Musici en hun Matthäus - Intrada Magazine nr. 3 2020 - Rotterdams Philharmonisch Orkest

Page 1

Tekst: Jolanda van der Ploeg Foto's: Bart Hoogveld

Frank de Groot, Juliette Hurel en Arjen Leendertz

Matthäus Passion

Musici en hun Matthäus

‘Je hebt het zelf ook eventjes zwaar’ De weken voor Pasen wordt Bachs meesterwerk in ons land vaker uitgevoerd dan waar ook ter wereld, maar dit jaar zetten de maatregelen tegen het coronavirus daar een streep door. Luisteraars zijn nu aangewezen op radio, internet of cd – net als onze musici zelf. We vroegen drie van hen naar hun beleving van de Matthäus-Passion: Frank de Groot (viool), Juliette Hurel (fluit) en Arjen Leendertz (contrabas). ‘Ploep, ploep, ploep, dat zijn de druppels van het bloed.’

H

De Matthäus-Passion; Wat Bachs meesterwerk je vertelt, als je weet waar je op moet letten uit 2016, gaan de auteurs Mischa Spel en Floris Don (programmeur van het RPhO), op zoek naar de vraag waarom zoveel mensen zo intens van Bachs oratorium houden. Ze vroegen het aan uiteenlopende persoonlijkheden als Anna Enquist, Ramsey Nasr en Ton Koopman en kregen al even verscheidene antwoorden. Maarten Engeltjes, die dit jaar bij ons als altus zou aantreden, vertelt over zijn eerste ervaring als zesjarig jongenssopraantje: ‘Ik deed aan alles mee, de grote koordelen zowel als de koralen. Natuurlijk was het een lange zit, tegen de tijd dat Jezus aan het kruis ‘Eli, Eli’ zong moest ik erg nodig naar de wc. Toch maakte dit werk me in één klap verslaafd aan muziek.’

et zou een jubileumjaar zijn geweest voor de Matthäus-Passion in Nederland, 150 jaar nadat het werk voor het eerst in ons land te horen was – om precies te zijn in Rotterdam op 22 april 1870. In de oude Doelenzaal van Sociëteit Harmonie aan de Coolvest verzorgde Toonkunst Rotterdam de première, begeleid door een tweehonderdkoppig gelegenheidsorkest – het Rotterdams Philharmonisch bestond toen nog niet. Het duurde tot 1942 voordat ons orkest de Matthäus-Passion voor het eerst speelde, in een concert van Toonkunst. Drie jaar later namen we zelf het initiatief voor een reeks uitvoeringen in mei 1945, om het einde van de bezetting te herdenken. De Nederlandse Matthäus-traditie wortelt dus in Rotterdam en heeft zich over het hele land verspreid. In het boek

2


‘Als er veel verdriet is, hoor je de tranen in de violen’ Frank de Groot, plaatsvervangend aanvoerder tweede violen, speelt al sinds 1984 de Matthäus-Passion bij het orkest. In 2017 gaf hij eenmaal leiding als koordirigent aan een uitvoering met het Holland Symfonie Orkest.

’I

k ben katholiek opgevoed en de Matthäus-Passion klonk voor Pasen in onze huiskamer, maar dat was het wel. Die traditie ligt toch dichter bij de protestanten, Bach werd uiteindelijk geïnspireerd door Luther. Mijn vader was koordirigent en ik heb vroeger veel gezongen, maar met de Matthäus-Passion maakte ik pas echt kennis als violist. Ik herinner me nog goed de eerste live tv-opname met het Concertgebouworkest uit 1985 onder leiding van Harnoncourt. Hij kwam uit de authentieke uitvoeringspraktijk en wat mij toen heel erg aansprak was die enorme levendigheid. Hij bracht het zo groots, zo beeldend! Wij hebben dirigenten gehad die niet altijd affiniteit met het stuk hadden of soms zó gespecialiseerd waren, dat ze niet met een orkest konden omgaan. Nu zijn onze musici zó thuis in de traditie dat het altijd wel goed gaat. Iedereen weet dat je Bach niet meer met groot vibrato speelt. Onder anderen Frans Brüggen heeft ons jarenlang getraind in die authentieke uitvoeringspraktijk. Ik vind de Matthäus-Passion het mooist als het accent op de zeggingskracht van de tekst ligt. Je hoort het meteen als de dirigent niet goed weet waar het over gaat. Bach ondersteunt de tekst met z’n harmonische grilligheden en wendingen. Als Judas

verraad pleegt, zet hij een lelijk akkoord neer. Als er veel verdriet is, hoor je de tranen in de violen. Met name de evangelist is belangrijk; die declameert niet, die draagt het verhaal. Soms wordt hij hoorbaar geraakt door de tekst. Prachtig. De Matthäus-Passion beleef ik religieus, dat is eigenlijk onontkoombaar. De kerk laat ik er even buiten, maar voor mij brengt religie verdieping en de figuur Christus is in moreel opzicht ongemerkt een leidraad in mijn leven. Niet iedereen kan zich vinden in het lijdensverhaal, dat hij het leed van ons op zijn schouders neemt. Maar het grijpt iedereen absoluut aan. Als musicus ga je ook door al die fases van 3

het lijdensverhaal heen, je beleeft het – en dat is de kunst van Bach – zo intensief dat je het zelf ook eventjes zwaar hebt. Het moment dat de evangelist zegt: ‘Aber Jesus schrie abermal laut und verschied’, gevolgd door het koraal ‘Wenn ich einmal soll scheiden.’ Dat is een moment van verlichting: hij gaat weg maar je draagt hem mee in je hart. Dat vind ik ontzettend mooi. Ook de aria ‘Mache dich mein Herze rein’ werkt bevrijdend. Die baslijn brengt een heerlijke beweging in de muziek. In de aria ‘Erbarme dich’ heb ik één keer de vioolsolo mogen spelen en dat vond ik een geweldige ervaring. Het moment dat je gaat spelen is heel


Matthäus-Passion

‘Tweeduizend mensen die tegelijk de pagina’s omslaan. Krrr. Dat geluid is fantastisch’ Juliette Hurel is solofluitiste en sinds 1998 bij het orkest. Ze speelde de Matthäus-Passion meer dan tien keer. In 2018 bracht ze de cd Bach Inspiration uit, met onder andere de beroemde aria ‘Aus Liebe will mein Heiland sterben’.

’I

n mijn familie luisterden we meer naar Debussy, Ravel, Stravinsky, niet veel barok. In Frankrijk heerst nog steeds het idee dat barokmuziek met barokke instrumenten moet worden gespeeld. Dat is dom. Toen ik hier kwam was ik echt verbaasd: de strijkers spelen in een zo mooie en goede stijl, niet te veel vibrato en zo. Nederlanders zijn pioniers wat dat betreft. De eerste keer dat ik de Matthäus-Passion hoorde vond ik het zó jammer dat ik geen Duits verstond. Ik heb meteen de tekst met de Franse vertaling ernaast geprint, zodat ik de tekst kon volgen. Die blaadjes neem ik nog steeds mee, want de muziek is zó gelinkt aan de tekst van de cantates. Collega’s leerden me van alles: ‘Ploep, ploep, ploep, Juliette, dat zijn de druppels van het bloed.’ Of ze legden uit waarom een lijn omhoog gaat. Als je weet wat ze zeggen, wordt alles interessanter. Ik ben katholiek opgevoed, maar ben niet religieus. Een keer per jaar geloof ik in God en dat is tijdens de Matthäus. Ik vind het zo mooi! Zo’n verschrikkelijk triest verhaal, die arme Jezus (slaat hand voor de mond). De mensen zijn zo slecht en Pilatus is zo zwak! Het mooiste stuk voor mij zit aan het einde, dat moet ik even zingen: lalala lalalalala, tadadidadam, tadadidadam (‘Mache dich, mein Herze, rein’). Daar zit plotseling zoveel glimlach, douceur in. En ‘Aus Liebe’ natuurlijk. Hij staat op mijn cd met aria’s van Bach,

spannend. Je hoort het aan het geschuifel van het publiek, dat gaat er echt voor zitten. Als je eenmaal begint, vergeet je de zenuwen. Goddelijk om te doen. Mijn vader dirigeerde veel oratorium, vaak de Johannes Passion. Dus hij vond het wel interessant dat ik de Matthäus-Passion ging doen. Twee maanden voor de uitvoering overleed hij, op z’n negentigste. Dus die uitvoering was heel beladen. Bij de laatste adem van Christus, kreeg ik een brok in mijn keel. Ik heb even stilte gehouden om bij te komen. Dat vond ik wel mooi. En het laatste koor, het slotkoor, heb ik heel groots laten klinken. Ik dacht: dan hoort-ie dat misschien.’ 4


Matthäus-Passion

‘Als ik midden in zo’n aria zit, kom ik dicht bij mijn oerkracht, zo voelt dat’ Arjen Leendertz zou dit jaar voor het eerst de Matthäus-Passion met het Rotterdams Philharmonisch Orkest spelen. In die uitvoering zou hij een van de twee contrabassisten zijn geweest, en daardoor de enige bas in een aantal aria’s, zoals ‘Blute nur’ en ‘Gerne will ich mich bequemen’.

maar dat was niet zo gepland. Ik had maar een klein orkest en voor deze aria heb je twee hoboïsten nodig. Daar had ik geen budget voor. Dankzij Julien Hervé van de Rotterdam Chamber Music Society, gaf ik een concert in de RCMS-serie in de Bergsingelkerk waar ik het repertoire van mijn cd ter voorbereiding speelde. Toen kwam mijn lieve collega Tomoko Hara langs en die zei: “Je gaat ‘Aus Liebe’ níet opnemen, dat kan echt niet!” Toen is er toch wat geld vrijgemaakt en ben ik op zoek gegaan naar twee hoboïsten die niet te ver van Saintes woonden, waar later de opnamen plaatshadden. Via via vond ik ze. Een van de twee moest drie uur reizen uit Toulouse om één opname te doen. Het was zo leuk om ‘Aus Liebe’ op te nemen, bedankt Tomoko!

‘Een keer per jaar geloof ik in God en dat is tijdens de Matthäus’ De aria is mooi door die rare combinatie van instrumenten: twee althobo’s, een fluit en de sopraan. De lijn van de stem en de fluit gaan echt steil omhoog. Het is ook heel speciaal om dit met collega’s te doen, je moet goed lucht hebben, samen ademen en de zangeres volgen. Technisch is hij niet moeilijk. Maar het is wél een solo: je voelt je bloot en moet er niet aan denken dat het misgaat. Als je met meerdere collega’s speelt horen de mensen niet als je een klein foutje maakt (hopelijk!). Als dat als solist gebeurt, wil je voor de trein springen. Bij ‘Blute nur’ heb ik mijn lieve collega Desirée Woudenberg naast me. Dat is altijd makkelijker, we steunen elkaar. Vroeger nam het publiek de teksten mee en hoorde je ze heel geconcentreerd de pagina’s omslaan. Dat vond ik fantastisch. Tweeduizend mensen tegelijk: krrr. Tegenwoordig lezen ze op het scherm de teksten. Dat gevoel van betrokkenheid, dat er wel is, maar dat je niet meer hoort, dat mis ik wel een beetje.’ 5


’N

ormaal gesproken ben ik een van de acht contrabassisten die allemaal dezelfde partij spelen. Bij dit stuk spelen we met twee orkesten én je hebt maar een bas per orkest. Dat komt in mijn positie bijna nooit voor. Ik vind het lekker om met z’n achten in het grote geweld van bijvoorbeeld Mahler mee te gaan, maar ook echt heel leuk om mijn eigen klank te kunnen kleuren. Alle musici willen volgens mij stiekem het liefst ook kamermuziek doen. Het contact met het publiek is directer want er staat geen aanvoerder of groep meer tussen. Ik heb de Matthäus-Passion, denk ik, zo’n tien keer gespeeld. Vooral toen ik studeerde en veel speelde in het schnabbelcircuit. En ik deed ook veel cantatediensten bij de Laurenscantorij, wat veel ervaring met Bach spelen oplevert. Toen ik klein was, was het bij ons thuis traditie om met kerst het Weihnachtsoratorium op te zetten en in de week voor Pasen de Matthäus of Johannes-Passion. Mijn ouders zijn protestants en allebei amateurmusici, dus ik groeide wel een beetje op met Bach. Ik herinner me nog goed dat ik als jongetje van 14 met het jeugdorkest op tournee was in Tsjechië, op mijn vrije middag door Praag liep en aria’s van Bach door de straat hoorde klinken. Onder andere ‘Erbarme dich’. Dat vond ik zo mooi, dat ik de winkel ben ingestapt en de cd heb gekocht. Die was van Magdalena Kožená, toen nog lang niet zo bekend als nu. De cd-hoes leek wel een shampooreclame, met al dat haar in de wind. Ik heb daar eindeloos naar geluisterd. Er zijn

natuurlijk duizend interpretaties van die aria’s, maar dit was mijn eerste echte kennismaking met de schoonheid van die muziek, vooral het vocale gedeelte. Ik heb de Matthäus-Passion het best leren kennen door hem te spelen, want er drie uur naar luisteren… daar heb ik de concentratie niet altijd voor. De opening vind ik het mooiste. Hij is gelaagd en geeft richting en vaart. Het is alsof je in de trein zit en steeds nieuwe panorama’s krijgt voorgeschoteld. Daar wordt iedereen door gepakt. Het lijdensverhaal ken ik niet tot in detail, maar ik snap wel waar het over gaat. In de tijd van Bach had alles een connotatie. Een goede dirigent kan aangeven welke toonsoort wat betekent. Hier hoor je lijden, hier gaat het over aardsheid. Wiecher Mandemaker van de Laurenscantorij kan dat goed. Dat maakt het voor een musicus heel logisch om het zo te spelen. Maar je voelt bepaalde spanningen zelf ook wel. Dat komt door de ongeëvenaarde kracht van die muziek. Bij Bach klopt alles gewoon, zijn composities zijn zo logisch als natuurkunde. Als ik midden in zo’n aria zit, kom ik dicht bij mijn oerkracht, zo voelt dat. Ik heb een haat-liefde verhouding met religie omdat ik het ook iets onverdraagzaams vind hebben. Maar als ik de Matthäus-Passion hoor, denk ik aan het goede van het geloof, dat het mensen bij elkaar kan brengen. Wat ik dan voor me zie zijn de glas-in-lood ramen van een immense kerk in Frankrijk, waar je binnenstapt en denkt: dit is adembenemend, dit is bovenaards. En dat is precies zo met die muziek: het geeft de belofte van iets heel moois.’ ◆ 6

Geschiedenis 1870: eerste uitvoering in Nederland door Toonkunst Rotterdam o.l.v. Woldemar Bargiel 1899: eerste uitvoering door Concertgebouworkest o.l.v. Willem Mengelberg, begin van jaarlijkse traditie op diverse plekken in Nederland 1921: oprichting Nederlandse Bachvereniging die de Matthäus-Passion vanaf 1922 in veel kleinere bezetting in de kerk van Naarden uitvoert. 1945: uitvoering op 4, 5 en 10 mei om de bezetting te herdenken door Rotterdams Philharmonisch Orkest, daarna vrijwel jaarlijks op het programma in de Goede Week

Matthäus-Passion online Op nporadio4.nl is onze Matthäus-Passion uit 2017 nog te beluisteren via de verkorte url https://is.gd/ eyevin – druk op de play-knop en sla de eerste 34 minuten over om bij het begin van de uitvoering uit te komen.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.