieorkest, m usicus modulator, programmator en adviseur-diensthoofd ernstige m uziek. A an het KM CBrussel was hij leraar harmonie en compositie, en docent analyse en compositie aan de Muziekkapel Koningin Elisabeth. Was ook Voorzitter Sabam. 102. Zie ook noot 86. 103. Jean Louël (“ Oostende, 3/01/1914). Pianist, leraar, componist. Academie-directeur in Aalst (1938-1945) en Anderlecht
(1951-56). Hij werd in 1956 inspecteur
Muziekonderwijs tot 1979. 104. Roland Neirinck (“ Tielt, 19/11/1942). Studeerde vanaf 15-jarige leeftijd aan het KM C-Gent: 1ste prijzen notenleer in 1959, piano in 1961, kamermuziek in 1963. Eerste aanstelling in de Tieltse muziekschool op 14/10/1963 voor notenleer. Geslaagde bekwaamheidsproeven op 10/01/1964 voor notenleer, op 26/02/1976 voor piano. Hij gaf enkel nog piano vanaf 1991-92. Ook leraar notenleer en piano in Waregem (64-67) en muzikale opvoeding aan het VT1 in Tielt. Roland was 60 dagen directeur ad interim voor Albert De Cock vanaf 8/09/1980. 105. Het ‘weeglokaal’ was in feite een deel van het vroegere stadsmagazijn ( nu staat daar de leeszaal jeugdbib.), waar elke donderdagmorgen de boerinnen hun boter lieten wegen en daarna in een mand op bankjes uitstalden. Keurders gingen rond om stalen te nemen en te proeven. In feite was dit de voortzetting van een aloud middeleeuws ge bruik, de ‘boterscaele’, toen op de Markt voor het stadhuis. 106. Brys, L, op. cit., pp. 18 en 19. 107. Zie ook: Algem ene Situatieschets, 1.4 en Bijlage IV, cijfertabellen, evenals Brys, I., op. cit., p. 17. 108. E .H . Paul Sinnesael (“18/02/1934). Hij studeerde notenleer en piano in de 294
Roeselaarse academie en trombone, klarinet en bastuba in het Kleinseminarie aldaar. Verder volgde hij orgelcursus bij Kamiel D ’Hooghe en koordirectie bij Vic Nees. Hij be gon, samen met een groepje muzikanten dat zich afscheurde uit ‘De Goede Vrienden’, in 1975 met het ‘Jeugdensem ble’. Zie ook onder Epiloog, nr.3. 109. Zie Deel II, Intermezzo na nr.8 en deel III, Intermezzi 1, 2, 3 na nr.2.1. 110. Stadssecretaris Jo ze f Tack maakte zijn budgettair verslag op 19 december 1983 over de laatste 5 jaar Vrije M uziekschool; het protocol van overname, inclusief de reglemen ten van inwendige orde en het organiek reglement werden op 11 februari 1964 goedge keurd door de gemeenteraad. 111. Verplichte cursussen voor een school van 2de categorie. Het grootste obstakel was dat de school een tijdlang die leergangen zelf moest financieren, voor de subsidies toe gekend werden. 112. André Bouckaert (°Tielt, 17/01/1938 + Leuven, 12/02/1977). 113. Een Beethovenstoel is een pianostoel mét rugleuning en verstelbare zitting. 114. De piano’s werden onveranderlijk geleverd door het bedrijf Maene uit Ruiselede. 115. Nu nr. 46, hoek Oude Stationstraat-Conventieweg. Zie ook: Verbrugge, J ., Tieltse caférijkdom. Op. cit., p.127. De courante bewering dat ‘Carius’ zou afgeleid zijn van Hellyns voornaam ‘Oscar’ is onjuist. Grootvader Remi Hellyn was afkomstig uit het Roeselaarse en had een m uziekwinkel in Gent. Hij verkocht draaiorgels en zelfge bouwde accordeons, merknaam ‘CA R IU S’. Zijn zoon Oscar huwde in Tielt en runde het café Tivoli. Hij kreeg in de volksmond de naam Carius, gaf privé-accordeonlessen in zijn café en had zelfs een eigen accordeonprogramma op Radio Kortrijk (nu Radio 2). Zijn beide zonen, Remi en Jo ze f erfden de microbe. Remi volgde aan de Tieltse m u ziekschool notenleer en kreeg thuis accordeonles én pianoles van Edouard Van Styvoort, die hem stimuleerde om naar het KM C-Gent te gaan. Daar volgde hij contra bas (accordeon bestond niet als cursus), behaalde een 1ste prijs en speelde 10 jaar bij militaire muziekkapellen. Hij speelde ook bij de Goede Vrienden en werd in 1965 bas sist bij de Filharmonie van Antwerpen en ook bij Theo Mertens. Zijn zoon Robbie trad in zijn voetsporen en is nu solist-contrabas in het orkest van De M unt, Brussel. Broer Jo ze f voltooide zijn studies aan de academie van Tielt: hij werd in 1956 de allereerste laureaat slagwerk van de school met GO in de klas van Camille Mellaerts. Hij speelde bij de militaire kapel in Duitsland. 116. Drie kinderen van André Bouckaert zijn ook erg present in de muziekwereld. Bart (°l/09/1966) is slagwerker en docent aan het KM C-Brussel, leidt er de klas hedendaag se kam erm uziek. Bruno(°6/01/1969) is m usicoloog, publiceerde veel over oude m uziek. Joris (°28/01/1970) is laureaat muziekpedagogie aan het Temmens. Docent muziekpedagogie Artevelde-hogeschool in Gent. 117. Zie ook: Deel III, 1. 118. W illy Soenen bouwde grote faam op als componist. Hij won een 1ste prijs in Gerona, Spanje, met het strijkkwartet ‘La V ita’ (1995) en een 1ste prijs in Parijs (1995) met ‘Paroles’ voor gemengd koor en harmonieorkest, op tekst van Jacques Prévert. In Hilvarenbeek (Hilversum) een 2de prijs met 'De beangstigende voorspelling van Inga Thorsson’ voor harmonieorkest en in 2002 de ‘Prix de la confédération musicale du 295
H ain au t’ met ‘Concerto for sym phonie b an d ’. In 1997 kreeg hij de Sabam prijs. Daarnaast verscheidene opdrachtwerken o .a . ‘Festival-suite’ voor het festival van Vlaanderen in 1987, en enkele cantates. 119. In 1981 werd W illy Soenen directeur van de Tieltse m uziekacadem ie.Zie deel III. 120. De moeder van Frans Rubens werd vroeg weduwe en keerde terug naar haar roots in Tielt. 121. De oudste zoon, Albert, is beeldend kunstenaar en de tweede, Pjerpol, is fotograaf. Beiden zijn internationaal bekend en gelauwerd. 122. Léon Vandenberghe, onderwijzer, toezichter in Tielt tussen 1968 en 1988. 123. Ontegensprekelijk Frans Rubens. 124. Luc Leupe (°Kanegem , 6/01/1954) behaalde aan het KM C-Gent een 1ste prijs or gel, de prijs ‘Doutrelon de Try’, in december 1965. Studeerde verder nog piano. 125. Etienne Snauwaert ("Tielt, 25/05/1942), oom van Bart. Hij gaf notenleer tussen 1965 en 1970 in de bijafdeling Meulebeke. Koster-organist in Menen. 126. zie noot 122. 127. Roger Van Parys ("29/01/1915/ +5/03/1991) was toezichter in Meulebeke tussen 1965 en 1984. Onderwijzer in Meulebeke tot 1971. 128. Paul Van Maele ("Tielt, 22/06/1951) studeerde aan het KM C-Gent. 1ste prijs no tenleer in 1968, 2de prijs kamermuziek in 1972. Samen met zijn broer Carlos hét ge zicht van de lessen notenleer voor generaties leerlingen. 129. In een school van 1ste categorie, zeg maar Stedelijke Academ ie, worden de leraarswedden 100 % betoelaagd door het ministerie van onderwijs; in de 2de categorie slechts voor 60 à 70 %. 130. Zie: Brouwers, Fred., De Koninginnewedstrijd. Gesprekken met 18 Elisabeth-laureaten. BRT-uitgave, 1987, p.205. 131. Zie Deel III, Intermezzo I, onder 2.1. 132. France Springuel, celliste, docente aan het KM C-Gent, Werthens vrouw. 133. Brouwers, F., op.cit., pp. 202-205. 134. Guibert Janssens ("14/07/1945 + 23/02/2003) was leraar viool, altviool en samen spel van 1973 tot 2000 in Tielt. Zie ook: Epiloog, 4.1. 135. Decadt alludeerde duidelijk op de internationale contacten, ook via muzikale uit wisselingen door de stad Tielt met o.a. haar zustersteden, en zeker het optreden van de ‘Am erican Youth Chorus and Youth Band’ in juli 1965. Op 10 juli traden ze op in Tielt, met als grote vedette de zwarte tenor W illiam DuPree, verbonden aan de New York City Opera, tevens dirigent van het ensemble. Hij trad nog diverse keren op als gast tijdens de Tieltse Europafeesten. 136. Stadssecretaris Tack getuigt dat de kabinetschef van onderwijs hen zeer gemoede lijk en welwillend ontving. 137. Voor een volledig curriculum, zie: Das, F., Marcel Van Quickelberghe. In: Muzikale Streekgerechten. Op. cit., pp.63-80. 138. Zie: Brys, J ., op. cit., pp. 246-248 en foto p. 209. 139. Berghmans, C ., op. cit., pp. 42 e.v. 140. Julius Vuylsteke ("Gent, 10/11/1836/ + 16/01/1903), voorvechter van de Vlaamse 296
taal en culturele emancipatie, dr. in de rechten in 1859 en gemeenteraadslid in Gent van af oktober 1869 tot 1875, als enige Vlaam sgezinde op de liberale lijst. Zie: Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, Lannoo, Tielt, 1998, dl. III, pp. 3629-3631. 141. Zie de volledige toespraak in: Berghmans, C ., op. cit., pp. 54-69. 142. 'Zuid en Noord’ was de titel van de toenmalige Nederlandse handboekenreeks. 143. We dienen ons te beperken tot een keuze uit het zeer omvangrijke curriculum van Herman Verschelden. Hij publiceerde talrijke recensies, vertalingen, scenario’s, bewer kingen en dramaturgisch werk, waaronder 5 vertalingen en 4 bewerkingen van toneel stukken. Malpertuis, Malpertuis-aan-zee (Oostende als 2de plateau) en de uitbouw van de afdelingen woordkunst en toneel aan de Tieltse academie vormen zijn geesteskinde ren. Hij was betrokken bij het monteren van 35 theaterproducties, 1 film en 3 TV-feuilletons en regisseerde zelf een 12-tal theaterproducties. De ontelbare andere producties die hij leidde (meer dan 90 stuks) besparen we U. Herman werd genomineerd voor de regie van ‘Olivetti 82’ in Den Haag, 1993, kreeg de Cactus-prijs voor cultuur van de stad Tielt, 1983, de drie sleutels-prijs van Oostende in 1992 en de persprijs van Tielt in 1997. 144. Het programma ‘Verre Vingers Tien’ ging door in Malpertuis op 22/02/1978. 145. Pro Musica is de Orff-speelgroep gesticht in 1967 en geleid door leraar muzikale opvoeding Gilbert Hinnekint aan het Tieltse St.-Jozefscollege. Zie: Billiet, J . , Een Kroniek van mensen, verenigd door muziek. 20 jaar pro M usica. Uitg. eigen beheer, Tielt, 1987. Zie ook: Deel II, onder 7.3 en Epiloog, 3. 146. Bijdrage door Wim Vanseveren in het tijdschrift ‘O zm uze’, n r.l, jan-febr. 2001, p.51. Van ‘O zm uze’ verscheen maar één jaargang. W im Vanseveren is oud-leerling voordracht van H. Verschelden en behaalde in 1977 Ua met G O en Stadsmedaille. Na zijn studie Germaanse filologie werd hij cultuuranimator (directeur) van het Cultureel Centrum Gildhof in Tielt tot september 1987.Vanaf dan verbonden aan de VRT, eerst als diensthoofd, dan als netmanager van TV 1. Sinds begin 2003 is hij administrateurgeneraal van Toerisme Vlaanderen. 147. Interview door Rudi Ailliet in Het Nieuwsblad, 24 januari 2003. 148. Mondelinge verklaring Adolf Vanneste, september 2003. 149. De eerste versie van de polyvalente ‘Europahal’ was een grote loods, een houten spantenconstructie. Het was zowel loods als fuif- en tentoruimte. Afgebroken in 2000 en vervangen door een modern com plex, de Europahal nr.2. 150. José Bouckaert behaalde aan het KM C-Gent zijn 1ste prijs hoorn in 1970 en ka mermuziek in 1971. In Ronse slaagde hij voor de bekwaamheidsproef slagwerk en be gon zijn loopbaan in Tielt als interim voor Luc Leupe, voorjaar 1967. Leraar notenleer en slagwerk (1968-70) en kopers plus samenspel (1970-75) Vanaf dan alleen slagwerk en samenspel. Vast benoemd in 1980. Hij geeft ook les in Waregem en eerder in Ronse (tot 1982). Hij was hoornist aan het orkest van de Vlaamse opera tussen 1965 en 1989. 151. Gustaaf Devolder (°15/07/1936), tuba-solo bij de Antwerpse Filharmonie, leraar aan het KM C-Gent en Academie Harelbeke, ere-dirigent van harmonie ‘Vooruit’ in Harelbeke. Hij gaf in Tielt kopers van 1970 tot 1975. 152. Zie Deel II, 5.1. Speech van Baert in 1964. 153. In 1972 bestond de Vriendenkring Wingene uit: L.Golsteyn, R.Deryckere, de direc 297
trice van de meisjesschool, E. Succaet, schoolhoofd, Leo Brengman en Albert Debouck. Vriendenkring Ruiselede: G . Arickx, Honoré De Schacht, Etienne Vaneenooghe, Adelin Vandevoorde, Roger Verhaeghe. Vriendenkring Aarsele: Norbert Van Landuyt, Noël De Ketelaere, Roger De Meyer, 154. Deze Albert Rubens niet verwarren met de zoon van Frans Rubens, eveneens Albert. 155. De OPEC-landen beperkten hun productie, verhoogden hun prijzen en voerden een embargo tegen de Pro-Israëlische landen wegens de Jo m Kippoeroorlog. 156. Zie noot 108. 157. Zie deel II, 7.5. 158. Meer over Willie Verdievel in Deel III, 2.2.1. 159. Julien Stofferis (°30/ll/1947) was leraar kopers tussen 1975 en 1981. Hij gaf ook les in Waregem en nog aan de SAMW -Deinze. Dirigeerde diverse Hafabra-orkesten zo als Nevele, Vermaak na Arbeid-Tielt, Ruiselede en Wingene. 160. William Spittael (“ Eeklo, 16/05/1950) Behaalde aan het KM C-Gent 1ste prijzen notenleer (1969), hobo (1971) en Engelse hoorn. Solist Engelse hoorn bij de Gidsen tus sen 1974 en 2001. Hij gaf houtblazers in Tielt (1972-83) en nu nog in Eeklo. Hij gaf aan Bart Snauwaert zijn eerste lessen fagot. 161. Carlos Van Maele (“Tielt, 4/10/1952), 1ste prijs notenleer aan het KM C-Gent in 1968. Vanaf 1972 leerkracht notenleer in Tielt. 162. Anne-Marie Verhaeghe (“ 6/02/1955) gaf notenleer en verzorgde de pianobegelei ding tussen 1972 en 1989. 1ste prijs notenleer KM C-Gent, 1973, 1ste prijs harmonie aan het KMC-Brussel in 1979 en piano in 1980. 163. Zie ook: Epiloog, 7. 164. De dorpshymne van Kanegem, het Lied van Kanegem heeft als 1ste vers: ‘Voor Kanegem wil ik mijn harpe snaren’ en is geschreven door A.Van Houtteghem, eertijds schoolhoofd in Kanegem. 165. Franky Sarrazyn (°l/05/1956) behaalde aan het KM C-Gent 1ste prijzen klarinet en notenleer in 1975 en kamermuziek in 1976. Hoger Diploma klarinet 1979. Leraar klari net in Tielt sinds 1976 en is ook nog 1ste klarinet bij het corps van de Gidsen. 166. Nicole De Rudder (“1/02/1952): 1ste prijzen aan het KM C-Gent: notenleer in 1972, harmonie 1974 en cello-kamermuziek 1976. Geeft cello/contrabas in Tielt sinds 1977. Sinds 1975 ook in Brugge. 167. Roland Neirinck kreeg die uitzondering niet. In werkelijkheid gaf hij maar 8 uur piano i.p .v. de vermelde 11 uur. 168. In de goeie ouwe tijd diende men 98% te behalen voor een medaille en daarna 95% (tot en met de periode De Cock). 169. De Weekbode, 29/01/1980, p .l . Artikel Geert Van Hecke. 170. Luc Cauwelier (“ 21/1/1955) 1ste prijzen aan het KM C-Gent: notenleer in 1973, gi taar in 1979, Hoger Diploma Kamermuziek in 1980. Leraar gitaar sinds 1979. 171. Antoon Haeck (“4/04/1943) behaalde aan het KM C-Gent 1ste prijzen zang (1969) en lyrische kunst (1971); verdere studies in New York. Van 1969 tot 1976 verbonden aan de Koninlijke Opera te Gent. 298
172. Het Laatste Nieuws, 17/11/1982. Artikel van W. Pelemans 173. Het Volk, 17/11/1982, artikel van L.S. 174. W illy Soenen was slechts één maand verwijderd van zijn eindproef voor Fuga aan het KM C-Gent, waarvoor hij toen een 1ste prijs behaalde. 175. De pedagogische proef bestond uit: 1. Ondervraging over pedagogie en adm i nistratie; 2.Bijwonen en beoordelen van een solfègeles; 3. Dezelfde les geven. 176. Diverse artikels in september/oktober in de Weekbode, Het Nieuwsblad en het Laatste Nieuws. Ook in Het Nieuwsblad van 8/12/1981, p.32. 177. Johan Vandecaveye (°25/01/1959) gaf gitaar in Tielt van 1981 tot 1995; hij treedt samen met vriend-collega Luc Cauwelier op als gitaarduo ‘G iuliani’. 178. Ludwig Lapauw (°9/02/1955) behaalde 1ste prijzen notenleer in 1978 en dwars fluit in 1980 aan het KM C-Gent, bekwaamheidsgetuigschrift in 1981. Lesgever dwars fluit van 1981 tot 1994 in Tielt. 179. De historiek van JET: zie Epiloog, 3, en: www.jetsym phonicband.be 180. Slogan van het Tieltse St.-Jozefscollege vanaf 1985(?), een vondst van leraar Robert Declerck. 181. Nu is de naam JE T (JeugdEnsembleTielt) symphonie band geworden. 182. Zie onder Deel II, Intermezzo, na nr. 8. 183. Zie onder Deel III, Intermezzo na nr. 2.1. 184. De VU had toen 2 raadsleden in de oppositie: Luc De Rammelaere en Herman Verslype; beiden werden schepen na de verkiezingen van 1982. 185. De Weekbode, 5 juli 1982: 'De Tieltse jeugd niet m uzikaal?’ door Mare Vervaet. 186. Brief aan de ouders van 27 september 1982. 187. Dat besluit regelde de toelatings- en overgangsvoorwaarden en het hele ‘organieke reglement’ van de muziekscholen. 188. Eufonium of euphonium: tenortuba, kleine tuba .Vooral gebruikt in HAFABRA. De lichtere variant heet ‘bariton’. 189. Mieke Ailliet (°15/07/1968) 1ste prijzen notenleer en hoorn aan het KM C-Gent en Hoger Diploma hoorn (bij Luc Bergé) en Kamermuziek in 1993. Is sinds 1991 verbon den aan het BRT-orkest, nu het VRO. Ze diende de hoornlessen in Tielt op te geven wegens geen pedagogisch diploma. 190. Zie noot 177. 191. Marcel Ponseele (°Kortrijk, 1957). Studeerde moderne hobo en kamermuziek in Brugge, Gent en Brussel. Hij specialiseerde zich in barokhobo en werd samen met Paul Dombrecht pionier van de grote revival ervan. Speelt met alle grote internationale topensem bles voor barokm uziek (‘La Petite Bande’ van Kuyken, ‘The Am sterdam Baroque’ van Ton Koopman, ‘La Chapelle Royale’ (Herreweghe), ‘Les Champs Elysées (idem). Hij is ook leider van de 'Harmonie des Champs Elysées’ en het ensemble ‘II Gardellino’. Samen met zijn broer heeft hij zich gespecialiseerd in het bouwen van ko pieën van hobo’s e.a. van 18de eeuwse meesters. (De Ponseeles volgden trouwens ooit nog les houtbewerking in het Tieltse V TI). Enorme discografie: de naam Ponseele heeft 712 sites op Internet. 192. Zie noot 87 299
193. Anne Debusschere (“ 6/04/1962): 1ste prijzen aan KM C-Gent voor notenleer in 1984 en kam erm uziek in 1985, hoger diplom a sax in 1990 bij W illy Demey. Pedagogisch getuigschrift in 1986. 194. Pascal Coom an (“ 9/03/1972) behaalde aan het KM C-Gent de meestergraad saxo foon bij Willy Demey en hafabra-directie met aggregaat in 1997. 195. Directeur Soenen berekende dat er aan Tielt nog 10 uur teveel was toegekend. 196. V.V.S.M . is de Vlaamse Vereniging ter stimulering van Onderwijs in M uziek, Woord en Danskunst, opgericht in 1980. Ze was onder leiding van Frans Truyts, directeur in Sint-Niklaas, sterk betrokken bij de DKO-onderhandelingen en werkte nauw -té nauw volgens sommigen- samen met het kabinet Coens. De beloften die verkregen werden in ruil voor enkele zware toegevingen, o.a. uren van 60 minuten, werden niet ingelost en de kritiek zwol aan. De vereniging viel stil na 1990. Zo ontstonden diverse nieuwe or ganisaties zoals WKO (werkgroep kunstonderwijs) en KOIN (Kunstonderwijs in nood), later het KOIA (Kunstonderwijs in actie) dat zich vooral schrap zette tegen de botte-bijlpolitiek van minister Vandenbossche; Bart Snauwaert was er enkele jaren voorzitter van. Nu bestaan nog de VerDi, de DKO-directeursvereniging, en de LeVeDKO, als lera renvereniging. 197. Het Nieuwsblad, 17/11/1984 198. Rudi Ailliet, leraar en journalist; Artikel in De Weekbode van 10/12/1983. 199. Zie Einde deel II, Intermezzo. 200. Zie Deel III, Intermezzo na 2.1. 201. De Weekbode, 2 maart 1984. 202. Journalist Martin Tytgat. 203. Zie Deel III, Intermezzo na 2.1. 204. Zie Bijlage IV, diagrammen. 205. Interview Georges Van Cauwenberghe, schooldirecteur en toezichter in Zwevezele tot 1983, september 2003. 206. Zie Deel III, 1.3. 207. Het jammerlijke was, dat eenmaal de posities ingenomen of vooringenomen, ie dereen zich verschanste in zijn grote gelijk of de kat uit de boom bleef kijken. 208. De bizarre geschiedenis van de Tieltse barbier Olivier de Neckere (Necker betekent duivel), die de persoonlijke raadgever werd van de Franse koning Lodewijk XI in de 15de eeuw, kan u lezen in ‘Olivier. Het verhaal van een Tieltse duivel’. Verhaal door Jaak Billiet en Ja n Vander M eulen, uitgave Roede van Tielt, 1984. 209. Quintessens: houtblaaskwintet ontstaan in oktober 1982 aan het KMC-Brussel. Marijek Gheyen (fluit), Jan Maebe (hobo), Geert Baeckelandt (klarinet), Rik Vercruysse (hoorn) en Bart Snauwaert (fagot). Samen behaalden ze het Hoger Diploma kamermu ziek in 1984. Talrijke concerten in binnen-en buitenland; laureaat Nationale Kamermuziekwedstrijd in Tervuren (1986) en de Festival-Award van de wedstrijd Festival van Vlaanderen en Wallonië in 1988. Diverse CD-opnam es, o.a. met pianist Jan Michiels. 210. Karinne Ottevaere (“ Wevelgem, 2/06/1951) behaalde aan het St.-Lucas-Gent een A l Vrije grafiek in 1972, een A l schilderkunst in 1975 en een diploma restauratie en con servatie van kunstwerken. Eerst was ze lerares in Wevelgem, dan aan het SABK-Menen, 300
dan in Tielt. Ze werd directrice van de Tieltse kunstacademie in september 1984. 211. Dit was een juiste stelling: zulke voorwaarde kon nooit wettelijk hard gemaakt worden. 212. Een gelegenheidsensemble van een aantal oud-leerlingen en leraars. Zie foto. 213. De Weekbode, 18/10/1986 door Rudi Ailliet. 214. Gegevens uit De Standaard, 5/06/1987. 215. Zie noot 196. 216. De Standaard, 1/09/1988. Interview met minister Weckx. 217. Het Verbond van Steden en Gemeenten. 218. Hiervoor zijn geen bewijzen voorhanden. 219. Carlos Van Maele, vakbondsafgevaardigde. 220. Dit comité kende een kort bestaan en was vooral opgericht om de crisis te bezweren. 221. Henk Soenen ( ° 10/04/1965) behaalde aan het KM C-Gent tussen 1988 en 1996: het hoger diploma klarinet en kamermuziek, een 1ste prijs harmonie, een praktijkdiploma orkestdirectie, pedagogische diplom a’s klarinet, samenspel en kamermuziek en het diploma van meester in de m uziek, optie klarinet. Hij schoolde zich internationaal bij, ondermeer met master-classes in Amerika en in Nederland en lessen bij de be faamde Andrew Marriner in London. Optredens in binnen-en buitenland, met zowat alle militaire muziekkapellen en meermaals voor het Festival van Vlaanderen. Henk geeft les o.a. in Tielt en Oostende sinds 1990 en is klarinet-solist. 222. W illy Soenen schreef voor zijn beide muzikale zonen, Geert en Henk een concertino. Voor Geert, pianist en dirigent van ‘Accadem ia dell’arte’ van de Lyrica-concerten in Gent en van het Orkest Jeugd en M uziek Oost-Vlaanderen, componeerde hij een concertino voor piano en orkest. Voor Henk componeerde hij in 1992 het ‘Concertino voor Henk’, in opdracht van The International Clarinet Association. 223. Zie Epiloog, 3. 224. Voor een volledig overzicht van de DKO-structuur, zie bijlage V. 225. OVSG: Onderwijssecretariaat van Vlaam se Steden en Gemeenten, koepelorganisa tie van 90 % van de DKO-academies. Het muziekonderwijs staat dus quasi onafhanke lijk van de ‘Guimardstraat’ of het ARGO. 226. Bart Snauwaert (“ Tielt, 2/05/1962) behaalde zijn 1ste prijzen aan het KM CBrussel en het Brabants Conservatorium van Tilburg, voor geschreven harmonie en muziekgeschiedenis (1983), Het Hoger Diploma Kamermuziek in 1984 en zijn 1ste prijs Hoger Diploma Fagot in 1985. Hij behaalde het pedagogisch getuigschrift fagot-harmonie-instrumentaal ensemble en uitvoerend musicus, hoofdvak fagot, in Tilburg. Begon als lesgever harmonie in Tielt (1983-85) en fagot vanaf 1993. Hij werd directeur van de SAMW-Tielt in 1996. Hij was vast verbonden aan het Nieuw Belgisch Kamerorkest, I Fiam m inghi en het Westvlaams Orkest, en nog steeds bij het Symfonieorkest van Vlaaanderen. Sinds 1987 dirigeert hij het Koninlijk Koor en Orkest Zanglust Tielt. 227. Luc Bataillie (“ 24/06/1958) is leraar harmonie en AM T-AM V sinds 1986 in Tielt. lste prijzen aan het KM C-Gent: fuga, contrapunt en harmonie in 1986, muziekgeschie denis in 1986 en pedagogische diplom a’s muziekgeschiedenis en harmonie in 1983 en 1985. Hij werd Meester in de m uziek, optie muziektheorie in 1999. 301
228. Wouter Vande Ginste (°Aarsele, 16/07/1973) is leraar piano en pianobegeleiding sinds 1993. Hij werd Meester in de muziek voor piano in 1996 met aggregaat sec.onder wijs. Hij is de zoon van Antoon, oud-onderwijzer en toezichter in de bijafdeling Aarsele vanaf 1971 tot heden. 229. Het Nieuwsblad, 16/05/1997, artikel Rudi Ailliet. 230. In het oude systeem moest je 70% halen om geslaagd te zijn, 80% was onder scheiding en 90% grote, 96% grootste. 231. Katrien Vintioen (°7/01/1970) Lerares kopers, specialiteit hoorn, in Tielt van 1997 tot september 2003. 1ste prijs hoorn aan het Lemmensinstituut in 1993 en Meester in de m u ziek, optie kam erm uziek in 1995. Zij is m om enteel vast verbonden aan het Nationaal Orkest van België en geeft nog les aan het SA M W van Lokeren. In 2003 op gevolgd door Jeroen Billiet. 232. Sandy Vandendriessche (°3/04/1980) is leraar gitaar in Tielt sinds februari 2002. Hij volgt nog zijn 3de jaar meestergraad gitaar bij Yves Storms aan de Hogeschool Gent (de nieuwe entiteit waarin het KM C-Gent opgeslorpt is). 233. Eindnoot nr. 145. 234. Info@ jm aprom usica.be en www.jm aprom usica.be 235. Jo h an Schotte (°Tielt, 6/06/1964) Hij studeerde aan het Leuvense Lemmensinsituut. Laureaat met GO en 1ste prijzen notenleer, tenortuba, bastuba, harmonie, m u ziekgeschiedenis en kamermuziek in 1988. Hij musiceerde bij de Kapel van de Marine, werkte free-lance als tubaïst bij o .a. het Nationaal Orkest van België, II Novecento, Het Nieuw Vlaams Symfonieorkest en het koperensemble ‘The Art of Brass’. Hij gaf les aan het Lemmens van 1990 tot 1999 (didactiek, kamermuziek en tuba). Thans full-time le raar en pedagogisch coördinator aan de Roeselaarse Academ ie.Hij dirigeert o.a. het har monieorkest van Waardamme en de JET-symphonic-band sinds 1985. 236. JE T treedt regelmatig op in de Europese zustersteden van Tielt: Brignoles(E), Gross-Gerau (D .), Bruneck (L), Szam otuly (R).Tielt organiseert Europafeesten sinds 1958-59. 237. Info door leraar-dirigent Rik Stevens. Zie ook: Verbrugge, J . , 75 jaar Vermaak na Arbeid, 1926-2001. Eigen Beheer, Tielt, 2001, pp. 134-142. 238. Het Nieuwsblad, 26/01/1999, artikel Rudi Ailliet. 239. Sandra Mollin (°5/07/1976) behaalde aan het Lemmensinstituut een Meestergraad accordeon met aggregaat in 2000, klas Eddy Flecijn. 240. Laureaten 2000. Voor muziek: - Koen Baelden, Ciska Vandendriessche en Dephine Van Iseghem, piano - Annelies Debever en An Degraeve, gitaar - Sarah Holsbeke en Kerlijne Vandenbulcke, viool - Evy Crevits, dwarsfluit en Ja n Sarrazijn, klarinet - Griet Demeyer en Wouter Dewitte, cornet - Sarah Holsbeke, Catharina Pottie, Evelyne Tassaert, Goedele Vanhessche en Geert Meese, muziekgeschiedenis Laureaten Woord: - Caroline D ’Hondt en Jeroen Van Eyck, toneel 302
- Leen De Witte en Joost Van Eyck, voordracht 241. Roel Vanden Heede (“19/12/1972/ +20/03/1984) was leerling bugel bij Rik Stevens en verongelukte in Pittem, op terugweg van de academie. Zijn vader, nauw verbonden met de Pittemse fanfare en lid van het CV T van de academie, en moeder be sloten om een jaarlijkse prijs uit te reiken, in overleg met het gemeentebestuur, fanfare en academie. De winnaar moet lid zijn van de academie, een fanfare-instrument bespe len, minstens graad L4 hebben, het hoogste aantal punten behaald hebben voor instru ment en regelmatig de repetities van de fanfare bijwonen. Prijswinnaars Roel Vanden Heede: Vanaf 1984-85, jaarlijks: Chris Vantomme, trompet, Noël De Cokere, trompet, Nico Grym onprez, trom bone, Carl M aes, bariton, Katrien Verstraete, dw arsfluit, Sofie Demeulenaere, hoorn, Nico Monteyne, hoorn, Stijn Dewitte, tenortuba, Carolien Van Laere, dwarsfluit, Tom Dewitte, slagwerk, Steven Dewitte, hoorn, Steven Dejaegere, bu gel, Goedele Van Hessche, dwarsfluit, Nico Desender, trompet, Marlies Monteyne, dwarsfluit, Reinhilde Van Hessche, klarinet, Evelien De Beis, dwarsfluit, Reinout Van Hessche, trombone en Bart Defour slagwerk. 242. Els Trio (“1/11 /1969) behaalde aan het KM C-Gent haar meestergraad dramatische kunst, optie toneel en haar aggregaat in 2001 en 2002. 243. Catherine Vandevelde (“ 7/08/1961), sopraan, behaalde het Hoger Diploma zang aan het KMC-Antwerpen en diploma uitvoerend musicus + muziekdramatische oplei ding in de Rijkshogeschool van M aastricht in 1990. Zij is lauréate van het Kon. Elizabethconcours voor zang in 1992. Zij behaalde meerdere nationale en internatio nale prijzen en staat in heel Europa op de planken; zij is een veelgevraagde oratoriumzangeres en creëert mee werk van hedendaagse componisten. Harry Cox droeg een liedcyclus aan haar op. Zij kan bogen op talrijke CD-opnames en vertolkt een omvang rijk en gevarieerd opera-repertoire. Zij was lerares zang aan het conservatorium van Brugge en sinds september 2002 aan de SAMW-Tielt. 244. W im Vanseveren: zie noot 146. 245. Lieven Decauter (°1959) volgde klassieke humaniora aan het St.-Jozefscollege van Tielt en studeerde filosofie en kunstgeschiedenis in Leuven. Hij publiceerde ‘Het hier namaals van de kunst’ (1991), ‘Archeologie van de kick. Verhalen over moderniteit en ervaring’ (1995), ‘De dwerg in de schaakautomaat. Benjamins verborgen leer’ (1999), ‘De dageraadsmens’ (dichtbundel) in 2000 en is co-auteur van ‘Dat is architectuur. Sleutelteksten uit de 20ste eeuw ’ (2001) en ‘Het kleine lexicon van het Vlaam se (Architectuur)landschap’ (2002). Docent en onderzoeker van het departement architec tuur, Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening van de K.U.Leuven en doceert cultuurfiloso fie aan de film school RITS, de dansschool P .A .R .T .S in Brussel en de W illen De Kooningacademie in Rotterdam. 246. Ilse De Backer (“19/03/1975) geeft piano en verzorgt pianobegeleiding sinds 1998. Meestergraad piano en aggregaat aan het KM C-Gent in 1998. 247. Iveta Floreva (°9/06/1968) geeft piano in Tielt sinds 2002. Diplom a Hoger Onderwijs, specialiteit muzikale opvoeding (1992) aan de Dans-en Muziekacademie van Plovdiv ( Bulgarije) 303
248. Muziekafdeling: 88% van de geslaagde jongeren in L4 gaan naar M l en 83% van de geslaagden in M3 gaan naar H l. Woord: 68% van de geslaagden in L4 gaan naar M l en 36% van de geslaagden in M3 gaan naar H l. 249. Zie ook: deel II, 7.
Inhoud van de 34ste jaargang (2003) nr 1, jan.-feb.-maart 2003 De Brabandere R., Alexander Spierinc, soeverein-baljuw van Vlaanderen ( + 1403) (blz. 3-32) Vankeersbilck J ., Lactil of het verhaal van de Tieltse melkerij (blz. 33-68) nr 2, april-mei-juni 2003 Hollevoet Fr., Bevolkingsprofiel van de kersverse parochie Schuiferskapelle in 1786 (blz. 7179) Hollevoet Fr., Heren en leenhof van Wakken (blz. 80-133) Hollevoet Fr., Spoken op Allerheiligennacht 1852 (blz. 134-135) nr 3, juli-aug.-sept. 2003 Delange M ., Onsuccesvol jong boefje uit Wakken (1741) (blz. 139-141) Delange M ., Oostrozebeekse Zwevezelenaar verongelukt in Ingelmunster (1768) (blz. 142144) Demeulemeester A ., Pittems pastoor ontevreden over schoolbestuurder (1894-1908) (blz. 145-154) Demeulemeester A ., Bisschop Waffelaert ongerust over een kern van Daensisten in Pittem (1897) (blz. 155-158) Denolf A.-Gr., â&#x20AC;&#x2DC;Arm Vlaanderenâ&#x20AC;&#x2122; - Demografische aspecten van de crisisjaren 1840 in Aarsele (blz. 159-164) Janssens R., Het verhaal van Julien Maes en Roger Blondeel uit Aarsele (blz. 165-170) Maes P., Medische hulpverlening aan arme lieden in Oostrozebeke (1735) (blz. 171-172) Verbrugghe R., The promised land (blz. 173-184) nr 4, okt.-nov.-dec. 2003 Billiet J ., Van Feestpaleis tot Lakenmarkt. 80 jaar muziekonderwijs in Tielt (1922-2003) (blz. 3-304) 304
Uitvaartcentrum
DHONDT & BOCKELANDT Begrafenissen - Crematies - Funérarium Stationstraat 103 - Tielt Tel. 051 40 02 27 - Fax 051 40 56 27
Ani((eur Gery Rosselle - Carine Vercoutere Pittemsesteenweg 34-36 • 8700 Tielt Tel. 051 40 26 56 • Fax 051 40 72 52 E-mail: artifleur@skynet.be
Snijbloemen Planten Bloembinderij Handgebonden direct meeneemboeketten Bloemenabonnementen Verzorgd rouwwerk Trouwruikers Kerkversieringen terrasplanten en -potten verhuur van planten Aanleg en onderhoud van plantenhoekjes
B esp aar op U w ban k k o sten
M ET O N ZE Z IC H T R E K E N IN C
Standaard Ö J Boekhandel
- G R A T IS bankkaarten - G R A T IS cheques - Alle bankverrichtingen G R A T IS
K ortrijk straat 26 8700 Tielt I E P E R S T R A A T 8 • T I E L T * 051 4 0 3 9 53 V I N K T S T R A A T 5 « A A R S E L E • 051 6 3 6 7 10
tel. 051 40 45 91
A T e K a b v b a * T a n g h e K ris
fax 051 40 74 34
^ g V IR G E N T K uw appeltje voor de dorst
sb. tielt @ standaardboek.com www.standaardboekhandel.be
D LE COMPUTERS
Vredestraat 20 8700 TIELT Tel. 051 40 61 93
Drukkerij bvba Desmet-Dhondt, Wakken