3 minute read

André Beckers

“Mag ik even in je zakken kijken?”

In het zuiden van Nederland hoor ik steeds vaker dat mensen tijdens of na een bezoek aan een coffeeshop door de politie worden gecontroleerd. Niet zelden wordt daarbij een onderzoek aan de kleding verricht. Daarbij wordt gesteld dat de politie die bevoegdheid heeft op grond van de Opiumwet.

Als een agent vermoedt dat je de Opiumwet overtreedt, zal hij in de praktijk vaak eerst proberen je “vrijwillige medewerking” aan een onderzoek te verkrijgen. “Mag ik even

in je tas, jas en zakken kijken?” is een vraag die zo indringend kan worden gesteld, dat het je daarbij ontgaat dat je een keuzevrijheid hebt. Niet zelden voelt de agent tijdens het stellen van de vraag al in je zakken. Ook daardoor wordt de indruk gewekt dat je geen keuze hebt en gewoon maar even mee moet werken. Je hebt het recht toestemming te weigeren! Zeg dan duidelijk tegen de agent: “Neen, ik wil niet dat u mijn kleding onderzoekt. U krijgt daarvoor van mij geen toestemming”. Als de agent je vragen stelt, hoef je geen antwoord te geven. Rookt u cannabis? Hebt u zojuist cannabis gekocht? Dat zijn vragen waar je niets op hoeft te zeggen.

Als een agent vermoedt dat je de Opiumwet overtreedt, zal hij in de praktijk vaak eerst proberen je “vrijwillige medewerking” aan een onderzoek te verkrijgen.

Redelijke verdenking

Je komt uit de coffeeshop gelopen terwijl je een joint rookt. De agent die je nu aanspreekt kan eenvoudig stellen dat hij waarneemt dat je de Opiumwet overtreedt. Het opzettelijk aanwezig hebben van cannabis is een strafbaar feit. Deze redelijke verdenking geeft de agent niet de bevoegdheid je aan de kleding te onderzoeken. Daar is meer voor nodig. Ten eerste volstaat een verdenking niet, maar moet er sprake zijn van “ernstige bezwaren”. De agent moet in de beschreven situatie dan over harde informatie beschikken waaruit hij kan concluderen dat je drugs op zak hebt. Ten tweede moet er sprake zijn van een vermoedelijk misdrijf en niet van een overtreding. Pas bij hoeveelheden van meer

dan 30 gram cannabis is daarvan sprake. Kortom, de Opiumwet geeft de agent niet de bevoegdheid de bezoeker van een coffeeshop aan zijn kleding te onderzoeken.

Recent praktijkvoorbeeld

Een man zat als bijrijder in een auto. Aan de bestuurder van de auto werd door de politie een stopteken gegeven. In eerste instantie werd dit genegeerd. Toen de auto eenmaal stilstond, zag de politie de bijrijder “hevig bewegen” in de auto. Het zou er volgens de agent hebben uitgezien alsof hij iets zou hebben willen verstoppen. Dat maakte hem in de ogen van de agenten verdacht. Toen de bijrijder tijdens de verkeerscontrole uit de auto stapte en rustig wegliep, was dit voor de agenten reden om de man op grond van de Opiumwet staande te houden

en te fouilleren. De man gaf geen toestemming voor een onderzoek aan de kleding. De politie trok zich daar niets van aan en onderzocht zijn kleding tegen zijn wil. Tijdens het onderzoek aan de kleding werden enkele sealtjes cocaïne aangetroffen. Die vondst leidde uiteindelijk tot een rechtszaak. Volgens justitie had de politie keurig gehandeld. Anders dan de offi cier van justitie oordeelde de rechtbank dat in deze situatie geen sprake was van “ernstige bezwaren” van een misdrijf volgens de Opiumwet. Omdat de bijrijder naar het oordeel van de rechtbank op grond van de Opiumwet niet gefouilleerd had mogen worden, werd hij vrijgesproken. Het aangetroffen bewijs was door het onbevoegd handelen van de politie niet bruikbaar.

De les voor de praktijk

Geef nooit vrijwillige toestemming voor een onderzoek aan je kleding en beantwoord vragen van politieagenten niet. Waarom niet? Kijk eens naar een boeiend college van een Amerikaanse professor en trek je conclusies. http://www.youtube.com/

watch?v=i8z7NC5sgik

Mr. drs. André Beckers www.beckersbergmans.nl

This article is from: