1
ƒ ^ F~Q éw M e d e
V*■*■
j ït ' ^ \ t ' ./y
, ié M j.r )
Zoot&nhuRe \
'llatelun)
Strafte^Vc/hoek
urqujgs J[
iWutiver.r
^Caeneti/kti/ii Toom
'
l,9fy
W //
'S\ s]3&y>efy7. wr (rroot\
i-’/ei/en 7 r ti /w X i /.'/ A '- i
|
rffltirkeqhen
è f W ackemiyy yk'aplier/brtuj^e\^^^ W arkj'bruju/t‘
•ieAbee/e i D
j l ■■
ri unster
ucn /
f ’idNteitè’mhove \ / W te& M f’
feulen -hoek
metieren
De Roeôe van Treft Driemaandelijks heemkundig tijdschrift 35ste jaargang, nr. 1 —januari - februari - maart 1004 Afgiftekantoor 8700 Tielt
AUTOCARS-REISBUREAU
S UP E RMARKT f l „
i xviï é ixlu Kortrijkstraat 56 8 7 0 0 Tielt Tel. 051 4 0 1 1 76
© i
m iq ü u q x Kasteelstraat 149 8700 TIELT Tel. 051 40 18 23 Fax 051 40 51 93
w w w . d e m e ib l o e m . be
Oude Stationstraat 142 8 7 0 0 Tielt (aan het station) Tel. 051 4 0 6 4 35
CENTRALE VERWARMING
ALGEMENE ELECT RICIT EIT
&
s a n it a ir
bvba Debusschere
E .& L.
ir.
Deconynck-Ampe bvba
Bruggestraat 43 - 8700 TIELT Tel. 051 40 07 15 Fax 051 40 73 37 GSM 0475 32 77 08 Toonzaal en magazijn:
Klijtenstraat 27-29 8700 Tielt
Privaat- en industriële installaties Laagspanningsinstallaties
Voor service en kwaliteit:
Gecertificeerd installateur: domotica data- en netwerkbekabeling
Tel. 051 40 01 09
STUDIE-ADVIES-UITVOERING
De Roede van Tieft Driemaandelijks heemkundig tijdschrift voor de gemeenten van de vroegere roede van Tielt: Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem en Zwevezele 35s,e jaargang, nr. 1 • januari - februari - maart 2004 Wettelijk depot - BD 25413
De Roede van Tielt
Inhoud
Gesticht op 28 april 1970 Lid van het West-Vlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde
Iriez Démarrez
erevoorzitter:
DE SAEISSENBEEK TUSSEN MARKEGEM EN WAKKEN p.38-44
VAN MEULEBEKE NAAR NEW FLANDERS p. 3-37 Frans Hollevoet
Paul Vandepitte, voorzitter 1970-2000
Frans Vander Plaetse
Voorzitter en verantwoordelijk uitgever:
DE TIELTSE 'GEVANGENIS’
Michaël DELANGE Veldstraat 96, 8780 Oostrozebeke Tel.: 0474 43 73 01 E-mail: m.delange@yucom.be
p. 45-46
Patrick Maes
DE VERWOESTING MIJNS VADERDORPS p. 47-50 Juul Desmet
Ondervoorzitter:
OPENBARE VERKOOP VAN KOOI-HAELE IN WAKKEN (1829) p.51-52
Paul CALLENS Waterstraat 18, 8740 Pittem Tel.: 051 46 71 90 E-mail: pinl8290@pi.be
Adressen van de auteurs: INEZ DEMARREZ C. Buyssestraat 34, 9810 Eke
Secretaris-penningmeester: Philippe DE GRYSE Stoktmolenstraat 32/3, 8700 Tielt Tel. & Fax: 051 40 18 38
FRANS HOLLEVOET Bedevaartstraat 98, 8700 Tielt FRANS VANDER PLAETSE Lindenlaan 17, 8700 Tielt
Redactieraad:
PATRICK MAES N oordabeelstraat 33 b, 8830 Gits
Jaak Billiet, Johan Buyck, Paul Callens, Philippe De Gryse, Michaël Delange, Frans Hollevoet, Thijs Lambrecht
JUUL DESMET Roterijstraat 3, 8720 Wakken
“De Roede van Tielt” verschijnt viermaal per jaar. De lidmaatschapsbijdrage is € 17,50 voor gewone leden, € 35 of meer voor ereleden, over te schrijven op het bankrekeningnummer 4679350801-88 van De Roede van Tielt, Stoktmolen straat 32/3, 8700 Tielt. Er worden geen losse nummers verkocht.
Bibliotheek & fototheek: Beernegemstraat 5, 8700 Tielt open elke zaterdag, lOuOO - llu30 of na afspraak
Cartotheek:
Bijdragen worden aan de redactiesecretaris bezorgd. Elke auteur heeft recht op tien exemplaren van het tijdschrift met zijn bijdrage.
Hazelaarkouter 60, 8700 Tielt, na afspraak.
Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in “De Roede van Tielt” mogen slechts overgenomen worden na de uitdrukkelijke toestemming van de redactie.
Kaft: detail van de kaart “District van Thielt (West-Vlaanderen). Bevat 1 stad, 17 gem eenten en 63.986 zielen” (ca. 1825) (verz. Paul Vandepitte)
2
liiez D ém arrez
VAN MEULEBEKE NAAR NEW FLANDERS, PENNSYLVANIA. HET AMERIKAANSE AVONTUUR VAN KAREL VERBEKE Karel Verbeke
Op 10 januari 1799 stapte Bernard Verbeke, tonnelier of kuiper in de Pittemstraat, het gemeentehuis van Meulebeke binnen om de geboorte van een zoon aan te geven. Het kind was avant hier, 8 januari, ter wereld gekomen en werd met de voornaam Karei bedacht. Omdat de kleine onder Frans bewind geboren werd, stelde burgemeester Labens een Franstalige acte de naissance op voor Charles Verbeke, fils de Bernard Joseph Verbeke et de Barbe Thérèse Devaere, son épouse en légitime mariage. Vader Verbeke werd vergezeld door twee getuigen, Charles Joseph Mestdagh, huissier of deurwaarder in Ingelmunster, en Albertine Roeges, couturière of naaister uit Nevele. Beide getuigen ondertekenden de geboorteakte, de vader plaatste een kruismerk. Waarschijnlijk werd Karelke nog diezelfde dag in het geheim gedoopt. Pastoor Maenhout van Meulebeke en beide onderpastoors Van Geyte en Desmet hadden immers geweigerd om de eed van haat aan het koning schap en die van trouw aan de Franse Republiek af te leggen en ze leefden ondergedoken. Op de parochie hielden zich echter nog vier paters recoletten uit Tielt schuil en zo slaagde de geestelijkheid erin om in de beloken tijd - van 28 september 1797 tot 6 juni 1802 - de sacramenten te blijven verstrekken. De kleine Verbeke kreeg dus clandestien het doopsel toegediend, waarbij Carolus Mestdagh en Albertina Roeges zijn fiere doopouders waren. De dopeling kreeg dezelfde voornaam als zijn peter. Karei was niet het enige kind in het gezin Verbeke. In de geboorte registers van Meulebeke vonden we volgende nakomelingen van Bernard Verbeke en Barbara Theresia Devaere terug: Eugenia Bernard Charles François
006.02.1796 0 18.05.1797 0 08.01.1799 019.03.1801 3
// yjfitrnyr/*.
-
v
/r ^ /c y y /
J ^ é y > a ./o
*"*y^ <~'yy i,0£V r)d P p ^a 'y & u / / u s / j ^ / r f ^ e s s ---- /i /) fo u t /a c x - fj^
t/
^
< ^/^< ///»f/Sf fó c u /Y c r f a / f y
- ƒ
(O?
'
/^ ■ 6 Y („ fo J.c J O L * y /f(y s * f* C ê A S //< )<u fi /t/ tf* - Æ tty a / ^ < y
*M Lé£L/t 9 , ^ ^ sr+4tStA (, eV tA t t s a / f t s YvOrc W / ^ v
/
\
M é * -.
/ < //1+ü/by ^ A , , / n t , < v / ' < * / / Qj v y . * //yy *
^ y / / c / t t e * e" y ncf r / *• ', i * y / /f-/t-
^ ^ a j / f a y / f , ó /y * S r -= •
y r / y ,. * i* f(jr J tJ a //* i é / f o ft ta / J a u p s t é /M
-fo M ^
tt/e s tà a jÿ /'
a j y * 'f r f t Ÿ « 'J .
/- 6
& i i ù y f e / ■C & iH .jrtM rC U i/ffL- t'a s y s ftftr te 4 4 * $ * t f ^ < - , |
<*//fit, /iscr afAej*»/^**/uht t*fj, ay, ‘c/'f/W/v^r)4/Y-^tjrJ). / ç/f(f(/ uy/ï/tY, (t/ei//^}f i/fla/*é O-
(
^ e j/a A
/ j a / r / l f - / / t f l f f ' f i J& !yb./Àl_
? fo « <yto ó ts */* a y . f($ f /* ( gs s /t /* t o< ^,'SA i l src t û ÿ '/
/* * s < u /% y
s t s . f s s o a s / uss * ,/A s c i^ a a A s J t ' /^ o r / / s / a / f f / a ^ a é < / / i * t y a — / sm ^
l
& n < /o4*t /j ss^u s u ÿ a e t s / / n a / *
y t <Jr*r£r'<3
* //< /
f <)o««s ' ( yt/f/ « êJÜ, dl,,/,Va./,*,, p„,dsV .7,$-/i'(**.*£ ^
U ., i / / r )j y / _
J i a f / t * / i t s t / 'n
a ^ a y** </j/ ' A
s /
/
‘u
jsu
rÿ
,$
/r u
/y
,S y frV m^
J f f / a /,a u - .o / « . / , , ^
ÿ
/u <
//, An
y> J s * - y y s\ * , ,/ *c*/f y'ixet-J (Ÿt<s/>st</vr^^yz>/ ' J y g û/S.'ÿt/s/* t/f A /> < y '< * - * / ( / ‘ A e t t / ( S f t r j t t r
/y /y * * a ^
,SL/
/t y é " /
/
/ y / le t f h t< / * r / t ^
<‘t d / , ) r<,„ / „ « „ , . [ * « /
(u/> t— s Z f j t f f , /' „!, < S
J £ y> „ jSt
r,ï,ÏS , -yf y „ / ) /// / 2 / c . ^oar/~T/ <y ûdASPt*J pks /&*■U ^a^hits j, t'</ / / ■cist^ y< ** / / / ' &* /7 /) / / / li<&*'ÿ<£t y^, OeAisa/sfy/fiyisA à&to/fZ) ii,Jcir jQ_Ocp'jy$
Geboorte-akte van Karei Verbeke. (Gemeente-archief Meulebeke)
4
Virginie Amelie Collete Marie Jacqueline
11.04.1803 07.07.1805 17.01.1808
Aan het huiselijke geluk kwam er echter bruusk een einde toen moeder Barbara Theresia Devaere op 9 september 1810 overleed. Op 17 augustus 1812 stapte Bernard Verbeke opnieuw in het huwelijksbootje met Rosalia Willemyns. Rosalia bracht uit haar vorige huwelijk de 5jarige Ferdinand Talpe mee en ze beviel op 14 januari 1813 van nog een zoon, Louis Verbeke. Maar ook dit nieuwe huwelijksgeluk bleef niet duren, want vader Bernard stierf op 11 oktober 1817. Hij was pas 46 jaar oud. Veel tijd om te rouwen kreeg de jonge Karei niet, want hij werd opgeroepen voor de militaire dienst. Hij trok op als loteling van de lichting 1818. Enkele jaren later, op 12 mei 1823, vinden we Charles Verbeke terug in Wakken. Hij trouwde er die dag met de 27-jarige Eugenia Horions. Het echtpaar woonde eerst in de Markegemstraat en later op de Marktplaets, waar Verbeke als kuiper en herbergier aan de slag was. Het gezin werd gezegend met negen kinderen: Carolus Ludovicus Constantinus Fredericus Constantinus Ludovicus Julia Maria Adolph Gustavus Mathilde Lucia Emelie Melanie Henri
° 15.03.1824 ° 09.09.1825 0 10.11.1826 0 18.05.1829 ° 27.06.1830 ° 15.03.1833 ° 19.10.1834 ° 26.09.1836 ° 01.03.1839
t 12.07.1826 t 04.04.1841
Op 10 augustus 1840, toen de jongste telg Henri pas anderhalf jaar oud was, overleed moeder Eugenia Horions. Met een huis vol kinderen kon Karei Verbeke niet bij de pakken blijven zitten. Hij zocht en vond dus zijn tweede bruid, Rosalia Lefevere. Het gezin kreeg er nog vijf kinderen bij: Victor Félix Udoxia Hortentia Leopoldus Adilia Maria
18.04.1842 14.12.1843 01.07.1845 18.11.1846 13.05.1849 5
t 26.11.1845 t 17.01.1847
In Wakken was het ondertussen niet goed leven. De meeste inwoners kampten wanhopig tegen honger en ziekte. Het kroostrijke gezin Verbeke vormde hierop geen uitzondering. Maar vader Karei vond een uitweg: emigreren. De hongerjaren
De jaren ’40 van de negentiende eeuw waren rampzalig voor heel Vlaanderen. De winter van 1844-’45 was uitzonderlijk lang en streng. Bijna de volledige koolzaadoogst en een groot deel van het wintergraan gingen verloren. In juli 1845 stelde men ook nog een aardappelplaag vast. Niet alleen de planten werden door de valse meeldauw aangetast, ook de knollen gingen door verrotting verloren. De opbrengst van 1845 volstond nauwelijks als plantgoed voor het volgende jaar. Het verlies aan aardappelen liep in West-Vlaanderen op tot 92,4 %. De bevolking leed honger. In 1846 trof een nog veel grotere tegenslag de hele land bouw: tijdens de zomer werd de rogge door korenbrand aangetast. Dit betekende slechts 30 kg rogge per inwoner in plaats van 90 kg. Bovendien werd de ondervoede bevolking een gemakkelijke prooi voor snel om zich heen grijpende epidemieën. In 1847-’48 woedden tyfus en mode loop of dysenterie. In juni, juli en augustus 1849 stierven er ook niet minder dan 1.434 West-Vlamingen aan cholera.
Emigratiebeleid
Juist tijdens die crisisjaren probeerde de Belgische overheid de emigratie te organiseren. Men vond dit een ideale oplossing voor de ondraaglijke last van de openbare onderstand. Men berekende dat het bekostigen van de emigratie naar Noord-Amerika een stuk goedkoper uitviel dan de kostprijs van een jaar steunverlening. Op basis van het rapport van A. Van der Straeten-Ponthez, eerste secretaris van de Belgische delegatie in Washington, maakte minister van Binnenlandse Zaken de Theux in 1847 dan ook plannen om een honderdtal families naar Harville, Missouri te sturen. Daar was sinds 1845 een katholieke kolonie onder leiding van priester Dierickx uit Eeklo gevestigd. Maar door de val van de regering ging het project niet door. De nieuwe minister Roegier voelde meer voor een Belgische kolonie in St. Marys, een dorpje dat eind 1842 door Beierse katholieken in de buurt van Pittsburg, Pennsylvania, gesticht was. Het leek de minister een goed idee om iemand uit zijn onmiddellijke omgeving ter plaatse te sturen om er poolshoogte te nemen. In 1848 vertrok Victor De Ham, het afdelingshoofd van zijn ministerie, samen met Auguste Moxhet, de 6
Belgische consul-generaal in New York, naar St. Marys waar de Belgische regering de nodige terreinen zou aankopen. Uit hun rapport blijkt dat Moxhet de onderneming als riskant bestempelde, want hij twijfelde aan de vruchtbaarheid van de grond. De Ham daarentegen was erg enthousiast en geloofde rotsvast in het welslagen van dit nieuwe stukje België. Ondanks het optimisme van De Ham stelde het ministerie van Buitenlandse Zaken de aankoop van gronden telkens weer uit en uiteindelijk haakte minister D’Hoffschmidt af. Hij vond de hele onder neming waanzinnig duur en geloofde ook niet dat emigratie het pauperisme in Vlaanderen zou oplossen. Ondertussen had de regering op 21 juni 1849 toch een speciaal krediet van maar liefst 1 miljoen frank verleend om de crisissituatie in België aan te pakken. Voor emigratie werd de aanzienlijke som van 90.156 fr uitgetrokken. Een subsidie van 55.000 fr was voor het kolonisatieproject van St. Marys bestemd, met nog 11.391 fr voor de reiskosten er bovenop. kSé'
Canada Montana
Oregon
North Dakota
^ m n eso ta
OlïtariQ-y South Wyoming
Californië ;
tsylvanfë z
Nebraska
Nevada
lndianaw,"'Jy||^ 8 7
Colorado Kansas
Arizona
Hawaii V
VI
New Mexico
Missouri
,___Tennessee Oklahoma Arkansas z H rexas
, lil
111
Virginia Virginia ö North Carollnn HET NOORDOOSTEN South || Car0|ilu I Vermom
Kentucky _
J Alahama $ Georgia ■%
^^Couisiana^
Alaska
Aochf» 1\;|
Golf van Alcxico
v
7 N ew Hampshire 3 Massachusetts 4’ Connecticut 5 Rhode Island 16 iN ew Jersey 7 Delaware 8 Maryland H et Zuiden IV H et Midden-West' G rote Vlakten de Rocky Motmt.li
! ' vV (De
7 VI Het Zuidwesten Y VII O Westkust
VIII Alaska & Hawaii
Het contract
De nieuwe kolonie werd uiteindelijk geen regeringsinitiatief, maar een privé-onderneming van Victor De Ham. Daartoe werd er op 28 juli 1849 een contract tussen minister Roegier en zijn chef de bureau opgesteld. De Ham nam ontslag en verhuisde met zijn gezin naar St. Marys, waar hij drie opeenvolgende jaren telkens vijftig Vlamingen zou opvangen. Hij verbond er zich ook toe om de vervoersonkosten en de mondvoor raad van de emigranten tijdens hun reis van Philadelphia of New York naar hun nieuwe woonplaats te betalen. Hij zou elk gezinshoofd een bebost terrein van twintig acres (1 acre = 4.047 m2) ter beschikking stellen, en ook alle materiaal om een log house of blokhuis te bouwen. 7
Bovendien kregen de kolonisten huisraad, werktuigen, zaaigoed en levensmiddelen tot de eerste oogst. Deze investeringen moesten de Vlamingen vanaf het derde jaar terugbetalen in gratis arbeid, natura of geld. Men kwam ook overeen dat De Ham een kerk of minstens een kapel en een pastorij zou bouwen en voor een Vlaamstalige geestelijke zou zorgen. Een gratis stuk land zou in diens levensonderhoud voorzien. Van zijn kant beloofde de minister kostenloze overtocht van Antwerpen naar Philadelphia of New York voor vijftig kolonisten per jaar, en dit voor een periode van drie jaar. Victor De Ham kreeg de subsidie van 55.000 fr ter beschikking: 15.000 fr na ondertekening van het contract, nog eens 15.000 fr bij het vertrek van de eerste groep emigranten, dezelfde som bij aankomst in St. Marys en de overige 10.000 fr in januari 1850. Als de nieuwe kolonie in de zomer van 1850 al een succes zou blijken, dan kreeg De Ham een bonus van 15.000 fr. De stichter van New Flanders ontving 25.000 fr van de totale som als persoonlijke vergoeding; het saldo moest hij vanaf 1854 in vier jaarlijkse schijven terugbetalen. Zijn Amerikaanse bezittingen, in dit geval vier duizend acres grond, alle latere woningen, een houtzagerij en een molen, dienden als onderpand. Vol vertrouwen plaatste Victor De Ham zijn handtekening onder het contract en scheepte met vrouw en vijf kinderen te Le Havre in, een nieuw stukje Vlaanderen tegemoet. De landverhuizers
De Belgische regering bepaalde nadrukkelijk wie een plaatsje in de nieuwe kolonie verdiende: vijftig Vlamingen, verdeeld over gezinnen van vier of vijf personen. Minstens een van de gezinsleden moest een gezonde, kloeke volwassene zijn en men zou er nauwgelet op toezien dat elke kandidaat bij het inschepen te Antwerpen in goede gezondheid verkeerde. Alleen wie over een bewijs van goed gedrag en zeden beschikte en niets op zijn kerfstok had, mocht mee. Uit het rapport De Man d’Attenrode van 1852 kennen we de eerste groep van 59 landverhuizers. Om alle misverstanden uit de weg te ruimen, gebruiken we de correcte familienamen en niet de soms erg verhaspelde, ministeriële versie. Ook hun leeftijd werd indien mogelijk aangepast; het aantal jaren tussen haakjes is zoals in het rapport opgegeven. 1
2 3
Coucke Demeulemeester Coucke
Karei Francisca Ivo 8
44 j 45 j 19 j
4 5 6
7
8
9 10 11
12
13 14 15 16 17 18 19 20
21
22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45
Bernard Philomena Léo Sophia Charles Angelus Bernard Frederik Charles Amelia Constant Henrica Marie Theresia Cordula Maria Louise Ferdinand Philomena Charles Petrus Julia Eugenia Francisca Jan Baptiste Maria Louise Hendrik Sophia Constantinus Salomon Gilles Jacques Theresia Bernard Jean Rosalie Bernard Frederik Karel Rosalia Adolph Gustave Mathilde Melanie
Coucke Coucke De Mey De Meulemeester Van Ghyselen Van Ghyselen Verheust Dobbels Vanhaverbeke Mortier Vanhaverbeke Vanhaverbeke Vanhaverbeke Vanhaverbeke Vanhaverbeke Vanhaverbeke Vanhaverbeke Vintaer Dobbels D’huygelaere Dobbels Dobbels Dobbels Dobbels Dobbels Dobbels Dobbels D’haenens De Cauwere Osselaere Osselaere Osselaere Osselaere Osselaere Verstaen Vandenbroecke Verbeke Lefevere Verbeke Verbeke Verbeke Verbeke 9
ehe.
W y k , K w a r t ie r , D o r p , G e h u c h t ,
Het bevolkingsboek van Wakken vermeldt New York 8 september 1849. (Gemeente-archief Dentergem) 10
Het bevolkingsboek van Wakken vermeldt New York 8 september 1849. (Gemeente-archief Dentergem)
voorgevallen in den
DEN PERSOON OF DE PERSOONEN
|
VOOR UET
BORGER).YKICN STAND
|
OF ENKELE WOONRLAETS
i
INGESCHREVEN ZYN.
1 __________ _______
ALWA ER DEN INWOONER
VAN DE LA ETSTE
WEGENS I)E AFWEZIGHEDEN VOOR EENEN TYD HUNNER
DER PERSOONEN
ZICH GAET VESTIGEN _________
V E R B LY FPLA ETS.
V ER TR EK .
OVEP.LYDEN.
HET
A ENW YZING
DER DAGTEEKENING. DOUICILIUM.
.
ENKELE WOONPLAETS.
VAN VERBLYFPLAETS.
n
,
Hom tr i t-u a * ' y
Ô) ff’
" J
//•
(J'\
((
•
1
;
7 f)
V /'
AENMERKINGEN
VAN D E PLA ETS
DONICILWU
***
A f
ft
(m ilitairen,aengehoudene,leerlingen, studenten).
46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59
Henri Adilia Maria Victor FÊlix François Colette Joseph Julie Frederik Ursula Joannes Baptiste Louis Melanie Joannes
Verbeke Verbeke Verbeke Verbeke Bonte Bonte Baert Baert Baert Baert Baert Van Peteghem Van Peteghem De Mey
10 j 4m 7j 5j (52 j) (51 j) (45 j) (13 j) (9 j) (5 j) (4 j) (26 j) (24 j) (33 j)
Als begeleider van de West-Vlaamse landverhuizers stuurde de Belgische regering majoor-dokter Nathaniel Reiss mee. Hij zou over de gezondheid van de negenenvijftig waken, maar achteraf bleek dat hij zich bijster weinig om hun welzijn bekommerd had. Voor ons ligt zijn grootste verdienste in zijn uitvoerige reisverslag van de tocht over de grote Oceaan. We stippen hier nog even aan dat het gezin Verbeke twee kinderen in Vlaanderen achterliet. De oudste zoon Carolus Ludovicus, 25 jaar, was vermoedelijk al zijn eigen weg gegaan. Ook Constant bleef achter, want op het ogenblik van de afvaart was de jongeman soldaet in werkelyken dienst. Waarschijnlijk hebben beide zonen hun familie nooit meer teruggezien. Aan boord van de Lorena
Op 8 september 1849 stapten Karei Verbeke en streekgenoten in Antwerpen aan boord van de Lorena. De enige blanke bemanningsleden van de Amerikaanse driemaster waren de kapitein, de eerste officier, de timmerman en een scheepsjongen. De anderen vormden een kleurrijk gezelschap van zwarten en halfbloeden, grotendeels gevluchte slaven. Karei Verbeke keek zijn ogen uit: zoveel exotisme had hij nog nooit gezien! Ook de passagiers vormden een bonte groep. Er waren slechts vier eersteklasse-passagiers: majoor Reiss, een Duitse houtvester, zijn echtgenote van Hongaarse afkomst en de Antwerpse beeldhouwer Pieter Reniers. De ongeveer tweehonderd benedendek-passagiers waren hoofdzakelijk Duitse emigranten, arme boeren uit de streek van 12
Würtemberg die zoals onze Vlaamse groep met overheidssteun vertrokken. De volgende dag, 9 september, meerde de Lorena af in Vlissingen. Tegenwind hield het zeilschip zeven dagen aan de kade. De stemming aan boord was gespannen. Vanaf het begin braken er felle meningsver schillen uit onder de passagiers, en bijna altijd draaiden die rond de voedselbedeling en de keuken. De kookruimte kon niet iedereen aan en gezinnen met kleine kinderen werden vaak weggedrumd. Verontwaardigde ouders en brutale jongeren schreeuwden en vloekten tegen elkaar op, maar uiteindelijk zegevierde het recht van de sterkste en raakte niet iedereen aan voldoende eten. Een andere aanleiding tot eindeloze discussies vormden de bergen bagage. Wie uit pakken, zakken of kisten wat extra proviand wilde, vond zijn persoonlijke bezittingen niet altijd terug en vermoedde dat een ander - bemanningslid of medepassagier de kostbare mondvoorraad ingepikt had. Uiteindelijk verliet de Lorena Vlissingen op 16 september en dankzij een gunstige zeebries kwam de driemaster ‘s avonds al ter hoogte van Calais. Heeft Karei Verbeke de verlichte havenstad vanaf zee bewonderd of voelde hij zich zoals de meesten meer dood dan levend, geveld door zeeziekte? Twee dagen later kreeg een veel gevaarlijker ziekte de Lorena in haar greep. Dr. Reiss stelde bij het gezin van een Duitse handschoenmaker cholera vast. Een van de vier besmette gezinsleden, een elfjarige jongen, overleed. Gelukkig woedde de ziekte niet voort en vielen er geen dodelijke slachtoffers meer. Net als de meeste passagiers, was ook de Lorena zelf in een erbarmelijke staat. Op 20 september brak de grote mast met een oorverdovend lawaai af. Toen de zeilen op het dek vielen en de takels overal rondvlogen, raakten de emigranten in paniek. Toch slaagde de kapitein erin de kalmte en de schade enigszins te herstellen. Maar algauw bleek het schip niet meer zeewaardig. Het water sijpelde door de verrotte scheepsromp naar binnen, zodat in het ruim alle beddengoed door weekt raakte. Toen de toestand voor de passagiers onhoudbaar werd, besloot de kapitein de dichtst bijzijnde haven binnen te lopen. Een hevige storm die vier dagen aanhield, dreigde de Lorena alsnog te kelderen, maar uiteindelijk ging de driemaster op 27 september in Plymouth voor anker. Dit oponthoud had voor Karei Verbeke en zijn lot genoten grote gevolgen. Hun laatste spaarcenten, zorgvuldig opzijgelegd voor de nieuwe start in Amerika, gingen nu op in een onbekende haven 13
stad - waar Plymouth lag, konden ze zich niet eens voorstellen - en het goede seizoen om door Amerika te reizen, liep snel ten einde. Bij hun aankomst zouden de kanalen dichtgevroren zijn en ‘s winters schoot de prijs van een treinkaartje altijd de hoogte in. Na een verhitte discussie met de kapitein werden de passagiers uiteindelijk op kosten van de rederij aan wal gelogeerd. Pas op 19 oktober was de Lorena voldoende opgekalfaterd om opnieuw zee te kiezen en opgelucht kwamen de landverhuizers weer aan boord. Maar de goede stemming raakte vrij vlug zoek. Nu de dagen steeds korter werden, eisten de benedendek-reizigers licht, maar het reiscontract vermeldde nergens hoe laat en hoelang de kapitein verlichting moest verstrekken. Het grootste deel van de dag en van de nacht bleef het ruim helemaal donker. Op 8 november kwamen de Azoren in zicht en de onfortuinlijke passagiers vatten weer moed. Iemand had een brief op zak waarin de schrijver liet weten dat zijn schip tien dagen na de Azoren de haven van New York binnengelopen was. Maar het einde van de reis was nog helemaal niet in zicht: er volgden nog 42 dagen van pure ellende. Ondanks alle her stellingen in Plymouth bleef het water in het ruim doorsijpelen en de levensmiddelen waren bedorven en schaars. Bovendien raakte het brandhout op, zodat men wanden, meubels en bedden sloopte om toch nog te kunnen koken! Maar naast die ongemakken bleek het ongedierte dat overal krioelde, nog het zwaarst te verduren. Vanaf 13 december verbeterde het leven aan boord een klein beetje, want de kapitein kocht wat proviand en hout aan een voorbijvarend schip. En eindelijk, op 18 december, riep een matroos vanuit het kraaien nest dat er land in zicht was. ‘s Anderendaags kwam er een loods aan boord om de Lorena veilig de haven van New York binnen te leiden. Alle passagiers stonden aan dek en keken gespannen naar hun nieuwe vaderland. Maar door de zwakke wind kwam het zeilschip nauwelijks vooruit. Na een lange dag van onderhandelen en afdingen werd de Lorena ten slotte door een stoomschip op sleeptouw genomen. Op 19 december 1849 bij zonsondergang zetten Karei Verbeke en de andere West-Vlaamse kolonisten voet aan Amerikaanse wal. De tocht had bijna drie en een halve maand geduurd. Naast zijn reisverslag stuurde majoor Reiss nog een officieel medisch rapport naar minister Roegier. Hierin meldde hij dat het proviand dat men in Antwerpen aan boord genomen had, na een maand al bijna 14
helemaal op was, want vlees en aardappelen waren vrij snel bedorven en er bleef alleen wat beschuit, rijst en gerst over. Ook het gebrek aan brandhout en het feit dat de passagiers niets meer konden koken, was een ware beproeving geweest. Medisch gesproken waren de emigranten getroffen door cholera, diarree, buikkrampen en talrijke ooginfecties ten gevolge van het veel te vochtige, bedompte benedenruim. Veel passagiers liepen zware kneuzingen en verstuikingen op telkens wanneer ze in het donkere ruim over medereizigers struikelden of uit de veel te smalle stapelbedden vielen. Reiss vermeldde nog dat de jonge Jan Dobbels verschrikkelijke etterende zweren op beide benen had. Zijn ouders hadden dit zo lang mogelijk verzwegen, totdat de jongen het uitschreeuwde van de pijn. Gelukkig hadden opiumpleisters het brandende gevoel wat kunnen verzachten. Ook Karei Verbeke en zijn gezin werden samen met de familie Coucke speciaal aangehaald: ze leden allemaal aan scrofulose, een gevaarlijke combinatie van een klierziekte en beginnende tuberculose, en hun fysieke conditie was erg slecht. De geneesheer voegde er enigszins ver wonderd aan toe dat niemand van zijn negenenvijftig beschermelingen tijdens de reis gestorven was... Thuis in New Flanders
In New York werden de landverhuizers opgewacht door Constant, de oudste zoon van Victor De Ham. Hij verwende hen eens goed met tabak en whisky. Veel tijd om op krachten te komen, kregen Karei Verbeke en zijn landgenoten niet, want consul Moxhet wou dat ze al op 23 december richting St. Marys vertrokken. Of Reiss de groep nog verder moest begeleiden, stond nergens duidelijk op papier, maar de Belgische consul kon hem er toch van overtuigen. Drie dagen later dook de majoor terug in New York op: de landverhuizers had hij in Philadelphia achtergelaten. Moxhet, die wel vermoedde dat Reiss de dure reis naar St. Marys niet uit eigen zak wilde betalen, gaf hem een voorschot van 50 $ en gelastte hem zijn beschermelingen tot hun nieuwe thuis te ver gezellen. Er waren twee routes mogelijk naar de nieuwe kolonie. Eerst ging men met de trein van New York naar Philadelphia, daarna per spoor verder naar Lewistown, voorts 55 mijl per diligence naar Bellefonte en ten slotte legde men de laatste zeventig mijl naar St. Marys in gehuurde koetsen af. Ofwel kon men van Philadelphia via het kanaal naar Meilesbury, op zestig mijl van de eindbestemming, maar door de strenge winterkoude konden onze West-Vlamingen de route via het bevroren kanaal niet gebruiken. 15
iJ/rtv-Jkï/iyt,
Schedule I. -Free Inhmbiteate
in the County o f __ A / J i ■ ..State
of tu m y /m w t-. emunerated by me, on the > </A _ (iay of
1860. i& U ia a ixÀ kid p ii.n a i e
a. OrrapotttM, aï Tr4*
H
à* i « ...— Mit
f
Êr
Wimtew ■$•
SO11 lii
•Il 1
13
__ ÂjiLj&ta^.
’-^L.
s- J& fctigkt.. Au^gi.cLi..,_... .... ........££ei.m. ÀLil/A\-__ 'ijLJuz.-
... '
.jJtijffîjjmuJffr.iJA—......._...---------------- ---i l / . ---------
*ul.
« «3 ?
/•x* _ ^ lfM
t. 10 11 .1 13 M 13 10 U f10 •/«. •ai
... A i X i .....
A» ...,,/•
..
v a
/
; . v ..
....... .... ..■ £/£••,.
‘'/('fl'''*
<
i7
\ '< //f . /»i j.‘>....... C■J&UtMr. USa—Æ uSZ__-Z£ -Art: ___
_ A i K ____
ƒ
.......... ..........
//„ U ?}?>>'■/
(/û/ÜïOp‘J*L£eirz.___ %-ïÀ. jÀ à /A ... J- a, ■ïhïj>«l(f .. f Sstkiftu**_.£2. _ 8, j *  # n * c i 3*Aa? ..... i '; U* ...
■- X ___ f Xf-1—
A // y f
<A.
t
■/_ƒ<«, V/Vm ,
Al . ..:>'V .. 1S $£t4sa. A JL*»iàétêêàlt^3f. Al _ . . . x / f Ümsâ& ■ /<$ v.''*................ 'Lkm&é...-.iibaiÉXi-.-Ai................. J ƒ J J ...ds^.^ù>ÂMîiML.... -s.^UUlùlX ^ üÛ*?.-....XX uA
49 ÀA 4'A ' l,ft fwAJfjj /f/t&iïe/j. ,fyjr,9n..
f./*
X < A ..
.....
y xA A .... > i \- .- ^ u A/s+s. » A ///* ■A .... .. -A ...
J/MlÂiÂt.
/ /
< _
/X v w iM .
i Al____
:>* __________ ___________
-XX aX f//». y ..
...
■ _ ____ . a *</«/.
,y . /
.. . .
-/S- /K-tTi< l.
"
______ «
— - ..............i l^ t ü a is ..
/ /
y / _ L ___
■il 5t* 30 31 :*• jS» .34 :3w 30 S? 3. 35» •Si* 11
11
De Vlaamse immigranten van New Flanders in het Amerikaanse bevolkingsboek van 1850. (met dank aan Darlene Pirozzi)
16
/ ÆCHEBÏÏLE I. Pree Inhabitanta in
k
„ ^vjvya P /â.'M*enumerated by me. on the
of
T:WJJÀ/M/i m the County of day of & t$ 1860.
•**■«"*' ^ 1!..taîlj,. “ 7 1 •; S 1 3 B JJMXIÜ iknÂs&J^Âj^Mi....... .
^ ^ V ï
JS i' » A-
State
%h
4 tïl! - , f-if s»
i«i1 *# ......./ .
.y'' 1 /y,-, lJAi iL
/ /
4/^
/t JL;.... ..... ... _...
/
___ ùù* I : '.A l ù x w i n & i m  tjM s d s Ê iL j J L J É L ....
.£L:.
jM£.m
-AsJp*
jJ m XIÜM?.. JjL
J..Æ<„ / fi/
Jjjf 4
,/
/
-J-il-i .JJLU HS/fA (A tl’i/ii*
i*ju •Â -K' (ta it ./x iî L tJ .iZZ Ù t J . Ù
J
Zfjfj................
/i'-
tv A ........ .i>l_■£»... ....-ZtfJ;'.'/ __ _Ze_-
~
d jth cA
13 11 1»
/
....
{/ #
_*% ■irnitjJ.. /H‘2u._ ^jÙû.ùA(Ó .?/ Jj . j r>,j i? 'J f‘(‘ù/ff. JJ: ?» < ‘û /i f n . i
/ //
------- <aù__iî.
-
/
_ _....
;■ .*? J f
(•*!illü.ZLjyjlXi.iJULJtJtJi/. .J......JlL_. >ft/ftMtn.......... ...ijl /y. .. , (rr^ jj* /.y..lÀ :6.. -bMtet&i../..Jl
De Vlaamse immigranten van New Flanders in het Amerikaanse bevolkingsboek van 1850. (met dank aan Darlene Pirozzi)
17
Op oudejaarsdag werden de negenenvijftig in St. Marys welkom geheten met een uitgebreide, feestelijke maaltijd. Op 4 januari 1850 legden ze de laatste acht mijl naar New Flanders af. Er stond slechts één huis, de woning van De Ham, waar iedereen voorlopig onderdak vond. De bovenverdieping deed dienst als kapel. Een van de basisprincipes van de nieuwe kolonie was een godsvruchtige levenswandel onder het waakzame oog van de katholieke Kerk. Hun thuiskomst werd dan ook meteen met een gezongen mis gevierd. Pater Cartuyvels uit het naburige New Brabant doopte tijdens deze plechtigheid Melissa Van Peteghem en Marie De Mey, die op 3 en 4 september in Antwerpen aan boord van de afgemeerde Lorena ter wereld waren gekomen. Via de volkstelling van 1850 weten we precies wie er in de Vlaamse kolonie woonde. Als bijkomende informatie noteerden de ambtenaren wie school liep, welke volwassenen niet konden lezen en schrijven en welk beroep elke mannelijke inwoner ouder dan vijftien jaar uitoefende. Bij grondbezitters tekenden de tellers bovendien de waarde van het onroerende goed op. Op 1 juni 1850 werden de ijverige ambtenaren op pad gestuurd om elke woning te bezoeken. Ze kregen vijf maanden tijd om hun lijsten op te stellen. De West-Vlaamse immigranten waren officieel inwoners van Jones Township in Elk County, de verzamelnaam voor twaalf kleine dorpen. Jones Township was een bescheiden gehucht met slechts 45 huizen en 235 inwoners. Hoewel er behalve de Belgen nog vijf Engelse en 45 Duitse landverhuizers in het dorp woonden, vormden de Vlamingen de grootste groep buitenlanders. Het huis van Victor De Ham bood onderdak aan vijftien mensen: gezinshoofd Victor met vrouw en vijf kinderen, en acht vrijgezellen, nl. Bernard Verstaen, Salomon D’haenens, Frederik Dobbels, Charles en Angelus Van Ghyselen, Frederik Vandenbroecke, Gilis De Cauwere en Charles Vintaer. De twee andere ongehuwde Vlamingen, Bernard en Rosalie Osselaere, woonden in bij de Duitse houtzager Ketzmeeker. Tegen de zomer van 1850 was men erin geslaagd om voor elk gezin een eigen woning op te trekken. Alle West-Vlaamse families, behalve de gezinnen van Joseph Baert en Louis Van Peteghem, hadden hun blok hutten naast het log house van leider De Ham gebouwd: Leo De Mey, Karei Verbeke, Charles Vanhaverbeke, Karel Coucke, François Bonte en Petrus Dobbels. Deze gezinshoofden bezaten elk grond ter waarde van 75 $. Het grondbezit van Victor De Ham werd op 3.000 $ geschat. 18
Als we de volkstelling met de passagierslijst van de Lorena vergelijken, merken we dat er enkele namen ontbreken. De kleine Adilia Verbeke (4 m) stierf tussen 1 juli en 2 oktober 1850 en ook Joannes Baert (4 j) moet tijdens de eerste maanden na aankomst in Amerika zijn overleden. Van dr. Reiss weten we in elk geval dat niemand tijdens de overtocht zelf was gestorven. Jacques Osselaere heeft met zijn gezin de Vlaamse kolonie vlug verlaten, want we vinden Jacob Osselaire met zijn vrouw en jongste zoon John terug op de lijst van het naburige Benzinger Township. Hij werd er als wooden shoemaker of klompenmaker geregistreerd. Zijn twee andere kinderen staan onder de naam Asher bij de Duitse familie Ketzmeeker geregistreerd. In New Flanders ontbreken ook nog Bernard Verheust, Gilis De Cauwere en Joannes De Mey. Deze vrijgezellen hebben hun geluk elders beproefd. Het leven in de gloednieuwe kolonie was verre van gemakkelijk. Eerst en vooral betekende dit wennen aan de barre wintermaanden met de metersdikke sneeuw en ijzige temperaturen ver onder het vriespunt. De wijde omgeving was bedekt met dichte sparrenbossen, bevolkt door grote kudden elks of elanden. Het eerste werk voor de kolonisten was dus bomen omhakken en een stuk grond zaai- en plantklaar maken. Dit was meer dan hard labeur, maar in een brief van 1 juli 1850 schreef De Ham dat elk gezin erin geslaagd was een lapje grond van twee of drie acres te ontginnen om binnenkort voor de eerste keer te oogsten. Alle families hadden nu een eigen huis, meubels en werktuigen. Het rapport van De Ham aan minister Roegier begon op een enthousiaste en optimistische toon: de kolonisten werkten hard en de onderlinge ver standhouding was goed. De Ham zou diezelfde week nog een aantal koeien voor de Vlamingen aankopen. Hij benadrukte tegenover de minister dat hij hun trouw de afgesproken voedselrantsoenen leverde tot de oogsttijd. Bovendien stelde hij hen nu en dan op zijn eigen gronden te werk en betaalde daarvoor volgens de Amerikaanse normen een hoog salaris. Met dit extraatje kochten de meesten nieuwe, warme kleren. Ondanks de positieve inleiding signaleerde De Ham aan het einde van zijn rapport enkele ernstige moeilijkheden in zijn kolonie. In april was Jan Osselaere op de vuist gegaan en had daarbij de echtgenote en een zoon van De Ham bijna vermoord. Bovendien dreigde hij ermee dat hij New Flanders in brand zou steken. Volgens De Ham waren Jan en zijn ouders vaker dronken dan nuchter en vormden ze een gevaar voor de andere bewoners. Hij had het hele gezin zonder medelijden uit de kolonie verbannen, maar hen toch voor enkele dagen mondvoorraad 19
meegegeven. Het loon dat Bernard en Rosalie bij Ketzmeeker verdienden, hield alle Osselaeres in leven. Er hing nog een andere bedreiging boven New Flanders. Ronselaars snoepten de jongemannen, de beste werkkrachten van de kolonie, met mooie beloftes weg: een kant en klaar huis, 50 acres grond, voedsel en een flinke wedde. Van Peteghem, Baert en de vrijgezellen Verheust, Vandenbroecke en de broers Van Ghyselen hadden al toegehapt en de gemeenschap verlaten. Volgens een verontwaardigde De Ham was dit regelrechte contractbreuk, waardoor hij een financieel verlies van onge veer 500 $ leed. Hij besloot zijn rapport met de dringende oproep om een Vlaamse priester te sturen. Wellicht zou deze herder de West-Vlaamse zielen voor verder verderf kunnen behoeden. De ondergang van New Flanders
Vanaf de stichting van de kolonie kampte Victor De Ham met financiële problemen. In België hadden de toegezegde bedragen fabelachtig hoog geklonken, maar in Amerika bleken de centen te verdwijnen als sneeuw voor de zon. Volgens de overeenkomst met de Belgische regering was De Ham met 30.000 fr op zak uit Vlaanderen vertrokken. Voor de onkosten van januari 1850 waren 10.000 fr of 1834,86 $ toegezegd, waarvan consul Moxhet op 1 februari een voorschot van 1.000 $ uitbetaalde. Toen De Ham erop aandrong om ook de laatste schijf van 15.000 fr uit te keren, stuitte hij op een boute weigering. De stichter van New Flanders kon immers geen aankoopcontract van de gronden voorleggen, dat als onderpand voor het geleende Belgische geld moest dienen. De Ham sloot op 25 mei de koop uiteindelijk af voor de som van 4.932,50 $. Dit bedrag moest hij gedurende vijf jaar afbetalen, met een eerste aflossing van 1.000 $ op 1 april. Maar de minister van Buitenlandse Zaken verbood om de laatste 15.000 fr uit te betalen omdat De Ham tot 1855 niet de wettige eigenaar van de Amerikaanse grond was. Zijn collega van Binnenlandse Zaken zag echter in dat De Ham in geldnood verkeerde en liet in juli de gevraagde som toch overmaken. Zowel in België als in New Flanders groeide de twijfel of de volgende vijftig landverhuizers wel konden overkomen, gezien de zwakke financiële situatie van de jonge kolonie. Toen De Ham zijn bonus van 15.000 fr voor het welslagen van de onderneming opvroeg, werd 20
regeringsafgevaardigde Bosch ter controle naar de kolonie gestuurd. In oktober stelde hij een gunstig rapport voor de kolonie op: de bonus was gerechtvaardigd. Toen Bosch afscheid nam, ontfutselde De Ham hem nog een voorschot van 500 fr. . __
<*/ G
/*-«X f j trêr-JsLCtr-) tsfiH
£^^ch=pr^.
gd
An
/coLJcizZpL**/*. tyC;-
.-J
y /
rc/7ZàUJLê^r- ^teL^AT f^T
éj£ry4^e-éz _ .(?»-l^^.<. -«1
Asgr*~%j
---- :
.. \. tL. .... - "..-flMjtl** (*4Tlr<-VV/Uwk
KiiiiwiL A^-^rC
te
U^jtJc <t£zr tUljbj^r
_1_liz./ ' * r^*- ^ te r uïa —#><-,. f ü b X & r . t e i b z& l a £d ■ i UJv^ ('j'lfa. ïlo&ru-As ^va,^ .^ju^yy /U^^. /lJ-JL_jukA .. ClLL>\£jl £+/JhKtntj 'Ju c/cJ--U hI -L- c 'fetu--fc'Ü?-' <rv )VrtAAut~>^M e _ X - . t^c“ &*u«jhi V
l *a.t< A ^£v--A ^A ^]i.. od~iry~£~J-~&-^--ALj,
/]^./tLA--vA^tr>..hv4~-«_^**- ^tru^y y^4-*
4>-*c.—
.
a
^/oCc6 €X.**-A-
/ // ^
__
A-Ja+ycC^
O-ioü X^^A ULsX, Ol+^uJL txGZeJbrAf lf./f%JC^vAL ^TTTW' 4rfe^_-fcx-t^_
A .. /<r..
'f^x^^fiAJLA. Æaao6 fcüL<y/^f//pj
( Ut-to]
Ü~l^_A-
.«■
ià^=ÿjU.^z.
A^"Y adLlE) f^ArX* y*»--, rtézZ J i+.A^+^iç X— — —/- xi .O. ■^^riflc O -.^ ‘ iih ) . Jz* ? > ^ q—^ c-o<S._ f r y * <^c<-^C é u ^ é £ ~ ~ < y / O r^ .... CL^L^JU, /j ‘lMP)ls%j~tldLXjlj.éA £r. .b-y . £Zaj-\T—. ö
. f,
£U ^ 6
<ià»y
^
j f c
Q -t..../
X*
G’. t t
O
*,
^
*'^**1
^ ~ ' £ ^ a <'.. / r r -
^ ti 1-
^ __
^U.'. . . y /v - - U ^ 'tt..' g c i l ■>,-.. A w U c a —k ^ X . j ■ / U
h=r t j r r
Jt
\
l-UUUÉt -r
Verkoopakte van de grond voor New Flanders aan Victor De Ham, gedateerd 25 mei 1850. (met dank aan Evelyn Hoak) In maart 1851 beseften Karei Verbeke en zijn lotgenoten dat New Flanders verre van het beloofde land was en dat de centen nagenoeg op waren. Na hun herhaalde klachten gaf minister Roegier in april een nieuw voorschot van 4.000 fr of 776 $ om de hoogste nood te lenigen. Tegen augustus zat De Ham opnieuw aan de grond met een tekort van ongeveer 1.500 $ en een heleboel ongeduldige schuldeisers. Minister Roegier besefte dat de financiële toestand in New Flanders hopeloos was en draaide de geldkraan dicht. Consul Moxhet kreeg opdracht om de 45.000 fr schulden aan de Belgische Staat te innen en daartoe beslag op de gronden te leggen. Maar De Ham was niet de wettige eigenaar van dit land... 21
In januari 1853 deelde hij Bosch verbitterd mee dat zijn kolonie niet meer bestond. Iedereen was vertrokken; hij bleef alleen achter met de bejaarde Napoleon-veteraan Frederik Dobbels, die niet voor zichzelf kon zorgen. New Flanders, zijn levensdroom, was compleet uiteenge vallen. Directeur De Ham voegde er wrokkig aan toe dat de kolonisten hem volledig in de steek hadden gelaten, en dan nog op legale wijze. De wet van Pennsylvania verbood immers om op iemands laatste bezit ter waarde van 300 $ - roerend of onroerend - beslag te laten leggen. De Vlamingen waren dus vertrokken zonder De Ham hun reis- en onderhoudskosten terug te betalen en dit had hem uiteindelijk geruïneerd. Pas einde 1853 nam consul Moxhet opnieuw contact met de onfortuinlijke De Ham op. Die woonde nu in Pittsburg en probeerde met pianolessen de kost te verdienen. De Ham zocht nog altijd een uitweg voor zijn rampzalige toestand. Zijn aankoopcontract met de grondeigenaars gaf hem nog respijt tot 1 april 1855. Hij hoopte dat intussen de spoorweglijn doorgetrokken zou worden. De trein zou zijn grond doorkruisen en flink in waarde doen stijgen, tot 5 $ per acre. Nauwelijks een jaar later bleek De Ham de toestand opnieuw verkeerd ingeschat te hebben: de waarde van de grond die hij voor 1,25 $ per acre aangekocht had, was gezakt tot 0,87 $. En hij was de verkopers nog altijd 6.000 $ schuldig. Tot overmaat van ramp bezetten in februari 1855 squatters het verlaten terrein en probeerden hun rechten erop te laten gelden. Nu was er van verkopen, zelfs met flink wat verlies, helemaal geen sprake meer. Ten slotte slaagde De Ham er niet in het aankoopcontract in te lossen en alle grond kwam weer in handen van de oorspronkelijke eigenaars. En daar hij geen cent meer bezat, kon ook de Belgische Staat geen frank recupereren. New Flanders was uitgedraaid op een financiële ramp en een totale mislukking. De tax assessment books of belastingsboeken voor Jones Township ver melden wie er op 17 november 1851 nog in New Flanders woonde: Victor De Ham werd op zijn grondbezit belast en zoon Constant bleek de eigenaar van een paard. De Vlaming Verbeke bezat honderd acres land en Louis Van Peteghem, alias Carl Vompetecom, negentig acres. Een jaar later was vader De Ham al vertrokken en betaalde Constant belastingen op twee stukken grond van 990 acres en een sawmill of houtzagerij. Verbeke en Van Peteghem werden voor de aanslagjaren 1853 en 1854 nog belast. Louis had in het laatste jaar zijn bezit zelfs nog met drie ossen en een koe uitgebreid. Toen De Ham en Vompetecom 22
verhuisden, bleven de Verbekes in 1856 als enigen achter, maar uit eindelijk verlieten ook zij hun lapje grond. Waaraan was het mislukken van New Flanders nu eigenlijk te wijten? Volgens een verbitterde De Ham lag de oorzaak bij de kolonisten zelf. Hij noemde hen lui en niet bereid om hard genoeg te werken. Bovendien had hun vertrek zonder terugbetaling van de onkosten hem financieel gebroken. Anderen schreven de ondergang van New Flanders uitsluitend toe aan het wanbeheer van directeur De Ham, die voor zijn vertrek uit België bovendien helemaal niet op de hoogte van de situatie ter plaatse was geweest, anders zou hij ook nooit midden in de winter in St. Marys aangekomen zijn. Ze argumenteerden dat andere landver huizers in dezelfde streek er met veel kleinere sommen geld wel in geslaagd waren een dorp uit de grond te stampen. Maar waarschijnlijk spatte de Vlaamse droom uiteen omdat de werkelijkheid zo anders uit draaide dan hen was voorgespiegeld. In plaats van in het beloofde landbouwparadijs waren de goedgelovige emigranten in een nog te ontginnen bosgebied terechtgekomen. Ze waren naar Amerika vertrokken om er te boeren, niet om er in het harde houthakkersleven te stappen. In de loop van 1852 had bijna iedereen New Flanders verlaten om zijn eigen weg te gaan. Het land dat De Ham en zijn kolonisten zo moeizaam ontbost hadden, woekerde weer dicht en de naam New Flanders verdween van de kaart. Pas rond 1885, toen Benjamin Hazleton op diezelfde plek een grote houtzagerij vestigde, ontstond er een nieuw dorp, Glen Hazel genaamd. Een nieuwe start voor Karei Verbeke
Volgens de volkstelling van 1860 bleef Karei Verbeke dus in Jones Township wonen. Het dorp was in tien jaar tijd flink uitgegroeid en telde niet minder dan 72 huizen en 383 inwoners. Tijdens de laatste jaren was een grote groep Ierse landverhuizers in Elk County neer gestreken, die vooral als spoorwegarbeiders de kost verdienden. Uit de lijsten van de census kunnen we opmaken dat Verbeke intussen wel was verhuisd. Hij woonde niet meer in het vroegere New Flanders aan de rand van Jones Township - daar huisden nu de Ierse immigranten maar zijn huis paalde aan farmer en grootgrondbezitter Brown, wiens onroerend goed op maar liefst 6.000 $ geraamd werd. Had Karei Verbeke een stuk grond van hem kunnen afkopen? In elk geval staat ook hij als farmer opgetekend, met onroerend goed ter waarde van 500 $ en nog eens 200 $ aan persoonlijk bezit. De ambtenaar van dienst telde vijf huisgenoten: Chas Virbick en echtgenote Rosalie, de zonen Gustavus en 23
Félix Virbick, en ook FrecL Doubles. De 70-jarige Frederik Dobbels, die nog steeds als onbemiddeld bestempeld werd, had blijkbaar bij de familie Verbeke onderdak gevonden. Een andere buur van onze Meulebekenaar was Louis Hesalem, die samen met zijn Duitse echtgenote Theresa en zijn broer Carl in de volgende boerderij woonde. Onder die fel vervormde familienaam gingen de broers Charles en Angelus Van Ghyselen schuil, die ook de overtocht met de Lorena hadden gewaagd, maar die New Flanders vrij vlug de rug hadden toegekeerd. Een eindje verderop woonde nog Eugenie, de oudste uit het gezin van Petrus Dobbels. Ze was gehuwd met Simon Warner, de zoon van een Amerikaanse pioniersfamilie die samen met zijn vader een farm ter waarde van 4.000 $ uitbaatte.
S T A T E O F P E N N S Y L V A N IA , E L K COUJVTY, SS: Be it remembered that on the ' /
—Z day of
A. D. IS
before the Projffionotary of the Court of Common Pleas of Elk county, p.ersonally. sppeared
an AKen. s
native of and upon hissolemn oath did déposé and'say, that it is bonafide his intention to becotne a citizen of the United States and to renounce'forever all allegiance and fidelity tmany foreign Prince, State, Pptentate, or Sovereignty whatever, and particularly to §^*IN TESTIMONY WHEREOF, I have hereunto set my hand and seal of office this-
é day oi
------ in the year of our Lord on^tnou&ind eight hundred and
Zoon Adolph Verbeke verklaarde op 18 april 1853 dat hij US citizen wilde worden, (met dank aan Sonya Elmquist) Karei Verbeke en Rosalia Lefevere konden hun Vlaamse afkomst niet zo gemakkelijk van zich afzetten, maar de jongere generatie had daar heel wat minder moeite mee. De jeugd besefte vrij vlug dat hun toekomst in Amerika lag. Adolph was de eerste uit het gezin die de grote stap waagde: op 18 april 1853 meldde hij zich kandidaat voor het Amerikaanse burgerschap. Wie vijf jaar in de Verenigde Staten verbleef, kon zijn aanvraag bij een rechtbank indienen. De plaatselijke rechtbank onderzocht of de toekomstige staatsburger zich onberispelijk gedroeg bas behaved himself as a man of good moral character. De nieuwbakken Amerikaan moest bovendien onvoorwaardelijk trouw aan de grondwet beloven en elke vorm van onderdanigheid aan het vroegere thuisland afzweren. Op 2 oktober 1855 werd de pétition van Adulphus Verbeek 24
goedgekeurd: hij was niet langer Belg. Enkele andere jonge Lorenaemigranten dienden datzelfde jaar hun aanvraag in: Bernard Osselara (Oesselaere), Bernard Pastine (Verstaen) en Fredrick Fondenbrook (Vandenbroecke). Niet lang daarna volgde Gustave Verbeke hun voor beeld. Hij verkreeg zijn nieuwe nationaliteit opl juli 1856. Had vader Verbeke er zoveel moeite mee om zijn Belgische identiteits papieren in te ruilen? Misschien wel, want het duurde tot 3 juli 1860 vooraleer hij zijn first papers voor de rechtbank van Elk County liet registreren. En 7 juli 1862 werd uiteindelijk de datum waarop Karei - en automatisch zijn vrouw Rosalie - het Amerikaanse burgerschap ver kreeg. Leven in het land van Uncle Sam
Zoals de volkstelling van 1860 ons vertelt, woonden de Verbekes in het noordelijke deel van Jones Township waar er een sterke concentratie Duitse immigranten verbleef. Men sprak er Duits en de Benediktijner monniken verzorgden ook de kerkdiensten in die taal. Tot 1855 vierden ze alle plechtigheden in het huis van Bernhardt Weidert, maar toen besloot de katholieke gemeenschap om zelf een kerkje te bouwen. Samen met o.a. George Markert, Adam Wank, Francis Bonnert en George Brechtel hielpen waarschijnlijk ook de Verbekes een handje mee. Het houten gebouw van erg bescheiden afmetingen (zestien bij twintig voet] werd op 14 september 1855 ingewijd als de Holy Cross Church. Rondom de kerk kwam het kerkhof te liggen. Het gezin Verbeke verwierf het trieste voorrecht om voor de eerste begrafenis te zorgen. De vijftienjarige Andréas Verbeek, een Duitse versie van zoon Henri, was die zomer in de vijver van de Wilcox houtzagerij verdronken. Aanvankelijk werd hij op het land van zijn ouders, the Verbeek field, tegenover de boerderij van de Brechtels begraven. Toen het kerkgebouw voltooid en het kerkhof eromheen ingewijd was, besloten de diep bedroefde ouders om hun zoon een waardiger rustplaats te geven. In de loop van 1856 kreeg Henri Verbeke de eerste grafsteen op het Holy Cross Cemetery. Maar het jaar 1856 kende ook een vrolijke familiegebeurtenis: op 13 december verscheen Adolph Verbeke samen met zijn bruid Rosalie Osselaere voor het altaar. Hun huwelijksgetuigen Melanie Verbeke en Bernard Osselaere volgden hun voorbeeld en beloofden elkaar op hun beurt eeuwige trouw op 27 april 1857. En in het doopregister staat op 8 februari 1858 het eerste kleinkind van grandpa Verbeke ingeschreven: Maria Theresia born to Rudolph Vorbecker and Rosalia Osselier. Ook het 25
T o t h e H o n o r a b l e t h e J u d g e s o f t l i e C o m t o f C o in m o ii P l e a s o l E l k C o u n t y :
A t a Court holden in and for said county the
'U/Z-TL-
A. D. 1S6 5-
day of
the pétition of
a native of
C f t C o7< ;
now residing in the county of Elk and State of Pen nsyl vania,‘•'respectfufly showeth tbat jour petitioner arrived in the United States of America to-wit: A t the port of ï
t
A. D.
r
r
.
7 C cc (/'^tr? ^7 (Y
on or about the
/
in the State of
^7 ^
day of
and that in pursuance of an Act of Congress eutitled, “ An Act to estabüsh an uniform rule of
Naturalization, made a déclaration of his intentions to beconie a citizen of the United States, conformably to said' Act before the Prothonotary of the Court of Common Plcas of on the
county, in the State of day of
A. D. / f'é - a
and that he has resided within the limita and jurisdicüoa of the United States for five years last past, and for one year last past within the State of Pennsylvania: that he has never borne any hereditary title or been of any of the orders of nobility in the
^z~Z'Z-0
froru whence he came.
Ile therefore prays that he may becctne a citizen of the United States, and he wil 1 ever pray, eto. Witnesa
COMMON WEALTII OF PENNSYLVANIA,)
ELK COU.3ÎTY, W* c d ó .f7 * .U
j'
6 u 7(CeSc£#.cC xJ7<C>
a nd citizcns of the United States, being duly sworn
according to luw, doth déposé and say that they are vrell acquainted with the above named petitioner, and tfaat to their knowledge and belief he has resided within the limits of the United States for five years last past, and for one year last past within the limits of the State of Pennsylvania : that during-the same period he has behaved himself as a man of good moral character, attached to tue principles of the Constitution of the United States, and well disposed to the good order and happiness of the same. Sworn and subscribed in open Court this
Y '
1
A. D. 186 Z
duy of
Prothonotary. COMMONWEALTII OF PENNSYLVANIA,) E L K COUNTY.
j SS!
y
I
^
y
.
S * * * * S < y
tbo above
named petitioner do in my solemn oath déclaré tbat the contents of my pétition are true that I will support the Constitution of the United States, and that I do absolutely and entirely renounce and abjure all allegiance and fidelity to every foreign Prince, Potentate, State, and Sovereignty what soever, and particularly to the 7 ^ ^ , 7^
6 c. c <■■***-■■
Sworn and subscribed in open Court this day of
of îvhom I was a subject.
^
A. D. 186. 2 -
Prothonotary.
Op 7 juli 1862 verkreeg Karei Verbeke het Amerikaanse staatsburger schap. (met dank aan Sonya Elmquist)
26
tweede koppel liet zich niet onbetuigd en breidde het gezin snel uit met de kinderen Jacob, Catherine, Harriet, Elizabeth, Marc en Charley. We stippen hierbij aan dat beide zonen Verbeke hun bruid in eigen Vlaamse kring zochten en vonden. Dit zal bij de pater familias zeker in goede aarde zijn gevallen. De eerste jaren in het land van uncle Sam bleken verre van gemakkelijk. Karei Verbeke dacht vaak vol heimwee aan het onbereikbare Vlaanderen, maar er was geen weg terug. Het was nu moeizaam wennen aan de taal, het klimaat en de soms onbekende gevaren. Uit The Jeffersonian, een lokaal blad, halen we voor het jaar 1854 enkele krantenkoppen aan. Op 28 januari brandde het huis van Franklin Huil volledig af en het gezin kon zich slechts met de grootste moeite in veiligheid brengen. Hun hele hebben en houden ging in de vlammen op, inclusief de graanvoorraad en hun spaarcenten, voor 20 $ aan bank briefjes. De kleren die ze droegen, vormden nog hun enige bezit. Een verstopte kachelbuis had de noodlottige brand veroorzaakt. Op 3 juni meldde de krant dat enkele mannen een bruine beer van meer dan 150 kg hadden neergeschoten. Het vlees werd tegen 10 cent per pond ver kocht. Twee weken later doodde Michael Long, een doorwinterde jager, enkele jonge wolven. Hij werd hiervoor beloond met 35 $. Trouwens niet alleen beren en wolven zaaiden angst onder de inwoners, ook panters lagen in de dichte bossen altijd op de loer. Vooral op het einde van de winter, als voedsel extra moeilijk te vinden was, vielen ze brutaalweg ook mensen aan. Het vorige jaar waren er maar liefst elf neergeschoten. En op 22 juli streken er dichte wolken sprinkhanen op de velden neer en in enkele uren tijd had deze invasie alle gewassen opgevreten. Ten slotte kondigde een zware sneeuwstorm op 18 november het begin van een lange koudegolf aan. Voor Karei was dit zijn zesde Amerikaanse winter. Niet alleen zulke gebeurtenissen regelden het dagelijkse leven ten huize Verbeke, maar ook het uitbreken van de Amerikaanse burgeroorlog drong tot Elk County door. Het eerste vuursalvo tussen de Zuidelijke en Noordelijke legers had slechts tien dagen tevoren in Fort Sumter weer klonken, toen op 22 april 1861 de vrijwilligers van de Brookville Rifles richting Harrisburg optrokken. Onder de jongemannen stapte ook Gustave Verbeke mee op. Ze werden toegevoegd aan het 8ste regiment van de Pennsylvania Volunteers als de compagnieën I en K. Na enkele weken belandden de soldaten uit Elk County en omgeving in Williamsport aan de Potomac-rivier. De campagne van de Brookville Rifles duurde drie maanden, van 24 april tot 29 juli 1861. Het 8sleregiment 27
kwam tijdens die periode niet in actie en bleef op veilige afstand achter de gevechtslinies. De enthousiaste jongelui uit Pennsylvania maakten ondertussen wel kennis met de militaire discipline als voorsmaakje van het echte soldatenleven. Na de drilperiode gaf de regering kapitein Mc Knight opdracht om een zelfstandig regiment uit de vrijwilligers te rekruteren. De diensttijd in dit 105de regiment bedroeg drie jaar. Onze Gustave Verbeke zag het soldatenleven wel zitten. Hij liet zich op 23 oktober bij de Pennsylvania Volunteer Infantry inlijven en kwam bij compagnie B terecht. Het regiment vertrok onmiddellijk uit Pittsburg richting Washington en sloeg er zijn winterkamp op. In de lente van 1862 werd Yorktown belegerd en leverde men strijd in Williamsburg. Op 31 mei leverde het 105de een zware slag bij Fair Oaks. De tol was zwaar: 41 gesneuvelden, 150 gewonden en 17 vermisten. Uitgedund door zowel de strijd als door ziekte en uitputting, telde het regiment eind juli nauwelijks nog een honderdtal manschappen. In de daaropvolgende maanden vocht soldaat Verbeke mee in de slag bij Manassas Junction en Buil Run, in december verdedigde hij Fredericksburg. Onze Vlaamse emigrant kreeg ruim schoots de gelegenheid om zijn nieuwe vaderland te leren kennen! In het voorjaar 1863 vocht het 105de regiment in Chancellorville en leed opnieuw zware verliezen. Van de 347 manschappen werden er 11 gedood, 65 gekwetst en 7 vermist. In juli vocht Gustave mee in de ver schrikkelijke slag bij Gettysburg: slechts 79 mannen kwamen ongedeerd uit de strijd. Het 105de vertrok naar Warrenton om er even op adem te komen en vandaar ging het opnieuw richting Washington. Het lenteoffensief van 1864 begon voor soldaat Verbeke met de batlle of the Wilderness. Op 5 en 6 mei vocht zijn regiment met wisselende kansen, maar uiteindelijk werd de aftocht geblazen. De trieste balans was 170 gesneuvelden en gewonden. In augustus vocht private Verbeke zijn laatste strijd in Petersburg, want op 8 september 1864 zwaaide hij af. Keerde Gustave naar huis terug en nam hij er het gewone leven als boer of houthakker weer op? We weten het jammer genoeg niet. Ook de militaire carrière van jongere broer Félix kunnen we helemaal volgen. Op 3 september 1864 ging hij onder de wapens bij compagnie C van het 211de regiment van de Pennsylvania Volunteers. Twee weken later verzamelden alle compagnies in Camp Reynolds bij Pittsburg en op 20 september kwamen ze in de loopgraven aan het front terecht. Onmiddellijk kwam het bevel dat de nieuwelingen tegen de ver schansingen moesten opklauteren om het gevecht aan te gaan. Totaal onvoorbereid stonden de kersverse manschappen oog in oog met de vijand en meteen al bij het eerste geweersalvo sneuvelden verscheidene 28
soldaten. Op 17 november vond er een tweede zware strijd plaats, waar bij de rebellen de verdedigingslijn van de unionisten probeerden achter uit te dwingen. Tien dagen later werd het 211de regiment afgelost en Félix Verbeke vertrok richting Appomatox. De winterperiode werd aan opleiding en dril besteed met het oog op een beslissend voorjaarsoffensief. In de vroege morgen van 25 maart 1865 slaagden de vijandelijke troepen van generaal Lee er echter in om Fort Steadman te veroveren. Generaal Hartranft was vastbesloten om in de tegenaanval te gaan. Hij stelde vijf regimenten verdekt op. Het 211de dat zich een mijl verderop in open veld bevond, zou als lokaas dienen. Maar bij het zien van de vastberaden en gesloten gelederen van de Volunteers, lieten de tegenstanders zich niet tot de strijd verleiden. Integendeel, ze verlieten halsoverkop hun pas veroverde stellingen. Wat op een ware afslachting had kunnen uitdraaien, bleef slechts een licht verlies: een dode en tien gewonden. Op 2 april leverde het 211de in Petersburg zijn beslissende, maar bloedigste slag. Die dag sneuvelden 4 officieren en 17 soldaten, 93 mannen werden gewond en 21 bleven vermist. Op 9 april 1865 gaven de zuidelijke troepen van Lee zich over: generaal Grant en de noordelijken kwamen als over winnaars uit de Civil War. Op 2 juni werd het 211de regiment ontbonden: Félix Verbeke keerde - ongedeerd? - naar huis terug. Binnen een paar jaar na zijn terugkeer moet Félix getrouwd zijn met een in Holland geboren Elizabeth, we kennen haar familienaam niet. Ze kregen drie kinderen: George (° 1868], John (° 1871] en Lewis (° 1873], Geen New Flanders, maar Belgiumtown
Zo gingen de jaren 1860 voorbij. In de volgende volkstelling van 1870 vinden we Karei Verbeke en zijn vrouw terug in Pine Creek Township, Jefferson County. Hij staat er nog steeds als farmer genoteerd en blijk baar boerde hij ook goed, want hij was nu de trotse eigenaar van land ter waarde van 800 $ en zijn persoonlijk bezit was verdubbeld tot 400 $. De ouders Verbeke waren de enige Vlamingen die in Pine Creek Township woonden. Adolph, Melanie en Félix hadden zich met hun gezin in het naburige Brookville gevestigd. Ook een aantal andere Lorena-emigranten waren ten zuiden van dit dorp neergestreken en weldra werd die buurt door de andere inwoners Belgiumtown genoemd. Naast de Verbekes vinden we er ook de families Vanhaverbeke, Dobbels, Osselaere, Vandenbroecke en Verstaen terug, intussen met een flinke volgende generatie uitgebreid. Sommige mannen werkten in de lumbering business
29
of de houthandel en maakten hiermee fortuin. Vooral Bernard Verstaen ontpopte zich als een gewiekst zakenman en dankzij zijn niet aflatend labeur en grenzeloze energie klom hij op tot een van de rijkste inwoners van de streek. Al in 1870 werd de 41-jarige Bamey Verstine, getrouwd met Henrica Vanhaverbeke, een fortuin toegeschreven van 30.000 $ bebost land en 15.000 $ persoonlijk bezit, waaronder een goed draaiende houtzagerij. Ook de oudste zoon Dobbels deed het niet slecht, want als teamster, voerman van hout via de rivieren, had hij in de houthandel van Verstaen 1.000 $ bijeengespaard. Beide broers Verbeke verdienden in het bedrijf van hun Vlaamse streekgenoot ook goed hun boterham: tegen 1870 vergaarde de 40-jarige Adolph 800 $ grond en 100 $ in baar geld, de 27-jarige Félix scoorde nog beter met 1.000 $ land en een spaar potje van 500 $. Wie zich niet in het hout-avontuur stortte, verging het duidelijk minder goed. Charley Osslear, getrouwd met Melanie Verbeke, was painter of schilder van beroep. Hij moest zich met slechts een lapje grond ter waarde van 150 $ tevreden stellen.
Houthakkers uit St. Marys poseren rond 1900. Vooraan zit John Janesch. De man rechts, met het geweer, is zijn neef Paul Glatz. (met dank aan Dolly Dwomick) Karei Verbeke en Rosalie Lefevere werden ondertussen een dagje ouder en in 1880 zijn beiden uit de bevolkingslijsten verdwenen. In 1872 ver kocht de 73-jarige Karei zijn boerderij in Pine Creek Township aan Godfrey Wank, een vroegere buurman uit Jones Township. Waarom ver huisde hij dat jaar? Was Rosalie overleden en zag hij het niet zitten om 30
de farm alleen uit te baten? Vanaf 1872 zijn we elk spoor van Karei Verbeke kwijt en we weten ook niet wanneer hij is gestorven, want vóór 1907 werden er geen overlijdensregisters bijgehouden en geen enkele grafsteen op het katholieke St. Mary’s Cemetery draagt zijn naam. Hier eindigt dan ook het verhaal van Charles Verbeke, geboren in Meulebeke en duizenden kilometers ver weg van zijn geboortedorp uit het zicht verdwenen. Hij verliet Vlaanderen, vol verwachting uitkijkend naar een betere toekomst voor zichzelf en zijn gezin. We hopen dat hij zijn Amerikaanse droom heeft kunnen waarmaken.
Met dank
We kunnen niet genoeg beklemtonen dat het meeslepende avontuur van Meulebeke naar New Flanders op papier kon worden gezet dankzij de medewerking van velen. In de eerste plaats gaat mijn erkentelijkheid uit naar Paul Callens, die mijn nieuwsgierigheid prikkelde, en naar Eric Beeuwsaert, die zijn rijke documentatie over Elk County en haar vroege immigranten belangeloos ter beschikking stelde. Aan de andere kant van de Atlantische Oceaan kon ik rekenen op Mary Biel, Théodore Cook, Dolly Dwornick, Sonya Elmquist en Evelyn Hoak, die hun eigen familieverhaal en archiefvondsten met mij deelden. Een speciaal woord van dank aan Darlene Pirozzi voor haar onvermoeibare enthousiasme bij het speuren naar nieuwe Amerikaanse bronnen. Ten slotte vergeten we ook de gastvrij heid van het gemeentepersoneel van Meulebeke en Dentergem niet. De prettige samenwerking met velen bracht niet enkel nieuwe horizonten en verruimende ideeën, maar vooral de vreugde van nieuwe vriend schappen.
31
Personalia van de emigranten
Bij de samenstelling van de gezinnen duiden we aan wie naar New Flanders vertrok. De namen van de Lorena-passagiers staan vet gedrukt. Voor verdere gegevens omtrent de afstammelingen van deze emigranten, gelieve contact op te nemen met de auteur.
° Waregem ?, ca. 1804
Joseph Baert
kinderen: 1. Julie Baert 2. Frederik Baert 3. Ursula Baert 4. Joannes Baptiste Baert
° ca. ° ca. ° ca. ° Passendale ?, ca. t New Flanders,
1836 1840 1844 1845 1850
° ca. 1797 0 ca. 1798
François Bonte x Colette ?
0 Wakken, 16.11.1804 t St. Marys, 27.09.1876 ° Machelen, 06.03.1804 t St. Marys, 12.06.1897
Karei Coucke x Francisca Demeulemeester
kinderen: 1. Ivo Coucke
0 Wakken, 27.03.1830 x Mary Patterson (° NY, ca. 1842) t St. Marys, 10.02.1927 0 Wakken, 14.03.1832 t Wakken, 10.05.1846 ° Wakken, 02.04.1834 t Wakken, 03.07.1834 0 Wakken, 13.04.1835 t Wakken, 01.06.1835 ° Wakken, 02.08.1836 t Wakken, 20.04.1838 ° Wakken, 14.03.1838 t Wakken, 24.05.1838 ° Wakken, 26.07.1839 x Mary L. Fey t Washington D.C., 21.11.1917 ° Wakken, 03.03.1844 x Peter Struble (° NY, ca. 1845) t St. Marys, 03.05.1933
2. Joannes Franciscus Coucke 3. Leo Coucke 4. Leopoldus Coucke 5. Carolus Ludovicus Coucke 6. Rosalia Coucke 7. Bernardus Carolus Coucke
8. Philomena Coucke
32
Gilles De Cauwere
ca. 1805
Joannes De Mey
° ca. 1816
Léo De Mey x Sophia Demeulemeester
0 Wakken, 13.08.1815 ° Zulte, ca. 1819
kinderen: 1. Pélagie De Mey
0 Wakken, t Wakken, 0 Wakken, t Wakken, 0 Wakken, t Wakken, ° Antwerpen,
2. Maria Paulina De Mey 3. Adolphus De Mey 4. Marie De Mey
24.04.1844 04.04.1845 07.05.1845 25.05.1846 05.06.1847 30.01.1849 04.09.1849
Salomon D’haenens
° ca. 1808
Fredericus Dobbels
0 Wakken, 17.11.1790 t vóór 1870
Petrus Josephus Dobbels x Julia D’huygelaere
0 Wakken, 19.07.1793 ° Grammene, 15.05.1813 t Brookville, .11.1899
kinderen: 1. Eugenia Dobbels
0 Markegem, 14.03.1835 x Simon Warner 0 Markegem, 01.01.1837 x Sarah Long xx Theresia Marx t Reynoldsville, 15.04.1891 0 Markegem, 05.09.1839 x Dorene ? (° België, ca. 1842] t Brookville, 04.10.1900 ° Markegem, 06.10.1841 x Samuel Long (° 1836) t Brookville, 13.02.1918 0 Markegem, 25.09.1843 x Lydia Sadler (° België, 1847) t 05.09.1929 0 Markegem, 03.07.1845 x John Barr (° 1845) t Brookville, 03.02.1915
2. Franciscus Dobbels
3. Jan Baptiste Dobbels
4. Maria Louisa Dobbels
5. Henricus Dobbels
6. Sophia Dobbels
33
9. Rose Doubles 10. ? Doubles
° Wakken, 06.05.1849 x Elena Knarr t Rowlesburg, 10.09.1906 ° Brookville, 26.06.1855 x Mary Guinard (° 1865) t 14.07.1911 ° Brookville, na 1858 ° Brookville, na 1858
Jacques Osselaere x Theresia ?
° ca. 1791 0 ca. 1799
7. Constantinus Dobbels
8. Joseph Doubles
kinderen: 1. Bernard Osselaere
0 ca. 1821 x Emelie Melanie Verbeke ° ca. 1829 ° ca. 1830 x Adolph Verbeke t 1912
2. Jean Osselaere 3. Rosalia Osselaere
Frederik Vandenbroecke
x Maria Theresia Van Haverbeke kinderen: 1. Joseph Jefferson Brooks 2. Amelia Brooks
0 Zulte, 29.05.1829 t Brookville, 18.11.1912 ° Wakken, 27.02.1832 t Brookville, 26.04.1915 ° Reynoldsville, 10.06.1858 0 Brookville, 26.09.1860 + Brookville, vóór 1870 ° Brookville, 20.01.1862 t Falconer, 15.04.1942 ° Brookville, 10.01.1864 t Brookville, vóór 1870 ° Reynoldsville, 30.04.1866 t Brookville, 20.05.1911 0 Reynoldsville, 13.01.1867 ° Reynoldsville, 22.02.1870 t Clarion, 18.07.1952 0 Reynoldsville, 02.10.1872
3. Frank Brooks 4. Barbara Brooks 5. Albert Brooks 6. Caroline Brooks 7. John C. Brooks 8. Georges Frederick Brooks 9. Louise Brooks 10. Susan Brooks
° Wakken, 13.06.1823
Angelus Van Ghyselen 34
° Wakken, 17.04.1821 0 NY, ca. 1838
Carolus Ludovicus Van Ghyselen x Teressa ?
kind: 1. Levine Hisland
° ca. 1866 0 Sint-Eloois-Vijve, 02.05.1804 t Brookville, 1882 0 Wakken, 16.04.1804 t Brookville, 1889
Charles Louis Van Haverbeke
x Amelie Mortier kinderen: 1. Constantinus Van Haverbeke 2. 3.
4. 5. 6. 7.
0 Wakken, 30.06.1827 x Angeline Lavon (° België, 1819) Henderika Van Haverbeke ° Wakken, 28.09.1829 x Bernard Verstaen (° Zulte, 09.05.1829) Maria Theresia Van Haverbeke 0 Wakken 27.02.1832 x Frederik Vandenbroecke (° 29.05.1829) t Brookville, 26.04.1915 ° Wakken 09.05.1834 Cordula Van Haverbeke ° Wakken, 02.11.1838 Maria Louisa Van Haverbeke 0 Wakken, 07.06.1841 Ferdinand Van Haverbeke x Margaret ? (° 1840) ° Wakken, 21.10.1844 Philomena Van Haverbeke ° ca. 1823 ° ca. 1825
Louis Van Peteghem x Melanie ?
kind: 1. Melissa Van Peteghem
° Antwerpen, 03.09.1849 ° Wakken, 18.06.1805
Charles Vintaer
0 Meulebeke, 08.01.1799 0 Wakken, 19.12.1795 t Wakken, 10.08.1840 ° Kuurne, ca. 1804
Charles Verbeke
x Eugenia Horions xx Rosalia Lefevere kinderen: 1. Carolus Ludovicus Verbeke 2. Constantinus Fredericus Verbeke 3. Constantinus Ludovicus Verbeke
35
° Wakken, 15.03.1824 (niet mee naar Amerika) 0 Wakken, 09.09.1825 t Wakken, 12.07.1826 ° Wakken, 10.11.1826 (niet mee naar Amerika)
4. Julia Maria Verbeke
° Wakken, 18.05.1829 t Wakken, 04.04.1841 5. Adolph Verbeke ° Wakken, 27.06.1830 x Rosalia Osselaere t Brookville, 1910 0 Wakken, 15.03.1833 6. Gustavus Verbeke ° Wakken, 19.10.1834 7. Mathilde Lucia Verbeke 8. Emelie Melanie Verbeke 0 Wakken, 26.09.1836 x Bernard Osselaere ° Wakken, 01.03.1839 9. Henri Verbeke t Jones Township, 1855 ° Wakken, 18.04.1842 10. Victor Verbeke 11. Félix Verbeke ° Wakken, 14.12.1843 x Elizabeth ? (° Holland, ca. 1837] + Brookville, tussen 1870 en 1880 ° Wakken, 01.07.1845 12. Udoxia Hortentia Verbeke t Wakken, 26.11.1845 ° Wakken, 18.11.1846 13. Leopoldus Verbeke t Wakken, 17.01.1847 0 Wakken, 13.05.1849 14. Adilia Maria Verbeke t New Flanders, vóór 02.10.1850
Bernard Verheust
° Wakken, 09.02.1813
Bernard Verstaen
° Zulte, 09.05.1829 t Detroit, 28.01.1911 ° Wakken, 28.09.1829
x Henderika Van Haverbeke kinderen: 1. Mary T. Verstine 2. Caroline Verstine 3. Henry Verstine 4. Frank Verstine 5. Charles E. Verstine 6. Malcolm Verstine
° ca. 1853 ° ca. 1855 ° ca. 1857 ° ca. 1859 ° 29.01.1859 ° ca. 1863 + Detroit, 1913
36
Bibliografie en bronnen Archieven
Gemeente-archief Dentergem: Bevolkingsboeken Markegem en Wakken Burgerlijke Stand Markegem en Wakken Parochieregisters Wakken Gemeente-archief Meulebeke: Bevolkingsboeken Meulebeke Burgerlijke Stand Meulebeke Parochieregisters Meulebeke Geraadpleegde werken
• Das Fons, Neyt Luc, Emigratie naar Frankrijk, Amerika en Argentinië te Wakken 1847-1900, in: Onze Voorouders, 6de jaargang nr. 1 - januari 2003 en 6d' jaargang nr. 2 - april 2003 • Démarrez Iriez, Meulebeke. Wel en wee tot 1850, Heemkundige Kring De Roede van Tielt, Tielt, 2002 • Desmet Juul, Over café’s gesproken, Heemkundige Kring Het Bourgondisch Erfgoed, Wakken, 1982 • Volkstelling 1814. Deel XXXVI, Oostrozebeke-Meulebeke, Vlaamse Vereniging voor Familiekunde i.s.m. afdeling Brugge, 1998 • Wessman Alice L„ A History of Elk County, Pennsylvania 1981, Elk County Historical Society, 1982 Worldwide web
elkcountyhistoricalsociety.org web.wanadoo.be/gallez.nic www.ancestry.com www.cityofstmarys.com www.familyoldphotos.com www.geocities.com/jeffersonconnections www.key-net.net www.pa-roots.com www.rootsweb.com www. shadowchasers. org www. stmaryschamber. org www.tombstonehopper.com www.us-census.org
37
Frans Hollevoet
DE SAEISSENBEEK TUSSEN MARKEGEM EN WAKKEN In onze geschiedenis van Markegem uit 1996 schreven we dat de naam Saeissenbeek misschien afgeleid was van het West-Vlaamse werkwoord “sassen” (Fr. chasser) dat “lopen, haastig gaan, voortvaren” betekent.1 Te weinig vertrouwd met toponymie haalden we die wetenschap toen uit Leonard-Lodewijk De Bo’s (Beveren-Leie 1826 - Poperinge 1885) monumentale Westvlaamsch Idioticon uit 1873, opnieuw en uitgebreid uitgegeven in 1892 en herdrukt in 1976. Wat wisten we toen nog meer over dit zonderlinge woord “saeissen”? In de Markegemse atlas der buurtwegen uit 1843 vonden we dat de anderhalve meter brede en 326 meter lange kerkweg vanuit de huidige Kouterweg bij de kerk ten slotte, over de beek, naar Wakken-Oosthoek liep en er toen Saysenvoetweg genoemd werd.2 De oudste vermelding uit 1541 is ”het Shasen Straetkin”, die we aan troffen in een oud register van de Markegemse tienden.3 Aangezien we wel wisten dat het voor onduidelijke plaatsnamen van wezenkijjk belang is een zo oud mogelijke, nog onverbasterde schrijfwijze te vinden, konden we, naamkundig amper geschoold, toen aan de hele kwestie nog altijd geen touw vastknopen. Ook vonden we de vermelding tZasenbeke op een kaartje van de Markegemse heerlijkheid ’t SintAmandsche, waarvan we in 1996 schreven dat het “waarschijnlijk” uit 1779 stamde.4 Het moet evenwel dagtekenen uit de eerste helft van de 18Je eeuw, gezien Den Broelput, ”de moerassige put”, er nog niet gedempt was, wat wel al het geval was in 1761, toen het Markegemse
1
Hollevoet F. , Markegem, het vermaakelyk dorp, Tielt, 1996, p. 52.
2
Ibidem, p. 50.
3
BAB, C (Archief Sint-Amandsproosdij Kortrijk), nr.3: tiendenregisters van de proosdijtienden in Markegem uit 1541 en 1629.
4
Hollevoet F., o.c., p. 86.
38
Beschadigde kaart, waarschijnlijk uit 1779, van het leen den Broelput of â&#x20AC;&#x2122;t SintAmantsche (B.A.B., F238:l). Rechts op deze kaart: tzasenbeke. 39
â&#x20AC;&#x2122;t Sayssen: de beek tegenover het huidige voetbalveld van Markegem (foto Jan Hollevoet, Haasrode). (Betekenis van Haasrode: het gerooide bos van Hagar).
landboek afraakte.5 Op de kadastrale Popp-kaart uit 1846 is de schrijf wijze al Saeysenbeek, wat overeenkomt met de hedendaagse uitspraak: ”de Saeizebeke”. Op de landerijen boven het beekdalletje liggen in Markegem de plaats namen ”de Saissen” (landboek nr. 40), ”’t Sayssen (nr. 39) - sinds 1974 het Markegemse voetbalveld - en ”de Sayssen Bulck” (nr. 43). Bulk betekent een door grachten (of hagen) omheind (wei)land, uit het Germaanse “biluka”. Denk aan (be)luik, oogluikend, beloken Pasen en ook de bekende Gentse Bijloke. In het Tieltse gaat het vaak om een hooggelegen, droge graasweide. Ondertussen steeds meer geboeid door onomastiek kochten we inl997 voor een prikje de eerste 15 jaargangen van het universitaire tijdschrift Naamkunde (1969-’83) en al in de tweede jaargang daarvan troffen we het artikel van A. Boileau, “Het woord haas in plaatsnamen”, aan (p. 225230). Daarin wordt verwezen naar een haas-woord dat voorkomt in West-Vlaanderen: hazegaars (sic), “soort van gras met lange dunne halmen, ook koorngras”. Dat woord vinden we dan weer terug in het al genoemde Idioticon op pagina 362: hazegars, hazegers (r niet uitspreken), met als weten schappelijke naam “Alopecurus agrestis”. De Bo, die ook nog een kruidenwoordenboek uitgaf, geeft een voorbeeldzin: “eenen pijpesteel zuiveren met eenen halm van hazegras”. Maar ook Van Dale’s woordenboek zelf vermeldt hazegras, als gewestelijke (dialectische) benaming voor het duizendblad: Achillea millefolium. Het West-Vlaamse hazegras wordt er duidelijk niet vernoemd. Dan maar een botanisch werkje ter hand genomen. Daarin wordt ver meld dat “hazengras” ook te Denderwindeke en omstreken gebruikt wordt: Alopecurus agrestis, in het Frans, Vulpin des champs, in het Vlaams Veld-Vossestaart. In Tongeren en omstreken zijn er verscheidene soorten Agrostis, in het Frans: agrostide, in het Vlaams: struisgras. Het boekje verduidelijkt nog: “Al deze planten, of groeien waar de hazen geerne hun verblijf houden, of zijn hoogstens goed om door de hazen afgeknabbeld te worden”.6
5
Ibidem, p. 57 (kaart)
6
Paque E., De Vlaamsche Volksnamen der Planten, Brussel, 1912, p. 59-60
41
â&#x20AC;&#x2122;t Sayssen: de beek tegenover het huidige voetbalveld van Markegem (foto Jan Hollevoet, Haasrode).
In Oostende werd de Polderstraat in 1970 gewijzigd in Hazegrasstraat. De gelijknamige wijk waaraan deze straat zijn naam ontleende, ont stond omstreeks het einde van de 18de eeuw. Met het slechten van de vestingwallen nabij de Jozef Il-straat omstreeks 1781 kreeg de stad de mogelijkheid om zich naar het zuiden uit te breiden. Het “hazegras” is, vermeldt het Oostendse straatnamenboek uit 1998 nog, een planten soort die waarschijnlijk veelvuldig voorkwam op deze indertijd ingepolderde schorre.7 Nog recenter, in 1999, verscheen er zelfs een apart werk over deze wijk. We citeren: “Over de naam Hazegras bestaat er veel onduidelijkheid: het zou de naam van een kruid zijn waar allerlei dieren verzot op zijn of waren. Van een oude man kreeg ik te horen dat de naam afkomstig is van “Horse Gras”, wat zoveel als “paardengras” betekent. Door de jaren heen veranderde de naam dan in Hazegras”.8 Met het verstrijken van ruim een eeuw is ons hazengras dus, door volksetymologie, veranderd in paardengras! Terug naar onze Markegems-Wakkense beek. Zij heeft dus haar naam ontleend aan de namen van de weilanden boven haar dal. Zij vormt over 1975 meter de bijna volledige zuidelijke grens met Wakken, waar zij ontspringt. Halverwege neemt zij ook het water op van de Wakkense Scheldeputbeek en mondt uit in de Oude Mandei in Gottem, die er de grens vormt met Dentergem.9 Ook over die Scheldeput vonden we in een bron over Wakken een oude attestatie uit 1445 in het rijke fonds van de Gentse Sint-Pietersabdij in het R.A.Gent: “den Scoenputte”.10 De familienaam (Van) Schoubroeck berust op de plaatsnaam Scou (de) broek: moeras, drassige grond met lis, uit het Germaanse “skauda”.11 In Tielt lag er zelfs een heerlijkheid Schoubrouck, noort waert vande kercke int quartier van Hoijt, gehouden van het leenhof van 7
Deschacht D., Straatnamen van Oostende van A tot Z, s.l., 1998, p. 65
8
Logghe F., Het Hazegras. De verloren rijkdom van een wijk. Een greep uit de geschiedenis, Oostende, 1999, 129 p. (p. 15).
9
Zie voetnoot 1.
10 RAG, Sint-Pietersabdij, Dénombrement nr. 4220. 11 Debrabandere F. , Woordenboek van de familienamen in België & Noord-Frankrijk, Brussel, 1993, p. 1262.
43
Ooigem.12 De Schelde was duidelijk een bekendere waternaam dan het bescheiden lis bij de Wakkense put. In het West-Vlaams wordt “schouw” “schoe”, wat terug te vinden is in de familienaam (Van) Schoebeke en de Desselgemse plaatsnaam Schoendale.13 Dit alles, over de Scheldeput, die oorspronkelijk een lisput is, even terzijde, maar tegelijk toch ook een voorbeeld van hoe verraderlijk toponiemen kunnen zijn. Als besluit kunnen we misschien nog vermelden dat er geen verband is tussen de Markegems-Wakkense Saeissenbeek en de Noord-Franse, Oud-Vlaamse stad Hazebrouck, waarin het zou gaan om een moeras (drassige bodem) met de gesmaakte knaagdieren. Maar: wie zou er nu in de Saeissenbeek nog het naamgevende hazen gras herkennen?
Hollevoet F., Tielt feodaal, in De Roede van Tielt, XXXIII (2002), p. 128. 13 Debrabandere F., De Desselgemse plaatsnaam Schoendale, in De Leiegouw, XXVI (1984), p. 217-220.
44
Frans Vander Plaetse
DE TIELTSE 'GEVANGENIS’ In ‘Het verhaal van Julien Maes en Roger Blondeel uit Aarsele’1heeft de auteur het op bladzijde 167 over de gevangenis in Tielt [in de Brugstraat] Volgens mij is dit verkeerd. Tijdens de oorlog woonde ik natuurlijk nog bij mijn ouders, Tramstraat nr. 1, rechtover het politiebureau. Tijdens de oorlogsjaren zag ik daar vaak gearresteerden (om welke reden dan ook) binnenbrengen. In het politiebureau in de Tramstraat waren er toen 3 of 4 cellen. Een daarvan gaf uit op het binnenplein, aan de kant van de nu nog bestaande vijver. Twee of drie cellen bevonden zich in een gang recht over de deur die toegang gaf tot de woonst van de huisbewaarder (in die tijd Adhemar De Brabant en diens echtgenote Gabriëlle - als weduwnaar hertrouwde hij later met haar zus Rachel). Het binnenplein had een uitgang, met een houten poort van naar schatting zo’n twee meter hoog, naar een soort binnenkoer, waar zich nog twee andere poorten bevonden: een daarvan gaf toegang tot de Lakenmarkt en de gemeenteschool (’Catrietjesschole’), de andere (die nu nog bestaat) tot de Tramstraat. De bijgaande plattegrond zal alles wel duidelijker maken. Wij speelden vaak op die binnenkoer en hadden daar een bolletra (bolbaan). Meer dan eens sprongen - tot onze verbazing - mensen over die twee meter hoge houten poort. Ze spurtten dan weg naar de Tramstraat en van daar vermoedelijk via de Diksmuidse Boterweg en een nu gedeeltelijk verdwenen wegel (den Brugstok) naar de Kapellestraat. Toen ik thuis eens vertelde dat er 'bandieten’ waren weggelopen (wisten wij veel waarom die mensen waren opgesloten!), kreeg ik van mijn vader te horen vooreerst dat we verkeerd hadden gezien en, toen ik aan-
1
De Roede van Tielt, jg. 34, 2003, nr 3, blz. 165-170 - op blz. 167
45
drong van welles, dat we dat aan niemand mochten vertellen en dat die mensen geen bandieten waren. Dat er af en toe konden vluchten, was meer dan waarschijnlijk geen toeval. Weliswaar kan ik daarvan geen sluitende bewijzen voorleggen, maar later heb ik toch gehoord dat de conciërge af en toe 'vergat’ de deur van een of andere cel te vergrendelen. Of, wanneer hij of zijn vrouw eten of drinken brachten en ze de deur wel moesten openen (het 'kijkgat' was niet groot genoeg om een bord door te schuiven), dan waren ze meer dan eens iets 'vergeten' in de keuken ... Ook enkele politieagenten 'vergaten' goed uit te kijken... En zelfs de Feldgendarm (in de volksmond 'de Kinne’) zou al bij al niet overijverig zijn geweest. LAKENMARKT
POORT--
GEMEENTE SCHOOL "CATRY" POORT
SEEL
I DIKSMUIDSE [ boterweg
INGANG POLITIEBUREAU
P(}0RT
TRAMSTRAAT
I RANGEERPLAATS I TRAM KALVERSTRAAT
Als kind heb ik ook meerdere werkweigeraars zien ontsnappen toen ze voor mijn ouderlijk huis in een ’camionetje’ moesten stappen. Een van die vluchters was Toontje Thuyne, de latere Koreavrijwilliger, die inder daad via de al beschreven vluchtweg kon ontkomen en op adem kwam in - naar ik denk - café 'De Vlaamse Leeuw’ aan het einde van de Oude Kapellestraat.2 Toen T. Thuyne aan het begin van zijn ontsnapping toe was, trok de al vernoemde Feldgendarm rijkelijk laat zijn revolver en schoot ver links en hoog boven de vluchter, in de ’persienne’ (rolluik) van de toenmalige pelsenwinkel Demarrez. Bij de bevrijding werd op dat kogelgat een roos geplakt met het onderschrift 'Hier schoot de Kinne roos’. Zelf heb ik later 'garde Lambrecht’ (politieagent Maurice Lambrecht) aan mijn vader horen vertellen dat de Kinne naar alle waar schijnlijkheid opzettelijk naast geschoten had en overigens een paar dagen na dit voorval zonder een woord te zeggen op de binnenkoer van het stadhuis het bewijs van zijn schietvaardigheid had laten zien. 2
Zie J. Verbrugge, Tieltse caférijkdom, in De Roede van Tielt, jg. 11, 1980, nr 2-3-4, blz. 52-184 - op blz. 171
46
Patrick Maes
‘DE VERWOESTING MIJNS VADERDORPS’ EEN ROMANTISCH KORTVERHAAL UIT 1848 Tussen 13 en 20 december 1848 konden de lezers van De Thieltenaer drie afleveringen volgen van De verwoesting mijns vaderdorps, een romantisch kortverhaal dat zich afspeelt in 1578.' Enkele jaren later werd dit feuilleton overgenomen door de Brugse krant De Standaerd van Vlaenderen (van 26 tot 28 augustus 1852). Mogelijks namen nog andere bladen het verhaal over. De verwoesting mijns vaderdorps werd geschreven door de relatief onbekende Oostrozebekenaar Petrus Van Bruynbroeck. Het is bij ons weten de enige publicatie van zijn hand. De auteur
Petrus was de oudste telg geboren uit het huwelijk van Charles-Philippe Van Bruynbroeck (1796-1872) en Rosalia Schuerman (1806-1853). Charles-Philippe was weefgetouwmaker en timmerman van beroep. Hij woonde aan de Kalbergstraat nr. 13 in Oostrozebeke. Het gezin telde zes kinderen: Petrus (27 oktober 1829 - 1 februari 1863), Rosalie (18321892), Sophie (1835-?) , Marie (1837-1916), Joannes (1841-1880) en Julie (1846-1848). In de bevolkingsregisters 1846-1856 stond Petrus als ondermeester ingeschreven. Voorts viel op dat Petrus in die jaren veel verhuisde, maar telkens ook keerde hij terug naar Oostrozebeke: Hooglede (1846), Aarsele, Meulebeke (1848), Ename (1852) en Maldegem (1855). Van 1856 tot aan zijn overlijden in 1863, hielp hij zijn vader als weefgetouw maker. Petrus stierf ongehuwd. Wie De verwoesting mijns vaderdorps leest, kan zich terecht afvragen of een 19-jarige, anno 1848, dergelijk verhaal alleen kon bedenken en uit schrijven. Hoewel niet direct aantoonbaar, vermoeden we dat Van Bruynbroeck rechtstreekse of onrechtstreekse invloeden onderging van de Ingelmunsternaar August Schotte. Treffend is alvast dat streekgenoot Schotte (1814-1872) in zijn handschrift over de heerlijkheid Ingelmunster1 1
Onderaan het feuilleton stond in De Thieltenaer gedrukt: P. Van Bruynbroek. Oostroosbeke, slagtmaend 1848. De Thieltenaer werd geraadpleegd op het stedelijk archief van Tielt; De Standaerd van Vlaenderen in de Biekorf-bibliotheek in Brugge.
47
melding maakt van dezelfde gebeurtenissen in 1578 met hoogbaljuw Jan De Visch.2 De inhoud van het verhaal
Deel I: De geuzen De auteur begint met een korte situering: hij vermeldt de onthoofding van Egmont en Hoorn, vervolgens verwijst hij naar de Opstand od.v. Willem van Oranje en daarna vernoemt hij de machthebbers van het ogenblik: Jan Hembyse en de heer van Ryhove.3 In de rechtvaardige strijd die Vlaanderen tegen de Spaanse koning Filips II voert, tonen de Gentenaars zich echter geus. Daarom staat de auteur niet aan hun kant. Deel II: De kluis Het eigenlijke verhaal start in oktober 1578. Een dominicaan, vader Hubrecht genoemd, slaat op de vlucht voor de geuzen. Een hulpvaardige ruiter voert hem door het Zoniënwoud mee. De ruiter weigert zijn identiteit te onthullen aan vader Hubrecht. Bij hun afscheid krijgt de predikheer wel een stukje perkament waarop het zegel van zijn redder staat afgebeeld. Daarop gaan beide mannen uiteen. Vader Hubrecht begint met de bouw van een kluis, die na enkele dagen klaar is. Deel III: De spion Eind november 1578 logeert de Gentse spion Hutsebout in Het Boergondisch Kruis, waar Lieven Dendoncker, gelegenheidsknecht op het kasteel van Ingelmunster, woont. Hutsebout kan gemakkelijk een uitnodiging van de naïeve waard lospeuteren, om ’s anderendaags het kasteel van Ingelmunster te bezoeken. Gretig maakt hij van deze kans gebruik om de vesting nauwkeurig te bekijken. Daarop brengt spion Hutsebout verslag uit bij een groep bosgeuzen die al enkele dagen in het Vijverbos van Oostrozebeke verblijven. Hun opdracht bestaat erin om Jan De Visch, hoogbaljuw van Ingelmunster, gevangen te nemen en
2
Blondeel W. (ed.), Heerlijkheid Ingelmunster. Beschrijving der vrijheerlijkheid van Ingelmunster en haar bezitters (naar handschrift van August Schatte), Ingelmunster, 1979, 152 p.
3
Frans van de Kethulle, heer van Ryhove en Jan van Hembyse, namen eind 1577 de leiding van de radicale beweging die er in slaagde te Gent een calvinistische republiek te vestigen. In het voor jaar van 1578 wist Gent zijn gezag uit te breiden over het hele graafschap Vlaanderen. Het bewind ging gepaard met een golf van terreur. Cf. Despretz A., De instauratie der Gentse Calvinistische Republiek (1577-1579), in: Handelingen der Maatschappij voor geschiedenis en oudheidkunde te Gent, Nieuwe reeks, 1963, p. 119-229.
48
mee te voeren naar het Serbraamsteen in Gent.4De Visch wordt gezocht omdat hij lid was van de Raad van Beroerten.5 Deel IV: De ontdekte beraming Diezelfde avond ontdekt vader Hubrecht een veertigtal mannen in het Vijverbos die rond een kampvuur redetwisten. Geschokt verneemt hij dat die bende bosgeuzen het kasteel willen plunderen en de hoogbaljuw gevangennemen. Tevens realiseert de kluizenaar zich dat de ruiter die hem een maand geleden uit de nood hielp, hoogbaljuw De Visch was. Daarom haast vader Hubrecht zich als de bliksem naar het kasteel om De Visch te waarschuwen. Nadat hij het zegel van de hoogbaljuw getoond heeft, laat de schildwacht hem binnen. Onmiddellijk herkent vader Hubrecht de baljuw als zijn redder. Daarna zet hij de plannen van de geuzen uiteen. De baljuw aarzelt geen ogenblik en besluit om naar het kasteel van Nieuwenhove te vluchten.6 Deel V: De verwoesting Om middernacht dringen de geuzen het kasteel van Ingelmunster binnen. Ze doorzoeken het volledig, maar vinden Jan De Visch niet. De doodsbange kamerling Richard verklapt echter dat zijn heer naar Nieuwenhove gevlucht is. Binnen de kortste keren bereiken de geuzen Nieuwenhove. Maar ook hier treffen ze hun prooi niet. Daarop steekt de heetgebakerde bende het kasteel in brand. De hoogbaljuw die zich ver borgen houdt in een holle balk, moet wegens de verstikkende hitte zijn schuilplaats verlaten. Via een stenen wenteltrapje komt hij in een kel der terecht, waaruit hij met veel moeite kan ontsnappen. Intussen koe len de woedende geuzen hun wraak op het hele dorp. Er wordt gemoord, geplunderd en brand gesticht. Ook de hoogbaluw van Ingelmunster brengt het er uiteindelijk niet goed van af. Hij wordt gevat en enkele dagen later dichtbij een Gentse stadspoort opgeknoopt.7
4
Jan de Visch, edelman, hoogbaljuw van Ingelmunster (1571-1578), lid van de Raad van Beroerten, commissaris van landvoogd Don Juan van Oostenrijk (1576-1577).
5
De Raad van Beroerten (1567-1576) werd opgericht als antwoord op de onrust die de Beeldenstorm (1566) had veroorzaakt.
6
Het kasteel van Nieuwenhove was gelegen aan de Leegstraat in Oostrozebeke, langs het kanaal Roeselare-Leie. Omstreeks 1977 werd dit zgn. Spookkasteel volledig gesloopt.
7
J. De Visch werd samen met Jacob Hessels (vice-president van de Raad van Beroerten, opsteller van het doodsvonnis van de graven van Egmont en Hoorn) opgehangen langs de weg KortrijkGent. Op hun lichamen die drie dagen bleven bengelen, zou een bord geprijkt hebben waarop te lezen stond: Dit doet men met de verraders van den lande. Volgens Despretz (o.c., p. 128) werden beiden op 4 oktober 1578 opgeknoopt. P. Van Bruynbroeck daarentegen stelde in zijn verhaal dat dit op het eind van november 1578 gebeurde.
49
Literaire situering van het verhaal
Met De verwoesting mijns vaderdorps belichaamde Petrus Van Bruynbroeck de literaire smaak en opvattingen van zijn tijd. Na de Belgische onafhankelijkheid brak de romantiek door. De voornaamste vertegenwoordiger van de romantische literatuur in Vlaanderen was Hendrik Conscience (1812-1883). In zijn bekende roman De leeuw van Vlaanderen beschreef hij het epos van de Guldensporenslag. Oostrozebekenaar Van Bruynbroeck bekoorde zijn lezers met een ver haal dat zich tijdens een andere woelige periode uit de ‘Vlaamse’ geschiedenis afspeelt, nl. de geuzentijd. Niet alleen bij de keuze van zijn onderwerp, maar vooral in de uitwerking ervan, toonde hij zich een romanticus. Historische gebeurtenissen fungeerden als inspiratiebron, waarna hij zijn fantasie de vrije loop liet. De stijl is beschrijvend-verhalend, de karakters weinig uitgediept. Het geheel spreekt duidelijk tot de ver beelding. De bijdrage van de jonge Oostrozebekenaar mag bescheiden én ver dienstelijk worden genoemd, want heeft ook Petrus Van Bruynbroeck niet een klein beetje zijn volk leren lezen?
50
Juul D esm et
OPENBARE VERKOOP VAN ‘KOOI-HAELE’ IN WAKKEN (1829)' Een mest-actieplan avant-la-lettre of een vroeg-negentiende-eeuwse versie van ‘Koetje schijt je rijk’? We schrijven 1829. Theodor Roelandts, ‘brander’ in Wakken, verzocht Jan Baptiste Minne, griffier van het vrede gerecht van het kanton Oostrozebeke, om op dinsdag (marktdag) 3 november een openbare verkoop van koeienmest te organiseren. De verkoopvoorwaarden werden uitdrukkelijk vermeld: 1. Er wordt verkocht bij termijn van veertien na elkander volgende dagen. 2. Per beeste van de nomber van tien koebeesten, en ingeval er min dan tien beesten waren, in eenige termijnen, zal met de koopers geliquideert worden. 3. De koopers moeten leveren goed gezond stroi tot het schrijven, zegge strooien [van] de beesten en genieten daarvoor de vette. 4. D’heer Theodor Roelandts vermag uit het branden te scheiden zonder dat de koopers daar mogen tegen zeggen, maar allen te gestaan met te betalen na date van tijde. Zo te zien kwam het hierop neer dat bepaalde geïnteresseerden strostrooisel ter beschikking stelden voor een periode van veertien dagen en dit voor tien koeien. In die tijd was het gebruikelijk dat het restproduct van een brandewijnstokerij werd gebruikt als dierenvoeding. Ook hier werd dit draf als voeder gebruikt, aangezien verkoper Roelandts zich het recht voorbehield bij eventueel stopzetten van de stokerij-activiteit (waarbij de kopers van de mest geen inspraak hadden) de betaling in evenredigheid met de voedertijd aan te passen. Mocht door toeval het aantal dieren op minder dan tien vallen, dan zou er met de koper over leg worden gepleegd, wat waarschijnlijk bedoeld wordt met geliqnideert.
1
Rijksarchief Beveren-Waas, Archief Vredegerecht Oostrozebeke, map nr. 22 (extract register open bare verkopingen), doe. nr. 52.
51
En dan... Bieden maar: l 5,e termijn van 7 tot 21 november 2de 3de 4de
5de 6de 7de
8ste 9de
10“' 11* 12* 13* 14*
Petrus Serroels, Wakken We Canneyt, Wakken idem Francies Tack, Wakken We Canneyt, Wakken Jan Baptiste Verbeke, Wakken idem Jan Standaert, Wakken Conrardus Sergeant, Wakken Pieter Boone, Wakken Francies Tack, Wakken We Canneyt, Wakken Pieter Boone, Wakken Frédéric Andries, Wakken
totaal
3,40 3,00 3,40 3,40 3,00 3,60 3,60 3,60 4,60 4,60 5,20 5,40 5,00 4,60
gld gld gld gld gld gld gld gld gld gld gld gld gld gld
56,40 gld
Op het verslag van de openbare verkoping ondertekenden naast Jan Baptiste Minne ook herbergier Leo Sengier en veldwachter Jan Biron. Het documentje werd geregistreerd in Meulebeke op 13 november mits betaling van de rechten (1,51 gulden). Het is niet meer dan logisch dat enkel de boeren van ter plaatse als kopers optraden. Daardoor werd het vervoer (het aanbrengen van het stro en het afvoeren van de mest) tot een minimum herleid. Veertien termijnen van veertien dagen duiden op een tijdsperiode van zeven maanden, d.i. van november tot mei. Opvallend is dat de prijs voor de maanden maart tot mei hoger lag dan voor de wintermaanden, wat ons doet veronderstellen dat men in die tijd ook al rekening hield met inflatie. Theodor Roelandts zou de stamvader worden van het brouwersgeslacht Roelandts in Wakken. Zijn zoon Theodor zette de brandewijnstokerij voort. Een andere zoon, Emile, trok naar de overkant van de Wapenplaats en nam daar een bestaande brouwerij over. Diens zoon Firmin (Wakken 09.03.1864 - 24.09.1940) zette de brouwerstraditie voort en was burgemeester van Wakken van 1927 tot 1939. Ten slotte was het Daniël (Wakken 27.06.1904 - Ukkel 06.12.1995), zoon van Firmin, die het brouwen stopzette in het begin van de jaren 1960.
52
Uitvaartcentrum
DHONDT & BOCKELANDT Begrafenissen - Crematies - Funérarium Stationstraat 103 1 Tielt Tel. 051 40 02 27 - Fax 051 40 56 27
DLE COMPUTERS
Vredestraat 20 8700 TIELT Tel. 051 40 61 93
|
>4RGENTK
uw appeltje voor de dorst ATeKa bvba Tanghe Kris
ADVERTENTIERUIMTE TE HUUR
051 40 18 38
Ieperstraat 8 • Tielt Vinktstraat 5 • Aarsele
bvba Drukkerij Desmet-Dhondt, Wakken
e
>n Secke
ütizleshok
Zoofenhu/Ie
hi
'<}g/i Hille
'late/i/uj S tra e .te Â
napier
‘•hfhoek
^ fo ^ fr a e W ^yZCaeneq/tQfn
i dchumerP 4. i.
loeKDOOTtl
•cmn
J/ç /ilf .
.„.4
A erxeele.I à
r® ’uvn
IVanlejii/A,
O rootA CiaerRout
<eteqem Y 'ranu’i
MarkerjZen > ru q q l
^k/ebeke.
\ £ t
W aekenk
j^'aplBerqhruyqeZ^'d e A b e e le j T
Mooj/ebfke // JlSTlll
e ltn u n j'te r
/
I! y>e-i
\3 reaai enhave.
. / Wieleb
er/eren
De RoeÔe van Treft Driemaandelijks heemkundig tijdschrift 35 ste jaargang, nr. 2 - a p ril- mei -ju n i 20 0 4 Afgiftekantoor 8 7 0 0 T ie ft
Kasteelstraat 149 8700 TIELT Tel. 051 40 18 23 Fax 051 40 51 93
Oude Stationstraat l 42 8 7 0 0 Tielt (aan het station)
w w w .d e m e ib l o e m .be
Tel. 0 5 1 4 0 64 35
CENTRALE VERWARMING & SANITAIR
ALGEMENE ELECTRICITEIT bvba D e b u s s c h e r e E .& L .ir
Deconynck-Ampe bvba t / y 0 c Mazout Toonzaal en magazijn:
Klijtenstraat 27-29 8700 Tielt
Bruggestraat 43 - 8700 TIELT Tel. 051 40 07 15 Fax 051 40 73 37 GSM 0475 32 77 08 Privaat- en industriële installaties Laagspanningsinstallaties
Voor service en kwaliteit:
Gecertificeerd installateur: domotica data- en netwerkbekabeling
Tel. 051 40 01 09
STUDIE-ADVIES-UITVOERING
De Roede van Driemaandelijks heemkundig tijdschrift voor de gemeenten van de vroegere roede van Tielt: Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem en Zwevezele 35ste jaargang, nr. 2 - april - mei - juni 2004 Wettelijk depot - BD 25413
Inhoud
De Roede van Tielt Gesticht op 28 april 1970 Lid van het West-Vlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde
Eric Bekaert ROMAAN EUGEEN VAN MALDEGHEM, DE VERGANE GLORIE VAN DENTERGEMS GROOTSTE KUNSTENAAR (1813-1867) p. 54-91
erevoorzitter:
tA n d ré Dem eulem eester DE PITTEMSE PRIESTER HENRI BLONDEEL ONTVANGEN DOOR P1US XI (1924) p. 92-99
Paul Vandepitte, voorzitter 1970-2000
Voorzitter en verantwoordelijk uitgever: Michaël DELANGE Veldstraat 96, 8780 Oostrozebeke Tel.: 0474 43 73 01 E-mail: m.delange@yucom.be
Adres van de auteur: ERIC BEKAERT Brouwerijstraat 24 8720 Markegem
Ondervoorzitter:
t ANDRÉ DEMEULEMEESTER
Paul CALLENS Waterstraat 18, 8740 Pittem Tel.: 051 46 71 90 E-mail: pinl8290@pi.be
Secretaris-penningmeester: Philippe DE GRYSE Stoktmolenstraat 32/3, 8700 Tielt Tel. & Fax: 051 40 18 38
Redactieraad: Jaak Billiet, Johan Buyck, Paul Callens, Philippe De Gryse, Michaël Delange, Frans Hollevoet, Thijs Lambrecht
“De Roede van Tielt” verschijnt viermaal per jaar. De lidmaatschapsbijdrage is € 17,50 voor gewone leden, € 35 of meer voor ereleden, over te schrijven op het bankrekeningnummer 4679350801-88 van De Roede van Tielt, Stoktmolen straat 32/3, 8700 Tielt. Er worden geen losse nummers verkocht.
Bibliotheek & fototheek: Beernegemstraat 5, 8700 Tielt open elke zaterdag, lOuOO - llu30 of na afspraak
Cartotheek:
Bijdragen worden aan de redactiesecretaris bezorgd. Elke auteur heeft recht op tien exemplaren van het tijdschrift met zijn bijdrage.
Hazelaarkouter 60, 8700 Tielt, na afspraak.
Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in “De Roede van Tielt” mogen slechts overgenomen worden na de uitdrukkelijke toestemming van de redactie.
Kaft: detail van de kaart “District van Thielt (West-Vlaanderen). Bevat 1 stad, 17 gem eenten en 63.986 zielen” (ca. 1825) (verz. Paul Vandepitte)
53
Eric Bekaert
ROMAAN EUGEEN VAN MALDEGHEM, DE VER GANE GLORIE VAN DENTERGEMS GROOTSTE KUNSTENAAR (1813 - 1867) In de nacht van 24 op 25 april 1813 werd te Dentergem Romaan Eugeen Van Maldeghem geboren12.Hij was de laatste in een rij van acht kinderen van Justin Laurent Van Maldeghem en Maria Coletta Pypaert. Het gezin woonde in het Intérieur du Bourgh N° 83\ tot voor enkele jaren het postkantoor in de Kerkstraat. Zonder enige twijfel is Eugeen Van Maldeghem uitgegroeid tot de belangrijkste kunstenaar die Dentergem ooit heeft voortgebracht. Als schilder, tekenaar, graveur en lithograaf verwierf hij vooral nationale bekendheid met zijn historische en religieuze taferelen, kaderend in een tijdsgeest op artistiek gebied balancerend tussen het wegdeemsterende neo-classicisme en de opkomende romantiek. Schitterde Van Maldeghems ster rond het midden van de 19de eeuw aan het culturele firmament, dan verbleekte zij ongemeen snel eenmaal hij op 26 augustus 1867 te Elsene zijn laatste adem had uitgeblazen. Heden ten dage is de schilder Eugeen Van Maldeghem zelfs voor heel wat mensen in het vak een nobele onbekende geworden... In 1988 werd, op initiatief van de in 1993 ter ziele gegane Dentergemse heemkundige kring “De Paelwulghe”, naar aanleiding van zijn 175ste geboortejaar een gedenkplaat aangebracht aan zijn geboortehuis. Dit memorabilium verdween enkele maanden later op een mysterieuze wijze. De heemkundige kring wilde de Dentergemnaren toen vertrouwd maken met de wetenschap dat een man van een dergelijk gehalte onder hun midden geboren was, er een groot gedeelte van zijn jeugd had 1
G.A.D. (Gemeentearchief Dentergem), nr. 1.755.23, Register Burgerlijke Stand 1813-1817.
2
G.A.D., nr. 1.755.33, Bevolkingsregister 1814. Het nummeren van de huizen dateert uit de Franse Tijd (1795-1815). Een zekere A. Waelkens uit Wakken kreeg hiervoor in het jaar XIII van de republikeinse tijdrekening (23 september 1804 - 22 september 1805) 61,96 fr. uitbetaald (Rijksarchief Brugge, Frans Fonds, nr. 3749). Opmerkelijk is wel dat tot diep in de 19de eeuw de huizen ononderbroken genummerd werden. Men begon bij de pastorie en straatsgewijze trok men de gemeente door. Het laatste nummer kwam dus overeen met het aantal huizen dat Dentergem toen telde. In 1814 waren er 396.
54
doorgebracht en als erkentelijkheid zijn geboortedorp een viertal schilderijen heeft nagelaten. Twee van deze werken zijn nu nog te bezichtigen in de parochiekerk. Met hem werd ook hulde gebracht aan zijn drie broers die hem steeds hebben bijgestaan en eveneens een zekere faam op artistiek gebied had den opgebouwd: Jan-Baptist als landschapsschilder, Robert Julien en Etienne Evarist als gewaardeerde componisten. Zij zijn het die Eugeen op sleeptouw hebben genomen, hem de eerste knepen van het vak heb ben bijgebracht en later steeds met raad en daad aan zijn zijde stonden.
Lithografie van Romaan Eugeen Van Maldeghem, ontworpen door J. Schubert. 55
I. De wieg van de Van Maldeghems stond te Dentergem Het echtpaar Van Maldeghem en de maalstroom van revolutionaire vernieuwingen. Op 3 november 1800 (12 Brumaire IX) trouwde de 27-jarige Justin Laurent Van Maldeghem (“Lotenhulle 25 juni 1773, zoon van Jacques Jozef en Maria Catharina Mestdagh) met de vier jaar oudere Maria Coletta Pypaert (“Vinkt 16 december 1768, dochter van Jan-Baptist en Maria Petronella Cornu) burgerlijk voor de Dentergemse burgervader Jan De Poorter3. Het echtpaar had zich al een tijdje in Dentergem gevestigd en - in tegenstelling tot wat nu gangbaar en wettelijk is - zich enkele maanden eerder kerkelijk verbonden voor de ondergedoken parochieherder Jan De Meyer4. Een op het eerste gezicht vreemde situatie die echter heel wat duidelijker wordt wanneer we weten dat we ons volop in de “Beloken Tijd” van de Franse bezetting bevonden. Laat ons voor een goed begrip deze turbulente tijd eerst wat nader belichten. Doordrongen van een fanatiek anticléricalisme werd door de wet van 5 september 1797 geëist dat de geestelijken een eed van haat aan het koningdom en van trouw aan de republiek dienden af te leggen. Zij die weigerden werden met deportatie naar de eilanden Ré en Oléron of zelfs naar Frans Guyana bedreigd. Slechts drie van de 24 priesters van het kanton Wakken gaven aan deze eis gehoor. De anderen, waaronder pastoor De Meyer, doken onder5. Het Franse getreiter ging zelfs zo ver dat het dragen van de soutane verboden werd, alle kruisen en heiligen beelden verwijderd moesten worden, het luiden van de klokken strikt gereglementeerd en het uitgaan van processies en bedevaarten afgeschaft werd. Het concordaat van 15 juli 1801 tussen Napoleon en paus Pius VII lag aan de basis van de wet van 8 april 1802, waardoor de rooms katholieke eredienst hersteld werd en er een einde kwam aan een half decennium zelden geziene godsdienstige intolerantie in onze gewesten. Niet alleen op kerkelijk, maar ook op burgerlijk gebied veranderde er heel wat. Stootte het overnemen van de republikeinse kalender op heel wat onbegrip, dan werd de wrevel in onze contreien voor het eerst zichtbaar toen medio 1797 de pastoors de opdracht kregen hun parochieregisters aan de civiele overheid over te dragen. De burgerlijke stand 3
G.A.D., n r.l.755.23, Register Burgerlijke Stand 1797-1802.
4
K.A.D. (Kerkarchief Dentergem), nr. 365, Huwelijksregister 1797-1804.
5
J. Samyn, De Fransche Revolutie in Vlaanderen en in ’t bijzonder te Thielt (1792-1802), deel II, leper, 1889, p. 276.
56
werd ingericht waardoor o.a. het huwelijk tot een burgerlijk contract “gedevalueerd” en echtscheiding mogelijk werd6. De druppel die de emmer deed overlopen was echter de wet op de conscriptie van 4 sep tember 1798, waardoor onze mannen tussen de 20 en de 25 jaar ver plicht werden te dienen in het Franse leger. Het directe gevolg was het uitbreken van de Boerenkrijg die ook Dentergem niet onberoerd liet7. Vanuit deze context is het vrij begrijpelijk dat Justin Van Maldeghem, katholiek en patriot zoals nagenoeg al zijn tijdgenoten, weinig enthou siasme aan de dag legde om aan de stroom van revolutionaire wetten en besluiten tegemoet te komen. Het kerkelijk huwelijk bleef voor hem primordiaal en in de nieuw ingevoerde Burgerlijke Stand had hij al evenmin een goed oog. Het wekt dan ook nauwelijks verwondering dat hij verzuimde zijn eerste drie kinderen officieel te laten registreren, te meer daar niet-ingeschreven zonen dan uiteraard ook niet op de napo leontische conscriptielijsten zouden voorkomen. Onderwijzer Justin Van Maldeghem: vader van een kroostrijk gezin Vermoedelijk na het kerkelijk huwelijk vestigde het echtpaar Van Maldeghem zich in een woonst die het kocht en/of (ver]bouwde8 op de hoek van de Kerkstraat. Grote armoede zal het gezin zeker niet gekend hebben. Het zich kunnen aanschaffen van een eigen woning en de wetenschap dat drie kinderen zich voor die tijd serieuze studies zullen kunnen veroorloven, wijzen op een meer dan relatieve welstand. Of Justin van huize uit bemiddeld was, is ons niet bekend. Wel zijn we op de hoogte van het feit dat zijn vrouw uit een familie stamde waarvan zowel haar vader, grootvader als overgrootvader officier (veldwachter) en kerkbaljuw te Vinkt waren. Haar moeder was de dochter van Adriaan Cornu, destijds als meester-paardensmid te Vinkt alleszins iemand van aanzien9.
6
De eerste akten in het Dentergemse Register van de Burgerlijke Stand (zie voetnoot 3) dateren van 29 september 1797 of 8 Vendémiaire VI (overlijden), 2 oktober 1797 of 11 Vendémiaire VI (geboorte) en 10 oktober 1797 of 19 Vendémiaire VI (huwelijk).
7
R.A.B. (Rijksarchief Brugge), Frans Fonds, nr. 1183, Boerenkrijg, vonnis van de rechtbank van de Somme en betaling van de schadevergoeding VIII 1809. Ook Dentergem kreeg het bezoek van boerenkrijgers en dit op 28 oktober 1798 (7 Brumaire VII): ...une horde de Brigands la plupart armés de batons, sabres, au nombre d ’environs 25 sont arrivés en cette commune, sonnèrent le tocsin, enlèverent les papiers, les brûlèrent avec l’arbre de la liberté.
8
In de bevolkingsregisters van 1814 en 1823 (G.A.D., nr. 1.755.33) staat Justin Van Maldeghem vermeld als propriétaire.
9
Deze gegevens werden ons verstrekt door E.H. F. Michem, waarvoor onze dank, en deels bevestigd door de onuitgegeven summiere genealogie van de familie Pypaert, opgesteld door R. Cauwe.
57
Zowel op professioneel als op gemeentelijk vlak was Justin Van Maldeghem een bezige bij. In 1806 staat hij vermeld als bakker10, in 1814 als kruidenier11, terwijl een andere bron zijn beroepsloopbaan samenvat als vlashandelaar, winkelier in kruidenierswaren en in ellegoederen of textielstoffen die per el (69 cm) verkocht werden12. Naast dit alles vond Justin Van Maldeghem nog de tijd om vanaf oktober 1805 de Dentergemse jeugd in zijn ruime woning te onderwijzen. Volgens een vragenlijst opgemaakt op 6 augustus 1821 gaf hij er les aan 67 jongens en meisjes tussen de 6 en de 13 jaar, waarvoor hij jaarlijks een vergoe ding van 15 gulden ontving; een bedrag dat in 1826 was opgelopen tot 40 gulden. Hoewel dit loon niet zoveel voorstelde, dient toch vermeld dat ieder welstellend kind of kind waarvan de ouders niet door het arm bestuur (het huidige O.C.M.W.) ondersteund werden, een maandelijks schoolgeld van 0,25 gulden diende te betalen. Hoewel in de zomer maanden zowat de helft van de kinderen thuisbleef om te helpen bij de oogst en zelfs tijdens de wintermaanden vele leerlingen hun kat stuur den, werden Van Maldeghems pedagogische inspanningen ruimschoots vergoed13. Meer dan waarschijnlijk was Justin Van Maldeghem een gerespecteerd burger. Niet alleen op opvoedkundig gebied genoot hij de sympathie van de lokale bevolking14, ook op bestuurlijk vlak liet hij zich niet onbe tuigd. Ten tijde van burgemeester De Poorter (1800-1808) was hij vanaf 1804 enkele jaren gemeenteraadslid15 en in 1816 werd hij (opnieuw?) benoemd als lid van het armbestuur16. Deze functie zou hij blijven uit oefenen tot zijn ontslag in maart 182117.
R.A.B., Frans Fonds, nr. 2541, Lijsten van gemeentepersoneel XII-1806. G.A.D., nr. 1.755.33, Bevolkingsregister 1814. J. Van Maldeghem, De schilder Komaan Eugeen Van Maldeghem: poging tot objektieve benade ring in: Davidsfondsvisie, Maandelijks tijdschrift van het Davidsfonds Maldegem, 1ste jg., nr. 3, januari 1973. E. Bekaert, Een eeuw volksonderwijs te Dentergem: 1815-1914 in: De Paelwulghe, jaarboek 1992, p. 5 e.v. Ter vergelijking: de gemeentesecretaris verdiende in 1826 125 gulden, de onderpastoor en de veldwachter ieder 189 gulden. R.A.K. (Rijksarchief Kortrijk), Gemeentearchief Dentergem, nr.3 bis, Gemeenteraad, processen-verbaal, 1820-1836, zitting 30 november 1820. Noch op Justin Van Maldeghem, noch op zijn collegaonderwijzer en koster Pieter-Jozef Minne viel iets aan te merken. Hun gedrag was .. .goed zedig en gestichtig. R.A.B., Frans Fonds, nr. 2541... De Roede van Tielt, Extranummer 53, maart 1988, p.6. R.A.K., Gemeentearchief Dentergem, nr. 3 bis..., zitting 19 maart 1821.
58
Waren grote gezinnen in de 19de eeuw eerder regel dan uitzondering, ook op dit gebied was Van Maldeghem een actief man. Tussen 1801 en 1813 werd hij vader van drie dochters en vijf zonen. Maria-Justina zag het levenslicht reeds op 6 januari 1801, Maria-Melanie op 23 maart 1802 en Jan-Baptist op 7 november 180318. Romaan Etienne werd geboren op 5 april 1805, gevolgd door Robert Julien op 8 oktober 1806. Na een korte adempauze volgden ten slotte Etienne Evarist op 24 oktober 1808, Eulalie-Coletta op 19 januari 1811 en last but not least Romaan Eugeen op 24 april 1813. Twee onder hen stierven erg jong: Etienne, nauwelijks anderhalf jaar oud, op 24 januari 1807 en Eulalie, 12 jaar, op 15 oktober 182319.
Geboortehuis van de broers Van Maldeghem in de Kerkstraat. Het gezin Van Maldeghem verbleef er van 1800 (?) tot oktober 1827. Over de jeugdjaren van de kinderen Van Maldeghem zijn we nauwelijks ingelicht. Onze schaarse gegevens beperken zich tot de wetenschap dat Evarist, nauwelijks 10 jaar oud (!), reeds als onderschoolonderwijzer, als hulp bij zijn vader, vermeld wordt. Geen overbodige luxe, aangezien in januari 1826 het aantal leerlingen opgelopen was tot ... 18020. Zijn onderwijzersroeping zal trouwens aan de basis liggen van het verhuizen 18 K.A.D., nr. 357, doopregister 1797-1809. 19 G.A.D., nr. 1.755.23..., 1803-1807, 1808-1812, 1813-1817, 1823-1827. 20 Zie voetnoot 13.
59
van het hele gezin, op Jan-Baptist na, in oktober 1827 naar Wingene. Daar kon Evarist als onderwijzer aan de slag21. Justina en Melanie zul len halverwege de jaren dertig, samen met hun moeder en hun broers Robert, Evarist en Eugeen, te Brussel belanden, van waaruit ze, ver moedelijk in het begin van de jaren 1850, naar de Vleurgatsesteenweg nr. 235 in Elsene verhuisden22. Beide zussen bleven ongehuwd23 en Justina zal er overlijden op 23 augustus 186624. Waar en wanneer Melanie ten grave werd gedragen, is ons een raadsel.
II. Het talentrijke broedertrio Jan-Baptist, Evarist en Robert Van Maldeghem Jan-Baptist Van Maldeghem: landschapsschilder, musicus en ... wegbereider Jan-Baptist Van Maldeghem verliet in 1825 op 22-jarige leeftijd zijn geboortedorp en vestigde zich vermoedelijk in Brugge, waar hij aan de plaatselijke academie een succesrijke studentenloopbaan begon: in 1826, 1827 en 1828 behaalde hij er eerste prijzen zowel in het figuurals in het antiektekenen. Ook op muzikaal gebied bleek Jan-Baptist vrij begaafd. De artistieke gaven van dit veelzijdige talent bleven niet onop gemerkt. In 1832 werd hij benoemd als muziek-, teken- en schilderleraar aan het college te Aalst, een functie die hij vanaf 1833 cumuleerde met een onderwijsopdracht in de Koninklijke Academie van dezelfde stad. Rond 1838 verliet Jan-Baptist Aalst en trok naar de hoofdstad waar hij zich bij het gezin aansloot. Als bas-solist stelde hij zijn muzikaal talent nog enkele jaren ten dienste van de Koninklijke Brusselse Harmonie25, maar lang kon hij van zijn nieuwe omgeving niet meer genieten. Pas 38 jaar oud overleed hij ongehuwd op 24 december 184126. 2
R.A.K., Gemeentearchief Dentergem, nr. 9, Gemeentebestuur, uitgaande briefwisseling 1822-1830, nr. 71.
22 De Thieltenaer, 22 februari 1849, 7de jaar, nr. 15. In 1849 woonde het gezin Van Maldeghem in de Bergeriestraat, nr. 129. 23 Brief van Madame Miriam Hauferlin gericht aan de Heer Roger de Kerckhove de Denterghem, d.d. 5 oktober 1984. Dank aan J. Spiessens die ons deze interessante gegevens bezorgde. 24 Overlijdensdatum ons meegedeeld door J. Van Maldeghem. 25 J. A. Opsomer en Ch. L. Ternest, Een volksfeest binnen Denterghem, gewyd aen den schilder Eugeen Van Maldeghem, Tielt, 1845, p. 2. 26 Zie voetnoot 23.
60
Jan-Baptist Van Maldeghem is zeker niet de minst veelzijdige van het kunstenaarsgezin geweest. Als enige verenigde hij de teken- en de muzikale aanleg waarmee de Van Maldeghems zo rijkelijk begiftigd waren. Wellicht kwam de dood te vroeg om de niet onverdienstelijke landschapsschilder die hij was meer tot zijn recht te laten komen. Van zijn hand zouden taferelen te bewonderen zijn te Sint-Niklaas en in het Franse Sorrent27. Heeft Jan-Baptist Van Maldeghem weinig materiële sporen nagelaten, dan is het morele en inspirerende impact op zijn jongere broers des te groter geweest. Robert, Evarist en niet in het minst Eugeen vonden in hem een tweede vader die daarenboven op artistiek gebied de weg heeft gebaand die zij met zoveel succes zullen bewandelen. Evarist Van Maldeghem: leraar, componist en dichter Bij het naslaan van allerhande biografieën vinden we nauwelijks interessante gegevens terug over Evarist Van Maldeghem. Deze onterechte stiefmoederlijke behandeling van wellicht de intelligentste van de vier broers heeft een dubbele oorzaak. Bescheiden als hij was, trad hij veel eer op in de schaduw van zijn twee jaar oudere broer Robert, die meer dan eens de vruchten plukte van het vele voorbereidende werk dat Evarist verrichtte. De belangrijkste reden ligt echter in het feit dat hij zijn grote passie, het onderwijs, zowat zijn hele leven trouw is gebleven. Eenmaal het gezin Van Maldeghem zich medio oktober 1827 in Wingene had gevestigd, kreeg Evarist in de plaatselijke gemeenteschool maar liefst 229 leerlingen onder zijn hoede. Een onmogelijke opdracht voor één man, vandaar dat hij hulp kreeg van zowel zijn beide ouders als van Justina en Melanie. In 1829 verbleven zelfs een drietal kostscholieren van 9, 17 en 18 jaar ten huize Van Maldeghem. Rekening houdend met de leeftijd van de oudste twee leerlingen en het feit indachtig dat zowel Jan-Baptist, Robert en zelfs Eugeen toen reeds hun eerste artistieke stappen met succes hadden gezet, laat ons vermoeden dat er naast lager onderricht ook kunstonderwijs gegeven werd. Het plotse overlijden van vader Justin op 29 mei 1830 lag mogelijks aan de basis van het verhuizen van het gezin in december 1830 naar Wetteren, waar Evarist opnieuw als onderwijzer aan de slag kon28. Dat de Van Maldeghems allerminst honkvast waren, leiden we af uit het feit
Zie voetnoot 12. 28 Alle gegevens i.v.ra. de Van Maldeghems te Wingene werden meegedeeld door G. Lams, waarvoor onze dank.
61
dat ze vermoedelijk in 1835 naar Brussel uitweken29. Als veelgevraagd en gewaardeerd taalleraar bleef Evarist in de hoofdstad zijn roeping trouw en onderhield er nauwe contacten met de Vlaamse strijdende dichter, toneelschrijver, historicus en essayist Prudens Van Duyse30. Onder diens invloed schreef hij een aantal gedichten waarvan hij er één debiteerde ter gelegenheid van de inhuldiging van het schilderij van zijn broer Eugeen te Dentergem in 184531.
Portretten van Prudens Van Duyse en van Robert en Evarist Van Maldeghem, de Vlaamse stichters van het Vlaemsch-Duitsch Zangverbond, verschenen in "Illustrierte Zeitung”, nr. 165, 1846 Dé grote verdienste van Evarist Van Maldeghem ligt echter op het domein van de toonkunde. In samenwerking met zijn broer Robert richtte hij in 1843 het “Gomberts Zanggenootschap” op, het eerste dat het aandurfde te Brussel Vlaamse “Rhyn- en Scheldegalmen” (koorzan gen voor vier stemmen) aan te heffen. Deze godsdienstige hymnen, volksliederen en gezelschapsgezangen, in 1842 door zijn broer Robert voor het eerst gepubliceerd onder de kenspreuk “De Tael is gansch het volk”, hebben allicht een bijdrage geleverd tot het herwaarderen van onze volkstaal in de verfranste hoofdstad. Evarist werkte mee aan zowat alle werken van zijn broer, vooral op taal kundig gebied. Zelf publiceerde hij in 1850 “UOrphée des écoles primaires” en in 1858 “L’Orphée”, methodes voor zang in het Nederlands en het R.A.K., Gemeentearchief Dentergem, nr. 10 bis, Gemeentebestuur, uitgaande briefwisseling 18361841, nr. 217. 30 R. Cauwe, Onuitgegeven summiere biografie van de familie Van Maldeghem, zie ook voetnoot 23. 31 J.A. Opsomer en Ch. L. Ternest, o.c., pp. 24-25.
62
Frans, voor gebruik in de scholen. Deze werken bevatten theorie, oefeningen en stukken voor twee tot vier stemmen zonder begeleiding. Niet zelden zetten zij gezamenlijk teksten op muziek en wanneer het uitvoeren te moeilijk bleek, liet Robert de eer aan zijn broer die blijk baar heel wat handiger was met de dirigeerstok32. Zie, lachend oord, ons tot u wederkomen, Wncr vader lief in ’t wiegje ons heeft gekust, Wacr de nalucr ons eerste lied deed slroomcn,
Onz* moeder sprak : « Myn kindren, gact te samen IS’a cr’t stille dorp, wacr God u ’ t leven schonk. Bidt dacr verrukt, en elk hcrhalc uw amen, Wicn uw gevoel in ’t christen hart wccrklonk. Wel oen ! trekt op langs onvergcclbrc wegen IN'acr ’ t needrig dak, wacr gy werd opgevoed.
Wacr ons gezin, op dankbre knien gelegen, Zoo leeder bad by oost- en wcstcrglocd.
Brengt acn dit oord uw moeders Iicilgen zegen, En *1 zy Yan u gegroet !
Wy brengen u onz’ moeders heilgcn zegen, O dorpje, wees gegroet !
Myn stap werd stram : myn ziel alleen zal vliogen, O pcllcgriins, op uw godvruchtig pad.
Zie, lachend oord, dat ons zulk heil bcwacrdc, Wy staren u met liefdeblikken neij. Ja, g y blyft ons het dicrbacrst plekje op acrdc. Hier stond onz’ wieg : o mogt ons graf cr stacn! Een engel Gods, vol liefde nccrgcstcgen,
Als God het veld omsluijcrdc met rust,
Ginds moge uw brein zich in ’ t verleden wiegen. Van zaclgcn gloed wordt gy er acngcvat. Het altacr wacht : uw zong klimm’ God cr tegen. Wydt hem uw kunst, wien gy ze danken moet. Brengt acn dit oord uw moeders hcilgcn zegen, En ’t zy van u gegroet !
Vocrc onze ofTrand den Hccrc te gcmoct. Wy brengen u onz’ moeders hcilgcn zegen, O dorpje, wees gegroet!
Gedichtje door Evarist Van Maldeghem opgesteld t.g.v. de inhuldiging van het tafereel ”O.L.V. de H. Simon Stock het schapulier aanbiedende”, door zijn broer Eugeen in 1845 aan de kerk van Dentergem geschonken. Is Evarist Van Maldeghem heden ten dage een illustere onbekende geworden, destijds kreeg hij voor zijn zelden aflatende inzet de eer en de waardering die hij verdiende. Als lid van o.a. de Koninklijke Maatschappij van Schone Kunsten in Gent, de Maatschappij van Wetenschappen en Letteren van Henegouwen en van het Nederduits Taal- en Letterkundig Genootschap in Brussel33, behoorde hij tot het kransje kunstenaars dat in het midden van de 19de eeuw het bloed armoedige Vlaanderen cultureel wat nieuwe levenskracht poogde te schenken. Hij stierf ongehuwd op 28 augustus 1875 te Elsene34. Robert Van Maldeghem: componist, redacteur en musicoloog Was Evarist op muzikaal gebied eerder een self-made man - de enige leerschool waren zijn twee oudere broers -, dan gold dat allerminst voor voor Robert Van Maldeghem. In 1835 verliet hij Wetteren en trok naar Brussel, waar hij op 29-jarige leeftijd leerling werd aan het Koninklijk 32 E. Bekaert, Robert Julien en Etienne Evarist Van Maldeghem in: Muzikale streekgerechten, Componisten uit het Tieltse, De Roede van Tielt, Tielt, 1993, pp. 5-9. 33 J.A. Opsomer en Ch. L. Ternest, o.c., p. 7. 34 Zie voetnoot 23.
63
Conservatorium. Waarschijnlijk is dit de reden waarom in hetzelfde jaar het - op Jan-Baptist na - volledige gezin zich in de hoofdstad vestigde. Hoewel hij, aldus zijn leermeester en musicoloog François Joseph Fétis, over een middelmatige intelligentie beschikte en slechts geïnteresseerd was in muziek, behaalde hij er in 1837 toch de tweede prijs in compositie en werd hij het jaar nadien zelfs uitgeroepen tot laureaat. Hij verwierf in 1838 eveneens de felbegeerde Prijs van Rome35, een prestatie die niet onopgemerkt voorbijging, getuige zijn benoeming hetzelfde jaar als organist in de kerk Sint-Jacob-op-Coudenberg te Brussel. Lang heeft hij deze functie niet uitgeoefend, aangezien hij reeds begin 1839 naar Parijs trok om zijn muzikale studies te vervolmaken. Terug in Brussel begon de samenwerking met zijn broer Evarist met als resultaat, gebaseerd op hun gemeenschappelijke godsdienstige en Vlaamsgeïnspireerde interesse, het reeds genoemde “Gomberts Zanggenootschap”. Tijdens de jaren 1840-1850 publiceerde Robert tal van muzikale artikels en werken waaronder de “Hymni Sacri” (1847-1848), een reeks godsdien stige melodieën, gebaseerd op de grondregels van paus Gregorius de Grote (590-604). Tussen 1849 en 1864 gaf hij het maandblad “Caecilia” uit: een door zijn broer Eugeen geïllustreerde periodiek met hoofdzake lijk zelf gecomponeerde religieuze liederen, op tekst gezet en in het Frans vertaald door Evarist. De nummers waren meestal bedoeld voor een drie- tot vierstemmig koor, enkele voor solo- of duozang met orgelof harmoniumbegeleiding. Het tijdschrift was erg gegeerd in kerkelijke kringen. Niet alleen de Dentergemse pastoor Norbert Scherpereel (18531896) was een trouwe abonnee, ook in Duitsland bleek “Caecilia” vrij verspreid. Het muzikale tijdschrift telde 10 pagina’s en de jaarlijkse abonnements prijs bedroeg 10 fr. Toen het blad begin 1849 verscheen, had het onmiddellijk den lof van al de liefhebbers der kunst verworven, door de sierlyke uitvoering der teekeningen, de netheid en de helderheid der partitiën, en door den goeden keus der stukken. Deze eerste uitgave van Caecilia bevat eenen Ave Regina van deftigen en waerlyk godsdienstigen styl, en nog twee andere schoone stukken36.
35 F.J. Fétis, La Biographie universelle des musiciens et Bibliographie générale de la musique, Deel 8, Parijs, 1865. De Prijs van Rome voor muziek werd in het leven geroepen in 1803. Dit in navolging van de reeds sedert 1664 bestaande gelijkaardige prijs voor schilderkunst, die tot doel had jonge kunstenaars toe te laten hun opleiding in Rome, in de Académie de France, te vervolmaken. 36 De Thieltenaer, 4 maart 1849, 7* jaar, nr. 18.
64
In januari 1846 stonden de broers Van Maldeghem, samen met Prudens Van Duyse, aan de wieg van het “Vlaemsch-Duitsch Zangverbond”. Dit grensoverschrijdende muzikale genootschap telde in augustus al 30 Belgische en 100 Duitse maatschappijen, die het beoefenen en verspreiden van Neder- en Hoogduitse koorzangen tot doel hadden. Ook gods dienstige muziek, met orgel en symfonie, konden worden uitgevoerd. Het “Erstes groses Sàngerfest” van het Zangverbond, met o.a. het koor “de Kunstvrienden” uit Tielt, vond plaats op 14 en 15 juni 1846 in Keulen met niemand minder dan Félix Mendelssohn als dirigent. De naam Robert Van Maldeghem blijft echter onverbrekelijk verbonden met de reeks muziekuitgaven “Trésor Musical, collection authentique de musique sacrée et profane des anciens maîtres belges”, een 58-delige compilatie van polyfone muziek van Vlaamse en Waalse renaissancecomponisten (15de en 16de eeuw). Tussen 1865 en 1893 verschenen elk jaar twee boekdelen, één met religieuze en één met profane koorwerken, in het totaal 618 verschillende composities. Hiervoor trok Robert in 1862 naar Rome, waar hij met pauselijke toelating opzoekingen deed in de Sixtijnse kapel37. Ook in Brussel, Cambrai, Bologna, Parijs, München en Aken verrichtte hij heel wat archivaal werk. Hoewel dit monumentale oeuvre in de 19dl“-eeuwse muzikale wereld alom bewondering afdwong, is het niet vrij te pleiten van enkele storende tekortkomingen. De uitgave heeft een gebrekkige bronnenvermelding en er zijn talrijke fouten in de overgeschreven teksten en namen van componisten. De New Yorkse musicoloog Gustave Reese, die de “Trésor Musical” in 1948 kritisch inventariseerde, stelde dan ook: It should be clear... that Maldeghem was no trained musicologist or sholar. At the same time, he was an extremely enthousiastic amateur. Ook Robert Van Maldeghem zetelde in tal van genootschappen. Net als zijn broer was hij lid van de Koninklijke Maatschappij van Schone Kunsten in Gent en de Maatschappij van Wetenschappen en Letteren van Henegouwen. Hij behoorde ook tot het uitgelezen gezelschap van de “Academie St.-Cecilia” in Rome. In 1872 ontving hij een gouden medaille voor zijn reproductie van het muzikale werk van de beroemde Nederlandse organist Sweelinck. Vergeten we als randbemerking niet te vermelden dat hij in 1884 het herdenkingskruis kreeg voor zijn vrijwil lige inzet tijdens de septemberdagen in het Park van Brussel anno 1830. 37 Gazette van Thielt, 6 november 1862. 13de jg., nr. 89. Pas terug te Elsene, vermeldde de Gazette dat Robert Van Maldeghem een kostbare verzameling hoogverdienstige werken had meegebracht, die tot op heden in de muziekwereld totaal onbekend waren.
65
In tegenstelling tot Evarist die, gebonden door zijn pedagogisch werk, weinig uithuizig was, leek Robert eerder een rusteloze natuur. Na het overlijden van zijn moeder Maria Coletta Pypaert op 5 november 1850, verliet hij Brussel en vestigde zich te Sint-Niklaas. Hij keerde in oktober 1857 terug en nam vermoedelijk zijn intrek bij zijn broers en zussen in de Vleurgatsesteenweg te Elsene. Negen maanden na het overlijden van Evarist in 1875 trok hij naar Doornik. Hoelang hij daar bleef, konden we niet achterhalen. Als langstlevende van de vier broers overleed ook hij ongehuwd in Elsene op 13 november 189338.
III. Eugeen Van Maldeghem: vaandeldrager van een roemrijke familie Een onbetwistbaar talent, gecultiveerd door leerrijke omzwervingen 1. De periode 1826-1838 Het ontging Jan-Baptist niet dat zijn tien jaar jongere broer op artistiek gebied begunstigd was met een zelden geziene tekenaanleg. Zelf werk zaam in de Brugse academie, haalde hij reeds in 1826 de 13-jarige Eugeen naar de West-Vlaamse hoofdstad, waar hij nog datzelfde jaar als laureaat van zijn klas gehuldigd werd. En het bleef niet bij dit ene succes. Zowel in 1828 als in 1830 verwierf Eugeen eerste prijzen in zowel de plaastersculptuur als in de historische compositie. Na zijn studies te Brugge vestigde hij zich bij zijn familie in Wetteren, waar hij op 28 juli 1833 - hij was toen nauwelijks 20 jaar oud - een overeenkomst sloot met pastoor Vanden Broecke van Oedelem om voor 289 fr. de 14 kruiswegstaties te schilderen, af te leveren rond Pasen 1834. Deze kruisweg is er nu nog te bezichtigen in de barokke SintLambertuskerk39. Volgens de Brugse kunstkenner Flori Van Acker onder scheiden deze schilderijen zich door een alleraangenaamste coloratie in dewelk de licht- en schaduweffekten wonderwel opgemerkt zijn. De teekening der figuren is onberispelijk, de voorstelling der tooneelen is eigenaardig en de algemeene uitwerking laat niets te wenschen over40. Voor zover wij hebben kunnen natrekken, is dit het eerste werk dat Eugeen Van Maldeghem op bestelling uitvoerde.
38 Zie voetnoot 31; H. Maes, Bescheiden beroemdheden uit Dentergem en Wontergem in: Bijdragen tot de geschiedenis der stad Deinze en van het land aan Leie en Schelde, 39” jg„ 1972, p. 149. 39 Gegevens ons meegedeeld door J. Van Maldeghem. 40 R.V., Een ongekende Kunstschilder Eugene Van Maldeghem (1815-1867), De werken in de kerken van Maldeghem, Oedelem en Denterghem in: Nieuws van den dag, 30 april 1943.
66
Vermoedelijk in 1836 trok de 23-jarige schilder naar de Koninklijke Academie van Schone Kunsten te Antwerpen, waar hij leerling werd van de vermaarde hofschilder Gustaaf Wappers. Ook hier werd zijn talent naar waarde geschat. Hij werd er enkele maanden later als drie voudige primus - levend model, uitdrukking en samenstelling bekroond. Leermeester Wappers zag in Van Maldeghem blijkbaar toe komst, want hij ondersteunde diens aanvraag aan de minister van het Inwendige (minister van Binnenlandse Zaken) om een subsidie te bekomen om zo zijn studies verder te kunnen zetten. In september of oktober 1838 werd hem dan ook een hulpsom van 250 fr. toegekend. Minder succesrijk waren twee gelijkaardige aanvragen in juni 1837 en juni 1838 aan de gemeente Dentergem gericht. De vroede vaderen konden op deze verzoekschriften niet ingaan, spijts de bewondering die ze voor zijn talent uitdrukten en de verzekering hiermee zijn toekomst niet te willen hypothekeren. De genegenheid die Eugeen enkele jaren later voor zijn geboortedorp zou laten blijken, stond dan ook haaks op de beweegredenen die werden aangehaald om aan beide rekesten niet te moeten voldoen. De schilder bleek Dentergem al zowat 10 jaar ver laten te hebben en behalve zijn geboorteplaats was er eigenlijk niets dat hem aan de gemeente nog bond. Daarenboven was het veeleer de plicht van zijn huidige verblijfplaats, die als hoofdstad er veel beter voorstond dan het arme Dentergem, om financieel tussenbeide te komen. Alsof deze argumenten nog niet overtuigend genoeg waren, meenden onze cultuurminnende gezagsdragers dat Van Maldeghem het best zichzelf kon onderhouden41. Eugeen Van Maldeghem liet de Dentergemse miskenning niet aan zijn hart komen. In een door de Société des Beaux-Arts te Gent uitgeschreven open concours kaapte hij in 1838 de eerste prijs weg met een tafereel “Keizer Karei in zijn cel zijn voorgaande grootheid overdenkende”. De Arteveldestad was hem blijkbaar genegen, want drie jaar eerder had hij in een gelijkaardige wedstrijd reeds de tweede plaats behaald met het schilderij “Een waarzegster”. Nog nagenietend van zijn Gentse triomf bereikte hem het bericht dat hij met het werk “De eed van Hannibal, omringd door het leger der Karthagers” de prestigieuze Prijs van Rome had gewonnen, een werk dat nu nog te bewonderen is in de Antwerpse academie. In precies hetzelfde jaar als de zegepraal van zijn broer Robert - Prijs van Rome voor muziek - viel hem een eerbewijs te beurt waarvan de uitstraling nauwelijks overschat kon worden. 41 R.A.K., Gemeentearchief Dentergem, nr. 6, Repertorium 1836-1842, nrs. 230 en 621; R.A.K., Gemeentearchief Dentergem, nr. 10 bis..., nrs. 217 en 428.
67
2. Eugeen Van Maldeghem op reis Samen met Robert trok Eugeen in 1839 naar Parijs waar hij een aantal taferelen schilderde, waaronder “Een allegorie op Frankrijk” dat een plaats kreeg in het paleis van koning Louis-Philippe te Neuilly. Ook de aartsbisschop van Parijs, Mgr. Affre, werd door hem op doek vereeuwigd. In tegenstelling tot zijn broer bleef de reis van Eugeen niet tot de Franse hoofdstad beperkt. Eind 1839 - begin 1840 trok hij naar Zuid-Frankrijk waar hij tal van musea bezocht. Vanuit Marseille scheepte Eugeen in richting Noord-Italië. Hij vertoefde o.a. te Genua, Pisa en Florence, maar reisde uiteindelijk door naar Rome, waar hij opnieuw het penseel hanteerde in opdracht van de meest diverse mecenassen: een diplomaat, een graaf, een abt, een Ierse familie. Zelfs een compositie bedoeld voor het hoofdaltaar van de Aalstse begijnenkerk werd in de eeuwige stad ontworpen. Als we de toenmalige Dentergemse gemeentesecretaris Jozef-August Opsomer mogen geloven42, verliet Eugeen Van Maldeghem de Italiaanse hoofd stad in 1841 nadat hij, als huldeblijk wegens het winnen van de Prijs van Rome, door paus Gregorius XVI in audiëntie was ontvangen. Hij reisde door naar het zuiden waar hij o.a. Napels, Pompei' en het eiland Capri bezocht. Gefascineerd door de prachtige natuur, maakt hij er ver scheidene landschapsstudies. In Napels ontwierp hij in 1842 het altaar stuk “De H. Maagd verschijnende aan de H. Ignatius”. Via Malta vaarde Eugeen naar Griekenland waar de in de geest van het neo-classicisme opgegroeide kunstenaar ongetwijfeld met verbazing en genoegdoening de resten van het klassieke Athene en Corinthe aan schouwde en er tal van tekeningen en schilderijen maakte. Een boot tocht over de Egeïsche Zee bracht hem naar Istanbul. Hij stak er de Zwarte Zee over en reisde doorheen Turkije. Dat het ook hier niet om een toeristische uitstap ging, bewijst de decoratie die hij er ontving in de Orde van Nichan Iftihar43. Via de Middellandse Zee kwam hij uit eindelijk terug in Italië, waar hij nog wat inspiratie ging zoeken in cultuursteden als Venetië, Padua, Verona en Milaan. Een ommetje langsheen Zwitserland en Duitsland bracht Eugeen Van Maldeghem, na een reis van bijna vijf jaar, in september 1843 terug naar Brussel, waar hem, zowel door familieleden als kunstvrienden, een gulhartige ont vangst te beurt viel. 42 Heel wal gegevens i.v.m. de carrière van Eugeen Van Maldeghem tussen 1826 en 1845 komen uit het geciteerde werkje van J.A. Opsomer en Ch. L. Ternest, Een volksfeest.... 43 J.A. Opsomer, Gemeente Dentergem, Openbaar bestuur, De toestand 1870, Tielt, 1870, p. 4.
68
Zonder enige twijfel hebben deze omzwervingen onuitwisbare sporen nagelaten in zijn latere historische en religieuze werken en in de talrij ke portretschilderingen. Zijn soms te pas en te onpas aangewende kleurenfelheid vermengd met een bijwijlen overdreven sentimentaliteit, eigen aan de overgang van neo-classicisme naar romantiek, roepen her inneringen op aan zijn verblijf in Zuid-Europa en Klein-Azië44. Op een handige wijze zal hij erin slagen de overvloed aan opgedane ervaringen in een voor die tijd aansprekend kleurenkoloriet weten om te zetten. Handige zakenman of nostalgische buitenjongen? 1. Dentergem liet Eugeen Van Maldeghem niet los Een volksfeest binnen Denterghem... Hy in wiens boezem een regtschapen harte klopt, draegt ook altoos het plekje gronds, waer hy den eersten adem haelde, een opregte liefde toe. Deze vermoedelijk door de Dentergemse oud-onderwijzer Charles Louis Ternest neergepende lyrische bewoordingen45waren zeker van toepassing op Eugeen Van Maldeghem, die reeds tijdens zijn verblijf in Rome het plan had opgevat de Dentergemse kerk een door hem geschilderd tafereel te schenken46. Dit edelmoedige gebaar resulteerde in het altaarstuk “O.L.V. de H. Simon Stock het schapulier aanbiedende” (1,35 m x 1,22 m), een met kennis van zaken uitgekozen thema. Onze-Lieve-Vrouw is namelijk, samen met de H. Stefanus, de patrones van de parochiekerk en de kermisdagen van juli 1845, toen het schilderij overhandigd zou worden, vielen precies samen met het feest van O.L.V. van de berg Karmel47. Op maandag 21 juli 1845 werd Eugeen Van Maldeghem, samen met zijn broers Robert en Evarist, te Dentergem ontvangen. Er was door het 44 H. Hymans, Romain-Eugène Van Maldeghem in: Biographie Nationale de Belgique, deel 13, p. 217 45 J.A. Opsomer en Ch. L. Ternest, o.c., p.13. 46 K.A.D., nr. 21, Briefwisseling over de verwerving van een schilderij van de Dentergemse schilder Eugeen Van Maldeghem voor het noordaltaar, 1844-1845, Brief d.d. 3 december 1844. 47 O.L.V. is de patrones van de Geschoeide Karmelieten, een kluizenaarsorde in de 12de eeuw ont staan op de berg Karmel in Palestina. Door de moslims verdreven weken de Karmelieten uit naar Europa waar ze zich, via een aanpassing van de regel in 1247 door paus Innocentius IV aan de ordegeneraal Simon Stock toegestaan, in de steden mochten vestigen. Volgens de overlevering zou in de nacht van 15 op 16 juli 1251 de H. Maagd aan Simon Stock verschenen zijn en hem het schapulier (oorspronkelijk het bruine ordekleed) overhandigd hebben als teken van bescherming tegen alle gevaren en als onderpand van vrede en eeuwige verbintenis. A. M. Heidt, Catholica, deel II, Hilversum, 1968, p. 1421, aangevuld met losse gegevens van E.H. J Oost, waarvoor onze dank.
69
A
/ - / f t - ^ - ^ ■AX/s'/
Jrf
e£{4\'<- XnXv. X' Ty' t s i X' - vi
--!U2 X.^.^.si
é*-**S~ ^t-X~ tS<s+-i pé&Jl^/éA4? -—
*a x j
-/i*J-v'
4*ltjuc/*s
dA^-c-*-—- > * < w n n
/ ôoc Xf/t^^Xisj ^pTÊ+t /%t4A+~4c+~J^s /c~i*sSe*~S aX& C-A/''A.4-L «£~- <^esxXX? ^7'<t-y*
<SrJC?^--*~-X<L.-4?X M/éL^X X y^siXmXL^
2z*s& C s% ï^ X ^ àXé^y /• XZt^sX erf'
s^<£/iX+-X^,^/ éi—'^ctA*X e**-' é'tXa? ** £*AsXc7fau^SXXXt^sC+x*'
— 's^A-â^sA. CXXxX-*-^ ^
^*»
•
t**Xt7cX£Xr I^*A4J»~^tsX c2*j4~t^LJ. Z^yc^,
A * X y A * 4 * ^ A ~ - d -<,?A&1> A*-X -X é-c X /t^ J <XaJ-
eJ—él^VL*-r
**^^Ccsf/v^/Xc+,^C4K4S 2*44<*X) tU-c^^ C-
+?/tt+<-1£?ci.Vi,/
Schrijven van Eugeen Van Maldeghem aan pastoor Vercruysse, waarin hij bevestigt het schilderij ”0.-L.-V. de H. Simon Stock het schapulier aanbiedende” in juli 1845 persoonlijk te komen overhandigen.
70
Ontwerp van de erepoort in 1845 van de kerk van Dentergem opgericht t.g.v. de plechtige inhuldiging van het door Eugeen Van Maldeghem geschonken schilderij. 71
schepencollege een feestprogramma uitgedokterd dat er zijn mocht: ruiters in uniform, tilbury’s, een praalwagen bezeten met twaelf bevallige, gelyk gekleede Maegdekens, klokkengelui en de mooiste melodieën van de muziekmaatschappij St-Cecilia. Onder tal van zegebogen en omstuwd door een zelden geziene menigte trok de stoet de kerk binnen. Vooraleer de plechtige eucharistieviering begon, werd het tafereel uit de dichtgenagelde kist gehaald en aan het aanwezige publiek getoond. Woorden schieten hier uiteraard te kort om de bewondering te beschrijven die onze 19de-eeuwse landelijke voorouders uitten bij het zien van het naïeve hoofd der Madonna, tegenovergesteld aen het plegtig biddend hoofdinstinkt des gryzaerdsiS. Niets was aan het toeval overgelaten om de befaamde broers de eer te bewijzen die hen toekwam. De tijd waarin botweg gesteld werd dat Eugeen het best zichzelf kon onderhouden, behoorde duidelijk tot een ver verleden en ook de betrokkene was allerminst geneigd deze oude koe uit de sloot te halen. Integendeel, de muziek voor de eucharistieviering was speciaal voor deze gelegenheid door Robert en Evarist gecomponeerd en werd zelfs door hen uitgevoerd. Zowel tijdens de maaltijd in de pastorie als ten huize van burgemeester Jan-Francies Vandermeulen (1820-1848) werden door Evarist en zijn vriend Prudens Van Duyse dichtwerkjes voorgelezen en o.l.v. de dorpsnotabelen wandelden de genodigden ’s namiddags door de dorpskom waar ze tal van oude bekenden begroetten. De terugkeer naar hun geboortedorp beviel de Van Maldeghems blijkbaar uitstekend, ’s Anderendaags brachten zij een bezoek aan hun geboortehuis, dineerden en soupeerden opnieuw uit gebreid bij de pastoor en de burgemeester en trokken pas de woensdagvoormiddag terug naar Brussel, waar ze hun moeder en beide zussen maar weinig kwaads verteld zullen hebben over de Dentergemse gast vrijheid. Het schilderij “O.L.V. de H. Simon Stock het schapulier aanbiedende” was een schenking in de letterlijke zin van het woord. De enige vergoeding die Eugeen Van Maldeghem de tresaurier van de Dentergemse kerkfabriek vroeg, was een bedrag van 70 fr. voor den kader, zwarte kas (entourage) en kist. De dag van zijn terugreis kreeg hij deze onkosten dan ook uit de handen van Jan-Baptist Devenyn uitbetaald. Het tafereel bleef een week in de kerk voor het publiek tentoongesteld. Op 28 juli werd het echter weer ingepakt en naar een expositie in Brussel overgebracht waar nog 10 andere werken van de schilder te bezichtigen waren. Op 27 J.A. Opsomer en Ch. L. Ternest, o.c., p. 16 en 20.
72
”0.-L.-V. de H. Simon Stock het schapulier aanbiedende”, in 1845 door Eugeen van Maldeghem geschilderd en uit erkentelijkheid voor zijn geboortedorp aan de Dentergemse parochiekerk geschonken. november was het werk terug in Dentergem, waar het een tiental dagen later, op sinterklaasdag 6 december, tijdens een plechtige eucharistie viering officieel op het O.-L.-V.-altaar aangebracht werd49. Wat Eugeen Van Maldeghem gevreesd had, werd in 1848 bewaarheid. In de onverwarmde, wakke, oude Dentergemse kerk werd het tegen de muur opgehangen schilderij aangetast door vocht. In allerijl bracht men de schilder van dit euvel op de hoogte. Hij vroeg zijn werk naar Brussel K.A.D., nr. 21..., Los stuk gesigneerd door J.B. Devenijn en gedateerd 1845.
73
terug te sturen en raadde de kerkfabriek aan het in de toekomst minstens twee duimen (ca. 5 cm) van de muur te hangen. Daarenboven gaf hij het advies het tafereel â&#x20AC;&#x2122;s winters uit de kerk te verwijderen en hoog in het gebouw een vensteropening van vijf bij vier voeten (1 voet is 29,75 cm) uit te hakken om toevoer van frisse lucht mogelijk te maken. De kerkmeesters besloten onmiddellijk aan deze wijze raadgevingen gehoor te geven50. Wanneer precies en hoelang het schilderij Dentergem voor de tweede maal verlaten heeft, is ons onbekend. Evenmin zijn we op de hoogte of Eugeens genegenheid voor zijn geboortedorp ook dit keer zo groot geweest is dat hij de restauratie kosteloos uitgevoerd heeft.
Kwitantie, ondertekend door Eugeen Van Maldeghem, i.v.m. het schilderij dat hij in 1845 aan de Dentergemse parochiekerk had geschonken. K.A.D., nr.49, Beraadslagingen kerkbestimrl845-1856, Zitting 6 augustus 1848.
74
Eugène van Maldeghem, Rubens beweent zijn overleden echtgenote Isabella Brant, paneel. Tielt, privÊ-verzameling
75
Na de plaatsing van het prachtige O.-L.-V.-altaar in de nieuwe kerk in 1867, kreeg Van Maldeghems werkstuk een nieuwe bestemming. Het werd vermoedelijk overgebracht naar het zuidelijke transept - boven de deur van de zijuitgang rechtover het Sint-Stefanusaltaar - waar het nu nog steeds, onttrokken aan het oog van zowat iedereen, hangt. Het in 1951 voor de tweede maal gerestaureerde geschenk van Eugeen Van Maldeghem51 verdient meer dan deze plaats waar alleen biechtelingen in de gelegenheid gesteld worden het te aanschouwen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat nagenoeg niemand meer weet dat dit relatief kleine werk van ca. 1,35 m x 1,22 m van de hand is van de grootste kunstenaar die Dentergem ooit heeft voortgebracht52. Oude liefde roest niet Tijdens zijn verblijf in Parijs schilderde Eugeen Van Maldeghem één van zijn allermooiste werken: een pseudo-historisch tafereel verbeeldende de in allerijl uit Spanje teruggekeerde Rubens bij het sterfbed van zijn vrouw Isabella Brant. Een meesterwerkje dat, aldus Henri Hymans, baadt in de meest pure romantiek, de invloed van Delaroche verraadt en een onweerlegbaar bewijs is van de klasse van de schilder53. Getroffen door de schrijnende armoede waarin Dentergem vanaf de tweede helft van de veertiger jaren gedompeld werd, besloot Eugeen dit werk te Brussel in een tombola te laten verloten en de opbrengst aan het armbestuur van zijn geboortedorp te schenken54. Wanneer precies deze tombola plaatsvond, wie het tafereel geloot heeft en hoeveel het heeft opgebracht, moeten we u schuldig blijven: noch de archieven van het gemeentebestuur, noch deze van het O.C.M.W. laten hier iets over los55. Hoe dan ook, deze edelmoedige geste van de aan Dentergem ver
51 K.A.D, nr. 27, Inventaris van de inboedel van de kerk met historisch commentaar (ca. 1935) en toe voegingen tot 1958, p. 5. Volgens achteraf opgetekende randnotities werden in 1951 behalve het tafereel van Van Maldeghem ook “De aanbidding van het H. Sacrament” (Hendrik Van Cleve), “De steniging van de H. Stefanus” (Antonio Van Huvele) en “De hemelvaart van Maria” (Jan Cossiers) door Delafontaine uit Menen gerestaureerd. “ H. Verschraegen, Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische bedehuizen, provincie WestVlaanderen, kanton Oostrozebeke, Brussel, 1977, p. 16. In deze inventaris wordt het schilderij van Eugeen Van Maldeghem ten onrechte toegeschreven aan Jules Marie Caneel. 53 H. Hymans, o.c. 54 K.A.D., nr. 50, Beraadslagingen kerkbestuur, 1856-1992, Zitting eerste zondag van januari 1866. 55 Vandaag de dag is dit kunstwerk in het bezit van de Tieltse heemkundige én bezieler van de heemkundige kring “De Roede van Tielt” Philippe De Gryse.
76
knochte schilder zal toch wat zalf gestreken hebben op de diepe wonde die de crisis vooral in 1847 geslagen had56. Toen E.H. Norbertus Scherpereel (1853-1896) op 26 april 1853 de pastorale taak van zijn overleden voorganger Ignatius Vercruysse (18231853) te Dentergem overnam57, bestonden er reeds geruime tijd voor stellen om de oude kerk hetzij te verbouwen, hetzij af te breken en een totaal nieuw gebouw op te richten58. De kersverse pastoor bleef niet bij de pakken zitten en reeds op 30 juni 1853 werden alle geïnteresseerde instanties in een algemene vergadering samengeroepen, waar de knoop definitief werd doorgehakt. Er zou, op de oude toren na, een nieuwe kerk opgetrokken worden en de eerste plannen werden gesmeed om de nodige fondsen bijeen te krijgen59. Het meest in het oog springende initiatief was het inrichten van een tombola, verbonden aan een tentoonstelling van kunst- en nijverheidsvoorwerpen, waaraan uiteraard de nodige ruchtbaarheid werd gegeven. In de Gazette van Thielt van 11 juni 1854 werd een pathetische oproep gericht aan alle godvruchtige en liefdadige persoonen om enige voorwerpen ten voordele van deze tentoonstelling te schenken. Deze oproep bleef niet zonder gehoor. Eind 1854 telde men al 619 gif ten, waaronder waardevolle geschenken van o.a. de bisschoppen van Brugge en Gent, senator baron d’Anethan, baron Lebailly de Tilleghem en de Tieltse deken Darras60. Wat sommigen in stilte gehoopt hadden, gebeurde: ook Eugeen Van Maldeghem droeg zijn steentje bij. In juli 1854 schonk hij het doek “Zicht op de berg Karmel en op de oudste kapel toegewijd aan de H. Maagd”61, een werk dat qua thematiek nauw aansloot met zijn negen jaar eerder geschonken altaarstuk. Op 30
In 1847 telde Dentergem maar liefst 263 sterfgevallen. Op een bevolking van 2818 inwoners (31 december 1846) betekende dit een mortaliteit van 9,33%. Geen enkele gemeente uit het arrondis sement Tielt kon deze trieste balans evenaren. Het wekt dan ook geen verwondering dat senator Mulle de Terschueren in 1891 het Dentergem van het midden van de 19de eeuw als de armste gemeente van West-Vlaanderen bestempelde. R.A.K., Gemeentearchief Dentergem, nr. 43, Gemeentebestuur, jaarlijkse verslagen, statistiek, personeel 1827-1855; J. Devogelaere, De slechte jaren 1840-1850 in het arrondissement Roeslare-Tielt, Anzegem, 1982, p. 138; Gazette van Thielt, 29 augustus 1891, 42ste jg., nr. 69. 57 K.A.D., nr. 52, Notitieschrift van pastoor N. Scherpereel 1853-1894. 58 E. Bekaert, De nieuwe kerk te Dentergem: weinig enthousiasme bij de bevolking? in: De Paelwulghe, juli 1986, p. 12. 59 N. Scherpereel, Geschiedkundige schets van Denterghem, Kortrijk, 1863, p. 154. 60 K.A.D., nr. 5, Tentoonstelling en loterij voor de bouwwerken, 1833-1855. 61 Gazette van Thielt, 27 juli 1854, 5de jg., nr. 60.
77
oktober 1855 werden de meer dan 700 voorwerpen verloot62. Het schilderij van Van Maldeghem verhuisde naar een ons onbekende dame uit Izegem63. Op 29 september 1856 werd de nieuwe kerk plechtig ingewijd. Ook de broers Van Maldeghem waren uitgenodigd. Een invitatie die zij blijk baar op prijs hadden gesteld, want - net als elf jaar terug - hadden zij ook nu de muziek voor de eucharistieviering gecomponeerd6465. Het solemnele van het hele gebeuren maakte alleszins een diepe indruk op de aanwezigen, die door eene onuitsprekelijke opgetogenheid zoo verrukt waren, dat de gansche volksmenigte naer huis wederkeerde in stilte, byna zonder spreken... overgeleverd aen zoete en zalige herinneringen“ .
if i’ jiiffiiiu’l k
Ircs-farifc.Tlï?, ibeuiVoii altmiatïDrmfntmfolii rtrfiarurabi'cSraut abfifttm, composée^, pour IkfêteöcIk ÖonsftratiiniiicfCgfoe belimtaigfim,en4flknhre„ 2 ÿf§eptanÉrc 1S56,par an'llï'Lafó em. Of£ 6. \\i
jViécuter par tefmélange ou réunion que ce soit bec Voir inbiquées, en o6serbant néanmoins benepas introbuire ôe ténors Jans ajouter fes 6a(fes. j§our Pacrompagnementonpeutobéfàut b'tër^ueoucïmjom» ’ tentent a toc cet mjfrument .placer fesbiofonç»,flûtes,HautGois ou clarinettes aubejjus, et fesbiolcmceffés, contre» R a fle s, 6a|Jtms, etc. à fa 6a(Je-- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 5 rçe IR is kan m et ^uffcp mengefinô qfbereeniging bon jtemmen ,qoo afs aengetoqen is, uitgeboerb ‘fcorben, aenmer * (tenbe noclitans batmen geenetenors fateqing,en^onber6^oeging,ber6ajJTemmen. 0.engaenbe be (jegriVibittg,, kan men g p M e t a n $rgp f o f jjrçampntfyk met Ret(efbe,be ‘Diofen.lTuiten, fioGoën of klarinetten be Gobenjîem Voeden, en.be Gafbiofen^roote 6ûjViofon,6ûj]bns en^.6^betWebejîem.- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
CPCilidJOfannéc, Octobre fS56. 10? livraison.
Déposé.
Titelblad van de partituren van een op muziek gezette misviering door Robert Van Maldeghem bij de inwijding van de nieuwe Dentergemse kerk in 1856. Gazete van Thielt, 7 oktober 1855, 6" jg., nr. 80. 63 Zie voetnoot 58. 64 De partituren van deze op muziek gezette misviering werden in de bibliotheek van Miinster terug gevonden door de in Wesel-Büderich wonende leraar en koordirigent Heinrich Strüberg. In 1986 werd deze muziek, n.a.v. het 25-jarig herderschap van pastoor L. Van Houtte te Dentergem, door het lokale mannenkoor opnieuw uitgevoerd. 65 N. Scherpereel, o.c., pp. 161-162.
78
I l U iv a r r-luxit^C' oaa.'
^ om'u-c-' a■•Cc'cca^'wow'^c^Cxl^v^e^c^xtt<n-t
D e nterghem ^cvtdJ^c^cztZ, Svcvv^àA^
,
•fC- 29
'{f’oJu&eó 7^c,'Vï[^C/.^lTicuU^>y, -nvi^ed
c^a/i^i^/üCMH^tTTLatóe^A^t^ .
'Une voice. dh TTUmsieun /e- Cure de Xentencjhpm s. C1 Çj&vi-cPaÂtourts, cyux^edkow yw A & .xèZ e.'^ &>ZAdU^^QA\^vo\X/AAA^KeAAA.^^'deZtven.^
Ttcn^» c^ovUe/ccrwbXvvuA(yvov
edcc)
&Z 'Vvcrà ê'Ulj’ciAAÔ/iOLAAAXn^X' %£/CCrwi> W V ZSlS ! X& Choeur. GLA4r&<>U/(PoXtMVV'W+u)<Hvô ■ÇuriAAAA^(X-az/ . ô ? V lo v tfru n tà -£ctv/v^oXh*/ (\w ^oxut/ f fccm£ -tec/vM ccÿC /,
Les tèZe&\^jiw<&^<yvviS! U ne 'voues. e d T T lcnseiynecvr / Z ’ , venues d e 73ruges. (D-i4 ^* 4 /CPtteKccCj d&uX'bxsA'vvcdui/y'VeM^tsey ÖL/ <covU>cuute/-tcvArvaXA<yr) ^w /SeA xp^& ust/, $\AÀA4eAAX/\&b A)oeA^^yôiA.^\^>uXe/Z<iyoo^d/ve^ $<xÀnÆ/}^b\As (dei/j ^eô<c&\dàx4isZec % o^Jheusc/ ! _Le Choeur, cd la , hon ~Pasieur, etc. 'U n (y voice. cd u ce& n vives. AC ousÓ (yA& yuvoiA ctâHé a cdte/'taÆ ey^ QJIu XAaX ^ tAV cVu&CSA/j (£L'Zcu/6 olaaXâo $’\**vS<xâtei4Sc//v(>tiescûbêZe/r ^nyuiuóivw eAiX/yóaArou.'urviA oe'-éo-vi^uvy ! Z e Chœ ur. ïd u itm 7hstfturJ fies.
Koorzang door Evarist Van Maldeghem gecomponeerd en door Robert, Evarist en Eugeen uitgevoerd tijdens een banket ten huize van pastoor Scherpereel t.g.v. de plechtige inwijding van de nieuwe kerk in 1856.
79
Tijdens het door zowat 70 genodigden bijgewoonde banket ten huize van de pastoor66 spreidden de drie broers nogmaals hun talenten ten toon door een koorzang aan te heffen, ook nu voor deze gelegenheid speciaal door Evarist gecomponeerd6768. Blijkbaar moeten de muzikale kwaliteiten van Robert en Evarist ook pastoor Scherpereel gecharmeerd hebben. In 1865 betaalde hij 11,50 fr. aan de Van Maldeghems voor het toondichten van kerkgezangen, terwijl in de jaren 1866, 1867 en 1868 de broers telkenmale 5,75 fr. ontvingen voor het componeren van Cecilia-muziek™. Eenmaal het grootste financiële leed geleden, kon de kerkfabriek beginnen denken aan passend meubilair voor de nieuwe kerk. Op drie schilderijen, de 14 kruiswegstaties, twee biechtstoelen, één klok en de doopvont na, vonden de andere meubelen slechts tijdelijk genade in de ogen van de kerkmeesters. Vooral tijdens de jaren 1860-1880 werd er schoon schip gemaakt en dienden de meeste uit de oude kerk afkomstige “prullaria” de baan te ruimen voor nieuwe, nu nog aan wezige ornamenten. Het hoogaltaar (1862, gebroers Debossschere, Tielt), twee nieuwe klokken (1863, J. Van Aerschodt, Leuven), het 0.L.-V- en het Sint-Stefanusaltaar (1867 en 1868, F. Dumon, Brugge) en het koorgestoelte, de communiebank en de preekstoel (1872, 1875 en 1879, C. Carbon, Roeselare) werden door E.H. Scherpereel aangekocht. In 1913 zal er nog een door de broers Vereecke uit Gijzegem vervaardigd nieuw orgel bijkomen69. Vooral wat betreft de twee zijaltaren rezen er nogal wat problemen. Eind 1865 werd Eugeen Van Maldeghem gevraagd of hij bereid was voor één van deze altaren een tafereel te ontwerpen. Het enthousiaste antwoord liet niet lang op zich wachten. De kunstenaar stelde voor een groot drieluik te schilderen voor de prijs van ... 16.000 fr. Een onvoorstelbaar bedrag, waar de door Van Maldeghems zo verwende kerkmeesters wel eventjes stil van geweest zullen zijn. Om de financiële pil wat te vergulden, stelde Eugeen voor 13.000 fr. via een staatssubsidie te recupereren. De resterende 3000 fr. zou de kerkfabriek voorschieten,
Gazette van Thielt, 2 oktober 1856, 7a' jg., nr. 79. 67 B.A.B. (Bisschoppelijk archief Brugge), F 74, Parochies, Dentergem. 68 K.A.D., nr 52, Notitieschrift... 69 K.A.D., nr. 25, Inventaris van de inboedel van de kerk, 1884; nr. 27, Inventaris van de inboedel..., ca. 1935; E. Bekaert en F. Hollevoet, De parochiekerken van Dentergem en Markegem, Lichtervelde, 1992, p. 3 e.v.
80
soit disant, quoique je ne voudrais pas recevoir un centime de l’église de Denterghem70. Wat te verwachten was, gebeurde. De staat vond de gevraagde subsidie van 13.000 fr. buiten proportie en beperkte in februari of maart 1866 haar bijdrage tot 5000 fr. Van Maldeghem, van dit feit op de hoogte gebracht, besloot de geplande triptiek te herleiden tot één enkel luik en de voorziene versieringen wat te versoberen71. Eind 1866 beslisten de provincie en de gemeente elk 1500 fr. te schenken, waardoor de schil der toch al de zekerheid kreeg 8000 fr. te zullen ontvangen. Blijkbaar was dit nog steeds onvoldoende om uit de kosten te komen, want Eugeen vroeg en kreeg van de Dentergemse kerkfabriek nog 3000 fr, belovende over de resterende 5000 fr., uit genegendheid voor Denterghem, niet meer te zullen spreken72. In samenspraak met de kerkfabriek had Van Maldeghem enkele maan den eerder de knoop aangaande het uit te werken thema doorgehakt. De beide nog te sculpteren zijaltaren van O.-L.-V. en Sint-Stefanus kwamen voor het ontwerp in aanmerking, maar er werd beslist in de lijn van de traditie te blijven. Het voorgestelde “De steniging van de H. Stefanus” moest op advies van de schilder wijken voor “De verschijning van de H. Maagd aan Simon Stock”, dat in het O.-L.-V.-altaar inge wrocht zou worden73. Dit betekent dat de twee taferelen van Van Maldeghem in de kerk rond een nagenoeg gelijkaardig thema ontworpen zijn, wat grotendeels de verwarring verklaart aangaande de identiteit van de kunstenaars van het Dentergemse kerkelijke schilderijenpatrimonium. Wanneer het prachtige 3 m x 1,90 m grote altaarstuk precies ingewijd werd, is ons onbekend. Als we de toenmalige burgemeester JozefAugust Opsomer (1861-1891) mogen geloven, gebeurde dit in 1867 in 70 K.A.D, nr. 50, Beraadslagingen kerkbestuur... Wanneer we weten dat in 1866 een dagloner uit het Tieltse 1,5 fr. per dag verdiende (R. Gobyn, Tielt na de grote crisis, bijdrage tot de studie over transitie en stagnatie in Vlaanderen, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1978-79, p. 126), betekende de 13.000 fr. die Eugeen Van Maldeghem effectief voor zijn werkstuk vroeg een onwezenlijke som. 71 K.A.D., nr. 50, Beraadslagingen kerkbestuur 1856-1992, Zitting eerste zondag van april 1866. 72 G.A.D., nr. 2.075.1.077, Gemeenteraadszittingen, register beraadslagingen 1855-1885, Zitting 22 december 1866. 73 K.A.D., nr. 50, Beraadslagingen kerkbestuur 1856-1992, Zittingen 1 juli en de eerste zondag van oktober 1866. Alhoewel de kerk reeds een uit de eerste helft van de 17de eeuw daterend schilderij "De steniging van de H. Stefanus” (Antonio Van Huvele) bezat, vond het geen plaats in Stefanusaltaar. De Brugse beeldhouw er Francies Dumon kreeg de opdracht een retabel te sculpteren “De verdediging van de H. Stefanus voor het joodse gerecht” uitbeeldende. Het schilderij van Van Huvele hangt nu naast het Stefanusretabel.
81
Het altaartafereel â&#x20AC;?De verschijning van de H. Maagd aan Simon Stockâ&#x20AC;?. Dit prachtige werk ontwierp Eugeen Van Maldeghem in 1867, in opdracht van de Dentergemse kerkfabriek voor de som van 11.000 fr.
82
’ÿ'XT ündere macht die knie’n doet buigen, ** oogen vastzet, en bij ’t slaan van S u r s u m C orda! d'hcrten meevoert ; — leven waar de geest blijft leven die verhuisd is ; waar onzichtbaar immer voort de vingers drijven die verteerd zijn ; puikwerk dat ontroert en aantrekt, dat blijft hangen in de wijde en heldere ruimte van 't geheugen. *
*
*
Heilvorstinne, slank en zeegbaar, met uw oogen nooit verduisterd, nooit getikt met 't vliedend vloedschuim van de zonde ; sierlijk in dat keurgewaad, ge meten en gesneên uit 't blijdste blauwzijn van de wolken, samenzwaaiend en voltooid met ’t schoonste roodzijn van de roozen Streelend zinkt uw maagdelijk hand, dat hemelgeesten roept en zendt, en zwieren doet, als wilvolbrengers van uw boodschap. ’t Sch o u d e rk le e d se l, 't uw e en ’t onze, w o rd t het sch u tgo e d w a a r de k ra c h t sc h u ilt va n uw hulpe. * *
*
Blommc, blomme, ’t goddelijk kind, met goddelijk goedzijn onvergoten, blomme bloesemend op den stam waar uit ze goddelijk opging ; Lyrisch gedicht, getiteld "Wondere macht” van E.H. Alfons Mervillie dat de schoonheid bezingt van Eugeen Van Maldeghems altaarstuk "De verschijning van de H. Maagd aan Simon Stock” (1867). In 1923 verschenen in "Biekorf” en opgedragen aan de toenmalige Dentergemse pastoor Jules Blondelle. 83
Kind dat kind wierd, om, hoe klein ook, Adarn’s kinderen m et zijn kleinzijn groot te maken oor Gods aanschijn. — Jésus, Godmensch, zetelend op dien kuischen arm weerdig steu nsel voor geboren liefdevolle oneindige Almacht. — Kind en Moeder minzaam schouwend op den dienaar die godzalig, en ompraald, zijn hoofd besluiert, 't licht iaat zimperen in zijn ziele, en 't glanzen weert van voor zijn oogen : — o 't is daar, dat hij als schepsel, eerbiedvol, e vonkske vangt van 't ongeschapen goddelijk schoonzijn O ’t veredelend beeldvertoog 1 gloeiend in Gods liefdeleven, rein, verrukkelijk, grootsch, eenvoudig, dat lijk ’t opstaan van de zonne, aardsch is, aardsch, en goddelijk merk draagt ; klankblad zonder deungeluid, en loflied zonder woorden.— * *
*
Gij wiens gee st nog boven ’t lijf wilt, uit wiens ’n erte warm te w elt voor al dat schoon e is, laat, o laat uw oogen zw em m en in die prachtzee, zwijgt en laat uw ziele zomeren deur dien hem el ; o geniet hier, knielt en Lidt hier, waar de kunste u grijpt en neérduwt; zet dien hemel, giet die zee daar, schuift dien zang in 't ald erdiepste dat ge m eêdraagt; verder,op den weg van ’t leven, onder al dat ’t leven zwaar maakt, verder roert en ruischt 'et nog van : «
Su rsu m Corda
84
!...»
aanwezigheid van de schilder zelf, die herhaaldelijk gezegd zou hebben dat “De verschijning van de H. Maagd aan Simon Stock” zijn meester werk was74. Een uitspraak die we met het nodige scepticisme weer geven: in zijn testament gebruikte hij een gelijkaardige terminologie 1. v.m. het in 1860 geschilderde tafereel voor de Maldegemse parochie kerk “Dood en verheerlijking van St.- Barbara”75. Als Eugeen Van Maldeghem al aanwezig was, dan zal de gebeurtenis allicht in mineur verlopen zijn. De schilder was al een tijd ernstig ziek en overleed in augustus van hetzelfde jaar... Wat er ook van weze, heden ten dage prijkt Van Maldeghems “meester werk” nog steeds in al zijn pracht in het kunstig uitgewerkte O.-L.-Valtaar en geniet het - in tegenstelling tot het kleine gelijkaardige werkje dat 22 jaar eerder met veel feestgedruis ingewijd werd en nu zowat ver geten is - de waardering en de bewondering die het zonder enige twijfel verdient. 2. Een meer dan verdienstelijk kunstschilder, gewaardeerd aan het koninklijk hof Het is ons werkelijk onmogelijk de laatste 25 jaar van Eugeen Van Maldeghems artistieke loopbaan zonder hiaten weer te geven. Zijn oeuvre is zo omvangrijk dat zelfs vorsers als Roger Cauwe en Jeroom Van Maldeghem ootmoedig toegeven dat er ongetwijfeld nog diverse niet-geïnventariseerde doeken van zijn hand in zowel privé-collecties als in bedehuizen terug te vinden zijn. We beperken ons in dit deel dan ook tot het bespreken van enkele markante feiten en het vermelden van de bekendste werken die Eugeen Van Maldeghem heeft geschilderd tij dens de jaren 1843-186776. Na de dood van de kunstschilder bedekte de sluier der vergetelheid vrij vlug diens tijdelijk roem. Zoals vermeld (zie voetnoot 52), werd het schilderij dat hij in 1845 de Dentergemse parochiekerk geschonken had, in 1977 toegeschreven aan een andere kunstenaar. De 14 kruisweg staties die Eugeen in 1833 in opdracht van de pastoor van Oedelem had J.A. Opsomer, o.c. 75 Honderd jaar Sinte Barbara te Maldegem, verminkt meesterwerk van kunstschilder Romaan Eugeen Van Maldeghem in: De getrouwe Maldegemnaar, september 1960. 76 De meeste gegevens i.v.m. het oeuvre van Eugeen Van Maldeghem na 1845 danken wij aan het opzoekingswerk van Jeroom Van Maldeghem en Roger Cauwe. Beide heemkundigen brachten de zowat vergeten kunstschilder terug in de belangstelling resp. via een artikel in het plaatselijk Davidsfondstijdschrift (zie voetnoot 12) en een onder de auspiciën van De Leiegouw gehouden spreekbeurt op 10 februari 1973.
85
geschilderd, werden in 1889 uit de kerk verbannen om plaats te maken voor klatergouden stucwerkjes77. Dit belet echter niet dat hij tijdens zijn leven als schilder van vooral historische en religieuze taferelen heel wat aanzien genoot. Ook als portretschilder was Eugeen Van Maldeghem een vaak gesolliciteerd kunstenaar. Zijn grootste erkenning dienaangaande genoot hij aan het koninklijk hof. Precies tien jaar na zijn eerste echte triomf ontwierp hij in 1848, in opdracht van koningin Louisa-Maria, “De hemelvaart van Maria”, een tafereel bestemd voor de huiskapel van het koninklijke paar. Blijkbaar viel dit werk in de smaak, want twee jaar later werd hij uitgenodigd de hele koninklijke familie op doek te vereeuwigen. In 1851 schilderde hij nogmaals de koningin78 en in 1854 maakte hij een levens groot portret van prins Leopold als hertog van Brabant79. Dit werk is nu nog te bezichtigen in het Brugse stadhuis. Zelfs Maria-Hendrika, echt genote van koning Leopold II, werd tweemaal door van Maldeghem afgebeeld: eerst als hertogin van Brabant en enkele jaren later als tweede koningin van België.
Koning Leopold I, koningin Louise-Maria en de prinselijke kinderen Charlotte, Filip (vader van de latere koning Albert] en Leopold (de latere koning Leopold II]. In 1850 door Eugeen van Maldeghem geportretteerd. Zie voetnoot 40; Brief van Flori Van Acker (directeur van de Academie van Brugge) aan de Commissie der Monumenten van de provincie West-Vlaanderen d.d. 15 november 1925. In deze brief meldt Van Ackere: Ik heb dat werk, zoo belangrijk, gevonden niet in de kerk van Oedelem maar in een engen duisteren gang van het Ouden Mannenhuis. In 1926 kreeg de kruisweg zijn rechtmatige plaats in de kerk terug. H. Hymans, o.c. Gazette van Thielt, 19 maart 1854, 5de jg., nr. 23.
86
Alhoewel Van Maldeghem zo vaak zijn artistieke talenten ten bate van het koningshuis kon ontplooien80, heeft hij nooit de titel van hofschilder gedragen. Toch zullen zijn royale connecties niet vreemd geweest zijn aan de opdracht die hij in 1854 van de Brugse bisschop Jean-Baptiste Malou (1849-1864] kreeg diens beeltenis te schilderen. Dit werk is nu nog te bewonderen in het bisschoppelijk seminarie van de WestVlaamse hoofdstad. Ook Anton Wemaer, grootvicaris van Mgr. Faict, de opvolger van Malou, werd door Van Maldeghem vereeuwigd. Bij testament liet hij het kunstwerk aan het Klein-Seminarie van Roeselare na81. Los van de portretten die Eugeen tijdens zijn studiereis (18391843) had gemaakt, is het oudst bekende hier te lande dit van de huis vriend van de Van Maldeghems Prudens Van Duyse, daterend uit 18448283. De vermoedelijk grootste ontgoocheling die Eugeen Van Maldeghem kende, situeert zich in het begin van de vijftiger jaren. Op 31 augustus 1852 werd hij als directeur benoemd van de Brugse Academie van Beeldende Kunsten, waar hij als jonge kunstenaar de stiel geleerd en zovele lauweren geoogst had. Onder de vorige beleidsman, de 60-jarige schilder Gregorius, was de academie in een dusdanige trieste toestand terechtgekomen, dat Van Maldeghem, wiens groot en vlaemsch talent alom gekend en geacht isSi, als reddende engel binnengehaald werd. De op het hoogtepunt van zijn roem staande schilder slaagde er in een minimum van tijd in een einde te maken aan de archaïsche toestanden die er heersten. Toch was zijn carrière in de Brugse hoofdstad geen onverdeeld succes. Eugeens nieuwe ideeën en zijn te radicale aanpak stootten de bestuurders zo voor het hoofd, dat zij de mondeling over eengekomen financiële verlangens van de nieuwe directeur niet nakwamen. Nauwelijks een jaar na zijn aanstelling gaf hij er op 14 oktober 1853 de brui aan, verliet Brugge en vestigde zich opnieuw bij zijn familie in Brussel. Hoe groot deze desillusie zonder enige twijfel ook moge geweest zijn, toch hield de opportunistische Van Maldeghem eraan telkenmale met fierheid te verwijzen naar deze - zij het vrij kort stondige - bestuursfunctie.
80 De meeste afbeeldingen van ons eerste koningspaar in de schoolse geschiedenisboeken zijn van zijn hand. 81 André Demeulemeester, De persoonlijkheid van Hendrik Delbar (1833-1894), superior aan het Klein- Seminarie te Roeselare (1869-1884) in: Rollarensia II, 1970, p. 41, voetnoot 204. 82 Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, deel 1, Tielt-Utrecht, 1973, p. 460. 83 L. Van Peteghem, Levensschetsen van Vlaemsche kunstoefenaren, Brussel, 1858, p. 18.
87
Eergierig als hij was, slaagde Eugeen erin te bewijzen dat hij bindingen had met de in de 11de eeuw gewortelde adellijke stam van de Van Maldeghems84, waarvan de meeste nakomelingen als graven in Duitsland gevestigd waren. Deze in de nevel der tijden voor hemzelf en zijn directe familieleden verloren gegane erkenning, wilde hij hoe dan ook terugwinnen. Zijn bindingen met het koningshuis zullen er allicht niet vreemd aan geweest zijn dat de drie broers bij koninklijk besluit van 21 juni 1859 in hun adellijke rechten hersteld werden. Voortaan kon hij dan ook - en hij liet het zeker niet na - zijn naam laten voorafgaan door het plechtstatige “Messire”. De Brugse ontgoocheling ten spijt, bleef Eugeen Van Maldeghem zijn roeping trouw. Aan een hoog tempo schilderde hij het ene doek na het andere: sommige uit nostalgische overwegingen nagenoeg kosteloos, andere vanuit een duidelijk pragmatischer oogpunt voor soms waanzinnige bedragen. Naast het ontwerpen van tal van portretten, werkte hij voor al voor kerkelijke opdrachtgevers. Ons zijn een achttal kruiswegen van zijn hand bekend, waarvan deze in de decanale kerk van Beveren-Waas de gaafste en de meest afgewerkte zou zijn. De 12.000 fr. die hij in 1857 voor dit werk ontving, contrasteert sterk met de 289 fr. die hem 23 jaar eerder overhandigd werd voor een gelijkaardige opdracht te Oedelem. Ook parochiekerken te Blankenberge, Rupelmonde, Geluwe (1863), Uitkerke en Sint-Maria-Horebeke en de Minderbroederskerk te Lokeren85 zijn of waren in het bezit van de 14 door Van Maldeghem geschilderde staties. Eind november 1845, enkele maanden na zijn blijde intrede te Dentergem, vertoefde de schilder in het nabijgelegen Wakken, waar het prachtige en vrij grote (4 m x 2,65 m) “O.L.V. schenkt de rozenkrans aan de H. Dominicus Guzman” in de kerk werd aangebracht86. Een thema waar Van Maldeghem zich blijkbaar verbonden mee voelde, aan gezien hij zowel voor de parochiekerk van Uitkerke (1855)87, als voor de O.-L.-V.-Hemelvaartkerk van Kaprijke gelijkaardige taferelen ontwierp88. 84 De stamboom van de Van Maldeghems is terug te vinden in La Belgique Héraldique, deel VIII, pp. 47-55. 85 Brief van Gerrit van Betsbrugge (Bellegem), d.d. 3 februari 2000; Gids voor Vlaanderen, 1995, p. 562. 86 H. Verschraegen, Fotorepertorium..., p. 33. Dat Eugeen Van Maldeghem ook tijdens deze plechtig heid aanwezig moet geweest zijn, bewijst een in het Dentergems kerkarchief teruggevonden brief, vanuit Wakken verstuurd en gedateerd 22 november 1845 (K.A.D., nr. 21, Briefwisseling over de verwerving...). 87 G.F. Tanghe, Parochieboek van Uytkerke, Brugge, 1870, p. 73. 88 Uitkerke: O.-L.-V. verschijnende aan de H. Dominicus met de H. Rozenkrans; Kaprijke: O.-L.-V. met de H. Dominicus.
88
Naast Dentergem en Uitkerke kunnen ook Oedelem, Lokeren en het net vermelde Kaprijke zich de trotse bezitters van twee Van Maldeghems noemen. De kerkgangers van Oedelem werden in 1856, 22 jaar na hun goedkope kruisweg, met een “O.-L.-V. met de rozenkrans” bedacht, terwijl de pastoor van Kaprijke de decanale kerk met een tweede altaarstuk “De prediking van de H. Antonius” kon opsmukken. Van Maldeghem had blijkbaar ook een boontje voor deze heilige, aangezien de Lokerense Minderbroederskerk, naast de kruisweg, nog een “Verschijning van het Kind Jezus aan Sint-Antonius” tot haar kunstpatrimonium telt89. Andere werken van de Dentergemse kunstschilder vinden we onder meer terug bij Jeroom Van Maldeghem (“De stervende officier”), in de parochiekerken van Maldegem (1860, “Dood en verheerlijking van St.Barbara), Eksaarde (“O.-L.-V. ten hemel opgenomen”) en Freeren bij Tongeren (“De geboorte van Jezus”). Ook de St.Bonifatiuskerk te Elsene (1851, “De bergrede”) en de Brusselse St.-Jozefskerk (1856, “O.-L.-V. van de Goede Raad”) hebben een Van Maldeghem in hun bezit. Niet-geïnventariseerde religieuze doeken zijn terug te vinden te Antwerpen, Gent, Sint-Niklaas en Amsterdam90. Droeg Eugeen Van Maldeghem Dentergem een warm hart toe, dan gold dit evenzeer voor de gemeente Maldegem, het territo rium waar zijn voorvaderen in de volle Middeleeuwen hun naam "Dood en verheerlijking van St.- aan ontleend hadden. Op 18 sep Barbara, altaarstuk in 1860 geschil tember 1860 was het Oostderd door Eugeen Van Maldeghem. Vlaamse dorp in volle feeststem Nu te bezichtigen in de St.- ming bij de inhuldiging van het indrukwekkende tafereel “Dood Barbarakerk te Maldegem. Zie voetnoot 85. 90 A. Penninck, Lexicon van Westvlaamse beeldende kunstenaars, Deel 5, Kortrijk, 1996, p. 122.
89
en verheerlijking van St.-Barbara”, bedoeld voor het zijaltaar van de H. Barbara, patrones van Maldegem. Net als 15 jaar eerder te Dentergem had ook Robert Van Maldeghem de muziek speciaal voor deze gelegen heid gecomponeerd en wachtte de broers een grootse ontvangst. De genegenheid die de kunstschilder daar te beurt was gevallen en de gehechtheid aan zijn voorvaderlijke grond, bepaalden dan ook groten deels Eugeens testamentaire wil. Eugeen Van Maldeghem overleed ongehuwd op 26 augustus 1867, om 11.30 uur ’s morgens, in zijn woning in de Stassartstraat nr. 52 te Elsene91. Volgens zijn laatste wilsbeschikking wilde hij begraven worden te Maldegem, in de nabijheid van zijn zeven jaar eerder geplaatste altaarstuk. Dit légataire verlangen werd gerespecteerd en het lichaam van de kunstschilder werd ter aarde besteld tegen de buitenmuur van het St.-Barbarakoor aan de zuidkant van de kerk. Vijf jaar later plaatste men op zijn graf een arduinen gedenksteen met zijn beeltenis in wit marmer. Het nu nog duidelijk leesbare opschrift (in vertaling] luidt: Aan Romaan Eugeen Van Maldeghem, Vlaanderens schilder van adellijken bloede; zijn vrienden en de immer zeer getrouwe inwoners dezer plaats92.
Nabeschouwing Een objectief oordeel vellen over de mens en de kunstenaar Eugeen Van Maldeghem is een erg moeilijke taak. Zelfs ervaren heemkundigen slagen er zelden in zich zonder tekortkomingen in Arduinen gedenksteen van Eugeen de tijd van de door hen behandel Van Maldeghem in 1872 aan de de periode te projecteren. Het zuidkant van de Maldegemse St.- gedragspatroon en de mentaliteit van onze voorouders, al situeert Barbarakerk opgericht. Zie voetnoot 22. V. Delille, De stem uit het woud, Maldegem, 1898, p. 186.
90
die zich slechts anderhalve eeuw terug, was té verschillend met onze hedendaagse leefwereld om op een sluitende wijze hun drijfveren te doorgronden. Dit gebrek aan inzicht voelen we des te pijnlijker aan bij de behandeling van de intrigerende figuur die Eugeen Van Maldeghem was. Levend en werkend in een tijd waarin religieus fanatisme en irreële romantiek vele wantoestanden toesluierden, maakt dit de beoordeling van de artistieke waarde van een vergeten kunstschilder allesbehalve gemakkelijk. De meeste critici zijn het er wel over eens dat Van Maldeghem een talent rijk schilder was die op een handige wijze wist te beantwoorden aan de verlangens van zijn tijd. Als gedegen kleurentechnicus zou hij echter te slaafs, te stijlloos de overvloed aan opdrachten hebben afgewerkt, daar bij zeker niet vergetend zijn bekendheid ruimschoots te laten verzilveren. Eugeen Van Maldeghem was alleszins een begaafd kunstschilder, een kind van zijn tijd, maar zeker geen vernieuwer. Laten wij echter niet te hard zijn in onze beoordeling. Weinige kunst schilders waren geroepen om de leden van de koninklijke familie zo vele malen op doek te mogen vereeuwigen. Het was ook niet iedereen gegeven om door de eerbiedwaardige heren van de Brugse academie als redder des vaderlands binnengehaald te worden, hoe kortstondig zijn verblijf daar ook moge geweest zijn. We spreken dan nog niet over de zovele gelovigen in Vlaanderen die destijds niet weinig trots geweest zullen zijn een werk van Van Maldeghem in hun kerk te kunnen aan schouwen. Tot vier maal toe sprong Eugeen Van Maldeghem in de bres om aan de verzuchtingen van zowel de burgerlijke als de geestelijke gezagsdragers van Dentergem tegemoet te komen. Kunnen wij hem het kwalijk nemen dat hij na drie onbaatzuchtige schenkingen zich voor zijn laatste tafereel vorstelijk liet vergoeden? Doet dit iets af aan de genegenheid die hij zonder enige twijfel voor zijn geboortedorp voelde? Hopelijk zijn we met deze biografie erin geslaagd een beeld te schetsen van een schilder die in zijn tijd geëerd en met veel respect behandeld werd. Als ridder in de orden van de H. Gregorius de Grote en van het H. Graf en gedecoreerd in de orde van Nichan Iftihar van Turkije kon hij een niet onaanzienlijke staat van verdiensten voorleggen. Jammer genoeg doofde zijn ster nagenoeg volledig uit eenmaal hij in 1867 te Elsene, na een rijkgevulde carrière, het tijdige met het eeuwige ver wisselde. Voor de Dentergemnaren blijft hij hoe dan ook een begrip ... 91
tAndré Demeulemeester
DE PITTEMSE PRIESTER HENRI BLONDEEL ONTVANGEN DOOR PIÜS XI (1924) Henri Jozef Jules Blondeel, een geboren en getogen Pittemnaar, priester, kunstenaar in hart en geest, kunstschilder, musicus, beeldhouwer, een beetje literator, algemeen organisator van de vermaard gebleven Verbiest-feesten in Pittem (1913), was zijn leven lang een vurig Mariavereerder1. Deze tijdgebonden, bijwijlen nogal sentimenteel gekleurde en naïeve vroomheid was ongetwijfeld een erfenis van zijn moeder, Virginia Elslander2. De Mariaverering bij Blondeelke (zoals hij meestal werd genoemd) kreeg met de jaren stilaan een vaste gestalte in een voorstellingswijze die weldra zijn stokpaardje zou worden, met name Onze-Lieve-Vrouw-Middelares-Aller-Genaden. Over dat onder werp gaf hij voordrachten, hij diepte deze voorstellingswijze bijbels en theologisch uit, vervaardigde (of liet op zijn inspiratie vervaardigen) het bekende beeld van O.-L.-Vrouw, gezeten met het kind Jezus met druiven tros. Priester Blondeel ijverde in niet geringe mate voor het verspreiden van deze vorm van mariale vroomheid. In zijn geboortedorp Pittem, zoals op andere plaatsen waar die ijverige Mariavereerder heeft geleefd, treft men nu nog deze typische Middelares-Aller-Genaden-beelden of beeldjes aan3.
Henri Blondeel werd geboren in Pittem op 29 januari 1874. Zijn vader, ook Henri, was toen al zes maanden overleden (14 augustus 1873). Mgr. Waffelaert wijdde hem op 18 december 1897 in de kathedraal van Brugge tot priester. Zijn volledige curriculum vitae kan gelezen worden in Jaarboek bisdom Brugge 1951, p. 193, nr. 17. Blondeel komt ook aan bod in: De Gryse Ph., Streekgenoten met de pen, in: De Roede van Tielt, XV, 1984, nr. 3-4, p. 18. Over zijn literaire oeuvre kan meer gelezen worden in: De Busschere K., Cyriel Verschaeve en zijn drama Ferdinand Verbiest, in: Avond, XIV, 1984, nr. 3, p. 24-28. 2
Zij was van haar kant erg beïnvloed door de omstreden benedictijnermonnik Dom Paul Luyckx, eerste overste van de abdij van Steenbrugge (Hoste A., Dom Paulus Luyckx, Steenbrugge, 1979, p. 89).
3
We zijn op de hoogte van zeker drie sculpturen in Pittem: in de landelijke bidplaats aan de Beukboomstraat nr 5 (eigendom familie Vanneste), op het familiegraf Blondeel op de gemeentelijke begraafplaats, in de hoofdlaan rechts (spijtig genoeg in erg vervallen toestand), en in het klooster van de maristen. (N.v.d.r. anno 2004: alleen de kapel aan de Beukboomstraat bestaat nog. Op het kerkhof vonden we het familiegraf niet meer terug. De broeders namen vermoedelijk het beeld mee bij de afbraak van hun klooster). In het Waals-Brabantse Mont-Saint-Guibert, waar hij ver bleef als aalmoezenier van de maristen van mei 1934 tot aan zijn overlijden op 8 november 1950, bevindt er zich ook een beeldje.
92
De kapel van O.L. Vrouw Troosteres der Bedrukten, Beukboomstraat in Pittem, waarvan H. Blondeel in 1929 medestichter was. (Opname L. Dornez, mei 2004)
93
In augustus 1914, precies een jaar na de befaamde Verbiestfeesten waar mee Blondeels naam voor altijd zal verbonden blijven, nam de familie Blondeel ijlings de wijk naar Frankrijk, vluchtend voor het oorlogsgeweld. Deze gebeurtenis gaf ook een wending aan Henri Blondeels levensweg. Met toestemming van zijn bisschop werd hij ‘Aalmoezenier van het bis dom Brugge ten zorge der westvlaamsche vluchtelingen in Frankrijk’4. Zijn bijzonder uitgestrekt pastoraal werkveld was jarenlang het departement Seine et Marne, met vaste verblijfplaats in Meaux (41, rue de Chaage). Aanvankelijk verbleef Blondeel een tijdlang in Parijs (30, rue Lhomond). Geregeld kwam hij naar Pittem op bezoek bij zijn familie. Hij had parochianen van zowat alle pluimage, her en der verspreid in grote hoeven, meestal uitgeweken Vlaamse landbouwers. Uit die jaren lange pastorale arbeid op Franse bodem, nogal afmattend voor zijn zwakke gezondheid, ontstond het ontroerend verhaal Mielke. Verhaal over uitwijkelingen. Dit boekje van 78 bladzijden werd in 1928 uitgegeven door het Davidsfonds (nr. 220). Maar de vurige Maria-verering deemsterde in hem helemaal niet weg, steeds klaar als hij was voor nen dicht of een vluchtige pentekening. Daarvan is helaas, ten gevolge van de oorlogs omstandigheden, veel verloren gegaan. Henri Blondeel had, kinderlijk onderdanig, vanzelfsprekend aan zijn eigen bisschop al een beeldje overhandigd van de door hem zo vereerde Middelares-Aller-Genaden. Maar Blondeelke wou meer. De opperherder van de Kerk, de regerende paus in hoogsteigen persoon, moest worden bedacht met het vrome geschenk van zo’n beeldje. Hier komt dan weer die typische trek van zijn persoonlijkheid tot uiting: vrij naïef, onberekenbaar, door dik en dun wroetend om te bereiken wat anderen voor onmogelijk achtten. Voor die gewichtige onderneming - een reis naar Rome: in die tijd toch niet zo alledaags - en een audiëntie bij paus Pius XI riep Blondeel de bemiddeling van zijn bisschop in. Mgr. Gustaaf Jozef Waffelaert had een uitgesproken voorliefde en genegenheid voor het dorp Pittem. Daar was vooreerst een reden van familiale aard waarvan de prelaat zeker op de hoogte was: de grootvader van de bisschop, Lodewijk Waffelaert, had in Pittem gewoond5. Mgr. Waffelaert had voorts veel waardering voor het culturele werk van notaris 4
Officiële naam, elk jaar terugkerend in het officiële jaarboek van het bisdom Brugge. Aanvankelijk waren ongeveer een veertiental priesters met die opdracht belast. Hun aantal slonk evenwel met de jaren.
5
Arickx V., Geschiedenis van Pittem, Pittem, 1951, p. 245; Slosse L., Rond Kortryk of schetsen over de prochiën van het oud bisdom van Doomyk liggende in de voormalige dekenijen van Helkyn, Kortryk & Wervick, Rousselare, 1903-1904, deel 1, p. 356.
94
Het grote Mariabeeld in de kapel aan de Beukboomstraat in Pittem. (Opname L. Dornez, mei 2004)
95
Alfred Loridan - ze waren overigens beiden oud-leerling van het Ieperse Sint-Vincentiuscollege6. Dezelfde waardering had hij voor Moeder Marie Pharaïlde De Rynck, algemene overste van de Zusters van Maria7. Hij onderhield ook nauwe vriendschapsbanden met de weledele familie Joos de ter Beerst bij wie de bisschop altijd te gast was als hij in Pittem was voor het toedienen van het vormsel. Toen Henri Blondeel om streeks 1910 met zijn bisschop sprak over zijn plan voor een groots opgezette hulde aan de missionaris Ferdinand Verbiest, ging Waffelaert onmiddellijk akkoord. Ja, hij was zelfs enthousiast8. Met veel begrip voor Blondeel maakte hij het door een benoeming - een bijzonder vriendelijk gebaar van de bisschop - mogelijk dat de priester in Pittem zelf kon werken aan de uitvoering van zijn Verbiestplannen. Blondeel werd op 20 maart 1913 aalmoezenier van de maristen in Pittem. Vanzelfsprekend ging hij inwonen in het ouderlijke huis op de Markt. Nog andere kleine feiten bewijzen die onbetwistbare voorkeur van de bisschop voor Pittem9. In januari 1923 was Mgr. Gustaaf Waffelaert op ad limina-bezoek bij paus Pius XI. De bisschop vroeg aan de H. Vader of de hulde die zijn diocesane priester hem wilde brengen, hem zou behagen. Het antwoord was bevestigend101. In de tweede helft van maart 1924 reisde Blondeel naar Rome af. In Rome nam hij zijn intrek in de Algemene Procuur van de maristen'1. Van kindsbeen af was hij innig met die congregatie 6
Alfred Loridan (“Ploegsteert, 1864 - tPittem, 1930), notaris en bijzonder geziene figuur, was vrijgezel en woonde samen met zijn ongehuwde zus in het huis aan de Tieltstraat nr. 15, dat later dienst deed als postgebouw. Anno 2004 is het eigendom van Jan Callens (n.v.d.r.). Over Loridan, zie: Verschaeviana, Jaarboek 1982, p. 230-231; Devoldere W., Lambrecht J., Oud Pittem, Tielt, 1973, nr. 51.
7
De moeder van Euphrasie De Rynck (uit Koolskamp), Virginie Vermandere, behoorde tot de bekende Pittemse familie Vermandere, waartoe de voorgangster van Euphrasie, Moeder MarieJoseph Vermandere, ook behoorde. Haar broer was de bekende Koolskampse zouaaf Karei August De Rynck. Zie: Vervenne A., in: Biekorf, jg. 87, 1987, p. 179-192.
8
Blondeel lichtte zijn bisschop geregeld in over de gang van de voorbereidende werkzaamheden, die jaren aansleepten. Op 26 maart 1913 vroeg pastoor Nabor Holvoet officieel aan het bisdom of de bisschop het feest van zondag 10 augustus wilde bijwonen. Bijna met kerende post kwam er een instemmend antwoord.
9
In Pittem bewaart men een bijzonder prachtige uitvoering van Waffelaerts wapenschild en -leuze, in onvervalst brandglas, te weten in de Vrije Middelbare School in de Tieltstraat, op de tweede verdieping aan de noordkant (n.v.d.r.: anno 2004 is dat brandglas te zien in de traphal van de nieuwe gemeentelijke openbare bibliotheek).
10 Zoals blijkt uit de brief van Mgr. Waffelaert (Bisschoppelijk Archief Brugge, B 545, 2 april 1924, f. 39). Het bezoek ad limina betekent letterlijk naar de drempels van de Kerk, met name de graven van Petrus en Paulus in Rome. Zo’n bezoek moet iedere in functie zijnde bisschop om de vijf jaar aan de paus brengen om er uitvoerig verslag uit te brengen over het hem toevertrouwde bisdom. 11 De Procura generale van de Piccoli Fratelli di Maria (Fratelli Maristi della scuole) bevond zich toen aan de Via Montebello, 2 B (Annuario Pontificio, jg. 1925, p. 440; idem, jg. 1932, p. 510).
96
Een van de afbeeldingen van Maria Middelares, met de druiventros, in het boekje (exemplaar uit de bibliotheek van de Roede van Tielt) van Primo Vere (schuilnaam van H. Blondeel) ’De Madonna aller genaden’ (1937). Daar luidt het onderschrift: 'Houten gepolychromeerd beeld van Z. H. Paus Pius XI’. 97
vertrouwd12. Op 2 april 1924 schreef Mgr. Waffelaert een aanbevelings brief. Die was bestemd voor Mgr. Richard Sanz de Samper, majordomus van de paus, een aan Waffelaert goed bekende curieprelaat.
Hendrik Blondeel (Pittem 1874 - Mont-Saint-Guibert 1950)
12 Blondeel was student aan het grootseminarie in Brugge toen de maristen zich in het najaar 1895 in Pittem vestigden. Hij deed er soms dienst als jonge priester.
98
Hoewel we daar geen echt bewijs van hebben, mogen we aannemen dat die audiëntie ook heeft plaatsgehad. Vergezeld van Broeder Candidus, algemeen procurator van de maristen in Rome, kwam de nederige Pittemse priester, zoon van een koopman en kalverslachter13, toen vijftig jaar oud, oog in oog met Ambroos Ratti, sedert 6 februari 1922 paus onder de naam van Pius XI14. Blondeel zal daar een toelichting hebben verstrekt over het beeldje dat hij de H. Vader aanbood. Maar het kan bijna niet anders dan dat daar ook werd gesproken over China, over de beroemde dorpsgenoot van Blondeel, Ferdinand Verbiest, te meer daar het meer inheems maken van de Kerk in China deze ‘missie-paus’ zeer ter harte ging. Op 28 oktober 1926 zal hij in Rome overigens de zes eerste Chinese bisschoppen wijden. Mogelijk viel daar ook de naam van pater Frederik Vincent Lebbe, de ‘Apostel van het moderne China’, die Blondeel goed kende en die in Pittem aanwezig was op de Verbiestfeesten van 191315. Dertien jaar na die audiëntie in Vaticaanstad publiceerde Blondeel onder de schuilnaam Primo Vere een boekje met de titel De Madonna aller Genaden. Beeldkundige studie16. Dit thans vrij zeldzaam boekje bevat 46 bladzijden en talrijke illustraties van Mariabeelden, steeds in de lijn van de voorstelling die Blondeel bijzonder na aan het hart lag.17
13 Gemeentearchief Pittem, Overlijdensregister 1873, nr. 83: akte van Henri Blondeel sr. 14 Ambroos Damiaan Achille Ratti: geboren te Desio (bisdom Milaan) op 31 mei 1857, priester gewijd in 1879, aartsbisschop van Milaan op 13 juni 1921, tot paus verkozen op 6 februari 1922 en over leden te Rome op 10 februari 1939. 15 Frederik Vincent Lebbe (°Gent, 1877) treedt in bij de lazaristen op 6 november 1895 en vertrekt op 10 februari 1901 vanuit Marseille naar China. Hij overlijdt in Tchung-king op 24 juni 1940. 16 Uitgave van de vrouwenabdij Sint-Geertrui in Leuven, gedrukt bij Lannoo in Tielt. Het imprimatur dagtekent van 30 oktober en 15 november 1937. 17 De bibliotheek van de Sint-Andriesabdij in Brugge bezit een prachtig ingebonden exemplaar met een door Blondeel in sierlijk handschrift geschreven opdracht voor Dom Robert (jonkheer Jacques Veranneman de Watervliet), kleinzoon van de Pittemse burgemeester jonkheer Eugeen Joos de ter Beerst (1850-1930, burg. 1885-1930), met wiens familie Blondeel bijzonder goed bevriend was.
99
Uitvaartcentrum
DHONDT & BOCKELANDT Begrafenissen - Crematies - Funérarium Stationstraat 103 - Tielt Tel. 051 40 02 27 - Fax 051 40 56 27
DLE COMPUTERS
Vredestraat 20 8700 TIELT Tel. 051 40 61 93
K
^ IR G E N T K
uw appeltje voor de dorst ATeKa bvba
ADVERTENTIERUIMTE TE HUUR
Tanghe Kris 051 40 18 38 Ieperstraat 8 • Tielt Vinktstraat 5 • Aarsele
bvba Drukkerij Desmet-Dhondt, Wakken
Loofenhu/le
3CaleAu>\
'Ratelinc/,: StraeteJ^ udhoek
•mm)
ucçimr li tPc/moerM
4
u
^C aeny% m ^oefFoom \tq82\ Aerxee
T B IE Ï
Aerpelplh'k
ûroot,
D eteaem i yrahwpidjfk^% %% rfflarietyhpn
\ \ Al*k(MV,;
$ Wan.rbrin/ire
a*^e/y u&9e^ *^
pfdeA bee/e
T
7n< jtA m unster\d %
hem ■/ M et>eren Vrèn
De Roeôe van Tielt Driemaandelijks heemkundig tijdschrift
35 ste jaargang, nr. 3 - juli - augustus - september 2004 Afgiftekantoor 8700 Tielt
f l SUPERMARKT f] „ d k B
w
m
ù u B
Kortrijkslraat 56 8700 Tielt Tdtft051 40 11 76
m Kasteelstraat 149 » 8700 TIELT r
Tel. 051 40 18 23 Fax 051 40 51 93 w w w .d e m e ib l o e m .be
CENTRALE VERWARMING & SANITAIR
Deconynck-Ampe bvba
Oude Stationstraat 142 8700 Tielt (aan het station) Tel. 051 40 64 35
ALGEMENE EL ECT RI CI TEI T
bvba Debusschere E.&L.ir. i
Bruggestraat 43 - 8700 TIELT Tel. 051 40 07 15 Fax 051 40 73 37 GSM 0475 32 77 08
Toonzaal en magazijn:
Klijtenstraat 27-29 8700 Tielt
Privaat- en industriële installaties Laagspanningsinstallaties
Voor service en kwaliteit:
Gecertificeerd installateur: domotica data- en netwerkbekabeling
Tel. 051 40 01 09
STUDIE-ADVIES-UITVOERING
De RoeĂ´e Driemaandelijks heemkundig tijdschrift voor de gemeenten van de vroegere roede van Tielt: Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem en Zwevezele 35s,e jaargang, nr. 3 - juli - augustus - september 2004 Wettelijk depot - BD 25413
De Roede van Tielt
Inhoud
Gesticht op 28 april 1970
Paul Bekaert ALBERTUS VAN ZANTVOORDE (TIELT 1735 - 1821) M A N VAN ALLE SEIZOENEN p. 102-130
Lid van het West-Vlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde
erevoorzitter:
Philippe De Gryse DE TIELTSE POLITIE EIND 19°E/ BEGIN 20STE EEUW, A A N DE HAND VAN EEN KINDERRIJMPJE EN EEN FOTO p. 131-139
Paul Vandepitte, voorzitter 1970-2000
Voorzitter en verantwoordelijk uitgever: Michaël DELANGE Veldstraat 96, 8780 Oostrozebeke Tel.: 0474 43 73 01 E-mail: m.delange@yucom.be
JUUL DESMET MATHILDE VANSCHOEBEKE (1834-1905): EEN RIJKE EN MILDE ONGEHUWDE DOCHTER UIT WAKKEN p. 140-143
Ondervoorzitter: Paul GALLENS Waterstraat 18, 8740 Pittem Tel.: 051 46 71 90 E-mail: pinl8290@pi.be
Adres van de auteur:
Secretaris-penningmeester:
PAUL BEKAERT Hoogstraat 34 8700 Tielt
Philippe DE GRYSE Stoktmolenstraat 32/3, 8700 Tielt Tel. & Fax: 051 40 18 38
PHILIPPE DE GRYSE Stoktm olenstraat 32/3 8700 Tielt
Redactieraad:
JUUL DESMET Roterijstraat 3 8720 Wakken
Jaak Billiet, Johan Buyck, Paul Callens, Philippe De Gryse, Michaël Delange, Frans Hollevoet, Thijs Lambrecht
“De Roede van Tielt” verschijnt viermaal per jaar. De lidmaatschapsbijdrage is € 17,50 voor gewone leden, € 35 of meer voor ereleden, over te schrijven op het bankrekeningnummer 4679350801-88 van De Roede van Tielt, Stoktmolen straat 32/3, 8700 Tielt. Er worden geen losse nummers verkocht.
Bibliotheek & fototheek: Beernegemstraat 5, 8700 Tielt open elke zaterdag, lOuOO - llu30 of na afspraak
Cartotheek:
Bijdragen worden aan de redactiesecretaris bezorgd. Elke auteur heeft recht op tien exemplaren van het tijdschrift met zijn bijdrage.
Hazelaarkouter 60, 8700 Tielt, na afspraak.
Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in “De Roede van Tielt” mogen slechts overgenomen worden na de uitdrukkelijke toestemming van de redactie.
Kaft: detail van de kaart “District van Thielt (West-Vlaanderen). Bevat 1 stad, 17 gemeenten en 63.986 zielen” (ca. 1825) (verz. Paul Vandepitte)
101
Paul Bekaert
ALBERTUS VAN ZANTVOORDE (T1ELT 1735 -1821) MAN VAN ALLE SEIZOENEN Het leven van een mens is als een simpel boek. Het eerste hoofdstuk is de geboorte, het laatste de dood. Daartussen zijn er de jeugd en jonge jaren, het huwelijk, het beroepsleven, de kinderen, de oude dag. Het leven van Albertus Van Zantvoorde verschilde op dit vlak niet van dat van andere mensen. Er zou dan ook niet veel nieuws te vertellen zijn. Wanneer de hoofdfiguur van het boek echter op veel andere vlakken uitzonder lijk was, gaat er bij de schrijver een lichtje bran den en schroeft hij het dopje van zijn vulpen los...
De boom en zijn wortels
Albertus Josephus Franciscus (Jan Albert) Van Zantvoorde (Tielt 20.09.1735 -10.07.1821). Borstbeeld in stadhuis Tielt.
102
De wortels van de stam boom van de familie Van Zantvoorde steken in Roeselaarse bodem. In de zestiende eeuw maakten de Spanjaarden hen deze grond echter te heet onder de voeten. Zoals veel anderen vluchtten ze naar de Noordelijke Nederlanden en streken neer in Haarlem.
1.
Jan 1째 VAN ZANTVOORDE x onbekend x. ? geboren voor 1524 overleden na 1540
2.
Jan 11째 VAN ZANTVOORDE \ onbekend x. ? geboren voor 1541 te Roeselare overleden na 1550 te Roeselare
3.
Jan IIP VAN ZANTVOORDE x Jacqueline BEERNAERT x.? geboren voor 1550 te Roeselare overleden na 1573 te Roeselare
4.
Guillaume VAN ZANTVOORDE x Marguerite DE VRIENT x. ? geboren voor 1571 te Roeselare overleden na 1610 te Roeselare
5.
bet-overgrootvader Jan IV째 VAN ZANTVOORDE x Cornelia VAN RAVESTEYN x. 12 september 1589. Haarlem Nederland geboren te Roeselare overlijdensdatum onbekend
6.
overgrootvader Joannes V째 VAN ZANTVOORDE x Joanna DESSERENS x. ? mei 1630. Kortrijk geboren op 14 mei 1594 Haarlem overleden op 29 juni 1665 te Tielt
7.
grootvader Guillilielmus (Guille) VAN ZANTVOORDE x Marian Antonia GOUDENHOOFD x. 2 september 1673, Rumbeke geboren te Tielt op 21 maart 1643 overleden te tielt op 6 januari 1717
8.
Maximillianus Constantinus VAN ZANTVOORDE x Judoca Francisca DE JONCKHEERE x. 4 februari 1723, Gent (Sint Michiels)
9.
Albertus Josephus Francisais (dixit Jan Albert) VAN ZANTVOORDE x Maria Anna OOSTERLINCK x. 29 april 1771. Gent (St. Baafs)
103
Zij kwamen echter naar hun m oederland terug, meer bepaald naar Tielt. Omstreeks 1600 sloeg een telg van dit welstellende geslacht bij wijze van spre ken zijn tenten op in Tielt. Hij heette Jan. Jan Van Zantvoorde schreef zo de eerste bladzijde van de geschiedenis van een Tieltse familie die driehon derd jaar lang haar stempel op onze stad zou drukken.1*111
Guilielmus Van Zantvoorde (Tielt 21.03.1643 - 06.01.1717) grootvader van Albertus (fotoverzameling wijlen Hooreman)
1
Op 20 september van het jaar onzes Heren, zoals het toen nog heette, 1735 zag Albertus het levenslicht. Zijn bakermat lag uitgerold in Tielt.
BEKAERT, R, Jan Van Zantvoorde (1594-1665), griffier van Tielt in tijden van pest en cholera, De Roede van Tielt, jg 23, nr. 3, september 1992, p. 82 - 111 VERBUGGE, J., Tielt, textielstad (deel l: negentiende eeuw, De Roede van Tielt, jg 18, nr. 2, juni 1987, p. 46 - 104 VANNESTE, R., Familiegeschiedenis Van Zantvoorde en talrijke aanverwante families, Vlaamse Vereniging voor Familiekunde afdeling Tielt, 2001 Stamboom in het bezit van Edouard Rolin Jacquemyns. Die stamboom werd per brief van 3 janu ari 1929 door F. Van Zantvoorde vanuit Mons aan de grootvader van Edouard Rolin Jacquemyns toegestuurd. De stamboom werd opgesteld ‘d'après les documents y relatifs ayant été conservés dans cette famille et où on trouve ce qui suit : copie conforme et sincère d'après le manuscrit de Monsieur de Somviele archiviste de la ville de Thielt’. De Jacquemyns zijn verwant met de familie Van Zantvoorde. Een fotokopie is in mijn bezit en één bevindt zich in het archief van de Roede van Tielt. VANHOVE, J., Van katoenfabiiek tot brouwerij, de industriële revolutie te Wevelgem begin 19° eeuw, Wibilinga, jg 13, nr. 1, april 2000, p. 53 - 55, over de zoon van Albertus, François, aange trouwde familie van Lieven Bauwens. IMPE, A., De Tieltse tak van het nageslacht Roelandts (sedert 1730), postuum uitgegeven in De Zondag van 19 en 26 november en 3 december 1966. De schoondochter van Albertus was Maria Philippina Roelandts. Zij was gehuwd met zijn zoon Maximiliaan. BUYCK, J., Biografisch repertorium van de Tieltse municipale officieren en gemeenteraadsleden tijdens de Franse periode (1795-1814), VVF, T ie lt, 1998, p. 96. Verder aangehaald als ‘Biografisch repertorium’.
104
Maximillianus had het kind verwekt bij Judoca De Jonckheere.
Maximilianus Van Zantvoorde (06.02.1664 - 30.11.1761) vader van Albertus (fotoverzameling wijlen Hooreman) Judoca De Jonckheere (05.04.1697 - 15.04.1769) moeder van Albertus (fotoverzameling wijlen Hooreman) Hun kroost was rijk. Albertus was de achtste in de rij kinderen. Twee van hen hadden al op zeer jonge leeftijd het tijdelijke met het eeuwige verwisseld. Toen Albertus twee jaar oud was, zag zijn zusje Josepha het levenslicht. De pater familias van dit grote gezin was niet de eerste de beste. De jonge zoon zal wat trots geweest zijn toen de stad zijn vader ver scheidene malen het ambt van schepen opdroeg en naderhand dat van burgemeester.(2> De takken en de bladeren
Albertus was allerminst gehaast om in het huwelijksbootje te stappen. Hij nam zijn tijd. Suikernonkels zijn gegeerd als peter.
VANNESTE, R., Familiegeschiedenis Van Zantvoorde en talrijke aanverwante families, VVF Tielt, 2001, verder aangehaald als "Familiegeschiedenis", 8b, p. 14-15
105
Ongehuwd en nog kinderloos aanvaardde hij het peterschap over het kind van zijn zuster Rosa. De pastoor doopte het kind in de SintPieterskerk in Tielt op 6 april 1769. Het kreeg de naam van de peter: Albertus.® Zesendertig jaar oud was hij al toen hij zijn oog liet vallen op een jong meisje uit de Sint-Janstraat. Zij woonde om de hoek van zijn ouderlijk huis in de Hoogstraat. Anna heette de jonge vrouw. Zij was de dochter van schrijnwerker Josephus Oosterlinck.3(4) Liefde kent geen grenzen. Leeftijd is geen hindernis. De aanstaande bruid was achttien jaar jonger dan de bruidegom. Net als de Van Zantvoordes zat de schoonfamilie Oosterlinck goed bij kas.(5) De Sint-Pieterskerk van Tielt was blijkbaar niet goed genoeg voor de huwelijksinzegening. Als burgers van hogere stand huwden zij op 29 april 1771 zowaar in de Sint-Baafskathedraal in Gent ... Zij was pas achttien jaar oud als zij in het huwelijksbootje stapte. Hun huwelijk was bijzonder vruchtbaar. Mevrouw Van Zantvoorde was over een tijdspanne van tweeëntwintig jaar maar liefst elf maal zwanger. Drie kinderen stierven op jonge leeftijd. In de achttiende eeuw leed menig gezin armoede om een mondje meer. Niet zo in deze welvarende familie.
3
VANNESTE, R., Stamboom van de familie De Caigny - Parenteel van Jeronimus De Caigny, V.V.F. 1.7.2.1.5 afdeling Tielt, 2003, p. 45
4
VANNESTE, R., ‘Familiegeschiedenis’, 9c, p. 25 - 26 ; o.c. 8h, p. 20. De schoonvader van Albertus was Josephus Oosterlinck (Tielt 1 mei 1723 - 12 april 1808). Zijn schoonmoeder was Veronica Theresia Plettinck (° Tielt 16 oktober 1723 - + Tielt).
5
Rijksarchief Brugge, Familie-archief Van Zantvoorde ingekomen op 20.09.1988, aanw. 1988/16, bundel 4 - 6 : Maximiliaan Van Zantvoorde en Judoca De Jonckheere
106
107 Maximillianus, zoon van Albertus Van Zantvoorde (1781 - 1855) Twee kleinkinderen van Albertus: AimĂŠ-Alphonse en Julia (fotoverzameling wijlen Hooreman)
Franciscus Antonius Gislenus Van Zantvoorde, zoon van Albertus ° Tielt 4 augustus 1789 - t Tielt 27 juni 1861
De lijst van afstammelingen is indrukwekkend:'61 1. Joannes (° 11 .09.1772) 2. Maria (° 25.11.1774) 3. Guilielmus (° 04.12.1776). Overleden op tweejarige leeftijd. 4. Guilielmus (° 09.02.1779) 5. Maximilianus (° 29.02.1781) 6. Anna (° 26.07.1783) 7. Petrus (° 07.11.1785). Overleden op negenjarige leeftijd. 8. Albertus (°30.03.1788). Overleden negen maanden na de geboorte. 9. Franciscus (° 04.08.1789) 10. Josephus (° 19.10.1791) 11. Petrus (° 25.03.1794) Misschien slaakte de vader een zucht van bevrijding bij de geboorte van de jongste en laatste in de rij. Hij was intussen al negenenvijftig jaar geworden. Het politiek en maatschappelijk uitspansel: de oostenrijkers
Deze boom met wortels, takken en bladeren groeide onder een breed uitspansel: het politiek en maatschappelijk leven in de wereld en in Europa in het bijzonder. De Oostenrijkers kregen onze Zuidelijke Nederlanden in handen. De Vrede van Utrecht (1713), van Rastatt (1714) en het Barrièretractaat (1715) luidden de Oostenrijkse tijd in. Keizer Karel VI zwaaide voortaan de plak over onze streken. Er zal vijfenzeventig jaar vrede heersen. Dit stuk van de eeuw was een eiland van rust in een woelige zee waarop in de zestiende en zeventiende eeuw onafgebroken stormen woedden. De keizer bleef in Wenen en liet het bestuur hier te lande over aan zogenaamde landvoogden. Zij zijn meer dan alleen maar ambtenaren. Zij zullen hun stempel drukken op het politieke, culturele en zelfs economische leven van de provincies. Zij waren de gangmakers van verandering, vernieuwing, beweging, ja zelfs omwenteling in de geesten. Zo voerden zij wezenlijke financiële en administratieve her vormingen door.6
6
VANNESTE, R., ‘Familiegeschiedenis’, 9c, p. 25
108
Zij waren de voorboden van de nog radicalere hervormingen van Jozef II. De plaatselijke conservatieven waren weinig opgezet met wat in hun ogen nieuwlichterij van Oostenrijkse makelij was. Zij hadden voorvaderlijke privileges en vrijheden verworven en vreesden dat zij hun bevoorrechte positie zouden verliezen.® De familie Van Zantvoorde behoorde niet tot de adel. Het afkalven van de macht van de edelen zullen de Van Zantvoordes, zoniet luidop dan toch stilzwijgend, toegejuicht hebben. Het feit dat Albertus actief zal samenwerken - ‘collaboreren’ is niet het juiste woord - zowel met de verlichte Oostenrijkers als met de Fransen bewijst dat hij de nieuwe wind als een welkome bries ervoer. Niet alleen politiek was het rustig: de grote pestepidemieën die in de vorige eeuwen een ware slachting hadden aangericht, bleven nu achter wege. Vrede en gezondheid deden de bevolking toenemen. De economie bloeide. De toestand in de tarwesector verbeterde. Het gebruik van de aardappel raakte in de volksvoeding ingeburgerd. De textielindustrie zorgde voor thuisarbeid. Het verkeersnet breidde uit. Steenkoolontginning kende mechanisatie en organisatie op kapitalistische basis. Het bedrukte katoen deed zijn intrede in Gent. Zoals wij meteen zullen zien, zullen Albertus en zijn zonen zich ook op het economisch vlak laten meevoeren door de nieuwe ontwikkelingen.® Op 29 november 1780 zette Jozef II de keizerskroon op het hoofd. Hij was een despoot, weliswaar verlicht door nieuwe gedachten. Hij wilde de Zuidelijke Nederlanden grondig hervormen. Hoog in het vaandel voerde hij de verdraagzaamheid. Zijn vaandel botste echter spoedig met het kruis. De nieuwe keizer bemoeide zich met alles en nog wat. Het volk zag hem als een vervelende bemoeial. Hij ging niet 7
Kroniek van België, samengesteld onder leiding van Lieven Struye, Antwerpen, 1991, p. 429 - DE REN, L., DUERLOO, L. , ROEGIERS, J., De gouvemeurs-generaal van de Oostenrijkse Nederlanden, Tielt, 1987
8
VANDEPITTE, R, Tielt, Tielt, 1985, p. 40-42
109
voor niets de geschiedenis in met de spotnaam de ‘keizer koster’. De Oostenrijkse keizer schafte processies, kermissen, verenigingen enz. af of reorganiseerde die. Hij bemoeide zich met de liturgie. De Zuidelijke Nederlanden, land van stoeten en feesten, waren op hun ziel getrapt. Zijn vernieuwingsdrang kende geen grenzen. Hij herzag de gerechtelijke, politieke en administratieve instellingen volledig. Toen hij aan de voorrechten van de lokale machthebbers en bisschoppen raakte, was de maat echter vol. De Brabantse omwenteling brak uit. Dit was een behoudsgezinde reactie. De opstandelingen wilden de klok terugdraaien. De Oostenrijkers sloegen de opstand neer, maar de klok draaiden zij niet nog meer vooruit. Het uur van de Franse revolutie was aangebroken. Nieuwe sterren aan het firmament: de Fransen
Op 6 november 1792 hakten de Fransen de Oostenrijkers in de pan in Jemappes. Het volk van wat nu België is, zag eens te meer nieuwe bezetters verschijnen. Lang zou het liedje niet duren. De Oostenrijkers waren spoedig terug van weg geweest. Zij versloegen op 18 maart de Fransen in Neerwinden en waren weer aan zet, al was het maar voor korte tijd. Eén jaar later was het opnieuw de beurt aan de Fransen: de Oostenrijkers delfden tijdens de slag van Fleurus op 26 juni 1794 het onderspit. Van dan af stonden de revolutionairen voorgoed aan het roer. Tegen het einde van de achttiende eeuw greep Napoleon Bonaparte de macht. Hij sloot een verdrag met de kerk, waardoor er een einde kwam aan de godsdienstvervolging. Uitvindingen en het wegvallen van grenzen binnen het keizerrijk oefenden een gunstige invloed uit op de jonge sectoren van de industrie.191 William Cockerill, een Engelse arbeider, introduceerde in de lakennijver heid van Verviers mechanische weeftoestellen. De Gentse leerlooier Lieven Bauwens begon in 1798 met een mechanische katoenspinnerij. Enkele jaren later schakelde hij de stoommachine in.9
9
Kroniek van België, o.c., p. 513
110
Een zoon en kleindochter van Albertus Van Zantvoorde huwden trouwens met verwanten van de beroemde Bauwens.1101 Het einde van het verhaal is bekend. Napoleon sleet zijn oude dag op SintHelena. Willem I, Nederlands verlichte despoot, kwam in 1815 aan de macht. Albertus Van Zantvoorde heeft dus drie regimes meegemaakt: de Oostenrijkers, de Fransen en de Nederlanders. Het klimaat: Tielt
Onze boom, zijn takken en bladeren groeiden en bloeiden in het maat schappelijk klimaat van Tielt. In de eeuw van Albertus speelde onze stad een niet te veronachtzamen rol als handelscentrum. Wekelijks was er markt voor graan en linnen. Er was ook de jaarmarkt. Foto’s hebben wij niet. Gelukkig hebben wij de schilderijen die zeer getrouw het dagdagelijkse leven weergeven. Een schilder gaf zeer gedetailleerd weer wat op een markt gebeurde, hoe de mensen gekleed waren, hoe de huizen er uitzagen, wie naar de markt kwam, wat zij kochten en verkochten. Het kunstwerk toont weliswaar Brugge, maar het kon evengoed in Tielt zijn gemaakt. Wegen kregen een plaveibedekking en steden werden verbonden met kaarsrechte verbindingen van kerktoren tot kerktoren. De nieuwe weg van Kortrijk naar Brugge liet helaas onze stad links liggen. Gelukkig kwam er een weg van Tielt naar Deinze. Het openbaar vervoer kwam op gang: elke maandag en donderdag kon de Tieltenaar opstappen bij café “Het Dambert”. Voor 1 gulden en 10 stuivers kon hij met de koets naar het centrum van Gent. Hoe mooi het centrum er in die tijd was, leert ons alweer een schilder die het met zijn penseel zeer nauwkeurig ‘beschrijft’.10*
10 De zoon van Albertus, François, huwde in Gent met Henriette Devos (° 29.01.1816). - De oom van zijn vrouw was Lieven Bauwens. Zijn schoonmoeder was immers Maria Bauwens, de jongste zus van Lieven Bauwens. - DESPRINCHINS, H., Lieven Banwens et sa familie, Brugge, 1954, p. 8 VANHOVE, L, o.c., p. 53-55 - De kleindochter van Albertus was Julia (°Tielt 7.02.1810).Op 02.09.1833 huwde ze in Gent met Jean-Baptiste Voortman. De tante van Jean-Baptiste Voortman, echtgenoot van Julia Van Zantvoorde, was Marie Catharina Bauwens. Zij was de zus van Lieven Bauwens. - VERBRUGGE, J., o.c., p. 60 - VANNESTE, R., ‘Familiegeschiedenis’, p. 33, 9h VANNESTE ,R., ‘Familiegeschiedenis’, p. 57, lid
in
Garemijn, Jean-Antoon (1712 - 1799), ”Het pandreitje te Brugge”, Groeningenmuseum Brugge
”Gent, de Kouter in 1763”, aquarel naar een schilderij van Siclers, Stadsarchief Gent, Atlas Goetghebuer, reeks 65, f° 116 Zoals in de rest van de Zuidelijke Nederlanden groeide de bevolking ook hier aan. Aan de leegloop die we hier in de zestiende en zeventiende eeuw kenden, was eindelijk een einde gekomen. Landbouw en weverij waren, net als op veel plaatsen, ook hier de hoofdbedrijvigheid. Mensen boerden hier op een kleine hoeve. Waren er handen te veel dan ging 112
men als dagloner aan de slag. In de wintermaanden, wanneer het werk op de akker stilviel, weefden mannen en vrouwen. Het waren de vrouwen die van het vlas draad maakten met het spinnewiel.011 Het aantal molens verminderde sterk. De aardappel verdrong het graan. Was de boerenstiel het beroep van de eeuw, toch begonnen de ambachtslieden en handelaars hun activiteiten fel te ontplooien. Waar nu de Steenovenstraat is, was er een steenbakkerij. In de ”Roode Poort” in de Sint-Janstraat startte Jacobus Willemyns een pottenbakkerij.021 Voor outer en heerd
Toen de Fransen na een kort vertrek weer stevig in het zadel zaten, pakten ze de zaken grondig aan. In de periode van juni 1794 tot eind september 1795 heerste er chaos. De instellingen van vroeger bleven voorlopig bestaan. Doel was de belastingen zo vlug mogelijk te innen. De Tieltse magistraat bleef behouden. De Tieltenaars genoten de bedenkelijke eer per 1 oktober 1795 het Franse staatsburgerschap te ontvangen. Departementen vervingen de oude heerlijkheden, die ook in onze stad nog bestonden. De Franse heersers maakten hier zoals elders schoon schip met alle instellingen van het ‘ancien régim e’: feodale en heerlijke rechtbanken, ordes, corporaties, tienden, hulp en subsidies en dergelijke meer verdwenen onherroepelijk. De kersverse republikeinen kondigden godsdienstvrij heid af. Kerkelijke doop-, trouw- en overlijdensregisters kwamen van onder de paraplu van de kerk. Voortaan zou niet de pastoor maar de ambtenaar van de burgerlijke stand de registers bijhouden. Ook het onderwijs en de liefdadigheid behoorden niet meer tot het kerkelijk werkterrein. Van nu af aan kwamen die de staat toe. De Fransen verboden de klooster orden. Zij namen hun vele eigendommen in beslag en verkochten ze openbaar.031 Een commissaris van het Uitvoerend Directorium zwaaide voortaan de plak over Tielt. Hij liet het Patersklooster verkopen, sloot de kloosters en het college. VANDEPITTE, P„ o.c.. 1985, p. 40-41 Historische stedenatlas van België - Tielt, Gemeentekrediet, Brussel, 1993, teksten van Ronny OSTYN, foto's van Pjerpol Rubens, p. 57 BUYCK, J., Het kanton Tielt tijdens de Franse periode (1794-1814). De nieuwe instellingen en hun politieke weerslag. Deel I, RUG, 1995-1996, p. 46-50. Verder aangehaald als ‘Het kanton Tielt’.
113
De priesters in onze streken ondergingen het lot van hun Franse collega’s. Zij die weigerden de eed van trouw aan de republiek af te leggen doken onder, ook in Tielt. Konden de Fransen priesters snappen, dan riskeerden die gevangenisstraf en verbanning. Lijsten van republikeinsgezinde priesters en van onwilligen werden aangelegd. In Tielt hielden de nieuwe machthebbers meer dan eens razzia’s om priesters te snappen. Priester Oosterlinck, van de abdij van Zonnebeke, dook onder in het huis van Albertus Van Zantvoorde in de Hoogstraat. Willem, de broer van Albertus, die op de Rame woonde, bood onderdak aan Joannes Baptist Vincent, een pater-recollet. De Fransen namen die pater echter gevangen. Hij sleet een jaar in de gevangenis van Brugge. Bij huis zoekingen in 1798 vonden de speurders Pater Oosterlinck, de gast van Albertus, niet.(14) De Fransen lieten de Tieltenaars die priesters verborgen blijkbaar ongemoeid. Die kerkvervolging en de dienstplicht (voor de jonge m an nen) leidden al vlug tot een opstand. De boerenkrijgers trokken door Tielt. Het was er maar enkele dagen onrustig.(15) (16) Broodwinning als 'homme de loi’
Albertus Van Zantvoorde trad in de voetsporen van zijn voorvaderen. Hij zette de familietraditie voort en nam een rechterlijk ambt op, nl. dat van advocaat.tl7) Hij werd advocaat bij de 'Raad van Vlaanderen’. De Raad van Vlaanderen was het hoogste rechtscollege, zeg maar rechtbank, van Vlaanderen. Hij zetelde in het Gravensteen in Gent. Tegen de beslissingen van de Raad van Vlaanderen kon men in beroep gaan bij de Grote Raad van Mechelen. De Fransen schaften in hun revolutionaire ijver deze raden af.
SAMYN, J., De Fransche Revolutie in Vlaanderen en in 't bijzonder te Thielt, (1792-1802), Roeselare, 1889, p. 186 , p. 221 15 VANDEPITTE, P., o.c., p. 42 16 SAMYN, J„
O .C .,
p. 210-217
17 Jan Van Zantvoorde, zijn overgrootvader (Haarlem 1594 - Tielt 1665) was griffier (BEKAERT, R, o. c.) - Willem Guillielmus Van Zantvorode, zijn grootvader (zie foto) (21.03.1643 - 06.01.1717) was rechtsgeleerde, griffier, stadspensionaris van de stad Tielt (VANNESTE, R., ‘Familiegeschiedenis’, p. 11 nr. 7c) - Zijn vader Maximiliaan was burgemeester en schepen (zie noot 2).
114
In het allereerste bevolkingsregister (1814-1815) stond Albertus Van Zantvoorde ingeschreven als ‘homme de loi’, dit is advocaat.(18J Ook in zijn overlijdensakte staat het zo vermeld. Zijn zoon Joannes was advocaat en fabrikant.*(19) Drie zonen waren ‘fabrikant’ in de textielsector: Joannes, Maximilliaan en François. Het was traditie dat de kinderen de ouderlijke zaak getrouw bleven. Hieruit mogen wij afleiden dat Albertus Van Zantvoorde naar het einde van zijn beroepsloopbaan toe ook al betrokken was bij het verhandelen van garens en/of weefsels.(20)21Ook het feit dat hij zijn zoon Max(imiliaan) een fabriek in zijn tuin liet bouwen wijst in die richting. De textielindustrie was in volle opgang. Albertus Van Zantvoorde en zijn zonen braken zo met de traditie van de familie en keerden lang zaam aan jobs als griffier, advocaat en grondbeheerder de rug toe. Het feit dat de Fransen vanaf de revolutie tot aan de komst van Napoleon het beroep van advocaat afschaften, zal Meester Van Zantvoorde senior trouwens gedwongen hebben andere bronnen van inkomsten te zoeken.011 De traditie van de Van Zantvoordes in de rechterlijke sfeer was echter niet voorgoed ten einde: zoals gezegd was Joannes ook advocaat. Kleinzoon en achterkleinzoon gingen door het leven als notaris.021
VERBRUGGE, J„ O.C., p. 55 19 Joannes Josephus Hyacinthus Van Zantvoorde was advocaat. Hij woonde in de Hoogstraat nr. 19. Hij was mede-eigenaar van de weverij van bedrukt katoen van zijn broer Maximiliaan. VANNESTE, R., ‘Familiegeschiedenis’, p. 40, lO.b 20 VERBRUGGE, J. o.c., p. 55 21 Dit was één van de hervormingen van de verklaring van de mensenrechten en de constitutie van 1791 en de constitutie van 1795. De afschaffing van de advocatuur heeft niet lang geduurd. Al in 1804 richtte Napoleon de Orde van Advocaten weer op met verplichting voor haar leden licentiaat in de rechten te zijn. (VAN CAENEGHEM, R.C., Geschiedkundige inleiding tot het recht, I, Privaatrecht, p. 142) 22 In verband met de notarissen in de familie Van Zantvoorde: Van Zantvoorde Paul, zoon van Camillus, zijn achterkleinkind, was notaris in Gent in 1894-1920. Van Zantvoorde Camillus (°Tielt 17.03.1827 - Gent 01.04.1906) was oorspronkelijk notaris in Tielt. Hij huwde met de Gentse Rothier op 18.11.1861. Hij vestigde zich drie jaar na zijn huwelijk in Gent (VERBRUGGE, J., o.c., p. 59) VANNESTE, R., ‘Familiegeschiedenis’, p. 41-43
115
In dienst van de keizer en de adel
Tijdens de achttiende eeuw bleef de schepenbank van Tielt voorbehouden aan een beperkt aantal rijke, onderling erg verstrengelde families. Hun leden waren handelaars, ambtenaren, dokters. Er was slechts één adel lijke familie bij betrokken. Vooraanstaande families waaronder de families Van Zantvoorde en De Caigny bestuurden gedurende eeuwen de stad. Zij leverden burge meesters en schepenen.(23)24 Zoals gezegd, was vader Maximilliaan Van Zantvoorde burgemeester en schepen geweest. Oom Jacques De Caigny, die zijn naaste buur was, was ook burgemeester geweest.1241 Het stond dan ook in de sterren geschreven dat een afstammeling van de nieuwe generatie burgemeester en schepen zou worden. Het werd Albertus.
Huis van oom Jacques de Caigny jr. en tante Joanna Van Zantvoorde. (Tekening van de gevel van het huis H. VanhoutteColle, Hoogstraat 26 vóór 1811. Tekening van Rudi De Brabandere naar het origineel bewaard in het stadsarchief Tielt.)
Onder het Oostenrijkse bewind was hij burge meester van Tielt van 1773 tot 1777. Vervolgens was hij schepen van 1785 tot 1789 en opnieuw burgemeester van 1790 tot 1791.
Tijdens de eerste Franse over heersing, vanaf november 1792 tot maart 1793, omgorde hij weer de sjerp als eerste burger. Dit was een republikeins tussendoortje.
Toen de Oostenrijkers gedurende een jaar weer aan de macht waren, was hij burgemeester van maart 1793 tot juli 1794. 23 OSTYN, R., Historische stedenatlas van België - Tielt, Gemeentekrediet, Brussel, 1993, p. 65 24 De tante van Aibertus, Joanna Clara Van Zantvoorde, (°Tielt 7 mei 1687), huwde op 17 mei 1706 in Tielt met Jacques De Caigny (°Tielt 23 juli 1679). Hij was schepen van Tielt in 1706 - 1722., burgemeester van Tielt in 1724 - 1725 en 1728 - 1729. VANNESTE, R., ‘Familiegeschiedenis’, p. 16, nr. 8c. Zij woonden in het huis in de Hoogstraat thans nr.26, afkomstig van de familie Van Zantvoorde door erfenis. Het huis is thans eigendom van Dr. Vanhoutte. MAES, A. en VANDEPITTE, P., Woonhuizen, onbewust momumenten, De Roede van Tielt, Tielt, 1990, p. 85
116
C »<8 ) DÇIiï GROOTEN BltuGsCFIEî
£ D S fi:p : v o .x : ti-
A X M A N A C lf
•
H ï Z ; V O O R HE T
m
Xi
■MA
a c v r l ^ .
• BÉNEVENS H E T HOF VAN SYÏflfc'.. .KQNflVGLYKK I IOOG»IEYI)'\ »*»
A L E X A N D E JI
D E W E T D E R STAD
ffirtog van Lorreynen en Daar &cà
f
' flfcdenGeefielykeiiStaecderÛyltetK
,i~~zr’
W Nederlanden en aile d<$Cgpittels; VA
’ w«IIea en leenhoven van.
m
en met nog meer sndare A'’gerlevlge nieuwigheden: i/ated. '. -
';o T j f i r u C G E ,
ETiOcTROY.JkXCLi--- """ ’ •
. ;
i M. Conllantln Dierckens. S C H O U T , M . François O vyn, Notaris en Prêter. BURGMEESTER, M . Albert van Zantvoorde, L. I. R . S C H E P E N E N . M . Gullllinme de Blaere. M. Tofeph Roelens. M. joannes Jicobns du R y , L. I. M. M. Pieter Strack. M; Charles Geeraerr. M. Gullllaume van Lokeren. R a ïd -P a n si o n a R i s , Vacat.
1 PH .DE BUSSCHER, Boekdrukker verkooner, in dePredikheer«-ftraer.'~‘
HI ELT.
' B A I L t I U,
%
G
R a F
p
I * R .
M . Joannes de R o o , f'ryScbepen Jer Caj} van Cortryck. . T R * S O R I E R, M. Pieter Aoeollyn rende Zande, P ryter. ta ifa g icr, Gllll* Warner».
”De grooten Brugschen comptoir almanack voor het jaar MDCC LXXV” (1775) met op p. 218 met de stadsmagistraat van Tielt.
De Fransen kwamen terug en Albertus bleef zijn mandaat uitoefenen tot september 1795.(25) Hij zwaaide de scepter in de hallentoren. Daar was de schepenbank gevestigd.t26) In 1773 viel hem de eer te beurt baljuw van het leenhof Ten Hove, ‘gheseyt Gruuthuyse’, te zijn. Hij vertegenwoordigde hier ter plaatse de heer in bestuurs- en rechtszaken.{27) (28) Ook hierin zette hij een familie traditie voort. Een voorval dat zich in 1781 voordeed illustreert zijn taak en bevoegdheid. Augustijn Van Walleghem baatte een hoeve uit in Aarsele. Hij was de pachter van jonkheer Malcamp uit Gent. De eigendom viel onder de heerlijkheid van Gruuthuse. Boer Van Walleghem liep over de tong. Waarom precies, is niet geweten. Op 11 augustus 1781 tussen 10 en 11 uur scherminkelde het volk tegen Augustijn. Het volk maakte ketelmuziek op de hoeveplaats, ‘al slaende de jacken’ en ‘den hooren stekende (op ackers slaende)’. (Scherminkelen was een volksgebruik. Hierbij strafte het volk op zijn manier een persoon die zijn boekje te buiten was gegaan. Het was een soort volksberechting.) De scherminkelaars scholden de boer uit voor ‘vuylcloot’ en ‘beer Walleghem’. Die laatste had er genoeg van en vuurde met een geweer of pistool drie kogels af. Jan Devoldere werd getroffen. Als baljuw van Gruuthuse bracht Albertus Van Zantvoorde het onderzoek op gang. Samen met de leenmannen voerde hij een gerechtelijk vooronder zoek. Getuigen verschenen. Albertus stuurde de Tieltse chirurgijn Cosmas Damianus Thurman als deskundige naar het slachtoffer. Zijn besluit was dat de definitieve verlamming van Jan De Voldere niet was uit te sluiten.
BUYCK, J., O.C., p. 96 OSTYN, R„ o.c., p. 62 HOLLEVOET, Frans, Tielt Feodaal, De Roede van Tielt, jg 33, 2002, nr 3, p. 87-96, In het Ancien Régime, voor de aanhechting door Frankrijk, waren de meeste overheidsrechten, vooral de recht spraak, verdeeld over de hele uitgestrekte en minuscule heerlijkheden, die onderling afhankelijk waren binnen zogenaamde leenhoven. Sommige bezaten de hoge justitie (zware misdaden), andere de middelbare rechtspraak, en verreweg de meeste alleen de lage of grondrechtspraak : een soort vredegerechten. Het leenhof Tielt - Ten Hove ‘gheseyt Gruuthuyse’ besloeg een grote opper vlakte: in Tielt ging het over 700 bv. (992 ha), in Aarsele over 1511 ha. In die laatste plaats fun geerde er natuurlijk een aparte vierschaar met een onderbaljuw of veldwachter. SACRE, M., Standen en Landen, XXX, 1964, p. 33-49. Zijn voorvader Jan Van Zantvoorde (Haarlem 1594 - Tielt 1665) was ook baljuw van Gruuthuse (SAT, oud archief, nr. 1688, Archief van de Heerlijkheid Gruuthuse)
118
Op 27 augustus 1781 vorderde baljuw Albertus Van Zantvoorde dat het leenhof een vervolging zou instellen tegen Van Walleghem en diens hoeveknecht Frans Galle die de pistolen had geladen.B9) In dienst van de Franse republiek
Toen de Fransen het roer van de Oostenrijkers overnamen, veranderde er heel wat. Nieuwe bazen, nieuwe wetten. De nieuwe heersers eisten de democratische verkiezing van de burgemeester en de schepenen. Voor het eerst in de geschiedenis hadden de burgers inspraak in de keuze van de leiders van de stad. Op 10 december 1792 hadden er voorverkiezingen plaats: per wijk kozen de bewoners kiesmannen. Zo koos de buurt Nieuwstraat-Rame-Vijverstraatje Guillaume Van Zantvoorde, de broer van Albertus, als kiesman. De ganse operatie verliep plechtig en feestelijk. De klokkenluiders luidden de klokken. Het volk leidde de kiesmannen naar de Markt. Daar legden zij onder de vrijheidsboom de eed af. Het publiek kwam van heinde en verre om dit enig schouwspel gade te slaan. Op diezelfde 10de december kwamen alle kiesmannen samen op het stadhuis van Tielt. Zij kozen Albertus Van Zantvoorde als burgemeester en duidden eveneens de schepenen aan. Na deze verkiezing leidde de voormalige baljuw Petrus Dierckens het nieuwe magistraat naar de parochiale kerk. Daar legden de kersverse burgemeester en zijn schepenen voor de communiebank en met de hand op die communiebank een merkwaardige eed af. De inhoud ervan is zeer merkwaardig: ‘Ik sweire te wesen Roomsch-Catholicq ende dezelver religie te zullen voorstaen, belove naar al mijn vermoghen den gemeenen intrest dezer stede tot het gemeenen best te zullen bestueren, te handhaven elcks proprietyet ende gerechtigheden volgens de oude en suyvere ghebruycken van Vlaanderen, ende my in alles te zullen gedragen volghens de reghels van justitie tot een gemeen welvoeren ende van elckx in het bijzonder.’ Het is onvoor stelbaar dat vertegenwoordigers van een Republiek van vurige papen vreters hun trouw aan de katholieke godsdienst betuigen! Had Robespierre het gehoord, het zou hem pijn aan de oren hebben gedaan. Het gezworene was zeer ver van de republikeinse idealen verwijderd. Dat de eerste burger van de stad ook al burgemeester was geweest onder het bewind van de vijand, namelijk de Oostenrijkers, scheen geen bezwaar. ARICKX, V., Vuurschoten op scherminkelaars te Aarsele 1781, Biekorf, LXXXUIII, 1988, p. 433-438
119
Al in de achttiende eeuw was er aan verkiezingen geen tekort: acht dagen later kwamen de kiezers van de stad weer bijeen. Zij dienden de keuze van burgemeester en schepenen te bevestigen of te verwerpen. Zij keurden de verkiezing goed.™ Bloemen verwelken, schepen vergaan, maar het burgemeesterschap van Van Zantvoorde bleef bestaan. De Fransen gingen, de Oostenrijkers kwamen. T y suis, j’y reste’, zal hij hebben gedacht. Zoals gezegd, bleef hij ook burgemeester tijdens de Oostenrijkse restauratie van maart 1793 tot juli 1794. De Fransen kwamen terug en nog bleef hij op zijn stedelijke troon zitten, tot september 1795. Toen was het liedje echter uit. Aan de politieke loopbaan van onze dinosaurus, die onder zoveel verschillende gesternten was verlopen, kwam nu een einde. De Fransen hielden grote schoonmaak. Zij pakten de zaak deze keer grondig aan. De eed van trouw aan de kerk i.p.v. aan de republiek was voortaan uitgesloten. Zij deelden ons land in departementen in en de departementen in kantons. Tielt werd een kantonhoofdplaats. De schepenen droegen Albertus voor als kandidaat voor het ambt van kantoncommissaris. Het was de Franse regeringscommissaris Bouteville die overging tot de uiteindelijke benoeming van de eerste Tieltse kantoncommissaris. Burgemeester Albertus Van Zantvoorde viel buiten de prijzen. De griffier van Tieltbuiten, Petrus Delcambe, maaide het gras voor zijn voeten weg en sleepte de benoeming van kantoncommissaris in de wacht. De Fransen boden Albertus Van Zantvoorde als troostprijs het kantoncommissariaat van het dorpje Markegem aan. Hij wees het aanbod af. Als reden gaf hij zijn gevorderde leeftijd op en ook zijn gezond heidstoestand en beroepsverplichtingen.30(31) Tussen november 1799 en april 1814 bleven onze zuiderburen hier aan de macht. Nu was het echter de beurt aan Napoleon om onder het zogenaamde consulaat en het Keizerrijk de plak te zwaaien. De kantonnale vergadering van het jaar XI (1813 en 1814) verkoos Albertus Van Zantvoorde tot kandidaat voor de gemeenteraad. Hij was één van de veertien kandidaten die werden voorgedragen ter vervanging 30 SAMYN, Joseph, o.c, p. 40-43 - BUYCK J., ‘Het kanton Tielt’, p. 46-50 31 BUYCK, J„ 'Het kanton Tielt', p. 187 - 188 - Rijksarchief Brugge, FF, 1207
120
teflr/essrfy ^ se-r,f 4 dje^-jfsee/lyxite
cZffztestef ■ ^Z xr'& L C lJy& r-i.
tete-tete*crte_ ezssee-t. f ^ s s e y y y f o o x c ) * . te> y y ^ e te s e v ,/ Q ~ t^fty_ j
gvtfneitc+it C^-Cy^frzz=fàt J3J> Cssrrtzm*~cfc ^te)cy?ee*.tee^v+,-f teLy, O' ( f t t e t ^ - f y t e r o y c t i . f f ^ s ^ t e i y f c t e t e e ^ S a m -»/*.cteteyt.tscs. *2 c t
f- - '~ )
£ jju s ï- /u .+ z r <^_.. —-^tY jfteteteïtec:.sjfe/e tes S e / v Y 'S S i y a - t y C y y z yy te/y^D sy /ze.
^~^t:'/rity'c* szS st— etes 'cerrit , / e ^ je e e s te y/.szrrrCyte, y f f yj-,
f s 2 Î y ? t e z i'■SStSffC.r*
tes tte o c s *2*e /> cJ 5 s f / a J s t s e y e e
fe .y
S s y y y y s t e t e e t t t e s z v / / z t yrre te ev /z ^ <ysyyzte.zx.j
S e y / y e Syeey y/% ‘'sstetesc'yy-7-ie - y & t*-'tycsztetez. y z t 'ssVy7/7i/t yy
sc / ls.
2e
-y-yise 'tesrzrtzezz.e^—r s r t e z z z y t
C 2s> a^ teztestee. &cs-0Z7££. *o 72tz£>" efusz. y / j f / z
s'
z£Cy?ccó ïcryet-iyyj ysoi
c//zzrstes*
S7cc
ce 2 e f
J fc ftL y s c u y / e i / s t t / t c y , d e f &
#- f Z
'
■Z//L rzrte- ■'tetesZzrSzzte, y y f ,r s s / z / et J / y ,
. ^ s y v - s c c C s te e - ^ Ü Y c e j s s z z y z v - z c t e t e e f t y c n s / z e s c s i / C s r y S . y / i s v z u ^ y s i / , . t^tyzc * ze f
'^-C 'l ctetesesy-t—s /1 *ïz eteteycyyc* s te sz-ty.. i f t s c j yvTO cse-YX i *f e t e s s s t e s f
J t c s s y z C s t C t v i e 1~ }ete y / z D i t e c l ) t z j
£c
- / / v e n n z c t e steez./%y / / , / -.'/sste£ste~ÿ y z y / j / y ,
^ /u rteC yce c y n i y z j - v c ctee> teefcsyteste^
- y s e i - Certesy y ' e e z / / ie z e s : ‘■zy v r r m ' . .
teycee ? s z / y^Z etee C z*err-ft7iz-Cù ' f Ce c / e f s Y s l t * ey-i‘ > y t / s e s - S e y v v j/ite z te e . ^
/
Û
tfcteCTlfsi /ÿ'iesMs -y/te-^stC-/VÏ-SJteertee. Ce'yzi tiU.~tecs/ y o 7ztetessreteso
/
s^y ■ t e fy te C c t
t 'c / c w
f c S / e f ç s f y r r v r z fc z s , - / z t s t ó s > /u v e . tc.> a ïyr/ite c* '~ y / y ze ei
^ r & V L t.f ■ yÿT evyï-essàe.’t u
y z f s f tie .y z i ^ - i t / i X
^ c t.t
7
;x t.
e./.V s x t t e t'ffy r s e r x z S e^
/ t-t v ó 2t tyc. Sc • z t z v e e f
SZ./.CC s y tc z L is .
/
v / i t z c ‘z -/zf.siS ~ z)s/ 7 l i S S s u m
- / ‘v i t t e y f t y e t - u ,^ - / / v r z r r z - r S ^
‘c y f e z t e e / t /
.. /
ftejZCU. f u eüctecé-tu tte n
c/i atwj-tet fveiu tev $
teyftt/rxXV
£
-Cc--ózsz.
/ 0 7 y /r s c Ce v * z 0 c~ fcrrsCc. Csc -.
'y te e C V f t t n t t t / c e y y i tt . y ■f c s t e f e e
-yeoct-i. {_" y z / e z e ,
cz-ty-c z t jc t . ^ f t f è S 'y ^ y .-
' Syv
‘fyreiiteczóCs7zze*i/ f ctX l £/■*'■<‘ ! - t t i ù y . te-ne. -S -' C S c /.
y z - iv v /
c f ’c.te / v r c t . t e C v ' / / ? v r s / f . < J , • c£- tettr. ■tvceLj Cs+' f v c t u . t e ii ■•' ^ ■ ttty z ic-j, - f t V f 't J z t c i t e v / z - y ~è c C v u , 'ïO
r Li, / / / 1
Ce-x=- f<------
- / z e ^ z Ce te y/-.
s f 7 1 V z / zb-'c c. 9 , 'ccCxo f f .
1
s ty y .
/ et/->t c(i.Sy.
t e 0 r / t / c e ÿ y c / r c / ÿ 't r v t c f ^ f l a t e r
Sc s i c s t y j Ce Y S 7lt&~ {tt£ C - l )ei//zJzizi yt e/ e/ c.vv 7i Li -' e (t
3y O
s i t e / e ^ t ^ . Q-v Ol .
ctef SfeeÉS ts c y//ie /ie r e s te ù
-tesrtc t C e ï ’i ' ? yc /> t yte ci'S t- Je.- T^e'-teyryi ce^ 0 ^ / / / ycyrvc*cC »
te
stee. ÿ ' ctsz£ .’Cy_...
•cj-ct-zt j
ceiteteeeei. y ^ y y 2<
Eigenhandig geschreven brief dd. mivose an IV, waarin Albertus Van Zantvoorde weigert de benoeming te aanvaarden tot commissaris van het kanton Markegem. Rijksarchief Brugge, FF, 1207
121
/ CrccS-j/cucc ytee i7tu/i.-tt'nó ecz/ye^~à-cs*us; tyta ^èu/i.(/ ■?>Io/i.yscuù>/-wr t^ct tri ç\u/ yict-cS^c^cc/jit^lc,yc- '■ -VclUCC ésS/tO/Si&Z.C—cZ/iSU^/ccC y c tZ iU m e J / C /S ie^u rY S7Trce'Li/7£/^x.l.. Ucc.7/TeT£ c 'e ^ a u * / y ■*■*■' "tu. /LzrStert ù j s / y c--tzey?ucS-?*u~cZy ~ys/&usç_;
'T
’.y?-ZC/.SU Qi)e.U Ci ÓU/i SCi/UCUCCC CS C/ee^CS ZiV ZU -Cc ' 7 r— ' / /'Zit-- tsy c a Z Z c y u u st-'.ca.y* ÜCZSjUe/US?l-C/Z-Lr &$&*/, 2- CLUCiUx-f y t. y Z c u i / .Z u c v -p-P T tiec- cue
■Yc C c c n t c /i
Z)e f / i f ce-e ’t /- L e y A
C/e-t-t ^ i-r—rS fs r c C c e s c e *
SCr, T-yucs>
" "
i.- CU CLYTiLieiS cCytetUYCytccéite-S >Le-S C^tc/l/:0-*Cf/rC (Z)-<—£y-£eeS /* t - tu tutJC
hT
7’ Zet -yZ ee cc O- Ù e-yceclle ctscsxeS
' -f?Utc*c -zs-f/i /
4"
ssul
ces z£j
Cc-i/ cró / i “ esa L c u ttS c / t t i 'fa . ZieftrcrcScC c y u 'ct^-éeez / t t i CCc, '/) u-xtyy^x-tue?
/XuSCIT- s&Uxtyt
C U L U e /e /
y*-ie ï*/£e CefJz^actZ,
ij'& te .S ^ / ^ / « £ £ e >
Zr'^/Z'^/saS-oira/Cr y zat OeS e^e/Ct ceiUi^r^^/^ey^ec D es S^/ZreZu/ià-i rV
( C - c - £ t C ' t y “ -6 C . y u ^ /
'ÎPC***-*U
tl
y u - t i l t . /L /è -c a ƒ « » / < / « y - ,
Q „
Ly-utitiVi yae. 7 CiàvTx.tsj-xi-J-Ura.rÉcerrz
Cec7-zy^crrrcù~ Ca. CC**u*x.ÎY/<ir;-Zr...'iï*/rcaràc, '?u71/ c/Sc *>->"’cc. c/;ct O U ïe Y ^
'/- n o tie s
Uc CzrCZc
ë Z rc^ T z-Zcze? -=eó-Quey*LC. tjQ zrùsi.^; U i Ces-jx-ift
y-C i i / c u u / / t u y7 t* S s c6 /e 'L d
o LCrâ&Ci- y-c-e* ' / a
r/CTCTZCC* *y
<Ut*-Vt*/u.S/ a
Zn ■
^-cSCte *t £y/ts ' ^ ty p e e s t cc-££.L>
Cue0***/7£iy*ee. w y /
CCLii/i y *ce / ccc±cQ> a c u y r tz zriiV t
y C YC L U S U ~ u .c s
(7
2 i/
-à CV IC , U n S rt£ eL S c* 7 i S tus**-i*>x^.
cuy d - / ’ u u y c ic y c
Óceee Cÿeee^Uc ,/ à f t c z/ g . tistc S CeS -iZZc)'Zpec)-t*.
Z -u X cyn U cT it-Q s. c Z ii^ YcuCcPtreueZ^ LUSyo cU cU U iÿ/
'
y
y ,
.
cc Site. ■rtC’^teisr-créio ll*
f 1/
SLertt.-
* * u t - i £ .c y e e e .
s /r c t/ y ^ C i
cecSrrU < ù t^ S
Zp ss
y y C x c a e S a ^ y >ccScsZ
C~^-Cf ULLt Ó 'iy d c S e/ax. h l l c Cèe**i OVjc/ t-c c e ^ Z y eee.U i
£zu< /
C-O
'ZZi ZUL) tc ^ S'/'U itre ie/Ci e /a ty-errés y e r r é s'~- Zrx c -S u -a S zZ u jc i-cy-y?e.-c/£ Z u -<cscZcUcuâ
/
, CUcn-iS . ~r*-r>f-Y * ■U-rie -'fu/ t. y£7.C"eet- Xi CV17ill- £Ucy-eirûe..
<--Zeeci)-U e^
(y<Zst:uu* r^y
<’/ ccZccZ u U /Z u -c evu cSs3
/
7
'Z / b ^ n Sprrffvi’Z O ^
j
'TïtvT
Eigenhandig geschreven brief dd. mivose an IV, waarin Albertus Van Zantvoorde weigert de benoeming te aanvaarden tot commissaris van het kanton Markegem. Rijksarchief Brugge, FF, 1207 (vervolg)
122
van de zeven overleden of ontslagnemende gemeenteraadsleden. Hij bedankte voor de eer.(32) Tijdens de Hollandse tijd, vanaf 1815, horen we niets meer van de man die zo’n lange tijd in onze stad een leidende rol speelde. Hij was intussen tachtig jaar geworden.Was hij jonger geweest, dan kun je er donder op zeggen dat hij zijn diensten als stadsmagistraat aan de nieuwe bezetters had aangeboden. In de Hollandse tijd was zijn zoon Joannes lid van de gemeenteraad. Aanvankelijk was hij neutraal t.o.v. van het nieuwe bewind. Schoor voetend sloot hij zich bij de geweldloze protestbeweging aan.(33) Toen de Belgen in 1830 de Hollanders verdreven, betoogden de mensen voor de deur van de familie Van Zantvoorde in de Hoogstraat. Zij verdachten hen van Orangistische, d.i. Hollandse, sympathieën.(34) Deze familie kon blijkbaar het lonken naar de steeds wisselende machthebbers niet laten... De vruchten van de boom
‘Eer de boom dood is, is de planter dood’, zegt het spreekwoord. Albertus heeft veel genoten van de boom geplant en gekweekt door zijn voorzaten. Zijn familie had in de voorgaande jaren en eeuwen een zeer aanzienlijk vermogen aan gronden en huizen bijeengespaard. Eigenlijk zou men beter zeggen: vergaard. In de zeventiende eeuw was het in onze streek niet zo moeilijk om op een goedkope manier onroerende goederen binnen te rijven. Als gevolg van oorlog en ziekte was het hier immers een verlaten slagveld waar onbeheerde en verlaten goederen er bij wijze van spreken voor het rapen lagen. En het moet gezegd: Albertus voorvaderen hadden er een neus voor. Als griffier, baljuw, beheerder, zaakwaarnemer, voogd zagen zij waar er wat te verdienen viel.t35) Het ruikt soms naar belangenvermenging en erfenisbejaging. Het
BUYCK J., ‘Het kanton Tielt’, p. 222 - 223 DEWANCKEL, Koen, Tielt vóór en na de omwenteling van 1830, De Roede van Tielt, jg 24, 1993, nr. 1, p. 2-44 IMPE, A., De Tieltse tak van het geslacht Roelandts (sedert 1730), De Zondag, 26 november 1966 Jan Van Zantvoorde, zijn overgrootvader (Haarlem 1594 - Tielt 1665) was griffier (BEKAERT, P., o. c.). Willem, Guillielmus Van Zantvoorde, zijn grootvader (zie foto) (21.03.1643-06.01.1717) was rechtsgeleerde, griffier, stadspensionaris van de stad Tielt (VANNESTE, R., ‘Familiegeschiedenis’, p. 11 nr. 7C) Zijn vader Maximiliaan was burgemeester en schepen (zie noot 2).
123
hoeft dan ook niet te verbazen dat het twintigtal stukken van deze Tieltse familie, die in het Rijksarchief in Brugge berusten, geen literatuur bevatten, maar alleen koude cijfers, kadasters en boedelbeschrijvingen.1361 De zeventiende en achttiende-eeuwse landboeken van Tielt vermelden niet minder dan zeventien leden van dit geslacht, die samen circa hon derd eigendommen hebben. Op het einde van de zeven tiende eeuw be-sloegen hun eigendommen in de Hoogstraat alleen al de vol ledige oppervlakte gelegen tussen alle huizen vanaf het huidige huis van dr. Vanhoutte tot en met het huidige huis van notaris Deberdt enerzijds en de achterliggende huidige Europalaan anderzijds.1371 Albertus Van Zantvoorde woonde in het huidige nr. 34 van de Hoogstraat. Zijn zeer ondernem ende zoon Max bouwde in 1808 achteraan in de hovingen van zijn vader een katoen weverij.
Huis Hoogstraat 34, Tielt waar Albertus woonde. Het huis is omstreeks 1838 volledig herbouwd in de toenmalige empire-stijl.
Tijdens het leven van de pater familias zag het huis nr. 34 er echter helemaal anders uit. Links en rechts van de eigenlijke woning waren er bijgebouwen, onder meer een soort garage avant la lettre. Na de dood van zijn vader verbouwde Max omstreeks 1838 de woning volledig in de toenmalige Napoleontische stijl - zoals het er nu nog staat. De bijge bouwen bouwde hij om tot opbrengsthuizen.13813678 36 Rijksarchief Brugge, Farailie-archief Van Zantvoorde ingekomen op 20.09.1988, aanwinsten 1988/16 37 HOLLEVOET, F., Landboeken Tielt. Tielt binnen 1635, 1732 - Tielt - Buiten 1645. 1729, De Roede van Tielt, Tielt, 2001 38 VERBRUGGE, J,
O.C., p.
53 - VANDEPITTE,
P., O.C., p.
124
42
77/ /(A f .
ç /e c //e A .
Het grondplan van het huis en tuin van Albertus Van Zantvoorde in de Hoogstraat. (Plan bij akte notaris NowĂŠ 28.02.1907) Achteraan, de katoenweverij opgericht door zoon Max in 1808
125
Het vermogen kwam echter niet alleen van de zijde van de Van Zantvoordesâ&#x20AC;&#x2122;s. De familie van moederszijde, De Jonckheere, waren ook geen sukkelaars. Moeder Judoca erfde eigendommen ook in de Hoogstraat gelegen.091 Toen haar man overleed, legde moeder Judoca een ontvangstenboek aan, samen met haar kinderen, onder wie Albertus. Hierin namen zij alle ontvangsten van haar goederen en van die van de kinderen op.(40) Oude kaarten en zeldzame afbeeldingen van huizen geven een gedacht van de omgeving waarin Albertus Van Zantvoorde leefde. Rechtover zijn deur in de Hoogstraat lag een vijver. In 1783 diende Jacob De Blaere, gildebroeder van de Kamer van Rethorica, bij het stadsbestuur een bouwaanvraag in. Hij maakte zijn bedoeling bekend om op de hoek van de huidige Hoogstraat en Vijverstraat een herenhuis op te trekken. Naast het herenhuis wilde hij boven de oude kaai van de Hoogstraatvijver ook een schouwburgzaal bouwen. Was zijn opzet vrij origineel, dan was zijn bouwaanvraag het nog meer. Die was met name in sierlijke verzen opgesteld, zoals het een rederijker paste. Albertus Van Zantvoorde woonde dus vanaf 1783 rechtover het Tieltse cultureel centrum avant la lettre.(41) Hoe zijn eigen herenhuis er uitzag, weten we niet. Daarvan bestaan geen afbeeldingen meer. Hoe het huis van zijn tante en oom, die wat verder woonden, in de achttiende eeuw oogde, is wel bekend.<42) Albertus Van Zantvoorde had het duidelijk goed, zowel wat betreft zijn bezittingen als wat betreft zijn leefomgeving. Hij behoorde tot de rijksten van de stad. In het jaar XI van de Franse Revolutie behoorde Albertus Van Zantvoorde tot de zeshonderd hoogst belasten van het Leiedepartement.
MAES, A., VANDEPITTE, P., o.c., p. 86-87 - Uittreksel uit kadastraal plan nr. 35 en legger art. 690 1838 524 wordt perceel 524a : herenhuis en tuin, 5424b, 524c, 524d - berustend in kadaster Tielt - Inventaris stadsarchief Tielt , modern archief, stuk 3176 - 3177: particuliere gebouwen - bouwaanvragen, diverse vergunningen Zie noot 37 DE VLAMINCK, A., Jaerboeken der aloude kamer van rhetorika, het roosjen, onder kenspreuk: ghebloeyt int wilde, te Thielt, Gent, 1862, p. 240-241, p. 181 MAES, A., VANDEPITTE, P., o.c., voorblad, p. 2 en p. 84 Het huis werd bewoond door oom Jacques De Caigny jr. (Tielt, 23.07.1671 - 19.08.1729) en tante Van Zantvoorde Joanna (7 mei 1687 - 18 januari 1768). Oom Jacques was schepen van Tielt in 1706 - 1722, burgemeester in 1724 - 1725 en 1728 - 1729 VANNESTE, A., Stamboom van de familie DE CAIGNY, VVF Tielt, 2003, p. 28-29
126
Het jaar daarna tot de honderd meest belasten van de stad en het kanton. In 1812 was hij ook bij de honderd hoogst belasten van de stad Tielt.l43) Onze belastingplichtige vond het niet erg ook wel eens iets van de staat, die hem zoveel kostte, af te nemen. Destijds was hij ontvanger van het klooster der Grijze Zusters in de Bruggestraat. De Fransen schaften het klooster op 25 november 1797 af. Onze ontvanger was zijn baan kwijt. Hij liet een pachter van het klooster, ene Jean Braems, echter in het ongewisse: hij inde van hem nog pachtgeld van zeven jaar ver, te weten 85 florijnen. De boer, die blijkbaar ook niet van gisteren was, vroeg aan de Franse directeur van Registratie en Domeinen aan wie hij de pacht moest betalen. Hij hoopte stilletjes dat hij niet meer zou hoeven te betalen. Het antwoord van de Franse directeur volgde prompt. Boer Braems mocht niet meer betalen aan Albertus Van Zantvoorde. Die was immers geen ontvanger meer. Het slechte nieuws was dat de pachter voortaan aan de Franse ontvanger moest betalen.(44) Bij haar zorg voor de tijdelijke, aardse rijkdommen, verloor de familie Van Zantvoorde het eeuwige leven in het hiernamaals niet uit het oog. In 1785 schonk de familie een altaarkleed en kazuifel aan het Patersklooster. De schenking was echter niet definitief. Zij namen de voorzorg de gardiaan een stuk te laten ondertekenen waarbij hij erkende deze misgewaden slechts in bruikleen ontvangen te hebben. Het Patersklooster erkende geen eigenaar te zijn van de gift.1451 Beoefende de familie de deugd van de vrijgevigheid, dan verloor zij deze van zuinig heid toch niet uit het oog. Besluit
Op 10 juli 1821 ontsliep Albertus Van Zantvoorde in de Heer. Hij had de gezegende leeftijd van 86 jaar bereikt. Dit is een uitzonderlijk hoge leef tijd voor die tijd. Zijn vrouw Maria Anna, die veel jonger was, stierf op 23 oktober 1838. Wij beschreven het leven van Albertus Van Zantvoorde. Wij klommen BUYCK, Johan, ‘Biografisch repertorium’, p. 98 44 Brief van de Directeur van Registratie en Nationaal Domein van 23 thermidor, jaar VI ( = 10.08.1798) aan Marie, ontvanger te Tielt. Archief De Roede van Tielt in bibliotheek VVF, Tielt, doos 159 Van Zantvoorde 45 SAT, Oud archief, stuk nr. 1265
127
in zijn stamboom, wij volgden de groei van de takken en de bladeren, de oogst van de vruchten. Kennen we hem nu beter? De Romeinse god Janus had twee aangezichten. Menig waarnemer van het borstbeeld van Albertus merken op dat de ene zijde van zijn gezicht niet het spiegelbeeld is van de andere zijde. Dit zegt misschien meer over de beeldhouwer dan over het model. Niettemin kunnen we alleen maar vaststellen dat hij samenwerkte met de Oostenrijkers, de Franse republikeinen en vervolgens met de aan hangers van Napoleon. Zijn kinderen waren later Hollandsgezind. Dit is niet noodzakelijk negatief. Waarschijnlijk waren de wisselende macht hebbers niet de bezetters uit de twee wereldoorlogen van onze eeuw. De Zuidelijke Nederlanden waren tenslotte geen onafhankelijke staat. Op familiaal vlak had hij een schare kinderen en kleinkinderen. Zij zetten de familietraditie voort of sloegen nieuwe wegen in. Het vermogen, de rijkdom en de macht zijn de rode draad doorheen het Van Zantvoorde-verhaal. Hierin verschilden zij niet van de andere rijke families hier en elders. Albertus Van Zantvoorde zal de geschiedenis ingaan als de man die het wisselende klimaat doorstond, een man van alle seizoenen. Is dit zijn uitzonderlijke verdienste of was het sluwheid? De beschrijving van het leven van Albertus Van Zantvoorde is dan ook meer een schets van de zeden en gewoonten van een vermogend en plaatselijke notabele uit de achttiende eeuw dan een heldenverhaal.
128
TIJDSTABEL
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
1715 Zuidelijke Nederlanden onder Oostenrijks bewind 20 september 1735 Geboorte van Albertus 9 januari 1753 Geboorte van Anna Oosterlinck 30 november 1761 Overlijden vader Maximilianus Constantinus Van Zantvoorde 6 april 1769 Doop van neef Albertus De Caigny. Albertus is getuige bij de doop (waarschijnlijk peter) 15 april 1769 Overlijden moeder Judoca Francisca De Jonckheere 29 april 1771 Huwelijk van Albertus in de Sint-Baafs-kathedraal in Gent 11 september 1772 Geboorte zoon Joannes Josephus Hycacintus Van Zantvoorde 1773 - 1777 Albertus burgemeester van Tielt 25 novem ber 1774 Geboorte dochter Maria Catharina Gislena Van Zantvoorde 4 decem ber 1776 Geboorte zoon Guilielmus Albertus Gislenus Van Zantvoorde 23 augustus 1778 Overlijden zoon Guilielmus Albertus Gislenus Van Zantvoorde 9 februari 1779 Geboorte zoon Guilielmus Josephus Gislenus Van Zantvoorde 29 november 1780 Jozef II wordt keizer van Oostenrijk, heerser over de Zuidelijke Nederlanden 29 april 1781 Geboorte zoon Maximilianus Franciscus Van Zantvoorde 26 juli 1783 Geboorte dochter Anna Rosa Judoca Gislena Van Zantvoorde 1785 De familie Van Zantvoorde ‘schenkt’ een altaarkleed en kazuifel aan het Patersklooster 1785 - 1789 Albertus schepen van de stad Tielt 7 novem ber 1785 Geboorte zoon Petrus Benedictus Josephus Van Zantvoorde 30 maart 1788 Geboorte zoon Albertus Josephus Van Zantvoorde 3 oktober 1788 Overlijden zoon Albertus Josephus Van Zantvoorde 4 augustus 1789 Geboorte zoon Franciscus Antonius Giselenus Van Zantvoorde 19 oktober 1791 Geboorte zoon Josephus Maria Gislenus Van Zantvoorde 6 november 1792 De Fransen verslaan de Oostenrijkers te Jemappes. De Zuidelijke Nederlanden (ook Tielt) komen onder Franse heerschappij. 10 december 1792 Albertus Van Zantvoorde verkozen als burgemeester. 18 maart 1793 De Slag van Neerwinden: de Oostenrijkers verslaan de Fransen. De Zuidelijke Nederlanden (ook Tielt) onder Oostenrijkse heerschappij. 129
• 19 september 1793 Albertus wordt burgemeester benoemd door de Oostenrijkers. • 27 februari 1794 Overlijden zoon Petrus Benedictus Josephus Van Zantvoorde • 25 maart 1794 Geboorte zoon Petrus Augustinus Gislenus Van Zantvoorde • 26 juni 1794 Slag van Fleurus: de Fransen verslaan de Oostenrijkers. Tielt komt onder Franse heerschappij. • 1 oktober 1795 Alle inwoners van de gebieden onder Franse heer schappij worden Franse burgers. Einde mandaat burgemeester voor Albertus. • 1798 Boerenkrijg. Albertus verbergt een priester in zijn huis • 9 november 1799 Staatsgreep brengt Napoleon Bonaparte aan de macht. • 1808 Zoon Maximiliaan bouwt in de hovingen van vader Albertus een katoenweverij. • 10 juli 1821 Albertus sterft. • 23 oktober 1838 De weduwe van Albertus sterft.
130
Philippe De Gryse
DE T1ELTSE POLITIE EIND l f / BEGIN 20STEEEUW, AAN DE HAND VAN EEN KINDERRIJMPJE EN EEN FOTO In de verzameling foto’s van onze Kring bevindt zich een groepsfoto van het Tieltse politiekorps rond commissaris Pierre-Louis Beun (Boesinge 17.07.1857 - Tielt 15.01.1907) die hier commissaris was van 1885 tot aan zijn overlijden.™
vlnr: Desein Edward, Spriet, Van Hove Ivo, commissaris Beun, De Bruyne Henry en Verschuere Alfons De foto dagtekent dus met zekerheid van vóór 1907. Een tijdgenoot (?) schreef op de foto zelf de namen van de zes personen.
Zie Philippe De Gryse, Tien Tieltse politiecommissarissen, De Roede van Tielt, jg. 15, nr 1-2, maartJuni 1984, blz. 75-80, ill.
131
Op de kepie van Edward Desein, (Félix) Spriet en Alfons Verschuere zien we een dubbele biesband: zoals verder zal blijken behoren zij vol waardig tot de politie, terwijl Ivo Van Hove en Henri De Bruyne (beiden zonder bies op de kepie) m aar nachtwakers -‘dienstdoende politie agenten’ waren. Maar volwaardige agenten of niet, allen hebben ze een snor! In de jaren na de Eerste Wereldoorlog zongen de meisjes op de speel plaats van de Apostolinen een rijmpje waarin alle (?) (toenmalige ?) Tieltse politieagenten voorkwamen, onder wie zeker één (Edward Dessein) en wellicht twee (nl. ook Henri De Bruyne) te zien zijn op onze foto van vóór 1907. Wij tekenden de tekst van het rijmpje op 9 maart 2004 op uit de mond van Maria Vandekerckhove (° Tielt 1906). De meisjes zongen het terwijl ze met een bal tegen de m uur kaatsten, in de handen klapten en de bal terug opvingen. Bij het zingen van de laatste naam moesten ze een volledige wending om hun as draaien vooraleer de bal terug op te vangen. A l’ordinaire de commissaire Wardje Beschier Ivo Acx Roste Ritten Stand Depont en Florimond Maria Vandekerckhove bezorgde ons wat biografische en andere gegevens over de personen uit het kinderrijmpje. We probeerden die aan te vullen met gegevens uit het Tieltse stadsarchief, uit de kiezers lijst van 1914(2)3en die van 1924-1925 en uit andere bronnen. Ook over de politieagenten op de foto probeerden we wat gegevens bijeen te garen. In de Annuaire du Commerce et de l’Industrie de Belgique voor het jaar 1906l3) staat Beun P. als politiecommissaris vermeld en als politieagenten: Acx I., Desseyn E., Spelier F. en Verscheure A. (we nemen de schrijf wijze van de ‘Annuaire’ over). 2
Ik heb die kiezerslijst al grondig ontleed: Ph. De Gryse, De Tieltse intelligentsia anno 1914, De Roede van Tielt, jg 20, nr 3/4, sept-dec 1989, blz. 155-170.
3
De tekst van die 'Annuaire’ werd overgenomen, toch voor wat het werkgebied van onze Kring betreft, in De Roede van Tielt, jg. 13, 1982, nr 2, als bijlage bij het artikel van Karei Veile, De betekenis van de Annuaire du Commerce et de l’Industrie de Belgique.
132
Pieter Beun
Pieter Beun werd in Tielt benoemd tot politieagent op 6 september 1884 en al een jaar later (4 september 1885) tot politiecommissaris. In die laatste hoedanigheid legde hij de eed af op 16 september 1885. Hij was op 16.06.1883 in Schaarbeek gehuwd met de Tieltse Nathalie De Ceuman (° 17.08.1858). Hij kwam in Tielt aan vanuit Schaarbeek op 20.09.1884. Het echtpaar woonde achtereenvolgens aan de Kortrijkstraat, Ieperstraat en Nieuwstraat. Nathalie De Ceuman (soms: De Cuman) woonde in de jaren 1930 in Oostende (Velodromestraat 62).(4) Edward Dessein
Volgens Maria Vandekerckhove is ‘Wardje Beschier’ (of Buschier ?)(5) uit het kinderrijmpje Wardje Dessein. Hij en Henri De Bruyne zijn de enigen uit het rijmpje (als men ‘de commissaire’ uitzondert) die op de foto voorkomen. Hij woonde aan de Tramstraat (het voorlaatste huis voor de Diksmuidse Boterweg: dus naast het huis waar later Franz Impe woonde, nu Herman Verkinderen). Hij had één zoon: Jozef (Tielt 1900-1977), die later huwde met Clara Ailliet, bij wie hij 5 kinderen won. Hij was zijn leven lang bediende bij de Bank Loontjens aan de Ieperstraat. Het echtpaar woonde aan de St.Michielstraat. Jozef Dessein regisseerde vaak voor ‘De Vrije Zonen’. In 1927 was hij een van de medestichters van Zanglust. Hij schreef libretto’s voor operettes.(6) Een zaal in het Cultureel Centrum Gilhof is naar Jozef Dessein genoemd. Wardje Dessein (gezegd Beschier) had ook meerdere dochters, o.m. Paula, een tijdlang bediende bij schoenfabrikant Pattyn, en Bertha, die later trouwde met Destoop. 4
MSAT nrs 477 en 503.
5
Vanwaar die bijnaam kwam is helemaal niet duidelijk. Vaak werd de (al dan niet vervormde) naam van de moeder als bijnaam gebruikt. Dit is hier echter niet het geval: de moeder van Edward Dessein heette Amelia Simoens (DAT 428: Moderne Parochieregisters Tielt, Dopen 1853-1862, f° 18 v - met dank aan Luc Neyt voor het opzoeken van de gegevens.) Onderpastoor Vanhollebeke doopte Edward Dessein, zoon van Ludovicus, op 8 juli 1854. De vader was 52 jaar oud, de moeder 45. Peter en meter waren Carolus Simoens en Ludovica Dessein.
6
Zie Philippe De Gryse, Streekgenoten met de pen, De Roede van Tielt, jg. 15, nr 3-4, sept-dec 1984, blz. 2-179, ill.
133
Volgens de bescheiden die we in het stadsarchief vonden'71 werd Edouard Deseyn (meestal aaneengeschreven] in Tielt geboren op 7 juli 1854 en overleed er op 9 februari 1935. Hij was tien jaar lang in het leger (3de Regiment de Ligne): van 1 oktober 1874 tot 1 oktober 1884. Op 5 september 1884 had hij zich kandidaat gesteld bij de Tieltse politie, maar hij moest nog wachten tot 1 oktober 1885 eer de gemeenteraad hem tot politieagent benoemde. Hij was toen ‘schoenmaker binnen deze stad’. Hij trad in dienst op 29 december 1885. De agent werd door de gemeenteraad tot brigadier bevorderd op 31 augustus 1908, in ver vanging van de overleden Alfons Verschuere (x H. Goethals), die ook op de foto staat. Op de gemeenteraadszitting van 29 december 1920 wordt politiebrigadier E. Deseyn tot ondercommissaris van politie bevorderd met ingang van 1 januari 1921, met een jaarwedde van 3.000 frank. De gemeenteraad aanvaardt op 10 oktober 1925 zijn ontslag met terug werkende kracht vanaf 27 september 1925 (het Schepencollege had in zijn zitting van 23 september al het ontslag aanvaard met ingang van kermiszondag 27 september). Hij was toen 71 jaar oud en had niet minder dan 40 jaar dienst bij de Tieltse politie. Bij brief van 4 september 1925 had hij zijn ontslag aangeboden ‘gezien mijn gezondheidstoestand sedert lang te wensen overlaat, gezien mijn lange jaren dienst bij de politie, gezien mijn vergevorderden ouderdom’. Hij hoopte ontslagen te worden ‘vóór de lastige dagen der aanstaande kermis’l Op die wens gingen het Schepencollege en de gemeenteraad dus in. In de jaren ’30 woonde hij aan de Tramstraat nr 28. Hij was gehuwd met Elisa Veroustraete. Volgens de kiezerslijst van 1914 was ‘policiebrigadier’ Eduard De Seyn in Tielt gehuwd op 22 juli 1886. Hij betaalde 31,70 fr belastingen en had twee stemmen bij de verkiezingen voor de Senaat en de Provincie, en twee bij de verkiezingen voor de gemeente. Hij woonde (al van voor 1891) aan de Ieperstraat nr 16. Volgens de kiezerslijst van 1924-1925 was hij gehuwd met Elisa Verougstraete, woonde het paar (al voor 1921) aan de Tramstraat nr 28, en was hij ondercommissaris van politie. Florimond Spelier
Volgens Maria Vandekerckhove was de Florimond uit het kinderrijmpje Florimond Spelier. Hij woonde aan de St.-Michielstraat en had een7 7
MSAT nrs 481 en 506
134
dochter, Pauline (° Tielt 02.05.1904), die later huwde met Robert Verhelst (° Tielt 14.02.1900). In het Stadsarchief™ zit een stuk waaruit blijkt dat de betaling van de wedde van politieagent Florimond Spelier begon op 1 april 1902 (een bewijs van een benoeming door de gemeenteraad was blijkbaar niet voorhanden) en stopgezet werd op 30 juni 1936. Dat hij niet op de foto staat, zou best het bewijs kunnen zijn dat die voor (april) 1902 werd genomen. Volgens de kiezerslijst van 1914 betaalde ‘policieagent’ Florimond Spelier 6,90 fr belastingen en had hij 2 stemmen bij de verkiezingen voor de Senaat en de Provincie, één stem voor de verkiezingen voor de gemeenteraad. Hij woonde sedert 18 januari 1895 aan de SintMichielstraat nr 28. Hij huwde in Tielt op 15 november 1899. Die kiezerslijst vermeldt als plaats en datum van geboorte: Watervliet 13 juni 1871. De kiezerslijst van 1924-1925 geeft dezelfde geboorteplaats op, maar als geboortedag 14 juni. Volgens die lijst was hij gehuwd met Adrienne Vandemoortele en woonde het paar al voor 1921 aan de SintMichielstraat nr 21. In 1926 liep Florimond Spelier een schorsing van 2 dagen op ‘omdat hij, onder de invloed van de drank zijnde, nagelaten had in de Ieperstraat een velorijder zonder licht in overtreding te nemen’l™ Ivo Acx
Volgens Maria Vandekerckhove woonde Ivo Acx in de SintMichielstraat. Over Ivo Acx zijn geen stukken in het stadsarchief te vinden, toch niet in de bundels die verband houden met de politie™.*910
0 MSAT nr 515 9
MSAT nr 461
10 Behalve de nummers die we uitdrukkelijk in deze bijdrage vermelden, raadpleegden we nog de nrs 460 (Eedafleggingen politiepersoneel 1907-1944), 461 (Disciplinaire maatregelen politiepersoneel 1818-1944), 464 (Benoemingen van politieagenten 1827-1925) en 465 (Ontslagnemingen politie agenten 1914-1946).
135
Dat is vreemd, want in de kiezerslijst van 1914 staat Ivo Acx wel degelijk als ‘policieagent’ vermeld. Hij betaalt 7,54 fr belastingen, heeft twee stemmen voor de Senaats- en provincieraadsverkiezingen, één voor de gemeenteraadsverkiezingen. Hij woont in de 9e wijk nr 450 van vóór 1891. Hij is geboren in Tielt op 1 augustus 1870 en huwde in Pittem op 24 juni 1896. In de kiezerslijst van 1924-1925 komt diezelfde Ivo Acx voor als brigadier van politie, gehuwd met Marie De Witte. Ze wonen van vóór 1921 in de 9e wijk nr 459. Constant Dupont
Volgens Maria Vandekerckhove woonde ook ‘Stand Depont’ aan de St.Michielstraat. De twee enige stukken in het stadsarchief waarin Constant Dupont voorkomt, zijn te vinden in de bundels 463 en 465. In dit laatste bundel steekt een ontslagbrief (van 23 juni 1919) van Dupont, waarin we o.m. het volgende lezen: ‘Door de standvastige duurte der levensmiddelen om in de noodwendigheden mijns huishoudens te voorzien en gezien de her haalde vragen om verbetering in mijnen loon vanwege het stadsbestuur te bekomen, dewelke vragen en beloften onderwege zijn gebleven, zie ik mij genoodzaakt mij een zeker werk aan te schaffen en tevens u mijn ontslag aan te bieden van politieagent der stad Thielt, welke dienst ik denk te eindigen op 31 juni 1919.’ In het eerste bundel vinden we een briefje van ene Henri Goethals (van 28 juni 1919 - dus 5 dagen na de brief van Dupont) waarin o.m. staat: ‘Sinds het ontbreken [sic] van den oorlog dd. politieagent alhier’ stel ik mij kandidaat voor ‘de plaats van politieagent opengevallen door het ontslag van Constand Dupont’. (Voor het overige komt die Henri Goethals nergens meer in het stadsarchief voor.) In de kiezerslijst van 1914 staat C. Dupont vermeld als ‘policieagent’. Zowel voor de Senaat en de Provincie als voor de Gemeente heeft hij één stem. Hij woont aan de Ieperstraat nr 136 van voor 1891. Hij werd in Tielt geboren op 9 juli 1867. We vinden Constant Dupont in de kiezerslijst 1924-1925 inderdaad niet meer terug als politieagent, wel als timmerman. Hij woont aan de SintMichielstraat nr 41 van vóór 1921. Hier wordt als geboortedag 8 juli opgegeven.
136
Henri De Bruyne
Over ‘Roste Ritten’ uit het kinderrijmpje weet Maria Vandekerckhove alleen dat hij vooraan rechts aan de Sint-Janstraat woonde. Hij had hoogblond haar, dus niet echt rood. Toch noemde iedereen hem ‘roste Ritten’. In het stadsarchief1111 vinden we dat Henri De Bruyne in Tielt geboren werd op 23 februari 1861 en er overleed op 6 januari 1920. Hij wordt afwisselend vermeld als ‘nachtwaker’, ‘nachtwaker en dd. politieagent’, ‘nachtwaker en dd. politieagent tijdens de oorlog’. De gemeenteraad benoemde hem op 7 november 1896 als ‘agent van nachtpolitie’ ter ver vanging van de ontslagnemende Ivo Biebouw. Hij was toen dagloner. Op 17 november 1934 (dus bijna 15 jaar na zijn overlijden) schrijft de burgemeester een getuigschrift - ‘omdat er in de beraadslagingen van de zittingen van de gemeenteraad der stad Tielt geene vermelding daarvan gemaakt is geworden’ - om te bevestigen dat hij sedert zijn eerste benoeming op 7 november 1896 ononderbroken nachtwaker is geweest tot op 1 augustus 1914 en van 1 augustus 1914 tot aan zijn overlijden ononderbroken nachtwaker dd. politieagent. Hij was gehuwd met Melania Arix geboren op 7 juli 1870 en in Tielt overleden op 13 juni 1951. Als weduwe woonde ze in de jaren ’30 aan de Krommewalstraat nr 46. In de kiezerslijst van 1914 staat diezelfde Henri De Bruyne vermeld als landwerken (Was dit zijn hoofdberoep? Zijn werk als nachtwaker was misschien maar een bijverdienste. Wel staat hij in uniform op de foto van het politiecorps - en die foto is natuurlijk overdag genomen.) In 1912 betaalde hij 18,25 frank belastingen, in 1913 nog maar 6,21 frank. Voor de Senaat en de Provincie had hij twee stemmen, voor de gemeenteraad één. Hij woonde, van vóór 1891, aan de ‘Kromwal’ nr 44. Hij huwde in Tielt op 9 december 1897. Ivo Van Hove
Ivo Van Hove is in Tielt geboren op 29 januari 1856. Hij was tabakbe werker toen hij door de gemeenteraad op 12 september 1896 werd benoemd als nachtwaker of agent van nachtpolitie. De gemeenteraad aanvaardde zijn ontslag op 3 september 1934. Een stuk vermeldt dat hij van 30 september 1896 tot 30 september 1934 in dienst was als ‘nacht waker en stadsbode-politieagent’. Zoals voor Henri De Bruyne schreef MSAT nr 512
137
de burgemeester in 1934 een getuigschrift waaruit moest blijken dat hij van 1 augustus 1914 tot 30 september 1934 ‘ononderbroken de bediening van nachtwaker-stadsbode-politieagent dd. had uitgeoefend en in die hoedanigheid was bezoldigd’. Hij was (in Gent ?) gehuwd met Maria Ludovica De Volder.1121 In de kiezerslijst van 1914 staat hij vermeld als tabaksnijder. Net als Henri De Bruyne had hij dus blijkbaar overdag nog een ander beroep dan politieagent. Zowel voor de Senaat en de Provincie als voor de gemeente heeft hij één stem. Hij woont al van vóór 1891 aan de Tramstraat 39. De kiezerslijst 1924-1925 vermeldt hem als politieagent, gehuwd met Marie De Beis. Hij woont van vóór 1921 aan de Tramstraat 37. Félix Spriet
Spriet is de enige van wie geen voornaam voorkomt onderaan de foto. Het gaat nagenoeg zeker om Félix Spriet (Meulebeke 01.09.185124.07.1913). Die werd in Tielt als politieagent benoemd op 4 januari 1882 en de gemeenteraad nam op 15 februari 1902 akte van zijn ont slag. Nog een bewijs dat de foto van voor (februari) 1902 moet zijn. Hij was gehuwd met Emma Plettinck (Tielt 04.04.1852-08.07.1938), dochter van Donatus en van Theresa Claerhout. In 1934-36 woonde Emma Plettinck aan de Hoogstraat nr 71.1131 Félix Spriet staat niet in de kiezerslijst 1914: hij overleed immers in 1913. Nog enkele bedenkingen
Uit de verschillende gegevens blijkt duidelijk dat de administratieve en/of statutaire toestand van de politieagenten, vooral vóór 1914, alles behalve duidelijk was. Hun taak was ook niet altijd eenduidig. De benoeming gebeurde blijkbaar ook niet steeds door de gemeenteraad, of daar was op zijn minst niet altijd een bewijs van terug te vinden. Slordigheid en/of gebrek aan besef van het belang van het papieren bewijs zullen wel geen zeldzaamheid zijn geweest. Het zal ook wel zo zijn dat niet alle stukken die ooit hebben bestaan ook de weg naar het archief en dus naar de bewaring hebben gevonden. Over het onderwerp dat we hier behandelden is het stadsarchief hoe dan ook erg onvolledig. MSAT nr 510 MSAT nr 504
138
Groot was onze verbazing toen we bovendien in een bundel van het stadsarchief1141 een ons onbekende ‘politiecommissaris’ aantroffen. In een briefje dd. 6 mei 1907 stuurt het huis Vandensteen, rue du Marché au Charbon n° 4 in Brussel, aan ‘monsieur A. De Clerck, commissaire de police à Thielt’ een prijsofferte voor kepies. Ging het om een plaats vervanger of interimaris tussen commissaris Beun (overleden op 15 januari 1907) en commissaris Lagrou (benoemd op 12 april 1907 en die al op 13 mei 1907 aan de Nieuwstraat nr 12 kwam wonen) ? Dat lijkt nagenoeg onmogelijk, des te meer omdat in geen enkele andere archiefbundel over de Tieltse politie ene De Clerck (of andere schrijfwijze) te vinden is. In de kiezerslijst van 1914 zou alleen ene Alidor De Clercq, geboren in Tielt op 9 maart 1878, wonende aan de Tramstraat nr 23, in aanmerking kunnen komen, maar hij is ... dagloner. De politieagenten waren heel eenvoudige m ensen (schoenmaker, tim merman, dagloner, landwerken tabakbewerker...). We krijgen een beetje de indruk dat men gewoonweg iedere kandidaat aannam. Niemand bij de Tieltse politie was houder van welk diploma ook.(I5) Van opleiding of (na) vorming was voor onze politie toen helemaal geen sprake.
MSAT nr 477 Zie mijn bijdrage over de Tieltse intelligentsia in 1914, aangehaald in noot 2.
139
Juul Desmet
MATHILDE VANSCHOEBEKE (1834-1905): EEN RIJKE EN MILDE ONGEHUWDE DOCHTER UIT WAKKEN Mathilde Vanschoebeke (03.02.1834 - 11.01.1905) was de dochter van Leo (11.02.1795 - 06.01.1857) en Coleta De Brabander (Wielsbeke 22.11.1804 - Wakken 23.06.1882). Vader Leo was kerkmeester en schepen van Wakken geweest. Ferdinand, een broer van Mathilde, zou burge m eester van Wakken worden van 1895 tot 1899. Het gezin Vanschoebeke-De Brabander, dat tien kinderen kreeg, woonde op het hof ter Linden, op de Molenkouter in Wakken. Mathilde ging op oudere leeftijd, samen met haar broer Ferdinand, rentenieren in de Molenstraat. Zij overleefde al haar broers en zussen. Assistente in de Congregatie van O.-L.-V. Onbevlekt, lid van al de parochiale broederschappen ... t DUURBARE GEDACHTENIS f Door de onschuld van haar v an ju fv ro u w M A T H IL D E V A N S C H O E B E K E , leven, de eenvoudigheid van geboren te W a ck e n den 3 F eb ru ari 1834 en ald a ar g o d v ru ch tig o v erle d e n den 11 J an u ari 1905. haar gedrag en de zuiverheid Assistente in de Congregatie van O. L. V. onbevlekt, Lid van al de parochiale broederschappen. van haar herte, verdiende zij de D e dood die zij zag nad eren, v e r s c h r ik te haar n ie t... zij a a n v eerd e ze m et ee n e vo lk o m en e o n d erw erp in g aan den w ille G ods en zij o n tsliep za ch tjes in den H e er lievelinge van Jesus-Christus te ged urig op h et la a tste zeggen de : H e e r, in u w e handen b e v e e l ik mijnen geest. worden ... Aan u mijne naastD o o r de onschuld van haar le v e n , de eenvou digh eid van haar g ed rag , en de zu iv erh eid van haar herte, v e r diend e zij de lie v e lin g e van Jesu s-C hristus te w orden. bestaanden en vrienden, vraag Zij w as eene v an die v o o rz ic h tig e m aagden, altijd v eerd ig en w ach ten d e op de kom st van dien hem elik maar eene zaak te weten: sch en bruidegom , En als de H e e r riep en zegde : S ta op, mijne w elbem ind e en kom ; de w in te r der ellen d en is w e g v o o r u... de bloem en der belooning dat gij u mijner in uwe gebeden o n tlu ik en reeds. 10-12 ) zij m ocht m et o p g e ruim dheid an tw o o rd en : zie ik kom to t U , aanbid delij zoudet gedenken, gij k e Z a lig m a ker, dien ik altijd bemind heb, dien ik g e zo ch t heb, dien ik altijd begeerd heb te b ezitten , Zij h e eft den arm e n o o it g e w e ig e rd . G e lu k k ig die de derlijk mijne zuster die U den liefdadigheid w eten te beo efen en ; hunne go ed e w e r ken zu llen tot v o o r d e n troon van G od opklim m en en Hij zal ze in d achtig zijn. heer hebt toegewijd. ’ t VN'as haar eene g ro o te e e r M aria te dienen. .
(H . a l p h .)
( m a t t h . x x v .)
(c a n t. c. h .
h .agn
.
Zij bem inde teerh e rtig G ods w aa rh eid , zijne k e r k en C hristu s lichaam . Zij bevo o rderded en lu iste r van G ods huis. Bemind van G od en de m enschen za l hare geheugenis in ze g en in g blijven. In d a ch tig de w oorden v an den Paus Pius I X : de k e rk en de m aatschappij hebben geen e hoop dan in het h ert v an onzen H eer. H e t za l o n ze k w a le n g en e zen . Zij dro eg d it hert ee n e bijzondere g o d vruch tigh eid toe. A a n u mijne n aastbestaan den en vrien d en , v ra a g ik m aar eene zaak te w eten : dat gij u mijner in u w e g e beden zoudet g ed en k en , gij bijzonderlijk mijne zu ster die U den H e er hebt toegew ijd. Z o ete herten van Jésu s en M aria w e e s t mijnen to e v lu c h t (300 dagen aflaat) D R U K K . J . D E C O U T E R E -D U E Z , W A C K E N .
1
Naast de vele citaten uit het evangelie en heiligenlevens was deze tekst op het bidprentje de persoonlijke bijdrage van de dorpspastoor1 en meteen de omschrijving van de bijzonder milde en godsvruchtige vrouw.
Jules Rootsaert: geboren te Izegem, onderpastoor te Zonnebeke (1878) en Tielt (1888), pastoor te Wakken van 1901 (pastoor benoemd op 10 mei en geïnstalleerd op 28 mei) tot 1909.
140
Toen ze op 11 januari 1905 om 11 uur stierf, deden Honoré Debrabandere, oud acht en veertig jaren, notaris te Meulebeke, en Alidor deBorchgrave, oud een en twintig jaren, gemeente secretaris te Wacken, kozijns der overledene, de aangifte van overlijden aan Charles Vanhaesebrouck, schepen en gedelegeerd ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Wakken. Legaat aan de Burgerlijke Godshuizen
Vijf jaar voor haar overlijden had ze, op 13 februari 1900, in haar eigen huis in de Molenstraat, aan notaris Edmond Van Severen, haar testament gedicteerd.2 Getuigen waren Leopold Lambrecht (brigadier-veldwachter), Joseph Naessens (horlogemaker), Alphonse Van der Haeghen (winkelier) en Alphonse Waelens (schoenmaker). Zij werd omschreven als Jufvrouw Mathielde Van Schoebeke, grondeigenares, zonder beroep. Ik geve en legatere aan de Burgerlijke Godshuizen van Wacken, twee partijen land gelegen te Wacken in het Hekkenstraatje, bekend ten kadaster sectie B nummers 818a en 819b, groot volgens kadaster twee hectaren acht en veertig aren vijf en tachtig centiaren, aangekocht jegens de begijn Van Damme.3 De voorwaarden waren: 1. twee solemnele jaargetijden, eerste klas, het eerste voor mij en mijn overleden broeder Ferdinand, rond de date van mijn over lijden en het tweede in den loop der maand juni van ieder jaar, voor mijne overleden ouders, broeders en zusters; 2. doen uitdelen aan den armen van Wacken, op den dag van ieder der voormelde jaargetijden, voor zestig franks tarwen brood, dus te samen perjare voor honderd en twintig franks; 3. doen celebreren, ook eeuwigdurend en alle jaren, vier gezongen missen met assistentie, voor mij en mijn overleden ouders, broeders en zusters. De kosten voor de kerkdiensten liepen op tot 217 frank (2 jaargetijden: 51 frank, tweemaal 60 frank brood en vier missen ten bedrage van 46 frank). Volgens aangehechte nota werd het land verpacht (moet dienen als waarborg voor de lasten die aan de milddadigheid gehecht zijn) voor 324 frank, zodat er nog een overschot was van 107 frank. De percelen die Mathilde aan de godshuizen schonk, lagen in de Hekkenstraat aan de overzijde van het rustoord. De partij secte B 818a zou later (1949’50) verkaveld worden voor de bouw van 25 sociale woningen door de bouwmaatschappij ‘CV Mijn Huis’ uit Harelbeke.4 2
Gemeentelijk Archief Wakken, Archief OCMW, Map legaten.
3
Rosalie Van Damme, grondeigenares en begijn woonde in Gent in het Klein Hof. Zij was de enige dochter van Charles Van Damme, burgemeester van Wakken van 1830 tot 1836.
4
Desmet J„ Van oudemanshms tot woon- en zorgcentrum, Wakken, Heemkundige Kring Het Bourgondisch Erfgoed, 2003, p. 63.
141
Legaat aan de kerkfabriek
Bij akte verleden voor notaris Edmond Van Severen schonk Mathilde op 13 september 1902 aan de kerkfabriek eene partij land groot volgens kadaster 31 aren 50 centiaren en volgens titel 34 aren 46 centiaren gelegen te Wacken, wijk Molenkouter, kadastraal bekend sectie B nummer 1008. Een week daarvoor, op 7 september, waren de kerkmeesters van Wakken (pastoor J. Rootsaert, secretaris A. De Borchgrave en lid J. Dhuyvetter) samengekomen om de schenking officieel te aanvaarden en aan de bevoegde overheid de nodige machtiging te vragen. In het ‘Liber memorialis’ schreef pastoor Jules Rootsaert hierover het volgende: Landgifte. Daar sedert merkelijken tijd reeds meermaal bestatigd werd en door eiken deen geklaagd dat het kerhof (rond de kerk gelegen) veel te klein was om verders betamelijk tot zijne bestemming eerbaar en gevoegelijk te kunnen dienen, zoo viel het in ’t gedacht van Jfr. Mathilde Vanschoebeke, reeds meermaals hooger vermeld, gift te doen aan de kerkfabriek van Wacken (geenszins aan de gemeente) van een stuk grond daartoe te schikken en te gebruiken. Na wederzijds schrijven tusschen mij (pastoor) en het bisdom werd deze gift voor goed officieel gedaan ten huize van voormelde jfr. Math. Vanschoebeke op 13 september 1902 (...) de partij land waarvan gifte is groot eenen dertig aren, vijftig centiaren, volgens cadaster en volgens titel vier en dertig aren zesen veertig centiaren, gelegen te Wacken, wijk Molenkouter, bekend ter cadaster sectie B nummer 1008f, palend oost aan Baron Kervijn de Lettenhove te Wacken en de geefster, zuid de geefster, west de straat en noord Decocker-Vanmelle te Marckeghem. De groote van het huidige kerkhof is 15.53 a of in persen 175. Schenkingen aan de kerk: klokken
Toen pastoor Jules Rootsaert hier aankwam in 1901, hing maar eene klok in Wackens kerktoren, hoewel er drij klokstoelen waren... Mijne begeerte was een drijgeluid te bekomen. Zij kwam weldra eene blijde wezentlijkheid door de milde tusschenkomst van Mathilde Vanschoebeke, rentenierster (...), die twee nieuwe klokken de kerk van Wacken schonk,s De klokken kwamen toe op zaterdag 28 december 1901 en werden gewijd op maandag 30 december om llu . in de voormiddag. De grote klok woog 829,5 kg en de kleine 433,5 kg en kostten 3,30 fr. per kg, dus
5
Archief Pastorie Wakken, Liber Memorialis - 1901.
142
4167.90 fr. Voor het monteren werd nog eens 250 frank betaald. Ter gelegenheid dezer wijding werd ook eene solemnele mis gezongen ter eer der heiligen Petrus en Catharina, patroonen der kerk, en een brooddeel gedaan aan de armen, dit alles ook op de kosten van de geefster, de eerzame Jfr. Mathilde Vanschoebeke. De oude klok die nu de middelklokke geworden was en die om de kort heid van haren toon lelijk afstak met de twee ingekomene van over drij maanden, werd ook vervangen met nog een duwken van de reeds zoo gunstig gekende weldoenster, juffer Mathilde Vanschoebeke. De nieuwe klok woog 578 kg en werd betaald aan 3,20 fr. per kg. De oude klok van 405 kg werd van de hand gedaan tegen 2,70 fr. per kg. Voor het monteren werd 60 frank betaald. Jfr. Math. Vanschoebeke, onpasselijke zijnde, werd als meter vervangen door Jfr. Verougstraete, woonachtig te VijveSint-Baafs, die ook aan de tafel der pastorij hare plaats innam. ...e n tabernakel of ‘n ieu w H eiligsakram entshuyseke’
Als stille getuige staat op het kerkhof van Wakken nog het graf van de familie Vanschoebeke - De Brabander. Ondanks de vroegere mildheid en de vele schenkingen van Mathilde, staat het graf er nu verweesd en verlaten bij. Blijft er werkelijk niets over voor een restauratie?
Eerw. H. Pastoor onlangs in de kerk gesproken hebbende over den eeredienst het Allerh. Sakrament ver schuldigd, en het inrichten eener Confrérie van o f ter eere van het Allerh. Sakrament, zoo kwam de wel eerzame Jfr Mathildis Vanschoebeke (wier lof reeds niet meer te maken is) voor in die inrichting mede te helpen door het gunnen aan den Eerw. H. Pastoor van een nieuw paviljoen voor het Allerheiligste Sakrament. De opdracht werd toe vertrouwd aan Jos De Raedt van Izegem. De kostprijs bedroeg 558,78 fr.
143
Uitvaartcentrum
DHONDT & BOCKELANDT Begrafenissen - Crematies - Funérarium Stationstraat 103 - Tielt Tel. 051 40 02 27 - Fax 051 40 56 27
DLE COMPUTERS
Vredestraat 20 8700 TIELT Tel. 051 40 61 93
& ^RGENTK
uw appeltje voor de dorst ATeKa bvba Tanghe Kris
ADVERTENTIERUIMTE TE HUUR
051 40 18 38
leperstraat 8 • Tielt Vinktstraat 5 • Aarsele
bvba Drukkerij Desmet-Dhondt, Wakken
ZootenhuHe
iCalejhwk (}gn ffifle 'B a te lm q ,
StrmteÀ-Xs^
ucqm r PodrJtractg/
•e /m iv e r.f
%lcfflOek
j t 'aene<//tjÿn >oom
'conti
jq B ft
A e rie e ïe \, \
t h if ; i i£/n
t’feifern 'i'ra n ie/ ridt. ’irk U_1 f I Ni;
' Markiufhe/t Yrieçtfl
yf f
-weLj/iem
Wacken
a fJC tzsiB e /'a iriu /q e - \\
Ir
‘
‘
i/o Abeele [ ~
W a n s b riig g e
.Roojêfoke-
J/fBaekr-
///u'ter i ,/ %
Wi&imenhime /
Ww l A
ct>erm
De RoeÔe van Tieft Driem aandelijks heemkundig tijdschrift 3 5ste jaargang, nr. 4 — oktober - november - december 2 0 0 4 Afgiftekantoor 8700 Tielt
Kortrijkstraat 56 8700 Tielt Tel. 051 40 11 76
Kasteelstraat 149 8700 TIELT T
Tel. 051 40 18 23 Fax 051 40 51 93 w w w .d e m e ib l o e m .be
CENTRALE VERWARMING & SANITAIR
Deconynck-Ampe bvba
Oude Stationstraat 142 8700 Tielt (aan het station) Tel. 051 40 64 35
ALGEMENE ELECTRICITEIT bvba Debusschere
E.&L.
ir.
d Bruggestraat 43 - 8700 TIELT
Mazout Toonzaal en magazijn:
Klijtenstraat 27-29 8700 Tielt
Tel. 051 40 07 15 Fax 051 40 73 37 GSM 0475 32 77 08 Privaat- en industriële installaties Laagspanningsinstallaties
Voor service en kwaliteit:
Gecertificeerd installateur: dom otica data- en netwerkbekabeling
Tel. 051 40 01 09
STU D IE-AD VIES-U ITVO ER IN G
De Roeรถe van Tielt Driemaandelijks heemkundig tijdschrift voor de gemeenten van de vroegere roede van Tielt: Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem en Zwevezele 35SK jaargang, nr. 4 - oktober - november - december 2004 W ettelijk depot - BD 25413
De Roede van Tielt
Inhoud
Gesticht op 28 april 1970 Lid van het West-Vlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde
Rudi De Brabandere DE HOEVE ‘HET STRICHTENSGOET’ IN KANEGEM p. 146-170
erevoorzitter: Paul Vandepitte, voorzitter 1970-2000
Danny Everaert HET AVONTUUR VAN ROSALIE VINCKIER UIT MEULEBEKE p. 171-183
Voorzitter en verantwoordelijk uitgever:
liiez Démarrez MEULEBEEKSE AR M EN ZO RG VOOR ADRIAEN FRAIJM AN IN 1727 p. 184-188
Michaël DELANGE Veldstraat 96, 8780 Oostrozebeke Tel.: 0474 43 73 01 E-mail: m.delange@yucom.be
Paul Huys DE ‘VISITATIE’ VAN BISSCHOP CAROLUS MAES IN DENTERGEM (1611) p. 189-192
Ondervoorzitter: Luc NEYT Luxemburglaan 21, 8700 Tielt Tel.: 051 40 60 75 E-mail: Lneyt@belgacom.net
Secretaris-penningmeester: Philippe DE GRYSE Stoktmolenstraat 32/3, 8700 Tielt Tel. & Fax: 051 40 18 38
Redactieraad: Jaak Billiet, Johan Buyck, Paul Callens, Philippe De Gryse, Michaël Delange, Frans Hollevoet, Thijs Lambrecht
Juul Desmet OPENBARE VERKOOP VAN EEN CAFE-INBOEDEL IN WAKKEN IN 1830 p. 193-195 Patrick Maes ENKELE GEGEVENS OVER DE TIELTSE DISTRICTSCOMMISSARIS LUCIEN AEBEN (1796-1837) p. 196-199 Julien Verbrugge NOG DE TIELTSE POLITIE EIND 19DE/BEGIN 20STE EEUW p. 200-203 Adressen van de auteurs: Rudi De Brabandere Sint-Janstraat 35, 8700 Tielt Danny Everaert Zeedijkweg 25, 8210 Loppem liiez Démarrez C. Buyssestraat 34, 9810 Eke Paul Huys Deinse Horsweg 18, 9031 Drongen Juul Desmet Roterijstraat 3, 8720 Wakken
“ De Roede van Tielt” verschijnt viermaal per jaar. De lidmaatschapsbijdrage is € 17,50 voor gewone leden, € 35 of meer voor ereleden, over te schrijven op het bankrekeningnummer 4679350801-88 van De Roede van Tielt, Stoktmolen straat 32/3, 8700 Tielt. Er worden geen losse nummers verkocht. Bijdragen worden aan de redactiesecretaris bezorgd. Elke auteur heeft recht op tien exemplaren van het tijdschrift met zijn bijdrage. Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in “ De Roede van Tielt” mogen slechts overgenomen worden na de uitdrukkelijke toestemming van de redactie.
Patrick Maes Noordabeelstraat 33 b, 8830 Gits Julien Verbrugge Pontweg 63, 8700 Tielt Bibliotheek & fototheek: Beernegem straat 5, 8700 Tielt open elke zaterdag, lOuOO - llu3 0 of na afspraak
Cartotheek: Hazelaarkouter 60, 8700 Tielt, na afspraak. Kaft: detail van de kaart “ District van Thielt (West-Vlaanderen). Bevat 1 stad, 17 gemeenten en 63.986 zielen” (ca. 1825) (verz. Paul Vandepitte)
145
Rudi De Brabandere
DE HOEVE ‘HET STRICHTENSGOET’ I \ KANEGEM OOIT BEWOOND DOOR DE SPAANSE ADELLIJKE FAMILIE DE CASTILLO In de parochieregisters van Kanegem staan eind de 17de eeuw vier merk waardige akten ingeschreven. De vier behandelen alle de Spaanse adel lijke familie ’de Castillo’. Hoe komt Spaanse adel in Kanegem terecht ? De akten van de Spaanse adellijke familie de Castillo01 Akte 1: datum: 07.03.1686 overlijden van Dominus Joannes de Castillo: A nno 1686 die 7 martii sepultus nobilis Dm us Joannis Castillo etatis suo circiter ... annorum Akte 2:
datum: 22.01.1688 overlijden van Dominus Carolus de Castillo:
Anno 1688 die 22 januarii infrascriptus sepultus est nobilis Dmus Carolus de Castillo maritus dne Comelia Judoca Borgaro etatis suo circi ter 33 annorum Akte 3:
datum:15.07.1690 overlijden van Domina Judoca Borgaro:
Anno 1690 die 15 julii sepulta est Dna Judoca Borgara vidua nobilis Dm i Caroli de Castillo oibus eccles sacramentis munita iacet in summo scoro huius ecclie etatibus 40 annorum Akte 4:
datum: 04/01/1688 geboorte van Carolus Franciscus de Castillo:
Anno 1688 die 4 january infrascreptus baptisavi Carolus Franciscus films nobilis Dom ini Caroli de Castillo et Dominae Comeliae Annae Borgaro 1
Parochieregisters Kanegem - Stadhuis van en te Tielt
146
coniugni susceperunt Dns Guillielmus de Cock et lsabella Theresia van Bnssche natus 3 huius circa medi mane Corn goudevaert Pastor’
Het Hof te Caneghem Via de familienaam de Castillo belanden we rechtstreeks op de hoeve ’het Strichtensgoet’. Deze hoeve kreeg in de loop van haar geschiedenis drie namen toebedeeld: ’het Hof van Caneghem’, ’het Goet de Castillo’ en ’het Goet ter Stricht’ of ’Strichtensgoet’. De hoeve met bijhorende gronden was van ouds een leen van de heer lijkheid Hamme in Kanegem en had zelf het statuut van heerlijkheid. Ze was gelegen tegen de grens met Ruiselede en omvatte dan ook enkele enclaves binnen het dorp Ruiselede. Als heerlijkheid beschikte ze over een eigen baljuw, maar diende de schepenen van de heerlijkheid Hamme te gebruiken. De hoeve het Strichtensgoed, nu Strichtensgoedstraat 1, was de hoeve op het foncier, het deel van de heerlijkheid dat de heer in eigen bezit hield. Daarnaast bezat ze enkele achterlenen in Kanegem, Ruiselede en Poeke. Vóór het begin van de 17de eeuw zijn weinig gegevens terug gevonden. Hoeve en heerlijkheid droegen toen de naam ’het Hof van Caneghem’ of het ’Goet te Caneghem’. De verste eigenaar die we konden terugvinden was Jan van Claerhout, in 1502 heer van Pittem, ook eigenaar van de heerlijkheid Hamme zelf. De leenhouder was toen Jan Heyndricxt2): ‘ ’tgoedt te Caneghem - april 1502 naer paesschen Volghende den letteren van bevelen aen alle leenhouders binnen de Casselrije van curtrijck onlanckx ghepubliceert ter cruysen binnen den selver stede ende oock over de ghemeene ... Ick Jan heyndricx overgheve bij desen de grootte van mijnen leene dat ick houdende ben van Edelen ende Weerden heere Ja n van Claerhout Rudder heere van Putthem ... van sijne hove ende heerlijehede vanden Hamme ... gheheeten tgoedt te Caneghem groot onder landt, busch ende meersch met den waeter 28 b ... men is houdende naervolghende leene ende heerschepe ... Arendt van Grijspeere ... Willem de Virie ... Raymin van Coolbeke ... Matheus de Gast ... Jan vanden Bossche ... dootcoop van 15 gr auden pondt grooten ... laten in Caneghem, Poucques, Ruyselede .... stellen een baljuw ... ontleent schepenen jeghens den heere vanden hamme ... behoort toe tol, vondt, bastaerdgoedt, stragiersgoedt, metter boeten van 3 ponden’1 1
R .A .G . - Fonds Preudhomme d ’Hailly - 700
147
De familie de Castillo en het Goet de Castillo In de 17de eeuw komt de heerlijkheid in handen van de Spaanse adel lijke familie de Castillo. Dit gebeurt in de woelige tijden na de gods dienstoorlogen. Veel grote hoeven en heerlijkheden, die soms lange tijd leeg, zonder bewoner of beheer hadden gestaan, wisselden toen van eigenaar. De in bezitsname gebeurde via Margareta van Mortaigne, dochter van Godevaart en Amelberga Hendricx. Een afstammelinge van Jan Heyndricx, leenhouder in 1502?
Familieschets de Castillo Voor deze studie starten we de familieschets met Petrus/Pedro de Castillo, een Spaanse hooggeplaatste aristocraat, die in het kielzog van de Spaanse heersers naar de lage landen afzakte. Hij belandde in Brugge. Later verdedigde de familie haar belangen in de stad Gent, die ondertussen het politieke roer van Brugge volledig had overgenomen. Via de familie van Morta(i)gne kwamen de de Castillo’s in het bezit van het ‘Hof van Caneghem’ en werden ze er heer van. De heerlijkheid en de hoeve werden in die periode dan ook ‘het Goet de Castillo’ genoemd(3)(4). I
Don Pedro de Castillo
x Dona Francisca de Lopez Pardo
Komt aan in Brugge Petrus/Pedro stichtte op 12 maart 1512 een fondatie van 34 provenen ten voordele van de dis van de O.L.V-kerk in Brugge. Deze moesten verdeeld worden op de grote kerkelijke feestdagen II Don Juan de Castillo Ridder, kommandeur der orde van Sint-Jacob, regidor van Burgos, hofmeester der ruiterij van keizer Karel V in de Nederlanden
x Jonkvrouw Clara van Bosschuysen, gezeid de Guines (van de graven), dv Jan en Anna van Croonenburg
Zijn zus Catharina huwde op 25 oktober 1511 in Brugge met don Francisco del Rio, heer van Egem. De familie del Rio kwam vanuit3 4
3
Gustaaf van Hoorebeke - le Nobiliaire de Gand - R .A .G .
4
Gustaaf Van Hoorebeke - Wisselvalligheden der hoogedele Spaansche familie De Castillo - Gent 1895
148
Segovia naar Brugge. In 1641 kochten ze het kasteel van Egem151. Een andere zus, Marguerita, huwde met don Diego de Villa, een majoor in het Spaanse leger. Hun afstammelingen droegen de naam de Villa De Castillo. III Jan de Castillo Ridder, gouverneur van Nieuwpoort (1589) + 11.08.1603 Begraven in St-Baafs te Gent Schepen van de Keure en Gedeele van Gent (1590-1602)
x Dame Margareta van Morta(i)gne, gezeid Potelles dv Godevaart en Amelberga Hendricx, vrouw van Erembodegem en van ’t Hof te Caneghem + 08.05.1610
IV Jonkheer Jan de Castillo Heer van Vlienderbeke in Pittem en van ’t Hof te Caneghem + 05.08.1677 Schepen van de Keure en Gedeele van Gent (1616-1628)
x Jonkvrouw Clara de Hembyze
V Don Juan de Castillo 0 04.10.1617 St-Michiels, Gent + 04.03.1686 Kanegem'» Heer van ’t Hof te Caneghem Schepen van de Keure en Gedeele van Gent (1652-1659)
x Edele Vrouwe Joanna Maria de Zaman + 18.12.1675 xx Jonkvrouw Isabella Sutton (Eng)
VI Don Carolus de Castillo ° 30.04.1654 + 02.01.1688 Kanegem1» Heer van ’t Hof te Caneghem
x Cornelia Judoca Borgaro 0 circa 1650 + 15.07.1690 Kanegem1»
VII Carolus Franciscus de Castillo ° 04.01.1688 Kanegem'» Jan del Castillo (zie II) werd in 1520 in de adelstand verheven. In de familiepapieren is volgend afschrift bewaard gebleven161:5 6 1
Parochieregisters Kanegem - Stadhuis van en te Tielt
5
Het Spaans-Brugs geslacht del Rio - Biekorf - 1961 - p. 77
6
R .A .G . - Familiefonds - 1198 - inv 191/3
149
‘(Patentes de chevalerie) Carolus Quintus, divina favente clemencia electus Romanorum Imperator, semper Augustus, ac rex Germaniae, Castillae, Arragonae ... cornes Flandrie ... spectabili fideli nobis dilecto Joanni de Castillione Brugensi, militi et equiti Aurato Graciam nostra caesaream et omni bonu . . . t e praefatu Joannem de Castellione, in hoc dies coronationes nostre, maiorem et praedecessorum nostrorum Romanorum regum ... militem et equitem auratum motu proprio ... die vigesima tertia mensus octobris anno domini millesimo quingentesimo vigesimo' Don Juan de Castillo (zie V) verliet de stad Gent, nadat de familie er drie generaties lang het schepenambt had uitgeoefend. Kwam hij dan al in Kanegem terecht? Om een onbekende reden is deze tak van de familie verarmd en werd ze financieel gedwongen op haar eigen hoeve, ‘het Goet de Castillo’, te gaan wonen. Wellicht was dat als hereboer, maar toch een vrij ongewone situatie. Uit deze periode stammen de vermelde akten uit de Kanegemse parochieregisters. In een uitgewerkte stamboom van de familie staat bij Don Carolus de Castillo (zie VI) alleen geschreven: ‘se mésallia’, huwt onder zijn stand171. De naam van zijn vrouw en verdere afstamming staan zelfs niet vermeld. Zo verliep dat in die tijd in de hogere kringen. Zijn afstammelingen waren zelfs genoodzaakt de heerlijkheid ‘ ’t Hof van Caneghem’ te ver kopen. Een ietwat vergelijkbaar verhaal speelde zich in Pittem af. Daar erfde Louis Charles de Villa de Castillo enkele belangrijke eigendommen. Hij was ook lid van dezelfde adellijke familie de Castillo, maar zelf stierf hij onvermogend. Zijn overlijdensakte betitelde hem nog als ‘nobilis dominus’. De eigendommen betroffen onder andere de heerlijkheid van Vlienderbeke in Pittem, een leen bestaande in ‘behuysde hofstede, upperhof, nederhof, metter wallen ... groot 22 bunder’. De heerlijkheid had als voorrecht “ tvooren malen ter muelene van claerhout’. Eigenaars waren onder andere Don Juan de Castillo (1640) (zie IV) - Jan Baptist de Villa de Castillo (1681) - Louis Charles de Villa de Castillo (1724). Die laatste diende te verkopen aan de familie Malcamp, een familie die we ook in Kanegem terugvinden als eigenaars van gronden afhangende van ‘het Hof te Caneghem’. Afstammelingen de Villa de Castillo zijn 7
7
R .A.B . - 27E33 - Généalogie des familles nobles et anciennes des 17 provinces des Pays-Bas - I er tome - 1781
150
bekend in het Gentse. Ook in Tielt leefden er de Villa’s halfweg de 19de eeuwl8)l9).
De familie vander Stricht en ‘Het Goet ter Stricht’ In 1698 werd de Kanegemse heerlijkheid van Castillië/de Castillo door de erfgenamen van wijlen Karel/Carolus de Castillo, zoon van Jan en van Judoca Borgaro, voor de schepenen van het Gedeele te Gent verkocht<10K11): ‘sterfhnyse van Jor Chls de castillo filius lor Jan ende van vrauwe Judoca borgaro sijne wed ... xxiiij juli ende xvii 9bre 1698 . . . t e branden van twee distincte keerssen danof deerste ghebrant sal worden den thienden december ende de tweede veerthein daeghen daemaer wesende den xxiiij Xbre van voors jaere 1698 ten thien hueren voor noene ... meest biedende de naeste onder andere te coepe gheweest hadden de naerschr goederen ... Alvooren een bewalde ende beduusde hofstede ghestaen ende gheleghen binnen de prochie van Caneghem gheheeten thof te Caneghem met alle sijne toebehoorten bestaende onder lant, mersch, bosch ende watere tot drijendertich bunderen drij dondert Ixxv roeden consisterende inde naerschr partijen ghehouden in leene ende maenschepe vanden dove van hamme en behoort desen leene in zuveren renten xlviij Ib scheling parisis thien havesters evene... achtelingen deynsche maete ende vier achtelingen thieltsche negen cappoen acht hoenderen ende derthienevene tjaers streckende diversche landen inde prochie van poucke, ruysselede ende caneghem... ’ In de rand van het document is het opbieden tussen twee kandidaatkopers te volgen: ‘den procureur sulers voor hem ofte sijnen commandant stelt desen coop inne up 300-0-0 p - d ’heer ende mre Jan vander Stricht stelt in op 4000-0 p - Sulers noch 200-0-0 - vanderstricht 700-0-0 - Sulers noch 50-0-0 - vanderstricht up ende alsoo bleven 800-0-0’*9 0 1
Valère Arickx - Geschiedenis van Pittem - Drukkerij Veys, Pittem - 1951 9
De Castillo - L’intermédiaire des généalogistes - nr 161 - 27 jg - 5/1972 - p. 305/307
10 S .A .G . - serie 345 - pak 49 - akt 53 11 Verzameld Archief Ruiselede - boek XI - p. 247
151
Koper van de heerlijkheid was dus alweer een Gentse familie van hoge ambtenaren, de familie vander Stricht. In die periode werd de hoeve meestal ‘het Goet ter Stricht’ genoemd, naam die ze nu nog draagt.
Familieschets vander Stricht1121 I Passchier vander Stricht II
Philips vanderstricht x J. Mackoen
lila Joannes vander Stricht Schepen van Gent Advokaat in de Raad van Vlaanderen Heer van ‘t Hof van Caneghem x Marie Agnes Calendries dochter van de greffier van Dendermonde + 14.07.1757 Begraven voor de biechtstoel van de proost in de kapel van Lanchals in de O.L.V.-kerk Ontving voor haar kinderen adelbrieven op 26.05.1728
Mb Marie Susane vander Stricht x Loys vanden Hecke
Een huwelijksovereenkomst tussen Jan vander Stricht en Marie Agnes van Calendries met veel regelingen rond de heerlijkheid van het Hof te Caneghem is bewaard in Brugge. Ondertekenaars waren: vander Stricht - Calendries - Spanoghe - van HammeM1 IV
Joannes vander Stricht ° Gent + 01.12.1775 (begraven naast zijn moeder) Heer van ’t Hof van Caneghem Apostelijke protonotarius*1 3
R .A .G . - Familiefonds Vandenhecke de Lembeke - 2494 - Legaat J . Vander Stricht 13 R .A .G . - Familiefonds - inv reg 191/3 - 682 - nalatenschap Vander Stricht
152
Kanunnik van St-Salvators en St-Donaes in Brugge Proost van St-Hermes in Ronse 42s,e Proost van O.L.V.-kerk in Brugge - in 1742 benoemd door Maria Theresia. Hij deed zijn blijde intrede in Brugge op 10 oktober 1742 en bestuurde de O.L.V.-kerk gedurende 33 jaar! Het proostschap van de O.L.V.-kerk in Brugge was een zeer aanzienlijke titel. Binnen Brugge genoot de proost de eerste rang na de bisschop. De Vlaamse graaf stelde kandidaten voor en het kapittel van kanunniken, samen met de bisschop, benoemde ze. De proost benoemde op zijn beurt alle kerkbeambten (disontvanger, disknapen, roededrager, orga nist, klokluider, kerkbaljuw). De meeste proosten waren van adellijke afkomst en onderscheidden zich door hun grote geleerdheid1141.
Foto 1: Nis boven de ingang van het Groeningemuseum, waarin het wapen vander Stricht was aangebracht (Dijver, Brugge) vander Stricht gebruikte zijn vermogen voor goede werken en was een graag geziene heer, die wel in praal leefde. Hij liet via het aanbrengen van zijn wapen op diverse plaatsen zijn aanwezigheid en macht duidelijk blijken. Zelf woonde hij in de proosdijwoning op de Dijver in Brugge1 4 14 Kan.G.F.Tanghe - Parochieboeken - deel 1 - Familia et Patria - Handzame - 1977
153
Foto 2: Onze-Lieve-Vrouwekerk, Brugge - smeedijzeren hek met wapen vander Stricht
154
Foto 3:
Sint-Christoffelhoeve (Damse Vaart West, Damme)
155
(nu Groeningemuseum). Daar was zijn wapen boven de deur aangebracht (zie foto 1), nu bewaard onder de gaanderij van Gruuthuse (?). Ook midden de O .L .V .-kerk, boven de kooringang, is zijn wapen nog steeds op het ijzeren hek te zien (zie foto 2).
Foto 4: Wapen vander Stricht boven de inrijpoort van de SintChristoffelhoeve, Damme
Foto 5: Huis de Grote Sterre met wapen vander Stricht (Marktplein, Damme)1 6 5
In Damme kocht hij in 1755 een buitengoed: ‘de Sint-Christoffelhoeve’ (Damse Vaart West), eer tijds het kasteelgoed ‘De Proosdij’, met een woonhuis uit de 16de eeuw, waarvan hij de schuren, stallingen en het wagen huis verbouwde1151. Zijn wapen prijkt ook daar nog steeds boven de deur (zie foto’s 3 en 4). Eveneens in Damme draagt het 15de eeuwse huis ‘de Grote Sterre’ (Marktplein), - ook ooit zijn eigendom en sinds 21.09.1962 beschermd als monument - zijn wapen en spreuk (zie foto 5). Overigens liet vander Stricht de stad heropbouwen nadat het middeleeuwse Damme halfweg de 18dc eeuw werd gesloopt. Ook in Kanegem is het wapen van vander Stricht aangebracht boven de lage ingangsdeur van ‘het Strichtensgoet’ (zie foto’s 6 en 6bis). De aanwezigheid van de twee rijen kwasten en de hoed geen bisschopshoed, maar deze van een protonotarius116’ - gaven
15 Mare Van de Wiele - Het Damme van toen en omgeving - Brugge - 1981 16 C.Pama - Rietstaps Handboek der Wapenkunde - Leiden - 1961
156
Foto 6: Woonhuis op het Strichtensgoet met wapen vander Stricht boven de voordeur (Strichtensgoedstraat 1, Kanegem)
157
Foto 6bis Bruiloft op het Strichtensgoed (namen en datum onbekend) met het wapenschild vander Stricht boven de deur (fotoverzameling De Roede van Tielt)
158
wel eens aanleiding om de hoeve foutief het statuut van een monikkenhoeve te geven. Fout dus!
Wapenbeschrijving vander Stricht(17): Wapen: gulden keper met drie gulden torens op zwart veld (de sable au chevron d’or accompagné de trois tours du même)(18> Versiering:
kentekens van de protonotarius (hoed en 3 rijen kwasten)
Kenspreuk: pacem opto (ik wens vrede) Joannes vander Stricht liet het Hof te Caneghem over aan de familie van Hamme. Van Hamme was familie en erfgenaam aan vander Stricht van moederszijde (van Calendries).
1967 J.B.Rietstap - Armorial Général - Tome II - Heraldry today - London
159
Familieschets van Hamme(19) Het betreft hier nogmaals een Gentse adellijke familie. Mathias en na hem Balthazar Joseph van Hamme werden erfgenamen van het Hof te Caneghem via hun grootmoeder Johanna Isabella van Calendries. I
Jan van Hamme
Ha
Pieter van Hamme x Elisabeth van Langenhove
III
Frans van Hamme x Johanna Isabella van Calendries
Ilb Jaspar van Hamme Kan.v.d. Kolleg. Kerk O.L..V. in Dendermonde
IVa Jan Georges van Hamme x Marie Anne Jacopssen
IVb Mathias van Hamme Kan.v.d. Kolleg. Kerk St Donaas in Brugge
Va
Vb Mathias Frans van Hamme Kan.v.d. Kolleg. Kerk O.L.V. in Brugge Benoemd in 1759 + 1769 Heer van â&#x20AC;&#x2122;t Hof te Caneghem
Balthazar Joseph van Hamme Kan.v.d. Kolleg. Kerk O.L.V. in Brugge Benoemd in 1769 + 1794 Heer van â&#x20AC;&#x2122;t Hof te Caneghem
R .A .B . - Familiefonds - 1624
160
Opbouw van de heerlijkheid Castillo (dikke volle lijn = leengronden / dikke gestippelde lijn = rentegronden) (Romeinse cijfer = nummer van het kanton in het landboek) (Arabische cijfer = nummer van het perceel binnen het kanton) (Alleen bij de hofsteden werden de eigenaars/gebruikers aangegeven) (b = bunder / r = roede / 1 = lijn / g = gemet)
Fonciergronden(20) Waren alle in Kanegem gelegen en bleven in eigendom van de heer. Al deze gronden werden steeds in één blok verpacht. 1 2 3
VI 1 VI 11 VI 12
373 r 1 b 24 r 294 r
struyckbosch wee bewalde hofstede + boomgaert ” ’t goed ter stricht”
20 S.A .T. - Landboek Kanegem
161
Foto 7:
Hoeve op rentegrond (Kasteelhoevestraat 7, Kanegem)
162
Foto 8:
Hoeve op rentegrond (Mevrouwmolenstraat 8, Kanegem)
163
De hoeve "t Goet ter Stricht’ of ‘Strichtensgoet’ ligt anno 2004 nog altijd op een oude motte of terp en is nog omwald. Pachter/gebruiker in 1761, 1766, 1770 was François vande Voorde, in 1776 zijn weduwe Rebecca Lievens. Nu is de hofplaats (zie foto 6), Strichtensgoedstraat 1, Kanegem, in eigendom en gebruik van Julien Arickx, gekocht van Jeanne De Ryckere (Ukkel). 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
VI 13 VI 16 VI 17 VI 18 VI 19 VI 23 VI 24 VI 32 VI 40 VII 17 VII 18 VII 25 VII 40 VII 44 VII 46 VII 52
226 r 1 b 371 r 7 b 268 r 3 b 391 r 391 r 237 r 1 b 177 r 235 r 1 b 86 r 10 r 213 r 1 b 245 r 138 r 1 b 88 r 1 b 38 r 390 r
struyckbosch lant lant lant lant bilck bilck lant lant wateringe lant bilck lant wee struyckbosch struyckbosch
Rentegronden in Kanegem121’ 1 IX 52 154 r lant 2 IX 53 hofstede + putterije 2g Eigenaar en gebruiker in 1761 was Pieter vande Voorde Nu: Kasteelhoevestraat 7, Kanegem (zie foto 7) 3 IX 55/56 _ b lant - komt van de heer van Rodes 4 IX 54 lant - bosch = Crayeelbosch 2g 5 IX 57/58 _ b lant meulewalleken 59 88 r 6 IX 60 woonhuis Pachter/gebruiker in 1761 was Guillaume Raes, in 1766 Joannes van Hecke, fs Adriaen - Eigenaar was Jonkheer Jan de Hane, later de baron van Poeke Nu: Mevrouwmolenstraat 8, Kanegem (zie foto 8) 7 VII 39 2_ g de hovekens R .A .K . - Aanwinsten VI - 7000
164
Foto 9:
Hoeve op rentegrond (Ter Eikenstraat 5, Kanegem)
165
8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
21 22 23 24 25
VII 41 VII 42
41 5g 11
lant lant - den lijskens bulck - waterput aan de overzijde
VII 43 2g VII 48 bosch 50 r VII 51 1 g 128 r het patrysse lant VII 52 1b 1r VI 7 2 g4 r VI 4 1b lant VI 21 _ b lant VI 33 lant 4g VI 34 116 r lant VI 42 76 r lant VI 43 hofstede 115 r In de Atlas van de Buurtwegen (1844) was deze hoeve aangeduid als ‘Ferme Vande Voorde’, naar de toenmalige eigenaars/gebruikers. Eigenaar in 1761 was Joseph de Kamer, in 1766 de erfgenamen Pr. Fr. Delcambe. Pachter/gebruiker in 1761 was Guillaume Braeckevelt, in 1766 Elias Braeckevelt. Nu: Ter Eikenstraat 5, Kanegem (zie foto 9). VI 41 331 r lant VI 45 124 r lant (helft in Kanegem) VI 16 5 g 100 r lant VI 45 124 r lant (helft in Ruiselede) VI 44 166 r (percelen 26 tot 30 in Ruiselede gelegen) (percelen 31 tot 51 in Poeke gelegen)
Lenen afhangend van de heerlijkheid van ’t hof van Caneghem12” Leen 1 - 70 g - behuysde hofstede - het leen te Wallekens Eigenaar was: ‘Mher Emanuel Joseph Anthone Rodriges de vora y Vega, Marquis van de lande van Rodes, baron van Beerleghem, ter Strelen, heer van ter Weeden, Brouckstraete, .... souverain parmentier van vlaenderen, edel man vanden huyse van sijne conincklijcke majesteyt van Spaignen’. Het Markizaat van Rode was gelegen in Balegem, Moortsele, Scheldewindeke en was in eigendom van de Markiezen van de lande van Rodes, Markiezen de Vora y Vega de Rodes.
R .A .K . - Aanwinsten VI - 7000
166
Foto 10: Leen 1 - te Wallekens (Mevrouwmolenstraat 10, Kanegem)
167
Pachter/gebruiker in 1687 was Alexander Dhamours1221, in 1718 een zekere Ellebuyck(22) en in 1761 Geeraert de Sutter. Nu: Mevrouwmolenstraat 10, Kanegem (zie foto 10) 1 2 3 4 5
IX IX IX IX IX
61 62 63 44 45
2 b 30 r 2 b 24 r 1 b 75 r 80 r 60 r
lant hofstedeken en lant lant lant meerschelken
Leen 2 - een heerlijcke incommende rente - genoemt de heerlijkheid van Cal(l)esteert Leen 3 - ” t Goet te Damaerts’ in Poeke - 7 b 1/2 Leen 4a - behuysde hofstede, land, meersch, wallen, putterije, dreve - 2 b Eigenaar in 1761 was Jonffr begijntje Willems (Gent). Vóór 1730 hoorde het leen toe aan Maurus de Roo. Pachter/gebruiker in 1761: Mavariscus Huysen, in 1766 Pieter van Daele. Nu: Artemeerstraat 3, Kanegem (zie foto 11) 1 IV 110 260 r hofstedeken 2 IV 111 122 r lant 3 IV 104 346 r lant Leen 4b - 2 stukken lant - lb 1 1 1 IV 109 129 r lant 2 IV 114 282 r lant Leen 5 - 1 b _ lant in Poeke Leen 6 - behuysde hofstede in Kanegem - 2 g 22 r Pachter/gebruiker in 1761 en 1766 was Manuel Pape. Eigenaar in 1723 was Joseph de Caemer(23) en in 1761 Joseph de Kamer. Later de erfge namen van Pr. Fr. Delcambe. Nu: Moremandestraat 5, Kanegem (zie foto 12). 1 VI 20 233 r hofstedeken Leen 7 - incommende heerlijcke rente - genoemt de heerlijckhede van Drinckevelt 22 R .A .G . - Bisdom 3335 23 R .A .G . - Kaarten en Plans 2631
168
Foto 11:
Leen 4a/b (Artemeersstraat 3, Kanegem)
169
Leen 8 + 9 - _ b 4 1 r lant - de Raemeersch - in Poeke Leen 10 - _ b 4 r - lant in Poeke Leen 11 - lant in Kanegem 1 VII 5 1 b 66 r
lant
Foto 12: Leen 6 (Moremandestraat 5, Kanegem)
Bronnen S.A .G .: Stadsarchief Gent R .A .G .: Rijksarchief Gent R . A.B.: Rijksarchief Brugge S. A.T.: Stadsarchief Tielt 170
Danny Everaert
HET AVONTUUR VAN ROSALIE VINCKIER UIT MEULEBEKE - EEN WAAR GEBEURD VERHAAL' In februari 1844 trok Rosalie Vinckier uit Meulebeke - 24 jaar oud naar Brugge om er te ‘gaan dienen bij rijke mensen’. In Brugge beleefde zij een vreemd avontuur. Ze moest er ooit voor een onderzoeksrechter getuigen in een zaak van vermoedelijke moord. Rosalie trof geen schuld. Niettemin voelde zij zich belast met het vermoeden dat zij de onvrijwillige medewerkster aan een vergiftiging was geweest. Tegelijk met dit avontuur overkwam Rosalie Vinckier in Brugge... de liefde. De keukenmeid raakte verliefd op de koetsier van haar ‘Mijnheer’. Ook dàt zou zijn gevolgen hebben.
Van Meulebeke naar Brugge? Zeer waarschijnlijk had Rosalie Vinckier haar post bij de voorname familie in Brugge te danken aan haar burgemeester Pieter Steyaert. De man, afkomstig van Kaprijke, was geneesheer in Meulebeke. Nadat hij in de woelige dagen van 1830 aldaar commandant van de Burgerwacht was geweest, werd hij op 11 november 1830 (niet zonder moeilijk heden) tot burgemeester verkozen.1 2 Weduwnaar geworden, kwam hij in contact met een doktersweduwe uit Brugge... Françoise Louwage, de nicht van Mathilde, de ‘Madame’ of ‘Mevrouw’ uit ons verhaal. De 50jarige dr. Steyaert liet zijn dokterspraktijk en burgemeesterschap van Meulebeke varen om (op 11 november 1844) in Brugge een nieuw leven te beginnen. Wij veronderstellen dat burgemeester Steyaert de link was tussen Rosalie Vinckier en Brugge. Hij zorgde voor een goede keuken meid in het huishouden van zijn toekomstige nicht.
1
Ons verhaal is gebaseerd op een uitgebreid assisendossier bewaard in het Rijksarchief te BeverenWaas, Hof van Assisen van West-Vlaanderen, geklasseerd onder Schoevaerts-Louwage.
2
R. Germonprez e .a ., Het boek van Meulebeke, Meulebeke, 1982, p. 90.
171
Aan de Dijver in Brugge Rosalie moet met grote ogen hebben opgekeken naar het huis aan de Brugse Dijver waar ze nu zou inwonen. Dijver 5, was toen een dubbele woning. Nu zijn daar een winkel, een hotel, een bovenhuis en twee kleinere flats ondergebracht.
Dijver 5 (foto Roger Vandewalle)
Fragment uit de Popp-kaart met aanduiding van het toenmalige huis Dijver 33, nu Dijver 5 172
Rosalies ‘Mijnheer’, Louis Breydel, was de telg van een rijke familie van vetmesters en grootgrondbezitters.3Haar ‘Madame’, Mathilde Louwage, was langs haar moeder verwant aan de Dujardins, een van de aanzienlijkste burgerfamilies van de stad. Haar ooms waren Félix Dujardin, de grootste bankier van Brugge, en Jacques Dujardin, schepen van Financiën van de stad. Rosalie Vinckier was dus bij de hoge burgerij van Brugge terechtgekomen. Ze stond er weliswaar in de keuken, maar een oogje werpen op de luxe van de salon was niet verboden. Een en ander had zij nog nooit gezien: een gedoreerde pendule, kandelabers, canapés en gecapitonneerde stoelen. De schuiftafel met marmeren blad was van acajou en op de vloer lag een vloertapijt in kleur... In de eet kamer stond een vleugelpiano waarop mevrouw wel eens speelde.4 Ook hoorde Rosalie de andere dienstboden dikwijls over ‘het kasteel’ spreken. De familie Breydel-Louwage bezat inderdaad een zomerverblijf in Koolkerke, een kasteeltje aan de rand van ‘Het Fort van Beieren’, op een steenworp van de vaart naar Damme.5Als de zomer in de lucht zat, zou Bernard (de knecht-koetsier) de grote koets inspannen om meesters en personeel naar ginder over te brengen. Dan waren er nog de kinderen. Mevrouw was getrouwd op haar achttiende en had nu op haar vijfen twintigste vier kleintjes. Rosalie mocht wel eens op hen passen in de keuken.
Keerzijde van de medaille Rosalie ondervindt spoedig dat ook aan de Dijver in Brugge niet alles goud is wat blinkt. Er zijn dikwijls hoogoplopende ruzies tussen mijn heer en mevrouw. Daarbij vergeten ze soms over te schakelen van hun Brugs op het Frans. Zo hoort het personeel vanachter de deur dat mevrouw haar man een ‘brutale vent’ noemt, een ‘dronkaard’ en een ‘vrouwenloper’. Ook komt er aan de Dijver dikwijls een officier op bezoek: ‘le souslieutenant Schoevaerts’. Hij vraagt altijd eerst naar mijnheer, maar 3
Louis Breydel zou een nazaat zijn van de Jan Breydel uit 1302. Zijn wapenschild van drie gebreidelde paardenkoppen op een rood veld werd in 1987 op het standbeeld van Jan Breydel (op de Markt van Brugge) aangebracht in vervanging van het schild dat historicus A. Duclos honderd jaar vroeger had ontworpen. Mede daardoor konden de verfranste Brusselse afstammelingen van Louis Breydel en Mathilde Louwage, schepenen van Elsene, in de adelstand worden hersteld en mochten zij ‘de Groeninghe’ aan hun naam toevoegen.
4
Rijksarchief Brugge, Notariaat J. Claerhoudt, Inventaris Breydel (3 januari 1845).
5
Het kasteel werd in 1956 afgebroken. Het eigenlijke ‘Fort’ , een legercampement uit de achttiende eeuw, werd in 1998 Provinciaal Domein en is met zijn 26 ha opengesteld voor het publiek (Gemene-weidesfraat, Koolkerke).
173
brengt de meeste tijd door in het salon, met madame. Ze zijn duidelijk goed bevriend en de glans in hun ogen wekt Rosalies argwaan. Maar dat zijn haar zaken niet. De onderluitenant is een galante Brusselaar. Als hij blijft souperen, stopt hij Rosalie wel eens een halve frank toe. Van koetsier Bernard verneemt Rosalie nog meer. Een jaar voor zij in dienst kwam, was er iets ernstigs gebeurd... een schandaal aan de Dijver. Toen mevrouw haar vierde kind verwachtte, bleek ook het bovenmeisje zwanger te zijn. Zij was van de buiten, van Zande, 21 en ongetrouwd. Overal werd verteld dat mijnheer Breydel de ‘schuldige’ was. Sindsdien rijdt het echtpaar niet meer zo dikwijls samen uit en zijn de ruzies erger geworden. Nogal vlug wordt Rosalie de vertrouwelinge van haar mevrouw. Die bekent haar zonder blikken of blozen dat ze vanaf haar zeventiende door haar vader werd aangepord om met Breydel te trouwen en dat ze nu pas begint te ontdekken wat liefde is. Uit de verte merkt de meid dat de verhouding met de luitenant stormachtig verloopt. Elke zaterdag, vlak voor de middag, moet mevrouw dringend uit voor boodschappen. Haar gejaagdheid spreekt boekdelen. Bernard vertelt fluisterend hoe zo’n afspraakje bij de burgers verloopt. De minnaar komt aangereden in een ‘vigilante’, een huurkoets, en pikt, als bij toeval, de wandelaarster in een stille straat op. De gordijntjes gaan dicht en de twee hebben alle tijd om intiem en veilig samen te zijn, terwijl de koetsier in alle onschuld zijn rondjes rijdt. In juni breekt eindelijk de zomer aan en trekt de familie naar ‘Het Fort van Beieren’. Het wordt een moeilijke tijd. Mijnheer loopt soms beschonken in de tuin. Hij heeft achterdocht gekregen en de onderluitenant wordt de toegang tot het kasteelgoed ontzegd. Maar Rosalie weet met grote zeker heid dat de minnaars mekaar nog altijd ontmoeten, ’s Nachts waagt de officier zich soms te paard tot binnen het ‘Fort’ en moet Rosalie tot na middernacht opblijven om zijn liefdesbriefjes voor ‘Madame’ in ont vangst te nemen. Omdat de echtgenoot nu de knip op de beurs houdt, heeft mevrouw nu en dan geen geld om ‘haar markten te doen’. Rosalie laat zich een paar keer naar het pandjeshuis, ‘De Berg van Barmhartigheid’, aan het einde van de Dijver dicht bij de O.-L.-Vrouwekerk brengen6, en beleent er haar eigen beste kleren en een paar juwelen om mevrouw aan wat geld te helpen: de wereld op z ’n kop! 6
In haar latere verklaring noemt zij die 'caritatieve instelling', zoals het echte Brugse volk, ‘de woeker’ , want de niet ingeloste panden gaan na een jaar meedogenloos onder de hamer.
174
In september 1844 voelt Rosalie zich ziek en keert ze terug naar Meulebeke, bij haar moeder, Sophie Rosseel, sinds een paar jaar weduwe van slachter Albert Vinckier. Na zeven maanden dienst in Brugge heeft het meisje heel wat te vertellen, bijvoorbeeld hoe het er in de ‘hoge wereld’ van de stad aan toegaat. Het ergste is dat mevrouw van de Dijver nog altijd de 40 frank van de belening in het pandjeshuis niet heeft terugbetaald. Ook haar loon van 16 frank per maand is niet hele maal vereffend.7
Dramatische terugkeer Op maandag 7 oktober 1844 hervat Rosalie Vinckier haar dienst bij de Breydels. Mevrouw heeft ’s middags speciaal op haar gewacht, maar moet nu uit voor een dringende boodschap. En mijnheer? Die is met zijn familie naar de kermis in Lissewege bij een pachter van zijn moeder. Als mijnheer om zeven uur thuiskomt, voelt hij zich niet te best. Hij beklaagt zich bij Rosalie over duizeligheid. Bernard mag uitzonderlijk de tafel dekken in de keuken en met de meid mee aanzitten. Mijnheer is zo attent iedereen zelf te bedienen. Omdat een onderzoeksrechter later veel belang aan dit souper zal hechten, weten we welke vreemde combinatie Rosalie die avond had klaargemaakt: een koppel duiven met gestoofde erwten (die de hovenier van het kasteel als late rariteit had gebracht) en ‘tripetten’ of ‘penskens’ die van de zondag waren overge bleven. Die ‘tripetten’ of varkensdarmen waren mijnheers lievelings gerecht. Nu proeft hij er nauwelijks van. Tegen bedtijd heeft Rosalie al begrepen dat de vrede in het huishouden nog niet is hersteld. De echtgenoten slapen nu in aparte kamers. Mevrouw betrekt de luxueuze slaapkamer-zitkamer op de eerste verdieping, achter zes vensters op de Dijver, mijnheer een achterkamertje uitgevend op de tuin. Zelf trekt het meisje naar haar zolderkamertje en de koetsier naar zijn slaapstee achter in de tuin ‘in een afhangsel van de paardenstal’. De volgende ochtend is mijnheer al om zeven uur in de keuken. Hij klaagt over een slechte nacht met koorts en duizeligheid en stelt plots al zijn hoop op een voetbad met zemelen. Rosalie loopt haastig om zemelen naar een bakker op de Burg. Maar het hete voetbad brengt 7
Een Brugse werkman verdiende toen één tot anderhalve frank per werkdag. Een frank van toen mag men met 150 tot 170 vermenigvuldigen om de waarde van de late Belgische frank te berekenen. In 1847, in volle crisis, zou een kilo tarwebrood tot 41 cent kosten en stelde de stad broodbons te koop tegen 32 cent.
175
weinig verlichting en Bernard moet zijn meester weer naar boven helpen. Door het hele huis klinkt plots het schreien van de kinderen. Mevrouw heeft ze bij hun vader gebracht. Hij sluit ze in zijn armen en zegt hen dat hij gaat sterven. Ook mevrouw gaat luid aan het snikken. Nauwelijks een half uur later vraagt mijnheer naar zijn biechtvader. Rosalie loopt om de pastoor van het Sint-Janshospitaal en moet dan verder op de kinderen passen in de keuken. De geluiden van het huis verraden een ongewone drukte. Voor de middag is de dokter al twee keer op bezoek geweest. Bernard moet naar de apotheker: eerst om een spuwdrankje, dan om bloedzuigers die mijnheer op de slapen en keel worden gezet. Familieleden komen aanlopen. Moeder Breydel komt aan per koets en laat een â&#x20AC;&#x2DC;zwarte zusterâ&#x20AC;&#x2122; halen om de zieke bij te staan. Breydel ligt buiten bewustzijn en de pastoor-kanunnik van O.-L.-Vrouw dient hem het Heilig Oliesel toe. Een tweede geneesheer wordt bijgeroepen. Alles tevergeefs. Louis Breydel ligt voorgoed geveld. Zonder tot het bewustzijn te zijn teruggekeerd, sterft hij nog voor middernacht. Hij was 34 jaar oud en liet een vrouw van 26 met vier kleine kinderen achter. Het meisje uit Meulebeke had zich haar terugkeer naar Brugge wel anders voorgesteld.
Gevolgen voor het personeel Kort na de begrafenis verkoopt mevrouw Breydel haar koets en paarden aan een familielid in Gent. De koetsier verhuist mee met de paarden en krijgt de kleren van zijn overleden meester als troost. De keukenmeid blijft voorlopig op post. Zij meent bij haar meesteres tekenen van zwangerschap te herkennen en vraagt op een dag onomwonden of zij misschien weer zwanger is. Mevrouw ontkent heftig. Ondertussen is de onderluitenant weer regelmatig in huis. Rosalie laat hem binnen langs het tuinpoortje dat uitgeeft in het straatje, de Eekhoutpoort, achter de Dijver. Op een dag vertelt hij haar dat ze in Brussel bij een vriendin van zijn moeder 18 frank per maand kan verdienen. Het meisje laat zich ompraten en de knecht van de officier vergezelt haar naar Brussel op haar eerste treinreis.8 Dat gebeurt in december 1844. Maar Brussel is een ontgoocheling. Binnen een week staat Rosalie weer in Brugge. Zij wordt kokkin in het voorname huishouden van baron Tilleghem-Deman waar ook al Bernard, Breydels koetsier, in dienst is. Op een of andere manier hadden die twee mekaar weergevonden. De lijn Brussel-Oostende was in gebruik sinds 1838, de lijn Brugge-Kortrijk vanaf juli 1847.
176
Geruchten Rosalie krijgt de tijd niet om de dramatische gebeurtenissen aan de Dijver te vergeten. Brugge gonst van de wildste geruchten. De timmer man, die Breydel heeft gekist, heeft schuim gezien op de lippen van de dode: ‘een vingerhoed schuim, gestold en gelijkend op broodsuiker’. Is dat een teken van vergiftiging? Aan Bernard wordt op straat gevraagd wat zijn meester de avond voor zijn dood heeft gegeten en dadelijk daarop verspreidt zich het gerucht dat Breydel werd vergiftigd met arsenicum, gemengd in een portie varkensdarmen. In juli 1845 schrikt de stad van een nieuwe golf van geruchten. De jonge weduwe Breydel heeft plannen om opnieuw te trouwen. In Brussel. Met die onderluitenant Schoevaerts die al zo lang haar minnaar was! Meer nog, de weduwe zou in het voorjaar een kind op de wereld hebben gebracht, in het geheim, in het huis van haar minnaar aan de Woensdagmarkt. Het gerecht luistert mee, maar reageert pas als vanuit Brussel een afschrift van een geboorteakte opduikt. Het gaat om een bastaardkind, Sabine Schoevaerts, dat uit Brugse ouders, zogezegd in Brussel, werd geboren en geregistreerd. Maar hoe kan Mathilde Louwage een kind hebben gekregen in Brussel als zij die dag maar enkele uren weg is geweest uit haar huis langs de Dijver? Vermits het kind vijf maanden na de dood van de wettige echtgenoot was geboren, moest het hoe dan ook ‘Breydel’ heten in plaats van Schoevaerts. Onjuiste gegevens in een geboorteakte laten opnemen is een vergrijp. De onderzoeksrechter schrijft een ‘bevel tot voorgeleiding’ uit voor het koppel dat in Brussel zijn nieuwe woning aan het inrichten is. Ook in het station van Brugge staat de politie op de uitkijk naar een officier en een dame uit de hoogste kringen. Tevergeefs. Op hun terugreis naar Brugge wordt het koppel in Gent uit de trein gehaald en gewaarschuwd voor de arrestatie. De redder van het laatste moment was niemand minder dan generaal Charles Pletinckx, militaire commandant van de provincie West-Vlaanderen, op wiens bureau Schoevaerts als vleugel adjudant werkte. Kort daarop helpt dezelfde generaal de minnaars, met de vier kinderen Breydel en het kindermeisje, in het holst van de nacht, per koets uit Brussel ontsnappen. In de buurt van Antwerpen nemen zij de boot naar Holland.
177
Een gerechtelijk onderzoek De zaak Breydel geraakt in een stroomversnelling. Breydels lijk wordt ontgraven voor een lijkschouwing. Een kloosterzuster van Sint-Jan die de lijkschouwing heeft bijgewoond, vertelt later dat er geen wormen uit het rottende vlees hepen. Gifstoffen kunnen inderdaad het bederf ver tragen. Voor de burgers is het duidelijk dat Breydel werd vergiftigd. Met rattenkruit of arsenicum! Het gerecht is voorzichtiger en wacht op de resultaten van het chemisch onderzoek van de weggenomen organen. In afwachting begint de onderzoeksrechter een grootschalig onderzoek. Zo worden de veertien personen ondervraagd die op de sterfdag in het huis aan de Dijver waren. Op 16 augustus 1845 is ook de keukenmeid aan de beurt. In een verklaring van acht bladzijden zet Rosalie Vinckier uiteen wat ze weet over de toestand ten huize Breydel en over de gebeurtenissen op de sterfdag. Als zij tien dagen later opnieuw wordt gedagvaard, is de onderzoeks rechter ineens veel strenger. Hij zegt dat ze iets verzwegen heeft, namelijk dat zij op de avond voor Breydels dood voor haar mevrouw bij de verdachte onderluitenant een pakje had opgehaald. Nu herinnert Rosalie zich inderdaad dat ze door madame om een ‘commissie’ werd gestuurd bij Schoevaerts. Die overhandigde haar een pakje ‘gewonden of geambaleerd in wat hooij, overdekt met groen of wit papier en zorg vuldig toegebonden met drie koordekens en ook toegelakt’. De onder zoeksrechter vermoedt dat in dat pakje het flesje stak dat Schoevaerts’ knecht zijn meester had zien klaarmaken en waarvan hij blufferig zou hebben gezegd: ‘Als Breydel dat opheeft, heeft hij geen vijf uren meer te leven’. Rosalie herinnert zich ineens nog iets anders. Enkele weken na Breydels dood hoorde zij haar mevrouw en Schoevaerts bezig over vergif. Toen de officier was vertrokken, vroeg zij aan madame ‘waarom zij van vergif gesproken had’ en wilde wel eens weten ‘of het soms niet het vergif was dat zij haar de dag voor het overlijden van Mijnheer bij Schoevaerts had laten halen’. Mevrouw reageerde woedend. Rosalie: ‘Zij schoot tegen mij op, zeyde dat haer gesprek met Schoevaerts myne affairen niet waren en dat zy my zelfs zoude aengeklaegd en vervolgd hebben, indien ik nog zoude durven zeggen hebben dat zy my om vergif had gezonden ten huize van Schoevaerts.’ De onderluitenant hoorde van die ruzie en drong er bij Rosalie op aan met niemand daarover te spreken. Meer nog... hij beloofde haar een paar ‘diamante slingers’. Maar Rosalie wou van geen liefde en van geen ‘diamanten oorringen’ weten en antwoordde kribbig dat zij ‘deze niet noodig had en dat zy moesten 178
weten, ‘t is te zeggen hy en Madame, wat zy gedaen hadden’. Dat alles had het meisje, beweert ze, ‘veel doen peinzen’. Toen ze kort daarop in Brussel wou gaan dienen, vertrouwde ze haar hele verhaal toe aan een biechtvader om zich zo van een vaag schuldgevoel te bevrijden. Bij haar afscheid van de Dijver had Rosalie van mevrouw 300 frank gekregen. Daarin waren begrepen zes maanden achterstallig loon (aan 16 frank per maand) plus die 40 frank die Rosalie haar ooit in lening had gegeven. Een indrukwekkend geschenk van ongeveer 28000 oude Belgische franken. De commentaar van de procureur-generaal in zijn latere beschuldigingsakte luidde (in vertaling): ‘Het was goed een zo gevaarlijke getuige uit Brugge te verwijderen.’ Aan het einde van haar verklaring over de opgevangen verdachte woor den zegt Rosalie nog aan de onderzoeksrechter: ‘Van dat alles heb ik nooit gesproken noch durven spreken aen Bernardus De Peser, omdat ik niet genoegzaem geïnformeerd was’. Die wat onnodige mededeling komt haar uit het hart. Zij wil Bernard in bescherming nemen. Ook knechten en meiden hebben recht op romantiek... De koetsier was inderdaad Rosalies geliefde geworden.
Huwelijk Een jaar later, op 23 oktober 1846, staat Rosalie Vinckier (geboren in Meulebeke op 11 april 1820) in de trouwzaal van het Brugse stadhuis met koetsier Bernardus De Peser. Uit de huwelijksakte vernemen wij dat Bernardus een jaar ouder is en afkomstig van Eeklo. Net als zijn aanwezige vader, een schoenmaker van 81, verklaart hij niet te kunnen schrijven. Rosalies moeder heeft vanuit Meulebeke toestemming gegeven ‘per notarisakte’. Aan de onderzoeksrechter had het meisje twee keer ver klaard niet te kunnen schrijven, maar voor haar trouwakte doet zij een speciale inspanning. Van de ‘alteratie’ spelt zij echter niet ‘vinckier’, maar ‘vinckeir’. De deftige familie de Tilleghem zal het wel de hoogste tijd hebben gevonden dat Bernard en Rosalie trouwden. De kokkin was immers hoogzwanger. Minder dan drie maanden na huwelijksdatum werd hun eerste kind geboren. Zat Rosalie Vinckier veilig voor de dreigingen van de ‘slechte tijd’ (crisis jaren 1840) in de Brugse keuken van baron de Tillegem-De Man? In elk 179
Fotokopie van huwelijksakte De Peser-Vinckier 180
geval bloosde zij van gezondheid. Tegen het voorjaar van 1850 had het gezin De Peser al drie kleine meisjes. Bij de inschrijving in de Burgerlijke Stand heetten die kinderen met hun familienaam telkens ‘De Peyzer’: Rosalie, Elise en Hortense ‘De Peyzer’. Dit is inderdaad de schrijfwijze die het best de oude Brugse uitspraak van De Peser weergeeft, m.a.w. de De Pesers waren op weg om echte Bruggelingen te worden.
Het geval Breydel Op het hoogtepunt van de hongercrisis, in juni 1847, kwam de zaak tegen de weduwe Breydel en haar minnaar voor het assisenhof in Brugge. Het onderzoek had uitzonderlijk lang aangesleept. De rijke familie kon de zaak grotendeels buiten de pers houden en op de recht bank werd voor de Franstalige procedure gekozen. Het verloop van het proces was niet veel meer dan een Frans onder onsje van voorzitter en rechters met de procureur. Zonder juryleden, zonder getuigen, zonder advocaten. (Zo verloopt nog altijd een assisenprocedure bij verstek.) In een half uurtje was de zaak beklonken en werden Louis Schoevaerts en Mathilde Louwage schuldig bevonden en terdoodveroordeeld wegens vergiftiging van Louis Breydel, Mathildes echtgenoot. Artikel 12 van het strafwetboek luidde toen: ‘Tout condamné à mort aura la tête tranchée’. Maar wat indien de veroordeelden voortvluchtig zijn? Ook daar weet het gerecht raad mee. Midden op een openbaar plein wordt een paal geplant met een bord waarop de namen van de veroordeelden, hun leeftijd, hun beroep, hun misdaad en hun straf. Die schijnterechtstelling van Schoevaerts en Louwage vond plaats in Brugge op de Burg op 10 juli 1847, een zaterdagse marktdag. Of Rosalie die paal van de schande van haar vroegere mevrouw heeft gezien, weten wij niet. Maar zoals iedereen in Brugge zal zij ervan over tuigd zijn geweest dat mevrouw en haar minnaar inderdaad de arme Breydel hadden vergiftigd. Er was van de onderluitenant een liefdes kalender gevonden, waarin Schoevaerts niet alleen het aantal keren had opgetekend dat hij met mevrouw ‘fout’ was geweest, maar blijkbaar ook twee vergiftigingspogingen op haar echtgenoot. Voor het gerecht van toen en de publieke opinie kon er geen twijfel bestaan. Wie echter met moderne ogen het assisendossier leest, moet besluiten dat er geen sluitende bewijzen van schuld werden aangebracht. Zo 181
heeft de procureur-generaal ook het getuigenis van Rosalie Vinckier (die hij met zijn Franse tongval koppig overal ‘Vankeer’ noemt) niet goed gebruikt. Volgens hem had Mathilde Louwage het flesje purgeerwater met het vergif toegediend in de ochtend van Breydels sterfdag. Dit is in tegenspraak met Rosalies verklaring dat mijnheer Breydel al over duizelig heid klaagde in de vroege avond, bij zijn terugkeer van de onverdachte kermis van Lissewege. Dus was de ziekte al begonnen nog voor het vergif kon zijn toegediend. Daarbij hield ook de behandelende arts tot het einde vol dat Louis Breydel was gestorven van een ‘apoplexie’, een aandoening in de hersenen.9
Rosalie... een jammerlijk einde Graag hadden wij tot slot het beeld opgehangen van een Meulebeeks meisje dat na haar vreemd avontuur aan de Brugse Dijver in de keuken stond van een adellijke fam ilie... Een vrouw die met haar koetsier en drie dochtertjes, ondanks de moeilijke tijden, wat geluk kende in de stad. Maar een bijkomend onderzoek in de Brugse bevolkingsboeken verplicht ons dat rooskleurig beeld bij te kleuren. Zoals gezegd telde het gezin De Peser in 1850 al drie meisjes: Rosalie (geboren op 9 januari 1847), Elise (° 9 mei 1848) en Hortense (° 14 april 1850). In juni 1852 werd er ook een jongetje geboren, Ferdinand De Peser. Maar, zoals steeds in die tijd, was de dood nooit ver uit de buurt. Op 11 oktober 1852 stierf de kleine Hortense, tweeëneenhalf jaar oud. De jaarwisseling 1854-’55 was heel bewogen voor het jonge gezin. Eind december 1854 lag Rosalie voor de vijfde keer in het kraambed. Gabriëla De Peser werd geboren op 27 december en minder dan twee weken later, op 8 januari 1855, overleed zoontje Ferdinand. Twee van je vijf kinderen verliezen voor hun derde levensjaar... het was in die tijd niet uitzonderlijk, maar voor een moeder hard om dragen. Zou Rosalie met al die kinderzorgen nog lang als kokkin bij baron de Tilleghem hebben gewerkt? In elk geval kon ze in zijn groot huis aan de Sint-Jansstraat (A 2 nr. 35) niet blijven inwonen. Zij staat er ingeschreven met Bernard De Peser van februari 1846 tot april 1847, dus tot zes maanden na hun haastig huwelijk en drie maanden na de geboorte van hun eerste kind. Dan vertrekken ze naar het Biddersstraatje in een armoedige buurt en vier maanden later naar de even arme Bezemstraat 9
Over de mysterieuze zaak Breydel-Louwage-Schoevaerts rond 1840 handelt ons boek De Moord op Breydel. Een waar gebeurd verhaal (Brugge, Uitgeverij Luc Vanhaecke, 2003, 126 p.).
182
die ooit liep waar nu de Brugse Stadsschouwburg staat. Eigenlijk was dat maar enkele passen van het huis van de baron in de Sint-Jansstraat. Wijst dit erop dat Rosalie toch nog een tijdje haar post behield? Ook het feit dat haar zuster Melanie Vinckier - zeventien jaar en dienstmeid vanuit Meulebeke in het Bezemstraatje kwam inwonen (vanaf oktober 1847) zou in die richting kunnen wijzen. Lang kan dit echter niet hebben geduurd, want in de overlijdensakte van dochtertje Hortense (oktober 1852) wordt Rosalie doodgewoon ‘kantwerkster’ genoemd. Haar man is nog altijd koetsier. Alarmerend is een korte uitzonderlijke mededeling in de rand van het bevolkingsregister van die jaren. Naast de naam van Rosalie Vinckier lezen wij dat zij op 12 september 1856 vertrokken is ‘avec ses trois enfants’. Alleen. Met haar drie dochtertjes! Zonder haar koetsier! Waarom en waarheen? Zes jaar later gaat Bernard De Peser in Gent wonen. Bij die gelegenheid hebben ze hem op het stadhuis naar zijn vrouw gevraagd. Nu luidt het over Rosalie Vinckier: ‘cette personne parait être décédée en France avant 18 decem(bre) 1862’. Zij zou dus in Frankrijk overleden zijn tussen 1856 en 1862. Haar oudste twee dochtertjes gingen met vader De Peser mee naar Gent. Van het jongste, Gabriëla, vonden wij geen spoor.10
10 Ook Sophie Rosseel, de moeder van Rosalie, kwam in Brugge wonen. Toen zij stierf in 1865, werd zij ‘ werkvrouw’ genoemd en was zij ‘ 78 jaar en 11 m aanden’. Zij woonde in de Carmersstraat, toen een armenwijk op Sint-Anna. Zij was dochter van Franciscus en Godelieve Debels en weduwe van Albertus Vinckier.
183
Inez Démarrez
MEULEBEEKSE ARMENZORG VOOR ADRIAEN FRAIJMAN IN 1727 Nota van de armendis van Meulebeke Wij onderschrevene, pastor ende dischm(eeste)r van(de) parochie ende baronnie van Meulebeke, als rege(e)rders der aermendisch van(de) selve parochie, beloven mits desen in onse qualiteyt te sullen ontlasten den disch ende gemeenen aermen der stede ende parochie van Thielt van(de) persoone ende familie met vrouwe ende kinderen van Adriaen Fraiman, dies noot synde. Alles onder het verbant als naer rechte actum binnen Meulebeke desen eersten maije 1727. J. Mijs, pastor in Meulebeke Guilliame de Coghe
Si
réji fiLhtf/efirt-Ècoit, p i- S k / trif o
S a * . p u fo d iio ty ü z j éfub-
— hi-c u &t- .. TnÉUrLeaéM,’ nAf T ejt/)cÿ/ àeF
-6-cic'bt^TniH
i t-Tv. JlfcS
ö r Jc
t 'r iv
k r
fcl/ b tJ ^
c
t o i t , f,<L7ccAvcr ê à L ^
'Uost^ JvtïfctTL. C n lts rfumxéic- 7m A- fsrtitdtj M e.- /tnitSè,
no o .^ -C4-h-uit^
W
n e c ty à v at/ef cn ivS 6*é~
redk- a cL ^ >*A.?C IfeZC Cf< I . W
If
enTb
M e L le É t L , Q o J ^ /-.
/ (
Mijmeringen van pastoor Mijs Toen pastoor Jacobus Mijs zijn verklaring had neergepend en nadat ook dismeester Guilliaeme de Coghe zijn handtekening had geplaatst, 184
dwaalden zijn gedachten af naar zijn beginjaren als zielenherder van de parochie Meulebeke. Hij kon zich Adriaen Fraijman nog goed herinneren: een godsvruchtig man, die samen met zijn echtgenote Petronilla Maerschalck regelmatig de mis bij woonde, de vasten- en heiligdagen stipt onderhield en zijn kinderen fier ten doop naar de kerk bracht. Met een zucht haalde pastoor Mijs zich de kroost Fraijman weer voor ogen: Joanna Maria, Joannes, Birgitta en de kleine Carolus. Hijzelf had alleen de jongste gedoopt - het was op een koude dag in november 1715 - de anderen waren door zijn voorganger De Cock in het doopregister opgetekend. Mijs had de akten in zijn boeken teruggevonden en goed keurend geknikt: de oudste in 1710, Joannes in 1711 en Birgitta in 1713. Helemaal volgens de wil van de Heer had Adriaen Fraijman een kinder rijk gezin gesticht. De pastoor bladerde terug in het parochieregister en vond gemakkelijk de huwelijksakte op datum van 25 september 1709. Als getuigen stonden Adriaens vader Judocus Fraeyman en zijn schoon moeder Joanne Kerckhove vermeld. Kon pastoor Mijs ook de doopakte van Adriaen terugvinden? In het herkenbare handschrift van Matthias Cappe, die meer dan dertig jaar lang parochieherder van Meulebeke was geweest, ontcijferde hij een akte van 4 november 1685. Was dat zijn man? Neen, want deze Adriaen Fraeijman, inmiddels twee huwelijken en vijf kinderen verder, woonde nu nog altijd in het dorp. Zijn eerste echtgenote Catharina Dobbels, een doodbrave, vrome vrouw, had de geboorte van haar vierde kind nog geen maand overleefd, herinnerde Mijs zich. Hij had haar op 24 september 1720 ex minimis ten grave gedragen. Het volgende jaar was Adriaen opnieuw gehuwd. Sindsdien had hij zijn gezin met twee meisjes uitge breid en er zouden beslist nog meer kinderen volgen. Pastoor Mijs sloeg nog enkele bladzijden om: A (nn)o 1683 die 24a Januari] baptizatus est Adrianus Fraijman, filius Judoci et Joannae Govare coniugum, natus 21a eiusdem, dus geboren op 21 januari en gedoopt door vicepastor Egidius vander Loonen op 24 januari 1683.
Dit was de kleine Adriaen die hij zocht! Vader Judocus Fraeyman en moe der Joanna Govare, vandaag beiden omtrent 70 jaar oud, woonden nog 185
altijd in het dorp. Adriaen zelf was enkele jaren geleden met vrouw en kinderen naar Pittem verhuisd, waar Maria Anna en Adrianus junior in 1717 en 1720 geboren waren. Zijn verblijf in het naburige Pittem kon vader Fraijman geenszins een gelukkige periode noemen. Niet alleen wist hij nauwelijks de eindjes aan elkaar te knopen, bovendien overleed de 36-jarige Maria Maersschael uxor Adriani Fraeyman op 20 april 1721. Volgens de Pittemse pastoor van Goethem was ze gestorven premunita omnibus sanctae ecclesiae sacramentis, dus helemaal volgens de regels van de Kerk. Pastoor Mijs was Adriaen Fraeyman sindsdien uit het oog verloren, maar nu kwam het stadsbestuur van Tielt bij hem aankloppen. Het gezin woonde in de stad - Adriaen was ondertussen hertrouwd met ene Maria Marseleyn - maar bezat geen stuiver. De heren bestuurders van Tielt waren niet van plan om in het levensonderhoud van de ouders en de vijf kinderen Fraijman te voorzien. De wet bepaalde immers dat een inwijkeling pas een beroep op de armendis van Tielt kon doen als hij bij aankomst een borgsom had betaald en al drie jaar in de stad verbleef. Wie hieraan niet voldeed, moest rekenen op de steun van de armentafel van zijn geboorteplaats. Pastoor Mijs besefte dat het voor een kroostrijk gezin moeilijke tijden waren en blijkbaar was Adriaen zo arm als de ratten in zijn eigen parochiekerk. En vermits Jacobus Mijs altijd goed voor zijn kudde zorgde, had hij dus vandaag, desen eerste maije 1727, schriftelijk bevestigd te sullen ontlasten den disch ende gemeenen aermen der stede ende parochie van Thielt van(de) persoone ende familie met vrouwe ende kinderen van Adriaen Fraiman. Toen de pastoor van Meulebeke inkt en papier opborg, vroeg hij zich bezorgd af wat er Adriaen in de toekomst nog te wachten stond.
Achteraf bekeken De toekomst van Adriaen Frayman behoort vandaag al lang tot ons ver leden, toch vinden we nog enkele sporen van het gezin terug. De doop registers van Tielt vermelden nog zes kinderen: Judoca (° 1726), Franciscus Josephus (° 1729), Maria Theresia (°1731), Gaspard Melchior (° Driekoningendag 1734), Rosa (° 1736) en ten slotte Rosalia (° 1739). Toen de 12-jarige Birgitta op 9 mei 1726 overleed, was de financiële situatie van de Fraymans waarschijnlijk toen al, vóór de aanvraag om bijstand van de armentafel, verre van rooskleurig. De pastoor ver 186
meldde niet wat hij aan de begrafenis van Birgitta verdiende en dit in tegenstelling tot de plechtigheid van Guilielmus Gobijn twee dagen voordien, die werd opgeluisterd met 6 lect(ores) cum Miserere, en tot de dienst voor Jacobus Furnier op 11 mei met een missa cant(ata). Adriaen zou in Tielt nog drie kinderen ten grave dragen: in 1728 de 11-jarige Maria Anna, in 1731 Franciscus Josephus, 2 jaar oud, en ten slotte in 1740 ook nog Rosalia, 10 dagen oud. Op 10 november 1743 volgde er een gelukkiger familiegebeurtenis: zoon Carolus vierde zijn huwelijk met Brigitta Lobel uit Wingene. De laatste vermelding van Adriaen in de Tieltse parochieregisters is kort en bondig: Die 25 jun ii 1744 sepultus e(st) Adrianus Fraijman etatis sirc(a) 62. Onderpastoor Wallez vermeldde in de marge nog 6 l(ectores) cum m iss(a). Was Adriaen er, ondanks alles, dan toch in geslaagd om zich uit zijn benarde financiële situatie op te werken?
Adriaen Fraijman en zijn gezin Adrianus Fraijman fs. Judocus x Joanna Govare ° Meulebeke 21.01.1683 t Tielt 25.06.1744 x Judoca Petronilla Maerschalck xx Maria Marseleyn kinderen:
1. Joanna Maria 2. Joannes 3. Birgitta 4. Carolus 5. Maria Anna 6. Adrianus 7. Judoca 8. Franciscus Josephus 9. Maria Theresia 10. Gaspard Melchior 11. Rosa 12. Rosalia
187
0 Meulebeke, 09.07.1710 ° Meulebeke, 30.11.1711 0 Meulebeke, 16.12.1713 0 Meulebeke, 20.11.1715 0 Pittem, 19.10.1717 ° Pittem, 12.03.1720 0 Tielt, 17.05.1726 0 Tielt, 30.01.1729 0 Tielt, 07.11.1731 0 Tielt, 06.01.1734 ° Tielt, 18.02.1736 0 Tielt, 27.12.1739
Zijn naam- en tijdgenoot in Meulebeke Adrianus Fraeyman fs. Adrianus x Judoca Scheemaekers 0 Meulebeke, 02.11.1685 t Meulebeke, 06.01.1760 x Catharina Dobbels xx Judoca Verhoetaeve xxx Maria Scoebroek kinderen:
1. Judoca 2. Jacoba 3. Joannes 4. Anna Maria 5. Joanna Maria 6. Maria Catharina 7. Adrianus 8. Rosa 9. Maria Anna 10. Joannes 11. Maria Catharina 12. Birgitta 13. Maria Catharina
° Meulebeke, 02.10.1711 ° Meulebeke, 23.12.1715 ° Meulebeke, 26.08.1720 ° Meulebeke, 28.05.1722 0 Meulebeke, 10.06.1723 ° Meulebeke, 07.05.1725 0 Meulebeke, 17.06.1727 ° Meulebeke, 10.04.1729 ° Meulebeke, 01.05.1731 0 Meulebeke, 13.02.1733 0 Meulebeke, 10.02.1735 0 Meulebeke, 24.02.1737 ° Meulebeke, 18.06.1739
Bronnen Gemeente-archief Meulebeke: Parochieregisters Gemeente-archief Pittem: Parochieregisters Stadsarchief Tielt: Inventarisstuk n° 1269 Parochieregisters
188
Paul Huys
DE ‘VISITATIE’ VAN BISSCHOP CAROLUS MAES IN DENTERGEM (1611) Carolus Maes (1559-1612), bisschop van leper (1607-1610) en nadien vierde bisschop van Gent (nov. 1610-mei 1612), was een ijverige bezoeker van zijn parochies. Begin november 1610 nam hij in Gent zijn bisschopsambt op en enkele maanden later al, zodra de weersom standigheden het reizen mogelijk maakten, begon hij onmiddellijk met zijn ‘visitaties’. Tussen 2 mei en 22 juni 1611 bezocht de nieuwe bisschop niet minder dan 69 parochies in zijn bisdom - waaronder een twintig tal gelegen in de huidige provincies West-Vlaanderen, Zeeuwsch Vlaanderen en Antwerpen. Zijn allereerste bezoek, op 2 mei, gold Deinze. Vier dagen later, op 6 mei, waren Wontergem en Dentergem (beide onder de dekenij Tielt) aan de beurt. Daarna bezocht de bisschop ook nog Wakken en Markegem, in dezelfde dekenij. Voor de algemene context van het kerkelijk leven in de dekenij Tielt in die tijden ver wijzen we graag naar de voortreffelijke studie van professor em. Michel Cloet.(1)2 De in het Latijn geschreven verslagen van de bisschoppelijke ‘visitaties’ van mgr. Carolus Maes zijn een paar decennia geleden gepubliceerd door de Kon. Commissie voor Geschiedenis®, maar bleven tot nog toe spijtig genoeg zonder integrale vertaling in het Nederlands. Nochtans zijn die teksten van groot belang voor de studie van de plaatselijke (kerk-)geschiedenis. Hieronder brengen we - als voorbeeld van wat in een dergelijk archiefdocument te lezen staat - een volledige en letter lijke vertaling van het visitatieverslag betreffende Dentergem. “Van daar is de bisschop vertrokken naar Dentergem. Omdat het daar geen veilige plaats was en ook wegens het gevaar van de hopen puin 1
M ichel Cloet, Het kerkelijk leven in een landelijke dekenij van Vlaanderen tijdens de zeven tiende eeuw. Tielt van 1609 tot 1700, Leuven, K .U .L ., 1968.
2
Richard Weemaes, Visitatieverslagen van Karei Maes, bisschop van Gent. Diarium mei-juni 1611, Brussel, Paleis der Academiën, 1987, 289 blz. (met inleiding, bibliografie, teksteditie, bijlagen, glossarium, personen- en plaatsnamenregisters). Dentergem komt voor op de blz. 29-31. Het ori ginele handschrift bevindt zich in het Rijksarchief Gent, Fonds Bisdom, nr B-3586, f°23r°-26v°. Met mijn oprechte dank aan professor em. Cloet voor zijn waardevolle hulp bij de vertaling en de interpretatie van dit verslag.
189
vóór het enige altaar, heeft hij daar geen mis opgedragen, maar onmiddellijk het vormsel toegediend aan zowat 120 vormelingen. Daarna heeft hij het H. Sacrament, de HH. Oliën en de doopvont bezocht, die allemaal bevonden werden zoals [hierna] volgt. Van daar [d.i. vanuit Dentergem] is de bisschop vertrokken naar Wontergem. Daar - omdat er geen kinderen samengekomen waren voor het vormsel - werd de pastoor van Dentergem, die om die reden met ons was mee gekomen, ondervraagd.(3)4De heer Michael Rysebo, 35 jaar oud, pastoor sedert 7 jaar, bezitter van zijn beneficie, antwoordde als volgt, op zijn woord van priester: Hij werd benoemd door de Hoogeerwaardige Heer [ = de bisschop] na het verstrijken van de wettelijke termijn.'t4J Hij is niet gepromoveerd. Gedurende een half jaar heeft hij theologie gestudeerd. De laatste visitatie dateerde van veertig jaar geleden en toen werd daar het vormsel toege diend. De kerk is toegewijd aan de H. Stefanus. Het patronaatsrecht behoort aan het kapittel van Doornik. De wereldlijke heer is N. Lanchals. In de parochie zijn ongeveer 900 bunder grond. De pastoor bezit de grote tienden, die bestaan in het recht op de derde schoof(5)6over de hele parochie. Diverse andere personen bezitten de rest van de tienden.161 Tit. 3. Over de staat [van de kerk]: zij is helemaal vernield en verlaten. Er is maar één altaar, waarop - wegens het bouwvallige gewelf - niet zonder gevaar kan gecelebreerd worden. Tit. 4. Het Allerheiligste Sacrament wordt bewaard in een tinnen kelk in een weinig proper linnen doekje.(7) Het doopwater [wordt bewaard] in een kleine stenen beker en de H. Olie in een tinnen kruikje, met houten stokjes. Dit alles [berust] in een houten kist vlakbij het altaar. Er is één enkele kazuifel, één enkele albe, één enkele missaal. Geen klok, geen relikwieën, geen bede vaarten. Er bestaat een Broederschap van Sint-Stefanus. De goddelijke dienst: op zon- en feestdagen wordt de mis gezongen. De vespers worden 3
De Dentergemse pastoor Rysebo was met de bisschop meegereden naar Wontergem en werd daar ondervraagd, uiteraard over zijn eigen parochie.
4
Latijn jure devoluto, d.i. na het verstrijken van de wettelijke termijn waarover de patronus beschikte om zelf een kandidaat ter benoeming voor te dragen.
5
De derde schoof (van alle tienden op de hele parochie) moet verstaan worden als ‘de derde schoof per tiende’ , d.i. één schoof op dertig.
6
De twee andere derden behoorden allicht (grotendeels ?) toe aan het kapittel van Doornik, aan gezien dat kapittel het patronaatsrecht (= begevingsrecht) van Dentergem had, d.i. het recht om daar een pastoorskandidaat voor te dragen.
7
Latijn purificatorium = linnen doekje om de kelk te reinigen.
190
gezegd op de hoogdagen, maar geen metten noch lauden. Hij begreep dat de wereldlijke heer verplicht wordt geacht tot vier missen per week. Op zaterdagen celebreert de pastoor wegens de kapelanij, de andere [dagen] uit godsvrucht. Tit. 8. Er is enkel een inkomen voor de pastoor.181 Hij bezit tienden, 5 of 6 bunder grond, die verhuurd worden voor 7 pond. Hij heeft geen [opbrengsten uit] renten, maar wel 9 florijnen vanwege de wereldlijke heer. Er is één enkele kapelanij, van de H. Maagd, belast met een enkele mis op de zaterdagen. De pastoor vervult de verplichting. Vóór de godsdiensttwisten was er een tweede kapelaan, naar hij heeft gehoord. Er is geen kosterij, maar men zegt dat er een is geweest. De koster is vrijgezel, eerzaam, leeft op eigen kosten. Hij zingt goed en is toegewijd. Hij is ook schoolmeester. Er is echter geen school [gebouw], zodat hij verplicht is les te geven in een deel van een herberg. Af en toe geeft hij tijdens de preek onderricht in de catechismus. Elke zondag preekt hij zelf en soms besluit hij op de oude manier met aanbevelingen. Er bestaan processies, maar tot nog toe gaan ze niet uit. Hij gebruikt het Pastorale van bisschop Jansenius.8 (9) Hij brengt de zieken het H. Sacrament met een omwikkelde kelk, maar zonder superplie noch lantaarn. Hij doopt in een schotel. Er zijn veel jaargetijden, maar ze zijn ‘onder de Heer’.(10)1 Er zijn drie soorten uitvaartrechten: zij gebeuren volgens ieders keuze. Er is niemand gestorven zonder sacramenten. Hij brengt ziekenbezoeken, ook wanneer hij ze al berecht heeft. Voor alle huwelijken ontvangt hij 30 stuivers, voor een doopsel niets, voor een bezoek evenmin, voor een [rituele] zuivering [na de bevalling] indien iets aangeboden wordt. Hij hoort biecht met albe en stool, soms ook zonder albe. Er is een priesteragie.™ Het huis is hele maal uitgebrand. Hij woont in het ovenbuur [= bakhuis]. Er wordt geen toneel gespeeld. De parochie heeft hij niet bezocht. Hij heeft 300 parochianen. Allen hebben ze hun paasplicht volbracht. Een of andere [parochiaan] wordt verdacht [van ketterij], maar ze onderhouden de geboden. Hij denkt dat er in Aarsele [kettersgezinden] zijn die bijeen komen ‘ontrent de herberge genaempt teneycken’. Er zijn geen vroed vrouwen in de parochie. Hij heeft geen parochieregisters bijgehouden, 8
Anders vertaald: de vergoeding voor de pastoor is de enige (die er is), of nog: alleen de pastoor heeft een verzekerd inkomen.
9
Cornélius Jansenius was de eerste bisschop van Gent (1565-1576). Niet te verwarren met de gelijknamige bisschop van leper (1637-1638), wiens werk ‘Augustinus’ (1640) aanleiding was tot het ontstaan van het ‘jansenisme’ (= strenge theologische denkrichting en stroming).
10 Latijn sub Dominum, letterlijk ‘onder de Heer’. De betekenis hiervan is onduidelijk. Wellicht is bedoeld ‘onder de wereldlijke heer’ , te weten onder zijn toezicht, gezag, welbevinden? 11 Latijn fundus presbiterii of pastoreel domein, d.i. de grond die bij het pastoorshuis hoort of waar op de (nu evenwel uitgebrande) pastorie gebouwd is.
191
en pas sinds een half jaar een doopregister. Wel altijd een huwelijksregister. De gerechtsofficieren en de baljuw bezoeken nooit de kerk en tijdens de kerkdienst [en] bevinden ze zich vaak in de herbergen. De kerkfabriek heeft bezittingen, maar hij weet niet welke, aangezien de wereldlijke heer de documenten bij zich hield en de rekeningen nooit voorgelegd zijn. Sergeant van de prochieim Willem de Naghele is een schandaal voor iedereen en behandelt zijn echtgenote zeer slecht.1131 Hij werd ernstig vermaand door de pastoor.â&#x20AC;?
Het Latijnse origineel vermeldt deze specifieke functie in de volkstaal (het Nederlands). In de rand geschreven: insolens, dit is arrogant, brutaal, onbeschoft, aanmatigend.
192
Juul Desmet
OPENBARE VERKOOP VAN EEN CAFE-INBOEDEL IN WAKKEN IN 1830' In april 1830, het jaar van de Belgische onafhankelijkheid, zag Boudewijn Goosens1 2, tapper in Wakken, het waarschijnlijk niet meer zitten. De 27ste van die maand, om 9 u ’s morgens, liet hij griffier Johannes Baptiste Minne overgaan tot een openbare verkooping van her berg gereedschappen en mobilaire voorwerpen (zonder gond of zilver werk o f horlogien). Minne deed dit plichtsgetrouw en onder de bekende voorwaarden: verkoping in gulden of centen met verhoging van 10% voor onkosten 5 cents per koop klopslag en comptante betaling. De kopers kwamen uit tien verschillende gemeenten. Logisch dat de Wakkenaren het talrijkst waren: 33. Voor het overige kwamen ze uit Oostrozebeke (2), Gottem (2), Sint-Baafs-Vijve (1), Sint-Eloois-Vijve (2), Wielsbeke (3), Oeselgem (2), Markegem (2), Aarsele (1) en Tielt [1). Dat maakt in totaal 48 kopers voor 84 stuks koopwaar. De actiefste onder hen was de Wakkenaar Jan Baptiste Standaert die op elf loten liet afkloppen. De duurste kopen waren een bed (fl. 4,75), een koperen theeketel (fl. 4,25) en zes stoelen (fl. 4,15). De toonbank ging weg voor 4 gulden. Een koffiedoos en een lampenkap waren de goedkoopste goederen: iemand had er 5 cent voor over. De hele inboedel van Boudewijn Goossens’ café (in totaal 84 artikels) was 92,92 gulden waard. In de hiernavolgende inventaris hebben we de schrijfwijze van de goederen gewoon overgenomen. Het zal opvallen dat het nummer 74 bij vergissing tweemaal werd gebruikt waardoor de griffier 5 cent voor de klopslag miste.
1
Rijksarchief Beveren-Waas, Archief Vredegerecht Oostrozebeke, raap nr. 24.
2
Goossens was herbergier op de Markt in Wakken. In de verslagen van het vredegerecht komt zijn naam tweemaal voor in 1828: ten huize Boudewijn Goossens, herbergier op de Markt te Wacken (Ibidem, raap 22, doe nr. 48). Tot nu toe konden we de naam van zijn café niet terugvinden.
193
nr
1 2 3. 4 5 6. 7
8 9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53
omschrijving Een solierbak met vuurslag Twee fleschen met twee pullekens Een pinte met vuurpot idem met bakje Blusscher met pinte Melkkeete en lanteern Een kolbak Een koperen vuurpot Twee doozen Een koffij doze Een tonneken Ijzeren Rake idem Een hames Balance met drie gewigten Oliekanne Een tonneken Lessenaar Fijn en grof eekele Lampe knappe (sic) Kom met pateel Twee kandelaars Koperen lampe Vogel muite Een vuurschop Een waen Kooperen thémoor Krauwel Blombak Een greep Twee krauwels Ijzeren rake Twee krauwels Hoveniers halm Vleeschkuipe Twee stoelen idem idem Idem Zes stoelen Een bedstoel idem idem Eene tafel idem idem idem idem 1 idem idem idem idem idem
koper Bernard Desmet, Oostrozebeke Louis Buyse, Wakken Jan Baptiste Clariesse, Wakken Louis Buyse, Wakken idem Petrus Herman, Oostrozebeke Ambrosius D’hulster, Wakken Karei Brugman, Gottem Joo Lefevre, Tielt Baptiste Standaert, Wakken Bernard Desmet, Oostrozebeke Jan Baptiste Blomme, Wielsbeke idem Karei Coucke, Wakken Blomme, Wielsbeke Bernard Vanhessche, Wakken Jan Derveaux, Wielsbeke Jan Baptiste Standaert, Wakken We Leo De Maeght, Wakken Bernard Roose, St-Eloois-Vijve Ivo Broucke, Wakken Francies Cannie, Markegem Francies Naert, Oeselgem Broucke, Wakken Petrus Guillemijn, Wakken Bernard Herry, Wakken Broucke, Wakken François Bekaert, Wielsbeke Eugenius Maes, Aarsele Francies Bekaert, Wakken Standaert, Wakken Jozef Bovijn, Sint-Baafs-Vijve Standaert, Wakken idem idem Petrus Herman, Oostrozebeke idem Francies Bekaert, Wakken Benedict De Smet, Wakken Francies Vandermeersch, Gottem Pieter Coucke, Wakken Petrus Serroels, Wakken Petrus Naessens, Wakken Jan Lepla, Wakken We Van Melle, Markegem Karei Verbeke, Wakken idem Bernard Waelens, Wakken Jozef Vandenberghe, Oeselgem Jan De Volder, Wakken We Louis De Volder, Wakken Francies Strobbe, Wakken Benedict De Smet, Wakken
194
gulden
0,20 0,20 0,05
0,10 0,10 0,20 0,35 0,25
0,20 0,05 0,15
0,20 0,20 0,40 1,50
0,10 0,50
0,10 0,35 0,05 0,05 0,25 0,75 0,35
0,10 1,00 4,25 0,30
2,10 0,80 0,55 0,40 0,40 0,50 2,60 0,65 0,45 0,60 0,75 4,15 1,15 1,40 4,75 0,90 0,90 1,30 1,25 1,70 0,65
1,00 0,90
2,00 2,35
54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65
66 67
68 69 70 71 72 73 74 74(sic) 75 76 77 78 79 80 81 82 83
Een keirn Een spa Messen en vorken Twee saucieren T\vee cabareen Een idem met 6 glazen idem Twee tinnen maten Zes tinnen deksels Tien kepers Kortewagwiel idem Hoopken hout idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem Een haelkuipe Een paardenbak Eenen bak Hoopken hout TWaalf bollen Eenen toog Cabaret Een spiegel
Jan Baptiste Standaert, Wakken idem idem Frederik Andries, Wakken idem Francies Bekaert, Wakken We. Pieter Paepe, Wakken Karei Verbeke, Wakken Standaert, Wakken Gillis Naert, Wakken Jan Baptiste Dobbele, St-Eloois-V. Jan Baptiste Vandeputte, Wakken Petrus Vanderhaeghen, Wakken Francies Wallaert, Wakken Frederik Andries, Wakken Augustin Van Denpoel, Wakken Andries, Wakken Van Denpoel, Wakken Bernard Herry, Wakken Jan Van Canneyt, Wakken Wallaert, Wakken Andries, Wakken Johan Robberecht, Wakken Ambrosius Dâ&#x20AC;&#x2122;hulster, Wakken Karei Verbeke, Wakken Augustin Steenkiste, Wakken Eugen De Volder, Wakken Francies Bonte, Wakken Bernard Waelens, Wakken Jan Baptiste Standaert, Wakken Andries, Wakken
2,05 0,30
1,00 0,35
0,10 0,35 0,40 0,40 0,25 0,60
0,10 1,00 0,90 0,70 0,75
1,20 1,10 1,60 2,75 2,50 1,45 2,50 0,60 1,50 0,90 0,30 0,60 0,75 4,00 2,25
1,10 8 0 ,7 0
T o ta a l
8 0 ,7 0
10%
8 ,0 7
cent per koop
4 ,1 5
e in d to ta a l
9 2 ,9 2
Griffier Jan Baptiste Minne tekende samen met de getuigen Johan Biron (veldwachter) en Jacob De Volder (kuiper). Alles werd netjes opgetekend onder nr. 462 in het register der van de voorloopige aangiften van open bare verkoopingen en geregistreerd te Meulebeke op 6 mei 1830 met een registratierecht van 2 gulden en 35 opcentiemen, dus samen 2,70 gulden.
195
Patrick Maes
ENKELE GEGEVENS OVER DE TIELTSE DISTRICTS COMMISSARIS LUCIEN AEBEN (1796-1837) Steevast wordt in publicaties over de Hollandse periode gewezen op het belang van de invloedrijke Tieltse districtscommissaris Lucien Aëben. Het is niet de bedoeling hier een synthese te maken of een herhaling te brengen van al deze gegevens. Wel wil deze korte bijdrage enkele feiten aanhalen uit het leven en de loopbaan van L. Aëben, die elders niet, of in mindere mate aan bod komen.
Een geboren Ieperling Augustinus Lucianus Aëben zag het levenslicht in leper op 22 frimaire V (12 december 1796). Zijn moeder, Maria Ludovica Josepha Lucien, was bij de geboorte van haar zoon vier maanden weduwe van Augustinus Benedict Aëben (overleden in leper op 12 augustus 1796). Zij woonde toen aan de Rue Tourout.' Zowel langs vaders- als langs moederszijde stamde L. Aëben uit een handelaarsfamilie. Het geslacht Aëben (in veel bronnen werd de naam zonder Umlaut geschreven) was afkomstig uit het Duitse Dremmen. In de achttiende eeuw was een van de leden ervan zich in leper komen vestigen.1 2 De familie Lucien was vermoedelijk van Franse oorsprong.3 Dat de orangistische opvattingen van Lucien Aëben gemakkelijker wortel konden schieten in het handelaars milieu waarin hij opgroeide, is aannemelijk. Maria L .J. Lucien (geboren in leper in 1757), hertrouwde op 30 floréal VIII (20 mei 1800) met Joseph Compère (geboren in Châlons-sur-Marne, Frankrijk, in 1771, wonende in leper). In de huwelijksakte staat dat de bruid négociante was, terwijl als beroep voor de bruidegom ex gardemagasin de fourrages werd genoteerd. Voorts staat Maria Lucien in de akte als veuve avec deux enfans.4 De naam van de oudste telg kon even 1
Rijksarchief Brugge (R.A .B.), Burgerlijke Stand leper, nr. 940.
2
Dremmen: gelegen bij Heinsberg, in de deelstaat Nordrhein-Westfalen.
3
Merghelinck A ., Vade-mecum pratique..., Doornik, 1896-1897; Torhout, 1986, anastatische herdruk, p. 49 en 52.
4
R .A .B ., Burgerlijke Stand leper, nr. 949.
196
wel niet achterhaald worden, vooral omdat de parochieregisters van leper niet bewaard zijn. Wel is bekend dat op 2 floréal IX (22 april 1801) een meisje werd geboren uit het huwelijk met de 14 jaar jongere Joseph Compère: Joséphine Flora Eugénie. Moeder Lucien was toen al in haar 45ste levensjaar. Joseph Compère staat in de geboorteakte van zijn dochter als négotiant vermeld.5 Van het gezin Compère-Lucien is geen spoor te vinden in de Ieperse bevolkingstelling van 1815.6 Blijkbaar hadden ze toen leper verlaten. Toch liet Lucien Aëben zijn geboortestad niet los. Vast staat dat hij zich verdienstelijk maakte bij het financieel beheer van het Armbestuur van leper. Door zijn werk bij het Weldadigheidsbureel werd hij op 4 november 1819 opgenomen als raadslid in het Ieperse stadsbestuur. Als afge vaardigde van dit bestuur zetelde hij van 14 juli 1820 tot 31 december 1823 in de stedelijke beheerscommissie voor de lagere school.7 Daarnaast trad hij op 1 juli 1822 in dienst als inspecteur van het school district leper. In die functie maakte Aëben ook deel uit van de Provinciale Commissie voor Lager Onderwijs.8
Van leper naar Tielt Waarschijnlijk is Aëben al kort na zijn benoeming tot districtscom missaris, op 28 september 1823, van leper naar Tielt verhuisd. Volgens de Tieltse bevolkingstelling van 1827, woonde hij aan de Kortrijkstraat nr. 8. Wellicht was op dit adres ook het bureel van het districtscommissariaat gehuisvest. Jozef F. Toussaint en Constant Vanden Berghe, die allebei op het commissariaat voor Aëben werkten, speelden later zelf een belangrijke rol in het arrondissement Tielt. In oktober 1824 volgde Aëben de Tieltse pastoor Aegidius F. De Vleeshouwer op als schoolopziener of inspecteur van het vijfde school district.9 Bijna in alle gemeenten van zijn district werden onder zijn 5
R .A .B ., Burgerlijke Stand leper, nr. 951.
6
R .A .B ., Volkstelling leper 1815, nr. 74-75.
7
Verle D ., Het Rijksonderwijs te leper van 1819 tot 1828, in: Handelingen van het genootschap voor geschiedenis ‘Société d ’Emulation’, XCIX, 1962, p. 207 en 223. In 1808 was Gérard François Aëben (leper, 1772-1841), neef of oom van Lucien, lid van de stedelijke middelbare schoolcommissie als afgevaardigde van de Ieperse Conseil municipal.
8
Verzameling der akten van algemeen bestuur der provincie West-Vlaanderen, 1822, 2e halfjaar, p.
9
Deguffroy J . , Bijdrage tot de studie van het analfabetisme en de geschiedenis van het lager onder wijs te Tielt (1795-1862), Leuven, onuitgegeven licentiaatsverhandeling K .U . Leuven, 1966, p. 156.
153 en 160.
197
impuls gemeentelijke onderwijzers aangesteld. Tevens ijverde hij voor een betere huisvesting van de volksschooltjes. Zo werden splinternieuwe scholen gebouwd in Aarsele (1825), Oostrozebeke (1825), Meulebeke (1827), Egem (1828) en Zwevezele (1829). In andere gemeenten liet men bestaande gebouwen verbeteren.
f
+ Q x ie x j
J3 0 UÜ ( c j
tey o i
Do fiiuti
DE MONSIEUR
LUCIEN AUGUSTIN ALBEN ? né à Y p r e s ,
Je ia décembre 17 9 6 , décédé
à T li ie lt , le 2 novembre x83 /.
mm C eu x qui auront fait de bonnes œuvres , sortiront des tombeaux pour ressusciter à la v>e éternelle. S. J e a k . c h . 5 . v . i 5. N o us l’avons a im é , ne le délaissons pas, que nous ne l’ayons introduit par nos larm es, et nos prières dans la maison du Seigneur. S A m br .
Lucien Aëben heeft ook een politiek mandaat bekleed: van I l a souffert avec résignation et patience, plein de celte parole de l ’Apôtre : le Seig neur châtie celu i qu’il aime. 1824 tot 1830 zetelde hij in de A d . H e b . ch . x i i . v. 6. Provinciale Staten van WestSouvenez vous de m o i, vous au m o in s, q u iè te s mes amis. J o b , x i x . v. 2 t . Vlaanderen, als afgevaardigde m» ip« van de landelijke stand. Aëben, chez Vauw elden-G aulin , à Tkielt. die bij zijn oversten een goede faam genoot, werd bij K.B. van 4 Keerzijde van het bidprentje van L. juli 1829, tot Ridder in de Orde Aëben (Stadsbibliotheek Kortrijk, van de Nederlandse Leeuw ver heven.10 Het regeringsgezinde Verzameling Slosse) Journal de Gand bestempelde hem als un fonctionnaire intelligent et zélé, indépendant par sa fortune et par son caractère; se dévouant entièrement au bien public.11 Met de afschaffing van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden en het ontstaan van België werd de carrière van Aëben ineens afgebroken.12 Op 4 december 1830 verhuisde de afgezette districtscommissaris naar de Cromwalstraet. Hij overleed er in zijn woning op 2 november 1837.13 Wellicht sukkelde hij al enkele jaren met zijn gezondheid. In de jaar rekeningen van zijn inkomsten en uitgaven van 1833 en 1834 staan meermaals dokterskosten vermeld.14 Veelzeggend is ook dat Aëben op
10 Stadsarchief Tielt (S.A.T.), Modem Archief, nr. 615. 11 Journal de Gand, 1 juli 1829, p. 3c. 12 Lucien Aëben was niet de enige uit zijn familie die in dat geval verkeerde. Gérard François Joseph Aëben verloor in 1830 zijn post als vrederechter van het Tweede kanton leper en van het kanton Elverdinge (zie: Almanach der provincie West-Vlaanderen, 1828-1830). 13 S.A .T ., Burgelijke Stand, Overlijdensregister 1837 14 S.A .T ., Modem Archief, nr. 615. Deze rekeningen werden opgemaakt door M.F. Grandjean uit leper, Aëbens zaakgelastigde.
198
22 mei 1833, toen nog geen 37 jaar oud, zijn testament, eigenhandig in het Frans - schreef.15 Mijnheer Aëben, zoals hij in zijn overlijdensakte met respect wordt genoemd, stierf ongehuwd, zonder nalating van descendenten. Als beroep staat er grondeigenaar opgetekend. Dat Aëben er warmpjes inzat, blijkt uit zijn erfenisaangifte voor notaris F. Wouters in Tielt. Volgens de supplementaire aangifte van 8 juni 1838 bezat de overledene 62.506,49 frank. Daarvan moesten nog 3.876,78 frank schulden ver effend worden. Verder staat er ook dat de overledene bezittingen had in Beselare, leper, Langemark, Poperinge, Wingene en Zonnebeke.16
Idem. Idem.
199
Julien Verbmgge
NOG DE TIELTSE POLITIE EIND l f / BEGIN 20STE EEUW In zijn bijdrage over de Tieltse politie™ oppert de auteur de veronder stelling dat ‘Roste Ritten’ uit het aangehaalde kinderrijmpje Henri De Bruyne is die voorkomt op de afgedrukte foto van het Tieltse politie korps van vóór 1902. In die tijd telde het Tieltse politiekorps evenwel twee Henri’s: de al ver noemde Henri De Bruyne en Henri Goethals. Over die tweede vond Ph. De Gryse in het stadsarchief wel een briefje waarbij hij zich in 1919 kandidaat stelde om Constant Dupont als politieagent op te volgen, maar voor het overige dacht hij dat er in het stadsarchief geen andere sporen van Henri Goethals te vinden waren™. Wel vond hij sindsdien in MSAT 460 dat Henri Goethals op 9 juli 1919 door de gemeenteraad tot politieagent werd benoemd {jaarlijks traitement 950 frs) en de dag daar op de eed aflegde. Henri Goethals (Tielt 18.08.1885 - 01.11.1929) huwde op 8 mei 1908 in Ruiselede met Alida Vuylsteke (° Aalter 31.05.1886). In 1900 was Henri Goethals schoenmaker van beroep. Vóór zijn huwelijk woonde hij aan de Hoogstraat 105. Na het huwelijk vestigde het paar zich aan de SintJanstraat nr 77 (d.i. in de omgeving van de huidige nrs 67 tot 75), maar in 1911 verhuisden ze naar het nr 9 van de Sint-Janstraat, dus in de nabijheid van de Markt. Maria Vandekerckhove heeft dus gelijk wan neer ze beweert dat ‘Roste Ritten’ ‘vooraan rechts in de Sint-Janstraat’ woonde™. Want ‘Roste Ritten’ uit het kinderrijmpje was inderdaad Henri Goethals, niet Henri De Bruyne. Het echtpaar Goethals-Vuylsteke kreeg vijf zonen (allen in Tielt geboren), van wie de jongste drie stierven vóór de leeftijd van twee jaar: Oscar (24.06.1913-09.11.1915), Albert (08.07.191506.01.1916) en Albert (01.06.1917-09.12.1917). Bleven in leven: - Constant (° 27.04.1909) huwde later met Clara Colle. Hij werkte bij de CM , eerst als bode, later als controleur. 1
Ph. De Gryse, De Tieltse politie eind 19* / begin 20“ eeuw, aan de hand van een kinderrijmpje en een foto, De Roede van Tielt, jg. 35, 2004, nr 3, blz. 131-139
2
Idem, blz. 136
3
Idem, blz. 137
200
Het Tieltse politiekorps in 1937. Van links naar rechts: Maurice Lambrecht (Dentergem 1900-Tielt 1961), RenĂŠ Maertens (Tielt 1881-1948), commissaris Maurice Jolie, brigadier (zie de strepen op z â&#x20AC;&#x2122;n mouw) Ivo Acx (Tielt 1870-1946), Georges Vande Walle (Tielt 1895-1970), Robert Vanderhaeghen (Tielt 1911-1992)
201
O G o d . w ij d a n k e n U o m d a t G i j o n s z o o e e n e c h t g e n o o t en v a d e r g e s c h o n k e n h e b t, w ij w e te n w a t h ij v o o r o n s g e d a a n h e e ft.
t HEER LAAT IN UWEN VREDE RUSTEN
D I E R B A R E E C H T G E N O O T E , w ij h e b b e n w e l e n iivee sa m r■ n g e d r a g e r i en g e d e e ld . G o d h e e ft on s g e z e g e i'ld e n belorin d . P ij n l ij k is d e s c h e id in g m a a r, zo e k u w t rooslt b ij J e z u s en M a r ia . n en K Ie in k i n d e re n g ij h e b t Bern ii id e K in d , i in m ijn la n g e z ie k te ien ik m ij z ie n w e g k w ij h e b stee d s v a n u all e n tro o s t onitv a n g e n . G o d lo o n e u . Ik la a t u m ijin vo o rb e e ld .en n a o p d a t g ij z o o a ls i k , w are clnristenen b lij v e, sp ijts d e z e
d e z ie l v a n
IV O A C X
HEER
ech tg e n o o t van
Mevrouw MARIA DE WITTE geboren te Tielt den 1 Oogst 1870 en er godvruchtig overleden den 22 December 1946, voorzien van de Heilige Sacramenten der Stervenden,
w e re ld . B id t v o o r m ij, o pd:at w e o n s te r u g v in d e n i n h e t e e u w ig le v e n .
O n d e r d e h a rd e s la g e n v a n d e n d o o d v e rs ta a t m e n b e te r d e le s : d e m e n s c h z o o Rroot a ls hij is , h e e ft m a a r d é n b e s te m n rin g : G o d e n z ijn e e u w ig e z a lig h e id . Z w a a r v ie l d e h a n d d e s H e e r e n o p h e m n e d e r , z o n d e r m o rren d ro e g hij z ijn k ru ip , o n d e r w o r p e n a a n G o d s H e i lig e n W il. Iv o w a i e e n c h r is te n u it ee n s tu k : i r . z ijn h u is w a s h ij d e V a d e r v a n w ijsh<:id en g o e d h e id en m o c h tm e t z ijn e c h tg e n o o te e e n ta lrijk g e z in z ie n o p g r o e ie n , tot z ijn g e l u k en e e r. In h e t u ito e fe n e n v a n zijln a m b t ■w as h ij d e s tic h te r v a n v r e d e e n ru ste o n d e r z ij n s ta d s g e n o o te n . H i j w a s in g o d s d ie n s tig : z o n d e r s c h a a m te m a a r m e t fie rh e id v e r v u ld e h ij a l z ijn k r is t e lijk e p lic h te n ; m e t lie fd e o n tv in g hij d e H . S a k r a m e n te n o o k a ls ze h e m t 'h u is m o e ste n b e d ie n d w orden. G e l u k k i g d e m e n s c h d ie z ijn le v e n s t a a k z o o o p v a t : m e t v r e u g d e z a l h ij d e la s te n e n m o e ilij k h e d e n v a n het le v e n d r a g e n .
H . Hart van Jezus, ik heb betrouwen op U . 300d.a[l. E e n O n z e V a d e r e n e e n W e e s g e g r o e tje .
----------------+ ----------------M e v r o u w W e Iv o A c x - D e W itt e ; E e r w e e r d e Z u s t e r M a r ie - I m e ld a in d e w e re ld J u f fr o u w M a r ia A c x ; M e v r o u w W e M a u r ic e A c x - L e y s en k in d e r s ; M ijn h e e r e n M e v r o u w G é r a r d A c x - V a n W a lle g h e m e n k in d e r s ; M ijn h e e r e n M e v r o u w Je r o m e A c x G r u w e z , M ijn h e e r J o s e p h A c x ; J u f fr o u w S u z a n n e A c x ; M ijn h e e r E u g e n e A c x ; D e fa m ilié n A c x , D e W itt e . Q u e q u in e n V a n d e V e l d e ,
danken u om uw gebeden en christelijke deelneming.
t D ankbaar
aandenken
D e v e r s c h ille n d e p o litie c o m m is s a r is s e n in T ie lt w a a r v a n je d e re c h te rh a n d w a s h e b b e n je steed s g e a p p r e c ie e rd o m je p lic h ts b e w u s tz ijn , e e r lijk h e id , o p m e rk z a a m h e id en tro u w . W ij o o k ; m a , je z o n e n en s c h o o n d o ch te rs d a n k e n je v o o r je tr o u w , e d e lm o e d ig h e id , w e r k lu s t e n g o e d h e id w a a r v a n w ij a lle n de v r u c h te n m o c h te n p lu k k e n . S a m e n m e t m a w e r k te je h a rd o m o n s een e ig e n w o n in g te b e z o rg e n . O n s h u is w e rd e c h t e e n th u is d o o r j u llie b e id e n n o o it a f la te n d e z o rg e n in z e t. H e t p ie k fijn in o rd e b re n g e n , o n d e rh o u d e n , s c h ild e r e n en b e h a n g e n v a n o n s h u is w a s je h o b b y w a a r j e , je m e t h a rt en z ie l k o n in u itle v e n . H e t d e e d je p ijn to e n je v e r z w a k t d o o r o u d e rd o m e n z ie k te o p je z o n e n en k le in z o n e n m o e st b e ro e p d o e n . Je w o u a ltijd z e lf n o g a lle s e n te v e e l d o e n . P a , w ij d a n k e n je v o o r de m e e r d a n 50 ja a r sa m e n g e lu k k ig z ijn m e t m a . In go ed e e n s le c h te d a g e n z o a ls m e n z e g t. W ij z u lle n g o e d v o o r m a z o rg e n , h o e w e l w ij h e t n o o it z u lle n k u n n e n z o a ls jij d it ja r e n la n g m e t z o v e e l lie fd e h e b t g e d a a n . P a , w ij je z o n e n , s c h o o n d o c h te rs , k le in z o n e n e n to e k o m s tig e k le in d o c h te r s d a n k e n je v o o r d e g o e d h e id , d e lie fd e en v o o ra l h e t v o o r b e e ld d a t je w a s . W ij z ijn b lij d a t je o o k n o g N a t h a lie e n S o p h ie m o ch t le re n k e n n e n . In d ie n je stre n g w a s , v e e le is e n d v o o r o n s w a s d a n w a s d it e n k e l u it je d ie p e b e k o m m e rn is d ie je h a d v o o r o n s , o p d a t w ij h e t b e te r z o u d e n h e b b e n in h e t le v e n d a n j ij . W o o r d e n s c h ie te n te k o rt P a o m je rijk g e v u ld , h a rd e n m o o i le v e n te b e s c h rijv e n . L a a t h e t o n s e e n v o u d ig z e g g e n z o a ls je w a s . H et w as goed Pa.
aan
De Heer
Robert VANDERHAEGHEN Echtgenoot van Mevrouw Lucrèce D IE R C K E N S . G e b o r e n te T ie lt o p 17 ja n u a r i 1911 e n g o d v r u c h tig o v e r le d e n in h e t S in t - A n d r ie s z ie k e n h u is te T i e lt o p 18 m a a rt 1992, g e s te rk t d o o r h e t Z ie k e n s a c r a m e n t
Ere - Politiebrigadier. Afscheid aan Pa. H e t le v e n k a n h a rd e n m o o i z ijn . P a w a s n a u w e lijk s d rie ja a r o u d to e n h ij o o r lo g s w e e s w e r d . T h u is w a s h e t h a rd w e r k e n o m te o v e r le v e n . H i j le e rd e e e n m o o i b e r o e p . P a z o u b e e ld h o u w e r w o r d e n . N ie t d e h a rd e steen w a s z ijn m a te r ie . Z i j n v o o r k e u r g in g n a a r h e t h o u t s n ijw e r k , p ra c h tig e b e e ld e n e n b o e ts e e rk le i e n b e e ld e n in h o u t g e b e ite ld . D ie b e e ld e n s c h o n k je o n s p a , w ij z u lle n ze b lijv e n d een e re p la a ts g e v e n in o n z e w o n in g . S p ijtig g e n o e g k o n je d o o r d e c r is is ja r e n 30 e n d e w e r k lo o s h e id g e e n b lijv e n d b e ro e p m a k e n v a n je je u g d d r o m e n . D a n h e b je m et h e t o o g o p z e k e r h e id v o o r de to e k o m s t v a n h e t g e z in d a t je d o lg ra g w o u s tic h te n g e k o z e n v o o r d e z e k e r h e id v a n h e t a m b t, je w e r d p o litie a g e n t. O n m i d d e lli jk n a je h u w e lijk m e t m a w e r d je g e tr o ffe n d o o r d e o o r lo g s ja r e n . A ls jo n g k o p p e l h a d d e n ju lli e h e t n ie t g e m a k k e lijk . J e b e ro e p e n je g e z in w a r e n je fie r h e id . P o litie a g e n t en la te r p o litie b r ig a d ie r w a s je m e t g ro te w a a r d ig h e id . J e w a s stre n g en e e r lijk . S te e d s r e c h t lijn ig e n n a u w g e z e t in de u ito e fe n in g v a n je a m b t.
De Familie dankt U om de gebeden en deelneming. r o u w d ie n s t d h o n d t - d r u k ba ert - tie lt.
202
-
Aimé (° 07.08.1911) huwde later met Clara Dinneweth. Hij was schoensnijder bij Pannemaeker. Het echtpaar kreeg twee dochters.
Van Henri Goethals wordt verteld dat hij een heel strenge politieagent was. Z ’n kleinkinderen weten nu nog te vertellen dat hij ooit zijn eigen vrouw verbaliseerde omdat ze langs de spoorwegberm liep. Volgens het bevolkingsregister 1900/1920 was Henri De Bruyne in 1900 schoenmaker. In de rand werd dat beroep, zonder vermelding van data, veranderd in ‘nachtwaker’ en in ‘politieagent’. In 1900 was hij sedert 8 april 1897 weduwnaar van Juliana De Witte. Hij hertrouwde met Melanie Arix. Zij waren de ouders van Georges De Bruyne (° Tielt 15.11.1898), bakker en stichter van ‘Het Fijnproeverke’, bedrijf dat door zijn zoon John werd voortgezet en later door Roger Wille. Henri De Bruyne woonde aan de Meulebekestraat (huidige Kasteelstraat) op het nr 337 (waarschijnlijk het huidige nr 44, Valère De Vlieger). Ivo Acx woonde inderdaad aan de Sint-Michielstraat. Zijn schoon dochter Simonne Biebouw (weduwe van Eugène Acx) bewoont anno 2004 nog steeds hetzelfde huis (nu nr 69). Zij bezorgde ons de hierbij afgedrukte foto van het Tieltse politiekorps ten tijde van politie commissaris Maurice Jolie (Bottelaere 1892-Kortrijk 1976). De foto werd waarschijnlijk gemaakt toen die laatste in Tielt in dienst trad op 1 januari 1937. Daarvóór was hij politiecommissaris in Meulebeke (19221936). Hij bleef in Tielt in dienst tot 21 februari 1956(4).
4
Ph. De Gryse, Tien Tieltse politiecommissarissen, De Roede van Tielt, jg. 15, 1984, nr 1-2, blz. 7580
203
Uitvaartcentrum
DHONDT & BOCKELANDT B egrafen issen - C rem aties - F u n érariu m
Stationstraat 103 - T ielt Tel. 0 5 1 4 0 0 2 2 7 - Fax 0 5 1 4 0 5 6 27
D LE COMPUTERS
Vredestraat 20 8700 TIELT Tel. 051 40 61 93
^IRGENTK uw a p p e ltje voor d e dorst
A D V E R T E N T IE R U IM T E TE H UUR
A T e K a b vb a
Tanghe Kris 051 40 18 38 Ieperstraat 8 • Tielt Vinktstraat 5 • A arsele
b v b a D r u k k e r ij D e s m e t - D h o n d t , W a k k e n