Driemaandelijks: juni - juli - augustus 2014
ruimte VA K B L A D VA N D E V L A A M S E V E R E N I G I N G V O O R R U I M T E E N P L A N N I N G
[ F O T O : R E P O R T E R S - J E A N L O U I S W E R T Z  ]
de zee
22
De Vlaamse Vereniging voor Ruimte en Planning (VRP) werkt aan een breed draagvlak voor kwaliteit en duurzaamheid in de stedenbouw en de ruimtelijke ordening. In haar werking en communicatie mikt de VRP op planologen en stedenbouwkundigen, alsmede op iedereen die met ruimte en stedenbouw bezig is. Met studiedagen, vorming, panelgesprekken, de p ublicatie van het praktijkblad Ruimte en een website en een facebookgroep voedt de vereniging het debat over theorie en praktijk in het vakgebied. Lid worden van de VRP kost € 115 (studenten € 65). Ruimte is in het lidmaatschap inbegrepen. Meer info, ook over abonnementen, op www.vrp.be.
© Reporters
Met reacties, suggesties en voorstellen om te adverteren kan u terecht op het VRPsecretariaat, Damplein 27, 2060 Antwerpen. 03 201 59 00. secretariaat@vrp.be.
Ruimte is het blad van de Vlaamse Vereniging voor Ruimte en Planning (VRP). Het tijdschrift besteedt aandacht aan theorie en beleid, maar vooral aan goede praktijkvoorbeelden in binnen- en buitenland. Ruimte heeft ook oog voor de ruimtelijke aspecten van aanverwante sectoren (economie, mobiliteit, vastgoed, recht, architectuur, toerisme, natuur, landbouw, publiek domein, landschapsarchitectuur, woonbeleid...). Het tijdschrift verschijnt driemaandelijks.
Onze zee 2|
4
Thuis in de stad
6
De Kleine Ruimte
8#
EDITORIAAL
Thalassa, thalassa! KOEN R A E Y M A EK ER S
Ruimte zoekt deze zomer verkoeling aan zee. Hoe zit het met ruimtelijke ordening en de ruimteclaims in, op en aan onze Noordzee?
10 #
THE FUTURE COMMONS
The Future Commons 2070 van Harwich tot Hoek van Holland CH A R LOT TE GELDOF EN NEL JA NSSENS
Ontwerpend onderzoek van magnificentsurroundings.org naar het toekomstig ruimtegebruik van de Noordzee
32 #
KUSTBESCHERMING
Te land, ter zee en er tussenin J E R O E N D E WA E G E M A E K E R E N M A A R T E N VA N A C K E R
Een nieuw ontwerpperspectief vanuit verleden en toekomst
38 # 16 #
MRP – BNZ
MRP - BNZ
overzichtskaart van het marien ruimtelijk plan voor het Belgische deel van de Noordzee
18
Kustland terug naar de toekomst M A RC M A RTENS
Het Vlaamse kustland: verleden, heden en uitdagingen
72 #
WINDENERGIE IN VLAANDEREN
Onder het oppervlak
Wind in/uit de zeilen?
GEERT R AEYMAEKER S
SOPHIE DE MULDER , V E E R L E S T R O S S E , K AT L E E N V E R M E I R E N
Beschermde biodiversiteit op de Noordzee
60 # KUSTLAND
BIODIVERSITEIT
C-SCOPE
Duurzaam Dorset NESS SMITH
Europese ondersteuning voor een marien ruimtelijk planningsproces
65 #
Windenergie in Vlaanderen: een ruimtelijk beleid in beweging
ERFGOED
78 #
HITTE-EILAND TE GENT
Eiland op het droge K A R E L VA N D E N B E R G H E E N L U U K B O E L E N S
Onderzoek naar het stedelijk hitte-eilandeffect te Gent. Een van de winnaars van de VRP-Afstudeerprijs 2013.
Gekelderd erfgoed
# INTERVIEW MRP
We zijn klein genoeg om een wereldwijd schoolvoorbeeld te zijn M A RC M A RT ENS EN KOEN R A E Y M A EK ER S
Interview met Noordzeeexpert Marijn Rabaut over de totstandkoming van het Belgisch marien ruimtelijk plan
48 #
VLAAMSE BAAIEN
Moet er nog zand zijn? B A R T VA N M O E R K E R K E
# LABO RUIMTE
Metropolitaan Kustlandschap C H A R L O T T E G E L D O F E N K AT I A D E B O C K
LABO Ruimte onderzoekt de kustzone. Een tussenopname.
INE DEMER R E, M A R NIX PIETER S E N S V E N VA N H A E L S T
West-Hinder en HMS Wakeful: de allereerste beschermde scheepswrakken
Het Masterplan Vlaamse Baaien doorbladerd
52 #
ONTWERPEND ONDERZOEK CCASPAR
DAV I D V E R H O E S T R A E T E E N J E R O E N D E WA E G E M A E K E R
Een denkexcursie naar de Vlakte van de Raan, in het kader van het CcASPAR onderzoek
84 #
PILOOTPROJECTEN
Terug naar een productief landschap J OA C H I M D E C L E R C K , F I L I P B U Y S E , E L K E VA N E M P T E N , S T E FA N D E V O L D E R E
68 #
Een eiland als mogelijkheid
26
56 #
OFFSHORE ENERGIE
Offshore E H A N S P I R L E T, B O B R U M E S , S T E V E N D E G R A E R E N B R I G I T T E L A U WA E R T
Windmolens in de Belgische Noordzee
De Pilootprojecten Productief Landschap: een initiatef van de minister-president, het Team Vlaams Bouwmeester en ILVO.
88 #
JANSEN & JANSSEN
Jansen & Janssen in Shantou H A R DW IN DE W E V E R E N M A RT IN DU BBE L ING
Ooggetuigenverslag van een internationale ontwerpwedstrijd in Shantou, China.
94 #
RECENSIES
Thuis in de stad Stadsvernieuwing met industriële roots De Leuvense Vaartkom is een mooi voorbeeld van herontwikkeling van een postindustriële site. De beslissing van bierbrouwerij Stella Artois (nu AB Inbev) eind jaren negentig om haar productie te herlokaliseren vormde het startschot van dit grootschalig stadsvernieuwingsproject, waarbij een voormalige industriezone van ruim 30 hectare getransformeerd wordt tot een gemengd stedelijk gebied met ruimte voor wonen (ongeveer 2.200 wooneenheden), handel, horeca, kantoren, cultuur en recreatie. De ligging van dit nieuwe stadsdeel, met een vlotte toegankelijkheid via de Leuvense ring, is alvast optimaal. Het ligt bovendien op wandel- en fietsafstand van het station en de binnenstad. De Vaartkom krijgt een verkeersluw karakter, waarbij het openbaar vervoer wordt versterkt en de bereikbaarheid voor fietsers en voetgangers vergroot dankzij een verbeterde fiets- en voetgangersverbinding naar Wilsele, een uitbreiding van de bestaande hefbrug over de Vaart en een bijkomende hefbrug. In het masterplan van BUUR wordt de ontwikkeling van de Vaart kom opgesplitst in drie deelgebieden: de site Tweewaters (het gebied tussen de Vaartkom en de Dijle), de site Sluisstraat en omgeving en ten slotte de noordelijke oever van de Vaartkom. Het is voor dit laatste deelgebied dat de stad Leuven in 2010 in het kader van haar stadsvernieuwing een projectsubsidie ten bedrage van 2.360.000 euro heeft gekregen. Binnen Vaartkom Noord realiseert de stad een multifunctioneel parkeergebouw aan het Engels Plein, waarbij het plein eveneens wordt heraangelegd met onder meer een busstation. In het voorjaar van 2012 startten de werken aan een nieuw gemengd woongebouw ‘De Latten’ met, naast een dertigtal sociale huuren koopappartementen, ook een aantal commerciële ruimten. Het beschermde Entrepotgebouw op de kop van de Vaartkom heeft dankzij een herinrichting door vzw ‘T PAKT een culturele bestemming gekregen en is sinds half 2011 open. De stad Leuven nam De Keizersberg in erfpacht en maakte na een herinrichting en het aanleggen van bijkomende toegangen deze groene long toegankelijk voor het publiek. De werken zijn nog volop aan de gang, maar vandaag zorgt dit deel van de Vaart samen met de jachthaven voor een gezellige publieke ruimte en aantrekkelijk wonen.
© Niels Donckers
© Niels Donckers
deKleineRuimte LE ZING E NRE E KS | B RUS S E L
Meer informatie over data en inhoud van de lezingen: www.etatdeslieux.org
Marie-José Van Hee Architecten / © Lander Loeckx
LESS IS MORE MINDE R RUIMTE VR A AGT OM ME E R ARCHITECTUUR LE ZING E NRE E KS | NA JA AR
6
De druk op de open ruimte in Vlaanderen is groot. Hoe kunnen we duurzaam en inventief omgaan met de schaarse ruimte? En hoe draagt goede architectuur hieraan bij? Die vragen stelden Kamp C (provinciaal Centrum Duurzaam Bouwen en Wonen) en AR-TUR (centrum voor architectuur, stedelijkheid en landschap in de Kempen) aan stedenbouwkundigen en (landschaps)architecten. In de lezingenreeks ‘Less is More – minder ruimte vraagt om meer architectuur’ geven die hun visie op duurzaamheid. In het voorjaar spraken onder meer Thomas Rau, Leo Van Broeck en Erik Wieërs. In september wordt de reeks vervolgd met het Amsterdamse bureau Équipe (11/9) dat zijn prijswinnend ontwerp voor een duurzaam hoveniersbedrijf presenteert. Marie-José Van Hee (30/9) pleit voor een humane architectuur en atelier RE-ST (6/11) bespreekt het onderzoek ‘De winst van het niet-bouwen’. Op 2 december komen alle sprekers bij elkaar voor een debat. MEER INFORMATIE OP www.kampc.be en www.ar-tur.be
4-10 juli - Oostende
20 augustus - Oostende
atelier groen lint
lezingen over duurzaamheid, innovatie, stedelijkheid & landschap
ZO 06.07.2014
Pecha Kucha: de circulaire stad 11:00 — GRATIS SINT-ANDREASINSTITUUT, Oostende
MA 07.07.2014
elissa rosenberg sebastien Marot georges descoMbes
(VS)
(FR)
(CH)
20:00 — € 5 (+ €1 reservatie) / € 7 BEAU SITE GALLERY Albert I Promenade, Oostende
DI 08.07.2014
Jan-hendriK baKKer bruno de wachter 20:00 — € 5 (+ €1 reservatie) / € 7 VRIJSTAAT O. Zeedijk 10, Oostende
(NL)
w.vrijstaat-o.be
info & ticKets: www.vriJstaat-o.be
Atelier Groen Lint is een labo waarin creatievelingen nadenken over de toekomst van het Groen Lint in Oostende. Het Groen Lint is een ambitieus project dat parken, bossen en groengebieden in Oostende wil verbinden tot een groen kralensnoer rond de stad. Het Atelier Groen Lint bestaat uit een masterclass en publieke lezingen. De masterclass is volgeboekt, maar de andere activiteiten niet. Op ons verlanglijstje staat alvast het gesprek tussen de Zwitserse landschapsarchitect Georges Descombes, filosoof en criticus Sébastien Marot en de Amerikaanse professor/ auteur Elissa Rosenberg. MEER INFO: www.vrijstaat-o.be/ atelier-groen-lint
TE RUG NA AR DE KUST Ruimte[ ]Praat is een nieuwe reeks van de VRP, gekoppeld aan het verschijnen van een nummer van Ruimte. De eerste Ruimte[ ]Praat was een geanimeerd verkiezingsdebat in het kader van het themanummer ‘Vlaams beleid en ruimtelijke ordening’. Op 20 augustus trekken we naar Oostende voor een fietstocht-diner-debat. U kunt de hele namiddag bijwonen, maar u kunt ook kiezen voor één van de activiteiten. De fietstocht leidt ons langs het ‘Groen Lint’ van Oostende, een ambitieus project dat groen en landschappen rond de Koningin der Badsteden met elkaar verbindt. In de vroege avond gaan we aan tafel voor mosselen-friet of garnaalkroketten. Afsluiten doen we met een debat over de toekomst van de kust. MEER INFO EN INSCHRIJVEN: www.vrp.be
© Reporters
Hoe kan het gedachtegoed van filosofen, sociologen en andere É TAT D E S L I E U X denkers ons begrip van de publieke ruimte beïnvloeden of verbeteren? WWW.ETATDESLIEUX.ORG In de vijfdelige lezingenreeks État des Lieux staat de relatie tussen de publieke ruimte en manieren om over de samenleving na te denken centraal. Iedere avond wordt ingeleid door een academicus die het werk van een filosoof of een socioloog toelicht, gevolgd door een toets aan de praktijk. Een architect of een stedenbouwkundige zal aan de gepresenteerde ideeën concrete stedenbouwkundige vragen koppelen om zo de toepasbaarheid en de relevantie van het besproken gedachtegoed na te gaan. De lezingen vinden plaats op zaterdagavonden in augustus en september in Brussel. Elke lezing wordt gehouden op een speciaal aan het onderwerp van de avond aangepaste plek en krijgt een artistieke omkadering op maat.
RUIMTE [ ]PR A AT
Atelier Groen Lint is een initiatief van Vrijstaat O., Stad Oostende en Provincie West-Vlaanderen
‘ÉTAT DES LIEUX’
ATELIER GROEN LINT
Kalender VRP -STUDIE RE IS
Zürich, Zwitserland | 18-21 september
MASTE RCL ASS STADSSTUDIO
GEBIEDSGERICHTE REGIONALE ONTWIKKE LING
25 september, 9 en 23 oktober, 13 november (afsluitende avond op 27 november)
26 september, 10 en 24 oktober, 14 en 28 november, 12 december. Verschillende locaties
© Reporters
DUURZ A AMHE ID IN DE PR AKTIJK WA AR E N HOE MOETE N/ WILLE N WE WONE N? © Reporters
Als aanvulling op de afgelopen Masterclass Stadsprojecten organiseert de VRP dit jaar een studiereis naar de Zwitserse stad Zürich, die bekend staat om haar fijnmazig, efficiënt openbaarvervoernetwerk. In Zürich is de zogenaamde ‘lightrail’ de drager van stadsontwikkeling en vormen attractieve (gemeenschappelijke of openbare) ruimtes de basis voor de woonkwaliteit. Net als Vlaanderen moet ook Zürich anticiperen op een sterke bevolkingsgroei. Omdat hun land met zijn bergen en dalen geen onbeperkte uitbreidingsmogelijkheden biedt, moeten de Zwitsers dus, net als wij, creatief met de beschikbare ruimte omspringen. De vierdaagse studiereis heeft een gevarieerd programma en wordt begeleid door plaatselijke experts. MEER INFO EN INSCHRIJVEN: www.vrp.be
In het najaar vindt de derde editie plaats van de Masterclass Stadsstudio. Ervaren professionals (privaat en overheid) kunnen er expertise opdoen over fundamentele vragen die komen kijken bij het bouwen van duurzame woonwijken. Waar en hoe gaan we wonen? Waar breiden we steden uit? Welke woonvormen en dichtheden nemen we daarbij als uitgangspunt? Waar is ruimte voor stedelijke economie? Is co-housing toepasbaar op grote schaal? Hoe haalbaar en verkoopbaar zijn woonclusters rond een collectieve ruimte? Welke duurzame mobiliteit is nodig als basis voor een duurzame ruimtelijke omgeving? Niet alleen fysieke duurzaamheidskenmerken van woningen en hun omgeving worden behandeld, maar ook onderliggende leefpatronen en sociale en economische verhoudingen. De Masterclass Stadsstudio is een organisatie van VRP i.s.m het Vlaams Team Stedenbeleid en Team Vlaams Bouwmeester. MEER INFO EN INSCHRIJVEN: www.vrp.be
© Reporters
STUDIE DAG 30 september - Leuven
© Reporters
PROJECTE N E N PROCESSE N IN DE OPE N RUIMTE
DAG VAN DE MOBILITE ITS ACADE MIE
Na de succesvolle eerste editie van de VRP-opleiding ‘Gebiedsgerichte Regionale Ontwikkeling’ start in het najaar de tweede reeks. De opleiding wil een cultuur voor gebiedsgericht werken in Vlaanderen ontwikkelen en instrumenten aanreiken om aan de slag te gaan. Tijdens het zesdaagse vormingstraject zoomen we in op de verschillende projectfases en het procesmanagement van gebiedsgerichte projecten. De opleiding heeft aandacht voor praktijk en theorie en omvat een terreinbezoek (24 oktober). De belangrijkste invalshoek is die van de ruimtelijke planning. Ook aanverwante disciplines (milieu, mobiliteit, economie, landschapsontwikkeling en bestuurskunde) komen aan bod.
Op 30 september organiseert de VRP in samenwerking met de Vlaamse Stichting Verkeerskunde (VSV), de provincie Vlaams-Brabant en de stad Leuven de tweede Dag van de Mobiliteitsacademie. Moeten we ons mobiliteitsgedrag aanpassen of moet de ruimtelijke inrichting anders georganiseerd worden? Zetten we in op meer openbaar vervoer? En is het autovrij maken van (delen van) de stad of gemeente realistisch? Deze en andere vragen worden door experts belicht vanuit verschillende invalshoeken. MEER INFO OVER HET PROGRAMMA/INSCHRIJVEN: www.vrp.be
INFO EN INSCHRIJVEN: www.vrp.be. De opleiding komt tot stand dankzij de steun van de provincies Antwerpen, Limburg, OostVlaanderen, Vlaams-Brabant en West-Vlaanderen
7
Š Reporters
Thalassa,
8|
# EDITORIAAL
U heeft het wellicht ook ooit meegemaakt? Dat overweldigende vrijheidsgevoel dat u overviel bij uw eerste stapjes in het koude schuim van de branding? Voelde u het als kind ook kriebelen wanneer tijdens de zomervakantie de zee plots in zicht kwam? KOEN RAEYMAEKERS
Voor het argeloze oog kan de zeespiegel er nog altijd onbestemd en onmetelijk uitzien. De mens lijkt er aan de rand van zijn eigen kunnen te raken. Maar schijn bedriegt. De aanzwellende stroom van activiteiten die zich vandaag op zee afspelen, de concurrerende ruimte-aanspraken op dit gebied, de interactie tussen temporaliteit en ruimtelijkheid en de verstrengeling van regionale, federale en internationale bevoegdheden, maken van onze Noordzee een complexe materiële en geestelijke ruimte. Ons verleden is er steen voor steen voelbaar in de kustmuur die we in onze strijd tegen de natuurelementen hebben opgebouwd. En nergens zijn onze toekomstplannen zo doordrongen van urgentie, in onze hernieuwde krachtmeting met een veranderend klimaat.
Ruimte vond dat het tijd werd voor een tussenstand van zaken op, in en aan onze Belgische Noordzee. Daar is een concrete reden voor: sinds kort heeft België namelijk – als een van de eerste landen ter wereld – een wettelijk bindend Marien Ruimtelijk Plan voor zijn volledige zeegebied. Noordzeeexpert van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid Marijn Rabaut vertelt in een interview hoe dat in z’n werk ging. We laten ook een baanbreker aan het woord: Charlotte Geldof, die met haar onderzoeksproject The Future Commons 2070 een invloedrijke stem had in het debat rond duurzaam ruimtegebruik op zee en ook de inspiratie leverde voor dit themadossier. Voorts belicht een schare deskundigen niet alleen de voornaamste ruimtelijke activiteiten op de zee maar ook de claims die er in de toekomst op zullen worden gelegd. Natuurbehoud, energiewinning, erfgoed, toerisme, zeehavens, scheepsverkeer, kustbescherming – de slotsom mag duidelijk zijn: het wordt ook op zee stilaan dringen. En dan is een marien ruimtelijk plan zeker geen overbodige luxe.
Dat de nieuwe ontwikkelingen op zee allerlei repercussies hebben tot in het binnenland, mag blijken uit de recente nieuwsberichten over de bouwplannen voor maritieme energie-atollen (of -‘donuts’ zoals ze vaak omschreven worden) en het gecontesteerde Stevin-project van netbeheerder Elia tussen Zeebrugge en Zomergem, dat de energie afkomstig van de offshore-windparken aan land moet brengen. De Europese roep om een geïntegreerd marien én kustbeleid, waarvan sprake in het artikel Duurzaam Dorset, klinkt dan ook steeds luider. Onze zee blijft dus voor de nodige deining zorgen. We wensen u een mooie branding toe met Ruimte, deze zomer.
thalassa!
|9
The Future Commons 2070 Van Harwich tot Hoek van Holland C H A R L O T T E G E L D O F [ ruimtelijk planner, oprichter van de denktank MagnificentSurroundings.org en hoofdauteur van ‘The Future Commons 2070’ ] N E L J A N S S E N S [ ruimtelijk planner en postdoctoraal onderzoeker aan de Faculteit Architectuur van de KU Leuven, campus Sint-Lucas Brussel en the Department of Architecture of Chalmers University, Gothenburg ]
‘Gedurfd’, ‘quirky’, ‘een eye-opener’,… Met haar ‘Future Commons 2070’ kaart oogstten onderzoekster Charlotte Geldof en haar team1 uiteenlopende reacties. Maar dankzij dit pioniersdocument zijn basistermen als ‘voorzichtig’, ‘collectief ’ en ‘tijdelijk’ vandaag niet meer uit de debatten rond mariene planning weg te denken. En het weze gezegd: we vinden deze kaart ook bloedmooi. Redenen genoeg dus, om het Commons verhaal van Geldof en mede-auteur Nel Janssens de toon te laten zetten voor dit themadossier. (KR)
D
e1‘The Future Commons 2070’-kaart C012 (fig. 1) is het resultaat van een ontwerpmatig onderzoeksproject, geïnitieerd door magnificentsurroundings.org. Charlotte Geldof ontving de Gouden Klaver Prijs van de Belgische stichting Vocatio en nam loopbaanonderbreking bij de overheid om deze denktank voor sociaalruimtelijke vraagstukken op te richten. De kaart combineert een kritische visievorming met een projectieve verbeelding omtrent mariene ruimtelijke planning en geïntegreerd kustzonebeleid voor het zuidelijke deel van de Noordzee. Aan de basis lag een globale toekomstvisie voor het Belgische deel van de Noordzee en de bijbehorende kustzone en aanpalende gebieden (Nord-Pas-De-Calais, West-Vlaanderen, Zeeland, Kent-Suffolk en hun aanpalende Noordzeegebieden). Het project werd ontwikkeld in de periode 2008-2011, de pioniersfase van mariene ruimtelijke planning in België, toen er vooral nog verwezen werd naar het GAUFFRE3 onderzoek dat voor het 10 |
1 het team bestaat uit Nel Janssens (ruimtelijk planner postdoc onderzoeker KU Leuven en Chalmers University Gothenburg), Caroline Goossens (interieurarchitect LUCA School Of Arts Brussel en journalist), Ester Goris (architect, kleer- en patroonmaker, Studio Staartster), Dagmar Pelger (architect Studio Staartster, onderzoeker UGent, Berlin, Karlsrühe), Patrick Labarque (architect, wiskundige), Charlotte Geldof (ruimtelijk planner). 2 GELDOF C, JANSSENS N, GOOSSENS C, GORIS E, PELGER D, LABARQUE P (2011) The Future Commons 2070, MAP C01 Harwich tot Hoek van Holland en Het Nauw van Calais, magnificentsurroundings.org, Gent, 2011 (isbn 978-90-8177210-5) zie http://www.magnificentsurroundings.org 3 Towards a spatial structure plan for sustainable management of the sea : final report Maes, F. - De Batist, M. - Van Lancker, V. ... et al Brussels : Belgian Science Policy, 2005 (SP1512) zie http:// www.belspo.be/belspo/fedra/proj.asp?l=en&COD=MA/02
eerst de data van het Belgische deel van de Noordzee in kaart had gebracht. Intussen zit het opmaken van langetermijnplannen en het daarmee gepaard gaande geïntegreerd denken over de zee en haar land-interactie in de lift. In België zijn we met de ruimtelijke ordening van ons deel van de Noordzee pas rond 2012 herbegonnen en sinds 28 maart 2014 is het marien ruimtelijk plan voor het Belgische deel van de Noordzee4 van kracht. (zie elders in dit nummer). Op de diverse beleidsniveaus staan de zee- en kustzones steeds duidelijker op de agenda. De Vlaamse overheid zoekt via haar ontwerpend onderzoek ‘Metropolitaan Kustlandschap 2100’ (zie eveneens elders in dit nummer) diverse ruimtelijke langetermijnvisies voor de kustzone. Op provinciaal niveau organiseert het Coördinatiepunt Duurzaam Kustbeheer al enige jaren het Kustforum, waar een overzicht gegeven wordt van hun talrijke activiteiten omtrent geïntegreerd kustzonebeheer, zoals bijvoorbeeld de demografische langetermijnontwikkelingen. Ook diverse kustgemeenten besteden aandacht aan het ontwikkelen van langetermijnperspectieven in relatie tot de zee (cfr. de tentoonstelling ‘Wisselland’ in Knokke en de ontwikkeling van het Groen Lint in Oostende...). Of al deze initiatieven voldoende op elkaar afgestemd zullen geraken, blijft vooralsnog de vraag. In ieder geval: zoals blijkt uit diverse rapporten, zijn een geïntegreerde ruimtelijk-maatschappelijke visie en planning van de zee- en kustzones hoogdringend geworden. 4 zie http://www.health.belgium.be/eportal/Environment/ MarineEnvironment/MarineSpatialPlanning/index.htm#.U05eX1xaIpE
&%É
c. geldof
c`
c. geldof
&*É &%É
Y
Vc
Vc
i H
H
ZZ
Y
&%É
c. geldof
Z
dc
:el[h
J@
@Zci
'%É &*É
Y
J@
O [^X
'*É '%É
c
i^d
gV eV
dc
Z
H6C9H
i
cZ
Od HZ
Z
dc
O
)%É (*É
'*É
)*É )%É
9WbW_i
**É (%É
9WbW_i
H
cZ
*%É
^YZ
ciV
a
^
HJC@ IG6;;>8 H:E6G6I>DC H8=:B: :6HI
2°
&%É
D
^Y XX
iVa
HZe
VgV
;G6C8:
2°
**É
(*É *É
*É
)%É
&*É &%É
'%É &*É
'%É &*É
:kda[hgk[
)*É
'*É '%É
7
gZ
ZY
i
'*É '%É
:kda[hgk[
7
X Vc
(%É '*É
H
Yi
(%É '*É
*%É
ZZ
b
7g
X
cX
Vc
9WbW_i
7V
7
Va
Notice: this map is not for navigation. no warranties or Notice:magnificentsurroundings.org this map is not for navigation.makes magnificentsurroundings.org makes no warranties or representations, express or implied, with respectexpress to this product. magnificentsurroundings.org representations, or implied, with respect to this product. magnificentsurroundings.org has not verified the informationhas within product or quality assured not this verified the information within it. this product or quality assured it.
&%É
&*É &%É
>DC >8 H:E6G6I HJC@ IG6;; I= H8=:B: HDJ
(*É (%É
Vc
(*É (%É
7
X
H
b
Va
C^
Zj
)%É (*É
**É
i
)%É (*É
le
g dd
Z cY
7
HV
` Vc
)*É )%É
ii
Zj
le
d
7
V
gd
db
c`
gd
db
c`
c`
WV
7V
dc
c
WV
c`
Eeij[dZ[
cZ
2°
*%É )*É
**É *%É
dg
LZ
ci
dc
WV
cY
c j^
Vc
WV
c`
&%É
&%É &%É
&*É &%É
'%É &*É
Wh
WV
c`
8hk]][
X]
dj
l
&*É &%É
&*É
c
`
dj
l
c
`
7Vc_VVgY
WV
)%É (*É
7Vc_VVgY
'*É '%É
'%É
(%É '*É
7d
c aaZ
K
Vc
<
dZ
)*É )%É
Z
7d
'*É (*É (%É
OZZaVcY
" )%É (*É
"
"
(%É )*É )%É
aa
Zc
KV
c
*%É )*É
<d
Zg
ZZ
Ha^
**É *%É
_`\
Vi
b
4°
**É
Ha^
C^
Zj
Vi
d le
_`\
*É
dg
4°
i
*É
7V
c`
>e[a lWd >ebbWdZ
&%É
&%É
&*É
'%É
'*É
(%É
(*É
)%É
)*É
*%É
**É
C
AVi# 52°
*É
)*É
*%É
**É
C
AVi# 52°
*É
)%É
(%É
(*É
Hi
**É
"
%
%
*
(
&*
**É
&%
(,
)%É*É
*
&*
4°
*.
&%
'% `b *É &% cb ,
&%É
&/'%% %%% &/'%% %%% &*
.
)*É
&%É
'% `b
&% cb
gd
db
WV
*%É
Z
c`
di
7V
c
Printed and published by magnificentsurroun YZch^i^Zh d[ i]Z Xdbbdch YZch^i^Zh d[ i]Z XdbbdchSupported by the Belgian Vocation Foundation
%
% 4°
k^h^i mmm$cW]d_\_Y[djikhhekdZ_d]i$eh] [dg i]Z aViZhi ^c[dgbVi^dc k^h^i mmm$cW]d_\_Y[djikhhekdZ_d]i$eh] [dg i]Z aViZhi ^c[dgbVi^dc
&
**É *%É (*É
**É
51°
*É
&%É
&*É
'%É
'*É
=Vgl^X] id =dZ` kVc =daaVcY =Vgl^X] id =dZ` kVc =daaVcY VcY 9dkZg HigV^i VcY 9dkZg HigV^i
B6E 8%& B6E 8%&
51°
*É
<d
D_[kmfeehj
>e[a lWd >ebbWdZ
&%É
i]Z i]Z [jijgZ Xdbbdch [jijgZ Xdbbdch '%,%'%,%
*%É )*É
Va
DdhiZghX]ZaYZ DdhiZghX]ZaYZ
gZ
H LZhiZghX]ZaYZ LZhiZghX]ZaYZ X Vc Yi 7 ZZ g 7 cX 7V I=: C:I=:GA6C9H I=: C:I=:GA6C9H
OZZaVcY
X]
GVVc
H
Zc
(*É (%É
BVVh LZhi >ccZg IHH BVVh LZhi >ccZg IHH
(%É '*É
“To live close to the sea and with is totobe of the life. of It is to be aware “Tothe livesea close theaware sea and withbiological the sea isorigins to be of aware thealso biological origins of life. It is also to be aware of rythms and patterns - tidal systoles andand diastoles, andand wave-movements, currentsand andwave-movements, winds, of rythms patternswave-shapes - tidal systoles diastoles, wave-shapes currents and winds, a changing meteorology, the multiple variations of a coastline -, and,variations with all that, have a pervasive sense a changing meteorology, the multiple of atocoastline -, and, with all that, to have a pervasive sense of chaos and cosmos, chaosmos.” (Kenneth 2006) of chaos andWhite cosmos, chaosmos.” (Kenneth White 2006)
'%É &*É
LZhi"KaVVcYZgZc LZhi"KaVVcYZgZc
*É
WV
'*É '%É
:kda[hgk[ 8hk]][
P[[Xhk]][
GVVc
7:A<>JB
G66C
K6C 9:
KA6@I:
P[[Xhk]][
7:A<>JB
G66C
K6C 9:
KA6@I:
GV
H
Zc
BVVh LZhi DjiZg IHH BVVh LZhi DjiZg IHH
*É
C
Zg Notice: this map is not for navigation. magnificentsurroundings.org makes no warranties or representations, express or implied, with respect to this product. magnificentsurroundings.org has not verified the information within this product or quality assured it.
*É ° :6HI Adc\# 3
Eeij[dZ[
ZW
Wh
`
c`
GV
dcZ c O
I]
Adc\# 3 **É *É ° :6HI
;G6C8:
c`
^ Yj
WV
LZ
D_[kmfeehj
Hi
<
Z
ci
i^d VgV HZe
dg
i dd
I]
CdgY"EVh"YZ"8VaV^h
c`
a
*É ° :6HI Adc\# 3
;adVi^c\ =VgWdjg ;adVi^c\ =VgWdjg
Adc\# 3° :6HI **É
HDJI=:GC CDGI= H:6 HDJI=:GC CDGI= H:6
**É *%É
ciV
Zc
7V
Z X^Y
WV
DX
c`
Hi
X`
Z
^c\
i dd
D_[kmfeehj
i dg
<
jni
`
*%É )*É
Printed and published by magnificentsurroundings.org, 143, 9000Tentoonstellingslaan Gent, Belgium. Printed and published by Tentoonstellingslaan magnificentsurroundings.org, 143, 9000 Gent, Belgium. Supported by the Belgian Vocation Foundation. June 2011 Foundation. Edited June 2011 Supported by theEdited Belgian Vocation
)*É )%É
C^
i G
Vc
9n
Dj
^
7
Z
dc
O ^dc
gVi
eV
HZ
This product has been derived in part from material obtained from the IMRAY map C30 Harwich to Hoek van Holland and Dover Strait, WGS 84
2°
cZ
Od i^dc
*É
CdgY"EVh"YZ"8VaV^h CdgY"EVh"YZ"8VaV^h ;G6C8:
Zc
Zc
dcZ
^c\
c O
jni
X`
i G
i^d VgV
`
H6C9H
<DD9L>C
*É
Vc
9n
Dj
HZe
ii
7
Z dc
Z cY
Zc
HV
^c\
X DX
jni
X`
i G
9n
Dj
c`
**É
HJC@ IG6;;>8 H:E6G6I>DC H8=:B: :6HI
2°
O c dcZ ^d dc O VieVgVi^ VgHZ
7V
e
HZ
Zi
i^
d c O
Y Vc
i^d
VgV
e HZ
H:E6G6I>DC HJC@ IG6;;>8 = H8=:B: HDJI
*%É )*É
H:E6G6I>DC HJC@ IG6;;>8 = H8=:B: HDJI
**É *%É
6;;>8 H H8=:B: :E6G6I>DC CDGI=
HJC@ IG
*%É )*É
This product has been derived inThis partproduct from material thefrom IMRAY map C30 has beenobtained derived from in part material obtained from the IMRAY map C30 Harwich to Hoek van Holland and Dover Strait, Harwich to HoekWGS van84 Holland and Dover Strait, WGS 84
'%É
(*É (%É
c i^d gV eV
H6C9H
Y Vc H c\ Ad 6;;>8 H H8=:B: :E6G6I>DC CDGI=
)*É )%É
HJC@ IG
<DD9L>C
)%É (*É
:el[h
^ igV H g
kZ 9d
(%É '*É
Y
<DD9L>C
O [^X
V[ Ig gZ
HZ
Vc
BVg\ViZ HVcY
(*É (%É
Printed in October 2011 and updated up until December 2010
&*É
^i igV
Z
dc
:el[h
(%É '*É
]d
h >c
BVg\ViZ HVcY
Hj
H Zg dk
9
Y
Vc
Vc
i H
H
ZZ
c`
c [a
@Zci
<j
J@
'*É '%É
Hj[[da`
V[ Ig gZ
]d
h ^i>c igV
O
g H kZ 9d
**É
**É
Hj
c [a
BVg\ViZ HVcY
<j
>Whm_Y^
J@
'%É &*É
Hj[[da`
[[^X gV Z I dg
h] >c
51°
*É
51°
&%É
&*É
J@
*É @Zci
'%É
'*É
&%É
(%É
(*É
&*É
)%É
)*É
'%É
*%É
'*É
>Whm_Y^ **É
C
AVi# 52°
(%É
*É
&*É &%É
CO1
Printed in October 2011 and updated December 2010updated up until December 2010 Printedupinuntil October 2011 and
**É
51°
*É
&%É
&*É
'%É
'*É
(%É
(*É
)%É
)*É
*%É
**É
C
AVi# 52°
*É
&%É
CO1
Z
gc
KV
Z
I]
Y
Vc
H
g`
8d
h] lV
(*É
V gi
d aW
Z 8
g A
Z d
^Y \
Z G
I]
Z
gc
KV
Z
I]
Y
Vc
H
g`
8d
Y
Vc
H
c\
Ad
V gi
d aW
Z 8
g A
Z d
^Y \
Z G
I]
c\
Ad
K
Z
^Y\
I]
Z
Vg c
Z G
I]
cY
H V
^e H]
gi aWV
8d
AZ
Z d g
]
H]
H
Z
c`
Z dc
h] lV
dc
Hj
>c
^e
O [^X
dg Z
gY dd `
d V 7 n ^g ;V
I i] Hd j cY =^ dg Y c`
g YZ ]^c dgY Cd
)%É
h] d
gZ Ig V[
O [^X
dg Z I gV [
>c h
h] >c
Z dc O [^X Ig V[
\
Zc ^c ni j G >c
C ;V
^g
n
7
Vc G >c
I i] dj g H
I i] dj g H
HH C
dd
= ^c
YZ Zc \ ^c ni j
gY g YZ ^c `
i] Zh L ;V hi
Y
nX
`
^g
n
7
Vc
i j^
d D
=^c 7
g YZ ]^c dgY Cd
g YZ ]^c dgY Cd
HH L Y hi d D
cY ]^
hi Dd
` Vc
] 7
a^\
YZ Za Vi G Zc
^ i] Zh 7
nX `
g cY Z
Zg W iZ ^c @l Za Vi G Zc j^ i
Vc `
cY
]^ Dd
hi ^ @l
d
D
Zg 7 c` WV
ci Z
` Vc 7 ^\] 7a
` Vc 7 Z cY hi Z
` Vc 7 Z cY iZ dh
kaart FC 2070 (GELDOF, JANSSENS, et al., 2011) D
>c
Zc \ ^c ni j G
Y hi d D
g YZ ^c i]
` nX
Zg cY ]^ hi Dd
` Vc 7 ^\] 7a
HH L
Zh
j 7
Za Vi G c ^i Z
` Vc ZW ci @l ^
d D
` Vc 7 Z cY hi Z
FIGUUR 1
DE ZEE > THE FUTURE COMMONS
| 11
MRP â&#x20AC;˘BNZ Een marien ruimtelijk plan[MRP]
16 |
DE ZEE > MRP•BNZ
Om de lezer wat wegwijs te maken in dit complexe themadossier, geven we een aantal feiten en cijfers mee die BNZ, het zeegebied waar we op focussen, enigszins kaderen.
voor het Belgische deel van de Noordzee[BNZ] Een paar basics: −− 3.457 km2 - ongeveer zo groot als een gemiddelde Belgische provincie −− tot ongeveer 83 km ver in zee −− ondiep: gemiddeld 20 meter en maximum 45 meter −− de kuststrook: 67 kilometer lang −− 0,5% van de totale oppervlakte van de Noordzee
Vijf mariene zones
Internationale verdragen/ richtlijnen die een rol spelen in de ruimtelijke ordening van BNZ: INTE RNATIONA AL
−− Ramsar verdrag: overeenkomst inzake watergebieden van internationale betekenis, in het bijzonder als verblijfplaats voor watervogels (1971) −− Zeerechtverdrag (UNCLOS): verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (1982) EU ROPE E S
BNZ is, in navolging van het internationale Zeerechtverdrag, opgedeeld in vijf zones met elk een verschillend rechtskarakter. Als basis voor deze opdeling wordt de ‘basislijn’ (de grens met de ‘interne wateren’) genomen. −− de territoriale zee (tot 12 zeemijl diep, grenzend aan het landgebied, onder souvereiniteit van de staat wat luchtruim, bodem en ondergrond betreft) −− de aansluitende zone (maximaal 12 zeemijl extra, overgang tussen territoriale zee en volle zee) −− de exclusieve economische zone (zone voor exploratie en exploitatie van de levende en niet-levende rijkdommen van zowel watergedeelte als zeebodem en ondergrond, begint voorbij de territoriale wateren en reikt in het geval van de BNZ tot ca. 83 km in zee). −− het continentaal plat (geologisch-wetenschappelijk afgebakend, gedeelte van het continent dat onder water ligt, zone voor exploratie en exploitatie van de niet-levende rijkdommen van zeebodem en ondergrond, valt in België samen met de Exclusieve Economische Zone) −− de visserijzone (valt samen met het continentaal plat en de Exclusieve Economische Zone) De drie laatste zones hebben dezelfde geografische afbakening. JURIDISCHE AFBAKENING VAN DE MARITIEME ZONES ZOALS BESCHREVEN IN HET ZEERECHTVERDRAG
−− Habitatrichtlijn inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (1992) −− Europese kaderrichtlijn Water: richtlijn tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (2000) −− Europese kaderrichtlijn mariene strategie: richtlijn tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (2008) −− Vogelrichtlijn inzake het behoud van de vogelstand (2009) −− Maritieme ruimtelijk ordening en geïntegreerd kustzonebeheer: voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd kustbeheer (2013)
Voor alle duidelijkheid: dit lijstje is verre van exhaustief, we hebben ons beperkt tot diegene die elders in dit themadossier aan bod komen. Deze verdragen en richtlijnen worden uiteraard geïntegreerd in de eigen wetgeving aangaande BNZ. Wat die wetgeving betreft, is de ruimtelijke ordening van BNZ een federale materie –een paar uitzonderingen niet te na genomen (visserij is bijvoorbeeld een Vlaamse bevoegdheid)–, terwijl de kuststrook zelf in principe een gewestelijke (en voor bepaalde materie ook een gemeentelijke) aangelegenheid is.
basislijn
TZ AZ 12 24
exclusieve economisc
volle zee
he zone 200
zeemijl
continentaal plateau continentale helling
Centraal in dit dossier staat het onlangs vastgelegde Marien Ruimtelijk Plan voor BNZ. Het visieplan hiernaast geeft alle voorziene activiteiten en gebiedsbestemmingen in één geïntegreerde kaart weer. De schematische kaart onderaan geeft een overzicht van alle thema’s en hun daaraan gekoppelde zoneringen die in het Plan worden aangesneden.
De gegevens over de Belgische Noordzee en het Marien Ruimtelijk Plan zijn grotendeels afkomstig uit de voorstellingsbrochure ‘Er beweegt wat op zee… Een marien ruimtelijk plan voor onze Noordzee’ (uitgegeven door de Federale Overheidsdienst voor Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu) en het ‘Compendium voor Kust en Zee 2013: Een geïntegreerd kennisdocument over de socio-economische, ecologische en institutionele aspecten van de kust en zee in Vlaanderen en België’ (uitgegeven door het Vlaams Instituut voor de zee, VLIZ). | Het Compendium kan gedownload worden via www.compendiumkustenzee.be Met dank aan het VLIZ en FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu.
| 17
We zijn klein
Š Reporters
Marijn Rabaut over het Marien Ruimtelijk Plan voor de Belgische Noordzee
18 |
genoeg
DE ZEE > INTERVIEW MRP
om een wereldwijd schoolvoorbeeld te zijn
MARC MARTENS [ INTERVIEW ]
KOEN RAEYMAEKERS [ TEKST ]
Het zijn historische dagen voor onze Noordzee. Sinds 20 maart heeft België een Marien Ruimtelijk Plan voor zijn territoriale wateren. Geen overbodige luxe, met toekomstige ruimte-aanspraken die voor dit gebied twee en een half keer hoger liggen dan de beschikbare ruimte. Wat voor velen een haast ongrijpbaar kluwen van bevoegdheden en zoneringen leek, is nu samengebracht in één overkoepelend ruimtelijk plan met een wettelijk bindende kracht. Een wereldprimeur, zo blijkt. Onze bescheiden afmetingen hebben er ditmaal voor gezorgd dat België qua ruimtelijke planning bij de internationale koplopers hoort.
R
uimte schoof aan tafel met Marijn Rabaut, die als expert Noordzee binnen het kabinet van bevoegd minister Johan Vande Lanotte van A tot Z betrokken was bij de totstandkoming van het plan. Samen met ‘landrot’ en ruimtelijk planner Marc Martens trokken we richting Brussel, om te praten over procedures, energie-atollen, gemengde adviesraden, de buren en de pro’s en contra’s van kleinschaligheid.
Vallen planningsmethodieken ter zee en op het land eigenlijk wel te vergelijken?
| Ik denk het wel, maar een groot verschil is natuurlijk toch wel dat je op zee geen eigendomskwesties hebt. De zee is in principe van iedereen. De overheid kan er wel een aantal bevoegdheden uitoefenen; zo kunnen er voor specifieke activiteiten concessies worden verleend. Dat lijkt misschien een soort eigendom, maar het is beperkt in de tijd en zeer strikt gedefinieerd. Omdat er op zee geen eigendomsgevoel heerst, konden we sneller te werk gaan en is de planprocedure een stuk korter. De verschillende planfasen die je op land moet doorlopen, zitten hier in één procedure. Maar hóé dat dan verloopt - daarvoor is heel sterk gekeken naar het decreet ruimtelijke ordening. MARIJN RABAUT
Inhoudelijk lijkt het een beetje op een zoneringsplan, iets waar we in ruimtelijke ordening erg mee worstelen. Omdat zonering haast automatisch ruimtelijke aanspraken impliceert.
| Een plan van zoneringen? Tot op zekere hoogte misschien wel, ja. Maar die zoneringen op zee bestonden al: we hebben tal van KB’s en decreten die de mariene ruimte al op een of andere manier hadden vastgelegd. Natuurgebieden zijn via Europa aangeduid en vastgelegd in KB’s. Zones voor zandontginning zijn ook vastgelegd via KB’s, net zoals de zone voor hernieuwbare energie. En dan heb je ook de militaire zones, die worden bekendgemaakt via berichten aan zeevarenden. Wij hebben bovenop dat alles een structuur geplaatst, een forum. We zien het plan daarbij eerder als een proces dan louter als een inventarisatie. We brengen alles samen om te onderzoeken of de verschillende doelstellingen binnen elk deelterrein wel kloppen. Tot nu toe was zoiets niet mogelijk. Per sector, per minister of bevoegde overheid bestonden aparte beslissingsmogelijkheden. En daarom moest er soms bijgestuurd worden, zoals met de windmolenzone: dat is tweemaal gebeurd omdat er problemen ontstonden voor de scheepvaart. In het verleden is dat allemaal nog wel aardig gelukt, maar voor de verdere ontplooiing van activiteiten op ons klein stukje zee is een geïntegreerde aanpak nu echt nodig. Dankzij een sterke communicatie en een intens overleg bewijzen we dat het kan. We hebben die consulterende aanpak verder kunnen formaliseren, waardoor alle partijen nu op eenzelfde golflengte zitten. Er is nu ook een adviesraad, waar alle betrokken administraties in zetelen. Voor het eerst wordt binnen het kader van een plan de vraag gesteld wat onze sociale, economische en ecologische doelstellingen zijn. Waar willen we heen met ons beleid? Dat is een bijzonder moeilijke oefening. Om op jouw woord ‘zoneringsplan’ terug te komen: misschien kun je het inderdaad zo noemen, maar het brengt wél alle zoneringen samen, het weegt ze af en ze worden aangepast aan de noden. Het plankader zorgt ervoor dat er een MARIJN RABAUT
| 19
Metropolitaan Fig. 4, extract uit stakeholdersworkshop 2013 op ontwikkelingsrichting COMPARTIMENT (MKL2100, eigen bewerking) Š Vlaamse overheid - MKL2100
26 |
Kustlandschap
DE ZEE > LABO RUIMTE
een tussenopname
2100
C H A R L O T T E G E L D O F [ R U I M T E L I J K P L A N N E R , R U I M T E V L A A N D E R E N , A F D E L I N G O N D E R Z O E K E N M O N I T O R I N G ] K AT I A D E B O C K [ B E L E I D S M E D E W E R K E R S T R AT E G I E , R U I M T E V L A A N D E R E N , A F D E L I N G S T R AT E G I E , C O Ö R D I N AT I E E N E V A L U AT I E ]
Metropolitaan Kustlandschap 2100 is een samenwerkingsprotocol dat werd afgesloten tussen het Team Vlaams Bouwmeester, het departement Ruimte Vlaanderen en Mobiliteit en Openbare Werken. Op de agenda: een ontwerpend onderzoek naar een mogelijke toekomst voor onze kustzone anno 2100. De kustzone is de eerste plaats waar de impact van klimaatwijzigingen voelbaar is. Het is een hoogdynamisch gebied waar verschillende elementen intens op elkaar inspelen. Indijken dus maar? Voortschrijdend inzicht heeft ertoe geleid dat het beleid wellicht geleidelijk aan zal verschuiven naar een soort go with the flow aanpak. Dit vraagt om meer ruimtelijk onderzoek.
Exploreren binnen een aantal parameters Wie dit soort onderzoek wil verrichten voor onze kustzone, waagt zich in behoorlijk complex gebied. We sommen hier even de parameters op die samen de context opmaken waarbinnen de onderzoekers aan het werk zijn gegaan. I NTE R N ATI O N A L PA N E L O N C L I M ATE C H A N G E ( I P C C)
Het IPCC publiceerde het tweede deel van zijn vijfde evaluatierapport ‘Klimaatverandering 2014: gevolgen, aanpassing en kwetsbaarheid’1. Daaruit blijkt dat de gevolgen van de klimaatverandering nu al omvangrijk zijn, zowel op het vasteland als in de oceanen. Het rapport benoemt de risico’s en identificeert potentiële voordelen en aanpassingsmogelijkheden, sectoraal en regionaal. Het IPCC benadrukt dat de aanpassing moet samengaan met mitigatie om de gevolgen significant te verminderen en de kosten van de aanpassing binnen de perken te houden. Hoogste tijd dus om mondiaal een ambitieus mitigatie- en adaptatiebeleid te voeren.
1 IPCC rapport Samenvatting: http://emis.vito.be/artikel/ publicatie-van-het-rapport-%E2%80%98klimaatverandering2014-gevolgen-aanpassing-en-kwetsbaarheid%E2%80%99
© Vlaamse overheid - MKL2100
EUROPESE A ANBEVELINGEN
Ook Europa liet zich niet onbetuigd, met onder andere de aanbevelingen uit de Roadmap Maritieme Ruimtelijke Planning van 2008 en de Richtlijn Integraal Waterbeleid. Bij de omzetting van de Europese aanbevelingen en verplichtingen in Belgisch en Vlaams beleid wordt een veelheid aan partners betrokken. PA R TN E R S C H A P P E N – Het Vlaamse kustbeleid dient inter-
nationaal ingebed te zijn en vraagt een sectoroverschrijdende, holistische aanpak. Het overleg tussen de diverse betrokken instanties verliep via het Coördinatiepunt Duurzaam Kustbeheer in België, dat sinds 2014 is opgenomen in de gebiedsgerichte werking van de provincie West-Vlaanderen. Deze provinciale dienst, vanuit zijn taakstelling streekgericht, wil samen met de Vlaamse en federale overheden en diensten werk maken van een breed gedragen, geïntegreerd kustbeleid. H E T B E L E I D S P L A N R U I M T E V L A A N D E R E N – In 2011
schreef Ruimte Vlaanderen op basis van voorbereidend onderzoek en van de partnerdialogen aan haar groenboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen2. Omwille van haar kwetsbaarheid inzake klimaatverandering werd de kust toen vooropgesteld als een van de te onderzoeken ruimten. Ook lopend wetenschappelijk onderzoek (zoals CcASPAR3, CLIMAR , HYDRR) bekijkt de gevolgen van klimaatverandering. Kennis omtrent geïntegreerd kustbeheer (ICM, integrated coastal management) en de op2 Zie Groenboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen Vlaanderen in 2050: “mensenmaat in een metropool?”: http://www.beleidsplanruimte.be/ 3 Climate Change and Changes in spatial structures Research Project in De Waegemaeker J., Lierman S., Foré P., Verhoestraete D., Verhofstede B., Allaert G., Van Damme S., (2013)
| 27
Te land, ter zee
Een nieuw ontwerpperspectief
Wanneer de Noordzee koppig breekt aan hoge duinen En witte vlokken schuim uiteenslaan op de kruinen Wanneer de norse vloed beukt aan het zwart basalt En over dijk en duin de grijze nevel valt Wanneer bij eb het strand woest is als een woestijn En natte westenwinden gieren van venijn Dan vecht mijn land, mijn vlakke land
Š Reporters
( JAC Q U E S B R E L , M I J N V L A K K E L A N D)
32 |
DE ZEE > KUSTBESCHERMING
en er tussenin
vanuit verleden en toekomst
J E R O E N D E W A E G E M A E K E R [ I N S T I T U U T V O O R L A N D B O U W - E N V I S S E R I J O N D E R Z O E K ( I LV O ) – U N I V E R S I T E I T A N T W E R P E N ] M A A R T E N VA N A C K E R [ U N I V E R S I T E I T A N T W E R P E N ]
De geschiedenis van het Vlaamse kustlandschap presenteert zich vaak als een kroniek vol heroïsche overwinningen van mens op natuur. Na een eeuwenlange natuurlijke dominantie, vol grootschalige landschappelijke transformaties, verschijnt de mens op het toneel, maken slikken en schorren plaats voor productieve polders, en moet de duinengordel wijken voor een harde zeedijk. Dankzij noeste arbeid en technologische revoluties in onder meer waterbeheer, beplantingstechnieken en kustbeheer, weet de mens zich te beschermen tegen de brute kracht van de zee en slaagt hij er ook in zijn territorium uit te breiden en maximaal te valoriseren. Tenminste, zo gaat het verhaal.
V
anuit dit binaire perwas het kustlandschap een intergetijdengebied dat een spectief van ‘mens versus natuur’ worcontinue metamorfose onderden zee en land tot elkaar geging. Eb en vloed zorgden er doemd als eeuwige concurrenvoor de dagelijkse variatie en ten. Binnen dit narratief vormt onder invloed van erosie- en de storm het epische moment sedimentatieprocessen werden waarop zee en land de strijd slikken, schorren en veengemet elkaar beslechten. Zo werd bieden steeds hertekend. Dit het ook bezongen door Jacques landschap was ongetwijfeld Brel. Rampzalige gebeurtenisruw en onherbergzaam, maar sen – van Superstorm Sandy de kuststreek was zeker niet in New York tot onze eigen verlaten (Tys, D., 2005). In het Sinterklaasstorm – vormen wisselland tussen water en land momenten waarop de mens was samenleven met de zee en de duimen legt. Ze lokken vaak F I G U U R 1 Illustratie van de Kerstvloed 1717 met schade in haar getijdenwerking het credo. een pavloviaanse reactie uit: de Nederland, Duitsland en Scandinavië (Philomon Adelsheim) Denken we bijvoorbeeld aan de lijn tussen land en zee nog meer verharden, verhogen en verkleine gemeenschappen die zich vestigden op de zogenaamde scherpen. Maar zijn zee en land werkelijk elkaars tegenpolen in ‘terpen’ – kunstmatige heuvels die werden opgeworpen om ook de kustzone? Is er geen andere manier om met kustverdediging bij hoogwater op een droge plek te zitten. Hoewel terpen veelal om te gaan, in plaats van het water en de zee als antipode te zien met de Noord-Nederlandse kust worden vereenzelvigd, kwamen van het land, van het territorium van de mens? [ figuur 1 ] ze ook in de Vlaamse kuststreek voor. In de elfde eeuw zouden twee à drie grootschalige dijken opgetrokken worden, niet parallel aan, maar loodrecht op de huidige kustlijn. Tot voor kort werd deze krachttoer verklaard vanuit het Zand- en kanttekeningen zogenaamde Duinkerke-transgressie model (Verhulst A. 1965 bij het verleden en 1980). Deze theorie gaat uit van een fluctuerende zeespiegel, een soort eb en vloed-proces dat zich over een tijdsspanne van Verschillende passages uit de landschappelijke geschiedenis van verschillende eeuwen voltrekt en een reeks plotse en snelle zeede Vlaamse kust laten zich niet vangen binnen de traditionele dichotomie van ‘zee versus land’. Tot de late Middeleeuwen spiegelstijgingen tot de eerste helft van de elfde eeuw inhoudt.
| 33
Kustland terug naar de toekomst
MARC MARTENS [BUREAU VOOR ARCHITECTUUR EN PLANNING]
© Reporters
Ruimteplanner en ‘local boy’ Marc Martens kijkt met een kritische blik naar zijn geliefde Vlaamse kustlijn, maakt een inventaris van recente toekomstplannen en –ontwerpen en probeert zich vanuit verleden en heden een leefbare toekomst voor te stellen voor dit gebied. Een bijwijlen ontroerend verhaal, aangevuld met een paar vlijmscherpe gewetensvragen… (KR)
38 |
DE ZEE > KUSTLAND
ER STAAN ONS KLIMAATVERANDERINGEN EN EEN SOCIALE TRANSFORMATIE TE WACHTEN DIE WE VANDAAG AMPER KUNNEN VATTEN.
N
ergens in Vlaanderen is de ruimtelijke structuur van een streek zo herkenbaar en tegelijk zo complex als in de kustregio. In de loop van de geschiedenis zijn er fascinerende relaties gegroeid tussen de morfologie van de kuststrook, de menselijke nederzettingen, de strijd van de kustbewoners om in barre natuurlijke omstandigheden te overleven, maar ook hun creatieve respons op maatschappelijke veranderingen. De actuele debatten over de kust daarentegen zijn eerder arm en selectief. Ze gaan hoofdzakelijk over sectorale thema’s zoals kustverdediging, toerisme, vastgoed, veroudering. Dat staat allemaal in schril contrast met de vroegere cohabitatie van kustbewoners met natuur en bezoekers uit het binnenland. Wij geloven dat Kustland maar een toekomst heeft als het zijn rijke cultuur inzet om antwoorden te bieden op de uitdagingen van deze eeuw. De opgave is niet gering: er staan ons (nieuwe?) klimaatveranderingen en sociale transformaties te wachten die we vandaag amper kunnen vatten. Dit artikel is noodgedwongen hypothetisch en polemisch: het is een uitnodiging aan al wie van Kustland houdt om de toekomst van dit gebied grondig te exploreren.
Terugkijken DE KUSTLIJN KOMT BOVE N WATE R
Zes miljoen jaar geleden lag Vlaanderen volledig onder de zeespiegel. De kustlijn liep ongeveer van Calais tot Maastricht. Toen de zee naar het noorden opschoof werd het Scheldebekken gevormd. Zandbanken werden opgestuwd door de verplaatsing van de grote watermassa. De heuvels bevatten niet alleen zand maar ook glauconiet, waardoor de typische bruine ijzerzandsteen ontstond. Noorderwinden voerden leem en vruchtbare grond aan, die de getuigenheuvels bedekten. De klei spoelde gedeeltelijk af naar de waterlopen. Toen het klimaat milderde ontstond het Kolenwoud, met breed wortelende loofbomen zoals eik en haagbeuk. De kustlijn die tijdens opeenvolgende geologische periodes vorm kreeg vertoonde een opeenvolging van schorren, slikken en kreken. Bij hoogwater overspoelde de zee het laaggelegen land langsheen brede getijdengeulen. Actuele plaatsnamen herinneren daar nog aan. Testerep was een langgerekt stuk veengrond gevormd door alluviale zee-afzettingen. Aan landzijde werd het eiland van de polders gescheiden door een lange kreek die vanuit het IJzer-estuarium doorliep tot aan het huidige Oostende. De
dorpen op dit eiland droegen de naam Westende, Middelkerke en Oostende… Het gebruik om kleine vissersschuiten op beschutte plekken aan land te brengen, te ‘(h)yden’, leidde tot de plaatsnamen Koksijde, Lombardsijde, Raversijde… P OLDE RVOLK
Heel vroeg al dwalen er mensen rond in dit waddengebied, ook al is het er niet veilig – getuige het hardnekkige verhaal van een edelman die door het opkomende water werd verrast. Gaandeweg slibben de getijdengeulen dicht en vanaf de negende eeuw lijkt er bewoning te ontstaan in de schorren. Het economisch belang van de polders groeit: ze vormen de machtsbasis van het graafschap Vlaanderen. In de twaalfde eeuw worden de geulen ingepolderd. Met ingewikkelde waterbeheersingswerken weren ze de zee bij hoogtij en voeren ze landwater af bij laagtij. In de vijftiende eeuw geeft Jan zonder Vrees opdracht om alle dijken met elkaar te verbinden en zo de Gravejansdijk te vormen, die het graafschap van noord tot zuid beschermt. De interactie tussen natuurlijke fenomenen en menselijke ingrepen heeft gaandeweg de rechte kustlijn gekneed die we vandaag kennen. Het leven in het kustgebied blijft echter precair. Vandaag ligt de vloedlijn heel wat meer landinwaarts dan in de twaalfde eeuw: verschillende nederzettingen en dorpen zijn in zee verdwenen. De beruchte Sint-Elisabethstormen van 1404, 1421 en 1424 hebben in het collectieve geheugen van de kust mythische proporties aangenomen. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de meeste kustdorpen uiteindelijk werden gesticht op een beschutte plaats achter de duinengordel. VRE E MDE VO G E L S
De dorpelingen zullen raar opgekeken hebben toen welstellende burgers vanuit het binnenland naar zee afzakten. Het rijk volk bouwde herenhuizen in rij, die ze noemden naar hun dochters of geliefden: villa Edith, villa Manon, villa Paulette… Wat bezielde hen om pal aan het strand te gaan huizen, in weer en wind? Gelukkig verbleven ze daar alleen in de zomermaanden, terwijl ramen en deuren in de winter werden dichtgetimmerd. Naar het voorbeeld van de stadsboulevards werd een brede promenade aangelegd tussen huizenrij en strand. Op de Dijk paradeerde de burgerij niet alleen met haar welstand en chique kleren, maar ook met haar huwbare zonen en dochters. De interactie tussen kustmorfologie en nederzetting was ook nu weer opmerkelijk. Waar de duinengordel breed was, verrezen belle-époquewijken zoals de Dumontwijk in De Panne, de
| 39
© Reporters
DE VEROUDERINGSGRAAD IS AAN DE KUST HOGER DAN IN DE REST VAN WEST-VLAANDEREN
te betrekken bij de kustbeleving. Maar het merendeel van de spelers – de vele zelfstandigen in de horeca, de concurrerende kustgemeenten – vertoont een uiterst conservatief gedrag en herhaalt jaarlijks dezelfde evenementen, dezelfde festivals, dezelfde menu’s.
42 |
De VA S TG O E DS EC TO R – ook daar is het treurig gesteld. Decennialang zijn minderwaardige appartementen op de markt gebracht: amper winddicht, slecht geïsoleerd, voorzien van energievretende elektrische verwarming, zo goed als geen akoestisch comfort. Het is niet op initiatief van de bouwwereld zelf, maar dankzij een strengere regelgeving (EPB) dat er een kentering is gekomen in de energetische kwaliteit. De lokale overheden hebben ook verstek laten gaan: voor de meeste gemeenten vormen tweede verblijven een te belangrijke bron van inkomsten om beperkend op te treden. De overgrote productie blijft eenzijdig gericht op vakantieverblijf en biedt geen duurzame woonkwaliteit aan. De ruimtelijke ordening tot slot heeft aan het kortste eind getrokken. Marktmechanismen hebben het ruimtegebruik haast volledig bepaald. Ondanks Gewestplannen en het Duinendecreet blijven natuur en open ruimte ook vandaag nog onder druk staan.
SUBURBANISATIE E N VE RG RIJZING
Ook ruimtelijk en sociaal kent Kustland specifieke vormen van segregatie. De suburbanisatie, die een leegloop van bepaalde bevolkingsgroepen uit steden heeft veroorzaakt, speelt ook aan de kust. Vooral jonge gezinnen zien een woning in de onmiddellijke omgeving van strand en dijk, of in het centrum van de kustgemeenten niet meer zitten: ze trekken naar de vele villaverkavelingen rond de polderdorpen. De intrigerende wisselwerking tussen permanente bewoners en bezoekers gaat daardoor verloren, kinderen van toeristen vinden geen lokale speelkameraadjes meer op het strand. Het beeld is natuurlijk genuanceerd: sommige kustgemeenten zoals Bredene en Oostende hebben nog een stevig aandeel lokale bewoners, maar elders is het buiten het toeristisch seizoen maar een desolate bedoening. De kust vergrijst.1 De verouderingsgraad is er hoger dan in de rest van West-Vlaanderen, met uitschieters in Koksijde en KnokkeHeist. Ook in de migratiepatronen zien we een overwicht van oudere inwijkelingen. Van de kustbevolking is 27 procent ouder dan 65, terwijl het Vlaamse gemiddelde op 18 procent ligt. De veroudering aan de kust heeft niet alleen negatieve gevolgen: 1 De gegevens in deze paragraaf komen van prof. Dominique Verté (VUB) op het Kustforum van 26 februari 2014
DE ZEE > KUSTLAND
© Reporters
nieuwkomers vertonen een grote bereidheid om te participeren in het maatschappelijk leven en velen engageren zich in allerlei vormen van vrijwilligerswerk. Ze dragen bij tot permanente bewoning en verhogen zo de draagkracht van diensten en voorzieningen. Anderzijds leidt de vergrijzing tot sterke vormen van segregatie. De ene kustgemeente is de andere niet: sommige gemeenten trekken blijkbaar veel arme bejaarden aan, die een beroep moeten doen op het OCMW. Een kustburgemeester vertelde ons dat 70 procent van de gasafsluitingen (wegens wanbetaling) gebeuren bij recente inwijkelingen uit de streek van Charleroi. 2 32 procent van de ouderen woont in zeedijkwijken, net die plaatsen met heel weinig sociale cohesie waar vereenzaming om de hoek loert. De slechte staat van het oudere vastgoed in sommige kustgemeenten speelt hier zeker een rol: de uitgeleefde appartementen zijn er goedkoper dan in het binnenland.
bij de kust en kijken ze over de grenzen van hun discipline heen: economen weten inmiddels dat de economische structuur van de kust méér moet zijn dan toerisme, kustverdedigers beseffen best dat stormen niet alleen met harde maatregelen kunnen getemd worden. Het schaamteloze gelobby en het platte opportunisme voorbij, tekent zich gaandeweg een geïntegreerde benadering af. Het exploratief ontwerpend onderzoek in de studie ‘Metropolitaan Kustlandschap 2100’ opent perspectieven. Het artikel van Geldof en De Bock elders in dit nummer situeert de inzet en het verloop van deze studie. Toch blijft enige terughoudendheid gewenst. De kust vloeit nu eenmaal voort uit een samenspel van natuur en mensen, en het is niet omdat we een consensus bereiken in besloten cenakels van experten, dat we een draagvlak creëren voor onze plannen. Ooit zal het project ‘Metropolitaan Kustlandschap 2100’ het voorwerp moeten worden van een ruim en langdurig publiek debat.
METROP OLITA AN KUSTL ANDSCHAP 210 0
Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen stelt een ‘stedelijk netwerk Kust’ in het vooruitzicht als één van de speerpunten van de gewenste ruimtelijke structuur van Vlaanderen. Maar aan dat vage begrip is tot nu toe niet veel invulling gegeven. De provincie West-Vlaanderen van haar kant heeft zwaar ingezet op de kust maar vond geen groot draagvlak voor haar initiatieven: de tussenkomst van de provincie wordt in de kustgemeenten eerder gepercipieerd als bemoeizucht dan als ondersteuning voor de lokale vragen. Het periodieke overleg van de kustburgemeesters tenslotte zorgt voor praktische afstemming (‘we moeten elkaar niet domweg beconcurreren met dezelfde feesten en kermissen tijdens het toeristisch seizoen’) maar levert geen stevige visie op voor de kust als geheel. Gelukkig voelen heel wat deskundigen zich oprecht betrokken 2 We hadden in 2010 een hele reeks gesprekken met kustburgemeesters en andere bevoorrechte getuigen, in opdracht van het Team Stedenbeleid
Een ommetje: kijken naar Wisselland De tentoonstelling ‘Wisselland’ (kaderstuk op volgende pagina), die eind vorig jaar onderdak vond in het cultuurcentrum Scharpoord van Knokke-Heist, bespeelt een heel ander register. Het Vlaams Architectuurinstituut nodigde vijf ontwerpteams uit om hun verbeelding de vrije loop te laten en hun visie op de toekomstige kust uit te tekenen. De tentoonstelling werd afgesloten met een debatavond waar de ontwerpers niet alleen geconfronteerd werden met opinies uit de baggerwereld, het natuurbehoud, de vastgoedsector, de kustverdediging, maar ook met de uitdagende denkbeelden van de non-profit denktank Magnificent Surroundings.org, die de intrigerende toekomstverkenning ‘Future Commons 2070’ publiceerde. Drie projecten hadden een architectuurontwerp als uitgangspunt terwijl twee andere projecten vanuit een planningperspectief waren uitgewerkt.
| 43
Š Reporters
Op 9 mei keurde de Vlaamse regering het Masterplan Vlaamse Baaien goed. Dat schuift enkele mogelijke maatregelen naar voren om de kust te beschermen tegen hevige stormen en de forse stijging van de zeespiegel die eraan zit te komen tegen 2100. Eilanden voor de oostkust en een zandmotor ter hoogte van De Panne zijn de twee opvallendste concepten die de komende jaren verder onderzocht worden.
zand? MOET ER NOG
48 |
ZIJN
DE ZEE > VLAAMSE BAAIEN
Het Masterplan Vlaamse Baaien doorbladerd B A R T VA N M O E R K E R K E N287
MASTERPLAN VLAAMSE BAAIEN
WESTKAPELLE
Overzichtskaart
N288
MELISKERKE ZOUTELANDE
LEGENDE Vlaamse Baaien
N
N288
KOUDEKERKE
vaargeul grote scheepvaart vaargeul binnenscheepvaart
VLISSINGEN
natuur
NOORDZEE
duinengordel strand havenuitbreiding Zeebrugge onderwaterbanken diepe zee
BRESKENS
Zwartegatse Kreek
N675
Zwin
dam
Kustveiligheid: dijken en zand Sinds enkele jaren worden langs de kust de zee- en havendijken verhoogd en wordt jaarlijks 500.000 kubieke meter zand aangevoerd voor de vooroever- en strandaanvullingen. Deze maatregelen van het Masterplan Kustveiligheid zullen naar alle verwachting volstaan voor een zeespiegelstijging van 60 centimeter ten opzichte van 2001. Op lange termijn, vanaf 2050, is er meer nodig. Zeker omdat het verhogen van de dijken en het aanvoeren van zand een nooit eindigend verhaal is dat ieder jaar grote investeringen vraagt. Het voortdurend toevoegen van zand heeft ook een niet te onderschatten ecologische impact omdat de ecosystemen telkens weer worden bedolven onder een nieuwe laag zand. Met het Masterplan Vlaamse Baaien wil de Vlaamse regering meer structurele mogelijkheden verkennen, met als horizon 2100.
SCHOONDIJKE
energie-atol
N348
N253
N349
BLANKENBERGE E304
WENDUINE N371
N307
LISSEWEGE N348
AARDENBURG
DUDZELE
N455
Royal Ostend Golf Club
N317
BREDENE
MIDDELKERKE N324
N410 N434
OUDENBURG E40
GISTEL
N49
ASSEBROEK
SINT-ANDRIES
N358
N33
N358
WESTENDE
N44
N9
EEKLO
N309 E304
E40 N32
N367
OOSTDUINKERKE
N33
LOPPEM
OOSTKAMP BEERNEM
KNESSELARE
N50
N368
WAARDAMME VELDEGEM
KOKSIJDE N39
MALDEGEM
SINT-MICHIELS
JABBEKE
N367
ZEDELGEM
N8
N9
EERNEGEM
NIEUWPOORT
DE PANNE
SINT-LAUREINS
BRUGGE N377
N318
MOERKERKE
N9
Maria Hendrikapark N320
STENE zandmotor Westende
KOOLKERKE
N371 N9
OOSTENDE
N251
N49
DAMME
ZUIENKERKE
KLEMSKERKE
zandmotor Middelkerke
N61
OOSTBURG
SLUIS
jachthaven Blankenberge
DE HAAN
Nieuwkerkse Kreek
KNOKKE-HEIST
haven Zeebrugge
ZEEBRUGGE
NE BEL DE GIË RL AN D
I
n de vroege Middeleeuwen was het Vlaamse kustsysteem lang niet wat het nu is. Twee keer per dag stroomde het zeewater de kreken van het West- en Oost-Vlaamse poldergebied in. De duinengordel aan de kustlijn vormde een buffer tegen grote stormen en overstromingen. En de natuurlijke kustverdediging kon nog ongehinderd haar werk doen. Bij stormweer erodeerden de inbeukende golven het strand en de duinen. Dat zand verdween in zee en verhoogde de vooroever, waardoor de golven gedempt werden. In de rustigere zomer werd het hogere strand dan weer langzaam opgebouwd met het zand van de vooroever, de wind blies het verder de duinen in. Door menselijke activiteit – de bewoning, de bouw van dijken om de nederzettingen te beschermen, de ontwikkeling van economische activiteit en de bouw van havens, de opkomst van het massatoerisme en het optrekken van appartementsblokken ten koste van de duinen – is dat kustsysteem ingrijpend gewijzigd. De drie-eenheid vooroever-strand-duin is dermate aangetast dat de natuurlijke bescherming tegen de golfwerking en tegen golfaanvallen niet goed meer werkt. De hele kust heeft te kampen met erosie- en verzandingsproblemen. Het maakt haar bijzonder kwetsbaar voor de gevolgen van de verwachte zeespiegelstijging ten gevolge van de klimaatverandering.
CADZAND
E40 N302
N368
E40
HERTSBERGE
ICHTEGEM
ZOMERGEM N44
AALTER
Baggerbedrijven geven voorzet De kiemen van het Masterplan Vlaamse Baaien liggen in 2009. Toen wezen de baggerbedrijven op het probleem van de klimaatverandering en de kustveiligheid op lange termijn. Uiteraard wilden ze de vooroever- en strandaanvullingen van het Masterplan Kustveiligheid voortzetten, maar ze presenteerden ook tien projecten om de kust op lange termijn te beschermen. De meest opvallende waren de verhoging van de zandbanken voor de kust ten westen van Zeebrugge, om de golfhoogte te verminderen, en de creatie van kunstmatige eilanden voor de kust met ruimte voor natuurontwikkeling, bebouwing, toerisme, duurzame-energiewinning. Verder hadden de baggerbedrijven aandacht voor onder meer de ontwikkeling en de uitbouw van de havens van Zeebrugge en Oostende, een natuurreservaat en een jachthaven in Heist, een nieuwe havenmond en een jachthaven in Blankenberge, een zeil- en watersportcentrum in Nieuwpoort. Ze kleefden vijf kernwoorden op hun plan: veiligheid, aantrekkelijkheid, natuurlijkheid, duurzaamheid en economische ontwikkeling. Natuurlijk dachten de baggeraars aan hun eigenbelang, het tegenovergestelde zou nieuws zijn, maar hun plan had de verdienste om het probleem van de klimaatverandering en de kustveiligheid op lange termijn op de agenda van de Vlaamse regering en de Vlaamse administratie te zetten. We vonden de Vlaamse Baaien dan ook terug in het regeerakkoord van Peeters II en de beleidsnota van minister van Mobiliteit en Openbare Werken Hilde Crevits. De afdeling Maritieme Toegang van het departement Mobiliteit en Openbare Werken werkte de voorbije maanden het Masterplan Vlaamse Baaien uit. Dat herneemt de vijf principes van de baggerbedrijven - niemand die daar
| 49
eiland EEN
© Reporters
ALS MOGELIJKHEID
52 |
Ruimtelijke planners en ontwerpers zijn doorgaans ‘landrotten’: hun denkkader, tools en lexicon zijn afgesteld op het droge. Maar de zee lonkt. Dit gebied lijkt immers ongerepte ruimtelijke mogelijkheden te bieden, van luchthavens, diepzeehavens, kusteilanden, windturbineparken, energieatollen tot geheel nieuwe steden. Ook in het vraagstuk omtrent klimaatadaptatie lijkt de zee een erg aanlokkelijk werkveld. Kunnen we de kust beschermen door ingrepen in zee, zonder het huidige ruimtegebruik aan de kust te (ver)storen? Neem nu de monding van de Westerschelde … Een kritische kanttekening bij het toekomstverhaal van de Vlaamse Baaien.
DE ZEE > ONTWERPEND ONDERZOEK CCASPAR
Een denkexcursie naar de Vlakte van de Raan D AV I D V E R H O E S T R A E T E [ C L U S T E R L A N D S C H A P E N S T E D E N B O U W ] J E R O E N D E W A E G E M A E K E R [ I N S T I T U U T V O O R L A N D B O U W - E N V I S S E R I J O N D E R Z O E K / U N I V E R S I T E I T A N T W E R P E N ]
D
it artikel beschrijft de resultaten van een ontwerpend onderzoek op zee dat plaatsvond in het kader van het Ccaspar-onderzoek naar klimaatadaptatiestrategieën voor de Belgische kustzone1. Dat onderzoek leidde naar de Vlakte van de Raan, een ondiepe zandplaat in de monding van de Westerschelde. Ze vormt een strategische locatie omdat diverse klimaatgerelateerde problemen en socioeconomische ontwikkelingen er samenkomen.
Klimaatgebonden problemen HET GETIJ IN DE WESTE RSCHE LDE – Reeds
vanaf de middeleeuwen heeft de mens getracht het Schelde-estuarium naar zijn hand te zetten. Slikken en schorren werden ingepolderd voor landbouwgebruik en lokale ondiepten in het estuarium werden weggebaggerd om scheepvaart naar de haven van Antwerpen mogelijk te maken. Het systematisch versmallen en verdiepen van de Westerschelde heeft echter geleid tot een drastische vermindering van de natuurlijke buffercapaciteit van het estuarium om de getijdenenergie van de Noordzee op te vangen. Het huidige trechtervormige profiel van de Westerschelde stuwt het water steeds verder landinwaarts. Sinds het begin van de inpolderingen is de tij-amplitude ter hoogte van Antwerpen met ca. 2,5 meter toegenomen (Van Eck, 1999). Het Sigmaplan voor de Zeeschelde verzekert de toegankelijkheid en zorgt voor een verhoogde veiligheid en natuurherstel. Daartoe voorziet het Sigmaplan in de aanleg van verschillende gecontroleerde overstromingsgebieden en getijdengereduceerde gebieden waarin de natuurlijke werking van een getijdenrivier wordt nagebootst. De Vlakte van de Raan biedt evenwel belangrijke potenties om de problematiek bij de bron aan te pakken en de getijdenenergie te dissiperen nog vóór ze het Westerschelde-estuarium binnenstroomt. 1 Climate change and changes in spatial structures (CcASPAR) is een interuniversitair en -disciplinair strategisch basisonderzoek, gefinancierd door het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT). Binnen dit onderzoeksproject deed de Afdeling Mobiliteit en Ruimtelijke Planning (AMRP) van de Universiteit Gent en de Onderzoekseenheid Landschapsarchitectuur van de School of Arts (Hogeschool Gent) ontwerpend onderzoek naar klimaatadaptatiestrategieën voor de Belgische kustszone. Het ontwerpend onderzoek op de Vlakte van de Raan werd uitgevoerd door David Verhoestraete, Jeroen De Waegemaeker, Sally Lierman, Pieter Foré, Bjorn Verhofstede en Georges Allaert.
KU S T V E R D E D I G I N G – Zeespiegelstijging zet het huidige kust-
veiligheidsniveau onder druk. De bevoegde overheidsinstanties trachten via het masterplan Kustveiligheid de kust te beschermen. De private (bagger)sector lanceerde het idee voor de Vlaamse Baaien, dat de huidige kustlijn wil beschermen door obstakels, opgehoogde zandbanken en kunstmatige eilanden op zee aan te leggen (zie elders in dit nummer). Deze ingrepen moeten de stormgolf aftoppen alvorens ze de kustlijn bereikt heeft. Of deze eilanden daadwerkelijk de nodige bescherming bieden is evenwel betwistbaar (Reyns, 2010). K U S T E R O S I E – De monding van de Wester-
schelde wordt doorkruist door meerdere geulen, met tot de verbeelding sprekende namen: Wielingen, de geul van de Walvisstaart, Deurloo, Oostgat en Sardijngeul. Deze laatste twee schuiven geleidelijk landwaarts op, waardoor er voor de kust van Walcheren een steile geulwand is ontstaan. Dat maakt de kust hier extra kwetsbaar voor kusterosie. Sinds 1990 wordt het zandverlies er gecompenseerd met strand- en duinaanvullingen. Hoewel deze technieken tot nu toe succesvol zijn gebleken, zijn ook morfologische maatregelen nodig indien de verschuiving van de geulen zich blijft doorzetten.
Socio-economische ontwikkelingen op zee N I E U W E VA A R R O U T E S N A A R A N T W E R P E N – Grote
zeeschepen kunnen bij laagwater de Westerschelde niet opvaren omwille van de beperkte diepgang in het estuarium. De scheepvaart naar de haven van Antwerpen is dus gebonden aan het getijdenvenster; hoe langer de tij-gebonden vaarroute naar de haven, hoe beperkter de tijdspanne waarin men kan binnenvaren. Vandaag vaart het merendeel van de schepen Antwerpen binnen via een tij-gebonden route langsheen de zandbanken van de Noordzee en de platen van de Westerschelde. Ter hoogte van de Vlakte van de Raan liggen vandaag twee scheepvaartroutes: Oostgatgeul (1) en Wielingen (2). Een herprofilering van de Vlakte van de Raan – een uitdieping van de Geul van de Walvisstaart (3), waar momenteel reeds een natuurlijke verruiming merkbaar is (Peters, 2006) – maakt het
| 53
© Misjel Decleer
Onder het Onze Belgische kust lokt jaarlijks honderdduizenden toeristen. Strand en water zijn voor velen de enige plek in dit land waar je nog voeling krijgt met een onbegrensde ‘zee van ruimte’. Maar wat zich onder de zeespiegel afspeelt, blijft ongekend. En dus ook onbemind.
56 |
1 Schelpkokerwormen
oppervlak
DE ZEE > BIODIVERSITEIT
Beschermde biodiversiteit op de Noordzee G E E R T R A E Y M A E K E R S [ M A R I N E E X P E R T , D G L E E F M I L I E U , D I E N S T M A R I E N M I L I E U ]
‘Een Zee van Ruimte’ is ook de titel van de eerste beschrijving van de vele en complexe interacties tussen menselijke activiteiten op zee en het natuurlijk milieu (Maes et al. 2005). Deze studie toonde overduidelijk dat het binnen de circa 3.500 vierkante kilometer die het Belgische deel van de Noordzee vormen steeds meer dringen wordt. De publicatie bezorgde het Masterplan voor de Noordzee meteen de nodige wetenschappelijke onderbouwing. Met dat Masterplan behoorden België en de toenmalige minister van de Noordzee tot de koplopers van de mariene ruimtelijke planning op zee. Het plan legde de basis voor het KB van 15 oktober 2005 tot instelling van beschermde mariene gebieden (Natura 2000 gebieden1) en voor het in kaart brengen van gebieden die aan bepaalde sectoren werden toegekend (zandwinning, defensie, baggerwerken, windturbineparken...). In 2012 werd dan als antwoord op de vraag van de Europese Commissie om ook in de Exclusief Economische Zone de Vogelen Habitatrichtlijn toe te passen, het Habitatrichtlijngebied ‘Vlaamse Banken’ – een groep zandbanken die zich min of meer parallel met de westelijke helft van de Vlaamse kust uitstrekken – ingesteld. Naast dit gebied liggen er voor de kust ook drie Vogelrichtlijngebieden. Samen omvat het Natura 2000 netwerk meer dan 35% van het Belgische deel van de Noordzee.
Van wie is de ‘planeet zee’? De instelling van de beschermde mariene gebieden op zee in 2005 verliep niet zonder slag of stoot. Dirk Bogaert et al (2008) beschrijft in zijn boek ‘Kustzonebeleid: samen in zee’ uitvoerig de – vooral in het begin – woelige interactie tussen beleidsmedewerkers, wetenschappers, lokale overheden, pers en middenveld. Hij doet dat aan de hand van veelzeggende citaten: ‘Het was écht, de binnenlanders gaan ons eens komen zeggen wat we mogen of niet mogen. Hoe kan het dat de Noordzee in handen wordt gegeven van de “koning”?’ (Pag. 64). Wie mag de mariene ruimte dan claimen? Al sinds het begin van de jaren 90 staat de mariene biodiversiteit hoog op de internationale agenda. Meer dan 70 procent van het aardoppervlak is bedekt met zeewater, de planeet aarde is dus tegelijk ook de ‘planeet zee’. Die ‘planeet zee’ wordt niet enkel meer door kustbewoners 1 Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. Het omvat alle gebieden die aangewezen zijn op grond van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. De Europese Vogelrichtlijn is bedoeld om alle vogelsoorten in Europa in stand te houden en te herstellen. De Europese Habitatrichtlijn streeft naar de instandhouding en het herstel van de natuurlijke habitats en de wilde fauna en flora in de verschillende lidstaten.
gebruikt, maar in toenemende mate ook door economische sectoren die niet noodzakelijk aan de kust gebonden zijn en die ‘ecosysteemdiensten’ leveren voor vele lagen van de gemeenschap. In uitvoering van het Verdrag inzake Biologische Diversiteit (1992) werd in 2002 tijdens de Johannesburgtop Duurzame Ontwikkeling beslist om tegen 2012 een netwerk van beschermde mariene gebieden op te zetten en om minstens 10 procent van de mariene gebieden een beschermde status te geven. Deze verandering zorgde in 2004 voor de nodige frustratie: voor het eerst werd het onaantastbaar geachte monopolie van visserij, scheepvaart en kusttoerisme doorbroken door nieuwe ruimteclaims – inclusief voor de bescherming van bepaalde mariene gebieden. De ‘clash’ van belangen blijft in vele kustgemeenten nog nazinderen, vooral in de contacten tussen verschillende stakeholders. Anderzijds zorgde de omzetting van deze doelstellingen in de EU-biodiversiteitstrategie, de EU-Habitatrichtlijn en de biodiversiteitstrategie van OSPAR2 (1998) ook voor de nodige rechtszekerheid; doelstellingen voor de mariene biodiversiteit worden verankerd in de regelgeving en het beleid zal nu ook rekening moeten houden met de socio-economische vereisten. Samenwerken en overleg met alle betrokken actoren – vooral, maar niet uitsluitend, met de kustgemeenschappen – wordt de boodschap. Zowel bij het opstellen van de beleidsplannen van de beschermde mariene gebieden (Directoraat-generaal Leefmilieu 2009) als bij de selectie en aanwijzing van de ‘Vlaamse Banken’ als bijkomend Habitatrichtlijngebied (2012) en bij de recente mariene ruimtelijke planning (2014) werd groot belang gehecht aan inspraakmogelijkheden van het publiek om het draagvlak te verhogen. Met het KB mariene ruimtelijke planning werd een belangrijke stap gezet naar een ruimtelijke sturing van visserijactiviteiten (Fig. 1) en naar concrete bescherming.
Ook de zeebodem dient beschermd Bij het zoeken naar een optimale ruimtelijke bescherming van de biodiversiteit in de Noordzee is het in de eerste plaats nodig te weten waar en wanneer menselijke activiteiten plaatsvinden. Met de resultaten van ‘Een Zee van Ruimte’ en de zoneringskaar2 Het OSPAR-verdrag heeft als doel door internationale samenwerking het maritieme milieu in de noordoostelijke Atlantische Oceaan (inclusief de Noordzee) te beschermen. De naam OSPAR komt van “Oslo” en “Parijs” omdat het verdrag twee eerdere internationale overeenkomsten verving: de conventie van Oslo (1972) over het dumpen van afval in zee en de conventie van Parijs (1974) over de vervuiling van de zee door bronnen op het land.
| 57
Duurzaam C-SCOPE: SAMENWERKEN OVER HET WATER HEEN.
Het Europese financieringsprogramma Interreg IVA ‘2 Zeeën’ brengt internationale partners samen rond een gebied dat zich uitstrekt langs weerszijden van een maritieme grens. Binnen dat programma ontrolde zich tussen 2009 en 2012 het proefproject C-SCOPE (een afkorting voor ‘Combining Sea and Coastal Planning in Europe’), een samenwerking tussen het Belgische Coördinatiepunt Duurzaam Kustbeheer en het Engelse Dorset Coast Forum.
De westelijke baai van de Dorset kust.
© Mark Simons - Dorset County Council
60 |
Dorset
DE ZEE > C-SCOPE
Europese ondersteuning voor een marien ruimtelijk planningsproces
N E S S S M I T H [ C E N T R E F O R M A R I N E A N D C O A S TA L R E S E A R C H , P LY M O U T H U N I V E R S I T Y ]
C
entraal in het project stond het nastreven van een betere coördinatie, planning en beheer van de betrokken kustgebieden. De ambitie van de partners: een kader creëren voor ruimtelijke planning van het mariene en kustgebied, in nauw overleg met alle betrokkenen. Dat kader moet leiden tot een geïntegreerde planaanpak en een vermindering van de conflicten in de kustzone. Als concrete testcases werden ruimtelijke plannen voor de zeegebieden van Dorset County (UK) en Knokke-Heist (B) uitgewerkt. Dat betekende dus werken op verschillende schalen: regionaal en lokaal. In dit artikel focussen we niet op eigen land (beknopte bijdrage voor Knokke-Heist: zie het kaderstukje op pag. 63.), maar laten we de Britse C-SCOPE projectverantwoordelijke Ness Smith aan het woord. Zij reconstrueert het procesverloop dat leidde tot het Marien Plan voor de waters en kust van Dorset. (KR)
in het maritieme gebied. De wet treft ook regelingen voor het opstellen van een mariene beleidsverklaring (Marine Policy Statement), die in maart 2011 werd gepubliceerd. De verklaring formuleert doelstellingen voor het maritieme milieu van het Verenigd Koninkrijk die moeten bijdragen tot duurzame ontwikkeling en zorgen voor een coherente beleidsaansturing. Ze houdt rekening met de prioriteiten van alle diensten van het Verenigd Koninkrijk en streeft naar een toekomstgericht beleid (waar mogelijk over 20 jaar of langer). De Marine Management Organisation heeft tot doel deze maritieme planning op te stellen voor heel Engeland; kust- en diepe wateren werden opgedeeld in elf plangebieden, die om de twee jaar twee plannen moeten opleveren. De planning voor de Oostelijke inshore- en offshore-gebieden begon in april 2011 en de plannen werden officieel goedgekeurd in april 2014.
Het bredere kader
Belgisch-Britse inspiratie
Maritieme Ruimtelijke Planning (MRP) is een proces dat bijdraagt tot een duurzame ontwikkeling en beheer van het maritieme milieu. In het Verenigd Koninkrijk is de Marine and Coastal Access Act (2009) de belangrijkste impuls tot maritieme planning geweest. De wet beschrijft de overkoepelende beleidsdoelstellingen betreffende maatschappelijke, economische en milieuaspecten van duurzame ontwikkeling die lokale en regionale planning en programma’s moeten sturen. Een van de vijf principes die daarbij volgens de wet dienen behandeld te worden is planning
Het C-SCOPE-project (2009-2012) bestreek dus een periode van ingrijpende veranderingen in het nationale maritieme beleid. CSCOPE was dan ook een van de proefprojecten rond maritieme planning die door de Marine Management Organisation werden gesteund en die bijdroegen tot de eerste plannen van de organisatie. De belangrijkste doelstelling in het projectgebied Dorset was het opstellen van een maritiem plan voor een kust- en zeegebied van 953 vierkante kilometer. Het gebied werd geselecteerd wegens de verscheidenheid aan kustvormen en het multifunctionele gebruik ervan, waaronder de stedelijke en industriële gebieden van Weymouth en Portland. In overeenkomst met het nationaal beleid, opteerde het Dorsetteam in zijn planning voor een ecosysteembenadering, die niet alleen rekening houdt met ‘natuurlijke’ ecosystemen, maar ook met sociale, culturele en economische factoren. Een onderliggend principe van deze benadering is dat het alle belanghebbenden betrekt en een evenwicht tussen lokale en bredere publieke belangen nastreeft. In dit geval waren de bestaande netwerken, banden en vertrouwensrelaties die werden gecreëerd door het Dorset Coast Forum1 doorslaggevend voor de betrokkenheid van de belanghebbenden binnen het C-SCOPE-project. 1 Een strategisch samenwerkingsverband dat in 1995 werd opgezet om de uitdagingen op lange termijn van de Dorset-kustlijn en -wateren aan te pakken. Het DCF verenigt meer dan 260 aangesloten organisaties uit de privé-, vrijwilligers- en openbare sector.
| 61
HET PLANGEBIED BEVINDT ZICH NIET ALLEEN IN EEN GEBIED VAN UITZONDERLIJK NATUURSCHOON, MAAR OOK IN DE DORSET & EAST DEVON COAST - EEN LOCATIE DIE TOT UNESCO-WERELDERFGOED IS UITGEROEPEN. De Dorset Coastal Planner © Dorset Coast Forum
64 |
leken en gereviseerd, waaronder lokale ontwikkelingskaders (Local Development Frameworks). Die essentiële plannen voor terrestrische ruimtelijke ordening sturen de ontwikkeling in de Engelse gemeenten. Ook met andere gemeentelijke plannen, zoals de kaders voor de verwijdering van mineralen en afval en de strategische overstromingsrisicobeoordelingen, moest rekening worden gehouden. Plannen voor kustbeheer (Shoreline Management Plans) bevatten een beoordeling van de risico’s verbonden aan kustprocessen en suggereren hoe gemeenten zich kunnen aanpassen aan kustverandering. Hoewel ze niet-verplichtend zijn, vormen ze een fundamentele strategie voor het beheer van overstromingen en kusterosie in het Verenigd Koninkrijk. Het was dus van cruciaal belang dat het C-SCOPE-plan zijn beleid daarop afstemde. Plannen voor stroombekkenbeheer (River Basin Management Plans), opgesteld overeenkomstig de Europese Kaderrichtlijn Water, gelden dan weer voor alle waterpartijen tot op een afstand van één zeemijl. Ook daar mocht geen conflict optreden tussen de twee beleidslijnen. Ook de plannen die zich toespitsen op landschappen en erfgoed moesten in overweging worden genomen. Het maritieme plangebied bevindt zich niet alleen in een gebied van uitzonderlijk natuurschoon (Area of Outstanding Natural Beauty), wat in het Verenigd Koninkrijk zowat een synoniem is voor een nationaal park, maar ook in de Dorset and East Devon Coast - een locatie die tot UNESCO-werelderfgoed is uitgeroepen wegens zijn uitzonderlijke geologie en geomorfologie. De ontwikkeling van een marien plan geeft onvermijdelijk aanleiding tot potentieel tegenstrijdige prioriteiten. In feite geeft de beleidsmededeling over duurzame ontwikkeling van de regering aan de Marine Management Organisation toe dat de nationale doelstellingen zélf potentieel tegenstrijdig zijn. Strategische beslissingen kunnen sommige sectoren bevoordelen of het beleid kan bijvoorbeeld meer de nadruk leggen op milieubescherming dan op ontwikkeling. Een duurzaamheidsbeoordeling (Sustainability Appraisal, SA) zorgt ervoor dat deze beslissingen billijk, transparant en bevorderlijk voor duurzame ontwikkeling zijn. (SA is gebaseerd op de Europese Richtlijn ‘betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma’s’. In de Britse context worden de vereisten wel ruimer geïnterpreteerd en wordt er ook gekeken naar sociale en economische aspecten.) Hoewel het Mariene Plan van C-SCOPE zonder wettelijke basis was en een duurzaamheidsbeoordeling niet verplicht, was men
toch van mening dat het een belangrijke rol kon spelen in het planningsproces. Het verzekerde namelijk de volledige integratie van de sociale, economische en milieudoelstellingen en zorgde voor een externe uitdaging tijdens de robuustheidstest van het planningsproces. Consultants voerden het beoordelingsproces uit, maar de belangrijkste beoordeling vond plaats tijdens een workshop met de betrokken werkgroep. Naast de duurzaamheidsbeoordeling, en tegelijk met de ontwikkeling van het Mariene Plan, werd ook een volledige beoordeling van de habitatsverordening (Habitats Regulation Assessment) uitgevoerd. Op die manier konden de bevindingen geïntegreerd worden in het Plan én de duurzaamheidsbeoordeling. Er kwam eveneens een drie maanden durende openbare raadpleging, die feedback van een brede waaier stakeholders opleverde. De uiteindelijke reeks van documenten na de bevraging bevatte een overzicht van de internationale en nationale context van de maritieme planning in Engeland, een beschrijving van de manier waarop het Plan werd ontwikkeld, en achtergrondinformatie over het maritieme plangebied. Het Plan zelf bevat 64 beleidslijnen die als richtsnoer voor beleidsmakers en ontwikkelaars kunnen dienen. Het ontwerp ervan maakt interactie mogelijk met de Dorset Coastal Planner, een op GIS gebaseerd instrument. De beleidslijnen in het Plan zijn elektronisch gelinkt aan de relevante kaarten, die zo door de gebruiker kunnen worden geraadpleegd. Het instrument biedt op die manier een tegengewicht in het geval van schaal- of resolutieproblemen, die niet gemakkelijk op te lossen zijn met een statisch plan. Om in de toekomst de doeltreffendheid van het Plan te kunnen monitoren, werd een geheel van 42 indicatoren gesuggereerd. Een van de aanbevelingen was ook om het Plan geregeld te herzien, ten minste eenmaal om de vijf jaar. Hoewel het C-SCOPE Plan voor Dorset niet-verplichtend is, heeft het samen met de bijbehorende gegevensbank al als richtlijn gediend bij allerhande besluitvormingen. Het doorlopen planningsproces heeft de Dorset County Council en het Dorset Coast Forum ook voorbereid op een samenwerking met de Marine Management Organisation bij de ontwikkeling van de maritieme plannen voor het Zuidelijk inshore- en offshoregebied, die begin 2013 van start ging. Het C-SCOPE-project bleek ook op nationaal niveau invloed te hebben. Het Marine Management Organisationteam voor maritieme planning kon terugvallen op de ervaring en de lering getrokken uit het project – dat daarmee zijn verdiensten als proefproject reeds bewezen heeft. Alle achtergrondinfo en documenten zijn te vinden op www.cscope.eu.
DE ZEE > ERFGOED
West-Hinder en HMS Wakeful: de allereerste beschermde scheepswrakken
GEKELDERD
ERFGOED
Zicht op de grote lier die zich vooraan op het wrak van de West-Hinder bevindt. © Onroerend Erfgoed | foto Dieter Decroos (2014)
I N E D E M E R R E , M A R N I X P I E T E R S & S V E N VA N H A E L S T [ A G E N T S C H A P O N R O E R E N D E R F G O E D ]
Op 5 augustus 2013 ratificeerde België als 45ste lidstaat de UNESCO-Conventie ‘ter bescherming van het cultureel erfgoed onder water’, aangenomen in Parijs op 2 november 2001. En sinds 4 april 2014 is er een nieuwe Belgische wet die uitvoering geeft aan deze ratificatie1. Twee scheepswrakken zijn door de minister van de Noordzee intussen erkend als cultureel erfgoed onder water: het wrak van het lichtschip West-Hinder2 en het wrak van de doormidden gebroken torpedobootjager HMS Wakeful3. Met deze erkenning worden twee bijzonder symbolische sites onder de aandacht gebracht. We lichten ze hier even toe. Honderd jaar eenzaamheid123 Na een aanvaring in de nacht van 12 op 13 december 1912 zonk het lichtschip West-Hinder naar de dieperik. Alle bemanningsleden kwamen daarbij om het leven. Het schip behoorde tot de zogenaamde eerste generatie West-Hinder-lichtschepen uit het derde kwart van de negentiende eeuw. De site van de West-Hinder staat symbool voor de veiligheid van de scheepvaart op zee, die 1 Voor meer informatie over deze wet verwijzen we graag naar een nieuwe website van de gouverneur van West-Vlaanderen (www.vondsteninzee.be), die als ‘ontvanger van het cultureel erfgoed onder water’ een sleutelfiguur is voor de uitvoering van deze wet. 2 positie: 51° 22,878’ N/02° 27,134’ O 3 Positie: 51° 22,730’ N/02° 43,360’ O (dl 1) en 51°22,711’ N/02°43,350’ O (dl2)
in belangrijke mate heeft bijgedragen tot de economische ontwikkeling van ons land en het omringende zuidelijke Noordzeegebied in de late negentiende en vroege twintigste eeuw. Opvolgers van dit schip, de zogenaamde derde generatie, zijn nog te bekijken in Zeebrugge en Antwerpen. De West-Hinder is meer dan een eeuw geleden gezonken en valt daarom zonder twijfel onder de UNESCOConventie van 2001, die honderd jaar onder water als criterium stelt voor een erfgoedstatus. Het wrak heeft voor ons land niet alleen een belangrijke historische en archeologische waarde, het verdient ook respect als zeemansgraf van de tien opvarenden die de zorg voor de veiligheid van anderen met hun leven betaalden. Het wrak ligt rechtop, is tot ongeveer vier meter hoogte bewaard en ligt nog structureel coherent op de zeebodem.
| 65
3
2 1
1 Locatie van de twee scheepswrakken die recent erkend werden als cultureel erfgoed onder water. © Onroerend Erfgoed
2 Multibeam opname van de wraksite van de HMS Wakeful. De twee delen van het scheepswrak maken onderling ongeveer een hoek van 90°. © Onroerend Erfgoed 2014 – RV Simon Stevin 3 De HMS Wakeful in betere tijden. (© HMS Wakeful Archives_foto: J Samyn)
Een zeemansgraf voor 700 man
66 |
Een heel ander verhaal is dat van de destroyer HMS (His Majesty’s Ship) Wakeful, getorpedeerd in de nacht van 29 op 30 mei 1940. Het schip brak in tweeën en verging haast met man en muis. De Wakeful was aanwezig bij de overgave van de Duitse ‘Hochseeflotte’ op het einde van de Eerste Wereldoorlog en heeft deelgenomen aan een belangrijke fase uit de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog - de evacuatie van Duinkerken in 1940, ook bekend als ‘Operatie Dynamo’. Vanuit die invalshoek bekeken heeft de wraksite dan ook een belangrijke historische en archeologische waarde. Voor de Britten heeft ze bovendien een grote emotionele betekenis als zeemansgraf van de circa 700 opvarenden. Hoewel het de laatste 25 jaar flink is afgetakeld, ligt dit wrak in 2014 toch nog voldoende coherent op de zeebodem, zoals de beelden aantonen. De monumentale site bestrijkt een oppervlakte van ongeveer 1000 vierkante meter (grofweg 100 bij 10 meter). Op het moment dat de nieuwe Belgische wet in werking trad, bevond het wrak van de HMS Wakeful zich 74 jaar onder water. Strikt genomen beantwoordt het niet aan de definitie van cultu-
reel erfgoed, die de UNESCO-conventie hanteert, maar omdat het zich in de Belgische territoriale wateren bevindt, biedt de nieuwe wet België wel de mogelijkheid om ook sites die zich minder dan honderd jaar onder water bevinden de erfgoedstatus te verlenen. In het geval van de HMS Wakeful is dat ook zeker te verantwoorden. Het is zelfs aangewezen om te bekijken hoe verder verval kan worden tegengegaan. Het nieuwe wetgevende kader en de onmiddellijke erkenning van twee scheepswrakken als cultureel erfgoed onder water, zorgen ervoor dat maritiem archeologisch erfgoed in zee eindelijk ook ‘burgerrechten’ krijgt. Scheepswrakken zijn een bijzonder rijke bron van informatie, waar verstandig en respectvol mee moet worden omgegaan, en de nieuwe wet draagt daar zeker toe bij. Het nieuwe wetgevende kader is bovendien een flinke opsteker voor het door het IWT (Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie) gefinancierde strategisch basisonderzoek ‘Archeologisch erfgoed in de Noordzee’, dat nog loopt tot 2016 en op dit vlak heel ambitieus is. Voor verdere info omtrent dit project verwijzen we graag naar de website: http://www.sea-arch.be/nl.
BRONNEN Archief MDK-Afdeling Kust-Vlaamse Hydrografie | Burgers W. 1998: Nederlandse lichtschepen, De Alk bv, Alkmaar | Janssens L. 2001 (2): Lichtschip 3 ‘West-Hinder’, Antwerpen | Persbericht 14 mei 2014, Minister van de Noordzee Johan Vande Lanotte | Termote D. & T. 2009: Schatten en Scheepswrakken. Boeiende onderwaterarcheologie in de Noordzee, Davidsfonds, Leuven | Zeebroek I., Demerre I. & Deckers P. 2012: HMS Wakeful. Terreinonderzoek van een wrak van gemeenschappelijk belang voor de projectpartners. In: Fenwick V., Poudret-Barré A., Momber G., Demerre I., Zeebroek I., Bowens A. & Chatelin C. (ed.) 2012: Archeologische Atlas van de 2 Zeeën. Een grensoverschrijdend maritiem archeologisch project. Eindrapport 2009 – 2012: 44 – 45
DE ZEE > ERFGOED
| 67
e
Offshore Windmolens in de Belgische Noordzee
H A N S PIRLET [ V LA A M S INSTIT U U T VOOR DE ZEE ( VLIZ)] B O B R UM ES | STEVEN D EGRA ER | BRI GI TTE L AUWA ERT [OPERATION E LE DIRECT IE NATU U RLIJK MILIEU - KONINK L IJK B ELGI S C H I NS TI TU U T VO O R NATU U RWETENS C HA P P EN ( K B I N) ]
De tijd dat de Europese zeeën een grote open ruimte waren met alleen maar schepen en een enkel olieplatform aan de horizon, is voorgoed voorbij. In onze waters worden steeds meer infrastructuurprojecten gerealiseerd, met windmolenparken als belangrijkste blikvangers. De omvang van deze projecten wordt duidelijk als we de cijfers erbij nemen. In 2013 waren reeds 2.080 offshore turbines gebouwd in 69 windparken, die verspreid liggen over elf Europese landen. Hun totaalvermogen: 6.562 Megawatt (MW)1 , een capaciteit die vergelijkbaar is met die van de zeven kernreactoren in Tihange en Doel. 1 (2014). The European offshore wind industry: key trends and statistics 2013. European Wind Energy Association: [s.l.]. 22 pp.
D
e Europese Unie stimuleert deze ontwikkelingen. Tegen 2020 moet 20 procent van de Europese energie uit hernieuwbare energiebronnen worden gewonnen. Bovendien wordt gefocust op (nieuwe) mariene en maritieme sectoren om economische groei te bewerkstelligen in het kader van de zogenaamde blue growth-strategie. Die blauwe groei mag natuurlijk geen wildgroei worden. Daarom werd in het maritieme beleid van Europa een ecologische pijler ingebouwd, de zogenaamde kaderrichtlijn mariene strategie, die ernaar streeft om tegen 2020 een goede milieutoestand te bereiken voor de Europese zeeën. Sinds 16 april 2014 is er ook een gewijzigde Europese milieueffectrapportage (MER) richtlijn die de lidstaten onder meer verplicht rekening te houden met de effecten van projecten op de klimaatverandering. Er werd een routekaart opgesteld met aanbevelingen hoe mariene ruimtelijke planning best kan verlopen, en er wordt momenteel ook gewerkt aan een Europese richtlijn.
68 |
Wind in het BNZ Ook in het Belgische deel van de Noordzee (BNZ) verrijzen steeds meer windturbines. Eind april 2014 waren het er al 182, goed voor een totaal geïnstalleerd vermogen van 705 MW. Dit brengt ons op de derde plaats in Europa, na het Verenigd Koninkrijk en Denemarken. Van de acht domeinconcessies voor windmolenparken in het BNZ zijn reeds drie parken – C-Power, Northwind en Belwind – aangesloten op het elektriciteitsnet
met een productie van groene energie voor ongeveer 710.000 gezinnen2, 3. De wettelijke basis voor de afbakening van een concessiezone voor hernieuwbare energieprojecten is een Koninklijk Besluit uit 2000. Initieel was het de bedoeling om een windmolenpark vrij dicht bij de kust in te plannen ter hoogte van de Wenduinebank, maar uiteindelijk werden in mei 2004 de lijnen van de huidige concessiezone afgebakend. In 2011 werd nog een wijziging aangebracht in functie van de scheepvaart. Om een windmolenpark te kunnen bouwen en exploiteren, moet de aanvrager zowel de procedure voor het toekennen van een concessie als een kabel- en milieuvergunningsprocedure doorlopen. Zonder de laatste vergunning vervallen immers ook de eerste twee. Alle ruimte die momenteel voorzien is voor offshore energieprojecten is reeds toegekend aan projectontwikkelaars onder de vorm van domeinconcessies voor offshore windparken. Voorlopig wordt in het marien ruimtelijk plan (MRP) voor het BNZ, dat sinds 2014 wettelijk verankerd is, geen bijkomende concessiezone voorzien maar wordt ingezet op de optimale benutting van de huidige zone.
2 Brabant, R.; Degraer, S.; Rumes, B. (2013). Monitoring offshore wind farms in the Belgian part of the North Sea: Setting the Scene, in: Degraer, S.; Brabant, R.; Rumes, B. (Eds.) (2013). Environmental impacts of offshore wind farms in the Belgian part of the North Sea: Learning from the past to optimise future monitoring programmes. pp. 15-23 3 Vanbavinckhove, G.; Pirlet, H. (2013). Energie (inclusief kabels & leidingen), in: Lescrauwaet, A.-K. et al. (Eds.) (2013). Compendium voor Kust en Zee 2013: Een geïntegreerd kennisdocument over de socio-economische, ecologische en institutionele aspecten van de kust en zee in Vlaanderen en België. pp. 136-160
e
DE ZEE > OFFSHORE ENERGIE
De windturbines van het C-power park op het Belgisch deel van de Noordzee (BNZ) Foto: Karl Van Ginderdeuren
Windmolens: wikken en wegen
De afbakening van een concessiezone voor windmolens van maar liefst 238 km² op een klein en druk gebruikt deel van de Noordzee is niet evident. Voorafgaand aan de afbakening van de concessiezone werd dan ook een uitgebreide studie uitgevoerd naar de ondergrond en het windklimaat van het BNZ, de beschikbare capaciteit van het hoogspanningsnetwerk, de impact op overige gebruikers van het BNZ, etc.4. De locatie beïnvloedt eveneens de rentabiliteit van een park. De kostprijs van een windmolenpark loopt immers op naarmate het zich verder van de kustlijn en in dieper water bevindt. Daarnaast heeft de beschikbare ruimte een invloed op de efficiëntie van een windmolenpark: in gebieden met een beperkt ruimteaanbod moeten de turbines dichter bij elkaar geplaatst worden en is de opbrengst per geïnstalleerde MW dus lager5. De inplanting van een windmolenpark sluit een aantal andere activiteiten de facto uit. Zo geldt in een veiligheidszone van 500 meter rond de windmolenparken een verbod voor visserij en recreatieve scheepvaart. Aan de kust kan er bovendien sprake zijn van een verstoring van het open zeelandschap, al toont onderzoek aan dat gebruikers en bewoners van de kustzone gunstiger staan tegenover offshore windparken na de bouw van de eerste windturbines dan voor aanvang van de werken6. En dan is er nog de invloed op het mariene milieu7. Rondom de turbines kunnen veranderingen optreden in de stromingen, de zeebodem en het sedimenttransport. Door de funderingen en de steenlaag die wordt aangebracht rond de basis van de windmolen, ontstaat een nieuw type ecosysteem van hard substraat in een 4 Le Bot, S.; Van Lancker, V.; Deleu, S.; Henriet, J.P.; Cabooter, Y.; Palmers, G.; Dewilde, L.; Soens, J.; Driesen, J.; Van Roy, P.; Belmans, R.; Van Hulle, F. (2004). Optimal offshore wind energy developments in Belgium. Federaal Wetenschapsbeleid = Belgian Science Policy = Politique Scientifique Fédérale: Brussel. 5 Mathys, P.; Meirschaert, V.; Portilla, J.; De Rouck, J.; De Volder, G.; Dewilde, L. (2009). OPTIEP-BCP: Optimalisering van de basiskennis over het energiepotentieel op het Belgisch Continentaal Plat (Contract AP/42). Federaal Wetenschapsbeleid: Brussel. XV 6 Di Marcantonio, M.; Vanhulle, A.; Houthaeve, R.; Rumes, B. (2013). Seascape: final results of a socio-economic study, in: Degraer, S.; Brabant, R.; Rumes, B. (Eds.) (2013). Environmental impacts of offshore wind farms in the Belgian part of the North Sea: Learning from the past to optimise future monitoring programmes. pp. 27-33 7 Rumes, B.; Di Marcantonio, M.; Brabant, R.; Demesel, I.; Duliére, V.; Haelters, J.; Kerckhof, F.; Norro, A., Van Den Eynde, D., Vigin, L. en Lauwaert, B. 2013. Milieueffectenbeoordeling van het SEASTAR offshore windmolenpark ten noordwesten van de Lodewijkbank en ten zuidoosten van de Bligh Bank . BMM, OD Natuurlijk Milieu, Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, Brussel.
| 69
Š Reporters
Wind in/uit de zeilen?
72 |
# WINDENERGIE
IN VLAANDEREN
Naast het federale verhaal van de offshore-windparken, leek een aanvullende stand van zaken van diezelfde sector op Vlaamse bodem ons wel nuttig. Hoeveel zijn er, hoeveel komen er nog bij? Maar vooral: worden de vooropgestelde doelstellingen in Vlaanderen gehaald? Enig opzoekwerk door de afdeling Monitoring en Onderzoek van Ruimte Vlaanderen leverde een paar ontnuchterende conclusies op.
Windenergie in Vlaanderen – een ruimtelijk beleid in beweging S O P H IE D E M ULD ER, VEERLE STROSSE, KATLEEN V ERMEI REN [ BE LE ID SMED E W ERKERS BIJ DE AFDELING MONITORING EN O NDERZO EK VA N HET DEPA RTEM ENT RU I M TE VL A A NDEREN ]
W
ie geregeld de autosnelweg op moet, kon er de afgelopen jaren niet naast kijken. Het bouwen van windturbines lijkt in opmars te zijn. Toch liet de Vlaamse Windenergie Associatie (VWEA) in een persbericht op 3 januari 2014 weten dat voor het tweede jaar op rij het nieuw geïnstalleerde vermogen afneemt. Is deze dalende trend ook terug te vinden bij het aantal aanvragen voor windturbines? Omdat het departement Ruimte Vlaanderen de stedenbouwkundige vergunningen aflevert voor grote windturbines, kan het een beeld schetsen van de evolutie van het aantal stedenbouwkundige aanvragen, de toekenning van vergunningen en de bouw ervan.
Hernieuwbare energie in een globaal, Europees en Vlaams beleid Het discours rond hernieuwbare energie hangt nauw samen met de vermindering van de broeikasemissies. Het bekendste verdrag dat de vermindering van uitstoot op globale schaal regelt, is zonder twijfel het Kyotoprotocol uit 1997. België beloofde zijn emissies ten opzichte van 1990 met 7,5 procent te verminderen tegen 2008-2012 (Nationale Klimaatcommissie, 2009). De ‘Energy Roadmap 2050’ van de Europese Commissie (2011) heeft de ambitie om op Europees niveau de broeikasemissies met 20 procent tegenover 1990 te doen dalen en het aandeel van hernieuwbare energie tot 20 procent te laten stijgen tegen 2020. Tegen 2050 moeten de broeikasemissies zelfs tot 80-90 procent dalen tegenover 1990. Voor België betekent dit dat het tegen 2020 13 procent van het bruto finaal energiegebruik uit hernieuwbare energie moet halen. Het Vlaams regeerakkoord 2009-2014 gaf aan dat Vlaanderen zich wil engageren om voor een billijk aandeel bij te dragen in de Belgische doelstelling. Daarbij moet ernaar gestreefd worden een zo groot mogelijk deel, en bij voorkeur het geheel, van de doelstelling binnenlands te bewerkstelligen. Het thema ‘hernieuwbare energie’ vind je ook terug in het energieproject van ‘Vlaanderen in Actie’ (ViA). De ambitie van ViA is om tegen 2050 voor de energiebehoefte binnen Vlaanderen
zoveel mogelijk te putten uit hernieuwbare of groene energiebronnen, die zich bovendien op Vlaamse bodem bevinden. Dit laatste impliceert dat de beschikbare groene energiebronnen maximaal benut worden. ViA wil ook investeren in de uitbouw van een slim elektriciteitsnetwerk of ‘smart grid’, dat traditionele vormen van energieproductie met hernieuwbare kan combineren. De technologie van het ‘smart grid’ maakt het mogelijk energie die door gebruikers zelf opgewekt wordt te transporteren. Men verwacht namelijk dat consumenten in de toekomst meer elektriciteit zullen gaan produceren (zonnepanelen, windmolens, warmtekrachtkoppeling). In 2013 berekende de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) in zijn ‘Rapport Hernieuwbare energie – Inventaris 2012’ dat het aandeel hernieuwbare energie in het bruto finaal energieverbruik in Vlaanderen 5,5 procent bedroeg. In 2005 was dit cijfer nog maar 1,3 procent. De totale bruto groene stroomproductie is in 2012 met 36 procent gestegen ten opzichte van 2011. Ten opzichte van 2005 is de bruto groene stroomproductie toegenomen met factor 5,5. Volgens hetzelfde VITO-rapport bedroeg het aandeel groene stroomproductie door windkracht ten opzichte van de totale bruto groene stroomproductie in 2012 11,6 procent. De bruto elektriciteitsproductie door wind steeg met 21 procent ten opzichte van 2011. Windenergie vormt de derde belangrijkste vorm van groene stroomproductie. Het Vlaams Agentschap voor Energie (VEA) geeft uitvoering aan een duurzaam energiebeleid, dat vooral rationeel energiegebruik en milieuvriendelijke energieproductie wil stimuleren. VEA stelde in april 2013 een consultatiedocument op naar aanleiding van een stakeholdersoverleg. In dat document, dat ook beschikbaar is op de website van VEA, licht het agentschap een evolutievoorstel van bruto groene stroomproductie en indicatieve subdoelstellingen voor 2020 toe. Uit de cijfers van het rapport blijkt dat er vooral een groei voor wind- en zonne-energie verwacht wordt. Volgens dat document wordt er aangenomen dat er voor windenergie jaarlijks 80 MW aan windturbinevermogen wordt bijgeplaatst, goed voor een jaarlijkse energieproductie van 160 miljoen kWh.
| 73
Š Reporters
78 |
Eiland op
# HITTE-EILAND
TE GENT
Het stedelijk hitte-eilandeffect te Gent K A R E L VA N D E N B E R G H E [ D O C T O R A AT S T U D E N T , A F D E L I N G R U I M T E L I J K E P L A N N I N G E N S T E D E N B O U W , U N I V E R S I T E I T G E N T ] L U U K B O E L E N S [ H O O G L E R A A R R U I M T E L I J K E P L A N N I N G E N S T E D E N B O U W , U N I V E R S I T E I T G E N T ]
Op de Werelddag van de Stedenbouw eind 2013 kaapte Karel Van den Berghe met zijn eindwerk ‘Onderzoek naar het stedelijk hitte-eilandeffect, studiegebied Gent’ voor de Universiteit Gent een van de VRP-Afstudeerprijzen weg. In zijn studie stelt Van den Berghe zich de vraag hoe een stedelijke groei gerealiseerd kan worden zonder dat de stadstemperaturen een danig hoog niveau bereiken dat ze een gevaar voor de volksgezondheid worden. De wedstrijdjury ondersteunde de auteur in zijn pleidooi om beleidskeuzes en debatten over klimaatverandering wetenschappelijk te onderbouwen en beslissingen (meer) te baseren op wetenschappelijk onderzoek. U krijgt hier een beknopte neerslag van het gelauwerde werk. (KR)
W
e hebben het allemaal wel eens aan den lijve ondervonden: tijdens zomerse periodes voelt de stad veel warmer aan dan het gebied erbuiten. Twee trends zorgen ervoor dat steeds meer mensen daar last zullen van krijgen: de groei van de stadsbevolking en de klimaatverandering. De weersomstandigheden worden steeds extremer, waardoor de stedelijke omgeving sterker gaat opwarmen. Meer mensen op steeds warmere plaatsen dus. Veel onderzoek focust op de ruimtelijke oorzaken en de mogelijke ruimtelijke opvangmaatregelen. Ook het stedelijk beleid kent vooral een ruimtelijk discours. Toch is het nog maar de vraag of het stedelijk hitteeilandeffect overal in de stad een probleem vormt. Een efficiënt stedelijk beleid moet daarom gebaseerd zijn op een analyse die de ruimtelijke oorzaken koppelt aan de kwetsbaarheid van mensen voor hitte.
Dag en nacht Het stedelijk hitte-eilandeffect bestaat uit twee delen: een dag- en een nachtcomponent (Arnfield, 2003; Oke, 1981; Voogt & Oke, 2003). Het verschil en het verband tussen deze twee componenten is relatief simpel. Vanzelfsprekend is overdag de zon de warmtebron. Maar de zon schijnt binnen de stad niet meer of minder dan buiten de stad. Het is de mate waarin materialen de zonnestraling absorberen die voor de temperatuurverschillen zorgt. Donkergekleurde stedelijke materialen, zoals asfalt en beton, hebben een lage albedowaarde1 en absorberen veel meer straling dan bijvoorbeeld vegetatie. Het is deze geabsorbeerde straling die vervolgens omgezet wordt in voelbare warmte. Hoe langer de zon schijnt, hoe warmer het object wordt (Chandler, 1976). De hoogste oppervlaktetemperaturen worden bereikt 1 De albedowaarde is de mate waarin een object de inkomende zonnestraling weerkaatst en hangt af van het materiaal waaruit het object gemaakt is. Verse witte sneeuw kaatst 80 à 90 procent van de zonnestraling terug, grasoppervlaktes ongeveer 30 en asfalt 4 à 10 procent.
het droge
| 79
Terug naar een
productief
© MAAT ONTWERPERS
‘De’ stad en ‘het’ platteland, een stedenbeleid en een plattelandsbeleid, voedselproductie of wonen… als het gaat over de relatie tussen stad en platteland spreekt men vaak in nevengeschikten of tegengestelden. Toch zijn stad en platteland in Vlaanderen – en de typische functies die eraan zijn verbonden – zowel vanuit de hedendaagse ruimtelijke realiteit als vanuit historisch oogpunt niet noodzakelijkerwijs onverenigbaar. De ontwikkeling van stad en land gaat sinds mensenheugenis hand in hand. De Pilootprojecten Productief Landschap – een initiatief van de minister-president, de Vlaams Bouwmeester en het ILVO – zetten een nieuwe stap in die intense wisselwerking.
84 |
# PILOOTPROJECTEN
landschap F I L I P B U Y S E [ M A AT- O N T W E R P E R S ] J O A C H I M D E C L E R C K [ A R C H I T E C T U R E W O R K R O O M B R U S S E L S ] S T E FA N D E VO L D E R E [ T E A M V L A A M S B O U W M E E S T E R ] E L K E VA N E M P T E N [ I N S T I T U U T V O O R L A N D B O U W - E N V I S S E R I J O N D E R Z O E K ( I LV O ) ]
Historisch verstrengelde roots Het Vlaamse landschap maakt deel uit van de rivierendelta van de Rijn, de Maas en de Schelde. Overal ter wereld vormen zulke delta’s de gebieden met de meest vruchtbare landbouwgrond. Tegelijk zijn ze een bijzonder interessante plek voor haven- en handelsactiviteiten. Op de vruchtbare deltagronden troepen dus veel mensen samen, in steden en metropolen. Ook in Vlaanderen groeiden sinds de Middeleeuwen gehuchten, dorpen en steden langs en tussen de rivieren. Een constante was daarbij de wisselwerking met het productieve landschap: de bodemkwaliteit en waterlopen bepaalden waar specifieke gewassen intensief konden worden geteeld; en die teelten bepaalden dan weer welke stedelijke economie er kon floreren. Het landschap en de stad zijn vanuit dat oogpunt nooit tegengestelden geweest. Ze bouwden gezamenlijk mee aan de welvaart van deze regio. Vlaanderen is dus sinds de 12de eeuw in belangrijke mate verstedelijkt dankzij de nauwe verbanden tussen stad en platteland. Door ons landschap echter steeds meer sectoraal te behandelen, wordt die natuurlijke band vandaag steeds minder evident. Landbouw, maatschappij en beleid sporen niet langer samen, maar staan in een spanningsveld tegenover elkaar. Om competitief en gezond te blijven in een lokale of mondiale markt, moet de landbouwer voortdurend innoveren en investeren. Daarbij wordt hij geconfronteerd met een reeks ambitieuze doelstellingen die door verschillende beleidsniveaus (zowel Europees als regionaal) op de landbouwbedrijven worden geprojecteerd. Die doelstellingen gaan zowel over de landbouwactiviteiten zelf, als over hun relatie met milieu en maatschappij. Als derde partij in die gespannen verhouding is er de mondige medeburger, die vaak een andere visie heeft op het landschap. Waar omwonenden het landschap meestal zien als een kwalitatieve woonomgeving en recreatieruimte, leeft de landbouwer van de intensieve productie op datzelfde veld.
Globalisering en verlinting De voedselproducent en de consument delen dus niet langer hetzelfde perspectief. Sterker nog, een directe lokale band tussen beiden is vandaag meer uitzondering dan regel. De landbouw is uitgegroeid tot een economische sector met een productie- en distributienetwerk op wereldschaal. Eerder dan in een regionale markt, zitten vele landbouwbedrijven vertakt in een wereldwijd
agro-business-complex: een geheel van bedrijven die inzetten op intensieve teelt, voedselverwerking, distributie, enzovoort. Ze zijn één van de schakels in een voortdurend wijzigende, mondiale landbouweconomie. Terwijl sommige Vlaamse landbouwbedrijven zich hebben opgewerkt tot koploper in deze globale voedingsindustrie, doet ook een ander type landbouwbedrijf het vandaag steeds beter: de producent die via specialisatie terug aanknoping vindt met de lokale consumenten. Kortom, om zich een eigen plek te verzekeren en een leef bare bedrijfsactiviteit uit te bouwen, moet een landbouwer voortdurend investeren in specialisatie of intensivering. De stijgende vraag naar voedsel staat ook niet los van de toenemende verstedelijking van de wereld. Elke dag moeten niet alleen 15.000 extra stedelingen worden gevoed, diezelfde stedelingen hebben ook woningen nodig en zetten zo druk op de beschikbare ruimte en op de landbouwgronden. Verstandig omgaan met de voedselproductie en -verdeling in een stedelijke omgeving, blijkt een cruciale en mondiale opgave. En dat is zeker zo in het dicht verstedelijkte Vlaanderen. De droom van het landelijke wonen heeft hier geleid tot een gerafeld tapijt van linten en verkavelingen, tussen en rond de dorpen en steden. Het gros van de Vlaamse landbouwbedrijven bevindt zich in de onmiddellijke nabijheid van die verspreide bewoning, met de nodige frictie tot gevolg. Doordat er steeds minder, maar steeds grotere, landbouwbedrijven zijn, zet dat proces van vermenging zich ook steeds verder: leegstaande hoeves worden door koopkrachtige burgers tot woning getransformeerd. Als we de voorspelde bevolkingsgroei in Vlaanderen – van zes naar zeven miljoen inwoners tegen 2050 – op eenzelfde manier blijven huisvesten, dan wordt de druk op het productielandschap onhoudbaar.
Hefboom in een groen stedengewest De landbouwproductie en de verspreide bebouwing delen dus één en dezelfde ruimte. Toch ontwikkelen ze zich eerder als parallelle werelden en volgens verschillende visies. Landbouwbedrijven willen moderniseren of van schaal vergroten om hun verworven positie binnen de uiterst competitieve landbouweconomie te behouden of te versterken. De bedrijfsvoeringsprocessen volgen de logica van een mondiale landbouweconomie en zijn daardoor steeds minder afgestemd op de capaciteiten van het landschap of op een draagvlak bij de burgers. Vandaag blijken bijvoorbeeld de effecten van bepaalde landbouwactiviteiten
| 85
Jansen & Janssen met een onderhuidse fil rouge van Feng Shui H A R D W I N D E W E V E R [ D I R E C T E U R S TA D S P R O J E C T E N - A G V E S P A ] M A R T I N D U B B E L I N G [ S E N I O R C O N S U LTA N T , U R B A N P L A N N E R & D E S I G N E R C O N N E C T I N G C I T I E S | V I C E P R E S I D E N T I S O C A R P ]
Ooggetuigenverslag van een internationale ontwerpwedstrijd in Shantou, China
Ruimte houdt van verre windstreken. Nu onze L.A.-chroniqueur van het afgelopen jaar Bruno Notteboom terug op Vlaamse bodem geland is, kregen we lucht van een herenduo – Hardwin De Wever en Martin Dubbeling – die via de International Society of City and Regional Planners (ISOCARP) respectievelijk als lid en juryvoorzitter terechtkwamen in een Chinees stedenbouwkundig avontuur. Ditmaal dus geen Kuifje, maar Jansen & Janssen, op onderzoek in het Verre Oosten – dat leek ons wel wat. Hopelijk wordt dit de eerste aflevering van een wereldwijde ruimtelijke avonturenreeks. (KR)
88 |
in Shantou
# JANSEN & JANSSEN
S
hantou, 18 oktober 2013. Een zorgvuldig samen gestelde Chinees-internationale jury onder voorzitterschap van Martin Dubbeling, een van de bestuursleden van ISOCARP, installeert zich onder massale persbelangstelling. Drie internationale teams schuiven aan met hun masterplan en ontwikkelingsvisie. Onder de toehoorders: de burgemeester van Shantou en zijn schepenen, de directeuren van de Shantou East Coast New Town Investment & Construction Company, de directeuren van het planbureau en vertegenwoordigers Het plangebied, geprojecteerd op de Belgische en de Nederlandse kustlijn van de vele sectorale lokale en provinciale overheids Projecties door Koen Schrauwen (landScope) diensten. De spanning op de wedstrijdceremonie is te snijden. onder meer door haar woestijnachtige en contextloze aanblik De jury moet zich buigen over de plannen voor een nieuwe moeilijk te vatten is. De nieuwe stadsuitbreiding, de Shantou en ambitieuze stadsuitbreiding voor Shantou, in de provincie New East Coastal Area, moet in de toekomst meer dan een Guangdong. De inzet is niet alleen een geldprijs voor de drie miljoen nieuwe inwoners huisvesten. De ontwerpopgave ambiontwerpteams en een mogelijke vervolgopdracht, maar vooral eert bovendien de aanleg van bijkomende en nieuwe eilanden de doorstart van een, naar westerse begrippen, megalomane in zee ter bescherming tegen de tyfoons die in het najaar lelijk stadsuitbreiding voor de komende twintig jaar. Voor de ontwerpkunnen huishouden. Voor het juiste gevoel van schaal en maat hebben we het gebied in bijgaande tekening geprojecteerd voor wedstrijd is niets aan het toeval overgelaten. De teams hebben de Belgische en Nederlandse kusten. duimdikke rapporten gemaakt, vijftig panelen formaat A0 met analyses en plantekeningen, audiovisuals van acht minuten en maquettes van elk zes vierkante meter.
‘Daar woont ons geld’ Metropolitane tuinstad Shantou, aan de Zuid-Chinese Zee, zowat halfweg tussen de grootsteden Xiamen en Hong Kong, is met zijn 5,5 miljoen inwoners naar Chinese normen niet meer dan een kleine provinciestad. Het stadsbestuur wil Shantou profileren als een propere stad waar het goed wonen en goed werken is, en richt zich daarbij op de massaal uitgeweken Chinese families overzee. De kans is groot dat de eigenaar van uw lokale ‘Chinees’ afkomstig is uit de provincie Guangdong. Vele van die kapitaalkrachtige expats willen hun oude dag graag in China doorbrengen, maar dan liever niet in grootsteden die gebukt gaan onder zware vervuiling en overbevolking. Shantou probeert als provinciestadje het verschil te maken en nodigt de Chinese diaspora uit om mee te investeren in de toekomst van een nieuwe en leefbare stad onder het motto ‘een metropolitane tuinstad aan zee’, als icoon voor nieuwe duurzame stadsontwikkeling in China. De opgave is niet min. Wat voorligt is een stadsuitbreiding van maar liefst 85 km², waarvan 27 km² artificieel gecreëerde greenfields, als resultaat van landaanwinning op zee. Een schaal die
De bouw van miljoenen woningen is in China bijna aan de orde van de dag. China groeit in de komende tien à vijftien jaar met nog eens 45 miljoen inwoners; grofweg het inwonersaantal van Spanje, drie keer dat van Nederland of vijf keer België komt er dus nog eens bij. In 2013 adviseerde een team van ISOCARP-experts onder de leiding van Martin Dubbeling de stad Nanjing voor haar uitbreiding (goed voor een slordige vier miljoen inwoners) naar de overkant van de Yangtze rivier, waar al anderhalf miljoen mensen wonen en werken in overwegend zware en vervuilende industrie. Verder maakte het Chinese ministerie van Volkshuisvesting onlangs bekend dit jaar met de bouw van meer dan zeven miljoen sociale woningen te starten. Ook streeft de overheid ernaar om 4,8 miljoen in aanbouw zijnde huizen nog voor het eind van dit jaar te kunnen opleveren. De grootschalige bouwprojecten die door de staat worden aangestuurd, zijn deels bedoeld om de economische groei in het land verder aan te jagen. Anderzijds moet het extra aanbod aan woningen helpen om de groeiende onvrede over de hoge huizenprijzen in China tegen te gaan. De overheid probeert nu al meer dan vier jaar om woningen voor huishoudens met lagere inkomens beter betaalbaar te maken.
| 89
CHINA GROEIT DE KOMENDE TIEN JAAR MET NOG EENS 45 MILJOEN INWONERS. STERKER NOG … DE BEVOLKINGSGROEI VAN CHINA IN HET KOMENDE DECENNIUM IS GELIJK AAN VIJF KEER DE BEVOLKING VAN BELGIË
Downtown Shantou
90 |
Er zijn tekenen dat dit beleid vruchten begint af te werpen. Maar critici klagen dat de beste ‘overheids’appartementen alleen beschikbaar zijn voor ambtenaren en dat voor het gewone volk alleen de kwalitatief mindere woningen overblijven. Daarnaast worden veel appartementen gekocht, niet om in te wonen, maar om familiekapitaal te beleggen. Het gevolg is dat er hele woonwijken zo goed als leeg staan. ‘Nee, daar wonen geen mensen, daar woont ons geld’, krijgen verbouwereerde buitenlanders vaak te horen. De steeds rijker wordende Chinese middenklasse investeert liever in vastgoed dan dat ze geld op een spaarrekening of in een pensioenpolis stopt. Banken worden in China niet vertrouwd. Men koopt liever, samen met vrienden en familie, appartementen op om deze later weer met winst te verkopen. Als het even kan een hele verdieping tegelijk en vaak ook nog met geleend geld. Appartementen op de zesde, achtste en achttiende verdieping, de Chinese lucky numbers, zijn weliswaar vaak duurder dan de rest, maar zijn wel als eerste weg. Overigens ontbreekt doorgaans de vierde verdieping. Dat getal wordt in China geassocieerd met de dood, ongeluk en verlies. Vastgoedontwikkeling, stedenbouw en architectuur zijn big business in China, heel wat grote internationale stedenbouwkun-
Jansen & Janssen in volle actie. ‘Volgens mij knelt hier het schoentje.’ ‘Sterker nog, beste collega, volgens mij knelt het daar…’
dige bureaus zijn er actief en werken in opdracht van Chinese aannemers en lokale overheden aan grote stadsontwikkelingsopdrachten, van een schaalniveau dat hier bij ons tot het rijk der koortsdromen hoort. Het resultaat is veelal bedroevend. Westerse ontwerpexpertise wordt letterlijk ingekocht en buitenlandse ontwerpbureaus mogen na oplevering van het masterplan hun valiezen pakken. Lokale ingenieursbureaus nemen dan de pen over en onder sturing van lokale aannemers en ontwikkelaars resulteert dit veelal in een armzalige verkavelingspolitiek waar enkel nog primaire vastgoedlogica en het maximale aantal vierkante meters primeren. Met blauwdrukstedenbouw en onleefbare woonomgevingen als gevolg.
# JANSEN & JANSSEN
SMART CHAOPOLIS: HOME BY THE SEA
ONE SHANTOU: NOW, TOMORROW AND THE FUTURE
(OVE ARUP & PARTNERS HONG KONG)
( N B B J A R C H I T E C T U R A L C O N S U LT I N G S E AT T L E/N E W YO R K )
Het voorstel van ARUP gaat uit van de heilige overtuiging dat technologie de oplossing is voor de aanpak van de gevolgen van klimaatwijziging op stedelijke vraagstukken. Een uitgebreide catalogus met technologisch instrumentarium maakt wezenlijk deel uit van het nieuwe masterplan. De stad wordt gepresenteerd als een machine die door de toepassing van slimme technologie kan anticiperen op veranderingen in de toekomst. Het resultaat is een zeer ambitieus (en ontzettend duur) masterplan dat uitgaat van een ongebreideld geloof in de huidige westerse, consumerende levensstijl en toekomst. Een economische visie op basis van vier strategieën en functiescheiding ligt aan de basis van het plan, waarbij het ‘Singaporiaanse’ model wordt gepresenteerd als ideaalbeeld van de toekomst en de perfecte samenleving. Het plan dient als één geheel ontworpen en gerealiseerd te worden. Het is een totaaloplossing. Een masterplan in de zeer klassieke betekenis van het woord dus, te nemen of te laten.
Het stedenbouwkundig voorstel van NBBJ zet zwaar in op ecologie en baseert zich op de immer wijzigende alluviale karakteristieken van de rivierdelta. Het team stelt een systeem van water- en groenstructuren voor dat periodes van hoog- en laagwater toelaat, en tegelijk de impact van stormen moet bufferen, onder meer door de aanleg van een natuurlijke kustlijn en groene randen die verschillende eilanden definiëren. Tegenover de natuurlijke structuur staat een assertieve stedenbouwkundige structuur, met de aanleg van een nieuw kanaal, duidelijke parkstructuren en een traditioneel grid dat een gefaseerde ontwikkeling - op verschillende en onderscheiden eilanden, onderling verbonden door nieuwe bruggen - moet toelaten. Voor de kust liggen beschermende groenstructuren als eilanden in het water. Het meest westelijke eiland wordt als eerste ontwikkeld in aansluiting op de oude stad en werd ontworpen als het nieuwe metropolitane centrum van Shantou. Het meest oostelijke eiland ambieert een nieuw en sterk doorgedreven hoogSMART CHAOPOLIS ecologische woonomgeving voor de verre toekomst. Pragmatiek is de inzet van dit stedenbouwkundig voorstel. 精明潮都
SMART CHAOPOLIS 精明潮都
48
49
56
57
| 91
44
45
SHANTOU NEW EAST COASTAL AREA URBAN DESIGN
54
55
汕头海湾新区东海岸新城城市设计
SHANTOU NEW EAST COASTAL AREA URBAN DESIGN
汕头海湾新区东海岸新城城市设计
# RECENSIES
HET ‘LELIJKSTE LAND TER WERELD’ IN BEWEGING? JORIS WILLEMS D O C E N T, P C V O H A N D E L , A F D E L I N G V E R K E E R S K U N D E ( H S V ) , D I E P E N B E E K
Een nieuw boek over duurzame mobiliteit door twee universitaire onderzoekers. Wat verwacht je in dat geval, anno 2014? Het zoveelste wetenschappelijk bewijs dat het zo niet verder kan? Een hermetische, hoogdravende toekomstprognose? Tweehonderd bladzijden cijfers met wat tekst? ’t Zou niets nieuws zijn.
E E N RU B IKKUBUS
[ Thomas Vanoutrive en Koen Boussauw ]
Het mobielste land ter wereld. Een dialoog over duurzame mobiliteit Garant Uitgevers | Antwerpen | 200 blz. | 24,90 €
94
|
Alle vrees blijkt echter onterecht. Vanaf het begin nemen Vanoutrive en Boussauw de lezer mee op reis. Een reis met verschillende etappes. Of eerder: een zoektocht, naar puzzelstukjes. Met een gespeelde naïviteit, die het mogelijk maakt het complexe domein van verkeer en mobiliteit met enige afstandelijkheid te benaderen. De socratisch getinte dialoogvorm klinkt misschien niet echt wetenschappelijk, maar voorkomt wel dat de teneur vervalt in het cliché pro of contra automobiliteit. En dat is an sich al een behoorlijke uitdaging in een tijd waarin het mobiliteitsdebat erg gepolariseerd is geraakt, van toog tot parlement. De inhoudsopgave verraadt al enigszins de opzet: mobiliteit, ruimte, sporen, fietsen, vliegen – de klassieke blokkendoos van het werkveld van mobiliteit en verkeerskunde. Het lijkt allemaal erg gefragmenteerd, maar gaandeweg vallen de blokjes op hun plaats, als een soort Rubikkubus. Op het gevaar af dat een aantal lezers de oplossing van die kubus al in de vingers hebben, zullen velen toch nog met een stukje zitten dat nog niet juist past. In dat geval brengt dit boek de oplossing. Dit verhaal gaat over duurzaamheid, files, logistiek, verkeersveiligheid – beladen thema’s, die door de stijlfiguur van een ogenschijnlijk naïef gesprek tussen twee onderzoekersstemmen ontmijnd en dus bespreekbaar worden. Genuanceerd en relativerend, vanuit diverse
standpunten. Technische of wetenschappelijke achtergrondinformatie vindt de lezer in de vorm van ‘interessante weetjes’, meestal in voetnoten of met eenvoudig te ontrafelen cijfermateriaal. VAN STUDE NT TOT MANDATARIS
Uit al het voorgaande mag het wel duidelijk zijn: dit is geen pamflet of zoveelste academische publicatie. De auteurs richten zich met dit boek tot lezers die zich een correct en objectief beeld willen vormen van de mobiliteitsmechanismen. Maar ook wie de gevoeligheden, het maatschappelijk debat en de commotie achter dit thema wil begrijpen, komt hier aan zijn/haar trekken. Verkeersdeskundigen en ruimtelijke planners verwijten elkaar vaak dat ze te veel in hun eigen toren blijven en te weinig rekening houden met elkaar. Dit boek is een perfecte brug tussen die twee disciplines. Ik zou het daarom zeker aanbevelen als ingangslectuur voor elke startende professional in het ruime vakgebied van mobiliteit of ruimtelijke ordening. En niet te vergeten: aan iedereen met een politiek mandaat. Echt vernieuwend of baanbrekend is dit boek niet. En pasklare oplossingen voor het fileprobleem vind je er ook niet in. Het is wél een eerlijk, vlot leesbaar en erg verhelderend discours dat een onbevangen beschrijving geeft van het hedendaags mobiliteitsdebat. Het is aan de lezer om te concluderen of het ‘lelijkste land ter wereld’1 ook het mobielste is. Een aanrader is het zeker. 1 Met dank aan Renaat Braem
# RECENSIES
LANDSCHAPPEN OP PELLICULE, HERBEKEKEN D AV I D P E L E M A N D O C TO R - A S S I S T E N T VA KG R O E P A R C H I T E C T U U R E N S T E D E N B O U W, U N I V E R S I T E I T G E N T
Bewegende Landschappen
Eind 2013 verscheen een boekje dat de Van ‘hetbespreekt lelijkste van landdeter beeldvorming stad en het wereld’ tot ‘een land zonder landschap in de naoorlogse Belgische film landschap’: architecten door het te vertellen achter enkele zijnverhaal niet mild voor België markante films. Opmerkelijk detail: deze en Vlaanderen. Hoe keken cineasten de naoorlogse films waren geennaar specialistenvoer, maar stedenbouw? Vier unieke richtten zich tot een breed publiek. Ruimtelijke films en teksten over de ordening ‘for themet masses’, als het en ware. omgang landschap verstedelijking.––––––––––––– –––––––––––––––––––––––––––– –––––––––––––––––––––––––––– publicatie.–––––––––––––––––––––––––––– Ze voorzien de films van FILMS VAN ALG E ME E N B E L ANG een genealogie en situeren ze in het Hoewel de onderwerpen van de films sterk van –––––––––––––––––––––––––––– bredere verhaal van een steden- elkaar verschillen, zijn ze met elkaar verwant –––Bewegende Landschappen bouwkundige discipline in wording. door hun expliciete publieke agenda in termen –––––Over en Film Door de essays te koppelenStedenbouw aan de van het dienen van een ‘algemeen belang’. Ze –––––––––––Sofie De Caigny & in beeld die leefden films – die op DVD meegeleverd brengen de bezorgdheden worden bij de publicatie – maakt onder de bevolking ––––––––Ellen Van Impe (eds.)met betrekking tot het
VAi
dit boekje ook de sprong van de geschiedenis naar het hedendaagse debat over de stedenbouw. De beSofie De Caigny & Ellen Van Impe (eds.) sproken films nemen daarbij een pertinente plaats in. In het bijzonder Bewegende landschappen omdat die stedenbouw nog steeds Over Stedenbouw en Film worstelt met zijn eigen verleden dat, Met teksten van Sofie De Caigny, Michiel Dehaene, Bruno in het geval van de Belgische nevelNotteboom en Michael Ryckewaert. stad, nog al te vaak afgedaan wordt Vlaams Architectuurinstituut - Centrum Vlaamse Architectuurarchieven / Antwerpen / 127 blz. / 24,90 € als een mislukking of op zijn minst als een project met een gebrek aan VAN G E SCHIE DE NIS TOT ambitie. Deze films spreken dat gedeeltelijk HE DE NDA AGS DE BAT tegen. De obscuriteit die tot voor kort op de Bewegende landschappen focust op zes films, films rustte – als vergeten documenten, en dat van Charles Dekeukeleire (het drieluik ‘Eigen geldt zeker voor de films van De Heusch en schoon, rijke kroon’, ‘Mensen in de stad’ en Dekeukeleire – staat in schril contrast met de ‘Een centenkwestie’ uit 1951), Luc De Heusch publieke agenda waarmee ze tot stand kwamen. (‘Zesduizend inwoners / Six mille habitants’ Ze waren niet bedoeld voor een kleine schare uit 1958) en Jef Cornelis (‘De Straat’ uit 1972 stedenbouwkundigen, maar hadden de explien ‘Vlaanderen in vogelvlucht’ uit 1978). Voor- ciete ambitie om een breed publiek te bereiken afgaand aan de publicatie werden deze films en te engageren. De films van Dekeukeleire publiek vertoond in het VAi naar aanleiding stammen uit het tijdperk voor de Belgische van het vijftigjarig bestaan van de wet op de televisie en werden vertoond in cinema’s en stedenbouw uit 1962. De lezingen die de film- op info-avonden. De film van De Heusch was vertoningen omkaderden – van Michiel De- bedoeld voor het ‘pavillon de l’urbanisme’ op haene, Bruno Notteboom, Michael Ryckewaert de Wereldtentoonstelling van 1958 te Brusen Marcel Smets – zijn nu uitgewerkt als vier sel. De films van Cornelis werden gemaakt in essays die de ruggengraat vormen van deze opdracht van de toenmalige BRT.
realiseren van een leefbare omgeving op maat van en voor de mens – ‘Stedenbouw als mensenwerk’, zoals Michiel Dehaene aangeeft in de titel van zijn essay. Dat is een tweede reden waarom deze publicatie vandaag bijzonder relevant is. Ze toont de stedenbouw niet als een louter tot de verbeelding sprekend – utopisch – toekomstproject met verafgelegen doelstellingen, maar als een pedagogisch project dat zich via het relatief nieuwe filmmedium een weg probeert te banen naar het grote publiek. Een project dat ook op zoek is naar de juiste toonaard waarin het verhaal van de stedenbouw dient verteld te worden en daarin vooral gekenmerkt wordt door een opmerkelijke terughoudendheid ten aanzien van ‘de stad’. De publicatie is dan ook niet zonder reden getiteld ‘Bewegende landschappen’ – en niet ‘bewegende steden’.
| 95
# RECENSIES
VIJFTIG TINTEN ROOD M A A R T E N VA N A C K E R I R . A R C H I T E C T / R U I M T E L I J K P L A N N E R , A S S I S T E N T- P R O F E S S O R , A F D E L I N G A R C H I T E C T U U R & S T E D E N B O U W U N I V E R S I T E I T A N T W E R P E N
CROW is een Nederlands kennisplatform voor onder andere infrastructuur, openbare ruimte, verkeer en vervoer. De technische richtlijnen van CROW, zoals hun vademecums voor de aanleg van rotondes of fietspaden, zijn voor mobiliteitsdeskundigen en verkeerstechnici nuttige instrumenten. Niet alleen in Nederland, maar ook in Vlaanderen wordt vaak met hun kencijfers en voorschriften geschermd. Met de publicatie ‘Stromen en verblijven’ lijkt CROW nu ook stedenbouwkundigen, architecten en landschapsarchitecten de hand te willen reiken.
Jeroen Mensink (ed.)
Stromen en verblijven Naar een integrale ontwerpvisie op verkeer en openbare ruimte nai010 publishers | Rotterdam | 140 blz | € 34,50
HET S PANNINGSVE LD TUS S E N VE RKE E R E N STE DE NBOUW ONTLE E D
Dat die verzoenende houding welkom is, mocht recent nog blijken op het congres ‘Infrastructuur in de Stad’, dat de Universiteit Antwerpen samen met de VRP organiseerde. Het uittekenen van nieuwe wegprofielen of het ontwerpen van de publieke ruimte wil tussen verkeerstechnici en stedenbouwkundigen nog wel eens tot verhitte discussies leiden. De spanning tussen die beide disciplines komt ook in dit boek naar voren. De 96 | redactie nodigde voorvechters van beide kampen uit om te getuigen over hun successen en hun frustraties. Zo dagen de verkeerskundigen van dienst, Marleen Hovens en Hillie Talens, de ontwerpers uit om ‘nou eens concreet te worden’, en zich niet te verschuilen achter vage uitspraken als ‘het klopt niet’, of ‘het is niet mooi’. De stedenbouwkundige ontwerpers Ton Schaap en
Heiko Miskotte werpen hun collega’sverkeerskundigen dan weer voor de voeten dat ze de mens louter zien als weggebruiker en zijn bewegingen willen binden aan allerlei onwrikbare regels. De titel Stromen en verblijven geeft al aan hoe schizofreen de uitdaging is waar elke ontwerper van een straatprofiel voor komt te staan. Hoe kan je van een straat een publieke ruimte maken waar het aangenaam verblijven is en er tegelijk alle verkeerstromen zo vlot mogelijk doorheen geleiden? E XPLODE D VIE WS
De opbouw en de probleemstelling van het boek zijn helder: de redacteuren hebben een fraaie spanningsboog opgebouwd richting het ontwerp van een aantal best practices. Zogenaamde ‘exploded views’ ontrafelen tien wegontwerpen in drie verschillende lagen: een stroomdiagram dat de route en weef bewegingen van de verschillende weggebruikers traceert, een laag met de gebouwen en beplanting, en tenslotte een laag die de verschillende texturen van het wegdek symboliseert. Deze schema’s geven het
boek ook een didactische waarde. Een mozaïek van foto’s brengt die schema’s tot leven, maar het bonte palet van texturen van weggeleiders en boordstenen, met de vijftig tinten rood van paden en stroken (rode klinkers, rode asfaltstroken, rode wachtbermen), laat ook zien hoe moeilijk het is om tot een sobere lay-out van een straatprofiel te komen. In een historisch overzicht van straatontwerp komen Hans Ibelings en Jeroen Mensink tot de conclusie dat de voetganger al vóór de komst van de auto gemarginaliseerd werd, en ze stellen ook kritische vragen bij de huidige tendens om de auto radicaal uit het stads- en het straatbeeld te weren. Gaat het hier niet opnieuw om een extreme variant van functie- en verkeerscheiding? Het goede nieuws is intussen dat verkeerstechnici en stedenbouwkundigen, ondanks hun geschillen, kunnen bouwen op een gedeeld ontwerpvocabularium zoals ‘shared space’, helderheid en leesbaarheid. De spanning tussen beide disciplines is zeker niet onoverkoombaar, gelooft Mensink, en bovendien: ‘zonder wrijving geen glans’.
| 97
partners
98
Volgende partners ondersteunen de VRP. Voor meer informatie over het partnerschap kan u terecht op secretariaat@vrp.be.
AG Vespa Generaal Lemanstraat 55 2018 Antwerpen T 03 259 28 10 | F 03 259 28 11 info@Vespa.Antwerpen.be www.agvespa.be
Intercommunale Leiedal President Kennedypark 10 8500 Kortrijk | 056 24 16 16 info@leiedal.be | www.leiedal.be
Buur De Hoorn Sluisstraat 79 3000 Leuven T 016/89 85 50 | F 016/89 85 49 buur@buur.be | www.buur.be
Gemeentelijk havenbedrijf Antwerpen Havenhuis Entrepotkaai 1 | 2000 Antwerpen T 03/ 205 23 77 | F 03/ 205 23 29 info@haven.antwerpen.be www.havenvanantwerpen.com
Antea Group Roderveldlaan 1 | 2600 Antwerpen T 03/221 55 00 | F 03/221 55 01 info.be@anteagroup.com www.anteagroup.be
Groep Van Roey Sint Lenaartsesteenweg 7 2310 Rijkevorsel T 03/340 17 11 Vanroey@groepvanroey.be www.groepvanroey.be
GEOSTED stedenbouw Riemsterweg 117 3742 Bilzen T. +3289515343 F. +3289515344
Geosted Riemsterweg 117 | 3742 Bilzen T 089/51 53 43 | 089/51 53 44 info@geosted.be
Confocus Sint-Truidersteenweg 576A 3500 Hasselt T 011 75 41 02 info@confocus.be
matexi nv Franklin Rooseveltlaan 180 8790 Waregem T 056 62 74 00 info@matexi.be
Havenbedrijf Gent John Kennedylaan 32 Haven 3000 A | 9042 Gent T 09/251 05 50 | F 09/251 54 06 info@havengent.be www.havengent.be
Gemeentelijk autonoom parkeerbedrijf Antwerpen Jordaenskaai 25, 2de verdieping 2000 Antwerpen T 03/727 16 60 | F 03/727 16 70 info@gapa.antwerpen.be www.parkereninantwerpen.be
Antwerp Management School Het Brantijser Sint-Jacobsmarkt 9-13 2000 Antwerpen 03 265 49 89 info@antwerpmanagementschool.be www.antwerpmanagementschool.be
Omgeving Uitbreidingstraat 390 2600 Berchem – Antwerpen T 03/448 22 72 | F 03/440 13 93 info@omgeving.be | www.omgeving.be
Stad Gent T 09/210 10 10 | F 09/210 10 20 gentinfo@gent.be | www.gent.be
BRUT Kiekenmarkt 33 | 1000 Brussel 02 450 99 00 info@brut-web.be | www.brut-web.be
Stramien Broederminstraat 52 | 2018 Antwerpen T 03/248 54 02 | F 03/248 77 80 info@stramien.be | www.stramien.be
MINT nv Hendrik Consciencestraat 1B 2800 Mechelen T 015/56 04 20 | F 015/56 04 29 mint@mintnv.be – www.mintnv.be
stad Genk Stadsplein 1 | 3600 Genk T 089 65 36 00 | F 089 65 34 70 info@genk.be | www.genk.be
De Lijn Motstraat 20 | 2800 Mechelen www.delijn.be | 015 40 87 11 Common Ground Cogels Osylei 19 2600 Berchem (Zurenborg) 03/235.00.00 info@common-ground.eu www.common-ground.eu Blauwdruk Stedenbouw Karel De Preterlei 204 B-2140 Antwerpen tel +32 (0) 3 344 93 20 www.blauwdrukstedenbouw.be
Stadsontwikkeling Antwerpen Bezoekadres: Francis Wellesplein 1 | 2018 Antwerpen Postadres: Grote Markt 1 | 2000 Antwerpen T 03/221 13 33 info@stad.antwerpen.be www.antwerpen.be
d+a consult Meiboom 26 | 1500 Halle T 02 363 89 10 | F 02 363 89 11 info@daconsult.be | www.daconsult.be
sponsors
99
De werking van de VRP en de publicatie van Ruimte zijn mogelijk dankzij volgende hoofdsponsors:
volgend nummer [ F OT O : R E P O R T E R S , E R I C H E R C H A F T ]
Driemaandelijks: maart - april - mei 2013
ruimte VA K B L A D VA N D E V L A A M S E V E R E N I G I N G V O O R R U I M T E E N P L A N N I N G
[ F OTO : R E P O R T E R S , D A N N Y G Y S ]
Landschappen is een werkwoord
23 verschijnt in september 2014
RUIMTE > jaargang 6 | nummer 22 | juni - juli - augustus 2014 | verschijnt vier keer per jaar n VRP-BESTUUR > Jan Baelus | Liesl Vanautgaerden| Carl Dejonghe | Oswald Devisch | Steven Ducatteeuw | Kristien Lefeber | Nancy Meijsmans | Philip Moyersoen | Ann Pisman | Stephan Reniers | Peggy Totté | Sylvie Van Damme| Elke Vanempten | Peter Vermeulen | Joris Voets n HOOFDREDAC TEUR RUIMTE > Koen Raeymaekers n EINDREDAC TIE > Piet Piryns | Koen Raeymaekers n KERNREDAC TIE 'DE ZEE' Luuk Boelens| Marc Martens| Maarten Van Acker| dank aan Kathy Belpaeme n REDAC TIER AAD > Luuk Boelens | Linda Boudry | Tom Coppens | Oswald Devisch | Katia De Bock| Bernard Hubeau | Peter Renard | Peggy Totté | Maarten Van Acker | Sylvie Van Damme | Maria Leus | Marc Martens | Jan Van Alsenoy | Guy Vloebergh | Elisabeth Wouters n VER ANT WOORDELIJKE UITGE VER > Sylvie Van Damme | Damplein 27 | 2060 Antwerpen n REDAC TIEADRES > VRP-secretariaat | Damplein 27 | 2060 Antwerpen | 03 201 59 00 | secretariaat@vrp.be n VO R M G E V I N G > lu'cifer n D RU K > drukkerij Bulckens n A B O N N E M E N T > Ruimte is in het VRP-lidmaatschap inbegrepen. Een los nummer kost € 25| meer info op www.vrp.be
R U I M T E W O R D T G E D RU K T O P 1 0 0 % G E R E C YC L E E R D PA P I E R
“De belangrijkste opgave in de verduurzaming van de kust ligt in het sociale. Er is maar van duurzaamheid sprake als we de schrijnende segregatie die gaandeweg tot stand is gekomen eindelijk een halt toeroepen: segregatie tussen oud en jong, tussen rijk en arm, tussen tijdelijke en permanente bewoners. Een gecorrigeerde ordening van de ruimte en een gevarieerd kwaliteitsvol woningaanbod spelen hierbij een belangrijke rol. Strand en dijk zijn hoofdzakelijk voor toeristen interessant. Een levendige kustgemeente heeft daarnaast ook nood aan openbaar domein voor het dagelijkse leven: speelpleintjes, ontmoetingsplaatsen, hangplekken (waarom niet?) voor jong en oud. En wat huisvesting betreft, lokt het verschraald woningpatrimonium oudere en armere mensen uit het binnenland naar de zeedijkwijken en werkt het zo sociale segregatie in de hand.”
verso [ Marc Martens, p. 47 ]