Programmaboek Gergiev Festival 2021

Page 1

2021

PROGRAMMA


INLEIDING

GERGIEV FESTIVAL 2021 ‘We hebben de afgelopen 25 jaar gezien hoe opgewonden het publiek hier kan raken als we iets bijzonders doen. Dat is en blijft ongelooflijk waardevol’ - Valery Gergiev

Stel, je maakt een ochtendwandeling door Sint-Petersburg. Je loopt langs de Kerk van de Verlosser van het Bloed, de kleurrijke uivormige koepels schitteren in de ochtendzon. Russisch Orthodox gezang klinkt uit de kelen van tientallen gelovigen. Iets verderop, uit een open raam op de nog rustige Nevski Prospekt, waaien flarden pianomuziek en verderop oefent een student aan een van de vele conservatoria haar aria’s. Sla in zuidwestelijke richting een dwarsstraat in en je komt oog in oog met het stralend groene Mariinsky Theater, het belangrijkste van de ruim honderd theaters die Sint- Petersburg rijk is. Grote kans dat Pique Dame of Jevgeni Onjegin op het affiche prijkt, en de repetities reeds in volle gang zijn. Sint-Petersburg is een onbetwiste hoofdstad in de muziekgeschiedenis. Carrières van Glinka, Tsjaikovski en Sjostakovitsj werden er gemaakt. Al kwam het toegegeven langzaam op gang: Catherina de Grote gaf in de 18e eeuw een belangrijke impuls aan het muziekleven, maar het was wachten op beter muziekonderwijs, grootse orkesten, een kennerspubliek. Pas met de opening van het Mariinsky Theater in 1860 raakte de Russische muziektraditie goed op stoom, om in de decennia daaropvolgend met de beroemde opera’s en balletten van Tsjaikovski een hoogtepunt te bereiken. Valery Gergiev, geboren in Ossetië, sinds 1988 algemeen directeur van het Mariinsky Theater, beschouwt Sint-Petersburg als zijn eerste thuis. Maar zegt hij daar direct bij: ‘Rotterdam is my second home.’ En een beter bewijs dan maar liefst 25 edities van zijn Rotterdam Philharmonic Gergiev Festival is daar niet voor te bedenken. Toepasselijk dus dat dit jubilerende festival nu Gergievs thuisbasis Sint-Petersburg centraal stelt en de beide steden symbolisch samenbrengt. Rode draad is de muziek van Tsjaikovski, de componist die

Sint-Petersburg met zijn muziek definitief op de culturele wereldkaart zette. Een tweede thema vormt de tegenstelling ‘schijn en werkelijkheid’. Want ga maar na: hoe waarachtig is eigenlijk de schone schijn waarmee de stad Sint-Petersburg zich aan ons presenteert op onze zonnige ochtendwandeling? En welke vergelijkbare geheimen gaan er schuil in de muziek? In Nevski Prospekt, de muziektheatervoorstelling van Willem Bruls naar het verhaal van Gogol, herbergt de stralende boulevard verleidelijke gevaren die tenminste één van de twee hoofdpersonen het leven kost. En Bruls ziet meer ambiguïteit in de festivalprogrammering: ‘Er worden deze week aria’s gezongen uit Tsjaikovski’s opera Pique Dame, waarin de hoofdpersoon Hermann niet in staat is om de werkelijkheid te zien vanwege zijn obsessies. Hij is bezeten door het kaartspel en door een mysterieuze gravin, de Schoppenvrouw, die het geheim van het kaartspel bezit. De Russisch-Nederlandse componist Alfred Momotenko liet zich voor zijn wereldpremière Madame en Noir op zijn beurt inspireren door die gravin. Verbeelding speelt eveneens een rol in Sjeherazade, het symfonisch gedicht van Rimski-Korsakov, dat is gebaseerd op de Vertellingen van 1001-Nacht. De mooie Sjeherazade weet haar eigen leven te behouden door de brute Sjariar elke avond een nieuw sprookje te vertellen. Verbeelding als middel om ons van de werkelijkheid te redden...’ Verborgen krachten van de partituur blootstellen aan het podiumlicht, het is een van de specialiteiten van Valery Gergiev. Ik wens u een festival toe waarin elke wens werkelijkheid wordt. Floris Don, artistiek coördinator


INHOUDSOPGAVE GERGIEV FESTIVAL 2021

06

08

13

FESTIVAL PROGRAMMA

INTERVIEW PETER VAN LAARHOVEN

W0E 15 SEPTEMBER

14

16

18

DO 16 SEPTEMBER

GERGIEV EN SJOSTAKOVITSJ’ EERSTE

VR 17 SEPTEMBER

20

22

24

MARIINSKY: MADE IN ST PETERSBURG

ZA 18 SEPTEMBER

SERENADE MET GERGIEV

28

30

32

GERGIEV EN DE PATHÉTIQUE

25-JARIG JUBILEUM

ZO 19 SEPTEMBER


FESTIVALPROGRAMMA 15

SEPT

15 T/M 19 SEPTEMBER

19.20 UUR

19.30 UUR

FILM: RUSSIAN ARK

MIS VAN STRAVINSKY

16.00 UUR

20.15 UUR

22.30 UUR

DE DOELEN | JURRIAANSE ZAAL

DE DOELEN | GROTE ZAAL

DE DOELEN | JURRIAANSE ZAAL

LANTARENVENSTER, ROTTERDAM

LAURENSKERK ROTTERDAM

WO

16

SEPT

NEVSKI PROSPEKT

DO

17

SEPT

SEPT

16.00 UUR

20.15 UUR

LAURENSKERK ROTTERDAM

DE DOELEN | GROTE ZAAL

RUSSISCHE KOORZANG

MARIINSKY: MADE IN ST PETERSBURG 19.15 uur | Inleiding door Willem Bruls | Jurriaanse Zaal

11.00 UUR

MUZIEK VOOR CATHARINA DE GROTE

VRIJDAGAVONDSALON: STRIJKKWARTETTEN

DE DOELEN | JURRIAANSE ZAAL

16.00 UUR

17.00 UUR

20.15 UUR

DE DOELEN | JURRIAANSE ZAAL

DE DOELEN | GROTE ZAAL

DE DOELEN | STUDIO DE DOELEN

DE DOELEN | GROTE ZAAL

NEVSKI PROSPEKT

ZA

19

13.15 UUR

15.00 UUR

DE DOELEN | GROTE ZAAL

DE DOELEN | GROTE ZAAL

PETER EN DE WOLF

22.30 UUR

14.00 UUR

ARMINIUSKERK ROTTERDAM

SEPT

BONSAI PANDA

19.15 uur | Inleiding door Willem Bruls | Jurriaanse Zaal

VR

18

GERGIEV EN SJOSTAKOVITSJ’ EERSTE

SERENADE MET GERGIEV

INTERVIEW ARTHUR JAPIN

GERGIEV EN DE PATHÉTIQUE 19.15 uur | Inleiding door Willem Bruls | Jurriaanse Zaal

PETER EN DE WOLF

ZO

06

Benieuwd naar het interview van Arthur Japin? Scan de QR code of ga naar: rpho.nl/japin

07


VERBIJSTERENDE AANTALLEN PETER VAN LAARHOVEN BRENGT VALERY GERGIEV’S CARRIÈRE IN KAART

Dus heb ik hem tot in Japan zien optreden, waarbij ik die bezoeken ook weleens heb kunnen combineren met mijn werk. Ik kom vaker in London, St. Petersburg, Milaan, München, Brussel, Antwerpen, Dortmund, Essen en onlangs was ik in het Finse provinciestadje Mikkeli. Daar hebben ze hetzelfde probleem als waar ze in Rotterdam mee te kampen hebben: het Festival wordt steeds korter omdat Gergiev steeds drukker wordt. In Mikkeli is hij min of meer toevallig in 1993 voor het eerst met dat festival begonnen. Maar ook daar duurde het in het begin soms twee weken. Dan dirigeerde hij opera’s en kwamen er mensen uit heel Finland.

Gergiev-volger Peter van Laarhoven is zeker niet de eerste wiskundige die aan muziek verslingerd is. Maar van Laarhoven is ook verslaafd aan getallen en bij Gergiev zijn die ‘flabbergasting’ vindt hij: ‘Toen ik las dat Gergiev zeker 250 keer per jaar dirigeert wilde ik weten of dat nu echt zo is.’ Dus legde van Laarhoven een database aan met het doel de volledige carrière van deze muzikale megaster in kaart te brengen. Correctie ‘Gergiev dirigeerde in 1987 voor het eerst in Nederland bij het Radio Symfonie Orkest, maar ik zag hem voor het eerst in 1989 tijdens de Sjostakovitsj cyclus waarbij, verspreid over drie seizoenen, alle 15 symfonieën in de VARA Matinee klonken. Destijds overigens niet uitsluitend gedirigeerd door Gergiev. Yevgeni Svetlanov en zijn USSR Staatssymfonieorkest deed de Vijfde en Chailly en het Concertgebouworkest deed de Veertiende. Ook moest hij zich enkele keren laten vervangen. Dus toen de maestro in 2010 in Wenen (en later overigens ook in Parijs) alle symfonieën dirigeerde en daarbij aankondigde dat hij ze voor het eerst compleet in Amsterdam gedirigeerd had, moest ik hem toch even corrigeren...’ Gergiev Festival ‘Mijn eerste bezoek aan het Gergiev festival was pas in 2001. Toen was het festival al een stuk korter dan in de jaren daarvoor. 08

Als ik nu die programma’s van de eerste festivals zie heb ik er spijt van dat ik die niet heb bijgewoond. Maar ja, ik was druk aan het werk, veel op reis, dus ik kon er lang niet altijd bij zijn. Maar die eerste keer in 2001 was meteen memorabel: Gergiev zat na de aanslagen op het WTC van 9 september vast op de luchthaven van Los Angeles. Op zaterdag stond de opera Lady Macbeth van Sjostakovitsj gepland, dus Maxim Sjostakovitsj, die de tweede voorstelling zou dirigeren, zou ook de eerste overnemen, maar kort voor het concert werd aangekondigd dat Gergiev geland was. Hij was met een auto van Californië naar Mexico gereden en had van daaruit zijn weg naar Amsterdam gevonden en hij zou toch zelf dirigeren, alleen zou het concert 3 kwartier later beginnen.’ Op reis ‘Pas sinds 2008 ben ik echt naar alle festivalconcerten gegaan. Bovendien komt hij nu vrijwel ieder seizoen naar zowel het Rotterdams Philharmonisch als het Concertgebouworkest. Daar ga ik altijd heen. Bovendien heb ik inmiddels een aantal mensen leren kennen die ook af en toe op reis gaan om hem te zien. Dat doe ik sinds een jaar of tien ook.

De laatste jaren duurde het festival nog vier dagen, maar dit jaar betrof het slechts één weekend, al gaf hij wel drie concerten - op zaterdag, zondagochtend en zondagavond. Daarnaast hadden ze nog een bijprogramma met ballet en recitals buiten zijn medewerking. Zaterdagavond was een beetje vreemd concert, maar ook daar moet je als Gergievfanaat niet voor terugschrikken: Gergiev is een voetballiefhebber en Rusland speelde die avond in de kwartfinale van het Wereldkampioenschap voetbal. Die wedstrijd begon om 21:00 uur. Het concert begon om 19:00, dus ik dacht: ‘Nou, misschien redt hij dat net.’ En ja, het concert begon ook vrijwel op tijd. Wat heel bijzonder is, want normaal gesproken begint hij daar minstens een halfuur te laat. Maar dit concert ging om acht minuten over zeven van start met Prélude à l’Après Midi d’un Faune van Claude Debussy gevolgd door hoogtepunten uit Pelléas et Mélisande. Zelf vind ik dat nu niet de meest spannende muziek — en zeker niet als het niet geënsceneerd is. Maar die selectie kabbelde meer dan een uur achter elkaar door en dus was het al kwart over acht toen de pauze begon. Na de pauze stond Richard Strauss‘ Alpensymfonie op het programma. Ik schoot bij het begin bijna in de lach, want het ging in een noodtempo, iets meer dan veertig minuten. Echt bijna tien minuten minder dan de kortste uitvoeringen op YouTube! Laten we zeggen het was wel mooi, maar een beetje snel.

Na het concert ging Gergiev backstage en stond Rusland met 1-0 voor, dus kwam hij toch even snel terug voor een toegift, maar tijdens die toegift keerde het tij en werd het 1-1. En toen we hem na afloop van het concert zagen, was zijn aandacht volledig gericht op de televisie. Uiteindelijk zou hij gaan dineren en een lange avond afsluiten bij het traditionele Black Sauna Event, waarvoor ik ook was uitgenodigd. De baas van het festival stuurde Gergiev voortdurend zenuwachtig berichtjes: “Wanneer kom je?” maar op een gegeven ogenblik kwam er geen antwoord meer: Rusland had verloren. Om één uur was hij er nog niet. Toen ben ik maar naar mijn hotel teruggegaan. Uiteindelijk bleek hij om twee uur licht instabiel te zijn aangekomen en om vier uur naar zijn Datsja te zijn gebracht. Maar nu komt het — en dat is typisch Gergiev: om 12:00 uur de volgende ochtend stond het volgende concert gepland. En wat zie je dan: hoe uitgeputter hij is, hoe beter hij dirigeert... We hebben in St. Petersburg een complete Ring des Nibelungen van Wagner gezien en die begon met Das Rheingold. Toen had hij de avond tevoren in Parijs gedirigeerd, ‘s nachts gevlogen, niet geslapen en het was fan-tas-tisch! Gergiev haalt zijn energie uit de muziek.’ ‘In Mikkeli speelde hij na een praktisch doorwaakte nacht om 12:00 uur ‘s middags dus een fantastische Shéhérazade van Rimski-Korsakov, vooraf gegaan door Sibelius’ toneelmuziek bij Pelléas en Mélisande, die Gergiev overigens nog nooit gedirigeerd had. Ook dat is karakteristiek. Hij kan de meest fantastische resultaten neerzetten met een minimum aan eigen studie. Vorig jaar was het zelfs zo bont dat hij Sibelius’ Lemminkainen Suite voor het allereerst deed. Stuurt Gergiev op de dag van het concert ´s middags een berichtje naar één van de mensen van het festival: “Heb je toevallig een cd met die muziek voor me?” En wat gebeurt er? Ze repeteren dat een keertje en het klinkt direct.’

09


‘Bij Gergiev is de live ervaring altijd weer spannend: soms is het mind-blowing en af en toe is het verschrikkelijk.’ - Peter van Laarhoven

Bizarre aantallen ‘Bij Gergiev is de live ervaring altijd weer spannend: soms is het mind-blowing en af en toe is het verschrikkelijk. Om tien voor vijf landen en om tien over vijf op de bok om Wagners Siegfried te dirigeren, zonder repetitie en het was geweldig. Soms is hij gewoon humeurig — en dat kun je meestal al zien als hij het podium opkomt. Maar als hij zijn Russische kernrepertoire dirigeert, dan kan het bijna niet stuk. Mijn fascinatie met Gergiev komt voor een belangrijk deel voort uit die bizarre aantallen concerten die hij geeft. Toen ik las dat hij 250 keer per jaar dirigeert, wilde ik weten of dat nu echt zo is. Ik heb nu een bestand waar 7.100 concerten in staan (inmiddels (2021) meer dan 8.000) en ik heb al eens uitgerekend dat als hij nog tien jaar in dit tempo doorgaat hij de tienduizend concerten nog haalt. Ik denk dat hij die bizarre schema’s draait omdat zijn vader de vijftig niet haalde en hij zoiets heeft van: ik prop mijn leven vol tot het glas leeg is. Maar juist doordat hij dat doet, vergroot hij de kans dat hij er een keer aan onderdoor gaat.

10

Je moet nagaan: hij is nu 65. Als ik hem tijdens zijn festivals volg, dan ben ik soms al kapot, maar ik zit alleen maar in de zaal: hij staat op het podium... En dat gaat maar door en door. Afgelopen maand op het Witte Nachtenfestival in St. Petersburg stond hij avond aan avond te dirigeren en warempel zit er op een gegeven ogenblik ineens een avond tussen waarop het lijkt alsof Gergiev niets heeft. Maar dat is schijn, want ondertussen vliegt de maestro even op en neer naar Saoedi Arabië om daar met het Mariinsky weer een nieuw complex te openen.’ Informatie verzamelen ‘Ik ben vanaf 2001 gaan proberen bij te houden wat hij nu allemaal dirigeerde. In 2012 dirigeerde hij 25 jaar in Nederland, dus maakte ik een boekje met daarin al zijn concerten in ons land. Dat was nog niet zo ingewikkeld, want ik heb bijvoorbeeld alle seizoensoverzichten van het Rotterdams Philharmonisch Orkest bewaard. Toch zijn er best wel een paar tricky zaken: Gergiev heeft in Paradiso bijvoorbeeld het Nederlands Blazers Ensemble gedirigeerd, zo valt te lezen in het archief van de Telegraaf. In elk geval presenteerde ik vol trots mijn boekje aan hem. Hij keek er vergenoegd naar, maar op een gegeven ogenblik zei hij: ‘Dit klopt niet... maar dat kun je vast wel navragen.’ Hij duidde op een concert waarbij hij in 1991 de Deutsch-Sowjetische Junge Philharmonie in het Concertgebouw zou hebben gedirigeerd. Een orkest dat door hem en Justus Frantz was opgericht om de jeugd uit beide landen bij elkaar te brengen. Ik schreef dus naar de VARA matinee en na enige tijd ontving ik antwoord. Die tournee was inderdaad niet doorgegaan omdat de Sovjetunie uit elkaar viel.’

Poetin ‘Als het op Gergiev’s politieke standpunten aankomt denk ik weleens: ‘Man, dit is niet handig.’ Maar Gergiev is een Rus en in de ogen van de Russen heeft Poetin Rusland weer op de kaart gezet. Dus is het eigenlijk een beetje naïef van ons om te verwachten dat hij publiekelijk afstand gaat nemen. Niet alleen omdat het hem schaadt, of, erger nog, de tweeduizend mensen die bij het Mariinsky werken, maar ook omdat hij oprecht meent dat Poetin een zegen voor Rusland is. En dan zie je al snel één en ander door de vingers. Gergiev meende bijvoorbeeld dat die beruchte Russische anti-homo wet eigenlijk tegen pedofielen gericht was. En daar vertelt hij dan een heel verhaal over. En de kranten pakken dat op alsof Gergiev een staatsman is. Ik snap het, maar soms zou hij beter zijn mond kunnen houden. Aan de andere kant: hij is Gergiev, dus zo langzamerhand zijn kritische vragen of protesten — niet alleen in de gemeenteraad in Rotterdam, maar ook in Londen of New York — een deel van de folklore rondom zijn concerten geworden.’ IJzersterk geheugen ‘Gergiev heeft een ijzersterk geheugen. Ik liet hem een poster van een concert in Roemenië in 1985 zien. Toe zei hij: “Wait, wait, don’t show me...” En vervolgens lepelt hij het hele programma op dat hij daar had gespeeld. De informatie waarop ik de database baseer haal ik overal en nergens vandaan. Er zijn natuurlijk ensembles en orkesten die hun complete geschiedenis online hebben, zoals de Wiener Philharmoniker, het Concertgebouworkest, de New York Philharmonic, de Metropolitan Opera, waar hij heel veel gedirigeerd heeft. Ik heb talloze orkesten aangeschreven en ook kun je heel veel uit krantenarchieven opdiepen (die staan soms ook online). En dan zijn er artiesten met wie hij gespeeld heeft — tot de meest obscure Russische pianisten aan toe van wie ik warempel nog een mailadres vond.

En ik ben na veel vijven en zessen twee keer toegelaten tot de archieven van het Mariinsky Orkest en daar hebben ze alles, maar alleen op papier. Dus ik heb al die jaaroverzichten doorgewerkt. Alleen ze hebben daar geen overzicht van wat hij in het buitenland gedirigeerd heeft. Zijn secretaresse noteert slechts: “twee weken Duitsland” en dat is het dan.’ Wereldpremières ‘Gergiev heeft minstens honderd wereldpremières gedirigeerd, maar ik zou niet weten wanneer hij zou hebben moeten studeren. Misschien tijdens lange vluchten? Misschien doet hij dat in zijn vakantie? Misschien ook heeft hij vanwege zijn onwaarschijnlijke geheugen uitermate weinig tijd nodig. Ik weet in elk geval zeker dat hij er niet voor terugschrikt om iets vanuit de partituur te dirigeren. Natuurlijk wordt het orkest gerepeteerd, dus die kennen het. En hij kent het misschien meer of minder, wie zal het zeggen.’ Tijd te kort ‘Inmiddels — zo hoorde ik van Chris Minev, baas van de Mariinsky Foundation — gebruikt Gergiev mijn database ook zelf. Wat ik alleen echt heel graag zou willen is een uur tijd om met hem samen de losse eindjes door te nemen. Maar ja, een uur uit Gergiev’s agenda, dat krijg je echt niet zomaar. Hij heeft een paar keer gezegd: “We need a long dinner...” Maar het is er vooralsnog nooit van gekomen. Hij is echt non-stop bezig!’ Elger Niels

Inmiddels heeft Peter vorig jaar anderhalf uur van de Maestro gekregen (tijdens de lockdown, via FaceTime) en zo de puntjes op de i kunnen zetten. Zijn overzicht (ruim 600 pagina’s) is tijdens het Gergiev Festival voor €40 te koop aan de Vriendenbalie; de opbrengst komt geheel ten goede aan het Festival.

Meer lezen over Valery Gergiev en het Festival? Scan de QR code of ga naar: rpho.nl/gfextra

11


15

SEPT WO

19.30 UUR

MIS VAN STRAVINSKY

LAURENSKERK | ROTTERDAM Laurens Collegium o.l.v. Wiecher Mandemaker Sweelinck Te Deum Sweelinck Oraison Dominicale Stravinsky Pater Noster Tschaikowsky Chrysostomos-Liturgie Op. 41 2. Gospodi, pomiluj 3. Priidite, poklonimsja 6. Ize Cheruvimy 9. Milost’ mira 15. Blagosloven grjadyj Stravinsky Ave Maria Sweelinck Regina coeli Stravinsky Mis

check dedoelen.nl

Het Laurens Collegium voert de luisteraar mee door de klankwerelden van de Amsterdammer Jan Pieterszoon Sweelinck (1562 – 1621), die vierhonderd jaar geleden overleed en geldt als de belangrijkste componist uit de Nederlanden van de late renaissance en de vroege barok, en de vijftig jaar geleden overleden Rus Igor Stravinsky (1882-1971), de invloedrijkste componist uit de twintigste eeuw. Naast protestants georiënteerde psalmen schreef Sweelinck zevenendertig katholieke motetten op Latijnse teksten, de Cantiones sacrae, die verschenen in 1619. Daartoe behoort ook het Te Deum, een plechtige lofzang op God. Zijn Oraison Dominicale is een zetting van het Onze Vader op Franse tekst. Sweelincks Regina coeli is een beknopt loflied op de ‘hemelskoningin’. In Sacre du Printemps verklankte Stravinsky zijn liefde voor heidense taferelen, maar hij voelde ook affiniteit met de rituelen van de Russisch-orthodoxe kerk. Hij was een bewonderaar van Tsjaikovski’s Liturgie, waarin net als in zijn Pater Noster eeuwenoude Russisch-orthodoxe gezangen doorklinken.

Meer lezen? Scan de QR code of ga naar: rpho.nl/stravinsky 13


16.00 UUR

16

NEVSKI PROSPEKT wereldpremière

SEPT

DE DOELEN | JURRIAANSE ZAAL

DO

regie Willem Bruls beeld Evert de Cock actrice Loes Wouterson piano Mengjie Han en Rembrandt Frerichs In deze op Gogols novelle Nevski Prospekt (1835) gebaseerde productie raken twee jonge mannen, die elkaar op de Nevski Prospekt ontmoeten, in de ban van de liefde: Piskarjov is een hopeloos romantische student, die een mooie jonge vrouw het hof wil maken, maar ontdekt dat zij een prostituée is. Omdat hij zijn geïdealiseerde beeld niet kan opgeven, droomt hij van haar zoals hij wil dat ze zou zijn. De nuchtere officier Pirogov jaagt een mooie blonde Duitse vrouw na, die getrouwd blijkt te zijn. Pas na een flink pak slaag komt hij bij zinnen. Beide mannen jagen een schim na. De een ondergaat dat tragisch, de ander gelaten. Op twee historische vleugels wordt het karakter van de mannen uitgediept op muziek van Sjostakovitsj (Piskarjov) en geïmproviseerde muziek (Pirogov). Beide vrouwen trekken hun eigen plan. Nevski Prospekt confronteert ons met de vraag in hoeverre ook wij onze gedroomde projecties met de werkelijkheid verwarren.

20.15 UUR

GERGIEV EN SJOSTAKOVITSJ’ EERSTE DE DOELEN | GROTE ZAAL

De orkestminiatuur Madame en noir – opgedragen aan Valery Gergiev – zal uiteindelijk terechtkomen in het omvangrijkere Cortège démoniaque de nuit, waarin Alfred Momotenko-Levitsky twee uitersten schetst: het nachtelijk leven (feestelijk, roekeloos, demonisch) tegenover het apathische leven overdag (de inzinking na de nacht). Het festivalthema ‘Sint-Petersburg’ in volle glorie: de oneindige rijkdom van de hoofdstedelijke aristocratie versus het gezapige leven van de plattelandsadel, die de wijdverspreide bureaucratie vermijdt en met het ‘gewone’ leven niets te maken wil hebben. Tjsaikovski ballet Notenkraker (1892) is gebaseerd op het sprookje ‘De notenkraker en de muizenkoning’ van Ernst Hoffman, dat zich afspeelt rond de kerstboom. Maar de schitterende balletmuziek die Tsjaikovksi erbij schreef, spreekt ook als ‘orkestsuite’ nog altijd tot de verbeelding. De Eerste symfonie (1925) van Sjostakovitsj is zijn afstudeerwerk. Veel kenmerken van zijn latere symfonieën – de soms rijke, soms juist kale orkestratie, de gelaagdheid, vol romantiek, sarcasme en bombast – zijn tot zijn Eerste symfonie herleidbaar.

19.15 uur | Inleiding door Willem Bruls | Jurriaanse Zaal

Rotterdams Philharmonisch Orkest dirigent Valery Gergiev Alfred Momotenko-Levitsky (1970) Madame en Noir (2020, wereldpremière) Pjotr Iljitsj Tsjaikovski (1840-1893) Notenkraker Suite nr.1 op.71a (1891-92) I Overture miniature II karakterdansen: Mars Dans van de suikerfee Trepak (Russische dans) Arabische dans Chinese dans Dans van de rietfluitjes III Bloemenwals

Pauze Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975) Symfonie nr.1 in f klein, op.10 (1924-25) I Allegretto II Allegro III Lento IV Allegro molto; lento

Dit concert wordt live uitgezonden door de NTR op NPO Radio 4.

Lees de toelichting op dit concert op pagina 16.

14

Meer informatie over de voorstellingen of biografieën? Scan de QR code of ga naar: rpho.nl/gfdonderdag

22.30 UUR

BONSAI PANDA première

DE DOELEN | JURRIAANSE ZAAL trombone/synth Louk Boudesteijn gitaren Jelle Roozenburg rieten David Kweksilber hoorn & trompet Romain Bly drums Jimmi Hueting

Koorleden Bonsai Panda: soprani Sterre Konijn & Anna Rune alti Fanny Alofs & Lucy Woodward tenori Joost van Velzen & René Veen bassi Joep van Geffen & Erks Jan Dekker

Eind 2019 werd Bonsai Panda uitgenodigd om te spelen tijdens het Gergiev Festival 2020. Een enorme eer voor het ensemble dat meer uit de jazz-hoek komt maar wel enorm beïnvloed is door de grote componisten van de 20e eeuw. Ze kregen de vraag of het festivalthema ‘St. Petersburg’ in een compositie te verwerken. Omdat Leningrad gaat over een belegering door “kracht van buitenaf”, worstelden we met het thema omdat wat mensen in tijd van oorlog hebben meegemaakt voor ons bijna niet voor te stellen is. Het was begin 2020 en de wereld stond op het punt drastisch te veranderen. Ze bedachten: ADEM Het eerste deel IN ERE ADEM door Louk Boudesteijn is geschreven als een profaan gebed om ons te herinneren aan onze menselijke integriteit, mededogen en ons recht op vrijheid - vooral in tijden waarin ze in het gedrang komen. Dit ‘gebed’ stelt ons ook in staat om na te denken over en te leren van ons verleden, terwijl we de jeugd eren, zij die de architecten van onze toekomst zijn. Het Nederlandse woord ‘ADEM’ betekent adem en staat voor het leven, zijn mensen en hun toekomst. ‘ADEM’ wordt gebruikt als alternatief voor de religieuze uitspraak ‘Amen’. Het tweede deel ‘Snak’ door Jelle Roozenburg behandelt ook de bedreigingen van onze menselijke waarden. Het beschrijft de individualistische samenleving van onze tijd en haar loskoppeling van onze oorspronkelijke overtuigingen, en hoopt dat de samenleving het belang van deze waarden en overtuigingen niet onderschat. In het Nederlands betekent ‘snakken naar adem’ ‘naar adem happen’. Snakken we niet allemaal naar vrijheid? ADEM’s laatste koraal symboliseert de hoop op sociale verzoening - om onze menselijke integriteit, mededogen en ons recht op vrijheid nooit te vergeten. 15


TOELICHTING

GERGIEV EN SJOSTAKOVITSJ’ EERSTE

Alfred Momotenko’s Sint-Petersburg Kaartspelen: de Russische (muziek)literatuur is er vol van. In Tsjaikovski’s Schoppenvrouw (naar Poesjkin, 1890), Stravinsky’s L’histoire du soldat (een Russische militair keert terug uit de oorlog en ontmoet de duivel, 1917), De spelers van Sjostakovitsj (naar Gogol, 1942, onvoltooid), en Madame en noir van Alfred Momotenko-Levitsky, dat vandaag in première gaat, bepaalt het spel het verhaal. Momotenko’s orkestminiatuur Madame en noir – opgedragen aan de hem bevriende Valery Gergiev – zal uiteindelijk terechtkomen in het omvangrijkere Cortège démoniaque de nuit, waarin de componist twee uitersten schetst: het nachtelijk leven (feestelijk, roekeloos, misschien zelfs demonisch) tegenover het apathische leven overdag (de inzinking na de nacht). Het festivalthema ‘Sint-Petersburg’ in volle glorie: de oneindige rijkdom van de hoofdstedelijke aristocratie die nauwelijks weet heeft van armoede, het gezapiger leven van de plattelandsadel en de wijdverspreide bureaucratie vermijdt, en in elk geval met het ‘gewone’ leven niets te maken wil hebben. Maar ook: de stad van mist en kou, waarin niets is wat het lijkt, zoals Poesjkin, Gogol en Zamjatin haar konden beschrijven. De in Nederland woonachtige Rus Alfred Momotenko-Levitsky schetst het duistere Sint-Petersburg, het ongastvrije moeras waarop de stad zowel letterlijk als figuurlijk gebouwd is.

16

De componist situeert zijn ‘verhaal’ in de nog jonge stad, omstreeks 1800, net als Tsjaikovski in zijn Schoppenvrouw, en iets eerder dan Jevgeni Onegin. Hij schrijft: ‘De aristocratie vermaakt zich met het theater, bruisende feesten en vooral... het kaartspelen in de nacht. In deze miniatuur staat een geheimzinnige dame centraal. Zij kleedt zich uiterst smaakvol, vreemd genoeg altijd in het zwart; aan haar hoed een voile. Ze is gereserveerd, gedraagt zich volgens de meest verfijnde etiquette. Heeft zij de krachten van een magiër, misschien zelfs demonische vermogens? – die geruchten gaan... In het openbaar verschijnt zij uitsluitend ’s nachts. Haar innerlijke kracht en onverklaarbare geheimzinnigheid doen eenieder plaatsmaken. Evenzeer duister is haar ongekende kaartspel. Geen tegenstander kan haar verslaan, het geluk staat voortdurend aan haar zijde. Mensen fluisteren: is zij de ‘Pique Dame’ (schoppenvrouw) zélf?’ De uiteindelijke Cortège démoniaque beschrijft in een kleine twintig minuten een etmaal uit het leven van de ‘dame in het zwart’; hier belicht Momotenko slechts een deel van het thema. Haar transformatie verbeeldde hij in muzikale zin met een vorm van een onophoudelijke variatie. Haar ongrijpbaarheid – is zij een gravin? – gaf hij muzikaal gestalte door de capricieuze chromatiek in de strijkerslijnen, die zich tot complexe canons zullen ontpoppen, en, in het groot, doordat hij de gegevens eindeloos laat moduleren: het demonische is niet te (be)grijpen... Tsjaikovski: het nieuwe ballet Vanaf het begin van de negentiende eeuw viert het ballet in ‘sofisticated’ Sint-Petersburg hoogtij. Buitenlandse balletcomponisten als Cesare Pugni en Ludwig Minkus vieren hun triomfen met lichtvoetige drama’s en melodieuze, vooral onpretentieuze muziek ter ondersteuning van de prima ballerina.

Vanaf het midden van de jaren zeventig verandert het balletpubliek geleidelijk van samenstelling. De behoudende kenners, veelal met buitenlandse gouvernantes grootgebrachte aristocraten, maken plaats voor de nouveaux riches: zakenlieden die hun status verdiend hebben met de ontwikkeling van industrie en spoorwegen. Dit publiek is niet opgegroeid met de oude balletnormen en vooral gecharmeerd van massale balletgroepen, grootse theatermachinerieën en exotische taferelen. Het brengt de oude garde tot wanhoop. ‘Ze kijken naar het allermooiste adagio als een koe die blikt naar een voorbijrijdende trein’, meent een criticus. De oude en gevierde Marius Petipa, Fransman maar decennia lang de belangrijkste balletmeester en choreograaf in Sint-Petersburg, ziet hoe die verandering zich voltrekt en past zich aan. De dramatische balletten maken plaats voor voorstellingen met een steeds sprookjesachtiger inhoud en rijkere aankleding. Een van de eerste voorbeelden van die tendens is Doornroosje, waarvoor Tsjaikovski in 1877 de muziek schrijft. Zijn derde en laatste ballet, Notenkraker (1892), zet deze ontwikkeling voort, al was Tsjaikovski aanvankelijk niet gecharmeerd van het libretto. Het grote romantische drama is vervangen door een prachtig, maar nauwelijks nog logisch winterverhaal vol betoverende momenten dat decorbouwers en kostuumontwerpers volop de gelegenheid geeft, lekker uit te pakken. Een (oorspronkelijk Duits) sprookje om de hoofdstedelijke kilte te ontlopen? Traditionalisten nemen Tsjaikovski en Petipa kwalijk dat hun gevoel voor de dramaturgie hen danig in de steek heeft gelaten: er is niet eens een solo voor de hoofdrollen (de twee kinderen en de Notenkraker), en de prima ballerina is niet langer de ster om wie de voorstelling draait. Haar klassieke pas (de beroemde Dans van de suikerfee) is zelfs weggemoffeld aan het slot van het laatste bedrijf! Ter verdediging voert de criticus Herman Laroche aan dat het stuk gezien moet worden in het licht van de opera Iolanta, die bij de première vóór de pauze geprogrammeerd stond, overeenkomstig de opdracht die de theaterdirecteur Tsjaikovski verleend had. De titelheldin van die opera is een blinde prinses die pas van haar geliefde hoort wat licht is, en hoe mooi het is om te kunnen zien. Haar liefde brengt uiteindelijk genezing. In dat kader is het hele ballet te beschouwen als één groot feest, betoogt Laroche: het feest van het kunnen zien, en het feest van Iolanta’s bruiloft. Dramaturgisch lijkt zo’n relatief statisch slot evenmin gelukkig. Maar in de Russische opera, van Glinka’s Roeslan en Ljoedmila (1842) tot Kitezj (1907) van Rimski-Korsakov, is zo’n afsluiting niet ongebruikelijk. En zeker sinds de kleurrijke

voorstellingen van Sergej Djagilevs Ballet russes, begin twintigste eeuw, is de aandacht in het danstheater nog verder verschoven van het verhaal naar de muziek en de beweging, zodat niemand tegenwoordig nog klaagt over het ontbreken van een duidelijke verhaallijn. En laten we wel wezen: wát een muziek heeft Tsjaikovski geschreven! Examenstuk in Leningrad Een kwarteeuw later. Het straatbeeld in Ruslands oude hoofdstad wordt bepaald door de Eerste Wereldoorlog die de economie grotendeels lamlegt, nog steeds extreme verschillen in welstand, en in 1917 ontstaat een revolte. Uiteindelijk: machtsovername. Burgeroorlog tussen de ‘rode’ revolutionairen en de ‘witte’ oude garde. SanktPeterburg wordt binnen enkele jaren tot het minder Duits klinkende Petrograd (Peterstad) en vervolgens Leningrad omgedoopt, en is vanaf 1918 niet langer de hoofdstad. De hier in 1906 geboren Dmitri Sjostakovitsj maakt de omwentelingen als kind mee, verliest als zestienjarige zijn vader en klust bij als pianist in het filmtheater om de rest van het gezin aan wat extra geld te helpen – maar wordt slecht betaald. Op zijn negentiende voltooit hij een wonderlijk-volwassen Eerste symfonie, in een tijd dat het conservatorium niet meer verwarmd kan worden, orkesten nauwelijks meer gefinancierd, en verschillende kunstgroeperingen zich openlijk afvragen of niet een totale omwenteling nodig is: weg van de rijkeluiscultuur, weg van de traditionele genres, weg van het symfonieorkest misschien zelfs.

De Eerste symfonie (1925) is Sjostakovitsj’ afstudeerwerk. Hij heeft uitgebreid Tsjaikovski geanalyseerd, kennisgemaakt met Stravinsky’s ballet Petroesjka (met ook dáár een belangrijke rol voor de piano), en één keer voorspelen volstaat: de fameuze dirigent Nikolaj Malko besluit de première te dirigeren bij het Symfonieorkest van Leningrad. De levendigheid, de enorme contrasten tussen acrobatische vrolijkheid, lyriek, melancholie, duisternis, mogelijk strijdretoriek – het is verleidelijk te denken dat Sjostakovitsj’ leven in de stad en het filmtheater in de partituur zijn doorgesijpeld. Zeker is dat Dmitri Dmitrijevitsj zich korte tijd later tot opera- (De neus, 1928), ballet- (De gouden eeuw, 1928) en later ook filmcomponist (Odna, 1931) zou ontpoppen. En veel kenmerken van Sjostakovitsj’ latere symfonieën – de soms rijke, soms juist kale orkestratie, de gelaagdheid, vol romantiek, sarcasme en bombast – zijn tot zijn Eerste symfonie herleidbaar. Onno Schoonderwoerd

17


17

16.00 UUR

VR

LAURENSKERK ROTTERDAM

RUSSISCHE KOORZANG

SEPT

koor Ex Libris artistieke leiding Daniil Sayapin 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.

20.15 UUR

MARIINSKY: MADE IN ST PETERSBURG DE DOELEN | GROTE ZAAL

dirigent Valery Gergiev orkest Mariinsky Orkest sopraan Irina Churilova tenor Alexander Mikhailov Verdi (1813-1901) Ouverture La Forza del Destino Prokofjev (1891-1953) Romeo en Julia: 1. Montagues en Capulets 2. Julia als jong meisje 3. Maskers 4. Romeo bij het graf van Julia Tsjaikovski (1840-1893) - aria’s: 1. Uit Iolanta: aria van Vaudémont 2. Uit Jevgeni Onjegin: aria van Lenski 3. Uit Jevgeni Onjegin: briefscène 4. Uit Pique Dame: Lisa’s arioso uit Akte 3, Het is al bijna middernacht

Pauze Rimski-Korsakov (1844-1908) Sjeherazade: De Zee en Sinbads schip Het verhaal van Prins Kalender De jonge prins en de jonge prinses Feest in Bagdad – De zee

18

Meer informatie over de voorstellingen of biografieën? Scan de QR code of ga naar: rpho.nl/gfvrijdag

Verdi schreef zijn opera Il forza del destino voor het Kamenny Theater, een van de vier keizerlijke operatheaters van Sint-Petersburg. De ontvangst was lauw, waarna Verdi vele onderdelen herschreef. Gergiev dirigeert de oorspronkelijke ouverture. Net terug uit Europa en Amerika, voltooide Prokofjev zijn ballet Romeo en Julia voor het Kirov Theater. Om de cultuurpolitie niet te verontrusten kreeg Shakespeare’s verhaal een happy-end (Julia blijft in leven), dat hij later weer elimineerde. Toch werd de première steeds weer uitgesteld, reden voor Prokofjev om verschillende orkestsuites uit zijn ballet samen te stellen voor in de concertzaal. In de opera Iolanta van Tjsaikovski draait alles om de ‘ware’ liefde, terwijl hij in de opera Jevgeni Onegin de stadse chic tegenover de oubolligheid van het platteland plaatst, waar Tatjana vele tranen plengt vanwege haar hopeloze liefde voor de kille grootsteedse dandy Jevgeni. In zijn opera Schoppenvrouw (1890) schetst Tsjaikovski eenzelfde duistere Petersburgse wereld als Alfred Momotenko in Madame en noir. Een wereld waarin de protagonist Hermann, een figuur vol innerlijke tweespalt en twijfels, speelbal wordt van het lot, dat hem onontkoombaar drijft in de handen van de dood. Rimski-Korsakov roept in Sjeherazade een exotische wereld van verleidelijke haremdames en schrikbarende meesters op.

19.15 uur | Inleiding door Willem Bruls | Jurriaanse Zaal Lees de toelichting op dit concert op pagina 20.

Cherubijnse hymne voor de Grote Zaterdag Twee kerstgezangen Hymne Etherisch Licht Groot Prokimenon Polyeleos Twee lofzangen op het Heilig Kruis Hymne voor het Heilige Kruis Eniggeboren Zoon

9. 10. 11. 12.

Cherubijnse hymne De Eucharistische Canon Hymne voor de Moeder van God Communievers uit de Liturgie van de H. Gregorius de Paus 13. Dankzegging na de Communie 14. Concert voor St. Avraamy van Rostov 15. Hymne voor de moeder van God

De tweede helft van de 17e eeuw werd een keerpunt voor de Oud-Russische muziek. Welig ontkiemden de zaden van de West-Europese muziekkunst op de vruchtbare bodem van de Russische melos. Canonieke monofone gezangen vormden de basis voor harmonische werken in een nieuwe stijl: Vroege Partes. Oude monofonie, Oud-Russische dissonante polyfonie en nieuwe harmonische muziek bestonden in de zangpraktijk vreedzaam naast elkaar. Samen met de nieuwe muziek kwam ook de lineaire muzieknotatie naar Rusland. De muziek van het nieuwe tijdperk werd voor een snelle verspreiding vaak opgeschreven volgens de Oud-Russische neume-notatie. De werken van de Oud-Russische polyfonie werden op hun beurt vastgelegd in noten op vijf lijnen. Het zijn deze manuscripten waarin de verbazingwekkende klanken van de polyfonie van het oude Rusland tot ons zijn gekomen. Halverwege de 18e eeuw maakten de Vroege Partes en de Oud-Russische polyfonie plaats voor Italiaanse invloeden. De manuscripten met de oude gezangen werden museumstukken.

22.30 UUR

VRIJDAGAVONDSALON: STRIJKKWARTETTEN DE DOELEN | JURRIAANSE ZAAL viool Saskia Otto viool Cecilia Ziano altviool Galahad Samson cello Daniel Petrovitsch verteller Julika Marijn Sokolov Polka Blumenfeld Sarabande

Borodin Strijkkwartet Nr. 2 Glazunov ‘Alla Spagnuola’ en ‘Oriëntale’ uit 5 Novelettes Op. 15

Het waren fameuze muzikale vrijdagavonden: ‘Les Vendredis’ van mecenas Mitrofan Beljajev in zijn huis in Sint-Petersburg. Deze salons vol strijkkwartetten en drank werden goed bezocht door componisten als Borodin, Ljadov en Rimsky-Korsakov, zij schreven zelfs muziek speciaal voor deze gelegenheden. Een enthousiast kwartet van orkestmusici brengt een ode aan Beljajevs ‘vrijdagavonden.’ Het programma opent met de Polka van Nikolai Sokolov, een student van Rimsky-Korsakov die later de leraar werd van Sjostakovitsj. Dan volgt de Sarabande in Russische stijl van de Oekraïense pianist, componist, muziekpedagoog en dirigent Felix Blumenfeld, die de leraar was van Vladimir Horowitz. Het Strijkkwartet nr. 2 van Alexander Borodin, dat hij opdroeg aan zijn echtgenote Ekaterina Protopova, is vooral bekend vanwege het derde deel, Nocturne, dat zich laat beluisteren als een romantisch liefdesduet. De avond wordt besloten met twee delen uit de 5 Novelettes voor strijkkwartet van Alexander Glazunov, waarin de Spaanse folklore en oosterse bazaars de revue passeren.

19


TOELICHTING

MARIINSKY: MADE IN ST PETERSBURG

Verdi in Sint-Petersburg In tsaristisch Rusland waren de theaters lange tijd een staatsaangelegenheid. In een van de vier keizerlijke operatheaters van Sint-Petersburg, het Kamenny Theater waar Glinka’s sprookjesachtige Roeslan en Ljoedmila in 1842 zijn première beleefde, werden vooral buitenlandse opera’s geprogrammeerd: Verdi, Bellini, Gounod, Auber, Meyerbeer… In Rusland was veel geld beschikbaar, en speciaal voor dit theater schreef Giuseppe Verdi zijn opera Il forza del destino (de kracht van het noodlot). De ontvangst was bij de première op 10 november 1862 enigszins lauw; na negentien voorstellingen verdween het werk van het podium. Verdi herschreef in de daaropvolgende jaren vele onderdelen. Valery Gergiev dirigeert de oorspronkelijke ouverture, eenvoudiger van opzet (en misschien wel dramatischer) dan de bekende definitieve Milanese versie uit 1869. Prokofjevs Romeo en Julia In het laatste kwart van de negentiende eeuw ontstonden ook private theatergezelschappen in Rusland, maar in de jaren twintig en dertig besloten de communistische machthebbers het muziekleven te renationaliseren. Prokofjev, na een verblijf in Europa en Amerika als een ‘verloren zoon’ door het moederland weer binnengehaald, schreef zijn ballet Romeo en Julia in 1934-1935 voor het Kirov Theater in Leningrad (nu heet dat als vanouds het Mariinski Theater in SintPetersburg). Stalins cultuurbeleid perkte de schrijvers zozeer in, dat menigeen zich op vertalingen van onbetwiste meesterwerken – Shakespeare bijvoorbeeld – toelegde. Aan diens fameuze liefdesgeschiedenis leek Prokofjev zich geen buil te kunnen vallen. 20

Omdat dode hoofdpersonen niet kunnen dansen, kreeg het verhaal een happy-end. Romeo verschijnt een minuut eerder op het toneel dan bij Shakespeare, vindt Julia nog in leven, en alles loopt met een sisser af. In een land waar zwartgalligheid steeds vaker tot doodzonde werd bestempeld, was dat op zijn minst een prettige bijkomstigheid. Hoezeer de regisseur nog probeerde het verhaal te bestempelen als een ‘botsing tussen de jeugd en de feodale maatschappij’, de Leningradse première, en ook een opvoering in het Moskouse Bolsjoj Theater, werden verhinderd. In 1938 ging het ballet in Tsjecho-Slowakije, maar de Russische première, alsnog in het Kirov, liet tot januari 1940 op zich wachten. Uiteindelijk won de dramatische kwaliteit van Shakespeares origineel en werd het happy-end geliquideerd. Deels omdat een uitvoering er door toedoen van Stalins cultuurpolitie – en onwillige dansers – jarenlang ongewis was, stelde Prokofjev verschillende orkestsuites voor de concertzaal samen. Iolanta en Jevgeni Onegin In zijn opera Schoppenvrouw (1890) schetst Tsjaikovski eenzelfde duistere wereld als Alfred Momotenko (eerder in dit festival) in La dame en noir. Een wereld waarin de protagonist Hermann, een figuur vol innerlijke tweespalt en twijfels, speelbal wordt van het lot, dat hem onontkoombaar drijft in de handen van de dood. In de eenakter Iolanta (1892), Tsjaikovski’s laatste en minder bekende opera: het verhaal van een sinds haar geboorte blinde middeleeuwse prinses, wier vader wil voorkomen dat zij haar ‘gemis’ ontdekt. Na een opening waarin in bijna pre-Rafaëlitische kleuren haar onschuld getekend wordt, raakt hertog Vaudémont van haar ondersteboven, terwijl haar van jongsaf bedachte echtgenoot Robert inmiddels een ander liefheeft. Uiteindelijk maakt haar ‘weten’ – en de ware liefde – dat zij genezen kan worden.

Tsjaikovski was al sinds begin jaren tachtig geïnteresseerd in De dochter van koning René (1845) van de Deen Henrik Hertz, en in de lyrische mogelijkheden als het toneelstuk tot opera zou worden omgevormd. In april 1888 zag hij een opvoering door jonge acteurs in Moskou. Het optreden van Jelena Lesjkovskaja inspireerde hem zo, dat hij zich definitief aan het componeren zette, al betwijfelde hij of men een zangeres zou kunnen vinden die haar titelrol zou kunnen evenaren. Het werd de Italiaans-Russische stersopraan Medea Figner. Haar man, Nikolaj Figner – beiden zongen onder andere ook al de eerste Liza en Hermann in Schoppenvrouw – vertolkte de rol van Vaudémont. Diens liefdesaria vormt een van de hoogtepunten van Tsjaikovski’s melodische kunnen.

Iolanta werd geschreven voor het Mariinski Theater. Voor de première van Jevgeni Onegin (1879) koos Tsjaikovski doelbewust voor een uitvoering door studenten van het Moskouse conservatorium in het Maly (kleine) Theater. Zijn hoofdrolspeelster Tatjana: een bleu meisje uit de provincie, verslingerd aan haar romannetjes, die in de grootsteedse Jevgeni haar held vermoedt. ‘Waar zal ik een Tatjana vinden; degene die Poesjkin voor ogen had, en die ik heb geprobeerd in muziek te vertalen?’, schreef hij zijn geldschieter Nadezjda von Meck. ‘Waar zal de artiest zijn die in staat is ook maar enigszins het ideaal van Onegin te benaderen, die kille dandy, overlopend van de wereldse bon ton? Waarvandaan moet ik een Lenski [verliefd op Tatjana’s zus Olga] halen, een jongen van achttien met dikke krullen en de onstuimige en individualistische manieren van een jonge dichter à la Schiller? Het zal aan Poesjkins verrukkelijke beeld afbreuk doen als het stuk op het [gewone opera-]toneel wordt gebracht, met zijn routine, met zijn onwaarschijnlijke tradities en zijn veteranen van beide seksen die schaamteloos de rol spelen van zestienjarige meisjes en baardloze jongens.’ De opera opent met een scène van jamkokende moeders, maar eindigt in het Petersburgse paleis van Tatjana’s veilig gekozen echtgenoot, de oudere vorst Gremin). De oubolligheid van het plattelandsadelleven tegenover de stadse chic – meer nog dan Schoppenvrouw schetst Tsjaikovski’s Jevgeni Onegin de onmetelijke verschillen tussen de stad en het eindeloze land daarbuiten. In de befaamde briefscène, waarin Tatjana haar prille liefde voor Jevgeni onder woorden brengt,typeert Tsjaikovski haar nietstadse achtergrond: hij imiteert deels de stijl van de Russische ‘romans’ –

het sentimentele lied dat niet op het podium, maar in de gegoede salons gezongen werd. Sjeherazade ‘Van alle ‘jonge’ Russische componisten hebben er maar twee echt talent: Tsjaikovski en RimskiKorsakov,’ schreef Ivan Toergenjev in 1872 aan de muziekcriticus Vladimir Stasov. ‘De rest – niet als personen, natuurlijk, want het zijn fantastische mensen – zou als kunstenaars allemaal in een zak moeten worden gestopt, en in zee geworpen!’ Hoewel hun belangrijkste werken nog moesten worden geschreven: wat de schrijver zozeer in beiden waardeerde, was dat zij het vak als professionals benaderden: Tsjaikovski sinds 1866 als docent aan het Moskouse, en Rimski-Korsakov sinds 1871 aan het Petersburgse conservatorium. De laatste moest daarvoor nogal wat schroom overwinnen. Hij studeerde zich een ongeluk, las het werk van Bach, Händel en Palestrina, oefende zichzelf uitentreuren door canons en fuga’s te schrijven en noemde zichzelf een van de beste studenten van zijn eigen conservatorium. Als marineofficier had Rimski partituren van Beethoven, Schumann en Mendelssohn in zijn hutkoffer en bestudeerde hij liever Hector Berlioz’ boek over orkestratie, dan zich in te laten met zijn mede-zeelieden. Zijn ‘oriëntaalse’ suite Sjeherazade schreef hij in 1888 voor de Petersburgse concertserie ‘Russische Symfonische Concerten’, die mecenas en houthandelaar Mitrofan Beljajev in het leven had geroepen om Russische componisten onder de aandacht te brengen van een publiek dat elders vooral WestEuropese muziek kreeg voorgeschoteld. Terwijl Rimski zich sinds het overlijden van zijn vriend Alexander Borodin in 1887 beijverde om diens opera Vorst Igor te voltooien, koos hij in Sjeherazade voor eenzelfde exotische wereld van verleidelijke haremdames en schrikbarende meesters. In de openingsmaten is de hardvochtige sultan uit Duizend-en-een nacht te herkennen, in de steeds terugkerende melodie van de vioolsolist uit het orkest de stem van de betoverende Sjeherazade, die haar zekere dood afwendde door de sultan iedere avond te behagen met een nieuw verhaal. Welke vertellingen hem precies inspireerden, liet de componist liefst in het midden. Sjeherazade – de viool – krijgt het laatste woord, alsof aan het sprookjes vertellen nooit een eind zal komen. Onno Schoonderwoerd 21


11.00 UUR

18

MUZIEK VOOR CATHARINA DE GROTE

SEPT

16.00 UUR

ZA

SERENADE MET GERGIEV

DE DOELEN | GROTE ZAAL

dirigent Valery Gergiev strijkers van het Rotterdams Philharmonisch Orkest Sjostakovitsj Kamersymfonie Tsjaikovski Serenade voor strijkers Sjostakovitsj 1906-1975 Kamersymfonie in c (1960/1967) (Achtste strijkkwartet opus 110) voor strijkorkest (arr. Rudolf Barshai als opus 110a) Largo – Allegro molto – Allegretto – Largo – Largo Tsjaikovski 1840-1893 Serenade voor strijkers in C opus 48 (1880) Pezzo in forma di sonatina Andante non troppo – Allegro moderato Valse. Moderato. Tempo di Valse Elegia. Larghetto elegiaco Finale (Tema russo) Andante – Allegro con spirito

Dit concert heeft geen pauze. De NTR maakt voor NPO Radio 4 een opname voor uitzending op zondag 19 september om 20.00 uur.

ARMINIUSKERK | ROTTERDAM

solisten van het barokensemble Altera Pars: fluit Dorothee Kunst en Polina Gorshkova viool Jesús Merino Ruiz en Domenika Małecka altviool Stephan Sieben artistiek leider en cello Pavel Serbin Kerzelli Strijkkwartet op.1 nr. 1 George 2 kwintetten voor fluiten en strijkers Haydn Variaties uit Symfonie nr. 63 (arr.) Tiez Strijkkwartet op Russische volksmuziek Sint-Petersburg was onder de befaamde Catharina de Grote (1729-1796) een bruisend kunst- en muziekcentrum. De tsarina liet Russische musici door Europa reizen en nodigde Europese componisten en musici uit om naar Rusland te komen, ter meerdere eer en glorie van haar hof. Sommige van hen gingen nooit meer weg. Zoals de Weense Johann Kerzelli, die een beroemde operacomponist in Moskou werd. Zijn broertje Michail, die terug moest naar Wenen om viool en compositie te studeren, componeerde zes welluidende strijkkwartetten. Sebastian George uit Mainz vestigde zich met zijn muzikale gezin in 1767 in Rusland, waar hij piano doceerde en talloze composities publiceerde, die pas kortgeleden werden ontdekt in de collectie van de familie Razoumovski. De Boheemse violist Antoine Tiez was de zoon van een trompettist uit het Koninklijk Orkest van St. Petersburg. Hij studeerde o.a. bij Haydn en ontwikkelde zich tot een van de grootste vioolvirtuozen aan het hof van Catherina de Grote.

16.00 UUR

NEVSKI PROSPEKT wereldpremière DE DOELEN | JURRIAANSE ZAAL

Meer informatie over de voorstellingen of biografieën? Scan de QR code of ga naar: rpho.nl/gfzaterdag

In de negentiende eeuw maakte de serenade als vocale (liefdes)betuiging onder het balkon of als ongecompliceerde muziek in de buitenlucht voor blazers en contrabas, plaats voor de serenade als concertzaalwerk. De vorm was meestal wat vrijer dan die van een symfonie. Tsjaikovski zelf noemde zijn Serenade voor strijkorkest een ‘suite’ en benadrukte dat het ‘uit vrijheid van denken geboren [was], maar niet zonder echte waarde.’ Op het openingsdeel, dat Tsjaikovksi schreef als een ‘eerbetoon aan Mozart’, volgt een grootsteedse wals en een enigszins theatrale Elegia, die doet denken aan Tsjaikovski’s opera’s, in de finale barst een uitbundig volksfeest los. De Kamersymfonie opus 110 van Sjostakovitsj is gebaseerd op zijn Achtste strijkkwartet, dat geheel tegen de ‘regels’ in begint met een largo en eindigt met twee zulke langzame episodes. Altviolist en dirigent Rudolf Barshai maakte er in 1967 een door Sjostakovitsj geautoriseerde bewerking met contrabas van, die bekend werd als ‘kamersymfonie.’

Lees de toelichting op dit concert op pagina 24.

regie Willem Bruls beeld Evert de Cock actrice Loes Wouterson piano Mengjie Han en Rembrandt Frerichs In deze op Gogols novelle Nevski Prospekt (1835) gebaseerde productie raken twee jonge mannen, die elkaar op de Nevski Prospekt ontmoeten, in de ban van de liefde: Piskarjov is een hopeloos romantische student, die een mooie jonge vrouw het hof wil maken, maar ontdekt dat zij een prostituée is. Omdat hij zijn geïdealiseerde beeld niet kan opgeven, droomt hij van haar zoals hij wil dat ze zou zijn. De nuchtere officier Pirogov jaagt een mooie blonde Duitse vrouw na, die getrouwd blijkt te zijn. Pas na een flink pak slaag komt hij bij zinnen. Beide mannen jagen een schim na. De een ondergaat dat tragisch, de ander gelaten. Op twee historische vleugels wordt het karakter van de mannen uitgediept op muziek van Sjostakovitsj (Piskarjov) en geïmproviseerde muziek (Pirogov). Beide vrouwen trekken hun eigen plan. Nevski Prospekt confronteert ons met de vraag in hoeverre ook wij onze gedroomde projecties met de werkelijkheid verwarren.  23


TOELICHTING

SERENADE MET GERGIEV In de negentiende eeuw werd de serenade definitief een concertzaalwerk. De vorm bleef wat vrijer dan die in een symfonie, maar had dikwijls wél ook een openingsdeel in sonatevorm. Verder: een speelse finale, en halverwege een of meer dansante delen. Hoewel Tsjaikovski’s symfonische vorm ook steeds vrijer werd – de Zesde symfonie (de ‘Pathétique’) eindigt zelfs ongebruikelijk met een ‘Adagio lamentoso’ – in de Serenade voelde hij zich, net als bijvoorbeeld in zijn orkestsuite Mozartiana, minder gebonden aan de symfonische vorm. In brieven noemde Tsjaikovski ook de Serenade een suite en benadrukte hij dat het werk ‘uit vrijheid van denken geboren [was], maar niet zonder echte waarde’.

Serenade De achttiende-eeuwse serenade was – natuurlijk afgezien van een vocale liefdesbetuiging onder het (opera)balkon – een meerdelige instrumentale compositie voor avondlijk gebruik buitenshuis. In 1732 omschreef een Musikalisches Lexicon de serenade als ‘ein Abend-Ständgen, eine Abend-Music; will dergleichen meist bey still- und angenehmer Nacht pflegt gemacht zu werden’. Een Ständgen (Ständchen) voor de mooie zomeravond: staand uitgevoerd, vandaar dat in de vroeg-klassieke periode vooral blazers serenades speelden, al dan niet door een contrabas en een paar altviolen van een fundament voorzien (zonder cellist, want die had een stoel nodig). Ook in Mozarts Weense serenades spelen de blazers een belangrijke rol, maar zijn serenade Eine kleine Nachtmusik is voor strijkers gedacht.

Sjostakovitsj’ ‘Kamersymfonie’ opus 110 Ook Sjostakovitsj, zeer met Tsjaikovski’s werk vertrouwd, uitte zich dikwijls in traditierijke vormen als symfonie en strijkkwartet, maar koos niet zelden een eigen structuur én een persoonlijke insteek. Zijn Achtste strijkkwartet springt wat dat betreft in het oog. Dat begint met een largo, en eindigt zelfs met twee zulke langzame episodes – geheel tegen de ‘regels’ in. Grote faam kreeg het werk ook als ‘kamersymfonie’, nadat altviolist en dirigent Rudolf Barshai er in 1967 een (door Sjostakovitsj geautoriseerde) contrabaspartij aan had toegevoegd.

‘Gergiev Festival 25 jaar? Het is een verhaal dat we met elkaar hebben verteld. Een verhaal vol interessante, soms magische momenten.’ - Valery Gergiev

Als beginnoten klinken d-es-c-b. Net als in bijvoorbeeld de Tiende symfonie gebruikt de componist dit muzikale monogram D.SCH (in Duitsland schrijft men ‘h’ voor onze b) veelvuldig. Hij citeert bovendien uit zijn eigen Eerste en Achtste symfonie, het Joodse thema uit het Tweede pianotrio, het Eerste celloconcert en de opera Lady Macbeth van het district Mtsensk. In een brief aan zijn vriend Isaak Glikman schreef Dmitri Dmitrijevitsj met zijn befaamde tongue in cheek: ‘Bij mijn overlijden is er weinig kans dat iemand een werk te mijner nagedachtenis zal componeren. Daarom besloot ik zelf zo’n werk te maken. Op het titelblad kan men schrijven: ‘Opgedragen aan de componist van dit kwartet’. […] Er zijn verwijzingen naar Wagner (Treurmars uit de Götterdämmerung) en Tsjaikovski (tweede thema uit het eerste deel van de Zesde symfonie) – en niet te vergeten mijn Tiende symfonie. Een flinke mengelmoes dus. De pseudotragiek van het kwartet ligt daarin dat ik tijdens het componeren net zoveel tranen heb vergoten als je plast na een half dozijn biertjes.’ Niet voor niets citeerde Sjostakovitsj uit zijn Lady Macbeth, het grootste debacle uit zijn leven (de partij omschreef de opera in 1936 als ‘chaos in plaats van muziek’ en verbood verdere opvoeringen), en niet voor niets citeerde hij in het vierde deel (het tweede largo) het revolutionaire lied In de kerker doodgemarteld (ooit een favoriet van Lenin). Mogelijk om te verhullen dat het ging om zijn diepste zielenroerselen, haalde de componist een truc uit die meer Russen hebben beproefd: officieel noemde hij het kwartet – hij had net de puinhopen van Dresden gezien – een treurode, ‘opgedragen aan de slachtoffers van het fascisme en de oorlog’. Maar het lijkt persoonlijker. Voelde Sjostakovitsj, kortelings noodgedwongen toegetreden tot de Partij, in 1960 dat zijn leven als kunstenaar ten einde liep, zowel moreel als fysiek? Volgens zijn vriend Lev Lebedinski overwoog hij zelfs zelfmoord. Pseudotragiek? Zeker is dat Sjostakovitsj zijn Tsjaikovski kende. Over de inhoud van zijn Zesde symfonie schreef die immers dat de inhoud ervan volstrekt subjectief was, maar: ‘Bij het componeren in mijn hoofd heb ik meer dan eens bitter geweend.’

Terwijl bij Sjostakovitsj’ officiële teraardebestelling in 1975 op de Novodevitsji-begraafplaats in Moskou de kapel van het Rode Leger gebrekkig Schuberts Onvoltooide symfonie speelde, Chopins Begrafenismars en het volkslied der USSR, klonk in het Moskouse conservatorium dít kwartet, als een heuse hommage. Tsjaikovski’s Strijkersserenade Tsjaikovski’s Serenade voor strijkorkest (inclusief contrabassen) beleefde zijn eerste publieke uitvoering op 30 oktober 1881 in St. Petersburg, maar de eigenlijke première was in datzelfde conservatorium in Moskou op 3 december 1880, als huldebetoon aan de compositiedocent die enige tijd afwezig was geweest. Ondanks de ogenschijnlijke eenvoud kun je haar opvatten als een pseudo-symfonie, met Tsjaikovski’s kenmerkende dramatiek in de langzame opening van het eerste deel. ‘Hoe groter de samenstelling van het strijkorkest, hoe meer dat zal overeenkomen met de wensen van de componist’, liet hij in de partituur opnemen. Tsjaikovski’s melodische en contrapuntische vermogen komt meteen aan het begin tot uiting. Een ‘eerbetoon aan Mozart’ noemde Tsjaikovski zijn openingsdeel – en qua zangerigheid doet hij zijn collega inderdaad eer aan. Het tweede deel, dat ook als afzonderlijke compositie bekendheid kreeg, is een grootsteedse wals, zoals ook in zijn symfonieën de drietellige dans soms de plaats van het klassieke menuet inneemt. Een groter contrast met de Ouverture 1812, die hij tegelijkertijd in staatsopdracht componeerde (Tsjaikovski: ‘Wat kun je voor de opening [van de ter herinnering aan de overwinning op Napoleon gebouwde Christus-Verlosserskathedraal in Moskou] anders schrijven dan banaliteiten en vooral luidruchtige passages?’) is nauwelijks denkbaar. Het langzame deel (Elegia) is gebouwd op eenzelfde stijgende toonladderfiguur als de wals en heeft iets van de theatraliteit uit Tsjaikovski’s opera’s. In de finale klinkt, na de langzame inzet waarin sordini de klank van de glasachtige flageoletten uit het slot van de elegie overnemen, een even lichtvoetig als uitbundig ‘volksfeest’ als in de Vierde symfonie. Een subtiele meesterzet, kort voor slot: een onverwachte herneming van de koraalachtige opening van de compositie. Onno Schoonderwoerd

24

25


20.15 UUR

GERGIEV EN DE PATHÉTIQUE DE DOELEN | GROTE ZAAL

Steun het Gergiev Festival 25 jaar Gergiev Festival! Draagt u dit bijzondere festival een warm hart toe? Wilt u het verschil maken en ons steunen? Word dan Mecenas en kom dichterbij het orkest. Voor het mecenaat organiseren we exclusieve repetitiebezoeken en meet and greets waar u de musici persoonlijk ontmoet. Daar, achter de schermen, ziet u waar uw gift terecht komt. U hoort welk verschil u maakt, en dat geeft de muziek vleugels. Concreet door projecten die u mogelijk maakt, maar ook indirect met de morele steun die u geeft.

Meer informatie?

Bel 010 2177921, mail naar mecenaat@rpho.nl of scan de QR code

dirigent Valery Gergiev piano Alexandre Kantorow Pjotr Iljitsj Tsjaikovski 1840-1893 Pianoconcert nr. 2 in G opus 44 (1879-1880) Allegro brilliante Andante non troppo Allegro con fuoco

Pauze Symfonie nr. 6 in b opus 74 ‘Pathetique’ (1893) Adagio – Allegro non troppo Allegro con grazia Allegro molto vivace Finale: Adagio lamentoso

De NTR maakt voor NPO Radio 4 een opname voor uitzending op zondag 19 september om 20.00 uur.

Tsjaikovski ging de geschiedenis in als de componist van een van de meest geliefde Russische soloconcerten: het Eerste pianoconcert uit 1874. Zijn minder bekende Tweede pianoconcert voltooide hij in 1880. Hij droeg het op aan Nikolaj Rubinstein ‘ter waardering voor zijn magnifieke spel in het eerste pianoconcert en mijn sonate.’ In tegenstelling tot het Eerste pianoconcert werd het Tweede bij de première goed ontvangen. Maar er was ook kritiek: het stuk was te lang, niet bijster origineel en ongestructureerd. Dirigent en pianist Alexander Ziloti bracht omvangrijke coupures aan, waarin Tsjaikovski zich niet kon vinden. Pas in 1955 verscheen de partituur zoals hij het zelf had bedoeld en die versie staat vanavond op de lessenaars. Kort nadat Tsjaikovski in 1893 zijn Zesde symfonie had voltooid, overleed hij op 53-jarige leeftijd aan de ‘Aziatische’ cholera, die wereldwijd veel slachtoffers maakte. Of was het zelfmoord? Was zijn dramatische Zesde symfonie een ’afscheids-symfonie’? Duidelijk is dat Tsjaikovski een meesterwerk naliet.

Meer informatie over de voorstellingen of biografieën? Scan de QR code of ga naar: rpho.nl/gfzaterdag

27


TOELICHTING

GERGIEV EN DE PATHÉTIQUE

Tsjaikovski’s onbekende Tweede pianoconcert Behoren de pianoconcerten van Rachmaninov, Sjostakovitsj en Prokofjev tot het internationale standaardrepertoire, uit de negentiende eeuw bleef eigenlijk slechts één Russisch pianoconcert over: Tsjaikovski’s Eerste, en dan ook nog in een editie die niet met Tsjaikovski’s oorspronkelijke idee overeenkwam. Tot aan zijn dood, zoals tijdens het concert op 28 oktober 1893 waarbij hij zijn Zesde symfonie in première bracht, dirigeerde hijzelf een versie met piano-arpeggi als uitnodigend openingsgebaar, en niet de beroemde bombastische akkoorden. Anders dan de genoemde twintigste-eeuwers, en in tegenstelling tot bijvoorbeeld de in zijn tijd geliefde Franz Liszt en Anton Rubinstein, trad de componist zelf niet als concertpianist op. Toch is het Tweede pianoconcert, net als het Eerste, uiterst virtuoos geschreven. Tsjaikovski begon er in 1879 aan te werken in het Oekraïense huis van zijn zus, een beetje om toch iets omhanden te hebben – er waren even geen officiële opdrachten, en zijn baan aan het conservatorium had hij een jaar daarvoor kunnen opgeven door een vaste toelage van zijn bewonderaar Nadezjda von Meck. Hij componeerde verder vooral onderweg: in Parijs en Rome. Ondanks de overwegend positieve publieke ontvangst, ook na de Russische première in Moskou, kreeg het stuk uit professionele hoek veel kritiek, kritiek die nog altijd niet verstomd is. Het stuk zou te lang zijn, melodieus niet bijster 28

origineel, en het geheel te weinig gestructureerd. Terwijl Tsjaikovski, net als in zijn Strijkersserenade uit deze jaren, juist structurele vrijheid zocht! Hoewel ook Tsjaikovski ging twijfelen, was hij het zeer oneens met de ingrijpende ‘correcties’ die de pianist en dirigent Alexander Ziloti in het werk aanbracht, met omvangrijke coupures in vooral de eerste twee delen. Ziloti schrapte onder andere de meest originele vondst uit het middendeel: het prachtige tegenspel van een vioolen een cellosolist uit het orkest. De drie solisten treden zelfs op als een pianotrio, als spelen zij de weemoedige kamermuziek van de rijke salon, die scherp afsteekt tegen de ‘wereld daarbuiten’ van het orkest. Ook in het contrastrijke openingsdeel en de feestelijke finale houdt de componist orkest en piano goeddeels van elkaar gescheiden; vermenging van hun beider klank achtte hij onmogelijk, zo schreef hij Von Meck. Pas in 1955 verscheen de partituur zoals Tsjaikovski haar moet hebben bedoeld, en het is deze versie die vandaag wordt gespeeld. Antons broer Nikolaj Rubinstein, die Tsjaikovski’s Eerste pianoconcert wegens aanvankelijke afkeer pas na lang aarzelen op zijn concertprogramma’s zette, zou de première van het Tweede spelen. Hij overleed onverwacht in Parijs. De première vond daardoor, onvoorzien, plaats in New York. Ter herinnering aan Nikolaj componeerde Tsjaikovski in 1881-1882 zijn Pianotrio, precies voor de drie instrumenten die in het Andante de show stelen.

Cholera in Sint-Petersburg en Tsjaikovski’s ‘Pathétique’ Een simpel stukje in de rubriek ‘Gemengde buitenlandsche berichten’ in het Algemeen Handelsblad van 11 november 1893: ‘De onlangs overleden Russische componist Tschaikowsky is gisteren met grooten praal te Petersburg begraven. Het lijk is in het Alexander Newskiklooster bijgezet. Tschaikowsky, die jaarlijks 20,000 roebel of meer verdiende, laat geen vermogen na. Een honorarium van 1500 roebel, dat hij nog te vorderen had, is al het geld dat hij nalaat.’ De Nederlandse kranten van die tijd melden vrijwel dagelijks het aantal bekende sterfgevallen die de ‘Aziatische’ cholera wereldwijd veroorzaakt. Ook in Sint-Petersburg houdt het virus huis, en de 53-jarige Tsjaikovski behoort tot de slachtoffers. Zijn zopas voltooide Zesde symfonie heeft haar première dan al beleefd. Zij klinkt voor de tweede maal, kort na zijn dood. Het aangedane publiek interpreteert het werk met zijn langzaam wegstervende slotdeel nu als een requiem, als een laatste eerbetoon aan zijn schepper. In de Russische kranten woedt inmiddels een felle woordenstrijd: hoe kon de ‘armeluisziekte’ een man uit de hoogste kringen hebben geveld? En had zijn arts Bertenson gefaald in zijn behandeling? Er ontstaan uiteindelijk geruchten dat Tsjaikovski zelfmoord zou hebben gepleegd door bewust een glas ongekookt water te drinken, vanwege een onbereikbare (mannelijke) geliefde of om een publiek schandaal te vermijden na een affaire met een hoogstaand lid van het hof. Nog later zou daaruit de theorie ontstaan dat een geheim tribunaal van oud-klasgenoten van de School voor de Rechtswetenschap hem ter dood veroordeeld zou hebben.

Hoewel het een mooi verhaal voor een opera is, zoals Peter Schat en Gerrit Komrij met Symposion (1989) al bewezen, is de socratische zelfmoord gezien Tsjaikovski’s standing en de redelijk vrije seksuele moraal in hoge Russische kringen tamelijk onwaarschijnlijk. Velen zijn in Rusland immers bekend met Tsjaikovski’s talloze homoseksuele liefdes, maar deze vormen mede door zijn hoge afkomst geen belemmering voor zijn carrière. Tsjaikovski is de huiscomponist van de staatstheaters in Moskou en Sint-Petersburg, ontvangt vanaf 1888 een staatstoelage, en zijn begrafenis wordt door tsaar Alexander III persoonlijk bekostigd. En de man Tsjaikovski? Die zit op zijn sterfbed nog boordevol ideeën voor nieuwe werken. Bovendien heeft hij voor maart 1894 al een reis naar Amsterdam gepland. Hij zou daar, tegen zijn verwachting in, nooit arriveren. De twee buitenste delen van Tjaikovski’s Zesde symfonie kunnen door hun lengte en impact de middendelen gemakkelijk overschaduwen: de melancholiek wankelende ‘wals’ van het Allegro con grazia – met wat onrust in het bijbehorende Trio (con dolcessa e flebile) – en het Allegro molto vivace, dat net als in de openingscène van zijn opera Schoppenvrouw drama en de kinderlijke lol van ‘soldaatje spelen’ verenigt. Werd de Zesde symfonie uit ontsteltenis over Tsjaikovski’s vroegtijdige dood bij de tweede uitvoering onbedoeld begrepen als een ‘afscheidssymfonie’, later – vooral in West-Europa en Amerika – werden de tot dan als irrelevant opzijgeschoven verhalen over Tsjaikovski’s mannenliefde geproblematiseerd. Tsjaikovski’s laatste symfonie lijkt sindsdien niet meer te kunnen worden losgezongen van zijn ‘persoonlijke leed’. Toch is het zeer waarschijnlijk dat Tsjaikovski ‘gewoon’ een hoog-dramatische symfonie heeft willen schrijven. Een symfonie met een hoogst originele vorm, dat wel. Onno Schoonderwoerd

29


25 JAAR

GERGIEV FESTIVAL

30

31


19

SEPT ZO

Het misschien wel allerbekendste muzikale sprookje Peter en de Wolf komt op zondag 19 september twee keer tot leven

13.15 UUR (4+ 4+))

PETER EN DE WOLF MET VERTELLER DE DOELEN | GROTE ZAAL

15.00 UUR (6+ 6+))

PETER EN DE WOLF MET ANIMATIEFILM DE DOELEN | GROTE ZAAL dirigent Adam Hickox verteller Jamai Loman film Suzie Templeton Prokofjev Peter en de Wolf Dankzij het muzikale sprookje Peter en de Wolf hebben miljoenen kinderen over de hele wereld kennis gemaakt met het symfonieorkest. Prokofjev zelf schreef het libretto over het jongetje Peter, zijn vrienden uit het dierenrijk en de grote boze wolf. Daar voegde hij nog een grootvader, jagers en een verteller aan toe. Elk ‘personage’ koppelde hij aan een specifiek instrument. Het warmbloedige lijfthema van Peter klinkt in lieflijk huppelende ritmes op uit de strijkers. De pastorale sfeer symboliseert de groene weide waarop het verhaal zich afspeelt. Peters maatje, de vogel, kwinkeleert er vrolijk op los op de dwarsfluit. De klarinet verklankt de sluwe kat, de hobo de belaagde de eend, de fagot de mopperende grootvader. De jagers worden in een marsthema met tromgeroffel opgevoerd. Dreigende hoorns kondigen de wolf aan, maar voordat de jagers gaan schieten heeft Peter de klus al geklaard. In triomf wordt de wolf bij de dierentuin afgeleverd. Deze middag komt Peter en de Wolf twee keer tot leven. In de eerste voorstelling vertelt Jamai Loman, bekend van The Voice Kids, het verhaal van de stoere Peter en de boze wolf. Om 15.00 uur speelt het orkest Peter en de wolf nogmaals, en wel met de Oscar-winnende film van Suzie Templeton.

32

Meer informatie over de voorstelling of biografieën? Scan de QR code of ga naar: rpho.nl/peterendewolf

33


SUBSIDIËNT

COLOFON Bestuur Gergiev Festival Steven Lak, voorzitter Drs. Ruud Bos, penningmeester  Mr. Willem van Hassel, secretaris  Drs. Maria Hansen  Annette Ottolini  Joost Ector Comité van aanbeveling Joop van Caldenborgh, president-commissaris Caldic  Drs. Allard Castelein, president-directeur Havenbedrijf Rotterdam Jan Franssen, oud-commissaris van de Koning Zuid-Holland  Mr. Frits Korthals Altes, Minister van Staat  Frans Lavooij, oud-voorzitter Kamer van Koophandel Nederland  Jan Zekveld, voormalig artistiek directeur ZaterdagMatinee en Muziekcentrum van de Omroep Organisatie Gergiev Festival Valery Gergiev, artistiek leider George Wiegel, algemeen directeur Leonoor Coppoolse, manager Floris Don, artistiek coördinator Annerien Stuker, productie Carina de Becker, marketing en communicatie Medewerkers staf Rotterdams Philharmonisch Orkest Wenneke Savenije, tekstuele toelichtingen, eindredactie Onno Schoonderwoerd, programma toelichtingen  Michel Khalifa programmatoelichting Illustratie, Bram Schinkel Schinkelshoek Communicatie, vormgeving Drukkerij Printvisie, drukwerk Fotografie Hans van der Woerd, Marco Borggreve, Guido Pijper, Leo van Velzen, Jean Baptiste Millot

SPONSOREN

FONDSEN

SAMENWERKINGSPARTNER

GLOBAL PARTNERS OF THE MARIINSKY THEATER

Het Rotterdam Philharmonic Gergiev Festival bedankt alle vrijwilligers voor hun inzet.

34

35


GENIET NA VAN HET FESTIVAL VIA ONZE SOCIAL MEDIA EN WEBSITE

GERGIEVFESTIVAL.NL


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.