Concerttoelichting
Martha Argerich speelt Bartók 3
do 26 september 2024 • 20.15 uur vr 27 september 2024 • 20.15 uur
Een uur voor aanvang van het concert geeft Bart de Graaf een inleiding op het programma, toegang € 7,50. Kaartjes zijn aan de zaal te verkrijgen tegen pinbetaling. Voor Vrienden is de inleiding gratis.
Cover: New York, zicht op Liberty Island. Foto Reno Laithienne (Unsplash)
Blaník. Omslagillustratie door Antonín König voor de eerste uitgave van Smetana’s partituur (1894) Richard-Strauss-Institut
PROGRAMMA
dirigent Lahav Shani piano Martha Argerich
Joey Roukens (1982)
Con spirito, Ouverture voor orkest (2024) opdrachtwerk, wereldpremière
Béla Bartók (1881-1945)
Pianoconcert nr. 3 (1945)
• Allegretto
• Adagio religioso
• Allegro vivace
Pauze
Antonín Dvořák (1841-1904)
Symfonie nr. 9 in e, ‘Uit de Nieuwe Wereld’ (1893)
• Adagio. Allegro molto
• Largo
• Scherzo. Molto vivace
• Allegro con fuoco
Einde concert circa 22.20/16.20 uur
Vorige uitvoeringen door ons orkest:
Roukens Con spirito: wereldpremière
Bartók Pianoconcert nr. 3: okt 2023, piano
Kirill Gerstein, dirigent Lahav Shani (tournee)
Dvořák: Symfonie nr. 9: okt 2021, dirigent Edo de Waart
American Dream, Europese realiteit
Amerika heeft Europese componisten altijd tot de verbeelding gesproken. Dvořák ontdekte er de spirituals die hem inspireerden tot zijn Negende symfonie. Bartók componeerde er een pianoconcert waarin echo’s van Amerikaanse vogelzang doorklinken. Roukens schreef zijn Con spirito in Nederland, maar toch straalt ook dat gloednieuwe orkestwerk een optimisme uit dat typisch Amerikaans aandoet.
Spiegelpaleis
Hij houdt onder meer van Sweelinck, Stravinsky, Sibelius en John Adams. En van de Beach Boys, Keith Jarrett en techno - om nog te zwijgen van muziek waar veel van zijn collega’s hun neus voor ophalen, zoals filmmuziek of Jacques Offenbach. Kortom, Joey Roukens heeft een enorm gevarieerde smaak. Het resulteert in grootsteedse, Amerikaans gekleurde muziek met sterke Europese wortels, en daarmee trekt hij een breed publiek. Na het succes van zijn Symfonie uit 2021 schreef Roukens Con spirito voor het Rotterdams Philharmonisch Orkest, waarin hij zich deels op nieuw terrein begeeft. ‘Hedendaagse componisten hebben het verleerd om opgewekte, energieke muziek te schrijven,’ zegt hij. ‘Haydn, Weber en Poulenc waren er grootmeesters in, maar tegenwoordig wagen weinigen zich eraan. Het zal met de erfenis van het naoorlogse modernisme te maken hebben: muziek moest per se serieus en complex zijn. Maar ik wil het een keer proberen: gewoon een
vrolijk stuk dat niet flauw of oppervlakkig is.’ Energieke ritmes waren altijd al onderdeel van Roukens’ palet. Maar nooit eerder zocht hij zo’n dolzinnige sfeer, ‘als een kermis met een spiegelpaleis vol vervormde beelden’. Waarbij de grootste uitdaging was: hoe houd je het speels terwijl je wel de volle orkestmassa wilt benutten?
Enkeltje New York
Er moest veel gebeuren eer Béla Bartók zijn geliefde Hongarije de rug zou toekeren, maar in 1939 was het zover. Decennialang had hij de volksmuziek van zijn geboorteland (en buurlanden) gekoesterd; al zijn composities waren erop gebaseerd. Maar de liefde was niet wederzijds. Bartók werd in eigen land verguisd: te modern, en hij ‘heulde’ met andere culturen. Toen het land zich ook nog eens met de nazi’s allieerde, week hij uit naar New York, waar hij als pianist en etnomusicoloog een bestaan hoopte op te bouwen.
Dat werd een fiasco. Amerika zat niet te wachten op zijn grondige kennis van Balkanmuziek en evenmin op zijn eigenzinnige composities. Daarbij kwamen nog geheimzinnige ziekteverschijnselen die uiteindelijk - te laat - als leukemie werden gediagnostiseerd.
Ziedaar het decor waartegen Bartóks Derde pianoconcert ontstond - een wonderlijk mild stuk gezien zijn barre levensomstandigheden. Wat meespeelde was het plotselinge succes van zijn recente Concert voor orkest, waarmee hij eindelijk in Amerika erkenning verwierf.
Daarnaast kwam het bijna neoklassieke idioom van dit werk niet echt uit de lucht vallen; zelfs Bartóks meest modernistische stukken hebben
een klassieke of zelfs barokke architectuur. Bartóks hints naar Balkanmuziek manifesteren zich het sterkst in de hoekdelen. Maar het zwaartepunt ligt in het middendeel met het voor de atheïst Bartók opmerkelijke aanduiding ‘Adagio religioso’. Het is een subtiele verwijzing naar het Heiliger Dankgesang eines Genesenden an die Gottheit (‘Heilig danklied van een herstellende zieke aan de godheid’) uit Beethovens Strijkkwartet op. 132, waarvan de melodie kort geciteerd wordt. Logischerwijs fleurde Bartók op bij elke verbetering van zijn fysieke toestand, hoe tijdelijk ook. En de ‘nachtgeluiden’, zo’n vast element in zijn composities, klinken nu eens troostend in plaats van angstaanjagend. Ze ontsproten dan ook ditmaal niet aan Bartóks altijd wat navrante fantasie, maar aan vogelzang die hij tijdens zijn laatste zomervakantie getranscribeerd had.
Retourtje New York
Het contrast kon niet groter zijn: Antonin Dvořák, de ooit provinciale componist uit de periferie van het Europese muziekleven, groeide uit tot een internationale vedette die zijn muzikale vlag in New York plantte. Althans, dat was de bedoeling van muziekschoolhoofd Jeanette Thurber; ze nodigde Dvořák in 1892 uit om jonge Amerikaanse componisten te helpen met de ontplooiing van hun nationale identiteit. Tenslotte had die in Tsjechië gedemonstreerd hoe je volksmuziek kon verzilveren tot ‘hogere kunst’.
Voor Dvořák was New York een openbaring. Hij schreef het thuisfront enthousiast over de ‘Indianenmuziek’ die hij op een theatershow hoorde. Nog indrukwekkender vond hij de zwarte muziek; gospel en spirituals konden volgens hem de basis vormen van ‘een grote, waardige Amerikaanse school’.
Uiteindelijk was Dvořák in Amerika evenzeer leerling als docent; de volksmuziek waarmee
hij er kennismaakte kleurde een aantal van zijn eigen composities uit die periode, de Negende symfonie voorop.
Diep gaat die Amerikaanse invloed niet; de vorm, het klankbeeld en de muzikale zinsbouw van de Negende is nog altijd volop Europees. Zo begint het stuk met een pianissimo-inleiding, gevolgd door een robuust thema en een teder antwoord daarop: sinds Beethoven een typisch Europees-romantische openingszet.
Wel maakt Dvořák plotseling veelvuldig gebruik van de pentatonische toonladder (zeg: de zwarte toetsen van de piano) die hij in Amerika oppikte; die komt wereldwijd voor in traditionele muziek, maar was voor hem iets nieuws.
Dvořák schreef het thuisfront enthousiast over de ‘Indianenmuziek’ die hij op een theatershow hoorde
Nergens citeert Dvořák bestaande volksdeuntjes, al klinken ze soms wel zo. Een fraai voorbeeld is te horen in het tweede deel, waar de althobo een gospel-achtige melodie speelt. Dvořáks leerling William Fisher bouwde die melodie uit tot het lied Going Home , dat een favoriet werd van religieus (zwart) Amerika.
Ook het derde deel is een hybride: het vinnige beginmotief is weer zo’n Beethoven-achtige klaroenstoot, maar volgens Dvořák zelf schreef hij dit deel nadat hij de beschrijving van een ‘wilde Indianendans’ had gelezen. Toen de symfonie later ‘thuis’ in Praag werd uitgevoerd vonden zijn landgenoten juist dit deel het meest Tsjechisch klinken. Slavisch klinkt ook de bijna Tsjaikovski-achtige, melancholieke Finale. Hier hoor je hoezeer Dvořák, ondanks alle prachtige indrukken, in Amerika gekweld werd door heimwee.
Michiel Cleij
Lahav
Shani • chef-dirigent
Geboren: Tel Aviv, Israël
Huidige positie: chef-dirigent Rotterdams
Philharmonisch Orkest; music director Israel Philharmonic Orchestra; toekomstig chefdirigent Münchner Philharmoniker (vanaf 2026)
Eerder: vaste gastdirigent Wiener Symphoniker
Studie: piano aan de Buchmann-Mehta School of Music Tel Aviv; piano en directie aan de Hochschule für Musik ‘Hanns Eisler’ Berlijn; mentor: Daniel Barenboim
Doorbraak: 2013, na het behalen van de eerste prijs van het Gustav Mahler Dirigentenconcours in Bamberg
Daarna: gastdirecties Wiener Philharmoniker, Berliner Philharmoniker, Gewandhaus Orchester, Münchner
Philharmoniker, Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks, London Symphony Orchestra, Boston Symphony Orchestra, Chicago Symphony Orchestra, Philadelphia Orchestra, Koninklijk Concertgebouworkest
Debuut Rotterdams Philharmonisch: 2016
Martha Argerich • Piano
Geboren: Buenos Aires, Argentinië
Studie: bij Friedrich Gulda in Oostenrijk; Arturo Benedetti Michelangeli, Stefan Askenase
Prijzen: Internationaal Muziekconcours
Genève (1957); Ferruccio Busoni Concours
Bolzano (1957); Praemium Imperiale-prijs (2005), Kennedy Center Honor (2016)
Doorbraak: 1965, met het winnen van het Internationaal Frederick Chopin Concours in Warschau
Daarna: gesoleerd bij alle grote orkesten over de hele wereld
Kamermuziekpartners: onder meer pianisten Stephen Kovacevich, Nicolas Economou (†), Nelson Freire (†) en Alexandre Rabinovich, violist Gidon Kremer, cellist Mischa Maisky Festivals: erevoorzitter International Piano
Documentaire: Martha Argerich – Evening Talk 2002
Debuut Rotterdams Philharmonisch: 1969
Orkestleden Agenda
do 3 oktober 2024 • 20.15 uur
dirigent Joana Mallwitz
piano Leif Ove Andsnes
Prokofjev Ouverture Oorlog en vrede
Rachmaninoff Derde pianoconcert
Hindemith Symfonie Mathis der Maler
Ravel La valse
vr 11 oktober 2024 • 20.15 uur
dirigent John Adams
vocalisten i.s.m. Koninklijk Conservatorium
Andriessen De Staat
Adams Harmonielehre
do 17 oktober 2024 • 20.15 uur
vr 18 oktober 2024 • 20.15 uur
zo 20 oktober 2024 • 14.15 uur
dirigent Stanislav Kochanovsky
Tsjaikovski Derde suite
Rimski-Korsakov Sheherazade
vr 1 november 2024 • 20.15 uur
zo 3 november 2024 • 14.15 uur
dirigent Stéphane Denève
piano Marie-Ange Nguci
Boulanger D’un matin de printemps
Saint-Saëns Tweede pianoconcert
Ravel/Visman Gaspard de la nuit (wereldpremière)
Stravinsky De vuurvogel (suite 1919)
Help ons met uw review
Hebt u een momentje? U helpt ons door een Google review achter te laten. Het kost u één minuut: scan de onderstaande
QR-code en laat weten wat u van ons orkest vindt.
Dank u wel!
Chef-dirigent
Lahav Shani
Eredirigent
Yannick Nézet-Séguin
Vaste gastdirigent
Tarmo Peltokoski
Eerste viool
Marieke Blankestijn, concertmeester
Quirine Scheffers
Hed Yaron Meyerson
Saskia Otto
Arno Bons
Rachel Browne
Maria Dingjan
Marie-José Schrijner
Noëmi Bodden
Petra Visser
Sophia Torrenga
Hadewijch Hofland
Annerien Stuker
Alexandra van Beveren
Marie Duquesnoy
Tweede viool
Charlotte Potgieter
Frank de Groot
Laurens van Vliet
Elina Staphorsius
Jun Yi Dou
Bob Bruyn
Eefje Habraken
Maija Reinikainen
Babette van den Berg
Melanie Broers
Tobias Staub
Sarah Decamps
Altviool
Anne Huser
Roman Spitzer
Galahad Samson
José Moura Nunes
Kerstin Bonk
Janine Baller
Francis Saunders
Veronika Lénártová
Rosalinde Kluck
León van den Berg
Olfje van der Klein
Jan Navarro
Cello
Emanuele Silvestri
Joanna Pachucka
Daniel Petrovitsch
Mario Rio
Eelco Beinema
Carla Schrijner
Pepijn Meeuws
Yi-Ting Fang
Contrabas
Matthew Midgley
Ying Lai Green
Jonathan Focquaert
Robert Franenberg
Harke Wiersma
Arjen Leendertz
Ricardo Neto
Javier Clemen Martínez
Fluit
Juliette Hurel
Joséphine Olech
Manon Gayet
Fluit/piccolo
Beatriz Da Baião
Hobo
Karel Schoofs
Anja van der Maten
Hobo/althobo
Ron Tijhuis
Klarinet
Julien Hervé
Bruno Bonansea
Alberto Sánchez García
Klarinet/ basklarinet
Romke-Jan Wijmenga
Fagot
Pieter Nuytten
Lola Descours
Marianne Prommel
Fagot/ contrafagot
Hans Wisse
Hoorn
David Fernández Alonso
Felipe Freitas
Wendy Leliveld
Richard Speetjens
Laurens Otto
Pierre Buizer
Trompet
Alex Elia
Adrián Martínez
Simon Wierenga
Jos Verspagen
Trombone
Pierre Volders
Alexander Verbeek
Remko de Jager
Bastrombone
Rommert Groenhof
Tuba
Hendrik-Jan Renes
Pauken/slagwerk
Danny van de Wal
Ronald Ent
Martijn Boom
Adriaan Feyaerts
Harp
Charlotte Sprenkels