6 minute read

Leven met een varkenshart?

Next Article
Grabbelton

Grabbelton

Wie wil er een varkenshart?

Xenotransplantatie is het overplanten van dierlijke organen en weefsels naar een ander dier of naar een mens. Heeft deze vorm van transplantatie een toekomst? Wat zijn de hangijzers? En is het ethisch wel juist?

Het gebruik van dierlijke organen zou het grote probleem van het orgaantekort kunnen oplossen. Hoeveel mensen wachten niet jaren op een nieuwe nier of een nieuw hart? Ook zou men weefsels kunnen gebruiken. Met dierenhulp zijn we definitief geholpen, of kunnen we enkele maanden overbruggen totdat er een menselijk orgaan beschikbaar komt. Daarmee zouden veel mensen blijven leven die nu voortijdig sterven bij gebrek aan een geschikt donororgaan.

Experimenten

Xenotranplantatie heeft het woord Xenos in zich en dat betekent vreemd. Het transplanteren van organen en weefsels van soort naar soort wordt xenotransplantatie genoemd. Tussen rat en muis is al heel wat uitgewisseld. Maar moeilijker wordt het wanneer het gaat tussen mens en dier, omdat ontvanger en donor weinig op elkaar lijken. De gedachte dat dieren ons zouden kunnen helpen, bestaat al lang. In de zeventiende eeuw hebben Russische artsen al geprobeerd om een schedel van een patiënt te herstellen met behulp van de botten van een hond. In de achttiende eeuw probeerde men hoornvliezen van honden en katten bij mensen in te brengen. In 1894 verhuisde er een pancreas van een schaap naar een mens. Hoogst waarschijnlijk is dat allemaal mislukt. Men was nog niet zo goed op de

hoogte met vaatchirurgie en had geen antwoord op de afstotingsverschijnselen. Sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw wordt er driftig geëxperimenteerd met xenotransplantatie. In 1964 kregen bijvoorbeeld zes mensen een nier van een chimpansee. Vijf overleden na een paar dagen, maar eentje bleef toch negen maanden leven. In 1984 kreeg een Engels meisje met een aangeboren hartafwijking het hart van een baviaan. Ze leefde daar 20 dagen mee. Maar een lang leven zat er niet in. Vroeg of laat kwam de geduchte afstoting om de hoek kijken.

Weerstand

Het orgaan van een vreemde diersoort mag op heftige afstotingsverschijnselen rekenen omdat donor en ontvanger weinig op elkaar lijken. Sommige zijn zo heftig dat de patiënt onmiddelijk overlijdt, andere hebben een aantal weken nodig om de ontvanger te slopen, en sommige verschijnselen treden pas na maanden aan het licht. Wat kun je doen om afstoting te voorkomen? Om te beginnen kun je de patiënt medicijnen laten slikken die de forse weerstand tegen indringers verminderen. Je zou dus een heel sterke medicatie moeten toedienen, die helaas schadelijk is. Bovendien wordt de patiënt met zo'n lage weerstand te kwetsbaar voor infecties.

Aanpassen

Een tweede oplossing zou zijn om de dierlijke weefsels zodanig aan te passen, dat het menselijk lichaam ze niet als vreemd herkent. Met de zogenaamde ''micro-infec-

tietechniek'' wordt er bijvoorbeeld een kleine hoeveelheid menselijk DNA in de bevruchte eicel van een varken gespoten. De foetus wordt vervolgens in een draagmoeder geplant. Nu komt er een varken tevoorschijn dat een genetische verandering heeft ondergaan: het maakt menselijke eiwitten. In 1997 werd in Duitsland de eerste transgene big gefokt. Heb je trouwens die absurde foto wel eens gezien van een muis waarop een menselijk oor groeit? Zulke maffe expe-

rimenten worden er gedaan om een match tussen mens en dier te maken. Ook wordt er wel gegrepen naar kerntransplantatie. Men haalt de celkern uit een eicel en vervangt die door een andere. Een vorm van klonen.

Door: Marian Henderson

Aap?

Waarom hebben we het toch steeds over varkens? Een aap zou toch meer voor de hand liggen omdat hij zo verwant is aan de mens? Dat is maar ten dele waar. De diersoorten lijken inderdaad veel op elkaar, maar een nadeel is dat de organen van apen beduidend kleiner zijn dan die van de mens. Ze hebben simpelweg niet het geschikte formaat, zoals die van varkens. Ook delen apen bepaalde ziekten met de mens, zoals aids en ebola, waardoor het besmettingsgevaar te groot is. Bovendien kleven er meer ethische

In 1984 kreeg een Engels meisje met een aangeboren hartafwijking het hart van een baviaan. Ze leefde daar 20 dagen mee.

bezwaren aan het gebruik van apen. Mensen hebben veel meer moeite met een aap als donor dan met een varken, een diersoort die we regelmatig in de pan hebben liggen. Bovendien zijn varkens gemakkelijk op grote

schaal te fokken. Na een korte draagtijd produceren ze wel een stuk of twaalf jongen.

Infectie-risico

Een van de grote risico's van xenotransplantatie is het gevaar dat dieren ons nieuwe

ziekten bezorgen waar we nog niet tegen bestand zijn. Misschien wel virussen of andere ziekteverwekkers waar varkens zelf geen last van hebben, maar die ze wel met zich meedragen. Het echte doemscenario is dat dieren ons een ernstige ziekte bezorgen die vervolgens van mens tot mens wordt overgedragen, zodat er een volwassen epidemie kan ontstaan. Om het risico op ziekten te minimaliseren worden donordieren zo steriel mogelijk gehouden, namelijk onder zogenaamde SPF condities: specified pathogen free. Ze worden dus zo gehouden, dat er zich vrijwel geen bacteriën virussen en schimmels kunnen voordoen. Ze leven op beton en niet op stro, krijgen gefilterde lucht, worden alleen via reageerbuizen vermeerderd, mogen enkel via een keizersnee bevallen en worden door het personeel op de boerderij met mondkapjes en witte jassen verzorgd. En als er toch een dier ziek wordt, dan worden alle andere dieren op de farm meteen gedood. Alle natuurlijke gedrag is bij voorbaat uitgesloten. Tegenstanders van xenotransplantatie vinden dat de varkens in de bio-industrie het beter hebben. En met steriel werken zijn lang niet alle problemen opgelost. Sommige virussen zijn juist hardnekkig, omdat ze zich in het DNA

verschuilen. Ze worden van zeug op big overgedragen. Daar helpen geen ontsmettende middelen tegen.

Het gebruik van dierlijke organen zou het grote probleem van het orgaantekort kunnen oplossen.

Versleten

Een ander bezwaar van xenotransplantatie is het feit dat de organen te snel versleten zijn. Een varken leeft maar 10 tot 15 jaar, een mens kan met een beetje geluk een dikke tachtig jaar worden. We moeten de organen dus duurzamer maken, of vaker gebruik maken van transplantatie.

Ethische bezwaren

Veel dierenliefhebbers vinden het onaanvaardbaar dat dieren aangewend worden voor xenotransplantatie. Deze gaat voorbij aan de waarde van het dier op zich. Het beest heeft ook recht op een goed en voltooid leven. Worden zijn organen afgepakt, dan heeft het dier alleen nut als dienaar van de mens. Dan is er nog het dierenwelzijn. Mag je de ''brondieren'' al deze experimenten en medische ingrepen wel aandoen? Voor elke geslaagde operatie zijn immers ontelbare laboratoriumdieren gestorven,

op wie geoefend is om de technieken te ontwikkelen. Dan zijn er nog religieuze bezwaren. Velen vinden het gehussel met dierlijke en menselijke weefsels ongewenst, omdat je daarmee voor God speelt. De mens moet maar gewoon sterven op het moment dat God zijn leven wil beëindigen. Daar komt nog bij dat sommige gelovigen het varken als een onrein dier beschouwen. Dan zijn er nog de bezwaren van de patiënten zelf. Sommigen menen dat er eigenschappen van de donor naar de ontvanger gaan. Zullen we er niet per ongeluk toch een beetje dierlijker van worden? En kunnen we wel tegen de vele grapjes van de mensen in onze omgeving? Op grond van alle bezwaren en risico's wordt in veel landen een eind gemaakt aan de experimenten met xenotransplantatie. Maar de resultaten zijn enorm verbeterd. Hoe lang zal deze levensreddende techniek in de koelkast blijven? We kunnen er maar naar gissen.

This article is from: