Roede van Tielt jaargang 2008

Page 1

Zooten/mlle B a telint) JtraetèA

ir=M^r I

7 Schuiver#

Hdhoek

'oeAboom V 'ooLccm r,

_

rT . /

&££!<L

A e ru 't’h'

n eni

Trame) Market/hri)

*ealebeke

V 'j™ ^ \ J^tfy Wackcn aplberçbruqqe

^Jfd&Abeele

'tuur

T

.ttuft.’h n u n s te r \

INret/S)enhove J

WrA r k e tâ

Driemaandelijks heemkundig tijdschrift 3 9 tfte jaargang,nr. i - januari - februari - maart 2008 Afgiftekantoor 8700 T/eft


F f m e ib lo e m

& >1R G E N T K uw a p p e ltje voor d e dorst

K a s te e ls tra a t 1 49

A T e K a bvb a

8 7 0 0 TIE LT

Tanghe K ris

Tel. 051 4 0 18 23 Fax 051 4 0 51 93 w w w .d e m e ib l o e m .b e

R a m e 7 • T ie lt V in k tstra a t 5 • A a r se le

ELECTRO

Debusschere E .& L ., mg. bvba BIBF 202 315

FISCALITEIT BOEKHOUDING KMO - ADVIES

M aertens M anagem ent & Co bvba Pittemsesteenweg 32 8700 Tielt Tel. 051 40 71 66 051 40 64 39 Fax 051 40 74 07 robert.maertens@mmconline.be www.mmc-maertens.be

j

J L

P R IV A A T IN D U S T R IE D O M O TICA B ru g g e s tra a t 4 3 - 8 7 0 0 T IE L T Tel. 051 4 0 0 7 15 F ax 051 4 0 73 37 G S M 0 4 7 5 3 2 7 7 08 in fo @ e le c tro -d e b u s s c h e re .b e


D e R oeĂ´e

T r e ft

Driem aandelijks heem kundig tijdschrift voor de gemeenten van de vroegere roede van Tielt: Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem , Kanegem , Lotenhulle, M arkegem , Meulebeke, Oeselgem , Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, V inkt, W akken, W ielsbeke, W ingene, Wontergem en Zw evezele 39ste jaargang, nr. 1 - januari - februari - maart 2008 W ettelijk depot - BD 25413


De Roede van Tielt Gesticht op 28 april 1970 Lid van het West-Vlaams Verbond van Kringen voor Heem kunde

erevoorzitter: Paul Vandepitte, voorzitter 1970-2000

Voorzitter: Bérénice VAN RENTERGH EM W ingensesteenweg 84, 8700 Tielt Tel. 051 40 27 00 berenice_vanrenterghem@hotmail.com

Ondervoorzitter: Ju u l DESM ET Roterijstraat 3, 8720 Wakken

Secretaris-penningmeester en verantwoordelijke uitgever:

Inhoud ROMAIN VANLANDSCHOOT 1890-18%: EEN BRANDENDE TUD: ACHTERGRONDEN TIELTSE COLLEGE­ JAREN RENE DE CLERCQ (1877-1932) p. 3-41 JULES DESMET DORPSPOLITIEK OP ZIJN WAKKENS (1926-1927) p. 42-64

Adres van de auteur: ROMAIN VANLANDSCHOOT Hondstraat 4 8700 Tielt JULES DESMET Roterijstraat 3 8720 Wakken

Philippe DE GRYSE Stoktmolenstraat 32/3, 8700 Tielt Tel. & Fax: 051 40 18 38

Redactieraad: Jaak Billiet, Philippe De Gryse, Juul Desmet, Celine D ’Hulst, Berenice Vanrenterghem, Geert Vermeulen

Website: http://home.scarlet.be/roede-van-tielt

”De Roede van Tielt” verschijnt viermaal per jaar. De lidmaatschapsbijdrage is € 20,00 voor gewone leden, € 40,00 of meer voor ereleden, over te schrijven op het bankrekeningnummer 467-9350801-88 van De Roede van Tielt, Stoktmolenstraat 32/3, 8700 Tielt. Er worden geen losse nummers verkocht. Bijdragen worden aan de redactiesecretaris bezorgd. Elke auteur heeft recht op tien exemplaren van het tijdschrift met zijn bijdrage. Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in “ De Roede van Tielt” mogen slechts overgenomen worden na de uitdrukkelijke toestemming van de redactie.

Provincie

ideren ” West-Vlaanderen' D oor mensen gedreven

Bibliotheek & fototheek: Beernegemstraat 5, 8700 Tielt open elke zaterdag, lOuOO - llu30 of na afspraak Cartotheek: Hazelaarkouter 60, 8700 Tielt, na afspraak. Kaft: detail van de kaart “District van Thielt (WestVlaanderen). Bevat 1 stad, 17 gemeenten en 63.986 zielen” (ca. 1825) (verz. Paul Vandepitte)


Romain Vanlandschoot

1890 ■ 1896 EEN BRANDENDE TUD ACHTERGRONDEN TIELTSE COLLEGEJAREN RENE DE CLERCQ (1877-1932)* Een betrokken lucht over de streek De eerste maandag van oktober 1890 vatte René De Clercq de zesde Latijnse aan, in het Tieltse Sint-Jozefscollege, aan de Kortrijkstraat1. Hij was de zondagnamiddag door zijn moeder, Pauline Gheysens (18361906) aan de poort afgeleverd. Het Deerlijkse dorpsleven lag plots ver achter hem, voor een nieuw en belangrijk hoofdstuk: de oude humaniora. René kwam goed voorbereid in Tielt aan. De laatste jaren van zijn lagere school (waarschijnlijk vanaf september 1887 tot juli 1890) had hij in Harelbeke gedaan, bij het toen in de streek zeer hoog aangeschreven schoolhoofd, ‘meester’ Karei Brys2. Zijn bijna voltooide collegetijd (hij Dit is de verdere uitwerking van een voordracht in Deerlijk, voor de Stichting René De Clercq, 12 december 2006, onder de titel: ‘Collège Saint Joseph, Thielt, toen René De Clercq er leerling was (1890-1896)’, aangevuld door een lezing voor de jaarver­ gadering van het Jo zef Lootensfonds, 'Victor Zeger Lambrecht en de christen­ democratie’, Ardooie, 12 mei 2007 - René De Clercq promoveerde tot doctor in de Germaanse filologie aan de Gentse universiteit, met een studie over Gezelle. Leraar aan de koninklijke athenea van Nijvel, Oostende en Gent. Week in 1914 uit naar Nederland en werd in 1917 activist. Lid van de ‘Raad van Vlaanderen’ in 1918. Na de oorlog terug in Nederland (omwille van zijn terdoodveroordeling). Overleden in 1932. Over de geschiedenis van dit college in de periode 1848-1914, zie R. VANLANDSCHOOT, ‘Hoogtij van de Negentiende Eeuw’, in J. LEROUGE, e.a., Driehonderd jaar college te Tielt, Tielt, 1986, pp. 73-137, vnl. de pp. 115-125. De gegevens worden hier nu aan­ gevuld. De collegejaren werden ook naverteld door F. VANDENHENDE, ‘Uit de college­ jaren van René De Clercq’, ’t Halletorentje, XI, 1964, 2, pp. 80-81; 3, pp. 109-110; XII, 1965, 1, pp. 35-38, op basis van de roman Harmen Riels (1913) en J. J. WIJNSTROOM, René De Clercq’s levensloop, Amsterdam, 1937. K. HULPIAU is de eerste geweest om een historisch-kritisch on- derzoek op te stellen: ‘René De Clercq als flamingant (I)’ , Wetenschappelijke Tijdingen, XLI, 1982, 4, pp. 212-225; IDEM, René De Clercq 18771932. Een monografie, Gent, 1986, pp. 13-24 Karei en zijn twee broers waren bekende en zeer gewaardeerde onderwijzers. Karei was de actieve spil van de christelijke mutualiteit in Harelbeke. Zie daarvoor J. GELD­ HOF, Ne Pereant, III, 1966 (1967), p. 62. Zijn bekendste zoon werd een topfiguur in de christelijke sociale beweging: Antoon Brys (1891-1962), retorica Tielt 1910; brancardier tijdens Wereldoorlog I; poësisleraar te Brugge, 1920; leraar normaal­ school Torhout, 1922; principaal te Kortrijk 1928; algemeen proost ACW, 1936. Zie A. DE SMET, 'In memoriam Mgr. Brys’, ’t Halletorentje, IX, 1962, 3, pp. 59-61; V. HEYLEN, Nationaal Biografisch Woordenboek, 1, 1964, kol. 273-275; E. GERARD, e.a., De christelijke arbeidersbeweging in België, II, Leuven, 1991, p. 490 en passim.

3


werd in mei 1896 doorgezonden) zat boordevol belangrijke gebeurte­ nissen, die binnen en buiten de collegemuren zijn jonge leven sterk hebben beïnvloed. Het is mij in deze bijdrage voornamelijk te doen om de sociaal- en religieus-politieke conjunctuur van deze zes jaar te schetsen. Deze conjunctuur heeft immers het ideologische profiel van de jonge De Clercq vorm gegeven, en is tot lang na de eeuwwende blijven nawerken. Zonder deze specifieke invloeden van sociale bewogenheid én van de poëtica van Gezelle zou René De Clercq in zijn Gentse jaren (1896-1902) nooit de weg naar Verriest gevonden hebben. Veel kleine en grote voorvallen deden zich voor in de streek van Tielt, Wakken, Waregem, Deerlijk, Harelbeke en Kortrijk in de maanden voor zijn inschrijving aan het Tieltse college. Die feiten stonden in het historische landschap van het laatste decennium van de negentiende eeuw uitgestald, bij de beginfase van veel epineuze kwesties en politieke strijd: de ver­ nederlandsing van het onderwijs, het arbeidersvraagstuk, de grondwets­ herziening, het algemeen stemrecht, de christendemocratie in al haar vormen, voornamelijk in de zgn. pre-Daensistische periode (18871893). Ze zijn zelfs in die mate aanwezig dat ze mede-bepalend zijn geweest voor het incident van mei 1896, waarbij René uit het college werd weggestuurd. Dit sociale en christendemocratische verhaal mag beginnen in Kortrijk op 2 januari 1890. Daar werd de nieuwe ‘deken der christenheid’ plechtig ingehaald, Edward De Gryse (1848-1909), hoogleraar dogmatiek aan het Brugse Groot Seminarie en sinds enkele jaren sterk aangesproken door de verscherping van de arbeiderskwestie en de rechtvaardigheidsproblematiek omtrent het loon3. Op de plechtige installatie was de bisschop, Mgr. J.- J. Faict niet aanwezig (meestal ging de bisschop bij dergelijke plechtigheden voor). Hij werd hier vertegenwoordigd door vicarisgeneraal Mgr. Bruno Vanhove, weliswaar Edwards oud-superior aan het

Voor het algemene kader van deze problematiek, zie F. J . VERDOODT, Het loon van de werkman. Christen en katholiek ten tijde van Rernm Novarum, Gent, 1991. Voor De Gryse (1848-1909) en zijn verhouding tot de Brugse bisschoppen Faict, De Brabandere en Waffelaert, zie nog altijd S. SCHOLL, De geschiedenis van de arbeidersbeweging in West-Vlaanderen 1875-1914, Brussel, 1953, pp. 112-124; het betreft hier vooral een werkje van De Gryse, De contractu conductionis, Roeselare, 1895. R. VANLANDSCHOOT, Kapelaan Verschaeve, Tielt, 1998, p. 30. - Over de opvattingen van De Gryse: F. VERRIEST, ‘Een sleutelfiguur uit de Westvlaamse corporatieve school. Doctor Edward De Gryse’, Politica, X X , 1970, pp. 308-325; E. GERARD, I, 1991, n. 10, p. 171 is niet erg overtuigd van het bestaan van een ‘Westvlaamse school’ De Gryse-Lauwers. Toch heeft deze ‘particularistische’ traditie (ouder dan de Belgisch Volksbond) zijn waarde.

4


Roeselaarse Klein Seminarie, maar die kon doorgaan als een fervente verdediger van het sociaal paternalisme. De afwezigheid van de bisschop was niet toevallig. De nieuwe deken kreeg van hem op 21 maart een negatief advies om lid te worden van het katholiek kiescomité van de stad Kortrijk (wat alle andere dekens in hun resp. pastorale omschrijvingen wèl waren), omdat hij daardoor geen scheidsrechter kon zijn boven de verschillende fracties, zeg maar de bijna onoverbrugbaar geworden tegenstellling tussen conservatieven en de sociaal-progressieven. Daarmee gaf de bisschop onomwonden te kennen dat er niet alleen bittere tegenstellingen bestonden, maar dat de uitgesproken ideeën van de nieuwe deken hinderlijk waren. Het was het begin van een langdurig, verzuurd en nooit verzoend meningsverschil tussen De Gryse en de hoogste diocesane instanties4. Een tweede voorval deed dit nog sterker naar voor komen. Op 22 maart overleed Mgr. Désiré De Haerne (1804-1890), volksvertegenwoordiger voor Kortrijk. De politieke vervanging werd geen gemakkelijke klus. Twee dagen later schreef de 22-jarige journalist van Het Zondagsblad van Waereghem, Léonce Du Catillon (1869-1941; in 1885 leerling van Juliaan Claerhout aan het college van Tielt), een brief aan de bisschop met een vurig pleidooi voor een priester-kandidaat-volksvertegenwoordiger, met ‘aandacht voor de huidige sociale vraagstukken’, en zette prompt drie namen vooruit: deken De Gryse, pastoor Verriest (Wakken) en principaal De Hulster (Kortrijk). Zijn voorkeur ging naar de eerste twee. De bisschop was het met het politiek bestuur van de katholieke partij in Kortrijk volkomen eens om dergelijke kandidatuurstelling snel terzijde te schuiven5. Soortgelijke beslissingen en het getouwtrek daar omheen bij deze tussentijdse verkiezing (21 april) lieten bij velen in de streek, die gewonnen waren voor een andere maatschappelijke (en snel zou blijken ook fla- mingantische) aanpak, een wrange nasmaak achter.

Gazette van Kortrijk (verder afgekort GvK), XV, 1, 5 januari 1890, 1-d: ‘Inhalinge van Z .E .H . Ed. De Gryse’. Over de brief van 21 maart: L. SCHEPENS, De provincieraad van West-Vlaanderen (I) 1836-1921, Tielt, 1976, n. 58, p 119. Brief in het Archief Bisdom Brugge (Necrologium De Haerne). Geciteerd voor het eerst bij J. GELDHOF, ‘Hugo Verriest te leper 1878-1888’, in Hugo Verriest in leper: een blauw­ voet in de branding, leper, 1978, in Bijlage VII, pp. 242-243. Over de opvolging van De Haerne: GvK, XV, 24, 27 maart 1890, 1-a; 26, 3 april 1890, 1-d; 28, 13 april 1890, 1-ab: 31, 24 april 1890, 1-a. waar slechts in zeer versluierde bewoordingen over het voorstel Du Catillon gesproken wordt. De naam van deze laatste wordt verschillend gespeld (soms Du Castillon). Ik volg de schrijfwijze van R. KERKHOFS, 1977 (zie aantekening 8).

5


Lodewijk Wostyn (Lissewege 1859 - Tielt 1937), culturele duizendpoot en duivel-doet-al, apotheker en stadsontvanger

Hugo Verriest (Deerlijk 1840 - Ingooigem 1922), pastoor in Wakken in 1888-1895


Maar ook de oud-hoogstudentenbond van West-Vlaanderen en de leer­ lingenbeweging in de colleges raakten gegrepen door deze versnelling. Deze groepen organiseerden een gouwdag op 13 april in Roeselare. Haar leiders en jonge mentoren waren mensen als Hendrik Persyn, Lodewijk Wostyn, Aloïs Van de Vyvere en een tweetal tijdschriften die zich naast De Vlaamsche Vlagge opstelden (en soms scherper van toon waren], nl. de Brugse Klauwaert, met Juliaan Delbeke, Emiel Lauwers, Alfons Depla, en De Knodse, ‘Tolk der West-Vlaamsche studenten’ (in Eernegem gedrukt], bladen die in 1890 radicaliseerden, met uitgesproken flamingantische, maar ook vage christendemocratische sympathieën. Brugge, Roeselare, Tielt, Kortrijk leken zowaar verzetshaarden te worden en het was een publiek geheim dat Hugo Verriest zowat de inspirator van deze stroming onder de jongeren was6. De bisschop verbood deze gouwdag voor de leerlingen. Het kon niet anders of de spanningen binnen de collegemuren moest groeien. De Knodse verscheen daarop met zwarte rouwrand op de eerste bladzijde. Niettemin kreeg de gouwdag een ruime persaandacht, zij het dan dat de Gazette van Kortrijk veel enthoesiaster schreef dan de Gazette van Thielt, een tegenstelling die later nog duide­ lijker zou worden. Het was op dit flamingantisch treffen dat naast de Brugse dokter Eugeen Vansteenkiste, ook Alfons Carlier (Roeselare] en Léonce Du Catillon (Waregem) optraden7. De jonge Waregemse journalist, die op 13 april in Roeselare zo hard van leer trok, was al enige tijd in nauwe samenwerking met Hector Plancquaert (1863-1953]. Ze hadden samen in Brussel op een Vlaamse Landdag (23 februari] over het Vlaamsch op kiesterrein gehandeld. De provinciale verkiezingen van 25 mei en de grote, wetgevende verkiezingen van 10 juni noopten hen daartoe. Beide rebelse tenoren waren vooruitziend, alert en veeleisend. Ze begonnen gezamelijk en herhaaldelijk op de franstalige en conservatieve geslotenheid van de katholieke partij in te hameren. Ze droomden beiden van een ruime, overkoepelende Vlaams-katholieke landsbond als pressie en zweep om die onmaatschappelijke gesloten­ heid te doorbreken. De allereerste kiemen van een eigen ‘volkspartij’ waren gezaaid. Voor beide heren was de grondslag gelegd om zich met

6

7

K. ROTSAERT, ‘De Klauwaert 1887-1900’, Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, (verder afgekort NEVB), II, 1998, pp. 1720-1721; R. VANLANDSCHOOT, 'De Knodse 1888-1900’, NEVB, II, 1998, pp. 1735-1736. GvK, 28, 13 april 1890, 1-d; 29, 17 april 1890, 1-d: ‘Overheerlijk’; Gazette van Thielt (verder afgekort GvT), XLI, 31, 17 april 1890, 1-ab, relativerend van toon over de spre­ kers. Het gezaghebbende tijdschrift Het Belfort, V, 5, mei 1890, p. 377 prees de Roeselaarse gouwdag de hemel in en sprak bijzonder afkeurend over het verbod van bisschop Faict (tekst van Juliaan Claerhout!).

7


verenigde krachten te keren tegen het boegbeeld van de conservatieve verfransingsdruk: volksvertegenwoordiger Charles Woeste, verkozen in Aalst. Ze begonnen aan een ‘veldtocht’ tegen de gerenommeerde katho­ lieke leider en zij veroorzaakten een onmiddellijke schrikreactie in de regionale katholieke pers in West-Vlaanderen8. Wie wou horen vernam duidelijk twee tegengestelde boodschappen. Op 25 april verklaarde Woeste te Ronse, op het algemeen congres van de Katholieke Kringen (‘les Associations Catholiques constititionnelles et conservatrices’): ‘Wij moeten meester blijven van het land om ons te wijden aan christene volkswerken’. Volgens Woeste hadden die volkswerken geen behoefte aan autonomie en dienden zij het caritatief-paternalistisch systeem dat van oudsher zijn waarde had bewezen overtuigd vast te houden. Geheel anders klonk de verkiezingspropaganda van pastoor Hugo Verriest (lid van het arrondissementeel comité van Tielt) op 14 mei in Oostrozebeke. De toehoorders kregen daar een onverval­ ste parafrase op de ware ‘volkskracht’, en de mandatarissen die het hele ‘volk’ dienden te vertegenwoordigen. Het was een zachte, maar vrien­ delijke steun aan wat Du Catillon en Plancquaert wilden9. De ouderwordende bisschop Faict (hij was 77), die zich enerzijds beangstigd afvroeg wat de socialisten wilden met het 1 mei-feest (voor het eerst in 1890 georganiseerd), wou anderzijds niet alleen daartegen een dam opwerpen, hij wou eigen christelijke gilden zien tot standkomen (anders toch dan wat graaf Woeste zich voorstelde). Er bewoog al wat in zijn bisdom, en zeker in het Kortrijk van deken Edward De Gryse. Daarom hield hij op 20 mei in zijn jaarlijkse prosynodale toespraak tot de dekens, een voor het eerst gehoord pleidooi tot oprichting van dergelijke gilden, van ‘ambachten en neringen’. Hij volgde daarmee het voorbeeld

8

9

Zondagsblad van Waereghem, 23 maart 1890 (Du Catillon over alle verkiezingsvooruitzichten voor 1890): ‘We zullen ons zoo sterk inrichten... geen verrassingen meer’; GvT, 30, 12 april 1890, 1-ab: ‘Vlaamsch, Kamerheeren, Ministerie': de ‘veldtocht’ tegen Woeste kategoriek afgekeurd, samen met een flinke waarschuwing tegen een ‘pluralis­ tische’ samenwerking in de Vlaamse beweging; artikel integraal overgenomen door GvK, XV, 32, 27 april 1890, 1-cd, zonder toevoeging van eigen commentaar. Zie R. KERKHOFS, Léonce Du Catillon 1869-1941. Levensschets en literair profiel, on. lie. verh. RU Gent, 1977, p. 33 en n. 4; F. VAN CAMPENHOUT, Hector Plancquaert Daensistisch politicus, journalist en letterkundige, Antwerpen, 1986, p. 48 en n. 139; F.-J. VERDOODT, ‘Léonce Du Castillon 1869-1941’ Nationaal Biografisch Woordenboek, X, 1983, kol. 88-94; K. ROTSAERT, Het daensism e in West-Vlaanderen, Brugge, 1989, pp. 49 e.v. GvT, XLI, 35, 30 april 1890, 1-ab: ‘Bond van Katholieke Kringen’; XLI, 41, 21 mei 1890, 1-d: 'Kiesnieuws. Oostroosebeke’.

8


van zijn Gentse collega, Mgr. Antoon Stillemans, die op 4 mei ostentatief Arthur Verhaegen en zijn Gentse Gilde van Ambachten en Neringen gesteund had in een voordracht te Sint-Niklaas. Natuurlijk, het organi­ satorisch begrip ‘gilde’ was nog niet ten volle uitgewerkt, maar men kon nu niet meer voorbijgaan aan dit belangrijk kerkelijk directief dat in de vol- gende maanden en jaren evenwel tot verbitterde discussies en tegenstellingen zou leiden10. Faict deed nog meer. Onder de priesterlijke benoemingen van 1890, zijn er behalve die van De Gryse in Kortrijk, nog enkele andere die hier de aandacht vragen. Ik som ze op in de chronologische volgorde. Vooreerst was Kortrijk aan de beurt. Eind april was priester Leroeye van het college van Veurne overgekomen als regent van de H.-Geestschool, en werd meteen de krachtdadig-organisatorische rechterhand van deken De Gryse; Gustaaf Lammerant kreeg medio mei een opdracht in het Sint-Amandscollege en ontpopte zich een jaar later, als onderpastoor op de H.-Magdalenaparochie in Brugge als een fervente verdediger van de christendemocratie. Eind mei kreeg Florimond Fonteyne een pastorale opdracht in Tielt: hij zou zich onmiddellijk inspireren op het Duitse voorbeeld van het Volksverein. Verreweg de belangrijkste benoeming was die van Achiel Lauwers (de jongere broer van Emiel) aan het Klein Seminarie te Roeselare: hij verdiepte het theoretisch werk van De Gryse en werd een van de belangrijkste commentatoren van Rerum novarum. En tenslotte was er de benoeming aan het Tieltse college van Constant Ftuys, een van de jongere medestanders van Albrecht Rodenbach, op 12 oktober. Hij werd nog geen twee jaar later retoricaleraar, directeur van de Société Littéraire en de Sint-Vincentiuswerking voor leerlingen". Daarmee zijn we beland bij de eerste dagen van René De Clercq in zijn nieuwe omgeving. Deze benoemingsgolf van priesters, die zonder uitzondering alle op flamin10

Voor Sint-Niklaas 4 mei 1890, zie J. DE MAEYER, De rode baron. Arthur Verhaegen 1847-1917, Leuven, 1994, pp. 238-239; J. DEDEURWAERDER, Professor Speleers. Een biografie, Gent, 2002, pp. 21-22 en n. 38. - De prosynodale toespraak in Collectio Epistolarum Pastoralium, V, Brugge, 1895, nr. 255, 20 mei 1890, pp. 190-193 (Latijnse tekst en korte toelichting bij K. van 1SACKER, Herderlijke brieven over politiek 18301966, Antwerpen, 1969, nr. 22, pp. 55-57). De GvK, XV, 42, 1 juni 1890, 1-a over de gilden die toen in oprichting waren in Vlaanderen, met bijzondere verwijzing naar Kortrijk en Edward De Gryse. Deze prosynodale toespraak doet mij wat milder oordelen over de evolutie van Faict’s sociale opvattingen, dan Ann VANSTEENLANDT in De houding van Mgr. J.-J. Faict tegenover het arbeidersvraagstuk 1864-1894, on. lie. verh. KU Leuven, 1980 en ‘Jan Jozef Faict (1864-1894)’, in M. CLOET, e.a. Het bisdom Brugge 1559-1984, Brugge, 1984, pp. 365-372. Zijn expliciete steun aan de ‘gilden’ ligt veel dichter bij Arthur Verhaegen en Edward De Gryse, dan bij sommige conser­ vatieve leiders van de Katholieke Partij. Alleen de ‘christendemocratie’ sloot hij radicaal uit.

9


gantisch en ‘sociaal-democratisch’ gebied diepe sporen nalieten, werd alleen doorkruist door de aanstelling begin mei van de sociaal-politiek conservatieve kanunnik Gustave Waffelaert tot vicaris-generaal, als opvolger van Bruno Vanhove. Daarmee kondigde zich, voorlopig onder­ huids, het conflict aan, dat enkele jaren later in alle hevigheid zou woe­ den. De lucht in het Brugse bisdom werd betrokken. De beroering in de Westvlaamse studentenwereld was na april niet stil­ gevallen. Integendeel. In het paasnummer van de Vlaamsche Vlagge plaatste Aloïs Van de Vyvere, onmiddellijk na een anoniem editoriaal van Hugo Verriest, onder het pseudoniem ‘Sea-Gull’ (de ‘Zeemeeuw’ van Verschaeve is in aantocht!), een opvallende bijdrage. ‘Ter goeder beweginge’. Het artikel bevatte een scherpe kritiek op de klassieke ‘taal’-beweging en vond dat de Vlaamse kwestie veel, heel veel meer was: een sociale en een algehele cultuurontplooiing. Daarin verklankte hij de visie van Hugo Verriest in eigen bewoordingen1 12. De bisschop moet dit alles goed hebben ingeschat. Hij was trouwens herhaaldelijk benaderd door het bestuur van de West-Vlaamse Oud-Hoogstudentenbond om het taalregime in de colleges te versoepelen, conform de wet van 15 mei 1883. Faict wist echter dat de auteurs van deze vertoog­ schriften dezelfden waren die op gouw- en landdagen aanpapten met Du Catillon en Plancquaert. Voorlopig dacht hij aan enige toegeeflijkheid. Bij de aanvang van het schooljaar 1890-1891 werd op 11 september in de jaarlijkse circulaire aan de principaals, bij punt IX, een ruimere gelegenheid geboden voor vertalingen in het Nederlands13. Het was een kleinigheid ten aanzien van wat er door de Oud-Hoogstudentenbond gevraagd was. De betrokken lucht bleef hangen bij de opening van het schooljaar.

11

12

13

GvT, XLI, 35, 30 april 1890, 1-a: ‘Staats-0verzicht’: de internationale socialistische agitatie omtrent 1 mei - De benoemingen: GvT, XLI, 34, 26 april 1890, 2-a (Leroeye); GvK, XV, 37, 15 mei 1890, 2-d (Lammerant); GvT, XLI, 44, 31 mei 1890, 2-a (Fonteyne); 66, 16 augustus 1890, 2-b (Lauwers); De Zondagbode van het Bisdom van Brugge, XIV, 41, 12 oktober 1890, p. 492 (Huys). - Van Gustaaf Lammerant is een prachtige foto afgedrukt bij K. ROTSAERT, 1989, p. 106, nr. 19. De Vlaamsche Vlagge, XVI, 2, paasnummer 1890, pp. 47-56; L. & L. VOS-GEVERS, Dat volk moet herleven, Leuven, 1976, p. 82 en n. 158, V. JANSSENS, Burggraaf Aloys Van de Vyvere, Tielt, 1982, p. 24 en n. 16. De tekst van Van de Vyvere moet vergeleken worden met zijn toespraak van 1 februari 1891 te Ruiselede (zie verder). Collectio Epistolarum Pastoralium, V, Brugge, 1895, pp. 200-208: ‘Programme d’études à l’usage des collèges ecclésiastiques du diocèse de Bruges pendant l’année scolaire 1890-1891’. L. GEVERS, ‘Johannes J . Faict 1813-1894’, NEVB, I, 1998, pp. 1108-1110 (vnl. p. 1109-b).

10


Met zeventien kompanen begon René aan de zesde Latijnse. In totaal volgden 92 leerlingen de humaniora. Een kleine groep dus, een uiterst beperkt segment van de beter-gesitueerde burgerij die aan de scolaire doorstroming deelnam. Zij die het niet allemaal kon- den betalen, zoals de ouders van René, werden geholpen door een goedgezind collegebestuur. De herinneringen van René aan het troosteloos opdreunen van de ‘Télémaque’ of de fabels van La Fontaine zijn juist. Ze stonden op het ‘programme d’études’ en zouden er nog lang op blijven. Het schooljaar begon in Tielt onverwacht stormachtig. Principaal Théodule Busschaert, die indertijd als retoricaleraar in Roeselare Hugo Verriest in 1877 opvolgde, meende als enige de flamingantische oprispingen van de jongeren bij het begin van het schooljaar in de kiem te moeten smo­ ren. De historiografie (o.a. Lieve Gevers) heeft hem getypeerd als een tweede superior Henri Delbar van het Klein Seminarie te Roeselare in de Groote Stooringe van 1875. Op 5 oktober 1890 decreteerde hij auto­ ritair: ‘Je déclare la Ligue dissoute’. De donderpreek in de studiezaal heeft de jonge student wel gehoord, maar blijkbaar is deze gebeurtenis hem niet bijgebleven. Deze ‘ligue révolutionaire’ was niet meer dan de bond die Aloïs Van de Vyvere en Hendrik Priem ook in Tielt hadden pogen op te richten (‘Watewy’) in de loop van de laatste grote vakan­ tie, als onderdeel van een overkoe- pelende Vlaams-Katholieke Studentenorganisatie. De poging werd hardhandig afgebonden. Van de Vyvere reageerde furieus en ironisch in De Knodse: ‘De Rampe van Watewy’. Van Busschaert werd een heuse karikatuur uitgetekend14. Ook de aandacht van de bisschop verslapte niet. Tussen 3 en 18 novem­ ber werd een drukke correspondentie gevoerd met deken De Gryse om de uitwassen van een overdreven flamingantisme in het Sint-Amandscollege van Kortrijk drastisch aan te pakken15. Toch mocht principaal Busschaert in Tielt nog een pluim op zijn hoed steken. Begin november waren het hele corps en alle leerlingen op het stadhuis uitgenodigd om de officiële prijzen van het staatsconcours voor Frans en ‘Vlaams’ in ontvangst te nemen16. Toen viel de stilte, en de monotonie van het college11

15 16

De Knodse, 1891 (het nummer is niet meer voorhanden). De tekst werd in het Vlaggeboek, 1926, pp. 808-813 gepubliceerd. - De GvK, XV, 66, 28 augustus 1890, 1-ab had het uitgebreid over de ‘Katholieke Vlaamsche Studentenbond’; hetzelfde bericht ver­ scheen in de GvT, XLI, 73, 10 september 1890, 1-abc. Archief Bisdom Brugge: Acta, Faict, 1890, p. 509 e.v.; L. & L. VOS-GEVERS, 1976, pp. 225-226. GvT, XLI, 89, 8 november 1890, 1-c: ‘Het collegie van Thielt ten stadhuize’. Bovendien hadden Tieltse leerlingen op 13 juli, bij de ‘Groeninge'-herdenking van Lodewijk Wostyn, namens de d’Hulsterzonen en het Davidsfonds, boeken gekregen voor het ‘Vlaam s’, GvT, XLI, 57, 16 juli 1890, 1-abcd: ‘Groeninghe Vaderlandsch'; R. VANLANDSCHOOT, 1986, p. 114 en n. 167.

11


leven nam een aanvang, voor vele maanden. Met de nodige discretie werden de nummers van De Vlaamsche Vlagge en De Knodse van hand tot hand doorgegeven. Alsof de beschuldigingen van overdreven flamin­ gantisme door principaal Busschaert en bisschop Faict enig effect sorteerden, kreeg de redactie van de Vlagge in de eerste maanden van 1891 haast geen nummer samen. Hugo Verriest moest weer eens de meubels redden. Het jaar van de encycliek De geesten waren na de gemeenteraadsverkiezingen van 10 oktober 1890 helemaal niet gepacificeerd. In de ‘Brusselsche briefwisseling’ van de Gazette van Thielt werd ronduit toegegeven: ‘...I k zeg dat de gemeentekiezingen doen zien dat er hier en daar in ’t katholieke land mis­ tevredenheid en een geest van oppositie is’. Inderdaad, Léonce Du Catillon pleitte in zijn blad voor de Vlaams-katholieke volksbelangen. Op 11 december sprak advocaat Jules Vanneste (verbonden aan de Klauwaert-groep te Brugge) voor de Oostendse Davidsfondsafdeling en verklaarde er o.m. dat het algemeen stemrecht onvermijdelijk was geworden. Hij herhaalde dat in Brugge voor de Burgersgilde op 17 december. De regionale katholieke kranten schrokken nog maar eens17. De grote discussie was geopend. Voorgoed. Het ene initiatief ontplooide zich na het andere. Op 11 januari 1891 kondigde Du Catillon, die de titel van zijn blad gewijzigd had in Ons Vlaanderen (bedoeld voor de provincies Oost- en West-Vlaanderen), aan dat een Zuidvlaamsche Sprekersbond zou worden opgericht. Hij kreeg daarbij de steun van de Tieltse oud-leerling Victor (Zeger) Lambrecht (Oostrozebeke 1864-1948, oud-leerling van het Tieltse college), in de zomer pas afgestudeerd als advocaat en nu werkzaam in het Kortrijkse18. Het idee van een Sprekersbond was niet echt nieuw. Sinds het begin van oktober werkte in Leuven een dergelijke bond, mede op

17

18

GvT, XLI, 85, 25 oktober 1890, 1-cd; Zondagblad van Waereghem, 2 november 1890; de voordracht van J. Vanneste: La Patrie (Brugge), 18 december 1890; De Zondagbode van het Bisdom van Brugge, XIV, 51, 21 december 1890, p. 611 -, Jaarboek Davidsfonds, 1892, p. 60; R. VAN EENOO, Een bijdrage tot de geschiedenis der arbeidersbeweging te Brugge 1864-1914, Leuven, 1959, p. 138 en n. 3; negatieve reacties in GvK, XV, 98, 18 december 1890, 1-ab; GvT, XLII, 6, 21 januari 1891, 1-ab. - Het Belfort, VI, 3, maart 1891, pp. 121-143, vervolg in 4, april 1891, pp. 243-261 (Fr. DRIJVERS) verleende zijn steun aan een getemperd algemeen stemrecht. In de ‘Kroniek’ van VI, 3, p. 207 prees Juliaan Claerhout de krant van Du Catillon! Victor Lambrecht studeerde af in 1883 (het jaar van Henri Blondeel); hij was een jaar ouder dan de latere Tieltse burgemeester Frits Boone (Reto 1884). Zie verder over hem K. ROTSAERT, ‘Victor Z. Lambrecht', NEVB, II, 1998, pp. 1775-1776. Gesteund

12


aanstoken van Aloïs Van de Vyvere19. Hij kwam dat ook in de praktijk brengen voor het Tieltse Davidsfonds, in een toespraak te Ruiselede (de afdeling verliet haar enge stadsgrenzen!), op 1 februari. Hij nam daarbij geen blad voor de mond. Met het Tieltse college-incident in het achter­ hoofd, schetste hij het flamingantisch programma voor jongeren. Hij begon met aandacht te vragen voor de ‘zwakken’ en de ‘weerlozen’ (de arbeidersbevolking). ‘Wij, jongelingen, wij moeten het recht verdedigen omdat het recht is, de waarheid voorenstaan omdat zij de waarheid is, al moeten wij het diere bekoopen.’ Jongeren moesten daar vroeger niet aan mee doen. Dat is nu veranderd. Maar, zo betoogde hij verder, ‘er was ook kwestie van volksgezindheid, het is te zeggen dat zij (de jeugd), als katholiek, wilde het gebied betreden van de nationale en sociale vraagpunten. Daar wilde men over tijd niet niet van hooren.’ Niets zal echter de Vlaams-katholieke jeugd tegenhouden. De hogere standen doen immers hun plicht niet. Zij kennen alleen de liefdadigheid. Daarom scharen de jongeren zich rond ‘de vane van de volksrechten'. En daar­ om kregen zij ‘de spotnaam van flaminganten’. De kloof tussen de lagere en de hogere klassen moet gedicht worden. Pas dan zal een efficiënt antwoord aan de socialisten kunnen gegeven worden. De katholieke studerende jeugd moet meehelpen om tot ‘gilden’ te komen, ja zelfs ‘meetings’ houden. En daarom is er een goed gevormde Vlaamse taal nodig. De toespraak van Aloïs Van de Vyvere kreeg een breed uitge­ smeerd verslag in de Gazette van Thielt. De jonge spreker heeft meer dan waarschijnlijk zijn tekst aan de redacteur bezorgd20. Dat hij op de goede lijn zat, bleek weldra uit allerlei aanduidingen. Een stuk in de Gazette van Kortrijk, 19 februari, mede-ondertekend door Adolf Verriest (als het al niet door hem was opgesteld), schoot met scherp op de kloof tussen rijk en arm, op de taalverwaarlozing en het nauwelijks verbeten ongenoegen dat ontstaan was door de weigering van de

19

20

op P. MAES, ‘Victor Zeger Lambrecht, een Vlaams aktivist in Oostrozebeke’, De Roede van Tielt, X IX, 1988, pp. 158-160; van Victor Lambrecht is een foto bewaard, samen met Hector Plancquaert en René De Clercq, in activistische ballingschap in Nederland. Zie K. ROTSAERT, 1989, p. 190, nr. 32 (uit het rijke archief van mevr. Lena De Byser-Lambrecht, Ardooie). K. ROTSAERT, 1989, pp. 50-51; L. GEVERS, ‘Studenten en sociale kwestie. De “ Sociale studentenkring en Sprekersbond der Leuvensche studenten” ten tijde van Leo XIII’, Onze Alm a Mater, X X X , 1976, 4, pp. 222-244. GvT, XLII, 10, 4 februari 1891, l-bcd.2-a: ‘Buskruit of poer’. Deze uitgebreide toe­ spraak werd in de historiografie nog nooit bestudeerd. V. JAN SSEN S, 1982, pp. 1617 vermeldt wel de Leuvense Sprekersbond, maar zwijgt over de Ruiseleedse toe­ spraak van 1 februari.

13


E. Verraes, deken van Tielt in 1882-1900

De Daensist Florimond Fonteyne (Houtem 1856 - Bougie, Algerije 1923) was onderpastoor in Tielt in 1890-1895


traditionele katholieke kiesverenigingen. Zijn broer Hugo ging nog een stap verder. In het openingsnummer van de Vlaamsche Vlagge procla­ meerde hij dat het blad zich voortaan zou richten tot alle vlaamsgezinden en noemde de beweging een ‘struggle for life’, met een uitgesproken christendemocratische reflex. Enigszins verbaasd over de snelle gedachten­ evolutie vroeg de Kortrijkse krant zich af of de bisschop, zoals het jaar te voren in Roeselare, nu ook de gouwdag van 12 april in Tielt zou ver­ bieden. De bisschop deed er echter het zwijgen toe.21 De jongere leerlingen, zoals René De Clercq, waren daar niet. Zij hoorden wel van de retoricaleerling Karei Vandenbussche, die toen al in de redactie van de Vlagge zat, wat er allemaal geschiedde. Opnieuw was Aloïs Van de Vyvere de grote vedette, met een herhaling van de hoofd­ gedachten uit zijn Ruiseleedse toespraak. Ook pastoor Verriest hield een improvisatie op het thema dat zijn broer Adolf op 19 februari reeds had bespeeld. Léonce Du Catillon riep de jongeren op nu te werken aan een christene en Vlaamse arbeidersorganisatie. Deze dag kreeg een ruim verslag in de Gazette van Thielt, maar de hoofdredacteur Désiré Minnaert beperkte zich in de redactionele slotbedenking uitsluitend tot de anti­ socialistische toon (dus niet tot de wijdere perspectieven van Verriest en Van de Vyvere)22. In deze conjunctuur werd door de sociaal-progressieven de pauselijke encycliek Rerum Novarum van 15 mei 1891 hartstochtelijk onthaald. De encycliek werd door Edmond Denys (Sint-Lodewijkscollege Brugge, later bekend door zijn werk bij de ‘Franschmans’), Achiel Lauwers (Roeselare) en Constant Huys (Tielt) met alle kracht ondersteund. Ook door de Tieltse deken, Edward Verraes23. Voorlopig klonk alleen een louter anti­ socialistische toon op in het Tieltse verenigingsleven. In de stad werd op 7 juni, met onderpastoor Florimond Fonteyne en apotheker Lodewijk Wostyn in die zin een vergadering georganiseerd. De diocesane over­ heid sprong mee op de kar en legde, eveneens in juni, aan de leerlingen 21

22

23

GvK, XVI, 14, 19 februari 1891, l-cd.2-a: ‘Aan de katholieke Vlam ingen!’; De Vlaamsche Vlagge, XVII, 1-2, 1891, pp. 1-7 (zie A. DEPREZ & M . CARLIER, De Vlaamsche Vlagge 1875-1899, ‘Bibliografie van de Vlaamse tijdschriften in de 19de eeuw’, Gent, 1986, p. 32 en n. 108); GvK, XVI, 24, 26 maart 1891, 1-cd: ‘Vlaamsch nieuws’ (met de vraag over een eventueel nieuw bisschoppelijk verbod). GvT, XLII, 30, 15 april 1891, 1-bcd: ‘Gouwdag van 12 April te Thielt’; R. KERKHOFS, 1977, p. 39 en n. 8; P. DESMYTERE, De Gazette van Thielt 1850-1893. De ideologische ontwikkeling van een katholieke plattelandskrant, on. lie. verh. KU Leuven, 1982, p. 196 en nn. 42, 43. - In Ons Leven (Leuven), 24 april 1891 vatte Van de Vyvere nog eens samen: 'De nieuwe richting’. GvT, XLII, 50, 24 juni 1891, 1-bc: ‘Leo XIII en St. Thomas’.

15


van de hoogste klas een ‘Vlaamsche redevoering’ voor: ‘Het socialisme’. Resultaten van Tieltse leerlingen in deze prijskamp zijn echter niet bekend24. Toch liep iets mis met de publicatie en de officiële commentaren van de Belgische bisschoppen op Rerum Novarum. De tekst bleef in een onge­ wone stilte achterwege, omwille van zware interne meningsverschillen. Ook bisschop Faict hield zich aan de afspraak te Mechelen gemaakt op de jaarlijkse plenumvergadering van juli. Merkwaardig, de Brugse bisschop had het jaar voordien, op 6 februari 1890, de belangrijke ency­ cliek van Leo XIII, Sapientiae Christianae van 10 januari, prompt bezorgd bij de vastenbulle. Deze encycliek was de vierde op rij die enige opening verschafte naar de moderne staatsopvattingen en de taak van de katholieken daarin25. Tussen het voorjaar 1890 en het voorjaar 1891 echter waren de tegenstrijdigheden dermate gegroeid dat een officieel standpunt nopens Rerum Novarum slechts op 20 februari 1892 door het Belgisch episcopaat openbaar werd gemaakt. Ondertussen ijverden tien­ tallen priesters om de tekst in hun pastorale werk direct te betrekken. Zo ook in Tielt Verraes en Fonteyne, en dat zou weldra ook in het college navolging krijgen. Op een nieuwe gouwdag, thans in Torhout, op 23 augustus 1891 (René was toen al met vakantie thuis), klonk nog altijd de echo van Van de Vyvere’s vernieuwende ideeën. ‘Het zijn de Vlaamsche volksjongens’, zo riep Du Catillon uit, ‘die eerst den strijd tegen het socialisme aange­ bonden hebben. Adel en burgerij kruisten de armen.’26 Het West-Vlaams hoofdbestuur van het Davidsfonds, waarvan Hugo Verriest sinds kort lid was, besliste op 21 augustus extra in Tielt te vergaderen, ‘ten einde de werking van het Davidsfonds meer op maatschappelijk terrein te brengen.’ Dat was met zicht op de encycliek en het Leuvense hoofdbestuur zag dit met welwillendheid gebeuren. Niettemin was dit Westvlaams bestuur, vrij recent samengesteld, toch niet erg eensgezind. Minstens één man liet zich maar sleepvoetend meetronen in de aangeduide richting: de hoofdredacteur van de Tieltse krant, Désiré Minnaert. Hij maakte 24

25 26

GvT, XLII, 46, 10 juni 1891, 1-abc: ‘Anti-Socialistische vergadering te Thielt’; Archief College Tielt, Diocesane wedstrijd 1891. Wel is bekend dat de retoricaleerlingen Emiel Vliebergh (Veurne) en Cyriel Verschaeve (Roeselare) geen eerste prijs behaal­ den. Zie J . SALSMANS, Emiel Vliebergh, Leuven, 1945, pp. 29-30 en R. VANLANDS­ CHOOT, 1998, p. 18 en n. 34. Collectio Epistolarum Pastoralium, V, Brugge, 1895, nr. 252, pp. 133-184. In de intro­ ducerende tekst loofde Faict het ‘merkweerdig stuk’ (‘ce remarquable document'). GvT, XL1I, 68, 26 augustus 1891, 2-c: ‘Binnenlandsch Nieuws’; uitgebreid op de voor­ pagina: GvK, XVI, 68, 3 september 1891, 1-a.

16


deze beslissing om nader ‘op het maatschappelijk terrein’ te komen niet eens bekend in zijn Gazette17. En wat meer is, even later ging hij op solotour zelf voordrachten geven, in meer sociaal-conservatieve richting. Een nieuwe principaal en nieuwe retoricaleraar In oktober 1891 begon René De Clercq aan de vijfde Latijnse. Het was aan de vooravond van ingrijpende veranderingen in het college, die de veertienjarige erg bewust meemaakte, nog voor het eind van het tweede schooljaar. Ondertussen ging de ideologische escalatie in stad en streek voort. Op 29 november schreef Du Catillon aan Victor Lambrecht dat de uiteindelijke bedoeling niets anders kon zijn dan een eigen ‘kristene volkspartij’. Samen zetten ze die winter de definitieve organisatie van de Zuidvlaamsche Sprekersbond op poten, waarbij retoricaleraar Karei Fonteyne van het Kortrijkse Sint-Amandscollege aansloot, naast Hector Plancquaert, maar ook de Tieltse vereniging van apotheker Wostyn, de D ’Hulsterzonen, en het Waregemse Davidsfonds van Verriest en Du Catillon present waren28. In Tielt begon het te haperen. De opvattingen van Minnaert leken zich van langsom duidelijker in het conservatieve kamp te bewegen, ook op het gebied van grondwetsherziening en algemeen stemrecht. Ook de verdeeldheid onder de clerus kwam aan het licht. Deken Verraes had gekozen voor de encycliek. Hij bleef dat doen onder sterker wordende overtuiging. De principaal van het college, Théodule Busschaert, die1 8 * 27 “

GvK, XVI, 67, 30 augustus 1891, 1-c: ‘Davidsfonds’. L. WILS, Het Daensisme. Opstand van het Zuidvlaam se platteland, Leuven, 1969, pp. 72-73; R. KERKHOFS, 1977, p. 40; K. ROTSAERT, 1989, p. 79. Tot de Sprekersbond behoorden verder Juliaan Delbeke en de Roeselaarse Vriendschap, Robert Buyse en de Rumbeekse Vereenigde Vrienden. Zie GvK, XVII, 6, 21 ja-nuari 1892, 1-d; 8, 28 januari 1892, 1-cd; uit 11, 7 februari 1892, l-d.2-a blijkt dat de Kortrijkse Gilde van Ambachten en Neeringen (De Gryse, Leroeye) een onderhands akkoord had met de Sprekersbond. Dat verklaart waarom retoricaleraar Fonteyne lid kon zijn. Deze Karei Fonteyne (Kortrijk) mag niet verward worden met Florimond Fonteyne (Tielt). Karei is oudleerling van het Klein Seminarie Roeselare, betrokken bij de Westvlaamsche Gilde van Amaat Vyncke en Zeger Maelfait, redactielid bij de Vlaamsche Vlagge tot 1876. Sinds 1880 leraar aan het Sint-Amandscollege te Kortrijk, eerst als titularis van de poësis, daarna van de retorica; zie L. GEVERS, Bewogen jeugd. Vlaanderen 1830-1895, Leuven, 1987, pp. 69, 77, 78, 130. Hij overleefde blijkbaar vlot de kleine inquisitie van november 1890, zie hoger bij aantekening 15. - De Sprekersbond hield in Kortrijk, 18 februari 1892, een meeting onder het motto: 'Leve de Christene Volkspartij', K. ROTSAERT, 1989, p. 115 en n. 47. Het Kortrijkse Davidsfonds, waarvan De Gryse en Fonteyne nu de invloedrijkste figuren waren, nodigde op 2 februari Juliaan Claerhout uit voor een voordracht over toponymie. Claerhout begon met een uitgebreide lof over het werk en de betekenis van De Gryse: GvK, XVII, 13, 14 februari 1892, 1-abc. J. PERSYN, Juliaan Claerhout. Gemiste kans o f menselijk tekort?, Antwerpen, 1975, p. 69 en n. 32.

17


voordien reeds voordrachten had gehouden voor de uiterst conservatieve ‘Thieltsche Broederband’ (opgericht in 1862 door de zittende paterna­ listische patroons), werd op 7 februari 1892 zelfs erelid. Ook binnen de collegemuren leek de scheiding der geesten zich voor te doen. Retoricaleraar De Berdt en collega Huys huldigden zeker andere opvattingen dan hun chef29. Minnaert voelde de polarisatie aankomen en poogde om de D'Hulsterzonen van apotheker Wostyn uit de greep van de ‘nieuwe’ ideeën te houden. De culturele vereniging van de apotheker moest alleen ‘het volk der streke opwekken tot vromer godsdienst en moedertale’. Minnaert bleef braafjes binnen de traditionele uitleg van het devies van het Davidsfonds: voor Godsdienst, Taal en Vaderland. Dat oude katholiekflamingantische programma was door de Ruiseleedse boodschap van Van de Vyvere echter flink door elkaar geschud30. Dat het parlement op 2 februari de debatten over de herziening van het kiesrecht had geopend, en op 14 juni algemene verkiezingen stonden uitgeschreven, deed de spanning alleen maar toenemen. Minnaert ver­ trok naar Nieuwpoort, waarschijnlijk voor het plaatselijke Davidsfonds, om te handelen over ‘de nieuwe tijden en de belangrijke politieke keer­ punten’. Over de sociale kwestie citeerde hij geen eigen Westvlaamse autoriteiten, al had hij dat ten overvloede kunnen doen. Aan het Duitse voorbeeld van Ludwig Windthorst en priester Franz Hitze (leiders van het katholieke Volksverein, voorloper van de Belgische Volksbond.) werd wel lippendienst bewezen. Die zaten ver weg in Duitsland. Eigenlijk was de hoofdredacteur overtuigd dat de encycliek van Leo XIII niets aanbracht dan wat al geweten was. Het welgemeende medevoelen met de beklagenswaardige arbeiders moest door een alerte burgerij omgezet worden in door haar alleen aangereikte ‘volkswerken’. Op dat punt had Minnaert dezelfde ideeën als Woeste: een caritatieve en paternalistische aanpak van de armoede en de arbeidersproblemen. Binnen de Zuidvlaamsche Sprekersbond klonken andere accenten. Op de gouwdag te Diksmuide, 18 april (dat was dus de derde op rij in WestVlaanderen), proclameerde Léonce Du Catillon stout en boud dat de Vlaamse beweging zich wel degelijk had in te laten met de maatschap­ pelijke belangen van arbeiders en boeren en dat zij de plattelands­

29

J“

Thieltsche Broederband, verslagboek, nr. 310 (copie Archief Heemkundige Kring Tielt). J. VANKEERS- BILCK, ‘De Thieltsche Broederband (1862-1940), “ parel van katholiek werk’” , De Roede van Thielt, XXVI, 1995, 4, pp. 150-204. GvT, XLIII, 12, 13 februari 1892. R. GOBYN, Tielt na de grote crisis. Bijdrage tot de studie van transitie en stagnatie in Vlaanderen 1862-1914, on. lie. verh. RU Gent, 1979, p. 206 en n. 5.

18


bevolking zou ‘opbeuren, ontvoogden en ontslaven’. Minnaert hoorde dat niet31. Toen de verkiezingen echt naderden, werd ‘mijnheer’ Beernaert in Tielt plechtig ontvangen. Sinds 4 augustus 1874 was hij volksvertegenwoordiger voor Tielt. Een vaste waarde dus, maar hij sleepte een liberaal-katholieke overtuiging met zich mee. Bovendien had hij als regeringsleider vrij progressieve ideeën over grondwetsherziening en stemrecht. De arrondissementele katholieke partijorganisatie bezon zich over de prangende situatie in het land: veruit de meerderheid van de bestuursleden hield het van verre met Beernaert, maar wilden zijn gevreesde hervormingen niet zien tot stand komen op de streek. Op het banket van 24 mei met een 300-tal genodigden schoven ook baron Gustave Kervyn de Lettenhove (Wakken, de latere politieke tegenstander van Hugo Verriest) en princi­ paal Busschaert aan. Ze dronken en toastten al de problemen weg. De verkiezingen leverden voor Tielt en Kortrijk een traditionele katholieke meerderheid op, al was dat voor Kortrijk een hele opluchting na een luidruchtige campagne van Du Catillon en Plancquaert. In het nationale parlement behield de partij haar eerste positie, maar ze had negen zetels tekort voor een tweederde meerderheid. Zij kon derhalve niet meer als absolute alleenheerser de grondwetsherziening sturen. Trouwens zij was intern verdeeld. Eens de herinnering aan het Tieltse banket van 24 mei vervaagd was, zouden Minnaert en zijn politieke vrienden hun afschuw toch niet kunnen bedwingen. In hun ogen betekende een grondwetsherziening zoveel als de uitverkoop van de parlementaire macht aan de socialisten32. Vrij kort na de verkiezingen benoemde bisschop Faict principaal Busschaert tot pastoor op de Sint-Pietersparochie te leper. Een week later was zijn opvolger bekend: Jules De Berdt werd principaal, Constant Huys retoricaleraar33. Aan de kop van het college kwam nu een duo dat iets meer dan een decennium voor een grote en alom geprezen

J1

32

33

GvT, XLIII, 16, 24 februari 1892, 1-bc (Nieuwpoort); 34, 27 april 1892, 1-cd (Diksmuide); GvK, XVIII, 33, 28 april 1892, 1-abcd (idem), ging dieper in op het referaat van Emiel Vliebergh en over de actie van Vlaamse jongeren in de dorpen. R. KERKHOFS, 1977, p. 45. GvT, XLIII, 43, 28 mei 1892, 1-abcd.2-ab (grote opmaak voor Beernaert); GvK, XVIII, 48, 19 juni 1892, 2-a; De Zondagbode van het Bisdom van Brugge, XVI, 25, 19 juni 1892, p. 291: ‘Kiezingen van 14 juni’. De Zondagbode van het Bisdom van Brugge, XVI, 25, 19 juni 1892, p. 300: ‘Priesterbenoemingen’; 26, 26 juni 1892, p. 312; De Godsdienstige Week van Vlaanderen (Gent), XXV, 9, 1 juli 1892, p. 72-a.

19


opgang van het instituut zou zorgen. De Berdt was een uitstekende pedagoog, die zowel met priester-collega’s als met de leerlingen aange­ naam kon omgaan, en oog had voor het eigen verenigingsleven van jongeren. Hij veroorzaakte een snelle ommekeer in het dagelijks leven van het college en stond, dat bleek al van vroeger, open voor de nieuwe sociale en democratische stromingen. Het schooljaar sloot af met een succesje voor René De Clercq. In de diocesane prijskamp voor versies uit het Frans en het Latijn haalde hij resp. een vierde en een tiende accessit. Het was de eerste keer dat hij opgemerkt werd. Natuurlijk woog dat niet zo zwaar als de eerste prijs voor ‘Vlaamsche redevoering’ die aan retoricaleerling Hubert Van Houtte (Waregem, later historicus in Gent) verleend werd en evenmin aan de eerste prijs voor de Franse redevoering die naar Cyriel Verschaeve (Ardooie) ging in het Roeselaarse Klein Seminarie34. Er was enige beter­ schap te bespeuren voor het ‘Vlaams’. Op de plechtige prijsuitdeling in Roeselare liet bisschop Faict een onverwachte toon horen. De leerlingen van de colleges moesten zich de Nederlandse taal flink eigen maken, beter dan welke andere taal ook en hij gaf daar een plausibele reden voor: de uitbreiding van het stemrecht zat er onvermijdelijk aan te komen en vele toekomstige kiezers konden alleen in hun eigen taal aan­ gesproken worden35. Dat betekende nog geen afbreuk aan de Franse voertaal in het collegesysteem. Verre van. Het was, zoals Lieve Gevers terecht opmerkt, een noodgedwongen maatregel. Principieel veranderde er niets aan het taal- en studiesysteem van de humaniora. Maar misschien lag nu toch al de bijl aan de wortel van de boom. Voorlopig hield bisschop Faict de vinger stevig aan de pols. Onderpastoor Florimond Fonteyne wilde nu duidelijk een tweede stap zetten, na een eerste Tieltse verkenningsronde. Hij had documentatie uit Duitsland gekregen over een studiesessie in Mönchengladbach, ingericht door het Volksverein. Hier ging het over de studie van de echte arbeidersproblematiek vanuit christelijk oogpunt en hij wenste de bezieler, priester Franz Hitze persoonlijk te ontmoeten. De bisschop wou hem dat niet toestaan: ‘als u licht nodig hebt zal u dat op tijd en stond door uw overheid verstrekt worden’, zo luidde het antwoord. Misschien is Florimond stiekem toch gegaan, de Tieltse krant publiceerde achteraf 34 35

De Zondagbode van het Bisdom van Brugge, XVI, 33, 14 augustus 1892, p. 392-393: ‘Volledige uitslag diocesane prijskamp’. L. GEVERS, ‘In het spoor van de vernederlandsing. Het Nederlands als vak- en voer­ taal in het katholiek, middelbaar onderwijs van het aartsbisdom Mechelen en het bis­ dom Brugge 1864-1893’, in De Groote Stooringe, Rumbeke, 1975, p. 225 en n. 156.

20


heel wat informatie en zij kan best de tekst van de leergierige onder­ pastoor gekregen hebben36. Een zware beproeving Nauwelijks was het derde schooljaar voor René De Clercq begonnen of er klonk aan de overzijde van het collegegebouw in de Kortrijkstraat een niet mis te verstane boodschap. De ‘Bond der Thieltsche Volkswerken’ (Verraes-Fonteyne) organiseerde op 23 oktober 1892 zijn gildefeest. De onderpastoor hield de hoofdtoespraak en richtte zich, in de stijl van Aloïs Van de Vyvere (1 februari 1890), en Emiel Vliebergh (18 april 1892), rechtstreeks tot de ‘studeerende jongens’. Al wat ze hadden aan begaafd­ heden en kennis, al hun vrije tijd mochten ze spenderen ‘aan ’t heil van den werkman’. Dat was nu eens een uitmuntend ‘werk’. De deken en de onderpastoor gingen goed door op hun élan en prezen nadrukkelijk voor de verzamelde gildeleden op 1 december de ‘kracht van de vereeniging’, ook voor arbeiders en boeren. Het ging dus goed in Tielt, want elf dagen later kwam Arthur Verhaegen uit Gent de idee van ver­ zamelde maatschappelijke kracht versterken. Principaal De Berdt en leraar Huys waren aanwezig. Er leek wel een echte verstandhouding te bestaan tussen de parochiale ‘werken’ en het collegemilieu37. De vijftienjarige voelde zich al wat meer vrijgevochten in het aanvankelijk prangende internaatssysteem. De anecdote is bekend dat hij op een wandelnamiddag doorliep naar het naburige Ardooie om een nicht te bezoeken en met de tilbury van doktor De Müelenaere, vader van de kleine Robert uit de zesde Latijnse, terug naar de Kortrijkstraat gevoerd werd38. Veel is er niet gekend uit de eerste helft van zijn Tieltse leven, en zijn eigen herinneringen zijn later in flamingantisch-mythologische “

37 JS

K. ROTSAERT, 1989, p. 152 (facsimile van de brief op pp. 150-151). - De studiedagen gingen door van 20 tot 30 september 1892 en telden 580 cursisten, uit België, Nederland, Zwitserland, Oostenrijk. Belangrijke lesgevers waren Karl Bachem, Victor Cathrein, Franz Hitze, August Lehmkuhl, Heinrich Pesch, stuk voor stuk Europese grootheden op christelijk-sociaal gebied. W. SPAEL, Das katholische Deutschland im 20. Jahrhundert, Würzburg, 1964, p. 20. Voor een bredere context: de bijdragen van W. BECKER, ‘Neue Entwicklungen im Verhâltnis des deutschen Katholizismus zur Staat und Gesellschaft’, en Chr. WEBER, ‘Die pastorale Strategie in Deutschland dargestellt am Beispiel des Erzbistums Köln’, in E. LAMBERTS, e.a., Een kantelend tijdperk 18901910, Leuven, 1992, resp. pp. 19-41 en 201-215. - GvT, XLIII, 79, 1 oktober 1892, 1a: ‘Staats-Overzicht’ (Volksverein, Arbeiterwohl, Mönchengladbach, de ‘praktischsozialen Kurs’, H itze...). 37 GvT, XLIII, 85, 26 oktober 1892, 1-b: 'Gildefeest'; 96, 3 december 1892, 2-a: ‘Binnenlandsch Nieuws’; 99, 14 december 1892, 1-bcd: ‘Voordracht en Feest’. K. HULPIAU, 1986, p. 16. Op basis van J. DE MUELENAERE, 'Rond een jeugdgedicht van René De Clercq’, Biekorf, LIX, 1958, 6, pp. 166-170. De biografische topics van René’s collegejaren tussen oktober 1890 en oktober 1894 zijn erg onzeker.

21


verhardende kritiek op de troosteloze be- slotenheid van het collegebestaan terechtgekomen. Het hoeft niet weggeveegd te worden, er is wel iets van aan. Anderzijds kende het kleine internaat (enkele tientallen leerlingen!), soms wel met een tekort aan privacy, veelal de warmte van een kameraadschap. Een van de factoren die deze kameraadschap bevorderde en samenhield was de heimelijke aanwezigheid van De Vlaamsche Vlagge. De ellendige ervaring van 5 oktober 1890 lag nu ver genoeg achter de rug. De meerder­ heid van de leraars onder het beleid van principaal De Berdt en de oude econoom Richard Van den Bussche onderhield een verborgen sympathie voor dit flamingantische streven. Het efficiënte studiebeleid van de nieuwe principaal hield de vlaamsvijandige diocesane hoofdinspecteur, kanunnik Amand Dambre (die in 1887 nog onder Busschaert Juliaan Claerhout had weggewerkt), enigszins op afstand. Zeker het korps had ruime kans om het tijdschrift Het Belfort (1886-1899) te raadplegen. Het was in de leraarsbibliotheek aanwezig, en oud-collega Claerhout volgde daarin onver- droten de Vlaamse en wetenschappelijke actualiteit. Zo ook de voordrachten van Hugo Verriest in Antwerpen op 12 en 13 december 1892, voor de Nederduitsche Bond en het Davidsfonds, ingeleid door de bekende voorvechter Edward Coremans39. De strijd buiten de muren van het college liet niet af. Op 25 maart 1893 verklaarde Du Catillon in de Zuidvlaamsche Sprekersbond onbewimpeld: ‘Het moet niet gezegd worden dat de Vlaamsche beweging van nature democratisch is en den kleine tegen den groote verdedigt, dat de taalverdrukking de grootste volksverdrukking is, die bestaat...’ Het is zo van­ zelfsprekend! Het was de tijd van de officiële stichting van de Christene Volkspartij en de Waregemse journalist zag er vier constituerende groepen aan deelnemen: de arbeiders, de boeren, de flaminganten, de burgers40. Een losse federatieve wensdroom die in de volgende maanden zou worden stukgeslagen. Het waren de maanden waarin Plancquaert en Du Catillon de weg naar Aalst vonden, in volle voorbereiding van een belangrijke Vlaamse zitdag in Brugge, voorzien voor augustus, waar alle flamingantische en sociale eisen zouden worden samengelegd. De eerste aankondigingen en oproepen voor deze belangrijke gebeurtenis verschenen vanaf 8 juni41. J’ 40 41

Het Belfort, VIII, 1893, 2, p. 176 (‘Kroniek’). R. KERKHOFS, 1977, pp. 49-51. Du Catillon werd in Vlaamsch en Vrij, 18 mei 1893, door Lodewijk Opdebeek gehuldigd. GvK, XVIII, 45, 8 juni 1893, 1-d: ‘Vlaamsche Belangen’; GvT, XLIV, 56, 15 juli 1893, 2-a; De Zondagbode van het Bisdom van Brugge, XVII, 29, 16 juli 1893, p. 342.

22


In die mooie zomermaand overleed Charles-Louis De Clercq, vader van René, onverwacht, op 62-jarige leeftijd. ‘Een zware beproeving voor het hele gezin’, zo schreef Koen Hulpiau. 'Ze doet de vraag rijzen of men zich nog langer de weelde van een collegestudent kan veroorloven. De huisgenoten vinden van niet. Op aandringen van principaal De Berdt, “die de gave van zijn scholier heeft opgemerkt en het kostgeld verminderde komt vrouw De Clercq op dit besluit terug”. Dit gebeuren heeft René diep getroffen: “Na de begrafenis keert hij gebroken naar school terug, en was geen kind meer”...”'1. Het einde van het schooljaar en de examens verliepen stilletjes voor hem. Op 9 augustus vertrok hij naar Deerlijk. Voor een rustige vakantie bij zijn moeder, van wie hij nu nog meer hield. Laatste exploten van Léonce Du Catillon Veel studiegenoten uit de Westvlaamse colleges keken met spanning uit naar de Zitdag te Brugge op 21 en 22 augustus. De grote bonzen waren daar: Edward Coremans, Joris Helleputte, Adolf Daens, Eugeen Vansteenkiste, August Laporta, Hendrik Claeys, maar geen Hugo Verriest. ‘Studentenbonden’ stuurden afgevaardigden. Jonge leidersfiguren als Aloïs Van de Vyvere (Tielt), Emiel Vliebergh (Veurne), Reimond Speleers (Sint-Niklaas) en Robrecht De Smet (Oostende) vielen op door hun tussenkomsten, maar ze luisterden ook geboeid naar het referaat van Léonce Du Catillon over de situatie in het middelbaar onderwijs, waar het kernprobleem van de vernederlandsing nog altijd levensgroot bleef4 43. Iedereen praatte hartelijk 2 met iedereen. Er leek een vanzelfsprekend Vlaams front te bestaan, maar helaas niet langer dan tussen de beschutte muren van het Brugs congres. De verscherpte oproepen van Du Catillon voor een eigen Christene Volkspartij bleven voor velen onverteerbaar. De journalist van Waregem verdedigde in Brussel voor de Vlaamsche Volksraad (31 oktober) zijn Brugse rapport over de situatie in het middelbaar onderwijs44. 42

43

44

K. HULPIAU, 1986, p. 15, op basis van A. JACO B , ‘Levensbericht’ (van R. De Clercq), in Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden 1936-193 7, Leiden, 1937, pp. 123-124; de autobiografische roman Harmen Riels, 1913, p. 17. G vT, XLIV, 68, 26 augustus 1893, 2-a: ‘In het Vlaamsch congres te Brugge’ ; GvK, XVIII, 67, 27 augus- tus 1893, i-b (idem), 72, 14 september 1893, 1-b (aankondiging congresbesluiten in boekvorm); Het Belfort, VIII, 1893, 10, p. 21: ‘waar de katholieke Vlamingen voor de eerste maal als onafhankelijke partij optraden’, (Juliaan Claerhout); De Vlaamsche Vlagge, XIX, 4, december 1893, pp. 113-118: Hugo Verriest gaf een beknopte samenvatting van de besluiten. - J. DEDEURWAERDER, 2002, p. 28: R. Speleers. De oogarts gaf in mei 1937 zijn herinneringen aan de ontmoeting met De Smet, in Volk en Staat, 7 mei 1937, zie R. VAN LANDSCHOOT, 1998, pp. 23-24 en n. 56. Robrecht De Smet was leraar in Kortrijk 1898-1900 en Tielt 1900-1906. Ons Vlaanderen, 23 september 1893; 1 oktober 1893; 14 oktober 1893; R. KERKHOFS, 1977, pp. 80-81; H. VAN VELTHOVEN, De Vlaamse kwestie 1830-1914. Macht en onmacht van de Vlaamsgezinden, Kortrijk, 1982, p. 55.

23


Bij de aanvang van het schooljaar verscheen op 2 oktober 1893 een gedrukte uitnodiging ‘voor het uitgeven van een strijdend Vlaamsch, volksgezind dagblad’, dat de naam zou krijgen van Het Vlaamsche Volk. In de provincie voerde de Sprekersbond de campagne en kon in elk geval rekenen op de sympathie van Hugo Verriest45. Op deze wijze bleef de aandacht toegespitst op de samenhang tussen tussen de traditionele flamingantische eisen en de opstuwende sociale kwestie. Een zwakke echo daarvan was te horen op de Tieltse Société Littéraire van 12 november. Daar werd expliciet gehandeld over de armoede met een stelselmatige afzwakking van het caritatieve-paternalistische model. Net was René De Clercq de derde Latijnse begonnen. Voor het eerst hadden De Berdt en Huys de Société goed in handen. Zij vaarden een nieuwe koers en waren nu goed ingereden. Misschien heeft René daar toen al iets van kunnen opsteken. Het was immers de gewoonte om getalenteerde derdelingen op te nemen in een ‘kleine’ Société. Helaas ontbreken daarvoor de documenten uit het collegearchief. In de vergadering van 27 mei 1894 werd uitgebreid de ‘Action bienfaisante de l’Eglise’ bezongen: de warme stralen die Leo XIII en Remm Novarum uitzonden over de wereld en die hoop gaven aan de nederigen en de verdrukten. De themata en de discussies binnen de Société bleven vrij parallel met wat er in de grote buitenwereld van stad en provincie gebeurde46. Op 4 januari 1894 overleed de oude bisschop Faict, een druk gespreks­ onderwerp in cléricale kringen, ook in het Tieltse priesterkorps. Speculaties over de opvolging gingen al snel rond. In Vlaamse-democratische kringen werd de naam van deken De Gryse genoemd. De conservatieve kringen veegden deze kandidatuur snel weg. Net zoals in 1890 de deken naast een senaatszetel greep, zo ook kreeg hij bij de bisschopsbenoemingen van 1894 en 1895 geen kans. Het werd vicaris-generaal Petrus De Brabandere (uit Ooigem afkomstig), die in zijn korte episcopaat - hij overleed reeds op 31 maart 1895, - op geen enkel substantiëel punt afweek van de lijn die zijn voorganger Faict lange jaren had gevolgd47. De verrottingsstrategie 45

46

47

Voor de achtergrond zie L. W ILS, ‘Het Brussels dagblad “ Het Vlaamsche Volk” 18941898’, in J . ART & L. FRANÇOIS, Liber amicorum Romain Van Eenoo, 1999, I, p. 507 e.v. - In de Vlaamsche Vlagge, X X , 3, augustus 1894, pp. 12-14 maakt Verriest onver­ togen reclame voor Het Vlaamsche Volk. In dat nummer publiceerde ook de Brugse christendemocratische onderpastoor Gustaaf Lammerant. Voor de achtergrond, zie R. VANLANDSCHOOT, ‘Cyriel Verschaeve en de Société Littéraire', ’t Halle-torentje, X XI, 1974, 1, pp. 23-40 op basis van het Verslagboek, Archief van het College Tielt. F.-J. VERDOODT, Kerk en christen-democratie. De katholieke kerk tegen de christen­ democratie in België, inzonderheid tegenover de door haar als dissident beschouwde priester A d olf Daens en diens medestanders 1890-1907, proefschrift, RU Gent, 1988, p. 252; IDEM, 'Bisschopsbenoemingen op het einde van de negentiende eeuw in België.

24


omheen Daens, Du Catillon en Plancquaert zette genadeloos haar weg verder. De Brabandere wilde wel de gilden ‘van ambachten en neringen’ maar niet die verfoeilijke christendemocratie. Zelfs een aantal ideeën van deken De Gryse waren niet aanvaardbaar. Toen de politieke positie van premier Auguste Beernaert op 16 maart werkelijk echt precair was geworden, bleken de vooruitzichten voor de eerstvolgende parlementsverkiezingen in oktober het klamme zweet te bezorgen aan vele katholieken. Het was de tijd dat de agitatie tegen de Zuidvlaamsche Sprekersbond begon aan te zwellen. De Gazette van Kortrijk nam vanaf 19 april het voortouw48. Nog één keer zou de droom van de Brugse Zitdag van de vorige zomer aangezwengeld worden. Het Belfort leverde in april 1894 een stout stuk: niet alleen kwam Adolf Daens aan het woord over ‘Vlaamsche belangen’, waarbij het vaste flamingantische eisenpakket organisch samenging met nieuwe sociale en emancipato-rische betrachtingen; er werd bovendien reclame gemaakt voor twee publicaties over de zgn. christene volkspartij, die van een zekere Willem De Baets en uiteraard die van Léonce Du Catillon49. Zelfs in Tielt bleef de Sprekersbond nog actief. Begin mei mocht Juliaan Delbeke voor de Bond der Thieltsche Volkswerken het woord voeren over het maatschappelijk vraagstuk en deken Verraes himself sprak op 3 juni in Oostrozebeke op een regionale vergadering van het Sint-FranciscusXaveriusgenootschap (voor arbeiders), met uitdrukkelijke beklemtoning van de rechtvaardigheid50. De breuk tussen Du Catillon en de katholieken werd nu snel voltrokken. Hij kreeg nog wel de kans om zijn sociaalpolitieke visie in de Kortrijkse krant uiteen te doen, zowat een samen­ vatting van zijn boekje. De polemiek viel echter stil op 10 juni. Een maand later vertrok een berooide Du Catillon naar Brussel. Zijn politieke avonturen waren in West-Vlaanderen zo goed als afgelopen, maar zijn invloed nog lang niet getaand51. Tot na de verkiezingen van juli 1896 blijft hij her en der opduiken.

48 45

50 51

Onderzoek naar de besluitvormingsprocessen in de Rooms-katholieke kerk’, in J. ARTS & L. FRANÇOIS, 1999, II, p. 976; R. BOUDENS, ‘Petrus De Brabandere 18941895’, in Het bisdom Brugge (1559-1984), Brugge, 1984, pp. 373-374. GvK, XIX, 30, 19 april 1894, 2-a; 33, 29 april 1894, 1-cd; 35, 6 mei 1894, 1-abc. Het Belfort, IX, 1994, 4, pp. 304-309 (Daens); pp. 317-318: Willem De BAETS, een woord tot de christene arbeiders, 1893 en L. Du CATILLON, De Christen Volkspartij in België, 1894. Voor de achtergrond, zie F.-J. VERDOODT, ‘Christene Volkspartij’, NEVB, I, 1998, p. 725 en L. WILS, ‘De Daensistische Volkspartij’, Kultuurleven, LXI, 1994, 2, pp. 66-73. GvT, XLV, 37, 9 mei 1894, 1-ab (Delbeke); 46, 9 juni 1894, 1-bc (Oostrozebeke). GvK, XIX, 36, 10 mei 1894; 37, 13 mei 1894; 38, 17 mei 1894; 39, 20 mei 1894 - een uitgebreide repliek van Du Catillon in 45, 10 juni 1984, l-bcd.2-abcd.

25


Rerum Novarum of arbeiden en lijden Op 30 juni 1894 verkondigde Adolf Daens dat zich hij in oktober op een lijst van christendemocraten zou aanbieden voor de verkiezingsslag. Eigenlijk lag bij die beslissing het begin van zijn neergang. Voor veel priesters betekende deze stap een breekpunt. Niet zozeer voor Verriest, al bleef deze militeren in de voorste gelederen van de katholieke partij. De pastoor van Wakken bleef geloven dat alle christendemocraten en daensisten een warme plaats verdienden in het huis van de katholieke partij. Wanneer het Tielts arrondissementeel bestuur op 8 september vergaderde, waren hij en zijn goede vriend Lodewijk Wostyn aanwezig. In de stad werd Auguste Beernaert opnieuw ontvangen (23 september), o.m. door deken Verraes en onderpastoor Fonteyne52. Niettemin waren er problemen. Een tweede, quasi christendemocrati­ sche lijst (met slechts twee kandidaten) dook op in Tielt, het begin van een openlijke crisis53. De beruchte verkiezingen van 14 oktober (met het bekende duel Daens-Woeste in Aalst) hebben in Tielt een traditioneel overweldigende katholieke meerderheid opgeleverd. Het christen­ democratisch effect heeft (nog) niet gespeeld. In Kortrijk stegen de socialisten, maar haalde burgemeester Reynaert die door Du Catillon hard was aangepakt, een bijzonder hoge score. Uit het onderzoek van Frans-Jos Verdoodt blijkt dat deken De Gryse ook bij deze verkiezingen zijn kandidatuur voor de Senaat had gesteld - voorgedragen door de progressieve kleine burgerij en de arbeiders (die met afscheuring dreigde). Bisschop De Brabandere stond hem dat niet toe, daarin consequent de beleidslijn van zijn voorganger volgend. Alfons Depla werd voor de provincieraad verkozen op de katholieke lijst54. Hij had goede connecties met deken De Gryse, de Sprekersbond en pastoor Verriest. Het merkwaardigste was dat de problematiek van de (dissidente) christendemocraten niet buiten de Tieltse collegemuren bleef. Nog in oktober, toen René De Clercq net in de poësisklas was aan­ getreden en lid werd van de Société Littéraire, hield de ‘rapporteur’, een zekere O. Van Hecke (Hansbeke), een spreekbeurt over het probleem van de christendemocratie, ‘une composition nourrie de doctrine’. Maar de jonge redenaar was ‘quelque peu téméraire, en tranchant certaines 52

53 54

GvT, XLV, 72, 5 september 1894, 1-ab: ‘Kiesvergaêringe te Thielt’, 73, 15 september 1894, 1-c: ‘Mijn- heer Beernaert naar Thielt’; 77, 26 september 1894, l-abcd.2-abcd (grote opmaak voor Beernaert). GvT, XLV, 79, 6 oktober 1894, 2-c: ‘Er is een lijst 2’. GvT, XLV, 82, 17 oktober 1894, Vcd:'Verkiezingsuitslagen’; 83, 21 oktober 1894, 1cd: ‘Provincieverkiezing’. - Voor De Gryse, zie F.-J. VERDOODT, 1999, n. 14, p. 176.

26


questions encore controversées’. Toch een uitzonderlijk feit in die verkiezingsmaand!55 Een laatste versterking voor de christendemocratische gedachten in de streek kwam op 21 november aan. Juliaan Claerhout, die zich voordien heel verdienstelijk gemaakt had en als onderpastoor in Sint-Denijs een ‘gilde’ had gesticht, werd nu directeur van de katholieke scholen in Pittem. Nog steeds was hij de bekwame tijdschriftleider van Het Belfort, een ijverig stoffeerder van de ‘Kroniek’, die de wetenschappelijke, artistieke, literaire en sociaal-politieke actualiteit op de voet volgde56. Pas op de nieuwe parochie aangekomen zocht hij onmiddellijk contact met apotheker Wostyn en zijn D ’Hulsterzonen, waar hij bij de wintervoordrachten principaal De Berdt en retoricaleraar Huys vaak ontmoette. Het verschil met de tijd van principaal Busschaert, die aanleunde bij de Thieltsche Broederband, kon derhalve niet groter zijn. Het winterseizoen kondigde zich hard aan. Bisschop De Brabandere liet niet na, bij het verscherpen van de politieke tegenstellingen in zijn bisdom, deken De Gryse te bezweren niet mee te werken aan een door­ braak van de christendemocraten. Een eerste vermanende brief vertrok op 12 december. Er volgden nog andere, tot 9 februari 189557. De situatie in Kortrijk en ook in Tielt verslechterde in de ogen van de kerkvorst. Vanuit Brussel bleef Du Catillon onversaagd inbeuken op de vestingsmuren van de katholieke partij. In Ons Vlaanderen van 3 februari luidde het hoofdartikel: ‘Moed democraten’, ‘ter verdediging der arbeiders en der christen-democratie’. In de Groeninge-stad werd bovendien een poging ondernomen om een afdeling van de Christen Volkspartij op te richten. Een woedende katholieke kiesvereniging reageerde in de Gazette van Kortrijk, die nu geheel de kant koos van de ‘Association Constitutionnelle’ en haar angst en afschuw uitte op 7 februari: ‘Wij zitten in vieze lakens... op de Kortrijksche streke’58. Van dat ogenblik af is het onderscheid tussen de beide regionale katholieke kranten verdwenen. Zij wijzen beide de christendemocratie volstrekt af.

55 56 87

58

Archief College Tielt, Société Littéraire, oktober 1894 (niet precieser gedateerd). R. VANLANDSCHOOT, 1974, pp. 27-28 en n. 11. GvK, XIX, 94, 29 november 1894, 1-d; De Zondagbode van het Bisdom van Brugge, XVIII, 49, 2 december 1894, p. 588. J. PERSYN, 1975, p. 85. Mgr. P. De Brabandere aan deken E. De Gryse, 12 december 1894, 24 december 1894, 25 januari 1895, 9 februari 1895. F.-J. VERDOODT, 1988, p. 71 (het betreft hier briefconcepten uit het bisschoppelijk archief). Ons Vlaanderen, 3 februari 1895; GvK, XX, 11, 7 februari 1895, 1-c. R. KERKHOFS, 1977, p. 83; K. ROTSAERT, 1989, p. 118.

27


Ook hoofdredacteur Minnaert deed een duit in het zakje. Op 2 maart nam hij een editoriaal van De Maasbode over: ‘Leo XIII en de christelijke democratie’. Het Nederlandse katholiek-conservatieve blad slaagde erin zoveel verdoezeling rond het omstreden begrip te weven zodat iedereen mocht geloven dat de huidige katholieke partij al lang, ja al altijd de christelijke vorm van democratie praktiseerde. Minnaert trok er zijn conclusie uit: die ‘groene’ democraten hadden niets met een orthodoxe uit­ leg van Rerum Novarum te maken59. Het initiatief van Minnaert was wel­ overwogen, hij wist wat er afkwam op Tielt. Op 12 maart schreef de bisschop aan deken Verraes dat alles moest in het werk worden gesteld om te beletten dat priester Daens in Tielt een christendemocratische meeting kwam houden. Het ver- moeden bestond dat onderpastoor Fonteyne hand- en spandiensten had verleend. De ijverige onderpastoor had meteen zijn eigen vonnis getekend60*. Terwijl het politiek bestel in België overhoop lag met de hervorming van het kiesrecht op gemeentelijk vlak, overleed op 31 maart bisschop De Brabandere. De voorzitter van de federatie van katholieke kieskringen, Charles Woeste opende onmiddellijk zijn diplomatiek offensief en voor de tweede keer werd de kandidatuur van Edward De Gryse verijdeld. Hij kreeg daarbij de geheime steun van vicaris-capitularis Gustave Waffelaert, die maar al te geneigd was grondig en definitief af te rekenen met de christendemocraten, en het bovendien helemaal oneens was met de Gryse. Als vicaris-capitularis liet hij er geen gras over groeien. Priesters moesten zich niet verder inlaten met een eventuele organisatie van Het Vlaamsche Volk (en daarmee was een leidende rol voor Hugo Verriest afgeblokt). Eind april verplaatste hij Florimond Fonteyne van Tielt naar de Sint-Annaparochie te Brugge. De Bond der Thieltsche Volkswerken nam ostentatief afscheid van zijn geliefde onderpastoor. Hij bezorgde een portret met het onderschrift: ‘Het Thieltsche werkvolk aan den stichter en eersten Bestuurder van de kristene volksbond, den eerweerden heer Fonteyne, uit dankbaarheid opgedregen’6'.

59 60

6'

GvT, XLVI, 18, 2 maart 1895, 1-d, overgenomen uit De Maasbode van 26 februari 1895. Mgr. P. De Brabandere aan deken E. De Gryse, 12 december 1894, 24 december 1894, 25 januari 1895, 9 februari 1895. F.-J. VERDOODT, 1988, p. 71 (het betreft hier briefconcepten uit het bisschoppelijk archief) Voor de opvolging De Brabandere: F.-J. VERDOODT, 1988, p. 184; IDEM, 1999, pp. 175 e.v.; L. WILS, 1999, pp. 505 e.v. ; voor de benoeming Fonteyne: Archief Bisdom Brugge, Necrologium Fonteye (N66); K. ROTSAERET, 1989, p. 140.

28


Het is in deze spannende weken dat het publieke optreden van René De Clercq in de Société Littéraire zich voordeed. De Société hield, onder het bezielend woord van Constant Huys, de thematiek van de armoede en de weldoende zorg van de katholieke kerk aan62. Op 18 februari 1895 gaf principaal Jules De Berdt zelf een schitterende causerie over de lyriek van priester-dichter Guido Gezelle, in zijn ogen de poeta maior van Vlaanderen. Ook Constant Huys deelde deze niet alledaagse literaire smaak63. Het heeft op de jonge De Clercq een onvergetelijke indruk gemaakt. Dat Gezelle zo rijkelijk aan bod kwam was uitzonderlijk, zelfs voor een Westvlaams college. Hij stond niet op het ‘programme d’études’ van de poësisklas. Er waren slechts drie instituten die de Kortrijkse dichter hoog in het vaandel droegen: de retoricaleraar Henri Rommel in Brugge, principaal J. Dupont van leper (opvolger van Verriest aldaar in 1888) en het Tieltse duo64. De maidenspeech van De Clercq in de Société greep plaats op 22 maart 1895. Het voorgedragen gedicht bewandelde de meest platgetreden paden in de colleges van de negentiende eeuw: ‘Chant de guerre des Belges au temps de Jules César', een overmijdelijk pseudo-historisch fresco (net zoals de maidenspeech van Albrecht Rodenbach op 14 december 1873, over hetzelfde onderwerp). De dichter in René was nu volop ontwaakt, vooreerst in het paasnummer van De Vlaamsche Vlagge, eveneens met een historisch tafereel ‘Roosebeke’, een herinnering aan de veldslag van Westrozebeke uit 1382 (bekroond bovendien door de West-Vlaamsche Studentenbond); en vervolgens in De Student (aarts­ bisdom Mechelen): ‘Spelevaren’65. De ideologische discussie omtrent de encycliek Rerum Novarum flakkerde in de Zuidhoek weer op. Volksvertegenwoordiger Charles Woeste voerde op 21 april het hoge woord voor de Burgerskring in Kortrijk, naar aanleiding van een vaandelwijding van de Katholieke Jonge Wacht, een jeugdige annex van de Katholieke Partij. Van deze gelegenheid maakte de con­ 62 63 64

65

Archief College Tielt, Société Littéraire, 13 januari 1895 (armoede); 7 juli 1985 (kekr). Archief College Tielt, Société Littéraire, 18 februari 1895. Slechts in oktober 1896 kwamen in de poësisklas Kerkhofblommen officieel op het programma. Tot aan dat schooljaar stonden in het bisdom Brugge de Gedichten van L.L. De Bo, Het Menschdom verlost en Vaderlandsche tafereelen van L. De Koninck, en De Drie Zustersteden van K. L. Ledeganck voorgeschreven. Zie Collectio Epistolamm Pastoralium, XVI, Brugge, 1900, op 5 september 1895, pp. 156-157. Archief College Tielt, Société Littéraire, 22 maart 1895 (voor Rodenbachs maiden­ speech, zie R. VANLANDSCHOOT, Albrecht Rodenbach. Biografie, Tielt, 2002, pp. 229-230); De Vlaamsche Vlagge, XXI, 2, april 1895, naast een aanbod eerste gedichten van Cyriel Verschaeve. K. HULPIAU, 1986, p. 19.

29


servatieve leider gebruik om met betrekking tot het sociale probleem de puntjes op de i te zetten. De katholieke leer werd volgens hem bekroond door de liefdadig- heid. Zij die zich achter de encycliek schuilen om het verenigingsleven van arbeiders en boeren ànders in te richten en scher­ men met hoge woorden als autonomie en rechtvaardigheid, zaten er volstrekt naast66. In de periode van de sede vacante op het bisdom Brugge, na de dood van Mgr. De Brabandere betekende deze toespraak een discrete vingerwijzing naar een volgend bisschoppelijk programma en een politieke ruggensteun voor vicaris-capitularis Waffelaert. De toe­ komstige bisschop had op het sociale vlak gelijklopende ideeën als de katholieke politicus. Het viel niet te loochenen, ook in Tielt bleef die discussie over de pauselijke encycliek hardnekkig aanhouden. De benoeming van onderpastoor Florimond Fonteyne zat daar voor iets tussen. Veel leden van de Thieltsche Volkswerken waren al goed op weg gezet om zich in de tekst in te werken. Het hele priesterkorps van de stad en het college volgde van nabij de ontwikkelingen. Maar nu nam deken Edward Verraes het heft zelf in handen. Naar aanleiding van de vierde verjaardag van de encycliek plaatste hij twee artikelen in de Gazette van Thielt over de inhoud, de betekenis voor Kerk en maatschappij en de praktische toe­ passingen van het document, en met nadrukkelijke verwijzing naar de onderliggende verbindingen met de Belgische politiek. Verraes schreef zijn bijdragen toen priester Daens (maar ook bisschop Doutreloux van Luik) in Rome was en in Gent de allereerste Rerum Novarum-stoet uit­ ging67. Verraes keerde zich in feite tegen de uitspraken van Woeste in Kortrijk op 21 april. Er was volgens hem in de katholieke partij duidelijk plaats voor iedereen, en de encycliek had het ontegensprekelijk over rechtvaardigheid en liefde, en wel in deze volgorde. Het hoofdartikel sloeg in en werd in Kortrijk gretig overgenomen68.

66 67

68

GvK, X X , 33, 28 april 1895, l-abcd.2-a (in grote opmaak): 'Rede van M . Woeste’; ver­ volg in 35, 1 mei 1895, 1-abcd. Voor deze aangelegenheden zie F.-J. VERDOODT, 1988, p. 88; IDEM, De zaak Daens, Leuven, 1993, p. 89; De Zondagbode van het Bisdom van Brugge, XIX, 22, 16 mei 1895, p. 261: ‘Gedenkweerdigheden. Gent’; J . DE MAYERE, 1994, p.; 278 en n. 134. GvT, XLVI, 39, 15 mei 1895, 1-bc: ‘Eén’; ook GvK, X X , 38, 17 mei 1895, 2-a: ‘Eendracht en verdeeldheid’ onder katholieken en ij de partij; het nr. 39, 19 mei 1895, 1-bcd nam de tekst van Verraes helemaal over. - Het Volksbelang, 25 mei 1895 ('Katholieke Eendracht’): bracht lange citaten uit de artikels van Léonce Du Catillon in Ons Vlaanderen, over de aanvallen tegen de Luikse priester Antoine Pottier (zie hieronder bij aantekening 69) en Adolf Daens: L. WILS, 1999,1, n. 23, p. 519. - de GvK, X X , 41, 26 mei 1895, 1-b: ‘Onze strijd ‘, over de noodzakelijke eenheid binnen de partij.

30


De tweede bijdrage van Verraes, 25 mei, droeg als titel: ‘De Vereeniging’. Ze handelde zonder omwegen over de noodzaak van arbeidersorganisaties, en het bestaan van de zogenaamde vakverenigingen. Het is niet duidelijk of de deken hier de autonome of de klassieke, gemengde formule voor ogen heeft, maar het was al een hele heksentoer om het begrip ‘vak­ vereniging’ op de Tieltse patroons los te laten. Terloops vernoemde hij de Luikse priester Antoine Pottier als een moraaltheologische autoriteit op het gebied van christelijke sociale beweging en het arbeidersvraagstuk. Zijn bijdrage sloot af met een niet mis te verstane boodschap: (alle) de katholieken moeten het volledige programma van de encycliek uitvoeren69. In deze voorjaarsweken heeft René De Clercq gewerkt aan het lange gedicht Rerum Novarum o f arbeid en lijden, een soort leerdicht of werk­ stuk door Constant Huys voorgesteld, hoogstwaarschijnlijk op de bij­ eenkomsten van de Sint-Vincentiusvereniging. Het 699 verzen tellend ‘opus’ nam de jonge dichter op in zijn debuutbundel van 1896. Omtrent dit gedicht zei hij later dat het terugging op jeugdherinneringen: de flamboyante meetings van Du Catillon, priester Daens en Plancquaert. Een aantal elementen slaan immers op de maatschappelijke visie die in het college werd aangereikt. Deze herinneringen bieden slechts één invalshoek om de volledige betekenis van dit werkstuk te onderkennen: een amalgaam van oude en nieuwe ideeën, van theologische restanten en sociaal-politieke programmapunten, bezweringen en oproepen. Er zit evenwel geen strenge logische lijn in de gedachtengang van het gedicht, veeleer een eruptie van onvoldragen ideeën en opvattingen. Het vangt aan met een soort van catechusmuswaarheid: een eeuwen­ oud adagium over de arbeid, niet als roeping of project van de mens, maar als straf, als universele condition humaine na de zondeval, kort­ om, een goede condens van de oude theologie. Toch is, volgens de jonge dichter, de druk van de zware arbeid ongelijk verdeeld. Die ongelijkheid is ondoorgrondelijk, ze ligt verankerd in de door God geschapen natuur, maar de uitwassen worden door de mensen zelf versterkt. We kunnen er dus wat aan doen, de bedreiging door slechte werk- en levensvoor­ waarden kan bevochten worden. Hier predikt De Clercq juist niet de traditionele berusting. Even verder herleidt hij de goede handelwijze 69

GvT, XLVI, 42, 25 mei 1895, 1-ab: ‘De Vereeniging’. Dit is bij mijn weten de enige plaats waar in de Tieltse context van sociale discussies de naam opduikt van Antoine Pottier (1849-1923). Hij was een 'radicale inspirator van de Waalse christendemocratie’, F.-J. VERDOODT, 1993, p. 19 (mooi portret van Pottier op p. 122). Zie ook E. GERARD, e.a., I, 1991, p. 73. Hoe Verraes Pottier op het spoor is gekomen, is niet bekend. Misschien via Florimond Fonteyne?

31


van de rijken tot alertheid om de werkelijke miserie te zien en sluipt de daarnet verworpen berusting en paternalistische ‘compassie’ ongegeneerd weer binnen. Met zicht op de historische ontwikkeling moeten de revolutie en het socialisme radicaal afgewezen worden. Dit zijn geenszins de geëigende wegen naar de noodzakelijke veranderingen die van doen zijn in de samenleving. In die antisocialistische verklaring lag niets nieuws, het nieuwe lag in de beklemtoning van structurele wijzigingen. Een zware hypotheek vormt de groei van de opeengepakte bevolking in de steden en de hele plaag van het alcoholisme, maar ook de ongebreidelde drang naar bezit en accumulatie van het kapitaal. Het lijkt er dan sterk op dat Constant Huys niet alleen over aalmoezen gehandeld heeft. Het breed uitdeinende slot behelst dan een hymnische lofzang aan het adres van paus Leo XIII en de encycliek. Alleen daar, zo klinkt het vrome besluit, ligt de weg naar de juiste oplossing70. Ontegensprekelijk is dit een zwakke tekst, onvoldragen en zelfs chaotisch opgesteld. Toch reflecteert hij op een duidelijke wijze niet alleen de grote maatschappelijke problematiek van zijn dagen, maar ook het vormingspeil van zijn college. Wat daar over Rerum Novarum aan bod kwam, was uniek. Zeker in het bisdom Brugge71. Toeval of niet, dezelfde dag dat het telegram uit Rome in Brugge arriveerde met de aankondiging van Waffelaerts benoeming, 5 juni 1895, verstuurde kardinaal Lambert Goossens een circulaire naar de collegedirecteurs van het aartsbisdom, met zeer preciese richtlijnen voor een verantwoorde sociale vorming van de humanioraleerlingen op basis van de encycliek Rerum Novarum. De onverdiende ellende van de arbeidersbevolking mocht niet worden weggestopt, maar behandeld met omzichtighheid. Het socialisme diende nadrukkelijk veroordeeld te worden. De bestaande betwistingen en het niet weg te denken feit van de onderlinge verdeeldheid mocht worden kenbaar gemaakt, maar op een informatieve en afstandelijke wijze72. Dat was toch wat in het Tieltse college ruimschoots gebeurde.

70 71

72

Het gedicht kreeg een ereplaats in de debuutbundel Gedichten, Kortrijk, 1896. K. HULPIAU, 1986, pp. 24-26 en vnl. n. 75. In de nadagen van bisschop Faict veroorloofde Waffelaert (toen vicaris-generaal) zich om in 1893-1894 tijdens een voordrachtenreeks in Brugge, in een lokaal van het SintLodewijkscollege, over het sociale vraagstuk de encycliek Rerum Novarum zelfs niet te vernoemen, laat staan te behandelen: Exposé sommaire des principes généraux de la science sociale, Brugge, 1894 (Imprimatur van bisschop De Brabandere, 18 september 1894). R. VANLANDSCHOOT, 1998, p. 30 en n. 16. F.-J. VERDOODT, 1993, p. 112.

32


Het einde van het schooljaar verliep een beetje in mineur. Alle lezers van De Vlaamsche Vlagge vernamen met ontzetting dat Hugo Verriest door Mgr. Waffelaert, nog steeds in hoofde van zijn functie als vicariscapitularis, eind juni, verplaatst werd van Wakken naar Ingooigem. Misschien hadden de leerlingen geen zicht op de achterliggende motie­ ven van het bisschoppelijk bestuur, hun leraars wisten wel meer. Die motieven hadden, zo leren de notulen van de Wakkense afdeling van de Katholieke Kiesvereeniging, te maken met pijn- lijke discussies tussen baron Gustave Kervyn de Lettenhove en pastoor Hugo Verriest over de ‘christendemocratie’73. Het leek er sterk naar dat deze ‘kwestie’ zich tot in het oneindige voortsleepte. Deken Verraes voelde zich verplicht in de Gazette van Thielt van 6 juli, een derde maal, met gezag tussen te komen. Hij ondertekende met ‘Justitia et Pax’, herhaalde zijn grond­ stelling van mei en gaf bovendien een aantal adviezen die sterk leken op de Mechelse circulaire van 5 juni. Verraes waardeerde niet alleen de Luikse bisschop Doutreloux en zijn medewerker Antoine Pottier, hij had ook een voorkeur voor de goed afgewogen inzichten van kardinaal Goossens. Zijn pastorale doelstellingen waren: rechtvaardigheid en pacificering van de discussie74. Op 7 augustus haalde René De Clercq bij de proclamatie een tweede plaats in de uitslag van de poësisklas. Zijn jaar werd eveneens bekroond met een derde eervolle vermelding in de diocesane prijskamp75. De Société Littéraire had haar werkzaamheden beëindigd met een glorifiante beschouwing over ‘Le triomphe de l’Eglise catholique à travers les âges’. Maar vooral stond zijn klasgenoot, Oswald Van Themsche (Sint-BaafsVijve), stil bij de actieve rol van de paus ‘van de arbeiders’, Leo XIII, wiens encycliek als het ware het gehele schooljaar had gedomineerd in ‘arbeid en lijden’. In de zalige vakantie bevroedde René niet hoe zijn laatste jaar in Tielt zou verlopen. Daarvoor genoot hij te zorgeloos van zijn vrije tijd. 7J

74 75

A M VC , Letterenhuis, Antwerpen, dossier KK 218/H nr. 201-574. De notulen gaan van 5 augustus 1888 tot 4 augustus 1895. Ze zullen omstandig besproken worden in de biografie van Hugo Verriest. De perikelen rond deze benoeming vallen buiten het bestek van deze bijdrage. Over Gustave Kervyn de Lettenhove (1844-1934), sinds 1890 op het kasteel te Wakken, gemeenteraadslid in 1896, zie K. DEGROOTE & D. HAERENS, ‘Wakken en de familie Kervyn de Lettenhove’, De Roede van Tielt, XIII, 1982, 4, pp. 162-172. Hier zijn de gemeenteraadsverkiezingen van 17 november 1895 bedoeld. GvT, XLVI, 54, 6 juli 1895, 1-ab: ‘De nieuwe wereld... in België’. GvT, XLVI, 72, 7 september 1895, 2-d: ‘Binnenlandsch nieuws. Collegie van Thielt’. Uit dit artikel kan men vernemen dat er 96 diocesane deelnemers waren en dat retoricaleraar Constant Huys een bijzonder lovend woord toegestuurd krijgt.

33


Een onvoltooide symfonie De traditionele eerste maandag van oktober 1895 verliep zoals alle voorgaande. Het schooljaar zelf beloofde eveneens eivol spannende gebeurtenissen te zitten. De kersverse retoricaleerling werd op 27 oktober bij de plechtige opening van de Société Littéraire ‘rapporteur’, of secretaris, overeenkomstig zijn tweede plaats die hij in de poësis had behaald76. Daar puurde De Clercq versterking uit en hij voelde zich bijzonder gemotiveerd om er tegen aan te gaan. De pedagogisch beslagen principaal De Berdt had zonet een stevig onderbouwd rapport aan de nieuwe bisschop, Mgr. Waffelaert, gestuurd. De inhoudelijke en didactische ver­ nieuwing van de ‘programme d’études’ zou De Clercq niet meer mee­ maken. Zij kreeg pas in oktober 1896 haar eerste toepassing77. Alle grote problemen waarover ze in het vorige schooljaar zo intens hadden gediscussieerd, stonden nog altijd op de agenda, integendeel zelfs, zij kregen in Tielt nog een verscherping. Vanaf de eerste dagen liepen de gesprekken over de aanstaande gemeenteraadsverkiezingen. Er dienden zich twee problemen aan: of er een dissidente christendemocratische lijst zou komen (en ja, zij kwam er), en of er op de katholieke lijst plaats zou zijn voor gekwalificeerde vertegenwoordigers van de arbeiders uit de Thieltsche volksbond (en nee, dat ging niet door)78. Omwille van de nieuwe wet op het kiesrecht werden de gemeentelijke urnen slechts op 17 november opgesteld. De angst sloeg om het hart van Désiré Minnaert. Er was dan toch een christendemocratische lijst ingediend, dezelfde die zich bij de voorgaande parlementaire verkiezingen van juni 1894 had aangeboden. Nu was het menens. De hoofdredacteur waarschuwde terstond: deze scheurlijst was de grootste bedreiging voor de stedelijke katholieke meerderheid en voor het voortbestaan van ‘ons bloeiend collegie’. Wie aan het college raakte, raakte aan het hart van de stad. De allusie op het instituut aan de Kortrijkstraat had een dubbele bodem. Minnaert wist wel dat de sfeer in het college niet vrij was van enige genegenheid voor de christendemocratie79.

76 77 78

75

Archief College Tielt, Société Littéraire, 27 oktober 1895. R.VANLANDSCHOOT, 1986, pp. 121-122. Het rapport in het Archief van het Bisdom Brugge dateert van 1 november 1895. GvT, XLVI, 83, 19 oktober 1895, 1-bc: ‘Voor eene lijste alleen’; 86, 30 oktober 1895, 1-bcd: ‘Kiesvergaêringe te Thielt’; in Kortrijk was men bekommerd over de arbeidersvertegenwoordiging: GvK, X X , 83, 24 oktober 1895, 2-ab; 84, 27 oktober 1895, 1-abcd (er werden 3 plaatsen aan de ‘Gilde’ toegezegd). GvT, XLVI, 90, 13 november 1895, l-cd.2-a: ‘Gemeente-Kiezing te Thielt'; R. VAN­ LANDSCHOOT, 1986, p. 124 en n. 199.

34


De uitslag van 17 november 1895 was, zo vond De Gazette, ‘deerlijk en vernederend’. Een van de jonge, onbeslagen dwarsliggers was de Tieltenaar Paul Robberecht (° 1867), korte tijd leerling aan het college (1884-1886), ook weeral uit de tijd van Juliaan Claerhout. Deze leeftijdgenoot van Léonce Du Catillon slaagde erin om verkozen te worden met 1.252 stemmen. Hij had, naar katholiek-Tieltse normen, een woestenij geschapen: een van de schepenen, Goemaere, was er uit gewipt en de meest duidelijke tegenstrever van onderpastoor Fonteyne en zijn organisatie, Victor De Volder, gemeenteraadslid sedert 1872, had tien stemmen tekort om verkozen te zijn. Het leek voor de traditionele Tieltenaars een ware nederlaag. Er kon slechts een magere proficiat van af ‘maar onze geestdrift’, zo besloot de redacteur, ‘is niet groot...’80. In de Société Littéraire kabbelde het leven lustig verder. Of toch niet helemaal? Op 24 november plaatste de ‘rapporteur’ een goed leesbare Renaat De Clercq onder het verslag van de zitting. Mag daarbij aan flamingantische herrie gedacht worden, nu het wetsvoorstel-Coremans over de vernederlandsing van het middelbaar onderwijs weer in de parlementaire kijker liep (én afgevoerd werd)? Waarschijnlijk wel. Enige weken later, 19 januari 1896 staat de speurder plots voor het laatste verslag van De Clercq. De volgende bladen zijn uit het Verslagboek gescheurd81. Uiteraard wijst dit op enige onrust. M .i. is er meer geweest dan een uit de hand gelopen conflict met een ‘surveillant’ die zich bijzonder door de spot van René geviseerd wist. De principaal had zich verplicht gevoeld het voorbeeld van zijn voorganger Busschaert te volgen en harde taal te spreken. Te meer omdat iedereen in zijn omgeving door de politieke discussies in de stad op de toppen van de tenen voortbewoog. De spanning in de stad was inderdaad weer te snijden. De katholieke partij wou het smadelijk stemmentekort van De Volder wreken door een klacht bij de Bestendige Deputatie en haalde haar slag thuis. In de her­ berekende verkiezingsuitslag kreeg Victor De Volder de nodige stemmen en viel Paul Robberecht nu uit de boot. Een gladgestreken absolute meerderheid mocht de inhuldiging van het nieuwe bestuur met maanden vertraging organiseren. De aanwezigheid van een christendemocratisch 80

GvT, XLVI, 92, 20 november 1895, 1-b: ‘Gemeente-Kiezing van Zondag 17 november. Thielt’. Over de uiterst conservatieve patroon De Volder, zie K. ROTSAERT, ‘Sermoen van Mr. De Volder', De Roede van Tielt, XII, 1981, 1, pp. 7-13 (na de benoeming van Fonteyne, april 1895): IDEM, 1989, p. 141. Archief College Tielt, Société Littéraire, 24 november 1895, 19 januari 1896. K. HULPIAU, 1986, p. 21.

35


gemeenteraadslid was verhinderd. Hoofdredacteur Minnaert dacht dat alles nu definitief geregeld was en een vuile politieke bladzijde gekeerd82. Niets was minder waar. De Brusselse correspondent van de Gazette wist reeds op 11 maart te melden dat bij de aanstaande parle­ mentaire verkiezingen van 5 juli de christendemocraten in Oostende, Roeselare en Kortrijk zouden opkomen. Het betrof hier natuurlijk het onafscheidelijke duo Du Catillon-Plancquaert: ‘onbegrijpelijk!’83. Voor de derde keer werd deken Edward De Gryse onder vuur genomen. Thans kapittelde bisschop Waffelaert hem op 11 april, in een korte Latijnse brief. Monseigneur wilde tekst en uitleg over de meeting van Hector Plancquaert in Kortrijk op 20 maart jongstleden. Het onafscheidelijke duo Du Catillon-Plancquaert begon danig op de zenuwen te werken84. Men kan zeggen dat van dat ogenblik af de Brugse prelaat zo gebeten was op de agitatie van de Christene Volkspartij, dat hij weken lang, tot aan publicatie van het cassante Monitum van 20 mei, haast met niets anders bezig was. Daarbij werd ook de situatie in Tielt goed in het oog gehouden. Met enige voorzichtigheid had Désiré Minnaert in de Gazette de heikele punten van de christendemocratie ontweken, maar vanaf 29 april zette hij de stoom­ wals in tegen de ‘waereghemsche averechtse democraten’. Het scheldwoord zou de hele lente en zomer opduiken, tot ver voorbij de verkiezingen van 5 juli. Door deze permanente pers-campagne, die de Gazette van Rousselare met graagte overnam, raakten het arbeidersvraagstuk en de implicaties van de encycliek niet uit de actualiteit weg. Op het jaarlijks Tieltse gildefeest, begin april, kwam de Roeselaarse leraar Achiel Lauwers de feestrede houden. Het onderwerp werd door Minnaert niet uit de doeken gedaan, maar na het gedwongen vertrek van onderpastoor Fonteyne was een interne reorganisatie van de ‘christen volksbond’ (waar­ voor men nu een andere naam zocht) volop aan de gang. Het ging die dag bijna zeker over vakvereniging en politieke vertegenwoordiging85. 82

83 84

85

Het lange verhaal van het onderzoek van de Tieltse verkiezingsuitslag in GvT, XLVII, 3, 8 januari 18%, 2-d: 'Binnenlandsch Nieuws’; 8, 22 januari 1896, 2-a (idem); 16, 22 februari 1896, 1-c (idem); 18, 29 februari 1896, 1-abc (hoofdartikel); 19, 4 maart 1896, 2-b (bevestiging nieuwe uitslag ); 22, 24 maart 1896, l-abcd.2-a: ‘Inhuldiging’. - K. ROTSAERT, 1989, p. 142 en n. 102 merkt op dat bij de beslissing van de Bestendige Deputatie, de Tieltse gedeputeerde Henri Loontjens aanwezig was. GvT, XLVII, 21, 11 maart 1896, 1-c: ‘Brusselsche Briefwisseling’. J. DEKIMPE, Mgr. G. J. Waffelaert, XXIIe bisschop van Brugge. Een onderzoek naar zijn sociale instelling gedurende de eerste jaren van zijn episcopaat 1895-1913, on. lie. verh. KU Leuven, 1972, p. 123 en nn. 3, 4; F.-J. VERDOODT, 1988, p. 154 en n. 200. GvT, XLV1I, 31, 15 april 1896, 1-bc: ‘Gildefeest’ (Lauwers); 35, 29 april 1896, 1-a (Du Catillon en Plancquaert). Het moet daarbij gezegd worden dat Lauwers in Roeselare volop bezig was met de organisatie van een gilde van ambachten en neringen. Hij wou dat model in Tielt overbrengen.

36


De molen van de verkiezingen van 5 juli kwam in Tielt slechts traag op gang. Het katholiek arrondissementeel ‘kiesgenootschap’ vergaderde voor het eerst op 16 april, dit- maal zonder Hugo Verriest, die na zijn overplaatsing naar Ingooigem niet meer tot de kiesomschrijving behoorde. Met enige temporisering werd bericht dat Auguste Beernaert niet meer zou opkomen, maar korte tijd later keerde de staatsman op zijn beslissing terug. Dat konden de Tieltse lezers pas op 6 mei vernemen86. De nervo­ siteit groeide met de dag, voornamelijk toen het christendemocratische duo het tempo van zijn meetings opdreef en medio mei beloofde de stad Roeselare aan te doen. Het zijn ook de dagen van grotere nervositeit binnen het college; het vermoeden is des te meer geprikkeld, hoewel de uitgescheurde bladzijden van het Verslagboek ons in de onzekerheid laten. Midden deze politieke ‘moerlemeie’ viel de beslissing: René De Clercq werd even voor 17 mei doorgezonden. Wel mocht hij, door bemiddeling van principaal De Berdt, zijn retorica beëindigen in het Sint-Amandscollege te Kortrijk, bij retoricaleraar Karei Fonteyne, ondervoorzitter van de stedelijke Davidsfondsafdeling, lid van de Zuidvlaamsche Sprekersbond, prima geestesgenoot van deken Edward De Gryse en gewaardeerde backbencher in de Vlaamse studentenbeweging. In die zin kan men rustig aannemen dat het intellectueel en politiek milieu voor René geen steek veranderde. De onvoltooide symfonie van Tielt kreeg een voor hem deugddoende finale. Het wordt dus bijzonder interessant de rest van de ontwikkeling in Kortrijk en Tielt te blijven volgen. De meetings van Plancquaert in Brugge (14 mei) en in Roeselare (17 mei) deden de deur definitief dicht in de Brugse H.-Geeststraat. Een ver­ bolgen bisschop hield op 19 mei een opmerkelijke prosynodale rede voor de verzamelde dekens. De toespraak stond geheel in het teken van het sociale vraagstuk. De bisschop verwees wel naar de afspraak van het Belgisch episcopaat (die na de collectieve brief van 20 februari 1892 en nadien door de zaak Daens moeilijk tot stand was gekomen), maar weer eens niet naar de encycliek. Drie hoofdpunten werden aange­ merkt. Het kroonstuk van de sociale leer was de liefdadigheid; de oor- zaak van alle kwalen de plaag van het alcoholisme en de afwezig­ heid van spaarzaamheid en daartoe moesten bestaande ‘volkswerken’ uitsluitend een religieus karakter dragen87. 86 87

GvT, XLVII, 36, 2 mei, 1-bc: (kiesgenootschap); 37, 6 mei 1896, 1-b: ‘Brusselsche Briefwisseling’ (Beernaert). Collectio Epistolarum Pastoralium, XVI, Brugge, 1900, nr. 35 (19 mei 1896), pp. 278286. Het eerste deel bestaat uit 9 losse punten met aanbevelingen en schikkingen.

37


Dat moet voor dekens als De Gryse en Verraes overgekomen zijn als de omgekeerde wereld. Het getuigde van een veel conservatiever inhoud dan de prosynodale toespraak van bisschop Faict uit 1890, die ik hoger reeds heb vermeld. In die zes jaar was een flinke stap teruggezet, ’s Anderdaags gaf Waffelaert zijn Monitum uit ‘adversus pseudo-democratiae christianae corypheos’. De coryfeeën waren Léonce Du Catillon en Hector Plancquaert. Vooral deze laatste werd geviseerd. Toch besefte de bisschop dat deze harde tekst misschien niet overal diende te worden voorgelezen. Maar de katholieke pers gaf er een grote verspreiding aan, en dus ook de GazetteM. De bisschop voelde zich bijzonder zeker van zijn stuk. Drie weken later (14 juni] nam hij het woord in Menen, de moeilijke grensstad met een volgens hem grote socialistische dreiging, om er voor de plaatselijke gilde van ambachten en neringen te handelen over het arbeidersvraag­ stuk. Eigenlijk wilde hij daarmee de agitatie van August Debunne counteren, die de jeugd aansprak en naar Plancquaert lonkte. Zijn boodschap klonk, voortgaande op de persverslagen, ietwat genuanceerder. Het was een dwingende plicht ‘voor het nut en de welstand van de arbeiders vreedzaam te strijden’. Dat was toch meer dan alleen de caritatieve imperatief. Maar de strijd moest gevoerd worden onder de leiding van de kerk. Ook dat was meer dan het tot stand brengen van religieuze genootschappen op de parochies*89.

85

daarna volgt een omstandige behandeling quod “rem socialem” attinet (wat het sociale vraagstuk betreft). Onm iddellijk daarna gaat het over de quibusdam operibus instituendis aut fovendis (over de werken of organisaties die moeten worden opge­ richt (zoals bv. “gilden”) of die verder moeten worden aangewakkerd (zoals gods­ dienstige genootschappen)). - J . DEKIMPE, 1972, pp. 145, 146, 170, 172, 173. Collectio Epistolarum Pastoralium, XVI, Brugge, 1900, nr. 34, 20 mei 1896. Gepubliceerd voor de pro-synodale rede. Het geeft de indruk dat de beslissing van de bisschop reeds voor de vergadering gevallen was. Het anti-Plancquaert-opzet werd in de historiografie sterk benadrukt.: F. VAN CAMPENHOUT, 1986, p. 52 en n. 156; F.J. VERDOODT, 1988, p. 154 en n. 200; K. ROTSAERT, 1989, p. 96; F.-J. VERDOODT, 1993, p. 146. - De publicatie in GVT, XLVII, 42, 27 mei 1896, 1-b: ‘Bisschoppelijke waarschuwing’ (op de eerste pagina) ; De Zondagbode van het Bisdom van Brugge, X X , 23, 31 mei 1896, p. 264. Zie ook De Godsdienstige Week van Vlaanderen (Gent), XXIX, 5, 29 mei 1896, pp. 34-35: ‘Waarschuwing van Mgr. Waffelaert’. D e Zondagbode van het Bisdom van Brugge, X X , 26, 21 juni 1896, p. 308. S. SCHOLL, 1953 heeft dit niet opgemerkt. Wel vermeldt de auteur in n. 2, p. 212 een zekere Karei Verraes als bestuurslid van de gilde van Menen (familielid van de Tieltse deken Verraes). - De Meenenaar, 26 april en 20 juni 1896: de werking van August Debunne (1872-1963), cfr. H. DEFOORT, Mijnheer Slunse. Het socialisme van August Debunne, Antwerpen, 1998, pp. 29-31.

38


In die dagen intensifieerde de verkiezingscampagne. Het spook van de christen-democratische coryfeeën sloop almaar dichter. De Gazette opende het vuur op 20 mei, de dag zelf van het Monitum. Ze was furieus over die stadsgenoten die ‘de gazetten dier ruziemakers (o.a. het Recht, van Hector Plancquaert RV) nog lezen en verspreiden’. In de maand juni klom de toon nog hoger, zelfs al staakten de christendemocraten na de vijf­ tiende hun campagne in midden-West-Vlaanderen. Er was op 14 juni, in Ardooie, zelfs een aardig robbertje gevochten, na een meeting van Léonce Du Catillon. De Gazette had het smalend over de ‘averechtse democraat. Ik wil zijn naam niet noemen, maar hij is van Waereghem.’90 Toch vond men het nodig de grote katholieke bonzen naar Tielt te roepen. Auguste Beernaert en baron Maurice Van der Brugghen (Wielsbeke, volksvertegenwoordiger) arriveerden op 28 juni in de stad. Zij werden feestelijk onthaald door een stoet waarin ook de fanfare van het college opstapte en alle geestelijken van de stad, ook de principaal en de le-raars. De nadruk waarmee Minnaert deze bewuste aanwezigheid van clerus en onderwijsinstituut in deze politieke plechtigheid waardeert, doet mij de conclusie aan de hand dat deze coöperatie aanzien werd als een ostentatieve erkenning van de katholieke partij en een grotere afstand tegenover de christendemocraten91. De diocesane prijskamp van 1 juli gaf weer wat Vlaams-romantische ademruimte aan de leerlingen. De ‘composition flamande’ liet de oude graaf van Vlaanderen, Gwijde van Dampierre, op 31 mei 1304, een toe­ spraak houden tot zijn onderdanen, op het ogenblik dat zijn derde ballingschap een aanvang neemt. Men kan zich inbeelden wat velen aan het papier hebben toevertrouwd. Het inspireerde ook René De Clercq tot een groot ‘ 11 Ju li’-gedicht 1896, dat in de debuutbundel werd opgenomen. Hierbij mag ook in rekening gebracht worden dat deken De Gryse en Karei Fonteyne, samen met Theodoor Sevens, in het Kortrijkse Davidsfonds sinds 1893 ijverden voor een waardige voorbereiding van de Groeninge-herdenking 1302-1902. Dat de diocesane overheid in de prijskamp een historisch tafereel voorstelde dat zo gemakkelijk tot flamingantische expressie kon leiden, behoorde tot een vaste strategie om daarmee de actualiteit en de onvermijdelijke controversen te beheersen.

90

91

GvT, XLVII, 41, 20 mei 1896, 1-ab: 'De aanstaande kiezing’, 43, 27 mei 1896, 1-ab (idem]; 44, 30 mei 1896, 2-a: ‘Binnenlandsch Nieuws’ (de christendemocratische pers); 48, 13 juni 1896, 1-c: 'Kiesnieuws'; 50, 17 juni 1896, 2-bc (Ardooie). GvT, XLVII, 51, 24 juni 1896, 1-ab; 53, 1 juli 1896, l-abcd.2-abc: ‘Feestelijke dag. Beernaert en Van der Brugghen in Thielt’.

39


Ditmaal was René De Clercq in de lijst van prijzen en accessits in geen mijlen te bespeuren92. Het zal de retoricaleerlingen in Kortrijk en Tielt een beetje afgeleid hebben van de verkiezingen van 5 juli. Ik wil hier alleen stil staan bij de stembusuitslag van Plancquaert in het arrondissement Kortrijk. Hij haalde bijna 10.000, en de socialisten van Debunne bijna 7000 stemmen: te weinig om een verkozene te hebben. Het waren cijfers die toch moesten doen nadenken. De katholieke pers deed giftig en Du Catillon van zijn kant kondigde een week nadien triomfantelijk zijn Handboek der Christen Volkspartij aan, een kort en bevattelijk vademecum over het programma93. De christendemocraten hadden een reeks veldslagen verloren in West-Vlaanderen, maar zij dachten er niet aan de oorlog op te geven. Tussen 7 en 11 augustus hadden in de colleges de jaarlijkse prijsdelingen plaats. De Kortrijkse plechtigheid lag tussen deze twee data. Kort nadien, misschien nog in diezelfde week, is René De Clercq bij de Boek­ en Steendrukkerij Jules Vermaut om zijn bundel, die nu helemaal was samengesteld en geordend, uit te geven. Koen Hulpiau oppert daarbij de hypothese dat Theodoor Sevens, goed bekend in de kring van de Gazette van Kortrijk, het Davidsfonds, het 11 Juli-comité en de Gilde van ambachten en neringen, De Clercq daarbij geholpen heeft. Uit het ver­ haal over deze zes jaar mag ook verondersteld worden dat leraar Karei Fonteyne een duit in het zakje heeft gedaan94. Het boekje verscheen nog dezelfde maand. Ik wil deze bijdrage besluiten met een prikkelend signalement uit de mooie monografie van Hulpiau. De auteur citeert uit de Gazette van Kortrijk van 30 augustus 1896. De krant bevat een ‘vrij uitvoerige’ bij92

93

94

Archief College Tielt, farde Diocesane Prijskampen, nr. 60. - De Zondagbode van het Bisdom van Brugge, X X , 34, 16 augustus 1896, pp. 400-401: ‘Nieuwstijdingen. Diocesane wedstrijd’. GvK, X XI, 53, 5 juli 1896: de christendemocraten hebben ‘een aardig ontzag voor de geestelijke overheid!’ (n.a.v. de reactie van Plancquaert op het Monitum van Waffelaert); J. PERSYN, 1975, p. 81 en n. 31. - GvT, XLVII, 56, 8 juli 1896, l-cd.2-a: ‘Over den uit­ slag der kiezing': in West-Vlaanderen heeft de chris-tendemocratie ‘volop met den geneverduivel aangespannen’ (Plancquaert en Debunne). - Over het H andboek..., zie R. KERKHOFS, 1977, p. 78 en n. 2. K. HULPIAU, 1996, pp. 22-23 en n. 61. Over Theodoor Sevens (1848-1927), zie J.-P. LISSENS, NEVB, III, 1998, pp. 2738-2739. De vraag mag gesteld worden of Sevens geen rol heeft gespeeld in de Zuid-Vlaamsche Sprekersbond. - De voornaamste dicht­ bundels van R. De Clercq zijn: Gedichten (1896); Liederen voor het volk (1903); Toortsen (1909); De zware kroon (1915); De noodhoorn (1916).

40


drage van Achiel Lauwers: ‘een dichter is ons geboren’. Dat de leraar uit het Roeselaarse Klein Seminarie, die zo begaan was met het sociale vraagstuk en zo beslagen was in de exegese van de encycliek Rerum Novarum, deze debuutbundel begroet als een innovatie, is niet alleen een mooi gebaar. Het houdt ook de verzekering in dat René De Clercq in nauwelijks enkele weken in het Kortrijkse netwerk van flaminganten en sociale werkers én sympathisanten van de christendemocratische stroming (sedert 17 mei!) opgemerkt werd. Achiel Lauwers kende via zijn broer, dokter Emiel Lauwers, en via Edward De Gryse, Hugo Verriest, bijzonder goed dit Kortrijkse milieu55. Het is dan ook helemaal niet verwonderlijk dat na de oprichting van het weekblad De Nieuwe Tijd op 26 november 1896 door Hugo Verriest, en inhoudelijk voornamelijk gedragen werd door Achiel Lauwers, de aandacht van de pastoor van Ingooigem langzaam in de richting van zijn jonge dorpsgenoot zal gaan. Diens Gezellianse natuurlyriek, zijn Vlaams en sociaal engagement, zijn natuurlijke sympathie voor de christendemocratie, zijn gevoel voor authentieke religiositeit, het waren allemaal elementen die Verriest bijzonder waardeerde. De jaren 18901896 hebben een bijzondere stempel geslagen op de jonge dichter. De stad en het college van Tielt hadden daarin een bijzonder aandeel. Dat moge thans duidelijk zijn.

95

K. HULPIAU, 1986, p . 23

41


Jules Desmet

DORPSPOLITIEK OP ZIJN WAKKENS (1926-1927) 1926 was een merkwaardig jaar voor Wakken. Een zeer bitsige kies­ campagne was de gemeenteraadsverkiezing voorafgegaan. Er waren twee lijsten: de lijst nr. 2 van ‘den baron’ en de lijst nr. 1 geleid door notaris Van Severen en brouwer Firmin Roelandts. De ‘baronisten’ onder de leiding van Gustaaf Jozef Maria Bruno baron Kervyn de Lettenhove waren aan het bewind. Er was echter sleet gekomen op deze heerschappij, die door velen als een tirannie werd ervaren. En inder­ daad ... de ‘baronisten’ verloren. Het is bekend dat ‘den baron’ na zijn verkiezingsnederlaag onmiddellijk de pachters bezocht van wie hij ver­ moedde dat ze niet voor hem gestemd hadden: met onmiddellijke ingang werden ze uit hun huis of hoeve gezet of werd hen het stukje grond dat ze mochten bewerken, afgenomen. De overwinnaars waren Van Severen en Roelandts. Brouwer Firmin Roelandts werd burge­ meester. En zoals het gebruikelijk was, werd de nieuwe burgemeester officieel ‘ingehaald’. En dat gebeurde op 8 mei 1927. Bij een dergelijke inhuldiging kwam er toen steevast een luisterrijke Inhaling ran den Beef Bjfjemeester van Waeken, op den 8 Hei 1927. stoet, werden talrijke rede­ Zondag laatstleden werd den Heer FlRMtN ROELANDTS, nieuwe burgemeester te Wacken, plechtig ingehuldigd. voeringen gehouden, volgde Het weder was Overheerlijk., 'n echt Meiveer ! Daarom was men in Wacken reeds van in den vroegen morgen aan ’t bevlaggen en versieren der huizen en straten. Korts na den noen reed een flinke postillon naar Thielt. den Heer Burgemeester tegemoet. Toen deze omstreeks drie ure aan den wijk "Ghinsie.. langs de baan Thielt Wacken aankwam, wachtte een banket voor de eregasten hem daar reeds een stoet van rijwielen, paarden, rijtuigen en aulos : De Stoet zeite zich in beweging en men kwam Wackenwaarts afgereden. Aan het inkomen der gemeente, op den wijk * Trog », stonden zes muziekmaatschappijen, van en een dorpsfeest voor het Vvve St Elooi. Oyghetn, Zulte, Denterghem, Machclcn en Wacken gereed om ook plaats te nemen in den stoet, waarbij schoon versierde wagens en ’n mooie groep schoolknapen, voorslellcr.de den goed Footballdub van Wacken. gewone volk. Door een geluk­ bèta,vraten Daar prijkte de eerste poort en werd met een gelukwensch tevens den eersten bloemtuil aangebu den, namens de bewoners van den Trog. Aan ’t huis van Mr A. VanHacsebrottck stapte den Burgeuit zijn rijtuig met zijn twee Schepenen, de Heeren S. Derveaux en C. Coeinan cn zijn Gemeente-secre kig toeval kwamen we in het taris IIr A de Börchgrave, terwijl dat de vereenigde muzickcn van Wacken en Zulte een krachtige Brabançonne speelden. Hel zoontje van Mr VanHaesebrmick verwelkomde hem met ’n lief contplinten tje en ‘n mooien ruiker. Vervolgens werd den eerewijn geschonken en op ’l heil van den nieuwen bur­ gemeester gedronkenbezit van het programma van Nu was hel een echte zegetocht door de lange Mârckeghemstraai. onder het dreunen der vrolijke mareisen van de deelnemende muzieken. Wacken had waarlijk ‘n feestelijk uitzicht : bijna aan alle huizen vlaggen en wimpels, gedichten en jaarschrilten, bloemen en kransen, versieringen en drapcrijen de stoet en van de opschriften Daarbij talrijke schoon-opgesmukte poorten, waarop een welkom, overwet‘den de stralen In de Pauwelstraat alleen, waar men wedijverde om te versieren, verhellen zich d r ie bevallige poorten De twee reuzen Manten en Kalle openden den stoel, hun komieke buigingen verwekten den lach­ die overal aan de huizen lust der toegcsiroomde menigte. Geheel Wacken stond nu in de Marcheghcmstraat en al de omliggen­ de gemeenten van twee drie uren in ‘t ronde waren daar. 't Was erger dan yp Kermis of Ommegang ! een gedrom van volk, spijts den ordedienst van knappe gendarmen en veldwachters, waren aangebracht. Ook de Irok Tede midden stoel langzaam vooruit en bereikte de koets* van den Burgemeester het Oude-mannenhuis alwaar hij vanwege de Eerw. Overste cn Zusters hartclijk welkom «ehectca en ten ruiker geofferd werd. (-enige stappen verder werd nogmaals stilgehouden voor de Gemeenteschool, waai de Heeren teksten van de redevoeringen Onderwijzers tezamen met hun teerlingenden burgervader afvrecMten. Een knaap trad vooruit en stuurde hem een welgemeende» heilwensch toe. waarop een tweede, hem een prachtiger) bloemkorf aanbood in name van het ouderwijzend personeel en de leerlingen der Gemeentelijke jongensschool. I hier voort verbeidde den een bouquet den anderen niet, alle honderd stappen werd stilgehou­ zijn bewaard gebleven, even­ denVaen kwam na een getukwensch een nieuwen bloemtuil de reeds zoo talrijke andere vervoegen in t rijtuig van den Burgemeester : aan ’t Hotel de Flandre, namens de harmonie « Kunst iS Deugt! -. ?.an C. Moerman 's, namens den Footbailclub ■ Moedigen 't Een» - , aan 't Klooster, namens het Pensionals het menu van het banket. rirait en de Eerw. Zusters en leerlingen der Meisjesschool, en verder nog veie andere die wij niet allen kunnen opsommen ( samen 31 j vanwege maatschappijen, vrienden en kennissen van Mr RoelandIs de stoet ten einde was zat de burgemeester als om zoo te zeggen midden een bloemperk, Naar Wakkens gebruik waren men Toen zag geen rijtuig meer van ai de bloemen Terwijl de Markt zwart zag van 't volk, stapten de overheden uit auto 's en koetsen. En seffens in het portaal van't prachtig hersteld stadhuis, stuurde de Eerw. heer Pastoor Van Biervliet aan tuier Eeriv. heer Onderpastor Desiypere slond, een plechtiger! welkomstgroet toe aan den heer Burge­ er bij dat evenement niet zijde meester : * Alle gezag somt van God, zegde hij, onder andere uw verleden is er borg voor dat gij dat woord zult indachtig zijn. De priesters van wacketi staan aan utv zijde in den strijd voor het goed : Slemus simul. Want wij weten het allen : zoo üod niet waakt over ie stede, zullen ze Ie vergeefs alleen lofbetuigingen, maar hebbengewerkt. degene die ze oprichtten • Hulde aan de schrandere priesters, die niets dan liet goed der gemeente inziende, zoo openhartig en oprecht hunne redelijke macht vereenigen ntef het wereldlijk gezag der gemeenteoverlreid ook schimpschriften. En jawel, Daarna was het tijd om plaats te nemen aan de bankettafels. Proppensvol zat de zaal, u»aar. wachtende op het keurig feestmaal, niet alleen vrienden uit alle standen van Wacken maar ook nog veel uit andere gemeenten te vinden waren. Aan de eecetafel : de Ireeren Roelandts cn familieleden,, de Schepenen en Secretaris, de heer La hens, provinciaal raadslid. Toen het uur der toasten sloeg ook die hebben we in ons sprak eerst heer Sylv. Darveaux, schepen, als volgt : bezit. 42


Al die documenten lieten ons toe het gebeuren van tachtig jaar geleden weer samen te stellen en een inzicht te krijgen in het dorpspolitieke gedrag van de Wakkenaren in die tijd. De inhuldiging Het weder was overheerlijk, ’n echt Meiweer! Daarom was men in Wacken reeds van in den vroegen morgen aan ’t bevlaggen en versieren der huizen en straten. Acht mei 1927 moet dus een mooie lentedag geweest zijn, zo leert ons een vierzijdig vlugschrift dat in opdracht van het nieuwe gemeente­ bestuur gedrukt werd door ‘Vr. Couckuyt-Lecluyse’ Burgemeester Firmin Roelandts werd om 15.00 uur opgewacht aan den wijk ‘Ghinste’, langs de baan Thielt-Wacken waar hem en stoet van rijwielen, paarden, rijtuigen en auto’s opwachtte. Vanuit deze ver­ zamelplaats werd naar Wakken getrokken waar op den wijk ‘Trog’ ...z e s muziekmaatschap­ pijen (Vijve St Elooi, Oyghem, Zulte, Denterghem, Machelen en Wacken) de stoet vervoegden. Een eerste halte werd gehouden aan de woning van Arthur Vanhaesebrouck waar aan de nieuwe burgemeester en aan Firmin Roelandts de schepenen Sylvain Derveaux en Camiel Coeman en de secretaris Alidor de Borchgrave een drink werd aangeboden, terwijl dat de vereenigde muzieken van Wacken en Zulte een krachtige Brabançonne speelden. Toen begon de zegetocht langs de Markegemstraat met bijna aan alle huizen vlaggen en wimpels, gedichten en jaarschriften, bloemen en kran­ sen, versieringen en draperijen. Daarbij talrijke schoon-opgesmukte poorten, waarop een welkom, overwelfden de straten. In de Pauwelstraat alleen, waar men wedijverde om te versieren, verheften zich drie bevallige 43


poorten. Blijkbaar moet Wakken vroeger ook een reuzenpaar gehad hebben want de twee reuzen Manten en Kalle openden den stoet. De koets met de burgemeester stopte ook aan het Oude-mannenhuis alwaar hij vanwegen de Eerw. Overste en de Zusters hartelijk welkom geheeten en een ruiker geofferd werd. Datzelfde gebeurde eveneens aan de gemeenteschool waar een knaap hem een welgemeenden heilwensch toestuurde, waarop een tweede hem een prachtigen bloemkorf aanbood. Toen hield het niet meer op, welgeteld 31 bloemtuilen werden aange­ boden: aan ’t Hotel de Flandre, namens de harmonie ‘Kunst en Deugd’, namens het Pensionaat en de Eerw. Zusters en leerlingen der Meisjes­ school, en verder nog vele andere die wij niet allen kunnen opsommen. Toen de stoet ten einde was zat de burgemeester als om zoo te zeggen midden een bloemperk, men zag geen rijtuig meer van al de bloemen. In het portaal van ’t prachtig hersteld stadhuis wachtten pastoor Van Biervliet en onderpastoor Deslypere de nieuwe burgervader op en betuigden hem hun vertrouwen: de priesters van Wacken staan aan uw zijde in den strijd voor het goed. Op het daaropvolgende banket sprak schepen Sylvain Derveaux de welkomsrede uit en wees terloops op de gespannen politieke toestand in het Mandeldorp. In U ziet iedereen den wijzen voorman, den verdraagzamen burger, geschikt om in de bevolking rust te brengen en de ongelukkige politieke verdeeldheid te bedaren, die hun tot in de kleinste dagelijksche werken tergde... In onzen kiesstrijd hebben we beloofd: rust en vrede, orde en vrijheid in alles en voor alles! Wij willen dus vergeten wat ons eens tot strijd aanspoorde en kennen geen moedwillige vijand­ schap. Provinciaal raadslid Labens behoorde ook tot de genodigden en beloofde als gekozene onzer streek zijn zoo kostelijken steun te verleenen. En zoals het behoorde, sprak de burgemeester dan zijn welgemeend dank­ woord uit. Het pamflet vermeldt verder dat tijdens het banket de muziekvereni­ gingen optraden op een breede kiosk en dat tot 10 uur in de avond. Het spreekt vanzelf dat de verslagen ‘baronisten’ het feestelijke gedoe niet waardeerden. Onnoodig te zeggen dat zooveel bijval den nijd had geprikkeld onzer tegenstrevers. Een papierken, onderteekend “twee ijzeren 44


koppen, ... bevatte nog de grofste beleedigingen voor de uitgenodigde vreemde muziekmaatschappijen. Eén kreet van verontwaardiging onder het volk bejegende die platte gemeenheid: na de politieke zelfmoord onzer ‘fiere baronisten’ hebben die twee lompe ijzeren domme dikkoppen aan hun partij den genadeslag toegebracht !!! Gedichten Hiernevens, eenige der talrijke dichten en jaarschriften die men aan de huizen en poorten te lezen kreeg. Zo vermeldt het pamflet van de lijst Roelandts. Per straat worden dan enkele gedichten weergegeven echter zonder opgave van de naam van de gelegenheidsdichters. Maar ook dat konden we achterhalen. Onze speurtocht in het verleden leverde ons een documentje op waarop ALLE gedichten - er waren er 93! - voor­ komen. Bij verschillende kunstwerken werd zorgvuldig de naam van de lokale “ gelegenheidspoëet” opgegeven. Dit gebeurde niet zomaar. Aan de hand van de inhoud van de gedichten en van de auteurs kon men de graad van politieke gezindheid vaststellen. En dat kon van pas komen ... In een kleine dorpsgemeenschap moet men zijn pappenheimers kennen. Anderzijds vertolken deze dichterlijke ontboezemingen de stem van het gewone volk. En die was ver van lovend voor Kervyn en zijn profeten In de opschriften op hun uithangborden klaagden vele dorpelingen de onderdrukking en willekeur van het baron-bestuur aan. Volgende uit­ treksels wijzen daarop: Wakken blij, Wakken vrij van middeleeuwsche dwingelandij; De vrijheidszon giet nu hare stralen; het leven is hier thans herboren; weg met de slavernij... De onmiddellijke opzeg van de huur van land, weiden, huizen of hoeven werd ook openbaar aangeklaagd. Mijn eigen grootvader, Adiel Desmet1, woonde toen in het fameuze Pauwelstraatje (huidige Nieuwstraat]. Zoals velen toen huurde hij een perceel land van de baron in de Oostdreef. In de overlevering van onze familie is bekend dat ‘Diele Smet’ geweigerd had zijn pet af te nemen voor ‘meneer den baron’, wat toen blijkbaar nog een doodzonde was. Dat hij niet voor ‘den baron’ koos, stond vast en was bekend. En ja, ook hij behoorde tot de schare huurders die ‘hun land mochten laten liggen’. Zeker ben ik niet, maar ik heb een heel sterk vermoeden dat het opschrift in ‘de Pauwel’ “A ls ik wilde behouden mijn land moest ik gaan naar de anderen kant”, van zijn hand is.

Adiel Desmet °Oostrozebeke 31.12.1883 tWielsbeke 03.10.1956. Weduwnaar van Elisa Baert, echtgenoot van Maria Casaert.

45


René Dendauw, landbouwer in de Kraaistraat, huurde samen met vee­ koopman Jules Vandeghinste uit de Mandelstraat een perceel weide in de Mandelmeersen langs de Kapellestraat. René behoorde tot de kring van kaartspelers (o.a. met dokter Bouciqué) die ‘Hôtel de Flandre’ tot stamlokaal hadden gekozen. Van dat lokaal en van de stamgasten werd vermoed dat zij verwoede tegenstrevers waren van ‘den baron’. Georgette Dendauw weet nu nog te vertellen dat haar vader de dag voor de ver­ kiezingen het bezoek kreeg van Jules Vandeghinste en dat besloten werd, ondanks alles, toch voor ‘den baron’ te stemmen. Helaas! Een paar dagen na de verkiezingen kregen beiden het bezoek van ‘den baron’ hemzelf. Ze werden dringend verzocht hun weide ‘te laten liggen’. Waarop Jules Vandeghinste in onvervalst Wakkens zei “ Ge kunt ze aan uw .... hangen”2. In sommige gelegenheidsgedichten vindt je de guitigheid en de Wakkense ‘leepheid’ van de auteur terug. Voor sommige Wakkenaars was het een uitstekende gelegenheid om wat aan sluikreclame te doen. Caféhouders waren hierin zeer bedreven. Zo schrijft ‘Rietje Debaere’, caféhouder in de huidige Hugo Verrieststraat: ”Ik met vrienden van Henri Debaere, komen hier dikwijls te gare, ge ziet van hier om te drinken van uw bier.” René Moerman slachtercaféhouder in de Kapellestraat maakt een voorzichtige aanbeveling en zegt dat hij toch ook bier van zijn buurmanbrouwer Loontjens verkoopt: “Mijn stiel is slachter, hebt gij iets vandoen kom er achter; ik verkoop ook goed flesschebier van Roelandts en van Loontjens hier.” Jules Haerinck, eveneens uit de Kapellestraat, was huidenvetter (leerlooier) en stelt zich als volgt ten dienste: “ Mijn stiel is vellenreeder, hoe meer er komen hoe beter, ik bedien je allen met plezier, kom allen naar hier.” Cyriel Minjauw, metser uit de Markegemstraat stelde zich voor: “Hier woont metser Minjauw, die werkt aan alle gebouw.” Minjauw had reeds ver­ schillende werken uitgevoerd aan het huis en de brouwerijgebouwen van de familie Roelandts. In de opschriften op de volgende bladzijden kan je nog andere derge­ lijke reclame-teksten vinden. Sommige opschriften waren heel sterk politiek getint. Een heel bekend hekeldicht, dat nog door vele Wakkenaren zo maar geciteerd wordt, is “Mijn hond heet baron, mijn zwijn heet Kervyn, waarom zouden die twee beestjes tegen meneer de paster zijn?” Uit het document dat alle gedichten opgeeft, kan men opmaken dat deze tekst ergens in het Interview met Georgette Dendauw op 02.01.2008.

46


“ Barbierstraatje” (nu Hugo-Verrieststraat) hing. Sommigen durven zelfs beweren dat pastoor Hugo Verriest er achter zat. Laat ons opmerken dat Hugo Verriest, als pastoor, al Wakken verliet in 1895 en in 1912 gestorven was. Zeker was het een allusie op de gespannen verhouding tussen baron en pastoor in de Wakkense periode van Verriest. In hun poging om toch maar tot een rijmend geheel te komen waren er ook poëten die uitschuivers maakten. Een mooi voorbeeld vinden wij bij “ kuiper” Alfons Guillemijn uit de Molenstraat. Fons bedoelde heel zeker ‘voorganger’, maar om zijn kunstgewrocht te laten rijmen schreef hij ‘voorvader’, met een heel dubbelzinnig resultaat: “Welkom burger­ vader, een wees toch geen verrader, gelijk uw voorvader”. Een typische toepassing van het gezegde dat grote vissen elkaar niet opvreten, vonden wij bij Arthur Dewever uit de Molenstraat. Het is bekend dat die figuur toen zeker tot de ‘baronisten-clan’ behoorde. Anderzijds staat het vast dat er gedurende de oorlog '14-18 enige samenwerking was geweest tussen de brouwerijen Dewever en Roelandts. Arthur meldde zich heel diplomatisch afwezig op de feest­ viering en verontschuldigde zich met volgend telegram (verstuurd op 7 mei vanuit Waregem): “Impossible assister demain à votre installation vous présente avec tous mes regrets mes vives félicitations serai de ... (?) avec vous toute la journée”.

47


Zoo groot als klein, allen om ’t meest Heeten Roelandts welkom

Het volledig verzenboek Markegemstraat poort A l het volk van aan den Trog Wil zich thans oprecht verblijden Wenscht dat gij vele jaren nog Wacken mocht tot welvaart leiden! Hier aan dit huis waait fier de vlag3 Om recht en vrijheid te waardeeren Noch dwang, noch titel, noch beslag Zou ons den wakkeren strijd ontleeren Gegroet, heer Roelandts, op den dag Die gansch ons lijste strekt tot eere! Den strijd die ons vereert op heden4 Ons Vaders samen fier hem streden Toen ook werd er gezegepraald Zoo heeft ons bondschap nooit gefaald Goed heil uit ganscher harte In lief en leed wie ook u tarte Nog sta ik rustig u ter zij Leve Nr 1 Leve ons partij!

Wij streden om een ander burger­ vader5 Wij mannen van nr 1 al te gader Daarom heer Roelandts opgepast Houd u daar op stadhuis goed vast Heer Roelandts, wees welkomen Wij wenschen u veel geluk En denken dat ge niet Zult besturen gelijk die dutsen Maar wel naar den zin van allen! Heer Burgemeester, Wij zijn verheugd en blij U te zien intreden En met vreugde wenschen wij U deze gemeente te regeeren! Wij zijn tevreden6 U als Burgemeester Te zien intreden En hopen nog vele jaren Deze vreugde te bewaren! Heer burgemeester wij zijn ver­ heugd en blij7 U te zien intreden En met vreugde wensen wij U deze gemeente te regeeren

Vandaag is gansch het dorp in feest De vreugde heerscht alom

Huis Georges Vanhaesebrouck. Gedicht aan het huis van Arthur Vanhaesebrouck. Met 'ons vaders’ wordt hier ver­ wezen naar Karei Vanhaesebrouck die lid van de gemeenteraad was van 1882 tot aan zijn dood in 1907. Aan huis Emilie Devos, echtgenote Gustaaf Persijn, café ‘In Amerika’ Huis Charles Turf, kantonnier. Docher kantonnier

48


En komt gij door uw streven Wacken rust en vrede geven Dan waart gij de beste man Die ooit Wacken bestieren kan.

poort We WensChen a lle n fier, achtbaren bUrgeMeester roelanDts la n g bestier

Heer Burgemester om uw komst te vieren13 Wil ik vandaag mijn woonst ver­ sieren En wilt gij een goed glaasje bier Dit kunt gij ook bekomen hier

Proficiat, geachte Heer Burgemeester8 Roepen wij U blijde thans Bestier ons Wacken vele jaren Welkom! Heer Roelandts

Heer burgemeester Roelandts14 Ik als uw kalant Ben blij uw feest te vieren Gij ziet het aan mijn manieren

Geachte Heer Burgemeester, d’Overste & Zusters van dit gesticht en oude lieden Willen ook hun Burgemeester hulde bieden!

Laat ons de burgemeester prijzen15 Hem alle eer bewijzen Dit komt tot welvaren Van alle Wakkenaren

De vreugde kan men lezen9 Vandaag op alle wijze Ik ook ben gansch verblijd Dat gij burgemeester zijt

Heer burgemeester hooggeacht16 Ik roep u welkom met kracht Laat ze lachen, laat ze schimpen Laat ze van jaloersheid krimpen Spijts hun leugens en geraas Heer Roelandts is toch de baas!

Hier woont metser Minjauw101 Die werkt aan alle gebouw En wilt met vlijt en feeste vieren Daar wil ik versieren Wees welkom"

Heer burgemeester welkom17 Wij weten wel waarom

Welkom onze burgemeester hier12 Wij wenschen u een lang bestier 8 5 10 11 12 13 14 15 16 12

Huis bakkerij Desmet-Soenen, Markegemstraat Huis Leon Carlier, Markegemstraat Huis Cyriel Minjauw, Markegemstraat Huis Jozef Wallaert Huis Jules Devos Aan café ‘De reisduif’, uitbater Mois Vercamer, bijgenaamd Speel. Huis Jan Guillemijn, schilder Joseph Vancouillie, koopman Huis Zoë Claus, echtg. Camiel Eeckhout, Markegemstraat Aan huis Henoch Desmet.

49


Het is ons vurigste verlangen18 U in ons midden te ontvangen

Past spel en bier voor al te gader Welkom heer burgemeester24 Dat God uw volk veel heilvolle jaren Moge bewaren.

Welkom heer burgemeester19 Schoolmeester, schoolknapen wenschen20 U lange gelukkige jaren, burge­ meester Roelandts.

Heer Roelandts als burgervader25 Wees welkom en treed eens nader Want Jozef Guillemijn alhier Maakt vaten voor alle bier Dat wij drinken voor veel plezier.

Van ’s morgens vroeg werken wij21 Vroolijk in de bakkerij Voor den burgemeester naar ons gedacht Zouden we werken dag en nacht!

Marktplaats Poort (hotel) Hier baat noch haat, noch razernij Weg met de slavernij, zoo roepen wij

Hier woont Jules Claus, barbier, Goede waren verkoopt men hier Haar gekapt, wordt glad gescho­ ren Cigaren, tabak die u bekoren Ook matrassen zacht en fijn Kunt gij beter gediend zijn.

Poort (hotel) A l zijt gij niet van edel bloed Toch verwachten wij van u veel goed

Geachte heer burgemeester Roelandts22 Wees welkom hier in de stede Bestuur uw volk zeer lang in vrede

De hoogste adel die wij kennen en wij eeren26 Ligt in de ziel en wil ons vrede en vrijheid leeren Zo streedt ge, heer Roelandts ook deedt de zege keeren Blijft allen, bij heer Roelandts, geen toekomst kan u deeren!

Een glaasje bier bij kaart en bol23 Behaagt soms het hart en bol Bij t'vieren van ons burgervader 18 '9 20 21 22 23 24 25 26

Aan huis we Wallaert Prudence en Victoriene schoolmeester Huis Leon Lambrecht, bakker Aan café ‘Hertog van Brabant’, uitbater Achiel Boone Aan café “ De Kroon” , uitbater Jules Vanpoucke, tevens grafmaker. Aan huis Georges Lambrecht, champetter. Aan huis Joseph Guillemijn-Flavie Verstaen. Joseph had de bijnaam ‘kuiper Guillem ijn’. Aan huis dokter Bouciqué op de Wapenplaats.

50


Doet ook den Voetbalclub zijn plicht Wijl hij tot u zijn wenschen richt Mocht gij Wacken vele jaren Tot bloei geleiden en welvaren En waar het past steun ook al eens O nz’ Maatschappij “ Moedig & ’t Eens”

“Hier huist muziek, hier speelt ’t toneel27 Die lach en lust en leven wekken Die stout en bout hetzelfde zeel In onzen strijd om vrijheid trekken. De gilden dood, ’t muziek moet plat Dat kwam een klein, klein boer­ tje razen Op wijsneus toch, wanneer komt dat? Uw toorn kan koelen zonder blazen.

Andere tijden, ander zeden30 Zoo was ’t vroeger, zoo blijft ’t heden Daarom ook zorgden wij hier Voor een nieuw en goed bestier.

Zoolang om vrijheid strijd zal zijn Wij allen die dit huis bewonen Waar elders staat een Guillemyn In d’eerste reke kunt g’ons toonen.

Het haantje kraait31 ‘t Bestuur gedraaid De wind gekeerd Roelandts vereerd De storm gestild Nog meer gewild

Lang leve Burgemeester Roelandts”

Welkom burgemeester Roelandts32 Juichen wij allen fier Ook wij wenschen voor u thans Een vredevol bestier

Als vrije vlaamsche kerel28 Wil ik zingen als een merel Wacken blij, Wacken vrijdag Van middeleeuwsche dwinglandij.

Heer burgemeester die ons ziet33 Versmaad het jubelend lied Uws trouwe dorpelingen niet..

Vandaag dat elkeen blijde viert29 Den man die nu ons dorp bestiert

* 28 ® 30 31 32 33

Gedicht aan het ‘Hôtel de Flandre’ eigendom van de familie Roelandts en uitgebaat door de familie Cyriel Guillemijn. Aan huis genaamd ‘Bazar’ Aan café ‘De Appel’, uitbater Constant Moerman. Aan huis Vankerisbilck, Markt. Aan café ’t Haantje’, uitbater Bils Arthur, gareelmaker. Aan café ‘Gemeentehuis’, uitbater Vannieuwkerke Julien Aan huis Bertha Van Overbeke

51


Als bestuurder van “Kunst en Deugd”34 Ben ik vandaag in volle vreugd En wensch aan voorzitter Roelandts Als burgemeester vele jaren thans.

Want nu komt vrede en vrijheid herleven Zien wij nu ons Wacken vrij Daarom vieren wij vol geestdrift blij Samen met al ons vrienden zij aan zij

Molenstraat En nu is ’t victorie En heden halen we in Den burgemeester in glorie Een man naar onzen zin.

Welkom burgervader38 En wees toch geen verrader Gelijk uw voorvaders Nu de dag is gekomen Dat zij van gemeentehuis zijn gedrommen

Wacken ’t schoonste dorp der streke35 Waar de lieve Mandelbeke Door de rijke gouwen spoelt Is vandaag in volle feeste Ieder herte juicht om ter meeste Bij de blijdschap die het voelt.

Vandaag is ’t voor iedereen39 Feeste hier ja groot en kleen Huldigt Roelandts als den man Die ons best besturen kan; Molenkouter Heer Burgemeester ziet ons goed40 ‘k sta hier met lekker goed ‘k bestel aan groot en klein Vandaag moet ’t vreugde zijn.

Mochte God u vele jaren36 Tot zegen en welvaren Van al de Wackenaren In ’t leven goed bewaren! Welkom heer Burgemeester die wij minnen37 W ’Hebben nu een bestier naar onze zinnen ’t Was ’t geen waar wij lang naar streefden

34 33 36 'r 38 39 40 41

Mandelstraat Een oude spreuke zegt41 Deze die wint, die lacht Wij vieren dus met recht Den man naar ons gedacht

Aan huis Honoré Huys Aan café ‘Het Gildehuis’, uitbater Félix Vanderhaegen Aan huis Meester Lippens Aan huis Vanduynslager Leonie. Aan huis Alphons Guillemijn, kuiper, Molenstraat Aan huis Henri Dujardin, Molenstraat. Aan café “ De Meersbloem” , uitbater Alfred Dewaele. Gedicht aan café ’t Postje, eigendom van de familie Roelandts en uitgebaat door Alfons Neyrinck.

52


toe46 Met zingend hart en blij te moe Want heden als in koor te gader Begroeten wij den burgervader

Vandage halen wij in42 Een burgemeester naar onzen zin We wenschen hem een wijs bestuur Vol voorspoed en van langen duur!

poort eLk WensCht In WaCken Den bUrgeMeester a l l e geLUk!

poort aLLen JUIchen hier VreUgDIg & fier: proficiat, geaChte bUrgeMeester!

Die heden niet kan lachen47 Op dezen schoonen dag Dat is ge moet niet vragen Iemand die niet en mag!

De vrijheidszon giet hare stralen43 Nu mildig over Wacken neer En alle burgers blij herhalen Welkom, heer Roelandts, burger­ heer!

Welkom Heer Burgemeester Roelandts48 Van te vieren zijn wij niet beschaamd Wie vieren zoo verheugd en blij Als is ’t dat wij zijn ons land kwijt

Het leven is hier thans herboren Men viert en juicht en feest Zijn burgemeester blij van geest.

In naam der werklieden49 Kom ik u hun hulde bieden Wees steeds een goede burger­ vader voor hen Wiens afgevaardigde ik ben.

Laat ons mooi ons huis versieren44 Om luisterrijk de man te vieren Die wij welkom wenschen thans Onzen burgemeester Roelandts De vrienden die u heer45 Burgemeester zijn genegen Wenschen veel dagen als Dezen van heden

’t Vrije Wacken voert zijn meester ter victorie50 Wij getweeën nemen deel in zijne glorie Op achsten van de maand van Mei

Kapellestraat Ons gansch gezin juicht luid u 42 4ï 44 45 46 47 18 44 50

Café “De Casino”, eigendom van de familie Roelandts, uitgebaat door Arthur Vankeirsbilck. Aan huis Henri Vankeirsbilck, timmerman Aan huis Julia Carlier, waarschijnlijk bedoeld Julia Maes, echtgenote Leopold Carlier Aan huis Henri Depaepe. Huis François Verhamme, buur van Firmin Roelandts Huis Maurice Derijcke Huis August Benoot Huis Alois Cannie Huis Camiel Berlez en echtgenote Elodie Heytens

53


Daarom zij wij te zamen blij

Welkom heer burgemeester

Op den achtsten van mei51 Is ’t volk van nummer een Verheugd en blij Tot spijt van wie ‘t benijdt

Gegroet Burgemeester Roelandts55 Ik wensch u goede kans Mijn stiel is vellenreeder Hoe meer er komen hoe beter Ik bedien je allen met plezier Kom allen naar hier

Vandage ziet men toch alom52* Dat Mr Roelandts is welkom De rechte man is hij ’t is klaar Wij wenschen hem dus menig jaar!

Heer Burgemeester mijn stiel is slachter56 Hebt gij iets van doen komt er achter Ik verkoop ook goed flesschebier Van Roelandts en van Loontjens hier

Alle rechtgeaarde menschen Bieden heden welgemeend Den Burgemeester hunne wenschen Zij Hem ’n lang bestuur ver­ leend!

Barbierstraat Ik met vrienden van Henri Debaere57 Komen dikwijls hier te gare Ge ziet van hier Om te drinken van uw bier Als wij willen ervan profiteeren Zal hij u wel een vat kommandeeren

Laat ons heden lustig vieren55 Onze straat en woonst versieren En dat het weerklinke alom Roelandts Burgemeester welkom Aan ons bestuur geluk en vree54 Dat dit zal zijn voor lange jaren Al ’t trouwe & goede volk is u mee En blijven rond den burge­ meester scharen

Over 20 jaren58 Vierden wij al te gader Het was feest om ter meest Deze past op dezelfde leest Als burgermeester hebben wij den man

Poort (aan huis Jules Haerinck)

51 82 52 54 55 56 57 58

Huis Vanrenterghem Huis Florent Robberecht, schoenmaker. Huis Firmin Deconinck, handelaar Huis Ivo Deconinck, handelaar Huis Jules Haerinck, huidenbewerker Huis René Moerman-Maria Desmet, café ‘Sébastopol’, waren buren van de brouwerij Loontjens in de Kapellestraat. Uitbater van café ‘Abbatoir’ in de Hugo Verrieststraat, genoemd Barbierstraatje Café ‘Het Park’, Jo zef Despriet

54


Velen hier werden hun land ont­ nomen Omdat Roelandts de kiezing heeft gewonnen Maar wij dulden van ’t kasteel geen dwang Burgemeester gaat maar goed uw gang

Die zal doen wij hij mogelijks kan Mijn hond heet baron Mijn zwijn heet kervyn Waarom zouden die beestjes Tegen meneer de paster zijn? Pauwelstraat Voor Kervyn en zijn profeten59 Is ’t voor altijd gedaan Nu zijn zij al lang vergeten En ’t begint goed te gaan Dit zegt Deez Acke En hij kent Wacken!

Wij huldigen niet een Koning Zelf geen Baron Maar een deftig Burger Buitengewoon Heer burgemeester ’t doet mij goed Den baron zit onder den voet Nu werkt mijn man Dat ik leven kan. Wees welkom Burgemeester Zoo roepen wij al te gader En juichend hand in hand Triomf aan den heer Roeland

Ik wil vieren En versieren Doen wat ik kan Voor zoo’n deftig man Weest een vader voor uw volk60 Dan eert uw volk als vader Voor al ons wenschen wees de tolk Voor ’t geluk van ons al te gader

Welkom heer burgemeester Onze straat is niet geacht Wij die vieren zijn van goed gedrag Slaat uw oogen op onze dichten Wij die niemand niet en zwichten En wij vieren allen om ter meest U schoone blijde feest

De vreugde kan men lezen Vandaag op alle wezen Ik ben ook gansch verblijd Dat gij Burgemeester zijt

De dag is al lang gekomen Dat wij zonder schromen Mogen vieren om ter meest Heer Burgemeesters feest

Als ik wilde behouden mijn land Moest ik gaan naar den andren kant En nu ben ik verheugd en blij Als de Burgemeester ziet naar mij 59 60

Café “ De Katte” eveneens winkel, uitbaters Désiré en Liska Acke. Herberg “De grote pint” bij Kamiel Verbeke-Marie Depaepe

55


Poort Heer burgemeester wees welkom Wij allen vieren zonder schroom In deze lange reke Misschien wel heel de weke

Moge u God 20 jaren Burgemeester bewaren Tot welvaren Der Wackenaren Sa vrienden juichen wij menig­ maal Hand in hand zegepraal En heden halen we in Een burgemeester in glorie Een man naar onzen zin

Lof wenschen geluk en lang leven61 Zij den achtbaren Burgemeester

61

Huis Jules Verstaen, werkman

56


De redevoeringen Op verschillende plaatsen werd de feeststoet opgehouden door perso­ nen die in hun eigen naam of in naam van een vereniging de nieuwe burgemeester wilden toespreken.Vooral de schoolgemeenschappen toonden zich zeer genegen tegenover de nieuwe burgervader.

§

a

«

*

k

T -

%

it X

t A I X t t ittA.,

ƒ

jc n r u lic d t o t u n a n . Ste*vtt 1b $

ts'4f ^ * L JJhv/tnJii tv\

weii

ovU) WaAXhi.1^1

M a * itftttbVL- ö-in ■ jjeTAneeét ^ i U j vebt+bt* j)cf j t t t K

'-C e y’e * J e V e ft ij $ a n ( j

tuf(Vf) WcloAj! yf <?ji ( f t

Zowel de ‘kostschool St-Jozef’ als de ‘aangenomen meisjesschool’ en de ‘gemeentelijke jongensschool’ deden daaraan mee. De leerlingen der gemeentelijke jongensschool volbrengen op dit oogenblik een aangenomen plicht met onzen heer Burgemeester Firmin Roelandts welkom en geluk te wenschen ter gelegenheid zijner plechtige inhaling. Want: wij weten en hebben reeds ondervonden dat gij bekommerd zijt met ons. Gij komt maandelijks naar onze vorderingen en ons gedrag ver­ nemen, om de brave neerstige leerlingen aan te manen en te beloonen, ook wel om slechte en luie...te berispen en te vermanen. De leerlingen van de meisjesschool hielden het kort: Onze kinderlijke heil- en gelukwenschen.. .doch we zijn zeker, dat U wel het liefst deze van ons, de kinderen van het volk, van uw volk zult ont­ vangen. Daarom boden ze hem bij die gelegenheid een bloemtuil aan. Op prachtig versierd briefpapier en in heel mooi handschrift hadden de kinderen van de kostschool St-Jozef ook hun wensen neergeschreven: Wij, kinderen, verstaan nog niet ten volle de groote last welke de taak 57


van burgervader eener gemeente medebrengt; maar kunnen toch ver­ moeden, dat, om die verantwoordelijkheid te dragen, de steun en hulp van hierboven noodig zijn. Daarom richten wij ons tot den Hemel, waar alle macht op aarde, haren oorsprong neemt. Wij smeeken den Almogende Oppermeester, dat Hij gewaardige uw nieuwe loopbaan te zegenen, geachte Heer Burgemeester, U bij te staan in alle moeilijkheden, en U te helpen plannen ten uitvoer brengen, tot welzijn van al de inwoners van ons lief Wacken. Na de scholen was het de beurt aan de sport- en muziekverenigingen van het dorp. De voetbalclub deed het uitgebreid en legde vooral de nadruk op de voordelen van het voetbalspel: Wij weten immers dat ge ’t nut en de onbetwistbare voordeelen inziet der welbegrepen sportoefeningen. In dien zin opgevat dragen zij machtig veel bij tot versteviging van de gezondheid en ontwikkeling der menschelijke schoonheid, terwijl zij tevens helpen aan de verhooging der zedelijke waarde van den een­ ling. Immers het sporten het voetbalsport in ’t bijzonder, brengt er veel toe bij den beoefenaar “m annelijk” te maken, met hem te leeren de vrees te overwinnen en de gevaren te voorzien en te overwinnen. Zij geven die vastheid en zekerheid van karakter, die op het gepaste oogenblik, ook de gepaste middelen ziet en weet te gebruiken, om de moeilijkheden het hoofd te bieden... Wie als voetballer lukken wil, moet regelmatig leven en zich aan een ijzeren tucht leeren onderwerpen. Wie het voorgeschreven doel wil bereiken, moet werken... Wij zijn er zeker van: ge zult ons helpen, ondersteunen en aanmoedigen in de mate van het mogelijke. Wij van onzen kant beloven U, dat we immer streven zullen om den naam van Wacken hoog te houden. Mischien kunnen de huidige voetballers hier­ uit ook nog een en ander leren. Honoré Huys hield het kort en goed. Als handtekening, en wellicht bedoeld als sluikreclame, plaatste hij zijn stempel ‘Hré Huys-Guillemyn - tigen-schoenen - Wapenplaats 1, Wacken’. Achtbare heer burgemeester, kijk rondom U heen, die joelende menigte, die van heinde en verre is gekomen om U heden een blijk harer liefde en genegenheid te toonen. Wij weten hoezeer Gij, als Voorzitter, onze maatschappij genegen zijt, ook wij leden zijn U verkleefd en dankbaar. ‘Meneer Pastoor’ - dat was toen E.H. Cyriel Vanbiervliet - deed natuur­ lijk ook zijn duit in het zakje. Voor hem was het een heilige plicht Ued. A ls Burgerlijk Hoofd der gemeente te mogen verwelkomen. Van de pastoor vernemen wij hoe de huldiging verliep: Wacken staat in feest­ gewaad getooid: de straten zijn in wandeldreven herschapen, de Vader58


landsche kleuren wapperen op huis en toren; onder de bekransde zege­ bogen, te midden de geestdriftige meenigte van uw volk, heeft een heer­ lijke stoet ons dorp doortrokken met begeleiding van de wel luidende akkoorden onzer fanfaren en dezer onzer geburen. Wij weten met welken onophoudenden iever Gij uwen tijd, uwe krachten, uwe zorgen zult besteden om den voorspoed van ons gemeenebest te behertigen, tot opbeuring der christene maatschappij, tot geestelijk en stoffelijk welvaren van dezen wier hoofdman en aanleider Gij geworden zijt, met dien geest van gematigdheid bezield, die de veiligste kracht uit­ maakt van het gezag en de bereidwillige onderwerping doet ontstaan, weerdig van eenen vrijen burger. En ook De overste, Zusters en de Ouderlingen van het Oudmannenhuis spraken de burgemeester toe: Wij inwoners van dit oudmannenhuis wij achten ons gelukkig deel te mogen nemen aan het gejubbel en de vroolijke toejuichingen der Wackenaars. Ja, achtbare Heer Burgemeester, leef lang, leef hier in eer en aanzien bij al uw dorpsgenooten en wees door eenieder bemind, ’t Is de kreet der armen, die bij U hulp in hunnen nood zullen vinden, ’t Is de kreet der rijken, die in U niet alleen eenen wijzen magistraat maar ook een goeden vriend zullen erkennen. Dan waren er nog twee dames die blijkbaar in eigen naam en om privéredenen een welkomstwoord uitspraken: Gabriëlle Taelman en Rachel Declerck. Rachel deed het in naam van Vader en geheel ons huisgezin en Gabriëlle werd er zelfs wat wild bij want zij bekende dat: het ons onmogelijk is onze woelende gevoelens langer te bedwingen. Het banket ‘Wat ze verorberd hebben weten we niet, waarschijnlijk patatten in de pelle met ‘nen haring’, schreven ‘de baronisten’ op hun fameus ‘papierken’. Wij weten wel wat ze heben verorberd: het staat op de prachige menukaart.

59


-> S P I J S K A A R T

dCoude

«

ROODE

12 fr.

Le Colisée, Medoc 1921

15 fr.

Vin de Primcrou 1919

16 fr.

Grand Vin Pcriglau 1919

22 fr.

berechten WITTE

Centensoep O

WIJNEN

Châteaux Koe noir

WIJNEN

Château St Luc

11 fr.

Bordeaux Vieux 191N

16 fr.

Graves Goitisolo

14 fr.

BOURGOGNES

Jioeitong in Schildpadsaus

Schapenbout op zijn Jdreionsch

Macou Supérieur 1921

16 fr.

Vignes au Vent 1921

17 Ir.

Beaune 1916

24 fr.

CHAMPAGNE

SJebak

Dclbcck (carte verte)

55 fr.

MoCt et Chandon

65 fr.

cHoffie Dr

V«. C o'jc k u vt -L e c . uyse ,


Reactie van de ‘baronisten’ Uiteraard kwam van ‘den anderen kant’ reactie. Het was volgens de overwinnaars een papierken onderteekend “twee ijzeren koppen”. Ook dat ’papierken’ hebben we in ons bezit: een schimpschrift in puik hand­ schrift op vijf velletjes schrijfpapier. Zo aan te zien beschikken wij hier over het originele document. Wij geloven inderdaad niet dat ‘het papier­ ken’ ooit in gedrukte vorm is verschenen. Opmerkelijk zijn de vele uitroepingstekens die de schrijver(s) gebruikten. Ook werden directe en persoonlijke aanvallen niet gespaard. Het is het bewijs van hoe in die tijd de dorpspolitieke strijd werd gevoerd. Daarom geven wij hierna de tekst volledig weer: Van eene inhaling te Wacken !! Toen we zondag laatst de plechtige inhaling zagen voorbijtrekken, hebben wij, om het simpel gedoe eens hartelijk gelachen, en de lust bekrop (sic) ons het portret van dien heerlijken stoet eens op papier te brengen, hetgene we nu - om hem te vereeuwigen, ook doen. Bij voorbaat wisten wij dat het hier eigenlijk de liefde voor denbeer Roelandts niet was die de drijfveer van inhalen voor gevolg had; immers hij was vroeger in d ’oogen van zijn muziek en heel zijn kliek het schurftig schaap geweest die n ’en kei ’t vel had uitgedaan; maar dat het wel was om eens hun glorieuse perten ’t ontbinden en hunne tegenstrevers nog wat in ’t gezicht te spuwen! Dat ze in hun pogen niet gelukt zijn hebben wij bestatigd toen we al die treurige wezens in den stoet zagen voorbij­ trekken, juist gelijk ze van een begraving kwamen; meer nog, toen ze al druipneuzen naar hun huis trokken en al zwijgen dat ze zweetten!! En nu de stoet!! De velos waren de voorposten: hoop en al waren er in ’t geheel 11 stuks en daaronder waren er dan nog kazakkeerders van nr 2. Dan volgden de paarden, 7 zonder de kleintjes. Proficiat! Daartusschen wat boerekarren, den rijkversierden duivenwagen met 3 kerels op die zoo onnoozel stonden te kijken juist o f ze in hun broek gedaan hadden! Omer was nog de meeste kemel!! Dan hadden wij d ’automobilisten met den wagen waar Adam zijn kloefen ten toon stelde maar ’t ging hem niet af, ’t was zeker omdat eva mankeerdeVA Dan ’t muziek van Zulte ‘De zweetblazers’ genaamd een pracht sociëteit die weerd is te gaan spelen in den dierentuin van Zwijnegem. Dan den wagen nr 3 van Rietje Tack waar ze konijenkoten opmaakten - Tir Fevers 61


62


was den besten, ge ziet dan van hier wat de reste was?!? Dan ’t muziek van Oyghem, krabbers om alzoo te laten, hoop en al 19 g ’heele. Wagen nr 4 verkocht taartjes van ’n frank, maar ‘k peize dat ze den meerderen deel zelf moesten opeten, ze hadden ’t immers noodig genoeg ook, ze waren allen even sm al!... Dan den Haane, als we hem goed bekeken ’t was Gasten; we waren ver­ wonderd dat zijn vrouw bij hem niet en was voor henne, gevolgd door ’t muziek van Denterghem genaamd de groote klakken 13 stuks zonder de kleintjensü Wagen nr 5 Desten Doppe, die ‘de vlucht naar Egypte verbeelde, oprecht mooie vue! Dan ’t pintenmuziek van Vijve zulk een sociëteit op de gemeente en ge zijt voor geheele uw leven verlost van ratten en muizen. Eindelijk de koetse met den burgemeester, de 2 schepens en de secretaire, 4 prachtmensen!! M r Roelandts zat te kijken gelijk eenen zie zijn vader en zijn moeder vermoord heeft. Derveaux probeerde om een lachende mine te zetten maar ten ging niet, hij was vast en zeker bekommerd dat ’t geruchte voor zijn deure slechte gevolgen zou hebben!?! Coeman dacht dat hij bij ons Heere zat en zijn gezichte straalde van domme pretentie, en ’t secretairke? Wel, wel ’t hangt aan Roelandts gelijk ’n en zuigeling aan zijn moeder. Dan de 2 eerewachten. Den Dauw zat preus gelijk een katte die nen darm sleept, maar den 2de kon nog al door de spille. Dan sloot den heerlijken stoet met de bierblazers van Wacken die nog immer op hun vaandel de liberale vrijheid hooghouden, en gezind dat ze waren, immers ze mochten nu hun concert op den markt geven en niet op den vuilhoop in ’t barbierstraatje zooals ’t met de laatste kermis ’t geval is geweest. Na den stoet ’t was banket, wat ze verorberd hebben weten we niet, waarschijnlijk patatten in de pelle met ‘nen haring. Na ’t banket zijn ze beneden gekomen en om M r Roelandts eens aan ’t lachen te krijgen nam Coeman Cannie in zijn arms en ze dansten de nieuwe Karleston... En zoo is de inhaling met het geld der gemeente, voorbij gegaan simpel en onnoozel weg, de inrichters ter eere. Nu nog iets over dichten. Eerst en vooral had de familie Klepkens uit ’t hotel er 3 hangen, den 63


eenen sprak van vrede en eendracht en den anderen van twist en twee­ dracht; knoopt dat aaneen en ge moet bekennen dat Cyriel ‘nen slag van den molen gehad heeft of zoo iet!! Kuiper Guillemijn had ook een, we zouden met den groven borstel moeten overgaan, maar we laten hem zooals hij is want iedereen weet gewis wat kuiper Guillemijn is. Flavie had geenen dicht maar haren drapeau zat al uit van den zaterdag. Ziet ge wel zei Bertha, Flavie was d ’eerste bij de Duitsche en ze is weeral d ’eerste!! Nu baronisten, steunt uwe partij, laat ons den strijd hardnekkig voort­ zetten, opdat we de creatuur, het nieuwgeboren kind met 3 koppen binnen 6 jaren als ’t God belieft zouden kunnen wegvagen. Twee ijzeren koppen.

De ‘baronisten’ eindigden hun schimpschrift met een oproep tot verdere steun en de hoop dat over zes jaar de situatie weer zou omkeren. In 1932 verloren zij op-nieuw de verkiezingen. Firmin Roelandts bleef burgemeester. Baron Kervyn de Lettenhove stierf op 8 oktober 1934.

64


Uitvaartcentrum

DHONDT & BOCKELANDT B e g ra fe n is se n - C r e m a tie s - F u n é r a r iu m

M a rk e g e m s tra a t 7 0 8720 W akken

d r u k k e r i j

Tel. 0 5 6 6 0 2 2 47 F ax 0 5 6 60 98 70

[Cao b

d e s m e td h o n d t@ p a n d o ra .b e

a

Steunende leden 2008

(betaalden € 30)

Daniël Biebuyck, Hervé Pauwels, Raphaël Bauwens, Michel Vanden Bulcke, Frans Vanderplaetse, Guy Vanden Bulcke, Jan Himpe en Hannes Vanhauwaert (allen uit Tielt) • Jelle De Rock en Luc Lefèvre (beide uit Pittem) • Edelhart De Ruyck (uit Aalst) • Pedro Ketels (uit Lendelede) • Hubert Defour (uit Meulebeke) • Patrick Haesevoets (uit Diest) • Carlos Hoste (uit Harelbeke) • Frans Demeyer (uit Roeselare)

Beschermende leden 2008

(betaalden € 40)

Luc Vanrenterghem, Frans Demarey, Silvère Van Bruwaene, Rudi De Brabandere, Michiel Van Daele en Julien Verbrugge (allen uit Tielt) • Jan Vandewynckel (uit Brugge) • Emmanuel Waûters (uit Gent) • Luc Taelman (uit Dentergem)


bvba Drukkerij Desmet-Dhondt, Wakken


°oeh)0?i lo o te n h u S e

'B a te lu u j

J'tnw.te/B ll Jchuaverj’

ddJwek

loeKvoorn

l/gSs

ram)

hem. 37*

'N , _

tonloapho

ƒ

ü ro o fQ i üia era oïrf

vrarnei

Mcjrhe^qnen sàe/ahen ^eu/ebeke

\Â 'aplberqhruqqe^C^nB^^

W 'a r h fb ru p g e

'd e A b eele

[

\

iL

■■

.RooJmeke^ r^U B aeér-

'fngeknirmj'/er\ \ÿreifwenhcn>e.

/

T fU r à tté

d en Z&^ftra/ibielek

D riem aandelijks heemkundig tijdschrift

3 g ste jaargang, nr. i - a p r il- m e i -ju n i 2008 Afgiftekantoor 8700 Tieft


&

^ IR G E N T K uw appeltje voor de dorst K aste elstraa t 149

ATeKa bvba

8700 TIELT

Tanghe Kris

Tel. 051 40 18 23 Fax 051 40 51 93 w w w .d e m e i b l o e m . b e

Rame 7 • Tielt Vinktstraat 5 • Aarsele

ELECTRO

Debusschere E.&L. , ing. bvba FISCALITEIT BOEKHOUDING KMO - ADVIES

Maertens Management & Co bvba Pittemsesteenweg 32 8700 Tielt Tel. 051 40 71 66 051 40 64 39 Fax 051 40 74 07 robert.maertens @mmconline.be www.mmc-maertens.be

PRIVAAT INDUSTRIE DOMOTICA Bruggestraat 43 - 8700 TIELT Tel. 051 40 07 15 Fax 051 40 73 37 GSM 0475 32 77 08

info@electro-debusschere.be


De Roede van Treft Driemaandelijks heem kundig tijdschrift voor de gem eenten van de vroegere roede van Tielt: Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem en Zwevezele 39s" jaargang, nr. 2 - april - mei - juni 2008 Wettelijk depot - BD 25413


De Roede van Tielt

Inhoud

Gesticht op 28 april 1970 Lid van het West-Vlaams Verbond van Kringen voor H eem kunde

ERIC BEKAERT ZEVEN DECENNIA ONDERWIJS IN DENTERGEM 1815-1884 p. 67-154

erevoorzitter:

Adres van de auteur:

Paul Vandepitte, voorzitter 1970-2000

Voorzitter:

ERIC BEKAERT Brouwerijstraat 24 8720 Markegem

Bérénice VANRENTERGHEM W ingensesteenw eg 84, 8700 Tielt Tel. 051 40 27 00 berenice_vanrenterghem@hotmail.com

Ondervoorzitter: Juul DESMET Roterijstraat 3, 8720 Wakken

Secretaris-penningmeester en verantwoordelijke uitgever: Philippe DE GRYSE Stoktmolenstraat 32/3, 8700 Tielt Tel. & Fax: 051 40 18 38

Redactieraad: Jaak Billiet, Philippe De Gryse, Juul Desmet, Celine D’Hulst, Bérénice Vanrenterghem, Geert Vermeulen

Website: http://home.scarlet.be/roede-van-tielt

”De Roede van Tielt” verschijnt viermaal per jaar. De lidmaatschapsbijdrage is € 20,00 voor gewone leden, € 40,00 of meer voor ereleden, over te schrijven op het bankrekeningnummer 467-9350801-88 van De Roede van Tielt, Stoktmolenstraat 32/3, 8700 Tielt. Er worden geen losse nummers verkocht. Bijdragen worden aan de redactiesecretaris bezorgd. Elke auteur heeft recht op tien exemplaren van het tijdschrift met zijn bijdrage. Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in “De Roede van Tielt” mogen slechts overgenomen worden na de uitdrukkelijke toestemming van de redactie.

West-Vlaanderen ideren ” D oor mensen gedreven

Bibliotheek & fototheek: Beernegemstraat 5, 8700 Tielt open elke zaterdag, lOuOO - llu30 of na afspraak

Cartotheek: Hazelaarkouter 60, 8700 Tielt, na afspraak. Kaft: detail van de kaart “District van Thielt (WestVlaanderen). Bevat 1 stad, 17 gemeenten en 63.986 zielen” (ca. 1825) (verz. Paul Vandepitte)


Eric Bekaert

ZEVEN DECENNIA ONDERWIJS IN DENTERGEM 1

8

1

5

- 1

8

8

4

I. HOLLANDSE INITIATIEVEN EN CLERICALE ONVREDE: 1815-1844 1. Nieuwe onderwijspolitiek in het Verenigd Koninkrijk der Neder­ landen: 1815-1830 a. 71vee enthousiaste meesters, veel opportunistische ouders Toen Dentergem op 9 juni 1815 (Verdrag van Wenen) deel ging uitmaken van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, telde de gemeente ca. 2250 inwoners'. Als doorsnee West-Vlaams plattelandsdorp in een tijd waarin er van leerplicht nog lang geen sprake was123, werd lokaal onder­ wijs er erg stiefmoederlijk behandeld. Soms geassisteerd door de pastoor of onderpastoor, beperkte de onderwijzer zich veelal tot het leren spellen en lezen van den catechismus en de eerste beginselen der schrijf­ kunst\ Koning Willem I vond in 1815 de lagere scholen in de zuidelijke provincies dan ook in een erbarmelijke staat. Het Franse keizerlijke bestuur had het plattelandsonderwijs zonder meer verwaarloosd4. Eeuwenlang bleek één schoolmeester voldoende om onze voorouders wat kennis bij te brengen. In Dentergem veranderde deze situatie voor het eerst in 1805. Toen kreeg schoolmeester-koster Pieter- Jozef Minne (°28.10.1760 - 102.05.1833)5 het gezelschap - of eerder de concurrentie 1

R.A.K.

(Rijksarchief Kortrijk), G.A.D.

(G em eentearchief D entergem ), nr. 43,

Gemeentebestuur, Jaarlijkse verslagen, Statistiek, Personeel 1827-1855. Op 31.12 1814 2

3 * 5

w aren dat er exact 2263. Eind 1815 w erden er 2239 geregistreerd. Pas in 1914 zal de leerplicht voor kinderen van 6 tot 14 jaar worden ingevoerd. Prosper Poullet, m inister van Kunsten en W etenschappen onder de katholieke regering Charles de Broqueville (1911-1918), had het ontwerp ingediend, dat als vijfde organieke wet op het lager onderwijs op 19.05.1914 werd uitgevaardigd. De oorlogsjaren stonden echter een directe uitvoering ervan in de weg, w aardoor er op 13.11.1919 een bij­ kom ende wet ter verscherping van de leerplicht moest worden gestemd. A. DE JONGHE, Taalpolitiek van Willem, Brugge, 1967, p. 141. M. DE BLIECK, Het scholenbestand te Brugge tijdens de Hollandse periode (1826) in Biekorf, 104dejaar, 2004, p. 14. Over koster Pieter-Jozef Minne en zijn voor- en nazaten, zie: E. BEKAERT, De familie Minne: ruim drie eeuwen kosterschap in Dentergem (1610-1949) in De Roede van

Tielt, 25,lr jg., nr. 2, 1994.

67


PROVINCE

ARRÊTÉ.

F l ASDRE OCClOEKTAtE.

4 .' B

.

u r e a u

.

m.

9& O M ,

V i€ (^ T ' de la

0 a ,n d r e occid en ta le,

uoVcej c ilo t^ e to Dit 21 Qcuwwo *8*Sf mvo $&> ^otmaÂfaù <x> te u t p{*0

%

------ ----------------- j>ou* ictèiwióóiot) Apéctoie> e t Dejtuiitve-» ôcd

COMMISSION D’INSTITUTEUR PRIMAIRE.

5 W t t caieûDj

^ ? a Pe G etfo ^iccd De Ga p a o t i e ; } Deftete pwo Pe â uup î e / / {ÿe.M4r«f.. *%*c f g fö , $ 4 j ° ; ^

« . ^ „ J à ^ d e ^ d ---------------

J)WÙ ùcjuei t£ eôt tecouw a te u u k fa> tjuafitéô tctjiMdc^C’ * <£ndôwEfe-> (ToUdvia Dû) cJbtitotifcû) X o c o fe é O ;

a rre té cà arrcùm d :

*

A r t . I er

Siettt

... .......... -—*•"»—

eût ttouuae «Xwbfcuieut ^wtuxiÆCJ Dcaw ta, éêfrsfK *\e*ùut£o de ta- 'j-" - J^éZ -^- ^ct'Xôàej f ou d p o u * ta etwoujueo :

'/sLv* 4t**d£.

4 îé jU ^ ÿ v A e w u J t* ,* -? ^0Tu-r>

t./. &...■*/ éfa&sfâfdîê

£of r f ù«9' 3u, f t ^e «t m a i ) X u U a jpoit* Piu. leut* fieu ,5e GouittuMiop d J é ^ x y ê> n^ë^

u

- '' ^

^

dpecux£c> e t t)e|uwtioe> pou*, Pet ; eu*** <ja«/ Pdkuioufe^ Xoca.tk',

dfctieietueuu, cSat^ée ‘de teut* ta, utatp ou PWecuttop, e t commumcaMot) eu ôe*ft Douttce ett cuite au-

De fa- Stoowtce pou* don wt^otuuxitop.

5aû. 2u € ’£jôtef du Çotivememem», ào 2IhtuÿtA, > îtt

<f

j/

Fjçr^^i&Sd* $favernwr. d t f d . ‘. rÀsesdf «2t/v.

:'dfé)*jù#$d\

Qécyyf »r '%

-g y A im *

f

-ScéjyffîeS*ÿ* S#.jrffcr&t

autorisation , seront interdits, : leur N o t a . Ceux qui enseignent publiquement ou tiennent écolo sans école sera ferm ée conformément a u x lois existantes. I l est fa it défense aux Instituteurs nommés par nous de fix e r leur habitation dans un cabarét ou de vendre des bois­ sons , et ils ne pourront s’absenter aux heures de classe, n i se fa ire remplacer par des sous-maîtres sans y étrt L ’Instituteur pensionné par le Gouvernement ou recevant une indemnité de la Commune , sera tenu < gratis dans son école , un certain nombre denfans pauvres, à déterminer par VAutorité Locale.

Bekwaam heidscertificaat 4‘lc rang dat Justin Van M aldeghem ontving op 17.10.1820

68


- van Justin Van Maldeghem (°Lotenhulle 25.06.1773 - tWingene 29.05.1830)6. Koning Willem I wilde het volksonderwijs op een hoger peil brengen en verplichtte door het K.B. van 09.08.1817 elke onderwijzer of kandidaat-onderwijzer zich voor een provinciale onderwijsjury aan te bieden, die de bekwaamheid van de examinandus zou onderzoeken7. Beide Dentergemse schoolmeesters verkregen het begeerde “kwaliteits­ certificaat” en tijdens de gemeenteraadszitting van 30.11.1820 werden ze dan ook, wegens hun goed zedig en gestichtig gedrag, officieel als gemeentelijke onderwijzers benoemd8. In januari 1826 bezochten gemiddeld 180 schoolgangers tussen de 6 en de 15 jaar Van Maldeghems ruime woonst op de hoek van de Kerkstraat en de Markt. Minne moest het op 15.12.1827 met 80 kinderen stellen in het oostelijk deel van het “Groot Kerkhuys”, nu Wontergemstraat nr. 8 (Maurice Vandewalle). Het huurhuis van Minne was heel wat kleiner dan de eigendom van Van Maldeghem en bleek daarenboven te weinig bemeubeld9. Hoogstens 120 (!) leerlingen konden er opeengepakt een onderkomen vinden. Er dient wel vermeld dat alle tellingen ’s winters gebeurden; ’s zomers waren er beduidend minder leergierigen. Zo constateerde schepen-landbouwer Francies-Xavier Vandenheede10 in augustus 1821 dat maar de helft van de leerlingen aanwezig was. Hij kon het echt niet begrijpen dat het werk op het veld voor velen belang­ ijker bleek dan de intellectuele ontwikkeling van hun kinderen11.

6

Justin Van M aldeghem was de vader van Eugeen, de befaam de kunstschilder die halverwege de 19‘k' eeuw zelfs de koninklijke familie portretteerde. Over dit artistieke gezin, zie: E. BEKAERT, Romaan Eugeen Van Maldeghem, de vergane glorie van Dentergems grootste kunstenaar (1813-1867) in De Roede van Tielt, 35s“ jg., nr. 2,

2004. 7 8

9

V. ARICKX, Het volksonderwijs tePittem 1806-1823 in Biekorf, 63s“jaar, 1962, p. 369. R.A.K., G.A.D., nr. 3bis, Gemeenteraad, Processen-verbaal 1820-1836, zitting 30.11.1820. Pieter-Jozef Minne verwierf het certificaat 4‘k rang op 22.09.1820, Justin Van Maldeghem op 17.10.1820. R.A.K., G.A.D., nr. 3, College van burgemeester en schepenen, Processen-verbaal 1820-

1827, zitting 15.10.1824. 10

11

Francies-Xavier Vandenheede (°09.02.1785 - +08.07.1862) was schepen (1820-1848) en burgem eester (1848-1860). Hij stam de uit een familie m et een zelden geziene politieke stam boom . Niet alleen hij, m aar ook zijn vader, grootvader, overgrootvader én overoudgrootvader waren tussen 1697/1698 en 1860 burgemeester. Als landbouw er (Puym oortelstraat) en vanaf 1845-1850 brouw er in “De Sw aene” (W ontergemstraat) w as Francies-Xavier ontzettend populair. Zo haalde hij tijdens de gem eenteraads­ verkiezingen van 1836 m aar liefst 132 van de 133 stem m en. Meer gegevens over Francies-Xavier Vandenheede en andere Dentergemse politieke figuren in de 19,le en de 209e eeuw vindt u bij: E. BEKAERT, Gemeenteraadsleden, schepenen en burgemeesters in Dentergem (1795-1977) in De Roede van Tielt, 19d‘ jg., nr. 2-3, 1988, p. 42-106. G.A.D., nr. 1.851.12, Inrichting van het gemeentelijk basisonderwijs 1825-1909.

69


Dat heel wat ouders toen moeilijk te bewegen waren hun kinderen tijdens de zomermaanden naar school te sturen, leiden we ook af uit de problematiek i.v.m. de pokkeninenting. In 1796 ontwikkelde de Britse arts Edward Jenner een vaccin op basis van koepokken. Een ontdekking van formaat, ware het niet dat onze landelijke voorouders het helemaal niet op deze medische ingreep begrepen hadden. Door een provinciaal besluit van 12.09.1823 werd de vaccinatie verplicht gesteld voor kinderen die schoolliepen. Het prikje zou toegediend worden door heelmeester Robert Destella12, die dagelyks de voormelde operatie met groot succes en altyds goeden uytval is waememende. Onvermogende ouders die den kleynen loon van de inenting niet konden betalen, konden zich op 1 oktober met hun kinderen aanmelden in het dorpshuis, waar ze gratis gevaccineerd zouden worden. Dat onwilligen hun kroost niet meer naar school mochten sturen en - erger nog - dat ongeveer 15% van door pokken aangetaste kinderen stierf en de anderen er voor de rest van hun leven door getekend waren, maakte weinig indruk13... Vanaf de jaren 1820 zullen de meeste onderwijzers geassisteerd worden door een ondermeester of door één of meer bekwame leerlingen. Van Maldeghem kreeg rond 1818 hulp van zijn derde zoon Evarist (°24.10.1808 - tElsene 28.08.1875), die toen ongeveer 10 jaar was. Pieter-Jozef Minne was minder fortuinlijk. Zeker tot 1821 stond hij er alleen voor en wanneer hij dan toch op wat hulp kon rekenen, bleek zijn keuze niet zo gelukkig. In juni 1825 werd zijn ondermeester, een zekere Ivo Tytgat, beticht van oneerbare aanrakingen bij de school­ gaande meisjes. Alhoewel deze beschuldigingen niet bewezen konden worden en er van een officiële aanklacht nooit sprake was, vond Tytgat het toch raadzamer de gemeente te verlaten14. b. Op Hollands bevel: een eerste gemeenteschool Eigen aan de onderwijspolitiek van Willem I was diens bekommernis i.v.m. het bouwen of verbouwen van scholen en onderwijzerswoningen. De situatie waarbij meer dan 100 kinderen in te kleine en ongezonde privéwoningen bijeenzaten, kon volgens de Nederlandse vorst niet langer 12

12 14

Robert Destella (“Londen 1793 - 123.12.1847) was gediplomeerd te Brugge op 03.02.1819. Twee jaar eerder, op 04.10.1817, had hij zich te Dentergem gevestigd, w aar hij op 01.07.1820 als heelmeester der armen werd aangesteld, in opvolging van de Wontergemse chirurgijn Francies D equinnem aere. Vanaf decem ber 1831 bestreed hij de cholera te Dentergem, Oeselgem en Markegem. In 1830 was hij 11 m aanden gem eenteraadslid en tussen 1833 en 1843 lid van de kerkfabriek. E. BEKAERT, Armoede, ziekte en dood in Dentergem: 1840-1850 in De Gaverstreke, 34“’ jaarboek, 2006, p. 415. R.A.K., G.A.D., nr. 9, Gemeentebestuur, Uitgaande briefwisseling 1822-1830, nr. 81.

70


door de beugel. Op 03.11.1825 besliste de gemeenteraad, na de zoveelste aanmaning van districtcommissaris Lucien Aeben (1823-1830), dan ook te voldoen aan ’s Konings en ’s Gouvernements begeêrte om de school­ lokalen in een goede staat te brengen15. Er werd geopteerd om de oude pastorij, die na het optrekken van de nieu­ we in 1785-178616 niet langer functioneel was en als een soort opberg­ ruimte diende, als gemeenteschool te gebruiken. Daartegen rees echter algauw protest. Enerzijds omdat men onzen braven pastoor niet mochte troubleren, of dat hy zoude weggegaen hebben en anderzijds omdat de directe nabijheid van het kerkhof niet het ideale decor bleek om de kin­ deren in alle gemoedsrust Gods wijze daden en het alfabet aan te leren. In juli 1826 trachtte het gemeentebestuur Eugeen de Kerchove de Denterghem17 te overtuigen een stukje grond te verkopen. De weledele heer kwam daarvoor speciaal van Astene naar Dentergem, maar zijn vraagprijs bleek te hoog. Nog diezelfde maand onderhandelde de raad met het armbestuur over een partij zaailand, gebruikt door Leonard Vandevyver18, die zich met hand en tand verzette tegen een mogelijke verkoop. Hij had nog een pacht lopen tot kerstavond 1831 en vond het een echte schande dat zo’n mooi stuk land verloren zou gaan aan het onderwijs. Het lag daarenboven buiten de dorpskom langs een onge­ kasseide weg. In februari 1827 liet de gemeenteraad haar oog vallen op een partij grond van de kerkfabriek, midden het dorpscentrum. Op 15 maart was de deal zo goed als rond, maar toch ging de transactie om voor ons onbekende redenen weer niet door19. 15 16 17

18

19

R.A.K., G.A.D., nr. 3bis, o.c., zitting 03.11.1825. E. BEKAERT, Het Dentergemse gemeentehuis 1784-1994, Verleden en heden van een gebouw en zijn bewoners in Tijdschrift van het Gemeentekrediet, nr. 188, 1994/2, p. 5-48. Eugeen-Jan-Baptist-Jozef de Kerchove de D enterghem (“Gent 17.01.1780 - tG ent 31.12.1863) was de derde zoon van Jan-Francies-Jozef, de laatste heer van Dentergem. Hij huw de op 13.05.1808 met Marie Hopsomere (°Gent 22.11.1787 - tG ent 10.05.1844) en was 30 jaar burgem eester van Astene. Over de heren de Kerchove de Denterghem in Dentergem , zie: E. BEKAERT, De heren van Dentergem in De Roede van Thielt, 36“ jg„ nr. 4, 2005, p. 3-24. Leonard Vandevyver (°18.03.1797 - tló.01.1854), een kam slager uit de Statiestraat, zal 4 jaar later als gem eenteraadslid verkozen w orden en dit m an d aat uitoefenen tot 1836. Hij was ook arm m eester tu sse n 1838 en 1846. De laatste 12 jaar van zijn leven w aren een zelden geziene aaneenschakeling van familiaal leed. Op 02.08.1841 was zijn 38-jarige echtgenote Eugenie Lambrecht (°27.09.1802) overleden. Hij hertrouwde kort daarop m et Rosalie M inne (°27.10.1810 - t i l . 08.1888), die hem in 10 jaar 5 dochters en een zoon schonk. Van deze 6 kinderen werd er welgeteld 1 ouder dan 8 jaar! Voor m eer gegevens over deze tragische figuur in een tragische tijd, zie: £. BEKAERT, Armoede, ziekte en dood, o.c., p. 432. R.A.K., G.A.D., nr. 9, o.c,, nrs. 28, 37, 62 en 63,

71


Het spreekt voor zich dat deze besluiteloosheid de districtscommissaris danig op de zenuwen werkte en hij bestookte het gemeentebestuur in juni en juli 1826 opnieuw met tal van brieven, die steeds bitsiger werden20. In december 1827 was het dan eindelijk zover: de gemeente wist heren­ boer Karel-Filip Vandenheede21 te overtuigen een stuk zaailand te ver­ kopen. Het lag in de Dreve - slechts enkele meters voorbij de laatste huizen van de dorpskom - en had een oppervlakte van 17 a 71 ca. In de eerste helft van 1829 werd de school, annex onderwijzerswoning, er opgetrokken door aannemer Pieter-Jan Van Damme uit Deinze. De totale kostprijs - grond en notariële kosten inbegrepen - bedroeg 4234,21 fl.22 De gemeenteschool te Dentergem was één van de 1146 scholen die tussen 1814 en 1830 in het huidige België gebouwd werden. We kunnen zeker niet om het feit heen dat er van overheidswege heel wat in het werk gesteld werd om het volksonderwijs op een hoger peil te brengen. In anderhalf decennium Nederlands bestuur was het leerlingenaantal nagenoeg verdubbeld: van 153.000 naar 293.00023. Hoe zwaar de politiek van Willem I in katholieke, liberale en Franssprekende kringen ook op de korrel werd genomen, op pedagogisch gebied was de gedwongen territoriale herschikking een zegen. Ook financieel ging de dorpsonder­ wijzer er zeker niet op achteruit: zo ontving Van Maldeghem in 1826, naast zijn gemeentelijke jaarwedde van 40 fl., nog ca. 300 fl. aan school­ gelden van gegoede leerlingen. Ter vergelijking: de gemeentesecretaris verdiende toen 125 fl., de onderpastoor en de veldwachter ieder 189 fl.24.

20

21

22

22 24

G.A.D., nr. 1.851.073.54, Gemeentelijk basisonderwijs. Schoolgebouwen 1827-1904. Wij hebben brieven teruggevonden d.d. 05.06.1826, 15.06.1826, 15.07.1826 en 22.07.1826. Karel-Filip Vandenheede [“01.07.1767) pachtte ’t Casteelgoed, de herenhoeve van de familie de Kerchove de D enterghem in de Dreve. Ook zijn vader Jan-Francies (“08.01.1732 - tl7.02.1816), zijn grootvader en burgem eester (1728-1751) Gillis (“ 14.12.1675 - t l 5.01.1751) en zijn overgrootvader en ook burgem eester (1697/16981709 & 1715-1721) Jan (“23.03.1654 - t22.04.1721) beboerden deze m ooie hofstede. Hij was gehuwd m et Regine Berton (“Sint-Baafs-Vijve ca. 1784 - t26.05.1850) die hem 9 kinderen schonk. Karel-Filip was familie van schepen Francies-Xavier, w at de verkoop wel in de hand gewerkt zal hebben. J.-A. OPSOMER, Gemeente Dentergem, Openbaar bestuur. De toestand 1870, Tielt, 1870, p. 9-10; R.A.K., G.A.D., nr. 3bis, o.c., zittingen 03.11.1825 en 26.09.1827. In 1832 werd de Nederlandse gulden vervangen door de Belgische frank, m et als om wisselingskoers: 1 fl. = 2,1164 fr. De nieuw e school kostte m .a.w . 8961,28 fr. A. SLUYS, Geschiedenis van het onderwijs in de drie graden in Begië tijdens de Fransche overheersing en onder de regering van Willem I, Gent, 1913, p. 382. R.A.K., G.A.D., nr. 3bis, o.c., zitting 08.09.1825. We gaan uit van een jaargemiddelde van 130 leerlingen, w aaronder 30 behoeftigen. Ongeveer 100 betalende kinderen aan 0,25 fl. per m aand, m aakt 300 fl. per jaar.

72


2. De Belgische omwenteling en de implicaties op onderwijsgebied: 1830-1836 a. Op zoek naar een nieuwe schoolmeester In oktober 1827 had Justin Van Maldeghem met zijn gezin Dentergem verlaten en was naar Wingene verhuisd, waar zijn zoon Evarist als gemeenteonderwijzer was benoemd25. Pieter-Jozef Minne was in 1829 69 jaar en dus zeker niet de geknipte persoon om de gloednieuwe gemeenteschool te gaan betrekken. Er werd op 05.10.1829 een ver­ gelijkend examen uitgeschreven, waar Jan-Baptist Desimpel (° Gistel ca. 1784) met glans 4 medekandidaten versloeg. Tijdens de raadszitting van 25.11.1829 werd hij dan ook als gemeentelijk onderwijzer benoemd. Hij mocht lastenvrij gebruik maken van school en onderwijzerswoning, kreeg een communale wedde van maar liefst 100 fl., vermeerderd met 15 fl. om prijsboeken te kopen en uiteraard het genot van het schoolgeld van de gegoede leerlingen. Hiervoor moest hij wel minstens 30 arme kinderen, aangewezen door de gemeenteraad, koste­ loos onderwijzen. Op 08.02.1830 nam Jan-Baptist Desimpel - die sinds 13.10.1827 les gaf in de stadskostschool te Tielt26 - zijn functie op in het gloednieuwe gebouw, waar ongeveer een maand eerder 10 lessenaars, een stove en het noodzakelijke pedagogische materiaal (o.a. nieuwe maten en gewichten) ten belope van 75,42 fl. waren aangekocht. Meester Desimpel bleek vrij onderlegd. Als we het schoolbericht mogen geloven dat hij kort na zijn indiensttreding verspreidde, stonden ook aardrijks­ kunde, geschiedenis, Frans en zelfs de eerste begrippen van boek­ houding op het programma. Lang kon Dentergem echter niet genieten van de talenten van zijn nieu­ we onderwijzer. Totaal onverwacht overleed Jan-Baptist Desimpel op 09.06.1830 om 10 uur ’s morgens in zijn onderwijzerswoning. Was het overlijden van deze talentrijke 46-jarige onderwijzer op zich een drama, dan was dat zeker ook het geval voor de onderwijssituatie in Dentergem. Van Maldeghem was verhuisd en Pieter-Jozef Minne had op 15.05.1830 zijn privéschool gesloten, aangezien hij vanaf 1830 geen 25

26

E. BEKAERT, Romaan Eugeen Van Maldegem..., o.c., p. 61. Evarist kreeg in W ingene m aar liefst 229 leerlingen onder zijn hoede. Hij kreeg hierbij de hulp van zijn beide ouders en zijn zussen Justine en Melanie. L. NEYT, Generaties Tieltenaars op de schoolbanken. Van Vlaamse en Franse kostschool tot lagere afdelingen van het Sint-Jozefscollege, 1783-1983 in De Roede van Tielt, 14ie jg., nr. 2, 1983, p. 15.

73


J . B . D E S IM P E L , thans 'wettiglyk aengesteïd tot Schoólonderwyzer in de Gemeentcschoól te Denterghem , lieéft d’eer het publiek te verwittigen dat zyne schoóllessen reeds oenen acnvang genomen hebben, en dat hy tot de zelve al de kinderen van een en ander geslacht aenveêrden zal. Het ondcrwys, in verscheydeue takken en koersen verdeeld, zal tot voorwerp hebben : 1. De christelyke Leering en den Catechismus, als zynde den grondslag van alle goede onderrigting en opvoeding. 2. Het kunstmaelig Leézen. 3. Het schryven van onderscheydene sóórten van geschrift. 4. De Rekenkunde, met de toepassing van ons nieuw macten- gewigten- en muntstelsel. 5. De grondregels der Nedcrduytsche Tael. 6. De beginselen der Aerdrykskunde, en de Oude en Nieuwe Geschiedenis, met deézc van ons Vaderland. 7. Het opstellen van Brieven, Rekeningen, Kwytantiën, enz. 8. De Fransche Tael. Men zal mede nccuwkeuriglyk in acht neémen de regels der Welgemanierdheyd en Beschacfdheyd, en den Onderwyzer durft alle Ouders en Voogden verzekeren, dat hy alles aenwenden zal om do kinderen met eene waere vaderlyke liefde en zorgvuldigheyd in den Roomsch-Catliolyken Godsdienst en alle maetschappelyke deugden op te brengen, en hun aldus tot eerlyke en nuttige Leden der zaeraenleving te vormen. Vóór verdere onderrigtingen zich te adresseéren by den Onderwyzer in de schóól.

Bericht dat m eester Jan-Baptist Desimpel verm oedelijk in februari 1830 verspreidde n.a.v. de opening van de nieuw e gem eenteschool

74


overheidswedde meer genoot. De 82 leerlingen die begin juni de school bezochten, stonden letterlijk op straat27... Redder in nood was de 17-jarige Dentergemnaar Karel-Lodewijk Temest (°19.10.1812.- tWetteren 21.06.1887). Hij was toen ondermeester bij Justin Van Maldeghem te Wingene en werd door districtscommissaris Aeben aangeprezen om de vacature te vervullen. Van een vergelijkend examen werd niet meer gesproken en zonder problemen kreeg de jonge kerel tijdens de gemeenteraadszitting van 01.07.1830 zijn tijdelijke aanstelling, dit in afwachting van het noodzakelijke bekwaamheidscertificaat28. b. De Belsische Omwenteling, ook te Dentergem Op 25.08.1830 braken woelingen uit te Brussel na het opvoeren van “La muette de Portici” in de Muntschouwburg. Zes weken later, op 4 oktober, werd door het Voorlopig Bewind de onafhankelijkheid van België geproclameerd. De latente onvrede tegen het Hollandse bestuur, vanaf november 1828 voor het eerst zichtbaar toen verzoekschriften met tal van grieven circuleerden, was in Dentergem overduidelijk aanwezig. Dé onruststoker was ongetwijfeld notaris Frederik Minne29, die in 1814 door de Fransen als adjoint (schepen) was aangesteld, maar in 1820 - bij de samenstelling van de eerste “Hollandse” gemeenteraad - tot zijn ont­ goocheling door de Gedeputeerde Staten als lokaal gezagsdrager werd gepasseerd30. Ook pastoor Ignace Vercruysse (1823-1853)31, onderpastoor 27 2“ 29

30 31

R.A.K., G.A.D., nr. 3bis, o.c., zittingen 06.08.1829 en 25.11.1829; R.A.K., G.A.D., nr. 4quater, Gemeentebestuur, Repertorium 1829-1832, nrs. 130, 177 en 261. G. en L. LAMS, 1\vee eeuwen volksonderwijs te Wingene, W ingene, 1988, p.20, voet­ noot 13; R.A.K., G.A.D., nr. 3bis, o.c., zitting 01.07.1830. Frederik Minne (°21.05.1872 - 120.10.1852) was de oudste zoon van de laatste baljuw van Dentergem Pieter-Bernardus en Maria Francisca Coleta Van Crombrugge. Hij was geen gemakkelijk heerschap, die na de Franse tijd bijzonder gefrustreerd was om dat hij politiek niet meer aan de bak kwam. In 1830 wierp hij zich weer in de verkiezings­ strijd, m aar zonder succes, hoe hij achteraf ook zijn best deed om de uitslag ongeldig te laten verklaren. In 1845 greep hij opnieuw nipt naast een m andaat, m aar 3 jaar later was het dan toch raak. Dankzij een w aarschijnlijk door hem bedongen herver­ kiezing - de enige in de geschiedenis van Dentergem - kw am hij uiteindelijk toch in de gem eenteraad. Hij zou er blijven zetelen tot zijn overlijden in 1852. E. BEKAERT, Gemeenteraadsleden..., o.c., p. 45-54. Ignace Vercruysse (°Pittem 13.12.1785 - 103.03.1853) werd als pastoor in Dentergem benoem d op 17.06.1823 in opvolging van Louis Ghyselen (1815-1823). Hij was voor­ dien pastoor van Markegem en m aakte zich in Dentergem allesbehalve geliefd. Hij lag overhoop m et zow at iedereen en spuide m eerm aals zijn ongenoegen vanop de preekstoel, waarbij vooral kerkvoorzitter De Baere en burgem eester Vanderm eulen het m oesten ontgelden. Zo had hij in mei 1834 tijdens de eucharistie een hekelschrift voorgelezen, w aarin hij het Plaetselyk Bestuer gegispt, gehoond, gecalomnieerd, g ’injurieerd en daerenboven verscheyde mael g ’anathomatiseerd heeft (E. BEKAERT, Het Dentergemse gem eentehuis..., o.c., p. 21). Na zijn overlijden te Dentergem werd Vercruysse opgevolgd door Norbert Scherpereel.

75


Jan-Baptist Goethals (1824-1834)32 en voorzitter van de kerkfabriek dokter Romain De Baere33 lieten geen gelegenheid voorbijgaan om het Hollandse beleid op de korrel te nemen.

Ö Ï ^ ï S - 4 ------------------/ '

l i j *• * « to r* eu in « o e n jo je g o o d eo o uderdom . *?.

"V

w

t

I. Pw.Stf,». -

*

m u» v«»oK m : * n ; t . »»n tfcu Z eer Ecrwoorfiçn p e e r

■IGNAT1US VERÇRUySSi;, Geboren le P iltb cm . . . J'ricüicr gevyd te D oornyk O u tlerp atlo r la A clire'.- , » te Uey a ie . . p « u o r UAfarckcgLcm . ; * Ie DcuUfgUem . .

ia Ja ia ia ia Ja

t773, )ÖOB, 1808, 1814, J8 i0 , 1823, •

'lAWacr ip dcu Uccr oalslapeu, dcc 3 lUerl 1853. ‘ Zyl uwen herder indachtig, die u hél • woord Gods verkondigd heeft. noem t.

18 , 7.

Ily was bedroefd met degene tl ie in druk wapen en had medelyden mei den urmuu. ■ ••

j (»h.

50 , 23 .

I>c Allerheiligste Maegd verheugt zich, als zy haren dienaer liet Scapulier ziel dragen,.... cu zy zorgt dat Jiy ia geluk ea ' Ju vrede slcrve. Sf ALPU. , • Onze y ader. — Weet Gegroet. • • » .

'

.

(lO U d ifc u afla el.) . .

llo rla -D e L acre, d ru k k er.

Pastoor Vercruysse en dokter De Baere: 2 tegengestelde persoonlijkheden, m aar rabiate anti-Hollanders, die ontegensprekelijk hun stem pel hebben gedrukt op het parochiale leven in de eerste helft van de 19de eeuw in Dentergem

Het rapport dat districtscommissaris Aeben op 17.10.1829 aan gouverneur Ferdinand de Baillet (1826 - 1830) stuurde, was dan ook allesbehalve lovend: Te Denterghem is de publieke geest geheel slecht; de ingezetenen verwachten er elke dag de sluiting der kerken, de arrestatie hunner geestelijken en andere opzettelijke uitgedachte onheilen34. Pastoor Vercruysse en onderpastoor Goethals waren er blijkbaar stellig van 32

33

34

Jan-Baptist Goethals (“Drongen 19.08.1794) werd priester gewijd op 24.05.1824 en te Dentergem als onderpastoor benoem d op 24.12.1825, in opvolging van JacquesEugène Rohaert (1816-1825). Op 22.09.1834 verhuisde hij naar Lembeke. Romain De Baere (“28.10.1761 - tl2.10.1832), zoon van dokter Jan-Baptist en Johanna C atharina Van Huile, werd als licentiaat in de geneeskunde gediplom eerd te Douai op 16.09.1791. Hij was al heelm eester sinds 07.08.1781. Hij m aakte ook deel uit van de Dentergemse kerkfabriek als schatbew aarder (1811-1820) en voorzitter (1820-1832). M. DELMOTTE, Verkiezingen, politiek en openbare opinie te Sint-Eloois-Vijve en in de Gaverstreek tijdens de jaren 1795-1836 in De Gaverstreke, 14lle jaarboek, 1986, p. 302.

76


overtuigd dat een nieuwe “Beloken Tijd” in het verschiet lag, want voor alle veiligheid lieten ze de kinderen in november 1829 hun eerste communie doen in plaats van in de paastijd het jaar nadien en zulks omdat men verder het bijgeloovig volk uitstrooide dat de Catholijke gods­ dienst ging afgeschaft worden in deze landen35. Het ongenoegen richtte zich o.a. tegen de perscensuur, de belasting op slachten en malen, de bemoeienissen op kerkelijk gebied, maar ook tegen de onderwijspolitiek van Willem I. De vele met Nederlandse subsidies gebouwde gemeentescholen waren heel wat vaderlandslievenden een doorn in het oog. Zo ook te Dentergem, waar de gemeente voor de nieuwe school een rijks- en provinciale tussenkomst van 21,25% had bekomen. Op 25.11.1829, nog voor meester Desimpel aan de slag was gegaan, meldde het gemeentebestuur aan de koning dat er dienaangaande al enige wrevel merkbaar was36. En het ging van kwaad naar erger. We willen u dan ook volgend ver­ helderend stukje proza dat de Meulebeekse politiecommissaris Dijerickx op 03.01.1830 aan de procureur des konings te Kortrijk Van Wambeke schreef, niet onthouden. Deze gemeente, Mijnheer de Prokureur, is den nec-plus-ulra van alle helsch gebroed dat de geestdrijverij immer op het aardrijk heeft uitgewalgd uit het diepste van ’t zwart en kuerzelend Tatariën, verblijfplaats der adderen en serpenten... De Burgemeester heeft de petitie niet geteekend, maar heeft ze sterk aangeprezen bij de ingezetenen... Nogtans onder gansch de talrijke schaar fanatieke roer­ vinken is ver boven alle de ergste belhamel Frédéric Minne...deze heeft... als een woedende ontketende dog of bloedhond... durven laten hooren onder het publiek de volgende opstandverwekkende zinsnede: Een woord alléén, en wij zullen alhier het vuur gaan steken in de nieuwe opgerigte Communale primaire school!37. c. Ternest of het sevecht met het fanatisme In deze sfeer van peis en vree ging de jonge Karel-Kodewijk Ternest in de gemeenteschool in de Dreve aan de slag. Hij kreeg assistentie van 2 ondermeesters, de ons verder onbekende heren - of jongens? - Desmet en Verbeke en gaf tussen 1831 en 1834 les aan gemiddeld 115 à 120 leerlingen. Ondanks alle bedreigingen tegen hem en zijn school geuit, had hij - tot grote tevredenheid van de gemeenteraad - tijdens de 35 36 37

R.A.B. (Rijksarchief Brugge), Modem Archief, Derde reeks, nr. 513. J.-A. OPSOMER, o.c., p. 10; R.A.K., G.A.D., nr. 3bis, o.c., zitting 25.11.1829. R.A.B., M odern Archief, o.c.

77


onrustige herfst van 1830 zijn post nimmer verlaten en vervulde hij zijn werk plichtsgetrouw3839. In september 1834 was Jan-Baptist Goethals naar het Oost-Vlaamse Lembeke overgeplaatst: wegens B id t voor de Ziele belediging der Regende en een ser­ VAN DEN HERWBBRDEN HEER AstóttS'EatBÜta BQK'N'SÏÏEE moen, aen Z.H. den Bisschop van 8 5 83 Brugge gedenonceerd zynde, heeft ppvolgcntlijh in het Bisdom van Gent : dezen gezorgd dat hy geplaetst is : cn in het Bisdom van Brugge : .•r geworden in het bisdom van O nderpastor te D entergbem *t j a a r - f t " P a s to r t e Voormezeele U ja a r. ; . v6>. ,• Gend?\ Hij werd opgevolgd door 33 Antonius Bonneure (1834-1851)40, die al even fanatiek bleek te zijn als zijn voorganger. Nauwelijks aangekomen, richtte hij - onder impuls uiteraard van zijn directe overste - reeds in oktober 1834 een 100 3 privéschool op, waar Jan Vervisch 00 7 7 en Philippe Tack les kwamen geven. De aanstelling van beide O nderpastoor Antonius Bonneure die ten leerkrachten was een “ad interim”tijde van pastoor Vercruysse 17 jaar (1834oplossing, aangezien ze zelf met 1851) een bepalende rol heeft gespeeld in de boeiende D entergem se 19d'-eeuw se moeite konden lezen en schrijven. onderw ijsgeschiedenis Vanaf 05.09.1835 zal de duidelijk meer onderlegde Jan-Baptist Mervillie (°Wontergem 23.12.1805 130.12.1880) hen opvolgen41. D ie e r velen zullen onderwezen hebben in den w e g der gerechtigheid zullen blinken gelijk sterren aan 't firm ament.' ^ L u c.

!F> . A . S T O IR. G eboren te B ru g g e, op 24 D ecem ber . P riester gew ijd te G e n t 't ja a r . .

.

. '.

. i o , . . j i,

Coadjutor tot A ppels ‘t j a a r ......................................3JJ3j Onderpastor te Z ele ’ t ja a r . . . . . j8 j2 . Onderpastor te D cndcrm onde ’t Jaar . . j 8J3, P A 'é ■! P a s to r 't e N ieticap p elle sedert *t ja a r .« w a a r hij na jaren bestier goovru chtiglqk in den . H eer ontsbep den x o jo li 1890, in den g ezegenden ouderdom van 84 jaren 7 maanden.

*

De ouderdom is «ene kroon, getooden op den weg der gerechtheid.

Ei; w ei de gstron»* en roonicblige dienaar, dien eijn Meester een het bestier n a rijn Bais stelt (Mette. XIV), ea dteeoree draagt orer al wet hem toerertronwd ia. CenfEL Bij was de goede herder die c jn leren geeft roor sijne schepen.--'

Eij wee ven eenieder geacht en beemd ; niemand wist een'woord tan lijnen nedeele (Jod. VIII). en njoe gedachtenis aal in segeamg

Verheogn, goede en getrouwe dienaar, daar g il in kldène saken getroow wijt geweest xal ik n orer meerdere aanateilen. treed in de Treagde des Beeren.. , . . Matth.-XXV ' ’ v B e m i n d e P a r o c h i a n e n , gedenkt W e r oversten, die n het woord Gods verkondigd hebben; bcschonwt het einde -Tan hun leven «n volgt bon gelote na. Ieb r.1111,7. Zoet Hert van Jesse, wees mijne ubgheid. d. e . , i r n K ViS GELOOP. B ? El UBPDE. • jer. en -qttadr. a l L O O . — D n tk k . G b y s s a c r t- D c lb c k e .

38 39

40

41

R.A.K., G.A.D., nr. 13, Gemeentebestuur, Jaarlijkse verslagen 1836-1848, verslag 1836. 1831: 120; 1832: 116; 1833: 115; 1834: 118. G.A.D., nr. 1.857.08, Kerkfabriek, Personeel, Diversen 1820-1936. In 1833 was de liefde tussen Vercruysse en Goethals echter al fel bekoeld. Aanleiding hiertoe was het feit dat Goethals, na het overlijden van de door de pastoor absoluut niet gegeerde voor­ zitter van de kerkfabriek Romain De Baere, zijn intrek had genom en bij diens weduwe Joanna-C atharina Vermeersch (°29.11.1769 - 131.05.1842). Geen doordachte beslissing, die m isschien zijn overplaatsing heeft bespoedigd. Antonius Bonneure (“Brugge 24.12.1805 - tN ieuw kapelle 10.07.1890) werd op 30.09.1834 als onderpastoor te Dentergem benoem d, in opvolging van Jan-Baptist Goethals. Hij kw am van D enderm onde en zou 17 jaar de rechterhand zijn van pastoor Vercruysse. Op 14.02.1851 werd hij, na zijn benoem ing tot pastoor van Voormezele, vervangen door Lodewijk Van De Kerckhove. R.A.K., G.A.D., nr. 37, Lager onderwijs, Personeel 1821-1841. Volgens een bevolkingsstaat anno 1840 (R.A.K., G.A.D., nr. 25) verbleef Mervillie, sam en m et zijn halfzuster Rosalie Vandenbroucke in een w oonst op de M arkt, verm oedelijk het riante heren­ huis nr. 21, nu bew oond door Jo Defoer.

78


De impact van de lokale geestelijkheid was toendertijd erg groot. Beide religieuzen ronselden o.a. vanop de kansel ongegeneerd leerlingen voor hun nieuwe school, wat enkele gemeenteraadsleden toch niet zo katholiek vonden. Vercruysse en Bonneure lieten dit echter niet aan hun hart komen, zeker niet wanneer ze constateerden dat de gemeenteschool steeds minder kinderen over de vloer kreeg. Eind 1835 telde Ternest nog ca. 55 leerlingen, Mervillie toen al 176! Hun triomfalisme ging zelfs zover dat ze weigerden de gegevens van hun school door te spelen aan gemeentesecretaris Jacob-Xavier Opsomer42. De verbouwereerde man meldde medio februari 1835 dan ook aan arrondissementscommissaris Louis Vandenbulcke (1830-1841): Jugez-y, monsieur le Commissaire, par quel esprit de méfiance et de liberté mal entendu à tout ce que la Régence est tenue de leur demander pour confectionner les ouvrages présents par l’autorité supérieur'3. Het succes van de onderwijspolitiek van de Dentergemse clerus zaaide ook verdeeldheid onder de gemeenteraadsleden. Bij het bespreken van de begroting 1836, tijdens de raadszitting van 23.09.1835, stelden bur­ gemeester Jan-Francies Vandermeulen44, assessor (schepen) FranciesXavier Vandenheede en raadslid Emanuel Lambrecht45 voor de gemeen­ telijke jaarwedde van 212 fr. (100 fl. x 2,1164) te verhogen. Dit als belo­ ning voor Ternests bekwaamheid, zijn trouwe kinderen en als morele schadevergoeding voor het vele onrecht hem aangedaan. Assessor Jan Damman46 en de raadsleden Jozef Roose47, de reeds geciteerde Leonard 42

43 44

45

46 42

Jacob-Xavier Opsom er (°26.01.1873 - t0 4 .12.1860) was landbouw er en handelaar in landbouw producten en stam de uit een familie de bourgeois et magistrats commu­ naux de Denterghem et Aerseele. Hij w as niet alleen secretaris van het arm- (1820?1837) en het gem eentebestuur (1820-1836), m aar ook secretaris (1810?-1832) én voorzitter van de kerkfabriek (1850-1860) Hij w as de vader van Jozef-August: dé politieke figuur uit de Dentergemse geschiedenis (E. BEKAERT, De harmonie SintCecilia “IJver en Eendracht te Dentergem 1821-1996, Dentergem, 1996, p. 6) R.A.K., G.A.D., nr. 10, Gemeentebestuur, Uitgaande briefwisseling 1831-1835, nr. 125; R.A.K., G.A.D., nr. 13, o.c. Jan-Francies Vanderm eulen (“07.07.1789 - tl4.07.1857) was notaris (1816-1848) en burgerm eester (1820-1848). Zijn m oeder was Eugenie Caroline Theresia Carbonelle, vierde dochter van Charles Carbonelle, die 62 jaar (!) griffier w as van o.a de heer­ lijkheid Dentergem. In 1848 diende Jan-Francies aengedaen van eene verlammende zenuwziekte zijn ontslag in. Hij w erd opgevolgd door Francies-Xavier Vandenheede. Emanuel Lambrecht (°21.12.1763 - tl0.02.1844) woonde in de Pontbrouckstraat en m aakte in 1820 deel uit van de eerste “Hollandse” gemeenteraad. Hij werd niet meer herkozen in 1836. Jan Dam man (“W akken 02.05.1791 - 110.11.1872) was een landbouw er uit de Gottemstraat die tussen 1820 en 1861 afwisselend gemeenteraadslid en schepen was. Jozef Roose (“24.12.1776 - t20.03.1860) woonde als landbouw er in de Groeneweg. Tussen 1830 en 1836 zetelde hij in de gemeenteraad.

79


Vandevyver en Jozef D’haveloose48 gingen daar niet mee akkoord. Integendeel, zij vonden dat de school de gemeente al genoeg geld gekost had en wilden de toelage zelfs afschaffen. Het kwam tot een fikse rel, er werd gestemd en de jaarwedde van de onderwijzer ... verdween uit de begroting. Voor Karel-Lodewijk Ternest was dit uiteraard een harde klap. Tussen 1831 en 1835 ontving hij jaarlijks 434 fr.: 212 fr. van de gemeente, 10 fr. van het armbestuur en nog eens 212 fr. van de staat. Hiervoor moest hij wel minstens 20 arme kinderen gratis onderwijzen. Op veel schoolgeld hoefde hij - wegens het slinkend leerlingenaantal - niet meer te rekenen. De raadsbeslissing van 23 september zorgde er dan ook voor dat zijn inkomen bijna gehalveerd werd. Ternest liet het hier niet bij zitten en diende met succes een klacht in bij de minister van ’t Inwendige (Binnenlandse Zaken) Félix-Armand de Müelenaere (1834-1836). Tijdens de raadszitting van 05.09.1836 ging iedereen - op Leonard Vandevyver na - ermee akkoord de communale onderwijzerswedde in de begroting 1837 weer op te nemen49. De veer was echter gebroken. In oktober 1836 bezochten nog amper 40 kinderen zijn school, terwijl concurrent Mervillie er bijna 200 mocht onderwijzen. Tot vreugde van velen en wanhoop van o.a. gemeente­ secretaris Jozef-August Opsomer50, verliet Karel-Lodewijk Ternest op 16.11.1836 verbitterd zijn geboortedorp en vestigde zich te Ouwegem, waar hij meteen als hoofdonderwijzer aan de slag kon51. Met hem ver­ loor Dentergem een man van een uitzonderlijk kaliber. Zowel te

48

45

Jozef D’haveloose (°20.03.1782 - 1T4.04.1864) was een landbouw er uit de Wontergemstraat en gem eenteraadslid tussen 1832 en 1845. Hij m aakte ook deel uit van het arm ­ bestuur in de periode 1827-1840. R.A.K., G.A.D., nr. 3bis, o.c., zitting 05.09.1836. Begin 1833 had rebel Frederik Minne er reeds tevergeefs bij de districtscom m issaris op aangedrongen de kredieten ten gunste van de m uziekm aatschappij, het toezicht op dooibarrières en... de onderwijzer te laten schrappen. Niet toevallig die toelagen die voor het eerst toegekend werden tijdens het door hem zo gehate Hollandse bestuur (G.A.D., nr. 2.043.564, Diverse en

dubbels uitgaande briefwisseling 1818-1844). 50

51

Jozef-August Opsomer (° 14.05.1813 - 122.08.1891) was notaris (1846-1884), secretaris van het arm bestuur (1837-1861), gem eentesecretaris (1836-1861), burgem eester (1861-1891), provincieraadslid (1848-1891) en ondervoorzitter van de provincieraad (1876-1891). Het pedagogisch inzicht van deze wijze politicus stond reeds in 1836 haaks op de nagenoeg algehele antipathie w aarm ee Ternest bejegend werd. Hij loof­ de diens capaciteiten, ijver en toewijding en vervloekte de enggeestige m entaliteit van vooral de dorpsclerus. De vriendschap tussen Opsomer en Ternest zal m et het verstrijken der jaren nog toenem en. R.A.K., G.A.D., nr. lObis, Gemeentebestuur, Uitgaande briefwisseling 1836-1841, nr. 154.

80


Sÿi®

4,

O n d er u w e schiulu\M*. « 11. K ru is , w il ik h o o p ­ v o l ru ste n to t d e n d a g d e r alg e m e en e o p sta n ­ d in g !

GODZALIG K GKOEN KENIS

VANI>KNIIKKK

K^REL-LODEWIJK TERNEST WKDUWNAAKVANVKOItWIi

M e la n ia v a n de W e g h e o u d -H o o fd o iu le rw i.ize r d e r (îe m e e n te s d io o l v a n W e tt e r e n , R id d e r d e r L e o p o ld so r d e e n z.

(jebornn In J)anlnvf/nui den in Or.lobrv Is 12 overleden la Welleven den 21 J u n i M'-V7 V o o r d en g ere ch t tjre is de d a g d e s v ers ch eid en s e en d ag v a n z e g e p r a a l. K eet.. 1 1:1. H ij w a s d e « o ed h eid en rec h tzin n ig h e id z e lv e , v r e e s d e G od en v lu c h tte d e b oóze lag en en listen d e r w e r e ld . Jo n . t. D aarom w a s h ij d en H e e re en d en m e n sch e n a a n g en a a m en z a l Zijne g e d a c h te n is in zeg e n b lijv e n . . « K e e t.. 1. 3 . W ie e r v e le n in tien w e g d e r g e r e ch tig h e id le i­ d en , z u lle n b lin k e n a ls ste rre n aa n het h em el­ g e w e lf. D an . x u i. Z o e te H e rten v a n J é s u s en M a r ia , w e e s t m ijn e b e h o u d e n is ! (Joo darjnu aflaat). Z o o h e e ft h ij d an v o o r im m e r o n s b eg e v en , E n m isse n w ij z ijn v a d e rle s en le e r ; D o ch tro o ste n w e o n s : e r is een b e te r le v e n . G in d s v e r o m h oog , w a a r d e etiglen z w e v e n , W a a r m o ed e r r e e d s hem to esn e lt r ein en tee r, E n d à a r, w ij h op e n 't , zien w e e lk a n d e r w e e r .

K. I. 1’. W e tt e r e n , d r u k k e r ij V e r b a e re - T e r n e s t.

Jozef-August Opsomer, Dentergems beroemd­ ste politicus en één der weinigen die geloofde in de pedagogische talenten van zijn vriend Ternest

Karel-Lodewijk Temest, Dentergems grootste onderw ijzer en onderw ijspedagoog die in de verkeerde tijd en op de verkeerde plaats geboren was

Ouwegem als te Wetteren (vanaf 1855) zal hij zich manifesteren als een gerenommeerd taalkundige en één der beste onderwijspedagogen van zijn tijd52.

52

Tussen 1845 en 1876 publiceerde Karel-Lodewijk Ternest tal van taal-, geschied- en aardrijkskundige werken, die veel bijval genoten. Zijn “Aenvankelijke Nederduitsche Spraekleer” (1849) en “Fransch Leerboekje voor Vlaemsche scholen” werden 5 maal herdrukt en de “Kleine Geschiedenis van België” (1863) werd in het Frans vertaald. De Pruisische koning W ilhelm I bedacht Ternest in 1866 m et een gouden medaille voor de uitgave van zijn “ (Hoog)Duitsche Spraekleer voor N ederlanders”. Hij was lid van diver­ se genootschappen als de “Zuidnederlandsche M aatschappij voor Taalkunde” en de “M aatschappij van Nederlandsche Letterkunde” te Leiden. Zijn werken hebben in een grote m ate bijgedragen tot de verbetering van het lager onderwijs (Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, dl. 2, Tielt-Amsterdam, 1975, p. 1655). Als leerkracht was Ternest vooral te Wetteren heel populair. In 1875 had hij 4 hulponderw ijzers en in 1877 (het jaar van zijn opruststelling) m aar liefst 506 leerlingen. Hij stierf te Wetteren op 21.06.1887 en uit alle hoeken van het Vlaamse land stroom de rouwbeklag toe, o.a. van Guido Gezelle en Julius Vuylsteke (R. UYTTENDAELE, Wetteren, 1780-1900. Kroniek van een gemeente, Wetteren, 1980, p. 190-198).

81


82


3. Cluyse versus Mervillie of hoe het tij kan keren: 1836-1844 a. De affaire Tonneel Op 28.10.1836 benoemde de gemeenteraad Frederik Tonneel ter ver­ vanging van de ontslagnemende Karel-Lodewijk Ternest. Dit ons nage­ noeg onbekend heerschap had al 11 jaar les gegeven in Doornik en stond de laatste 25 jaar in de stadsschool in Deinze, waar hij o.a. Frans en zelfs Latijn onderwees. Een oudere, vermoedelijk intelligente leer­ kracht, ervaring zat en dus de geknipte man om de zieltogende gemeente­ school nieuw bloed in te pompen53. De eerste kennismaking van Tonneel met het landelijke Dentergem ver­ liep echter niet zoals hij allicht had verwacht. Hij werd er niet alleen geconfronteerd met een wegkwijnende school, maar ook met een erg vijandige bevolking. Vooral dit laatste had blijkbaar veel indruk gemaakt op zijn echtgenote, die het à cause de ces incidents survenus niet meer zag zitten om naar Dentergem te verhuizen. Er waren plots ook tal van praktische bezwaren, aldus zijn brief aan de gemeenteraad van 14.11.1836: de onderwijzerswoning bleek te klein voor zijn groot gezin, er was geen wagenschuur, geen stalling... Daarenboven kon de gemeente niet ingaan op zijn verzoek hem 1 à 2 bunders land (1 bunder = 1 ha 41 a 69 ca) te verpachten. Hij zegde in dit schrijven zijn nieuwe betrekking dan ook op en de raadsleden zagen zich 10 dagen later ver­ plicht de benoeming te vernietigen54. De functie van gemeenteonderwijzer was dus voor de vierde maal in 7 jaar vacant. De enige acceptabele kandidaat leek nu onderwijzer Constant De Cock uit Kanegem, die een maand eerder tevergeefs gesolliciteerd had. Blijkbaar op de hoogte van wat Tonneel te Dentergem had mee­ gemaakt, haastte De Cock zich op 21.11.1836 de raad te melden dat hij geen zin meer had Kanegem te verlaten omdat vele mijner medeborgers... schier met de tranen in de oogen, my smeekten om my van gedachte te doen veranderen: en waerlyk men zou moeten van een menschelyk hert beroofd zyn, om in dergelyke omstandigheden ongevoelig te blyven55. Op 27.11.1836 ontving het schepencollege een sollicitatiebrief van de 27-jarige Karel-Lodewijk Cluyse (°08.09.1809 - t25.04.1847). Hij was een geboren en getogen Dentergemnaar, landmeter en sedert 6 maart 53 54

G.A.D., nr. 1.851.08, Gemeentelijk basisonderwijs, Personeel, Persoonlijke dossiers. R.A.K., G.A.D., nr. 3ter, Gemeenteraad, Processen-Verbaal 1836-1848, zittingen

55

G.A.D., nr. 1.851.12, o.c.

28.10.1836 en 24.11.1836.

83


thesaurier van het armbestuur. Een dergelijke kans mocht men niet laten voorbijgaan. Volgens de gemeenteraad, die hem 5 dagen later zonder enige discussie benoemde, was hij bemiddeld, volyverig en zedig van gedrag, de fransche en vlaemsche talen, benevens de onderscheydene vakken van onderwys, door den voorige onderwyzer alhier beoefend, kundig zynde 56. b. Karel-Lodewük Cluvse: de kentering. Het jaar 1837 was uiteraard erg belangrijk voor het voortbestaan van de gemeenteschool. Zowel Cluyse als Mervillie toonden zich van hun beste zijde en boden hun leerlingen een gevarieerd lessenpakket: christelijke doctrine, de Vlaamse en Franse taal, schoonschrift, spelling, lezen, rekenen, briefschrijven, boekhouden, meetkunde, geschiedenis en aardrijkskunde. Meester Mervillie gaf daarenboven nog wat algebra. Op 04.09.1837 telde de gemeenteschool 70 leerlingen of bijna een ver­ dubbeling in vergelijking met oktober 1836. Dit ondanks de pesterijen en de blijvende tegenwerking van de lokale clerus en enkele raadsleden, die het niet konden verteren dat Cluyse, net als Ternest, naast het maan­ delijks schoolgeld van de meer welstellende ouders, jaarlijks ook een vast loon van 434 fr. opstreek. Eind februari 1838 bezochten reeds 116 kinderen zijn school of 12 meer dan bij concurrent Mervillie. Niet zon­ der enige ironie meldde gemeentesecretaris Jozef-August Opsomer in september 1838 dan ook dat de school van Mervillie haer eerste bloei eigen aen de nieuwigheid verloor. Tijdens de jaren 1839-1840 bleef de toestand min of meer stabiel. Mervillie voelde echter de bui hangen en hoopte zijn overgelopen schapen terug te winnen door het oprichten van een zondagsschool. Enkele jaren eerder, in mei 1835, had “de verketterde” Ternest er reeds tevergeefs bij de onderdeken van Tielt op aangedrongen een dergelijke school te mogen starten57, maar met de steun van onderpastoor Bonneure lukte dat in 1840 wel. Op zondag 31.12.1841 onderwees Mervillie in zijn huurhuis op de Markt maar liefst 224 iets oudere leer­ lingen kosteloos in de christelijke doctrine, schoonschrift, lezen en schrijven. Veel mocht het echter niet baten. In 1841 leek het tij definitief gekeerd. De telling van eind december leert ons ook dat Cluyse toen maar liefst 56 57

R.A.K., G.A.D., nr. 43, o.c.; R.A.K., G.A.D., nr. 3ter, o.c., zitting 01.12.1836. D.A.T. (Dekanaal Archief Tielt), nr. 994, Dentergem 1716-1860.

84


187 leerlingen mocht onderwijzen, Mervillie nog slechts 9358. In maart 1842 was het aantal kinderen in de gemeenteschool ongetwijfeld nog toegenomen, aangezien meester Cluyse toen op eigen kosten een cursus naaien, borduren en handwerk voor meisjes had ingevoerd, allicht aan­ geleerd door zijn echtgenote Sofie Cabbeke (°21.03.1809). Hij kwam meer en meer tot het besef dat hij het alleen niet meer aankon en was van plan zich te laten assisteren door een ondermeester, die vooral de Franse taal - waar hij zelf niet erg in beslagen was - zou aanleren. Wie hard werkt, wil er ook voor verloond worden... Zoals gemeld ont­ ving Cluyse jaarlijks 434 fr. onderwijsloon, aangevuld met - voor het jaar 1842 althans - ca. 264 fr. schoolgeld. Het kosteloos gebruik van schoollokaal en onderwijzerswoning met erf, cour en lochting werd geschat op 150 fr., wat hem in het totaal een jaarlijks inkomen waarborgde van 848 fr. Daarvan onderwees hij gratis maar liefst 80 behoeftige kinderen, in plaats van de verplichte 20. Hij moest ook de “lerares” handwerk betalen - in 1843 bedroeg dit 94,33 fr. -, en daarenboven instaan voor de verblijfs- en onderhoudskosten van Victor Hoogstoel, zijn nieuwe collega, waarover wij geen verdere gegevens hebben. In april 1842 wendde hij zich tot koning Léopold I met de vraag zijn rijkswedde met 150 fr. te verhogen. Het koningshuis reageerde niet, maar de provincie schonk hem op 16 september de beoogde verhoging. De twee erop vol­ gende jaren werd dat supplementaire bedrag herleid tot 100 fr.59 En meester Mervillie? Die genoot rijks- noch communale wedde en moest zien te overleven met het schoolgeld van de gegoede ouders. Het tanende leerlingenaantal verplichtte hem het maandelijkse schoolgeld van 0,75 fr. naar 0,98 fr. op te trekken. Cluyse daarentegen kon blijk­ baar rondkomen met 0,65 fr. De portemonnee bleek bij tal van onze opportunistische voorouders plots belangrijker dan de donderpreken van de pastoor... Het feit dat meester Mervillie soms tot 9 uur per dag les gaf, terwijl Cluyse zich meestal met 4 uur tevreden stelde, was blijk­ baar van geen tel60. c. De wet Nothomb of de eerste organieke wet op het laser onderwijs Op 23.09.1842 werd de wet (Jean-Baptiste) Nothomb van kracht, nadat hij met een overweldigende meerderheid in de Kamer (30.08.1842) en zelfs met algemeenheid van stemmen in de Senaat (21.09.1842) was 58 59 60

R.A.K., G.A.D., nr. 37, o.c. R.A.K., G.A.D., nr.ll, Gemeentebestuur, Uitgaande briefwisseling 1841-1844, nrs. 1208, 1395 en 1422; R.A.K., G.A.D, nr. 3ter, o.c., zitting 27.04.1842. R.A.K., G.A.D., nr. 37, o.c.; R.A.K, G.A.D., nr. 13, o.c., verslag 1837.

85


goedgekeurd61. Voor het eerst in de Belgische geschiedenis werd het lager onderwijs op een wettelijke leest geschoeid. Essentieel in deze organieke wet was de verplichting die iedere gemeente opgelegd kreeg minstens één lagere school op te richten of één of meer private scholen aan te nemen. Alle behoeftige ouders konden nu ook, wettelijk bepaald, hun kinderen kosteloos naar school sturen. De leerkracht kreeg hier­ voor een veranderlijke supplementaire vergoeding van gemeente- en armbestuur, bovenop zijn staats- en communale wedde. Het leerprogramma omvatte godsdienst of zedenleer, lezen, schrijven, het wettig stelsel van maten en gewichten, rekenen en -in Vlaanderende beginselen van de Franse taal. Godsdienst en zedenleer stonden onder toezicht van de lokale clerus, die echter geen inspraak meer kreeg in de niet-religieuze vakken en de keuze van de profane leerboeken. Ze mocht zich ook niet meer bemoeien met de aanstelling van gemeente­ onderwijzers, die nu gecontroleerd werden door van de overheid aan­ gestelde schoolopzieners62. In 1838 had secretaris Opsomer er zich reeds over beklaagd dat een wettelijke regeling i.v.m. het lager onderwijs uitbleef. Nu deze er uit­ eindelijk gekomen was, constateerde hij dat er voor Dentergem in wezen weinig veranderd was. Er bestond reeds een gemeenteschool, het onderwijs aan behoeftige kinderen beantwoordde aan de nieuwe criteria en de verplichte leervakken stonden al jaren op het programma. Voor het echte probleem was er echter geen oplossing voorzien: er bleven 2 scholen en 2 schoolmeesters, die niet van plan waren zoete broodjes voor elkaar te bakken63. Op 30.10.1844 stelde de gemeenteraad, conform de nieuwe onderwijs­ wet, een reglement voor de gemeente- en aengenomene scholen op. Daarin stond o.a. dat niet-gevaccineerde kinderen geen toegang tot de school hadden, dat het schoolgeld van de gegoede leerlingen 0,54 fr. bedroeg en de lessen dagelijks doorgingen van 9 tot 11.30 u. in de voor­ middag en van 13 tot 16 u. in de namiddag. De korte vakantieperiodes liepen van Witte Donderdag tot en met paaszaterdag en van 15 september tot 1 oktober, dag waarop het nieuwe schooljaar begon. Er was ook 61

Jean-B aptiste Nothom b ("M essancy 03.07.1805 - tB erlijn 16.09.1881) w as regerings­ hoofd en m inister van B innenlandse Zaken in de periode 1841-1845.

Jantje ging naar schole... De lagere school in België van de middeleeuwen tot nu. Bloemlezing uitgegeven t.g.v. de onderwijstentoonstelling in de ASLK-galerij te Brussel, oktober 1986 - januari 1987, p. 131-132. R.A.K., G.A.D., nr. lObis, o.c., nr.330.

63

86


geen les op zaterdagnamiddag en zondag en op volgende bijkomende vakantiedagen: 1 en 2 november, 16 december (verjaardag van koning Léopold I), 25 en 26 december, 1 en 2 januari, 6 januari (Driekoningen), O.L.H.-Hemelvaart, pinkstermaandag, 21 juli en O.L.V.-Hemelvaart, aangevuld met enkele vrije dagen n.a.v. gemeentelijke festiviteiten. Lichamelijke straffen waren taboe. Onwillige leerlingen konden - naar­ gelang de aard van hun overtreding - midden in de klas geplaatst worden, een bijzondere of openbare berisping oplopen, de speeltijd ontzegd en tijdelijk of definitief uit de school gezet worden. Het schooljaar eindigde met een prijsdeling, waarbij voor elk vak een prijs of accessit (eervolle vermelding) toegekend werd aan diegene die het grootste getal goede noten bekomen had. Dit mocht een feestelijk gebeuren zijn, waarbij door de kinderen stukjes opgezegd werden die in het bereik van hun begrip zyn en tot het programma van het Lager onderwys behoorenM. Goed onderwijs is moeilijk zonder goede handboeken. Volgens een lijst, opgemaakt op 11.12.1843, gebruikten Cluyse en zijn ondermeester Hoogstoel een tiental boeken, die ons een duidelijk beeld schetsen van wat toen als algemene kennis beschouwd werd. Uiteraard veel kerk, bij­ bel en rooms-katholieke doctrine. Opvallend: geen enkel reken- of meet­ kundig werk... • De Kristelijke leering of Katekismus • Het eerste spelboek of A.B.C. • Het tweede spelboek • De brave kinderen of het geregeld huisgezin • Anselmus of den geleerden Scholier • Verhalen uit het Oud Testament • De Heilige Geschiedenis • De Kerkelijke Geschiedenis • Grammaire de Des Loche • V Histoire sainte Vooral het feit dat Karel-Lodewijk Cluyse - nog voor de nieuwe school­ wet van kracht was - zonder bezwaar veel meer arme kinderen gratis onderwees dan legaal verplicht, maakte hem steeds populairder. De lokale politici, van wie sommigen hem in 1837 nog zo hadden bekritiseerd, waren nu unaniem positief, aldus de notulen van de gemeenteraad d.d. 16.08.1843. Zijn gedrag werd toen omschreven als uitnemende loffelyk in eenen tyd op welken de behoeften der arme alles verslikken, dat zelfs* “

R.A.K., G.A.D., nr. 3ter, o.c.

87


deze handelswys den onderwyzer zal voordeelig zyn in het oog der bemiddelde ingezetene, by welke het altyd kwalyk valt, ten hunnen koste, onnoodige personele voordeelen in te brengen, byzonderlyk alsdan wanneer hunne kas door gedurige vermeerderingen van gemeentelasten word uitgeput. Ook diocesaan inspecteur kanunnik Jean-Ignace Scherpereel, die Dentergem voor het eerst bezocht op 29.11.1844, was vrij tevreden over Cluyse. Gedrag, discipline en godsdienstig onderricht waren meer dan behoorlijk. Slechts één minpuntje: Il paraît que l’école souffre parfois par suite de la multiplicité des besognes de l’instituteurÉS. Wij vragen ons zelfs af wanneer de goede man nog tijd vond om les te geven. Als kleine boer en landmeter werd hij in het begin van de jaren ’40 ook nog steen­ bakker. Vanaf 21.10.1840 cumuleerde hij daarenboven zijn functie van armontvanger met die van communaal thesaurier6566. Voor Jan-Baptist Mervillie en zijn door de clerus gecontroleerde byzondere school werd de situatie steeds hachelijker. In december 1842 telde hij nog 78 schoolgangers, op 21.03.1843 nog 70! Het aantal leerlingen in zijn zondagsschool was toen ook al teruggelopen tot ongeveer 100. De concurrentiestrijd en zijn benarde financiële situatie vielen de getormenteerde onderwijzer steeds zwaarder en op 20.10.1844 diende hij zijn ontslag in. Hij besloot naar zijn geboortedorp Wontergem terug te keren, waar hij meteen als gemeenteonderwijzer aan de slag kon67. Hiermee viel het doek over een instelling die tussen 1834 en 1844 op onderwijsgebied een diepe wig had geslagen in het landelijke Dentergem en aan de basis lag van een communale schoolstrijd waar niemand baat bij gevonden had. Bekwame leerkrachten verlieten totaal ontgoocheld de gemeente (Ternest, Mervillie) of schrokken terug voor de moeilijkheden die hen te wachten stonden (Tonneel, De Cock). Na een strijd op het scherp van de snee had de gemeenteschool uiteindelijk het pleit gewonnen...

65

66 67

B.A.B. (B isschoppelijk Archief Brugge), B 349. Inspecteur Scherpereel (“Oostnieuwkerke 21.05.1806 - tBrugge 16.05.1869) trad als schoolopziener in functie op 16.02.1843. Dit als gevolg van artikel 7 van de organieke schoolwet van 1842. Op veel sym pathie kon hij bij het schepencollege te Dentergem niet rekenen. Volgens het gem eenteverslag 1846-1847 liet hij zich te weinig zien, ondanks het feit dat hij behoorlijk werd betaald (R.A.K., G.A.D., nr. 43, o.c.). E. BEKAERT, Armoede, ziekte en dood..., o.c., p. 427-429. B.A.B., B 348; R.A.K., G.A.D., nr. 13, o.c., verslag 1843.

88


II. DE PERIODE MERVILLIE: 1845-1878 1. Mervillie en andere “pedagogen”: 1845 - 1861 a. Teruskeer van de verloren zoon: 1845-1850 Leken de onderwijsproblemen te Dentergem eindelijk van de baan, op 15.03.1845 werden de raadsleden met een nieuwe tegenslag geconfron­ teerd. De alomgeprezen Karel-Lodewijk Cluyse diende voor redens aen hem bekend zijn ontslag in. We hebben compleet het raden naar wat hem heeft bezield. Groeiden zijn buitenschoolse beroepsbezigheden hem boven het hoofd? Had hij problemen met zijn gezondheid68? Hoe dan ook, er moest zo vlug mogelijk een opvolger komen en - jawel - de eerste keuze viel op Jan-Baptist Mervillie, die echter feestelijk bedankte. Jan-Baptist Devenyn69, schatbewaarder van de kerkfabriek, werd dan maar gepolst, maar ook hij voelde zich niet geroepen. De functie van gemeenteonderwijzer werd dan officieel vacant verklaard en 5 geïnteresseerden meldden zich. Nog voor de knoop werd doorge­ hakt, ontving het schepencollege op 03.05.1845 echter een schrijven van Jan-Baptist Mervillie, waarin hij alsnog solliciteerde naar de vrijgekomen plaats. Blijkbaar was het te Wontergem ook niet al rozengeur en mane­ schijn en had hij wat ernstiger nagedacht over het hem in april gedane voorstel. De keuze was uiteraard vlug gemaakt. Het weggehoonde schaap werd de stal weer binnengehaald en 4 dagen later, op 7 mei, werd hij door de gemeenteraad als opvolger van de ontslagnemende meester Cluyse aangesteld70.

68

69

M eester Cluyse zal tw ee jaar later, op 25.04.1847, op 37-jarige leeftijd overlijden, vermoedelijk aan de gevolgen van tyfus. Hij was mogelijks 1 van de 192 Dentergemnaren die tussen april 1846 en augustus 1848 aan deze ziekte bezw eek en zeker 1 van de m aar liefst 264 sterfgevallen in het ram pjaar 1847 (E. BEKAERT, Armoede, ziekte en dood..., o.c., p. 411-415). Jan-Baptist Devenyn (°25.11.1819 - 1 16.11.1866) w as net als Karel-Lodewijk Cluyse een bezige bij: ontvanger van kerkfabriek (1844-1866), arm bestuur (1851-1866) en gem eente (1847-1866), arm m eester (1848-1854) en voorzitter van de lokale m uziek­ m aatschappij St.-Cecilia. Hij stond dan ook in hoog aanzien en was van een voor-

beeldelyk gedrag, bemiddeld, genoegzaem onderwezen, neerstig en nauwkeurig in zyn werk. Hij kende ook enige literaire roem als schrijver van “Isidoor” (1851), “Het arm e

70

w eesm eisje” (1852), “De verw oesting van Kerstenburg” (1854) en “De ontm oeting bij de b ron” (1864). Het rom antisch-historische “K erstenburg” w erd vertaald in het Frans als “Everard le Vautour” en voor zijn laatste w erk kreeg hij van de redactie van “Het Nederduitsch Tijdschrift” zelfs een tweede prijs (E. BEKAERT, Armoede, ziekte en dood..., o.c., p. 434-435). R.A.K., G.A.D., nr. 3ter, o.c.; G.A.D., nr. 1.851.08, o.c

89


'

/ JJ

,./* J J i f r l S A

O fy

2 s t* s ,s s s

*sst jïrsjs^A** 4&s >r y^~ ' y^/?

JS jrss.escsj

Ænl&rAir^ ^ *s* jj / ^ C 7 .J jf tS / Z,a . s, JTem / <J

c2

rj.

■Zfjts 1

<d7

jï*o

(J’s / jA'j -H '~-—r'~‘/J £■ ^

<^L-

/

; ?< ' ■ feSSBr......' ■■■•■• ’-: •:•;„* ' • --— ■'--■•■

,, . - ',./; : ^7?. ^

; ; . , *y' , ;/ ^ | ;^<î^ ^

/&- <U-. ’

...

*&.#■

(■AAs^xys» eJjSSe*} % -

^«*2_ <?csJLsss^J' szsss ïÀ jr, /? Jï*'*,

<7

é&r^Sx

*s

j

sf^ )

f .

^

^

r

,

^< /

>

.' ■ ■ ' ■' '•.-■ • ■ .*XX;r ■■'.■■. --■ ' f : . 'ra'.

■ ■ - -■ - '■- -

Ontslagbrief van Karel-Lodewijk Cluyse (15.03.1845). Hij stond 8 jaar aan het hoofd van de gem eentelijke jongensschool

90


Op 01.10.1845, eerste dag van het schooljaar 1845-1846, nam JanBaptist Mervillie zijn nieuwe functie in de Dreve waar. De Dentergemnaren gaven hem nu alle krediet. In juli 1847 onderwees hij gemiddeld 143 jongens en 65 meisjes, bijgestaan door twee onder­ meesteressen: ene Melanie Muyllaert en Rosalie Bonte (“Wakken 31.12.1828)71. Van Victor Hoogstoel geen spoor meer; vermoedelijk had hij met het ontslag van zijn chef Cluyse de school verlaten. Dit groot getal leerlingen is opmerkelijk, aangezien het om zomercijfers gaat. Tijdens de wintermaanden van de jaren 1845-1850 zullen er nog heel wat meer “leergierigen” zijn. Op 03.01.1848 bv. zat de school met 315 kinderen (!) stampvol. Heel wat ouders verpauperden in die mate, dat de enige mogelijkheid om hun kinderen uit hun nauwelijks verwarmde huisjes weg te houden, de school was72. Het zondagsonderwijs - dat na het sluiten van de clerusschool nu in de Dreve doorging - stond nog steeds onder de supervisie van onder­ pastoor Bonneure en deelde in de hoogconjunctuur. Was het leerlingen­ aantal in maart 1843 gedaald tot ca. 100, in oktober 1847 telde men er op een bepaald moment 251 (105 jongens en 146 meisjes), die hun vrije namiddag opofferden om tussen 13 u. en 15.30 u. wat elementaire ken­ nis op te doen. Meester Mervillie, die voor dit zondagwerk nog altijd niet werd gehonoreerd, kreeg wel de steun van een aantal knappe jonge mensen, zoals o.a de 20-jarige Camiel Minne73, de latere burgemeester van Dentergem. Het enthousiasme en idealisme van meester Mervillie kende blijkbaar geen grenzen. Naast het dagonderricht en de zondagsschool gaf hij vanaf 1847 van 15 maart tot 31 oktober ook nog elke dag avondles. Hij onder­ wees er dezelfde vakken als ’s zondags: lezen, schrijven, rekenen, gods­ dienst en moraal. Op 02.10.1847 waren er 30 jongens aanwezig, die - op 6 behoeftigen na - maandelijks 0,32 fr. schoolgeld betaalden74*.Deze tome­ loze inzet ging uiteraard niet onopgemerkt voorbij. Op 25.10.1848 besloten de raadsleden de communale wedde van Mervillie op te trekken tot 300 fr. ter belooning van den iever en de verkleefdheid van den ondenvyzef5. 71

72 73

74 73

B.A.B., B 360; R.A.K., G.A.D., nr. 43, o.c. G.A.D., nr. 1.851.12, o.c. Landbouwer Camiel Minne (°02.11.1846 - 129.04.1917) was tussen 1861 en 1912 gemeente­ raadslid, schepen en burgem eester (1896-1907). Met een politieke loopbaan van 50 jaar 11 m aanden en 5 dagen is hij recordhouder in de Dentergemse geschiedenis. R.A.K., G.A.D., nr. 23, Onderwijs, Hervormingsschool, Kantwerksters school en school­ gebouwen 1825-1859. Over het zondags- en avondonderw ijs, zie verder. R.A.K., G.A.D., nr. 4, Gemeenteraad, Processen-verbaal 1848-1855.

91


b. Van spin- en kantschoolties naar gesubsidieerde leerwerkscholen: 1845-187876 Goedbedoelde maar vaak onvoorbereide initiatieven: 1845-1852 De teleurgang van de Vlaamse huislinnennijverheid, als gevolg van de Engelse Industriële Revolutie, begon zich af te tekenen vanaf ca. 1825. De Britten kochten massaal ons vlas op en verwerkten dit mechanisch tot spotgoedkope textielproducten. De vlasprijzen stegen fors - tussen 1825 en 1840 met 24% op de Tieltse markt - en de opbrengst van het geproduceerde lijnwaad daalde evenredig. In 1837 hadden de Engelsen de Franse markt veroverd, van oudsher Belgisch belangrijkste linnenexportland, wat uiteindelijk de doodsteek zal betekenen van de Vlaamse manuele huiselijke textielindustrie. Op 08.05.1846 telde Dentergem 1026 spinsters en 359 wevers op een bevolking van 2873 inwoners. Twee maanden eerder had het schepen­ college een schrijven gericht aan arrondissementscommissaris Charles Vandamme (1841-1847), waarin gewezen werd op de onhoudbare toestand en de toenemende armoede. In december 1847 legden de Dentergemse schepenen de vinger op de wonde: Het is noodig dat de geest van onderneming zich ontwikkele om nieuwe nyverheden in te voeren; want de grootste oorzaek onzer diepe en aenhoudende ellende is de koppigheid of liever de ingeboren gewoonte waeraen de werkende klas in onze streken verkleefd is om zich uitsluitelyk met eene soort van nyverheid bezig te houden. Het college, met burgemeester Vandermeulen en schepen Vandenheede (Jan Coucke jr. had toen als schepen op 6 maart ontslag genomen en was nog niet vervangen)77 was er dan ook stellig van over­ tuigd dat het zeer noodzaekelyk is de werkzaemheid van een deel der landelyke bevolking tot andere nyverheden te wenden. Wil men een mentaliteitsverandering bekomen, dan moet men bij de jeugd beginnen. Dat dachten althans de 80-jarige Francisca Avet 76

77

Nagenoeg alle gegevens over de teleurgang van de Vlaamse linnennijverheid en het oprichten van nieuw e schooltjes om aan dat probleem tegem oet te kom en, vindt u in: E. BEKAERT, Armoede, ziekte en dood..., o.c., p. 380-384 en 391-397. Jan Coucke (°W ortegem 04.08.1804 - 103.01.1887) was de zoon van Jan senior (°M arkegem 01.04.1772 - tl4.0 5 .1 8 3 2 ), die tussen 1820 en 1832 zowel gem eente­ raadslid als schepen w as geweest. Vader en zoon bew oonden het Goed ter Brouwerije (1 van de 3 om w alde herenhoeven tijdens het Ancien Régime) in de Tijputstraat. Jan junior trad in de voetsporen van zijn vader en was ook gem eente­ raadslid en schepen (1836-1887). Zijn politieke loopbaan besloeg 50 jaar en 3 m aan­ den. Hiermee w as hij na Camiel Minne de langst effectief zetelende politicus in de Dentergemse geschiedenis.

92


(“Vinkt ca. 1766), de 19-jarige Lucie Delaheye (°Blankenberge ca. 1827) en de 17-jarige Justine Creupelandt (“Heule ca. 1829), toen ze op 03.05.1846 een kantklosschooltje oprichtten in de Dreve. Eind 1846 werkten er 63 meisjes - waarvan 8 jonger dan 9 jaar en 11 ouder dan 16 jaar - van 7 tot 12 en van 13 tot 17 uur voor eigen rekening. Een lovens­ waardig, maar te onvoorbereid initiatief, dat echter geen lang leven beschoren was. In oktober 1847 kwamen er maar 12 leerlingen meer opdagen en begin 1848 werd het schooltje opgedoekt... Toch waren de inspanningen van deze dames niet voor niets geweest. Op 04.01.1848 werd in het dorpscentrum een tweede, meer doordachte, poging ondernomen. Onder de auspiciën van het armbestuur startten de juffrouwen Louise Popelier en Pauline Vermote in de Markegemsesteenweg (nu nr. 5, Anna en Jos Delombaerde) een nieuwe speldewerkschool. Halverwege juni waren er reeds 90 meisjes, die niet alleen kantklosten (Popelier), maar dagelijks ook 2 uur onderwijs kregen in lezen en schrijven (Vermote). Onderpastoor Antonius Bonneure gaf er af en toe wat godsdienstonderricht. Op aandringen van het armbestuur verliet Rosalie Bonte op 01.11.1849 haar leermeester Mervillie om de opgedane pedagogische kennis ten dienste te stellen van de inwoners van ”’t Veld”. De armmeesters zagen het als hun taak de bosrijke78, maar relatief dichtbevolkte wijken aan de westzijde van de gemeente, grenzend aan Tielt, met het invoeren van een nieuwe bedrijvigheid wat uit de vergetelheid te halen. De Bunders, het Hoenderveld en de Kapelhoek (gemeenzaam ’t Veld genoemd) telden in 1846 769 inwoners op een totaal van 2873 (27%), verspreid over 136 woningen. Op de Bunders, nu Marialoopstraat 3 (Frans Bollaert), pachtte het armbestuur een hoevetje van de naar Nederland uitgeweken Ferdinand Galle om er een kantschooltje te openen. Veel vertrouwen hadden de veelal onbehouwen en analfabete bewoners van deze - letterlijk en figuurlijk - zelfkant van de gemeente in den beginne zeker niet in deze nieuwigheid. In de bouwvallige hofstede80 kwamen in september 1850 nauwelijks 35 leerlingen opdagen.

n

n

In 1846 telde Dentergem nog 196 ha. bos of 16,6% van het totale gemeentelijke grondgebied. Vanaf 1852 werden er, onder impuls van het armbestuur, tal van bossen gerooid. Vier jaar later was het bestand dan ook al herleid tot 150 ha (E. BEKAERT, Armoede, ziekte en dood..., o.c., p. 450). Volgens een verslag van het arm bestuur van 27.02.1851 ontbraken er verschillende watervensters, was de zolder niet gedreven en bleek “het leslokaal” niet gevloerd (R.A.K., G.A.D., nr. 16, Armbestuur, Notulen 1850-1852).

93


Het schooltje op ’t Veld was echter geen primeur. Op 01.03.1849, een half jaar voor Rosalie Bonte, had Victoria Deven (“Ingelmunster ca. 1797 t06.09.1860) op eigen initiatief in de Tieltseweg (Kapelhoek) een spinschooltje geopend. Ze kocht zelf het vlas aan, dat ze zowel aan meisjes als aan jongens te spinnen gaf. De leerlingen verdienden er aan hun totaal verouderde spinnewielen 0,04 à 0,14 fr. per dag. Dit hongerloon voor iets wat de kinderen thuis ook konden leren, sprak maar weinig ouders aan. Tussen september 1850 en november 1852 daagden er gemiddeld 15 leerlingen op, waarvan de beste 5 maandelijks dan nog 0,15 fr. betaalden om de financiële zorgen van weduwe Deven wat te verlichten. De situatie bleek onhoudbaar en in 1853 was het liedje uit... In beide door het armbestuur “gesubsidieerde” kantscholen (Markegemsesteenweg en Marialoopstraat) verdienden de kinderen in 1851 dagelijks 0,35 fr. Hiervoor moesten ze wel 10 uur per dag werken en maandelijks 0,13 fr. afstaan aan hun meesteressen. Op 17.03.1852 werden de 2 werkscholen als leerwerkscholen door de gemeente aangenomen. Hierdoor werd het letterkundig en handwerkelyk onderwys aan de kinderen der arme en werkende klassen uitgebreid en konden ze nu ook van het gewone leerprogramma van het lager onderwijs genieten. De onderwijze­ ressen in het dorpscentrum en op ’t Veld kregen nu een officiële gemeentewedde. De school van Moulaert op “de plaetse”: 1852-1878 In het najaar van 1851 hadden zowel Pauline Vermote als Louise Popelier de kantschool in de Markegemsesteenweg verlaten. Vermote, die - zoals gemeld - instond voor het theoretisch onderricht, had weinig verheffende resultaten geboekt en werd verweten nauwelijks onderlegd te zijn in het decimaal stelsel van maten en gewichten. Ook haar kennis van het rekenen en van de Vlaamse taal was beneden peil. In augustus 1851 telde het schooltje 70 leerlingen, waarvan er 9 konden lezen en schrijven. Ze beheerste wel perfect de christelijke doctrine, maar dat kon haar blijkbaar niet redden. Juffrouw Vermote werd opgevolgd door ene Theresia Dejonckheere, die het ook allesbehalve schitterend deed, zeker in vergelijking met wat meester Mervillie in de gemeenteschool presteerde. Eind september 1855 lezen we dan ook in een inspectieverslag: aucune des écoles adoptées de la commune n'est à même capable de donner un ensignement convenable aux filles qui fréquentent aujourd’hui l’école communale. In september 1861 verliet Dejonckheere Dentergem en werd vervangen door Henriette Debraeve (°Tielt 1834), die blijkbaar uit een ander hout 94


gesneden was. Ze gaf wekelijks maar liefst 34 uur theoretisch onder­ richt: 11 uur catechismus, 7 uur lezen, 4 uur schrijven, 8 uur rekenen en 4 uur orthogaphie flamande. Veel tijd om kant te klossen bleef er alleszins niet meer over en dat vond niet iedereen even leuk. Volgens een verslag van het armbestuur van 19.08.1851 lag de oorzaak van de lamentabele onderwijstoestand niet zozeer bij de onkunde van de onderwijzers, maar veeleer bij de kort­ zichtigheid en de financiële situatie van de ouders. De crisisjaren 18401850 lagen nog vers in het geheugen en iedere extra centiem was voor veel eenvoudige zielen primordiaal. De “verloren tijd” besteed aan lezen, schrijven en rekenen apprecieerden velen maar matig. De armmeesters constateerden dan ook: de behoefte aan werk en winst, voor de werkende klas, heeft eene soort van omwenteling in het onderwys teweeg gebragt, byna al de kinderen van het vrouwelyk geslacht verlaten de eigentlyke scholen (te Dentergem de gemeenteschool), om de werkscholen by te woonen. Tijdens het schooljaar 1850-1851 telde meester Mervillie onder zijn behoeftige leerlingen gemiddeld 8 meisjes, wat uitzonderlijk weinig was. In de leerwerkscholen werden de onderwijzeressen door het arm­ bestuur aangemaand de vrouwelijke leerlingen ook wat gezinseigen zaken aan te leren: Het is noodzakelyk dat er, nevens het speldewerk, huishondelyke handwerken worden aangeleerd; byzonderlyk het naeijen, breijen, stoppen en borduren: slechts dry kinders in de school op de plaets, kunnen - en dan nog onvolmaektelyk, naeijen. De nieuwe “lerares praktijk” in de centrumschool, die al deze vaardighe­ den mocht overbrengen, werd Octavia Moulaert (“Kortrijk ca. 1826 t27.08.1899), die vanaf eind 1852 Louise Popelier verving. Het feit dat er van dan af in alle communale documenten sprake is van “de school van Moulaert” duidt op het belang dat de ouders zullen blijven hechten aan het handwerk. In de jaren 1850 bleef het leerlingenquotum op peil: tussen 1852 en 1860 waren dat er tijdens de wintermaanden 80 à 90. Begin 1862 was dat aantal teruggelopen tot 64 en 6 jaar later waren er nog amper 40 kinderen. De concurrentie van de in 1861 geopende meisjesschool in de Statiestraat was hier uiteraard niet vreemd aan. Juffrouw Moulaert zal het schooltje blijven leiden tot het in 1878 uiteindelijk werd opgedoekt. De Bonteschool op de Bunders: 1852-1860 En hoe was het met het kantschooltje van Rosalie Bonte gesteld? Het verslag van augustus 1851, dat fataal geweest was voor het duo Vermote95


. •; l ** ■ j LM i.M 7 .Uh PRS ECOLES

5

ALE - APUJ’TEK - I V U L

U’nue p u r ('■ ,

». '/

i/~

'• Zle.

A PORTEE

.

Z

kwel est Ir nom bre des m aîtresses q u i s'y lijmut d e Is den tulle?

^

AbUPTÊE

tenue p a r cr.£ï'> ~ fc ‘ S < * + vrr-p ' ƒ

l.ifiRE *

U nuc par

Z S y

L ’h iv er, d. do» dentellières en ap p ren tissage?

J Z

L ’été.

J o -

Jr

L ’h iv er.

Z

d des dentellières déjà form ées?

2

J

L 'cté . «Surpaient par mois les apprenti»»?

■2aP ™ )

fd. les d entellières form ées?

Vue g ag n en t par mois les ap p re n tie s?

J ‘V / S «*>•

!d. les d entellières form ées?

Quel est, ap p ro xim ativem ent, le bén éfice ital que l’éco le rapporte unnuuUemunt a u x auvres?

Quelle in stru ction in te llectu elle y d o n a t­ en aux d entellières? (Ind iq u er les b r a n d it » i le tem ps con sacré p a r sem ain e à cliuqu ,>rancho).

j S

A » '/ / • ' à v « J /}<l l l t ■>/''• » ^ C atéchism e. #/ L ectu re. y E critu re. /cj C alcu l m ental. ^ id. E crit. j, O rth o gr. flam*. y

... .. .. .

P - f _ /» -,V

/ e/~ l\.* par sem aine.

h.» p . sem ai0*. h .' » h.* » h.» «

b.1 h.* h.*

/ ^ ^

é J

» «

Z h.* Z h.* h.-

4b>*

»

«

y h> \^b>* , T5.*

»

»

^ .2 J , Z .

Où les dentellières se p ro cu ren t-e lles les arreaux, etc.?

À-

Id. le fil?

A qui

. V/ p ar sem aine. 7 h.* »

b.* li.*

2 h.*

livrent-elles leur travail ?

P P - £***rt*tKj£ , /£ ' 4 -

Combien les maîtresses retiennent-elles ur mois : 1° des appreuties?

^

^ !c h . . . - A u . P Z / d .

vV' b

ld. 2* dos ouvriers formétss? L'école a-t-elle reçu la patente?

æ

r

Combien a-t-elle payé de ce chef? S i e lle l’a refusée, e ce refus?

'

quelles ontété les suites

La patente a-t-elle imposée malgré l’avis intranet" des Répartiteurs? ' ld. 2" du bureau de bienfaisance? ld, d“ des bourgmestres et Echevins? Observations ultérieures utiles.

C w é '

Ov •

/

* Biffez, S- V. 1\, le. dteignaliont loi '•applicables dans hr cas exista»

'7

s ,S 2 7 p p £ . ,/p^SifxJ, r\ •/-*

é k 't-C .C 'lh v -y

.

* / / » >C{!

^

Inspectieverslag anno 1862 in de leerwerkschool (voorheen kantw erkschooltje) van de juffrouw en M oulaert en Debraeve (centrum) en in die van de zussen en broer Bonte op de Bunders

96


Popelier, was in wezen nog slechter voor de Bundersschool. Rosalie Bonte, die vanaf februari de pedagogische ondersteuning had gekregen van haar jongere zus Amelie Bonte (“Wakken 05.09.1831), telde toen 63 leerlingen, waarvan er zegge en schrijve 2 konden lezen en schrijven. Het theoretisch onderwijs bleek ook hier niets anders dan eenig onder­ ligt in de christelijke leeringf0. Veel sollicitanten om in dit godvergeten gat les te komen geven, waren er niet en beide zusjes bleven dan maar op post. Een stevige mannenhand zou in deze Dentergemse “Far-West” allicht wat meer tucht scheppen en - wie weet - daardoor het niveau omhoog kunnen krikken, zeker met het oog op de nakende aanneming van de school. Begin 1852 hadden o.a. de Dentergemse clerus en armontvanger Eugeen-Ghislain Opsomer8 081 met heel wat moeite Jan Bonte (“Wakken 05.08.1834 - f22.04.1927) weten te overtuigen zijn onderwijsstudies stop te zetten om zijn zussen te ver­ voegen in de Marialoopstraat82. Hij kon er meteen aan de slag en bracht in 1852 de jongens in “de Bonteschool” des travaux agricoles bij, wat dit ook moge wezen. Het vertrouwen in een leerkracht van de mannelijk kunne miste zijn uit­ werking niet. Tussen 1852 en 1855 steeg het leerlingenaantal van 68 naar 75 en dat was nog maar een begin. Gedurende de tweede helft van de 50-er jaren kende de leerwerkschool een ware “boom”, met als absolute topper het schooljaar 1860-1861. Tijdens de winter zaten er toen ongeveer 150 kinderen opeengepakt in de veel te enge klaslokalen83. 80 81

R.A.K., G.A.D., nr. 24, Kosteloos onderwijs 1845-1870. Eugeen Ghislain Opsom er (°31.12.1819 - tK ortrijk 12.06.1904) was gehuw d m et Eugénie de M üelenaere (°Koolskamp 25.09.1830 - tKortrijk 17.04.1878), een zus van N athalie (°Koolskamp 21.04.1821 - t05.02.1856), echtgenote van zijn oudere broer Jozef-August. Beide zussen w aren achternichten van Félix A m and, Belgiës eerste “prem ier” (1831-1832) en gouverneur van W est-Vlaanderen (1830-1849). Net als zijn broer was Eugeen Ghislain notaris. Hij verliet Dentergem in 1853 voor Helkijn en ver­ huisde achtereenvolgens naar Sint-Denijs-Zwevegem (1854) en Kortrijk (1870). Gedurende het half jaar dat Opsom er ontvanger was, had hij blijkbaar heel wat geleerd over het reilen en het zeilen van een arm bestuur. In 1853 publiceerde hij een w erkje dat in gem eentelijke kringen nogal w at bijval genoot: De armoede en de

burelen van weldadigheid. Middelen om het bestuer en het lot der Armen te verbeteren

82

(met dank aan W. Devoldere die dienaangaande w at opzoekingsw erk voor mij ver­ richtte). De 17-jarige Jan Bonte was in het begin allesbehalve geïnteresseerd. Lang bleef ik

83

weigeren, omdat ik van wege de wereldlyke Inspecteurs der scholen beloofd wierd mijne studiën tot eenen hoogeren graad te mogen volgen, door hunne tusschenkomst, tot loon van myn gedrag en voortgang in het onderwys (R.A.K., G.A.D., nr. 23, o.c.). R.A.K., G.A.D., nr. 39, Armwezen, Steun aan kinderen 1825-1852. R.A.K., G.A.D., nr. 43, o.c. We w ijzen er nogm aals op dat dit “w intercijfers” zijn. Tijdens de zom er van 1860 bv. w aren er gemiddeld slechts 60 aanwezigen.

97


In november 1859 was het armbestuur, na een klacht van de inspectie dat de lokalen veel te klein waren, van plan het gebouw uit te breiden, maar de beoogde 4/5 subsidie kwam er niet en alles bleef bij het oude ,84 Ook de inspectie was sinds de komst van meester Bonte heel wat inschikkelijker geworden. Jan was literair alleszins meer onderlegd dan zijn oudere zussen en verdiepte zich meer en meer in de theoretische vakken. De heren inspecteurs bestempelden de inspanningen van het drietal als suffisante (1852) en verdienstelyk (1856). Ze constateerden ook, tot hun grote voldoening, dat jongens en meisjes in aparte lokalen onderwezen werden (1855)85. c. Mervillie en de viiftiser iaren: druk, drukker, drukst Jan-Baptist Mervillie boerde intussen rustig voort. Tussen 1850 en 1855 volgden er gemiddeld (aldus trimestriële tellingen) 185 kinderen dag­ onderwijs in zijn school in de Dreve. De eerste vorm van kleuteronder­ wijs situeert zich ook in die jaren. Op 26.08.1852 stelde het armbestuur voor een bewaerschool in te richten voor de kleine kinders der arme en werkende klas die thuis niet met den gewilde zorg kunnen opgevoed worden. Roasalie Vandenbroucke (°Wontergem ca. 1797 - 108.12.1870), de 55-jarige bij hem inwonende halfzuster van Mervillie, kreeg de taak de kleuters tussen 3 en 7 jaar wat opvoeding te geven. Vier maanden later had ze al 36 jongetjes en meisjes onder haar hoede86. Het valt te begrijpen dat meester Mervillie het niet meer alleen aankon. Rosalie Bonte stond sedert 1849 op eigen benen en ook ondermeesteres Melanie Muyllaert had het gemeentelijk onderwijs verlaten. Gedurende de eerste zes maanden van 1851 kreeg Mervillie assistentie van Leo Wattyn (°20.03.1830), Hendrik Devaere (°28.12.1837 - t03.07.1889) en Victor Minne (°22.08.1834 - 106.07.1904). De gemeenteraad was daar niet zo gelukkig mee, aangezien dit drietal zelf veeleer leerlingen dan ondermeesters waren en niet de minste pedagogische bagage hadden. De raadsleden maanden Mervillie aan zo vlug mogelijk een gediplomeerd hulponderwijzer te zoeken87. Begin 1853 kon de door het vele werk overbelaste onderwijzer eindelijk aan deze vraag voldoen. Ondermeester werd de pas afgestudeerde Kanegemnaar Constant De Cock, naamgenoot en familie (?) van de 84 “ 86 87

R.A.K., G.A.D., G.A.D., G.A.D.,

G.A.D., nr. 17, Armbestuur, Notulen 1852-1864, zitting 08.11.1859. nr. 1.851.97, Vrij onderwijs, Aannemingscontracten 1852-1962. nr. 1.851.12, o.c. nr. 1.851.073.52, Gemeentelijk basisonderwijs, Comptabiliteit 1843-1862.

98


leerkracht die in 1836 Frederik Tonneel zou opvolgen, maar - gezien de omstandigheden - uiteindelijk had bedankt. Het bleek een goede keuze. De Cock kweet zich met yver en bekwaemheid van zijn taak en werd op 24.03.1854 in zijn nieuwe functie benoemd. Lang kon meester Mervillie echter niet van deze gewaardeerde hulp genieten. Nauwelijks 3 maanden later vertrok de hulponderwijzer, op aandringen van de normaalschool van Torhout, naar Beveren-Roeselare88. Ter vervanging van de gemuteerde Constant De Cock stelde Torhout voor om normalist Jan Minne (°20.10.1836 - tl9.05.1887), kleinzoon van koster-schoolmeester Pieter-Jozef, als ondermeester te aanvaarden. De 18-jarige onderbrak zijn studies, trad vanaf juli 1854 bij Mervillie in dienst en werd door de gemeenteraad op 13 december benoemd. Wanhoop alom wanneer de bestendige deputatie in januari 1855 deze benoeming vernietigde, omdat hij niet het vereiste diploma bezat. De raadsleden poogden nog tevergeefs de provinciale gedeputeerden te ver­ murwen, argumenterend dat Minne het meer dan behoorlijk deed en daarenboven financieel instond voor zijn moeder-weduwe en 4 minder­ jarige broers en zussen89. Tot en met 1860 zou Jan-Baptist Mervillie het zonder officiële onder­ meester moeten stellen. De enige hulp kwam van Rosalie Vandenbroucke, die - naast haar taak als kleuteronderwijzeres - ook de zorg op zich nam van de 35 à 50 meisjes die tussen 1856 en 1860 in de gemeenteschool aanwezig waren. Dit was zeker geen overbodige luxe. Alhoewel het leerlingenaantal wat was gedaald, zaten er tijdens de winter 1860-1861 toch nog 146 kinderen in de Dreve op de schoolbanken. In 1851 tekenden zich voor het eerst donderwolken af boven het hoofd van de alom gerespecteerde schoolmeester. In oktober 1848 zwaaiden de raadsleden nog volop het wierookvat en in 1850 noteerde secretaris Opsomer niet zonder trots dat in een kampstryd tussen de lagere scholen leerling Petrus Devaere een tweeden accessit (tweede prijs) had behaald, maar kort daarna sloeg de stemming om. Op 30.09.1851 trok de vol­ tallige gemeenteraad naar de gemeenteschool, na diverse klachten dat de kinderen niet veel bijleerden, tenzij... op straat. De vroede vaderen constateerden dat er inderdaad weinig les werd gegeven, maar Mervillie R.A.K., G.A.D., nr. 4, o.c., zittingen 23.04.1854 en 13.12.1854. E. BEKAERT, De familie Minne..., o.c., p. 74-76. Jan Minne was de 9de van de 11 M innes die tussen 1610 en 1959 het kostersschap te Dentergem zullen bekleden. Hij oefende dit kerkelijk am bt uit van 1856 tot 1887 en was het grootste drankorgel van de dynastie.

99


100


repliceerde hierop dat zijn toenmalige ondermeesters Wattyn, Devaere en Minne allesbehalve pedagogisch onderlegd waren. Nog diezelfde avond noteerde de gemeentesecretaris in zijn notulen: T is te hopen dat de nieuwe schikkingen die het bestuur ten voordeele van het onderwys genomen heeft, het aanstaende schooljaar betere vruchten zullen doen dragen. Met die “nieuwe schikkingen” had Opsomer het o.a. over een reglement van inwendige orde, kort daarvoor opgesteld, dat ook ons laat vermoe­ den dat de kinderen de straat verkozen boven de school. We citeren: Het is verboden op huizen of andere gebouwen te schryven, te teekenen of er in te snyden. Het is verboden te werpen met steenen, aerde, sneeuwballen of andere harde stoffen, alware het onder het voorwendsel van vermakelykheid. Het spelen met hoepels, het doen klakken van zweepen en al andere soortgelyke spelen, in de straten, zyn verboden. Het is ook ver­ boden zich langs de openbare wegen, aen rydende voertuigen te laten hangen, rennen of er op te klimmen90. De jeugd was vroeger blijkbaar heel wat gedisciplineerder dan nu... De kritiek van gemeenteraad én ouders, was Jan-Baptist Mervillie danig in het verkeerde keelgat geschoten. Als reactie wenste hij zich niet langer te houden aan het tussen burgemeester Vandermeulen en hemzelf gesloten onderwijscontract van 1845. De raadsleden lieten echter niet met zich sollen en trokken op 09.02.1853 de kredieten voor het onderhoud van woning, school en meubilair in. Men zat dus aan de portemonnee van de geviseerde onderwijzer, die nu plots deemoedig toegaf dat hij zijn onderwijstaak toch wat verwaarloosd had. Alle plooien werden gladgestreken en de gewraakte vergoeding kreeg hij toch uitbetaald. Ze werd zelfs opgetrokken van 30 naar 50 fr. De beschikbare inspectieverslagen bieden ons een heel wat positiever beeld van de gemeenteonderwijzer. In 1852 was er sprake van een uit­ stekende school zowel op religieus als op moreel gebied. Twee jaar later deed Mervillie het - op een licht gebrek aan autoriteit na - nog steeds meer dan behoorlijk en werd zijn deugdzaamheid [...très vertueux) geprezen. Ook in 1856 en 1858 viel er niets negatiefs te zeggen over het gedrag en de capaciteiten van de schoolmeester. Hij onderwees op eigen initiatief zelfs scheikunde aengepast aen de landbouw aan de meest gevorderden91. 90 91

R.A.K., G.A.D., nrs. 24 en 43, o.c. B.A.B., B 355 en B 356.

101


Vergeten we intussen niet dat Jan-Baptist Mervillie nog steeds ’s avonds en ’s zondags les gaf. Over het avondonderwijs laten de archiefbronnen ons tot 1859 in de steek. Het zondagsonderwijs was veel belangrijker en daar weten we ook heel wat meer over. In 1851 kwam de supervisie ervan in handen van onderpastoor Lodewijk Van De Kerckhove (18511854)92, die het godsdienstonderricht voor zijn rekening nam. Mervillie, bijgestaan door enkele ieverige en bekwaeme jongelingen en jonge dochters, onderwees de aanwezigen in de meest elementaire vaardig­ heden: lezen, schrijven en rekenen. Het leerlingenaantal bleef in de jaren ‘50 verbazend hoog. Tussen 1849 en 1859 varieerden de cijfers tussen 250 en... 470, met als constante het aanzienlijk aantal meisjes: soms het dubbele van het aantal jongens93. Dankzij de staatstoelage die vanaf 1853 100 fr. bedroeg, vonden er nu en dan prijsuitdelingen plaats. Tijdens dergelijke festiviteiten die krachtdadiglyk den iever der leerlingen voedt en straf medehelpt tot den goeden uitslag der inrichting, werden alleen maar klederen geschonken aan de arme kinderen die deze school het meest zorgvuldig bygewoond hebben. Op 18.11.1859 kregen zowel de zondags- als de avondschool een officieel statuut. Er werd een 13 artikelen tellend reglement opgesteld, dat ons iets meer leert over de werking van het “adultenonderwijs”, zoals het nu werd genoemd. Zo wordt ons bevestigd dat meester Mervillie zelf zijn avondschool leidde, terwijl het zondagsonderwijs nog steeds onder de supervisie stond van de onderpastoor. In 1859 was dat Aimé-Louis Degrendele (1854-1862)94 die in 1854 Lodewijk Van De Kerckhove had opgevolgd. Alhoewel pastoor Norbert Scherpereel (1853-1896)95 zich 92

93

94

93

Lodewijk Van De Kerckhove (“Rumbeke 02.02.1822 - tE gem 18.08.1879) kw am als coadjutor (hulppriester) eind 1850 vanuit Vlissegem naar Dentergem. Op 14.02.1851 volgde hij er Antonius Bonneure als onderpastoor op en zou hier blijven tot 1854, toen hij in dezelfde hoedanigheid verhuisde naar Ruddervoorde. We moeten voorzichtig zijn bij het vermelden van de aanwezigheden in de zondags­ school. De inspectierapporten (B.A.B., B355 en B 356) spreken de gemeentelijk verslagen (R.A.K., G.A.D., nr 43, o.c.) geregeld tegen. De getallen 461 (1849), 458 (1850) en 470 (1859). lijken ons wel aan de erg hoge kant. In 1854, 1855 en 1858 w aren er, aldus de inspectie, telkens ca. 300 leerlingen met als verhouding jongens/ meisjes 120-180. Aimé-Louis Degrendele (“Roeselare 17.01.1823 - tSint-Denijs-Kortrijk 16.11.1887) w erd op 22.09.1854 benoem d als onderpastoor te Dentergem in opvolging van Lodewijk Van De Kerckhove, m et wie hij van parochie had geruild. Hij zou er blijven tot 1862 toen hij onderpastoor werd in Vichte. Norbert Scherpereel (0Sint-Denijs-Kortrijk 15.10.1811 - 105.04.1896) kwam op 11.04.1853 in Dentergem als opvolger van de gecontesteerde Ignace Vercruysse (1823-1853). Tussen 1851 en 1853 was hij pastoor geweest in Veurne (St.-Walburga), dat hij had m oeten verlaten, ten gevolge van moeilijkheden, die daar bestonden en waarin hij geene schuld had. Hij is de bouw heer van de neogotische kerk (1854-1856) en ver­ uit de belangrijkste Dentergemse zielenherder.

102


niet rechtstreeks met het zondagsonderwijs inliet, had hij in de praktijk de touwtjes stevig in handen. M ijn Jé su s b erm hertigheid !

Gedenk uwen Herder die u het woord Gods verkondigd heeft. H e b r . XIII.

T E R Z A L I G E R G E D A C H T E N IS VAN DEN E e RWSERDEN HEER

t Ter Dnnmarer en Zaliger GelacMenis

Amandus-Ludovicus DEGRENDELE, L ID D E R C O N F R E R I E N V A N H E T H . H E R T V A N JE SU S EN V A N D E H. B A R B A R A .

VAK DEN EERWEERDEN HEER

G e b o r e n le R O U S S E L A E R E . . 1823, P r i e s t e r g e w ijd ie B r u g g e ■ . . 1850 , O p v o lg e n tlijk C o a d ju t o r te B o v e k e r k e , O n d e r p a s to r i e R u d d e r v o o r d e , D e n ter g h e m e n V ic h t e , . . . . . . B e s tie r d e r d er Z u s te r s van L ie fd e te ' S in t- D e n ijs 1874 , a lw a a r h i j g o d v r u c h t ig lijk i n d e n H e e r o n t ­ s la p e n i s d e n 16 N o v e m b e r . . . 1887 . *

LODEWIJK VAN DEKERCKHOVE, G eboren te R u m b e k e d e n 2 F e b r u a r i .............................. 1822 P r ie s t e r g e w ijd te B r u g g e i n .................................................1848 C o a d ju to r o p v o lg e n tlijk t e P a s s c k e n d a le e n te V lis s e g lie m i n ' ................................................... 184 g O n d er p a sto r te D e n te r g h e m i n .......................................... 1850 » te R u d d e r v o o r d e i n ...........................................1855 P a s t o r te E e g h e m i n ...................................................................1869 A ld a a r n a e en e la n g d u r ig e z ie k t e i n d e n H e e r o n t­ sla p e n d e n 19 A u g u s t i .......................................................1879

---------- ----------

V a n m ijn e kin dsh eid a f heb i k de w ijsh e id g e z o c h t ,. . . ik heb die aan God g ev raa gd , en b ij m ij zelv en gezeid: Ik z al zc zoeken t o t h e t einde m ijn s levens. E c c li. L I , 18 , 19. H ij h ee ft hem in a lle s g etoon d a ls een w are d ienaar G od s, d oor eene g roote v erd uld ig h eid in de k w e llin g en en in den arbeid, d oor d e z u iv erh eid ,d o o r de w ijsh eid , door een c duurzam e zo etaard igh eid , door de g oedh ertigh eid , d oor de v ru ch te n va n den H . G e e s t, en door eene re c h tz in ­ n ig e liefd e. 11 ad. C or. V I , 4 , 0. G e d en k tu w e n B e s t ie r d e r , d ie u h e t w oord G ods g e ­ p re d ik t h ee ft, en, overw egen d e w e lk h ot einde z ijn s le re n s g e w e e st is, v o lg t z ijn g e lo o f na. ad . H eb . X I I I , 7 .

E é n e z a a k h eb ik v an den H e e r g e v r a a g d , en d e ze (alleen] z a l ik zo ek e n : d a t ik m a g w onen in h et h u is des H e e ré n a l d e d a g e n m ijns levens : d a t ik d e g en u ch te n des H e c r e n m a g aa n sch o u w e n e n zijn en tem p e l b ezo e k en . P s . X X V I , 4. G o d zeid e tot hem : I k h eb u w g e b e d en u w e sm e ek in g v erh oord , d ie g ij v o o r m ijn aa n sc h ijn g estort h eb t. I k h eb h et h uis g e h e ilig d , d a t gÿ.'voor mij h eb t v e r s ie r d , om e r m ij­ n en N a a m v o ö r e eu w ig te v estig en , en m ijn e o o g e n en m ijn h a r t zu lle n d a a r rusten ten a lle n tijd e . 3 K o n . I X , '3 . L i e v e P a r o c h ia n e n , g ij w e et hoe ik on d e r U altijd gele e fd h eb ; h oe ik nöbit n a g e la ten h eb U in ’t o p e n b aar en in ’t b ij­ zo n d e r te verm anen; Hoe i k U zoo d ik w ijls i n ’t lijd en g etroost e n in d en nood g eh olp en h eb ; nu h eb ik U n o g n iet v erla te n z o n d e r U te b ev e len a a n G o d ; ik b id U d an oo k , d o o r d e verd ien sten v a n J . C . , v e r la a t m ij o o k n iet, m a a r k o m t m ij ter h u lp e d oor uw e g e b e d e n . R om.

L ie v e B lo e d v e r w a n te n , w e cs t n ie t bedroefd, de s ch e i­ d in g z al n ie t la n g duren; w ’j zu lle n m a lk a a r w ed erzien in den H em el. E n g ij, D ie r b a r e N e e f , w e es m ij in d a c h tig aa n h e t a lta a r des H eeren. H . A l. G onz. H . A u gH e ilig e M aa g d M a ria ,m ijn e M oeder,bid Jésus voor m ij, a l m ijn e hoop heb ik in u w e v o o rsp ra a k g esteld . H , A lp h . de L ig ,

Z oet h e r t v a n M aria , w e e s m ijn e za lig h e id ! (300 d a g en a jla a t).

ât.

0.

(100 dagen afl.)

t

<£.

-

M c en e n , druk.lsK U ABRT-DiLTO BR.

T h i e lt , J . - D . M in n a e r t , d r u k k e r .

De onderpastoors Van De Kerckhove (1851-1854) en Degrendele (1854-1862) w aren in de jaren 1850 verantw oordelijk voor het zondagsonderw ijs te Dentergem

Volgens de gemeenteraadsnotulen volgden er in november 1859 maar liefst 330 meisjes en 140 jongens het zondagsonderwijs. Ze moesten in beide scholen minstens 14 jaar oud zijn en er was een strikte scheiding tussen de seksen. De zondagsschool was gratis voor iedereen, voor het avondonder­ wijs dienden de welstellende jongens maandelijks 1 à 2 fr. schoolgeld te betalen. Het programma voor beide scholen bestond vanaf eind 1859 uit het onderwys in den godsdienst en de zedeleer, het lezen, het schrijven, de rekenkunst, het wettig stelsel der maten en gewigten, de gewoone optelling, den briefschrijfstijl, het opstellen van gewone akten zoals facturen, memorien, pachtbrieven, kwijtbrieven, verzoekschriften enz. ’s Zondags gingen de lessen door van 13 tot 15 uur, ’s avonds - 7 dagen op 7! - tussen 18.30 en 20.30 uur (zomermaanden) of tussen 17.30 en 19.30 uur (winter­ maanden). Ook de financiële willekeur werd gereglementeerd. De gemeente verklaarde zich bereid aan beide scholen jaarlijks een subsidie te schenken, gelijk aan 1/3 van wat de staat van plan was te betalen*.96 96

G.A.D., nr. 2.075.1.077, Gemeenteraadszittingen. Diverse registers met beraadslagingen

1855-1976, zitting 18.11.1859.

103


‘TT rf'R EST uw e o versten in d ach tig d ie u h et w oord G o d s v e rM t , k ond igd h ebben; ov e rw e e gt hoo zij h unnen leven sw an ­ d e l ein d igen , e n v o lg t hun g e lo o f n a. ad H eisr . X I I I , 7.

E et Z alig er ©e&acbteius ■ ... ' VAN DEN

een». ijccr IJorbertus Scberpereel G eboren te S in t - D e n ijs , den i S Ociobcr ............ P r ie s te r g e w ijd te B r u g g e , d e n 28 M e i ..................... L e e r a a r in S t-L odew ijk s k o lle g ic te B r u g g e ............ L e e r a a r van R hetorica in ‘t ko llcg ie van T h ie lt ... G ezonden na a r d e ka tholieke Hoog school va n L e u v e n IV ie r d B a cca la u reu s in de G o d sg eleerd heid ... ... Onderpastor van O .- L .- V ro u w k e r k , te K o r t r i jk ... P a stor van S te-W a lbu rg a , ie V e u r n e ..................... P a sto r van D f. n terg h f .m ... ....................................... A lw a a r h i j g od v r u ch tig in den H e e r ontsliep, op eersten P a a sch d a g , 5 A p r i l ....................... _•••_. . .

5

iS r i 1 8 36 1 8 36 1 8 36 i 83 ç 18 41 18 4 1 18 S 1 i 8S 3 lS ç 6

i j is voorbij g eg aa n , h et goed doende. — V a n z ijn e jo n g ­

h eid a f h eeft hij d e w ijsheid g ezoch t en bem ind. — A a n ­ g esteld van G od to t g e le id e r v an zijn volk , om d oor zijn e raad g evin g en aan ied ereen t e toonen w a t e r h em te doen stond. A c t . X . — S a t . X I I I , — N om . X X I V . G e tro u w aan d e verm an in g van den II. P au lu s , w as h ij het voorb eeld d er gelo o vigcn door z ijn e sam enspraken, door zijn en h an d el m et zijn en e venm cnsch , door zijn e lie fd e , zijn g elo o f en zijn e zuiverh eid . — A lh o e w e l dood, s p re ek t h ij nog d oor zijn v oorb eeld ig le ve n , cn z e g t ons : D o e t h etg en e gij van m ij g ezien h eb t c n G od s v r e d e z al m e t u z ijn ; gij w e et d a t ik niets verw aarloosd h eb om u te onderw ijzen ; mijn le ve n h eb ik n ie t te k ostelijk g e a ch t om h e t voor Jésus te pand e t e stellen ; ’t is m ij g en o eg d at ik d e b ed ie n in g v o l­ b rach t h eb w e lk e i k van d e n H e e r h eb ontvangen.

T im . — H ebr . — P h il ip . — A ct . O H e e r , ik h eb d e schoonheid van uw huis bem in d , en de w oonplaats uw er glo rie . P s . X X V , 8. B e m in d e P a r oc h ia n en , b ew a art m ijne w oorden en m ijne raad g evin g en , en d e H e e r z a l m et u zijn . — V e r g e e t mij n ie t in u w e g eb ed en . V r ie n d e n en B loedverw anten, a lle r liefste Z u s t e r b id t v o o r m ij, en gij vooral, m i jn e er w eer de B ro e d e r, z ijt mij in d ach tig aan ’t altaar des H e e re n . B e r m h e r t ig e J é s u s , g e e f h e m d e e e u w ig e r u s t ! T h ie lt , J .- D . M in n ae rt, d ru k ke r.

N orbertus Scherpereel anno 1886 (gouden priesterjubileum ), Dentergems belangrijkste pastoor en m an achter de scherm en in het lokale onderw ijslandschap

2. Mervillie, de “nonnekes” en meester Bonte: 1861 - 1878 a. De nieuwe meisjesschool in de Statiestraat Dat de gemeenteschool een gemengde school was, droeg allerminst de goedkeuring weg van inspecteur Jean-Ignace Scherpereel. Tijdens zijn inspecties, zowel in de Dreve als op de Bunders, liet hij niet na om op dit euvel te wijzen. Hij wist ook wel dat een gemengde school beter was dan helemaal geen, maar hoopte toch dat de gemeente zo vlug mogelijk voor een oplossing zou zorgen. In september 1855 noteerde hij in een overzichtsrapport: Il y aurait donc lieu de tolérer encore quelque temps l’état de choses actuel jusqu’à ce que la commune ait pris les mesures nécessaires pour pourvoir à l’instruction des filles97. Toen daarenboven meer en meer gegoede ouders het beneden hun waardigheid achtten hun eerbare dochters in hetzelfde klaslokaal te laten vertoeven als het mannelijke vulgus en ze daarom naar de buurgemeenten stuurden, vond de gemeenteraad dat er iets moest gebeuren.

97

B.A.B., B 357.

104


Tijdens de raadszitting van 31.03.1859 werd de knoop doorgehakt: er zou een meisjesschool gebouwd worden. Het armbestuur ging op 31 augustus akkoord een stuk grond van 34 a 20 ca af te staan, liggende tegen den bouwtroep ten ingaen der nieuwe kalsyde naer Aerseele, op voorwaarde dat de gemeente jaarlijks en ten eeuwigen titel 100 fr. zou betalen. Een eerste plan, ontworpen door provinciaal bouwmeester Pierre Nicolas Croquison, werd door de diocesane inspecteur verworpen98, maar een tweede ontwerp vond wel genade in zijn ogen. Op 29.01.1861 kregen de Tieltse aannemers Henri en Hypolite Beert bij openbare aan­ besteding de opdracht voor 13.290 fr. toegewezen99. Eind september 1861 waren de school en de woning der onderwijzeressen gebruiks­ klaar. De kosten waren wel hoger opgelopen dan voorzien. Bijkomende wijzigingen en aankoop van meubilair brachten het eindbedrag op 17.039,88 fr. Hiervan diende de gemeente 1/3 te betalen, de rest viel ten laste van de provincie en de staat100. Volgens de gemeenteraadsverslagen stond de Dentergemse bevolking erop dat de leiding van de nieuwe meisjesschool toevertrouwd zou worden aan religieuzen. De liberale arrondissementscommissaris Constant Vanden Berghe (1847-1882) drong er echter op aan eerst uit te kijken naar lekennormalisten uit Tielt en/of Mesen. Deze bleken echter... onvindbaar. Om dan maar aan de billyken wensch der parochianen te voldoen, werd er tussen het gemeentebestuur en Carolus Doom, pastoor van de O.L.V.-parochie van Ruiselede (1842-1868) en bestuurder der Congregatie van Zeven Weeën een contract gesloten, waarbij 3 zusters van de orde naar Dentergem werden overgeplaatst. Op 28.10.1861 kwamen zuster Chantal/Rosalie Maes (“Ruiselede 25.05.1830), zuster Maria-Euphrasia/Theresia Gysen (“Putte 30.01.1823 - tRuiselede 24.05.1887) en zuster Paula/Nathalie Desmet (“Kruishoutem 11.05.1806 - tl2.01.1892) te Dentergem aan. Zuster Chantal als overste en onderwijzeres, Maria-Euphrasia als ondermeesteres en Paula als keukenzuster. Op 05.11.1861 vond er in de parochiekerk eene solemnele Misse van den Heiligen Geest plaats en de gloednieuwe meisjesschool opende haar deuren...

99

R.A.K., G.A.D., nr. 2.075.1.077, o.c., zittingen 31.03.1859, 31.08.1859 en 08.12.1859; R.A.K., G.A.D., nr. 17, o.c., zittingen 31.08.1859 en 16.10.1860. R.A.K., G.A.D., nr. 2, College van burgemeester en schepenen, Processen-verbaal 1852-

m

J.-A. OPSOMER, o.c., p. 12.

98

1892, zitting 29.01.1861.

105


• h f i p 'i"> f i n ^

Kom. Bruid van Jesus-Christus, Icora en gij zult gekroond worden. (h o o g l ie d iv )

f i n fin fin f i n - in fin f i n -in fin *in *in <4* <4* <4*

*

I s h ij n ie t heilig- d e s ta a t v a n h e t k lo o s te r le v e n in d e n w e lk e n m en z u iv e r d e r le e ft, z e ld z a m e r v a l t , v lijt ig e r o p sta a t, v a s te r w a n d e lt , d ik w ijld e r d o o r d e g e n a d e v e r k w ik t w o r d t, m e t m in d e r a n g s t r u s t , m e t m e e r d e r b e tr o u w e n s te r ft, s p o e d ig e r g e z u iv e r d e n o v e r v lo e d ig e r b e lo o n d w o r d t H . B e r n . d e dono R e l .

p iM

voor fcc jic l

van

Ter zaliger gedachtenis VAN DE

(Emu. ^ustey Souisa

bc Ccrivccrbc

IN D E W E R E L D

PHILOMEN A OLAÜWAERT.

f i t s t e r Xlli mn-gj uplj i asi n,

G e b o m it e L a e th em S t. M a r le n s d e n H J u l i

«? in bc m crclb : iïlacin -fcljcrcsia <5i)scn,

I71 ’J K loo ster getreden

v a n O. L . V. d e r

1S 47 ; V II

IV eeu te R u y s s e lc d e d e n 7 A u g u s t i 1S67 ; G e k le e d d e n 12 N o v e m b e r 1067 ; G e p r o fe s t d e n 3 A u g u s t i 1SÙ9 en g o d v r u c h t i g i n d e n H e e r o n t s la p e n te D e n t c r H i e m , d e n 14 O o g s t 1916.

g e w e z e n o v e r s te v a n h e t k lo o s te r te D e n te r g h e m , G e b o r e n te P U T T E ( X o o r d - B r a b a n d ) d e n 3 o J a n u a r i i 8 e 3 ; in ’t k lo o s te r g e k o m e n v a n O . L . V . d e r V I I ~Wee’ n , te R u y s s c le d e , d e n 16 F e b r u a r i 1846; g e k le e d

De wereld en hare ijdelheid heb ik m et de voeten getreden uit liefde tot mijnen Heer en Verlosser. Jesus-Christus,dienik aanschouwd. dien ik bemind, in wien ik geloofd, en aan wien ik voor altijd mijn h e rt heb toegewijd. ( r o m . r r .) Nu aanschouw ik wat ik zoo vurig verlangd heb: nu bezit jk w at ik hoopte te verkrijgen: nu ben ik in den Hemel vereenigd met Hem dien ik van ganscher harte op aarde beminde. (s. a g x e s ) Ik liet de kleine kinderkes tot mij komen: mijn vermaak was met hen te zijn en ze te onderwijzen, w antzegde J é su s: Al w atgijop aardoaandem inste onder de mijnen gedaan hebt, hebt ge mij zelven aangedaan. Op U, o Maria, stelde ik al mijn betz ouwen en gij hebt mij in mijn hoop bevestigd. .M i jn L i e v e M e d e z u s te r s , indien Ge mij bemind hebt gy zult het bewijzen met veel voor mij te bidden.

d e n 5 M e i 1846; g e p r o fe s t d e n 2 1 J u n i 18 47; g o d v r u c h t ig lijk t e R U Y S S E L E D E o v e rle d e n d e n 24 M e i 1887. K lie b e e n e S t e m g e h o o r d v a n u it d e n H e m e l, d ie to t m ij z e g d e : Z a l i g d e d o o d e n d ie in d e n H e e r ste rv e n ; v o o r ta a n z u lle n zij ru ste n v a n h u n n e n a r b e id , w a n t h u n n e w e r k e n v o lg e n h e n . ( A p o c . X I V . ) V e r n e d e r u w h e r t in d e b e p r o e v in g e n ; w a n t g e lijk h e t g o u d e n h e t z ilv e r d o o r h e t v u u r g e z u iv e r d w o r d e n , z o o o o k w o r d e n d e ze , d ie G o d o n d e r h e t g e t a l z ijn er u itv e r k o r e n e n w i l a a n n e m e n , d o o r lijd en e n k w e llin g e n b e p r o e fd . (E c c l . I I . ) G ij h e b t, o H e e r , in u w e b e r m h e r tig h e id d e z e z ie l g e ­ le id w e l k e G ij a f g e k o c h t h e b t, e n in u w e s te r k te h e b t G ij z e g e d r a g e n n a a r u w e h e ilig e w o o n p la a ts . (E x o d . X V . ) Z ij w a s o p a a r d e v a n lie t g e t a l u w e r d ie n a re s se n , o M a r ia ! toon n u d a t G ij h a r e M o e d e r z ijt . ( H . A m e r .)

I

( H . G R E tJ.)

Z oet H e rt v a n J é s u s , w ees m ijn to e v lu c h t. (300 dagen aflaat) Z oet H e rt v a n M a ria , w ees m ijn e z a lig h e id .

A k t v a n G e lo o f, H o o p & L ie fd e . ( y j a a r e n y m a a l 4 0 d a g e n a fla a t.)

(300 dagen afla a t)

4. 4.4.4. 4.4. ^ 4,4,4. 4. 4. 4, .44. 4. 4,4. 4.

Pcntorghem drukk. A. Dauw-Van Wymeersch.

Ruvsselede, Van Eeckhout.

M oeder Eufrasie, hoofdonderw ijzeres en kloosteroverste tussen 1864 en 1870 en zuster Louisa, de eerste kleuterleidster in de Statiestraat (1870-1897)

Nog voor het jaar 1861 goed en wel voorbij was, telden de zusters al ongeveer 50 meisjes. De inspectie was reeds langsgekomen en bleek uit­ zonderlijk tevreden over het niveau van de religieuzen. Ze onderwezen volgens het systeem froebel, waarbij ze de kinderen vertrouwd maakten met lezen, spellen, spraakkunst, rekenen, meetkunde, lijntekenen en... lichaamsoefeningen. Het schoolgebouw bood ruimte aan maximaal 108 leerlingen, waarvan er tijdens de zomer van 1862 gemiddeld 75 aanwezig waren. De erop volgende winter liep dat al op tot 91™. In maart 1867 telden de zusters 95 meisjes: 65 betalende en 30 die kosteloos onderwijs genoten. Eind 1868 werd voor het eerst de kaap van de 100 inschrijvingen gehaald. De oudste en knapste meisjes belandden in de classe française, de anderen in de classe flamande. De inspecteur betitelde de school toen als één der beste van het ressort of schoolkanton10102. Toch bleef het nieuwe etablissement niet van tegenspoed gespaard. Op 20.06.1864 verliet Chantal de congregatie - uittreding? - en dus ook de 101 102

N. SCHERPEREEL, Geschiedkundige schets van Denterghem, Kortrijk, 1863, p. 185186; G.A.D., nr. 2.075.1.077, o.c. zittingen 29.12.1861 en 27.04.1863. R.A.K., G.A.D., nr. 2, o.c., zitting 03.04.1867', B.A.B., B355.

106


Dentergemse meisjesschool103 en werd haar assistente zuster MariaEuphrasia de nieuwe overste-hoofdonderwijzeres. Pas in 1867 kreeg “moeder Eufrasie” bijstand van de jonge - pas op 29.05.1866 geprofeste - zuster Maria-Juliana/Ursula Vanderstraeten (°Tielt 24.11.1845 t06.02.1929). Eind 1870 verliet ook Maria-Euphrasia de gemeente en werd op 25.01.1871 opgevolgd door haar rechterhand Maria-Juliana. Soeur Julienne, zoals ze in de volksmond werd genoemd, was net als Maria-Eufrasia niet gediplomeerd, maar dit stond haar promotie blijk­ baar niet in de weg: ze werd de derde hoofdonderwijzeres in precies één decennium... Julienne zou tot 31.07.1923 niet alleen les blijven geven (56 jaar!), maar ook de congregatie in Dentergem verder uitbouwen. Door het vertrek van Maria-Eufrasie kreeg soeur Julienne vanaf 1870 bijstand van 2 zusters: Dorothea/Maria Ceriez (°Gent 14.04.1845 +24.12.1892) en Louisa/Philomena Clauwaert (°Sint-Martens-Latem 14.07.1847 - +14.08.1916). Dorothea was, in tegenstelling tot haar overste, wel gediplomeerd. Louisa bezat geen getuigschrift, maar dit was toen wellicht niet zo belangrijk, aangezien zij “maar” als kleuteronderwijzeres naar Dentergem gestuurd werd. Dit laat ons veronderstellen dat de bewaarschool, na het overlijden van Rosalie Vandenbroucke (zie vroeger) in december 1870 of begin 1871 van de Dreve naar de Statiestraat was verhuisd. Na de stoelendans in de jaren 1860, zou het de volgende twee decennia heel wat rustiger worden. Het triumviraat Julienne (hoogste jaren) - Dorothea (laagste jaren) - Louisa (kleuters) bleef een onverbrekelijke eenheid tot 1892. Toen overleed de 47-jarige Dorothea, bijna een jaar na keukenzuster Paula, de enige “overlevende” van het stichtingstrio anno 1861. Zuster Louise hield het in 1897 als kleuterjuf voor bekeken en ging zich toeleggen op de verpleging van de bejaarden in het aanpalende rust­ oord104. Af en toe sprong ze nog eens in als onderwijzeres handwerk.

103

104

Archief congregatiehuis O.L.V. van Zeven Weeën/Ruiselede, Register intredingen. Dit register bevat vooral data i.v.m. geboorte, intreding, professie, overlijden en de soms zo moeilijk te achterhalen com binatie van klooster- en burgerlijke nam en. Spijtig genoeg vermeldt het register niet wanneer, in welke hoedanigheid en naar welke bij­ huizen de zusters w erden gestuurd of overgeplaatst. Volgens zuster An Demunster, in 1992 verantwoordelijke voor het archief, is dit nauwelijks nog te achterhalen. In 1865 was er al sprake geweest van het bouw en van een bejaardentehuis, m aar het ontw erp werd toen gekelderd om financiële redenen: provincie en staat zouden sam en m aar 1/3 subsidiëren. Burgemeester Opsom er bleef echter aandringen op het optrekken van een dergelijk sociaal gebouw wars van de tegenkanting van een deel

107


WERKEN TER VERGROOTIIVG

der G em eentelijke Meisjes-School

H MTIB&HEM. liet PLAATSELUK BESTUUR te DENTERGHEM, zal, ten Dorphuize aldaar, D I J N S OAG 22 J U N J J 1869, om vier ure na­ middag, bij geheim e aanboden, oVergaan tot de AANBESTEDING van de te doenc WERKEN vooj*

Vcrgrooting der Lokalen van de G em eentelijke Aleisjes-,School te Dentergliem en het maken van Gaanderijen. De begrooting der w erken beloopt lot

F... 3345-87.

Die begrooting en de plans! zijn, ter inzage van een ieder, berustende in hel Gcmccnlc-Sekretariant te Denterghem. DKNTKRGUICM, 8 JU.MJ 486!)

D urgemeeslei' on Schepenen,

04* LAST :

De Sehrctaris,

. J.-A. OPSOMER.

L-A. OPSOMER 1 l.i.ll. VA.\ IVfcl.

In 1869-1870 werd de in 1861 gebouw de m eisjesschool al aanzienlijk vergroot, dit naar een ontw erp van bouw m eester Croquison

108


Nauwelijks 7 jaar na de ingebruikname van de meisjesschool kwamen de eerste verbouwingswerken al ter sprake. Zoals gemeld, waren er in 1868 voor het eerst 100 meisjes die de school bezochten, waarmee de capaciteit al bijna volzet was. Vooral het Noordlokaal voor de beginnenden, genoemd de Vlaamsche klas was dringend aan uitbreiding toe. Ook het bouwen van gaanderijen werd wenselijk geacht. Bouwmeester Croquison, die had ingestaan voor het optrekken van de school in 1861, maakte de nieuwe uitbreidingsplannen ten belope van 3345,87 fr. De openbare aanbesteding vond plaats op 22.06.1869 en in september 1870 zaten er al 120 meisjes op de schoolbanken105. Tot slot van dit deelhoofdstuk over de meisjesschool anno 1862-1878 nog enkele financiële weetjes. Tussen 1861 en 1864 ontvingen de zusters Chantal en Maria-Eufrasia, los van de schoolgelden, gezamenlijk 200 fr., in 1865 opgetrokken tot 680 fr. Hierin begrepen: jaarwedde, tegemoetkoming voor onderwijs aan arme meisjes en verwarmings- en verlichtingskosten. Dit bedrag zou de komende 5 jaar nauwelijks wijzigen, ondanks het feit dat er in 1867 een zuster bijgekomen was. Vanaf de jaren ‘70 veranderde de situatie grondig. Overste Julienne incasseerde in 1872 maar liefst 2990 fr., inclusief 1000 fr. voor haar beide ondermeesteressen. Dit bedrag zou geleidelijk oplopen tot 3290 fr. in 1878. Ter vergelijking: in 1872 ontving meester Mervillie 2588 fr., zij het met 1 ondermeester106.

'°5

van de bevolking: waarom die groote kosten? Moet men eventwelgene paleizen bouwen voorarme menschenl (J.-A. OPSOMER, Ontwerp van een oud-mannen en oud-vrouwen gesticht, hospitaal en weezenhuis te Dentergem, Tielt, 1875, p. 9). Hij kreeg zijn zin en op 03.06.1875 w erden de funderingen gedolven van het door architect Croquison getekende gebouw. Op 15.11.1877 ontvingen de zusters van de Zeven W eeën er hun eerste “klanten”. G.A.D., nr. 1.851.12, o.c.; G.A.D., nr. 2.075.1.077, o.c„ zittingen 18.06.1868,

106

G.A.D., nr. 2.073.521.8, Dienstjaarrekeningen 1840-1869 en 1870-1899.

19.08.1868, 25.08.1868, 25.11.1868, 28.09.1870 en 25.01.1871.

109


Vooraanzicht van de in 1869-1870 uitgebreide m eisjesschool anno 1913

b. De glorierijke iaren van meester Mervillie Gebrek aan piessienen en gediplomeerde ondermeesters Naast het dag-, avond- en zondagsonderwijs in de jongensschool, gaf Jan-Baptist Mervillie vanaf 1862 dagelijks nog 2 uur les in het modelatelier of leerwerkhuis op de splitsing van de Statiestraat en de latere Meulebekesteenweg. In dit gebouw was het de bedoeling jonge wevers vanaf 12 jaar nieuwe productietechnieken aan te leren en ze met ver­ beterde werktuigen te doen omgaan. Alhoewel er tussen 1848 en 1850 maar liefst 15 gelijkaardige ateliers in het arrondissement RoeselareTielt opgericht werden (o.a. te Aarsele, Oostrozebeke, Meulebeke, Ingelmunster...), zal het in Dentergem nog duren tot 22.09.1857 voor­ aleer een dergelijk werkhuis zijn deuren zou openen. Het gebouw bevatte 19 getouwen en had de gemeente 6489,27 fr. gekost. Werkleermeester Petrus Vandekerckhove (“Wielsbeke 12.02.1810) telde eind 1860 al ca. 170 jongens die de nieuwe weefmethode onder de knie hadden107. Door het K.B. van 10.02.1861 werd de leerwerkhuizen de verplichting opgelegd dagelijks minstens 2 uur lager onderwijs te geven. Die eer viel te beurt aan - wie anders? - Jan-Baptist Mervillie, die op 12.02.1862 van 107

E. BEKAERT, Armoede, ziekte en dood..., o.c., p. 405-407. In 1885 werd de 75-jarige Vandekerckhove, wegens krankzinnigheid en hoogen ouderdom, als w erkleerm eester opgevolgd door Jozef Bergez (° 19.14.1856).

110


de gemeenteraad de toestemming kreeg er zijn zoveelste pedagogische cumul bij te nemen. Hij zou er de jongens leren lezen en schrijven en streek hiervoor jaarlijks 75 à 100 fr. extra op.

Panoram ische foto anno 1917-1918 m et het leerw erkhuis, dat toen al 5 jaar haar oor­ spronkelijke bestem m ing had verloren, precies op de splitsing van de Statiestraat (rechts) en de M eulebekesteenweg (links)

Niets was onze meester Mervillie blijkbaar te veel om de Dentergemse jeugd wat elementaire kennis bij te brengen, maar daarvoor wilde hij toch enig pedagogisch comfort. In 1847 had hij eigenhandig al enkele kleine verbouwingen en aanpassingen doorgevoerd, maar na goed drie decennia begonnen school en meubilair de eerste ouderdomsverschijnselen en tekorten te vertonen. Op 16.08.1862 stuurde hij het schepencollege een waslijst aan klachten, waarvan we u er enkele niet willen onthouden: De vensters van lokael en woning zyn slecht... Het regent door het dak... Er komt water in den kelder... Er ontbreken luchtgaten... De schoolzael is te klinkend en ’s winters te koud... Er zyn gene hekkens, noch aen den koer noch aen de hof... Er zyn geene piessienen... Eenen muur op den koer staet op het vallen... De lessenaers met banken (18) zijn slecht... De kaerten der gemeenten van Belgie en die van Europa ontbrekenm... De gemeenteraad vond de bezwaren gegrond en in 1863 werd zelfs een bijgebouw voor bergplaatsen, vertrekken en pissinen opgetrokken. De zolder boven de school kreeg als slaapplaats voor inwonende leerlingen G.A.D., nr. 1.851.073.54, Gemeentelijk basisonderwijs, Schoolgebouwen 1827-1904.

111


O psom m ing van de gebreken en de tekorten in en aan de jongensschool in de Dreve, door Mervillie opgem aakt in augustus 1862

112


een nieuwe inrichting en het interieur werd totaal herschikt. De school bood nu officieel plaats aan 138 leerlingen, ieder met een bewegings­ ruimte van 75 dm2. De diocesane inspectie vond deze aanpassingen echter ontoereikend en 4 jaar later werd het plafond van de klassen tot 4 m verhoogd, kwam er een plankier rond het gebouw, werd het dak gerestaureerd, kreeg de school nieuwe ramen... Dit alles voor de som van 6924,63 fr. of ongeveer 2000 fr. minder dan de totale kostprijs van grond en school 38 jaar vroeger109. Deze logistieke problematiek in de jaren 1860 kwam wel erg ongelegen. Meester Mervillie zag door zijn vele pedagogische bezigheden het bos niet meer door de bomen en we vragen ons dan ook af of hij zijn “nevenberoep” van landmeter nog wel uitoefende. Enige pedagogische assistentie was echt onontbeerlijk geworden, maar de ervaring had hem geleerd dat het vinden van een degelijke en blijvende hulp geen sinecure was, zeker niet als het dan nog liefst om een gediplomeerde kracht moest gaan. Arrondissementscommissaris Vanden Berghe wist in oktober 1861 Désiré De Somviele (°Wingene 16.12.1838 - tTielt 23.05.1914)110te over­ tuigen zijn onderwijsstudies in Torhout stop te zetten en naar Dentergem te komen. Drie maanden later was De Somviele echter opnieuw vertrokken en werd hij opgevolgd door Richard Vanbesien (“Koekelare 1853), eveneens student aan de normaalschool. Ook Vanbesien bleek allesbehalve honkvast, want op 01.07.1862 kwam de al evenmin gediplomeerde Constant Rosselle in zijn plaats. Deze ons ver­ der onbekende “pedagoog” was zeker geen hoogvlieger, aldus een inspectieverslag van 25.08.1868, maar zou toch 9 jaar de takenlast van meester Mervillie wat verlichten111. Op 20.09.1871 werd Désiré Hoenraet (°Oostkerke 09.09.1852) als eerste gediplomeerde hulponderwijzer, ter vervanging van Constant Rosselle die voor bewezen diensten werd bedankt, door de gemeenteraad benoemd. Rond die tijd kreeg onze hoofdonderwijzer assistentie van zijn getalenteerde neef Alfons Mervillie (“Wontergem ° 17.05.1856 - tKortrijk 1942)112en ene 109 110

111 112

G.A.D. nr. 2.075.1.077, o.c„ zittingen 21.01.1863, 27.04.1863, 31.12.1863 en 03.04.1867. Désiré De Somviele was de eerste stadsarchivaris van Tielt en een verdienstelijk geschiedschrijver. Hij publiceerde regelmatig in De Gazette van Thielt. Sam en met o.a. Jozef Samijn stond hij in voor het streekhistorisch tijdschrift Fragm enta (18861891) (F. HOLLEVOET, Als straten gaan... praten, Tielt, 2005, p. 212). G.A.D., nr. 1.851.073.52, o.c.; B.A.B., B355. Alfons Mervillie trok na zijn verblijf in de Dentergemse gemeenteschool naar het klein-

113


’t Ruim gebouw nog van mijn schole, waar ik met mjïn eerste boeken d’allereerste* voetinge ah'hlei van mijn werkend denkënd mensch zijn waar ik stil, bij ’t eenzaam zoeken van mijn vingerën, onbekende galmen hoorde in ’t zinderen van de snaren. — *

*

*

O mijn schole ! ’t Leven van mijn’ oude schole ! waar de man zat die ons leerde en stoel en staf en hand omwond met slingerbloei van liefde en wijsheid. — Weerde meester, tweede vader gij die traagzaam, gij die vast uw hert verwrocht in d’herten die ü minden !... — — ’k boog opnieuw daar voor die grafsteen waar uw leven op verguld wierd, en uw deugd ’t vergulden weerd was ; voor die grafsteen, waar de laatste mannen stilstaan, en de laatste zielen spreken waar ge thuisligt. — Laatste twee strofen van het rom antisch gedicht “Dreve”, w aarin Alfons Mervillie, de talentrijke neef van Jan-Baptist, zowel de jongensschool als zijn oom bejubelt

114


Rosalie Vandermeersch (°09.09.1829). Juffrouw Vandermeersch leerde de kinderen, na het overlijden eind 1870 van gardienne Rosalie Vandenbroucke en het overhevelen van de kleuterschool naar de Dreve, de kinderen de gebeden en gaf ze wat catechismusonderricht. Ze deelde de korte zomer- en de lange winteravonden met vrijgezel Jan-Baptist in het schoolhuis, samen met Justine, de zus van Alfons en een vijftal pensionairs tussen de 11 en de 13 jaar: 2 uit Sint-Baafs-Vijve, 1 uit Marke, 1 uit Wevelgem en 1 uit Oostkerke. Volgens pastoor Scherpereel varieerde dit gezelschap nogal: meester Mervillie houd eenige kostschoolieren die schier jaerlyks veranderen"3. Goed 3 jaar later, op 30.01.1874, werd Désiré Hoenraet bij ministerieel besluit aangesteld in de rijksmiddelbare school te Maaseik. In zijn plaats kwam op 7 april Polidoor Devaere (“Oostrozebeke 28.11.1850), gediplomeerd aan de normaalschool te Torhout en al enige tijd hulp­ onderwijzer te Geluveld. Devaere was de laatste van een lange en gevarieerde reeks ondermeesters, die onder de gratie van Mervillie én van het gemeentebestuur een tijdlang het beste van zichzelf (?) gegeven hebben in de Dreve114. Het spreekt voor zich dat de ingebruikneming van de meisjesschool de nodige repercussie had op het leerlingenaantal in de Dreve. Cijfers betreffende de jaren 1870 hebben we niet, maar tussen 1863 en 1865 waren dat er tijdens de wintermaanden 85 à 95 of ongeveer de helft van de jaargemiddelden 1850-1855. Zo telden Mervillie en Rosselle op 30.03.1867 precies 90 jongens, terwijl er, aldus de geboortecijfers, 133 verwacht werden. De 43 die hun kat stuurden, behoorden allen tot de minderbegoede klasse. Volledigheidshalve dienen we ook te vermelden dat juf Rosalie Vandenbroucke in 1866 gemiddeld 156 kleuters in haar bewaarschool telde115.

13 14 15

seminarie te Roeselare, waar hij studeerde met o.a. Albrecht Rodenbach. In 1882 werd hij tot priester gewijd en ontpopte zich algauw tot een verdienstelijk poëet en musicus, die niet alleen de gedichten van Gezelle - met wie hij goed bevriend was - op muziek zette, m aar ook ca. 250 korte orgelwerken componeerde. Hij werd leraar aan de nor­ m aalschool te Torhout en vanaf 1891 opeenvolgend onderpastoor te Dudzele, Nieuwpoort en Aartrijke. In 1913 promoveerde hij tot pastoor te Nieuwkapelle en na de oorlog kreeg hij er nog Sint-Jacobs-Kapelle en Oudekapelle bij. In 1933 ging hij op rust en trok zich terug in een kamertje te Kortrijk, w aar hij in 1942 overleed. Meer over A. Mervillie, zie o.a. : K. DE LILLE, Een studie over Alfons Mervillie in Het Houtland, jg. XIII, nr. 4, Torhout, 1971. K.A.D. (Kerkarchief Dentergem), nr. 490, Parochieboek van Denterghem, 1871. G.A.D., nr. 2.075.1.077, o.c., zittingen 03.02.1874 en 07.04.1874. R.A.K., G.A.D., nr. 2, o.c., zitting 03.04.1867; B.A.B., B 346.

115


Totaal willekeurig, afhankelijk van de goodwill en het humeur van de gemeenteraadsleden, werd er af en toe een bedrag in de begroting opgenomen voor het uitreiken van prijzen aan verdienstelijke leerlingen. Tijdens de periode 1862-1877 was dat meestal 75 à 80 fr. Reeds in de jaren 1850 stond deze gift vaak ter discussie, omdat sommige gemeente­ vaderen meenden dat de onderwijzer deze prijzen maar uit eigen zak moest betalen. Mervillie had daar geen oren naar en handelde erg con­ sequent: alleen prijsuitreikingen wanneer de gemeente hem daarvoor het nodige geld ter beschikking stelde116. Dankzij de Gazette van Thielt weten we dat er zeker dergelijke evene­ menten plaatsvonden in 1864, 1865, 1876 en 1877. De festiviteiten openden steevast met een lofrede aan meester Mervillie, waarvan we u deze van 15.09.1864 niet willen onthouden: Godsdienstigheid, zelf­ opoffering en werkzaemheid in den heer onderwyzer die sedert dertig jaer omtrent met onvermoeibaren iever werkt voor de goede opvoeding en onderwyzing der jongheden, - goede bewaking, regeltucht en order onder de leerlingen -, alles in een woord dat helpen kan om onder alle opzigt gedurig vooruit te gaen in al wat goed, in al wat eerlyk en treffelyk is. Aan interesse ontbrak het bij deze gelegenheden geenszins. Op 14.09.1865 zat de school stampvol. Alle Dentergemse geestelijke en burgerlijke notabelen waren aanwezig, vergezeld van autoriteiten uit Deinze, Petegem, Waregem, Tielt, Pittem, Kortrijk, Zwevegem... Er werden meestal toneelstukjes opgevoerd als “Astère, ou l’étourdi généreux” en “Wolfried, of de bekeering der eerste Belgen”, gevolgd door uitspraakoefeningen en muziekstukjes (13.09.1877). Zelfs heuse pianorecitals quatre-mains met ronkende titels als “Le Retour de Crimée" en “La Bataille de Montbello” sierden het programma (14.09.1876). Uiteraard was de lokale harmonie Sint-Cecilia steeds van de partij. De gelauwerde leerlingen werden met boeken en medailles bedacht. We citeren opnieuw de Gazette n.a.v. het wel erg feestelijk gebeuren van september 1864: De keur der prysboeken heeft ook iedereens aendacht verwekt. Niet alleen waren de pryzen van buiten schoon en sierlyk maar daarby van binnen nuttig, ja stichtend om te lezen; maar hetgeen ieder­ een uitnemende wel beviel was eene allerschoonste en kostelyk vergulde medaille die de prys was van uitmuntendheid voor de hoogste klas en

116

G.A.D., nr. 2.073.521.8, o.c.

116


behaeld werd door eenen minzaemen en belangvollen leerling van Nieuw-Cappelle, Pieter Pieiers117. Het zondagsonderwiis: veel leerlingen, veel christelijke lering, weinig nuttige kennis De avondschool bleef het in de jaren 1860-1865 vrij goed doen. 11 7 Volgens een telling op 03.12.1864 f zaten er toen 62 jonge kerels van 14 jaar en ouder bij hem op de EDUARDUS JOSEPHUS DILLIES, schoolbanken. Van dan af begon 1831 het heilig vuur echter wat te doven: 1 3 zo werd vanaf eind 1868 alleen nog 28 1 93 J = l. I . IP _ de maandag, de woensdag en de vrijdag van 18 tot 20 uur lesge­ geven en dit tussen 1 oktober en 31 maart. In de jaren 70 ging het van 1 kwaad naar erger. Het leerlingen­ 7 aantal daalde elk jaar en we vragen ons zelfs af in hoeverre er nog Mijn Jésus, bcrmhertiglieid, (100 dagen aflaat). 2oet herte van Maria, wees mijne zaligheid, (100 dagen aflaat.) effectief onderwezen werd. De gemeentelijke subsidies werden erg onregelmatig uitbetaald en na Eduard Dillies w as 1 van de 7 onder­ de opruststelling van Mervillie in pastoors van N orbertus Scherpereel en met zijn 19 jaar dienst (1864-1883} record­ 1878 vinden we er geen spoor houder in de Dentergemse geschiedenis meer van terug"8. D e lip p en v an d e n p rie s te r z u lle n d e w e te n s ch a p p e n b e w a r e n , en m en z a l d e w e t d e s H e e re n u it zijn en m ond k om en lo e re n . M a la c li. , .

TER

Z A L IG E R

G E D A C H T E N IS

v a n den E e r w e e r d e n H eer

gebo ren te R E C K E M , 't j a a r , o p v o lg e n tlijk c o a d ju to r te W eveU jhem , o n d e r p a sto r te Isen ber/jhe e n te D enterghcm , P a s t o r beno em d v a n O U D E C A P P E L L E i n ’t ja a r SS , a lw a a r h i j g o d v ru ch tig i n d e n l i e e r o n ts lie p , d en J u li S .

In zijn g e lo o f en zach tm o e d ig h e id h ee ft G o d h ein f h e ilig g e m a a k t, en hem on d e r a lle n u itv e r k o r e n . E c c l. X L V , -i. D e w e t d e r w a a rh e id w a s in z ijn e n m o nd , e n h e t L o n r e ch t w a s in hem n ie t t e v in d e n . H ij h eeft g e w a n d e ld e op den w e g v a n v r e d e on g e re ch tig h e id , en v e le n v a r den w e g d e r boosheid a fg e w e e r d . M a la ch . I I , 6. B em in d v a n G od en d e m e n sch cn , z ijn e g e d a c h te n is I i s in z e g e n in g . E c c l. X L V , . G e d en k t .u w e o v e rs te n d ie u h e t w o o rd G o d s et v e r k o n d ig d h eb b en ; en hu nne dood b esch o u w e n d e , v o lg t hun g e lo o f n a . Ilceb r. X I I I , .

V a a r tw e l, B e m in d e P a r o c h ia n e n , ik la a t u d e ' v r e e z e d e s H eeren , a l s e en e r fd e e l; v o lh e r d t e r in. I k / b e g e e r tot G o d te g a a n , en b e v e e l u a a n zijn e g en ad e .

D iccm u d e.

D r u k k e r ij

W eduw e

V io n .

Het zondagsonderwijs bleef gratis en was - ondanks de scheiding der seksen - toegankelijk voor jongens én meisjes. Het leerlingenaantal bleef, tot genoegdoening van de nieuwe onderpastoor Eduard Dillies (1864-1883]119, dan ook ontzettend hoog: zowel in 1863 als in 1865 waren dat er ongeveer 350120. Gelukkig kreeg Mervillie nog steeds hulp van enkele illustere en altruïstische parochianen zoals bv. Pelagie Vandeghinste (°14.06.1837 - 110.05.1870)121. 117 118 119

120 121

G.V.T. (Gazette van Thielt), 18.09.1865, 15* jg., nr. 74; 20.09.1865, 16“ jg., nr. 74; 20.09.1876, 27“ jg., nr. 75; 19.09.1877, 28“ jg., nr. 76. G.A.D., nr. 2.073.521.8, o.c, Eduard Jozef Dillies (°Rekkem 09.07.1831 - tO udekapelle 28.07.1893} volgde Karei Ferdinand Hubrecht (1862-1864} op. Hij was voorheen onderpastoor te Izenberge en werd te Dentergem benoem d op 27.01.1864. In 1883 prom oveerde hij tot pastoor van Oudekapelle. R.A.K., G.A.D., nr. 43, o.c. K .A .D., nr. 386, Overlijdens 1845-1910. D ankzij de z in v oor d e ta il van p a sto o r

117


Wat was nu het reële belang van dit zondagsonderwijs? Het is een vast­ staand feit dat de zondagsscholen, die in de veertiger jaren van de 19tle eeuw in zovele gemeenten als paddenstoelen uit de grond waren geschoten, gecontroleerd en in stand gehouden werden door de lokale clerus. Deze religieuzen waren dan ook erg te spreken over het onbe­ twistbaar hoge leerlingenaantal en de “leerstof” die er werd gegeven. Minder godvrezende personen en instanties bleken echter niet zo enthousiast, zoals b.v. de liberale “De Thieltenaer” op 12.12.1850: Bestaet volgens u, den vooruitgang in het getal dergenen die de lessen op de zondagscholen bijwoonen, ja, gij hebt gelijk: dat getal is vrij aanzienlyk; maer bestaet den grooten vooruitgang in het wezentlijk volksonderwys ten platten lande, dat betwisten wy, ten ware gy door onderwijs iets anders verstond dan leeren. Arrondissementscommissaris van Roeselare-Tielt Constant Vanden Berghe stond duidelijk achter deze visie. Hij vond dat de zondagsscholen de plattelandsbevolking opzadelden met een geest van fanatiek klerikalisme, maar schromelijk tekortschoten wat betreft het indijken van de plaag van het analfabetisme. Op 06.09.1851 schreef hij aan provinciegouverneur Adolphe de Vrière (1849-1857): Je n’aipas la certitude, M. Ie Gouverneur, que dans les écoles dominicales, en général, on cultive beaucoup l’in­ telligence des élèves. Une preuve qu’il n ’est pas ainsi, à mes yeux, c’est que les écoles dominicales existent depuis de nombreuses années et q’il y a néanmoins un si grand nombre de personnes de la classe ouvrière, qui ne savant pas écrire. Témoins les actes de l’Etat civil et les jeunes gens qui tirent annuellement au sort pour la milice nationaleU1. De verwijzing van Vanden Berghe naar de Burgerlijke Stand en de militielijsten geeft ons inderdaad een indicatie van het analfabetisme van de arbeidersklasse en laat ons tegelijk toe vragen te stellen over de kwaliteit van het zondagsonderwijs. In de periode 1842-1847 bleken er van de 202 Dentergemse dienstplichtigen 124 of 61 % niet te kunnen schrijven en twee jaar later konden 5 van de 11 bruidjes de huwelijksakte niet onder­ tekenen. Meer dan een decennium later, tijdens de jaren 1861-1863, was de situatie niet erg verbeterd. Toen konden nog steeds 21 van de 43 huwbare dames hun handtekening niet plaatsen12123.

122

123

Scherpereel in zijn overlijdensregister, w eten we dat deze veel te vroeg gestorven jongedam e ‘s zondags in de Dreve de Dentergemse tieners w at wijsheid probeerde bij te brengen: Congreganista et magistra in schold dominicali. M. DELMOTTE, Om de ziel van het kind. De schoolstrijd in het liberale Sint-ElooisVijve (1878-1895) en de klerikale Gaverstreek (1878-1884) in De Gaverstreke, 18dejaar­ boek, 1990, p. 398 en 401. E. BEKAERT, Armoede, ziekte en dood..., o.c., p. 446.

118


Toch bleef nog een massa paapse zielen ziende blind. Als we ons uit­ sluitend baseren op wat de Gentse advocaat Van Biervliet begin 1873 voor de rechtbank van Dendermonde over het zondagsonderwijs te ver­ tellen had, dan zouden wij onmiddellijk overtuigd zijn van het immense belang ervan: Het is eene plaets waer men kinderen des volks, onder andere nuttige wetenschappen, den godsdienst leert kennen en uitoefenen; eene plaets waer men voor u en voor my eerlyke, getrouwe dienstboden kweekt; eene plaets waer men de kinderen tot brave, treffelyke werklieden voorbereid en ze tot deugdzame, nuttige leden der samenleving opleidt. De zondagschool is eene betere wacht voor onze geldkoffer dan eene brigade gendarmen, want zy is het tegenvergift, een behoedsmiddel tegen de Internationale124. Meester Mervillie: geëerd tot in het graf Op 25.07.1878 maakte Jan-Baptist Mervillie het schepencollege schrifte­ lijk kenbaar dat hij op het einde van het schooljaar de boeken definitief wenste te sluiten. Zijn hoge ouderdom - hij was toen 72 jaar - liet hem niet langer toe nog op een adequate manier les te geven. Hij had, een inter­ mezzo van zowat half jaar (oktober 1844 - mei 1845) niet te na gesproken, bijna 43 jaar de Dentergemse kinderen onderwezen en de gemeenteraad vond het dan ook meer dan billijk zijn verzoek in te willigen. Zijn ontslag werd op 31.07.1878 officieel aanvaard en precies 2 weken later promoveerde ondermeester Polidoor Devaere tot hoofdonderwijzer. De raadsleden stelden op 25.09.1878 Edmond Schutyzer (°Waardamme 28.12.1858), leerling te Torhout, als voorlopige hulponderwijzer in de gemeenteschool in de Dreve aan’25. Jan-Baptist Mervillie verliet de schoolwoning en vestigde zich in het oud-weeshuis in de Markegemsesteenweg126, dat na 3 openbare verkopingen in juni en juli 1878 onver­ kocht was gebleven127. Hij bood er enkele leerlingen van buiten de gemeente onderdak om alzo nog wat in het onderwijs te blijven128. 124 125 ,2<r

127

G.V.T., 08.01.1873, 24ste jg.. nr. 3. G.A.D., nr. 2.075.1.077, o.c., zittingen 31.07.1878, 14.08.1878 en 25.09.1878. In 1847 verbouw de het arm bestuur een vierw oonst in de M arkegem sesteenweg tot weeshuis om aldaar op te nemen, de verlatene behoeftige weezen van beide geslachten, alsmede arme kranke en oude vrouwen. In novem ber 1866 w aren er 17 gebrekkige en zieke vrouw en en 13 w eeskinderen ondergebracht. Het gebouw werd eind 1877 ontruim d en de hulpbehoevenden w erden ondergebracht in het gloednieuw e ru st­ oord in de Statiestraat. Het vroegere w eeshuis wordt nu bew oond door Jo De W intere-Marijke Vermeeren (nr. 11), Jeannick Deram m elaere (nr. 13) en Filip Taelman-Hilde Deram m elaere (nr. 15). Meer gegevens over de geschiedenis van dit w eeshuis vindt u bij: E. BEKAERT, Armoede, ziekte en dood..., o.c., p. 397-404. G.V.T., 01.06.1878 en 06.07.1878, 29ste jg. nrs. 42 en 52; G.A.D., nr. 2.075.1.077, o.c.,

zitting 31.07.1878

119


Lang heeft de verdienstelijke oud-onderwijzer van zijn opruststelling niet kunnen genieten. Hij overleed op 30.12.1880 en werd 4 dagen later onder grote belangstelling ten grave gedragen. De ultramontaanse Gazette omschreef zijn gewezen school als alom vermaard en meester Mervillie als een man vol geleerdheid en vol herte. De jonge herten tot God richten, dat was al zijn verlangen. Hij was blijkbaar niet alleen erg godsvruchtig, ook de naastenliefde stond hoog in zijn vaandel, aldus de lijkrede van Alberic Opsomer, neef van de burgemeester: Nooit stak den arme de hand vruchteloos naar hem uit, en menigmaal gebeurde het dat Meester Mervillie hem het eerste stuk geld in de hand liet vallen, zonder ooit te zien wat hij gaf. Geloofd zij Jesu s-C bristus. Am en. (ioo dagen aflaai). Maria nas zijne troost gedurende zijn leven, zijne hoop en vreugd in 2ijne laatste uur. H. A i. ph. de Lia. ni DT v OOR DE Z l EL VAN DEN HlfBR EN M EKSTER

3omuitS'0B))tt0tft J i t c n n l l i f , .vrrdicnstvallen Onderw ijzer opvolgentlijk ie AVo n te r ghem en ic D enterg hem g edurende d e n i i jd van 48 ja r en ; M e d e lid d er Congregatie van O .- L .- V. 'en van a l d e Broederschappen der P a roch ie, ieverig e voorslaan­ de r van a lle goede w erken; geboren ie AVontergh em d en 23 Decem ber 1803, g o d v ru chtig in den H éér ortislaprn ie D hntergiiem d en y> D ecem ber 1880.

Die er velen zullen onderwezen hebben in de wegen der zaligheid, zullen blinken gelijk sterren in alle eeuwigheid. • Van mijne jeugd a f heb ik de wijsheid gezocht in mijne aanhoudende gebeden; zij heeft in mij gcblocidals devrocge druif, en mijn hert heeft zich in haar verheugd. Ik heb den rechten weg bewandeld. JicCL. LI, 8, 25. Lief van handel, rechtzinnig en godvreezend, won hij niet alleen de achting, maarooic do genegenheid van allen. J udith . Zalig zijn de bermhertigen, want zij zullen bermhertigheid verwerven. M atth . V, 7. Hoe wijs en voorzichtig zijn deze, dié leven gelijk zij door God willen gevonden worden in d'uur hunner dood. T iiom a K empis. Onze Lieven Hecrc mag mij komen halen als hot Hem belieft, alle dagen ben ik bereid om te sterven. (W oorden van den overledene, eenigen i ijd voor zij ne ziekte.) Mijne. vrinndcn en gij allen mijne oude leerlingen, bidt voor mij; ik sterve, maar mijne liefde vonr u blijft leven; ik zal u in den hemel beminnen gelijk ik 11 op aarde be­ mind heb; onthoudt mijne zalige lessen; ’t is in den hemel dat ik u verwacht. 1 Gij bijzonderlijk mijne neven, weest mij indachtig aan den antaar des Hoeren en in uwe kloosterlijke gebeden. Zoote herten van Jdsus en Maria, w e est mijne z a ­ lig h eid . (300 dagen ajlaai). T h ie lt, J :-D . M in n a e r i, d r u k k e r .

Overlijdensprentje van m eester Mervillie, die bijna een halve eeuw m et veel inzet de kin d eren van h et do rp scen tru m heeft onderw ezen

Een oud-leerling tenslotte vatte Mervillies schoolse passie op een hartverscheurende wijze als volgt samen: Als ’t zondag was en dat iedereen door eerlijk verzet zijne krachten zocht te herstellen, Meester Mervillie nam ons met hem, trachtende ons in wandeling en spel, in verhalen en lezingen te vergeestigen... Wij hebben hem dik­ wijls horen zeggen dat de verlofda­ gen hem altijd te lang en de school­ dagen altijd te kort waren... Tnsschen de schooluren onderwees hij ons in bijzondere vakken. Hij stel­ de vroege morgenscholen en late avondscholen in, en dikwijls wei­ gerde hij zijn vermoeide lichaam de noodige nachtrust om voor ons te zorgen.

Op 17.01.1881 werd de inboedel van Mervillie openbaar verkocht. Het is misschien interessant om even een inzicht te krijgen in de materiële rijkdom van een niet onbemiddelde schoolmeester zowat 125 jaar geleden: Stoelen, Tafels, Kleer- en andere Kassen, Kommode, Bedkoetsen en Bedding, Horlogen, Beelden, Bokalen, Bibliotheek, Stoven, Pianos, Harmonium, Tafelgerief, Marmieten, Hakers, Vleeschkuipen, Kortewagen,128 128

O.C.M.W.A.D. (O.C.M.W.-archief Dentergem), nr. 1.182.075.1.077, Vergaderingen en

beraadslagingen 1864-1925, zitting 31.07.1878.

120


Waschkuip, Berd, jonge Fruitboomen, een zeer goed belommerd Melkschaap en eenige Beeten. Op 15.09.1881 stond wijlen meester Mervillie nog een laatste maal in de belangstelling. Op deze kermisdonderdag werd er in de parochiekerk een eucharistieviering gecelebreerd door 7 van de goed 20 priesters die bij hem op de schoolbanken gezeten hadden. Tijdens de begrafenis van de geliefde schoolmeester was er een collecte gehouden, met de bedoeling een grafsteen te laten maken. Dit prachtige monument van 3 m hoog en 60 cm breed, ontworpen door Cesar Dejongehe-Messelis uit Brugge, werd nu onthuld. De erin gebeitelde tekst luidde: Leerlingen en Vrienden aan Heer en Meester J.-B. MERVILLIE Geboren te Wonterghem 1805, gestorven te Denterghem 1880 Priester in ’t herte, ’t voorbeeld der onderwijzers, ijveraar aller goë werken, God zal hem loonen. Amen'29. Meester Mervillie nam ongetwijfeld nog lange tijd een bijzondere plaats in in de herinnering van vele Dentergemnaren. De ijverigste en - op Karel-Lodewijk Ternest na - allicht de bekwaamste Dentergemse school­ meester uit de 19de eeuw heeft zonder enige twijfel een onuitwisbare stempel gedrukt op het toenmalige volksonderwijs. Roem is echter bij­ zonder vergankelijk. Werd de zo besproken grafsteen in 1951 nog ver­ plaatst naar het nieuwe kerkhof, vlakbij de brouwerij Riva, ongeveer 20 jaar geleden voerden gemeentewerklieden het aandenken naar een ano­ niem stort. Niemand die toen nog wist wie Jan-Baptist Mervillie was... c. De moeilijke laren van meester Bonte Het leerlingenaantal op de Bunders kende een ongeziene piek tijdens de wintermaanden 1860-1861. De school werd toen bezocht door 96 behoeftige kinderen (62 jongens en 34 meisjes) en ca. 54 betalende leer­ lingen, wat het totaal - zoals vroeger al gemeld - op ca. 150 bracht. Eind 1859 waren uitbreidingsplannen met een sisser afgelopen, maar op 11.09.1861 besloot de gemeenteraad, op aandringen van arrondissements­ commissaris Vanden Berghe, de zaken grondiger aan te pakken. Er werd besloten om in de Veldstraat, ongeveer 150 m achter de herberg “De Miere”, een totaal nieuw gebouw op te trekken. Burgemeester Opsomer129 129

G.V.T. 01.01.1881, 08.01.1881, 10.09.1881 en 17.09.1881, 32ste jg., nrs. 1, 4, 73 en 75.

121


122 Ontwerp door de provinciale bouw m eester Croquison van de gem eentelijke school annex onderw ijzersw oning in de Veldstraat, die om financiĂŤle redenen nooit werd gebouw d


vond het ook meer dan nodig eene goede school te hebben te midden van het hoenderveld afgelegen langs alle kanten van vier tot vyf kilometers van kerken en dorpplaetsen. De kosten werden geschat op 7500 fr. en architect Croquison, intussen in Dentergem vrij bekend door de nieuwe neogotische kerk (1854-1856) en de meisjesschool (1861), maakte een kostenberekening, die de raming ver overtrof: 10.513,90 fr. De gemeente, in de zestiger jaren van de 19de eeuw krap bij kas130, was tegen een dergelijke financiële misrekening niet gewapend en op 21.03.1863 besloten de raadsleden het project dan maar op te bergen131. Toeval of niet, maar vanaf het schooljaar 1862-1863 begon het razend­ snel achteruit te gaan met de Bundersschool. Tijdens die winter daagden er nog slechts ca. 70 kinderen tussen de 7 en de 14 jaar op. Amelie Bonte had toen om één of andere reden de school verlaten, wat het vertrouwen zeker niet ten goede kwam. In december 1867 waren er nog welgeteld 30 aanwezigen: 4 kinderen uit Dentergem en... 26 uit Aarsele. De clerus verwaardigde het zich zelfs niet meer de school te bezoeken en het gedrag van Jan en Rosalie Bonte was - aldus een inspectieverslag van 25.08.1868 - niet langer verdienstelyk (1856), maar... blamdble132. Veel of weinig leerlingen, het Bundersschooltje verkrotte meer en meer en de situatie werd er echt onhoudbaar. Op 10.10.1872 werd dan maar voor een tweede keer besloten een nieuwe gemeenteschool in deze uit­ hoek van Dentergem te bouwen. Het stuk armgrond achter “De Miere” kwam niet meer ter sprake; men richtte nu de aandacht op een mooie partij land langs de pas aangelegde verbinding tussen de Tieltseweg en de Nieuwe Veldstraat in de Kapelhoek. Dit stuk grond, met een opper­ vlakte van 51 a 27 ca, behoorde ook tot het armbestuur, dat bereid was het te verkopen voor 3000 fr. Dit leek de ideale oplossing: de school zou aldaar een schoon zicht geven in geheel den Kapelhoek en zou zich bevinden in eene openluchtige gezonde streek, te midden nog al talryke bevolking die van de scholen op de plaats, door te ver afgelegenheid, niet kan genieten. m

131 132

Vooral het aanleggen van nieuw e wegen woog zw aar op het com m unale budget. De M arkegem sesteenweg (1862), de W ontergem straat (1867-1868) en de Gottem straat (1870-1880) w aren steenw egen die toen aangelegd w erden of w aarvoor plannen bestonden en die de gem eente, los van alle subsidies en nog te betalen intresten op aangegane leningen, 50.868,62 fr. zouden kosten (J.-A. OPSOMER, Gemeente Dentergem, Openbaar bestuur. .., o.c., p. 16-23). G.A.D., nr. 2.075.1.077, zittingen 11.09.1861 en 21.03.1863. B.A.B., B 355.

123


O PE N B A R E

WERKEN EN LEVERINGEN VOOR DEN

Ophouw c c n c r G em eentelijke-School TE DENTERGEM. H et 1*l iA T S E L I.IK B e s i W ' u te Dcntcrgein, zal, ten ■f|| O o rp h u ize aldaar, U insm uj 3 J u n i 1873, om Ö ure ffï’s m o i'g e m , overgaan tot lie Openbare Aanbesteding > der merken en legeringen V o o r den Opbouw eener G eiueenlelijke-Scliool nikt Ondorvvijzers-Woouing, w ijk lloenderveld, te Dentergem , en het vervaardi­ gen der noodigc Selioolnieubelen.

FR. 17M7:(>6.

—De aangénomene kosten zijn geschat op •

'

! ': ‘S

(

.y s

Dc goedgekeurde plans en begrootingen zijn berustende in hel Gemeentelijk Sckretafiaai te Dentergem. Art. 10, der bespreken luidt aldus: D c '‘Aanbesteding geschiedt b ij gcslotene aanboden. De o n d ern e m ers moeten hunne offers, naar een gegeven m odel, schrijven en teekenen, op zegel,

':-y^en dal stu k ingeven aan den heer- B urgem ee$lfr4y

#•?* i.: •;

ftv? ? ? I

Dektercem , 19 Mei 1875. l)c S ck rcta n s,

I j.- A .

"v .

ï %; « -

-:ü •:

*•* i i» •-

O P S O M E R iJ X

3

•> IIET PLAATSEbUK BESTUUR I

Dc B urgem eester,

J.-A. OPSOMER.

Tliicli. drukkerij VAS WELDE' -CAULIN. uitgever t»o de W ellicht Boete.

Aanbestedingsaffiche d.d. 19.05.1873 t.g.v. de bouw van de gem eentelijke Veldschool in de Kapelhoek

124


Volgens de voorlopige plannen en begroting van bouwkosten en nieuw schoolmeubilair zou de nieuwe school 17617,66 fr. kosten, waarvan de gemeente geacht werd 1/3 te betalen. De openbare aanbesteding vond plaats op 03.06.1873 en 4 maanden later waren de werken - uiteraard opnieuw onder supervisie van Croquison - in die mate gevorderd dat schoollokaal en onderwijzerswoning reeds onder dak stonden. In januari 1874 was het gebouw af: het had precies 17600, 90 fr. gekost133. Wie de hele zaak met argusogen volgde, was Jan Bonte. Hij was begin 1869 gehuwd met Barbara Heytens (“Aarsele 29.09.1843 - 117.09.1919), wat vermoedelijk de oorzaak was dat zijn oudste zus Rosalie samen met haar man - ze was op 21.04.1864 getrouwd met Johannes Christiaens (“Meulebeke ca. 1828) - na bijna 20 jaar (1849-1869) de school in de Marialoopstraat had verlaten. Onze meester wist maar al te goed dat men in de gemeenteraad geen al te hoge pet meer ophad van zijn onder­ wijsprestaties de laatste jaren. Hij voelde dan ook nattigheid, wanneer enkele raadsleden bezwaar maakten hem in de nieuwe school aan te stellen. Het argument luidde dat Bonte als niet-gediplomeerde onder­ wijzer van een aangenomen school niet zomaar benoemd kon worden in een gemeenteschool. Dat men in 1852 gesmeekt had zijn studies in Torhout stop te zetten om zijn zus Rosalie bij te staan, was blijkbaar al lang vergeten... In een passioneel sollicitatieschrijven, d.d. 15.10.1873, weerde de getormen­ teerde onderwijzer zich als een duivel in een wijwatervat en wrong zich in allerlei bochten om de desastreuze toestand in de Bundersschool te verantwoorden: De bewooners der bunders waren zeer hebzuchtig; zij erkenden noch godsdienst noch vaderland; het zedenbederf was algemeen en de dieverij had er ingewortelde struiken die ook later het kwaad als vrucht gingen opleveren. Op al deze vakken de kinderen onderwezen, hebben zij in vele dingen hunnen ouders tot voorbeeld gestrekt, die, hoe­ wel het afwendende hoofd luisterende, toch nu en dan een verzoeningswoord in het oor lieten sluipen, die de ouders, even als de kinderen, op den regten weg der samenleving hebben geleid. Als een volleerd advocaat eindigde hij zijn apologie met een klassieke treurzang. Als echtgenoot, vader van 3 kinderen (Adolf °22.11.1869, Camiel °28.12.1870 en Rosalie °03.03.1872) en belast met de zorg voor 33

J.-A. OPSOMER, Gemeente Dentergem. Verslag op het bestuur en den toestand der gemeentezaken, 1888, p. 14; G.A.D., nr. 2.075.1.077, o.c., zittingen 10.10.1872 en

16.10.1873.

125


Eerste bladzijde van een drie pagina’s tellende sollicitatiebrief die Jan Bonte in oktober 1873 aan de gem eenteraadsleden schreef in de hoop als gem eentelijk onderw ijzer in de nieuw e Veldschool aangesteld te worden

126


zijn 84-jarige moeder, had hij het meer dan moeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen: Het 23-jarig bestaan der school heeft nooit in mijne noodwendigheden voorzien13*. Het spreekt dan ook voor zich dat een gemeentelijk njet de zaken er financieel zeker niet rooskleuriger op zouden maken. Bontés beklijvende smeekbede miste haar effect niet en op 10.01.1874 werd hij door de gemeenteraad officieel benoemd: Overwegende dat Jan Bonte, ofschoon niet gediplomeerd, algemeenelijk aanzien wordt de noodige vereisschten te bezitten om de nieuwe school met eer te bedienen... Begin 1874 nam meester Bonte zijn intrek in de gloednieuwe Veldschool: in den Winter eenzaam en verlaten als een halve missiepost en in den zomer prettig weggescholen tusschen de zwaar beladen fruitboomen'35... Aan zijn functie werd een heel bescheiden jaarwedde van 200 fr. gekoppeld, allicht te wijten aan het beperkte leerlingenaantal. Dit uiteraard gevoegd bij de gewone voordelen die een gemeentelijk onder­ wijzer van oudsher genoot, zoals een bijkomende vergoeding voor het onderwijs aan arme kinderen, gratis bedeling van schoolbehoeften, de schoolgelden van de welgestelde leerlingen en het kosteloos gebruik van schoollokaal en onderwijzerswoning1341536.

134

135 136

G.A.D., nr. 1.851.08, o.c. In verband m et zijn eerder krappe financiële situatie had Jan Bonte zeker niet overdreven, getuige de abonnem entsrol van 1860. Het abonnem ent (de 19d'-eeuw se gem eentebelasting) bedroeg voor dat jaar 6200 fr., te verdelen over 202 huisgezinnen, die blijkbaar genoeg verdienden om deze belasting te betalen. Broer en zussen Bonte, die toen een gewaarborgd onderw ijsinkom en genoten van 210 fr., w erden voor welgeteld 1 fr. aangeslagen en bekleedden hierm ee de 194’“ plaats. Ter vergelijking: de eerste twee betaalden 205 (grondbezitter Ivo Minne) en 160 (notaris Jozef-August Opsomer) fr. M eester Mervillie, die een grotere w edde opstreek en ook als landm eter w at bijverdiende, m ocht 52 fr. afdragen, w at hem de 44” plaats opleverde (R.A.K., G.A.D., nr. 26, Bekistingen: Kadaster, Patenten, Honden, Abonnementsrollen 1820-1860). A. VERSCHUERE, De zusters van Onze Lieve Vrouw van VII Weeën van Ruiselede (1688-1946), Ruiselede, 1946, p. 80. G.A.D., nr. 2.075.1.077, o.c., zittingen 16.10.1873 en 10.01.1874.

127


III.DE SCHOOL IS ‘T WORSTELPERK: DE SCHOOLSTRIJD 1879-1884

1. De wet Van Humbeeck of de tweede organieke wet op het lager onderwijs137 a. De “loi de malheur” De parlementsverkiezingen van 11.06.1878 beloofden een bitsige strijd te worden tussen de regerende katholieke partij en de liberalen. De spanning tussen beide politieke formaties was al sinds de verkiezingen van 1870 te snijden en de clerus had dan ook absoluut geen goed oog in de uitslag van juni 1878. Zo richtte Jean-Joseph Faict, bisschop van Brugge (1864-1894), reeds op 27.04.1878 een rondschrijven aan alle dekens dat ze de katholieke kandidaten in de parochies van hun dekenij warm moesten aanbevelen. Dit betekende dat de pastoors in hun preken de gelovigen onder gewetensdwang aanzetten hun stem uitsluitend “aan goede kandidaten” te geven. Het mocht niet baten. De katholieke partij behaalde weliswaar het grootste deel van de stemmen (44.000 tegen 41.000), maar de liberalen bekwamen toch der meerderheid der zetels: 71 in de Kamer van Volksvertegenwoordigers en 36 in de Senaat (tegenover resp. 61 en 30 voor de katholieken). Door deze verkiezingen werd er een punt gezet achter 8 jaar katholiek bewind o.l.v. Jules d’Anethan (1870-1871) en Jules Malou (1871-1878). Hoofd van de regering werd de gewezen eerste minister (1868-1870), minister van Financiën (1848-1852 en 1857-1870) en van Openbare Werken (1847-1852 en 1858-1859) Walthère FrèreOrban. De nieuwe bewindsploeg bestond nu uit 7 vooral radicale of pro­ gressieve liberalen, waaronder Gustaaf Rolin-Jacquemyns (Binnenlandse Zaken), Jules Bara (Justitie) en Pierre Van Humbeeck (Openbaar Onderwijs). De militante antiklerikaal en vrijmetselaar Van Humbeeck kreeg zelfs de portefeuille van een totaal nieuw ministerie. Wat te verwachten was, gebeurde. Op 01.07.1879 ondertekende koning Léopold II een wet die in een woelige sfeer en met een nipte parlementaire meerderheid op 6 juni in de Kamer (67/60) en op 18 juni in de Senaat (33/32) was goedgekeurd. Het betrof een op 21.01.1879 door Van Humbeeck ingediend wetsontwerp, onder de titel “Révision de la loi du 137

Heel w at gegevens in dit hoofdstuk kom en uit: M. DELMOTTE, Om de ziel van het kind..., o.c., 18^ jaarboek, 1990, p. 407 e.v. en 19* jaarboek, 1991, p. 373 e.v. Ook - zij het in m indere m ate - h aald en we enkele w etensw aardigheden uit: J.-M. LERMYTHE, Tien jaar Belgische politiek beoordeeld door “De Mandelgalm” van Fideel Vion. 1877-1887 in Rollariensia VII, 1975, p. 101-106.

128


23 septembre 1842 sur l’instruction primaire”, of m.a.w. een radicale herziening - volgens sommigen eliminatie - van de wet Nothomb. Aan de basis van deze nieuwe wet lag de idee dat Kerk en Staat radicaal van elkaar gescheiden moesten zijn. Dit hield o.a. in dat geen enkele gods­ dienst, ook niet de katholieke, nog door de Staat gepropageerd mocht worden. Op onderwijsgebied betekende dit: Het godsdienstonderwijs wordt over­ gelaten aan de zorgen der huisgezinnen en de bedienaars der verschillende erediensten. In de school wordt een lokaal ter beschikking der bedienaars der erediensten gesteld om er, hetzij vóór, hetzij na den schooltijd, het godsdienstonderwijs aan de schoolgaande kinderen hunner belijdenis te geven. Godsdienst was dus een facultatief vak geworden! En het bleef niet bij dit beruchte artikel 4. Alle gemeenten werden ver­ plicht minstens 1 officiële lagere school in te richten, waarin dit neutraal lekenonderwijs - inbegrepen zedenleer als verplicht vak - gegeven kon worden. Aangenomen scholen werden afgeschaft en vrije scholen mochten niet meer gesubsidieerd worden. De onderwijzers in de gemeentescholen moesten gevormd zijn in rijksnormaalscholen. De minister van Openbaar Onderwijs kon zelf een onderwijzer benoemen, wanneer een vacante betrekking na 40 dagen nog niet was ingenomen.... Er werden door de wet Van Humbeeck ook tal van pedagogische ver­ beteringen doorgedrukt. Vakken als aardrijkskunde, geschiedenis van België, begrippen van tekenen, de kennis van meetkundige vormen, de eerste begrippen van de natuurlijke wetenschappen, turnen, zang en naaldwerk voor de meisjes werden ingevoerd of wonnen aan belang. Er kwamen meer hoofd- en kantonnale inspecteurs en er werden schoolcomités opgericht (zie verder). b. De clerus in het verweer Voor het Belgisch episcopaat wogen deze leerrijke initiatieven totaal niet op tegen de godsdienstbeknotting en koos men direct en resoluut voor de tegenaanval. Al op 07.07.1878, nauwelijks een maand na de verkiezingen, verscheen er een eerste waarschuwende episcopale brief. Ongeveer 3 weken na het indienen van het wetsontwerp, op 14.02.1879, volgde een tweede, die heel pathetisch eindigde: Vereenigd met de gebeden van de doorluchtige en onbevlekte Maagd Maria, Moeder Gods en hulp der engelbewaarders der kinderen onzes vaderlands, roepen wij U toe met eene godvruchtige koningin der H. Schrift: “Heer; spaar Uw volk! Spaar de zielen, die U dierbaar zijn; spaar België, dat U bemint en 129


ZE ZULLEN ONZE KINDEREN NIET HEBBE van n e^ /v la a m sc h en

R

e f r e in

L

eeuw

f !

^

.

Zij zullen haar niet hebben De schoone ziel van ’t kind, Zoolang men nog in Vlaand’ren Een’ cnk’len vlaming vind t !

1. Zij zullen haar niet hebben l)c schoone ziel van ’t kind, Ondanks de helsche lislen Van ’l geusche schrikbewind ; Zoolang Gods lieve zonne Op Ylaandrcn nederblinkt, Zoolang er in ons gordel Een kop’rcn penning klin k t De hel is uit gebroken : I)c school is ’l worstelperk ; Z ij w il de ziel der kleinen, Ontrukken aan Gods kerk ! W ij katholieke vlamen W ij dulden nooit dien roof, W ij zijn nog ’t kroost der holden Die slierten voor ’l geloof. Laat ’ l geusgebroed maar komen, W ij slaan ten strijd, gegord ! W ij willen niet dat Vlaandren Een nest van roovers w ord' W ij w illen dal ons kind ren Getrouw aan Kerk en God Geen nagels van ons doodkist Geen aas zijn van ’t schavot. A.

W ij w illen 'I leven derven Maar slaan ’ t geloof niet af, W ij roepen nog bij ’t sterven En op den boord van ’ i graf : Ons kind’ ren in geen scholen Waar ’ t kruis niet meer en b lin k t ! Ons kind ren in geen moordkuil, Waar Gods woord nooit en klin kt !

J ,

1/ ٠a U c  ,

Aan de katholieke noden van die tijd aangepaste "Den V laam schen L eeuw ”, strijdlied tegen het officieel lager onderw ijs tijdens de schoolstrijd

130


het Geloof zijner vaderen ongeschonden wil bewaren”. Onze vader, Wees gegroet. Van de scholen zonder God en de meesters zonder geloof, verlos ons Heer. Deze laatste zin werd tot 1884 in alle parochies, elke zondag vanop de kansel, als gebed voorgelezen. Nog voor het wetsontwerp kracht van wet had, verscheen er een derde herderlijk brief, die voor het eerst opriep tot actie. Op 27.05.1879 vond het episcopaat dat bidden niet langer voldoende was en er gehandeld moest worden. Elke pastoor kreeg de opdracht in zijn parochie een vrije katholieke jongens- en meisjesschool uit de grond te stampen, als tegengewicht tegen de verketterde “blauwe geuzenscholen”. Monseigneur Faict verwoordde het enkele dagen later, in zijn bisschoppelijke instructies van 2 juni, pezig: Omnis parochus habeat suam scholam. In dezelfde geest verschenen op 01.09.1879 richtlijnen waarbij de katholieke ouders verboden werd hun kinderen naar de officiële gemeentescholen te sturen op straf van weigering der sacramenten en de onderwijzers aangemaand werden dergelijke goddeloze scholen te verlaten. Al in februari 1879 circuleerden er vlugschriften waarbij de melodie van de door Hippoliet Van Peene en Karei Myry getoondichte “De Vlaamse Leeuw” van een geactualiseerde tekst werd voorzien. Het werd een strijdlied van vier strofen met het gekende refrein: Zij zullen haar niet hebben De schoone ziel van ’t kind Zoolang men nog in Vlaand’ren Een’ enk’len vlaming vindt! Het resultaat van deze georchestreerde hetze tegen de “loi de malheur” (dixit Jules Malou) was dat de gemeentescholen massaal ontvolkten en er overal vrije katholieke scholen werden opgericht. In heel het land kwamen er in het eerste schoolstrijdjaar 2064 vrije scholen bij de 1353 bestaande en steeg het aantal geleidelijk tot 3885 in 1884138. In 1880 bezaten al 1850 gemeenten vrije lagere scholen met 580.380 kinderen tegen 333.501 in de gemeentescholen139. In het van oudsher sterk rooms-katholieke West-Vlaanderen verlieten ongeveer de helft van de vrouwelijke en meer dan een kwart van de mannelijke onderwijzers het officieel onderwijs. In het arrondissement Tielt vond de episcopale noodkreet het meest gehoor. Op 15.12.1880 bezochten er, aldus een berekening van het katholiek provinciaal schoolcomité, 8753 leerlingen op een totaal van 138 139

J.-M. LERMYTHE, Westrozebeke, witte m a f tijdens de schoolstrijd in Biekorf, 82s,ejg, 1982, p. 120. M. D1ERICKX, Geschiedenis van België en van onze eigen tijd, Antwerpen, 1969, p. 173.

131


9128 (95,98%) het katholiek onderwijs. In de bewaarscholen was de verhouding nog frappanter: 2127 kleuters in de vrije scholen tegenover 51 in de officiële (97,65%). Hiermee was deze regio koploper voor heel België, op de voet gevolgd door het arrondissement Roeselare met 94,58 %140. Met deze voor zich sprekende cijfers hoeft het geen betoog dat de Gazette van Thielt haar leedvermaak niet spaarde en brandhout maakte van Van Humbeeck en zijn “geuzenkliek”. Pieter Van Humbeeck, bij­ genaamd. Pier-de-putmaker, minister van het geuzen-onderwijs, is na te Blanckenberge. Of M. Van Humbeeck zijne spa mee heeft, om in het duinzand den put voor ’t catholicisme te beginnen maken, wij weten ’t niet. Als er van onze vrienden in ’t korte naar Blanckenberge gaan, zij moesten ons dat eens weten te zeggen (23.08.1879). Uitvallen, razen, tieren of janken, dat doen de geuzen nu, in zake van scholen, want zij krijgen noch onderwijzers noch kinderen (22.10.1879). Maandag gingen de leerlingen onzer vergeusde meisjesschool op wandeling. En zegt dat er daar eene reke kinderen was! Eene reke, eene reke... Zie, ‘k telde wel zestien meisjes, de meesteressen mee! En daarenboven twee kleine boontjes, die in een handvoituurke gesteken wierden. Wat gaan wij nog al zien! (11.08.1880). c. Schoolkantons en schoolcomités Met de bedoeling het onderwijspeil te verbeteren, werden bij K.B. van 09.08.1879 de schoolkantons in West-Vlaanderen herschikt. Waar er vroeger 1 hoofd- en 6 kantonnale inspecteurs waren, kwamen er nu 2 hoofdinspectiegebieden (Brugge en Kortrijk) en 8 kantons. Dentergem maakte deel uit van het kanton Tielt, dat samen met de kantons Brugge, Diksmuide en Oostende ressorteerde onder het inspectiegebied Brugge141. Hoofdinspecteur voor deze 4 kantons werd Aldemar Camiel Vander Cruyssen, niet onbekend in onze regio, aangezien hij tussen 1869 en 1879 kantonnaal opzichter was te Tielt. Bij deze promotie tot hoofdinspecteur werd Vander Cruyssen als inspecteur voor het kanton Tielt opgevolgd door Auguste Vernieuwe, die zijn ambt erg au sérieux nam en de bijscholing van zijn onderwijzers sterk wist te waarderen.

110 141

G.V.T., 02.02.1881, 32stejg., nr. 10. Tot het schoolkanton Tielt behoorden Aarsele, Ardooie, Dentergem, Egem, Kanegem, Koolskamp, Markegem, Meulebeke, Oostrozebeke, Oeselgem, Ooigem, Pittem, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Sint-Eloois-Vijve, Tielt, W akken, W ielsbeke, W ingene en Zwevezele.

132


Bij K.B. van 21 en 30 oktober 1879 werden er ook schoolcomités opge­ richt, die de taak hadden propaganda te maken voor het officiële onder­ wijs. Hun invloed was niet onaanzienlijk: ze konden wenken geven aan gemeentebestuur en schoolinspectie i.v.m. o.a. benoeming of afzetting van leerkrachten, ze evalueerden schoolgebouwen en -meubilair, ze mochten een register aanleggen waarin alle namen van de kinderen tussen de 6 en de 14 jaar genoteerd werden... Het schoolkanton Tielt werd in 7 comités opgesplitst, waarvan het vijfde bestond uit de gemeenten Aarsele en Dentergem'42. Het was de bedoeling dat elk comité uit 7 leden zou bestaan, maar dat liep niet van een leien dakje... Veel aangezochte kandidaten weigerden onder druk van de clerus zo’n functie te aanvaarden of vreesden hetzij volledig geïsoleerd te raken, hetzij - wat betreft de zelfstandigen commercieel verlies te leiden. Wie zich geroepen voelde, moest een sterke persoonlijkheid en een overtuigd liberaal zijn, wetende dat hem voortaan de absolutie in de biecht geweigerd en zijn reputatie in de klerikale pers door de modder werd gesleurd. Een eerste poging om dergelijke comités te vormen was dan ook absoluut geen succes: voor 20 van de 79 West-Vlaamse comiteiten werd zelfs geen enkel lid gevonden! De episcopale oproep om in elke parochie een vrije katholieke school op te richten, werd daarentegen massaal opgevolgd. In de zomer van 1879 veranderde het Vlaamse landschap in één grote bouwwerf. Overal rezen vrije scholen als paddenstoelen uit de grond, hetzij als luxueuze nieuwbouw (bv. Wielsbeke en Desselgem), hetzij als al dan niet ver­ bouwde privéwoonst of parochiaal gebouw (bv. Dentergem, Meulebeke en Vichte). Niet overal kon men rekenen op een gul mecenaat zoals te Wielsbeke en te Oostrozebeke en betekende het oprichten van school­ gebouwen en -huizen, de aankoop van meubilair en het onderhoud van de lokalen een zware hypotheek voor de katholieke gemeenschap. Om nog niet te spreken over de lonen van de onderwijzers, waarvan uiteraard geen centiem door de overheid betaald werd. Vooral om aan deze financiële perikelen tegemoet te komen, kwamen katholieke schoolcomités tot stand, met aan het hoofd het diocesane comité o.l.v. de in 1878 afgezette gouverneur van West-Vlaanderen Léon Ruzette (1877-1878 en 1884-1901). Onder het diocesane comité142 142

De andere schoolcom ités voor het kanton Tielt waren: 1. Tielt en Kanegem; 2. Schuiferskapelle, Ruiselede en W ingene; 3. Zwevezele, Egem, Koolskamp en Pittem; 4. Ardooie en M eulebeke; 6. M arkegem, Oeselgem, Wakken en Sint-Baafs-Vijve; 7. Sint-Eloois-Vijve, W ielsbeke, Ooigem en Oostrozebeke.

133


stonden de decanale143 en daaronder de parochiale, met de pastoor als spilfiguur. De leden van de parochiale comités varieerden van 5 tot 9 en waren nogal vaak landbouwers en leden van de kerkfabriek. Dit in tegenstelling tot de officiële schoolcomités, die vooral rekruteerden onder industriëlen en staatsambtenaren. Het diocesane comité stond o.a. ook in voor de vergoeding van de diocesane inspecteurs, benoemd op 23.10.1879. De algemene school­ opziener voor het bisdom Brugge was Theodoor Hendrik Luyssen, bij­ gestaan door 29 geestelijke en 4 lekeninspecteurs. De religieuze con­ troleurs onderzochten het gedrag van het onderwijzend personeel en hielden toezicht op het godsdienstonderwijs. De Dentergemse vrije scholen vielen onder de supervisie van Augustyn Busschaert, principaal van het Sint-Jozefscollege van Tielt (1879-1886), nadien pastoor te Wakken (1886-1888)144. De lekeninspecteurs surveilleerden het literaire en wetenschappelijke onderwijs. Voor onze regio was dat de gewezen burgemeester van Deerlijk (1860-1866) Aloïs Renier. Hij moest eenmaal per jaar de vrije scholen binnen de dekenij Avelgem, Kortrijk en Tielt inspecteren. 2. De meisjesschool: met soeur Julienne in de boerenschuur a. Geen goddeloos onderwijs voor de zusterkes De ongelukswet beroerde niet alleen de clerus en de gelovige volkszielen, ook de lokale politieke notabelen gaven blijk van hun ongenoegen. Op 05.03.1879 klom de Dentergemse gemeentesecretaris Louis-Aimé Opsomer (1861-1891)145in de pen om, in naam van de gemeenteraad, de kamerleden en de senatoren alsnog te overtuigen het ontwerp niet goed te keuren: Dit ontwerp maakt inbreuk op het gemeentelijk gezag en kwetst grootendeels de godsdienstige gevoelens der katholieke ouders... T is bijgevolg in name... der bewaring van de gemeentelijke vrijheden 143

144

145

Het decanale comité Tielt werd op 30.08.1879 sam engesteld. Voorzitter was pastoordeken Denijs, ondervoorzitter volksvertegenw oordiger Mulle de Terschueren en als gewone leden: baron de Bethune (gem eenteraadslid Oostrozebeke), baron Maurice Vander Bruggen (gem eenteraadslid W ingene) en Joost de Ter Beerst-de-Bie (Pittem). Voorwaar geen rapaille... Augustyn Bussschaert was bevoegd voor de zuidelijke helft van de dekenij Tielt. Naast Dentergem bezocht hij nog Ingelm unster, Markegem, M arialoop, M eulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Sint-Baafs-Vijve, Wakken en Wielsbeke. Louis-Aimé Opsom er (“ 19.01.1824 - 124.03.1891) was het zesde en jongste kind uit het gezin van Jacob-Xavier en Jozefa Benedicta Verougstraete. Hij volgde in 1861 zijn broer Jozef-August als gemeentesecretaris op, toen deze gepromoveerd was tot burge­ meester. Beiden haalden Dentergem, na de donkere jaren 1840, uit haar eeuw enoude isolem ent. “Lodewijk-Am aat” overleed 5 m aanden voor zijn beroem de broer.

134


door het nieuwe ontwerp bedreigd dat de gemeenteraad van Denterghem zich meent te moeten verzetten tegen de schikkingen van dit ontwerp en de behouding vraagt der wet van 1842, welk nooit geene reden gegeven heeft tot de minste klachten. Alle raadsleden plaatsten hun handtekening, op Hendrik Vanseveren146 na die zich onthield, meenende dat hij, met te teekenen, zou moeten vreezen in zijne bediening van Rijksveearts nadeel te kunnen gedaan worden. ■\Tede gestorven. t

TER ;

DJ E R B A R E e n Z A L IQ E G E D A C H T E N IS j

VAN

Eerweerde Zuster MARIA - JUUANA ( in d e w e r e l d U R S U L A V A N D E R S T A E T E )

geboren te Thielt den 24 November 1845, in het klooster van O. L. Vr. der V il Weeën te Ruysselede getreden den 20 September 1864 gekleed den '30 October 1864geprofest den 2 9 M e i 1666 overleden in ’t klooster van O. L. Vr. der VII Weeën te Denterghem den 6 Februari 1929. G e d u re n d e z e s tig ja r e u h e e ft Z u s te r J u iia u a al h a re k r a c h t e n e n k e n n i s s e n te n b e s t e g e g e v e n v o o r l i e t o n ­ d e rw ijs e n d e o p v o e d in g d e r je u g d v a n D ENTERGHEM ; g o e d e e n c h r i s t e n e d o c h t e r s g e v o r m d d ie n u v o o rb e e ld ig e h u is m o e d e rs z ijn . H a a r g e w e z e n le e r lin ­ g e n w e t e n t i a a r te p r i j z e n , z ij w a s v a n h e n g e v r e e s d m a a r to c h b e m i n d ; h a a r g e d a c h t e n i s z a l b ij h e n in z e g e n b e w a a r d b lij v e n . D ie e r v e le n z u l l e n o n d e r w e z e n h e b b e n in d e n w e g d e r g e r e c h t i g h e i d z u l l e n g l i n s t e r e n g e lijk s t e r r e n in a lle e e u w ig h e id . J a r e n l a n g h e e f t z ij G o d e s l o f z a n g e n î e e r e n b e z i n ­ g e n e n v o l g a a r n e l e e r d e z i j a a n d e C o u g r e g a n i s t e n lie ­ d e r e n a a n t e r e e r e v a n h a r e e n h u n h e n ie ls c li e M o e d e r . Z ij w i s t o o k d e p r o c e s s i o n o p te l u i s t e r e n e n te v e r ­ f r a a i e n e n e r a l d e n l u i s t e r a a n te g e v e n w e e r d i g v a n H e m d i e a l l e e e r e n l o f w e e r d i g Is . Mijn welbeminde leerlingen m o g e I k m ij in d e n H e m e l v e r b l i j d e n m e t d a a r t e w e t e n d a t g ij g e t r o u w b l i j f t a a n d e g o d v r u c h t i g e o e f e n i n g e n t o t d e w e l k e ik u z o o d i k w i j l s h e b a a n g e w a k k e r d : j e g e n s j e z u s ’b i t t e r lijd e n , z ijn h o o g w e e rd ig S a c r a m e n t, z ijn a a n b id d e lijk H e r t e n je g e n s O . L . V r. v a n d e n H . R o z e n k r a n s . Beminde Medezusters, b e w e r k t n u a l l i e t g o e d d a t u w h a n d v e r r i c h t e n k a n , g ij w e e t i m m e r s n i e t w a n ­ n e e r g ij s t e r v e n z u l t , n o c h w a t e r u n a d e d o o d te v e r w a c h t e n s t a a t ! T e r w i j l g ij t i j d h e b t v e r g a d e r t U o n v e rg a n k e lijk e rijk d o m m e n .

Z‘l h e e f t

Zoete Herten van Jezus en Maria, toevlucht.

w

eest mijne

D e n t e r g h e m , d r u k . C . M in n e - B e e ls .

Soeur Julienne, het alom geprezen schoolhoofd, die de episcopale oproep volgde en sam en met haar m edezusters de school in de Statiestraat verliet

Dit schrijven bracht de heren parlementairen niet direct uit hun even­ wicht. De zusters Julienne, Dorothea en Louisa zagen het absoluut niet zitten in hun school God te verloochenen door neutraal onderwijs te geven en - gevolg gevend aan de oproep van monseigneur Faict - dienden ze hun ontslag in voorgevende dat het haar niet toegelaten is, onder het beheer der nieuwe schoolwet van 1 juli 1879 die bedieningen voorts uit te oefenen. De raad aanvaardde dit ontslag op 24.09.1879, een week voor het begin van het schooljaar waarin de nieuwe reglementering van kracht werd, zijn spijt uitdrukkende dat zoodanig beslissingen zich moeten voordoen en de onderwijzeressen hartelijk dank zeggende voor al 146

Hendrik Vanseveren (° 11.11.1846 - tl3.08.1881] was, net als zijn vader David, vee­ arts en gem eenteraadslid (1879-1881) te Dentergem.

135


het goede dat zij in den loop van haar onderwijs-geven, aan de gemeente gedaan hebben. Dentergem bezat in juli 1879, van de ene dag op de andere, maar liefst 3 goddeloze gemeentescholen: de jongensschool in de Dreve, de meisjes­ school in de Statiestraat en de gemengde school op ’t Veld. Van de 21 gemeenten die het schoolkanton Tielt uitmaakten, zaten enkel Tielt en Meulebeke in dezelfde situatie. De gemeenteraad vond dit toch iets van het goede teveel en vroeg de regering op diezelfde 24ste september de meisjesschool te mogen opheffen en de gebouwen ter beschikking te stellen van het nieuwe rustoord. De jongensschool kon zonder noemens­ waardige problemen opengesteld worden voor meisjes en de gemeente zou niet langer gebukt gaan onder de zware financiële lasten die deze 3 scholen met zich meebrachten: Eene schoolbegroting van 8093 frank voor eene bevolking van beneden de 2500 inwooners! Daarenboven had Dentergem met ‘t Veld dan nog een gemeenteschool “op overschot”. Het schepencollege, iets realistischer van aanpak, smeekte op 04.10.1879 de liberale overheid om - indien de schoolgebouwen hun bestemming niet mochten wijzigen - toch geen nieuwe onderwijzeres(sen) te sturen. De kans was immers niet denkbeeldig dat er geen enkele leerling zou komen opdagen147. Tevergeefs, begin januari 1880 stond Julie-Octavie Bubbe (°Ardooie 05.06.1880) in de Statiestraat in de grote en mooie, maar nagenoeg lege meisjesschool148. In het bisschoppelijk archief te Brugge lezen we dat de zusters met bijna alle meisjes de school hadden verlaten149, terwijl zowel Lescouhier150als de Gazette van Thielt151 melden dat juffrouw Bubbe geen enkele leerlinge op de schoolbanken heeft gezien. b. Het liberale sezin Minne-Destella In Dentergem was er een gezin dat als uitgesproken liberaal bekend stond: het echtpaar Eugeen Minne-Destella. Eugeen (°03.08.1832 t04.07.1920), enige zoon van de reeds besproken notaris en politiek woelwater Frederik Minne, was als 19-jarige op 25.01.1852 gehuwd met 147 148

149 180 151

G.A.D., nr. 2.075.1.077, o.c., zittingen 05.03.1879 en 24.09.1879 ; R.A.K., G.A.D., nr. 2, o.c., zitting 04.10.1879. G.A.D., nr. 2.073.521.8, o.c. Julie-Octavie Bubbe (fa T heodoor x A nna Theresia Engelman) huw de op 06.11.1880 te Dentergem m et Henri Devriese (fs Frederik x Regina Vandeputte), een 35-jarige gem eentesecretaris uit Koolskamp. B.A.B., B 365bis. D. LESCOUHIER, Geschiedenis van het kerkelijk en godsdienstig leven in W.Vlaanderen, dl. III, Brugge, 1927, p. 399.

G.V.T., 17.09.1881, 32Mjg„ nr. 75.

136


de 17-jarige Julia Destella (°23.09.1834 - t24.05.1898), dochter van wij­ len dokter Robert Destella. Het paar vestigde zich vermoedelijk in 1869 in de statige herenwoonst die Eugeens grootvader, baljuw PieterBernardus, in 1763 had laten optrekken152. Het gezin Minne-Destella bezat tal van eigendommen153 en leefde rij­ kelijk van de opbrengst ervan. Net als zijn vader was Eugeen Minne politiek erg geïnteresseerd, maar had het niet begrepen op burgemeester Jozef-August Opsomer, als jonge notaris indertijd een professioneel concurrent van zijn vader. Tijdens de gemeentelijke deelverkiezingen van 30.10.1866 had hij een kamikazeaanval uitgevoerd op de stellingen van de immens populaire burgemeester en dat was hem slecht bekomen: hij kreeg welgeteld 2 stemmen154! Enkele jaren na de schoolstrijd, op 16.10.1887 ging hij met een éénmanslijst opnieuw in de aanval tegen Opsomer en nu was het wel raak. Hij haalde 53 stemmen en wist hier­ mee zijn schoonbroer, partijgenoot en vriend van de burgemeester, schepen Isidoor Destella155, uit de gemeenteraad te manoeuvreren156. Een prestatie die ongetwijfeld de nodige opschudding verwekt moet hebben. Volgens kwatongen zou de eigengereide Minne toen zijn kiesgerechtigde pachters zwaar onder druk hebben gezet... Bij ministerieel besluit van 03.04.1880 werden de leden van de officiële schoolcomités benoemd. Zoals gemeld, vormden Aarsele en Dentergem het vijfde van de zeven comités van het schoolkanton Tielt. Het wekt dan ook absoluut geen verwondering dat Eugeen Minne er, als enige Dentergemnaar, deel van uitmaakte. Hij werd geassisteerd door brouwer Frans Debeil (“Aarsele ca. 1834) en voddenhandelaar August-Frans Declercq (“ca. 1842), beiden uit Aarsele157. Volgens inspecteur Auguste

152

153 154 155

156

's:

De gewezen baljuw sw oonst is ongetwijfeld het oudste stenen huis van Dentergem, nu Baljuwstraat 7 en 8 en bew oond door Dirk Vandaele - M arleen Delmotte en Kevin Vanluchene. Pieter-Bernardus M inne (fs Jozef-Eduard x Joanna Maria Galle) was b al­ juw van 1783 tot 1795 en ervoor ongeveer 18 jaar ontvanger van de parochie (ca. 1765-1783). Volgens de overlevering hadden zij 99 kaven die rookten. E. BEKAERT, Gemeenteraadsleden..., o.c., p. 58. Isidoor Destella (°02.03.1826) was het 3d' van de 7 kinderen (van wie Julia de jongste was) van heelmeester Robert en Eugenie Debaere. Hij was olieslager in de Statiestraat, gem eenteraadslid (1853-1861) en schepen (1861-1888). Eind 1888 of begin 1889 verhuisde hij naar Gent. M isschien heeft de verkiezingsnederlaag en de allicht niet zo hechte relatie m et zijn schoonbroer er iets mee te m aken...

G.V.T., 19.10.1887, 38s,‘jg., nr. 83. G.V.T., 07.04.1880, 3V‘ jg„ nr. 28.

137


138 Het riante herenhuis van Eugeen M inne en Julia Destella in de B aljuw straat anno 1913


Vernieuwe behoorde het comiteit Aarsele-Dentergem tot de betere van het kanton158. Het ligt dan ook voor de hand dat het echtpaar Minne-Destella hun dochters Alida (°28.05.1869), Zelima (° 19.09.1872) en misschien Antoinette (°13.03.1876), 3 van de 13 kinderen die Julia tussen 1855 en 1876 ter wereld bracht, naar de gemeenteschool stuurde. Wanneer we de gemeenterekeningen onder de loep nemen, constateren we dat mevrouw Bubbe zowel in 1880 als in 1881 1375 fr. opstreek. De gemeente was verplicht haar het minimumloon van 1200 fr. (vaste wedde 845 fr., kosteloos onderwijs 280 fr., verwarming 50 fr., schoolbehoeften 25 fr.) uit te betalen, ongeacht het aantal leerlingen. Daar kwam nog 100 fr. bij als vergoeding voor het geven van godsdienstlessen en 75 fr. aan schoolgeld, allicht van de zusjes Minne159... Hoelang de meisjes uit de Baljuwstraat moederziel alleen in de veel te grote school rondgelopen hebben, is ons niet duidelijk. Alleszins niet langer dan tot 15.04.1882, want dan werd Julie-Octavie Bubbe overge­ plaatst naar Zwevezele160. Dit ongetwijfeld tot vreugde van de lokale bevolking en tot opluchting van de gemeenteontvanger. Een nieuwe officiële onderwijzeres zal Dentergem bespaard blijven... c. Het parochiaal schoolcomité in actie Aangezien het in de lijn der verwachtingen lag dat weinig of geen meis­ jes het officieel onderwijs zouden volgen en de kinderen toch op één of andere manier les moesten krijgen, werd er in Dentergem al op 27.08.1879 - een maand voor het collectieve ontslag van de kloosterzusters - een parochiaal schoolcomité opgericht161. Voorzitter werd pastoor Norbert Scherpereel, geassisteerd door zijn onderpastoor Eduard Dillies, JozefAugust Opsomer (burgemeester-notaris), David Vanseveren (veearts­ voorzitter kerkfabriek)162, Ivo Vandevoorde (dokter)163 en Camiel Minne (gemeenteraadslid). Op 29.06.1881 diende burgemeester Opsomer zijn ontslag in als bestuurslid van het schoolcomité: Verschillige bestuurlijke omstandig­ heden, in welke ik myne onafhankelijkheid noodig heb, laten my niet toe nog deel te maken van het vry schoolkomiteit. Hij werd op vraag van 156 159 160 161 162

M. DELMOTTE, Om de ziel van het kind..., o.c., 18de jaarboek, 1990, p. 455. G.A.D., nr. 2.073.521.8, o.c. G.A.D., nr. 1.851.073.52, o.c. B.A.B., B 363 en B 365bis. David Vanseveren (°Tielt 1810 - 1 10.05.1885) w as waarschijnlijk de eerste dierenarts

139


Schrijven van pastoor Scherpereel aan bisschop Faict w aarin hij het ontslag m eldt van burgem eester Opsom er als lid van het parochiaal schoolcom itĂŠ

140


pastoor Scherpereel en met goedkeuring van bisschop Faict, opgevolgd door zijn schoonzoon Adolf De Visscher*164. Opsomer was niet alleen burgemeester, maar vanaf 1786 ook ondervoorzitter van de WestVlaamse provincieraad. Hij kwam dus vaak in contact met Théodore Heyvaert, de liberale provinciegouverneur (1878-1884) die in augustus 1878 de afgezette katholiek Leon Ruzette had opgevolgd. Vanuit dit oog­ punt is Opsomers ontslag vrij begrijpelijk. Het parochiaal comité kon direct aan de slag, want bij de start van het schooljaar 1879-1880 waren de zusters met maar liefst 180 kinderen (telling 04.11.1879) uitgeweken naar de congregatiezaal achter de kerk, die als school moest worden ingericht165. Dit gebouw was opgetrokken voor de 2 sedert enkele decennia bestaande congregaties: eene van jong­ mens en eene van jonge dochters, waerby er eene Bibliotheek van Goede Boeken sedert het jaer 1853 is gevoegd166. Pastoor Scherpereel wist broer en zus Ivo en Sophie Minne - ongehuwde oom en tante van Eugeen! te overtuigen vlakbij hun woonst167een stuk grond af te staan om er een kongregatie-gebouw op te trekken. Er werd een collecte gehouden onder de congreganisten en bij alle welhebbende en goedgeefsche lieden van Denterghem. Ivo Minne paste het tekort uit eigen zak bij en op 22.05.1866 werd het nieuwe lokaal plechtig ingewijd door monseigneur Antoine Wemaer, vicaris-generaal van het bisdom Brugge168. Op 23.11.2002 werd het gebouw vernield door een uitslaande brand. Het congregatielokaal was echter maar een tijdelijke oplossing. In 1880 stelde burgemeester Opsomer een hofstedeke ter beschikking dat, na enige verbouwingswerken, vanaf het schooljaar 1880-1881 als alternatieve

m

164

165

167

in Dentergem. Hij was gem eenteraadslid (1851-1879), secretaris (1844-1865) en voor­ zitter (1865-1885) van de kerkfabriek. Ivo Vandevoorde (“Vinkt 18.04.1821 - t21.07.1899) was als genees-, heel- en vroed­ kundige gediplomeerd te Gent op 12.05.1852. Vijf dagen later was hij al in Dentergem en zal er tot ieders tevredenheid blijven tot zijn overlijden. Hij was voorzitter van de kerkfabriek (1886-1899) en gem eenteraadslid (1882-1896). B.A.B., F 74. Adolf De Visscher (“Oostakker 04.02.1854 - t03.11.1920) volgde zijn schoonvader op als burgem eester (1891-1896), m aar beschikte bijlange niet over diens charism a. In 1896 werd hij, tot zijn imm ense ontgoocheling, zelfs niet herkozen. Pas in 1908 kw am hij w eer in de raad en in 1912 prom oveerde hij to t schepen. M. DELMOTTE, Om de ziel van het kind..., o.c., 19* jaarboek, 1991, p. 408. Net voor de ongeluksw et telde de m eisjesschool 125 leerlingen... N. SCHERPEREEL, Geschiedkundige schets..., o.c. p. 181. Ivo (°1790 - t0 6 .1 0 .1865) en Sophie (°31.07.1777 - +13.12.1868) w oonden toen in het baljuw shuis. Beiden overleden kort nadien en de woning kwam in handen van hun m inder devote neef Eugeen en diens vrouw Julia Destella.

G.V.T., 26.05.1866, 17de jg„ nr. 42

141


Plan (anno 1865) en foto (anno 1992) van de congregatiezaal achter de kerk w aarin eerst de m eisjes en vanaf oktober 1880 de jongens van h et vrij onderw ijs een onderkom en vonden

142


meisjesschool zou blijven fungeren tot 1884169. Dit “schoolboerderijtje” bevond zich noordwestelijk palend aan de officiële meisjesschool, vlak­ bij het straatje leidend naar het bekende “Lammersbrugske”. Van deze hoeve, nu eigendom van de zustercongregatie en behorend bij het woonen zorgcentrum “Mariaburcht”, blijft nog een kleine schuur over170. Op 23.10.1879 en 23.12.1879 droeg monseigneur Faict pastoor Scherpereel op dat hij, als voorzitter van het vrije schoolcomité, een inschrijvingslijst moest opmaken, waarbij de meest gegoede Dentergemnaren financieel hun steentje konden bijdragen. Er moesten ook geldinzamelaars (collectores) aangeduid worden, die wekelijks per wijk 5, 10 of 20 centiemen per gezin zouden ophalen en dit zelfs bij de werklieden en de arme klasse. In de herbergen zouden collectebussen komen en de pastoor werd ook aangemaand een schoolpenning in te stellen. Hierbij werd expliciet vermeld dat de opbrengst zou dienen voor het uitbetalen van de leerkrachten en het inrichten van schoollocaties171. In hoeverre deze maatregelen toereikend waren om alles betaald te krijgen, weten we niet. De hele schoolstrijd kostte de katholieke lief­ dadigheid in Dentergem ca. 5000 fr., een habbekrats als we dat ver­ gelijken met bv. Meulebeke (57.000 fr.) en Oostrozebeke (32.000 fr.). Zelfs het kleinere Oeselgem (20.000 fr.) en Markegem (6000 fr.) moesten meer ophoesten. Als we dan nog weten dat burgemeester Opsomer en dokter Vandevoorde een serieuze financiële duit in het zakje deden, dan vermoeden we dat dit bedrag geen onoverkomelijk obstakel zal geweest zijn172. 3. De jongensschool: van de Dreve naar de congregatiezaal a. De schande van meester Devaere De situatie van de jongensschool in de Dreve was iets complexer. Op 06.10.1879 had ondermeester Edmond Schutyzer zijn ontslag gegeven en was met de noorderzon vertrokken. De raad ging exact 2 weken later noodgedwongen met deze situatie akkoord en het schepencollege stelde de 14-jarige (!) Triphon Wattyn (°20.03.1865) voorlopig ter zijner verm 170

'7' 177

B.A.B., B 365bis; A. VERSCHUERE, o.c., p. 80. Deze plaats hebben wij kunnen lokaliseren dankzij wijlen m evrouw Julia Minjauw. Deze kranige oude dam e (° 1903) vertelde ons in 1992 dat haar m oeder er heeft schoolgelopen. Julia woonde in de Baljuwstraat en heeft ons destijds ook heel wat anekdotes m eegedeeld over de controversiële Eugeen Minne. B.A.B., Acta Episcoporum Brugensium Faict, 1879: 23.10.1879 en 23.12.1879. B.A.B., B 365bis. In heel het arrondissem ent Tielt m oest alleen Kanegem (3000 fr.) het m et nog m inder rooien.

143


Schuur (anno 2007) van het verdw enen hoevetje achter de meisjesschool in de Statiestraat, w aarin de meisjes tussen 1880 en 1884 les kregen van de zusters van de congregatie van O.L.V. van Zeven WeeĂŤn

144


vanging aan, argumenterend dat hij 3 jaar met vrucht de leergangen van de hoogste klas had gevolgd173. Hoofdonderwijzer Polidoor Devaere - de opvolger van meester Mervillie - bleef met ongeveer 200 leerlingen op post. Ondanks het feit dat het gebouw in de Dreve nu een officiële school met neutraal onderwijs geworden was, verliet hij zijn onderwijzerswoning niet. Dit met het fiat van pastoor Scherpereel, die tussen september en december 1879 over deze situatie druk gecorrespondeerd had met monseigneur Faict. Meer zelfs, als blijk van vertrouwen in zijn Dentergemse onderwijzer wist de bisschop zelfs te bekomen dat Devaere vrijgesteld werd van legerdienst174175. Dit vertrouwen kreeg echter een ferme knauw halverwege 1880. Op 25 juni ontving de gemeenteraad een brief van arrondissementscommissaris Vanden Berghe met de vraag naar bijkomende inlichtingen i.v.m. het gedrag van Devaere beschuldigd... van aanslagen op de eerbaarheid. Drie dagen eerder had schepen Isidoor Destella een bezwarend verslag, annex enkele erg onthullende getuigenverklaringen, bij de procureur des konings te Kortrijk ingediend. Hieruit bleek dat 3 jongens en 3 meisjes tussen de 6 en de 12 jaar het slachtoffer waren geworden van de pedofiele neigingen van hun schoolmeester. De raadsleden, speciaal ter dezer gelegenheid al op 26 juni samengeroepen, vonden de feiten al te gortig, wachtten een beslissing van hogerhand niet af en ontsloegen de onwaardige onderwijzer. Polidoor Devaere had echter al op 15 juni het hazenpad gekozen en de secretaris meldde dan ook laconiek: Tot heden is Devaere nog vluchteling'75. Polidoor Devaere werd bij besluit van minister Van Humbeeck officieel op non-actief geplaatst op 09.08.1880, waardoor de zwartste bladzijde l7J 174 175

G.A.D., nr. 2.075.1.077, o.c., zitting 20.10.1879', R.A.K., G.A.D., nr. 2, o.c., zitting 20.10.1879. B.A.B., Acta..., o.c., 11.09.1879, 06.10.1879, 23.10.1879 en 23.12.1879. G.A.D., nr. 2.075.1.077, o.c., zitting 26.10.1880. We citeren uit het verslag ingediend bij de procureur:

1. Sophia Vandevelde, Maria Depré en Fanny Vanseveren, alle dry oud 12 jaren, ver­ klaarden dat Polidoor Devaere met haar oneerbare aanrakingen heeft gedaan of getracht heeft te doen. 2. Henri Vanseveren, oud 8 jaren, verklaarde dat meester Devaere in 1877 hem by zyne mannelykheid heeft genomen en in 1878 hem tusschen zyne beenen nam, zyne oogen verblinde en zegde: zuigt maar aan mynen duim. 3. Henri Debel, oud 12 jaren, verklaarde dat meester Devaere hem in 1879 alleenvraagde, zyne oogen met een doek verblinde, de mannelykheid van hem Devaere in zynen mond stak, zeggende: zuigt maar, zuigt maar! 4. Gustaaf Herman, oud 6 jaren, verklaarde dat meester Devaere, in deze loopende

145


in de Dentergemse onderwijsgeschiedenis definitief werd omgeslagen. Met hem verdween ook zijn jonge ondermeester Triphon Wattyn. Beiden werden vervangen door ene Medard Vercruysse, voorheen hulpleerkracht te Sint-Pieters-Brugge. Hij was een door de liberale overheid aangestelde onderwijzer, wat bij de lokale bevolking uiteraard werkte als een rode lap op een stier. De school ontvolkte massaal en exact 2 maanden later, op 16.08.1880, keerde hij op last van de kantonnale inspecteur naar Brugge terug en werd de post van gemeenteonderwijzer in de jongensschool vacant verklaard176. b. Het drama Brûlez Na Mervillie, Devaere en Vercruysse was het nu Gustaaf-Victor Brûlez (°Pittem 23.04.1860 - 103.07.1883) die als vierde leerkracht in een periode van zowat 2 jaar zijn intrek nam in het schoolhuis in de Dreve1771789.Hij was net afgestudeerd in Torhout (13.08.1879] toen de schoolstrijd in volle hevigheid uitbrak en vond direct werk in de gemeenteschool in Oeselgem. Een groot succes was het daar zeker niet. Hij begon met 2 leerlingen, van wie er op het einde van het schooljaar nog 1 overbleef: een knechtje van Wacken17S. Op 05.10.1880 begon hij het tweede “liberale” schooljaar in Dentergem voor lege schoolbanken, wat hem erg bedroefde. Hij luchtte zijn hart bij August Vernieuwe: “Kon ik leerlingen hebben... gaarne stond ik een deel mijner jaarwedde af, want hard en pijnlijk valt het mij aan het eenigste verlangen van mijn hart niet te kunnen vol­ doen!” En zijn smeekbede werd verhoord. We citeren opnieuw de kan­ tonnale inspecteur: En hoe gelukkig was hij niet, die brave jongeling, toen hij op zekeren dag, met de tranen van tevredenheid in de oogen, mij kwam aankondigen dat hij eenige kinderen ter school had; “nu tenminste”, zegde hij, “zal ik kunnen werken en toonen dat ik onderwijzer ben'79.

176 177

178 179

maand juni, hem alleenvraagde om hem eene klak te geven maar gene klak vond, hem een druppel genever gaf, zyne oogen verblinde met eenen handdoek en hem aan zynen duim heeft doen zuigen. G.A.D., nr. 2.075.1.077, o.c., zitting 22.09.1880; G.A.D., nr. 2.073.521.8, o.c. Gustaaf-Victor Brûlez w as het 7de kind uit een gezin van 10 van de Pittem se veld­ w achter Ferdinand en Sophie Van Cauwenberghe. Ook zijn oudere broer Jules en zijn jongere zussen Alida en Emma zullen, al dan niet tijdelijk, w erkzaam zijn in het onderwijs. Jules zal in Egem ongeveer dezelfde problem en kennen als Gustaaf-Victor te Dentergem. Alida en Emma gaven zelfs een tijdlang les in Duitsland (Bonn en W iesbaden). Heel w at familiale en andere gegevens i.v.m. Gustaaf-Victor Brûlez en de zijnen hebben wij te danken aan de in Den Haag w onende Karel Brûlez. Diens grootvader Karel-Lodewijk was de broer van Gustaaf-Victor. M isschien nog ter info: Karel-Lodewijk had zelf 2 zonen, w aarvan de jongste, Raymond (neef dus van onze schoolm eester), directeur zal worden van het N.I.R. (voorloper van de V.R.T.). Bibliotheek Roede van Tielt, Liber Memorialis I (Oeselgem), p. 41. Brochure met de lijkredes uitgesproken n.a.v. de begrafenis van Gustaaf-Victor Brûlez.

146


Onder die eenige kinderen bevond zich allicht Ulrick Minne (°19.11.1870), het jongste zoontje van Eugeen en Julia Destella, dat toen nog lager onderwijs volgde. Lang zal de vreugde van onze idealistische school­ meester echter niet duren. In het begin van het schooljaar 1881-1882 reageerde gemeentesecretaris Louis-Aimé Opsomer ietwat gepikeerd op de vraag van hogerhand of Gustaaf-Victor Brûlez geen assistentie nodig had: Overwegende dat de gemeentelyke school van meester Bmlez verre van eenen hulponderwyzer noodig te hebben, zelfs geene hoegenaamde bezig­ heid geeft aan den meester zelf terwyl er geen een kind ter schoole gaatm. Het schooljaar 1881-1882 betekende de doodssteek voor het neutraal gemeentelijk onderwijs in het dorpscentrum in Dentergem. Zoals gemeld verliet Julie-Octavie Bubbe op 15 04.1882 de gemeente en constateerde Gustaaf-Victor Brûlez dat er begin oktober 1881, na de “grote vakantie” (de laatste 2 weken van september), niemand meer kwam opdagen. Hij zal nog bijna 2 jaar in het schoolhuis in de Dreve blijven wonen, waar­ voor hij zowel in 1881 als in 1882 maar liefst 1835 fr. opstreek180181. In hoeverre juffrouw Bubbe en meester Brûlez door de lokale bevolking geviseerd werden, zoals in vele andere gemeenten eerder regel dan uit­ zondering was, is ons niet echt duidelijk. We vermoeden dat het voor beide onderwijzers al met al meeviel; de bisschoppelijke bronnen reppen er alleszins met geen woord over. Zoals gemeld huurden nogal wat Dentergemnaren hun woonst van Eugeen Minne en was het dus niet aangewezen hun liberale huisbaas voor het hoofd te stoten. Een grote rol speelde ongetwijfeld de wijze pastoor Scherpereel, die er alles aan deed om in deze penibele tijden min of meer de rust te bewaren. Dit in tegenstelling tot enkele van zijn confraters, die er een waar genoegen in schiepen de subversieve parochiale elementen het leven zuur te maken. Zo stigmatiseerde de pastoor van Desselgem vanop de preekstoel de leden van het officieel schoolcomité en vroeg hij de gemeenteonderwijzer en zijn “onwillige” leerlingen achteraan in de kerk plaats te nemen. In Dentergem mochten alle kinderen gaan zitten waar het hen beliefde182. 180 181 182

G.A.D., nr. 2.075.1.077, o.c., zitting 15.10.1881. G.A.D., nr. 2.073.521.8, o.c. M. DELMOTTE, Om de ziel van het kind..., o.c., 18d’jaarboek, 1990, p. 474-479. De voorbeelden van pesterijen allerhande in de andere gem eenten w aren legio. In Zwevegem bv. weigerde een slagerin m eester Pieter-Jan Holluyn vlees te verkopen, in Vichte m aakten sommige inwoners een kruisteken toen ze onderwijzer Raemaekers ontm oetten, in Izegem scholden de vrije m eesters hun collega uit voor “zoeloe” en “m ensenvreter”, in Wakken riepen jonge schavuiten naar m eester Vandermeiren Dikkekop, de mane schijnt, de in Oostrozebeke aangestelde hulponderw ijzer Trué vond nergens onderdak en overnachtte dan m aar in W aregem, in Anzegem w erden de ruiten van de onderw ijzersw oning aan diggelen gegooid...

147


Schriftelijk verzoek van pastoor Scherpereel aan burgem eester Opsomer om bij de bisschop advies in te w innen aangaande de kerkelijke begrafenis van de officiĂŤle onderw ijzer Gustaaf-Victor BrĂťlez, in Dentergem verdronken op 03.07.1883

148


De enige wanklank die we dienaangaande in Dentergem opgevangen hebben, had te maken met de zus van Gustaaf-Victor Brûlez. Alida (°Pittem 14.02.1865 - tWatermaal 27.08.1946) was op 15-jarige leeftijd haar broer naar Dentergem gevolgd om er het huishouden te regelen. Zij had vanuit Pittem o.a. haar bidstoel meegenomen en die in de kerk geplaatst. De eerstvolgende zondag was de stoel er echter verdwenen. Hij bleek - tot veler jolijt - midden op de markt te staan. De boosdoener zou de al vermelde ex-ondermeester en koster Jan Minne geweest zijn... Op dinsdag 03.07.1883 sloeg het noodlot toe. Rond 8 uur ’s avonds ver­ dronk de omstreden schoolmeester, ondanks de reddingspogingen van enkele aanwezigen, slachtoffer van eene wedding voor een flesch geniever van al te zwemmen tot aan de brug'S3. Volgens de Gazette van Thielt was Gustaaf-Victor Brûlez met twee vrienden aan het zwemmen in een erg diepe put gevormd door de Mandelbeek dicht bij de brug der kalsijde van Denterghem naar Olsene. Zijn lichaam werd pas de volgende morgen rond 5 uur teruggevonden183184. Nog dezelfde dag vroeg pastoor Scherpereel de burgemeester - die als ondervoorzitter van de provincie­ raad bijna dagelijks naar Brugge trok - een brief aan de bisschop te over­ handigen, met de vraag wat er nu moest gebeuren met de begrafenis van de “goddeloze” schoolmeester185. Faict verzette zich uiterst zelden tegen een kerkelijke begrafenis en op 6 juli ging de dienst dan ook door in de parochiekerk. Of er veel aanwezigen waren, valt te betwijfelen, maar officieel eerbetoon was er alleszins: er werden lijkredes uitge­ sproken door kantonnaal inspecteur Vernieuwe en de gemeentelijke hoofdonderwijzers van Aarsele, Ardooie, Meulebeke en Sint-Eloois-Vijve. c. De Cock, Balduck en anderen Dat er sinds oktober 1881 geen enkele leerling nog de jongensschool in de Dreve bezocht, was blijkbaar geen reden om, na het overlijden van Brûlez, de school te sluiten. Een ons verder onbekende Ludolphe Declercq maakte het schooljaar vol en werd vanaf 01.10.1883 opgevolgd door Leo Deblaere (°Wingene 17.01.1860), hulponderwijzer in de Tieltse stads­ school. Hij zou in dienst blijven tot 29.10.1884. Toen werd hij, als gevolg van de wet Jacobs van 20.09.1884, in beschikking gesteld voor afschaffing van bediening en kon hij zijn rechten laten gelden op een wachtgeld. Hij zou wel in het schoolhuis blijven wonen tot oktober 1887186. 183 184 185 188

J. BOSSU, Oeselgem en de geschiedenis van het onderwijs, Tielt, 1999, p. 73. G.V.T., 07.07.1883, 34“ejg., nr. 54. B.A.B., F 74. G.A.D., nr. 2.073.521.8, o.c.; G.A.D., nr. 2.075.1.077, o.c., zittingen 08.08.1883,

149


Na het gedwongen vertrek van Polidioor Devaere in juni 1880 en de opgelegde aanstelling van de rijksonderwijzer Medard Vercruysse was de jongensschool, zoals al gemeld, nagenoeg totaal leeggelopen. Het parochiaal schoolcomité had er, dankzij burgemeester Opsomer, voor gezorgd dat de meisjes in het boerderijtje achter de school terechtkonden. De congregatiezaal werd vanaf oktober 1880 de nieuwe locatie voor de jongens van de vrije school187. Kort daarvoor, vermoedelijk eind augustus, werd Victor De Cock (°Beveren-Roeselare 06.11.1860) als eerste vrije onderwijzer aangetrokken: hij was de zoon van Constant, ondermeester bij Mervillie in 1853 en 1854. Erg honkvast waren de De Cocks in Dentergem allerminst: vermoedelijk na een jaar vertrok meester De Cock naar Torhout188. In het schooljaar 1881-1882 probeerden ene Charles Balduck en zijn illustere onder­ meester W. Vandenheede189 de ca. 200 jongens in de congregatiezaal te boeien. Vanaf oktober 1882 werden beiden opgevolgd door Leopold Vermeersch (°Beveren-Waas 06.06.1863), die het schooljaar erop assistentie zal krijgen van ene Pieter Schotte (°Tielt 28.02.1863). Beide vrije leerkrachten zullen de turbulente jaren van de schoolstrijd vol­ maken, maar in hoeverre ze dat met enthousiasme gedaan hebben, is zeer de vraag. In september 1887 liet - aldus de gemeentesecretaris hun onderwijs veel te wensen over en in december van hetzelfde jaar hadden beiden Dentergem verlaten om elders les te gaan geven190. Dat de ouders de vrije leerkrachten gunstig gezind waren en bleven, leiden we af uit een prijsdeling die op 01.14.1883 plaatsvond in de bovenzaal van het congregatiegebouw. Deze traditie uit de jaren ’50, ’60 en 70 ging ook nu door en opnieuw met groot succes. De ruimte zat afgeladen vol met o.a. notabelen als volksvertegenwoordiger Mulle de Terschueren, baron Piers uit Gent en uiteraard alle lokale gezagsdragers. Het lijkt déjà vu, maar toch nog eens een greep(je) uit de festiviteiten: de Dentergemse harmonie opende het feest, dat opgeluisterd werd met 30.09.1884, 24.01.1885 en 08.12.1887. Door de verkiezingen van 10.06.1884 w aren

187 188 189 190

de katholieken w eer aan de m acht gekomen. Op 20.09.1884 werd onder im puls van de m inister van Binnenlandse Zaken en O penbaar Onderwijs (1884) Victor Jacobs de derde organieke wet op het lager onderwijs gestemd, die het de katholieke gem eente­ besturen mogelijk m aakte af te rekenen m et het gem eentelijk onderwijs. B.A.B., B 365bis. Victor De Cock zal op 08.12.1887 opnieuw in Dentergem les kom en geven (benoem d op 08.12.1887) en er deze keer blijven tot 04.01.1894. Toen vertrok hij n aar Brugge... D. LESCOUHIER, O . C . , p. 400. G.A.D., nr. 2.075.1.077, o.c., zittingen 03.09.1884, 29.10.1884, 29.09.1887 en

08.12.1887.

150


de traditionele pianorecitals, klarinetuitvoeringen, toneelstukjes en Vlaamse kluchtliederen. Er waren ook diverse laureaten uit het koninklijk conservatorium van Gent, die aria’s van Rossini ten gehore brachten en dit alles gericht tegen de helsche listen van ’t geusche schrikbewind‘91... 4. De gemengde Veldschool of hoe een crisis iemand groot kan maken Het hoeft geen betoog dat meester Jan Bonte, die in oktober 1873 nog een aandoenlijke brief aan de gemeenteraad had geschreven om alsnog in de nieuwe gemeenteschool aangesteld te worden, helemaal geen goed oog had in de wet Van Humbeeck. Op 07.09.1879 richtte hij een tweede smeekbede, nu aan Norbertus Scherpereel, om op zijn ver­ trouwde Hoenderveld op post te mogen blijven. De immer altruïstische pastoor nam het op voor de gekwelde school­ meester en wendde zich nog dezelfde dag tot monseigneur Faict, argumenterend dat het ontslag voor meester Bonte op financieel gebied een ramp zou zijn: Immers, gelast tot het onderhoud van vrouw en kinderen, heeft hij tot nu toe geenen anderen middel van bestaan, noch eenige hoop van eene andere school of bediening te bekomen, waardoor hij van verval in armoede zou konnen bevrijd wezen. Daarenboven ver­ zekerde Scherpereel dat Bonte alle pogingen zal aanwenden om de kinderen, welke naar zijne school komen, katholiek te onderwijzen; bereid van zijne school te verlaten, zoo haast de reden dezer vergunning niet meer zou bestaan, of dat hij zou gedwongen zijn iets te doen tegen­ strijdig met de plichten van eenen waren christenmenschm. Het antwoord dat Faict Scherpereel 2 dagen later stuurde, was zonder meer negatief: Bonte moest stante pede zijn school verlaten191293, maar... deed dat niet! In het dorpscentrum had men allicht de handen vol met de op til zijnde veranderingen in de jongens- en de meisjesschool en het Veld, met zijn beperkt leerlingenaantal, was toen ongetwijfeld een vervan-mijn-bed-show. Jan Bonte bleef m.a.w. op post, schikte zich naar de neutrale normen van Van Humbeeck, maar deed - na overleg met en op bevel van het bisdom - geen enkele inspanning ten voordele van het officieel onderwijs194.

191 192 193 194

G.V.T., 04.04.1883, 34a’ jg. nr. 27. B.A.B., F 74. B.A.B., Acta..., o.c., 11.09.1879. M. DELMOTTE, Om de ziel van het kind..., o.c., 19kjaarboek, 1991, p. 405.

151


Jan Bonte en zijn vrouw Barbara Heytens

Door de pensionering van meester Mervillie in 1878 werden in het begin van de schoolstrijd de lessen lager onderwijs in het leerwerkhuis gegeven door Polidoor Devaere. Na diens gedwongen vertrek ontstond er een dispuut tussen de raadsleden die het maar niet eens konden worden wie er hem nu zou opvolgen: meester Medard Vercruysse - en kort daarop Brûlez - of Jan Bonte, die hiervoor gesolliciteerd had. De situatie bleef onopgelost tot januari 1881. Arrondissementscommissaris Vanden Berghe bemoeide zich uiteindelijk met de zaak en trok de kaart Brûlez. Hij argumenteerde terecht dat die veel dichter bij het werkatelier woon­ de dan Jan Bonte, die hiervoor telkens een half uur onderweg zou zijn. Hij poogde op 06.12.1880 dan ook de Dentergemse bewindslui van zijn gelijk te overtuigen, maar tevergeefs. Het schepencollege antwoordde precies een week later dat de gemeenteraad in deze materie zelf mocht beslissen en dat de keuze op meester Bonte was gevallen. Vanden Berghe liet zich echter niet afschepen. De arrondissementscommissaris legde zich probleemloos neer bij de gemeentelijke autonomie, maar merkte op 22 december fijntjes op dat, aldus artikel 8 § 3 van de wet van 01.07.1879, een onderwijzer in een leerwerkschool gediplomeerd moet zijn. En dat was Jan Bonte niet195... 155

G.A.D., nr. 1.851.36, Technisch en beroepsonderwijs, Gemeentelijk werkhuis 1851-1913.

152


Dat de ongelukswet er gekomen was om geboycot te worden, was geen nieuwigheid meer. Artikel 8 of geen artikel 8, diploma of geen diploma, op 19.01.1881 benoemde de gemeenteraad Jan Bonte om in het leer­ werkhuis 15 à 20 wevers 3 maal per week de belangrijkste vakken van het lager onderwijs aan te leren. Dit omwille van zijn vele bewezen diensten en kwaliteiten. Voor de tweede maal in ongeveer anderhalf jaar was onze kleurrijke “veldschoolmeester”196 erin geslaagd om, tegen alle adviezen van hogerhand in, in het onderwijs actief te blijven en... nog meer uren te presteren dan voorheen197. Het minimale literaire en rekenkundige onderwijs in het leerwerkhuis overleefde m.a.w. de schoolstrijd en zou zelfs blijven bestaan tot het opdoeken van het atelier op 17.01.1913198. Ook het zondagsonderwijs was bijlange nog niet dood. Eind 1879 gaf meester Devaere nog les aan 181 leerlingen: 75 jongens en 106 meisjes199. Hiervoor ontving hij 210 fr. gemeentelijke steun; hetzelfde bedrag dat de gemeente jaarlijks voor zijn opvolgers Vercruysse, Brûlez en Deblaere moest ophoesten, alhoe­ wel er hoogstwaarschijnlijk geen enkele tiener de zondagnamiddag naar de school in de Dreve trok200. We vermoeden daarentegen sterk dat de

1.6

1.7

1.8

1.9 200

Een grijze m us was m eester Bonte geenszins. Op pedagogisch gebied kende hij hoogtes en vele laagtes, op sociaal gebied stond hij vaak in de belangstelling. Hij voelde zich kiplekker tussen dat atheïstisch en zedenloos volkje, levend van dieverij (dixit 1873). De vele cafés op het veld kende hij allem aal (de Miere, de Bosmiere, de Krieke, d ’ Oude Krieke, den Hazew ind, de Koortskapel, ’t Tonneke, ’t Zonneke, ’t Haantje, de Nieuwe Bakkerij...) en toen Adilie-Eugenie Vanderm eulen in 1864 op de grens m et Tielt de nieuw e Sint-Annakapel liet bouw en, had hij direct een nieuw e naam voor de parochie die er nooit zou komen: Lappegem... (Met dank aan wijlen M aurice Vandenheede (° 1898) die zelf nog les heeft gekregen van m eester Bonte en m e in 1992 heel w at interessante w eetjes over hem m eedeelde). G.A.D., nr. 2.075.1.077, o.c., zittingen 19.01.1881 en 22.08.1885. Jan Bonte zal op 01.09.1885, op eigen aanvraag, ontslagen w orden als onderw ijzer in het leerw erk­ huis. Hij zal er opgevolgd w orden door Leopold Vermeersch en Pieter Schotte. G.A.D., nr. 1.851.073.54, o.c. In 1892 had de Dentergem se fabrikant August Vandenheede (°26.07.1845 - tT ielt 22.12.1922) zich geassocieerd m et de Gentse ondernem er Gustaaf Abbeloos. H un m anuele weverij in de Dreve werd in 1897 opgedoekt en vervangen door een totaal nieuw e m echanische fabriek in de Gottem straat. Steeds m eer jonge kerels verlieten het leerw erkhuis en trokken naar het nieuw e bedrijf, w aar ze de stiel leerden en ook beter betaald werden. Vanaf 1901 had weefm eester Jozef Bergez (°19.04.1856) steeds m eer m oeite om zijn 19 getouw en volzet te krijgen. Alhoewel gedelegeerd bestuurder van de weverij Jean Stepm an de gem eenteraad beloofd had alleen volledig gevorm de arbeiders in zijn bedrijf toe te laten, was het leeratelier ten dode opgeschreven. In januari 1912 w aren er nog 11 leerlingen, in m aart nog 6 en vanaf septem ber af en toe 1 of 2... B.A.B., B 347. G.A.D., nr. 2.073.521.8, o.c.

153


heren De Cock, Balduck en consoorten ook op de rustdag weinig rust in de congregatiezaal kenden201...

VAN HIÎER

,

J O A N N E S B O N T E ^ **" WEDUWAAH VAN VKüUW '

B a u b .u u

H utten s

i

G e h o re » te W a c ken tie n 5 A u z u s ti 1834 e i» 'te ? D e n te rg h tm o v e rle ile n tie n 22 A p r il 1927, .v e rs te rk t d o o r de H . H. S a c ra m e n te n .

;

<ie durende 49 ja r e n o n d erw ijze r op h e t hóencterveld. I l i j w a s lid va n de C o n fré rie van lie t 11.‘.S acram ent. D ie er velen o n d e r r ic h t hebben o p d e n w e g d e r g e re c h tig h e id , z u lle n sch itte re n als ste rre n in a lle e e u w ig h e id . Deze d ie n w e b e tre u re n w a s een rechtsch a p e n en d e ftig tita n in v o lle n z in des w o o rd s ; va n jo n g s a fh a d h ij de w ijs h e id g e z o c h t, d ie v o o r hem d e b e w a a rs te r w a s z ijn e r o n s c h u ld en o n b e ris p e lijk w a n d e ld e h ij in a l de v o o rs c h rifte n en geboden des H eeren. £ u c . 1,6. Ilo e s tic h te n d w a s deze d o o r c h ris te n m a n v o o r al dezen m e t w ie h ij iu b e tre k k in g w a s ! V o o r d e goede z a a k g a f h ij z ijn e k ra c h te n ten beste : m et ie v e r en m oed g in g h ij ten s tr ijd e tegen de va isch e le e rin g der hu o ze w e re ld ,w a n t h ij h aatte de va ls c h h e id en z ij w a s . hem een g r u w e l. p $ . C X W III. •Maria geeft m is ho o p b in s t on s le v e n ; z ij tro o s t ons in de u u r d e r d o o d cu z ij m a a k t d a t w ij g e ru s t en g e lu k k ig ste rve n . W a t de tn e n sch z a l g e za a id heb b e n , d a t z a l h ij m a a ie n : d a a ro m d a t he t ons n ie t ve rve le he t goed ie do e n , w a n t o p z ijn e n t ijd z u lle n w ij e r de v ru ch te n va n in o o g s te n .

Lieve K inderen w e e st g e tro u w a an de v o o rs c h rifte n va n u w e n V a d e r en ve rg e e t n o o it z ijn e lessen. G ij m ijn e d o c h te r C la ris s e denk aan m ij iu uw e gebeden, v e rs te rv in g e n en H . C o m m uniën en g ij m ijn e d o c h te r M a ria d a n k v o o r u w e . genegenheid en goede z o rg e n :' W a t g ij v o o r V a d e r gedaan h e b t z a l de H eer v a n bier. boven d u iz e n d m a a l v e rgelden. Z oet tie r t van M a ria , wees m ijn e z a lig h e id . 300 d . a . '

O verlijdensprentje van Jan Bonte, die m aar liefst 57 jaar de soms moeilijke jeugd op ’t Veld veel (?) kennis en allicht nog m eer levensw ijsheid heeft bijgebracht

Met meester Bonte ging het vanaf 1881 - toen alle afzettingsproblemen en aanstellingsverzoeken van de baan waren - intussen opperbest. In de luwte van de Poelberg, ver van alle gewoel en gekrakeel ver­ wijderd, ging het leven in de Veldschool zijn gewone gangetje. De allesbehalve devote bewoners van deze gemeentelijke uithoek hadden er blijkbaar niet zoveel problemen mee dat de godsdienst­ lessen vóór of na de schooluren gegeven moesten worden. We vragen ons zelfs af hoeveel kinderen er daar sowieso catechese volgden. Tijdens de gemeenteraad van 16.07.1883 werd, wegens het hoge getal leerlingen, Jan Bontés vrouw Barbara Heytens er als meesteres handwerk benoemd. Het leerlingen­ aantal was er blijkbaar nog toege­ nomen...

Jan Bonte zal na de schoolstrijd nog zowat een kwarteeuw les blijven geven. Hij diende op 16.04.1909 zijn ontslag als schoolmeester in. Hij had 57 jaar voor de schoolbanken gestaan, een record in de 19de- en 20ste-eeuwse onderwijsgeschiedenis in Dentergem. De alom geprezen soeur Julienne zou het een jaar minder lang uithouden in de Statiestraat202...

201

202

Over de zondagsschool vonden wij na de schoolstrijd geen enkele geschreven infor­ m atie meer. Toch bleef ze bestaan en dit tot enkele jaren na de Eerste Wereldoorlog. W ijlen W alter Goethals (°1S.02.1914 - t29.07.2002), onderw ijzer (1933-1946) en schoolhoofd (1946-1969) in Dentergem, bevestigde ons dat hij als kind zijn vader Alberic (“Izegem 28.10.1875 - 125.12.1945), onderw ijzer (1902-1915) en schoolhoofd (1915-1933), m eerm aals de zondagnam iddag zag optrekken naar de Dreve. G.A.D., nr. 2.075.1.077, o.c., zittingen 16.07.1883 en 23.04.1909.

154




Uitvaartcentrum

DHONDT & BOCKELANDT Begrafenissen - Crematies - Funérarium

Markegemstraat 70 8720 Wakken

d r u k k e r i j b

v

b

a

Tel. 056 60 22 47 Fax 056 60 98 70 desmetdhondt@pandora.be

Steunende leden 2008 (betaalden € 30) Daniël Biebuyck, Hervé Pauwels, Raphaël Bauwens, Michel Vanden Bulcke, Frans Vanderplaetse, Guy Vanden Bulcke, Jan Himpe en Hannes Vanhauwaert (allen uit Tielt) • Jelle De Rock en Luc Lefèvre (beide uit Pittem) • Edelhart De Ruyck (uit Aalst) • Pedro Ketels (uit Lendelede) • Hubert Defour (uit Meulebeke) • Patrick Haesevoets (uit Diest) • Carlos Hoste (uit Harelbeke) • Frans Demeyer (uit Roeselare)

Beschermende leden 2008 (betaalden € 40) Luc Vanrenterghem, Frans Demarey, Silvère Van Bmwaene, Rudi De Brabandere, Michiel Van Daele en Julien Verbrugge (allen uit Tielt) • Jan Vandewynckel (uit Brugge) • Emmanuel Waûters (uit Gent) • Luc Taelman (uit Dentergem)


-1

b v b a D r u k k e r ij D e s m e t-D h o n d t, W a k k e n


'H Mecke

ZootenhuUe

'Batelini/. Stra eteA

dchuwerf

udhoek

^ L a e n e ji ’ÂTtoo/n

J

r m t)

T Ü ÏK I W W »

%

YlfT iïroot\ ( 'rarne,

' J ? Waeken •%/Cap/ber^brue/ge "de.A beele [ X

{ansbruyqe iiiru ’ifir| §

< r "' i IAmmeenhove

den EBfiranbiélek

et)e r en

Lemle/eefe

De Roeöe

Tieft

Driemaandelijks heemkundig tijdschrift 3 gate jaargang, nr. 3

juli - augustus - september z o o 8

Afgiftekantoor 8700 Tielt


1

FB meibloem w

& >4 RGENTK uw a p p e ltje voor d e dorst

K a s te e ls tra a t 149

A T e K a b vb a

8 7 0 0 TIE LT

T a n gh e K r is

Tel. 051 4 0 18 23 Fax 051 4 0 51 9 3 w w w .d e m e i b l o e m .b e

R a m e 7 • T ie lt V in k ts tr a a t 5 • A a r s e le

ELECTRO

IPCF ^

BIEF

FISCALITEIT BOEKHOUDING KMO - ADVIES M a e rte n s M a n a g e m e n t & C o bvba Pittemsesteenweg 32 8700 Tielt Tel. 051 40 71 66 051 40 64 39 Fax 051 40 74 07 robert.maertens@mmconline.be www.mmc-maertens.be

Debusschere E.&L.,m g bvba

PRIVAAT INDUSTRIE DOMOTICA B ru g g e s tra a t 4 3 - 8 7 0 0 T IE L T Tel. 051 4 0 0 7 15 F ax 051 4 0 7 3 37 G S M 0 4 7 5 3 2 7 7 08 in fo @ e le c tro -d e b u s s c h e re .b e


De Roede van Driemaandelijks heem kundig tijdschrift voor de gemeenten van de vroegere roede van Tielt: Aarsele, Dentergem, Egem , Gottem , Kanegem , Lotenhulle, M arkegem , Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, Vinkt, W akken, W ielsbeke, W ingene, Wontergem en Zw evezele 39s" jaargang, nr. 3 - juli - augustus - september 2008 W ettelijk depot - BD 25413


De Roede van Tielt

Inhoud

Gesticht op 28 april 1970 Lid van het West-Vlaams Verbond van Kringen voor Heem kunde

JA A K BILLIET DE SPAANSE GRIEP - DÉ MEGADODER VAN 1918 p. 159-180

erevoorzitter: Paul Vandepitte, voorzitter 1970-2000

Voorzitter: Bérénice VAN R EN TER GH EM W ingensesteenweg 84, 8700 Tielt Tel. 051 40 27 00 berenice_vanrenterghem@hotmail.com

LUC GOEMINNE MOLENSCHATTING VAN DE WINDMOLEN EN DE WATERMOLEN VAN DENTERGEM IN 1671 p. 181-190 INZE DEMARREZ EEN STUKJE FAMILIEKRONIEK ROND DE PAANDERMOLEN TE MEULEBEKE p. 191-204 Adressen van de auteurs:

Ondervoorzitter: Ju u l DESM ET Roterijstraat 3, 8720 Wakken

JA A K BILLIET Wingensesteenweg 108 8700 Tielt

Secretaris-penningmeester en verantwoordelijke uitgever:

LUC GOEMINNE Dorpsstraat 32/1 9800 Deinze

Philippe DE GRYSE Stoktmolenstraat 32/3, 8700 Tielt Tel. & Fax: 051 40 18 38

INEZ DEMARREZ C. Buyssestraat 34 9810 Eke

Redactieraad: Jaak Billiet, Philippe De Gryse, Juul Desmet, Celine D ’Hulst, Berenice Vanrenterghem, Geert Vermeulen

Website: http://home.scarlet.be/roede-van-tielt

"De Roede van Tielt” verschijnt viermaal per jaar. De lidmaatschapsbijdrage is € 20,00 voor gewone leden, € 40,00 of meer voor ereleden, over te schrijven op het bankrekeningnummer 467-9350801-88 van De Roede van Tielt, Stoktmolenstraat 32/3, 8700 Tielt. Er worden geen losse nummers verkocht. Bijdragen worden aan de redactiesecretaris bezorgd. Elke auteur heeft recht op tien exemplaren van het tijdschrift met zijn bijdrage. Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in “ De Roede van Tielt” mogen slechts overgenomen worden na de uitdrukkelijke toestemming van de redactie.

Provincie

ideren v West-Vlaanderen' D oor mensen gedreven

Bibliotheek & fototheek: Beernegem straat 5, 8700 Tielt open elke zaterdag, lOuOO - llu30 of na afspraak

Cartotheek: H azelaarkouter 60, 8700 Tielt, na afspraak. Kaft: detail van de kaart “ District van Thielt (WestVlaanderen). Bevat 1 stad, 17 gemeenten en 63.986 zielen” (ca. 1825) (verz. Paul Vandepitte)


Jaak Billiet

DE SPAANSE GRIEP ■DÉ MEGADODER VAN 1918 Alsof alle oorlogsellende en de dood van 22% van de mannelijke Westeuropese bevolking in de moordmachine die de 'grote oorlog’ was, niet volstonden, begon net in de laatste oorlogsmaanden de grootste killer aan zijn mundiale dodendans. In enkele maanden maaide de zogenaamde 'Spaanse griep’ als een voortrazende pandemie miljoenen mensen neer. 'Een geheimzinnige ziekte’ ”Madrid, 27 mei. De Koning, de minister-president en de overige ministers lijden aan een geheimzinnige ziekte, die zich verspreid heeft over heel Spanje, en waardoor 30% van de bevolking is aangetast. Men beschouwt de ziekte niet van ernstige aard. ” Dit bericht in een Spaanse krant was het allereerste alarmsignaal voor wat de grootste en dodelijkste pandemie in de menselijke geschiedenis zou worden. In Spanje was er geen oorlogssituatie en dus ook geen censuur. Die bestond wel bij alle oorlogvoerende landen en daar werd eender welk negatief nieuws geweerd, omdat zoiets het moreel van de troepen had kunnen ondermijnen... Maar door dit bericht kreeg de grieppandemie van 1918 voorgoed haar verkeerde naam: ‘Spaanse Griep’ Op 2 juni al werd de toon van de krant héél anders: ”Madrid, 2 juni. De onbekende ziekte, welke 14 dagen geleden te Madrid uitbrak, heeft zich met merkwaardige snelheid verbreid. Te Madrid alleen zijn er over de 100.000 zieken en dit aantal neemt dagelijks toe... Gisteren waren er 111 gevallen met dodelijke afloop. Het totaal gedurende 10 dagen is 700 doden..” Einde mei 1918 verschenen in de Nederlandse kranten de eerste berichten over de geheimzinnige ziekte in Spanje, waar al 8 miljoen zieken geteld werden. Zowat overal raasde de griep in twee fasen: tussen mei en augustus leek hij minder agressief en dodelijk; vanaf augustus tot december maaide hij tienduizenden neer.

159


Cartoon door C. van Raemdonck in Hollandse krant

160


Vanwaar kwam de dodelijke wind opsteken? Sommige legerkringen insinueerden direct dat de Duitsers een nieuw chemisch wapen hadden ingezet, maar algauw wist men beter. China werd met de vinger gewezen als besmettingsbron: een aantal eerdere griepepidemies kwamen steevast uit die richting overgewaaid, evenals de latere zware ‘Aziatische’ griepgolven, cfr. de fameuze A-griep van 1957 (H2N2) en de Hongkong-griep van 1968 (H3N2). De link vogelvarken-mens was zeker in Aziatische landen altijd erg nauw en de over­ dracht van het virus tussen dier en mens nu ruim bewezen sinds 1997. Algemeen neemt men nu aan dat de Spaanse griep voor het eerst en bijna gelijktijdig uitbrak in het VS-legerkamp Fuston en in het Britse leger­ kamp van Etaples, Frankrijk. Daar was de eerste golf, met de goedaardige dus niet dodelijke variant, al gesignaleerd in de winter van 1916-17. Maar vanaf maart 1917 schrok men daar op van een altijd zwaarder sterftepercentage. In het basiskamp van Etaples voerde men immers bijna dagelijks verse ‘horden’ soldaten als kanonnenvlees naar het nieuwe front aan de Somme. Tussen juli en november 1917 vochten de Britten er ‘against Germans andgerm s’ (tegen Duitsers en ziektekiemen). Door de afvoer van gewonden was het kamp permanent overbevolkt met gemiddeld 100.000 soldaten (het was voorzien op 40.000), waarbij nog 23.000 zieken en gewonden in tenten en houten barakken. Op de koop toe hield men in het kamp een ruime varkensstapel voor de keukens en kochten de hongerige soldaten ook levend pluimvee op de lokale marktjes. Kortom: een meer dan ideale omgeving voor een virus, en dat tussen tienduizenden vermoeide en fel verzwakte militairen. In het Amerikaanse kamp Fuston noteerde men op 4 maart 1917 het eerste griepgeval bij Albert Mitchell, een kok die vooral met het pluim­ vee in het kamp ’lijfelijk contact’ had. Dat legerkamp was een soort militair reservaat, Fort Riley, met zowat 56.000 man. Al die soldaten werden onzacht ingeënt met 15 tot zelfs 25 injecties, die vaccins bevatten tegen zowat 30 ziektes en/of virussen, waarbij zelfs experimenten met het varkenspestvirus bij gestrafte soldaten... De meeste experts zijn het erover eens dat dit brute staaltje preventieve 'geneeskunde’ tot mutaties heeft geleid en zeker de weerstand verminderde. Voeg daarbij dat ook daar varkens gekweekt werden samen met een massa eenden en ganzen, en de cocktail voor het dodelijkste griepvirus aller tijden was klaar. Vanaf de herfst 1917 telde men meer en meer sterftegevallen. Het is zonne­ klaar dat dit ‘nieuwe’ virus, H1N1, dat zeer sterk verwant blijkt aan het huidige gevreesde vogelgriepvirus H5N1, meereisde met de Amerikaanse troepen overzee en in Frankrijk arriveerde. Deze soldaten werden op

161


162 GeĂŻmproviseerd tentenkamp als opvang voor griepslachtoffers, waarschijnlijk in Zuid-Engeland


een klein aantal schepen gepropt en brachten vanaf begin 1918 de tweede, dodelijkste griepgolf binnen in Europa. Verspreiding, symptomen en remedies, gevolgen Vanaf begin augustus 1918 kon men de griepaanvallen ‘explosief’ noemen: in havensteden zoals Boston en Brest, waar ca. 800.000 Amerikanen ont­ scheepten, raasde het virus met ontzaglijke snelheid. In die maand had de helft (!) van de Amerikaanse troepen griep en ca 57.000 soldaten (andere cijfers gewagen van 43.000) stierven eraan. Noteer dat er aan het front zelf zowat 50.000 US-soldaten sneuvelden... Zo sprong de griep direct alle legers naar de keel: de ziekte verlamde ook de Duitse korpsen, die daardoor o.a. hun grote offensief van 14 juli 1918 zagen vast­ lopen. De Duitsers spraken trouwens aanvankelijk van de ‘Vlaamse griep’. De grootste risicogroepen bij een normale griepepidemie zijn jonge kinderen en ouderen, maar nu trof de griep vooral jonge mensen tussen 14 en 21 jaar het dodelijkst. Opeengepakte soldaten in kazernes en in loopgraven waren zeker de dankbaarste prooi voor deze killer. De oorlog met zijn massale mensenverplaatsingen, vluchtelingenstromen, prop­ volle schuilkelders e.a.was dé ideale katalysator voor de pandemie. Vergeten we ook de massale bijeeenkomsten niet om het einde van de oorlog te vieren: die vreugde-explosie betekende voor velen een afspraak met de dood! Alle landen van de wereld werden geteisterd: zowat 2,5% van de wereldbevolking werd geïnfecteerd. Het mundiale dodencijfer varieert naargelang de bronnen van minimaal 20 miljoen tot maximaal 45 à 50 miljoen, wat neerkomt op 2 % van de wereldbevolking. Alleen al in India stierf 5 % van de bevolking! De griep eiste dus meer dan het dubbele aantal doden dan de oorlog zelf. Die slachtte zowat 9 à 12 miljoen mensen af, naargelang de bronnen. Zijn daarin niét meegeteld: de Armeense genocide met 1,5 miljoen doden en de Russische burger­ oorlog met ca. 13 miljoen doden. Ook vergelijkingen met de grote middeleeuwse pestepidemieën alias de 'Zwarte Dood’ in de 14Je eeuw gaan niet op: toen telde men maximaal 2 miljoen doden. Hoe de griep dan toch kon toeslaan ver van de oorlogsgebieden? Het antwoord is: vogels! De huidige vogelgriepvariant H5N1 kostte al 65 mensenlevens in Azië. De Australische viroloog Kennedy Shortridge ontdekte dat grieppandemieën steevast uit de Chinese provincie Guandong kwamen en opperde al in 1997 dat de Spaanse griep als vogelgriep was begonnen. In 2005 werd dit bevestigd door Jeffrey Tabenberger van ’the armed forces Institute of Pathology’ in Rockville. Hij onderzocht toen weefselstalen van patiënten die vanaf 1918

163


Londense bobbies met het verplichte mondmasker


bewaard waren en ook het longweefsel van de zg ‘Alaskavrouw’ van wie het lijk in de permafrost bewaard bleef. Uit de resultaten blijkt dat het Spaanse griepvirus wel degelijk rechtstreeks van vogels afkomstig was: vogelgriep dus. ’I had a little bird its name was Enza I opened the window And in -flew - Enza’ (influenza) Dit kinderrijmpje was eind 1918 in de VS en Engeland razend populair. Griep is oorspronkelijk een Russisch woord en betekent 'gerochel, gereutel’ en in het meervoud 'geruis in de longen’. Influenza is Italiaans voor 'invloed' en is een afkorting voor de diagnose 'influenza di freddo’, invloed van de koude. De symptomen: ’Aanvankelijk lijkt het een gewone griepaanval A ls de patiënten naar het ziekenhuis komen, gaan ze snel achteruit. Ze ont­ wikkelen de ergste soort pneumonie ooit gezien. Een paar uur later treedt cyanose op en nog een paar uur later gaan ze dood. Ze stikken, het is afschuwelijk.’ (Dr. Roy Gust, brief van 29 september 1918) Uit een Nederlands verslag: ’ln het begin voelt de patiënt koude rillingen, zware hoofdpijn, misselijkheid, braken en een zwaar gevoel van moeheid in armen en benen, duizeligheid. Koorts: 38 à 39°, matig versnelde pols, keelontsteking met paarsrode kleur, ook op de lippen. Bij zwaardere gevallen kreeg ook de tong een moerbeikleur. Op 745 waargenomen gevallen waren er 563 matig ziek (onder 39° koorts) en 182 zwaar ziek (boven 39°) Daarvan stierven er 24. Hun gezicht kreeg een bruinpaarse kleur, ze gaven bloed over en hun voeten werden zwart... Op het einde ’verdronken’ ze: de longen liepen vol met een bloederig vocht.’ Geen kruid tegen gewassen? Begin november 1918 stelde een Nederlands kamerlid een aantal par­ lementaire vragen aangaande de epidemie en het gerucht als zou het om de ‘longenpest’ gaan, en welke sanitaire maatregelen de regering zou treffen. Het antwoord was erg onthullend: ’Volgens de medische autoriteiten is de ziekte, die in de laatste weken in bijna alle delen des lands, inzonderheid in Limburg, een zoo groot aantal slachtoffers maakt, dezelfde, die reeds in de zomer hier te lande optrad en die wordt aangeduid met de naam ‘Spaansche griep’. Zij treedt thans in veel heviger vorm op: vooral door complicaties is het aantal slachtoffers zoo groot. Het

165


Ontsmetting van een Londense tram met de alom verspreide 'flytox-spuit'

166


is den Minister bekend, dat onder de bevolking het gerucht de ronde heeft gedaan dat er zich vele gevallen van longenpest zouden voordoen. Reeds eenige tijd geleden zijn bacteriologische en pathologisch-anatomische onderzoekingen gedaan. Die tonen aan, dat de ziekte niet de longenpest was (...) Bij het op zeer uitgebreide schaal verrichte onderzoek van sputa en organen is in het bijzonder gelet op de mogelijkheid, dat besmetting met pestbacillen een rol bij het ziekteproces zou spelen. Die ziektekiemen zijn evenwel niet gevonden. Gebleken is, dat in de ziekteproducten der patiënten met longontsteking (dit is de meest voorkomende complicatie bij Spaansche griep) andere ziektekiemen voorkomen, zooals streptococcen en pneumococcen... Ook is gebleken dat de afwijkingen in de longen andere waren dan die, welke men bij longenpest zou moeten verwachten. De oorzaak van de geruchten, als zou longenpest zijn voorgekomen, kan vermoedelijk door volgende feiten verklaard worden: 1. De sterke besmet­ telijkheid; 2. Het ongemeen acute karakter van de ziekte en 3. De omstandigheid dat de slachtoffers vaak tegen dat de dood te verwachten is en ook wel na de dood een donkerblauwe kleur vertoonen, die bij leeken de indruk maakt, dat men te doen heeft met wat men in den volksmond ‘de zwarte pest’ noemt. De complicatie, die tot den dood leidt, is bijna altijd een zich zeer snel verbreidende longontsteking, die gewoonlijk het geheele weefsel van beide longen aantast (...) De minister is van meening, dat zoveel mogelijk sanitaire maatregelen behooren te worden genomen. Met den Centralen Gezondheidsraad is reeds eenigen tijd geleden overleg gepleegd. In het algemeen beval de Raad, meer nog dan in normale tijden, maatregelen van algemeenen hygiënischen aard aan en werd gewezen op het gevaar van volksophoopingen e.d., waardoor de ziekte zich gemakkelijk verspreiden kan. Het verspreiden der ziekte werd in den beginne in de hand gewerkt door het verkeer met het buitenland; in verband hiermede mag erop gewezen worden dat in Juli jl. de ziekte zich het eerst vertoonde op de grens­ plaatsen aan het Oosten, van waaruit het steeds heen en weer trekken van werklieden naar Duitschland en vice versa plaats heeft.. Doch zelfs aangenomen, dat het mogelijk zou zijn de grenzen nauwkeurig te bewaken, zou men de zieken, die in het incubatiestadium verkeeren, niet kunnen weren (... ) Een groote factor, die tot verspreiding der ziekte aanleiding kan geven en die oorzaak kan zijn, dat de ziekte veel slacht­ offers maakt, is de vermindering van het weerstandsvermogen, die als

167


Een Voorbehoed­ middel tegen de Spaansche Griep.

168

Zorg, dat gij niet verkouden wordt; dit is een eerste vereischte, Als gij hoest, niest of keelpijn hebt, pas dan op, want dan behoort gij tot de eersten, op wie de Spaansche Griep vat heeft. Bij hen, die een borstaandoening hebben, kunnen zich hoogst ernstige verwikkelingen voordoen; longontsteking behoort dan niet tot de zeldzaam­ heden. Zorg daarom, intijds Uwe schijnbare onschuldige verkoudheid te genezen met een krachtig werkend middel, als:

ABDIJSIROOP. welke alom geroemd wordt voor hoest, ver­ koudheid, keelpijn, bronchitis, griep, influenza, asthma, kinkhoest, hooikoorts, enz. Bescherm Uw vrouw. Uwe kinderen, Uw-zelf door vandaag nog een flesch ABDIJSIROOP in huis te nemen. Ben paar lepels per dag kunnen verkoudheid en Spaansche Griep voorkomen.

Prijs per flacon van plm. 330 gram f 1:35, van plm. 550 gram f 3.26. van plm. 1000 gram f 3.76. Alom verkrijgbaar. Eischt R O O D E N B A N D met onze handteekening : L . 1. A K K E R , Rotterdam.

DeGriepisnognietwegü! V e le n zijn 're e d s als sla c h to ffe r van de G riep g e v a lle n en nog d a g e lijk s neem t h et aan tal g rie p lijd e rs toe. In fo rm e e rt bij U w e b ekenden , h o e v e e l n ieu w e G rie p -zie k e n e r bij ko m en . ‘M o e t gij e r óók onder v a lle n ? K e re ls als boom en w o rd e n in één dag door dé G riep w e g g e m a a id .

De Griep is een windvlaag des doods. M ó e d e rs , w a a k t o v e r U w e k in d eren en U w e hulsgenooten. Eén fles ch A b d ijs ir o o p heeft re e d s duidenden b e s c h e rm d v o o r e rn s tig e r ziekten^ V e rs c h a f U de ' A b d i j s i r o o p vó ó r W o en s d ag . Eén m inuut kan te laaf ?ijn. N apoleon v e rlo o r den slag bij W aterlo o , doordat Jhlj eve n te la a t w a s . ■W o est Gij op tijd !


gevolg van de schaarste aan voedingsmiddelen beschouwd kan worden. Naar vermeerdering van het weerstandsvermogen moet dan ook worden gestreefd. Te veel waarde moet men daaraan echter niet hechten. Immers het blijkt, dat de ziekte zeker niet in mindere mate voorkomt bij hen, die nog wel in staat zijn het tekort aan voedingsmiddelen voor een deel te compenseeren en ook, dat de ziekte zich in gebieden ver van Europa hevig doet gelden, waar van voedselgebrek geen sprake kan zijn. Toch is het zaak juist en vooral in deze tijden op verbetering van de voeding te letten. Het is dan ook deze laatste omstandigheid, die de regeering heeft doen besluiten tot verhooging van het broodrantsoen op 280 gram ... ’ Het dient gezegd dat de preventiemaatregelen van de meeste Europese regeringen echt bedroevend waren. Met ‘goede ventilatie en frisse lucht’ was de kous meestal af. De Britse regering hield vanaf oktober 1918 de lagere scholen dicht, in Frankrijk weerde men alleen de zieke leerlingen... Maar zeker in ons land liet men de bevolking aan haar lot over: in bezet gebied hield de Duitse overheid alles onder censuur en gaf geen krimp, zogezegd om paniek en defaitisme te vermijden. Scholen werden niet gesloten, het openbaar vervoer reed voort, kerkdiensten, bijeenkomsten en feesten werden niet verboden. En wat gezegd van de propvolle huizen, bij arme gezinnen met wel 10 à 12 kinderen en soms nog gevluchte families erbij? De openbare hygiëne leek wel Napolitaans: het Tieltse stadsbestuur stuurde op 28 juni 1918 volgende brief naar ’den heer geneesheer der Etappenkommandantur’: 'Het stadsbestuur acht het zich tot plicht, u opmerkzaam te maken op het gevaar, welke het stapelen kort bij de kerk van St.-Pieters, van afval, ingewanden, bloed enz. van de in de militaire slachterij, Brugstraat, geslachte dieren kan opleveren voor de openbare gezondheid. Deze afvallen, alhoewel in eenen steenen vergaar­ bak gestort, verspreiden somtijds, bijzonderlijk in heet weder, in den gansen omtrek eenen onverdraaglijken stank, en zouden misschien de oorzaak kunnen worden tot ontstaan o f voortzetting van allerhande ziekten. De Duitsche overheid zal wel ook ditmaal dezen gevaarlijken toestand inzien en de noodige maatregelen willen treffen om de stapeling zo te regelen dat deze geen gevaar voor de openbare gezondheid kan aan­ b ie d e n ...’. De allusie op ‘voortzetting van allerhande ziekten’ door het stadsbestuur kan een verwijzing zijn naar de aanstormende griepepide­ mie, maar dit is niet zeker. De medische wereld stond tegenover deze massale epidemie machte­ loos, maar aan goede raad ontbrak het niet. Een greep uit de aanbeve­ lingen van de Britse gezondheidsdiensten: ‘Ik kan de menschen niet genoeg op het hart drukken de hygiëne te betrachten. Maak lucht! Zit

169


SPAANSCHE GRIEP voorkomt men door het hoofd baccil-vrij te houden. Zorgt dat gij uw luchtorganen desinfecteert door de be­ roemde echte geïmporteerde Engelsche

MENTHOL SNUIF. Zendt per omgaande, voordat wij zijn uitverkocht, post­ wissel à t 1 .2 5 en wij zenden u franco een doos toe. Niet goed, geld terug. Geeft bij verkoudheid verlichting in neus en keel. Import:

B. I. AKKER & ZOON,

Utrochtschedwaraatr&at 112,

m r

— AMSTERDAM.

SpaanscheZiekte

Bij tijdig gebruik van onze bekende pillen

RADICAL ESPAGNOL voorkomt men de §paaasche Ziekte, Influenza, Koortsen.

'

Pr||s f 3*—•

Franco per post tegen toezending van f 3.20

N .V. Mij. S A N IT A S Koninklijk Goedgekeurd.

GRONINGEN, Znlderdlep 48. 170


niet in grote groepen bij elkaar. Spuw niet en als ge met iemand spreekt, ga dan niet vlak bij zijn mond staan... Was elke morgen uw neus met zeep, dwing uzelf ’s morgens en ’s avonds één keer te niezen, adem daar­ na diep in, maak elke dag een stevige wandeling en eet veel porridge... ' Voeg daarbij dat alle hulpdiensten, zowel openbare als private, totaal ontwricht waren door bijna de helft zieken. De kwakzalverij floreerde in heel Europa en in de VS des te meer. De markt werd overspoeld door allerlei kruidendrankjes, siropen, huis-, tuin­ en keukenreceptjes. Dat het drinken van een kloeke zwaaralcoholische ’grog’ of mm om griep of kou te 'verzuipen’ een gangbare praktijk bleef, is te danken aan de Spaanse koning Alfonso XIII: toen die de griep kreeg, dronk hij in één avond een volle fles Bacardi-rum leeg en was de dag erop genezen. Sindsdien prijkt het wapenschild van de Spaanse koningsfamilie op het etiket van Bacardi... De naakte cijfers van ‘la danse macabre’ Van alle Westerse landen kregen de VS de zwaarste dodentol te ver­ werken met 675.000 doden. Eind september werd de epidemie in de VS zo erg dat de Amerikaanse autoriteiten de oproep van 142.000 mannen afbliezen, hoewel ze dringend nodig waren aan het Europese oorlogs­ front. De medische autoriteiten wilden ook de transporten naar Frankrijk stopzetten tot de pandemie over was; de reis kostte teveel soldaten het leven. Maar president Wilson zette ze toch door omdat het einde van de strijd in zicht leek. Met 57.000 griepdoden bij de VS-militairen, waar­ van 30.0000 tijdens de opleiding oversteeg dit aantal ruim het aantal van 50.000 VS-gesneuvelden. In Frankrijk stierven 200.000 inwoners, in Groot-Brittannië 400.000, in Nederland 27.000, in België naar schatting 20.000. Ongeveer 20% van de wereldbevolking raakte besmet, zeker toen over de hele wereld de soldaten huiswaarts trokken begin november. Even de Nederlandse cijfers nader bekijken: de doden vielen vooral tussen 15 oktober en 15 november, vergelijkbaar met België. Qua leeftijd en in percentages: >1-4 jaar: 13 % >5-13jaar: 8, 7% > 14-19 jaar: 8,3 % >20-49 jaar: 51,9% > 50-64 jaar: 8,7 % > ouderdan 65: 6,4 %

171


Fortifies the System against

IN FLU EN ZA

liras to

:

The benefit to the community o f a concen­ tratsd Plaid Beef lifee O X O is greater than ever in the present day; it increases nutrition and maintains vitahty in the system, and thus an effective rÊsistance is esta blished against the attacks of the influenza organism. 0 X 0 appreciabiy shortage of meat.

compensâtes for

172

the


Het aantal miskramen en doodgeboren kinderen steeg met 200%. Dat ouderen minder vatbaar leken voor de griep, had alles vandoen met het feit dat de meesten nog antistoffen hadden opgebouwd tijdens de eerdere griepepidemie van 1889-90. De cijfers in België zijn zowel schaars als onduidelijk wegens de oorlogs­ situatie. Voor de regio Tielt proberen we een overzicht te bieden en de cijfers (voorzichtig) te interpreteren. Luc Neyt verzamelde met monnikengeduld de cijfergegevens van de hele regio, waarvoor mijn bijzondere dank: Impact van de Spaanse griep in de regio Tielt Hierbij een poging om deze cijfers te interpreteren, hoewel het altijd wel ‘nattevingerwerk’ zal blijven door het ontbreken van medische rapporten of getuigenissen uit die periode. Het dagboek van de Tieltse dokter Octaaf De Zutter geeft slechts enkele sporadische opmerkingen over de epidemie, zonder aantallen of beschrijvingen. Ofwel besefte hij de draagwijdte van de epidemie niet, ofwel vond hij dat een beroeps­ geheim ... Een overzicht van zijn opmerkingen: 20.10.1918: 'veel zieke lieden’ 23.10.1918: ’veel zieke’ 29.10.1918: 'ongelooflijk veel zieken en veel sterfgevallen’ (er stierven gemiddeld 7 mensen per dag tijdens de laatste week van oktober en de eerste van november) ’er komen gedurig veel soldaten in congé, maar niettemin 2.11.1918: is er de droefheid op ieders gelaat... altijd voort veel sterf­ gevallen.’ ’altijd voort begravingen’ (wellicht ook van gesneuvelde 4.11.1918: soldaten) Bij de analyse van de drie overzichtstabellen blijkt overduidelijk dat het aantal doden in oktober 2,5 tot 3 maal hoger lag i.v.m de vorige jaren en maanden en in november zelfs van 3 tot 4 maal hoger. De grote sterfte viel overal duidelijk tussen 24 oktober en 8 november, hoewel er per gemeente nogal wat verschillen zijn. Zo was het dodental in Meulebeke in oktober lager dan normaal, terwijl het bijna overal elders x 3 of x 4 steeg, zoals in Tielt met 99 doden. In november is Meulebeke dan weer relatief zwaarder getroffen dan Tielt.

173


De Spaanse Griep telling van de overlijdens van september - oktober - november en december 1916-1917-1918-1919-1920 zonder de oorlogslachtoffers en de personen die elders (in een andere gemeenten) overleden zijn sep 16

sep 17

sep 18

sep 19

sep 20

okt 16

okt 17

okt 18

okt 19

okt 20

nov 16

nov 17

nov 18

nov 19

nov 20

dec 16

dec 17

dec 18

dec 19

dec 20

Aarsele Ardooie Denterqem Egem Gottem Kanegem Koolskamp Lotenhulle Markegem Meulebeke Oeselgem Ooigem Oostrozebeke Pittem Poeke Ruiselede Schuiferskapelle St-Baafs-Vijve Tielt Vinkt Wakken Wielsbeke Winqene Wonterqem Zwevezele

3 6 3 1 3 1 4 5 2 10 1 4 2 7 2 3 0 2 6 1 1 3 3 1 7

3 9 2 1 3 1 5 4 2 5 1 2 6 15 2 6 1 1 21 2 2 5 9 0 9

7 13 4 1 2 1 2 2 0 9 0 2 6 7 3 4 4 3 22 4 5 4 9 2 12

2 10 3 3 1 0 0 1 2 11 1 2 4 5 0 6 1 2 11 2 2 3 6 1 6

3 6 1 4 1 0 2 3 1 13 0 2 3 4 1 1 4 0 10 3 2 1 8 2 4

9 6 1 2 1 4 4 2 1 13 1 5 3 4 2 8 1 0 15 3 4 3 7 1 4

7 10 9 3 1 1 3 0 2 24 2 1 8 8 7 9 2 1 27 0 4 3 14 1 18

13 35 19 13 4 4 14 13 7 19 1 4 19 29 3 21 5 6 99 8 7 6 24 3 17

2 9 2 3 1 2 2 1 2 16 1 3 4 8 2 7 4 3 8 0 0 1 5 2 9

3 11 5 2 0 0 1 1 1 12 2 2 7 10 0 4 0 4 11 2 7 2 7 1 11

6 15 3 4 1 3 2 3 0 12 0 0 3 7 1 4 1 4 23 2 2 3 10 0 7

10 11 4 3 1 0 1 3 2 14 2 2 5 4 2 13 6 0 35 1 3 2 14 0 12

25 18 25 10 4 18 8 17 6 39 6 7 20 12 9 28 3 16 71 19 15 11 26 6 21

2 8 3 0 2 4 9 4 1 17 2 0 3 10 3 13 2 2 16 2 6 5 3 3 10

7 8 4 3 1 2 8 4 1 9 0 1 9 10 1 13 1 3 21 1 3 1 12 3 4

3 17 6 5 0 2 5 10 0 18 1 1 7 9 3 9 1 2 28 3 4 0 4 0 5

8 10 3 5 2 4 5 8 0 20 3 3 7 7 1 17 3 4 28 8 4 4 15 1 9

5 5 6 3 3 1 3 6 2 19 3 1 7 7 1 10 2 4 26 2 7 1 12 3 8

5 8 5 1 1 2 4 3 0 16 2 0 3 5 1 13 3 3 23 1 6 4 11 0 10

5 12 4 3 0 1 1 5 0 12 1 0 10 10 5 14 1 2 12 1 3 3 9 4 7

Totaal

81

117

128

85

79

104

165

393

97

106

116

150

440

130

130

143

179

147

130

125

1916-1920

174

1. Laatste kolom, 1918 oktober en november: aantal oorlogslachtoffers "Gestorven voor België" Ook deze overleden buiten de gemeente tellen mee.

Totaal

AANTAL oorlog­ slacht­ offers '18 okt nov 10 0 22 0 4 1 0 1 6 0 0 0 0 0 3 0 0 0 22 9 5 1 26 3 6 3 0 0 0 0 7 14 5 0 1 0 37 1 0 0 14 1 3 0 18 0 0 1 8 1 198

35


Telling overlijdens van de maand oktober 1918 zonder oorlogslachtoffers oktober-18 Aarsel e Ardooie Denterqem Eqem Gottem Kaneqem Koolskamp Lotenhulle Markeqem Meulebeke Oeselqem Ooiqem Oostrozebeke Pittem Poeke Ruiselede Schuiferskapelle St-Baafs-Viive Tielt Vinkt Wakken Wielsbeke Winqene Wonterqem Zwevezele Totaal

| 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 I 13 I 14 | 15 | 16 | 17 I 18 | 19 | 20 | 21 | 22 | 23 | 24 | 25 | 26 | 27 | 28 | 29 | 30 | 31 | T otaafl 1 1

1 1

1

1

1

3 1

2 1 1

1

1

2

2

1

1 1

1 1

1 1

1 1 2

2

1 1

1

1

1

1

2

1 1

1 2 1

1

1 1 1

2

3 3 1

2 3

1 4 3 2

2 1 1

1 1

1

3

1

1

1

1 1

1 1 1

2 2

3 3 1 1

2 3 1 1

1

13 35 19 13 4 4 14 13 7 19 1 4 19 29 3 21 5 6 99 8 7 6 24 3 17

35

30

393

2 1 5 4 1 1

1 3

1

1

1 3

1

2

2 2 1 1

1

1

1 2

2

1

1

2

9

9 2

1 9

6

4

2 1

1

1 4 4

1 2

1

1

1 2

1

2 1

1

1 2

1

4

1 1

1 1 1

1

2

1

1

1

1 1

1

1 1

1

4

6

2

1

1 1 1

2

1

1

1

1

1

1 1

5

2

1 1

2

3

9

6

1 5

4

5

3

7

9

10

15

1 1 1

1 1 5 1

1 2

1 1

1 9

7

4

6 1 1

1

1 1

6

3

1 1

1 7

2

1

2 1 1 1 1 1 3

1

1

1

1

1

1

1

2

13

11

15

13

8 1 2 1

1 1 1 12

18

2 27

28

4 1

30

23

27

1 1 1 1 7 2

controle vertikaal

1 3 4 1 1 2 6

393


Telling overlijdens van de maand november 1918 zonder oorlogslachtoffers I

november-18

176

Aarsele Ardooie Denterqem Eqem Gottem Kaneqem Koolskamp Lotenhulle Markeqem Meulebeke Oeselqem Ooiqem Oostrozebeke Pittem Poeke Ruiselede Schuiferskapelle St-Baafs-Viive Tielt Vinkt Wakken Wielsbeke Wingene Wonterqem Zwevezele Totaal

| 1 | 2 | 3 | 4 | 5 2 2 5 1

4 1 3 1

3

2 1 1

2

2

2

3 1 1

1 1 2

4 2 1 1 1

1 1

2 2

4

6

7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 [ 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | 19 | 20 | 21 | 22 | 23 | 24 | 25 | 26 | 27 | 28 | 29 | 30 | Totaal

2 1 1 1

1 1 1

1 2 1 1

1

1 1

1 2 1 2

1 1 1

1 1

1

2

2 1 1 3

1 3 2 3

1

1 2

1 1

1

3

1

1

2

1

2 1 1 1

1 3

2 1

2 1

41

5 4 1 2 3 1 1 39

1 6 1 1

7 2 1

1

24

23

1 2 2

2 1

24

2 4

2 1 3 1

1 3 2 2 1 1

3

2 4 1

1

1

2

1

3

26

20

23

12

19

1

1

3 1 1

1

2

1

2 2

1 1 1

2

3

1 5

1 1

1

3

1 1

1

2

1

1 1

1 1 1

1 1 1 1

1 3

2

1

1

1 1

1

2

10

9

1

2

1

5

11

14

1 1

1

2

1

1 1

1

2

1

1

1 1

1

2

1 1 2 1

1 1

1 2 5

1 1

1 2

2

1

2

14

1

1

3

13

9

10

1 1

2 1

1

2

10

12

1 1

2

1

1 1 1

4

1

1

1

1

11

1 1

1

1 2

1

1

2

1 1

2 1 1

2

1

1

1 2 1

1

1

1 1 12 1

1

1

2 1

1 1 1

1 1 1

1 1 1

1 1 1

2 1 2 1 1 2

1 1

1 1

1 3 1 1 1 1

1 1

7

9

14

2

1

9

7

5

controle vertikaal

5

25 18 25 10 4 18 8 17 6 39 6 7 20 12 9 28 3 16 71 19 15 11 26 6 21 440 440

|


Kleinere gemeenten kregen het meestal in november het zwaarst te ver­ duren. Hier vallen zeker op: • Kanegem: met 18 doden, 5 x meer dan normaal • Dentergem: met 25 doden, 6 x meer • Lotenhulle: 6 x meer • Oostrozebeke: 4 x meer • St.-Baafs Vijve: 8 x meer! • Vinkt: x 10 ! • Wakken: x 5 ! Voor een min of meer plausibele verklaring van deze cijfers proberen we hier een paar hypothesen: 1. De gemeenten waar veel troepen passeerden in die periode (oktobernovember), zowel terugtrekkende Duitsers als de oprukkende geal­ lieerden, zijn zwaarder getroffen dan andere. Dat valt te toetsen aan het aantal burgerlijke oorlogsslachtoffers (tabel 1, rechtse kolommen). Dit illustreert duidelijk dat daar zwaar gevochten werd in de tweede helft van oktober, de bevrijdingsdagen van de regio, en dat er dus veel militairen actief waren. Deze stelling lijkt voor alle gemeenten met veel griepslachtoffers op te gaan, zeker als je de dodentabel van oktober analyseert. Hoewel de precieze correlatie tussen aankomst van bepaalde troepen en de eerste doden onmogelijk te becijferen valt, zien we het dodental spectaculair stijgen vanaf 25 oktober dat is net enkele dagen na de bevrijding van de meeste gemeenten. Die gebeurde tussen 16 en 23 oktober en komt ongeveer overeen met de snelle incubatietijd van deze griep. De besmetting door passerende soldaten (en wellicht ook vluchtelingen uit de Westhoek en de streek van Roeselare) staat buiten kijf. Waar dan nog op de koop toe grote contingenten militairen kwamen bivakkeren in die periode, sloeg de griep nog feller toe. Dit was het geval in Koolskamp, Pittem, Tielt, Meulebeke, Wakken, Oostrozebeke, Kanegem, Lotenhulle en Vinkt. De ‘grieproute’ liep dus zowat parallel met de soldatenroutes. 2. We vermoeden dat gemeenten waar vanaf begin november veel gedemobiliseerden toekwamen of thuiskwamen, ook de griep mee (of meer) binnenkregen. Dat valt echter heel moeilijk met cijfers hard te maken. 3. In een aantal gemeenten kwamen meer vluchtelingen aan die door de zware gevechten en het opschuivende front verdreven waren, o.a. uit de regio Roeselare. Hoeveel dat er precies waren, weten we niet. Ook werden vanaf begin oktober heel wat zieken en gewonden van het snel bewegende front naar ‘veiliger’ oorden geëvacueerd o.a. naar Tielt, waar in het Gildhof nog een Duits militair lazaret open

177


was evenals huisdokterspraktijken. Ook deze mensen vormden een zekere bron van besmetting. 4. Als we de begrafenislijsten bekijken, die grafmaker Karei Thys nauwkeurig bijhield voor Tielt, tellen we dat hij in oktober 173 mensen begroef. Daar waren dus maar maximaal 136 Tieltenaren bij: 99 ‘gewone’ sterfgevallen en 37 oorlogsslachtoffers. De ‘voor­ lopige’ begrafenissen kunnen we daar jammer genoeg niet uitfilteren bij gebrek aan gegevens. Dit staaft onze veronderstelling dat er heel wat vluchtelingen, ook zieken en gewonden van elders vanaf begin oktober in Tielt aankwamen. Als we de begrafenisdata overlopen, zien we dat er tussen 21 en 31 oktober 97 mensen begraven werden op 173 voor de hele maand. Daarvan waren er ongetwijfeld een dertigtal oorlogslachtoffers. We kunnen dus het aantal vermoede­ lijke griepdoden schatten op een zestigtal ofwel grosso modo op 30% voor de hele maand oktober en zomaar eventjes 61 % in de laatste twee weken van oktober! In november werden 87 burgers begraven. Daarvan waren er 72 Tieltenaars. Er was maar één oorlogs­ slachtoffer bij. Van die 72 stierven er 41 tussen 1 en 8 november. Ook hier mogen we gerust aannemen dat er zowat 60 % griepdoden bij waren. Vanaf 8 november doofde de epidemie uit als een kaarsje. Nog een korte leeftijdsanalyse van de vermoedelijke griepslachtoffers: 1. Tielt: tussen 15 en 55 jaar: 47 op 99 doden = 47 % in oktober; 33 op 71 doden = 46 % in november onder de 5 jaar: 19 in oktober = 19 % 12 in november = 17% 2. Meulebeke: tussen 15 en 55 jaar: 7/19 = 36 % in oktober 13/39 = 33 % in november onder de 5 jaar: 5/19 = 26 % in oktober 10/39 = 25 % in november Dit onderschrijft de algemene cijfers: zowat 70 % van de griepslachtoffers (soms zelfs meer) viel in de leeftijdscategorie 15-55 jaar en onder de 5 jaar. Let wel: hier zijn geen gesneuvelde soldaten meegeteld! De stelling dat veel oudere mensen enige weerstand hadden opgebouwd tegen het virus tijdens de vorige grote epidemie van 1889-90, lijkt hier bevestigd. Terloops nog even wijzen op het grote aantal burgerslachtoffers in Aarsele, Ardooie, Meulebeke, Ooigem, Wakken en Wingene-Zwevezele

178


in oktober. Veel burgers kwamen om door beschietingen en bombarde­ menten. Grootste ‘uitschieter’ was zeker Ruiselede met 14 doden, het gevolg van zware beschietingen met gasbommen door de Duitsers op 21 oktober. G.D'Hoore uit Ruiselede noteerde: ”Zij gebruikten geschot met verpestende gas, en benamen alzoo op eene onmenschelijke wijze het leven van een overgroot getal burgers...’ Een pandemie met mundiale gevolgen? Had de Spaanse griep een blijvende impact op de geschiedenis van de 20sle eeuw? De Amerikaanse president Wilson, die in 1918 vastbesloten leek een duurzame vrede te smeden zonder wraak of vernedering tegenover de verliezende partijen, moest zijn ‘ 14 puntenplan’ groten­ deels inslikken omdat hij in Versailles begin 1919 geveld werd door... de Spaanse griep. Hij miste daardoor de kracht om de wraakzucht van Fransen, Engelsen en Belgen te temperen. Ongeveer 20 % van de actieve bevolking verliezen: Europa kwam maar zeer moeizaam deze zware klap te boven. Daarom verliep de heropstart van de economische bedrijvigheid en de heropbouw van de ‘verwoeste gewesten’ traag en de aderlating van oorlog en Spaanse griep veroorzaakte in veel landen een woelig en revolutionair sociaal-politiek klimaat, zoals natuurlijk in Rusland en Duitsland. Algemeen kan men gerust stellen dat de opmars van het extremistische gedachtengoed zowel van links als rechts door deze factoren veel wind in de zeilen kreeg, ook in ons land. De front­ beweging en het extreme Vlaams-nationalisme zouden zeker nooit zulke vlucht genomen hebben zonder de ‘groote oorlog’ en zijn nasleep. En zo waren de ziektekiemen van de Spaanse griep deels mee verantwoordelijk voor de verschrikkingen van WO II . Bronnen • SAT, nr. 3356, register van begrafenissen, 1918. • SAT, nr. 46, handelingen van de gemeenteraad, 20 nov 1905-18 maart 1919 • SAT, nr. 77, bijlagen bij de gemeenteraadszittingen, 1918-1927 • SAT, nr. 97, handelingen van het Schepencollege, 4 sept 1905-16 okt 1920 • SAT, nr. 202, uitgaande brieven van het Schepencollege, 10 juni 191214 mei 1919 • SAT, nrs. 300 en 301, ontvangen brieven 1918-1919 • Burgerlijke stand van de stad Tielt en van de gemeenten Ardooie, Dentergem, Gottem, Koolskamp, Meulebeke, Oostrozebeke, Pittem, Aalter, Ruiselede, St.-Baafs-Vijve, Vinkt, Wakken, Wingene: overlijdens 1916-1920

179


• RvT, Archief A. Verbaeys, dozen 4 en 5, 1914-18. • Een streek in oorlog, oorlogsdocumenten uit het Tieltse 1914-1919. Tielt, 1980. • Vander Meulen J ., Het verhaal van de bevrijding, in Gazette van Tielt, jg 2, nr. 9, p.16. • Dagboek dr. Octaaf De Zutter (fotocopie in bezit van RvT) • Erick Mecking, Het drama van 1918. Over de Spaanse griep en de zoektocht naar virus en vaccin. Paperback, 224 p. ISBN 9053305394 • Artsenkrant 28 oktober 2005, p. 10-11. Artikel door Geneviève Ostyn • A .C . De Gooijer, De Spaanse griep van 1918. De epidemie die meer dan 20 miljoen levens eiste. Amsterdam, 1978. • John M.Barry, The Great Influenza. The epic story of the deadliest plague in history. London, ed.Viking, 2004. • Tony R. De Bruyne, Varkenspest en WOI, Spaanse Griep in Schrapnel, tijdschrift van Western Front Association België, juli 1997, p. 46-47. • Tom Johnston, Life at Camp Funston. Reflexions of Army Sergeant Charles L. Johnston. Uitg. eigen beheer.

180


Luc Goeminne

MOLENSCHATTING VAN DE WINDMOLEN EN DE WATERMOLEN VAN DENTERGEM IN 1671 In januari 1671 verliet de molenaar Cornelis Braet zowel de windmolen als de watermolen van Dentergem. Hij was de molenaar van beide molens geweest van 1650 tot 1671. In 1671 was de aankomende pacht ermolenaar Jaspaert Vervaecke1. Cornelis Braet behoorde tot een bekend molenaarsgeslacht. Hij was de zoon van Jan Braet die van 1622 tot 1663 de molenaar en eigenaar was van de Eeckhoutmolen in Kanegem. Cornelis had niet minder dan 6 broers, allen molenaars! Na 1671 ging Cornelis op rust in Aarsele wonen.2 De eigenaar van de beide molens in Dentergem was Frans-Filip Lanchals (1644-1677), baron van Eksaarde, heer van Olsene, Oeselgem, Dentergem en Gottem. Hij was zeer jong (op 15 jaar!) gehuwd met de al even jonge Victoria Desideria Allemani uit Firenze. Het echtpaar woonde altijd in Eksaarde. Zijn overgrootvader, Pieter Lanchals (15501612), was door aankoop rond 1580 heer van Dentergem geworden. In 1474 bezit Dentergem al die windmolen, op een hofstede in de Ankelaerestraete. Heden is dat de Markegemstraat nr 119.3 Later heette die molen molen De Stoop (1746) en nog later molen Maes. In 1803 wordt deze staakmolen te koop aangeboden. Die windmolen werd gesloopt in 1936. Het bouwjaar van die dorpswindmolen is onbekend gebleven. De watermolen stond op de oostzijde van de dorpsplaats op de huidige Speibeek, vroeger Watermolenbeek genoemd. Die beek mondt uit in de Oude Mandelbeek, op de grens met Gottem. De molen staat getekend op een plan uit 1725.4 Hij werd echter al in 1726 afgebroken, wellicht Stadsarchief Gent. Fonds Lanchals-de Ladeuse. Bundel 338. Akte 2-1-1671 Braet AndrÊ: Het geslacht Braet door de eeuwen heen, 1295-1980, Aalst, 1981, 279 blz. N. Fragmenta molinologica. Molenecho’s, jg. 14, nr 5, oktober 1986, blz. 202. Uit 1474 komt de vermelding: den meulenwalle upt hoendervelt. Stadsbibliotheek Kortrijk, Fonds de Bethune, hs. 194, Renteboek heerlijkheid Dentergem anno 1725. Met zes gekleurde perkamenten kaarten en talrijke toponiemen. Dit werk is gesteund op een ouder renteboek uit 1673.

181


U

7')' -* * t

De dorpsplaats van Dentergem met de Watermolen en de Watermolenbeek, anno 1725


wegens een te gering waterdebiet of een te klein waterverval. Op het figuratief dorpsplan van 1773 komt hij niet meer voor.5 Het bouwjaar van die watermolen is eveneens onbekend. De molenschattingen werden uitgevoerd door drie molenmakers. De eerste was Jan De Seyn fs. Jan. Hij was wellicht de oom van de tweede schatter, Gillis I De Seyn (1638-1706) uit Olsene.0 De derde schatter was Jacques Braekman, die we niet nader konden identificeren. Daar de molenmakers De Seyn van Olsene afkomstig waren, is die schatting Oost-Vlaams getint. De windmolen bezat al twee koppels maalstenen. Beide waren aangedreven door twee kamwielen op de molenas. Het steenkoppel in de achtermolen waren zeventienders. Dit betekent: molenstenen met een omtrek van 17 voet. Een voet bedroeg 27,5 cm Gentse maat. De omtrek was dus 4,67 m en komt overeen met een door­ snee van 150 cm. In de voormeulen lag een steenkoppel dat er later werd ingelegd. Het waren dertienders of stenen met een diameter van 110 cm. Zoals gewoonlijk bevat deze prijsschatting geen maatgegevens van het staande werk. De (nieuwe?) loper van het steenkoppel in de achtermolen was ruim 11 duimen (29,8 cm) dik. Een duim Gentse maat bedraagt immers 2,7 cm. De liggende steen in de achtermolen was sterk versleten en was nog amper 11 duim (16 cm) dik. De (nieuwe?) loper van het steenkoppel in de voormolen was 11 (29,8 cm) dik en de ligger nog 6,5 duim (18 cm) dik. De windmolen was een gewonen houten staakmolen. Merkwaardig is wel dat de molenvoet, naast zijn 8 steek­ banden, nog 3 aardschoren had die van de zetel rechtstreeks met blok­ ken op de grond rustten. Eigenaardig is de vermelding van 5 horizonta­ le dwarse bovenbalken. Vanaf de windzijde: de windpulm, de smoutbalk, de ijzerbalk, de steunbalk en de pinne balk. Klassiek is de ver­ melding van de 4 grote ijzers: het vorkijzer, de rijn, de hals (van de onderspil), de panne met het spoor (spoorpot). Het zakwindas werd nog met de hand bediend. De molen had dus nog geen echt luiwerk, waarbij de zakken met de windkracht naar omhoog worden gehesen. Hoewel er sprake is van een ‘cleyn solderken’ denken we dat de steen­ zolder (bijna?) even groot was als de meelzolder. De ‘heinsel’ was een unster of Romeinse balans dienstig tot het wegen van zakken. Hij was opgehangen aan de zoldering van de meelzolder met behulp van een korte reep en katrol (heynsel windaes).

R .A .G ., Staten van Vlaanderen, Kaarten en Plans, nr 1580. Plan figuratif van Dentergem anno 1773 Goeminne Luc en Deseyn Oscar, De molenmakers De Seyn in de Leiestreek in de 17‘ en 18' eeuw, Molenecho’s, jg. 24, 1986, nr 3, blz. 119-124.

183


Eigenaardig is de weergave van verzameltermen met een suffix -sel. Voorbeelden hiervan zijn schutsel, crammelsel (geheel van alle krammen). Het enige steenkoppel in de watermolen had een diameter van 130 cm. De ligger was sterk versleten en was amper nog 13,5 cm dik. De loper was nog 15 duim of 40 cm. Dit is een opvallend dikke molensteen. Er was de klassieke onderaandrijving met een hoge maalstoel die 4,4 meter lang was. De schattingsprijs van het staande en draaiende werk van de windmolen met het steenkoppel in de achtermolen bedroeg 328 pond groot. De prijs van het aandrijfwerk met het bijkomend steenkoppel in de voormolen bedroeg 41 pond groot. De prijs van de watermolen met één steenkoppel met het molenhuis bedroeg 227 pond groot. De prijs van de kleine watermolen bedroeg ongeveer 60 % van de prijs van de windmolen. Eigenaars en pachters van de windmolen Van 1557 tot 1630 was de familie Heytens zowel eigenaar als uitbater van de windmolen. Van 1650 tot 1671 was de familie Lanchals eigenaar en Cornelis Braet pachter. Van 1698 tot 1726 was Daniël Sonneville de molenaar. Van 1738 tot 1771 was de familie van Pottelsberghe d’Huleghem eigenaar en achtereenvolgens Pieter De Schrijver en Gabriël De Stoop de pachters. Na 1728 was Alfons-Louis Martin Borluut uit Gent de eigenaar. Na 1822 werd de nieuwe eigenaar Gaspard Borluut uit Gent. Andere windmolens in Dentergem In 1767 bouwde Jacobus Lambrecht een graan-olie-windmolen in Dentergem langsheen de Oostrozebekestraat op de grens met Markegem. Die houten staakmolen werd al in 1896 afgebroken. Omstreeks 1814 liet zijn kleinzoon, Jan Baptist Lambrecht, 100 meter zuidwaarts van de vorige molen een stenen oliewindmolen bouwen. Die werd in 1842 her­ ingericht als graan-oliewindmolen. Daar de molen veel gebreken ver­ toonde, werd hij al in 1887 afgebroken. Rond 1850 was er in Dentergem nog de Van Gaver-graanwindmolen langs de weg naar Wontergem. In de 19de eeuw telde Dentergem dus vier windmolens. De watermolen was toen al afgebroken.Over rosmolens in Dentergem is ons voorlopig niets bekend.

184


Schatting van de graan windmolens in Dentergem in 1671 Opden Hen Ja(nu.ar)ii 1671 hebben wij onderschreven ghepresen ende ghexstimeert den cooren wintmeulen ende watermeulen staende opde p(roc)hie van Denterghem toebehooren(de) mijn Ed(ele) heere Den Baron van Exaerde, Olsene ende voorschr(eve)n Denterghem als propretaris ten eender ende Cor(ne)l(i)s Braet als afscheeder, ende ten ancommen van Jaspaert Vervaecken ter andere als aanveerder die ar(tic)len zoo hiernaer verclaert Eerst ende alvooren de onderplate met haar vier banden en de blocken ghepresen 5-15-0 Item de opperplaete met haer vier banden ende blocken met de bauten ghepresen 5-5-0 Item drij harte schooren onder de meulen met de blocken ghepresen 1-5-0 Item de Staecke met sijnen zetel ende oppers(te) maene banden ende bauten ghepresen 26-8-0 Item beede voorhouten met het calf ghesloten met Isere bauten ghepresen 9-8-6 Item beede salbalcken met hun Iserwerck ghepresen 2-7-6 Item den steert met sijn Iserwerck ende toebehoorte ghepresen 3-6-6 Item den buyten steyger met sijn trappen ende Iserwerck (er)toe dienen(de) ghepresen 4-5-0 Item den Steenbalcke met de opperste maene ghepresen met twee bauten 13-10-0 Item het viercante vande meulen zes Listen vier hoeckstijlbalcken, sullen, mercker, deurstijlen banden ende richels met het Iserwerck ghepresen 84-5-0 Item de vijf balcken te weten den wintpulm, smaut(balcke), Iser(balcke) ende Steunbalcke, met de pinnebalcke, met de kerspanghen ende Iserwerck ghepresen 4-16-4 Item de gheheele vorst vande dacklistenopperwaerts alzoo de selve ghestaen ende gheleghen is ghedeckt met hauten schaelien met het Iserwerck ende naghels ghepresen 21 -5-0 Item den schutsel vande plaette sijden met de voorweech, deure, hansels, slot ende sleutel ghepresen 6-18-6 Item het schutsel vanden wintweech wesende eecken bert ghedeckt met hauten schaliÍn, met de naghels ghepresen 8-14-0 Item de binnen Roede te weten pestel lasschen Scheen ende Soomen ghe­ sloten met zes bauten, scherssen ende vingherlijngen ghepresen 9-10-0 Item de buyten Roede te weten lasschen, pestel, scheen ende soomen ghe-

185


sloten met zes bauten scherssen ende vingherlijnghen ghepresen 7-12-4 Item de Asse met alle haer Iserwerck ende bauten al te samen ghepresen 8- 8-0

Item den maerbel ende mortier, twee kenewen ghepresen 1-18-6 Item het camwiel met zijn harmen, cammen,bauten, scherssen ende vijngherlinghen ghepresen 10-16-0 Item het schijfgheloop met zijn spillen, banden, bauten, ende crammelsels ghepresen 3-0-0 Item de waeterdeure met de gote ghepresen 0-16-0 Item de vier groote Isers te weten de vorcke de rijne, den hals, panne ende Spoor ghepresen 12-19-6 Item den loopenden steen wesende eenen zeventhiender ende is dicke bevonden elf duijmen ten drijquaert schaers ghepresen elcken duijme de somme van compt 39-3-4 Item den ligghende Steen wesende van ghelijcke wijde ende is dicke bevonden zes duijmen ende een quaert ghepresen elcken duijme de somme van compt 15-10-10 Item de Steenkiste met de decxsels, graenback met den cleijnen back ende tremode ghepresen 1-19-6 Item het Rijnckhout met sijn blocken ende toebehoorten ghepresen 0-18-0 Item het gheheele pas, Iserwerck, Lichte ende toebehoorten ghepresen 0-19-6 Item de vanghe met de vleghel, ack ende kemie (?) met de vangreepen ghepresen 1-16-0 Item de sack windaes ende heijnselwindaes met het huuseken met het Iserwerck ghepresen 1-5-0 Item het steenbedde ghepresen 2-18-0 Item het cleijn solderken met de bakken, rebben, bert ende naghels ghe­ presen 2-6-9 Item den binnen stegherken ende baneken ghepresen 0-19-3 Item den meelback met de gote ghepresen 0-10-0 Item den ondersten Solder, rebben, bert, naeghels ende hulders ghepresen 2 - 10-0

Item de ghereijen met de bauten, caleyte ende wegghe ghepresen 0-14-0 Item den steenreep met buijten(reep) ende binnen Reep, Iser(reep), camande ende noch ander cleijne reepkens ghepresen 2-9-0 Item eenen Meelback achter inde Meulen met een deure ende Lenen ghe­ presen met eenen lseren hantboom tsaemen 1-10-12 Item noch zes scherphamers, zijn ghepresen ter somme van 0-12-6 Somma dese bedraeght drij honderdt achtentwintich pond twee schel-

186


lijnghen elf grooten Alzoo wij onderschreven(en) bij ordre van heere proprietaris vande voor­ schreven meulens van denterghem ter eender ende Cornelis Braet als afscheeder, ende ten ancommen van Jaspaert Vervaecken ten andere als anveerder vande voorschreven meulens bij ons meulemaeckers ghepresen ende ghexstimeert de voormeulen ligghende opde coorenwintmeulen voorseyt. Te weten een camwiel met sijn appendentie, een gheloop, iserijnghe, kiste met toebehoorten rijnckhout iserbalck met het pas, den loopende steen wesende eenen derthiender dicke bevonden elf duijmen schaers ghepresen ten advenante van le V sch. Grooten den duijme Gentsche maete, den ligghende steen van ghelijcke wijde dicke bevonden zes duijmen en half ghewillich prijs alsvooren, emmers alzoo de selve voor­ meulen is raeckende mette reepen dienende totte voorschreven voormeulen, emmers niet vuijtghestoken nochte ghereserveert, ende hebben de selve weerdich bevonden totter somme van eenenvertich ponden neghen schellijnghen grooten. Schatting van de graanwatermolen in Dentergem in 1671 Dit naervolghende is den prijs van(de) watermeulen staende opde voor­ schreven prochie van denterghem den voorschreven heere Baron competerende zoo hiernaer volght Eerst ende alvooren den ligghende steen wesende eenen vijfthiender ende is dicke bevonden vijf duijmen schars ghepresen elcken duijme gentse maete 11-13-8 Item den loopende steen wesende van ghe(ijcke) wijde, ende dicke bevonden vijfthien duijmen ghewillich ghepresen elcke duijme Gentsche maete de somme van ende angaende beede meulensteenen bedraeghen alsnu ter somme van 31-5-8 Item het rijnckhaut met sijn blocken ghepresen 1-3-6 Item de groote isers te weten den hals, de rijne, clopper, panne ende spoor ghepresen 8-6-8 Item gheheel den maelstoel ofte binnen stoel vierstijlen acht banden twee balcken vier platen ghepresen 6-8-4 Item het camwiel met sijn harmen cammen ende iserwerck daeran clevende ghepresen 5-16-10 Item het schijfheloop met sijn spillen, banden ende bauten, crammelsels ghepresen 1-16-0 Item het steenbedde met eenen steegher, het bedde lanck zesthien voet, kiste acht voet plancken van drij duijmen dicke ghepresen 1-18-0

187


Item het windaes met de reepen ghepresen 1-1-0 Item de asse met twee str(op)banden ende eenen sleutel bant, twee stroppen met bauten, schersen ende vijngherlinghen met de peuleme, blocken ghepresen 3-12-4 Item het waterwiel wesen, ringhen, harmen, hae(l)pen, steerten ende iserwerck ghepresen 7-0-0 Item gheheel het speije met den waterstoet, bert, schove, vleghel ende toe­ behoorden ghepresen 4-V-O Item het bordes over het waterwiel ghepresen 1-0-0 Item het meulenuus staende in behoorlijckeastiqué ( = toestandj midtsgh(aders) het ticheldack behoorlijck gherepareert ende is nu weerdich bevonden tot de somme van 127-17-6 Item de brugghe met de lene ende iserwerck ghepresen de somme van 1-17-0 Item den steenreep met het hantreep ende steecksteen al te samen ghe­ presen 0-15-0 Item bevonden elf halpen zeven nieuwe ende vier oude midtsgh(aders) zes steerten ghepresen dus blijft (?) Item vier schooren wesende wulghen persen ghepresen 0-3-0 Item den haeck met de gherije, caleijte ende wegghe ghepresen 0-6-8 Item den heijnsel met den clomp ghepresen met het wielken 0-12-0 Somma van dese beloopt Ile XVII pond VII schellinghen VIII grooten Aldus dese bovenstaen(de) prijsije is bij ons onderschreven meulemaeckers ghedaen ter goeder trauwen naer onse beste wetenschap, onder alle behoorl(ijcke) protestatt(ie)n ende verlethede dese bij ons on(derteecken)t desen vijfden januarij X V le eenentzeventich Ja n de Seyn fs Jans Bij mij jacques braekman 1671 Gillis de Seyn Onduidelijke molentermen De meeste molentermen werden al uitvoerig besproken in talrijke vorige publicaties in het tijdschrift Molenecho’s. We beperken ons hier enkel tot zeldzame, onduidelijke of onverklaarde molentermen. 1. Bancke: zakband, bijbank naast de graanbak. 2. Bordes: hier houten ark boven het waterwiel. In Nederland betekent bordes een balkon aan de deurweeg van een staakmolen (uit het

7

Bauters Paul, Van zadelsteen tot zetelkmier. Boek 3. Geïllustreerd molenwoordenboek, Gent, 2002, 253 blz.

188


3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.

10. 11. 12. 13.

14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22.

23. 24. 25.

Frans bordes). Caleiite: traphout, getrapt spievormig hout, trapspie. Uit het Oudfrans chalit = draagstel. Clopper: hier klapspaan, speleman. Is bevestigd aan het uiteinde van de schoen. Crammelsel: geheel van ijzeren krammen (zeldzame verzamelterm). Hansels: deurhengsels. Harte schooren: aardschoren, leugenschoren. Bijkomende steunbanden die vanaf de zetel tot de grond doorlopen en hierop steunen. Heiinsel met den clomp: hier lichttouw met onderaan de ijzeren bal als tegengewicht, kontergewicht. Ontbreekt bij Bauters. Hulders: houders (?), hier ijzeren krammen (?), ijzeren hoekijzers (?). Houdvasten betekenen soms de kikkers of ijzeren bekjes op de molenroede. Huuseken: hier luikapje om de zakkenreep tegen de regen te beschermen. Niet in deze betekenis bij Bauters. Kemie: kennewe (?), kenne, ijzeren springbeugel. corrupte schrijf­ fout? Kennewe: springbeugel. Kerspenshen: keerspangen, hier ijzeren haak die met een scheers iets aanspant. In de tekst staat: de pinnenbalcke met de keerspanghen. Niet bij Bauters. Listen: lijsten, horizontale balken in de zijwegen van een staakmolen. Men kent daklijsten, middenlijsten en waterlijsten. Mercker: merkerstijl, hier borstnaald in het midden van de windweeg van een staakmolen. Platte svden: hier beide zijwegen van het molenkot. Richels: horizontale dwarsregels in de wanden van een windmolen, waarop beschot wordt genageld. Salbalken: zadelbalken, de korte berriebalken, die rond de staak, dwars op de voeghouten liggen. Schoven: hier sluisbalken, horizontale, verticaal beweegbare houten schotten in het sluiswerk van een watermolen. Smoutbalcke: smoutstijlen, wellicht zijn hier de smeerstijlen bedoeld. Dit zijn de keer- en weerstijl links en rechts van de assenhals. Stroppen: stropbanden, hier ijzeren spanbanden. Steeksteen: onduidelijke term. In de tekst staat: den steenreep, met de hantreep ende steecksteen. Wellicht verschrijving. Zeker geen leesfout. Misschien is hier de teers of knippel bedoeld (?). Steerten: halpstaarten van het waterrad. Salie: zullebalk, dremplebalk bij de ingangsdeur van een staakmolen. Tremode: tremie, graanbak, kaar. Hierin wordt het te vermalen graan

189


gegoten. 26. Viercante: molenkot, molenkast. 27. Vinserlim sen: platte ijzeren ring, moerplaatje, vlotje, waarover een scheers gespannen zit. 28. Viesel: hier lange houten hefboom die de sluisbalken van een water­ molen opheft. 29. Voorhouten: hier in de uitzonderlijke betekenis van de korte berrie­ balken. In de tekst staat: ... de stacke met sijnen setel, ... Item beide voorhouten met het calf ... Item beide saelbalcken ... Niet hetzelfde als voorbalken. Niet bij Bauters. 30. Waterstoet: houten staketsel waarop de buitenpin van de wateras draait. Later in de 19e eeuw wordt deze houten constructie vervangen door een asmuur of strekdam. Niet bij Bauters. 31. W esshe: wig, steenweg, steenspie. Een houten wig met schuin oplopende kant die men bij het ophijsen van de loper steeds verder onder de steen schuift. 32. Wesen: onduidelijke term. In de tekst staat: het waterwiel, wesen, armen, halpen, steerten ... We vermoeden dat bedoeld wordt de velg van het waterrad (?). Misschien staat er het dialectisch getint ‘wezen’ in de betekenis van hoofd of aangezicht. Een hoofd is het voorste, vooruitspringende deel van een strekdam.

190


Inez Démarrez

EEN STUKJE FAMILIEKRONIEK ROND DE PAANDERMOLEN TE MEULEBEKE Een gifte metter warmder handt Op 13 mei 1683 verscheen voor de schepenbank van Ricquartscheure in persoone Maijken de Crouble, gheassisteert met Pieter de Cloet. Ze ver­ klaarde aan baljuw Pieter vanden Bogaerde, burgemeester Pieter Ie Cluijse en de andere aanwezige schepenen Cornelis vander Beke, Enghel van Hullenbusch en Gilles Courouble - deze laatste zette geen handtekening onder de akte, maar slechts zijn mercq - dat ze een schenking wilde doen; dit werd in de scabinalen als volgt genoteerd: wel(cke) comparante v(er)claerde ome de goede liefde en(de) affectie die sij is draghende tot P(iete)r Vferjbeke f(iliu)s P(iete)rs, haren cosijn, en(de) Comelie Thoomaes f(ili)aJan s, sijn huijsvr(auwe), en(de) andere redenen haer ertoe moverende te gheven, jonnen, op te draghen en(de) cederen bij donnatie inter vivos en(de) metter warmder handt, onwederroepel(ijck) an en(de) ten proffiete van(den) voom(omden) Pfietejr Vferjbeke en(de) Comelie Thoomaes, sijne huijsvr(auwe), de naerschr(even) goederen.' Men mag gerust van een ‘milde’ schenking spreken, want Maijken de Crouble deed afstand van eerst een coorenwintmenlen ... mette toebehoorten soo men jeghenwordich ermede is maelende, met noch een cleen huijseken staende neffens den sel(ven) meulen ... Item eene behuijsde hofstede ghestoffeert van hnijs, schuere en(de) ovenbuer met noch diversche fruijtboomen met een stick lants er annex gheleghen ... ontrent dry hondert roeden ... en(de) dat met alle de catheijlen van huijsijnghen, boomcattheijlen, besaijde vruchten, taille van houtte ende general(yck) al ’t gonne daerop en(de) inne wesende. Item alle de huijscattheijlen van scrapae, taefel, coetse, bedde, ketels, laeckens, stoelen, baneken, potten en(de) pannen, en(de) generael(yck) al ’t gone daerinne de comparante is huijshoudende, niet uutghesteken nochte ghereserveert.*2 Kortom, Maijken schonk haar hele hebben en houden weg.

2

Rijksarchief Kortrijk, Scabinale Reeks, Meulebeke, Scabinalen Ricquartscheure, register 1668-1689, folio 171-171v Rijksarchief Kortrijk, Scabinale Reeks, Meulebeke, Scabinalen Ricquartscheure, register 1668-1689, folio 171 -171 v

191


De Paandermolen op perceel 116 van de kaart uit het Meulebeekse landboek van 1654-1656


Daar stond natuurlijk wat tegenover. De begunstigden zouden een jaar­ lijkse rente van 6 ponden 10 schellingen grooten op de molen aflossen en ook de pacht betalen. Blijkbaar had de weduwe bovendien nog niet alle schulden van het sterfhuis van Maerten Verbeke, haar man zaliger, vereffend en de begunstigden zouden ook die aflossen. Maar de belang­ rijkste reden voor de gifte werd pas op het einde van de akte vermeld: ende bovendien onde comparante te gheven haer leven lanck ghedueren(de) behoorel(ycken) montcost ende dranck, cleederen van lijnen en(de) wullen, emmers al dat haer tot alimentaetie sal behouven sieck ofte ghesondt, ende naer haer doot te doen een heerel(ycke) begraevijnghe met een uutvaert al naer haren staet ofte conditied Maijken wilde op 77-jarige leeftijd haar oude dag veilig stellen, wat op het einde van de woelige zeventiende eeuw en gezien haar hoge ouderdom zeker geen slecht idee was. Voortaan moest ze zich niet meer om eten, drinken of kleding bekommeren en haar huisgenoten zouden haar zelfs in ziekte bijstaan. De begunstigden, Pieter Verbeke en zijn vrouw, hebben Maijken voor de donatie natuurlijk hoochel(yck) bedanckt en(de) om de sel(ve) ghifte te doen sorteren haer volcomen effect, heeft d ’je comp(ara)nte an(den) voom(omden) P[iete)r V(er)beke en(de) sijne voorschr(even) himsvr(auwe) ov(er)ghelevert den cheijnsbrief en(de) sleutel van(den) voors(eyd)en meuten, en(de) int regarde van(de) voorn(omde) hofstede en(de) landen ov(er)ghelevert den coopbrief en(de) sleutel van(den) huijse w(aer)inne de voorn(omde) huijscattheijlen sijnd Met het overhandigen van de pachtbrieven en de sleutels wisselde de molen dus definitief van eigenaar. De Paandermolen en de Verbekes De coorenwintmeulen waarvan Maijken de Crouble in 1683 zo genereus afstand deed, was de Paandermolen, waarvoor in 1643 een octrooi ver­ leend was.3 56 Ruim tien jaar later noemde het Meulebeekse landboek 4 Maarten Verbeke als eigenaar en gebruiker van een stick lants daer de Pandercoorenmuellene up staet ende een behuysde erfve up (he)t suyt ende ... gr(oot) ij c(enta) vj roend Vertaald naar vandaag stond de

3 4 5 6

Rijksarchief Kortrijk, Scabinale Reeks, Meulebeke, Scabinalen Ricquartscheure, register 1668-1689, folio 171 -171 v Rijksarchief Kortrijk, Scabinale Reeks, Meulebeke, Scabinalen Ricquartscheure, register 1668-1689, folio 171-171v Rijksarchief Gent, Fonds der Wetachtige Kamer, nr. 310, f° XCVII r° en CVII, Octrooienboek 1570-1650 Gemeente-archief Meulebeke, De landboeken van 1654-1656, deel IV, perceel 116; volgens het huidige kadaster sectie D nr. 267

193


molen op de hoek van de Hondekerkhofstraat, de Paanderstraat en de Oude Paanderstraat. Molenaar Maarten Verbeke78 , zoon van Pieter Verbeke en Elisabeth Lanschoot, en Maijken de Crouble, dochter van Hendrick Decroubele en Maria Vanbelleghem, leefden met hun kinderen Pieter (° 1635) en Elysabeth (° 1639) in sombere en gevaarlijke tijden. Meer dan eens werd Meulebeke door vreemde soldaten bezet en geplunderd. Zo staken Franse troepen op 27 september 1645 de kerk in brand en ze legden ook vijfentwintig huizen en hofsteden in de as. Toen bisschop Triest jaren later, in augustus 1650, het dorp inspecteerde, zag hij magno animi dolore, met grote pijn in het hart, dat de enorme schade nog altijd niet hersteld was.3 Was dit de reden waarom Verbeke in 1649 in Ghendt verbleef, zoals de staat van goed ten sterfhuize van Hendrick Decroubele, zijn schoonvader, ons leert?9 Hoe dan ook, de kinderen Verbeke groeiden op in Meulebeke en zoon Pieter trouwde waarschijnlijk in 1659, het jaar waarin hij by coope het Kortrijkse buitenpoorterschap verwierf10, met Judoca Heijtens, in 1639 te Dentergem geboren. Maartens schoonfamilie behoorde ook tot het molenaarsmilieu; zijn schoonbroers Carolus en Joannes Heijtens maalden in het naburige Pittem. De jaren gingen voorbij en Pieter Verbeke stichtte een kroostrijk gezin. In 1660 werd grootvader Maarten Verbeke de trotse doopheffer van de kleine Petrus; er volgden nog acht andere kleinkinderen. Of Maarten de geboorte van de jongste in november 1680 nog meegemaakt heeft, is niet zeker. Hij stierf dat jaar, maar wanneer precies weten we niet. Het Meulebeekse overlijdensregister voor de periode 1672-1682 is niet bewaard gebleven en we moeten terugvallen op de kerkrekeningen, die vermelden dat men in 1680 met de gebruikelijke uitvaartdienst van 4 ponden 12 schellingen afscheid van Maarten genomen had.11 We ver­ moeden dat ook zijn zoon Pieter niet lang daarna kwam te sterven, maar ook dit overlijden staat niet op papier. Ondertussen ging het leven in Meulebeke door en Pieter Verbeke de jonge zocht en vond een bruid. Op 28 februari 1683 werd zijn huwelijk met Cornelia Thomaes, dochter van Jan Thomaes en Petronilla Cloet en geboren in 1658, ingezegend. 7 8

10 11

bron voor alle genealogische informatie: Databank Meulebeekse bevolking, uitgave op CD-rom door de gemeente Meulebeke, 2008 Cloet M ., Itinerarium Visitationum Antonii Triest Episcopi Gandavensis (1623-1654), 1976, blz. 463 Rijksarchief Kortrijk, Wezerij Le Ghay, nr. 83, f° 2: ten gedieden sterfhuyse ...o m partaige te maecken tusschen de achtergelaeten kinderen ... Marten Verbeke fs Pr in G h e n d t... Decroix L., Kortrijkse buitenpoorters te Meulebeke 1540-1798, 1990 Rijksarchief Kortrijk, Fonds Kerkfabriek Meulebeke, nr. 11 (1671-1690)

194


Aan de familiebanden tussen Maijken de Crouble en deze Pieter Verbeke junior kunnen we niet twijfelen, maar vreemd genoeg noemt het schepenboek de begunstigde haren cosijn in plaats van haar klein­ kind. Na grondig uitpluizen van alle genealogische gegevens over de familie Verbeke kunnen we dit alleen maar als een administratieve ver­ gissing in de scabinalen bestempelen. Wel was Pieter Verbeke junior een cosijn van Pieter de Cloet, die Maijken de Croeble voor de schepen­ bank assisteerde. Vandaar de verwarring misschien? De Paandermolen maalde dus voort en Maijken de Crouble bracht er bij het gezin Verbeke-Thomaes haar oude dag door, maar niet zonder de altijd weerkerende oorlogsdreiging. In 1684 verloren de inwoners van Meulebeke voor de zoveelste keer have en goed en leden verlies, costen, schaden ende interesten soo in ’t vluchten met hunne famillien en(de) beestiaelen, verlies van vruchten ende meubilaire goederen, derven van vette ende non tydelick te connen zayen, betaelynghen van sauvegardeghelden, contributien, confiscatien als andere exsetien ende extorsien by de voomomde Franschen gecommit(eert) t’sedert den voorschreven 20en ougst xvjc vierentachtentich. Ook Pieter Verbeke sloeg samen met zijn huisgenoten meer dan een maand op de vlucht; de aangebrachte schade aan huis en molen kostte hem achteraf een forse som geld: Item heeft Pieter Verbeke fi(liu)s Pieters gheinteresseert gheweest van vlughten, verlies van 24 vaeten cooren, schaede aen syn huys, verlies van alle de meulenreepen en(de) 2 hensels, interest van 40 daeghen te moeten derfven synnen meuten ende betaelynghe inde confisca(ti)e als andersints, par specificaetie de somme van 35 - 6 - S .12 Maijken de Crouble overleed uiteindelijk op 5 mei 1686; ze was 80 jaar oud. Of ze zoals gevraagd bij de schenking van de Paandermolen ook nog een heerel(ycke) begraevijnghe met een uutvaert al naer haren staet ofte conditie gekregen heeft, weten we niet. Een nieuwe generatie Verbeke op de Paandermolen Petrus Verbeke en Cornelia Thomaes, grootmoeders begunstigden, kregen vijf kinderen: Judoca (° 1684), Joannes (° 1687), Maria Anna (° 1689), Jacobus (° 1692) en Petrus (° 1696). Cornelia Thomaes, de 24-jarige weduwe van Rogerius Tytgat die op 14 maart 1682 ten grave gedragen was, bracht uit dit vorige huwelijk nog een zoontje Rogier (° 1681) mee. Het verklaart meteen waarom de volkstellingen van 5 januari 1695 en 25 januari 169613 vijf kinderen noteerden hoewel de jongste Verbeke 12 13

Rijksarchief Kortrijk, Bruine Pakken, nr. 5591/B Rijksarchief Kortrijk, Aanwinsten, Boek V, nr. 64/65

195


en deze kleine Petrus zou maar enkele dagen in leven blijven - nog niet geboren was. In 1695 schreef men Pierre Verbeke fils de Pierre, sa femme, cincq enfans et un valet, ensamble huict personnes en het volgende jaar telde men Pieter Verbeke muldere, synne huysvrauwe, vijf kinders ende Ja n Ampe, jonghman, synnen cnape, tsamen 8. Het familiale geluk van Pieter Verbeke nam op 18 december 1697 bruusk een einde toen Cornelia Thomas op 39-jarige leeftijd overleed. Er zat voor onze molenaar niet veel anders op dan een nieuwe moeder voor zijn jonge volkje te zoeken en inderdaad, nog geen jaar later, op de laatste oktoberdag 1698, trouwde hij met Joanna Devaere, dochter van Petrus Devaere en Catharina Vancoillie en geboren op 24 februari 1667. Het gezin werd nog met een kleine Petrus (° 1700) uitgebreid. Maar het noodlot bleef vader Verbeke achtervolgen want hijzelf over­ leed in 1701; op 13 oktober 1702 werd zijn staat van goed door de Kortrijkse Weeskamer opgesteld.14 De Paandermolen had dus een nieuwe molenaar nodig en die werd vlug gevonden. Stiefzoon Rogier Tytgat zette zich aan het werk en hij gaf blijk van bijzonder veel ijver, want hij nam niet alleen de molen over ... maar ook de molenaars weduwe. Op 25 februari 1702 werd het huwelijk tussen de pas 19-jarige Rogier Tytgat en de 17 jaar oudere Joanna Devaere ingezegend. Er volgden vier kinderen: Maria Catharina (° 1704), Joannes Baptiste (° 1705), Josephus (° 1707) en opnieuw een Josephus (° 1709). De jaren gingen voorbij en Joannes, de oudste zoon van Petrus Verbeke en Cornelia Thomaes, die zich op zijn erfdeel in de Paandermolen kon beroepen, stapte ook zelf in het molenaarsvak. Hij huwde op 19 januari 1710 met Maria Willemijns en werd vader van een zoon Joannes. Als molenaar van de Paandermolen was hem maar een kort leven beschoren: op 19 juli 1715, ongetwijfeld een zwoele zomerdag, werd hij doodgebliksemd, fulmine occisus fuit zoals zijn overlijdensakte vermeldt. Een tweede zoon, Josephus, werd op 29 november 1715 geboren, ruim vier maanden na het overlijden van zijn vader. Veel tijd om te rouwen nam Maria Willemijns niet, want op 5 februari 1716 hertrouwde de weduwe met Joannes van Wassenhove. De familie van Wassenhove op de Paandermolen Joannes van Wassenhove uit Ruiselede liet vanaf 1716 de wieken van de Paandermolen draaien. In het molenaarshuis werd het druk, want er kwamen nog zes kinderen bij: Judoca (° 1717), Susanna (° 1719), Egidius (° 1722), Jacobus (° 1725) en de tweeling Petrus en Franciscus (° 1727). Rijksarchief Kortrijk, Wezerij Eelbo, nr. 97, f° 133

196


De twee jongste kinderen werden nog geen jaar oud en ook Maria Willemijns overleed kort daarna; ze stierf op 2 januari 1729. Volgens de staat van goed uit 173015 werden alle draeyende wercken van eenen coorenwintmeulen op 95 pond 12 schellingen groten Vlaams geschat. Als eigenaar van de molen werd Jacob Verbeke filius Pieter vermeld. Met een huis vol kinderen koos Jan van Wassenhove ervoor om zo vlug mogelijk te hertrouwen; na een erg korte rouwperiode, op 27 juli 1729, liet hij zijn huwelijk met Maria Anna Oste inzegenen. Er kwam meteen nog een stel kinderen bij: Ignatius (° 1730), Joanna Maria (° 1732), Guillielmus (° 1734), Joannes (° 1736) en Franciscus (° 1739). Pieter Guilliaeme de Beis, greffier ende ghesworen landtmeter der prochie ende baronnie van Mealebeke die in de jaren 1756-1757 de nieuwe landboeken van Meulebeke opstelde, gaf voor elk perceel de namen van de eigenaars op. Voor perceel 116 uit het vierde boek, het stuk grond met de Paandermolen op, waren dit Rogier Tytgat en Joannes van Wassenhove.16 Op 4 februari 1758, na bijna dertig jaar huwelijk overleed Jan van Wassenhove; Maria Anna Oste stierf op 14 juni 1759. Alleen zoon Joannes maakte het overlijden van zijn beide ouders mee. In de staat van goed17 die de Kortrijkse Weeskamer voor het sterfhuis opstelde, werden de molenaars bij naam genoemd: ... Rogier en Joannes de meulen bedienende ... De mannen die de wieken deden draaien, waren dus Rogier Tytgat en de jonge Joannes van Wassenhove. Voor de ver­ deling van de erfenis werd de Paandermolen ook geschat: item bedraegen de draijende wercken van d ’hilft van den molen volgens prijsie van Steven Verscheare 67-18-1. Het was dus tijd voor een nieuwe generatie van Wassenhove op de Paandermolen en die liet niet lang op zich wachten. Op 15 november 1760 bracht Jan van Wassenhove junior zijn uitverkorene, Maria Catharina Buyck, voor het altaar en het molenaarshuis werd alweer met een hele kroost gevuld: Ignatius (° 1762), Franciscus (° 1764), Joannes Baptist (° 1766), Petrus Josephus (° 1768), Ignatius (° 1771), Barbara Theresia (° 1773), Franciscus (° 1776) en tenslotte Ivo (° 1778). Vader Jan zou zijn oude dag niet op de Paandermolen slijten, want hij overleed op 30 januari 1786; hij was pas 49 jaar oud. Uit de staat van goed die zijn erfenis regelde, noteren we enkele onroerende goederen18: ... eene behuijsde ende beplante hofstede, bestaen met woonhuijs onlangs in steen nieuw gebauwt, scheure, stallingen ende ovenbeur,

15 16 17 18

Rijksarchief Kortrijk, Wezerij Crommelinck, nr. 105, f° lv Gemeente-archief Meulebeke, De landboeken van 1756-1757, deel IV, perceel 116 Rijksarchief Kortrijk, Wezerij La Violette, nr. 135, f° 71r-73v Rijksarchief Kortrijk, Wezerij October, nr. 163, f° 15r-17r

197


dienende voor herberge genaemt "den paender”, groot met lochtinck en boomgaert gelegen in Meulebeke, 5 c . . . den deurgaenden helft van een coornwindmolen met den meulewal ende erfve daer medegaende, groot 1 c, gelegen alsvooren ... wekkers wederhelft toebehoort aen Joannes Tijdgat _ van 1 c ... een partijeken lands, gelegen als de voorgaende, groot 3c, paelende west Antone Tijdgat... mits hem betaelende van pachte ten adv.e van 2 guldens bij jaere 3 c ... een partije lands, gelegen van zuijden t' voorgaende 4 c . . . eene partije lands, genaemt den eekbosch, groot 9 c ... eene partije van lande, genaemt den coûter, gelegen alsvooren, 5 c. En natuurlijk stond ook de waarde van de molen opgetekend: deprysie van de draeijende werken in den molen over d ’hilft 109-8-4. En opnieuw de familie Tytgat Maria Catharina Buyck bleef achter met een molen zonder molenaar, maar daar werd bijzonder vlug een oplossing voor gevonden ... Op 15 maart 1786, amper twee en een halve maand na de dood van Jan van Wassenhove, hertrouwde ze met Ignatius Tytgat, de mede-eigenaar van de Paandermolen. Ignatius had zijn deel in de molen verkregen door een donatio inter vivos of schenking onder levenden van zijn vader Joseph Tytgat. Waarschijnlijk had de man zijn einde voelen naderen de staat van goed19 vermeldt immers dokterskosten: Item aen d' heer Pijcke, licentiaet in de medicijnen over medicamenten ende visiten aen d'overledene gedaen 4-16-6-0 - en hij had dus zelf voor de verdeling van zijn goederen gezorgd: Men gheeft te kennen datter ten sterfhuijse van d' overledene gheene immeuble goederen en competeren mits die door de overledenen omme eendrachtigheijt onder hemlieden kinderen te con­ serveren aen eenige met hun met toestemminghe van de voordere bij anticipatie van hoirije sijn gecedeert par contracte van den 17en januarij 1781 ende waerbij sij eerst aen Francis Tijtgat hebben gecedeert een behuijsde ende bescheurde hofstede, dienende oock voor herberghe genaemt den kleenen Paendermeulen, groot 2 _ B ... geexpresseert voor £ 420-0-0 gr. wisselgelt, welcke somme alhier ten laste v. den cooper voor baete sal worden gebracht, bekopende in ponden deser 490-0-0 ... hebbende d' overledene bij het gecitteerde contract aen hunnen zone Anthone Tijtgat eenen snuijfmeulen met 200 lants daermede gaende voor £ 250 gr. wisselgelt, de welcke alhier t' sijnen laste voor baete sal worden gebracht, doende in ponden gr. c.t 291-13-4-0 ... gelijck d' over­ ledenen bij het gemelde contract hebben gecedeert bij antecipatie van hoirije alsvooren aen Ignatius ende Joannes Tijtgat, hunne sonen, eerst de deurgaende helft van eenen coorenwintmeulen, ghenaemt den 19

Rijksarchief Kortrijk, Wezerij Van Dale, nr. 158, f° 81v-84r

198


Paendermeulen, met d' hilft van d' erfve daermede gaende mitsgaders gelijcke helft van de draeijende wercken daertoe relatif, item eene behnijsde ende bescheurde hofstede, groot met de medegaende gronden 1 B 6 c, t' saemen voor £ 565-0-0 wisselgelt, doende in ponden gr. deser ten laste van de coopers 659-3-4. Bij zijn dood op 7 september 1781 was alles dus netjes geregeld en het weinige dat overbleef, werd openbaar verkocht: de meubelen, huijscatheijlen, beestiaelen ende andere effecten sijn publicquelijck op den 12en septembre 1781 vercocht. Tot de bezittingen van Joseph Tytgat behoorde dus ook een snuifmolen, maar hoe lang zoon Anthone tabak gemalen heeft, weten we niet. In 1785 wordt hij in elk geval meester-olieslager genoemd, wat erop wijst dat hij toen een oliemolen deed draaien. De laatste van Wassenhoves Niet alleen de zonen Tytgat bleven in het molenaarsvak, ook de Van Wassenhoves maalden voort. Joannes, de oudste zoon in leven, werd ook molenaar op de Paandermolen en hij zorgde op zijn beurt voor een huis vol kinderen. Hij trouwde maar liefst drie keer, met acht dochters en vijf zonen als resultaat. Maar de zonen spiegelden zich duidelijk niet aan hun vader, want ze bleven ongehuwd. Petrus (° 1794), Ivo (° 1800) en Ignatius (° 1802), alle drie mulders op de Paandermolen, zouden na de dood van hun vader in 1847 de molen dus niet aan een volgende generatie Van Wassenhove doorgeven. Pieter Joseph, de jongere broer van Joannes, was ook meunier op de Paandermolen. Hij trouwde met Maria Josepha Rubbens en kreeg een dochter, maar beide ouders overleden in de zomer van 1798; Pieter Joseph was pas 30 jaar oud. Ivo, de jongste van de drie broers van Wassenhove, huwde op zijn beurt en samen met Catharina Vandenbussche zorgde hij voor niet minder dan tien kinderen. Zijn vijf zonen - een zesde jongetje overleed na enkele maanden - werden allemaal olieslager, maar zoals hun neven bleven ook zij ongehuwd. In 1847, na de dood van Joannes van Wassenhove, stond er geen jonge generatie klaar om de Paandermolen over te nemen. De molen wissel­ de daarom van eigenaar en kwam in het bezit van Petrus Beel. In 1870 verkocht landbouwer Beel de molen door aan Servaas Derveaux. Uiteindelijk kwam de Paandermolen in 1894 in het bezit van de familie Braet, waardoor we de draad met de van Wassenhoves weer kunnen oppakken.20 Het gezin Petrus Braet - Rosalia Vandermander was langs moederszijde 20

Baert G ., De windmolens van Meulebeke, 1994, blz. 17

199


van Rosalia verwant met de vroegere moleneigenaars: Eugenia van Wassenhove, Rosalia’s moeder, was de dochter van Ivo, de jongste van de drie broers van Wassenhove. Overigens bleef de Paandermolen in bekwame handen, want Pieter Braet stamde zelf uit een bekend molenaarsgeslacht met als oudst gekende voorvader-molenaar Lucas Braet21, die in de zestiende eeuw de Ravenestmolen in Ruiselede deed draaien. En jawel, een nazaat van deze Braet huwde in 1684 in Ruiselede met Joossijne van Wassenhove, ongetwijfeld uit dezelfde molenaarsfamilie als de eerste naamgenoot op de Paandermolen. De Paandermolen wisselde bij het overlijden van Petrus Braet in 1905 een laatste keer van eigenaar. Zoon Achille (° 1881) en dochter Aline (° 1877), gehuwd met molenaar Alphonse Buyse, lieten voortaan de wieken draaien. Het einde van de Paandermolen Zoals gedurende de voorbije 250 jaar al zo vaak gebeurd was, trok de Paandermolen ook tijdens de Eerste Wereldoorlog de aandacht van vriend en vijand. De molen vormde immers sinds mensenheugenis als hoogste punt in het landschap een ideale uitkijkpost en in mei 1915 was dit niet anders. We laten een ooggetuige, Gustave Vuylsteke, aan het woord: Van de 23 dezer maand tot de 30e, ’t is te zeggen vandaag, kwamen er bijzonderlijk ’s avonds automobielen naar den molen op de Panders. Kropen op den molen en op de zeilen en keken met hunne verrekijkers en keken in het ronde. Zelfs zaten er op een tafeltje te schrijven en somtijds klonk er eene bel (telegrafe zonder draad).22 Op 19 oktober 1918 werd er in Meulebeke tussen het Duitse leger en de Belgische en Franse troepen een heuse slag geleverd. Het oorlogsgeweld speelde zich helemaal rond de Paandermolen af: ... de Duitsche, Belgen en Franschen hadden zo schrikkelijk gevochten aan de Panders en vele burgers waren ook dood. Velen liepen binst het geschut weg en lieten hen vallen te midden de stukken land en de Duitsche zaten met hunne mitrailleuzen in den windmolen van Achiel Braet en de Belgen en de Franschen langs deze zijde ook met hunne kanons en mitrailleuzen. De Belgen schoten rond de molen en ook erop en al met eens schoten zij eene zeil af. ... De Duitsche waren maar uit den molen gegaan ten 12 ure ’s 21

22

Voor meer gegevens over deze molenaarsfamilie zie Braet A ., Het Geslacht Braet door de eeuwen heen (1295-1980), Erembodegem-Aalst, 1981 en Braet A ., De Braetroute, Erembodegem-Aalst, 1996 Vuylsteke Gustave, Mijn oorlogsdagboek. Meulebeke tijdens 1914-’18, redactie Michaël Delange & Philippe De Gryse, Heemkundige Kring de Roede van Tielt, Tielt, 2000, blz. 59-60

200


nachts ... Ook hoorde ik zeggen dat de Belgen eenen Duitsche soldaat gepakt hadden, aen den molen op de Panders in burgerskleederen, das een spioen der Duitsche en deze werd seffens doodgeschoten.232 4Vuylsteke ging op 20 oktober 1918 zelf een kijkje nemen aan de Paandermolen en noteerde in zijn dagboek: De molen van Braet Achiel gansch in stukken en eene zeil a f geschoten.u De slag om Meulebeke betekende het einde van de Paandermolen. De vernielde molen werd in 1920, precies 231 jaar na de gifte metter warmder handt door Maijken de Crouble, roemloos gesloopt.

23 24

Idem, blz. 241-242 Idem, blz. 244

201


Beginfragment van de "gifte� , opgetekend in de scabinalen van Ricquart-Scheure

202


Bijlage25 Compareerde voor dheer P(iete)r van(den) Bogaerde bailliu, mitsg(ade)rs voor Pieter Ie Cluijse burchm(eeste)re en(de) d’onderschreven) schepenen der heerel(yckhede) van Rijcquartschuere ’t huerl(ieden) collegiale v(er)gaderijn(ghe) in persoone Maijken de Crouble fi(li)a Heijndrick wed(uw)e van Marten V(er)beke, gheassisteert met P(iete)r de Cloet, wel(cke) comparante v(er)claerde ome de goede liefde en (de) affectie die sij is draghende tot P(iete)r V(er)beke f(iliu)s P(iete)rs haren cosijn en(de) Cornelie Thoomaes fi(li)a Jans sijn huijsvr(auwe) en(de) ander redenen haer ertoe moverende te gheven, jonnen, op te draghen en (de) cederen bij donnatie inter vivos en (de) metter warmder handt onwederroepel(yck) an en(de) ten proffiete van(den) voorn(omden) P(iete)r V(er)beke en(de) Cornelie Thoomaes sijne huijsvr(auwe) de naerschr(even) goederen. Eerst een coorenwintmeulen staende op cheijns van mijn heer van Laerene binnen de prochie van Meulebeke mette toebehoorten soo men jeghenwordich ermede is maelende, met noch een cleen huijseken staende neffens den sel(ven) meulen op den voorn(omden) cheijns. Item eene behuijsde hofstede ghestoffeert van huijs, schuere en(de) ovenbuer met noch diversche fruijtboomen met een stick lants er annex gheleghen in(de) voorn(omde) prochie van Meulebeke, paelende oost den disch van Meulebeque ende Jan Goemaere, west de w(eduw)e Saerel van Belleghem, groot tsamen ontrent dry hondert roeden sorterende onder d ’heerel(yckhede) van Ricquartschuere voorn(om)t, en(de) dat met alle de catheijlen van huijsijnghen, boomcattheijlen, besaijde vruchten, taille van houtte ende general(yck) al ’t gonne daerop en(de) inne wesende. Item alle de huijscattheijlen van scrapae, taefel, coetse, bedde, ketels, laeckens, stoelen, baneken, potten en(de) pannen, en(de) generael(yck) al ’t gone daerinne de comparante is huijshoudende, niet uutghesteken nochte ghereserveert alles op de conditiën en(de) het last van eene rente van ses ponden thien schellijn(ghen) gr(ooten) ’t i(ae)rs lossel(yck) den pen(ninck) xvje besedt op den voorn(omden) meulen in proffiete van (de) wed(uw)e en(de) hoors van s(ieu)r Ferdinandus Penneman, en(de) ’t gone dat den sel(ven) meulen jaerl(yckx) gheldt over den voorn(omden) cheijns ende over den windt. Item met het last van te betaelen alle de schulden en (de) cournieren die de comparante als hauderigghe ende hoir necessaire ten sterfh(uijs)e van Marten V(er)beke haren overleden man schuldich is, de wel(cke) alhier niet noodich sijn te specifieren mits die bij [ ] sijn ov(er)ghegheven anden voorn(omden) P(iete)r V(er)beke 25

Rijksarchief Kortrijk, Scabinale Reeks, Meulebeke, Scabinalen Ricquartscheure, register 1668-1689, folio 171 -171 v

203


en(de) Cornelie Thoomaes sijn huusvr(auwe) ende bovendien ande comparante te gheven haer leven lanck ghedueren(de) behoorel(ycken) montcost ende dranck, cleederen van lijnen en(de) wullen, emmers al dat haer tot alimentaetie sal behouven sieck ofte ghesondt, ende naer haer doot te doen een heerel(ycke) begraevijnghe met een uutvaert al naer haren staet ofte conditie, sijnde alhier present en(de) medegecompareert den voorn (omden) P(iete)r V(er)beke f(iliu)s P(iete)rs en (de) Cornelie Thoomaes sijne huusvr(auwe), die de bovenschr(even) ghifte op de voorschr(even) conditiën ghesaemdel(yck) hebben gheaccepteert ende hebben erover hoochel(yck) bedanckt en(de) om de sel(ve) ghifte te doen sorteren haer volcomen effect heeft d’je comp(ara)nte an(den) voorn(omden) P(iete)r V(er)beke en(de) sijne voorschr(even) huusvr(auwe) ov(er)ghelevert den cheijnsbrief en(de) sleutel van(den) voors(eyd)en meulen, en(de) int regarde van(de) voorn(omde) hofstede en (de) landen ov(er)ghelevert den coopbrief en (de) sleutel van (den) huijse w(aer)inne de voorn(omde) huijscattheijlen sijn rustende die den voorn (omden) P(iete)r V(er)beke en (de) Cornelie Thoomaes sijne huijsvr(auwe) ghesaemdel(yck) hebben anveert ende de comp(ara)nte erover hooghel(yck) bedanckt, bij dien heeft de voorn(omde) eerste comp(ara)nte v(er)cocht, ontgoet en(de) onterft te worden vanden meulen, huijs, landt en(de) cattheijlen hiervoren ghespecifieert en(de) consenteerde dat daerinne soude worden ghegoet en(de) gheeerft den voorn(omden) P(iete)r V(er)beke f(iliu)s P(iete)rs, dienvolghen(de) is de je comp(ara)nte van al ’t gone voors(ey)t al wel en(de) wettel(yck) ontgoet en(de) onterft en(de) erinne ghegoet en(de) gheeerft den v(er)melden P (iete) r V(er)beke f (iliu) s P(iete)rs en(de) sijn huusvr(auwe) die ten effecte van dien hiermede comparerende met alle solemniteijten in ghel(ycken) gherequireert. Actum desen 13 meije 1683, ond(erteecken)t bij mij, Maijken de Courouble wed (uw) e Marten V(er)beke, P(iete)r Verbeke f(iliu)s Pieters, Cornelie Thoomaes, P(iete)r de Cloet, J.B . Bogaert, Pieter de Cluijse, Cornelis vander Beke, Enghel van Hullenbusch ende ’t mercq Gilles Courouble.

204


U itvaartcen tru m

DHONDT & BOCKELANDT B e g r a fe n is s e n - C r e m a t ie s - F u n é r a r iu m

M a rk e g e m s tra a t 70 8720 W akken

d r u k k e r i j

Tel. 0 5 6 60 2 2 47 F ax 0 5 6 60 98 70

b v b a

Steunende leden 2008

d e s m e td h o n d t@ p a n d o ra .b e

(betaalden

€ 30)

Daniël Biebuyck, Hervé Pauwels, Raphaël Bauwens, Michel Vanden Bulcke, Frans Vanderplaetse, Guy Vandenbulcke, Jan Himpe, Hannes Vanhauwaert, Eric Debusschere, Dirk Mattelaer, Eddie Verbeke, Dirk Herman, Christine De Zeure en Hein Samyn (allen uit Tielt) • Jelle De Rock en Luc Lefèvre (beiden uit Pittem) • Edelhart De Ruyck (Aalst] • Pedro Ketels (Lendelede) • Hubert Defour (Meulebeke) • Patrick Haesevoets (Diest) • Carlos Hoste (Harelbeke) • Frans Demeyer (Roeselare) • Jules Cannie (Wakken)

Beschermende leden 2008

(betaalden

€ 40)

Luc Vanrenterghem, Frans Demarey, Silvère Van Bmwaene, Rudi De Brabandere, Michiel Van Daele en Julien Verbrugge (allen uit Tielt) • Jan Vandewynckel (uit Brugge) • Emmanuel Waûters (uit Gent) • Luc Taelman (uit Dentergem)


b v b a D r u k k e r ij D e s m e t-D h o n d t, W a k k e n


LootenhuM e 'R atelin y ô ü 'n etë Â

ydhoek

u a /u e s odHïfracfi'Y

tfc/utmerJf

^ ^ C a e n e y ft fö n lo e X o o o m

).jp 8 n j

A erteele

'Cramet

’f

y jy

W aekenA

^aslberçhru/jqe.

'a r u r b n it/q e

'de.A beele X

;

h u /,? // 71im r te r i J

en / g

et?e r en

// i

De Roeôe van Tielt Driemaandelijks heemkundig tijdschrift

3 gste jaargangf nr. 4 —oktober - november - december 2008 Afgiftekantoor 8700 Tielt


3

2

> IR G E N T K uw appeltje voor de dorst K a s te e ls tra a t 1 49

ATeKa bvba

8 7 0 0 TIE LT

Tanghe Kris

Tel. 051 4 0 18 23 Fax 051 4 0 51 93 w w w .d e m e i b l o e m . b e

Rame 7 • Tielt Vinktstraat 5 • Aarsele ELECTRO

Debusschere E.&L. , ing. bvba BIBF202 315

FISCALITEIT BOEKHOUDING KMO - ADVIES

Maertens Management & Co bvba

PRIVAAT INDUSTRIE DOMOTICA

Pittemsesteenweg 32 8700 Tielt Tel. 051 40 71 66 051 40 64 39 Fax 051 40 74 07 robert.maertens@mmconline.be

Bruggestraat 43 - 8700 TIELT Tel. 051 40 07 15 Fax 051 40 73 37 GSM 0475 32 77 08

www.mmc-maertens.be

info@electro-debusschere.be


De Roede

Tieft

D riem aandelijks heem kundig tijdschrift voor de gem eenten van de vroegere roede van Tielt: A arsele, Dentergem , Egem, G ottem , Kanegem , Lotenhulle, M arkegem , M eulebeke, Oeselgem , O ostrozebeke, Pittem , Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-V ijve, Tielt, Vinkt, W akken, W ielsbeke, W ingene, W ontergem en Zw evezele 3 9 s" jaargang, nr. 4 - oktober - novem ber - d ecem ber 2008 W ettelijk depot - BD 25413


De Roede van Tielt G esticht op 28 april 1970 Lid van het W est-Vlaam s Verbond van Kringen voor H eem kunde

erevoorzitter: Paul Vandepitte, voorzitter 1970-2000

Voorzitter: B érénice VANRENTERGHEM W ingensesteenw eg 84, 8700 Tielt Tel. 051 40 2 7 00 berenice_vanrenterghem @hotm ail.com

Ondervoorzitter: Ju u l DESM ET R oterijstraat 3, 8720 W akken

Inhoud JAAK BILLIET DE VIJF OORLOGSJAREN VAN SOLDAAT URSMAR D’HONDT: VERSLAG VAN EEN OOSTROZEBEEKSE VUURKRUISER IN DE EERSTE WERELDOORLOG p. 207-236 KAREL VERVAEKE DE TIELTSE UNIVERSITAIRE KRING. ALIAS: DE TUK VAN GENT ... OOIT! p. 237-260 MARNIK BRAET EERSTE RUISELEEDSE SOLDATENSLACHT­ OFFERS VAN AUGUSTUS 1914. DE SLAG OP DE ZEVEN ZILLEN (18 AUGUSTUS) EN DE HERINNERINGEN VAN RAYMOND NEIRYNCK ( + 1964) p. 261-273 EDDIE VERBEKE EEN KLOK OP DE GROND

Secretaris-penningmeester en verantwoordelijke uitgever:

Adressen van de auteurs:

Philippe DE GRYSE Stoktmolenstraat 3 2 /3 , 8700 Tielt Tel. & Fax: 051 4 0 18 38

JAAK BILLIET W ingensesteenweg 108 8700 Tielt

Redactieraad: Jaak Billiet, Philippe De Gryse, Juul Desmet, Celine D’Hulst, Berenice Vanrenterghem, Geert Vermeulen

Website: http://hom e.scarlet.be/roede-van-tielt

"De Roede van Tielt” verschijnt viermaal per jaar. De lidmaatschapsbijdrage is € 20,00 voor gewone leden, € 40,00 of meer voor ereleden, over te schrijven op het bankrekeningnummer 467-9350801-88 van De Roede van Tielt, Stoktmolenstraat 32/3, 8700 Tielt. Er worden geen losse nummers verkocht. Bijdragen worden aan de redactiesecretaris bezorgd. Elke auteur heeft recht op tien exemplaren van het tijdschrift met zijn bijdrage. Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in “De Roede van Tielt” mogen slechts overgenomen worden na de uitdrukkelijke toestemming van de redactie.

p. 274-275

KAREL VERVAEKE Meiweg 46 8790 Waregem MARNIK BRAET Kruisbergstraat 6 8755 Ruiselede EDDIE VERBEKE F. D’hoopstraat 170 8700 Tielt

West-Vlaanderen ideren ” Door mensen gedreven

Bibliotheek & fototheek: Beernegem straat 5, 8700 Tielt open elke zaterdag, lOuOO - llu 30 of na afspraak

Cartotheek: Hazelaarkouter 60, 8700 Tielt, na afspraak. Kaft: detail van de kaart “District van Thielt (WestVlaanderen). Bevat 1 stad, 17 gemeenten en 63.986 zielen” (ca. 1825) (verz. Paul Vandepitte)


Jaak Billiet

DE VIJF OORLOGSJAREN VAN SOLDAAT ÜRSMAR D’HONDT: VERSLAG VAN EEN OOSTROZEBEEKSE VÜÜRKRÜISER IN DE EERSTE WERELDOORLOG Ursmar-Jean D’hondt is geboren op 13 maart 1893 in Oostrozebeke. Vader D’Hondt heette Fernand en moeder was Hortense Ghesquière, afkomstig uit Rekkem. Als boerenzoon groeide hij op in een tamelijk welstellend gezin: de boerderij aan de Papegaaistraat omvatte toen ca. 45 ha, en in het gezin heerste een open sfeer, maatschappelijk geën­ gageerd met een duidelijke tendens naar sociaal-progressieve ideeën en inzet. Op dat vlak was dit Rozebeekse boerengezin zeker een buiten­ beentje en dat vertaalde zich ook in de verdere evolutie van de familie. Er waren vier kinderen: twee zoons en twee dochters. De oudste zoon, Ghislain, deed zijn humaniora aan het Tieltse St.-Jozefscollege, was o.a. klasgenoot van Joris Lannoo, kreeg er les van Cyriel Verschaeve en stu­ deerde verder rechten en politieke en sociale wetenschappen in Gent, ook al een uitzondering in die tijd. Hij werd trouwens tijdens WOl één jaar dienstdoend burgemeester in Oostrozebeke, in 1921 opnieuw gemeenteraadslid, schepen én socialistisch provincieraadslid voor het district Tielt. Tussen 1946 en 1956, jaar van zijn overlijden, was hij BSPsenator voor Roeselare-Tielt.10 Ursmar zelf was als jongste-een familietraditie-voorbestemd om de boerderij verder te runnen. Hij studeerde wel tot 14 jaar, het 8s,e studie­ jaar was toen nog in zwang. Van Ghislain D'hondt (1889-1956) weten we niet of hij al in 1911 tot gem eente­ raadslid was verkozen, of als plaatsvervanger in de gemeenteraad kwam. Tussen 8 november 1917 en oktober 1918 werd hij waarnemend burgemeester. (Burgemeester Lambrecht had in 1915 ontslag genomen om gezondheidsredenen) In elk geval werd hij ononderbroken -m et uitzondering van WOU- gemeenteraadslid tussen 1921 en zijn dood in 1956. De verkiezingen van 13 mei 1921 waren een aardverschuiving: 6 zetels voor de partij van D’hondt, 5 voor lijst Ampe-Dossche. Toch kon Ghislain blijk­ baar geen burgem eester worden, maar wel schepen tussen 1921 en 1928, provincie­ raadslid tussen 1921 en 1928, opnieuw schepen vanaf 1932 tot 1938. Dan tot de oorlog in de oppositie. Na WOU was hij achtereenvolgens waarnemend burgemeester en schepen (juli 1945-m ei 1946) en dan tot maart 1947 volwaardig burgemeester. In 1946 senator voor de toenmalige BSP (Belgische socialistische partij) en voorzitter van de partij voor de plaatselijke afdeling. Vanaf 1912 was hij ook lid van de Tieltse landbouwverenigingen. Bij zijn overlijden was Ghislain D’hondt officier in de Leopolds­ orde.

207


Ursmar D’hondt als soldaat.

208


^

___

De verzamelde medailles van Ursmar.

209


Ursmar D'hondt, rechts op de foto.

210


Maar toen hij 21 jaar werd, doorkruiste de ‘Grooten Oorlog’ zijn toekomst. Ursmar werd gemobiliseerd en belandde in het l l de Linieregiment, 9e Cie. Wat toen niemand en hijzelf allerminst kon voorzien was dat hij pas op 28 augustus 1919 (!) terug huiswaarts zou keren. Vijf ellendige, ellenlange miseriejaren waren zijn deel. De laatste tien maanden daarvan sleet hij bij de Belgische troepen die Duitsland deels bezet hielden... Ursmar D’Hondt raakte als bij wonder al die tijd nooit gekwetst, maar kreeg zeker zijn part van het oorlogsleed. Begin 1915 werd hij voor enkele maanden uitgeteld, geveld door een zware aanval van cholera. De rest leest u in zijn oorlogsrelaas. Zijn zoon Helmar getuigt dat hij later eigenlijk weinig piekerde over de verloren jaren en ook weinig kloeg over de slechte leefcondities aan het front: zelfs het voedsel leek voor hem nog best mee te vallen, honger werd er schijnbaar maar sporadisch geleden. Maar doorheen dit dag­ boek hoor je toch een ander geluid.

Een magere beloning Met de gebruikelijke medailles in de lade, zoals het Oorlogskruis met palm, de Overwinningsmedaille en de Herinneringsmedaille, later nog met enkele eretekens aangevuld, mocht Ursmar thuis weer als land­ bouwer aan de slag. In de tussentijd had zijn broer Ghislain zo goed en kwaad als het toen ging de boerderij in stand gehouden. De eindeloze opeisingen van de Duitsers eisten natuurlijk hun tol: het was gewoon overleven geblazen. Voor zijn trouwe dienst kreeg Ursmar het schijntje van zowat 450 frank per jaar als soldij. Die som werd dan nog maar halfjaarlijks of zelfs later of niet uitbetaald: zoals de meeste soldaten moest Ursmar dus tussenin wekelijkse sommetjes lenen voor wat voedsel, tabak e.a. In augustus 1919 ging hij op ‘congé limité’, vastgelegd tot 6 oktober. In die tussentijd werd hem geen centiem meer uitbetaald! Broer Ghislain schreef, uiteraard in het Frans, een brief naar de Kapitein van het l l de linie om het militiegeld toch verder uit te betalen. Deze brief werd doorgestuurd naar het ministerie van oorlog. U raadt al wat er verder mee gebeurde. Bij het definitieve afzwaaien kreeg Ursmar als premie dan toch eerst 710 frank en dan nog eens 470. Ook bij de V.O.S, de Vlaamsche Oudstrijdersbond, klopten Ghislain en Ursmar aan. Het laconieke antwoord was dat Ursmar géén recht had op het militiegeld van 1,25 Fr per dag omdat hij toen al ouderloos was. Hij kon wel de bijzondere vergoeding van 10 frank per maand opstrijken, mits hij een aantal bewijsstukken kon voorleggen! Wat de V.O.S betreft: volgens zoon Helmar was zijn vader aan het front

211


Het gezin D’hondt. Vlnr: Fernand, Celine, Ursmar, Helmar.

212


wel in contact gekomen met de frontbeweging en de Vlaamse grieven en eisen, maar raakte hem dat niet echt diep. Een overtuigde Vlaamsnationalist of activist werd hij zeker niet. Maar op het einde van zijn dagboek pent hij toch twee bittere bladzijden vol over ‘het leven als Vlaming in het leger’ Wellicht heeft hij dat thema en die ideeën eerder in de jaren na de oorlog opgestoken. De taal in dit stuk dagboek is duide­ lijk geïnspireerd op de pamfletten van het sterk opkomende Vlaamsnationalisme. Hij schreef dit dagboek immers uit begin jaren twintig. De tekst zelf lijkt mij zelfs grotendeels overgenomen uit brochures van de frontbeweging. Ursmar D’Hondt huwde pas in 1936 met Celina Baert, die 16 jaar jonger was. Het paar kreeg twee zonen, Fernand en Helmar. Moeder Celina overleed in 2001. Hoe het noodlot je kan achtervolgen, ondervond Ursmar op 27 mei 1940. Op die dag omsingelden de Duitse nazi-troepen zijn hoeve en bonkten op de deur. Toen Ursmar de deur opende, schoot een Duitser hem zomaar in de hals. De kogel doorboorde net niet zijn slagader. De man die meer dan vier jaar de Duitsers bevocht in WOl overleefde het opnieuw. Van een ‘surviver’ gesproken! We drukken hier de tekst van het dagboek af in de oorspronkelijke spelling die Ursmar gebruikte. Onduidelijke passages of dialectwoorden die in onbruik raakten verduidelijken we tussen haakjes. Ook laten we een deel van de inleidende bladzijden over, waar Ursmar duidelijk een patriottisch oorlogsverslag letterlijk overneemt uit een boekje, dat rond 1920 wijd verspreid raakte bij oud-frontsoldaten.

Eenige indrukken over den veldtocht der jaren 1914 tot 18 en het vredejaar 1919 Sedert een tiental jaren w edijverden d e groote m ogen heden om hu n n e legers en vlotten tot d e bew ap en in g te brengen. D uitschland het m eest w as d oor den oorlogsgod aan getast. A lhoew el het in a lle geschriften w ilde bew ijzen d at het alleen d e w ereldvrede d oor d e w apen s betrachte, n am en zij a lle m id d elen te b a a t om (zich) in h et g eheim tot den oorlog voor te bereiden. Het w as ten toppunt van roem en beschavin g g ekom en en dach t het og en blik g ekom en om uit te breiden. Den 30 ju n i bracht den kroonprins Ferdinand en zijn e g a d e van O ostenrijk een b ez o ek a a n d e stad Sarajevo, een a an slag w as tegen hem gericht w aarin zij het leven verloren. Serven w aren erin betrokken. Veertien dagen d a a rn a zo n d O ostenrijk-H ongarije een ultim atum aan Servie om d e plichtige te straffen en d a a rbij nog allerh an d e voorw aarden

213


Champ de Bataille de l'Yser - Yz e r -S lagveld Echelle-Schnnldo

.

mm.

OemsAerAe.

f-$fÉierAe)

tbitShouçAe;

. ■AjrtymSl'Zffr^,

iÇ/erlken./' A ~lsem6eghe\

(' V ^ “ .Æy*

£Br*scl>o<?ïè-_

X **bp***d

P flP E p iN E H r

Westoutre.

BAILLEUI

0 ÜE6 N0 Y

# a «

Ville S ta d . C o m m u n e - G e m e e n te .

*

Route macadam isée oupavée j£ een w eg.

Hameauou Lieud it. Wyk.

Chem in m a c a d a m is é

lim ite d'Etat. ■Staatsgrens.

K i e z e l w eg.

^ Chemin de Eer- Yzer weg. Chemin de ter vicinal. Buurtspoorweg.

..............

Chem inpavé K alseid e weg.

________ Chemin d e t e r r e . Aarde w^g. f l i te a u i n d ic a t e u r . IVegwyzer:

t w

C hapelle - K apel. B â tim e n t important Bebrynjkpdtoow ferme ou Outenu doivent‘K asteel.

*2»

<5ö/j - Bosch.

dGRjp* S ta n g - V ijver --------- C anal. V a a rt. Cours d ’e a u . Waterloop.

Het Ijzerfront in detail. Links de Belgische linies, rechts de Duitse

214


d ie het d e Serven on m ogelijk w as te voldoen. Z ulks w as een en troef voor D uitschland. O ostenrijk v erklaard e d en 23 july a a n het klein e Servie den oorlog.12’ (...) Het gew ichtig oog en blik w as voor Belgie g ekom en . Op het w eigerende antw oordt liet h et sn o o d e D uitschland, d ie on ze on zijdigheid m et d e voe­ ten trapte, w eten d at het d oor het gew eld d er w apen en den doorgang d o o r ons lan d ging banen. Den 4 augustus kw am en on s troepen in a an rakin g m et d e vijandige D uitsche ... Den 19 augustus w erd Brussel bezet en D uitsche verkenningen door­ kruisen het land. Den 1 sep tem ber tot d en 8 w aren d e vijanden tot tegen Parijs g en ad erd en dreigden g an sch Frankrijk te overrom pelen, doch het w as d en ondergank. Engeland, d ie m ed e on ze on zijdigheid gew aarborgd had, w as na het bin n en vallen d er D uitschers en d en oorlog m et Frankrijk bijgetreden en zon d dagen en nachten troepen om d en vijand tegen te houden. Den 8 sep tem ber d ed en d e vereenigde legers on d er bevel van Joffre een e hevige aan v a l en sloegen d en vijand 50 kilom eter achteruit, terwijl de Belgen, d ie zich op A ntw erpen teruggetrokken hadden , een uitval d ed en en dreigden d e D uitschers a f te snijden, w aarn a zij zich w ederom terug­ trokken. Eigenlijk nu begint mijn verhaal. Ik w as o o k geroepen m ijnen plicht jegen s het lan d te vervullen. Den 23 sep tem ber m oest ik het leger g a a n vervoegen. L ier w as m ijne bestem m in g. Den trein voerde m ij over GentAntwerpen en ik ’s avonds voor Lier aan lan de. Men hoorde er d e gedom el der ka n o n en in d e verte en d u izen d e sold aten gingen op en a f n a a r het slagveld. Des nachts w as het niet m eer het w ollen bed, m a a r slechts een bu n del strooi. De eerste d ag en van m ijn soldatenleven w aren niets an ders d a n g ed en k en op huis, fa m ilie en vrienden, doch elaas, o o k ons lijden g a a t beginn en. De vijand verm eerde zijn e aan v allen en begon reeds d e stad te beschieten w aar wij dw azen stonden op te zien. Den 1 en 2 october m oesten wij loopgrachten g a a n graven rond d e forten van W aver St. Katriene, L ier en D uffel en ’s nachts on d er blooten hem el vernachten, w aarbij h et slechtste w as d at m en geen eten kreeg en m et hetgeen (m en ) m een em en kon leven m oesten. 2

Over de schuldvraag aan de oorlog is al van bij het begin véél inkt gevloeid. De 'verbondenen’ (geallieeerden) wezen steevast naar Duitsland, de Duitsers zelf spraken voortdurend over het ‘perfide Albion', Engeland dus, dat de anderen mee in de oorlog had gelokt. Merkwaardig genoeg werd Frankrijk door de Duitsers meestal als arge­ loos en verblind slachtoffer voorgesteld, althans de eerste jaren van de oorlog. Later historisch onderzoek wijst m instens op een gedeelde verantwoordelijkheid.

215


Den 3 w as o n z e toestan d on dragelijk gew orden. Gansch d e om trek der stad w erd beschoten en (het w as) ón m ogelijk uit te houden, het w as orde gegeven op A ntw erpen a f te trekken . Wij gingen d e S chelde ov er en k w a m en om 7 uren ’s avon ds te Burght w aar een stuk land tot sla a p ­ p laats w as aan gew ezen , d och het w as van korter duur. Eenige uren n ad ien m oest m en terug op A ntw erpen h oofd (station ) en om tw ee uren van nacht op d e trein g ed a a n d ie ons n a a r een o n b ek en d e bestem m in g voerde. M et den m orgen kom t Gent voor on ze oogen en bolt (d e trein) over Kortrijk n a a r Yperen w aar m en 5 uur n am id d ag aan kw am . Wij g a a n eten koop en , w ant h et is reeds dry dagen d at m en ons van geen (eten ) m eer gesproken wordt, doch ’s avon ds kom t on s d e m are dat wij on zen vlucht n a a r Veurne g a a n voortzetten en kom en er ein delijk den 4 october om 2 ure des nachts aan . Onze oefen in gen w orden ons m et allerh a a st gegeven, m a a r o o k h ier w aren on ze dagen geteld. Den 6 october w ordt tot den a lg em een e aftocht besloten en zij zullen ons n a a r een vreem d lan d sturen om d e dien st voort te zetten. Wij w orden n aar D uinkerken g ezon d en en g a a n scheep op d en boot Malte, een vaartuig w a a r m en kolen en oliën er m ed e vervoerde en nu dien en m oeste om er leven de w ezens in te steken. In volle n acht lichte m en het anker. Wij w aren in volle zee, bij d e m orgen kreeg m en d e Engelsche kusten in het oog, d e z e e b o o d een prachtig schouw spel, zij w as kalm en w einigen w aren d o o r d e z eez iek te aan g ed a a n . (Om) 5 ure kregen w e Cherbourg in h et oog, w a a r m en h et a n k e r wierp, m en w ordt er in beestew ag en s g esto k en en den trein z a l on s w eder (verder)brengen. N a een e ijzige vaart hou dt hij stil, het is m iddernacht, d e statie draagt als opschrift Saint-Lo, wij w orden in een groot gebou w g ebracht en des an derdaags zien wij d a t het een e groote kazern e is van het 136 regem ent. E indelijk w aren wij g ek o m en a a n het ein d e van o n z e vlucht om er te blijven. Saint-Lo w as gelegen in h et herte van N orm andie en d e hoofd p laats van h et d ep artem en t M anche. F abrieken zijn er niet, het is een e d ier ou de N orm an dische steden w a a r het la n d bo u w b ed rijf uitgeoefend wierdt en d e lan dslieden van ein d e en verre hu n n e w aren ter m arkt brachten. Het leven w as g oedkoop, o o k d e stad was niet overgroot, eenige m erkw eerdige gebouw en, w aaron der d e h oofd kerk w as van ouden trant en dagteeken de van d e 12 eeuw. De grondgesteltenis w as b erg zaam ( = bergachtig) en te m id d en d e sted e w aren er zelfs rotsen. De lan dstreek leverde een prachtig schouw spel d oor zijn e talrijke golvingen en klein e bergen. Stilaan w ierden wij tot het m ilitair leven opgeleit, doch na een veertien­ tal dag en w aren kleeren en schoen en versleten zoodu s d at m en zon d er broek en schoen loopen moesten. Zulks duurde twee m aan den toen kleeren afg ezon d en w aren en ons n a a r beh ooren dekten. Het slechtste w as dat wij bijn a van h on ger om kw am en . D an k d e ed elm oed ig h eid d er Fransche

216


soldaten d ie ons brood en vleesch bezorgen, op het laatst w as alles beter en wij on ze d agen in het vreem de lan d stilaan vervlogen. Den 13 febru ari van het ja a r 1915 w as aan g ebroken . Den tijd om on ze broeders op het front te vervoegen w as g ekom en . D aar (ik) bij het l l s,e linie regiment w as uitgetrokken, vertrokken wij vol m oed m et drie honderd m an n en en zeid en een laatsten vaarw el a a n ons verblijf. Den trein bold e d o o r h et sch oon e N orm an die en Bologne, Kales, D unkerke en lan den den 15 tot Veurne aan . N aar De P anne g ezon d en om in com pagn ies uitgetrokken (v erd eeld ) te worden. De kolon el hield een e a a n sp ra a k om ons d e dien st voor te leggen en n oem d e in breedvoerige w oorden den heldfeiten van het regem ent en w enschte van ons d e trouw heid om nieuw e p a lm en te behalen . D aar z a g ik eerst een ige R oosebeeksch e vrienden en dron ken een ige g lazen op aller gezon dheid. Tijdens ons verblijf in Frankrijk w as d en oorlog in volle hevigheid d oor­ gew oed. Onze legers w aren o n b ek w a a m stan d te bied en a a n d e overm achtige k eizerlijke legers d ie altijd voort d oor nieuw e versterkingen gesteundt wierden. Den 8 october viel d e D uitschers d e versterkte p laats van A ntw erpen gesteund d oor h u n n e 420 m illim. kan o n en aan , alles vernielende. De Belgen w aren tot den aftoch t gedw ongen, d e vijand bezette d e stad, m a a r zijn e p rooi w as on tn om en en het leger geredt. Men z a k te n a a r V laan deren a f en Frankrijk, toen er besloten was a a n den IJzer stan d te houden. Den 17 october k w am m en in voeling m et o p ­ k o m en d e Duitschers. Den slag n am a a n (b eg o n ) en duurde nog 21 dagen en ging alle verden kin g(verbeeldin g) te boven. De verbonden-Franschen h a d d en h u n n e reserven m ed e in strijd gew orpen, het lot ging beslist w orden, d e on ze streden m et d en geest d er w an hoop en hielden tegen den drie m a a l overm achtigen vijand vol toen ein delijk d e onzen d oor alles afg em at m oesten wijken. Een laatste m iddel, d e Uzerstreek was laag en kon on d er w ater gezet w orden toen m en besloot tot het laatste m iddel d en toevlucht te nem en. De laatste d ag en van october kw am het w ater d e streek onderzetten, d e vijand verloor h u izen de en ons leger geredt. Sindsdien w as het ka lm gew orden en d e b eid e legers trachten zich zoov eel m ogelijk te versterken, zo ston den d e legers op het a a n k o m st van on s op het front. Des an d erd aag s w ierden wij n a a r A vecappele gestuurd w as(w aar) m ijne kom p ag n ie (zich) bevondt. Ik h erd en ke noch d ien dag, het regende den gan sch en tijd en kw am en d o o d m o ed er a a n en m oesten den z el(f)d en avon d nog m ed e n a a r d e loopgrachten, een en tocht in den n acht die n a a r ons g ed ach t uren duurde. D aar g ekom en , kropen d e soldaten in holen d en grond in en wij jongeren ston den er alleen. H ier en d a a r wordt een bijgesteken en zijn al rap m et hun in kam eraadschap. Zij vertelden ons van a lle on g eloov elijke dingen w a a r wij m et op en m ond n aar luisterden.

217


Die m an n en gaven zo o een aard ig uitzicht on g ekam t o f geschoren, eenen langen baard, slechte kleeren en van on gedierte vergeven, w aar wij dan o o k strak ken n is tegen wil en d a n k m ed e m aakten . D en secteur d ie m en d an bezette, w as Pervijse en nieuw S tu iveken skerke m et het kasteel d e Viconge beston d uit een ige vooruitgeschoven posten rond het k a steel en om geving, d a a rn a een a a n een h o u d en d e lijn van d e ijzerweg D iksm uide-N ieuwpoort en d a a rn a eenige klein e lijnen en hoeven w aar m en zich veilig hield tegen k o m en d e aanvallen. Eenige dag en d a a ro p rond d en 15 febru ari m oest (ik) n aar een e dier voorposten g aan , g en oem d K loosterboek en ontvangt er d e vuurdoop d en k en d e n ooit m eer terug te kom en. D och wij kw am en er m et eenige lichte kn eu zin gen vanaf. Wij gingen voor acht dagen n a a r De Panne, 8 in d e loopgrachten en 8 in kan ton n em en t op een ige afstan d van d e linies n a a r A vecappelle o f E ggew aartskapelle z o o verw isseld van Pervijse n aar Oud S tu iveken skerke een en secteur om trent den z elfd e als d en eerste, m a a r veel gevaarlijker. Zo verliepen w eken , m aan d en altijd d e z elfd e gevaren, g een e hoop m eer op beterschap. Het was een ja a r later geworden, wij ko m en afgelost te w orden en in rust g ezon den voor 28 dagen. Het w as d a n d e 1 april. De legerafdeelin g z a l D iksm uyde overnem en, een p la a ts (in) h et m idden pu n t d er B elgische lijnen en d an o o k een e aller gevaarlijkst. Alle vernielingstoestellen w ierden er g ebezigd en den grond w ordt er h on d erd e m alen om gew oeldt, d e vijan delijke lijnen bevon den zich ter n au w er n ood op een dertigtal m eters van elkander. Eerst ka n h et regem ent noch 24 dag en n a a r lsen berghe liggen om n aar L am p ern isse te g a a n loopgrachten m aken . Het w as den 10 m ei tot den 2 juni. Dan trok er m en n a a r toe nog eerst wij lopen rond het Zwarte Peerd,3> en m oesten zo o 3 uren g a a n en even zoveel terug des nachts a a n K aaskerke g a a n w erken om d e platgeschotene (versperringen) te herstellen. Den 7 ju n i zijn wij in d e lijnen (loopgrachten) en den eersten d a g telt m en reeds drie d ood en en 7 gew on den , z a l het zoo blijven gaan. Den 10 ko m en wij op d en IJzerdijk, w a a r m en ons op een gew eldige beschieting on th a a ld en m eer d a n vier uren o n afg ebroken in volle hevigheid m et alle k a n o n en en loopgrachtm ortieren gestreden wierdt. Onze lin ie (w as) slechts een e h on d erd e m eters lan g g ezien d e g ev aarlijke plaats. Men loste a f a lle vier d agen en h et w as tot d en 24 ju li en w ord n a a r Leysele voor 24 d agen rust gezon d en om er d a n 5 augustus terug te keeren in 8 dagen en d an tot october wij h a d d en een e bu iten gew on e rust van doen d ie wij d a n kregen van d en 1 tot d en 25 d er m aan d. Het w as w inter g ekom en en het loopgrachtenleven m in der gevaarlijk, m a a r altijd d ie regen, nooit m eer droog. Den 9 decem ber g a a n m en w ederom in rust tot d e 2 jan u ari 3

Zwart Paard (zie ‘Zwat peerd’ op de kaart, aan de weg Veurne-Ieper, tussen Vinckem en Alveringhem) was een w ijkje met wellicht een gelijknamig café (cabaret).

218


(van) het ja a r 1917 en bevon den ons d an tot Pollinchove. Wij kom en terug n a a r d e lijnen, m a a r w at is d en w inter streng, 6 w eken lang vriest het, een e groote ko u d e d oet zich gevoelen. D ie m a an d krijgen wij een en k n a k d ie m en zijn g an sch e leven z a l ondervinden, kou d eten, vervrozen brood, van ko u d e versteven vellen (wij jw o rd en d an o o k z iek terwijl an deren m et h a lf versteven led em aten ronddolen. Ons lijden w as o o k ter toppunt als d e 2 legerafdelin g ons den 23 febru ari kom t vervangen. Den trein za l ons n a a r Bray-Dunes voeren om er een ig e dagen ons te verfrisschen, w ant m et allen was (het) ver g ek o m en en dat duurde tot h a lf m aart en (m en ) on s n a a r d en g o e d e secteu r van R am scap p elle ging z en d en om er d en zom er te ein digen d ie wij d an o o k verdiend hadden . Wij bev on d en ons dus (in d e) v oorgen oem de secteur. Niets belem m erde het oog, w ant d ez e kan t w as zo o bloot d at m en uren ver voor zich zag en m en g em a k k elijk O ostende en om liggen de kerktorens ontw aren kon. Niet een en boom , niets d an w eiden d ie m et allerh an d e b ek en doorstuurt w aren. D ien secteu r beston d uit v ooru itstaan d e en liggen de p osten en lijnen en d oor w ater overstroom d, w ant h ier w as d e overstrom ing het hevigs, nu en d an gingen wij ons (een ) achttal dagen in B ulscam p uit­ rusten en d at duurde z oo tot 17 d ecem b er en gingen in rust n aar BrayDunes tot den 26 jan u ari 1918, van d a a r n aar H ondtschoote tot 7 februari h a d d en wij ee n e sch o o n e rust gen oten . Wij w isten w el w aarom : den secteu r van M erckem viel ons te beurt m et al zijn schrikkelijkheden , dagen en nachten, zes dag en w aarvan 3 eerste lijn en drie dagen uit, nachtelijks w ierden vijan delijke tochten on d ern om en tot ein delijk den 17 april d e D uitsche storm loop u itbrak w aarover ik verder z a l m elden. Zij w ierden verslegen en wij beh ield en on ze stellingen. Den 8 m ei w ierden wij uit d ez e hel verlost en gingen in rust n a a r Proven voor 8 dagen. Den 17 n am en wij opn ieu w R am scapelle a a n tot d en 27 ju li om in rust te g aan n a a r V in ckem tot den 5 sep tem ber een e rust d ie tot d an toe nog g een e (n iem an d ) g eh a d had d en . Wij gingen d a n terug n a a r Proven tot op den vooravond d er groote gebeu rtenissen. Den 25 ’s avon ds m oesten m en (wij in) R eninghe p ost g a a n liggen g ereed op a lle k o m en d e dingen. Den 21 nachts gingen wij on ze p la a ts g a a n n em en op den secteur van B oesin ghe langs d en Ijzerweg van IJzer n a a r Roeselare. G ansch der nacht w oed e het kanonenvuur. Toen h et in volle hevigheid toen am en om 5.30 d e on z e d e vijan delijke lijnen bestorm den , d en D uitschers o n b ek w a a m te w ederstaan , w eeken in drie d ag en tot op vier kilom eter van Roeselare. Na vijf dagen vechten kw am en d e Franschen ons vervangen en ging m en n a a r De P anne om zich van h et on d erstan e te ontlasten, te eten en te w asschen, doch 6 d agen n ad ien ging m en terug n aar d e lijn, d eze keer n a a r M oorsele St.-Pieter. Na v ijf d agen d en a a n v a l afgew acht te h ebben , trokken m en d en 14 october 1918 ten aan v a l tot op d e L eie tot den 19.

219


220 TER

N A G E D A C H T E N IS aan

Senator GH ISLAIN DHO N DT Carnet de pécule


Wij gingen uit den slag, doorkru isten V laan deren en w aren voor A stene g ekom en toen den 11 n ov em ber den W apenstilsatnd g eteken d wordt. Een verhaal van d en strijd voort verder.

Het loopgrachtenleven, Pervijse-Ond Stuvenkenskerke E ene korte beschrijving daarover. Wij n em en het eerst den secteur Pervijse Oud S tu ven (ken )skerke, het ja a r 1915-16. Het g a a n n a a r d e grachten o f tranchées g en oem d bij valavond vertrek uit h et k a n to n n em en t om m et d en d o n k ere a a n te kom en . Eerst een dag eerste lijn, d an een d ag voorposten, d e m arsch w as een tw ee uren, een zw aren z a k d oor regen o f wind. Op d e p la a ts a an g ekom en , den nacht w erken o f d e w acht houden. Slapen m oest m et den dag g ed a a n worden. De eerste lijn beston d uit uitgekapte hollen on d er den ijzerweg en h ier en d a a r een soort kot b ed ek t m et deuren en vensters m et a a rd e op d ie m en uit d e stukgeschoten huizen en h oeven vondt. Vooruit w aren alleen sta a n d e p osten m et een ig e z a k k e n grond boven w a a rd o o r d e m in ste g ra n a a t bin n en vloog en beston d uit drie reeksen in een h a lf rond gevorm d, d e bijzon derste D uitsche posten w aren het kasteel van Viconge, den kloosterboek, d e h oev e Van d er Wouden, ten (on leesbaar) in het m idden. Nieuw S tu ivefken ) skerke, S choorbake, het W aterhof en Tervaete op den lin kerkan t ten noorden, ten zu iden w aren het d e petroltan ks d ie m enigvuldig van zich d eed en spreken. De o n z e beston d van rechts n aar links uit den dooden loopgracht, B oyau d e la mort gen oem dt, d e R oode Poort, Oud S tuvenkenskerke, d e herberg Den Snoek, d e V ijf Peerlaren hoeve en d e herberg De Karper. Als m idden pu n ter Pervijse en Lettenburg in het noorden w as h et overstroom d g eb ied en vernauw e n a a r zu iden tot wij op dertig m eter van een w aren (hij bed oelt d at z e d a a r op 30 m .van d e Duitse linies zaten ). Z w aar w as den stap en lastig n a a r d e lijnen, g an sch bezw eet en d a a r a a n h et w erk, d ie lan g e w achturen voor den vijan d alleen o f m et twee, m et natte voeten o f des winters van kou d e ver­ steven. Met den d a g is het stil, m en ziet n iem an d, allen zijn verdoken om m et den nacht als ratten uit te kom en. Stil is den nacht, in d e verte het gedruisch d er voertuigen d ie alle ben od ig h eden n aar d e frontlijn brengen, slechts een kogel d ie rond d e ooren fluit o f d e losbrandingen der kan on en en in het stille en d on kere van d en n acht d en kt m en a a n on ze fam ilie en vrienden, a a n on ze vroegere g elu kkig e dagen, d ie m en m is­ schien nooit m eer g a a n terugzien, wij allen zijn m oeders kin deren en geen nog vijand o f vriend ken n en wij niet. (hij bed oelt d at iedereen in hetzelfd e schuitje zit) En reeds zo dikw ijls vragen wij on s a f w aarom het oorlog is, w an n eer m en d e vooruitgeschovene posten beschiet, heeft m en slechts d e d ood te verw achten, w ant w eglopen, k a n m en niet o f wordt

221


Schildw achten in Diksmuide.


d o o r d e g ew eer o f m achien gew eer afgeschoten , stelt u in zu lk een (toe)stan d. Eten k a n m en niet meer, d e m an n en zitten als d ood en opeen en spreken g een w oord en w at is als (er) zo o een (projectiel) ongew enscht bin n en kom t al w at er zich in bev on d is d ood o f gekw est na zu lke stonde is m en van zich zelven (buiten zichzelf) en (van) d e vreugde bij d e overleven de n a d e aflossin g w ordt (er) a l een lied gezongen om a a n zijn e vreugde lucht te geven tot ein d elijk w eer voor een d ag o f tw ee ons ( = w ij) in h et kan ton n em en t uitrusten. Ons eten m oeten wij als m en in d e grachten is, een geh eel ein d e ver g aan halen , d a a r het on m og elijk is d es z elfd e m et een e k ar d a a r te brengen. H erdenkt nog een s d ie luisterposten m et hu n n e gruwelen, geen pen is bem achtigt zulks te schrijven in d en m od d er a a n alle gevaren blootge­ steld, m et den d a g m ocht geen zich vertoonen o f d e vijandige kan on en op en d en hun vuur om d e z elfd e te vernietigen, n a ar m ate den tijd kom t m en er in verhardt (m en w ordt g eh a rd ) en on s leven m ag a a n echte w ilden vergeleeken w orden, bij d at alles nog d ie hon d erd e luizen en vlooien d ie ons n ooit m et rust lieten en tw ee drie m a a l ons d eed en ontkleed en om z e eruit te doen. O ok d e ratten leefden m et ons m ed e w an ­ n eer wij het w einig brood kregen w as m en (verplicht) het dikw ijls gan sch opeten, an ders w aren d e kn aag d ieren (er) m ed e verdwenen. Op d e uiterste rechter vleugel w as d e petroltan ks m et den tranchée d e la mort, w aar m en m a a r 15 m eter van een a f w as (van e lk a a r verwijderd w as), w an n eer m en er (n aar) toe m oest m et een 12-tal m an n en w aren er altijd d ie niet m oesten terugkeren, het w as wel d e slechtste p laats van het Belgisch front.

Diksmuide Die het m eeste gev aarlijkste pu n t is van het Belgisch front strekt zich uit van a a n d e loopgracht d er d o o d tot het k a steel van W oumen en (d aar) zijn d e lijnen m a a r dertig m eters van het w ater van den IJzer af, dertig m eters van een af. ( = 30 m. van d e Duitse linies) Op den n oordkan t h eb ­ ben wij vier klein e posten over w ater en op (den ) z u id kan t ook. Het w as hier d a t d ie artillery en loopgrachtgevechten geleverd w ierden, bom m en, han d g ran aten , m ijn en w erpers enz. Vier lijnen volgden e lk a a r op. De eerste lijn op d en IJzerdijk, d e tw eede op d en ijzerweg K aeskerke n a a r de kolon elhoeve, d e d erd e Lettenburg - d e Franco-Belge Sint Jacobscap elle, d e vierde lan gsheen d en B everendijk, ten dien tijde w aren reeds g oed e on derstan den g e m a a k t en d ag en n acht w ierd er a a n voorgezet (voort­ gew erkt), d e lijnen w aren in m illoen en van z a k e n (z a k k en ) grond en m et tusschen loopgrachten o f boyau x verbonden , on ze kan ton n em en ten w aren K ruisabeele - (on leesbaar) en het Zwarte Peerd, 4 dagen lijn, 8 uit,

223


T ra n c h é e s b e lges à R A M S C A P E L L E . — A o û t 1917.

224 Belgische loopgraven bij Ramskapelle. Dergelijke postkaarten waren in boekjes te koop voor de soldaten. Let wel: ééntalig Frans ...


van d ie 8 vier avon d en a a n K a a sk erk e g a a n w erken, w an n eer wij dan afgelost w ierden was het d an o o k tijd, wij kon d en niet meer, het was februari 1917. De voornaam ste Duitsche versterking was den Bloem m olen, van w a a r m en g an sch ons lijnen overheerste niet een m ocht het h oofd toonen o f (het) w as m et hem g ed aan . A lle stu kken van groot k a lib er w aren on m achtig d ie gedu chte stelling te d oen verdwijnen, o o k het ein d e van ons v erblijf a ld a a r w aren d e on ze echte versterkte lijnen gew orden w aar h on d erd e on derstan d en in beton a rm ée g em a a k t w aren om tegen het vijandig geschut te w eerstaan.

Ramscappelle Was den rust secteur. De lijn beston d van N ieuw poort tot Pervijse, voor­ uit (geschoven) posten een twintig m inuten voor die lijn in w ater om geven en m et klein voetbrug om er zich te begeven en verdeelt in luisterposten, verbin dingsposten en groote w acht. Langs den ijzerweg w as het gelijk een en boulevard en m en ka n er zich van links n a a r rechts begeven zon der gezien te w orden en d a a r o o k ko n m en gerust slapen, d aarach ter w aren nog een ige klein e lijnen o p g em a a k t voor d e versterking. De vijand h ad tegenover (ons) g oed ingerichte stellingen van noord n a a r zuid, Castelle, Violette, d e groote en klein e henne, d e O n z e(= 11de), d e Beverdijk, de R ijkelhoek, het Wolvennest. Van tijd w as het w ater w at gew eldig (als) er d e Duitschers w at (op) schoten, zo o sleeten on ze dagen tot den 17 decem ber.

Merckem Was d e p laats w a a r d e Fransche-Engelsche legers in den z o m er van 1917 d e groote slag leverden d ie in d e gesch ied en is voorkom en (bed oelt een historische veldslag). Na drie m a a n d en strijd m et m illoenen m an n en w aar zij er slechts in gelu kt w aren een 6-tal kilom eters vooruit te g aan van a a n d e o u d e lijn Drij G rachten -Steenstraete tot d e tegenw oordige lijnen w as niets an ders d an een p u in hoop, on m ogelijk d e verw oesting te beschrijven d ier plaatsen , w a a r d en grond d oor m en schen bloed w as d oorw eekt gew orden. De vijandige versterkingen w aren als forten doch w as het nog (en toch) d at er vele als kaarten hu isjes verscheurdt o f van p laats verandert waren. D aar d e openingen d er zelfde ( = van die forten) allen n a a r den vijand (gericht) w aren kon m en (er) bijn a nooit gebru ik van m a k en z o o (w an n eer) wij a a n hevige beschietingen w aren blootge­ steld. 3 dagen kan ton n em en t, 6 dag en lijn w aarvan 3 gan sch vooruit, gezien het g ev aar m oest m en er voor d e drie dagen eten m eden em en . Men huiverdt nog als m en d e p osten van A schhoop, Kippe, Verbranden

225


Sm isse, H ibou, H onoré Hoeve, Ten Toren, d e K loosterm olen, den Hemel, het P apegoed en d e L an g ew aard e herinerdt. Toen d e Duitsers in m aart hu n n e op m arsch tot A m iens h a d d en g eboekt, begon n en zij den 9 april den slag om d en K em m elberg, d oor het achteruit slaan der Engelschen w as on ze p la a ts bijn a uithoudelijk (on h ou d baar) gew orden en w ierd tot het achteruittrekken op den leperlee besloten, d e vijand zulks bem erken de w ilde zu lks beletten m et het p la n ons a f te snijden. Sedert dag en ver­ w achten wij (on s) d an o o k a a n den storm. Den nacht van den 16 april liet zu lks verm oeden d o o r het on d er vuur n em en on zer stellingen. Den m orgen van den 17 w as h et sein d es aan vals. 7 D uitsche regem enten kw am en on ze lijnen bestorm en gevolgd d oor evenveel anderen. Die eerste sch o k w as gew eldig en d e on ze verplicht n a een ige hon derden m an n en verloren te h eb b en te w ijken, doch d e Belgen bleven niet w erkeloos door krach td ad ig e tegen aan vallen en d oor arttelerie en vliegtuigen geholpen (dreven ze) d e vijand terug. Z ijne verliezen w aren vreeselijk: 800 m an en w ierden gevan gen g en om en en h on derden lijken b ed ekten het slagveld. Drie d agen w aren nodig gew eest (h en ) te begraven. De Duitschers voor nog eens d oor het klein e leger drie m a a l in sterke (sterkte) m in der dan het hu n n e op te geven, d e vijand w as verslagen en het Belgisch leger geredt van d en ondergang. Met d en z o m er keerd en wij d a n o o k n aar on zen rustsector van R am scapelle terug en m et ein d e juli voor tw ee m aan d en in rust te zijn g ezon d en tot den vooravon d d er hevige gevechten d ie d e verlossing van Belgie voor gevolg hadden .

Den vooruitgang Het oog en blik w as aan g ebroken . Reeds w eken w aren a lle m iddelen aang ew en d t o m er zich (op ) voor te bereid en . Den 28 ’s m orgens braken d u iz en d e en nog d u izen d e kan on en m oordt en vlam den vuur en staal over d e vijandige lijnen. Om 5.30 w as het sein gegeven. De onzen door het kan on vu u r voorgegaan dringen d e vijandige stellingen binnen. Alles w as verwoest, zelfs g een spoor m eer van te vinden. Nu en d an eenige overleven de vijanden d ie zich gew illig overgaven, hu n n e kan on en h a d ­ d en zij niet ku n n en m eden em en . Rond d en noen viel Poelcapelle in on ze h an den , d es an d erd aag s w aren wij S tadenberg genaderd. De vijand d eed v ru chtelooze teg en aan v allen , d och d en d erd e d a g ging m en tot de bestorm in g over d ie d an o o k in o n z e h an d en viel. Zo hielden wij den strijd 5 dag en vol, d e laatste dagen w aren wij bijn a van hon ger om ge­ ko m en en h a d d en sedert begin nog g een het m inste eten ontvangen. Al w at wij te verorberen hadden , was het vleesch van stukgeschoten peerden. Den 2 october kw am en d e Franschen on ze p laats in n em en en gingen

226


m en n a a r De Panne, doch het w as van korte duur. Den 8 october ver­ trokken wij opn ieu w m et d en trein uit De P anne n aar het W ieltje boven Yper. D aar a a n g ek o m en m oeten (wij) d o o r h et verw oeste lan d nog een uur en h a lf tot B roodsein de Z o n n eb eke w aar wij om 11 uren van den nacht a a n k o m en om er in blooten h em el te vernachten. Den 9 m oeten wij n a a r d e lijn M oorsele St.-Pieter w aar m en in den grond a f op liggen (op d e blote grond lagen) tot d en m a a n d a g m orgen zijn d e d e 14 october in regen en k o u d e doorbrachten. Wat h eb b en wij niet geleden, a a n w elke sch rikkelijke beschietingen w as m en niet blootgesteld. Morgen, m orgen zeg d e m en g a a t den aan v a l gebeu ren. Toen ein d elijk het uur w as a a n ­ gebroken , w at w aren wij tevreden van d ie hel verlost te zijn. Den 14 ’s m orgens om 6 uren begin t d en a a n v a l w at verschrikkin g d e vijandige lijnen begeven zich niet tegen staan d e hun hevig m achiengeweervuur, wij vorderen stilaan , het d erd e regem ent Beieren geeft zich over en d e vijand op d e vlucht d oor ons verrast m oet m achiengew eren, karren en p eerd en in on ze h a n d en achterlaten. Den m ist (rookgordijn?) dien hij g em a a k t h a d w as h em niet nuttig gew eest. Om 10 ure w as W inkel St-Eloi in o n z e han den , d och ’s avon ds m oet m en bij B en delede d a a r d e vijand versterkingen h a d ontvangen d en nacht afw achten. Den 15 herbegin t m en opn ieu w en B en delede valt om 11 in on ze h an den ten koste van grootte verliezen, ’s Avonds brengen wij den nacht d oor op d e b a a n van Kortrijk n a a r Ingelmunster. 16 g a a t m en zich schuilen in een h oev e d a a r (wij) d e g an sch e n acht d oorn at geregent waren. Hulste valt en m en g a a t tot op d e Beie. Den 18 w ierden wij d oor Engelschen afgelost, den slag w as voor on s g ed aan . In het geh eel h ad d en wij drie officieren en een 90 m a n (n )en verloren. Men trekt n a a r W inkel St.-Eloi en kom t den 20 voor d e eerste m a a l te huis. G aat (ik g a) ’s an d erd aag s m ijne een h eid d ie n a a r C ortem ark ver­ trokken w as te g a a n vervoegen. Wij volgen voort. Den 22 C ortem ark Thorhout 7 kilom en d en 4 n ovem ber Thorhout R uddervoorde 15 kilo (m eter), d en 5 M aria Aeltre 18 kilo (m eter). Des an d erd aag s g a a t ik n a a r huis voor een ig e uren in een w eder dat het verschrikkelijk regende. Den 6 vertrek n a a r H an sbeke 15 kilom eter w a a r m en 3 dagen bleef. D aar was het d at m en ons zegde zo o d at Duitschers den wapenstilstand vroegen. Den 10 g a a n wij n a a r A stene 17 kilom eters. Den 11 wordt op d e 11 m a a n d om 11 uren d en w apenstilstand gesloten d ie een ein d e a a n d e w rede oorlog g ebracht heeft. Wij w aren er o o k wel tevreden d a a r m en d es an d erd aag s opn ieu w een en aan v a l op d e Schelde m oeste doen. Wij verblijven er tot den 16. De zegevierden doortocht van B elgie g a a t voor ons beginnen, w elk een vreugde, een geroep en een hu lde brengen d e bevolkin g a a n hu n n e ver-

227


228 De Vuurkaart van Ursmar.


lossers, d ie hun o o k w eerde w as (d ie het w aard w aren), van den m orgen tot den av on d w as overal d e z elfd e eerbetuiging. Wij vertrekken d a n uit A stene n a a r Sint-Denijs-Westrem 9 kilomter. Den 17 g a a n wij n a a r Wetteren d o o r Gent 18 kilom Den 18 Wetteren - S ch oon aard e 15 kilom Den 20 S ch oon aard e - M erktem 17 kilom eter Den 21 M erktem -M eisse 12 kilom Den 23 M eisse - C am pen hou t 20 kilom Den 24 C am pen hou t - L u b b eek d o o r Leuven 28 (km ) Den 25 L u b b eek - W om m erson langs T hienen 21 (km ) Den 26 W om m erson - Cosen langs St.-Truiden 17 (km ) Den 27 Cosen - H asselt (on leesbaar) stad 11 (km ) Den 28 H asselt - Tongeren 20 (km ) Den 29 Tongeren - Ans bij L u ik 18 (km ) Den 30 Ans - L u ik 5 (km ) D aar d oen wij den d éfilé d oor stad m et 6 regem enten. Den 2 d ecem b er keeren wij n a a r H asselt terug om den 3 n a a r het vliegplein van Asch g ezon d en te w orden tot 11. Dan n aar Hasselt tot d en 23, om w ederom n a a r Asch gezon den te worden tot den 30. Wij keren er n a a r H asselt terug en d en 15 jan u ari 1919 g aat m en d e grenzen van H olland te M aaseyck bezetten tot den 15 m aart. D aar zijn wij bij burgers en zijn er z e e r g oed bij M eulenaers-D anois, 21 Blenm erstraat. M en g a a t n a a r A sch voor 8 d agen en heen n aar H asselt den 23 m aart tot d en 5 m ei. Wij w orden op n ieu w n a a r d e grenzen g ezon d en n a a r K inrooi 7 kilom . boven M aaseyck tot d en 19 Juni. De vrede w as nog niet g eteek en d en d e Duitsch toonden zich nogal stout en m en m oest n a a r D uitschland g ezon den w orden uit M aaseyck, des avon ds vertrokken lan d en wij den 20 te M ois bij Duisburg a a n om den m id d ag n a A ken, G labeeck en B ieffeld voorbij te h eb b en gevlogen. D uitschland is een schoon land, alles liet er zien van een w elingerichte sam en levin g en het w as al op laatste m id d elen (m od ern ) g em a a k t langs den Rhijn kon m en niet an ders d a n fabrieksch ou w en ontw aren d ie des avon ds als een w olk in d e lucht d r e e f van d en rook d ie uit opsteeg, alles m et den spoorw eg verbon den d ie als een bliksem voorbij sn elden w aarbij nog d e eletrieke tram w egen d ie als salon s w aren ingericht w aren nog in verbin ding m et dezelfde. Den m a a n d a g den 23 ju n i om 7 uren ’s avon ds den vrede geteeken d, w aarbij d e D uitscher d e hu n n e opgelegde voorw aarden aan veerden ; d a a r alle gevaar gew eken was, w aren wij d a a r niet m eer van doen en kw am en den 9 juli n a a r Belgie terug n a a r h et k a m p van Beverloo, den 22 m oet m en n a a r Luik d e n ation ale feesten g a a n opluisteren d ie er den 24 p laats grijpen, d e koning, P oincarré en M aréchal Foch (zullen) het eerlegion

229


230 Groepsfoto met Ursmar vooraan, 2de van rechts.


a a n d e stad L u ik schen ken , d en 26 k om en wij n aar Berverloo terug. Er blijft ons d a n nog en e m a a n d te d oen d ie als een ja a r duurt, den dien st begint d an o o k stilaan w at strenger te worden. Het m inste wat m en uitsteekt is een e s tr a fte meer. E in delijk is den d ag aan gebroken . Het is d an o o k m et een on besch rijfelijke vreugde d a t m en een e vaarw el a a n Beverloo zegt. Ook h eb b en wij er m eer d an g en oeg van. Het is h ed en den ’s m orgens d en 28 augustus negentien hon d erd negentien. Na een en dien st van 5 ja a r 59 m aan d en 2811 dagen 43.464 uren 2.607.840 m inuten 156.478.406 seconden. G edaan! G edaan! G edaan! Met 29 vertrekken wij d an o o k uit het k a m p d er ellen den en d ie een Einde stelt a a n o n z e m iserie en ellen d e. G etrokken bij het verlaten uit het leger d e som zeven hon derd en tien fran k en tw ee m aan d en n ad ien nog vier hon derd en zeventig frank.

Het leven als Vlaming in het leger Het lot een s Vlam ings is er w aarlijk betreurensw eerdig. Bij het bin n en ­ kom en w ordt m en er reeds verfranscht. Bij d e m inste m isstap klin kt het al van Paysan ! Salle flam en g ! en nog allerh a n d e scheldw oorden d ie ons d o o r d e fran sch kilon sch e chefs o f w allen (W alen ) wordt toegeslingerd. Men h eeft schoon zeggen z e niet te verstaan, m en beh oeft nog te zw ijgen wilt m en in d en b a k niet geraken . H oe w as het op het front. In d e lijnen w aren bijn a geen W alen te vinden. De Vlam ingen w aren er 88 %, m a a r m eer achteruit vondt m en er wel meer, ging m en in Kortrijk d a a r m oogt m en gerust d ie em bu squ Ê in het fransch aan sp reken . Ook w aren a lle klop h jes(com plim en tjes) aan hun gegeven, en nog m oogt m en geen uiting d er v laam sche ged ach te geven o f m en w ierdt in een e b o etek a m p a g n e g estoken o f in Frankrijk in een gevan g om er van hon ger om te kom en. Eens d en krijg g ed aan , zag en z e d e V lam ingen niet m eer staan. Men schold z e uit voor activist, flam ing, B oche enz. W aartoe was het vlaam sche bloed d an gestort, (het) w as het voor h et w alen land. De V lam ingen zijn bij du izen d e gevallen . V lam ingen (V laan d eren ) is ten derd e verwoest het a n d ere d oor d e D uitschers on troofd en m edegen om en , m a a r z e zien n a a r ons niet m eer om . Zij, d e heren van Brussel, h ebb en ons thans niet

231


m eer van doen , m a a r een s breek d e tijd a a n ons te w reken. Wij zijn d e m acht als wij w illen en zu llen z e d an o o k bem achtigen.

Aantal verloven en ziekte Den 30 ju li van het ja a r 1915 w ierd ik d o o r z iek te aan g etast en n aar Frankrijk in D inard, d ep artem en t Ile et Vilaine, gezonden. N aar 21 d ag en in het h osp itaal te h eb b en gelegen in uitrusting n a a r M uniel sur R ane (?) op tw ee (uur) van d a a r d oor te brengen. Dan kreeg ik een ver­ lo f van 15 dag en om n a a r Paillart bij m ijn kozijn Henri G hesquiere te gaan . Van d a a r n aar A nduch (?) gezon den om er n aar het front gezonden te w orden w a a r ik er a a n k w a m den 30 sep tem ber en wierd er in een e a n d ere com p ag n ie gesteken , in d e n egen de w aarbij ik d an gebleven ben. De an d ere verloven volgenden 1916 23 m aart tot d en 30 9 d ecem b er tot d en 16 1917 23 m aart tot d en 2 april 5 ju li tot den 15 1 sep tem ber tot den 11 4 d ecem b er tot d en 14 1918 d en 25 sep tem ber tot d en 4 october Nu n a a r huis d en 26 october tot d en 1 n ovem ber 1919 Den 11 febru ari tot den 21 Den 28 april tot den 8 m ei Den 13 ju n i tot d en 23 Het laatste v erlof in het leger b ek o m en d ag teeken t van den 5 augustus tot d en 12 van h et ja a r 1919.

Het kameraadschap G edurende het lan ge oorlogstijdperk bij een e kom p ag n ie w aar uit alle d eelen d es lan ds vertegenw oordig zijn, ko m en d e m an schappen als een e fa m ilie en m en kom t er m et a llerh a n d e in k am eraad sch ap . Ik h a d voor k a m era a d een van St. Kruis bij Brugge, een w erkm ansjongen, doch van d eftig e fam ilie. W ij d eelen alles g o ed en slecht en w aren terecht als broeders gew orden in d e slechte en g ev aarlijke uren in d en strijd, zow el als in d e rust zijnde, w aren wij o n a fsch eid b aa r gew orden, wij d eelen sam en het lijden en on berin gen a lso o k in d e vreugde. Zoo gingen de

232


m aan d en rapper voorbij en ons oorlogsw ee w as m in der gew orden, zijn n aam w as Valère De P aepe en gelijk wij d oor d e D uitschers niet kon (d en ) w orden gescheiden , zullen wij d an vriend en k a m era a d blijven tot ter dood. Mijn a n d er k a m era d en w aren Ghyselen van Roeselare, bijn aam d den d ikke, G oethals van Lichtervelde, b ijn a a m d Joffre, H andtpoorter van Poperinghe, b ijn a a m d p ekd raad .

De verwoesting W aar d e frontlijn zich bev on d en heeft, is er niet veel m eer te bespeuren, d e dorpen zijn er verwoest en d e landerijen zijn er v oorjaren on bru ikb aar gew orden. Van het fort van K n o k k e tot d e z e e zijn Loo. St. Jacobscap elle. O u decap elle. D iksm u id e, W ou m en, E esen . C lercken. K a a sk erk e. L a m p ern isse, B eerst, O osth oeke, Perviise. Schore. R am scap elle. M an n ek en sv ere. St. P ieterscap elle. L ek e. W estende. M id d elkerke. O ostdu in kerke en N ieuw poort ten volle verwoest. Verder n a a r Yperen b estaa t er niets m eer van R eninshe. N oord en Zuischote. M erckem . B oesin she, Woesten. Elverdinghe. L an sem arck. Poelcapelle, Beselare. Z on n ebeke, M oorsele, P assen daele. W estroosbeke. Yperen. M eesen, W vtschaete. K em el. H outem . D ranouter. W aesten. W ulverinshem . G heeluvelt. Alles is er vergruist, z on d er te spreken van d ie hon derden gem een ten d ie ten d eele verw oest zijn. G ansch W est-Vlaanderen is ruïne gew orden en d e sch on e la n d sh o ek voor tal van jaren o n b esc h ik b a a r gew orden.

De beschieting D eze w orden verdeeld in artilleriegevechten en loopgrachtbeschietingen. De eerste b esta a n in het w ederzijden bestooken d er kan on en d ie d e een e o f a n d ere vernielen o f tot zw ijgen brengen en g ebeu ren m eestal door redelijke zw are kalibers. D aarbij w ordt o o k nog geteld d e achteruit- en dorpen beschietin gen op verkeersw egen, depots, troepenverzam elingen o f b arakk en , staties, steden o f d orpen d ie gebeu ren m et stu kken van ver­ dragen d e kracht tot op een dertigtal kilom eters achter d e lijn. De tw eede zijn nog geran gschikt in beschietingen der kan on en en loopgrachtm ortieren. De lijnen w orden beschoten op een e en k ele p laats w aar er een e versterking is o f gew erkt wordt, op h o ek en w aar d e verbindingsgrachten te z a m en k om en o f te wel w orden d e lijnen op g an sch g edeelte m et verscheiden e ka n o n en m et vuur en staal begoten d ie dikw ijls uren duurden. De loopgrachtm ortieren beston d en in het beschieten d er eerste lijnen en kunnen hun vuur niet verder d an tot een drie kilom eter richten. Bij ons h a d m en d e Van D euren en d e m ortier Schneider. Bij de

233


D oor

Christus

Kruis

naar

het

eeuwig

Huis

Het heeft de Heer behaagd tot Zich te roepen de ziel van Zijn trouwe dienaar :

Heer Ursmar - Jean D' Hondt echtgenoot van Mevrouw Celina Baert geboren te Oostrozebeke, op 13 maart 1893 en er schielijk overleden op 28 oktober 1966, gesterkt door de H. Sakramenten der stervenden. Hij was Oud-Strijder - Vuurkruiser van de oorlog 1914-1918 Vereerd met de Militaire- Herinnerings- en Overwinningsmedaille Oorlogskruis en Vuurkruis - Ridder in de Orde van Léopold II met Zwaarden Ridder in de Kroonorde met Zwaarden - Het Kruis van Ridder in de Leopoldsorde met Zwaarden. Hcrinneringsmedaille van Zijne Majesteit Koning Albert I

D it melden U bedroefd doch vol overgave aan Gods heilige W il ; Mevrouw Ursmar D’ H O N D T -BA ER T,

zijn echtgenote;

Heer en Mevrouw Fernand D'H O N D T-D EVO LD ER , Jongeheer Helmar D' HONDT,

zijn kinderen :

De kinderen en kleinkinderen van wijlen Heer en Mevrouw Achiel AM PE-D' HONDT, De kinderen en kleinkinderen van wijlen Heer en Mevrouw Adiel VA N DA ELE-D'H O N DT, Mevrouw Maurits BA ER T-V ERFA ILLIE kinderen en kleinkinderen. Heer en Mevrouw Gustaaf B A E R T -W IE L F A E R T kinderen en kleinkinderen. Heer en Mevrouw Georges Q U IN TY N -BA E RT kinderen en kleinkind, Heer en Mevrouw Gérard BA ER T-G O D ER IS en kinderen, zijn schoonbroeders, schoonzusters, neven en nichten ; De Eerwaarde Zuster van het W it-G ele Kruis De families D H O N DT-GH ESQ UIERE en BA E R T -B A F R T

De plechtige rouwdienst gevolgd door de teraardebestelling waai toe U vriendelijk wordt uitgenodigd zal plaats hebben in de parochiekerk van S t-Jo z e f te O OSTR O Z EBEK E,(de Ginste) op W O EN SD A G 2 N O V EM BER 1966 te 10 uur. Bijeenkomst aan het rouwhuis Dentergemstraat 146 te 9,30 uur.

Gedenk de dierbare overledene in uw gebeden. Oostrozebeke 28 oktober 1966.

Inzet: graf van Ursmar (kerkhof De Ginste)

234


Duitschers h a d m en hu n n e fa m eu se m innenw erpers d ie verschrikkelijke verw oestingen tew eeg brachten. O nder d e a n d ere gevechten beston d nog het gren aatschieten m et gew eren tot op een en afstan d van 198 meter, het w erpen m et d e h an d tot op 3040-50 meters, zelfs g esch ied e w an n eer d e beschieting m et gas vergezeldt ging, w as zu lks te bespeu ren d a t d e g ren ad e (gran aat) rapper afkw am en en een tierend geluid bij het k om en d ed en hooren en bij d e on ploffin g de slagen m in der hevig w aren w aar kort d aarop een en sterken m ostaardgeur tew eeg brachten w aarop d e verstinking(verstikking) o f verbranding volgden. Z ulks w aren d e v oorn aam ste gevaren w aar wij w aren aan blootgesteld. N oem m en nog d e vlam m enw erpers, m a a r d at w as zelden d o o r d e Duitschers bij ons gebru ikt en h et bom m en w erpen , w aar m en overal onveilig was. G edenkt nog d ie uren, w at ellen d e wij arm e soldaten m oesten in d e hel blijven terwijl d e kop stu kken achteruit in een e veilige p laats m et een tele­ foon g ebo rd en (bev elen ) g aven en ju ist zijn h et zij d ie d e eereteken s dragen, zij jag en ons op m et sch on e w oorden en beloften, van vader­ lan d sliefd e en w at w eet ik niet en nu nog ten h ed en d ag e zijn er nog d ie niet k la a r zien en roepen van leger en officieren, wij d ie vijf ja a r on d er d ie dru kkin g g estaan h eb b en w eten er an ders over te spreken, daarom weg m et h e m ( = hen). D aarom roep en wij uit a l o n z e krach ten : Weg den oorlog! Weg het m ilitarism e! L eve d e vrijheid!

Gedenkenis van onzen gedane legerdienst (Nvdr: o o k dit is een wijd verspreid spotschrift on d er ex-fronters dat Ursmar h ier volledig overn eem t als ein dpu n t van zijn verhaal.) Het i r ,e piotten en d e g an sch e oorlog sfam ilie kom en het verlies van hu n n e w apen broeders te m elden. M ijnheer A rnold Front, zijn e echtgenote A line Loopgracht en hu n n e kin deren Nieuwpoort, Ram scapelle, St. Joris, Schoorbake, Pervijse, Stuyvekenskerke, K aaskerke, Dixm uyde, St. Jacobscap elle, Loo, M erckem , Boesinghe, L an gem arck en St. Julien M ijnheer G aspard Ijzer, zijn e echtgenote Adeline Yperlee en hunne kinderen Sluis, Overzetvlot, Bruggenhoofd en Sas M ijnheer Leon Voorpost en zijn e echtgen ote S iska N achtw acht en hu n n e kin deren Zakjesvuller, Betondrager, Luisterpost, Picketten en Pinnekensd raad M ijnheer C asim ir M ortier en zijn e echtgen ote Elodie B om bardem en t,

235


hunne kinderen Stik - Brandgasobus, Koolzak, Bom Capil(?), Lansgrenaat, Zeven duim , Vijvenzestig, H onderdtwintig, Zeven Zeven, Vijftienden L an g e Max, D ikke Bertha, M ijnenw erfer en D uif M ijnheer Frits Storm loop en zijn e echtgen oote K aroline Versperringsvuur en hu n n e kin deren Fusie (fusil), H andgrenaat, Revolver en D olk M ijnheer Polidor Abri, zijne bedgen oote Versch strooi en hunne volgelingen Ratten, M uizen, Muggen, Luizen en Vlooien M ijnheer Ja n K asseistam per, zijn e w ederhelft M adelon B eenstuk en hu n n e kin deren IJzerenhelm , Politiemuts, Vest en Broek M ijnheer Valère Geweer, zijn e n a a stb esta a n d e Je a n n e Bajonet en hu n n e kin deren B uikriem , Patronen, Tasch en Schup M ijnheer Prosper R ansel en zijn e echtgen oote Lucie K n apzak, Veloflesch, Mes, Brood, Vetpot, (?) D eken, L epel en g am el M ijnheer R u d olf A flossing en zijn e echtgen oote A line Inventaris en h u n n e kin ders L oop g an k en (?) M ijnheer C lem ent K rijgsraad en zijn e w ederhelft S ophie Correctie en h u n n e kin deren D icipline, C ahot (cachot), Arrest, Salle d e Police en Corvée d e cour M ijn h eer G aston R a ba tco l en z ijn e fa m ilie Soep, P atatten, O orlogsvleesch, B eschuit en Pathé Met deze satire probeerde menig oud-fronter een hoop opgedane frustraties en p ijn lijke ervaringen van zich af te gooien. De aanpassing aan het ‘gewone’ leven na de oorlog zal er evenwel niet minder moei­ lijk en confronterend door geworden zijn.. Met dank aan Helmar D ’Hondt, zoon van Ursmar, die ons dit dagboek ter beschikking stelde, en eveneens dank aan Veva Baert, cultuurverantwoordelijke van Meulebeke, die mee zorgde voor de info en de con­ tacten, en Philippe De Gryse die de geschreven tekst overtypte.

236


Karel Vervaeke

DE TIELTSE UNIVERSITAIRE KRING ALIAS: DE TUK VAN GENL.OOIT! Inleiding Op studentikoos vlak gebeurde er weinig opvallends in de eerste jaren na de oorlog, tot enkele studenten tussen pot en p in t een grap van form aat beraamden. Wachtwoord: Uilenspiegel! Er brak een storm van enthousiasme los toen op 16 november 1949 het Gravensteen werd bezet. V ijf bezetters behoorden tot een vriendenkring die vooral bestond uit oud-leerlingen van het Sint-Jozefscollege van Tielt. Het waren: Jan De Crem, Aalter (SJC reto 1946-47), Guido Dobbelaere, Tielt (SJC reto 1946-47), José De Simpel, Tielt (SJC reto 1948-49), Walter Dobbelaere, Tielt (SJC 1948-49), en Walter Van Haesebrouck, Wakken (St.Amands K ortrijk reto 1946-47). De volgende stap was gauw gezet. Gedreven door het succes werd de club gesticht op zaterdag 7 oktober 1950 ten huize van schoolvriend en student apotheker Frans Meirhaeghe (SJC reto 1947-48), in de Ieperstraat, 86 te Tielt. Tussen de andere clubnamen als Isis en Rodenbach schiet de “ univer­ sitaire k rin g ” eruit alsof het om een forum van hoog intellectueel ver­ keer gaat, wat het stichtend gezelschap zeker niet heeft beoogd. Algauw werd de club in de wandel genoemd met het letterwoord: de TUK. Op zoek naar verloren herinneringen met een geestdrift die deze van zijn studentenjaren in de jaren v ijftig nog evenaart, heeft oud-preses Frans Demeyer een autobiografisch essay gemaakt, waarbij hij meteen heeft getracht de oorsprong, achtergronden en verbanden te ontdekken van dit apart soort verenigingsleven. Deze bijdrage steunt hoofdzakelijk op de opzoekingen en onuitgegeven getuigenis van deze la u d a to r tem poris acti, aangevuld met ervaringen van zijn kotmaat en oud-preses Noël Popelier. In het eerste deel worden de bestaansgrond en de traditie behandeld. Het tweede deel is meer de kroniek van het Gents studenten­ leven waarin de TUK wordt gekaderd. Voor de laatste tien jaar waarin de club zijn zwanenzang zingt en opgaat in de geschiedenis, heeft oudpreses Jan Herman gezorgd voor verhaal en materiaal.

237


AB INITIO: De middeleeuwen Met de ontdekking in de 6e eeuw van het Corpus iuris civilis van de Romeinse keizer Justinianus, herleefde de studie en de opleiding Romeins recht in het Longobardische rijk. De belangstelling ging samen met het streven van de laat Middeleeuwse vorsten naar centralisering, met een goed werkende bureaucratie als hefboom. Zij w ilden tot een codificatie komen waarbij het gemene Romeins recht een subsidiaire gelding zou hebben aan het locale gewoonterecht1. Op die basis werd de A lm a M ater B ologn ese in 1088 gesticht. Met meer dan duizend kwamen ze vanuit gans West Europa naar Bologna, vooral uit het Heilig Roomse Rijk. Ze stonden bloot aan gevaren tijdens hun reis en hun ve rb lijf in een vreemde stad. Ze riskeerden ook gegijzeld te worden voor schulden die teruggekeerde landgenoten niet hadden betaald, wat verband houdt met het ius rep raesalariu m 2. Ze sloten zich aan bij de studentenvereniging - universitas studiosorum -, eigenlijk een corporatie die de basis vormde van de a ca d em ia en de gemeenschappelijke belangen behartigde. De hogere onderwijsvorm - studium generale - heeft zich daarna over heel Europa verspreid. Parijs volgde in 1253 met de artes liberales die een soort propedeuse of basisfaculteit uitmaakten, en drie hogere faculteiten: het Romeins en canoniek recht - utrum que ius - , godgeleerdheid en medicijnen. De clerici overheersten in aantal. In de Middeleeuwen was bijna alleen de hoge geestelijkheid in staat om geschikte kandidaten te sturen en te bekostigen. Een clericus die voldeed aan bepaalde voor­ waarden en er theologie ging studeren, werd vanuit zijn bisdom gesteund met een studietoelage u it opbrengsten van schenkingen die aan stichtingen werden gedaan, of u it collectieve bijdragen die door broederschappen werden verzameld. Er werden ook colleges of kosthuizen opgericht voor de n ation es, namelijk: de studentengemeenschappen uit verschillende streken. Zo waren de studenten van Vlaanderen en Hene­ gouwen aangesloten bij de Picardische natie. Doornik was immers de bisschopszetel3. Parijs verloor zijn aantrekkingskracht in de Nederlanden

Geleerd recht: een geschiedenis van de Europese rechtswetenschap in vogelvlucht, door G .C .J.J. van de Bergh - Kluwer 2000 -hfdst.H: Middeleeuwen, pag. 22 - 26 - zie ook: books.google.com Hoofdstukken uit de Eur. Codificatiegeschiedenis door J.H.A.Lokin, Willem Jans Zwalve - Kluwer 2001 - hfdst. IV Codificatie in Italië p. 113 Zie: De statu ten van d e laat m id d eleeu w se cléricale O LV-Broederschap van d e stu den ten in Parijs te le p e r in Handelingen van de Kon. Commissie voor Geschiedenis CXVIII (1982) p .91-142, en F in an cin g o f u n iversity stu d en ts in th e M id d le A ges: a n ew o r ien ta tio n , History of Universities, IV (1984) p l-2 4 , beide van Paul Trio, KUL. Het 14' eeuws handschrift van de cléricale Onze Lieve Vrouw Broederschap te leper dat

238


met de stichting van de universiteit van Leuven (1425), de zusteruniversiteit van Dowaai4 (1565) en later ook de universiteit van Leiden (1575).

Alma Mater De aanspreektitel werd gebruikt voor de moedergodinnen Venus, Ceres en Diana, die vereenzelvigd werden met de Griekse tegenhangers Afrodite, Demeter en in het bijzonder: Artemis die in Efeze werd vereerd. Het was de hoofdstad van de Romeinse provincia Asia en de toegangspoort van Klein Azië. De stad werd bezocht door handelslui, zeevaarders en reizigers van overal rond de Middellandse zee. Het was ook een bede­ vaartplaats voor talrijke erediensten. De Artemistempel, de grootste van de oudheid, was een van de zeven wereldwonderen. Paulus was er drie jaar actief voor de verspreiding van het christendom. Vanwege de Artemiscultus was het een m oeilijk te bekeren vesting. Later is ook Johannes er geweest. Volgens de legende zou hij naar hier gekomen zijn met Maria, na de kruisiging van haar Zoon. Op het eerste concilie van Efeze in 431 werd Maria er verheven tot Moeder Gods. De kerk heeft dan de aanspreektitel u it de antieke wereld toegepast op Maria, zoals zij w ordt aangeroepen in de antifoon A lm a R edem ptoris M ater, wat betekent: voedstermoeder van de verlosser. Oorspronkelijk werd a lm a m ater gebruikt als metaforische benaming voor de universiteiten die met de pauselijke bul werden gesticht en waar men als het ware geestelijk werd gevoed. Tegenwoordig is het gebruik van de aanspreektitel veralgemeend.

Traditie Verbondenheid en groepsgevoel zijn de bestaansgrond van regionale clubs. Dat u it zich in tradities met wortels in dat ver verleden. De stu­ denten u it een thuisregio leefden en ontspanden zich ondereen en kw a­ men geregeld in eigen kring - coron a - samen. De cantus of zangavond is zo een traditie. De oorsprong ligt bij de nationes. Tijdens bijeenkom ­

de middelen verzamelde voor studenten in Parijs, is bewaard in het Rijksarchief te Brugge. Margaretha van Constantinopel, gravin van Vlaanderen en Henegouwen (1244-1278), schonk bij testament 300 Vlaamse ponden., waarvan de jaarlijkse opbrengst moest worden verdeeld aan de studenten in Parijs die uit haar graafschap kwamen. Peter van Haerelbeke, aartsdeken in het diocees Doornik (1256-1277), stichtte een studiefonds dat een w ekelijks bedrag van 3 schellingen ( 1 pond = 20 schellingen) betaalde aan clerici uit zijn dekenaat die in Parijs gingen studeren. Bedoeld voor de Zuidelijke Nederlanden verloor de universiteit haar betekenis toen de Franse koning Lodewijk XIV in 1668 Frans Vlaanderen veroverde. Spanje heeft ze dan afgestaan aan Frankrijk. In 1887 werd ze overgebracht naar Rijsel.

239


sten in eigen kring werd er voorgelezen u it brieven, voorgedragen, gezongen en gedronken. Het Latijn dat tot het begin van de 19e eeuw de voertaal aan de West Europese universiteiten is geweest, werd naast de landstaal gebruikt in de d eclam ation es et carm in a. Het lied In t a b e m a qu a n d o sumus, non curnmus qu id sit hum us, b ij­ voorbeeld, kom t u it de wereldlijke liederen van de abdij van Benediktbeuren in Beieren waar in 1803 een handschrift uit de 13e eeuw werd gevonden met liederen in het Latijn, het Provençaals en het Middelhoogduits5. Zulke middeleeuwse studentenliederen behoren tot de vagantenliteratuur die zijn grootste bloei kende met de opkomst van de universiteiten. Vaganten waren studenten en afgestudeerden die rond­ trokken u it eigen w il of gedwongen door omstandigheden. Ze schreven drink- en minneliederen voor de kost en werden gegeerd in kroegen en kastelen. Zo zagen veel clerici het na hun studies niet meer zitten om in de kerkelijke ordening van hun land een ambt te krijgen en bleven ze hangen in het Zuiden. De terugkeer naar het burgerlijk leven stelde geen probleem zolang zij geen lagere ordonnantie hadden ontvangen. Maar tussen n ation es kon er rivaliteit heersen. Vooral aan de univer­ siteiten van het Heilig Roomse Rijk liep dat wel eens uit de hand en werd er snel gegrepen naar de degen of het steekwapen dat men droeg voor persoonlijke beveiliging. Om dat te kanaliseren werd het academisch schermen ingevoerd, dat tot kort voor de eerste wereldoorlog streng was gereglementeerd maar verre van zachtzinnig werd beoefend door de L an dsm an schaften , de oorspronkelijke regionale studentenverenigingen6. Hier te lande liep het zo een vaart niet. Vóór de overheveling van de Franstalige afdeling naar Louvain-la-Neuve werd er wel eens gevochten b ij al dan niet toevallige ontmoetingen, waarbij de knoestige wandel­ stok werd gebruikt. In het Testam ent van een student van Jef Keurvels, getoonzet door Emiel Hullebroeck en gepubliceerd in Karei H eynderickx’ S tu den ten liederboek 1899 staat: ‘k L aat nu op m ijn o u d e k a m er / N een, te Leuven zegt m en “k o t”, Enen stok gelijk ‘n en h a m er / H ier en d a a r van ‘t vallen bot. Hij en h eeft in geen gevaren / Ooit zijn m eesters h an d verraan.

Vertaald: “Als we in de stamkroeg zitten, kan de dood ons niets schelen”. Carl Orff (1895-1962) heeft er een aantal op muziek gezet die de Carmina Burana uitmaken. Zie: Lezing gehouden op de ontgroeningscantus van Castrum dd. 01.05.2006 over academisch scherm en of H ieb fech tku n st - w w w .h och b itte.b e

240


Het Vlaamse studentenleven Met de komst van Rodenbach in 1876 begonnen de Vlaamse studenten in Leuven zich te organiseren in provinciale Vlaamse gilden naar het voorbeeld van de West-Vlaamse Gilde. Daaruit ontstonden de Vlaamse regionale clubs. Vanaf einde 19e eeuw werd er geprobeerd om er structuur in te brengen. Karei Heynderickx begon met Het V laam se S tn den ten liederen boek u it te geven. Jef Van den Eynde zette de poging verder om het peil van het studentenleven op te trekken door beschaafde omgang en kunstzin te bevorderen, en zo het drinken terug te dringen. En Edmond de Goeyse richtte in 1929 het Seniorenkonvent (SK) op dat werd gelast met het ordenen van de clubs en de gilden. Hij nam zich voor om met het SK de eerste clubcodex samen te stellen op basis van voorbeelden uit Duitsland. Hij w ilde vooral de tradities vastleggen in “ standregelen” , gesteund op het BierCom m ent van de Duitse studenten­ verenigingen. Dat geheel van voorschriften voor orde en tucht was al overgenomen door een paar modelclubs in Leuven. De eerst Vlaamse clubcodex was in 1934 klaar. Eugeen Mattelaer, preses van het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond (KVHV) te Leuven, stelde hem onm iddellijk ter beschikking van het SK Gent7. In Gent zijn de Vlaamse studentenclubs pas in het interbellum ontstaan, en dat op in i­ tiatief van Leuvense studenten die er zich lieten inschrijven na een consilium a b eu n d i - voor rebels Vlaams gedrag. De eerste clubs waren de Wase (1927], Meetjesland (1928) en de Oudenaerdse (1930). De late ontw ikkeling in Gent is vooral te w ijten aan de herverfransing van de universiteit in 1918. Van 1916 tot 1918 was hij immers verneder­ landst in het kader van de F lam en p olitik die de Duitsers in België voerden. Ze speelden daarmee in op de spanningen tussen Vlamingen en Walen, het wantrouwen tegenover het verfranste Belgisch bestuur en de houding van de legeroverheid aan het Ijzerfront. In die korte periode werd de Vlaamse overkoepelende studentenorganisatie opgericht die katholieken en vrijzinnigen verenigde: het Gents Studentencorps, met de leuze: “ Hou ende Trou”. Na de sluiting van wat de Von Bissung universiteit werd geheten door de patriottische Franstalige professoren en studenten, heerste er een sterke anti-Vlaamse m entaliteit8. Er bleef wel een Vlaamsgezindheid leven met de Rodenbach’s Vrienden in het Gentse KVHV waarvan August De Schrijver de eerste naoorlogse preses was. Maar de kracht­ Zie: V oorw oord eerste uitgave dd.23.11.1935, herhaald in de Clubcodex Liederboek S.K. Gent, 5e uitgave 1955-57:- p.5 Mijn m em oires - Van Keiberg tot B landijn berg van Dr. Leon Elaut, in de hoofdstukken N a d e retorika, D e eerste V la a m se universiteit en D e w ap en stilstan d en n a sleep p .148-161

241


dadige actie kwam er pas terug met de veel sterkere Gentse afdeling van het Vlaams-nationalistische Algemeen Vlaams Hoogstudentenverbond (AVHV) waarmee het religieuze Sint Thomasgenootschap van pater Callewaert was verbonden. Anno 1930 werd de universiteit van Gent uiteindelijk vernederlandst. En dat in het jaar waarin België zijn 100-jarig bestaan luisterrijk vierde en de universiteit een eeuw geleden werd verfranst. Met de verneder­ landsing kwamen nog meer Leuvense studenten naar Gent waar het tot een breuk kwam tussen de radicale en de gematigde Vlamingen in het AVHV. De gematigde vleugel scheurde zich af in 1933 en richtte weer het overkoepelende Gents Studentencorps (GSC) op. De radicale vleugel die onder invloed was gekomen van de Dietse gedachte, vond zijn plaats in het Dinaso en het VNV die beiden in 1934 sterk opkwamen. Het AVHV was aldus opgeheven. De ontstane leegte werd in 1938 ingenomen door de eerste echte Vlaamse studentenkoepel: de Vereniging van Vlaamse studenten (VVS), opgericht door de twee toonaangevende regionale overkoepelingen, het KVHV van Leuven en het GSC van Gent.

De Tieltsche club, 1934-1949 U it de archieven van de Gentse universiteit b lijk t dat de “ Tieltsche club” in 1934 werd opgericht. Volgende présidés staan er tot 1940 vermeld: B esaen Roger, Brossé Hubert, Van W alleghem Walter, opnieuw B esaen Roger en D enoo Berten. Meer gegevens over de vooroorlogse periode werden niet teruggevonden, tenzij het clublied9. Er is ook geen spoor van enige activiteit tijdens de bezetting, alhoewel het studentenleven blijkbaar niet stil lag. Inderdaad, de codex kende zijn tweede editie in 1943 en er werden ononderbroken clubpresides door het Seniorenkonvent (SK) aangesteld en een sen ior seniorum gekozen. Het leven ging verder aan de universiteit, maar dan in bezettingsomstandigheden. Begin 1940 werd het Gents Studendentencorps (GSC) omgevormd in het Gents Studentenverbond (GSV) dat een vrij autoritaire stijl toepaste en zich compromitteerde tijdens de bezetting. Dat leidde tot verzet van de Vlaamse Geschiedkundige Kring (VGK) die zich met twee andere faculteitskringen afscheurde. Ze besloten een nieuwe overkoepelende studenten­ organisatie op te richten: de Nationale Studentengroepering (NSG). In 1943 verschoven ze zelfs hun activiteiten van studentenverzet tegen het GSV naar het algemeen Belgisch verzet tegen de bezetter10.

9 10

De tekst van het clublied staat in het laatste hoofdstuk: Drie clu bliederen . Zie: Bijdrage: Tijdens d e bezettin g n.a.v. het Lustrum 75 jarige Geschiedkundige Kring http://vgkgent.be.

242


Bij de bevrijding in 1944 bleef het niet bij de repressie binnen het docentenkorps". Het GSV werd ontbonden en de Nationale Studenten­ groepering (NSG) werd de overkoepelende organisatie die alle Gentse studenten zou vertegenwoordigen. Ze noemde zich Belgisch - nationaal en stelde zich neutraal op. Het NSG was volledig gebouwd op de faculteitskringen, verenigd in het Faculteitenconvent (FK). In de statuten werd eveneens de rol bepaald van het Seniorenconvent dat de studentenclubs verenigde, om vrij zelfstandig het studentikoos gezelschapsleven in goede banen te leiden. Van de filosofische verenigingen had het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond (KVHV) het grootste aantal leden en w ilde het zich aldus pro­ fileren in de nieuwe structuur. Het KVHV herstelde zich snel van de naoorlogse zuivering en kwam begin 1945 weer op gang. Eerst voor­ zichtig, maar vanaf 1946-47 begon het zich te bevestigen met duidelijke Vlaamse standpunten inzake amnestie, taalkwestie en zelfbestuur, en in 1949-50 met de koningskwestie. Het gedoogde aanvankelijk de neutrale opstelling van het NSG waarbij de bestuursleden geen bestuurlijke functie mochten uitoefenen in een politieke, filosofische of godsdienstige ver­ eniging. Maar het zocht zich op een andere manier te bevestigen in het NSG dat overigens zwak overkwam 12. Ook het Seniorenconvent (SK), waar t ’Zal Wel Gaan - de vrijzinnige tegenhanger van het KVHV - het voor het zeggen had, trok niet alle clubs meer aan. Het KVHV oordeelde zelfs in zijn tijdschrift Ons Verbond dat het SK niet representatief was om de Gentse studentenwereld te vertegenwoordigen13. De Tieltsche club waarvan een aantal studenten de draad weer had opgenomen, was alvast na de oorlog ook niet meer aangesloten bij het SK. Het waren: Gheysen Josep h , lie. Geschiedenis - leper, Gobert Antoon, lie. Germaanse en dr. juris - Sint-Denijs-Westrem, Jon n aert Albert, dr. juris - St.-Genesius-Rode, Schutyser Jos, tandarts - Sint-Gillis-Dendermonde, Tevels M ark, advocaat - Deinze, Van D aele A ndré, lie. Handelsweten­ schappen - W ilrijk , Vrom m an Frans, lie. Kunstgeschiedenis - Sint-Kruis, Wyffels Carlos, dr. historicus - Merelbeke, H erm an Jacqu es, geneesheer - Gent, De B raban d ere Jo z ef, landbouwingenieur - De Pinte, De Sim pel

11

12 13

Zie: Mijn M em oires - Van K eiberg tot B landijn berg van Dr. Leon Elaut - p. 443: De geschorste hoogleraren in de faculteit geneeskunde waren: F. Daels, L. Van Houteghem, V. Evrard, C.Hooft, L. Elaut. Enkele weken later K. Heymans (Nobelprijs) en nog wat later F. Derom. Zie: Bijdrage U ilenspiegel o f G ravensteen 1950-1954 van A.M. Simon-Van der Meersch, diensthoofd Archief RUG in: 50 ja a r G raven steen feesten p.22-26. Idem als voetnoot 12, p. 30.

243


Frans, dr. Juris - Tielt, De L em ber A ntoon, lie. Psychologie - Ronse14. De vier laatstgenoemden drongen echter aan op een heroprichting.

De Tieltse Universitaire Kring, 1950 - 1959 Op de stichtingsvergadering van 7 oktober 1950 waren een zestal Tieltse studenten15 aanwezig. Het presidium werd er samengesteld met Frans Meirhaeghe als eerste preses16. Voor het clublied was er melodieus snel een keuze gemaakt: een oud Duits drinklied, waarvan de aanhef als volgt luidt: In alter Kneipe, b ei B ier a n d Weine, d a saszen wir b eisa m t.... Voor de tekst zou germanist Guido Dobbelaere (SJC reto 1946-47) verder zorgen17. Optimistisch als ze waren kónden de inkomsten geen probleem zijn. Moeder Tieltse van Leuven had al lang het monopolie van studenten­ bals en genoot een gevestigde KUL - reputatie op de thuism arkt. Dat monopolie doorbreken bleek haalbaar om twee redenen. Vooreerst zou de duidelijk te onderscheiden clubnaam evengoed vertrouwen wekken bij het trouwgraag publiek zonder plaatsvervangende moederlijke bezorgdheid te suggereren. Ten tweede zou de Gentse TUK, met de Gravensteenbezetting in het collectief geheugen, een veralgemeend beeld oproepen van “ Viriele Vlam ingen” , een status die v ijf clubleden bezetters al genoten. Vivat, crescat, floreat! Ten bew ijze: d e bals slaag d en k eer op keer, m a a r niet zon d er m oeite en opoffering. Voor het grote n ajaarsbal 1953 in d e z a a l B eiaard te Tielt m oest een afw ijkin g w orden toegestaan op het sluitingsuur, en w el tot drie uur in d e m orgen. De a m b ten a a r zou ervoor zorgen, m a a r vroeg terloops o f een tiental leden ko n d en bereid gevon den w orden voor d e ja a rlijk se huis a a n huis verkoop actie van het Rode Kruis in het eerste w eek ein d e van m ei. M et d e b lok d ie d an begon, w as dat niet vanzelfsprekend. M aar d e RK-ijveraar beloofd e dat elke com m ilito zou worden vergezeld van een jon ge vrijwilligster in Rode Kruisuniform. Geen w oorden, m a a r d ad en ! Ze d ed en het. Het werd een topverkoop.

'4 15

16

17

De namen werden opgezocht door het presidium 1969-70 naar aanleiding van de lustrumviering van 20-jarig bestaan. De woonplaats is vermeld achter hun opleiding. Het waren: Delember Antoon, Desimpel José, Dobbelaere Guido, Dobbelaere Walter, De Vries Herman, Meirhaeghe Frans, alsook dokter Robert Snoeck van Pittem die ere­ lid was van de Tieltsche club. Frans Meirhaeghe werd het jaar daarop voorzitter van de Gentse Farmaceutische Kring. Gehuwd met Christiane Vergucht, startte hij als apotheker - bioloog zijn beroepsleven in het Stedelijk Ziekenhuis te Roeselare, maar stapte later over naar de H. Hartkliniek in dezelfde stad. Hij overleed op 25.07.2008. De tekst van het clublied staat in het laatste hoofdstuk: Drie clubliederen.

244


De ja a rlijk se topper w as echter het Kerstbal dat m eestal in cin em a M ajestic te Rniselede (bij A n n eke Soetaert) p laats had. W inter 1955: d e roem ruchte p reses N oël P opelier trom m elde zijn presidiu m op om een kerstboom te g a a n k ap p en in d e bossen van B eernem voor de zaalversiering. “Nous, les durs, les m alabares, les tatoués, les poilu s d e la guerre 14-18, en av a n t!”. M et d ez e volksvreem de strijdkreet die hij van een V laam se IJzerfronter h a d overgenom en, w erd een 6 m eter hoge d en n en b o o m geveld en d aag s voor zijn feestdag n a a r de Majestic gevoerd, via lan delijke wegen en voordien on geken de herbergen. Neen, d e kerstballen m oesten z e er z e lf niet m eer in hangen ... In 1957, w as het in cin em a C apitole in A alter (bij d e fa m ilie M aes) te doen. En d a a r w erd d e b e k e r verdiend voor het a a n trek k en van het record a a n ­ tal feestvierders in d e zaal. Tenslotte waren er nog de statuten. Daarin werd u itdrukkelijk voorzien dat de preses iemand van Tielt moest zijn om de eigenheid te beklem­ tonen. De snelle uitbreiding van de club met leden uit het ommeland maakte echter dat er al in 1953-54 moest worden afgeweken van de regel, als men althans een preses met de g lam ou r van een James Dean w ilde hebben... De persoonlijke getuigenis van Frans Demeyer ... in het Gentse sop gedoopt: H oe ikzelf, afkom stig van A rdooie en oud-leerling van het college te Izegem , destijds bij d e TUK terechtkw am , is een verhaal op z ich zelf d at d it b estek te bu iten g aat. Ik wil w el kw ijt dat, alh o ew el ik net buiten d e a lo u d e R oede van Tielt ben geboren , Tielt en het Tieltse mij van jongs a f a a n h eb b en geboeid . Ik begon a a n m ijn tw eede ja a r Rechten in 1950, en w as op kot aan d e M u in kkaai m et nog acht an d ere studenten. Ik werd van m eet a f a a n lid van d e TUK d o o r toed oen van m ijn jaarg en oot Walter D obbelaere. Ied er nieuw lid kreeg het ingepom pt d at er in d e TUK n ooit o f te n im m er a a n p o litiek m ocht w orden g ed aan , en dus o o k niet a a n V laam se Beweging. Z elfs d e kon in gskw estie d ie toen in Gent leid d e tot een heftige an tith ese tussen d e “k a lo ten ” enerzijds en de “blauw en en d e sossen ”anderzijds, kw am er zogezegd nooit ter sprake. Dat ta b o e w erd toen in clu bverban d geh an teerd om discussies te ver­ m ijden over d e oorlogstijd en d e repressie. Het clubleven w as voor m ij een lev en sn ood zakelijk antidotum tegen d e uiterm ate theoretische op leidin g d ie w e n a d e h u m an iora verder ondergingen a a n d e universiteit. Eigenlijk o o k een soort van preven tief en collectief bezw eringsritueel tegen d e exam en an gst d ie zich telkens

245


rond karn av al begon te m an ifesteren en ons n a Pasen echt n a a r d e keel greep. Een w eldadige angst, weliswaar. De n adruk lag op gezellig­ heid en vriendschap d ie wij h aast als een drug ondergingen in ein de­ loze p alav ers op eikaars kot en zw erftochten langs d e K uiperskaai en b elen d en d e stegen. De o p n a m e in d e club w as een bijz o n d er ritueel. Bij d e d oop in d e kelders van het N.S.G., Savaenstraat, 29 te Gent m oesten d e schachten zich op een lu d ieke w ijze onderw erpen als p ed ellen - letterlijk: voet­ kn echten - a a n d e anciens, en een p a a r sim p ele proeven on dergaan w aarbij z e overvloedig w erden uitgescholden voor dried u b bel overge­ h a a ld e steenezels. Een van d e proeven w as het snel uitdrinken van een glas M eiresonne van d e toen w elb eken d e Gentse brouw erij d ie destijds n agen oeg a lle stu den ten even em enten in natura sponsorde. D aarbij m oest ik plechtig beloven om h et clublied z o snel m ogelijk van buiten te leren. Na d e doop werden d e schachten op clubavonden nog wel eens collectief op hun nietigheid gew ezen en verschrikkelijk ban g g em a a k t voor d e grillen van d e p roffen , m a a r bij m ijn w eten is er in d e TUK nooit sp ra k e g ew eest van pesterijen. De ex am en s in h et eerste ja a r beteken d en in elk geval d e ontgroening voor iedere schacht, zelfs a l w as hij g een lid van een studentenclub. A lleen al d oor het feit d at hij tijdens d e blok weerloos ondergedom peld w erd in een im m en se m a ssa ex a m en sto f d ie toentertijd in m in der d a n een w eek en uitsluitend m on delin g werd geëxam ineerd. Verder kw am en d e clu bavon den van d e TUK, tot v ijf p er jaar, bij mij over als een g o ed georgan iseerd ritueel, w aarvan een d erde van d e tijd w erd g esp en d eerd a a n geijkte aan sp rekin gen en speeches, en voor d e rest a a n sa m en zan g uit d e clu bcodex en het nuttigen van gerste­ n at a d libitum o f a d fundum . In h et bijzon der d en k ik terug a a n d eze in het m id d eleeu w se G algenhuisje, dichtbij het Gravensteen. M aar een topper w as “R osen m on tag”: d e d ried aag se uitstap n aar het karn av al van Keulen in 1952 m et stopp laatsen in A ken bij d e h een ­ reis en A alst bij d e terugreis. “De im pressies w aaraan wij w erden over­ geleverd w aren veelvuldig en chaotisch. In een stad m et straten d ie nog vol oorlogspuin lagen, trokken in d ru kw ekken d e praalw agen s voorbij tussen dichte rijen Duitsers d ie h et zingen en feesten niet ver­ leerd w aren. ”, sch reef m ijn kotm aat, w ijlen Gérard C anon. Naderhand waren ze op de M uinkkaai met zijn zessen lid van de TUK! Op een snikhete middag zaten ze te blokken met de vensters open en zicht op de Schelde. Enkel het geluid van tjilpende mussen, dat plots werd onderbroken door

246


een roepende op het water: “We z a in d e m a rm a n n en , bestraiders van d e giestlijkheit”. In een tweepersoonskano kwamen de preses 1952-53 en zijn kotmaat Johan Van Gheluwe van de Waregemse club aangepeddeld met een voorraad gerstenat tussen beide. De Vikingen waren terug! In die waan heftig gesticulerend en zijn strijdkreet herhalend voor de blokkers die uit hun venster hingen, begon de preses in zijn denkbeeldige “d r a k k a r ” gevaarlijk te wiegelen. De kano werd met vereende kracht aan de kant getrokken en onze grote roerganger die niet kon zwemmen, werd zowaar van de verdrinkingsdood gered. Z ijn strijdkreet bleef een generatie TUK-ers meegaan. In 1956 werd er zelfs in de Gravensteenstoet een uitbeelding gemaakt van de “ noarmannen” op een wagen van de drie zustersteden: TUK - Isis - Rodenbach. De Gravensteenbezetting werd overigens jaarlijks uitbundig herdacht. Op de eerste herdenking in 1950 werden de echte “ Gravensteenders” tot ridder geslagen en gehuldigd met een eremetaal. Met clublid Walter Van Haesebrouck had de TUK zo een ridder in huis en buitenshuis. Hij genoot het bijzonder aanzien van galante vagant in het Gentse studenten­ leven. Hij kon niet alleen buitengewoon speechen over zijn wedervaren. Met zijn n a tu u rlijk zangtalent bracht hij op cantussen ter stede en ver daarbuiten steeds lm tiefen Keiler ten gehore waarin hij w erkelijk bij de ontzetting van het Gravensteen werd geschopt en uitgekafferd door de Gentse pandoeren, voor hij naar “ het rolleke” werd afgevoerd in een cel­ wagen. De eerste herdenkingsplechtigheid werd besloten met een galavoorstelling in de Minard-schouwburg van: G ravensteen, o oord van bloed, liefd e en tranen. Een succes, ware het niet dat de redactiesecretaris van het NSG zo vermetel was geweest een lied in het Frans te zingen en zo de stem van de AKVS, alias: de Gé Catholique, te laten horen. A lle Vlaamse politieke verenigingen en het NSG protesteerden deze keer eendrachtig. Met een motie van afkeuring op het Faculteitenconvent werd geëist dat aan de rector een brief zou worden gestuurd om de erkenning van het AKVS als Gentse studentenvereniging in te trekken18. 18

AKVS of Algemene Katholieke Vlaamse Studentenvereniging (Société Gén. des Etudiants Catholiques of Gé Catholique) staat voor een regionale vereniging van het Gentse die nog droomde van tweetaligheid aan de universiteit. Zij dragen de calotte, in Gent de toque genoemd, zijnde: een rond hoofddeksel met vals bont dat de katho­ lieke Franstalige studenten onderscheidt van de vrijzinnige die een pet met lange klep dragen. In casu verwees de preses J . Storrer naar een precedent waarbij het feestorganisatiecom ité een “tweetalige programmabrochure” had verspreid waaraan niemand zich had gestoord. In feite ging het om Franstalige advertenties die bepaalde Gentse handelszaken hadden geplaatst als steun. Maar hij haalde tegelijk aan dat het Belgisch volkslied ontbrak op de galavoorstelling. Zie ook: 50 Jaar Gravensteen­ feesten, De Herdenkingen, p. 27-28.

247


248 Gravensteenfeesten 1957: de wagen van de drie zustersteden (Tielt-Roeselare-Izegem)


In de machtstrijd van “ een tegen allen” die het KVHV als grootste filoso­ fische vereniging dan voerde, was clublid W illy Tuytte verwikkeld geraakt. Actief in het Vlaams Rechtsgenootschap en in het FK kwam hij in 195354 in de voorzittersstoel van het NSG te zitten dat zijn tweede lustrum ­ viering moest voorbereiden. Maar in de aanloop naar de jaarlijkse Gravensteen herdenking richtte het KVHV nu zijn pijlen op het SK dat autonoom de feesten mocht organiseren en volledig over de inkomsten beschikken. Volgens het KVHV zou het geld beter aan het sociaal dienst­ betoon voor studenten worden besteed. Het SK reageerde furieus en deed een greep naar de macht in het FK. De statutair verkozen voorzitter W illy Tuytte nam ontslag na een motie van wantrouwen. De reactie bleef niet uit. Op het roemruchtige lustrumfeest van het 10-jarige NSG in de Aula waarop zelfs Camiel Huysmans aanwezig was en Frans Van Cauwelaert verontschuldigd, uitte het KVHV zijn groot ongenoegen. Daarmee kwam de aanslepende machtstrijd binnen de Gentse studenten­ wereld in de openbaarheid en moest de rector wel ingrijpen. W illy Tuytte werd weer voorzitter van het NSG, en het SK werd beter geïntegreerd in het NSG. De orde was hersteld. Het SK kon in 1954-1955 zijn 25-jarig bestaan gerust vieren. Het KVHV van zijn kant had eerherstel gekregen. En zo gebeurde het dat clublid Herwig Dejonghe van de Geneeskunde vanaf 1954-55 voor drie jaar opeenvolgend werd verkozen tot preses, vice-preses en opnieuw preses van een bloeiend KVHV. Maar einde vijftiger jaren werd de Belgische overkoepeling in vraag gesteld. Clublid Karei Vervaeke was in 1957-58 preses van het Vlaams Rechtsgenootschap en actief betrokken in de overkoepelende werking van het NSG. De naam van de Nationale Studentengroepering stond echter ter discussie want ze was niet nationaal. De Vereniging van Vlaamse Studenten (VVS] was dat vroeger wel. Daarom werd het NSG weer veranderd in Gents Studentenkorps (GSK), wat aan vrijzinnige kant wel wrevel verwekte om w ille van vooroorlogse reminiscenties. Maar het bleef daarbij. In Leuven werd overigens ook een nieuwe over­ koepelende organisatie opgericht onder de naam van het Leuvens Studentenkorps (LSK). En zo werd de VVS van 1939 weer opgestart met Gent, Leuven en Antwerpen. Het Vlaams engagement van het VVS was in de eerste plaats cultureel. Dat uitte zich bij de aanvang in het pro­ pageren van het ABN dat vooral weerklank vond in het secundair onderwijs. Maar de opvallendste actie was wel op de Vlaamse Dag van de wereldtentoonstelling EXPO ’58. In 1958-59 werd Karei Vervaeke dan voorzitter van het GSK. Op Belgisch niveau was er echter nog een superoverkoepeling, de Federatie van de Belgische studenten (FSB/FEB], om de solidariteit te verzekeren

249


i .'..y

250 Gravensteenfeesten 1962: de wagen van de TUK


van het VVS met zijn tegenhanger, l ’Association des Etudiants d’Expression Française (AEEF). In de schoot hiervan waren er al conflicten uitgebroken tussen de VVS en de AEEF die als autonome koepels fungeerden. In 1959 bereikte de spanning zijn toppunt met de verkiezing van de Antwerpse radicale Franstalige F. Monheim als voorzitter van het FSB/FEB op een niet-representatieve vergadering. Onder leiding van W ilfried Martens, voorzitter van het VVS, trokken de voorzitters van Leuven, Gent en Antwerpen naar de zetel in Brussel om er een motie van wantrouwen in te dienen en de ontbinding te vragen. Het duurde niet langer dan 5 minuten. En zo gebeurde het: in 1960 werd het FSB/FEB officieel ontbonden en kon het VVS de Vlaamse studenten­ belangen volledig onafhankelijk behartigen.

1960 -1969 In 1961-62 werd TUK-preses Paul Heytens (SJC reto 1953) als senior seniorum fig u u rlijk op het schild gezet en op de schouders geheven van het Seniorenconvent. Hoera! Hij zorgde ervoor dat de Gravensteenstoet voortaan een thema meekreeg: de student door de eeuwen heen. Wellicht op aandringen van de politie verzocht hij de présidés “ de hoe­ veelheid verkwikkend vocht tijdens de stoet in de mate van het mogelijke te beperken”. Het resultaat liet zich raden. Er werd een record gebroken. Van op de kantelen van het Gravensteen werd die avond het Te Velde geblazen. Het volgende jaar viel de TUK weer de eer van een senior seniorum te beurt: Carlos Danneels. Weer hoera! Met de gloed waarmee hij een massa kon opzwepen, had Carlos zijn troepen een aartsmoeilijke bood­ schap te verkopen. Het thema van de stoet was: de clubcodex uitbeelden, hem zodoende in ere herstellen, en geen druppel bier meevoeren tijdens de optocht. En dàt in een decennium waarin “ verbieden werd verboden”. Weer een averechts effect, en op de koop toe: beschuldigingen van alle kanten op de Algemene raad van het Gents Studentenkorps “ dat de optocht de Gentse student onwaardig was”. De TUK won niettem in de prijs voor de beste wagen: my old Kentucky hom e, drooggelegd uiteraard. Die avond kwam de klaroenblazer niet opdagen voor de Last Post op de kantelen van het Gravensteen. Tien jaar na de Gravensteenbezetting was het SK het aan zichzelf ver­ plicht om de pers te halen, deze keer met een zelfgebakken grap. Het drong bij nacht en ontij het Gentse Kuipke binnen waar de zesdaagse (in slaapstand) werd gereden. Ze veroverden de piste met de fanfare, gevolgd door marraine van Leuven en de “ prins student” in een poussette,

251


deden joelend hun rondje en schonken een premie van 199,50 Bef (€ 4,94) voor de w innaar van de volgende sprint. Rik Van Looy en Fredje Debruyne loofden van hun kant een premie van 200 Bef u it aan de sympathieke bende studenten voor een loopkoers van twee ronden in de piste. Het was: doen en “afzien”. Ze werden met volle pinten door renners en verzorgers afgekoeld en Carlos Danneels was de winnaar. De sportpers, het Volkske voorop, vond het een plezante bedoening. Meteen stippelde preses Paul Heytens, laatste jaar geneeskunde, een sportbeleid voor de 60-er jaren uit. En Carlos Danneels lanceerde een voor het SK vreemde maar volksverheffende leuze: M ens san a in corpore san o! Of hoe je bierverbod positief ombuigt in sport zonder bier. Zo kwam er een jaarlijks Wielerkampioenschap in het Kuipke en een loopkampioenschap Dwars door Gent. Uitslag van de “ studentenproloog” van de zesdaagse in 1960: I e: Mare Stassijns, toenmalig sportleider van het SK, 2e: Jaak Decock, TUK, 3e: Carlos Danneels, TUK. De biertest was negatief. Het jaar daarop brandde het Kuipke af. Maar in Dwars door Gent, een aflossingskoers, won een kwieke Tieltse ploeg met de sportieve preses Paul Desplenter, Carlos Danneels, Hugo Van Acker, André Baert en Marcel Brys. En dan was er ook nog een gemengd zwemkampioenschap in het bad van de Rooigemlaan. De uitslag is nooit bekend geraakt ... Conclusie: beide seniores seniorum van de TUK veranderden alvast het aanschijn van het Gents studentenleven. De studentenrevolte! Van 1966 tot 1968 werd in Gent vooral de strijd gevolgd voor Leuven Vlaams. Zo was er een steunbetoging - Vlaams is progressief - op de Vrijdagmarkt onder leiding van Piet Piryns. Een mengsel van Leuven Vlaams en verzet tegen de gevestigde orde van de 3K’s: kerk, koning en kapitaal. In maart 1969 werd het dan toch ernstig. Op een staking van de Gentse textielarbeiders was er een actieve aanwezigheid van progressieve linkse studenten, naast een minderheid van de Studentenvakbond u it Leuven. De actie werd doorgezet na een rectoraal verbod dat werd uitgelokt met de aanvraag voor een “ studiedag over pornografie” door Prokuur (Progressieve Kuituur). Heftig protest tegen de autoritaire structuren van de universiteit! Intussen had het brein achter de opstand in Leuven, Ludo Martens (SJC reto 1964), zich aan de RUGent laten inschrijven, nadat hij van vice-rector Guido Maertens de raad had gekregen om de KUL te verlaten. Hij was een vakkundig agitator die de koers van de maartbeweging ontwikkelde in de richting van wat hij in Leuven had bewerkstelligd. Straatprotesten, bezetting van de Blandijnberg en staking

252


van de lessen. Maar tegen het einde van maart was het groot geweld bekoeld door interne tegenstellingen en sancties van de academieraad. Een groep studenten ging die zomer toch nog verder met het marxisme te bestuderen onder zijn leiding. De Gentse Studentenbeweging (GSB) werd dan opgericht die dezelfde radicale linkse richting insloeg als de Studentenvakbond in Leuven. U it dat rebellerend tijdperk zijn er ook denkgroepen gegroeid rond sociale democratie die invloed hebben gehad op alle partijpolitieke stromingen. Maar de slotsom was dat het studentengeweld in Gent zonder grote gevolgen is gebleven, buiten de stijlbreuk die de contestatie over het algemeen in het studentenleven heeft veroorzaakt.

1970 - 1978 Het presidium 1969-70 deed een ernstige poging om de levenscyclus van de TUK te vatten. In een bondige nota die het daarover verspreidde met een bijgevoegde lijst van alle présidés van de T.U.K, stond het volgende: Het is in d erd aad een blo eien d e kring g ew eest....D aarn a zijn voor vele clubs, w aaron d er d e T.U.K., d e jaren van verval gekom en . De redenen d aarvan zijn com plex. E n kele zijn z e k e r d e fin an ciële m oeilijkh ed en en d e veran derde m en taliteit bij d e studenten. D aarbij kom t nog dat het rom an tische en het folkloristische van het studentenleven niet m eer wordt g esm aakt. De toestand bleek ernstig maar er was blijkbaar geen reden tot paniek. Want de oud-presides werden meteen uitgenodigd op het jubileum bal van 25-jarig bestaan - 1945-1970 - in de zaal Movy, waarop velen aan­ wezig waren om de herinneringen aan de bloeitijd te delen. De club was in feite een “ thuisclub” geworden. Hij was niet meer aan­ gesloten bij het SK Ghendt, maar floreerde verder onder de halletoren. Elke zaterdagavond konden de leden elkaar treffen in het stamcafé d’Hespe, in de schaduw van de halletoren op de hoek van de Hoogstraat en de St. Jansstraat, bij marraine Annie Dingemans en haar dochter Mia. Er werd gevoetbald op Watewy en gevolleybald in de turnzaal van de Heilige Familie, tot ze de school op het Hulstplein werden ontzegd door de religieuzen wegens smokkel en overdadig bierverbruik. Jaarlijks werd er deelgenomen aan de Europastoet met een eigen “ praal­ wagen” , en ook een uitstap gemaakt. Zelfs meerdaagse reizen naar de zusterstad Brunico, W inningen, Echternach, Luxemburg-stad. En voor de rest: kaarten, bowling, cantus en vooral de public relations verzorgen met bezoek aan T-dansants van de omliggende thuisclubs die dan werden verwacht op die van de TUK, minstens vier per jaar, straffe party’s met scabreuze affiches, in de M ovy of het Vijverhof.

253


De TUK 1974-1975 ontvangen op het stadhuis van Tielt. V.l.n.r.: Staande: ?, Frans Demeyer, Jacky De Cock, Mark Callens, Reginald Monteyne, burge­ m eester DaniÍl Vander Meulen, Stefaan Van de Walle, Frans Meirhaeghe, Karei Vervaeke Gehurkt: Geert Vanhecke, Hans Verkest, Jean-Pierre Vandemaele, Patrick Deneweth, Jan Verstraete, Filip Vlaemynck, Herman Deturck

254


Op 1 maart 1975 werd opnieuw een jubileumfeest georganiseerd voor het 30-jarig bestaan. Samenkomst uiteraard in het stamcafé d ’Hespe, waar de beiaardklanken binnenwaaiden en de Concordia-pils voor de gelegenheid deskundig w erd geserveerd door m arraine Annie Dingemans. Daarna trok het vrolijke gezelschap met “ Stijns muziekske” voorop naar het stadhuis voor de officiële ontvangst met academische zitting door burgemeester en oud-lid Daniel Vandermeulen (SJC reto 1953). s’Avonds was er in de Shamrock een groot buffet, dans en salamander met de ex-seniores die allen in de wolken waren. Maar de ommekeer volgde snel. De presidiumverkiezingen van 1977 in Oud Tielt, bij Hans Bogaert en de nieuwe marraine Christine, moesten eerst worden uitgesteld door een te lage opkomst. In een tweede poging om de democratie te redden, werd Luc De Geyter verkozen. Hij sloot de club terug aan bij het SK, en zorgde ervoor dat het clublied van de laatste generatie in de clubcodex zou komen, nadat de senior seniorum Mare Uytterhoeven het eerst had geweigerd om reden van de oneerbare tekst. Helaas, het reddingsplan met een terugkeer naar het SK slaagde niet. De kas was leeg en het einde was onafwendbaar.

DRIE CLUBLIEDEREN Bij de stichting van de Tieltse Universitaire Kring in 1950 ontstond volgend lied dat de h; une werd van de TUK en snel gekend was in Gent en Leuven: Met droge kelen, zo minnedronken, in vreugd’ en wee, komt voor u kwelen,

met ogen vol van gloed.

heeft ons het hart bekoord.

‘t studentenheir van Gent.

We laten ons bekoren,

Als we eenmaal scheiden,

Als de Tielse zonen,

en gaarne storen,

leeft van vroeger tijden,

te gare komen,

we zijn zo warm van

nog het heimwee in ons

drinken ze zich gezond.

bloed.

voort.

met bie-ier!

Ma-ri-ja!

O je-rum!

Brengt nu de glazen,

Zoenen is geen zonde,

O Artevelde!

gij drinkersbazen,

kussen in de ronde,

O Leie en Schelde!

aan uwen drogen mond.

op hunnen roden mond.

O Gents studentenoord!

De meisjes lonken,

De Gentse stee,

Het kreeg loon naar verdienste en werd in de Studentencodex 1959 van het KVHV gepubliceerd onder de algemene rubriek: Studentenleven, met als titel: Den G entsen, te midden van een aantal evergreens. Het staat

255


V.l.n.r.: NoĂŤl Popelier, Paul Baert, Jozef Vancanneyt (W ingene), JosĂŠ Desmet (Pittem)

Jan Herman als praeses in 1975-1976

256


ook in de laatste uitgave van 2001. In de tweede helft van de 60-er jaren werd dan, zonder enig verband met het voorgaande, een n ieuw samengesteld door de babyboom ­ generatie, waarvan de gekuiste versie zo luidt: De m achtigste club van h eel ‘t V laam se land Zijn d e Tukkers, geel en rood. Hun stad is b ek en d voor d e beste student en d e porren trouw tot d e dood. Z olang d e d ran k on s roept en d e porre sn oept vergeten wij profs en exam ens. De grootste m an van h eel on ze club Is d e p reses dorstig als wij. Hij zuipt als een zw ijn m a a r zijn zon en zijn wij, d e reclam e voor katers is vrij. Z olang wij z a t ku n n en zijn van het bier en d e wijn, zullen wij vrienden blijven. Er kon evenwel niet uitgemaakt worden in welke “ collectieve toestand” het werd gemaakt en waarom er radicaal werd verzaakt aan het vorige dat zo vermaard was. Men kan gewagen van een stijlbreuk met het verleden. Het vooroorlogse clublied van de Tieltsche Club dat in de tweede helft van de 30-er jaren werd gemaakt, luidt als volgt: We k om en uit ‘t W estvlaam sche land, uit ‘t lan d van hou w e trouwe. We blijven ‘t steeds m et hard en hand, verknocht, in vreugd en rouwe. M aar verder slaat ons liefd e uit, n a a r a lle V laam se gouw en, n a a r Gent, en d ’universiteit, en V laan deren s m o o ie vrouwen. Ons m a a k t g een klein gerucht vervaard, voor niets en g a a n wij zw ichten. En is som s on s g em oed bezw aard, het bier z a l ‘t w el verlichten. D ie blon d e m eisjes, rein van hert, n a a r hen g a a t ons verlangen: z o o k la a r hun blik, zo o teer hu n tert, zo o zacht, zo w arm hun w angen.

257


Het werd in de codex van 1938 opgenomen die werd uitgegeven ter gelegenheid van het tweede lustrum van het Seniorenconvent te Leuven en de stichting van de Vereniging der Vlaamse Studenten. Er volgde een tweede editie in 1943. Drie clubliederen in m inder dan een halve eeuw is wel uitzonderlijk in de geschiedenis van het Vlaamse studentenleven. Maar generaties ver­ schillen en elk van de drie liederen roept een ander beeld op van het studentikoze sentiment. In het vooroorlogse lied is de student nog de aanbidder van de Vlaamse blondjes, rein van hert, z o o k la a r hun b lik ... Speels en romantisch. In het naoorlogse lied kan de student er zich in verheugen dat d e meisjes lon ken , z o m in n edron ken , m et ogen vol van g lo e d ... Blij en optimistisch. In het lied van de babyboomgeneratie waarin d e porre sn oept (en wat volgt werd gecensureerd], k lin k t het hedonisme en de contestatie door... “ Bevrijd, gedurfd en niets ontziend”. En daarmee was het uit. O jerum , jerum , jerum , o q u a e m utatio rerum!

Bibliografie • •

• • •

Geleerd recht: een gesch ied en is van d e E uropese rechtsw etenschap in vogelvlucht, - G.C.J.J. van de Bergh - Kluwer 2000 De statuten van d e la a t m id d eleeu w se cléricale OLV-Broederschap van d e studenten in Parijs te lep er in Handelingen van de Kon. Commissie voor Geschiedenis CXVIII (1982] Paul Trio, KUL Financing o f university students in the M iddle Ages: a new orientation, History of Universities, IV (1984) Paul Trio, KUL. Hoofdstukken uit de Europese codificatiegeschiedenis door J.H.A. Lokin, W illem Jans Zwalve - Kluwer 2001. Recht h eeft vele sig n ificatie: A m bten arij en bu reau kratiserin g in regering en gewesten van d e Zuidelijke N ederlanden in d e 13e - 15e eeuw - Rechtshistorische opstellen van prof. L.TH.Maes, Juridische uitgaven UIA - dep. Rechten Ced-Samson 1979 Mijn m em oires. Van Keiberg tot B landijnberg - Dr. Leon Elaut - 1981 Orbis en Orion N.V. Beveren en B. Gottmer, Nijmegen. 50 ja a r G ravensteenfeesten - Seniorenkonvent Gent 300 ja a r college te Tielt - Van S chola L atin a tot Sint-Jozefscollege 1686-1986 - met bijdragen van Jan Lerouge, D irk Vandekerckhove, Romain Vanlandschoot, Johan Vankeersbilck, Jaak Billiet, Inge Vanoverschelde, Ingrid Casselman, en met dank aan E.H. Jozef

258


Vancraeyeveldt en Luc Neyt.

Galerij van de présidés van de Tieltse Universitaire Kring 1950-‘ 51 1951-‘52 1952-‘ 53 1953-‘ 54 1954-‘ 55 1955-‘ 56 1956-‘ 57 1957-‘ 58 1958-‘ 59 1959-‘60 1960-‘61 1961 -‘62 1962-‘ 63 1963-‘64 1964-‘65 1965-‘66 1966-‘67 1967-‘68 1968-‘69 1969-70 1970-71 1971-72 1972-73 1973-74 1974-75 1975-76 1976-77 1977-78

MEIRHAEGHE Frans DE VRIES Herman DOBBELAERE Walter DEMEYER Frans DEFOUR Remi POPELIER Noël BAERT Paul VERVAEKE Karei VOLCKAERT Robert DE VRIESE Adel HEYTENS Paul DANNEELS Carlos DESPLENTER Paul DESPLENTER Paul DE LAERE Freddy BILLIET Gaby RUBENS Albert WAMBEKE José CALLENS Mare CALLENS Mare MONTEYNE Reginald CALLENS Luc VANDE MAELE Jean-Pierre VLAEMYNCK Filip DENEWETH Patrick HERMAN Jan DEN TURCK Herman DE GEYTER Luc

Afkortingen AEEF: AKVS/SGEC: AVHV: Dinaso: FK: FSB/FEB: Gé Catholique:

Association des Etudiants d ’Expression Française Algemene Katholieke Vlaamse Studentenvereniging/ Gé Catholique de Gand Algemeen Vlaams Hoogstudentenverbond Diets Nationaal Solidarisme Faculteitenconvent Federatie van de Studenten van België / Féd. des Etudiants d ’Expression Française Société Générale des Etudiants Catholiques de Gand

259


GSC: GSK: GSV: KUL: KVHV: LSK: LVSV: NSG: Reto: RUG: SJC: SK: SVSB: TUK: ’t ZAL: UGent: VGK: VNV: VRG: VVS:

Gents Studentencorps Gents Studentenkorps Gents Studentenverbond Katholieke Universiteit Leuven Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond Leuvens Studentenkorps Liberaal Vlaams Studentenverbond Nationale Studentengroepering Retorica Rijksuniversiteit Gent Sint Jozefscollege Tielt Seniorenconvent Socialistische Vlaamse Studentenbeweging Tieltse Universitaire Kring ’t Zal Wel Gaan Universiteit Gent Vlaamse Geschiedkundige Kring Vlaams Nationaal Verbond Vlaams Rechtsgenootschap Vlaamse Vereniging van Studenten

260


M arnik Braet

EERSTE RÜISELEEDSE SOLDATENSLACHTOFFERS VAN AUGUSTUS 1914. DE SLAG OP DE ZEVEN ZILLEN (18 AUGUSTUS) EN DE HERINNERINGEN VAN RAYMOND NEIRYNCK (+1964) Achiel Declercq en Henri Vroman, beiden geboren te Ruiselede, sneuvelden als soldaat in dienst op 18 augustus 1914 in de omgeving van Tienen, waar op het grondgebied van de huidige deelgemeenten Sint-MargrieteHoutem, Oplinter en Grimde een veldslag plaats vond. Een derde Ruiseleeds slachtoffer was Jules Van Oost. Zes dagen voordien, op 12 augustus, had een ander regiment al hevig strijd gevoerd in het Limburgse Halen, waar de eerste Ruiseleedse soldaat van ‘De Groote Oorlog’ viel (de naam First World War of Eerste Wereldoorlog werd pas voor het eerst gebruikt in 1920)'. In haar boek over de ‘grote’ oorlog van ’14 - ’ 18 vermeldt Sophie de Schaepdrijver1 2 kort beide veldslagen. W ij nemen eerst een korte aanloop tot deze gebeurtenissen. Op zondagavond 2 augustus 1914 ontving de Belgische regering van Duitsland een ultim atum met het verzoek het Duitse leger een vrije doortocht naar Parijs te geven door ons land. Na een uitvoerige discussie nam men het besluit neutraal te blijven. De volgende dag werd het antwoord overhandigd op de Duitse ambassade en reeds op 4 augustus ’s morgens stak het Duitse leger de Belgische grens over en trok naar de vestingen van Luik en Namen. Het lukte de Duitsers bij Visé snel over de Maas te geraken en op 7 augustus werd Luik al ingenomen. Toch hielden de forten nog stand. De gebeurtenissen hieromtrent verwoordt de Schaepdrijver als volgt. ‘In die geest werd uitbundig het nieuws gevierd van de slag bij Halen van 12 augustus: Belgische karabinierscyclisten hadden daar bij de enige nog overeind staande brug aan de Gete van ’s ochtends acht uur tot zes uur in de avond stand gehouden 1

2

De benaming Eerste Wereldoorlog werd voor het eerst gebruikt door Sir Charles Repington in zijn boek T he First W orld W ar 1914-18, verschenen in 1920. Hij voor­ spelde hierin dat de Eerste Wereldoorlog een tweede wereldoorlog zou uitlokken. Repington was tijdens WO 1 militair correspondent van The Times. Sophie de Schaepdrijver, D e G roote O orlog - Het k o n in k rijk B elg ië tijden s d e E erste W ereldoorlog, Antwerpen - Amsterdam, Atlas, 1997.

261


B a t a i l l e d e H A E L E N . \1Âť914 E c h e c de la c a v a l e r i e a l l u m a

Slag bij Halen - 12 augustus 1914


tegen een Duitse overmacht - waaronder een eenheid Ulanen - die u it­ eindelijk werd teruggeslagen. De kleine overwinning werd als een ver­ blindend wapenfeit bejubeld.’3 En de soldaten hielden er de moed in. “Alles gaat opperbest en w ij hebben reeds veel “ souvenirs” der Duitsers zulle! ’t Is te hopen dat zij weldra allen zullen verslegen z ijn .” Zo schreef een Kortrijkse soldaat van het 22ste linieregiment op 13 augustus naar het thuisfront.4

Slag van Halen - 12 augustus 1914 Te Halen (nabij Diest in Lim burg), op 12 augustus 1914, tijdens het gevecht dat kort daarna de naam ‘Slag van d e Zilveren H elm en ’ kreeg, viel reeds de eerste Ruiseleedse soldaat van de Eerste Wereldoorlog, nl. Cyriel Frans Braet (zoon van August en Marie Elodie Buydaert). Hij was gehuwd met Clara Maria Vanderbeken en was opgeroepen als soldaat van het 4de Linieregiment. Z ijn overlijden werd pas op 5 augustus 1918 door de ambtenaar van de burgelijke stand van de gemeente Ruiselede ingeschreven in het overlijdensregister met de vermelding: begraven op het Belgisch so ld a ten k erk h o f / g r a f 39. Met 140 Belgische en 160 Duitse gesneuvelde soldaten behaalde het Belgische Leger daar de enige over­ w inning van 1914. In tegenstelling tot de gevechten van 18 augustus in de omgeving van Tienen, haalde de Slag van Halen wel de Belgische oorlogskronieken als een roemrijke veldslag. Er werd ter plaatse dan ook een indrukwekkende begraafplaats aangelegd voor de 140 soldaten die er als helden voor het vaderland gevallen waren. De Belgische m ilitaire begraafplaats van Halen, geopend in 1915, is gelegen aan de Liniestraat in Halen. Diezelfde 12de augustus begonnen de beschietingen van de forten van Luik, die 4 dagen bestookt werden door Duitse Krupp-kanonnen. Op 15 augustus viel het laatste fort. De vestingtroepen werden gedwongen om zich over te geven en generaal Leman werd gevangen genomen. Het duurde niet lang meer tot België werd ingenomen.

Onze slachtoffers op de Zeven Zillen - 18 augustus 1914 Na de slag van Halen rukte het Duitse leger vanuit Limburg op naar de Hagelandse heuvels. Op 16 augustus 1914 stelde de eerste Belgische legerafdeling zich op in een boog rond Tienen om te beletten dat de 3 4

S. de Schaepdrijver, D e G roote O orlog , o.c., blz. 74. De slag kreeg de ‘ronkende’ titel Slag d e r Z ilveren H elm en. S. de Schaepdrijver, D e G roote O orlog .... o.c., blz. 75.

263


264

Jules VAJV OOST, zoon van Augustus en Poelvoorde Marie-Leonie,

&mmh m

geboren te Ruysselede den 5 Juni 1893, doodelijk getroffen op 't Veld van Eer en god­ vruchtig overleden in ’t Hospitaal van Thienen den 23 November 1914. ________ _

geboren te Ruysselede den 25 December 1890, gevallen op ‘t Veld van Eer en,god­ vruchtig overleden te Thienen, dén 18 Oogst 1914.

Jules Van Oost Ruiselede 5.6.1893 - tT ien en 23.11.1914

clsrcq

zoon van Gustaaf en Emma ïanlaete,

Achiel De Clercq Ruiselede 2 5 .12.189 0 - tT ien en 18.8.1914


Duitsers langs de Grote Gete en door Tienen zouden oprukken. Op 18 augustus echter - de betreffende regimenten hadden nog geen strijd moeten leveren - lieten 553 Belgische soldaten het leven tijdens de veld­ slag op het Z even Z illenveld in de streek van Tienen (Oplinter, Grimde en St.-Margriete-Houtem)5. Op 18 augustus 2006, naar aanleiding van de herdenking te St.-Margriete-Houtem, waar vele gesneuvelden liggen begraven op de soldatenbegraafplaats in de Wijngaardenstraat (een van de hoogste punten in de omgeving), verwoordde iemand van de aan­ wezigen dit geweld als volgt: In augustus 1914 viel het Duits leger ons lan d binn en, om w ille van d e grootheidsw aan zin van hun leiders. Het B elgische leger b o o d w eerstand, om w ille van in tern ation ale verdragen. Zo w erden jon g e jongens, d ie niets tegen m e k a a r had d en , verplicht e lk a a r d o o d te schieten, o f d o o d te steken in lijf a a n lijf gevechten. Het w as: “gij o f ik". Drie Ruiseleedse slachtoffers die dag waren Achiel De Clercq, Henri Vroman en Jules Van Oost. H enri Vrom an was de zoon van Eduard en Coleta Millekam. Hij werd geboren te Ruiselede op 13 mei 1892. In het gezin werd een paar jaar later ook een dochter geboren, ni. Marie (°1898). Het gezin woonde aan de Zandberg te Kruiskerke, waar Henri als jonge man het nieuwe kruis­ beeld had weten oprichten in 1911. En dan kwam het jaar 1914. Het was zover! Als 22-jarige werd hij opgeroepen om zijn vaderlandse plicht te vervullen. Samen met zijn dorpsgenoten Raymond Neirynck en Rene Braeckevelt moest Henri optrekken naar het front. Om vier uur ’s morgens namen zij begin augustus afscheid van hun geliefde dorp en hun familie en trokken te voet naar het station te Maria-Aalter om het land te verdedigen. A ch iel D e C lercq was de zoon van Gustaaf en Emma Vanlaere. Hij werd geboren te Ruiselede op 25 december 1890. Nog geen 24 jaar oud, werd deze jongeman bij het begin van de oorlog opgeroepen om zijn plicht te vervullen en de vijand tegen te houden. Dit gebeurde in de streek van Tienen, waar Achiel samen met vele andere jongemannen op 18 augustus het leven liet. Zijn overlijdens-gedachtenis vermeldt: gevallen op ’t Veld van Eer en godvruchtig overleden te T hienen den 18 oogst 1914. Zijn graf, evenals dat van Henri Vroman, werd niet terug gevonden op de begraafplaats van St.-Margriete-Houtem.6 Ju le s Van Oost, de derde soldaat, was een zoon van August en Marie Leonie Poelvoorde. Hij werd geboren te Ruiselede op 5 ju n i 1893 en was 5

6

Achiel Baeken, De slag o p d e Z even Zillen, D e Slag bij Sint-M argriete-Houtem D insdag 18 au gu stu s 1914, 1993, 62 blz. (geïllustreerd met 22 foto's en een detailkaart van de gevechten). Zie ook: Luc Vandeweyer, Een k le in e sta d in een 'Groote oorlog'. De E erste W ereldoorlog en h et activ ism e te T ien en en om gevin g, Tienen, 2003, uitg. Acqua Fortis. Met dank aan A. Baeken uit St.-Margriete-Houtem voor de mededeling en het contro­ leren ter plaatse.

265


net 21 toen hij deelnam aan de gevechten op de Zeven Zillen. Hij over­ leed enkele maanden later in het hospitaal te Tienen op 23 november 1914, als gevolg van de verwondingen die hij had opgelopen op het slagveld van 18 augustus. Het graf van Jules is te vinden op de Stedelijke Begraafplaats te Tienen.

De familie Vroman: op Schoonberg te Aalter en op ’t Ruisleeds Veld Eduard (°Aalter), de vader van Henri Vroman, had een broer Petrus, die op de Uilhoek woonde op het grondgebied Aalter, net voorbij de w ijk Schoonberg. Petrus woonde er in het jachthuis van de heer ’t Kint de Roodebeke. Eduard Vroman was in het laatste kw art van de 19de eeuw op het Ruisleeds Veld (nu Kruiskerke) komen wonen, in de omgeving van de Zandberg en de toenmalige gemeenteschool. Zij hadden er als gebuur het gezin van Rene Braeckevelt, dat net op de grens met Aalter woonde. Rene was bran­ cardier tijdens de Eerste W ereldoorlog7. Ook hij maakte het slagveld op de Zeven Zillen mee! Een zoon van jachtwachter Petrus, Camiel Vroman (+ 1970), was dus een neef van de gesneuvelde Henri. Deze Camiel, die zijn vader als jachtw achter opvolgde, huwde kort na de oorlog en toen in 1923 in het gezin een zoon geboren werd, kreeg het jongetje, op vraag van Camiels vader en zijn nicht Marie (zus van de gesneuvelde Henri), eveneens de naam Henri: een blijvende her­ zoon van innering aan de jongeman EDUARD en COLETA MILLEKAM, die 9 jaar voordien het geboren te Ruysselede'den 13 Mei 1892 en als soldaat in ’t Belgisch leger eervol gesneuveld voor leven had gelaten op het 't vaderland te Hauihem-St-Margareta b ij Thienen, den 18 Augusti 1914. ‘ Veld van Eer’.

HENRI VROMAN,

Henri Vroman “Ruiselede 13.5.1892 - tTien en 18.8.1914 7

Joseph Depredomme, C in em a M odern e - G ebroeders B raeckevelt, in: Oud Ruysselede, 3 (1986), blz. 9-16.

266


Deze Henri Vroman (“ Aalter 1923) weet anno 2008, op 85-jarige leeftijd, nog zeer goed te vertellen hoe hij zo zijn naam heeft gekregen. Zijn echtgenote Lucienne Braeckevelt (°1931) v u lt zijn verhaal spontaan aan, want haar vader, de genoemde René Braeckevelt (“ Ruiselede 1891), stond die dag, 18 augustus 1914, ook tegenover de Duitse legermacht. Hij heeft zijn dochter, zij het zelden en wat teruggehouden, zijn herinneringen aan die augustusdagen verteld toen zij als kind in de oorlogsjaren ’40 - ’44 vroeg wat haar vader als brancardier had meegemaakt in die andere oorlog tegen de Duitsers. Soldaat Henri Vroman had bij de aanloop tot de gevechten op 18 augustus het voorgevoel er niet levend uit te komen. Toen hij bij het optrekken naar het slagveld brancardier Rene Braeckevelt zag, gaf hij hem zijn paternoster met de vraag of hij die aan zijn moeder wilde bezorgen. En zo geschiedde, een hele tijd nadien, aldus de mondelinge overlevering! Rene overleed als oorlogsinvalide op ‘t Ruisleeds Veld (parochie Kruiskerke sinds 1947) op 30 augustus 1944.

Slag te St.-Margriete-Houtem en Grimde op 18 augustus 1914 De 2de Gemengde Brigade bezette de sector tussen de Leuvensesteenweg en Oplinter. Het 22s,e Linieregiment verdedigde de stellingen van aan de Diestsesteenweg tot aan de hoogte van de Oplintersesteenweg op het grondgebied van Sint-Margriete-Houtem. Ten zuiden van de Oplinterse­ steenweg werden drie redoutes aangelegd om de boorden van de Gete onder schot te houden. De 3de Gemengde Brigade beschutte de zuid­ west- / zuidoostkant van Tienen. Rond Grimde werd de linie bezet door het 3de Linieregiment. Het werd een gruwelijke dag (om niet te spreken van een afslachting) in het leven van eenvoudige mensen, zowel soldaten als plaatselijk bewoners. Ongeveer 2.400 Belgische soldaten stonden tegenover een legermacht van tienduizenden Duitsers. Meer dan de helft van de Belgen (ca. 1250) verloor er het leven of werd gekwetst. De eer­ der vermelde Kortrijkse soldaat die het meemaakte schreef de volgende dag: ‘U het oorlogstoneel beschrijven van gisteren is mij totaal onmogelijk Ik ben u it die vreselijke slachting gered. Hoe? Dat ben ik niet wijs. Nooit is iets rapper aangekomen dan die slag. Langs alle kanten hoorden w ij huilen en roepen, ’t Was hartverscheurend!’8

Verloop van de strijd op de Zeven Zillen Om 10 uur in de morgen werd de vijand gesignaleerd, eerst in zuid- S . S. de Schaepdrijver, o.c., blz. 75.

267


oostelijke richting. Verkenners en scherpschutters begonnen slag te leveren met de eenheden in Grimde. Om 13.35 uur barstte het gevecht los. De Duitse overmacht was te groot en rond halfdrie moesten de Belgische voorposten zich terugtrekken naar Leuven. Te laat echter, want de troepen waren dan al volop in gevecht. De Duitsers rukten op en in de vlakte tussen Houtem en Oplinter vielen aan beide zijden veel slachtoffers. Omstreeks halfvier verschenen Duitse infanteristen massaal op het slagveld en begon de algemene terugtrekking van wat nog over­ bleef van het 22ste linieregiment, waarbij de laatste reservetroepen de terugtrekkende eenheden hulp boden. Om 5 uur in de middag werd Grimde aan de Duitsers prijsgegeven en een goed half uur later trokken de Duitsers de stad Tienen binnen.

Herinnering aan de slachtoffers van de Slag op de Zeven Zillen De Belgische m ilitaire begraafplaats te Sint-Margriete-Houtem is gevestigd aan de Wijngaardstraat. Deze begraafplaats heeft een oppervlakte van 22 are waarop 173 Belgische soldaten liggen u it de Eerste Wereldoorlog. Van de 173 overledenen zijn er 3 niet geïdentificeerd. In de Romaanse Sint-Pieterskerk aan de Pastorijstraat te Grimde rusten 140 in deze slag gesneuvelde Belgische militairen, onder wie kolonel Guffens, bevelhebber van het 22ste linieregiment. Het kerkje doet sindsdien geen dienst meer als kerk, maar als grafmonument of necropolis. Een deel van de solda­ ten, overleden ten gevolge van hun verwondingen, werd begraven op de Stedelijke begraafplaats van Tienen. Op de Eerelijst der Belgische soldaten in d e o u d e k e r k van G rim de en op h et S tedelijk K erk h o f begraven , opgemaakt in 1915, vonden w ij de namen van Henri Vroman en Achiel Declercq echter niet terug!5 Wel staat Jules Van Oost (+ Tienen 23 november 1914) vermeld bij de soldaten die op de Stedelijke begraaf­ plaats liggen. Aan de Oplinterse Poort te Tienen is er eveneens een monument dat herinnert aan de vele oorlogsslachtoffers van toen.

‘Beroerde dagen’ - De ‘oorlogswederwaardigheden’ van R. Neirynck Deze w ederw aardigheden van Raymond Neirynck (°12 december 1892) verschenen in het tweewekelijkse blad De Belgische Verm inkte, 48ste jaargang, 1964, 5 delen , nl. nrs. 4 tot 8 (15 februari / 1 en 15 maart / 1 april en 15 april). De tekst van zijn mondeling verhaal werd, onder de titel H erin n erin g a a n W.O. I - 1914 : ‘B ero erd e d a g e n ’, genoteerd door Met dank aan Lutgart Vrancken van Erfgoedsite Tienen voor de vriendelijke medewer­ king en het bezorgen van een kopie van deze namenlijst.

268


Basiel Van Laecke (Ruiselede °1888 + 1974). Raymond deed op 19-jarige leeftijd zijn legerdienst en was van de militieklasse 1912. Hij werd even­ eens opgeroepen begin augustus 1914. Kort na het begin van de oorlog werd hij krijgsgevangen genomen en werd hij dan tewerkgesteld in Duitsland. Hij kwam einde 1918 terug naar België na vier jaar van zijn jonge leven weg geweest te zijn van zijn thuis, zijn dorp en zijn familie. Hij huwde met M aria Goorman10. Raymond overleed te Kruiskerke op 10 februari 1964, net voor het verschijnen van zijn herinneringen. Hier volgt nu een deel van zijn verhaal (1914) zoals het in 1964 verscheen.

In België “Als m ilitia a n van de klas 1912, nauw elijks afgezwaaid, werd ik op 29 ju li 1914 verw ittigd m ijn regiment, het 22s,e linie, in zijn depot te Aat te vervoegen. Er heerste toen nog die zenuwslopende onzekerheid van: “ Zou het oorlog worden of niet?” We leefden tussen hoop en vrees. Voor niet lang echter. Op 4 augustus begon de dans en dadelijk mochten we in de richting van Luik opmarcheren. De eerste halte was St.-Remy-Geest, daarna St.-Jean-Geest en verscheidene andere dorpen, waarvan de namen me zijn ontgaan. Soms gebeurde het dat we enige kilometers op onze stappen terugkeerden, nieuwe orders ontvingen en wederom vooruit­ rukten, Luikwaarts. U iteindelijk pleisterden w ij in zeker dorp, het verst verwijderd punt van onze opmars; de vermoeidheid liet zich voelen en w ij waren blijde wat te kunnen uitblazen.”

St.-Margriete-Houtem “ Weldra kwam er ’n nieuw bevel en we zakten terug af naar het binnen­ land, waarschijnlijk omdat men de overgave van de forten verwachtte. We stopten even te Jodoigne, waarna het naar Tienen ging en naar het beruchte St.-Margriete-Houtem. Daar zouden we de vuurdoop onder­ gaan. Met drie regimenten logeerden we sedert een paar dagen op een uitgestrekt stoppelveld; er werd weinig verricht, buiten het uitgraven van loopgrachtjes. Meestal zaten we in groepjes samengehurkt te keuvelen over het verleden, over de tegenwoordige gebeurtenissen, maar vooral over het onzekere van de toekomst. Met het oogluikend weten van onze oversten gingen we zelfs vrienden en kennissen in andere regimenten opzoeken. Bij valavond van de tweede dag kwam de afwisseling: een Duitse vlieger ,0

Hun dochter Adrienne Neirynck (°1933) is de huidige overste van de Congregatie van de Zusters van O.-L.- Vrouw van VII Weeën (hoofdklooster Bruggestraat 29, Ruiselede).

269


overvloog onze legerplaats. D it wekte achterdocht bij onze officieren en w ij kregen bevel ons te spreiden en stelling te nemen. Nauwelijks was dit gebeurd of een hevige beschieting ving aan. W ij, het 22ste, bezetten de linkerflank; het 3de linie de rechter, het 2de linie het middenveld. Dit laatste regiment achtte zich om zo te zeggen volkomen beschut achter een bos, maar het werd het meest onder vuur genomen. Na het bombar­ dement vernam ik dat zich onder de gesneuvelden een dorpsgenoot, ja een intieme vriend, bevond; hetgeen me onzeggelijk leed deed. Immers in de namiddag nog had ik langdurig met hem gesproken; hij had het hoofd omzwachteld daar hij, door de onvoorzichtigheid van een makker, door een bajonet was gewond. Hij was totaal moedeloos en had als ’t ware een voorgevoel van zijn nakende dood. Bij ons afscheid waren zijn laatste woorden: “ Morgen ben ik er niet meer.” Ik ben verre van bijgelovig, maar bij ’t vernemen van zijn sneuvelen welden die woorden op droevige toon uitgesproken, wederom bij me op. Ja, nu nog denk ik er vaak aan. In de richting van Tienen zagen w ij bij tussenpozen torenhoge vlam ­ men opstijgen. De stad scheen helemaal in brand te staan. Spookachtig dansten de schaduwen van de ons omringende bomen om ons heen.”

Willebroek - Fort van Bornem “ Rond 10.30 uur in de nacht ving een nieuwe tocht aan. Bestemming: W illebroek. Het werd een lange vermoeiende reis, vooral daar het de volgende dag stikkend heet was. De zon werkte verlammend op ons gestel, zodat in de namiddag verscheidene soldaten totaal uitgeput neerzonken. Het werd een echte kruisweg. Onze oversten trachtten de sukkelaars door mooie woorden terug op gang te krijgen. Enkelen richtten zich moeizaam op, doch gingen na een eindwegs weer liggen. Op de duur hielp zelfs geen dreigen meer. Gendarmen te paardn die de achter­ hoede vormden, tilden degenen die er het ergst aan toe waren achter­ aan op hun paard, maar op de duur werd het onmogelijk ze alle op te nemen. Zo moesten velen aan hun lot overgelaten worden. Gekweld door gekwetste en gezwollen voeten zagen sommigen zich genoodzaakt stukken u it hun schoenen te snijden. Anderen liepen op hun blote voeten, een groot deel, onder wie ik zelf, op hun kousen. Doodmoe bereikten we W illebroek, waar ons wat rust gegund werd om nieuwe krachten te verzamelen. Het was 19 au g u stu s geworden en reeds de volgende dag vertrokken w ij naar het fort van Bornem en dan naar Puurs. Het werd een gedurig heen en weer lopen, ’s Nachts veroverden de gelukkigsten een plaatsje in het fort. De overigen strekten zich uit op de blote stenen van het m arkt­ plein of van een aanpalende straat.”

270


Vesting Antwerpen “ Kwamen de uitvallen u it de versterkte stelling Antwerpen, te Haacht werden we duchtig in een gevecht gewikkeld op een aardappelveld. Onzichtbare Duitsers vuurden onophoudend; de kapitein beval ons ons open te spreiden, hetgeen we in kruipende, vooruitschuivende beweging deden. In m ijn nabijheid bleef een makker ter plaats liggen. Vruchteloos poogde de kapitein hem te doen medeoprukken. Zelfs de bedreiging hem een kogel door het hoofd te jagen hielp niet. “ Om het even hoe ik sterf, m ijn kapitein” , zei de jongen, “ door uw hand of door een vijandelijke kogel” ! De schrik had zijn zenuwen en spieren verlamd. De kapitein begreep en gaf geen gevolg aan zijn bedreiging. Het schieten hield intussen niet op. Sommige kogels scheerden duivels laag over ons heen! Toen bemerkte ik op enige passen voor m ij een vuilnishoop; in een paar sprongen zat ik er achter. Twee makkers kwamen er m ij vervoegen en ’t was ons mogelijk een weinig op adem te komen. Door nog enige meter vooruit te kruipen bereikten w ij het beoogde doel: een ondiepe, droge gracht. D it werd onze stelling. Terwijl het geschut langzamerhand verminderde, benutten w ij de ogenblikken van betrekkelijke kalmte om te zorgen voor een betere beschutting. Een makker, een Waal, waagde het zich op te richten om de omtrek te ver­ kennen. Nauwelijks was hij recht of als door de bliksem getroffen, zakte hij aan m ijn zijde ten gronde. Een kogel had hem het hoofd doorboord en op slag gedood. Dit voorval was als het sein voor een nieuwe kogelregen. W aarschijnlijk was de vijand dichter bij onze stelling genaderd. Dapper beantwoorden w ij het vuren. Toen volgde een aanval in regel. Hij werd door ons sper­ vuur gestuit en de vijand drong niet aan. H ij trok met zware verliezen terug. W ij ook hadden gesneuvelden en gewonden te betreuren, ’t grootste gedeelte op het aardappelveld achtergelaten.”

Op zoek naar achtergelaten manschappen “ Het werd rustig en de kapitein gaf opdracht ons naar een hoeve, een paar honderd meter achter ons, te begeven. W ij vonden er geen levende ziel, noch mens noch dier. De bewoners waren gevlucht. Wie nog mond­ voorraad in zijn ransel vond, profiteerde van de kalmte om hem op te peuzelen. De kapitein nochtans vergat zijn achtergelaten gekwetste man­ schappen niet en beval ons op zoek te gaan, er op drukkend dat nie­ mand mocht terugkomen zonder een gewonde mee te brengen. Zo niet! ... Want, niettegenstaande onze kapitein bijna altijd vriendelijk met zijn onderhorigen omging, wisten w ij bij ondervinding dat hij soms ook wel streng kon zijn. Zonder preutelen begaven we ons op weg en na lang en

271


moeivol zoeken, te rw ijl de argwanende Duitsers nu en dan een salvo over het aardappelveld losten, vonden we gekwetsten, ja doch niet genoeg opdat iedereen er een zou kunnen meebrengen. Geleid door zijn gekerm ontdekte ik een erg gekwetste makker, zeer zwaar van lichaamsbouw. Ik legde me plat op de buik aan zijn zijde en vroeg hem te trachten op m ijn rug te klauteren. Het lukte na veel inspanning. Op handen en knieën kroop ik dan langzaam vooruit. Weldra droop me het zweet van het aangezicht en het duurde wel een half uur eer ik met m ijn zware last de hoeve bereikte. Deze was nochtans slechts een v ijfta l minuten van het aardappelveld verwijderd. Na de nacht in de hoeve te hebben doorgebracht, vertrokken w ij naar een nabijgelegen bos. ’t Was reeds dagen geleden dat w ij nog soep hadden geproefd: onze kapitein ging nu trachten daar verandering in te brengen. Met enige mannen zocht hij de omgeving af om in een of ander bewoonde boerderij een rund te kopen. H ij had geluk, want na korte tijd keerde het troepje terug beladen met grote stukken vlees. Vol ijver schoten de keukenpieten aan de arbeid om zo vlug m ogelijk ’n lekkere soep te bereiden. Intussen moesten w ij ons langs de boord van het bos opstellen ten einde niet door een onverhoedse aanval verrast te worden. De keuken bevond zich een paar boogscheuten binnen het bos en de aangename geur van de soep streelde weldra ons reukorgaan. Eilaas! Plotseling begonnen vijandelijke batterijen het bos met granaten te bestoken. Slechts voor korte tijd weliswaar, maar lang genoeg om onherstelbaar onheil te veroorzaken. Toen twee makkers, uitgezonden om naar het klaarkomen van de soep te vernemen, terug verschenen, brachten ze het ontstellende nieuws dat er noch van personeel noch van soep iets anders overbleef dan stukken en brokken. W aarschijnlijk was een granaat midden in de keuken ontploft, had alle keukenpieten gedood en de soep naar de vaantjes geholpen. Van deze laatste hadden we alleen de aangename geur genoten; naar de rest mochten we fluiten.”

Eppegem - Kapelle-op-den-Bos “ Daarbij deden nieuwe orders ons vertrekken, ditmaal naar EppegemWolvertem, zo gezegd om er de Chasseurs te gaan aflossen. W ij volgden de linkeroever van een waterloop wanneer ik opeens op de drassige, slijkerige bodem, het lichaam van een gedode soldaat bemerkte. Ik huiver nog als ik eraan denk, want de weg lang telde ik 27 lijken met modder besmeurd, sommige zelfs zo diep in het slijk verzonken dat ze slechts gedeeltelijk meer zichtbaar waren, ‘t Was gruw elijk! Wat verder

272


lag een Duits officier: hij had schone blinkende laarzen aan de voeten. Daar profiteerde een makker van, zeggend: Die komen juist van pas, want m ijn schoenen zijn versleten!. (...) Van aflossen der chasseurs werd nu niet meer gesproken. De reis naar het onbekende ging voort tot Kapellen-op-den-bos. Geen kwestie van te rusten. Dadelijk werden we opgesteld, daar de Duitsers gemeld waren. Verscholen achter de hoge berm van de spoorweg, aan weerszijden van een tunnel, moesten w ij trachten hun opgang te stuiten. Goed beschut als we lagen, was het ons niet m oeilijk, met weinig verliezen, verscheidene aanvallen af te slaan. De Duitsers daarentegen, die langs de tunnel trachten door te dringen, verloren heel wat volk. Tenslotte nochtans verplichtten de steeds terug­ komende massale aanvallen ons onze stellingen op te geven en achter­ u it te trekken tot op een paar kilom eter bezijden het dorp. Later in de avond zagen we reusachtige vlammen boven de huizen opstijgen: werk van de Duitsers n a tu u rlijk . . . ” Kort daarop werd Raymond met heel wat van z ijn medesoldaten gevangen genomen. Zij werden nog voor einde 1914 weggevoerd en werden vier jaar lang tewerkgesteld in Duitsland. Einde 1918 mocht hij eindelijk terug naar huis! De oorlog was ten einde

273


Eddie Verbeke

EEN KLOK OP DE GROND

Op 25 florial jaar V, dat is 13 mei 1797, komt ene De T illy u it Brugge, speciale commissaris van het centraal bestuur van het Leiedepartement, het klokje van de al gesloten Paterskerk in Tielt opeisen. De Tieltenaren komen echter in opstand en verjagen de opgeëiste arbeiders die vlug van de toren naar beneden komen. Maar op 18 ju n i kom t De T illy terug met 25 soldaten, 8 kanonniers en 25 dragonders te paard. Een in d ru k­ wekkend gezelschap. Het klokje w ordt veilig uit de toren gehaald en later met andere klokken verkocht aan de kanonnengieterij ‘Le Creuset’. Op 15 mei 1802, onder het consulaat van Napoleon Bonaparte, wordt de kerk heropend. In 1807 w ordt bij de opvolgers Joris Dumery (1767) te Brugge een nieuwe klok gegoten, wegende 300 pond. Ze is een geschenk van de Tieltse bevolking en w ordt gewijd door de deken. Deze klok staat/hangt nu in de gang van het klooster in een speciaal daarvoor gemaakte staander. De volgende teksten zijn duidelijk leesbaar: S. ANTONIUS CLOCKE AEN P.F. DELCAMBE TOT THIELT

274


en op de bovenste en onderste cirkel lezen we: JACOBUS DUMERY ME FECIT - BRUGIS - ANNO 1807. De spon sor Petrus Franciscus D elcam be w as p residen t van het canton Tielt on d er het Franse K eizerrijk en d e w ereldlijke vader van het klooster d er Franciscan en van 1780 tot a a n zijn overlijden in 1819. In september 1917 wordt de klok door de Duitsers opgeëist. De gardiaan kan die ‘klokkenroof’ echter voorkomen. Hertog Albrecht von Württemberg, hoofd van het vierde Duitse leger, met standplaats in Tielt (hij verbleef Hoogstraat nr 26) was katholiek en m ild. Dat zal w ellicht hebben mee­ gespeeld.12 In het Gazetje van Thielt, nr 34, oktober 1918, lezen we: N aar huis! Thielt is vrij! ’t H alleke hoorden w e klingelen en bellen , d e groote kerketoren dreunen van triom fgelui en ‘t zilveren ben g elen van ’t P atersklokske, d at lievelin g ske van ons allen, want: Thielt is vrij! Tijdens wereldoorlog II worden de klokken opnieuw opgeëist. In maart 1943 moeten de gemeenten een inventaris opmaken van de klokken op hun grondgebied. Ze treuzelen hiermee en ten slotte worden op 8 februari 1944 de twee grootste klokken van Tielt opgeëist. De Patersklok bleef rustig in haar toren!’ Op 14 mei 1996 is de klok zodanig uitgesleten op de twee binnenkantslagzijden dat zelfs de klok een kwart draaien geen uitkom st biedt. De klok w ordt naar beneden gehaald en vervangen door die van het klooster van Gent. Om veiligheidsredenen wordt de toren aldaar immers afgebroken en de klok die erin hing was nog in goede staat. Die klok werd gegoten in 1841 in de werkhuizen van De Gheyn in Leuven en weegt 200 kg.3

1 2 3

Antonnellus Verschuere, De M inderbroeders te Thielt (1624-1933), 1933 K. Ravyts & P. Strnyve, Het Tieltse 1940-1945. B edreigd, bezet, bevrijd, 1995 Info pater Odilo en pater Fernand, 2006

275


Inhoud van de jaargang 39 f20081 nr. 1

R. Vanlandschoot, 1890-1896: een brandende tijd. Achtergronden Tieltse college­ jaren René De Clercq (1877-1932) blz. 3-41 J. Desmet, Dorpspolitiek op zijn Wakkens (1926-1927)

blz. 42-64

nr. 2

E. Bekaert, zeven decennia onderwijs in Dentergem, 1815-1884

blz. 67-154

nr. 3

J. Billiet, De Spaanse griep. Dé megadoder van 1918

blz. 159-180

L. Goeminne, Molenschatting van de windmolen en de watermolen van Dentergem in 1671 blz. 181-190 1. Demarrez, Een stukje familiekroniek rond de Paandermolen te Meulebeke blz. 191-204

nr. 4

J . Billiet, De vijf oorlogsjaren van soldaat Ursmar D’hondt: Verslag van een Oostrozebeekse vuurkruiser in de Eerste Wereldoorlog p. 207-236 K. Vervaeke, De Tieltse Universitaire Kring. Alias: de TUK van Gent ... ooit! p. 237-260 M. Braet, Eerste Ruiseleedse soldatenslachtoffers van augustus 1914. De Slag op de Zeven Zillen (18 augustus) en de herinneringen van Raymond Neirynck ( + 1964) p. 261-273 E. Verbeke, Een klok op de grond

p. 274-275

276


U itv a a rtc e n tru m

DHONDT & BOCKELANDT Begrafenissen - Crematies - Funérarium

Markegemstraat 70 8720 Wakken

d r u k k e r i j b

v

b

Tel. 056 60 22 47 Fax 056 60 98 70 desmetdhondt@pandora.be

a

Steunende leden 2008

(betaalden

30)

Daniël Biebuyck, Hervé Pauwels, Raphaël Bauwens, Michel Vanden Bulcke, Frans Vanderplaetse, Guy Vandenbulcke, Jan Himpe, Hannes Vanhauwaert, Eric Debusschere, D irk Mattelaer, Eddie Verbeke, D irk Herman, Christine De Zeure en Hein Samyn (allen u il Tielt) • Jelle De Rock en Luc Lefèvre (beiden uit Pittem) • Edelhart De Ruyck (Aalst] • Pedro Ketels (Lendelede) • Hubert Defour (Meulebeke) • Patrick Haesevoets (Diest) • Carlos Hoste (Harelbeke) • Frans Demeyer (Roeselare) • Jules Cannie (Wakken)

Beschermende leden 2008

(betaalden

40)

Luc Vanrenterghem, Frans Demarey, Silvère Van Bruwaene, Rudi De Brabandere, Michiel Van Daele en Julien Verbrugge (allen uit Tielt) • Jan Vandewynckel (uit Brugge) • Emmanuel Waûters (uit Gent) • Luc Taelman (uit Dentergem)


b v b a D r u k k e rij D e s m e t - D h o n d t , W a k k e n


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.