Pulse-po nummer 1

Page 1

pulse

magazine vOOr SChOOlOntwikkeling en kwaliteitSzOrg

NUMMER 1 • 2009 • JAARGANG 1

vOOr en meer reaCtieS infOrma www.Pul tie: SePrima irOnder wij

S.nl

OaCh C P O t S r al eet hOe u e t C e de dir lammerS w udiedag marC t hem op de st 29 mei ontmoe je ze mee?’ op g ‘hoe krij

Lastige ouders prettige gesprekkeN Luisteren met gevoel is het geheim

kenniS en kunde mOet je kOeSteren! Minister plasterk prikkelt leerkrachten met wikiwijs leeSaChterStand? maak je bOrSt maar nat!

echte schooLLeiders boekeN Meer resuLtaat hOe eerlijk iS het geveCht Om de hOOgbegaafde leerling? rikuS renting (direCteur PCOu)

‘bijschoLiNg is eeN kwestie vaN prioriteiteN steLLeN’


nieu

Levensbeschouwing vanuit sociaal-emotionele thema’s

Neem nu een

t n e m e bonn

r u e l K op een mooi

a

vang

t s m o welkchenk! ges

en ont

l uree t l u c lti us • Multireligie ardiga • Muociale v en • S heden hap ersc burg

Thema’s jaargan g1

Nr. 1 H

Ontmo erfst et Nr. 2 W en i (Zelf)ve nter rtrouwe n Nr. 3 L ente Omgaa n met g Nr. 4 Z evoelens Omgaa omer n conflic met ten

Ga snel naar www.kleuropschool.nl


32

iCt:zegen Of zOrgenkind

Veel scholen worstelen met hun ICT-toepassingen. Moeten ze zelf aan de slag of schakelen ze een externe partij in? Bouwe Koopal zet de voor- en nadelen op een rij.

Inhoud

leiderS maken het verSChil

14

Cees Bos weet hoe belangrijk de inbreng van de schoolleider is als het gaat om kwaliteitszorg.

22

de SChOOl iS weer begOnnen De Bisschop MĂśller Stichting (Friesland) is drie jaar geleden met een pilot gestart om de mogelijkheden van Pulse-PO nader te verkennen. Pulse-PO is een digitale leeromgeving, die leerkrachten in staat stelt om samen effectief en efficiĂŤnt te werken aan persoonlijke groei. Voor de directie is het een instrument om goed personeelsbeleid voeren. Directeur Johan Hoffer, leerkracht Angelique Tiemersma en bestuurder Laurens van Tilburg vertellen hoe ze de pilot hebben ervaren

30 20

hebben we OOk een rekenCriSiS?

Feiten en fabels over het rekenonderwijs in Nederland.

waar Of niet?

Dr. Kees Vernooij over beter lees- en taalonderwijs op de basisschool.

hOe krijg je ze mee?

46

Veranderen roept weerstand op. Ook op scholen. Annemarie Mars begeleidt bedrijven en instellingen bij dit vaak complexe proces. Over de vijf krachten die ertoe doen. Pulse 3


ICON OUTDOOR GAMING De nieuwe generatie buitenspelen! ICON combineert alles wat kinderen leuk

hogere score ĂŠn een betere conditie! ICON is vrij

vinden aan games met de voordelen van vrij

toegankelijk en geschikt voor kinderspel zonder

buitenspelen. De verschillende ICON-games

toezicht of hulpmiddelen. Alleen, in koppels of

stimuleren lichamelijke inspanning en het

in teams. Meer weten over de introductie en

strategisch denken van spelende kinderen, maar

ervaringen met ICON outdoor gaming? Kijk op

dan high-tech. Harder lopen, sneller klimmen,

www.icon.KOMPAN.com

verder springen of slimmer spelen voor een

www.KOMPAN.com

Kompan BV | Schimminck 13 | 5301 KR Zaltbommel | T: 0418 - 681468 | F: 0418 - 681499 | E: kompan.nl@kompan.com


www.pulseprimaironderwijs.nl/magazine

Voorwoord Schat aan informatie

26 42 en verder 6 Nieuws 10 Marc Lammers 21 Waar of niet? 26 het oneigenlijke gevecht om de hoog begaafde leerling 36 Rikus Renting: Bijscholing is kwestie van prioriteiten stellen 41 onderwijs in stelling gebracht? 42 Meer aandacht voor taalverwerving op school 50 Minister Plasterk: Wikiwijs wacht op antwoord 54 plezierige en efectieve oudergesprekken 58 Opmerkelijk, mooi & bijzonder 60 training & advies 62 Column Chris Lindhout - colofon

Tja, dat was toch wel een teleurstelling. Eindelijk had ik haar te pakken. De woordvoerster van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Ronald Plasterk. Of ze al meer informatie had over Wikiwijs, dat plan van de minister om een soort van Wikipedia voor het onderwijs in het leven te roepen. Voordat ze daar antwoord op kon geven, wilde ze eerst weten wie ik was. Dat is terecht, dacht ik. Ik had me weliswaar talloze malen voorgesteld aan de receptionistes van OC&W en ongeveer net zo vaak aan haar collega’s, maar nu ik haar zelf aan de lijn had, leek met dat een faire vraag. “Ik ben Frank Stienissen en ik maak een magazine voor alle basisscholen in Nederland met als onderwerp schoolontwikkeling en kwaliteitszorg”, antwoordde ik. Het kan zijn dat ze mij niet goed verstaan heeft, want ze repliceerde met: “Bent u een journalist?” “Ja”, zei ik, “dat ben ik, maar daar gaat het niet over.” Een gekke, onlogische reactie, maar ik voelde op afstand waar ze bang voor was. Ze zat niet te wachten op een serie zure en cynische vragen. “Ik ben journalist”, zei ik nogmaals, “maar ik heb ook heel lang voor de klas gestaan en als zodanig heb ik telkens weer het wiel uitgevonden. Werk dat waarschijnlijk al talloze malen door mijn collega’s op andere scholen ook was gedaan. En toen ik onlangs werd geconfronteerd met het initiatief van Plasterk waarin hij leerkrachten oproept om samen onderwijsprogramma’s te maken, was ik bijzonder verrast én verheugd.” “Ja, da’s heel mooi”, zei de ambtenaar van OC&W, “maar ik moet u toch echt teleurstellen, want ik kan u niets meer vertellen.” Nu moet u weten dat Plasterk al op 3 december 2008 een gloedvol betoog heeft gehouden over de nieuwe ‘onderwijsencyclopedie’, Wikiwijs. Een open en zeer toegankelijke website waaraan alle docenten uit alle onderwijsgremia (primair, voortgezet en hoger onderwijs) hun bijdrage kunnen leveren. Onbezoldigd en ongeremd. Wie ooit voor de klas heeft gestaan en het onderwijsveld goed kent, weet dat er een schat aan informatie aanwezig is: iedereen is bezig met het maken van lesprogramma’s, oefeningen en toetsen. Uren, dagen, weken werk zit daarin. Het zou natuurlijk fantastisch zijn als je daarvan gebruik kunt maken. Liever nu dan morgen. Dus vroeg ik aan de woordvoerster van Plasterk: ‘Welke vorderingen hebben jullie in de laatste maanden gemaakt? What’s going on?” Ze hield voet bij stuk. “Ik wil u niet afpoeieren”, zei ze, “maar ik kan u nog niets vertellen. De minister moet eerst de Kamer daarover informeren.” Ik had duidelijk niet mijn journalistieke pet op en nam weer voor even die afwachtende, onderdanig houding aan die het onderwijs misschien wel eigen is, want even later toen ze had opgehangen dacht ik: het idee is goed, met een beetje goede wil zelfs kansrijk, maar ... minister Plasterk! ... geef het plan zo snel mogelijk door aan het onderwijsveld en laat het niet versloffen in de stoffige coulissen van het ministerie.

Frank Stienissen, hoofdredacteur Pulse 5


geld voor achterstand Latere schoolkeuze vergroot kansen leerling ‘verkeerd verdeeld’ In vier jaar wordt 70 miljoen euro verdeeld onder basisscholen die in ‘arme’ postcodegebieden staan. De meting van armoede in de desbetreffende wijken is afkomstig uit de Armoedemonitor van het Sociaal en Cultureel Planbureau en het Centraal Bureau voor de Statistiek. In onder meer Arnhem, Tilburg, Utrecht, Almere en Enschede klagen betrokkenen over geld dat op verkeerde plaatsen terechtkomt. In Arnhem staat een school met 152 van de 154 leerlingen uit arme wijken, maar de school zelf valt net buiten het armoedegebied. Een woordvoerder van staatssecretaris zegt in een reactie dat de verdeling van de 70 miljoen euro extra geld is, bovenop bedragen die alle scholen ontvangen per achterstandsleerling. Bovendien trekt de bewindsvrouw nog 15 miljoen euro uit voor uitbreiding van de lestijd.

Als leerlingen later dan nu kunnen kiezen voor een schooltype, is de kans groter dat ze later naar de universiteit of het hbo gaan. Dat blijkt uit een onlangs verschenen onderzoek van het Centraal Planbureau (CPB). Kinderen moeten nu rond hun twaalfde kiezen of ze naar vmbo, mavo, havo of vwo gaan. Wie naar de mavo gaat, komt in 35 procent van de gevallen uiteindelijk terecht in het hbo of op de universiteit. Voor leerlingen met een mavoadvies die eerst een of twee jaar naar een gecombineerde brugklas zijn geweest, is dat 39 procent. In zo’n brugklas zitten ook kinderen met bijvoorbeeld een havo-advies. Minister van Onderwijs Ronald Plasterk (PvdA) pleitte vorig jaar voor uitstel van de schoolkeuze. Hij

kreeg meteen een groot deel van de Tweede Kamer over zich heen. Veel partijen zijn tegen. Zij vrezen dat gecombineerde klassen ertoe leiden dat het ene deel van de leerlingen niet mee kan komen, terwijl voor het andere deel het niveau eigenlijk te laag is. De onderzoekers van het CPB baseren hun conclusies op gegevens over zo’n twintigduizend leerlingen die sinds 1989 zijn begonnen aan het voortgezet onderwijs.

coNcurreNtie tusseN basisschoLeN heeft weiNig effect

SChOlen Slaan alarm Over gebrekkige SChOOlgebOuwen

Leerlingen op basisscholen die veel concurrentie ondervinden, hebben hogere Cito-scores dan leerlingen op basisscholen die met minder concurrentie te maken hebben. Het effect is echter klein, wat overeenkomt met studies die voor andere landen zijn uitgevoerd. Dit concluderen Joëlle Noailly, Suncica Vujic en Ali Aouragh in recent verschenen CPB-studie ‘The impact of competition on the quality of primary schools in the Netherlands’. De studie onderzoekt de relatie tussen concurrentie en schoolprestaties in het Nederlandse basisonderwijs. Gegevens van ongeveer 350.000 leerlingen op 6.000 scholen in de periode 1999-2003 zijn gebruikt. Deze gegevens zijn afkomstig van zowel het Cito als van de Inspectie van het Onderwijs. Een verklaring voor het beperkte effect van concurrentie kan zijn dat ouders weinig informatie over de schoolprestaties hebben of gebruiken. Meer transparantie van schoolprestaties zou concurrentie daarom kunnen bevorderen. Een andere verklaring is dat ouders zich weinig gelegen laten liggen aan Cito-scores en zich meer richten op andere kwaliteitsdimensies, zoals het gebouw, de sfeer en de klassengrootte.

Scholen in primair en voortgezet onderwijs slaan massaal alarm over de staat van hun schoolgebouwen. Dit is de uitkomst van een digitale enquête van de Besturenraad, waarop 600 schoolbesturen en scholen reageerden, die in totaal meer dan 600.000 leerlingen representeren. Meer dan een kwart van de schoolorganisaties heeft meer dan 500.000 euro nodig om de problemen op te lossen, in totaal wordt een investering van meer dan 400 miljoen euro gevraagd. Het meest genoemd zijn problemen met luchtkwaliteit (75%), aanpassing van gebouwen aan nieuwe onderwijskundige inzichten (64%), isolatie en energiebesparing (54%) en achterstallig onderhoud (43%). 18% van de schoolorganisaties pleit voor geld om noodlokalen te kunnen afstoten. Scholen melden ook veel concrete knelpunten die de ernst van de situatie aangeven. Onder andere noemen zij vervanging van oude en rotte kozijnen, geluidsoverlast, stankoverlast, slechte sanitaire voorzieningen, ontbreken van voorzieningen voor gehandicapten, een directieruimte die tegelijkertijd ruimte voor het secretariaat, oudergesprekken en personeelskamer is.

NIEUWS 6 Pulse


Onderwijs lijkt op bedrijfsleven De Aob verzamelde een half jaar lang personeelsadvertenties uit regionale kranten. De oogst: een dikke map vol knipsels met: ‘Gevraagd: voorzitter van het college van bestuur’. Deze trend is een ‘logische en goede ontwikkeling’, zegt Ton Duif van de Algemene Vereniging van Schoolleiders (AVS). Schoolbesturen krijgen van de overheid en door schaalvergroting steeds meer verantwoordelijkheden. Ruim 1300 schoolbesturen zwaaien in Nederland de scepter over 7700 basisscholen. Ongeveer de helft daarvan heeft slechts één of twee scholen onder zijn hoede. Daarnaast zijn er 230 besturen met meer dan tien scholen. Bij die laatste is professionalisering noodzakelijk, aldus Duif. Daar hoort een goed functionerende raad van toezicht bij, die de bestuursvoorzitter kan terugfluiten. Maar bij die professionalisering kun je ook vraagtekens zetten, zegt Robert Sikkes, woordvoerder van de Aob. “Je moet uitkijken dat het beleid van zo’n college van bestuur niet helemaal loszingt van de werkvloer.” Hij hoopt dat er bovenop de basisscholen geen dikke, dure laag komt van bestuurders, die “visies naar beneden gaan uitrollen”. Onderwijshistoricus en emeritus hoogleraar Pieter Boekholt vreest dat een bestuurscollege ver van het schoolbord verwijderd raakt. Een slechte ontwikkeling, vindt hij: “De onderwijzer is zijn zelfstandigheid kwijtgeraakt. Nu evolueert het onderwijs steeds meer in de richting van het bedrijfsleven.” Bron: Trouw

Stormloop op Dronter Leonardo-klas Veel meer kinderen dan verwacht zijn aangemeld voor de Leonardoklas in Dronten. Als alle kinderen door de voorselectie komen, begint de school na de zomervakantie met maar liefst drie groepen. In Dronten valt de Leonardoschool onder het Kompas. Zo’n vijftig kinderen van 35 gezinnen staan nu op de lijst voor de Leonardoklas. Het aantal aanmeldingen is zodanig dat de Leonardoklas mogelijk al bij de start een wachtlijst heeft. Met drie groepen is de grens bereikt van wat de school aankan. De Leonardo-groepen dienen nadrukkelijk onderdeel uit te maken van het geheel. Alleen zo kan volgens de school het zeer gewenste sociale contact met leerlingen uit andere klassen ontstaan. Een aparte locatie is dus geen optie. Het grote aantal aanmeldingen bewijst de behoefte aan speciaal onderwijs voor hoogbegaafde kinderen. Volgens de school komt deze behoefte niet voort uit ‘streberigheid’ van de ouders, maar uit oprechte zorg voor de kinderen. Sommige kinderen onderpresteren, anderen zitten thuis of hebben psycho-somatische klachten. De leerlingen komen uit de wijde omgeving naar Dronten toe. Bron: De Stentor

Citotoets: jongens scoren steeds beter Jongens hebben de Citotoets beter gemaakt dan meisjes. Het verschil is dit jaar zelfs groter geworden in vergelijking met voorgaande jaren. Dat blijkt uit de resultaten die het Cito in Arnhem gisteren bekend maakte. Meisjes scoren op taal weliswaar beter, maar jongens hebben op dit onderdeel een flinke inhaalslag gemaakt. Op rekenenwiskunde en studievaardigheden presteren jongens beter. In februari maakten 154.000 kinderen uit groep 8 van 6200 basisscholen de Eindtoets Basisonderwijs. Drie leerlingen maakten geen enkele fout in de 200 opgaven, evenveel als vorig jaar. De afgelopen zeven jaar zijn de resultaten nagenoeg gelijk gebleven. Dit jaar scoorden de leerlingen gemiddeld 535,5 punten op de Citotoets, een tiende punt meer dan vorig jaar. Bijna 4500 kinderen haalden de maximale score van 550 punten.

Ministerie gaat onderwijsniveau jaarlijks peilen Om het dalende onderwijsniveau ‘aan te pakken’, gaat het ministerie van Onderwijs de resultaten van de Cito-toets van basisschoolleerlingen gebruiken om het reken- en taalniveau van de leerlingen te peilen. Het ministerie wil het niveau van de leerlingen ‘continu’ volgen. Dit jaar worden de resultaten van de Cito-toets voor het eerst gebruikt. Diverse onderzoeken (commissie Dijsselbloem, het Cito-rapport) tonen aan dat het slecht is gesteld met het onderwijsniveau in Nederland. Volgens het ministerie valt dat wel mee: ‘We doen het nog steeds goed, maar zakken wel in de internationale lijstjes,’ zegt de woordvoerder.

Pulse 7


Artis is leuk en leerzaam In het hartje van Amsterdam ligt Artis, de oudste dierentuin van Nederland. Geniet in Artis van de schoonheid van de dieren en wandel door de bijzondere historische stadstuin met schitterende flora en fauna. Kortom, laat Artis je betoveren!

Artis is meer dan een dierentuin Schoolreisjes, activiteiten en veel programmamogelijkheden op het gebied van biologie, geologie en astronomie. Bekijk het complete aanbod op www.artis.nl De toegang per leerling bedraagt â‚Ź 8,50 p.p.

Plantage Kerklaan 38-40 1018 CZ Amsterdam 020-5233612 www.artis.nl scholen@artis.nl


Leraren leren te weinig van elkaar De zwakte van het Nederlandse onderwijssysteem is dat er te weinig uitwisseling van kennis is. “Men leert niet van elkaar”, vindt Michael Fullan, de Canadese onderwijskenner die sinds twee jaar staatssecretaris Dijksma (onderwijs) adviseert. Fullan was onlangs in Nederland bij de oprichting van het Internationaal Forum Onderwijspraktijk (Ifo), een nieuw netwerk dat een verbinding wil maken tussen internationaal wetenschappelijk onderzoek en de onderwijspraktijk. Zo’n forum is nodig, stelt Fullan, want er is al veel wetenschappelijke kennis over welke aanpak in de klas wel en welke niet goed werkt om leerlingen tot betere prestaties te brengen. Maar het probleem is dat leraren daarvan zelden op de hoogte zijn. Ook hun eigen ervaringen wisselen ze weinig uit. Bron: Trouw

Pac-man leert kinderen rekenen Pac-Num is een nieuw oefenprogramma op de educatieve site DadsProject. Kinderen oefenen sommen van verschillende niveaus terwijl ze Pac-Man spelen. Hoge scores worden bovendien opgenomen in de High Score lijst die op de site en in het spel te bekijken is. Pac-Num kan ook met z’n tweeën gespeeld worden. Speler 1 lost de sommen op en geeft aan waar het juiste antwoord staat. Speler 2 bestuurt Pac-Man, loopt naar het antwoord en past op de spookjes. Bij elke 5000 punten of bij verlies van een leven, vindt wisseling van de wacht plaats. Zie: www.dadsproject.com/pacnum/pacnum.php

scholierenWebsite over WOII Op de onlangs gelanceerde website moet alle betrouwbare informatie over de Tweede Wereldoorlog worden gebundeld. De website wo2online.nl is vooral bedoeld voor scholen en scholieren. De site is ontwikkeld op verzoek van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei werkte hiervoor samen met achttien musea en stichtingen. Het ministerie had volgens een woordvoerder van het Nationaal Comité om de website gevraagd omdat vooral scholieren hun informatie tegenwoordig van internet halen. Ook de grote hoeveelheid onjuiste informatie over de oorlog zouden ze voor waar aannemen. De modern vormgegeven website moet niet alleen een alternatief voor dubieuze internetbronnen zijn, maar ook de herinnering aan de oorlog nieuw leven inblazen. De site biedt naast interactieve voorstellingen de mogelijkheid om de inval te ‘beleven’, waarbij de bezoekers zich in een ouderwets huis kunnen wanen en bommenwerpers horen overvliegen. De bezoeker kan zelf de radio bedienen of kranten oppakken.

Combistages tillen technieklessen naar hoger niveau Op basisschool De Trinoom lopen Pabo- en bètastudenten samen stage met als doel om materiaal te ontwikkelen dat nodig is om de techniekweek tot een succes te maken. Dit jaar heeft de week het hoofdthema ‘pretparken’ meegekregen. Sarah Brusell, studente kunstmatige intelligentie aan de Radboud Universiteit van Nijmegen, Brusell bedacht samen met twee studenten van de Pabo Groenewoud in Nijmegen en een student werktuigbouwkunde van de Hogeschool Arnhem Nijmegen, gevarieerde doe-en-ontdek-opdrachten. Dat resulteerde in maar liefst dertig ontdekkisten met daarin alles wat de leerkracht nodig heeft voor een techniekles, aangepast aan de verschillende leerniveaus van klas 1 tot en met 8.

nieuws

• • • • • •

een onderwijsondersteunend hulpmiddel een handzame geheugensteun bij het toepassen van taalregels een stimulans voor actieve toepassing van de Nederlandse taal een bijdrage aan taalbeheersing en taalbegrip een handzaam formaat en van duurzaam materiaal vervaardigd uw eigen huisstijl mogelijk door toevoeging van uw logo

De taalkaart is verkrijgbaar bij Hilarius Kantoor Totaal T (058) 212 38 38 E info@hilarius.nl www.hilarius.nl


Marc Lammers over leiderschap, dromen en doen

zet vOOr elk team een tOPCOaCh! en win! Hij leidde de Nederlandse hockeyvrouwen naar olympisch goud en maakte op de nationale en internationale kunstgrasvelden furore met zijn zeer persoonlijke, open manier van coachen. Bij Marc Lammers draait alles om improvisatie, innovatie en motivatie. Geen speelster is hetzelfde, een universele aanpak werkt niet. Maatwerk is zijn devies. Zo had iedere speelster in de aanloop naar de spelen haar eigen persoonlijke ontwikkelingsplan. ‘Waar je sterk in bent, moet je uitbuiten. Van een 4 kun je een 6 maken, maar daarmee word je geen kampioen.’ Opzien baarde hij ook met de vele technische snufjes als de ‘oortjes’ en de videobril. Het speciaal door TNO voor de Olympische Spelen ontwikkelde ijsbad, heeft volgens hem een belangrijke bijdrage geleverd aan het snelle herstel van de sportvrouwen. Een interview met Marc Lammers over coachen, dromen, passie, persoonlijke groei en de kunst van het winnen. Je zegt: “Alles draait om verbetering en grenzen verleggen.” Geldt dat ook voor het onderwijs? Stilstand is achteruitgang. Als je hetzelfde doet als je al deed, dan krijg je ook hetzelfde. Ik ben dus altijd bezig met innoveren. Dit is een middel om een doel te bereiken en niet een doel op zich. Durf out of the box te denken, kijk over de grenzen heen. Hoe doen anderen het? Tot de grens wordt het niet beter, daarna wel. Topsport gaat om groei. Elke wedstrijd, elke training moet je beter willen worden. Ook van de mensen in het onderwijs moet je dat kunnen eisen. Via een persoonlijk ontwikkelingsplan. Iedereen is uniek, je hebt geen eenheidsworst en die wil je ook niet. Wat voor mijn hockeysters geldt, geldt ook voor de mensen voor

MOTIVATIE 10 Pulse

de klas: die moeten kunnen excelleren, uitblinken in zaken waar ze al goed in zijn. Waarom is het beter om van een 8 een 10 te maken, dan van een 4 een 6? Met een voldoende ga je over op school. Een 10 levert je hoogstens een complimentje op. Als ik mezelf louter gefocust had op de 4-tjes van de spelers waren we nooit olympisch kampioen geworden. Dan had iedereen een 6-je gehad, maar hadden we niets verdiend. Ik zeg: maak van een 8 een 10 en je hebt er een onderscheidende factor bij. Richt jezelf op wat je leuk vindt. Wat is je passie? Daar kom je verder mee.


Waarom levert alleen instructies geven te weinig rendement op? Wat moet je doen om beter resultaat te behalen? Mensen onthouden 10 procent van wat ze horen, 35 procent van wat ze zien, 70 procent van wat ze zelf zeggen en 90 procent van wat ze zelf zeggen en doen. Dat wijzen alle onderzoeken uit. Als je alleen maar instructies geeft, dan gaat dat het ene oor in en het andere oor uit. Dan bestaat de motivatie om het beter te doen uit louter excentrieke motivatie en dan boek je weinig resultaat. Daarom vraag ik een speelster altijd: ‘Hoe denk je er zelf over, heb je een idee, een plan?’ Laat ze meedenken en meedoen, dan is de motivatie om het beter te doen intrinsiek. Daar schop je het veel verder mee. Dat werkt volgens mij op scholen ook zo. Laat de leerkrachten zelf plannen bedenken en laat ze daarmee aan de slag gaan.

moment aan de speelsters gevraagd: ‘Wat willen jullie uitstralen?’ Naar elkaar toe en naar buiten. In eerste instantie kwamen ze met twintig aandachtspunten. Die hebben we teruggebracht tot vier kernwaarden. Als eerste kernwaarde noemden ze commitment, zeg maar gebondenheid, waar gaan we voor en waar spreken we elkaar op aan. Op twee stond focus. We spraken af dat we ons op het hockey zouden focussen en bijvoorbeeld niet op tv-optredens of andere publicitaire evenementen. De derde kernwaar behelsde de fysieke gesteldheid. We wilden honderd procent fit zijn. En op vier stond de waarde plezier. Dat wilden we met elkaar uitstralen. Het mooie was dat de speelster elkaar ook aanspraken op deze kernwaarden. Ontwijkend gedrag werd door de groep niet getolereerd. Deze sociale controle is natuurlijk prachtig. Daar kun je als coach alleen maar van dromen.

Je zegt tegen je spelers: “Denk out of the box”. Maak je het jezelf dan niet heel moeilijk? We zijn olympisch kampioen geworden omdat ik de speelsters heel nadrukkelijk bij het proces betrokken heb. Iedereen mocht, nee moest, zijn visie geven. Stel open vragen: wat vind jij dat we moeten doen? Ik stelde me daarin heel kwetsbaar op. Volgens mij is dat niet gevaarlijk, maar win je juist daardoor aan gezag. Ook ik weet niet alles en ben niet overal even goed in. Ik heb acht goede eigenschappen en misschien twee wat mindere. Door samen een plan te bedenken creëer je een eenheid en sta je sterker. Je maakt iedereen verantwoordelijk voor het proces.

Hoe inspireer je een team? Lang geleden speelde ik een wedstrijd tegen Hockeyclub Bloemendaal. Toen vroeg de coach aan mij: ‘Marc, hoe moeten we spelen vandaag?’ Ik antwoordde: ‘Full press.’ En geloof maar dat ik er die middag voor ging. Het was mijn plan, mijn idee, ik wilde laten zien dat het een goed plan was en dat het werkte. We wonnen die wedstrijd. Na de wedstrijd, zei een van de spelers: ‘Dat was een goed plan coach, daar hadden ze niet van terug.’ Hij antwoordde: ‘Nee, dat was niet mijn idee, dat idee kwam van Marc.’ Ik kon mijn geluk niet op, ofschoon ik eigenlijk ook wel wist dat hij er net zo over dacht. Toch vergrootte dat mijn zelfvertrouwen en het zorgde ervoor dat ik de wedstrijden daarop nog beter m’n best deed. Dat kenmerkt een topcoach: hij weet zijn spelers intrinsiek te motiveren.

Op het resultaat heb je als coach geen honderd procent vat, schrijf je. Waarop wel? Het hockeyresultaat wordt beïnvloed door het weer, het veld en de fysieke en mentale gesteldheid van de tegenstander. Daar heb je geen invloed op. Een bedrijf kan het sentiment op de beurs en de wisselkoers ook niet beïnvloeden. Maar op het proces heb je wel honderd procent invloed. Daar ben je zelf bij. Alle technieken en tactieken kun je trainen. Dat leggen we vast in het persoonlijke ontwikkelingsplan dat iedere speelster heeft. Daar kunnen we dus wel honderd procent invloed op uitoefenen. Zo maken we het resultaat volledig afhankelijk van het proces. Is het in het onderwijs ook belangrijk om met elkaar ‘kernwaarden’ af te spreken? Dat is hartstikke belangrijk. Ik heb op een geven

Om beter te worden heb je zelfvertrouwen nodig. Een ongrijpbaar fenomeen? Maartje Paumen is onze strafcornerspecialist. Echt een voorbeeld van iemand die van een 8 een 10 heeft gemaakt. Haar corners zijn een geweldig wapen. Maar ook Maartje heeft haar beperkingen: haar snelheid als linksback laat te wensen over. Door Minke Booy, onze diepste verdedigster, meer op links te laten spelen, ontstond er een beter evenwicht. Daardoor groeide Maartjes zelfvertrouwen, kreeg ze meer plezier op die positie en ging ze steeds beter spelen. Ze kon zich weer focussen op waar ze echt goed in is. Ik vind dat dat op scholen ook veel te weinig gebeurt. Iedereen moet van een onvoldoende een voldoende maken, nooit hoor je iemand

RUBRIEK Pulse 11


Vraag niet aan leerlingen of leerkrachten om van 0 naar 100 te gaan, maar beloon ze als ze een progressie van 20 procent boeken. roepen: maak van die 8 nu eens een 10. Dat inspireert echt veel meer. Laat je passie spreken. “Wie het afkijken tot kunst verheft, moet niet vreemd opkijken als hij of zij vroeg of laat door de mand valt.” Wat bedoel je daarmee? Iedereen moet een persoonlijke ontwikkeling doormaken. Wat zijn je dromen? Welke doelen stel je jezelf? Hoe ga je ze waarmaken? Het is maatwerk, geen kopieerwerk. Als we allemaal hetzelfde doen, worden we allemaal 6-jes, maar geen olympisch kampioen. Daarom hebben we ook sportpsychologen, strafcornertrainers, keeperstrainers en sportfysiologen ingeschakeld. Wat voor de een geldt, hoeft niet voor de ander te gelden. Wat moet je doen als je als coach beter wilt worden? Ook een coach heeft een coach nodig. Iemand die met een helikopterview naar jouw functioneren kijkt. Daaruit ontstaat jouw persoonlijke ontwikkelingsplan. Kortom: wat voor de spelers geldt, geldt ook voor mij. Zo simpel is dat. Wat moet je vooral niet doen? Ik kan het niet vaak genoeg zeggen: leg niet teveel de nadruk op iemands zwakke punten. Het zijn de sterke punten waarop iemand kan scoren. Ban ook het woord ‘niet’ uit je woordenschat. Uit de taalpsychologie weet ik dat de hersenen het woord ‘niet’ niet kennen. Als iemand zegt dat je niet aan een ‘roze olifant’ mag denken, waaraan denk je dan? Als ik tegen de ploeg zei dat ze niet op de backhandkant mochten spelen, dan was het resultaat vaak omgekeerd. Bewust onbekwaam getraind, wordt dan onbewust onbekwaam toegepast. Overigens werkt dat bij kinderen ook zo. Als je niet aan de snoeptrommel mag komen, dan kun je er maar moeilijk van afblijven. Je schrijft: durf te dromen. Mogen/moeten leerkrachten en directeuren van een basisschool dat ook vaker doen? Ze moeten dromen. Alleen zo kom je echt verder. Een resultaatdoel moet je halen, zeg ik altijd, een droom mag

12 Pulse

je halen. Leg jezelf geen onnodige druk op. Ik had ooit als droom bondscoach te worden, maar het hoefde niet. Toen ik op het Cios zat richtte ik me op dingen die ik daar leuk vond. Ik kon heel dicht bij mezelf blijven. Toen ik assistent-bondscoach werd kwam die droom dichterbij, maar nog steeds stond er geen druk op de ketel. Het klinkt als een oud Chinees gezegde: “Duizend kleine stapjes maken een grote sprong voorwaarts.” Is dit het geheim van Marc Lammers als coach? Twintig maal 5 procent erbij is ook 100 procent vooruitgang. Ook dat is innovatie. Van een schildpad kun je geen haas maken. Vraag niet aan leerlingen of leerkrachten om van 0 naar 100 te gaan, maar beloon ze als ze een progressie van 20 procent boeken. Ook dan moet je zeggen dat ze het geweldig gedaan hebben. En vier dat succes. Dat leidt weer tot nieuwe successen. Hoe kweek je winnaars? Winnaars hebben altijd een plan, verliezers een excuus. Je moet niet wachten tot er iets gebeurt. Dan loop je achter de feiten aan. Fouten maken is daar inherent aan. Ik durf zelfs te stellen dat fouten maken beter is dan meteen de goede dingen doen, want van fouten maken leer je veel meer. Beloon fouten. We hebben meer geleerd van de tweede plaats, dan van de eerste. Werkt alleen positief? Nee, zeker niet. Maar je moet de verhouding wel omdraaien. Nu is het nog vaak zo dat we de nadruk leggen op de dingen die we niet goed doen. Dat moet veranderen. Laat ik zeggen dat de verhouding slecht/ goed nu 70-30 is. Dat moet 30-70 worden. Een compliment en een schouderklopje doen het altijd goed. Als het goed gaat, moet je de spelers de credits geven. Als het fout gaat moet jij de schuld op je nemen. Jij bent het vangnet voor je team. Zwemcoach Jacco Verhaeren deed dat tijdens de afgelopen spelen ook. Toen het even niet goed ging met de prestaties, zei dat hij een foute keus had gemaakt. Daarmee nam hij de wind uit de zeilen van de sporters en kreeg het zelfvertrouwen van zijn mensen geen knauw. In de dierenwereld gaat dat ook zo: als er gevaar dreigt voor de tijgerwelpen dan is de moeder paraat. Als er geen onraad is, spelen ze lekker in de zon. Als coach ben je er dus ook voor om dat plezier optimaal gestalte te


geven. Daar kunnen hele mooie dingen uit ontstaan. Op school haalde je nooit hoge cijfers. Je was geen topleerling. Dyslexie speelde je parten. Je bent een topcoach geworden. Is er een verband? Iedereen compenseert alles. Ik ben zwaar dyslecties, dus haalde ik de ene na de andere onvoldoende. Dat maakte me extreem onzeker. Mijn moeder ziet me nog huilend thuiskomen toen ik van de leraar Engels weer een flinke uitbrander had gekregen omdat ik een dikke onvoldoende scoorde voor het proefwerk. Pas op het Cios kon ik mijn passie de ruimte geven en haalde ik mijn eerste 8. Voor lesgeven nota bene. Dat gaf me een ontzettende kick. Dat streelde mijn zelfvertrouwen en voor het eerst dacht ik ‘ik kan wel iets’. Ieder kind is begaafd en kan door zijn handicap op andere punten beter scoren. Een blinde kan door zijn handicap veel beter luisteren en laat de mensen veel beter uitpraten. Alleen zo kunnen ze zich een beeld vormen. Dyslexiekinderen zijn doorgaans veel creatiever, en hebben meer ruimtelijk inzicht, kijk maar naar Jan des Bouvrie. Veel topondernemers zijn geen hooggeschoolde mensen, maar ze hebben wel heel veel doorzettingsvermogen, hebben durf, lef en zijn ook vaak heel creatief. Het is alleen jammer dat deze competenties in het regulier onderwijs nauwelijks meetellen. Mijn visie: ieder kind is begaafd, zorg dat je deze gave ontwikkelt. Tussen de eerste en de twee plaats zit 80% kwaliteit. Wat bedoel je? Kwaliteit definieer ik als de mate waarin je je onderscheidt van de concurrentie. Dan bedoel ik niet de concurrent van vorig jaar, maar de concurrent van nu. Want niemand zit stil. Ook binnen het hockey zijn we voortdurend aan het benchmarken. Wat doen de tegenstanders? Voor ‘goud’ moet je alles over hebben. Mag je

Maak kennis met Marc Lammers. Inspirerende studiedag ‘Hoe krijg je ze mee?’ Op 29 mei 2009 is Marc Lammers de key-note spreker op de studiedag ‘Hoe krijg je ze mee? Schoolontwikkeling en Integraal Personeelsbeleid in het basisonderwijs.’ Behalve Marc Lammers zullen Annemarie Mars (winnend auteur van het beste HR-boek voor de manager) en Cees Bos (auteur van Werken Met Kwaliteit/WMK) een inspirerende bijdrage leveren. Hester Macrander, cabaretier en columnist, is de dagvoorzitter. Directies, bovenschoolsmanagers, bouwcoördinatoren en IB-ers komen volop aan hun trekken. De studiedag vindt plaats in Hotel Coferentie Zonheuvel in Doorn. Voor meer informatie: www.vangorcum.nl/teamontwikkeling

van directeuren en leerkrachten in het onderwijs ook iedere dag een topprestatie verwachten? Ook hier geldt de benchmark. Ik sprak onlangs een directeur van een basisschool en die zei tegen mij: jij hebt makkelijk praten, want jouw speelsters zijn zeer gemotiveerd. Mijn mensen werken van half negen tot vijf en dan gaan ze naar huis. Maar dan zeg ik: op de school bij jou in de buurt beginnen ze op dezelfde tijd en gaan ze ook om vijf uur naar huis. Dus het gaat erom dat jij met jouw team net wat beter presteert dan de rest. Als je allemaal 5 procent groeit, is dat ook een hele sprong voorwaarts en als je dat een paar jaar op rij volhoudt maak je echt een grote progressie. There are no ploblems, just opportunities? Waar een crisis is, is een kans. Zo ontwikkelde TNO samen met DSM een speciaal ijsbad voor ons. In Peking was het snikheet en de cooling down na de wedstrijd zou daardoor erg lang duren. Maar door het ijsbad waren wij weer veel sneller fit dan onze tegenstanders. Zonder dat bad zouden sommige speelster een uur na de wedstrijd nog steeds aan hartslag van 180 hebben gehad. Dit technologische snufje heeft ons veel fitter gehouden gedurende het toernooi. En het resultaat ken je!

Marc Lammers Marc Lammers (1969) raakte op jonge leeftijd verslingerd aan hockey. Hij speelde ruim tien jaar op het hoogste niveau (vijf interlands) en bekwaamde zich als tiener reeds in het vak van trainer/ coach. Lammers is sinds januari 2001 bondscoach van de Nederlandse hockeysters. In 2006 won hij de wereldtitel in Madrid en in 2008 werd hij met de hockeyvrouwen olympisch kampioen.

motivatie Pulse 13


de SChOOl

iS weer

begOnnen RUBRIEK 14 Pulse


rubriek Pulse 15


Johan Hoffer

directeur De Sprong Als een leerkracht een B-functie wil verwerven, dan moet hij daar wel wat voor doen. Daar zit vaak een scholingscomponent aan vast. En natuurlijk mag die leerkracht dan ook vragen: wat levert me dat op? In de praktijk blijkt dat leerkrachten het best moeilijk vinden om hun eigen leerportfolio bij te houden en uit te breiden. Daar komt best veel bij kijken. Leerkrachten zijn heel erg hands-on: wat ze leren, willen ze ook direct toe kunnen passen. Zelfs leerkrachten die computers haten, krijgen hiermee een tool aangereikt om zich op ict-gebied te scholen. Pulse-Po geeft heel goed aan waar iedereen staat. Het maakt het bijsturen ook veel gemakkelijker.

De Bisschop Möller Stichting is drie jaar geleden met een pilot gestart om de mogelijkheden van Pulse-PO nader te verkennen. Pulse-PO is een digitale leeromgeving, die leerkrachten in staat stelt om samen effectief en efficiënt te werken aan persoonlijke groei. Voor de directie is het een geavanceerd instrument om goed personeelsbeleid voeren. Aanvankelijk bestonden er nogal wat misverstanden over de functie van dit ‘communicatie-instrument’. Gaandeweg werden de gebruikers echter steeds enthousiaster en ontdekten ze de vele mogelijkheden van dit pakket. “Kennis en kunde moet je delen met elkaar, daar wordt iedereen wijzer van, is een veel gehoorde mening.” Johan Hoffer (directeur van basisschool De Sprong, leerkracht Angelique Tiemersma en bestuurder Laurens van Tilburg vertellen hoe ze de pilot hebben ervaren. De aftrap Johan Hoffer (JH): “Scholing van leerkrachten vinden wij heel belangrijk en het wordt steeds belangrijker. De vraag bereikte ons: willen jullie dat ook via een digitale leeromgeving doen? Dat vonden we een interessante gedachte en als zodanig zijn we erin gestapt. Niemand ontkomt er meer aan om zichzelf te ontwikkelen. Zeker als je kijkt naar de maatregelen die het ministerie heeft aangekondigd. Tussen 2010 en 2014 wordt functiedifferentiatie in het basisonderwijs ingevoerd. Er komen dan A-, B- en C-functies. Als een leerkracht een B-functie wil verwerven, dan moet hij daar wel wat voor doen. Daar zit vaak een scholingscomponent aan vast. En natuurlijk mag die leerkracht dan ook vragen: wat levert me dat op? In de praktijk blijkt dat leerkrachten het best moeilijk vinden om hun eigen leerportfolio bij te houden en uit te breiden. Daar komt best veel bij kijken. Hoe moet je je bijvoorbeeld bijspijkeren op het gebied van rekenen, leerontwikkeling en dyslexie? Waar moet je allemaal rekening mee houden? Hoeveel tijd steek je erin? Pulse-Po biedt heel veel ondersteuning op dat vlak. Met dit instrument kan een leerkracht zijn

permanente educatie 16 Pulse

persoonlijke ontwikkelingsplan samenstellen. Dat is natuurlijk heel erg positief. Daarnaast vind ik het heel prettig dat je met dit pakket in je eigen tempo, in je eigen tijd en op je eigen plaats aan je persoonlijke ontwikkeling kunt werken. Bovendien sluit deze digitale leeromgeving prima aan bij de digitale ontwikkeling die we als school doormaken. We streven naar een digitale werkplek voor iedereen en willen graag optimaal gebruik maken van de mogelijkheden die het moderne ict-onderwijs ons biedt. Als pilot-school hebben we een werkgroep samengesteld met leerkrachten die al een beetje feeling hebben met digitaal leren. Daarnaast hebben we een studiemiddag voor het hele team georganiseerd. Dit jaar snuffelen we nog. We hebben er een soort speeltuin van gemaakt, waaraan nog geen verplichting hangt. Maar volgend leerjaar gaan we het persoonlijke ontwikkelingsplan verder implementeren en willen we precies in kaart brengen wat iedereen moet doen. Het jaar daarop gaan we de doelen ook daadwerkelijk vastleggen en gaan we de vorderingen heel gericht monitoren. Dan ontkomt niemand er meer aan en is het een verplicht onderdeel van het persoonlijke ontwikkelingsplan.


Angelique Tiemersma (AT): Ik moet zeggen dat ik het aanvankelijk best moeilijk vond om alle ins en outs van Pulse-Po direct te doorgronden. Het instrument is nog maar kort op de markt en nog niet alles zit erin. Ik wilde graag direct alles weten van de laatste stand van zaken met betrekking tot bijvoorbeeld het lees- en rekenonderwijs. Ik was heel leergierig. Pas toen ik zag dat dit pakket een groeipakket is, werd ik heel enthousiast. Pulse-Po is een mooi instrument om jezelf verder te verdiepen. En niet onbelangrijk – we hebben weliswaar op school inmiddels allemaal een digitale werkplek – je kunt het thuis doen. Op school heb je het vaak al zo druk. Lekker ’s avonds een of twee uurtjes aan je eigen competenties werken is dan veel plezieriger. Laurens van Tilburg (LvT): Ik kom van buiten het onderwijs en het viel me al snel op dat er op de basisscholen relatief weinig tijd en aandacht is om jezelf te scholen. Maar de wereld om ons heen verandert razendsnel en dus moet je als leerkracht met je tijd mee. Of je nu wilt of niet. En ook ik vind het heel belangrijk dat je dat schoolonafhankelijk kunt doen. Het was mijn rol om daar dan ook de faciliteiten voor aan te reiken. Niet minder belangrijk vind ik overigens de mogelijkheid van Pulse-Po om je eigen lesmateriaal te maken en deze methodische en didactische aanpak ook met de andere leerkrachten te delen. Dat komt op onze scholen misschien nu nog onvoldoende uit de verf, maar dat is de essentie van dit instrument. Daar worden we allemaal beter van en als wij als Bisschop Möller Stichting daar een voorbeeldrol in mogen vervullen,

stemt me dat helemaal positief. Niet alleen in de Randstad wordt de toon gezet, ook hier in het noorden timmeren we behoorlijk aan de weg. Verschillende doelen JH: Pulse-PO is een geïntegreerd HRMsysteem, maar ook een geïntegreerde leeromgeving. Voor de directeur is met name de HRM-faciliteit belangrijk. Dat is heel duidelijk mijn belang dus, maar dat hoeft natuurlijk voor een leerkracht natuurlijk niet zo te zijn. De leerkrachten zijn heel erg hands-on: wat ze leren, willen ze ook direct toe kunnen passen. Gelukkig voorziet het pakket daar ook in. Het is heel praktisch. Zelfs leerkrachten die computers haten, krijgen hiermee een tool aangereikt om zich op ict-gebied te scholen. AT: Als leerkracht maak je het verschil. Uit onderzoek is gebleken dat een leerkracht voor ongeveer 70 procent het leerresultaat bepaalt. Een goede leerkracht op een slechte school, haalt altijd nog meer rendement, dan een slechte leerkracht op een goede school. Maar dan moet je je wel blijven scholen. Tot de conclusie ben ik gekomen, toen ik weer in de schoolbanken zat en aan de studie was. JH: Ik merk dat ook. Als leerkrachten een studiedag hebben gehad dan willen ze weer aan de gang. Dat is niet onderwijsspecifiek, volgens mij werkt dat in elke organisatie zo. Groei loopt niet langs een vloeiende curve omhoog, maar gaat met horten en stoten. Waarbij je wel moet bedenken dat ook de fysieke component heel belangrijk is. Dat maakt de communicatie een stuk gemakkelijker. AT: Als school zijn we behoorlijk ver in het begeleiden van autistische leerlingen. Maar

”Met elkaar zijn we dan weer aan

Laurens van Tilburg

bestuurder Bisschop Möller Stichting

Niet minder belangrijk vind ik de mogelijkheid van Pulse-Po om je eigen lesmateriaal te maken en deze methodische en didactische aanpak ook met de andere leerkrachten te delen. Als mensen niet willen veranderen dan is het kennelijk nog niet helder wat het doel is. Als excellente leerkracht kun je op de gebieden waar jij in uitblinkt scholingsmateriaal maken voor je collega’s Meer deskundigheid moeten we beter belonen. De beste manier om je kennis en kunde bij te spijkeren is door te leren van elkaar.

het leren en niemand weerhoudt ons ervan om die module uit te breiden en aan te passen.” Pulse 17


je kunt niet ieder jaar een grote groep leerkrachten op cursus sturen. Dat laat het scholingsbudget niet toe. Maar de persoon die wel op cursus gaat, kan nu heel eenvoudig de laatste kennis op het gebied van autisme delen met de andere leerkrachten. Op die manier kan iedereen zich in gelijke mate scholen. Er ontstaat gewoon een betere, professionele werkomgeving.

Angelique Tiemersma

leerkracht basisschool De Sprong

Als leerkracht maak je het verschil. Uit onderzoek is gebleken dat een leerkracht voor ongeveer 70 procent het leerresultaat bepaalt. Een goede leerkracht op een slechte school, haalt altijd nog meer rendement, dan een slechte leerkracht op een goede school. Maar dan moet je je wel blijven scholen. De persoon die op cursus is geweest, kan nu heel eenvoudig de laatste kennis op het gebied van autisme delen met de andere leerkrachten. Er ontstaat gewoon een betere, professionele werkomgeving. Ik merk dat scholing op basis van vrijwilligheid heel goed werkt. Scholing is niet bedreigend. Verandering is bedreigend.

18 Pulse

Werkdruk JH: In het verleden hebben we een scholingspercentage van 10 procent afgesproken, maar we waren niet in staat om dat ook maar enigszins te staven. Scholing was een heel diffuus gebied. Sommige scholen konden nog niet de helft verantwoorden. Ook hebben leerkrachten vaak geen idee, wat allemaal onder scholing verstaan wordt. Het bestuderen van nieuwe methode viel daar bijvoorbeeld niet onder, terwijl dat natuurlijk wel zo is. Pulse-PO brengt de scholingstaken beter in beeld en maakt ook per leerkracht duidelijk hoeveel uren hij aan scholing besteedt. Zo kun je de ervaren werkdruk en de werkelijke werkdruk beter in kaart brengen en bespreken.

JH: Bezig zijn met leerlingen heeft altijd de eerste prioriteit. Daar hebben we voor gekozen en dat zal altijd zo blijven. Dit primaire proces vraagt heel veel aandacht van de leerkracht. Daarom is het extra moeilijk voor een leerkracht om bijvoorbeeld van half 4 tot half 6 de studieboeken erbij te pakken. Ouders willen na schooltijd nog even wat vragen, leerlingen komen nog even langs. Dat is soms een heel lastig spanningsveld en niet iedereen slaagt erin om de juiste balans te vinden. Er zijn grote verschillen tussen leerkrachten. Sommigen pakken het heel goed op, anderen lukt het minder. Als directeur moet je deze keuzes dan wel bespreekbaar maken. Vrijwillig of verplicht AT: Ik merk dat scholing op basis van vrijwilligheid heel goed werkt. Toen we een goed jaar geleden met dit project startten, hebben we een aantal mensen gevraagd om in de pilotgroep plaats te nemen. Wat niet wil zeggen dat iedereen meteen helemaal enthousiast was. Het programma is nieuw, het is op de computer, sommige collega’s zeiden: ja, maar dan kunnen ze

”Je loopt per definitie altijd achter de excellenten aan. Het is de kunst om je die kennis en ervaring zo snel mogelijk eigen te maken.”

LvT: Wat ook belangrijk is, is dat leerkrachten scholing niet meer zien als de sluitpost op de begroting. Vroeger hoorde je: ik heb het vreselijk druk en als er nog wat tijd over is doe ik nog wat aan scholing. Dat gaat nu veranderen. Je hebt namelijk recht op scholing. Die tijd moet je gewoon zo goed mogelijk invullen. En de noodzaak wordt alleen maar groter. Dit besef moet groeien en de leerkrachten moeten keuzes maken.

precies zien wat ik doe en dan word ik daar misschien op afgerekend. Maar gelukkig zei de grootste groep: wauw, dit is leuk, het biedt heel veel mogelijkheden. LvT: Vrijblijvend is het zeker niet. Niet meedoen is geen optie, maar het moment dat je instapt nog wel. Maar aan het einde van de rit, moet iedereen gewoon meedoen. JH: Pulse-Po geeft heel goed aan waar iedereen staat. Het maakt het bijsturen ook veel gemakkelijker. Soms is dat beangsti-


gend, de directeur kijkt immers mee over de schouder van de leerkracht, maar een goede leerkracht maakt daar ook gebruik van: die zegt: ‘Als je dit van mij verwacht wil ik er ook voor gefaciliteerd worden anders red ik het niet.’ Heeft hij helemaal gelijk in. LvT: Het wordt ook een stuk minder bedreigend door zelf het goede voorbeeld te geven. AT: Scholing is niet bedreigend. Verandering is bedreigend. LvT: Veranderen kost energie. En dat doe je alleen als het vooruitzicht positief is. Als mensen niet willen veranderen, dan is kennelijk nog niet helder wat het doel is. Waarom is die verandering nodig? JH: Een goed voorbeeld is onze scholing op het gebied van autisme. Vanaf 2010 hebben we daarin een wettelijke zorgplicht en dan moeten we kunnen laten zien hoe we met autisme in de klas omgaan. Als dat voor leerkrachten helder is, dan gaan ze ook wel mee in dat veranderingsproces. Excellente leerkrachten leren delen LvT: Pulse-po biedt de mogelijkheid om samen te delen. Als excellente leerkracht kun je op de gebieden waarin jij uitblinkt scholingsmateriaal maken voor je collega’s. Dat is natuurlijk uniek en zeer gewenst. In zo’n gezamenlijke leeromgeving haal je niet alleen iets, maar je brengt ook iets. Dit pakket biedt die mogelijkheid. Samen het digibord ontdekken bijvoorbeeld. Dat maakt het leren een stuk leuker en het resultaat is de som der delen. Ik zeg wel eens: ga je eigen materiaal maar ontwikkelen en ontdek de problemen, dan weet je ook waar je scholingsbehoefte ligt. En wordt vooral vreselijk goed op dat terrein, daar hebben de anderen dan ook wat aan. JH: Prima idee, ik ben ook een voorstander van echt pittige opleidingen met een diploma als bewijs. Bestuur en directeuren moeten dat waarderen. Je doet het niet voor niets en zeker niet alleen voor jezelf.

De school als geheel moet er de vruchten van plukken. Dat maakt het voor mij ook makkelijker naar hem team toe bepaalde keuze te verantwoorden. LvT: Meer deskundigheid moeten we beter belonen. Ofschoon we op dat vlak waarschijnlijk nog een lange weg te gaan hebben, maar daar gaat het – ook maatschappelijk – wel naar toe. Mensen zijn gelijkwaardig, maar niet gelijk. Als iemand zegt: ik vind lesgeven heel leuk en verder niks, dan is dat prima. Maar als iemand anders zegt: mag ik naast lesgeven ook nog bepaalde onderwerpen verder uitdiepen, dan moet die extra inzet ook beloond worden. Groepsverband JH: Sinds vorig schooljaar staat leesonderwijs hoog op ons verlanglijstje. Dus zijn we met een aantal docenten vrijwillig op cursus gegaan. Zij weten nu beter hoe je leesonderwijs aan peuters moet geven en hoe je de woordenschat het beste uit kunt

breiden. Dat gaan we dit jaar teambreed invoeren en Pulse-Po helpt ons daarbij. Met elkaar zijn we dan weer aan het leren en niemand weerhoudt ons ervan om die module uit te breiden en aan te passen. Informatie halen we van buiten, maar zeker ook van binnen. LvT: Het gaat om excellent onderwijs. Maar je loopt per definitie altijd achter de excellenten aan. Het is de kunst om je die kennis en ervaring zo snel mogelijk eigen te maken. Dat is ons doel en streven. De 9 van vandaag is de 7 van morgen en de 5 van overmorgen. Je hebt geen keus, je moet wel door. Ga je er ingewikkeld mee om dan red je het niet. En de beste manier om je kennis en kunde bij te spijkeren is door te leren van elkaar. Onderzoek wijst uit dat je in groepsverband veel meer opsteekt, dan wanneer je alleen aan de slag gaat. Als je deelt dan kom je er veel sterker uit. De moderne maatschappij is gebaseerd op delen en Pulse-PO is een platform dat het delen stimuleert.”

permanente educatie Pulse 19


Voor ieder lokaal hebben wij een passende module.

Extra ruimte nodig? Bestel NU...

www.speelwerkverdieping.nl

Ovaal

ep speelconc

te

n

Ontwerp en inrichting van speelomgevingen voor openbare ruimten, onderwijs, speeltuinen en recreatieterreinen. Ovaal speelconcepten vertegenwoordigt vernieuwende productlijnen

AANBIEDING Speelwerkverdieping met gesloten trap van 430 x 225 x 155cm, inclusief veiligheidscertificaat, 19% btw en plaatsing in heel Nederland (m.u.v de eilanden).

van â‚Ź 4.729,00 voor â‚Ź 3.995,00* *Deze aanbieding is geldig t/m 15 juli 2009.

aanbieding Educatieve speelaanleidingen voor onderwijs en openbare ruimten

Heiner Educatief Lijnbaan 13, 8331 WS Steenwijk KvK : 05082790 Telefoon : 0521 52 35 02 Mobiel : 06 54 20 16 27 Internet: www.speelwerkverdieping.nl Email: info@heinereducatief.nl

Biedt een creatieve speeloplossing bij een beperkte buitenruimte

Speeltoestellen uit Acacia Robinia met een natuurlijke uitstraling

Betonnen klimdieren op ware grootte

Ovaal speelconcepten Ten Campesingel 23 - 7431 AV Diepenveen info@ovaalspeelconcepten.nl - www.ovaalspeelconcepten.nl tel. 0573-253941 - fax. 0573-258469


Waar of niet leesachterstanden moeten effectief en efficiënt worden aangepakt dr. kees Vernooy: ‘zorg dat leerkrachten deskundiger worden.’ LEERKRACHTEN MOETEN VEEL BETER WORDEN OPGELEID OM LEESONDERWIJS TE GEVEN, VOORAL AAN ZWAKKE LEERLINGEN. DAT ZEI DR. KEES VERNOOY ONLANGS IN DE LECTORALE REDE ‘LEZEN STOPT NOOIT.’ Sinds een paar maanden is Vernooy als lector verbonden aan Hogeschool Edith Stein. Binnen het lectoraat ‘Doorlopende Leerlijnen: effectief taal- en leesonderwijs' richt Vernooy zich in de eerste plaats op kinderen tussen de 5 en 8 jaar. Volgens Vernooy behoort meer dan een kwart van de leerlingen in het basis- en voortgezet onderwijs tot de risicolezers. Het gevolg daarvan is dat deze groep steeds minder gaat lezen en de leesvaardigheid verder terugloopt. Volgens hem bereikt een belangrijk deel AVI-9 nooit, met alle ernstige gevolgen voor het begrijpend lezen en het vervolgonderwijs. Lezen is volgens Vernooy geen aangeboren talent, maar een aan te leren vaardigheid. Verklaringen voor de leesproblemen Vernooy geeft vijf oorzaken aan waarom kinderen en volwassenen een leesachterstand hebben. Ten eerste wordt er in de voor- en vroegschool te weinig gewerkt aan woordenschatontwikkeling en fonemisch bewustzijn. De tweede verklarende factor is de inrichting van het leesonderwijs in groep 3 en 4. Vernooy stelt dat tweederde van de leerkrachten te weinig aandacht heeft voor omgaan met verschillen in leesontwikkeling. Er wordt nog teveel gedacht dat de leesvaardigheid na groep 3 zich vanzelf ontwikkelt. Ten derde wordt de leesvaardigheid van zwakke lezers niet onderhouden. Vooral na de basisschool. Ten vierde zijn de meeste leesproblemen in feite kwaliteitsproblemen. Volgens Vernooy zijn maar weinig kinderen echt dyslectisch. De leesproblemen worden veroorzaakt door slecht onderwijs: onvoldoende instructie, werken met slechte methoden, leesmethoden die niet volledig worden behandeld, te weinig tijd voor zwakke lezers en ineffectieve differentiatie. Daarnaast ontbreekt een goede leesdeskundigheid bij veel leerkrachten. Onderzoek heeft volgens Vernooy uitgewezen dat juist de leerkracht een grote invloed heeft op de leesresultaten van de leerlingen. Ten slotte is er te weinig aandacht voor preventie, stelt hij. Vroegtijdig interveniëren is effectiever dan later remediëren. In de voorschoolse periode moeten de problemen al gesignaleerd en aangepakt worden. Spraak- en taalproblemen verdwijnen niet met het ouder worden van kinderen. Verbeteren Om te bereiken dat iedereen vlot leert lezen moet er meer aandacht zijn voor de deskundigheid van de leerkracht en andere opvoeders. Deskundigheid betekent dat leerkrachten moeten beschikken over adequate leesinhoudelijke kennis en de vaardigheid om die kennis te kunnen toepassen. Leerkrachten moeten kunnen werken met een effectief curriculum en met effectieve instructie en ze moeten effectief interveniëren bij risicoleerlingen. Het heeft volgens Vernooy geen zin een goede leesmethode in huis te hebben als de leerkracht niet geprofessionaliseerd is in het geven van instructie met die methode. Daarvoor ligt volgens Vernooy ook een schone taak voor de schoolleider weggelegd. Zonder goed leiderschap zijn inspanningen om de resultaten te verbeteren van bijvoorbeeld het leesonderwijs vruchteloos.

www.pulseprimaironderwijs.nl/taal Pulse 21


Tekst: Cees Bos

Opbrengstgericht

leiderschap

In mijn boekenkast heb ik een hele plank gereserveerd voor boeken over leiderschap. De ruggen verraden kort en bondig de inhoud: inspirerend leiderschap, moreel leiderschap, coachend leiderschap, authentiek leiderschap, tijdelijk leiderschap, grenzeloos leiderschap, effectief leiderschap, situationeel leiderschap, servant leadership, nieuw leiderschap en zelfs van Willem Verbeke: nieuwsgierig leiderschap. Do you want more? Op mijn bureau ligt de brief die de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Sharon A.M. Dijksma, op 3 december 2008 aan de Tweede Kamer schreef: Aanpak Opbrengstgericht Leiderschap. Die had ik nog niet.

Leeropbrengsten Wellicht vraag je je af over welke opbrengsten de staatssecretaris het heeft. Cognitieve opbrengsten? Sociale opbrengsten? Of meer algemene opbrengsten? Natuurlijk is het belangrijk, dat leerlingen zich veilig voelen, dat een school de kinderen zelfred-

rubriek

22 Pulse

zaam maakt, dat een school proces- en burgerschapsdoelen nastreeft, maar helder is dat het mevrouw Dijksma gaat om leeropbrengsten. Om hogere opbrengsten voor rekenen en taal. Het is in die zin weinig hoopgevend voor haar, dat de Inspectie van het Onderwijs constateert, dat leraren en schoolleiding welbevinden belangrijker lijken te vinden dan prestaties. De Onderwijsraad stelt daarnaast vast, dat scholen te weinig inzicht hebben in de leeropbrengsten en dat ze ook onvoldoende houvast hebben aan wat zij met leerlingen moeten bereiken. Het laatste gaat voor het eerste: eerst moet je weten wat je met leerlingen wilt bereiken, daarna kun je (pas) beoordelen of de leeropbrengsten voldoende zijn. Hoe stel je nu vast wat je met leerlingen moet bereiken? Met andere woorden: hoe kom je aan doelen? De Onderwijsraad gelooft heilig in standaarden. Leerstandaarden zijn geoperationaliseerde en genormeerde omschrijvingen van cruciale doelen die leerlingen aan het eind van bepaalde onderwijsfasen moeten beheersen. Niets op tegen, maar het kan ook gemakkelijker: doel is dat de leerlingen aan het eind van groep 3 AVI-2 beheersen. Of: doel is, dat

oe

g

t o ro

H

Leiderschap, zo schrijft ze, is een cruciale voorwaarde voor het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs en het verhogen van de opbrengsten voor rekenen en taal. Daarom wil ze het opbrengstgericht leiderschap versterken. Terecht. Uit onderzoek blijkt namelijk, dat er een redelijk sterke correlatie is tussen de opbrengsten van een school en de performance van de schoolleider. Interessant in dit verband is natuurlijk: wat is opbrengstgerichtheid? De Onderwijsraad (2008) definieert opbrengstgerichtheid als een kenmerk van een school waarin concrete doelstellingen voor leerlingen worden geformuleerd op basis van de leerlingenpopulatie, en waarin alle betrokken partijen er gericht aan werken de gestelde doelen te bereiken. Een opbrengstgerichte schoolleider zorgt dus, dat er (1) doelen vastgesteld worden en dat (2) iedereen zich maximaal inspant om die doelen te realiseren.

de leerlingen op de Cito-toets bij Begrijpend lezen M6 gemiddeld een vaardigheidsscore van 34 halen. Of: doel is, dat de leerlingen op de Cito-eindtoets gemiddeld een score van 535 halen. Gelet op de nieuwe eisen van de inspectie (zie Analyse en waarderingen van opbrengsten primair onderwijs) is het momenteel relatief eenvoudig om doelen vast te stellen voor de eind- en tussentoetsen (zie figuur 1). De normen zijn vastgesteld door de inspectie


en de school kan op basis daarvan eigen doelen bepalen. Daar ligt dus een kans en een uitdaging.

De Inspectie van het Onderwijs constateert in haar Onderwijsverslag van 2008 dat ruim 60% van de scholen niet systematisch evalueert. Dit percentage neemt slechts langzaam af (1999: 70%). Voor schoolbesturen geldt: minder dan 5% beschikt over evaluatiegegevens inzake de opbrengsten van al hun scholen.

Vrijwel alle betrokkenen zijn het over één ding eens: het goed in beeld brengen van de resultaten is een voorwaarde om opbrengstgericht te werken. Pas als je doelen hebt en een goed leerlingvolgsysteem (LVS) of een goed observatie-instrument (wat hebben we feitelijk bereikt?) kun je opbrengstverhogende strategieën inzetten. Via een goed LVS kun je resultaten meten en tekorten opsporen. En verkeerde lespraktijken aanpakken! Helaas constateert het bureau Oberon (2008), dat de evaluatiepraktijk van scholen nog enorm verschilt. Werkwijzen die men aantrof zijn (oplopend in intensiteit):

- Resultaten worden voor kennisgeving aangenomen – geen vervolgacties - Resultaten worden gebruikt om de ontwikkeling van een kind te volgen. That’s it - Resultaten worden gebruikt om de ontwikkeling te volgen en acties te bepalen - Resultaten worden ook gebruikt om de kwaliteit van de leraar in beeld te brengen - Resultaten worden ook gebruikt om de leraarkwaliteit te analyseren - Resultaten worden ook gebruikt om de lespraktijk van de leraar te verbeteren

?

o o g s t zi e d t j e n o m

kwaliteit voorop Veel scholen richten zich bij de bespreking van de resultaten nog louter op de leerlingen. Hebben ze zorg nodig, of niet? Het verbaast me, dat de resultaten soms voor kennisgeving worden aangenomen. En blijkbaar is het ook niet gebruikelijk om de kwaliteit(en) van de leraar voorop te stellen. Scholen die opbrengstgericht werken stellen idealiter een evaluatiepraktijk (een ritueel) vast waarbij - op grond van de behaalde resultaten - de leerling(en), de gebruikte methoden, de leraar(kwaliteiten) en de lespraktijk(en) aan bod komen. In het algemeen leiden mindere prestaties al snel tot extra tijd, extra oefenen en/of een nieuwe methode (zie figuur 2), maar ten diepste kan de schoolleider zich wellicht beter richten op: - Het verhogen van de prestatiegerichtheid van het team en de individuele leraar (sleutelen aan de mentale instelling van de leraar, zie daartoe Marzano: Wat werkt op school?)

figuur 1: Schooldoelen vaststellen groep

kaart cito LVs dMt

Groep 3

Groep 4

Norm Medio

schooldoel

Norm eind

oude versie

oude versie

groepsgemiddelde

groepsgemiddelde

schooldoel

Leeskaart 1

31

35

40

45

Leeskaart 2

18

20

27

30

Leeskaart 1

62

65

65

70

Leeskaart 2

50

55

53

55

Leeskaart 3

37

40

41

45

RUBRIEK Pulse 23


Buiten Spelen

#1 #2 #3 #4

MAART 2009 JUNI 2009 AUGUSTUS 2009 NOVEMBER 2009

VAKBLAD VOOR BELEID, ONTWERP EN INRICHTING VAN SPEELVOORZIENINGEN IN DE OPENBARE RUIMTE

Nieuw vakblad over beleid, ontwerp en inrichting van speelvoorzieningen

Vraag nu vrijblijvend uw eigen proefnummer aan via buitenspelen@netwerkpers.nl of telefonisch: 038-4606384

01 09


Hoge verwachtingen? We behandelen de methode niet volledig, dat kunnen ze niet aan We toetsen niet, dat leidt alleen maar tot teleurstellingen Onze leerlingen zijn nu eenmaal wat trager ’s Middags kun je niet veel meer met ze doen Na de Cito-eindtoets houdt het zo’n beetje op Met dit weer, kun je wel stoppen We hebben te veel probleemkinderen, daardoor kunnen we weinig doen De kinderen krijgen van thuis weinig mee Thuis breekt af wat wij opbouwen Het proces vind ik belangrijker dan het resultaat Onze leerlingen hebben het al moeilijk genoeg - Het ontwikkelen van instructievaardigheden (directe instructie) - Het aanscherpen van het curriculum: wat doe je wanneer, en hoe lang? Het zou sowieso geen kwaad kunnen als de schoolleider een sterkere invloed en controle uitoefende op de (uitvoer van de) roosters. - Het werkelijk uitgaan van hoge verwachtingen (zie Hoge verwachtingen) - Het centraal stellen van de basisvaardigheden - Het ontwikkelen van analysevaardigheden. Een schoolleider kan analysevaardigheden bevorderen door hierin gericht te investeren, zowel individueel als op collectief niveau. Gelet op het bovenstaande is het aardig te denken aan de Commissie Dijsselbloem (Tijd voor Onderwijs): de commissie stelde dat er een onderscheid moet worden gemaakt tussen het ‘wat’ en het ‘hoe’, en dat de overheid het ‘wat’ moet voorschrijven, maar het ‘hoe’ niet. Of dat wijs is? Goede schoolleiders stellen samen met hun team vast wat ze willen bereiken, maar het lijkt onverstandig het ‘hoe’ los te laten. Immers, het is zaak, dat leraren de juiste dingen doen, omdat vaststaat wat werkt en wat niet. Als het ‘hoe’ te weinig evidence based is, loop je het gevaar, dat de opbrengsten daaronder te leiden hebben. Ik ben er daarom een voorstander van om ook wat meer grip te krijgen op het lesgeven, om vast te stellen wat ‘goed’ lesgeven inhoudt. Een te grote vrijheid op het “hoe-gebied” kan leiden tot ongewenste (privé)lespraktijken, tot hobbyisme en tot

minder effectief onderwijs. Het doel van de schoolleider Hogere opbrengsten, betere resultaten kunnen niet bereikt worden zonder een opbrengstgerichte schoolleider. Een doelgerichte schoolleider houdt immers de resultaten nauwlettend in de gaten, maakt deze bespreekbaar en overziet de consequenties ervan. Zo’n schoolleider rekent het cognitief presteren tot de kerntaak van de school. Dat veronderstelt een bepaalde cultuur, een cultuur waarin men elkaar durft aan te spreken op de resultaten. Dat veronderstelt integraal personeelsbeleid dat erop gericht is het effectief pedagogisch en didactisch handelen te ondersteunen en te vergroten. Personeels-

beleid dat de leraar en het primaire proces centraal stelt. In de woorden van Sharon Dijksma: “Uit onderzoek blijkt dat een aantal specifieke elementen van leiderschap een positief effect hebben op het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs en het verhogen van de leeropbrengsten. Ik noem (…): het realiseren van een leer- en verbetercultuur waarbij op systematische wijze leeropbrengsten worden geanalyseerd en waarover het gesprek wordt uitgevoerd binnen het lerarenteam; waar nodig leidt dit tot bijstelling van het onderwijsproces.” Het is daarom zinvol om goed na te denken over je evaluatiepraktijk: hoe reageer je op de resultaten die de leerlingen halen? Hoe zorg je ervoor - als schoolleider - dat de opbrengsten hoger worden. Tegen? Bedenk dan dat betere prestaties je kinderen gelukkiger maken, dat je leerlingen feitelijk recht hebben op een schoolleider die zich volledig inzet om de resultaten in de meest brede betekenis (dus ook cognitief) te verhogen. Als je dat gedachtegoed kunt overbrengen op je team, ben je pas echt een opbrengstgerichte schoolleider. Voor meer informatie: www.pulseprimaironderwijs.nl.

Figuur 2: Activiteiten om tekorten te repareren of te voorkomen Meerdere antwoorden mogelijk Taal (n=427)

Lezen Rekenen (n=312) (n=147)

Extra aandacht – tijd – lessen

26

25

13

Nieuwe of aanpassing methode

23

30

9

Handelingsplannen geven

6

0

3

Remedial teaching

5

3

6

Extra beleid

5

4

6

Extra oefenen

4

3

19

Losse activiteiten en projecten

4

4

9

Verlengde instructie

4

4

9

Cursus – scholing personeel

3

6

6

Aanvullende leerstof

3

0

0

Overig

7

12

14

www.pulseprimaironderwijs.nl/kwaliteitszorg Pulse 25


het Oneigenlijke geveCht Om de hOOgbegaafde leerling

HOOGBEGAAFDHEID 26 Pulse


Tekst: Eleonoor van Gerven

Voor het onderwijs aan begaafde leerlingen trekt het ministerie van OC&W tussen 2009 en 2012 tien miljoen euro uit. De makers van Fokke en Sukke grapten al direct na het bekend worden van deze regeling dat, als je ouders zou moeten geloven, dit neerkomt op drie euro per kind. Het is duidelijk dat zij geen scholing over begaafdheid achter de rug hebben en nooit de rekentoets van de pabo hoefden te maken. Dan zouden ze namelijk geweten hebben dat 10% van alle leerlingen begaafd is. Dan hadden ze kunnen uitrekenen dat die subsidie neerkomt op 62,50 euro per begaafde leerling als ook écht alle scholen geld zouden krijgen voor elke begaafde leerling achter hun deuren. Dan hadden ze kunnen lezen dat de overheid dit bedrag gespreid uitkeert over een periode van drie jaar! Maar ondanks dat het zo toch niet helemaal zit en die tien miljoen een aardige geste is, is het slechts een druppel op een gloeiende plaat. En de vraag is of het wel om geld moet gaan!

De afgelopen maanden zijn onderwijsvoorzieningen voor hoogbegaafde leerlingen een ‘hot issue’ geweest in het basisonderwijs. Plaatsbepaling ten aanzien van het onderwijs aan deze specifieke groep leerlingen door het Ministerie van OC&W is hieraan vooraf gegaan. In haar brief aan de Tweede Kamer van augustus 2008 stelde Staatssecretaris Dijksma dat het stimuleren van excellentie een van de kerndoelen van haar onderwijsbeleid is. Verschillen Onder verwijzing naar de Wet op het Basisonderwijs schrijft zij: “Een van de uitgangspunten is dat leerlingen een ononderbroken ontwikkeling kunnen doorlopen en dat scholen hun onderwijs afstemmen op verschillen tussen leerlingen. Het gaat dan niet alleen om kinderen die zwakker presteren of juist gemiddeld, maar ook om talentvolle leerlingen en (hoog)begaafden. Wij willen scholen uitdagen de ‘stille reserve aan leerkapitaal’ aan te spreken, ook bij onze toptalenten. Dit is in de eerste plaats belangrijk voor de kinderen zelf en vanwege de wens van Nederland om zich te ontwikkelen tot een kennissamenleving.” Dijksma zette haar uitspraak kracht bij door tien miljoen euro subsidie beschikbaar te stellen voor het onderwijs aan begaafde leerlingen. De helft daarvan wordt besteed aan landelijke projecten en valt daarmee buiten het bereik van schoolbesturen. De andere helft wordt besteed aan projecten op lokaal niveau.

Echt of niet? De subsidieregeling had tot gevolg dat schoolbesturen en samenwerkingsverbanden in allerijl projecten ontwikkelden waar begaafde leerlingen van moeten gaan profiteren. De gretigheid waarmee de subsidieregeling is begroet en het tempo waarin plannen ontwikkeld bleken te kunnen worden, hebben mij aan het denken gezet. Geld motiveert mensen kennelijk om te veranderen. In een aantal gevallen zag ik bij bestuurders vooral ‘gelegenheidsbelangstelling’ ontstaan. Uitspraken als ‘het zou jammer zijn als we dat geld mislopen’ gedaan door bestuurders die tot op dat moment de woorden begaafd en hoogbegaafd niet in hun bestuurlijk vocabulaire hadden opgenomen, doen mij het ergste vermoeden. Deze bestuurders hebben zich gebogen over de aanvraagformulieren en nu is de beurt aan de beoordelingscommissie om de centjes te verdelen. Hoe hoger een project scoort binnen het toetsingskader, hoe groter de kans is dat de aanvraag wordt gehonoreerd.

”De gretigheid waarmee de subsidieregeling is begroet en het tempo waarin plannen ontwikkeld bleken te kunnen worden, hebben mij aan het denken gezet.” rubriek Pulse 27


Hoe komt het eigenlijk dat het onderwijs aan begaafde leerlingen tot voor enkele jaren terug een ondergeschoven kindje was? Waarom hebben we onze begaafde leerlingen nog niet eerder zo aan het hart gedrukt? Gewetensvraag Het blijft echter een gewetensvraag of diezelfde besturen die een subsidieaanvraag hebben gedaan, begaafde kinderen zo hoog blijven agenderen als hun aanvraag wordt afgewezen. Hoeveel besturen zouden bereid zijn de door hun ontwikkelde plannen uit te voeren zonder overheidssteun? Voor wie wordt het uitblijven van subsidie de legitimatie om straks te kunnen zeggen dat het in elk geval niet aan de intenties ligt dat passend onderwijs niet is weggelegd voor begaafde leerlingen? Gelukkig is er onbetwistbaar ook een groep bestuurders wier belangstelling oprecht en intens gemeend is. Voor hen komt de subsidie precies op het juiste moment. Zij zien een mogelijkheid om een lacune in hun onderwijsvoorzieningen op te vangen. Die lacune wijst echter in de richting van een structureel probleem dat om een heel andere oplossing vraagt dan een subsidieregeling van tien miljoen kan bieden. Want hoe komt het nu eigenlijk dat het onderwijs aan begaafde leerlingen tot voor enkele jaren terug een ondergeschoven kindje was? Waarom hebben we onze begaafde leerlingen nog niet eerder zo aan het hart gedrukt? Het antwoord is complex en dwingt ons tot eerlijkheid. Vooroordelen In de eerste plaats is de beeldvorming over begaafdheid er steeds een geweest van problemen, moeilijkheden en vooroordelen. Begaafde leerlingen, dat zijn toch die kinderen die sociaal onhandig zijn en die als gevolg van verveling van dwarsliggen en herrieschoppen hun

hoogbegaafdheid 28 Pulse

dagbesteding hebben gemaakt? In de tweede plaats zijn wij Nederlanders mensen die niet vies zijn van een beetje nivelleren: doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg. Begaafdheid en excellente prestaties zijn daarmee verworden tot taboes, behalve natuurlijk als het gaat om vioolspelen. In de derde plaats hebben we simpelweg nooit erkend dat begaafde leerlingen een aparte groep zouden kunnen vormen binnen het onderwijs (er zijn zelfs meer begaafde dan dyslectische leerlingen), zonder dat ik begaafdheid overigens in de zelfde hoek wil plaatsen als leer- of persoonlijkheidsstoornissen. Dat begaafde leerlingen eigen begeleidingsbehoeftes hebben, werd niet erkend. Het onderwerp begaafdheid is derhalve geen verplichte voedingsstof in het kennisdieet van onze pabostudenten. Het gevolg is dat we leraren afleveren die met betrekking tot tien procent van hun leerlingen feitelijk niet geleerd hebben hoe ze met hen moeten omgaan. Kernprobleem Handelingsverlegenheid is het kernprobleem. En zoals we allemaal weten leidt hande-


lingsverlegenheid tot het hardnekkig vastgrijpen aan strategieën die we als zekerheden ervaren. Ook al zien we in de praktijk dat de strategie niet aansluit bij de behoefte, kansen en mogelijkheden van de leerling. De weg naar vooruitgang wordt daarmee hermetisch afgesloten. Vooruitgang vergt immers een lerende organisatie. Kenmerken van de bijbehorende leerprocessen zijn dat we onzekerheden aangaan, grenzen verleggen, niet altijd meteen succesvol zijn en van onvermogen tot vermogen groeien.

dan moet er wat gaan veranderen op de pabo. Binnen het pabo-curriculum moet aandacht voor de speciale pedagogische en didactische behoeftes van begaafde leerlingen vanzelfsprekend én verplicht worden. Een leerkracht in spé moet niet kunnen kiezen of hij wel kennis over begaafdheid wil verwerven.

Veranderen De huidige subsidieregeling is een fraaie geste, maar het lange termijn effect ervan kan betwijfeld worden als er niet op een andere plaats in ons onderwijs structureel iets gaat veranderen. Daarbij gaat het niet

Elke leerkracht Als we in navolging van de staatssecretaris ons richten op de tien procent leerlingen die in potentie excellente presteerders kunnen zijn, dan heeft elke leerkracht daarmee te maken. In elke groep zitten dan meerdere leerlingen die méér kunnen en ´anders´ nodig hebben en hun meester of juf moet op die vraag antwoord kunnen geven. En tot het zover is, is die vijf miljoen voor lokale

alleen om een mentaliteitsverandering op de werkvloer in de klas. Willen we het onderwijs aan begaafde leerlingen in de toekomst echt goed oppakken

projecten op de scholen van harte welkom. Daarmee kunt u als directie en besturen streven naar structurele onderwijsvoorzieningen en professionalisering van uw mensen die nu al voor de klas staan. Uit het voorgaande zult u begrijpen dat ik niet alleen graag uitdagende leermiddelen in uw klassen zie. Liever nog zie ik leraren die in staat zijn om uitdagend onderwijs te geven. Liever nog zie ik leraren die samen met hun leerling passende leerdoelen na weten te streven. Liever nog zie ik leraren die over zoveel kennis en vaardigheid beschikken dat ook voor de begaafde leerlingen de groep een ´lerende organisatie´ is. Ik had u wel tien miljoen willen geven!

Eleonoor van Gerven is pedagoog en onderwijsadviseur en verzorgt nascholing en trainingen voor leraren over begaafde leerlingen in het basisonderwijs. Wilt u meer informatie over hoogbegaafdheid op uw eigen school? Kijk dan op: www.pulseprimaironderwijs.nl.

www.pulseprimaironderwijs.nl/hoogbegaafdheid Pulse 29


tekst: dolf janson

hebbeN we ook eeN rekeNcrisis? Als we de berichten in de media moeten geloven, is er naast een kredietcrisis, een economische crisis, een klimaatcrisis en een voedselcrisis, in Nederland ook sprake van een rekencrisis. Is er een complot gaande dat probeert de kinderen steeds slechter te laten rekenen? Hoe erg is het eigenlijk gesteld met de kwaliteit van uw rekenonderwijs? Wat kunt u doen om de opbrengst van uw rekenlessen te verbeteren? Als we de resultaten van grootschalige onderzoeken van de afgelopen jaren vergelijken met het gekrakeel in de media, dan valt die crisis eigenlijk wel mee. Het gaat, zeker internationaal gezien, als we kijken naar diverse aspecten van rekenen/wiskunde helemaal niet zo slecht met de resultaten van de Nederlandse leerlingen. doel Tegelijk moeten we constateren dat, alle inspanningen ten spijt, het op andere punten beslist beter en in ieder geval effectiever kan. Teveel leerlingen weten bijvoorbeeld niet wat de opbrengst van hun dagelijkse oefenen concreet moet zijn. Zij denken dat ‘geen foute antwoorden invullen’ het doel is, terwijl in een groot deel van de opgaven een verbetering van de manier van uitrekenen het doel is. In andere gevallen, zoals bij sommen die tenslotte als feitenkennis opgeslagen (‘gememoriseerd’) moeten worden, is de vorm van oefenen niet expliciet gericht op alleen die sommetjes die nog niet worden beheerst. In beide gevallen zullen

REKENEN 30 Pulse

de leerlingen hun aandacht niet richten op de kern waarom het gaat, zullen zij niet ervaren dat het oefenen leidt tot verbetering en blijft de leraar druk met hen aan het werk te houden en te controleren.

ten, vergroot dat het zelfvertrouwen en het succes van de leerlingen. Op het moment dat dit niet meer aan de leerlingen ontlokt wordt, maar voorgedrukt wordt aangeboden, werkt dat zo niet meer.

Verwarring Zoals we wel vaker bij veranderingen in het onderwijs hebben gezien, worden al snel de inhoud en de vorm, of het doel en het middel, met elkaar verward (denk maar aan verschijnselen als ‘zelfstandig werken’ of ‘groepslezen’). In de media is het gebruik van verschillende strategieën als een van de boosdoeners aangemerkt. We zien inderdaad dat sommige rekenmethoden heel expliciet verschillende aanpakken naast elkaar aanbieden. Oorspronkelijk ging het er echter om dat leraren moesten gaan beseffen dat de voorkennis van kinderen een grote rol speelt bij het herkennen en uitrekenen van sommen. Door via problematiseren en interactie leerlingen bewust te maken van die voorkennis en hun voorkeur voor een aanpak en die kennis vervolgens te benut-

Leren cijferen Een ander topic dat breed uitgemeten is in de media, is de didactiek van het leren cijferen, en dan met name die van de staartdeling. Ook bij deze aanpak is de verbinding met de voorkennis, in dit geval sommen op een hoofdrekenmanier kunnen uitrekenen, uitgangspunt. Startend vanuit de betekenis van de getallen wordt in een aantal stappen de overgang gemaakt naar het cijferalgoritme, waarin de positiewaarde van de cijfers in een getal bekend verondersteld wordt, maar niet meer actief gebruikt. De bedoeling is dat de leerlingen via een voortgaand proces van bewuste verkorting uitkomen bij de gewenste vorm. In de praktijk blijkt dat nogal eens te worden opgevat als ‘het maakt niet uit hoe je uitrekent, als je er maar


komt’. Gerichte oefening, ook op het toepassen van een effectieve verkorting, blijft dan uit. Zeker voor wie in een vervolgstudie met wiskunde verder gaat, is het kunnen denken volgens algoritmen, een belangrijke vaardigheid. Los daarvan is het de vraag of in de buitenschoolse praktijk van alledag, de leerlingen van nu, zeker zij die moeite met leren rekenen hebben, voor delingen met wat grotere getallen de staardeling nodig hebben. In elke beroepspraktijk worden nu al variaties op het thema ‘rekenmachine’ gebruikt; dat zal de komende jaren zeker niet minder worden. Snappen wat je doet en fouten in de orde van grootte kunnen herkennen zijn daarbij veel essentiëler.

maken’, in plaats van om onderzoeken en oefenen (trainen), leidt ertoe dat er minder rendement uit de lestijd wordt gehaald dan mogelijk is. Een van de oorzaken is gelegen in de afwisseling die veel methoden kenmerkt: er zijn veel verschillende opgaven in een les en sommige onderdelen, zoals ‘tijd’, worden niet consequent door de lessen heen toegepast. Zowel leraren als leerlingen verliezen daardoor het zicht op het doel en op de samenhang. Afstemmen op wat leerlingen nodig hebben wordt daardoor lastig, met als gevolg dat die tijdens de lessen achterwege blijft en achteraf moet worden gecorrigeerd.

schatten Het voorbeeld dat ook graag belachelijk wordt gemaakt is het leren schatten. In het dagelijks leven is schatten een veel gebruikte manier om met getallen om te gaan. Het gaat dan om kennis van getallen en bewerkingen, kunnen redeneren en het hebben van gevoel voor de orde van grootte van getallen (zie http://tule.slo.nl/ RekenenWiskunde/F-L28.html). Schatten heeft echter alleen zin als het getallen betreft die je niet snel zo uit het hoofd uitrekent. In groep 3 kan de vraag of 84 + 96 meer of minder is dan 200 zinvol zijn; in groep 5 niet meer. De leerling die op de vraag om te schatten hoeveel 43 + 45 is, antwoordt ‘87’, met als verklaring dat het antwoord bij schatten niet goed hoeft te zijn, is op een dwaalspoor gebracht door ongeschikte opgaven. Het doel is wel zinvol, maar het gebruikte middel niet.

Verbeterpunten Wie zich afvraagt of de kwaliteit van het reken/wiskundeonderwijs op de eigen school te verbeteren is, kan zich in ieder geval de volgende vragen stellen: - Weten wij wat de kennis en vaardigheden (op het gebied van leren rekenen) van onze leerlingen zijn, welke bevorderende en belemmerende factoren bij hen een rol spelen? - Kennen wij de doorlopende leerstoflijnen zoals die in de door ons gebruikte methode zijn gehanteerd, zowel van het eigen leerjaar, als die van het jaar daarvoor en daarna? - Kennen wij de knelpunten in de stof en in de methode, zodat we daar preventief op kunnen inspelen? - Zijn wij in staat deze gegevens te vertalen in een effectieve organisatie van instructie- en oefenmomenten, waarbij samenwerking tussen collega’s vanzelfsprekend is?

Leerproces Veel van dergelijke punten zijn terug te brengen tot onduidelijkheid over de essentie van het betreffende leerproces en onbekendheid met de doorlopende leerstoflijn. Wanneer zich dat voordoet, is de leraar afhankelijk van de methode, in plaats van baas over de methode. Bovendien is het dan ook lastig een effectieve instructie te geven en de leerlingen doelgericht aan het werk te zetten. De ervaring van leerlingen dat het in de rekenles slechts gaat om ‘sommen

Meer aandachtspunten vindt u op de Quickscan Kwaliteit rekenonderwijs, die u kunt downloaden van www.marant.nl/content.php?q=1266.

meer weten? dolf janson is onderwijsadviseur bij Marant-adviseurs in leren & ontwikkeling. Voor meer informatie: www.pulseprimaironderwijs.nl.

www.pulseprimaironderwijs.nl/rekenen

hoe scoren we internationaal? In onderzoeken naar reken-/wiskundevaardigheid scoort Nederland nog steeds boven het gemiddelde. In het pIsa-project van de oeso scoren de 15-jarigen goed. de Iea (International association for the evaluation of educational achievement) onderzocht de vaardigheden bij 10- en 14-jarigen en ook hier horen de Nederlandse deelnemers bij de beteren. toch laat het tIMss-onderzoek van 2007 (trends in International Mathematics and science study) bij de Nederlandse leerlingen ook een significante daling van de prestaties zien (van 549 in 1995 naar 535 in 2007 bij een gemiddelde van 500). opmerkelijk is dat Nederland in dergelijke onderzoeken niet bij de groep met de hoogste scores meedoet, maar tegelijk nauwelijks leerlingen met lage scores heeft. de spreiding is in Nederland minder groot dan in de meeste andere landen. de periodieke peiling van het onderwijsniveau (cIto, 2005) toont aan dat op het niveau van groep 5 geen achteruitgang is en dat de gebruikte methoden, naarmate ze nieuwer zijn een positiever effect hebben op de resultaten. op het niveau van eind groep 8 laat de basale gecijferdheid (getallen en getalrelaties, hoofdrekenen en schattend rekenen) een positieve ontwikkeling zien, terwijl de bewerkingen met grotere getallen of meer complexe opgaven een negatieve tendens laten zien. Leerlingen gaan met name de fout in doordat ze geen berekening op papier maken (hoewel dat uitdrukkelijk mocht) en alles uit het hoofd proberen te doen.

RUBRIEK Pulse 31


tekst: bouwe koopal

Implementeren van Ict-oplossingen in het onderwijs

iCt: zegen Of zOrgenkind Mensen en organisaties kunnen niet meer zonder ICT. Inmiddels is de computer niet meer weg te denken uit de werk-, thuis- en schoolomgeving. Het internet krijgt de status van de stroomvoorziening. Als thuis de CV uitvalt, kunnen altijd nog wat kaarsen aangestoken worden. Maar wat moet je doen als internet het niet doet? Organisaties (en dus ook scholen) worden steeds meer afhankelijk van ICT. Keuze aan ICT-hulpmiddelen is er in overvloed. Wel is het jammer dat veel organisaties denken dat ze er zijn als ze eenmaal de hard- en software hebben aangeschaft. Dan kan iedereen aan de slag. Niets is echter minder waar! Na de aanschaf begint het pas. mensen maken het verschil de mensen maken het verschil! Bedenk dat iedere Ictoplossing alleen kan werken door de mensen die ermee omgaan. Louter het aanschaffen van soft- en hardware zijn eigenlijk nooit de oplossing. de mensen die het goed gebruiken wel. Besteed daarom veel tijd aan het ondersteunen van de mensen in uw organisatie. realiseer u ook dat iedere implementatie van een Ict oplossing van uw mensen vraagt dat ze veranderen. en, veranderen kost over het algemeen behoorlijk wat kruim.

ICT RUBRIEK 32 Pulse


We vinden tegenwoordig alles zo vanzelfsprekend dat we geen aandacht meer hebben voor het zorgvuldig invoeren van nieuwe technologie in de organisatie. Hierin kan wel eens de oorzaak schuilen dat wel weliswaar veel in ICT investeren, maar dat we er maar bitter weinig rendement uit halen. Erger nog, soms wordt niet eens gekeken naar de effecten van de invoer en wordt er vanuit gegaan dat de invoer vanzelfsprekend is. Wat is implementeren? Implementeren: wat is dat eigenlijk? De internetbibliotheek Wikipedia verstaat onder implementatie de invoering van een nieuw systeem, plan, idee, model, ontwerp, standaard of beleid in een organisatie. Volgens de samenstellers wordt de term onder andere gebruikt in de ICT-wereld, in de bestuurskunde (implementatie van beleid) en in een juridische context (implementatie van wetgeving). De term hoeft niet noodzakelijkerwijs te slaan op het totale systeem. Ook een deelsysteem kan worden geïmplementeerd. Implementeren is dus niet strikt voorbehouden aan techneuten. Maar wie je ook spreekt, over de wijze van implementatie is iedereen het eens, doe het zoals de egeltjes: doelgericht, voorzichtig en stap voor stap. Dat geldt zeker voor de ICTtechnologie. cyclisch proces Implementeren kan gezien worden als een cyclisch proces. Vaak aangeduid met de afkorting PUC. PUC staat voor Plan maken, Uitvoeren en Controleren. Bij het maken van een plan, stellen we ons een aantal vragen. 1 Waarom gaan we deze oplossing gebruiken? • Lost het een probleem op? • Verhoogt het de kwaliteit van handelen? • Kunnen we dan iets dat we nu niet kunnen? • Welke organisatiedoelen zijn gerelateerd aan de invoering van deze oplossing? 2.Wat gaan we precies gebruiken? • Gaan we alle functies gebruiken of slechts bepaalde onderdelen? • Gaan we alles direct gebruiken of beginnen we met een beperkte set en breiden dan verder uit?

low hanging fruit er is niets zo motiverend tijdens de implementatie van een Ict-oplossing als een snel succes. start dus met toepassingen die snel tot zichtbaar resultaat leiden. Beter een klein succes snel bereiken dan langdurig trekken en duwen om een groter doel te verwezenlijken. Is eenmaal het kleine succes behaald, dan zorgt dit meestal voor voldoende draagkracht om ook de grotere uitdagingen aan te kunnen. uiteraard is het van belang om het vizier op de toekomst gericht te houden, maar maak kleine stapjes: think global, act local.

3 Wie gaan de hulpmiddelen gebruiken?

• Is de oplossing voor iedereen bedoeld? • Welke medewerker gaat welke onderdelen gebruiken? Als we deze vragen beantwoord hebben, dan hebben we scherp voor ogen wat we gaan doen (scope) en waarom we het gaan doen (doel). Nu kunnen we nader ingaan op de vraag hoe de oplossing in gebruik nemen. De volgende vragen helpen ons daarbij: 1 Wat moeten we doen om de Ict-oplossing in gebruik te nemen? • Moet de ICT-oplossing geïnstalleerd worden? • Moet de ICT-oplossing ingericht worden? • Moet de inrichting getest worden? • Moeten er opleidingen gevolgd worden? Zo ja door wie? • Moeten er procedures veranderd/beschreven worden? 2 Wie moet de activiteiten uitvoeren? • Hebben we voldoende kwaliteit beschikbaar? • Hebben we voldoende kwantiteit beschikbaar? • Moet er vervanging komen om medewerkers vrij te roosteren? 3 Wanneer gaan we de hulpmiddelen gebruiken? • Wanneer is de oplossing beschikbaar voor testen en inrichten? • Wanneer willen/moeten we ermee gaan werken? De eerste stap is afgerond. Bedenk dat dit plan een doelstelling heeft dat slechts een beperkt deel is van de totale (organisatie)doelstelling. Stap 2 uit de PUC-cyclus is eigenlijk heel gemakkelijk: ‘gewoon’ het opgestelde plan uitvoeren. Maar pas op: ook hier bedriegt de schijn. In deze fase is het van het grootste belang om het plan goed te communiceren en steeds

Pulse 33


Kom aan boord bij Greenpeace

Meer informatie: 0800 422 33 44 (gratis), kids@greenpeace.nl of kijk op www.greenpeace.nl/sirius

www.greenpeace.nl

Een onvergetelijk avontuur!


fouten maken mag Implementeren is leren en leren is fouten maken. om voldoende te kunnen leren is het daarom van belang om een veilige omgeving te creëren waar iedereen die betrokken is bij het implementatietraject veilig durft te leren. Beloon daarom fouten! juist de mensen die fouten maken durven te experimenteren en zijn actief aan het leren. stop de fouten ook niet weg maar deel ze en leer er met elkaar van.

vooraf de gestelde doelstelling goed in het oog te houden. De derde en laatste stap wordt weer vaak vergeten! Sluit de uitvoering van een plan altijd duidelijk en zichtbaar af en vraag je dan af of de doelstellingen gehaald zijn. Uiteraard zijn de doelen van het plan anders dan de (organisatie)doelen die behaald moeten worden met het gebruik van de oplossing. De NS kan als organisatie het doel hebben om reizigers zo snel mogelijk van Maastricht naar Groningen te laten reizen, Railinfra kijkt bij het bouwen van het spoor wellicht naar de vele knooppunten die gepasseerd moeten worden (en de consequenties daarvan). zelf doen of uitbesteden? Een moeilijke vraag. Net als in iedere organisatie moet u zich afvragen of er voldoende gekwalificeerd personeel op school aanwezig is. En kunnen deze medewerkers voldoende tijd hiervoor vrijmaken? Zelf implementeren is niet altijd gemakkelijk. Vaak moeten diverse technische en ‘menselijke’ hobbels overwonnen worden. Het uitbesteden van de implementatie heeft als voordeel dat vreemde ogen kunnen dwingen. ‘Hij zegt het, dus laten we dat dan maar doen.’ Dat kan het proces aanzienlijk versnellen. Er is ook een keerzijde. Hoe dichter de ICT-oplossing

implementeren is communiceren communicatie is een belangrijke succesfactor achter iedere implementatie. dit begint met de leidinggevende (immers, hij/zij is meestal de initiator van een organisatiebrede implementatie). Hij zal duidelijk moeten aangeven waarom dit een goede stap is voor de organisatie en wat hij van u vraagt. ook moet hij ervoor zorgen dat de nieuw opgedane kennis permanent wordt gedeeld met elkaar.

aanleunt tegen de core-business (de echte werkzaamheden) van uw organisatie, hoe meer moeite u moet doen om de kennis binnen de eigen organisatie te houden. Daarom kiezen veel scholen voor de gulden middenweg: doe een beetje zelf maar schakel een gedoseerde hoeveelheid externe expertise in om redelijk snel successen te behalen. Bouwe koopal is Ict-specialist en helpt onderwijsorganisaties bij het implementeren van Ict-toepassingen. Hij is mede-ontwikkelaar van het product pulse-po en verkoopt dit product vanuit zijn bedrijf ad kwadraat. kijk op: www.adkwadraat.nl of www.pulseprimaironderwijs.nl.

www.pulseprimaironderwijs.nl/ict Pulse 35


“Wie gedreven is, wil zijn sterke kanten optimaal benutten en zijn zwakke punten verbeteren.� permanente educatie 36 Pulse


Rikus Renting (PCOU):

“Bijscholing is kwestie van prioriteiten stellen” In pakweg vijftien jaar tijd is het vak van leerkracht ingrijpend veranderd. Toen internet nog geen gemeengoed was, was de leerkracht voor het gros van de kinderen de belangrijkste bron van informatie. Maar de rollen zijn omgedraaid. Tegenwoordig weten kinderen over sommige onderwerpen meer dan de juf of de meester. Hoe blijf je als leerkracht de kinderen voor? Of, als dat niet lukt, hoe houd je het kennisniveau van kinderen bij? Rikus Renting: “Door je vakkennis op peil te houden. Permanente aandacht voor de eigen vakkennis en de eigen professionaliteit is het antwoord.” Het bedrijfsleven zwaar? Ga maar eens voor groep 8 staan dan! Zie maar eens dertig kinderen, gewend aan een overdaad aan prikkels, een dag lang te boeien. Kinderen die bovendien bijna ongebreidelde toegang hebben tot informatie. Zulke wijsneuzen stuur je echt niet meer met een kluitje in het riet. Rikus Renting, bij Stichting Christelijk Onderwijs Utrecht (PCOU) verantwoordelijk voor professionalisering, weet het uit ervaring. “Wie in het basisonderwijs werkt met de kennis en de vaardigheden die tien jaar geleden volstonden, redt het momenteel niet meer. Daarvoor is er in die tijd gewoon te veel veranderd. Ten eerste weten kinderen in de basisschoolleeftijd nu veel meer dan in 1999. Ze zijn hartstikke handig met internet en vinden vaak veel sneller dan volwassenen wat ze zoeken. Daarnaast is een school geen geïsoleerd instituut. Iedere school maakt deel uit van een buurt of een wijk. Er vindt voortdurend interactie plaats, onder meer met de ouders van leerlingen maar soms ook met omwonenden. Die mensen verwachten iets van de school. Ze vragen om informatie, om duidelijkheid. Dat vergt communicatievaardigheden, takt en tijd. Kortom: de eisen die we als maatschappij stellen aan leerkrach-

ten en directeuren van basisscholen, zijn de afgelopen tien jaar een stuk zwaarder geworden.” Anders lesgeven De school heeft dus niet langer het primaat van ’de enige en juiste’ informatie. Wat heeft dat voor gevolgen voor het basisonderwijs? Renting: “Het vereist dat we op een andere manier lesgeven. Hoe? Bijvoorbeeld door gebruik te maken van het feit dat kinderen tegenwoordig heel visueel ingesteld zijn. Verder moet je zoeken naar manieren om de kinderen uit te dagen en te stimuleren. Maar dat niet alleen: je moet ook rust bieden. Anders worden leerlingen gillend gek.” Renting onderscheidt een aantal stappen die je als leerkracht zou moeten doorlopen. “Allereerst moet je kinderen leren hoe ze informatie vinden, vooropgesteld dat ze dat nog niet onder de knie hebben. Ten tweede moet je hun leren informatie te valideren en selecteren. Kinderen hebben soms nog de neiging alle informatie op internet voor waar aan te nemen, maar veel informatie op het wereldwijde web is onbetrouwbaar of verouderd. Je mag dus niet klakkeloos aannemen dat wat je op internet vindt ook daadwerkelijk klopt. En ten derde moet je kinderen leren de kennis die ze hebben opgedaan toe te passen.” Basisvaardigheden op peil Als leerkracht zou je soms bijna onzeker worden van de kennis die sommige kinderen over specifieke onderwerpen hebben. Niet nodig, vindt de directeur Opleidingen & Kennisontwikkeling van PCOU. “Je kunt niet alles weten. Wel zul je moeten zorgen dat je algemene kennis op orde is en dat je de basisvaardigheden beheerst. Er komen inderdaad nog steeds studenten van de Pabo die niet goed kunnen rekenen. En als je de basis niet beheerst, hoe kun je dan ooit je leerlingen uitleggen hoe het werkt? Dat kan natuurlijk niet. Als leerkracht moeten je kennis en vaardigheden op het gebied van taal, rekenen en burgerschapskunde op orde zijn. Daar mag, althans naar mijn mening, niets op aan te merken zijn.”

Pulse 37


Voor รกlle vacatures in het primair onderwijs!

Ik zoek een...

Meester! www.Onderwijsvacaturebank.nl

682 6820

6820 SPF adv OVB4 190x135.indd 1

20-04-2009 15:25:44

Werken met kwaliteit

WMK-PO: voortdurend in ontwikkeling Met WMK heeft u een compleet pakket voor Kwaliteitszorg en Integraal Personeelsbeleid dat voortdurend inspeelt op nieuwe eisen en wensen vanuit het onderwijs en de overheid.

Meer informatie en WMK-PO bestellen? Ga naar www.wmkpo.nl

Als licentiehouder van WMK krijgt u toegang tot het complete pakket voor Kwaliteitszorg en Integraal Personeelsbeleid. Het instrument werkt geheel via Internet, zodat altijd de meest actuele versie beschikbaar is en u er overal mee kunt werken. Voor Expertisecentra en Speciaal Onderwijs en het Montessori-onderwijs zijn speciale edities van WMK beschikbaar, WMK-EC en WMK-MO. Meer informatie hierover vindt u op www.wmk-ec.nl en www.wmk-mo.nl.


Als leerkracht zou je de veranderingen in de maatschappij – en dus in het onderwijs – op de voet moeten volgen, meent Renting. “De actualiteiten volgen volstaat dan niet; het gaat ook om het op peil houden van pedagogische en didactische kennis. Bijscholing dus, en wel permanent. Want zeg nou zelf: als je de keuze had tussen een ervaren huisarts van zestig jaar die sinds zijn afstuderen niet meer bijgeschoold is of een huisarts van dertig jaar die regelmatig aan bijscholing doet, wie zou jij dan kiezen? Zo is het ook met leerkrachten. Ze moeten hun kennis continu bijspijkeren. En ja, daar is ondanks de werkdruk ruimte voor. Kwestie van prioriteiten stellen. Bij de PCOU is op jaarbasis per leerkracht ongeveer tweehonderd uur voor beschikbaar. Maar je moet het wel goed organiseren. Persoonlijk zou ik liever naar een heel ander rooster gaan en de lesuren niet over 39 maar over 44 weken verdelen. Dat biedt meer ruimte voor bijscholing en is ook beter voor de kinderen. Een onderbreking van zes weken in de zomer is te lang. Ze komen daarna moeilijk op gang en blijken veel te zijn vergeten.” Kennis delen In het basisonderwijs ontbreekt het vaak aan de drive om te excelleren, vindt Renting. “Wie gedreven is, wil zijn sterke kanten optimaal benutten en zijn zwakke punten verbeteren. De verplichting daartoe moet niet van bovenaf komen, het moet uit de mensen zelf komen. Dat hoeft niet heel ingewikkeld te zijn; leerkrachten kunnen elkaar helpen bij het bestrijden van tekortkomingen.” Een virtuele ontmoetingsplaats zou daarbij heel nuttig kunnen zijn, redeneert Renting. “Enkele uitgevers werken daar nu hard aan. Het wordt een website waarop leerkrachten kennis en ervaringen met elkaar delen en elkaar inspireren. Kortom: kennis delen in leerkringen van professionals. Je hoeft het wiel niet opnieuw uit te vinden. Grote kans dat het probleem waar jij tegenaan loopt al door iemand anders is opgelost. Als je die kennis met elkaar uitwisselt en elkaar versterkt, kan de kwaliteit van ons basisonderwijs drastisch verbeteren!” Kennis stelt rekenmeesters voor een raadsel: het is een van de weinige zaken op aarde die je kunt vermeerderen door het te delen. “Kennis delen is hard nodig. We leven in een tijd die om oplossingen en creativiteit, kortom om het allerbeste uit ons mensen vraagt. We kunnen het ons niet veroorloven elkaar te zien als concurrenten in het bedenken van goede ideeën. We moeten met z’n allen gewoon het best mogelijke onderwijs zien te realiseren.”

“Als leerkracht moeten je kennis en vaardigheden op het gebied van taal, rekenen en burgerschapskunde op orde zijn. Daar mag, althans naar mijn mening, niets op aan te merken zijn.”

Samenvatting Directeur Opleidingen en Kennisontwikkeling van PCOU Rikus Renting pleit voor permanente bijscholing van basisschoolleerkrachten, bij voorkeur in leergemeenschappen die leerkrachten zelf vormen en geleiden. Dat is nodig, niet alleen om de basiskennis van het vak op peil te houden, maar ook om inzicht te verwerven in de wijze waarop kinderen tegenwoordig leren, informatie vergaren en communiceren. Hij pleit voor een ontmoetingsplaats annex databank op internet waar leerkrachten kennis en ervaring met elkaar delen en elkaar inspireren. Renting vindt dat de onderwijssector meer beroepstrots mag hebben. “Wij werken met de jeugd: het goud van de samenleving. We halen – als we ons best doen en goed zijn in ons vak – het beste uit de leerlingen die ons zijn toevertrouwd. En je kunt alleen met maximale uit de leerlingen halen als je je eigen kennis en vaardigheden op peil houdt. De leraren zijn daarmee de schatkistbewaarders van de samenleveing. Dat heilige vuur mis ik soms.”

rubriek

www.pulseprimaironderwijs.nl/mijnschool

Pulse 39


studiedag

29 mei 2009

Hoe krijg je ze mee? S cho o lo nt w i k k e l i n g e n I nt e g r a a l P e r so n e e lsb e l e i d in het basisonderwijs Zonheuvel in Doorn

GASTSPREKER: Bondscoach Nederlands hockeyteam

MARC LAMMERS “COACHEN DOE JE SAMEN!”

Z E DA M U DE

GN

G MIS A M T IE

og end pr l e s O s i R w WA A d e n a f m e r s, n e r e r i rc Lam , insp a l e M e : n e i i • O r i g a c h e s i n a c t Ce e s B o s k o c p ra k t i j en e d n i • To p m a r i e M a r s r pasbaa e o Anne t t c e in nis dir atieple m r o f • Ke n in ebreid g t i U •

Ontvang een gratis boek bij deelname!

U ontvangt gratis het boek Hoe krijg je ze mee? van Annemarie Mars. Dit boek is winnaar van de GIDS-boekenprijs, het beste HR boek voor de manager.

SEN:

ra m m a

Deze studiedag is bedoeld voor directies, bovenschools managers, bouwcoördinatoren en IB-ers. Dagvoorzitter is Hester Macrander, cabaretier en columnist. De kosten voor deze dag zijn € 325,- (of € 275,- (incl. btw) wanneer u zich als lezer van Magazine Pulse Primair Onderwijs voor 21 mei 2009 inschrijft via onderstaande link.

Schrijf u in voor 21 mei 2009 op www.vangorcum.nl/actie29mei en ontvang d 50,- korting

Schrijf u vandaag nog in op www.vangorcum.nl/actie29mei


Onderwijs in stelling gebracht 

de SterrenSChOOl: ja/nee? De school van de toekomst is het hele jaar open. Ouders bepalen zelf hoeveel dagen hun kind ernaartoe gaat per week, er zijn geen centrale vakanties meer, iedere leerling volgt zijn of haar eigen programma. Kortom: de ultieme individualisering van de leerweg. Een aanpak die moet leiden tot een maximaal resultaat. Misschien ten overvloede, maar hier volgende vijf sterren van De Sterrenschool. 1. De school is het hele jaar open. Ouders kunnen zelf kiezen of ze hun kind vier of vijf dagen per week naar school laten gaan. Ook vakanties en vrije dagen kunnen, binnen grenzen, zelf worden gekozen. Daarom combineert De Sterrenschool makkelijker met werktijden van ouders en het privéleven en geeft personeel van de school een flexibele invulling van de jaartaak. 2. Eén adres voor alle kinderdiensten vanaf nul jaar. De Sterrenschool levert een scala aan diensten voor kinderen vanaf nul jaar: van de crêche voor de kleinsten, via primair onderwijs en kinderopvang tot een soepele overgang naar het voortgezet onderwijs. Alle diensten worden aangeboden binnen hetzelfde klimaat en dezelfde cultuur, waardoor kinderen spelen, leren en opgroeien in een stabiele omgeving. Kinderen krijgen op De Sterrenschool gezond eten en drinken. 3. Maatwerk voor ieder kind. De Sterrenschool werkt met een onderwijsconcept dat afhankelijk van de context van de school zélf ‘op maat’ gemaakt kan worden. Een sociale school, waarin veel in groepen en individueel wordt gewerkt. Tempo, leerstijl, oefenen – kinderen verschillen van elkaar. Daarom werkt De Sterrenschool met individuele leerlijnen en wordt veel gebruik gemaakt van met e-learning, in het eigen tempo van de leerling. Omdat kinderen jong op De Sterrenschool komen, worden (leer)achterstanden vroeg ontdekt en opgelost. 4. Uitblinken in rekenen, taal en lezen. Op De Sterrenschool wordt veel gespeeld en gesport. In combinatie met het gezonde eten en drinken helpen we zo zwaarlijvigheid te voorkomen. Ook voor creatieve vakken is er ruimte. Maar de nadruk ligt bij De Sterrenschool op rekenen, taal en lezen. Daar zijn ook HBO+ en/of academisch opgeleide vakleerkrachten voor. In die vaardigheden ligt de sleutel tot succes in het vervolgonderwijs. Zwakke leerlingen kunnen daarom ook meer uren naar school komen dan anderen. 5. Binding met de buurt. De Sterrenschool heeft een sterke binding met de buurt. De faciliteiten van de school – de mediatheek, de ruimtes, de maaltijdservice om een paar voorbeelden te noemen – staan open voor gebruik door buurtbewoners. Delen van het curriculum van de school worden vastgesteld na overleg met de belanghouders in de omgeving. Hoe denkt u over de sterrenschool? reageer op: www.pulseprimaironderwijs.nl/mijnschool

www.pulseprimaironderwijs.nl/mijnschool Pulse 41


Tekst: Suzanne van Norden

Meer aandacht voor taalverwerving op school Taalvorming als aanvulling op methodegericht taalonderwijs In een groep 5 vertellen we elkaar over dingen die we wel eens hebben begraven of juist opgegraven. Een poes die doodging werd door de hele familie begraven in het park, op een plek waar niemand langs kwam. Een meisje begroef zichzelf op het strand, tot aan haar hoofd, en haar zusje hielp daarbij. Een jongen groef een diepe kuil in de zandbak, en vond tot zijn verbazing een briefje van 50 euro, diep verstopt onder het zand. Kinderen begroeven hun dode vis tussen de bosjes op straat. De kinderen luisteren met interesse naar elkaar en stellen elkaar vragen. De juf vergeet bijna dat ze de juf is, ze vergeet iets dat een juf bijna nooit vergeet: de tijd. Ineens is er al drie kwartier voorbij. Dat gebeurt nou nooit in de weekendkring op maandagochtend. Taalronde in groep 4

rubriek taal 42 Pulse


De helft van het team van een grote basisschool zit op woensdagmiddag in een kring in een van de bovenbouwlokalen. Tijdens een taalronde over ervaringen met auto’s heeft een juf een tekst geschreven. Ze beschrijft hoe ze per ongeluk haar baby in de auto opsloot door de sleutel binnenin te laten liggen. Die tekst staat nu op het smartbord te lezen. Haar collega’s stellen haar vragen, over hoe ze de deur uiteindelijk open kreeg, of de baby in paniek raakte, wat ze zelf deed en voelde. We bespreken hoe haar tekst duidelijker kan worden, of er nog iets bij kan en wat het effect daarvan is. De juf heeft rode wangen gekregen, net als het meisje uit groep 8 in de film die we even later bekijken: precies zo’n tekstbespreking, maar dan met kinderen. Na de film ontstaat een levendig gesprek over de doelen van schrijf- en stelonderwijs. Teveel hokjes Tijdens een vergadering van de taalwerkgroep van een basisschool vertelt de adjunct-directeur over een onderzoek naar taalontwikkeling vóór en na de leeftijd van 4 jaar. Het blijkt dat bij veel kinderen de taalonwikkeling na verlop van tijd vertraagt. Waardoor komt dat? ‘Teveel hokjes en regeltjes’, meent een leerkracht, ‘te weinig toepassing.’ ‘De kinderen zijn erg passief hier op school, en leerkrachten houden zich strikt aan de handleiding van de taalmethode’, zegt een ander. De school heeft begeleiding van de Stichting Taalvorming gekregen om zowel kinderen als leerkrachten actiever en creatiever te maken met taal. Dit werkt goed. De meeste leerkrachten zijn enthousiast aan het werk gegaan met taalrondes, waarin actief vertellen en schrijven over eigen ervaringen centraal staan. De taalwerkgroep vindt het een waardevolle

aanvulling op het werken met de methode. ‘Maar hoe kunnen we nou meer ruimte maken in het programma, en meer onderling ervaringen uitwisselen?’ Dat wordt het werkpunt voor de volgende periode. Taalzwak? Ik kom voor de derde keer in de schakelgroep 5 van Marloes om een taalronde bij te wonen. De eerste keer heb ik zelf een voorbeeldles gegeven. Daarna is Marloes ermee door gegaan. De kinderen kennen mij al. Ik geniet van het levendige gepraat van deze zogenaamd taalzwakke kinderen. Een ieder doet het op zijn of haar eigen manier, vaak met handen en voeten. Taaltekening groep 2 Na afloop zit ik met Marloes in de gang voor de nabespreking. Ik kijk haar verwachtingsvol aan. Ze barst in lachen uit en roept: “Zo gaat het nou elke keer, ik bereid een onderwerp voor, en het gaat over iets totaal anders!” Ik vraag haar: “Maar had je nu het gevoel dat je er greep op had, of ontsnapte het je weer, net als vorige keer?” Ze denkt even na en zegt: “Nee, deze keer wist ik heel goed wat ik deed, ik merkte gewoon: dat gaat niet werken, het onderwerp ‘post’, en toen ben ik met ze mee gegaan in al die verhalen over verliefdheid!” Ik knik opgelucht: “Gelukkig dat je dat zegt, ik vond het heel duidelijk dat je het bewust deed, je luisterde heel goed en je hebt een beslissing genomen, en dat is nu precies de bedoeling van taalvorming: een groep kinderen volgen en sturen tegelijk! Met in je hoofd je doel: dat ze betrokken gaan vertellen, en dat ze dat steeds beter gaan doen met jouw hulp en aanmoediging.” We zijn allebei tevreden en buigen ons over de kinderteksten die in deze taalronde geschreven zijn.

Taaltekening groep 3

“Het lijkt erop of het uitsluitend werken met een taalmethode niet voldoende is om alle soorten kinderen taalvaardiger te maken.”

Pulse 43


UITNODIGING Presentatie en demonstratie Pulse PO Webbased instrument voor persoonlijke ontwikkeling

3 juni Zwolle 10 juni Utrecht 17 juni Sneek 24 juni Eindhoven 1 juli Rotterdam

Alle bijeenkomsten zijn vrijblijvend en zonder kosten. Aanvang 14.00 uur. Exacte locatie en opgeven via: www.adkwadraat.nl

AdKwadraat_adv.indd 1

28-04-2009 17:37:42

Nieuw verscheNeN over hoogbegaafdheid Handboek Hoogbegaafdheid

Slimme jongens Hoe hou je ze gemotiveerd?

Eén van de grootste tragedies van onze tijd is

Het Handboek hoogbegaafdheid biedt een

dat veel intellectueel begaafde jongens zich

compleet overzicht van ontwikkelingen op

buitengesloten voelen en mede daardoor

het gebied van hoogbegaafdheid en geeft

niet de bijdrage aan de maatschappij leveren

daarbij een beeld van de verscheidenheid

die zij zouden kunnen en willen leveren als

aan visies. Elf deskundigen op het gebied Eleonoor van Gerven 2009. 208 p. € 35,50 ISBN 978 90 232 4481 3

van begaafdheid en onderwijs schreven elk vanuit hun eigen invalshoek en expertise een of meerdere hoofdstukken voor dit

Barbara A. Kerr, Sanford J. Cohn 2009. 288 p. € 37,50 ISBN 978 90 232 4494 3

handboek.

de situatie gunstiger voor hen was. Hoe kan dit gebeuren? Waarom haken begaafde jongens af? Slimme jongens laat zien hoe het leven van hoogbegaafde jongens eruit ziet, met alle mooie en minder mooie kanten.

Meer informatie en online bestellen: www.vangorcum.nl of bel 0592 37 95 56 www.vangorcum.nl/nieuwsbrief altijd op de hoogte van de nieuwste uitgaven

Koninklijke Van Gorcum BV Postbus 43 9400 AA Assen [e] verkoop@vangorcum.nl


Tekst groep 6

Tweetalgesprek groep 4

Taal is op veel basisscholen een speerpunt. Onder druk van tegenvallende toetsresultaten en de negatieve berichtgeving in de media, buigen scholen zich over de oorzaken van taalachterstanden en manieren om hun taalonderwijs te verbeteren. Aan de taalmethodes ligt het niet, die zijn steeds verder aangepast aan gemengde schoolpopulaties en aan de nieuwste inzichten op het gebied van woordenschatdidactiek. Het lijkt erop of het uitsluitend werken met één taalmethode niet voldoende is om alle soorten kinderen taalvaardiger te maken. Taalijsberg Veel mensen denken bij ‘taalonderwijs’ vooral aan spelling en grammatica. Die vormen echter het boven water uitstekende topje van een taal-ijsberg. Onder water bevindt zich de brede basis van die ijsberg: mondelinge communicatie, gemotiveerd lezen en schrijven, en het al doende oppikken van taalregels. Als die basis te smal is, valt het spelling en grammatica-topje er gewoon af! Leerkrachten merken dat: veel kinderen kunnen net een invullesje uit het taalboek maken, maar blijken de kennis daaruit nauwelijks toe te passen in hun eigen taalgebruik. Dat eigen taalgebruik ontwikkelt zich dan ook niet genoeg. Kinderen leren taal voornamelijk in het gebruik: al pratende, spelende, lezende en schrijvende, daarbij gesteund en uitge-

daagd door oplettende leerkrachten. En zeker kinderen uit taalarme milieus zijn voor dat gebruik aangewezen op de school. Taalvorming is een effectieve aanpak op het gebied van taalverwerving. Het is een werkwijze waarmee elke leerkracht direct kan beginnen. Taalrondes In taalrondes vertellen, spelen en schrijven kinderen van groep 1 tot en met 8 over hun eigen ervaringen. Hieruit voortkomende kinderteksten en tekeningen vormen het uitgangspunt voor begrijpend lezen, taalbeschouwingslessen en nieuwe schrijfopdrachten. De betrokkenheid is veel groter dan bij lessen uit het taalboek. En vooral: elk kind kan eraan deelnemen op zijn eigen niveau. Vertellen en schrijven over ervaringen kan iedereen, en iedereen kan er beter in worden. Het team consulenten van de Stichting Taalvorming helpt al vele jaren basisscholen in het hele land om hun taalonderwijs te verrijken. Wij werken op de scholen met voorbeeldlessen, team- en bouwbijeenkomsten, ondersteuning van taalbeleidsgroepen en persoonlijke leerkrachtcoaching, alles op maat en in antwoord op de vragen van de school. Uitbreiding van de (taal) competenties van leerkrachten is het belangrijkste doel: de leerkracht maakt tenslotte het verschil!

Ik was met mijn oma aan het koken. We aten spaghetti. Die spaghetti moet natuurlijk ergens in zitten: in een doosje. Een doosje komt wel van pas, daar gaan we iets van maken. Een kwartier later: het is een garage geworden. Mooi he` ? Vonne Tekst en tekening groep 7

Meer weten? Suzanne van Norden is de auteur van Taal leren op eigen kracht. Taalverwerving op school met behulp van de werkwijze van Taalvorming. Voor meer informatie: www.pulseprimaironderwijs.nl.

re@geer

www.pulseprimaironderwijs.nl/taal Pulse 45


De school in beweging

Hoe krijg je ze mee? Scholen zijn volop in beweging. Intern en extern doet iedereen voortdurend een beroep op het aanpassingvermogen van management en leerkrachten. Om ervoor te zorgen dat alle inspanningen ook tot verbeteringen leiden, begeleidt Annemarie Mars al een groot aantal jaren bedrijven en organisaties bij hun veranderingsprocessen. Ze onderscheidt daarbij vijf krachten die van wezenlijk belang zijn om een verandering ook daadwerkelijk te laten slagen. Weerstand hoort erbij, stelt ze, maar ‘weerstand is een fase op weg naar verbinding’. In kort bestek haar belangrijkste bevindingen.

Een verandering kan slagen als de doelgroep zich verbindt aan de verandering. Dat is meer dan ‘draagvlak creëren’ of ‘ze zover krijgen’. Verbinding houdt in dat doelgroep de verandering begrijpt, dat ze zich bekwaam voelt om het nieuwe gedrag te vertonen en dat ze verantwoordelijkheid neemt voor de eigen rol erin. Aan verbinding gaan vaak, als een grillig en individueel proces, drie fasen vooraf: ontkenning, weerstand en zelfonderzoek (zie afbeelding 1). Om verbinding te verkrijgen onderscheidt Mars vijf krachten. Een verandering wordt daarbij gezien als een weg van een startsituatie naar een streefsituatie. De weg ertussen

organisatieverandering 46 Pulse

is het veranderingsproces. Dit veranderingsproces, zegt Mars, zal nooit een rechte weg zijn want daar zijn organisaties te ongrijpbaar en is de praktijk te onvoorspelbaar voor. De vijf krachten die bij verandering een rol spelen zijn: urgentie, ambitie, planning, interactie en leiderschap. Urgentie De essentie van de kracht urgentie is dat het de doelgroep losmaakt van de huidige situatie. Urgentie is de kracht bij uitstek om mensen uit ontkenning te krijgen; de vraag ‘waarom is dit nodig’ is niet voor niets de


eerste vraag die medewerkers stellen. Volgens Mars moet de veranderaar dan de verleiding weerstaan om organisatieproblemen op te sommen. Want een organisatieprobleem is volgens haar strikt genomen geen probleem, maar een mogelijke oorzaak die ervoor zorgt dat de prestaties van de organisatie onder druk staan. Mars: “Daar zit de werkelijke urgentie. De kunst voor de veranderaar bij het creëren van urgentiegevoel is om wel te problematiseren maar niet te gaan zoeken naar de schuldige.” Wie hebben er last van het probleem? Wie hebben we er baat bij? Volgens Mars worden de belangen rondom de verandering duidelijk en kan de veranderaar een inschatting maken welke weerstanden er te verwachten zijn. Maar het is niet vanzelfsprekend dat de doelgroep (al) last heeft van het probleem. “Degene die ze dat verwijt slaat daarmee meestal de plank mis. Pijnmanagement, het zichtbaar en voelbaar maken van het probleem voor de doelgroep, is onmisbaar om hen te stimuleren om uit de ontkenningsfase te komen.” Ambitie De doelgroep moet volgens Mars een gevoel voor richting krijgen. Ambitie is daarbij de trekkende kracht. Mars: “Mensen kunnen zich beter verbinden aan een verandering als helder is hoe hun werk eruit zal gaan zien. Hoe duidelijker deze ambitie wordt gemaakt, hoe meer trekkende kracht er kan ontstaan. Daarbij dient de veranderaar de verandering niet mooier voor te stellen dan hij is.” Volgens Mars staan veel ambities en visies bol van ingewikkeld managementjargon, waardoor iedereen denkt het over hetzelfde te hebben, maar waardoor juist heel veel verwarring ontstaat. Iedereen heeft immers zijn eigen verandering in zijn hoofd. Mars adviseert veranderaars duidelijk aan te geven wat er voor de doelgroep verandert of niet. En wat zijn voor hen de voor- en nadelen? Planning Planning is de kracht die Mars onderscheidt bij het leggen van de brug tussen het veranderverhaal en het veranderingsproces. Daarbij stelt ze nadrukkelijk dat er niet één weg is die naar Rome leidt. Mars: “Het is de inhoud, de urgentie en de ambitie, alsmede de fase waarin de doelgroep zich bevindt die maakt via welke veranderstrategie aan verbinding gewerkt kan worden. Mensen die nog in de ontkenningsfase zitten, moeten

op een andere manier benaderd worden dan mensen die al aan zelfreflectie en -onderzoek doen.” Mars hanteert daarbij vier veranderstrategieën: de weten-, de moeten-, de willen- en de leren en ontdekkenveranderstrategie. Elke strategie (afbeelding 2) heeft zijn eigen waarde, voorwaarden, substrategieën en valkuilen. In elke veranderstrategie speelt de veranderaar een andere rol. Soms is hij expert (weten), verstrekker van richtlijnen (moeten), verleider, bemiddelaar van belangen (willen) en soms de begeleider en coach (leren en ontdekken). “Als de juiste veranderstrategie gekozen is, kan hij worden uitgewerkt in een overzichtelijk veranderplan,” stelt Mars. “Dit plan heeft voor de doelgroep als functie dat het gebrek aan houvast over de streefsituatie enigszins wordt gecompenseerd door houvast in de weg er naartoe. In dat plan wordt duidelijk op welke momenten de doelgroep wordt betrokken, geïnformeerd of op andere wijze meegenomen via mondelinge en schriftelijke interactievormen.” Afbeelding 1:

Fasen van weerstand

Interactie Om de verandering te laten slagen is in het model van Mars interactie een zeer essentiële kracht. “Want van papier veranderen mensen niet”, weet ze uit ervaring. “Het kan de weerstand zelfs vergroten. De veranderaar is er immers niet bij om vragen en onjuiste interpretaties op te vangen.” Bij interactie wordt de doelgroep blootgesteld aan het verhaal en kan de groep daarop reageren en een eigen inbreng leveren. Bij deze kracht

rubriek Pulse 47


www.marant.nl

Onderwijzen is: leren en ontwikkeling mogelijk maken

kan de veranderaar de doelgroep positief prikkelen door zelf dit gedrag ook te vertonen. Er zijn vele vormen van interactie denkbaar. Mars onderscheidt in haar boek meerdere interactievormen die kunnen worden ingezet. Afbeelding 2:

Vier veranderstrategieën

Leren en ontwikkelen, daar draait alles om op school. Tenminste dat is de bedoeling. Toch is dat niet zo vanzelfsprekend als het lijkt. De vraag: “Wat kan of weet je vandaag meer of beter dan vorige week om deze tijd?”, kan lang niet door alle kinderen vlot beantwoord worden. Steeds meer komen we erachter dat ‘leren’ meer centraal moet staan in ons onderwijs. Het is niet genoeg dat stof wordt aangeboden. Het is zelfs niet genoeg dat lesjes worden gemaakt en vragen beantwoord. De spannende vraag zou elke keer weer moeten zijn: “Leidt deze activiteit tot leren bij de kinderen en weten ze dat zelf ook?” In de praktijk blijkt het nodig dat kinderen heel concreet weten wat de essentie is van wat er te leren is: Waar gaat het om? Wat is hieraan moeilijk voor mij? Welke valkuilen horen hierbij? Wat is hieraan te ontdekken? Wat weet of kan ik hiervan al? Wat moet ik hieraan nog oefenen? Dat kan alleen als de instructie is gericht op die essentie, doelgericht dus, niet activiteitgericht! Het leuke is dat kinderen die gewend zijn zo te leren, meer betrokkenheid laten zien, bewuster bezig zijn en, als vanzelfsprekend, meer leereffect hebben. De adviseurs van Marant inspireren ook u graag anders naar uw rol in de les te kijken. Want zeg nou zelf…wie wil er niet actieve en gemotiveerde leerlingen in de groep?!

Adviseurs in leren & ontwikkeling

Voorts kent elke fase, van ontkenning tot verbinding, specifieke interactievormen die geschikt zijn om mensen te stimuleren om naar de volgende fase te gaan. In de ontkenningsfase kunnen de vormen uit de weten-strategie gebruikt worden. Hierin wordt duidelijk gemaakt wat er misgaat als er niets verandert. Maar ook het ervaren (de leren en ontdekken-strategie) van de urgentie kan in deze fase goed werken. In de fase van weerstand is het eerste devies: luisteren (neutraal). Dan kan duidelijk worden wat er echt aan de hand is, en dan kunnen de emoties die deze fase kenmerken ook volwaardig erkend worden. Volgens Mars zal overtuigen in deze fase niet werken. “Omdat het te sturend en te rationeel is.” Ook vindt aanspreken in deze fase te vaak en te snel plaats. “Het signaal moet juist zijn dat weerstand er mag zijn; anders zullen emoties ondergronds gaan.” Voor mensen die in de zelfonderzoeksfase zitten, zijn alle interactievormen in de leren en ontdekken-strategie uitermate geschikt. Interactievormen uit de moeten strategie stuiten bij hen alleen maar weerstand. “Ze zijn er al dus waarom nog zo dwingend sturen?” Bij mensen in verbinding zijn volgens Mars logischerwijs geen interactievormen meer nodig; ze zijn al in de laatste fase aangeland. “Maar het belonen van de omslag die ze hebben gemaakt is nog wel aan de orde.


En mensen in verbinding kunnen ingezet worden als veranderaar om hun collega’s te overtuigen (weten), te enthousiasmeren (willen) of te begeleiden (leren en ontdekken).” Leiderschap In de modeltheorie van Mars zijn de eerste vier krachten alle te typeren als een vorm van leiderschap: durven problematiseren, gevoel voor richting geven, een bij de doelgroep passende route kiezen en met hen opbouwend in gesprek gaan. Bij de laatste kracht, leiderschap, gaat het volgens Mars om het persoonlijk leiderschap van de veranderaar en over de manier waarop hij de andere veranderaars in stelling brengt: de hoogste leidinggevende, het middenmanagement en een eventuele projectleider. Bij persoonlijke leiderschap gaat het simpelweg om de vraag: in welke fase zit ik als veranderaar zelf? Als de veranderaar zelf nog in de fase van weerstand zit kan hij onmogelijk effectief zijn. Mars: “Dan kan hij onmogelijk nieuwsgierig zijn naar anderen, want nieuwsgierigheid is de motor van persoonlijk leiderschap. Een veranderaar met weerstand moet andere veranderaars opzoeken om het door te werken.” Een veel voorkomende valkuil is dat de interactie met de doelgroep vooral vanuit adviseurs of vanuit een projectleider plaatsvindt en dat het middenmanagement wordt ontzien. “Maar als mensen de balans opmaken of ze meegaan, zullen ze (ook) naar hun eigen leidinggevende kijken. Als die zich onverschillig of afkeurend opstelt zullen mensen daar de conclusie aan verbinden dat er blijkbaar niets aan de hand is; ze blijven in ontkenning. De reden voor veranderaars om middenmanagement te ontzien is dat juist daar sterke weerstanden kunnen heersen. De veranderaar die hen dat verwijt, en ze ‘de lemen laag’ noemt, gaat voorbij aan de diepere oorzaken ervan. Middenmanagers kunnen vanuit de inhoud opgeklommen zijn zonder in hun

“Van papier veranderen mensen niet, het kan de weerstand zelfs vergroten” leidinggevende rol ondersteund te zijn. Een managementtaak is per definitie oneindig dus de werkdruk van middenmanagers is hoog. Middenmanagers zijn vaak al langer in dienst en zijn daardoor cultuurdrager geworden van de startsituatie. In veel veranderingen staat ook of juist hun positie onder druk. Hun weerstand is dus goed te begrijpen terwijl hun leiderschap cruciaal is. Het middenmanagement ontzien is geen optie. Alle krachten dienen te worden ingezet om hen, als specifieke doelgroep, in stelling te brengen.” In een verandering moet vaak veel werk verzet worden. Het is niet ongebruikelijk om daarvoor een projectorganisatie in te richten. De projectleider vervult daarin de coördinerende rol en het is zijn uitdaging om niet de sturende rol over te nemen van de hoogste leidinggevende. “Het woord ‘projectleider’ heeft echter al veel onheil veroorzaakt”, waarschuwt Mars, “doordat de persoon in deze titel de aanleiding zag om zich als enige verantwoordelijk te gaan voelen voor het meekrijgen van de doelgroep. Daarmee kan hij een eind komen, maar hij zal uiteindelijk stuklopen op leidinggevenden die het tegengestelde signaal afgeven. Maar als spin in het web kan hij naast de hoogste leidinggevende het gezicht van de verandering worden. Zijn enthousiasme, kennis en inzet kunnen in een verandering veel betekenen. Reden om niet de eerste de beste voor deze belangrijke rol te kiezen en er tijd voor vrij te maken.” Voor meer informatie over schoolontwikkeling en kwaliteitszorg: www.pulseprimaironderwijs.nl

Krachten meten op studiedag ‘Hoe krijg je ze mee’ (29 mei 2009) Annemarie Mars is auteur van het bekroonde boek Hoe krijg je ze mee? Vijf krachten om een verandering te laten slagen. Ze zal tijdens de studiedag op 29 mei over Schoolontwikkeling en Integraal Personeelsbeleid in het basisonderwijs een van de hoofdsprekers zijn. Voor inschrijven en meer informatie: www.vangorcum.nl/teamontwikkeling.

re@geer

www.pulseprimaironderwijs.nl/organisatieontwikkeling Pulse 49


Minister Ronald Plasterk introduceert digitaal schoolboek

Wikiwijs wacht op

antwoord

Volgens de Wet van Baumol kan de productiviteit in de quartaire sector nooit zo snel groeien als in de primaire en secundaire sector. Toch is het ook voor het onderwijs cruciaal om te innoveren. Om grote problemen op te kunnen lossen hebben we een goed opgeleide bevolking nodig. Van beroeps- tot en met hoger onderwijs, op alle niveaus moet het onderwijs goed zijn. Innovatie helpt om de kwaliteit van het onderwijs te verhogen. Een schoolvoorbeeld van onderwijsinnovatie dat ‘problem solving’ mag heten is volgens Plasterk Wikiwijs, oftewel elektronische schoolboeken.

onderwijsinnovatie 50 Pulse


“Het is van groot belang

dat Wikiwijs echt iets van de leerkrachten zelf is en dus breed gedragen wordt.�

Pulse 51


WIKIFACTS - Wikiwijs werkt volgens een zelfde soort principe als Wikipedia: leraren kunnen allemaal lesmateriaal toevoegen, maar iedereen kan elkaar ook aanvullen en corrigeren. Gebruikers voeren zo zelf de regie over Wikiwijs. - Traceerbaarheid is daarnaast een van de belangrijkste uitgangspunten van Wikiwijs. Iedereen kan zien welke gebruiker op welk moment welke wijziging heeft aangebracht. Docenten zullen niet zo snel onjuiste of onvolledige lesstof toevoegen, wanneer precies te zien is dat zij dit materiaal hebben toegevoegd. - Docenten kunnen het lesmateriaal in de klas gebruiken. Daarnaast kunnen leerlingen en anderen het lesmateriaal ook zelf van Wikiwijs afhalen en gebruiken. Zwakke leerlingen worden bijlesmodules aangeboden. Excellente leerlingen vinden er verdiepingsstof. - Leraren kunnen opgaven op Wikiwijs plaatsen en leerlingen zo laten oefenen met de lesstof. Ook proefwerken kunnen op Wikiwijs worden geplaatst. - Momenteel wordt gekeken welk bestaand (digitaal) lesmateriaal van voldoende kwaliteit is om op Wikiwijs aan te bieden. Dit lesmateriaal wordt als basiscollectie op Wikiwijs geplaatst. - Leraren worden uitgedaagd om de lessen vorm te geven en goed digitaal lesmateriaal te ontwikkelen. - Veel docenten kampen met een hoge werkdruk. Wanneer er echter 0,1% van de docenten materiaal plaatst (ongeveer 300 leraren), levert dit al veel (extra) lesstof op. De rest van de docenten kan dit verder aanpassen en/of in de klas gebruiken (minder tijdrovend).

rubriek 52 Pulse

Hoewel de discussie zich tot nu toe vooral beperkt heeft tot het voortgezet onderwijs, pleit Plasterk voor een brede en snelle invoering van deze nieuwe ‘didactische aanpak’. Zowel in het primair- als in het hoger onderwijs moet de Wikiwijs-methode volgens hem snel post vatten. In dit verband noemt hij vier punten die op de achtergrond hebben meegespeeld in de besluitvorming. Plasterk: “Er is veel discussie geweest over gratis schoolboeken. Maar gratis bestaat natuurlijk niet, het geld moet ergens vandaan komen. Tot nu toe bepaalde de school welke boeken moesten worden gekocht; de ouders betaalden. Met als resultaat dat schoolboeken in Nederland pakweg tweemaal zo duur zijn als in de ons omringende landen. In het coalitieakkoord hebben we vastgelegd dat er een vergoeding moest komen voor een gemiddeld boekenpakket. Deze bijdrage is ook bedoeld als een innovatieprikkel, omdat je scholen laat nadenken hoe die 316 euro het beste kan worden besteed.” Een tweede punt van overweging is volgens hem dat het lesmateriaal gratis en voor iedereen toegankelijk wordt. “We noemen dat ‘open access’, dat is een absolute voorwaarde.” Ook vindt hij het niet meer van deze tijd om schoolkinderen elk jaar weer zo’n veertien kilo aan boeken te laten meezeulen, om nog maar te zwijgen van de bomen die je hiervoor moet kappen. En tenslotte wil hij met een initiatief als Wikiwijs proberen om het vak van de leraar interessanter te maken. Wisdom of crowds Het einddoel van Wikiwijs is om al het lesmateriaal op deze manier aan te bieden, van basis- tot en met hoger onderwijs, gebaseerd op het Wikipedia-principe van ‘wisdom of crowds’. De Wikipedia-encyclopedieën hebben volgens Plasterk een hoge kwaliteit, omdat ze voortdurend gecontroleerd en zo nodig

gecorrigeerd worden. De minister ziet het al allemaal voor zich. Wikiwijs kan bijvoorbeeld buiten de leerstof ook oude examenopgaven bevatten en heel veel oefenstof. Iedereen moet erbij kunnen, maar alleen leraren kunnen de stof bewerken. Ook vindt hij dat alle leerkrachten betrokken moeten zijn bij Wikiwijs, maar ze hoeven er niet allemaal actief aan mee te werken. “Als bijvoorbeeld vijf procent van de leraren zich hiervoor wil inspannen, hebben we al genoeg kennis en kunde om er een succes van te maken.” Volgens de minister leidt een dergelijke aanpak niet tot eenheidsworst. Er kunnen volgens hem meerdere versies van het lesmateriaal op het net staan. “Dan kun je altijd via je eigen ingang bij die versie komen, die voor jouw school interessant is.” Bijkomend voordeel is volgens de minister dat leerlingen op Wikiwijs ook alvast een kijkje kunnen nemen in het volgende jaar. Dat helpt bij het maken van een pakketkeuze, is zijn overtuiging. Printing on demand Alle schoolboeken moeten, als het aan


de minister ligt, digitaal beschikbaar zijn. “Maar je kunt natuurlijk ook alles printen, per leerling en per klas. ‘Printing on demand’, precies wat je nodig hebt om mee te werken, zonder verspilling.” Volgens hem moet de overheid zo veel mogelijk op afstand blijven. Alleen waar raad en daad absoluut nodig zijn, bijvoorbeeld bij het regelen van de copyrights, zo zegt hij, moet de overheid bijspringen en een oogje in het zeil houden. “Het is van groot belang dat Wikiwijs echt iets van de leerkrachten zelf is en dus breed gedragen wordt.” Het is om die reden dat hij ervoor wil waken dat een bepaalde organisatie dit domein

claimt. “Uitgevers zouden weleens de natuurlijke vijand van dit initiatief kunnen zijn”, zo stelt hij. Het is zijn ambitie om Wikiwijs volgend jaar al van start te laten gaan. Nog in deze kabinetsperiode wil hij van Wikiwijs een succes maken. Plasterk: “Ik ben er zelf heel enthousiast over. Deel dit enthousiasme met mij en neem de uitdaging aan.” Om het ijs te breken ziet hij graag dat een bepaalde vakgroep of een groep docenten het voortouw neemt.

reacties de reacties lopen sterk uiteen van ‘oude wijn in nieuwe zakken, weinig nieuws onder de zon’ tot ‘geef het initiatief een kans van slagen, we hebben al heel allemaal het wiel proberen uit te vinden. Misschien verbetert dit initiatief de kwaliteit van het onderwijs aanzienlijk, wordt bijscholing (ook individueel) een stuk gemakkelijker en verlaagt het de werkdruk ook nog eens.’ graag vernemen wij uw reactie op www.pulseprimaironderwijs.nl .

www.pulseprimaironderwijs.nl/e-learning Pulse 53


Tekst: Susan Eggels

‘Met’ in plaats van ‘tegen elkaar’ in gesprek

Plezierige en effectieve oudergesprekken Ouders lijken steeds mondiger te worden. En ze nemen het altijd voor hun kind op, zo lijkt het wel. Hoe graag zou een leerkracht soms willen dat ouders hun kind eens met eigen ogen in de klas konden zien! Vooral als de ouders hoog zijn opgeleid, vinden leerkrachten het moeilijk om passend weerwoord te geven. Als het gesprek uit de hand loopt komen ouders op hoge poten terecht bij de directeur of directrice van de basisschool. Tips voor leerkrachten om zelf beter om te gaan met ‘lastige’ ouders.

Veel leerkrachten zien op tegen oudercontacten en de reguliere tien minuten gesprekken. Vooral als er slecht nieuws te brengen is, vermijden ze het contact maar liever. • Wat kan een leerkracht eigenlijk zelf doen om te vermijden dat er een probleem ontstaat? • Hoe kan de dialoog op gang worden gebracht, zodat er weer evenwicht ontstaat tussen ‘geven en ontvangen’? • Hoe kan het gesprek zo gestuurd worden dat beide partijen met een positief en tevreden gevoel uit elkaar gaan? • En hoe kan de directeur hierbij helpen? Soepel en geruisloos bijsturen Het is voor ouders soms lastig om in te zien dat leerkrachten hun aandacht moeten verdelen over niet één, maar soms wel dertig kinderen. En andersom is het voor leerkrachten lastig om steeds te blijven zien dat het kind voor de ouders het allerbelangrijkste kind op de wereld is. Dan lijken de standpunten al snel lijnrecht

communicatie 54 Pulse

tegenover elkaar te staan. Terwijl leerkracht en ouders toch op de allereerste plaats partners zijn in de groei en de opvoeding van het kind. Vermijd discussie Leerkrachten die gaan uitleggen en be­ argumenteren, die in discussie gaan over het ‘waarom’ Jasper bijvoorbeeld vandaag de gang op moest, zullen niet in een fijn gesprek terechtkomen. De kans is groot dat dit werkt als een lap op een stier. Het nodigt de ouder uit tot het verdedigen van hún standpunt: “Maar Jasper is thuis altijd de rust zelve, dus het kan er bij mij niet in dat …”. Het leidt eerder tot een wellesnietesspel dan tot een oplossing en is verspilling van kostbare energie. Hoe kan een lastig gesprek dan wel in juiste banen geleid worden? Op koers blijven Het gespreksmodel van De Wissel is ontwikkeld om juist in deze situaties de

leerkrachten te helpen op koers te blijven. Waar de sfeer vraagt om een omslag van gespannen ‘tegenover elkaar staan’ naar een professionele samenwerking, geeft dit gespreksmodel houvast. Net als een wissel die een zware, met hoge snelheid over het spoor razende trein, soepel en geruisloos de juiste richting in helpt. De Wissel biedt uitkomst in gesprekken waarbij sprake is van ‘slecht nieuws’, een (ogenschijnlijke) belangentegenstelling of om dit conflict op een effectieve en prettige manier bij te sturen. Het gespreksmodel vormt het centrale onderwerp van de module Contact Maken in Pulse-PO. De module helpt leerkrachten om zich beter te presenteren in gesprekken met ouders, collega’s en andere volwassenen. Echt in gesprek zijn De kunst van een oudercontact waarbij je écht samen met elkaar in gesprek bent, ligt in het los kunnen laten van je eigen verhaal en volledig focussen op de ander. Van professionele leerkrachten mogen we verwachten dat ze die stap kunnen zetten. In de kern: luister vooral aandachtig en zorg dat je gesprekspartner zich ook echt gehoord voelt (dit is niet hetzelfde). Als een ouder zich gehoord voelt (lees ‘serieus genomen voelt’), kun je al heel snel op zoek naar de gemeenschappelijke behoeftes en wensen. En die zijn er op school altíjd: leerkrachten en ouders willen immers allebei dat het kind een succesvolle ontwikkeling en fijne schoolperiode doormaakt.


Kleine wijzigingen in verbaal en nonverbaal gedrag maken een groot verschil in de manier waarop iemand overkomt

rubriek Pulse 55


De Wissel in de praktijk Stap Taak leerkracht

Voorbeeld effectieve vragen / reacties

0.

Schep positief en veilig klimaat

“Ik ben blij dat we elkaar nu treffen en hoop dat we een vruchtbaar gesprek hebben”

1.

Toon openheid

“Wat kan ik voor u doen?” “Wat is uw belangrijkste vraag?” “Wat is er aan de hand?”

2.

Luisteren en benoemen wat er gebeurt in het hier en nu

“Ik zie dat u erg geschrokken bent van het rapport” “Ik hoor dat u boos bent omdat ik uw kind gisteren apart gezet heb”

3.

Benoem je eigen behoeftes/ emoties / doelen

“Ook ik maak me zorgen over de voortgang van uw dochter” “Ik vind het belangrijk dat kinderen in mijn klas alle ruimte krijgen om zich te ontwikkelen én wil ze tegelijkertijd leren wat kan en wat niet kan”

Schets gemeenschappelijk belang

“We willen dus allebei dat uw zoon dit jaar overgaat. Ik wil graag samen met u kijken hoe we dat kunnen bereiken”

Toon openheid en luister weer actief

“ Wat kunnen we nog meer doen denkt u?”

4. 5.

Vaardigheden in De Wissel De belangrijkste gespreksvaardigheden in dit model zijn: 1 actief luisteren 2 benoemen wat er gebeurt 3 eigen behoeften of doelen inbrengen Actief luisteren naar de ander Actief luisteren bereik je door niet alleen te luisteren naar woorden, maar ook naar de boodschappen achter de woorden, de toon, de sfeer die er in de ruimte hangt. Door oog te hebben voor hoe de brenger van de boodschap er bij zit en welke emoties bij hem/haar leven. Door te luisteren naar wat er wel in de lucht hangt, maar niet gezegd wordt. Focus volledig op de ander.

communicatie 56 Pulse

Als de ander zich gezien en gehoord voelt, leg je de basis voor een open uitwisseling. Benoemen wat er gebeurt Gebruik de informatie die je net vergaard hebt en vertel de ander wat jij hier en nu ziet gebeuren. Wat beleeft de ander op dit moment? Wat vindt hij lastig? Wat staat er echt op het spel voor de ander? Erken dit door het te benoemen in een gesprek. ‘Ik hoor dat …. u boos bent’, ‘ik begrijp dat u het belangrijk vindt dat Jasper geen lessen mist’, ‘volgens mij….wilt u graag snel een oplossing zoeken’. Door te erkennen (in plaats van te negeren of verwerpen), krijgt de ander het gevoel dat er aandacht is voor diens zorg of probleem en blijft de focus in

het ‘hier en nu’. Focus op wat je waarneemt (feiten). En bedenk dat je het er niet per se mee eens hoeft te zijn om het te benoemen. Dit brengt de nodige rust in een gesprek en belangrijker nog, biedt nieuwe openingen. Behoeftes benoemen van jezelf Ieder mens, jong en oud, deelt een aantal basale behoeftes. Denk bijvoorbeeld aan de behoefte aan veiligheid, bepaalde zekerheden, respect, zorg, humor, autonomie, etc. Mensen hebben vrijwel altijd begrip voor elkaars behoeftes. Ze botsen echter in de manier waarop ze denken in elkaars behoeftes te moeten voorzien (de strategie). De behoeftes benoemen en zoeken naar gemeenschappelijke belangen,


Do’s en dont’s Stap

Do’s

Dont’s

Gemeenschappelijk • Focus op gezamenlijk belang voor de toekomst (heeft belang schetsen vaak te maken met de ontwikkeling van het kind) • Formuleer ‘positief’ en met een open vraag (“hoe zou het zijn om …”) • Sta open voor de reactie van de ander

• Hechten aan jouw visie / mening / eigen belang ( ik vind dat…..)

Luisteren

• Leren van de ander, nieuwsgierig zijn, een open houding aannemen. Focus op de ander, diens behoeftes en emoties • Benoem wat je hoort / ziet (erkennen) en check reactie • Zie de ander voor vol aan.

• Je persoonlijk aangevallen voelen • Tegenover elkaar gaan zitten. Armen over elkaar houden. • Meegaan in de emotie van de ander • Invullen wat de ander ‘eigenlijk’ bedoelt • Meteen reageren met ‘maar, ….” of het aanvoeren van argumenten.

Benoemen wat er gebeurt

• Benoem zonder oordeel! • Focus op feiten die hier en nu plaatsvinden • Maak helder wat je waarneemt (je hoeft het er niet per se mee eens te zijn!)

• Beoordelen / veroordelen wat je ervaart • Feiten mengen met je emoties en meningen • Hecht niet aan je waarneming als de ander het toch anders ervaart

Benoemen behoefte / emotie

• De behoefte achter je strategie zien en benoemen • Feiten benoemen • Verantwoordelijkheid nemen voor je behoefte • De behoefte formuleren; kies voor ik-boodschappen “ik zou graag …”

• Strategie aanzien voor de behoefte • De ander de schuld geven van je gevoel • De ander een bevel geven ( “u moet …”) of verwijt maken (“u heeft toch ook niet ….”) Bron: Boves en van Dijk, Contact maken

schept veel meer ruimte voor oplossingen dan direct praten over de strategie. Steek bijvoorbeeld eens niet in met dat ‘het beter is voor Jasper om deze klas nog eens over te doen’. Focus eens op de vraag: voor welke ontwikkeling staat Jasper op dit moment? Wat heeft hij nodig? Hoe kunnen we het beste in zijn behoeftes voorzien? Wat willen jullie samen bereiken? Vanuit deze vragen is de kans groter om sneller gemeenschappelijkheid te vinden en tot oplossingen te komen. Hoe kunt u helpen? Iedere leerkracht heeft bovenstaande vaardigheden in zekere zin in huis. Kleine wijzigingen in verbaal en non-verbaal

gedrag maken een groot verschil in de manier waarop iemand overkomt. De eerste stap is een stukje persoonlijk bewustwording: waar zit voor mij de winst? Dit is voor iedereen anders. Voor leerkrachten is het interessant om te ontdekken: Hoe doe ik het eigenlijk? Wat doe ik nooit en zou ik wel kunnen doen? Wat is nodig om mijn verbaal en non-verbaal gedrag met elkaar in overeenstemming te brengen?” Taken directeur En bij die bewustwording kan de directeur zijn leerkrachten ook helpen. In het contact met de directeur benutten ze immers ook hun luistervaardigheden. Hij kan hen persoonlijk feedback geven waarbij de leer-

kracht zich ook gehoord voelt. Hij kan de leerkrachten bewust maken van hun eigen gedrag en de parallel trekken naar een mogelijk oudergesprek. Oefenen en uitproberen van de stappen in een veilige omgeving helpt vervolgens om gespreks- en luistervaardigheden gericht te ontwikkelen en aan te scherpen. En helpt leerkrachten om de volgende reeks oudercontacten met plezier tegemoet te treden en óók met ‘lastige’ ouders een goed gesprek te voeren. Susan Eggels is een van de kernleden van het centrum voor co-actieve communicatie. Voor meer informatie: www.pulseprimaironderwijs.nl.

www.pulseprimaironderwijs.nl/communicatie Pulse 57


Opmerkelijk Plasterk: cao’s leraren niet in gevaar Bos: salaris wel in gevaar Leraren hoeven niet te vrezen dat al afgesproken loonstijgingen de komende jaren niet doorgaan. Cao’s zullen niet worden opengebroken. Dat heeft minister van Onderwijs Ronald Plasterk (PvdA) onlangs gezegd. Om de salarissen te kunnen blijven betalen moeten scholen volgens Plasterk naar alle waarschijnlijkheid bezuinigen op andere posten dan salarissen voor leraren en ander personeel. Minister Plasterk wilde niet vooruitlopen op de posten waar het onderwijs mogelijk wel op moet bezuinigen. Minster Bos van Financiën dacht daar eind maart echter geheel anders over toen hij aan gealameerde kamerleden vertelde dat de onderwijssector niet genoeg overheidsgeld krijgt om de salarissen dit jaar en in 2010 volgens de cao’s uit te betalen. Dat is “pech”, zei minister Bos. De salarissen in de cao’s zijn gebaseerd op een schatting van de loonstijging in het bedrijfsleven. Het bedrag dat de sector daadwerkelijk voor de lonen krijgt, hangt echter niet af van de geschatte, maar van de reële loonontwikkeling in de particuliere sector.

Basisscholen potten subsidies op

Pensioenfonds ABP verhoogt premies

Basisscholen hielden in 2007 meer geld over dan het jaar daarvoor. Toch zijn de investeringen in leermiddelen en inventarissen gedaald. Wel steken steeds meer scholen de subsidie die zij krijgen voor personeelskosten en leermiddelen in hun schoolgebouw. Dat meldt de Algemene Onderwijsbond (AOb) onlangs. De AOb analyseerde de gegevens van 1221 schoolbesturen. Het onderzoek wijst uit dat alle besturen samen in 2007 111 miljoen euro overhielden op hun lopende begroting, zestien procent meer dan een jaar eerder. In leermiddelen en inventarissen investeerden ze 28 miljoen euro, elf procent minder dan het jaar daarvoor.

Pensioenfonds ABP verhoogt de pensioenpremie. Het kabinet krijgt hierdoor te maken met een financiële strop van zeshonderd miljoen euro, aangezien het als werkgever het leeuwendeel van de pensioenen betaalt. ABP, dat de pensioenen van ambtenaren en leraren beheert, was maandagavond niet meer bereikbaar voor commentaar. Vooral het ministerie van Onderwijs moet door de verhoging veel extra betalen, namelijk 165 miljoen euro. De verschillende ministeries moeten het geld uit hun eigen begroting zien te halen. Bron: NOS

Mooi & bijzonder Opmars Digibord niet meer te stuiten Het digibord is sterk in opmars. Enkele voorbeelden ter lering en vermaak. Op de site www. bordwerk.nl staan veel flipcharts (lessen voor het Activboard), video’s en animaties voor het digibord. De community heeft inmiddels ruim 800 leden en het is zeker de moeite waard om er eens een kijkje te nemen. Liefhebbers van een vrolijke karaokeparty kunnen zich eindeloos uitleven via www.karaokeparty.com. Sluit een microfoon aan op de computer, kies het favoriete liedje en zingen maar! De site geeft behalve de tekst ook grafisch de juiste toonhoogte aan. Op de website www.beleefdelente.nl van vogelbescherming Nederland is het mogelijk om live mee te kijken in een aantal vogelnesten. Via de webcam wordt wel en wee van de vogelpaartjes gadegeslagen. Hoogtepunten komen als clips op de site te staan, zodat niemand iets mist. Heel leuk en leerzaam voor de kinderen.

Opmerkelijk, Mooi & Bijzonder rubriek 58 Pulse

Continue roosters steeds meer in trek Steeds meer basisscholen gaan over op het ‘gelijke dagen model’. Zo’n volcontinu rooster voor alle groepen betekent dat alle schooldagen gewerkt wordt van half negen tot twee uur. De vrije woensdagmiddag vervalt. In Hilversum wordt gekeken of het model voor de hele stad is in te voeren. Ook in Groningen, Rotterdam en Zoetermeer wordt geëxperimenteerd. Voorstanders vinden het rooster een zegen voor de kinderen. Geen onderbreking, geen gehaast om op tijd thuis de boterham te eten. En het overblijfprobleem is opgelost. Bijkomend voordeel is, zeggen de voorstanders, dat de kinderen nog een hele middag voor zich hebben. Werner van Katwijk, directeur van belangenvereniging Ouders & Coo vindt het maar niks. Uit pedagogisch onderzoek blijkt volgens hem dat kinderen het beste leren tussen tien en elf uur ’s ochtends en tussen twee en drie uur ’s middags. Hij vindt het jammer dat het tweede optimale leermoment hierdoor wegvalt. Hij vindt het bovendien kwalijk dat voor dit model wordt gekozen vanwege de problemen in de opvang. Daarmee wordt belang van het kind ondergeschikt gemaakt aan problemen in de opvang.


centrum voor co-actieve communicatie training

co-active coaching

workshops

studiedagen

Wat doe ik met de ouders van Jasper? verbaal en non-verbaal contact maken met leerlingen, ouders en collega’s

Dit scheelt ltt mij uren googelen! LesKompas is zo ontwikkeld dat u als leraar geen zoekwerk meer op internet hoeft te verrichten. Neem Masha, leerkracht van groep 6. LesKompas heeft alles al voor haar uitgezocht, zodat zij nu tijd over heeft bij haar lesvoorbereiding.

KIJK VOOR EEN DEMO OP WWW.LESKOMPAS.NL

met minder moeite meer bereiken! www.co-actief.nl

info@co-actief.nl

043 - 321 60 21

Strienemonde 42 // 3261 VD Oud-Beijerland info@leskompas.nl // www.leskompas.nl


Studiedag Slimme kleuters

Hoogbegaafdheid in het basisonderwijs

WAAROM U DEZE DAG NIET MAG MISSEN: • Inspirerend en informatief programma • Ervaringen uitwisselen met collega-scholen • Antwoord op uw vragen door deskundig panel

Schrijf u voor 1 juni 2009 in op www.vangorcum.nl/slimmekleuters en ontvang gratis één van deze boeken! Slim beleid!

Keuzes en consequenties bij beleid voor hoogbegaafde leerlingen in het basisonderwijs

Handboek hoogbegaafdheid

Professioneel omgaan met hoogbegaafde leerlingen in het basisonderwijs


studiedag ‘Hoe krijg je ze mee?’

opleiding Integrale kwaliteitszorg / onderwijskundig Leiderschap

Op 29 mei 2009 organiseert uitgeverij Koninklijke Van Gorcum de Pulse Primair Onderwijs Studiedag ‘Hoe krijg je ze mee? Schoolontwikkeling en Integraal Personeelsbeleid in het basisonderwijs’. Deze studiedag vindt plaats in Hotel Conferentie Zonheuvel in Doorn. De dag biedt een origineel, inspirerend en afwisselend programma met topcoaches in actie, zoals Marc Lammers (bondscoach Nederlands hockeyteam), Annemarie Mars (winnend auteur van het beste HR-boek voor de manager) en Cees Bos (auteur van Werken Met Kwaliteit/WMK). Dagvoorzitter is Hester Macrander, cabaretier en columnist. De studiedag is bedoeld voor directies, bovenschools managers, bouwcoördinatoren en IB-ers. Voor meer informatie: www.vangorcum.nl/teamontwikkeling.

We willen als school de goede dingen doen, maar doen we die goede dingen eigenlijk ook goed? Zijn we wel een ‘goede school’? En… wat doe ik als schoolleider daaraan? Hoe geef ik echt goed leiding aan onderwijskundige verbeteringen in mijn school? En, hoe krijg ik mijn team mee? Opleiding Integrale Kwaliteitszorg / Onderwijskundig Leiderschap biedt schoolleiders primair onderwijs (ook speciaal PO), middenkader (IB-er, bouwcoördinator, adjuncten) en bestuurders in het primair onderwijs tal van handreikingen om daaraan een structurele bijdrage te leveren. Als deelnemer aan de opleiding vormt u samen met collega’s van andere scholen één groep. Als groep krijgt u tijdens studiedagen (verzorgd door Cees Bos, auteur WMK-PO) opdrachten om op uw school uit te voeren. De begeleiders van Dyade Advies zullen u hierbij inhoudelijk bijstaan. In uw groep vindt ook intervisie en supervisie plaats. De opleiding is opgebouwd uit tien modulen die uit zowel studiedagen als begeleidingsdagen bestaan. Per jaar worden gemiddeld drie modulen aangeboden. Het traject is daarmee in 3 jaren afgerond. Voor uitgebreide informatie: www. pulseprimaironderwijs.nl, voor direct inschrijven en meer informatie: Gerrit Hut, senior adviseur, Dyade Advies/ Ede, gerrit.hut@dyade.nl, 0318-675179.

studiedag ‘slimme kleuters’ Op 9 oktober 2009 vindt de studiedag ‘Slimme kleuters, hoogbegaafdheid in het basisonderwijs’ plaats in Lunteren. De dag wordt georganiseerd door Koninklijke Van Gorcum en biedt een informatieve en inspirerende dag over hoogbegaafdheid bij kleuters. Aan bod komen onderwerpen als ‘het herkennen van een ontwikkelingsvoorsprong bij kleuters’, ‘uitdagend rekenonderwijs in de onderbouw’ en ‘sociaal emotionele ontwikkeling van jonge kinderen’. Ook krijgen deelnemers de mogelijkheid een vraag aan een panel van deskundigen voor te leggen. De dag is bedoeld voor leerkrachten, IB-ers en RT-ers, maar ook voor directies en bovenschoolse managers van basisscholen. Dagvoorzitter is Hester Macrander, cabaretier en columnist. Voor meer informatie: www.vangorcum.nl/slimmekleuters.

agenda datum 13-05-2009

13-05-2009 28-05-2009 29-05-2009

11-06-2009 9-10-2009

Naam Naar Grote Hoogte - creativiteit en talentontwikkeling in school en vrije tijd Expertmeeting Lezen - Etoc

doelgroep Management, coördinatoren, docenten

prijs  75,-

plaats Arnhem

Informatie www.edu-art.eu

Docenten, coördinatoren

-

Groningen

Personeelsbeleid op de brede school Hoe krijg je ze mee? Schoolontwikkeling en Integraal Personeelsbeleid in het basisonderwijs Spel en ontwikkeling Slimme kleuters, hoogbegaafdheid in het basisonderwijs

Management, coördinatoren

-

Dordrecht

www.rug.nl/let/voorzieningen/etoc/ expertmeetinglezen www.onderwijsarbeidsmarkt.nl

IB’ers, directie, bovenschools management, bouwcoördinatoren

 325,-

Doorn

www.vangorcum.nl/teamontwikkeling

Management, coördinatoren Leerkrachten, RT’ers, IB’ers, directie, bovenschools management

 149, 195,-

Ede Lunteren

www.scem.nl www.vangorcum.nl/slimmekleuters

TRAINING & ADVIES Pulse 61


Bijblijven is erbij blijven “Goede morgen, ik ben dokter Bot.” Ik schud de hand van mijn nieuwe huisdokter. “’t Zal even wennen zijn, maar ik ben uw nieuwe dokter”, meldt dokter Bot overbodig. “En ik ben uw nieuwe patiënt”, meld ik even overbodig. Daarna ga ik verder. “Mag ik weten of u zich heeft bijgeschoold.” Dokter Bot kijkt me met grote ogen aan. “Nou … toen ik werd opgeleid was alles prima in orde”, antwoordt hij. “Daarna hebben ze van alles bedacht… maar vroeger was het toch beter.” “Dus …”. “Ik heb me de laatste tien jaar niet echt geschoold. Was niet echt nodig. Vindt u van wel?” Ik stap op. Iemand die zich niet echt op de hoogte houdt, kan ik niet mijn gezondheid toevertrouwen, vind ik. Datzelfde geldt ook voor mijn vak. Al dertig jaar leid ik diverse schoolteams. Dat betekent dat ik me al dertig jaar heb verdiept in de nieuwste inzichten. En daar ben ik altijd blij van geworden. Natuurlijk kom je wel eens dingen tegen die als oude wijn in nieuwe zakken klinken, maar ook dingen waarvan je zegt: ‘Dat had ik eerder moeten weten.’ Eigenlijk blijf je je hele leven leren. Ik vraag dát ook van mijn collega’s. Mijn leerkrachten. Als er iets is waar ik geïrriteerd van raak, is het wel de opmerking dat bijscholen onzin is. “Stel”, zeg ik dan assertief. “dat je dokter of je garagemonteur, je advocaat of belastingadviseur zich nooit van de nieuwste ontwikkelingen op de hoogte stellen. Ben je daar dan tevreden mee?” Meestal zie ik ze dan vertrekken met schaamrood op de kaken. Ik kom ze tegen, die leerkrachten. Ze hebben een soort aangeboren remsysteem. Altijd maar die hakken in het zand. Alsof vroeger alles zo goed was! Alle leerlingen werden over dezelfde kam geschoren. De beoordeling was niet pedagogisch, maar volgens een gemiddelde. Opgetelde cijfers gedeeld door tien, dat was je niveau. Wat een zegen dat er ooit in de jaren negentig een stroom opgang kwam die het begrip adaptief als zijstroom in de onderwijsrivier liet stromen. Ja, dat betekende wat. Aanpassen aan een nieuwe sfeer. Kijken wat een kind kan in plaats van een groep. Wat een zegen was dat! Dat was anders, dus leren, cursussen volgen! Een kind is een kind en geen optelsom van cijfers of Cito-scores. Daar moet je je voortdurend van bewust zijn. En dan concludeer je dat je soms mee moet drijven op het water van de vooruitgang en soms moet je roeien tegen de stroom in. Maar dat kan pas als je weet wat er allemaal door de onderwijsrivier stroomt, toch? Je voortdurend scholen, met een modern woord ‘education permanente’, is een must en ik verwacht dan ook van mijn leerkrachten dat ze op zoek gaan naar hun verbeterpunten. De wereld verandert, dus het onderwijs ook. Ik wil toch ook niet geholpen worden door een dokter die zich tien jaar niet heeft verdiept in de nieuwste inzichten op medisch vlak. Zo zal een ouder geen genoegen nemen met een leerkracht die roept: “Ach, mevrouw, vroeger was het allemaal beter.” De beste leerkracht is de leerkracht die bijblijft.

Chris lindhout column 62 Pulse

www.pulseprimaironderwijs.nl/mijnschool

Colofon Pulse Primair Onderwijs Magazine over schoolontwikkeling en kwaliteitszorg Uitgever Koninklijke Van Gorcum Postbus 43, 9400 AA Assen T. 0592 - 379 571 F. 0592 - 379 552 E. pulse@vangorcum.nl W. www.vangorcum.nl Redactie Frank Stienissen (hoofdredactie), Lieke van Zuilekom, Anne Mieke de Groot, Martin van Rooij Stienissen Media Postbus 32 5550 AA Valkenswaard T. 040 - 207 11 66 F. 040 - 207 11 60 E. info@stienissenmedia.nl Aan dit nummer werkten mee: Cees Bos, Susan Eggels, Eleonoor van Gerven, Johan Hoffer, Dolf Janson, Bouwe Koopal, Marc Lammers, Chris Lindhout, Annemarie Mars, Susanne van Norden, Rikus Renting, Angelique Tiemersma, Laurens van Tilburg Art director/vormgever Dana van Veen Sacha Vercoelen Fotografie Raphael Drent Jaap Spieker Advertentie-exploitatie Acquire Media, Zwolle T. 038 - 460 63 84 F. 038 - 460 63 18 info@acquiremedia.nl Druk Koninklijke Van Gorcum Copyright Niets van deze uitgave mag, op welke wijze dan ook, worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Hoewel aan de totstandkoming van het magazine de grootst mogelijke zorg is besteed, is Koninklijke Van Gorcum en haar toeleveranciers niet wettelijk aansprakelijk voor eventuele onjuistheden in deze uitgave. Uitgever en redactie zijn niet verantwoordelijk voor handelingen van derden, welke mogelijkerwijs voortvloeien uit het lezen van deze uitgave.


Zwijsen geeft leren kleur Kijken door de ogen van een kind. Dat is precies wat Zwijsen van nature doet bij het ontwikkelen van lesmethodes, boeken en tijdschriften. Of het kind nu net twee is of al bijna toe aan de Citotoets in groep acht. Zwijsen stelt de beleving centraal en geeft taal, lezen, rekenen, schrijven en kennisgebieden kleur. Het resultaat is een optimale mix van leeruitdaging en plezier. Met oog voor onderlinge verschillen. Want geen kind is hetzelfde en geen kind leert hetzelfde. Zo wordt leren voor ieder kind natuurlijk en vanzelfsprekend. Daarom is Zwijsen al meer dan 150 jaar een begrip.

Breng leren tot leven



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.