www.lumen-magazine.nl
Waar en wanneer? Pernis, 1936
Wat? In 1936 stichtte Shell de eerste moderne olieraffinaderij van ons land in Pernis. De kleine raffinaderij in Rotterdam, een proefproject dat in 1902 was gestart, was inmiddels te klein om te voldoen aan de groeiende behoefte aan olieproducten. Tot na de Tweede Wereldoorlog was de raffinaderij in Pernis de enige in zijn soort in Nederland.
Foto | Spaarnestad Photo Bronnen | Rotterdams Havenbedrijf | www.portofrotterdam.com Provincie Zuid-Holland | www.zuid-holland.nl Universiteit van Barcelona | http://www.ub.es/medame/roterd-1.html Shell Nederland | www.shell.nl, brochure Shell Nederland Chemie B.V.
Wat was het verschil? Naast de omvang was er nog een belangrijk verschil tussen beide raffinaderijen. In tegenstelling tot het proefproject in Rotterdam maakte ‘Pernis’ namelijk gebruik van een soort kraakinstallatie, die grote oliemoleculen klein ‘hakte’. En hoe kleiner de moleculen, hoe beter de verbrandingseigenschappen.
nr 11 | maart 2008 | Kwartaalmagazine over energiebeleid Waarom? Aan het einde van de negentiende eeuw ontdekte de wereld het belang van aardolie, bijvoorbeeld voor de productie van lampolie en later ook benzine. De Rotterdamse haven ontwikkelde zich vrij snel tot een belangrijk aanvoerpunt. Olie voor heel West-Europa kwam hier binnen. De ontwikkeling van een raffinaderij was dan ook een logisch gevolg. Nog altijd is Rotterdam een belangrijke aanvoerhaven voor olie. Een deel van deze olie is afkomstig uit onze eigen Noordzee, maar nog altijd wordt het merendeel geïmporteerd.
Hoe groot? ‘Pernis’ groeide snel. Al voor de Tweede Wereldoorlog waren uitbreidingen noodzakelijk. In de Tweede Wereldoorlog werd ‘Pernis’ voor een groot deel verwoest. Toch was de raffinaderij in 1969 de grootste ter wereld. De productiecapaciteit bedroeg 25 miljoen ton ruwe olie per jaar. Nog altijd is ‘Pernis’ de grootste van Europa. Inmiddels verwerkt de raffinaderij per jaar ongeveer vijftig verschillende ruwe oliën. De capaciteit van de raffinaderij bedraagt 403.000 vaten olie per dag. Dat is ruim 20 miljoen ton per jaar.
markt kt | maatschappij t h ij | meningen i
Jacqueline Cramer:
‘Verduurzaming is een mega opgave’
Einde aan de olie De wereld op zijn kop?
To be continued... www.lumen-magazine.nl Lumen11Cover_def.indd 1
05-03-2008 15:11:57
Inhoud
| Lumen
pagina 16
Interview met minister Cramer
4
Voorhoede CO2 wordt mogelijk weer benzine *** Stroom uit de ruimte *** Fluistervliegen *** Havenstad vergroent openbaar vervoer *** Israël zet in op zon *** Duurzame oase *** Land van rijzende zonne-energie
6 8
Infographic Hitte in de pijplijn Dossier olievoorraad De olieprijzen stijgen en de vraag neemt toe. Hoe is het gesteld met de olievoorraad? Moeten we ons zorgen maken? En: zijn er alternatieven?
16 Interview
met Jacqueline Cramer, minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. ‘Verduurzaming is een mega opgave.’
20 Pioniers
Thomas van den Groenendaal en Yoeri Nagtegaal ontwierpen een bed met ingebouwde airco. En de vergistingsinstallatie van Henry van Benten zet keukenafval om in biogas.
23 Beeldreportage
Olievoorraden mogen dan wereldwijd slinken, in Maleisië is het einde nog lang niet in zicht. Ook palmolieplantages nemen snel in aantal toe. De olie heeft het land grote economische groei opgeleverd. Met alle vervuilende gevolgen van dien.
‘Om echt iets te bereiken, is vrijwillige medewerking cruciaal’
35 Interview
pagina 42
36 Feature netwerkstroom
Discussie SDE versus MEP
met dr. Muhamad Basri Wahid, directeur-generaal van de Malaysian Palm Oil Board, over de gevolgen van palmolieplantages voor het milieu. Energie wordt steeds vaker decentraal opgewekt. Zonnepanelen op het dak, een stroom producerende cv-ketel op zolder... Hoe geven we deze versnipperde energieopwekkers een plek in ons elektriciteitsnetwerk?
39 Column
Kjartan Skaugvoll, directeur van Nuon Retailx, bepleit een invoering van het leveranciersmodel. ‘Laten we hopen dat het parlement ook deze laatste belangrijke stap naar een vrije energiemarkt durft te zetten.’
40 Oud & Nieuw
De General Electric uit 1927 versus de zuinigste koelkast van dit moment, de Liebherr KTP1750.
42 Rondetafeldiscussie
Is de Stimuleringsregeling Duurzame Energie (SDE) een verbetering van de aloude Milieukwaliteit Energie Productie (MEP)? Vier betrokkenen gaan de discussie aan.
47 Feature CO2-afvang
De Nederlandse regering heeft drie proefprojecten aangewezen voor het afvangen en opslaan van CO2, als onderdeel van het terugdringen van CO2uitstoot. Hiermee is niet minder dan dertig miljoen euro gemoeid. Welke haken en ogen zitten er aan de drie opties?
Colofon Lumen is een initiatief van Nuon. Dit magazine vormt een platform voor discussie en informatie over energie en de energiemarkt. Het wordt vier keer per jaar gratis verspreid onder beslissers en beleidsmakers. Redactieadres | Spaklerweg 20, 1096 BA Amsterdam E-mail | info@lumen-magazine.nl Concept & realisatie | Scripta Media BV | Amsterdam Artdirection | Karen Birnholz Creative | Amsterdam Coverfoto | Rob Marinissen | Amsterdam | Glasobject vervaardigd door Royal Leerdam Crystal Lithografie | Grafimedia BV | Amsterdam Drukwerkbegeleiding | Castel Mediaproducties | Groningen Drukwerk | Drukkerij Tesink BV | Zutphen Redactie & organisatie | Joost Bijlsma | Catherine Broekhuijsen | Cariene Joosten | Peter van Vuuren | Peter Hofland Medewerkers | Pieter van de Brand | Philip Dröge | Frank van Empel | Eddo Hartmann | Evelyn Jongman | Willem van Leeuwen | Rob Marinissen | Sascha Schalkwijk | Arno Schrauwers | Caro Sicking | Rutger Vahl
50 Kunst & Energie
Arno Vlooswijk en Coen Boonen brengen met infraroodbeelden warmteverlies in kaart. Dat levert ook nog eens mooie plaatjes op.
pagina 35
Dr. Muhamad Basri Wahid, directeur-generaal van de Malaysian Palm Oil Board ‘Palmolie is wél groen’
Standpunten in de artikelen worden niet noodzakelijk gedeeld door de redactie. Aan de inhoud van dit blad kunnen geen rechten worden ontleend. Lumen wordt gedrukt op papier met het FSC-keurmerk.
|2 Lumen11Inside_def.indd 2
28-02-2008 08:50:39
Kolenoverslag | Mede dankzij de hoge olieprijs ontwikkelt steenkool zich steeds meer tot een zelfstandig product. Volgens het IEA zal het gebruik hiervan tot 2030 met ruim 70 procent toenemen. Steenkool heeft als voordelen dat het in grote mate voorhanden is, de technologie om het te winnen en de infrastructuur om het te vervoeren goed ontwikkeld zijn en het een goedkope grondstof is. Steenkool heeft ook nadelen. Jos Bruggink noemt de comeback in het dossier over het einde aan het olietijdperk op pagina 8 ‘een heel groot risico’ voor het milieu. Foto | Martijn Ooms - Special Sauce
|3 Lumen11Inside_def.indd 3
28-02-2008 08:50:41
Nieuwsrubriek
| Voorhoede
CO2 wordt mogelijk weer benzine ALBUQUERQUE - VERENIGDE STATEN
Stroom uit de ruimte
Kan kooldioxide worden omgezet in benzine? Over die uitdagende vraag breken wetenschappers van het Amerikaanse defensiebedrijf Sandia zich het hoofd. Ze bouwen een reactor van ijzeroxide en kobalt. Met geconcentreerd zonlicht moet de proefopstelling straks in twee stappen kooldioxide kunnen omzetten in koolmonoxide. Deze laatste stof kan weer worden gebruikt om verschillende brandstoffen te produceren zoals waterstof, methanol en benzine. Het prototype van de reactor is naar verwachting spoedig gereed. www.sandia.gov
WASHINGTON – VERENIGDE STATEN De Amerikaanse regering verricht studie naar het winnen van zonne-energie in de ruimte. Dat zou mogelijk zijn met satellieten die even snel draaien als de aarde zelf (geostationair). Het voordeel van zonnecellen in de ruimte is dat ze steeds in het licht staan en veel energie vangen; de atmosfeer rond de aarde ontneemt de zonnestraling het leeuwendeel van haar kracht. Het probleem is echter: hoe krijg je de verderop opgevangen energie zonder al te veel rendementsverlies terug naar de aarde? Gedacht wordt aan laserstralen of microgolven. www.nss.org/settlement/ssp/library/nsso.htm
>>>INNOVATIENIEUWS>>>>VERENIGDE STATEN>>>>NEDERLAND>>>>GROOT-
Land van rijzende zonne-energie SAKAI – JAPAN Sharp Corp gaat bijna een miljard dollar investeren in zonnecelproductie. Dat heeft CEO Katsuhiko Machida aangekondigd. Het Japanse bedrijf bouwt een enorme fabriek voor de productie van dunne film-zonnecellen naast zijn nieuwe lcd-schermenfabriek in Sakai. Als alles meezit, is de fabriek in 2009 operationeel. De verwachting is dat de fabriek een productiecapaciteit van 1000 megawatt per jaar zal halen, waarmee het de grootste ter wereld zou zijn. Sharp produceert nu al op jaarbasis voor 710 megawatt aan zonnecellen. www.planetark.org
Israël zet in op zon TEL AVIV - ISRAËL De Israëlische minister van infrastructuur Binyamin Ben-Eliezer promoot het gebruik van zonne-energie in zijn land. Hij pleit voor een bonustarief naar Duits model. Lokale producenten van zonne-energie zullen een vergoeding krijgen die afhangt van de grootte van hun levering aan het net. Ook staat er een tender op stapel voor een zonnecentrale in de Negev-woestijn. Verder werkt de minister aan gastoevoer vanuit Kazachstan en olieboringen in de Zwarte Zee (met Turkije). www.jpost.com/servlet/Satellite?pagename=JPost/JPArticle/ShowFull&cid=1196847387079
|4 Lumen11Inside_def.indd 4
05-03-2008 15:16:15
Havenstad vergroent openbaar vervoer ROTTERDAM - NEDERLAND Rotterdam vergroent zijn openbaar vervoer met een waaier aan maatregelen. Voor de hand ligt het besluit om de chauffeurs te bekwamen in het Nieuwe Rijden en voortaan het schoonste type bussen te bestellen. En ook het laten rijden van trams en metro’s op groene stroom is wel vaker vertoond. Uitzonderlijker is dat nieuwe trams en metro’s straks de eigen remenergie kunnen hergebruiken of terugleveren aan het net. De 53 nieuw bestelde trams en 64 nieuw bestelde metro’s beschikken namelijk over zogeheten regeneratieve remmen. www.rotterdamclimateinitiative.nl
Fluistervliegen FARNBOROUGH - GROOT-BRITTANNIË ’s Nachts vliegen, louter aangedreven door zonne-energie, is niet langer een illusie. Dat is bewezen door het vliegtuig Zephyr van Qinetiq, een Britse producent van defensiematerieel. Het 30 kilogram lichte toestel zweefde 54 uur non-stop boven de Amerikaanse basis White Sands in New Mexico. Daarbij werd het voortgedreven door propellers op zonnestroom. Dankzij de zonnepanelen op de vleugels met een spanwijdte van maar liefst 18 meter, kan voldoende elektriciteit worden opgewekt en in accu’s worden opgeslagen om het toestel ook ’s nachts te blijven voortstuwen. www.qinetiq.com
- BRITTANNIË>>>>ISRAËL>>>>VERENIGDE ARABISCHE EMIRATEN>>>>JAPAN>>>
Duurzame oase ABU DHABI – VERENIGDE ARABISCHE EMIRATEN In Abu Dhabi moet een volledig duurzame nederzetting verrijzen: Masdar. Deze stad streeft naar ‘nul CO2-uitstoot, nul afval’. Het is de bedoeling dat alle benodigde energie voor de 47.500 toekomstige inwoners – die er gaan wonen én werken – duurzaam wordt opgewekt. Windmolens, zonnepanelen en een zonnecentrale (die ook werkt met panelen) leveren de elektriciteit. Daarnaast komt er een volledig automatisch vervoersysteem op de weg. Masdar krijgt de status van een speciale vrijhandelszone, met een op het westen georiënteerde regelgeving. www.sync.nl
|5 Lumen11Inside_def.indd 5
05-03-2008 15:16:26
Infographic
| Groei warmtenet
1986 1315 km
1991 1940 km
1996 2540 km
2001 3431 km
2005 4268 km
|6 Lumen11Inside_def.indd 6
28-02-2008 08:50:47
Tekst | Joost Bijlsma Foto | Eddo Hartmann Bron | EnergieNed, Ecofys, www.teusvaneck.nl
Hitte in de pijplijn We gebruiken meer gas dan elektriciteit. Het grootste deel van ons huishoudelijke energiegebruik is toe te schrijven aan het verwarmen van water via aardgas, op het fornuis en in de cv-ketel. Misschien is dit wel een gemiste kans. Want hoewel cv-ketels steeds hogere rendementen halen, is het thuis stoken op aardgas inefficiënt. Tenminste, als je het vergelijkt met het gebruik van restwarmte; warmte die normaal door grote industrieën wordt geloosd, kan ook worden geleverd aan een warmtenet. Hetzelfde trucje kan worden uitgehaald bij voor warmtelevering geschikt gemaakte energiecentrales (als restproduct bij de opwek van elektriciteit), bij de industrie en bij afvalverbrandingsinstallaties. De mate waarin de voorhanden zijnde restwarmte wordt benut, hangt af van praktische factoren, zoals de afstand tot de warmtebron. En ook economische factoren spelen natuurlijk een rol: hoe rendabel is het om te investeren in zo’n net? In Nederland, waarvan wel eens wordt gezegd dat het verslaafd is aan aardgas, beginnen warmtenetten langzaam maar zeker steeds meer in zwang te raken. In de afgelopen twee decennia is de lengte van de transport- en distributienetten ruim verdrievoudigd. En het ziet ernaar uit dat de lengte van de netten in de toekomst verder zal toenemen. Zeker nu warmte meer en meer wordt gezien als een duurzaam alternatief. Ecofys heeft berekend dat we in Nederland met warmte (in 2020) een jaarlijkse CO2-reductie kunnen bereiken van 6-9 megaton. Belangrijk voor de verdere ontwikkeling van warmtenetten is een eenduidige regelgeving. De Tweede Kamer worstelt al een tijdje met een initiatief voor een Warmtewet. Daarbij denkt zij aan het verplicht stellen van het benutten van restwarmte voor nieuwe centrales. Voor energiebedrijven, afvalverwerkers en de industrie is het echter nog niet een-twee-drie duidelijk hoe dat op een bedrijfseconomisch verantwoorde manier kan gebeuren. Maar in het klimaatprogramma belooft het kabinet plechtig dat het vaart zet achter regelgeving die twee vliegen in één klap slaat: de belangen beschermen van de afnemer en tegelijk het stimuleren van nieuwe initiatieven.
JAAR WARMTENET IN NEDERLAND
|7 Lumen11Inside_def.indd 7
28-02-2008 08:50:48
Dossier
| Olievoorraad
Tot de laatste druppel
|8 Lumen11Inside_def.indd 8
28-02-2008 08:50:49
Met olieprijzen die de 100-dollargrens doorbreken, leeft de discussie over het einde van het olietijdperk weer op. Volgens sommigen zijn de hoge prijzen het bewijs dat de laatste reserves momenteel worden opgepompt. Is dat pessimisme gerechtvaardigd? En hoe ziet een leven zonder olie er eigenlijk uit?
Tekst | Rutger Vahl Foto | Rob Marinissen
|9 Lumen11Inside_def.indd 9
28-02-2008 08:50:50
Dossier
| Olievoorraad ‘Mijn werk voelt alsof je een roltrap op rent die razendsnel naar beneden ratelt. Doordat bestaande velden leeg raken, moet je je flink inspannen om op hetzelfde treetje van olieproductie te blijven. Maar het is nog zwaarder als je de trap omhoog wilt klimmen en meer olie wilt produceren.’ Aldus Shell-topman Jeroen van der Veer. Met deze treffende beeldspraak illustreerde hij onlangs in welke rat race de oliemaatschappijen momenteel zitten. De grote olievelden buiten het Midden-Oosten raken uitgeput en leveren elk jaar minder op. Om die teruglopende productie te compenseren (jaarlijks 1,4 miljard vaten) moeten nieuwe velden in productie worden genomen. Maar die zijn over het algemeen veel kleiner dan de oude velden. Er zijn er dus meer van nodig en daarnaast valt het niet mee om na honderdvijftig jaar olie boren nog nieuwe olie te ontdekken. Bovendien neemt de vraag naar het zwarte goud sterk toe, in de westerse wereld maar vooral in India en China. Om in de beeldspraak te blijven: de roltrap ratelt steeds sneller naar beneden en Jeroen van der Veer moet reuzenpassen nemen om overeind te blijven. Hoe lang houden Shell en al die andere oliemaatschappijen het tempo nog vol?
Optimisme
‘De wereld steekt zijn kop in het zand en ontkent dat we afstevenen op een crisis.’ Rembrandt Koppelaar
‘In this world nothing is certain but death and taxes’, zeggen de Britten. Daar kan een derde zekerheid aan worden toegevoegd: ooit zal de olie opraken. Niemand die dit betwist (al zal de purist zeggen dat olie nóóit op zal raken, omdat het op een gegeven moment gewoon te duur wordt om het te winnen). De vraag is: wannéér zijn we door onze oliereserves heen? Hoeveel tijd hebben we dus nog om over te schakelen op andere energiebronnen? Daarover wordt al sinds de jaren zeventig gediscussieerd. Net als in het klimaatdebat zijn er als het om olie gaat optimisten en pessimisten. Maar waar in de klimaatdiscussie de sombere visie van Al Gore inmiddels dominant is geworden, kent de oliewereld nog overwegend positivo’s. De grote industrielanden, de olieproducenten en het Internationale Energie Agentschap (het IEA, dat 27 westerse landen adviseert) gaan ervan uit dat er tot 2030 voldoende olie is om aan de vraag te voldoen. De pessimisten in het oliedebat worden ook wel ‘peakisten’ genoemd. Als
aanhangers van de ‘peak oil’-theorie voorspellen zij dat de olieproductie wereldwijd bijna aan haar maximum zit en over enkele jaren in zal storten. ‘Driekwart van de olievelden is over het hoogtepunt heen en produceert elk jaar minder’, zegt Rembrandt Koppelaar van de Stichting Peakoil Nederland. ‘Sinds de jaren tachtig consumeren we meer olie dan er in nieuwe velden wordt gevonden. Onconventionele bronnen, zoals de teerzanden in Canada, leveren veel minder op dan altijd is gedacht en kunnen het tekort niet opvangen.’ Veel reden voor optimisme ziet Koppelaar daarom niet. Hij voorspelt de piek over vijf tot tien jaar: ‘De wereld steekt zijn kop in het zand en ontkent dat we afstevenen op een crisis.’
Krapte De peakisten werden lange tijd niet erg serieus genomen, vooral omdat hun voorspellingen steeds niet uit bleken te komen. Toch wordt er tegenwoordig beter naar hun argumenten geluisterd. Dat komt onder meer door een geruchtmakende presentatie van Matthew Simmons in 2003. Simmons, een gerespecteerde investeerder in de olie-industrie, legde de vinger op de zere plek door serieuze twijfel te zaaien over de werkelijke reserves van SaoediArabië, het land met de grootste oliereserves (260 miljard vaten) ter wereld. ‘De Saoediërs liegen over hun velden, die veel kleiner zijn dan ons wordt voorgehouden en in de laatste fase van productie zitten’, stelde Simmons na eigen onderzoek. ‘En we hebben geen enkele zekerheid dat andere OPEC-landen wel de waarheid vertellen over hun olievoorraden.’ Ook de hoge olieprijzen van de laatste jaren – de prijs vertienvoudigde in tien jaar – voeden de peak oil-theorie. En zelfs het ‘immer optimistische’ IEA slaat in zijn laatste World Energy Outlook (november 2007) een somberder toon aan dan in het verleden. ‘Maar dat komt niet omdat wij denken dat de piek nabij is’, zegt Aad van Bohemen, hoofd crisisvoorraden bij het IEA. Hij stelt dat de hoge prijs het gevolg is van een onverwacht gegroeide vraag in India en China. ‘Omdat oliemaatschappijen in de jaren negentig weinig hebben geïnvesteerd in productie- en raffinagecapaciteit, kunnen ze de vraag nu nauwelijks bijbenen. De enige die verlichting kan brengen is OPEC, maar die houdt de markt met opzet vrij
|10 Lumen11Inside_def.indd 10
05-03-2008 15:16:45
krap. Hun reservecapaciteit, het vermogen om de productie per direct op te voeren, is momenteel slechts 3 procent van de totale productie van de OPEC-landen. Dat was in het verleden aanzienlijk meer.’ Van Bohemen verwacht dat oliemaatschappijen door de hoge prijzen hun productie wel zullen opvoeren. ‘Het marktmechanisme werkt ook in de oliewereld, alleen duurt het een paar jaar voordat de capaciteit vergroot is en je effect ziet op de prijzen.’
Speculanten Volgens Tom van den Akker, senior oil trader bij Nuon, heeft de hoge olieprijs nog andere oorzaken. Hij wijst op de spanningen in het Midden-Oosten. ‘Als er ook maar iets gebeurt in Iran, Irak of Koeweit, schiet de olieprijs omhoog. De markt is extreem nerveus omdat het Midden-Oosten de enige plek is waar de productie nog enigszins gemakkelijk is op te voeren.’ Daarbij komt dat speculanten in toenemende mate in olie beleggen. ‘Vooral banken zijn zich de laatste twee jaar in het spel gaan mengen’,
stelt Van den Akker. ‘Ze kopen olie omdat de dollar zwak is en ze minder vertrouwen op aandelen. De laatste rit omhoog van de olieprijs, van 70 naar 100 dollar, zie ik als grotendeels het gevolg van speculatie.’ Zolang de markt zo nerveus is, is het niet uitgesloten dat de prijs nog verder stijgt. Het einde van de prijsstijging is volgens Van den Akker dan ook nog niet in zicht. Opmerkelijk genoeg leiden de enorme prijsstijgingen, anders dan eind jaren zeventig, nog niet tot een economische crisis. Dat is vreemd. Zeiden economen niet altijd dat olie nooit duurder kon worden dan dertig of veertig dollar omdat anders de wereldeconomie zou instorten? ‘Dat we economisch zo weinig last hebben van de hoge olieprijs komt doordat de westerse wereld minder afhankelijk is geworden van olie’, verklaart Jos Bruggink, bijzonder hoogleraar Energietransities en Duurzame Ontwikkeling aan de Vrije Universiteit. ‘Olie speelt alleen nog maar een hoofdrol in de transportsector en petrochemie, maar is verdwenen uit de industrie en elektriciteits-
opwekking. Dat was dertig jaar geleden heel anders.’ Daarnaast profiteerde de wereld van de economische groei in Azië. Hogere inkomens in het westen maken het makkelijker een hogere olieprijs te betalen (maar drijven de prijs ook op doordat er meer economische groei is). Tot slot is de inflatie laag gebleven door de goedkope importen uit China, waardoor centrale banken zich tot nu toe weinig zorgen hoefden te maken om in een recessie terecht te komen. ‘In Europa hebben we daarbij als voordeel dat olie in dollars wordt afgerekend en de euro op dit moment erg sterk is’, zegt Bruggink.
Overgangsperiode Uiteindelijk is het precieze tijdstip waarop de olie piekt niet het meest interessant. Relevanter is de vraag hoe de wereld zich moet voorbereiden op het einde van het olietijdperk. Volgens Aad van Bohemen gaat daaraan eerst een transitieperiode vooraf waarin oliemaatschappijen op zoek gaan naar velden die tot voor kort niet ren-
Tom van den Akker | ‘De markt is extreem nerveus; als er ook maar iets gebeurt in Iran, Irak of Koeweit, schiet de olieprijs omhoog.’ Tunesië | Een vrachtwagen uitgerust met seismische apparatuur zoekt in de Sahara naar olie. Foto | David Alan Harvey, National Geographic
|11 Lumen11Inside_def.indd 11
05-03-2008 18:00:53
Dossier
| Olievoorraad
dabel te exploiteren waren. Hij verwijst naar het Tupi-veld 300 kilometer van de Braziliaanse kust, waar vorig jaar een olieveld is gevonden van 5 à 8 miljard vaten onder 2 kilometer water en 2 kilometer zout. ‘Met de huidige hoge olieprijzen kunnen de gigantische investeringen in een dergelijk moeilijk te exploiteren veld worden terugverdiend.’ De al genoemde teerzanden in Canada bevatten in potentie vele miljarden vaten olie. Ook die zijn kostbaar en lastig te winnen. ‘Toch hebben we dergelijke on-
nele olie moet de wereld ook zoeken naar alternatieven. Kunnen duurzame energiebronnen als wind- en zonne-energie de rol van olie overnemen? Nee, stelt het IEA onomwonden. In het beste geval (het ‘Alternative Policy Scenario’ met wereldwijd afspraken over duurzaamheid en besparing, zie kader) zal de groei van duurzame energiebronnen de groei van de energievraag kunnen bijhouden. Wind, zon, biomassa en waterkracht zullen in 2030 zo’n 14 procent van de wereldenergieconsumptie volgens
energie, maar het is veelzeggend dat een land als Groot-Brittannië zeer recent is teruggekomen op een eerder besluit geen nieuwe kerncentrales meer te bouwen.
Comeback steenkool Geen leidende rol dus voor duurzame energiebronnen en kernenergie de komende decennia, zo luidt de verwachting van de IEA. Welke energiebron kan olie dan wel adequaat vervangen? Een trend die al jaren zichtbaar is, is de opkomst van aardgas.
Aad van Bohemen | ‘In 2015 zijn er 37 miljoen vaten olie per dag meer nodig dan nu. Dat is bijna volledig toe te schrijven aan het snel groeiende aantal auto’s in China.’ conventionele olie hard nodig’, zegt Van Bohemen. Als de productie de komende jaren niet wordt opgevoerd, zou er rond 2015 een acuut energietekort kunnen optreden. ‘Er zijn dan 37 miljoen vaten olie per dag meer nodig dan nu. Die groei is bijna volledig toe te schrijven aan het snel groeiende aantal auto’s in China.’ Maar behalve naar onconventio-
de IEA afdekken, een net zo groot percentage als nu. Al in 2006 pleitte het energieagentschap daarom voor meer investeringen in nucleaire energie, een pleidooi dat toen nogal wat scepsis ontmoette maar steeds serieuzer lijkt te worden genomen. China, India, Japan en de VS investeren miljarden in nieuwe kerncentrales. Europa blijft overwegend tegenstander van nucleaire
Gas heeft als voordeel dat er nog redelijk veel van in de bodem zit, maar als nadeel dat er minder gasproducerende landen zijn dan olieproducerende, waardoor de leveringszekerheid sneller onder druk komt te staan. De toenemende vraag naar gas is overigens gunstig voor Nederland. Nu al profiteert de schatkist van de koppeling van de gas- aan de (hoge) olieprijs. Maar
Begin dit jaar was de Amerikaanse president George W. Bush op bezoek in Saoedi-Arabië. Op de agenda stond onder andere een gevoelig onderwerp, namelijk de prijs van olie. Foto | Getty Images
|12 Lumen11Inside_def.indd 12
05-03-2008 18:01:20
hoe lang nog? Volgens oil trader Tom van den Akker is de voor ons land lucratieve koppeling op termijn niet houdbaar. ‘Gas ontwikkelt zich steeds meer tot een zelfstandig product, naast olie. Dat komt doordat er zoveel vraag naar is.’ Een andere grondstof die zich steeds meer tot zelfstandig product ontwikkelt is steenkool. Volgens het IEA zal het gebruik hiervan tot 2030 met ruim 70 procent toenemen. Steenkool heeft als voordelen dat het in grote mate voorhanden is, de technologie om het te winnen en de infrastructuur om het te vervoeren goed ontwikkeld zijn en het een goedkope grondstof is. Jos Bruggink noemt de comeback van steenkool ‘een heel groot risico’ voor het milieu. Conventionele
kolencentrales zijn twee keer zo vervuilend als gascentrales. ‘China zal zich voorlopig zeker niet gaan bezighouden met het afvangen van CO2 bij de elektriciteitsproductie. Het afvangen en opslaan van CO2 is trouwens een techniek die ook in het westen nog niet grootschalig is getest. Daar moet veel haast mee worden gemaakt.’ In Nederland zijn inmiddels drie proeven voor afvang en opslag gestart, waaronder die bij de Nuon-centrale in Buggenum. Naast milieunadelen hebben kolen het nadeel dat je er op dit moment nog geen auto’s op kan laten rijden. Juist een enorme groei van het verkeer – van 900 miljoen (vracht)auto’s nu naar zo’n 2,1 miljard in 2030 – zal de komende decennia
Olieproductie in de wereld In november 2007 betrof de wereldwijde olieproductie 86,12 miljoen vaten per dag Bron | IEA
Als de olie opraakt, wat dan… HOGE OLIEPRIJZEN De olieprijzen zullen onherroepelijk stijgen als gevolg van de wet van vraag en aanbod. Er kunnen best periodes zijn dat de vraag naar olie tijdelijk afneemt waardoor de prijs daalt (tijdens economische recessies bijvoorbeeld), maar uiteindelijk stevent de wereld af op een structureel olietekort.
STEENKOOL MAAKT EEN COMEBACK De wereld zoekt andere energiebronnen. Duurzame energie (wind, zon, biomassa, waterkracht) zal in belang toenemen, maar naast olie zullen de komende decennia met name gas en vooral steenkool populairder worden, zo stelt het Internationale Energie Agentschap (IEA).
MEER BROEIKASGASSEN Het stijgende steenkoolgebruik leidt tot de uitstoot van veel meer broeikasgassen. (Een conventionele kolencentrale stoot twee keer zoveel CO2 uit als een gasgestookte centrale.) China zal de komende vijfentwintig jaar net zoveel broeikasgas uitstoten als Europa in de afgelopen 105 jaar, aldus het IEA. Met nieuwe technologieën is het mogelijk deze broeikasgassen af te vangen en in de bodem op te slaan. De eerste testen starten in 2009. VERSCHUIVENDE MACHTSBALAN Olieen gasproducerende landen kunnen bij stijgende olieprijzen nog vele miljarden oliedollars tegemoet zien. Dit maakt hen rijker en dus machtiger. Daarbij wordt de wereld steeds afhankelijker van een beperkt aantal olieproducerende landen. Politieke onrust in deze landen (Iran, Irak, Koeweit) zal de olieprijs, meer dan nu al het geval is, opdrijven. Ook moeten westerse landen voor hun olie- en gastoevoer steeds meer de competitie aan met nieuwe grootmachten als China en India. Dit kan tot (geo)politieke conflicten leiden. ZUINIGE AUTO’S
Grootste olieproducerende landen (miljoenen vaten olie per dag, november 2007) Bron | IEA OPEC | Organisatie van Olie Exporterende Landen. Club van twaalf landen die sterk van de olie-inkomsten afhankelijk zijn. OECD | Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. Samenwerkingsverband van 30 landen om sociaal en economisch beleid te bespreken, bestuderen en coördineren. De aangesloten landen proberen gezamenlijke problemen op te lossen en trachten internationaal beleid af te stemmen.
Het grootste deel van de olie (60 procent) wordt verwerkt tot brandstof voor (vracht)auto’s en vliegtuigen. Juist op het gebied van mobiliteit zijn er nog weinig alternatieven voor olie. De auto-industrie zal superzuinige auto’s moeten ontwikkelen, die niet alleen op (bio)brandstof rijden maar ook op elektriciteit en in de verre toekomst wellicht op waterstof.
DUURDERE PRODUCTEN Olie vormt de basis van talloze producten, van plastic en computerchips tot kunstmest en medicijnen. Aanhangers van de peak oil-theorie stellen dan ook dat een oliecrisis veel meer dan alleen een energiecrisis wordt. Het zal consequenties hebben voor heel veel (dagelijkse) producten.
|13 Lumen11Inside_def.indd 13
05-03-2008 15:24:47
Dossier
| Olievoorraad
zorgen voor een enorme oliedorst. Mocht de olie sneller opraken dan verwacht, dan doet zich hier een groot probleem voor. Er zijn immers nog geen goede alternatieven voorhanden voor benzine en diesel. De populariteit van biobrandstof heeft een knauw gekregen nu steeds duidelijker wordt dat de productie van deze brandstoffen de voedselprijzen opdrijft en het milieuvoordeel soms dubieus is. En mocht de productie van biobrandstoffen alsnog een hoge vlucht nemen, dan dreigt vóór de peak oil eerst een ‘peak soil’, stelt hoogleraar Bruggink. ‘Er is onvoldoende geschikte grond om gewassen voor biobrandstoffen snel grootschalig op de markt te brengen.’
Oorlog om olie? Alles overziend moet de conclusie voorlopig luiden dat de wereld nog decennialang afhankelijk blijft van olie en gas. Tenzij de peakisten gelijk hebben en zich over krap tien jaar een groot tekort voordoet, waarbij niet meer aan de vraag kan worden voldaan.
niet dat de strijd om olie zal uitmonden in een groot gewapend conflict. ‘Daarvoor zijn de heren politici toch net iets te slim, hoop ik. Maar ik zie de komende vijfentwintig jaar wel een nieuw soort Koude Oorlog ontstaan, met gecalculeerd riskant gedrag van alle betrokkenen.’ Colijn denkt dat de wereld maar één route heeft: ‘Niet méér boren, maar minder slurpen.’ Colijn doelt op energiebesparing en dat lijkt inderdaad de belangrijkste strategie om met zo min mogelijk (economische) schade over te stappen van het olietijdperk naar het olieloze tijdperk. Niet alleen zorgt energiebesparing ervoor dat we langzaam van onze olieverslaving kunnen genezen, het beperkt ook de groei in de uitstoot van broeikasgassen. Bruggink: ‘Het zal nog heel lang duren voordat duurzame bronnen in de mondiale energievraag kunnen voorzien. Maar als we minder energie gaan consumeren, komt dat moment wel dichterbij.’ En daarmee zijn we terug bij de gevleugelde woorden die oud-premier Joop den Uyl sprak tijdens de eerste oliecrisis
Diverse scenario’s Het Internationale Energie Agentschap (IEA) schetst in zijn World Energy Outlook van november 2007 een drietal scenario’s, die voorspellen hoe de energievraag (en daarmee ook de vraag naar olie) zich de komende decennia zal ontwikkelen.
Ko Colijn | ‘De wereld heeft maar één route: niet meer boren, maar minder slurpen.’ Hoe dan ook zullen er de komende jaren miljarden dollars in de zakken stromen van olie- en gasproducerende landen, met als geopolitiek gevolg dat Iran, SaoediArabië maar zeker ook Rusland rijker en machtiger worden. Zij zullen de andere landen meer dan nu hun wil kunnen opleggen. Ook zal het westen steeds vaker te maken krijgen met concurrentie op de olie- en gasmarkt van China en India, een trend die zich nu al aftekent. Volgens de Amerikaanse hoogleraar vrede- en veiligheidsstudies Michael Klare zou de strijd om olie kunnen leiden tot een Derde Wereldoorlog. Klare constateert dat de Verenigde Staten al medio jaren zeventig besloten hebben hun oliebelangen militair te verdedigen en dat China nu dezelfde keus lijkt te hebben gemaakt. De Kaspische Zee en de Oost-Chinese Zee tussen China en Japan ziet de politicoloog als belangrijkste kruitvaten. De kans op gewapende conflicten neemt toe als de oliereserves opraken. Ko Colijn, professor in de politicologie aan de Erasmus Universiteit en veelgevraagd commentator in de media, denkt
(1973): ‘Het wordt nooit meer zoals het is geweest.’ Hiermee riep hij op om het in de toekomst met minder te stellen. Voor de optimist biedt die uitspraak troost. Want de welvaart is alleen maar toegenomen sinds de woorden van Den Uyl. Maar de pessimist zal zeggen: we slagen er al veertig jaar niet in om het met minder te doen. Waarom nu ineens wel?
Voor de leestafel Peter O’Dell | Why Carbon Fuels Will Dominate the 21st Century’s Global Energy Economy | Multi Science Publishing, 2004 Matthew R. Simmons | Twilight In The Desert: The Coming Saudi Oil Shock and the World Economy | John Wiley & Sons, 2005
|14 Lumen11Inside_def.indd 14
28-02-2008 08:50:56
1. In het REFERENCE SCENARIO gaat de wereld gewoon op de oude voet verder. In 2030 zal het mondiale energieverbruik dan 55% hoger zijn dan nu. China en India nemen 45% van die groei voor hun rekening, de westerse landen en Japan 25%. In 2030 zal de vraag naar olie 116 miljoen vaten per dag zijn (nu 86 miljoen), een groei van 37%. Die groei wordt vooral veroorzaakt door een sterke toename van het aantal (vracht)auto’s, van 900 miljoen nu naar 2,1 miljard in 2030. De groei van het steenkoolgebruik neemt met 73% toe. China zal vanaf 2010 de grootste energieverbruiker van de wereld zijn. De wereld zal steeds afhankelijker worden van olie uit OPEC-landen. Nu komt 42% van de olie uit die landen, in 2030 zal dit 52% zijn. De uitstoot van broeikasgassen zal 57% hoger zijn dan in 2007.
2. In het ALTERNATIVE POLICY SCENARIO komen landen wereldwijd tot afspraken om het energieverbruik terug te dringen. De energievraag stijgt niet met 55% maar met 38% door energiebesparende maatregelen. Er zullen 102 miljoen vaten olie per dag worden geconsumeerd. De uitstoot van broeikasgassen is 19% lager dan in het Reference Scenario, maar nog altijd 25% hoger dan nu.
3. Het HIGH GROWTH SCENARIO gaat ervan uit dat de huidige snelle groei in China en India onverminderd zal doorgaan, bij een ongewijzigd energiebeleid. In 2030 zal de energievraag 61% hoger zijn dan in 2007. Dit leidt tot een uitstoot van broeikasgassen die nog eens 7% hoger is dan in het Reference Scenario. In diverse kranten noemde Aad van Bohemen, manager crisisvoorraden bij het IEA, dit hoge-groei-scenario verre van ondenkbaar.
|15 Lumen11Inside_def.indd 15
28-02-2008 09:10:01
Interview
| Minister Cramer
De vliegende kiep van het klimaat Tekst | Joost Bijlsma Foto | Rob Marinissen
Het kabinet-Balkenende IV wil van Nederland een van de energiezuinigste landen maken. De landelijke ambitie is om per 2020 30 procent minder CO2 uit te stoten en 20 procent meer duurzame energie te genereren (vergeleken met 1990). Ook moeten we met zijn allen jaarlijks 2 procent minder energie gaan gebruiken. Aan minister Jacqueline Cramer van Milieu om het schip op koers te zetten. De succesvolle vrouw met een verleden als hoogleraar, voorzitter van Milieudefensie en Shell-commissaris heeft jaarlijks 1,5 tot 2 miljard euro tot haar beschikking. ‘We moeten niet doen of we het klimaat kunnen redden met oud milieubeleid.’
|16 Lumen11Inside_def.indd 16
28-02-2008 12:30:58
Jacqueline Cramer leerde van haar tijd als kroonlid bij de SER geen tijd te verspillen aan halfbakken compromisteksten. Na de stroeve onderhandelingen over het klimaatakkoord tussen kabinet en bedrijfsleven, ontpopte de minister zich dan ook als een realist pur sang. In de akkoordtekst kwam gewoon te staan dat het bedrijfsleven en het kabinet op één punt van mening verschillen. Het bedrijfsleven streeft, net als de EU, naar 20 procent reductie van CO2uitstoot in 2020 (vergeleken met 1990). Terwijl het kabinet voor 30 procent reductie gaat. Het tekent Cramer; een praktische vrouw die liever de handen uit de mouwen
steekt dan eindeloos te vergaderen. Die doenersmentaliteit zal ze nog hard nodig hebben voor het ambitieuze klimaatbeleid van Schoon en Zuinig (zie kader). Want dit strekt zich uit over maar liefst zeven ministeries. Ze heeft in ieder geval de voorsprong van de vakminister. Ze weet hoe de hazen in duurzaam Nederland lopen: ‘Soms leg ik verbindingen die mijn collega-ministers niet leggen.’ Cramer vervolgt: ‘Je kunt mij echt zien als een vliegende kiep; ik bemoei me vaak met het beleid van andere ministers. Als het nodig is, stap ik op mijn collega’s af en spreek ze aan op de vorderingen van het beleid. Het zijn tenslotte harde afspraken
|17 Lumen11Inside_def.indd 17
28-02-2008 12:31:05
Interview
| Minister Cramer
‘Een derde van het budget van Schoon en Zuinig gaat naar innovatie.’ uit het regeerakkoord.’ De brede aanpak waarvoor is gekozen, is volgens Cramer een must: ‘Verduurzaming is een mega opgave. Iedereen moet een steentje bijdragen – wat zeg ik, een kei.’
Koploper Juist de breedte van het beleid leidt tot kritiek. Critici vinden haar beleid te veelomvattend en missen het grote gebaar, in de vorm van spectaculaire verboden. Maar Cramer houdt vast aan een brede gezamenlijke aanpak, zonder al te veel verplichtende maatregelen. ‘Ik kan van alles roepen en verplichten. Maar de echte kunst is om zo veel mogelijk mensen mee te krijgen.’ Cramer is trots op de breedte van de aanpak. ‘We zijn in de wereld koploper met onze ambities. En het feit dat ik samen met mijn collega’s per sector de mensen mobiliseer, is een nieuwe aanpak’, benadrukt ze.
daar niet naar hangen. Fel: ‘Het is én én. Convenanten zijn natuurlijk niet het enige. Daarnaast zet ik ook andere middelen in als verplichtingen en aanscherping van normen. We komen er heus niet alleen met voorschriften en financiële prikkels. We moeten niet doen of we het klimaat kunnen redden met oud milieubeleid. Om echt iets te bereiken, is óók de vrijwillige medewerking cruciaal.’ Als de combinatie van maatregelen niet afdoende is, kunnen altijd nog hardere maatregelen worden genomen, is haar gedachte. Die houding van de minister was al eerder zichtbaar bij de gloeilampenkwesie. Aanvankelijk leek Cramer aan te sturen op het verbieden van de gloeilamp, maar later bleek dat niet meer nodig. Waarom? ‘De producenten en retailers gingen meteen mee toen ik geroepen had dat de gloeilampen moesten verdwijnen. Het bedrijfsleven bleek er als eer-
slag moet worden gemaakt. Bijvoorbeeld zonne-energie. In dergelijke innovaties pompen we ook veel geld: een derde van het budget dat we met Schoon en Zuinig te verdelen hebben.’ Cramer zet voorlopig dus in op tal van troefkaarten, zonder te zwichten voor de verleiding van het grote gebaar. De minister kiest bijvoorbeeld voor een gematigde stimulering van duurzame energie. Nuchter: ‘Ik ben niet zo’n subsidiefan. Het is de vraag of het verstandig is om veel subsidie te verstrekken, bijvoorbeeld voor zonne-energie. Stel dat daardoor alle daken komen vol te liggen met de huidige technologie. Dan verpest je de markt en de verdere ontwikkeling. Terwijl je nu al weet dat er over een jaar of vier veel betere zonnepanelen kunnen zijn. En dat bij de huidige ontwikkeling zonne-energie in 2015 even kostenefficiënt is als stroomopwekking met fossiele brandstoffen. Wij willen daarom
‘Ik wil dat de energiebedrijven hun nek uitsteken zodat de CO2-opslag ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd.’ Rond het verschijnen van deze Lumen werkt Cramer hard aan deelakkoorden per sector die voortvloeien uit het klimaatakkoord met het bedrijfsleven. In die akkoorden wordt afgesproken hoe de reductie van CO2-uitstoot in elke bedrijfstak precies tot stand moet komen. Met de ene sector verlopen die gesprekken stroever dan met de andere. ‘Je merkt dat het gevoel van urgentie bij het bedrijfsleven toeneemt, maar er zijn nog grote verschillen.’ Die zijn volgens de minister vaak wel verklaarbaar. ‘Bij sectoren die onder grote maatschappelijke druk staan, zoals de energiebranche, zie je een grote bereidheid. Zij willen wel. Hetzelfde geldt voor sectoren die sterker dan andere worden getroffen door hoge energieprijzen, zoals de tuinbouw. Zij zijn ook al ver. Bij andere sectoren gaat het langzamer.’
Passé De minister vertrouwt vooralsnog op medewerking van bedrijven en overheden, bijvoorbeeld via afspraken vastgelegd in convenanten. Cramers critici wijzen erop dat ze zich met dit beleid afhankelijk maakt. Maar de minister laat haar oren
ste zelf vanaf te willen. Waarom zou ik het dan nog moeten verplichten? Als ik alles ga regelen, ben ik eerder bezig met creativiteit te doden dan innovatie te stimuleren’, vindt ze.
Troefkaarten Het moge duidelijk zijn: in abrupte verboden gelooft Cramer niet zo. Ze ziet veel meer in het aandraaien van de duimschroeven. Dat wil ze vooral bereiken via fiscale vergroening (de vervuiler betaalt, vliegtaks) bijvoorbeeld en door het steeds wat strenger maken van normen voor energieconsumptie, zoals de energieprestatienorm voor gebouwen. ‘Dan loop je als overheid mee in een proces van innovatie.’ Cramer legt uit dat er ruwweg drie categorieën zijn van te stimuleren veranderingen. ‘Allereerst zijn er maatregelen die zich direct terugverdienen, zoals isolatie van huizen en energiezuinige verlichting. Dan is er een middencategorie waarbij we met investeringen veel kunnen bereiken, zoals warmtesystemen; er gaat nu nog veel te veel warmte onbenut de lucht in. Tot slot heb je nieuwe technologie die nog niet kostenefficiënt is, waar nog een innovatie-
vooral de technische innovatie stimuleren en de ingestorte Nederlandse markt voor zonne-energie weer op gang brengen, via ons streven om bij 100.000 woningen duurzame energievoorzieningen als zonneboilers, warmtepompen en zonnepanelen toe te passen. Als de techniek over vier jaar verder is ontwikkeld dan gaan we de markt extra stimuleren. Dat kan tijdelijk met subsidie die we ook weer afbouwen.’
CO2-opslag Van energiebedrijven verwacht Cramer een cruciale bijdrage. Ook hier is ze niet te betrappen op draconische maatregelen, zoals een verbod op kolencentrales. Zoiets is volgens haar onverstandig met het oog op de noodzaak van een zekere energievoorziening in de toekomst. Dat betekent overigens niet dat ze geen eisen stelt. Kolencentrales moeten wel veel schoner worden in de toekomst. Dat wil de minister bereiken via regelgeving en overheidssteun. Zo moeten alle nieuwe kolencentrales verplicht geschikt worden gemaakt voor het afvangen van CO2. Verder kregen drie pilotprojecten voor CO2-afvang en -opslag
|18 Lumen11Inside_def.indd 18
28-02-2008 08:51:00
overheidssubsidie, waaronder een project van Nuon in Buggenum. Voor het daadwerkelijk realiseren van CO2-opslag hangt nog veel af van technologische ontwikkelingen (veiligheidsaspecten) en emissiehandel. De minister verwacht dat energiebedrijven de ontwikkelingen niet afwachten maar actief werken aan een oplossing: ‘Ik wil dat de bedrijven hun nek uitsteken zodat de opslag ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd. Alleen zorgen dat de techniek aangeschakeld kan worden, is onvoldoende. Ze moeten de opslag garanderen.’
Obstakels Een ander principieel punt van de minister is het stimuleren van particuliere initiatieven op het gebied van duurzame energie. Volgens Cramer ondervinden particuliere opwekkers van energie te grote obstakels. Hun op zich prijzenswaardige gedrag wordt nog onvoldoende beloond. De minister wil dat de energiebedrijven en het ministerie van EZ gaan zorgen voor goede tarieven voor particulieren die via wind of zon opgewekte energie willen terugleveren aan het net. ‘De energiebranche heeft deze vernieuwing in de energiemarkt tot nog toe onvoldoende ondersteund, omdat ze natuurlijk weinig belang had bij opwek door particulieren.’ Cramer ziet de opstelling van energiebedrijven in de toekomst wezenlijk veranderen. Het accent in de sector zal in haar ogen langzamerhand verschuiven van centrale opwekking naar decentrale dienstverlening. ‘Energiebedrijven worden in de toekomst meer leverancier van diensten dan van energie. Ze zullen steeds vaker op een andere manier hun geld gaan verdienen, bijvoorbeeld met service en advisering. Zo kunnen ze geld verdienen aan energiebesparing, opwekking via zonnecellen of het verkopen van hr-plus ketels.’ De minister erkent dat het de energiebedrijven de laatste jaren niet heel gemakkelijk is gemaakt om zich te richten op duurzaamheid. Cramer: ‘De liberalisering van de energiemarkt heeft tot op heden meer negatief dan positief uitgewerkt op de duurzame ambities van energiebedrijven. Het heeft ze gedwongen om vooral te kijken naar cijfers. Maar dat is gelukkig achter de rug. Het is nu tijd om te focussen op duurzaamheid.’
Klimaatbeleid: zo wordt Nederland schoon en zuinig PEERTJES Anders dan iedereen had verwacht, heeft Cramer het peertje niet in de ban gedaan. Daar ging iedereen vanuit nadat de minister mei vorig jaar had aangekondigd dat de gloeilamp binnen vier jaar moest verdwijnen. Vijf maanden na deze aankondiging liet ze echter weten dat het verkoopverbod niet meer nodig is omdat ze hetzelfde effect – het uitbannen van de gloeilamp thuis, in kantoren en op straat – verwacht van afspraken met producenten en winkeliers. Die zeggen zelf van de gloeilamp af te willen. Een Taskforce Verlichting biedt daarbij ondersteuning. GEBOUWEN Via het plan Meer met Minder willen energiebedrijven, woningcorporaties en bouwbedrijven een half miljoen gebouwen renoveren, waardoor ze energiezuiniger worden. Verder is Cramer vast van plan de energieprestatienorm (EPC) verder aan te scherpen, waardoor nieuwbouw gemiddeld nog zuiniger wordt. Maar niet alleen bouwers moeten rekening houden met de energieprestaties. Ook particulieren moeten daarover nadenken. Woningeigenaren die willen verkopen, moeten voor een energielabel zorgen. Daarmee krijgt de koper een indruk van het energiegebruik. Een andere maatregel die het energiebewustzijn moet bevorderen is de slimme energiemeter. Deze moet binnen zes jaar gemeengoed zijn in huishoudens. Ook zijn er vergevorderde plannen voor steunmaatregelen voor zonnepanelen. VLIEGTAKS Luchtreizigers moeten vanaf 1 juli 11,25 euro aan ‘vliegtaks’ betalen voor reizen vanuit Nederland naar een bestemming in Europa. Bij afstanden verder dan 2500 kilometer wordt een heffing van 45 euro in rekening gebracht. Passagiers die hier aankomen of overstappen, betalen niets. AUTO’S Wie vrijwillig in een benzineslurper wil rijden, moet steeds dieper in de buidel tasten. Dat komt doordat de hoogte van de koopbelasting BPM verder afhankelijk is gemaakt van de energiezuinigheid van het voertuig in kwestie. De kortingen voor zuinige auto’s zijn in juli 2007 verhoogd (label A: van 1000 naar 1400 euro) en de toeslagen voor onzuinige auto’s zijn verder opgevoerd (label G: van 540 naar 1600 euro). Ook voor leaserijders is het interessant om op de energiezuinigheid van hun bolides te letten. Want per februari 2008 is de bijtelling voor zuinige auto’s gedaald van 22 procent naar 14 procent. Voor overige auto’s ging de bijtelling juist omhoog van 22 procent naar 25 procent. ACCIJNZEN De accijnzen voor LPG en diesel stijgen vanaf 1 juli 2008 met respectievelijk anderhalf en drie cent per liter. BEDRIJVEN In een akkoord met het bedrijfsleven (VNO-NCW, MKB Nederland en LTO Nederland) is vastgelegd dat bedrijven zullen streven naar reductie van CO2-uitstoot via energie-efficiency en meer duurzame energie. Het kabinet werkt nu aan deelakkoorden waarin per sector wordt vastgelegd hoe de reductie tot stand komt. ENERGIEOPWEKKING Vanaf 2015 moeten centrales veel minder CO2 uitstoten. Er komt warmtebeleid, waardoor de energiebron warmte veel beter wordt benut. Het kabinet wil het aandeel duurzame energie tussen nu en 2011 verdubbelen, onder meer via de nieuwe stimuleringssubsidie SDE (april 2008). GEMEENTEN De gemeenten tekenden een akkoord met het kabinet dat aansluit op de doelstellingen van Schoon en Zuinig. Daarin staan afspraken over duurzame energieproductie, bijvoorbeeld door het stimuleren van de bouw van windmolens. Daarnaast zijn er afspraken over energiezuinige mobiliteit (bijvoorbeeld OV), bedrijvigheid en bouwen (vergunningen en toezicht). Last but not least willen de gemeenten een voorbeeldrol door het streven naar 75 procent duurzaam inkopen in 2010 en 100 procent in 2015. PROVINCIES Met de noordelijke provincies is een energieakkoord gesloten, met hoge reductiedoelstellingen. Dit in ruil voor financiële stimulering van bedrijvigheid in de energiesector (Energy Valley) en het wegwerken van knelpunten.
|19 Lumen11Inside_def.indd 19
28-02-2008 08:51:00
Pioniers
| Innovatie
Tekst | Willem van Leeuwen Foto’s | Rob Marinissen Met medewerking van Ceres en Vroeger en Toen
Pioniers
Een koel bed in de tropen Industrieel ontwerpers Thomas van den Groenendaal (rechts) en Yoeri Nagtegaal hadden een droom van een carrièrestart: ze ontwierpen en ontwikkelden een bed met ingebouwde airco, waarmee maar liefst 60 procent energie wordt bespaard. Eco-resorts tonen interesse. ‘Duurzaamheid heeft niks meer te maken met geitenwollen sokken’, zegt Thomas van den Groenendaal.
Van den Groenendaal en Nagtegaal: ‘Het idee van een luchtgekoeld bed is ruim vijf jaar geleden op de Antillen geboren bij Tim van den Brink en Nico Visser, nu onze partners’, vertelt Van den Groenendaal. ‘Tim is eco-consultant op Curaçao en Nico hield zich destijds bezig met het opzetten van een Antilliaans milieudepartement. Zij zagen dat het energieverbruik van resorts in tropi-
sche landen buiten alle proporties is. Je moet je voorstellen dat het koelen van een hotelkamer tussen de 1200 en 2000 watt aan (elektrisch) vermogen kost en dat zo’n machine vrijwel continu staat te draaien. Tachtig procent van het totale energieverbruik in die hotelkamers gaat op aan airconditioning. Daarbij zijn de kamers doorgaans helemaal afgesloten om de koele lucht binnen te houden. Tim en Nico dachten al een tijdje na over een manier om die kosten te reduceren door energie te besparen. Ze speelden met het idee van een direct gekoeld bed in combinatie met een muskietennet. Als ze erover spraken met resorteigenaren, dan kregen ze altijd enthousiaste reacties. Uiteindelijk kwamen ze uit bij Yoeri en mij. Wij studeerden toen nog aan de TU in Delft en zijn in de avonduren aan de slag gegaan met het idee.’ pagina 22 >>
|20 Lumen11Inside_def.indd 20
05-03-2008 15:27:27
Het ijzeren varken van Van Benten Bewa Groep in het Noord-Brabantse Moerdijk is gespecialiseerd in diervoederbewerking, vetveredeling, tankopslag en verwerking van organische materialen. De vergistingsinstallatie van Henry van Benten levert één megawatt aan stroom. Met de bouw van een biodieselfabriek op het bedrijfsterrein is de kring straks rond, zegt Van Benten. Maar zover is het nog niet.
Van Benten: ‘Bewa Groep is in de jaren vijftig van de vorige eeuw door mijn vader opgezet als Van Benten Ophaaldienst. Hij ging de deuren langs en haalde voedselresten op die dienden als voer voor de varkens. De schillenboer dus. In de loop der jaren is het bedrijf flink gegroeid. In 2000 brak de grote BSE-crisis uit en er volgde een verbod om etensresten die mogelijk dierlijke eiwitten
bevatten, aan dieren te voederen. De ingezamelde reststromen uit de voedings- en genotmiddelenindustrie werden geëxporteerd naar vergistinginstallaties in Duitsland. Vijf jaar lang reden we acht keer per week naar Bremen in Duitsland om daar onze Hollandse restjes te laten vergisten. Doordat deze export paste binnen de regels voor Europese afvaltransporten, bestond er aanvankelijk geen enkele interesse om een Nederlandse alternatieve verwerkingsmethode te ontwikkelen. Maar wij verbruikten alleen al aan brandstof zo’n 250.000 euro per jaar om die laagwaardige grondstof naar Duitsland te brengen. Ik dacht toen: als ze in Bremen kunnen vergisten, dan kan ik het hier in Nederland toch ook? Ja, je bent ondernemer of niet. Maar omdat er hier nog geen vergistingsinstallaties waren, duurde het vier jaar voordat de vergunningen rond pagina 22 >>
|21 Lumen11Inside_def.indd 21
28-02-2008 08:51:02
Pioniers
| Innovatie
>> pagina 20 - Nagtegaal en Van den Groenendaal
‘Eigenlijk is de ontwikkeling van een gekoeld, comfortabel bed heel voortvarend verlopen. Op de universiteit konden we gebruikmaken van de incubator, de klimaatkamer, en van de productiefaciliteiten van de TU. Het is een hemelbed geworden waaronder een energiezuinige en geruisloze koelunit is geplaatst. De unit is verbonden met een luchtkanaal en een buis van textiel, die de koele lucht naar het dak van het
hemelbed brengt en subtiel over de slapers verspreidt. Bij het hoofdeinde zit een knop waarmee de gewenste stand kan worden ingesteld. De lucht komt uiteindelijk weer onder het bed terecht en wordt hergebruikt. De eerste testbedden hebben we helemaal zelf ontwikkeld en gebouwd, omdat de kosten van laten ontwikkelen te hoog zouden zijn. Daarbij hebben we wel gebruik kunnen maken van een aantal Nederlandse bedrijven die de perfecte onderdelen voor ons bed maken. KE Fibertec uit Strijen bijvoorbeeld, is wereldmarktleider op het gebied van luchtverdeelslangen. Zij vonden het prachtig om aan iets volstrekt nieuws mee te werken. En voor de koelunit vonden we in Altena Koelservice een enthousiaste partner die het elektrische deel voor zijn rekening nam. In maart 2007 testten we ons eerste bed in de klimaatkamers van de universiteit. Niet veel later hebben we vijf bedden geplaatst in eco-resorts op Bonaire en in Zuid-Afrika. Op Bonaire hebben we gewerkt aan het oplossen van kinderziektes, zoals condensvorming op de koelunit en de verdere demping van het geluid.
Duurzaamheid heeft niks meer te maken met geitenwollen sokken. Met dit bed wordt 60 procent energie bespaard; het koelen van het bed kost slechts 400 watt.’ De uitvinding van de ontwerpers is niet onopgemerkt gebleven. ‘Zojuist hebben we de Shell Livewire Young Business Award gewonnen’, vertelt Van den Groenendaal. ‘Dat is echt fantastisch. Bij deze prijsvraag worden de kandidaten beoordeeld op technische innovatie, ondernemerschap, marktbenadering en levensvatbaarheid van het bedrijf. Bij de prijsuitreiking werden we onder meer geprezen om onze durf en plezier in het ondernemerschap en dat klopt als een bus, want we zijn er dag en nacht mee bezig. Een landelijk ochtendblad plaatste een dag later een groot stuk over ons en sindsdien zijn we al door zo’n honderd mensen uit binnen- en buitenland benaderd die allemaal iets met ons bed willen. Sommigen willen het kopen, anderen melden zich als importeur. We zijn nu druk bezig het bed in productie te nemen. Onze vinding moet de standaard worden in de tropen.’
consumptie. Van keukenafval en etensresten, resten koek, snoep en brood, tot melkproducten en frisdranken, alles gaat vermalen de vergister in. Een vergistinginstallatie werkt feitelijk niet veel anders dan een varken van vlees en bloed, daarom noemen we onze installatie ook “het ijzeren varken”. Als je een varken te eten geeft, maakt hij vlees aan. De rest poept hij uit. In een vergister zitten bacteriën. Als je er etensresten in doet, eten ze die op. De bacteriën produceren biogas. Dat gas bestaat voor ongeveer 65 procent uit methaangas, de rest is CO2. Het gas wordt naar een warmtekrachtkoppeling (WKK) geleid die het omzet in stroom en warmte. Alle opgewekte stroom wordt als groene energie aan het elektriciteitsnet geleverd. De vergister levert één megawatt. Vergis je niet, dat is voldoende om 2500 huishoudens een jaar van elektriciteit te voorzien. De warmte die vrijkomt, gebruiken we voor onze eigen processen, zoals het verwarmen van oliën en vetten in onze vetsmelterij. We staan op het punt om onze
tankopslag voor vloeistoffen met achtduizend kuub uit te breiden. Die tanks gaan we ook volledig verwarmen met de restwarmte. Wat we over hebben, willen we transporteren naar de buren. Het hele industrieterrein profiteert dus van de ontwikkelingen bij ons recyclebedrijf.’ ‘Tot nu toe verkochten we de gereinigde oliën en vetten aan bedrijven door heel Europa, die er weer biodiesel van maken. Maar nu wil ik hier een eigen biodieselfabriek bouwen. We hebben op het terrein de grondstoffen, de ruimte én de mogelijkheden om er zelf iets mee te doen. Zo’n fabriek past precies bij wat wij doen. Feitelijk is met een biodieselfabriek de kring bij ons rond. De biodiesel wordt gewonnen uit de frituurvetten die we inzamelen. De diesel verhandelen we, het residu dat overblijft, glycerine, is weer een hoogwaardig product voor de vergister. Wanneer de fabriek er zal staan, weet ik niet. Het is weer wachten op de overheid. Een vergunning voor een fabriek krijgen is bijna ingewikkelder dan er een bouwen.’
>> pagina 21 - Van Benten
waren. Er zijn momenten geweest waarop ik de pijp aan Maarten wilde geven, zo traag en stroperig ging alles.’ ‘Eind 2004 hadden we eindelijk groen licht. Vervolgens heb ik in een maand tijd alles geregeld zodat we meteen konden gaan bouwen aan de installatie. Nu verwerken we ongeveer 35.000 ton aan producten die niet meer geschikt zijn voor menselijke
|22 Lumen11Inside_def.indd 22
28-02-2008 08:51:03
Beeldreportage
| Maleisië
Het zwarte en oranje goud van de Maleisiërs Maleisië is gezegend met grote hoeveelheden olie. Exploitatie hiervan brengt een deel van de bevolking steeds grotere welvaart. In tegenstelling tot in andere landen in de regio zijn airconditioning en auto’s inmiddels gemeengoed. Geen wonder dat Maleisië de snelst groeiende vervuiler ter wereld is. Toch raakt het zwarte goud eens op. Om te voorkomen dat het land zijn verworvenheden verliest, is er een continue zoektocht naar alternatieven. Gas en palmolie bieden hoop voor de toekomst.
Tekst | Philip Dröge Foto’s | Sascha Schalkwijk
|23 Lumen11Inside_def.indd 23
28-02-2008 08:51:06
Beeldreportage
| MaleisiĂŤ
Luxe en weelde
|24 Lumen11Inside_def.indd 24
28-02-2008 08:51:08
Maleisië pronkt graag met zijn welvaart. De imposante Petronas Towers in Kuala Lumpur staan symbool voor het niveau van welvaart en economische groei. Olie- en gasvoorraden maakten het land rijk, maar succes is geen vanzelfsprekendheid. Niet in het verleden, en zeker niet in de toekomst.
Het was in de aanloop naar de eerste Golfoorlog in 1991 dat de regering van Maleisië tot een afschrikwekkende ontdekking kwam. De olie die het land op dat moment in extra grote hoeveelheden verkocht aan de VS (Koeweit kon in die tijd uiteraard niet leveren) raakte in hoog tempo op. Als de productie in dit tempo zou doorgaan, dan waren de Maleisische bronnen in 2005 droog, zo becijferde een minister. Staatsoliebedrijf Petronas nodigde de beste exploratiebedrijven ter wereld uit om met nieuwe technieken oude velden opnieuw te onderzoeken op onverwachte reserves. Deze beslissing pakte goed uit, in de jaren daarop vonden de Maleisiërs enkele van de grootste velden in hun geschiedenis. Er is voor nog minstens twintig jaar aan olie in de bodem. Behalve op olie begon Petronas zich ook te concentreren op gas.
Oliebronnen Het gaat te ver Maleisië een oliestaat te noemen, zoals Koeweit of Venezuela. Daarvoor zijn de bronnen in relatie tot de omvang van het land te klein en is de exploratie vaak te moeilijk. Maar tegelijkertijd kan het belang van olie voor Maleisië moeilijk worden onderschat. De oliebronnen hebben het land geld opgeleverd voor infrastructuur. Bijna nergens anders in Azië – de enige uitzondering is Japan – zijn modernere metro’s, monorails en snelwegen te vinden. Goedkope olie drijft bovendien een groot, zeer mobiel volk aan, dankzij een Volkswagen-achtig plan van de regering om in de jaren tachtig een goedkope lokale bolide te introduceren, de Proton.
Ongewisse toekomst Het enige nadeel van het zwarte goud is dat het het vrije ondernemerschap soms tegenwerkt. Petronas en Proton zijn staatsbedrijven. De industriële moloch Sime Darby (palmolie, machines voor exploratie, auto’s) is weliswaar aan de beurs genoteerd, maar staat onder sterke staatscontrole. Het bedrijf is bovendien zeer bureaucratisch georganiseerd. Wanneer de olie opraakt, moet een groot deel van het bedrijfsleven in het land zich opnieuw uitvinden. De Maleisiërs hebben in ieder geval twee decennia om zich daarop voor te bereiden.
|25 Lumen11Inside_def.indd 25
28-02-2008 09:12:46
Beeldreportage
| MaleisiĂŤ
De Maleisische bodem bevat voor nog minstens twintig jaar aan olie. Voorlopig zal deze medewerker van de olieraffinaderij in de haven van Klang niet zonder werk zitten.
Naast olie speelt gas een sleutelrol in de Maleisische economie. Het land heeft nog voor ruim 3o jaar gasreserves.
|26 Lumen11Inside_def.indd 26
28-02-2008 08:51:10
Olietransport, alom vertegenwoordigd in het straatbeeld van het land.
Jonge MaleisiĂŤrs en leergierige toeristen leren veel over de gas- en oliewinning in het land in het informatiecentrum van de Petronas Towers.
|27 Lumen11Inside_def.indd 27
28-02-2008 09:16:43
Beeldreportage
| Maleisië
Vinex-plantages
De palmoliekoepel van Maleisië mag dan trots melden dat 64 procent van het land is bebost, een zeer groot deel daarvan is ‘vinex-bos’: kilometer na kilometer oliepalmen van altijd dezelfde omvang, altijd op exact 4,5 meter van elkaar geplant. Dieren kunnen er niet leven, voor stammen is er geen droog brood te jagen en te verzamelen. Palmoliebedrijven hebben het woord sustainability dan wel voor in de mond en sommige plantages doen echt hun best, alleen voor iemand met heel slechte ogen lijkt dit op natuur.
|28 Lumen11Inside_def.indd 28
28-02-2008 08:51:18
De palmolie-hype is helemaal terug in Maleisië. Nadat de vraag naar palmolie voor de voedselproductie was stilgevallen, werden oliepalmen opgemerkt als prima grondstof voor biodiesel. Landeigenaren ruilen hun gewassen steeds vaker in voor oliepalmen. Exploitanten worden slapend rijk. De keerzijde van de medaille is een sluimerende ecologische ramp en ondermijning van de binnenlandse voedselvoorziening.
‘Daar links staan mangobomen, die worden binnenkort gekapt en vervangen door oliepalmen. Rechts zie je nog een paar rubberbomen, de rest is vorig jaar weggehaald om een olieplantage aan te leggen.’ Alias Wusan organiseert eco-tours. Op mountainbikes leidt hij toeristen rond in het achterland van Melakka. Tegenwoordig betekent dat vooral rijden tussen de oliepalmen. De koortsachtige aanplant van deze bomen is niet zo gek. De prijs van palmolie is in drie jaar verdubbeld. Alleen al vorig jaar steeg de prijs 70 procent. Dankzij een regeringsinitiatief kunnen kleine boeren (met uitzondering van Chinese of Indiase Maleisiërs) voor weinig geld op afbetaling land kopen. Bijna allemaal beginnen ze op hun nieuwe bezit een palmolieplantage. Met vier hectare heb je al een aardige bron van inkomsten. ‘Allemaal de schuld van de Nederlanders’, lacht Alias. ‘Jullie hebben de oliepalm in 1844 vanuit Afrika naar Indonesië gebracht.’ Twee eeuwen lang vervulde de oliepalm vooral de rol van bakolie. Omdat het vet uithardt bij kamertemperaturen bleek je er bovendien zeep, koekjes en een hele trits andere producten van te kunnen maken. Maar toen bracht een Amerikaans onderzoeksinstituut een rapport uit waaruit bleek dat er enorm veel cholesterol in palmolie zit. De prijs kelderde. Een paar jaar lang leek palmolie een ten dode opgeschreven industrie. Tot het goedje begin deze eeuw ook geschikt bleek voor het aandrijven van dieselmotoren.
Eerst olie, dan pas apen Ook de gebroeders Lee, zakenmannen van Chinese afkomst, zagen geld in de oliepalmen. Ze kochten in de jaren tachtig grote stukken jungle op Borneo en begonnen te kappen. Totdat broer Win Lee op een dag aan de rand van de overgebleven jungle oog in oog stond met een neusaap. Hij begon zich te verdiepen in deze komische primatensoort en ontdekte dat er nog maar 7000 over waren. De Lee’s deden iets zeer opmerkelijks, ze legden het werk stil en maakten van hun nog niet gekapte regenwoud 600 hectare privaat natuurreservaat voor zo’n 300 apen. De beesten zijn nu een toeristenattractie. De Lee’s zijn vastbesloten ‘hun’ neusapen te behoeden voor uitsterven. Het initiatief van de Chinese broers is opmerkelijk en jammer genoeg ook zeldzaam. Met palmolie is zó veel geld te verdienen dat slechts weinig plantage-eigenaren zich laten afleiden door bedreigde diersoorten of stammen die hun jachtgebied kwijtraken.
|29
Lumen11Inside_def.indd 29
28-02-2008 08:51:19
Beeldreportage
| MaleisiĂŤ
Werken in de palmolie-industrie is populair. De prijs van palmolie is in drie jaar verdubbeld en dankzij een regeringsinitiatief kunnen kleine boeren voor weinig geld op afbetaling land kopen.
Palmoliemolen, vroeger een veelgebruikte grondstof voor etenswaren. Tegenwoordig draaien steeds meer motoren op het oranje goud.
|30 Lumen11Inside_def.indd 30
28-02-2008 08:51:20
Alias Wusan hakt met zijn machete een olienoot door. ‘De binnenkant is om te eten, daar maken ze bijvoorbeeld ijsjes van’, zegt de gids. ‘Maar dit’, en hij wrijft de vettige oranje vezels tussen duim en wijsvinger, ‘dit is waarom iedereen nu palmolie wil verbouwen. Dit is het oranje goud.’
|31 Lumen11Inside_def.indd 31
28-02-2008 08:51:25
Beeldreportage
| MaleisiĂŤ
Iedere dag broeikaseffect
|32 Lumen11Inside_def.indd 32
28-02-2008 08:51:26
Maleisiërs zijn verslaafd aan airconditioning. Ze zetten deze koelmachines het liefst op arctische temperaturen. Welvaart geeft de bevolking de middelen om overal en altijd gekoeld door het leven te gaan. Geen wonder dat Maleisië de snelst groeiende vervuiler ter wereld is.
De saaiste baan in heel Maleisië is ongetwijfeld die van weerman op televisie. Iedere avond opnieuw noemt hij met een serieus gezicht de provinciehoofdsteden op met lokale middagtemperaturen. ‘Ipoh: 32 graden, Kuantan: 32 graden.’ De monotonie is genoeg om een al vermoeide kijker langzaam in slaap te laten sukkelen. ‘Kuala Lumpur: 32 graden, Johor Bahru: 32 graden.’ Alleen bij de steden in Maleisisch Borneo gaat zijn stem van verbazing over de koelte aldaar altijd een octaaf omhoog: ‘Kuching: 31 graden’.
Weldadige luxe Maleisië is heet, iedere dag opnieuw. Zelfs eenvoudige hutjes in de kampongs (dorpjes) hebben tegenwoordig vaak een mobiele unit staan; auto’s worden standaard verkocht met airco. Droge kou is een weldadige luxe in een land waar de middagtemperatuur altijd 32 graden is bij 90 procent luchtvochtigheid. En die luxe kunnen steeds meer Maleisiërs zich dankzij een uitstekende economische groei, dalende prijzen van airconditioners en heftig gesubsidieerde elektriciteit veroorloven.
Standje poolwinter Van 1990 tot 2004 is het land 221 procent meer broeikasgassen gaan uitstoten. De regering heeft bij monde van Noor Azlan Ghazali, directeur van het Instituut voor Economische Planning, aangekondigd iets te doen aan de uitstoot, maar concrete stappen zijn bijna nog niet genomen. De regering heeft alleen gezegd op termijn subsidies voor brandstoffen te gaan verminderen. Misschien dat Maleisiërs dan zuiniger zullen gaan doen met energie. Veel winkels laten nu ’s nachts de airconditioning gewoon draaien: het kost toch bijna niets en het is lekker koel als je ’s ochtends binnenkomt. Global warming? In een land waar dagelijks broeikastemperaturen heersen, kunnen ze er niet warm of koud van worden. Daarvoor hebben ze de buitenlucht en hun geliefde airconditioning op standje poolwinter.
|33 Lumen11Inside_def.indd 33
28-02-2008 08:51:28
Beeldreportage
| MaleisiĂŤ
Gasbranders hebben de traditionele houtskoolvuurtjes al lang verdrongen. Welgestelde MaleisiĂŤrs bezoeken vooral luxe, door airco gekoelde restaurants. Minder fortuinlijke MaleisiĂŤrs en toeristen, zoals deze bezoekers van Chinatown in Kuala Lumpur, eten nog vaak in de buitenlucht.
De Suria KLCC shopping mall is met zijn 140.000 m2 ook voor Maleisische begrippen een joekel. Het zes verdiepingen tellende winkelcentrum wordt net als vrijwel alle andere moderne malls volledig gekoeld door airconditioning.
|34 Lumen11Inside_def.indd 34
28-02-2008 08:51:29
‘Ons geweten is kraakhelder’ Biodiesel uit palmolie is omstreden. Tegenstanders wijzen op de desastreuze ecologische gevolgen en toename van het broeikaseffect. ‘Het is allemaal perceptie’, zegt Basri Wahid. Door strenge regelgeving, overleg met milieubewegingen en onderzoek naar beter renderende bomen denkt de directeur-generaal van de Malaysian Palm Oil Board (MPOB) de opinie voor zich te winnen. Tekst | Philip Dröge
Dr. Muhamad Basri Wahid wijst op een levensgrote foto van een palmolieboom in zijn kantoor. ‘Is het niet geweldig? Een boom die acht tot tien keer meer voedsel oplevert dan soja; die zowel in meer gematigde als tropische omgevingen groeit en die ook nog eens energie geeft. De potentie van deze boom is enorm.’ Nee, kom bij Basri Wahid niet aan met kritiek op de oliepalm. Hij is dan ook directeur-generaal van de Malaysian Palm Oil Board (MPOB), een door de overheid aangestuurde koepel van palmoliebedrijven. Zijn instituut doet onderzoek om de opbrengst van de bomen te vergroten en probeert nieuwe afzetmarkten te vinden. Dat is de laatste tijd niet zo moeilijk, palmolie blijkt behalve een eetbaar vet een prima biodiesel te zijn. Het heeft ervoor gezorgd dat de prijs van het calorierijke goedje in drie jaar meer dan verdubbeld is. Maar hoe ‘bio’ is biodiesel uit palmolie? Organisaties als Greenpeace en Friends of the Earth beweren dat het aanplanten van palmolie zorgt voor de afbraak van tropisch regenwoud. Volgens de milieubeweging zijn de palmolievelden verantwoordelijk voor een toename van het broeikaseffect met 20 procent. Onzin, zegt Basri Wahid. ‘Ten eerste zijn we in Maleisië geen Indonesië, bij ons mag geen regenwoud meer worden gekapt voor nieuwe aanplant. En in bestaande plantages wordt hard gewerkt aan een duurzame manier van landbouw. Palmolievelden zijn geen woestijn, er ontstaat vanzelf een ecosysteem en je vindt er biodiversiteit.’ Wie er ook gelijk heeft, het is lastig om een organisatie als Greenpeace in je nek te hebben. Denk maar aan de Brent Spar… ‘Daarom steken we ook heel veel werk in onderzoek. We willen aantonen dat palmolie
en de biodiesel die je eruit wint wél groen zijn en dat we geen orang-oetangs ombrengen met onze aanplant. We bewijzen keer op keer dat je palmolie op een duurzame manier kunt verbouwen en dat de bijproducten van de boom ook bruikbaar zijn. Ons geweten is kraakhelder. De strategie die we hebben gekozen is om de milieubeweging uit te nodigen en samen met ze onderzoek te doen. We zijn extreem open, uw minister Cramer (Milieubeleid, red.) was bijvoorbeeld ook hier om te kijken en we gaan een overeenkomst sluiten met de Universiteit Wageningen voor gezamenlijk onderzoek.’ Uitleggen of niet, er zijn landen in Europa die twijfelen of ze wel biodiesel uit palmolie willen importeren omdat het niet duurzaam zou zijn. ‘Dan verkopen we toch aan een ander? We gaan niet onze industrie onderwerpen aan de eisen van één bepaald land omdat ze daar twijfels hebben. Alleen al de Chinezen willen meer palmolie afnemen dan we in dit hele land kunnen produceren. Europanen willen vooralsnog geen biodiesel gebruiken voor de opwekking van elektriciteit, maar de Amerikanen staan te springen om hun centrales ermee te stoken. Prima: onze olie staat tot hun beschikking.’ U roert een punt aan: de vraag naar palmolie overstijgt momenteel de productiecapaciteit. Hoe groot is de verleiding om toch een stuk regenwoud te kappen? ‘Dat is niet de manier waarop we meer willen produceren. Een veel betere methode is om de opbrengst per boom omhoog te brengen. Daar zijn we de afgelopen jaren mee bezig geweest en ons onderzoek begint vruchten af te werpen. Door te klonen hebben we bomen ontwikkeld die steeds meer olie geven. Maar omdat één boom gedurende 25 jaar olie pro-
duceert, duurt het lang voordat we bestaande plantages hebben vervangen door deze beter renderende bomen. Wat op korte termijn meer effect heeft, is het opleiden van plantagewerkers zodat ze efficiënter werken en meer uit hun bomen halen.’ Mocht de prijs van gewone olie weer gaan dalen, dan zal palmolie ongetwijfeld ook minder duur worden. Bent u daar niet bang voor? ‘Nee. De vraag is zo groot dat de prijs waarschijnlijk redelijk stabiel kan blijven of verder omhoog gaat. Bovendien is palmolie anticyclisch gebleken. Gedurende de Aziatische crisis van 1997 hebben de inkomsten uit onze palmen Maleisië gered. We rekenden in dollars af, terwijl onze eigen munt flink onder druk stond. Duurzaamheid betekent ook dat we ons niet rijk rekenen. Veel van de inkomsten worden gestoken in onderzoek, het bouwen van scholen en moskeeën voor plantagewerkers en het verbeteren van de financiële positie van kleine boeren. Biodiesel is een kans, maar we moeten eerst investeren in middelen en kennis voordat we er inkomsten uit kunnen halen.’
Dr. Muhamad Basri Wahid
|35 Lumen11Inside_def.indd 35
28-02-2008 08:51:33
Feature
| Netwerkstroom
Decentrale energieopwekking zet infrastructuur op zijn kop Tekst | Pieter van den Brand Foto | Rob Marinissen Met medewerking van Numboards
Een windmolen in de achtertuin, een zonnepaneel op het dak. En niet te vergeten, de stroom producerende cv-ketel op zolder. Energie wordt steeds vaker decentraal opgewekt. Maar hoe geven we al deze kriskras door het land geproduceerde stroom een plek in onze energie-infrastructuur? Een kwestie van slimheid. ‘Power’ to the people!
|36 Lumen11Inside_def.indd 36
28-02-2008 08:51:34
De vergelijking met internet dringt zich op. Een ‘world wide web’ van kriskras opgestelde energieopwekkers voorziet ons land in een steeds groter deel van zijn stroombehoefte. De ‘kleintjes’ eisen hun plek op naast de grote energiecentrales. Windparken, zonnepanelen en biomassacentrales nemen in aantal toe nu klimaatverandering hoog op de agenda staat. Het aandeel warmtekrachtkoppeling (wkk) in normale centrales, maar ook bij de industrie, in ziekenhuizen en de glastuinbouw zet al jaren gestaag door. Over niet al te lange tijd gaan huishoudens over een stroom producerende verwarmingsketel beschikken, ook wel de micro-wkk of HRe-ketel genoemd. Volgens onderzoeksinstituut ECN neemt het aandeel decentraal opgewekte energie de komende 25 jaar toe tot een vijfde van de elektriciteitsvoorziening, om daarna door te groeien tot de helft. Maar hoe krijgen al die versnipperde krachtpatsers hun plek in een efficiënte energie-infrastructuur? Ons elektriciteitsnet heeft namelijk niet de flexibiliteit van internet. ‘Elektrische energie kan niet worden opgeslagen en bewaard tot er vraag naar is’, zegt Wil Kling, hoogleraar elektriciteitsvoorziening aan de technische universiteiten in Eindhoven en Delft en bij netbeheerder TenneT verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het netwerk. ‘Het huidige net is daar niet geschikt voor. Maar we gaan wel van een passief distributienet met nagenoeg uitsluitend verbruikers, naar een actief net waar volop stroom aan wordt teruggeleverd. Onze energie-infrastructuur moet een aanbod van en vraag naar stroom gaan verwerken die ieder moment anders zal zijn.’ Huishoudens zullen nog niet massaal via het transformatorhuisje stroom gaan exporteren. Toch zal de afnemende lokale vraag ertoe leiden dat het stroomsurplus over het hoogspanningsnet zijn weg moet vinden. ‘De uitwisseling zal levendig zijn’, voorspelt Kling. Voor decentrale opwekking is een transportnet nodig dat de pieken kan opvangen. Kling acht het niet mogelijk om zelfvoorzienende gebieden te realiseren of het net lokaal in balans te houden. ‘Ik zie het niet zomaar gebeuren dat opwekkers gehoor zullen geven aan
|37 Lumen11Inside_def.indd 37
28-02-2008 08:51:35
Feature
| Netwerkstroom
Igor Kluin | ‘Door clusters te vormen, krijgen individuele energieopwekkers handelsmacht.’ het verzoek bij onvoldoende lokale vraag even geen stroom te produceren. Ze willen stroom opwekken en die stroom kan ook naar afnemers elders of in het buitenland gaan, redeneren zij.
Dunne touwtjes Ook Frank de Vries, directeur van Nuon Energy Solutions, constateert dat de elektriciteit in het distributienet aan ‘de dunne touwtjes’ van transformator naar gebruiker hangt. Het terugleveren van wkk-stroom, dat al sinds het begin van de jaren negentig gewoonte is, heeft tot nu toe geen gevolgen gehad voor het stroomnet. ‘In de toekomst zullen de netten verzwaard moeten worden. Op teruglevering is het elektriciteitssysteem niet ontworpen.’ Nu is er nog sprake van eenrichtingsverkeer van de grote energiecentrales naar de gebruiker. Als er straks grootschalig stroom wordt teruggeleverd, gaat de elektriciteit twee kanten op. Dus zijn er netten nodig die het toenemende tweerichtingsverkeer aankunnen, aldus De Vries. Investeren in nieuwe infrastructuur is volgens hoogleraar Kling het meest efficiënt. Als voorbeeld geeft hij de inpassing
van 450 megawatt aan windstroom in Flevoland, waarvoor gelijktijdig een nieuw netwerk is ontwikkeld. Het toverwoord is ‘smart grids’. ‘Intelligente netten met slimme meters moeten het proces van vraag en aanbod en transport van stroom zo soepel mogelijk laten verlopen. De uitwisseling van informatie over wie waar welke hoeveelheid stroom aan het net levert of afneemt, wordt wezenlijk’, zegt Kling.
Virtuele energiecentrale De afgelopen jaren zijn veel proeven gedaan met micro-wkk’s in woningen verspreid over Noord-Nederland. Deze stroommakers zijn aan een virtueel onderstation gekoppeld, waardoor het lijkt alsof ze allemaal in één bepaalde wijk staan. Bij een van de proeven werden vijftien micro-wkk’s uitgerust met een extra besturingssysteem om te kunnen reageren op de stroomvraag en zo de elektriciteitspiek in het net af te vlakken. Met succes, concludeert manager energietransitie Hans Overdiep van GasTerra, dat samen met de netbeheerders verder gaat onderzoeken hoe de effecten van grootschalige uitrol van het decentrale vermogen uitpakken. ‘Met
De virtuele power plant Het bedrijf met zonnepanelen op het dak, de consument met zijn stroom producerende verwarmingsketel op zolder. Of de glastuinder met zijn wkk-installatie... Vele duizenden kleinschalige energieproducenten maken straks één grote hoeveelheid stroom en vormen zo een virtuele energiecentrale. Deze power plant van de (nabije) toekomst ziet er globaal als volgt uit. Installaties en apparaten die energie opwekken en gebruiken, zijn via een informatie- en communicatiesysteem met elkaar verbonden en worden (draadloos) bestuurd door intelligente software. De slimme ICT zorgt voor een naadloze afstemming van productie en consumptie van stroom. Zo lukt het om op het juiste moment in te spelen op de stroomvraag en wordt voorkomen dat de transformator in de wijk overbelast raakt. De geclusterde energieopwekkers en -gebruikers zijn in balans, wat het mogelijk maakt veel grotere hoeveelheden decentraal opgewekte elektriciteit toe te laten op de bestaande infrastructuur (als alternatief voor netverzwaring). Op woningen wijkniveau is dit concept onbeperkt opschaalbaar naar hogere niveaus. Het teveel aan opgewekte stroom wordt automatisch verhandeld op de energiebeurs. De agent die namens de energieopwekkers op de elektronische handelsmarkt optreedt, stuurt de installaties bij de eindverbruikers thuis aan via een online verbinding. Bij het onderhandelen op de energiemarkt neemt deze intermediair of serviceprovider het gewenste warmtecomfort van de eindverbruiker en de systeemeisen van de opwekker als uitgangspunt. De agent kent de eigenschappen van de energieopwekkende en -consumerende apparaten door en door en kan met die kennis uiterst flexibel stroomhandel bedrijven. Het besturingssysteem houdt ook rekening met de onbalans van wind- en zonne-energie. Als het waait of als de zon schijnt, krijgen windmolen en zonnepaneel prioriteit. Is dat niet het geval, dan worden andere energieopwekkers ingezet. Het concept van de virtuele e-centrale is al operationeel voor grote aantallen wkkinstallaties in de tuinbouw. Voor apparaten op woningniveau zijn inmiddels de eerste proefprojecten afgerond. Het systeem moet echter in de praktijk nog bewijzen of het ook onder extreme omstandigheden betrouwbaar is. De wintertemperaturen van 2007 waren immers behoorlijk hoog.
slim aansturen voorkom je dat de piek te hoog wordt en kun je de belasting op het distributienet minimaliseren.’ Netbeheerders hebben daar volgens Overdiep beslist oren naar, ‘zolang ze maar grip houden op al die apparaten’. Volgens Overdiep kan het interessant zijn om de relatief dure elektriciteitspiek (APX-elekriciteit) in de ochtend en de avond zoveel mogelijk af te dekken met HRe-ketels. De tot virtual power plant gelinkte ‘thuiscentrales’ zorgen ervoor dat hele flatgebouwen of zelfs woonwijken zelfvoorzienend zijn. Netverzwaring is niet nodig. ‘Waarmee ik niet wil suggereren dat ze van het net af kunnen’, voegt Overdiep toe. Inmiddels staat een volgende proef op het programma, waarin TNO en KiwaGastec samen met beheerder Continuon en GasTerra 250 micro-wkk’s willen plaatsen in een woonwijk in Apeldoorn. Het project is toepasselijk ‘MikAdo’ gedoopt.
Stroomhandel Een belangrijke factor in decentrale energieopwekking is de energiemarkt, oftewel het spel van de stroomhandel. Elektriciteit laat zich niet opslaan en moet dus direct verhandeld worden. Er moet altijd sprake zijn van een balans tussen vraag en aanbod. ‘Je moet je stroom wel verkocht hebben’, zegt Kling. De Vries van Nuon Energy Solutions legt uit: de stroomhandel is het mechanisme dat de pieken afvlakt. Als de elektriciteitsvraag toeneemt, gaat de prijs omhoog en zullen opwekkers hun stroom terug willen leveren. Daalt de prijs, dan worden installaties uitgezet. ‘Een eenvoudige economische wet.’ In samenwerking met Pon Powerhouse (energiehandelshuis van het Pon-concern, onder meer dealer van de automerken Volkswagen en Audi) heeft Nuon Energy Solutions in 2007 een handelsplatform ingericht voor klanten met een wkk-installatie. Het platform stelt hen in staat direct elektriciteit te verhandelen op de energiebeurzen. ‘Sommige klanten verkopen hun productie voor een heel jaar. Andere kiezen ervoor hun installatie aan- of uit te zetten, afhankelijk van de marktvraag, en zo aan de stroomprijs te verdienen’, zegt De Vries. Sommigen gaan een stap verder. Igor Kluin van het jonge bedrijf Qurrent
Bronnen | www.powermatcher.net, www.ecn.nl, www.qurrent.com
|38 Lumen11Inside_def.indd 38
28-02-2008 08:51:37
Column
| Skaugvoll
Leve het leveranciersmodel Het is geen geheim dat, direct na de liberalisering van de energiemarkt in Nederland, grote neemt de slogan ‘Power to the people’ wel heel letterlijk. ‘De huidige voorbeelden van de virtuele energiecentrale worden nog te veel vanuit de techniek en de netbeheerdersbelangen ingestoken’, stelt hij. Het momentum is er, aldus Kluin, dat de eindgebruikers zelf makkelijker en goedkoper stroom gaan opwekken en verhandelen. Qurrent won met zijn Q-box de Picnic Green Challenge 2007, de prijs voor het beste idee om broeikasgassen te beteugelen. Dit slimme kastje zorgt voor een optimale stroomverdeling over huishoudens en bedrijven en moet het zelf opwekken van energie lonender maken. Kluin gebruikt de half miljoen euro prijzengeld die hij uit handen van multimiljonair Richard Branson kreeg, om een nieuw soort energiebedrijf op te zetten dat geen stroom verkoopt maar kleinschalige opwekkers van energie verbindt. ‘Door clusters te vormen, kleine lokale netwerken, krijgen deze individuele energieopwekkers handelsmacht, met name wanneer duizenden gebruikers zich gaan organiseren.’
Agents Kleine spelers hebben nauwelijks marktinvloed, dus is krachtenbundeling noodzakelijk, meent ook Kling. ‘De handel in stroom zal er in de toekomst alleen maar levendiger op worden.’ Het aantal intermediairs — ‘agents’ genoemd — zal namelijk toenemen. Natuurlijk gaan de zelf opwekkende consumenten niet zelf in stroom handelen. ‘Dat is veel te complex’, zegt Kluin, die voorziet dat tussen de gevestigde partijen anderssoortige energiespelers zullen opstaan. Speciale serviceproviders, zoals Qurrent, zullen de consument bijstaan om zijn energie, maar ook warmte en koude, te verkopen. ‘Natuurlijk is dit de energiewereld op zijn kop’, zegt Overdiep. Op de lange termijn gaan een slordige zes miljoen HRe-ketels (de geschatte vervangingsmarkt) stroom terugleveren aan het 230-voltnet. ‘Waarom zouden we daar bang voor zijn? Zolang we er maar heel creatief mee omgaan, is er geen reden om te gaan spartelen. Bovendien gebeurt het niet van vandaag op morgen. We hebben nog een redelijke termijn om onze energie-infrastructuur hier op in te richten.’
problemen zijn ontstaan met facturering. Dankzij intensieve inspanningen van energiebedrijven is het meeste van het ongerief dat daardoor voor klanten ontstond inmiddels voltooid verleden tijd. Switchen verloopt soepel en wie verhuist ondervindt niet langer problemen, zoals in het verleden. Maar we zitten nog steeds met één echt knelpunt: de facturering is niet eenduidig. Sommige klanten ontvangen een factuur volgens het leveranciersmodel: één rekening met alle kosten, zowel die van het net als van de levering. En andere klanten krijgen – bijvoorbeeld nadat ze zijn gewisseld van leverancier – twee verschillende facturen: een van de netbeheerder en een andere van de leverancier. Eigenlijk is deze dubbele facturering de laatste erfenis van de tijd vlak nadat de eerste stappen op de vrije energiemarkt zijn gezet; in een poldermodel zijn alle partijen een beetje tevreden gesteld. Met alle gevolgen voor de klant van dien. Je zou verwachten dat dit laatste ongerief voor de klant snel uit de weg wordt geruimd. Want er is onder alle betrokken partijen een breed draagvlak voor het leveranciersmodel, te meer omdat dit helderheid voor de klant betekent. In dit model sturen alleen de leveranciers een factuur en zijn zij het eerste aanspreekpunt van de afnemer, terwijl de netbeheerder het klantcontact beperkt tot technische zaken. De grote voordelen van dit model liggen voor de hand: de klant weet bij wie hij terecht moet, prijzen zijn bij gelijke facturering beter te vergelijken en energiebedrijven kunnen hun processen veel efficiënter inrichten. Appeltje, eitje zou je zeggen. Toch is het nu, vlak voor de definitieve splitsing van net- en leveringsbedrijven, nog steeds onduidelijk of het leveranciersmodel er daadwerkelijk komt. De Tweede Kamer moet zich daarover gaan uitspreken en het is geen uitgemaakte zaak. Dat het leveranciersmodel nog niet zeker is, komt doordat er onduidelijkheden zijn ontstaan over de consequenties ervan. Om dit model in de praktijk te laten werken in een situatie met gesplitste bedrijven, is het namelijk van belang dat netbeheerders niet afrekenen op volume, de hoeveelheid elektriciteit dus, maar op basis van technische capaciteit van de aansluiting. Dat elimineert namelijk een heleboel administratieve en praktische onduidelijkheden, bijvoorbeeld over het moment waarop de meterstanden zijn afgelezen. Volumes veranderen immers regelmatig, technische capaciteit zelden. Bovendien beperkt een capaciteitstarief rompslomp en kosten bij (het splitsen van) de bedrijven. Het grote struikelblok is de angst dat kleinverbruikers er bekaaid van afkomen. In een systeem waarbij wordt afgerekend op capaciteit dreigen zij in verhouding meer te moeten betalen dan bij een volumetarief. Dit ongewenste koopkrachteffect kan echter goed worden gecompenseerd via de energiebelasting. In de tariefstelling van die belasting zou de heffingskorting voor kleinverbruikers groter moeten worden. Terwijl de variabele component van de energiebelasting zou moeten toenemen. Dit zorgt er tegelijk voor dat er een prikkel voor klanten blijft om energie te besparen; de energiebelasting is namelijk nog wel gekoppeld aan het volume. Een capaciteitstarief met compensatie zou weleens gunstiger kunnen uitpakken voor besparing dan een netbedrijf gehanteerd volumetarief. Dat dit laatste slecht kan uitpakken voor energiebesparing is in Noorwegen gebleken, waar een volumetarief wordt toegepast. Een aantal jaren geleden gingen de elektriciteitsprijzen een factor vier omhoog, vanwege kou (Noren verwarmen vaak elektrisch) en droogte (de waterkrachtcentrales konden minder stroom leveren). Vanwege de hogere prijzen ontstond er onder Noren een massale besparingswoede. Ze verbruikten bijna 30 procent minder elektriciteit. Maar wat gebeurde er? De besparingswoede van de Noren werd bestraft met hogere prijzen. De netbeheerders, geconfronteerd met minder inkomsten, zien zich in een dergelijk geval genoodzaakt om hun tarieven te verhogen. Anders kunnen ze voldoende onderhoud van de netten, en daarmee de leveringszekerheid, niet garanderen. Uit het voorbeeld blijkt ook dat een capaciteitstarief nog een bijkomend voordeel heeft ten opzichte van een volumetarief: de inkomsten van netbedrijven worden minder afhankelijk van weersinvloeden of besparingsgedrag. Capaciteit verandert immers nauwelijks, terwijl volume door de jaren sterk kan wisselen. De zekere inkomstenstroom die het afrekenen op capaciteit oplevert, garandeert ruimte voor investeringen in de netten. En dat komt de leveringszekerheid ten goede. Laten we hopen dat het parlement zich niet laat leiden door veranderangst en nu ook deze laatste belangrijke stap naar een nog og beter functionerende vrije energiemarkt energiemark durft te zetten.
Kjartan V. Skaugvoll, directeur Nuon Retail
|39 Lumen11Inside_def.indd 39
28-02-2008 08:51:37
Oud en nieuw
| Koelkasten
Cool De wereld staat voor een enorme uitdaging op het gebied van energie-efficiency. De dingen die het leven van alledag zo aangenaam en makkelijk maken, moeten veel minder energie gaan verbruiken. In elke editie maakt Lumen de balans op van de ontwikkelingen in het energieverbruik van een specifiek apparaat. Dit keer: de koelvriescombinatie. Dat de koelkast een van de eerste succesvolle consumentenapparaten werd, is mede te danken aan Nobelprijswinnaar Heike Kamerlingh Onnes. Deze Nederlander slaagde er als eerste in om helium vloeibaar te maken. Zijn cryogeen lab in Leiden gold in het begin van de vorige eeuw jarenlang als ‘het koudste plekje ter wereld’ en werkte als een magneet op wetenschappelijke grootheden, zoals Albert Einstein. Kamerlingh Onnes was ook al vroeg doordrongen
van de grote praktische waarde van lage temperaturen voor het conserveren en transporteren van levensmiddelen. In 1908, tijdens de openingsbijeenkomst van het eerste internationale congres over koeltechniek in Parijs nam hij het initiatief om de kennis op dit terrein te bundelen. Toch duurde het nog relatief lang voordat technieken als wecken, drogen, pekelen en konfijten definitief werden verdrongen. De eerste ijskasten waren dan ook verre van ideaal. Ze deden hun naam eer aan; er moesten regelmatig blokken ijs in die door ijsfabrieken werden geleverd. Wie zich de consequenties voor de logistiek realiseert, begrijpt dat dit nooit gemeengoed is geworden. Wat wel de weg baande voor een andere manier van voedsel conserveren was de ‘absorptiekoeling’, een techniek die werkte met een brander op gas, spiritus of petroleum. Stofzuigerfabrikant Electrolux bracht deze Zweedse vinding in 1925 als consumentenproduct op de markt. Ook Albert Einstein vestigde een patent op een
|40 Lumen11Inside_def.indd 40
05-03-2008 15:37:41
Tekst | Joost Bijlsma Bronnen | www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata/bwn2/kamerlingh | www.electrolux.com | www.generalelectric.com | www.intermediair.nl/artikel.jsp?id=693715 | www.top10.hier.nu/toelichtingkoelkasten.html
witgoed koelkast die werkte met absorptiekoeling. En we kennen deze techniek nog steeds in de op gas werkende campingkoelkast. Nog een belangrijke stap in het gemeengoed maken van kunstmatig koelen was de introductie in 1927 van de Monitor-Top van de Amerikaanse producent General Electric (zie foto links). Deze elektrische koelkast, waarvan meer dan een miljoen exemplaren zijn verkocht, had een wonderlijk uiterlijk. Hij deed denken aan een kluis met een op een wastrommel lijkende compressor erbovenop. Als koelvloeistof werd het giftige goedje zwaveldioxide gebruikt. In de periode na de Tweede Wereldoorlog, toen het ‘witgoed’ echt gemeengoed werd, kwamen cfk’s voor de zwaveldioxide in de plaats. Maar nadat duidelijk was geworden dat cfk’s graag ozon lusten, gingen die stoffen in de ban en werden vervangen door hfk’s. Nog een milieuprobleem dat van oudsher aan de koelkast en de vriezer kleeft, is elektriciteitshonger. Deze apparaten waren in het verleden met afstand de grootste stroomvreters in het huishouden.
Hoewel de gemiddelde koel-vriescombinatie in twee decennia de helft zuiniger is geworden, behoort dit apparaat voor wat betreft energieconsumptie nog steeds tot de kopgroep. En de onderlinge verschillen in consumptie zijn erg groot. Zogeheten ‘Amerikaanse koelkasten’ krijgen van het klimaatinitiatief Hier.nu het predicaat ‘klimaatslopers’. Ze zijn bijna de helft minder zuinig dan energie-efficiënte exemplaren, zoals die van Liebherr (zie rechterfoto). Als iedere Nederlander een zuinige koelkast en dito vriezer aanschaft, dan besparen we volgens Hier.nu in Nederland 1,3 miljard kilowattuur per jaar, evenveel als het jaarlijkse stroomverbruik van de halve Amsterdamse bevolking. En het ziet ernaar uit dat we in de toekomst nog meer gaan besparen, als koelkasten op basis van nog efficiëntere technieken (zoals de Stirlingkoeler) op de markt komen. Voor het zover is, kunnen we zelf iets doen. Bijvoorbeeld door onze huidige koelers minder vol te proppen met waren die er niet in thuishoren, zoals de tomaat. En door de vriezers met enige regelmaat te ontdooien.
|41 Lumen11Inside_def.indd 41
05-03-2008 15:37:47
Discussie
| SDE versus MEP
|42 Lumen11Inside_def.indd 42
05-03-2008 15:40:52
Van links naar rechts:
Marco Bosman, subsidiecoĂśrdinator Nuon
Guido Bakema, lid van de Nederlandse Wind Energie Associatie (NWEA) namens Essent en voorzitter van de commissie FinanciĂŤn & Exploitatie
Paul Josephus Jitta, advocaat, voerde een rechtszaak tegen de Staat vanwege het stopzetten van de MEP
Harry Droog, voorzitter Platform Duurzame Elektriciteitsvoorziening van Senter Novem
Stimuleringsregeling Duurzame Energie
‘Genoeg geld, te weinig daadkracht’ Vier deskundigen uit de sector bespreken de nieuwe Stimuleringsregeling Duurzame Energie. Wat blijkt: er is genoeg geld en te weinig daadkracht. Het gesprek ontspint zich rondom onbetrouwbare overheden, vergunningskluwen, marktconforme windenergie en goede voorbeelden uit het buitenland.
Tekst | Frank van Empel en Caro Sicking Foto’s | Rob Marinissen
|43 Lumen11Inside_def.indd 43
05-03-2008 15:40:59
Discussie
| SDE versus MEP
Harry Droog | ‘Iedere regeling is goed, als zij maar doorgezet wordt.’ De avond valt over de subtropische planten in de kassen van de Utrechtse Botanische Tuin. Daar, te midden van het klimaat dat volgens velen binnen afzienbare tijd de nieuwe atmosfeer van Nederland zal bepalen, discussiëren vier duurzaamheidsstrijders over de vervanger van de MEP: de SDE ofwel Stimuleringsregeling Duurzame Energie (zie kader). De uitgangspunten van Harry Droog, Guido Bakema, Paul Josephus Jitta en Marco Bosman liggen dicht bijeen.
Gewenst: consistent beleid Paul Josephus Jitta, advocaat, vindt dat de MEP gewoon doorgezet had moeten worden. Hij startte een proefproces hierover tegen de Staat, maar verloor het kort geding en later ook het hoger beroep. ‘De oude regeling is beter dan wat we nu krijgen’, stelt Jitta. Hij denkt als een investeerder en benadert het gedrag van de overheid ook als zodanig. Marco Bosman, subsidie-coördinator bij Nuon, vraagt zich af of de hooggespannen verwachtingen die hij van de SDE heeft, waargemaakt kunnen worden. Hij spreekt van een overheidsbeleid dat in de MEP-periode
Afgeschaft om politieke redenen Op 18 augustus 2006 legt het ministerie van Economische Zaken abrupt de MEP stil. De regeling heeft twee grote nadelen. Het is een openeinderegeling. En ten tweede lukt het steeds maar niet om duurzame energieproductie marktconform te subsidiëren. Er wordt of te veel of te weinig vergoed. Paul Josephus Jitta: ‘Dat open einde is enkel een probleem omdat het ene ministerie betaalt (Financiën) en het andere (Economische Zaken) de norm bepaalt. Dan wordt het een kwestie van politieke prioriteiten. Dus zodra de doelstelling van 10 procent duurzame energieopwekking in zicht komt, schaft men de regeling af. Overigens is in juli 2006 het open einde uit de MEP gehaald. Waarom dan een paar weken later toch de hele regeling opheffen?’ ‘Er kwam een nieuwe minister’, reageert Marco Bosman. ‘Die was bang z’n budget te overschrijden. De MEP is onder meer stopgezet vanwege de politieke context en het beschikbare budget.’ Guido Bakema: ‘Het idee bestond dat er overgesubsidieerd werd bij hoge energieprijzen. Dat was deels waar, maar ze hadden ook gewoon de tarieven kun-
Guido Bakema | ‘Met de SDE gaan we twee stappen terug.’ niet altijd consistent is gebleken en van koers kan veranderen omdat dat politiek beter uitkomt. Hij krijgt bijval van Guido Bakema – ‘De overheid moet vooral een consistent beleid voeren’ – en van Harry Droog – ‘Iedere regeling is goed als zij maar doorgezet wordt’. Guido Bakema is voor Essent lid van de Nederlandse Wind Energie Associatie (NWEA) en voorzitter van de commissie Financiën & Exploitatie. Harry Droog voert het Platform Duurzame Elektriciteitsvoorziening aan. Dit platform is opgericht door het ministerie van Economische Zaken om een visie op 2050 te ontwikkelen, en aan te jagen wat er morgen moet gebeuren. Het valt onder Senter Novem, met de invoering van de SDE de grootste duurzame subsidieverstrekker van Nederland.
nen aanpassen. Nu gaan we twee stappen terug.’ Harry Droog ziet een uitdaging: ‘In Den Haag zitten rekenmeesters, maar de kunst is om te anticiperen op ontwikkelingen. De uitdaging nu is om een lerend systeem te maken. Het voordeel van de SDE boven de MEP, is dat de SDE gemakkelijker te wijzigen is.’ Volgens Paul Jitta is dat juist een nadeel. Hij vindt dat je daarmee juist onzekerheid voor investeerders creëert. ‘Je kunt niet ingrijpen in lopende beschikkingen of afwijken van zelf gecreëerde verwachtingen. Dat is onacceptabel. Toch zegt Artikel 59 dat als de minister de productie niet doelmatig vindt, ze de overheidsbijdrage kan weigeren.’ De jurist rilt.
|44 Lumen11Inside_def.indd 44
05-03-2008 15:41:19
Paul Josephus Jitta | ‘Je kunt niet ingrijpen in lopende beschikkingen.’ Ambitieuze doelen
Tenderen
Droog: ‘Een flexibele SDE dwingt de overheid ook om steeds te peilen of ze wel de juiste producten stimuleert. Functioneert het zoals we denken?’ Harry Droog maakt zich zorgen over de prikkels die de SDE geeft. Hij kent voorbeelden van elektriciteitopwekking uit gas of stoom vanwege subsidiëring, terwijl het gas en de stoom ook gebruikt kunnen worden om warmte op te wekken en dan efficiënter bijdragen aan een duurzame samenleving. Harry Droog kan de SDE wel dromen. Dat de categorieën half januari nog niet bekend zijn en de criteria evenmin, daar ligt hij niet wakker van. ‘De ambities van het kabinet staan duidelijk geprioriteerd in de nota Schoon en Zuinig: 2000 megawatt wind op land, 450 MW meer wind op zee, 500 MW biomassa en nog wat zonne-pv’s. Die getallen zijn heilig. Dus het sommetje is gauw gemaakt.’ Guido Bakema: ‘De vraag is alleen wanneer het geld komt. De levering van een windmolen neemt zo’n twee à drie jaar in beslag. De procedures voordat je een park mag bouwen kosten ook ettelijke jaren. Als de overheid maar lang genoeg wacht, is de wil om te innoveren letterlijk overge-
‘Hoe kijken jullie tegen het tendersysteem aan?’ vraagt Paul Josephus Jitta de anderen. ‘Als we moeten tenderen voor wind op land, krijg je onnodige vertraging. We moeten bouwvergunningen aanvragen en aan allerlei eisen voldoen’, antwoordt Bakema. ‘Het is bovendien contraproductief. Je kunt een windpark aan de kust niet vergelijken met molens in Limburg. Iedereen moet de kans krijgen om windenergie op te wekken. Daarom is voor wind op land ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’ een prima principe.’ ‘Biomassa kun je ook gewoon subsidiëren, niet tenderen’, zegt Harry Droog. ‘Als het bijstoken van biomassa betreft, dan valt tenderen te overwegen.’ Marco Bosman oppert dat een first come first serve-systeem zonder duidelijke randvoorwaarden en uitvoeringscriteria ertoe kan leiden dat aanvragers ’s nachts bivakkeren voor de deur van Senter Novem om maar aan subsidie te komen voordat de pot leeg is. Daarvan zijn al gevallen bekend met andere subsidieregelingen. Die onrust past niet bij langetermijn-ontwikkelingsprojecten zoals energieprojecten. Maar dat zal volgens
potje niet gevuld met begrotingscenten. Iedere gebruiker betaalt mee, vijf of zes cent per kWh. Daardoor ben je een stuk minder afhankelijk van politieke grillen. Die zekerheid wordt beloond door investeerders. Daarnaast hebben alle vormen van groene energie wettelijke voorrang op het net. Én’, gaat Jitta verder, ‘subsidies worden voor twintig jaar toegekend waarbij het bedrag jaarlijks wat minder wordt. Dat heeft geresulteerd in een wereldwijd toonaangevende duurzame energie-industrie met meer dan 200.000 arbeidsplaatsen.’ ‘Bovendien’, zegt Harry Droog, ‘stopt Nederland de regeling zodra de ambities gehaald zijn. In Duitsland gaan ze gewoon door.’ Weer klinkt de klacht over inconsistent overheidsbeleid. Bakema: ‘De Duitsers hebben al sinds begin jaren negentig dezelfde regeling. Wij zijn al met subsidieregeling nummer vijf bezig. Het is als een hink-stap-sprongparcours. Tussen de regels door ligt het steeds stil. Daar kan de industrie helemaal niks mee.’ Duitsland doet het over ’t algemeen wel goed, vinden de deelnemers aan dit rondetafelgesprek. Hetzelfde geldt overigens voor Spanje. Deze lan-
Marco Bosman | ‘De verwachtingen zijn hooggespannen. Het is de vraag of de nieuwe regeling deze verwachtingen kan waarmaken.’ waaid.’ Bosman vraagt zich af of met de SDE de ambitieuze doelen van de overheid gehaald worden. De relatie tussen het doel en de gebruikte middelen is hem onduidelijk. ‘Bovendien’, zegt hij, ‘weten we nog niet welke randvoorwaarden gesteld worden.’ Harry Droog heeft twee stokpaardjes opgezadeld voor deze discussie. Stimulering van de juiste energievorm met het juiste middel: efficiënt en effectief dus. En: overheid schiet eens op. ‘Er is genoeg begroot voor deze kabinetsperiode om een verschil te kunnen maken. De uitdaging is nu om dat geld ook op de daarvoor bestemde plek te laten aankomen. Dit kabinet zit er al een jaar en nog steeds is niets toegekend.’
Bakema en Droog niet gebeuren. Harry Droog: ‘Er is voldoende geld, maar het lukt dit kabinet niet om dat te besteden. De overheid moet criteria stellen en ieder jaar het volume van de subsidie iets verlagen. Als het budget voor een bepaald jaar op is, dan ga je gewoon verder met het volgende jaar, tegen een lager tarief. Zo doen de Duitsers het ook. Zij hebben heel effectieve manieren om duurzame productie te stimuleren.’
In Duitsland gaan ze gewoon door Jitta noemt een aantal redenen waarom onze oosterburen succesvoller zijn in duurzame energieproductie dan wij. ‘Om te beginnen is het Duitse subsidie-
den gebruiken al lange tijd een feed-in systeem – wat zoveel wil zeggen als vergoeding voor productie, gedifferentieerd naar wijze van opwekking – en doen dat consequent. Droog: ‘Duitsland heeft gewoon meer lef getoond. Met name in Oost-Duitsland floreert de productie van duurzame energie. Daar is ook veel maakindustrie. In Nederland is veel procesindustrie. Die vinden duurzaam gauw duur. Ook heeft de Nederlandse overheid belangen in aardgas. De stemmen die voorkomen dat de vervuiler betaalt, zijn te sterk. Hier heerst gewoon niet het gevoel dat duurzaam móét.’ Guido Bakema: ‘Nederland had een groeiende maakindustrie voor windenergie. Die voorsprong is verkwanseld omdat er hier
|45 Lumen11Inside_def.indd 45
28-02-2008 08:51:41
Discussie
| SDE versus MEP
geen markt voor die molens was. Het duurde te lang voordat we mochten bouwen. Nu wordt alles in Denemarken gemaakt. Daar vinden ook de innovaties plaats.’
BERR regelt alles met de andere departementen. Daarna kun je de plek tenderen. Je versnelt zo het proces en niet iedereen hoeft steeds dezelfde onderzoeken te doen.’
Zeewind blaast harder over Britse wateren
Energietransitie
Overigens blijkt dat de energieproductie door windmolens op land marktconform is, als de maatschappelijke milieukosten meegerekend worden. Veel subsidie is dus niet nodig en de verwachting is dat deze toelage allengs minder wordt. De ambitie van het kabinet is 2000 megawatt en in de plannen van het InterProvinciaal Overleg staat inderdaad een uitbreiding van windkracht beschreven. Het probleem is weer politieke en ambtelijke traagheid. Guido Bakema: ‘Het probleem zit ’m echt in inconsistent beleid. Als alle plannen worden bevroren, ga je heel langzaam werken. Er is zoveel benauwdheid om een partij iets te veel subsidie toe te kennen. We lijden onder de kruideniersmentaliteit.’ ‘Is het geen klusje voor jouw platform, Harry, om daar wat meer aan te trekken?’,
Wind en biomassa zijn de werkpaarden van de Nederlandse duurzame energie, volgens de vier mannen in de serre van de Utrechtse Botanische Tuin. Er is genoeg biomassa én een breed assortiment voor de productie van elektriciteit. ‘Dat kunnen we met gft-afval af’, aldus Harry Droog. ‘Pas wanneer we telen als vervanging voor chemische producten of autobrandstof, komen duurzaamheidsvragen boven.’ Hij ziet het als taak van dit kabinet om de samenleving voor te bereiden op energietransitie. Paul Josephus Jitta denkt dat hier meer euro’s voor nodig zijn, maar volgens Harry Droog is er voldoende budget voor deze periode. ‘De kosten dalen bovendien als er een continu lopend programma is en een structuur staat. Met 20 procent duurzaam als ambitie loopt Nederland
niet bepaald voorop in de Europese Unie. Dat kunnen we gemakkelijk bereiken, maar een overheid moet visie ontwikkelen en verschillende belangen bij elkaar zien te brengen. Dat is hun corebusiness.’ De gesprekspartners zien het niet als taak van de marktpartijen om zaken van de overheid over te nemen en bijvoorbeeld verschillende partijen bij elkaar te brengen. Als verschillende overheden elkaars beleid belemmeren, moeten ze dat onderling oplossen. De productie van wind op de Noordzee is een goed voorbeeld. Verkeer en Waterstaat en Economische Zaken zullen het samen eens moeten worden over de bestemming, net als hun Engelse collega’s dat doen. ‘De SDE is een financieel instrument. Niet gemaakt om partijen samen rond de tafel te krijgen’, zegt Marco Bosman. ‘In principe ook ongeschikt om innovatie te stimuleren. Maar door bijvoorbeeld veel windenergie te produceren, leer je vanzelf hoe moet. Het effect is dat anderen mee gaan innoveren omdat het de markt aantrekkelijk maakt.’
Marco Bosman | ‘De SDE is een financieel instrument. Niet gemaakt om partijen samen rond de tafel te krijgen.’ plaagt Paul Jitta. ‘Dit gaat om meer dan een stimuleringsregeling’, dient Droog hem van repliek. ‘De ministeries moeten de zaken met elkaar regelen. Neem nou de Noordzee. Die is verdeeld in gebieden voor ecologie, scheepvaart, visserij en oliewinning. Wind past daar niet meer bij, volgens het ministerie van Verkeer en Waterstaat.’ ‘Offshore windenergie krijgt geen enkele vergunning’, beaamt Bakema lichtelijk verontwaardigd. Ook Nuon heeft die ervaring. Bosman: ‘Drie vergunningsaanvragen voor offshore windprojecten zijn afgewezen omdat ministeries het onderling niet eens konden worden.’ In het Verenigd Koninkrijk is dat beter geregeld, weet Jitta. ‘Het Department for Business, Enterprise & Regulatory Reform (BERR), wat eerst het Department for Trade & Industry (DTI) was, kijkt waar op zee windmolens geplaatst kunnen worden.
Van MEP naar SDE Op 1 juli 2003 ging de regeling Milieukwaliteit Energie Productie ofwel de MEP van start. Doel: de productie van groene energie stimuleren. De MEP richtte zich op de categorieën duurzame energiebronnen (zoals wind, biomassa, waterkracht en zonne-energie), warmtekrachtkoppeling en klimaatneutrale fossiele energie (KNFE). Het is er nooit van gekomen om de laatste categorie open te stellen voor subsidieaanvragen. De MEP-regeling is gedurende de looptijd verschillende malen aangepast. Op 18 augustus 2006 is de regeling definitief gesloten voor nieuwe aanvragen. Het kabinet was van mening dat de gestelde doelen van de regeling (o.a. 9 procent duurzame elektriciteit in 2010) worden gehaald op basis van lopende projecten. DEZELFDE KOSTPRIJS Op 31 januari 2008 heeft minister Maria van der Hoeven de Stimuleringsregeling Duurzame Energie (SDE) naar de Tweede Kamer gestuurd. Voor zon-, wind- en biomassa-installaties wordt in 2008 1,34 miljard euro beschikbaar gesteld om het verschil in kostprijs tussen groene en grijze energie weg te werken. Dit bedrag wordt uitgesmeerd over een looptijd van 15 jaar. Windmolens op land nemen ruim de helft (796 miljoen euro) voor hun rekening. De verwachte subsidie is hier 3,5 ct per kWh. Voor kleinschalige zonne-energie is 33 ct per kWh beschikbaar. Dat lijkt heel wat, maar deze subsidie mag in 15 jaar niet meer dan 46 miljoen euro kosten en geldt voor de netto op het net ‘ingevoede’ stroom. Wind op zee is voor 2008 als categorie geschrapt. Kleinschalige biomassa daarentegen mag de overheid de komende 15 jaar 493 miljoen euro kosten. VERSCHILLEN De MEP was een openeinderegeling. De SDE is dat niet. De subsidiebedragen worden jaarlijks vastgesteld. Anders dan de MEP stimuleert de SDE in 2008 wél kleinschalige zonne-energie, maar geen wind op zee- en grootschalige biomassa-projecten.
|46 Lumen11Inside_def.indd 46
28-02-2008 08:51:41
Feature
| CO2 -afvang
Tekst | Arno Schrauwers Foto | Eddo Hartmann
Weg met het broeikasgas Nederland moet in 2020 30 procent minder CO2 uitstoten dan in 1990, zo heeft het kabinet besloten. Met de verduurzaming van de elektriciteitsproductie alleen lukt dat niet. Daarom investeert de overheid nu ook in afvang en opslag van CO2 die ontstaat bij de verbranding van fossiele brandstoffen. Eind 2007 heeft de Nederlandse overheid 30 miljoen euro subsidie verleend aan drie uiteenlopende projecten.
|47 Lumen11Inside_def.indd 47
28-02-2008 08:51:41
Feature
| CO2 -afvang Robert de Kler | ‘CO2 -afvang voor verbranding scheelt algauw een paar miljoen ton per jaar.’ Verduurzaming van de energieproductie is de schoonste weg naar CO2-reductie. Om dit te bereiken, is nog een lange weg te gaan. Enerzijds richten energiebedrijven zich op de productie van duurzame energie. Anderzijds investeren de bedrijven, om de leveringszekerheid te kunnen waarborgen, ook nog volop in het bewezen succes van centrales die energie opwekken door de verbranding van fossiele brandstoffen. Maar dan wel zo schoon mogelijk. Zo gaat Nuon in het Eemshavengebied in Groningen een centrale bouwen van 1300 MW. Deze centrale wordt aanvankelijk gestookt met aardgas, maar wordt zo ontworpen dat later een installatie kan worden ingepast waarin ook andere brandstoffen, zoals kolen en biomassa, kunnen worden vergast. Een ander voorbeeld is de
uit dit synthesegas te wassen. Projectleider Robert de Kler: ‘CO2-afvang vóór verbranding doe je alleen bij kolenvergassers. Als wij hierin slagen, dan hebben we een unieke stap gemaakt.’ In de nog te bouwen Nuon Magnum centrale in de Groningse Eemshaven, die in 2012 operationeel moet zijn, wil Nuon gebruik gaan maken van de resultaten van de centrale in Buggenum. De Kler: ‘Op basis van een brandstofmix van kolen en aardgas stoot een centrale van 1300 MW ongeveer 6 miljoen ton CO2 per jaar uit. Aanvankelijk zal de centrale in Eemshaven op aardgas worden gestookt, maar het is de bedoeling dat we op termijn ook synthesegas van een kolenvergasser gaan gebruiken. Dan scheelt die CO2 -afvang voor de verbranding algauw een paar miljoen ton per jaar.’
Wouter van de Waal | ‘Het voordeel van het oxyfuel-proces is dat er geen milieuvervuilende stikstofoxiden ontstaan.’ gascentrale van 840 MW, die het bedrijf Enecogen op de Maasvlakte wil bouwen. Ook zijn er in Nederland nog diverse conventionele kolencentrales gepland. Kolencentrales stoten per hoeveelheid opgewekte elektriciteit ruwweg zo’n twee keer meer CO2 uit dan een gasgestookte centrale. Om de uitstoot van kooldioxide te beperken, zullen nieuwe CO2-afvangen opslagtechnieken deel van de oplossing moeten bieden.
CO2-afvang voor verbranding Een derde deel van de subsidietaart van 30 miljoen is voor Nuon. Bij de Nuoncentrale in het Limburgse Buggenum staat een kolenvergassingsinstallatie. Hierin ontstaat uit de vergassing van steenkool synthesegas, een mengsel van waterstof en koolmonoxide. Dit synthesegas dient als brandstof voor de centrale. Nuon experimenteert in Buggenum met een techniek om kooldioxide
Uiteindelijk is het de bedoeling dat bij de Magnumcentrale alle CO2 die bij de elektriciteitsproductie vrijkomt, wordt afgevangen. Ook de kooldioxide uit de rookgassen. Volgens De Kler staat die ontwikkeling nog in de kinderschoenen. Toch is afvang van CO2 uit rookgassen niet nieuw. De Noorse oliemaatschappij Statoil haalt al tien jaar met gaswastechnieken kooldioxide uit aardgas. Statoil pompt de CO2 vervolgens weer terug in het gasveld. De techniek van de Noren is kostbaar en niet een op een te vertalen naar CO2-afvang in een centrale. De Kler: ‘Het gewonnen aardgas bevat 20 procent CO2, rookgassen hooguit een paar procent. Daardoor is CO2 uit rookgas moeilijker te verwijderen.’ Het rendement van een ‘gewassen’ centrale daalt aanzienlijk, van 58 procent naar 48 procent. De Kler: ‘De huidige gaswastechnieken zijn nog allesbehalve efficiënt.’
|48 Lumen11Inside_def.indd 48
28-02-2008 08:51:43
Robert de Kler | ‘De huidige gaswastechnieken zijn nog allesbehalve efficiënt.’
Membraanscheiding M N2 | Stikstof O2 | Zuurstof H2O | Waterstof CO2 | Koolstofdioxide
Maasvlakte Het tweede project dat Economische Zaken subsidieert, is een initiatief van Enecogen. Dit project draait om de verwijdering van CO2 uit de rookgassen door bevriezing. De nieuwe centrale die Enecogen op de Maasvlakte wil gaan bouwen komt naast een geplande lngterminal, waar vloeibaar aardgas wordt omgezet in gasvormig aardgas. De koude die daarbij ontstaat, 78 graden onder nul, wil Enecogen gebruiken om kooldioxide te bevriezen. De bevroren CO2 is verwijderbaar. De opwekking van koude is erg kostbaar. Daarom is deze opmerkelijke techniek alleen toepasbaar als er een koudebron in de buurt is. Ook de kleine proefcentrale van SEQ Nederland in Drachten heeft 10 miljoen subsidie ontvangen van Economische Zaken. Dit zogeheten nul-emmissieproject is met zijn begrote 140 miljoen euro het duurste van de drie projecten. De centrale gebruikt zuivere zuurstof voor de verbranding van aardgas. Een techniek die bekend is als het oxyfuelproces. De rookgassen die tijdens dit proces ontstaan, bestaan alleen uit water en kooldioxide. Deze afgassen pompt SEQ terug in een ‘uitgeput’ aardgasveld. Door de afgassen neemt de druk in het
G Gaswastechnieken zijn meest gebruikt om rookgassen van CO2 te ontdoen. De rookgassen komen in contact met een vloeistof die de beoogde gassen eruit haalt. De gaswastechniek ko is omslachtig en duur. Al jaren werken wetenschappers aan membranen die de vervelende gassen verwijderen. Sedert enige tijd is er in de Europese Unie een apart onderzoekprogramma op dit terrein: NanoGLOWA, dat staat voor nanomembranen tegen aardopwarming. Een veelbelovende ontwikkeling op dit terrein is het membraan dat professor May-Britt Hägg van de technische universiteit in het Noorse Trondheim heeft ontwikkeld. Volgens Hägg is het nieuwe gepatenteerde membraan veel goedkoper en selectiever dan de huidige, gebruikte afvangtechnieken. Het Noorse membraan wordt getest in vier (kolen)centrales. Volgens de Noorse hoogleraar is het membraan over vijf jaar op de markt.
gasveld toe. Daardoor kan het resterende aardgas worden gewonnen. Dit gas gebruikt SEQ weer in haar proefcentrale. Projectleider Wouter van de Waal stelt dat het berekende rendement van de proefcentrale laag is ten opzichte van een moderne gasgestookte centrale: 30 tegenover 58 procent. Dit komt voornamelijk doordat er voor het oxyfuel-procédé nog geen gasturbines beschikbaar zijn. In een moderne centrale is zo’n gasturbine verantwoordelijk voor 10 procent van het totale rendement. Van de Waal: ‘Siemens werkt nu aan zo’n speciale tur-
bine. Als die er is, kan het rendement van onze centrale omhoog naar 50 procent. Centrales “gestookt” met zuivere zuurstof in plaats van lucht zijn steeds meer gangbaar. Bijkomend voordeel van die techniek is dat er geen milieuvervuilende stikstofoxiden ontstaan.’ Drie projecten, drie uiteenlopende werkwijzen. Welke richting het meest effectief en rendabel is zal de toekomst moeten uitwijzen. De resultaten laten, zoals het er nu naar uitziet, nog een aantal jaren op zich wachten.
De twee gezichten van CO2 CO2 oftewel kooldioxide, is in principe een onschuldig gas. In elke ademtocht van een mens zit CO2. Lucht die we inademen bevat 0,03 procent kooldioxide, uitgeademde lucht 4 procent. Planten gebruiken kooldioxide om te groeien. Het overgrote deel van de elektriciteit wordt opgewekt door verbranding van fossiele koolwaterstoffen zoals kolen, olie en gas. Daarmee is de energieproductie een belangrijke bron van kooldioxide. Energieproductie zorgt voor ongeveer een derde van de totale CO2-uitstoot. Door die overproductie aan CO2 stijgt de hoeveelheid kooldioxide in de atmosfeer. Die stijgende hoeveelheid CO2 in de atmosfeer is er volgens het IPCC, een commissie van klimaatonderzoekers van de Verenigde Naties, verantwoordelijk voor dat de temperatuur op aarde de komende jaren zal stijgen. In 1997 beloofden de geïndustrialiseerde landen in het Japanse Kyoto hun CO2-uitstoot met 5 procent ten opzichte van 1990 te zullen terugdringen. Nederland heeft zich vastgelegd op een reductie van 6 procent in 2012. Het zal nog een hele toer worden om die 6 procent te halen, want momenteel stoot Nederland ongeveer evenveel CO2 uit als in 1990. Midden vorig jaar heeft de Nederlandse regering besloten om die doelstellingen nog eens aan te scherpen tot een reductie van 30 procent in 2020.
|49 Lumen11Inside_def.indd 49
28-02-2008 08:51:43
Kunst & Energie
| Boonen en Vlooswijk
2
Inzicht in warmteverlies 3
1
|50 Lumen11Inside_def.indd 50
05-03-2008 15:43:49
Tekst | Cariene Joosten Foto’s | Boonen en Vlooswijk
Arno Vlooswijk en Coen Boonen brengen met een infraroodcamera energie in beeld. Hun ‘warmtebeelden’ laten zien waar energie vrijkomt, onder andere bij gebouwen. Op die manier willen de kunstenaars inzicht geven in efficiënt gebruik van warmte. ‘Het idee is in 2005 ontstaan toen we thermische bedrijven lieten zien hoe belangrijk de factor temperatuur is bij voedings- en genotsmiddelen. Dat leverde mooie plaatjes op van puddingbroodjes, frisdrank en allerlei soorten pannen, maar echt boeiend werd het pas toen we dieren zijn gaan vastleggen.’ Boonen vult aan: ‘Sommige diersoorten lopen al miljoenen jaren op aarde rond. Ze zijn het toonbeeld van duurzaamheid, in tegenstelling tot mensen. Waar dieren massaal naar warmere oorden trekken, richten mensen hun omgeving thermisch zo comfortabel mogelijk in. Het is daarom interessant om het thermoregulatiesysteem van dieren in beeld te brengen.’ Warmtebeelden zijn niet nieuw. De techniek wordt al minimaal vijftig jaar gebruikt, vooral in de industrie, en in de onderzoeks- en advieswereld. Ook in de energiesector is het een bekende techniek om lekken of storingen op te sporen. Vlooswijk en Boonen willen het echter ook voor een ander doeleinde gebruiken, namelijk energieverspilling inzichtelijk maken en daarmee bewustwording creëren bij een breed publiek. ‘Er is met name behoefte aan het vastleggen van warmteverlies’, vertelt Vlooswijk. ‘Niet alleen heeft het merendeel van het energieverbruik te maken met het verwarmen of koelen van een ruimte, het is ook nog eens het minst waarneembaar. Verspilling van licht is zichtbaar, denk maar aan buitenverlichting die overdag aan is. Maar in een warm huis zie je niet of daarvoor 1000 of 4000 m3 gas is verbruikt.’ De reacties uit de biologie en natuurkunde zijn positief, dus daar gaan de twee in de toekomst nog gerichter materiaal voor maken. Vlooswijk: ‘Er is nog veel te onderzoeken. Hoe dieper je in de wereld van de thermoregulatie duikt, hoe duidelijker het wordt dat je er eigenlijk nog weinig van weet. Er zijn nog voldoende verhaallijnen die uitgewerkt kunnen worden. Niet alleen met foto’s, maar ook bijvoorbeeld met video’s.’ De creaties van Boonen en Vlooswijk zijn te bewonderen op www.nutscode.nl.
4 Op deze beelden is duidelijk het verschil te zien tussen goed en slecht geïsoleerde gebouwen. De oude boerderij (1) verliest veel warmte door de nok, de winkel (2) vooral door de etalageruit. Het moderne kantoorpand (3) is zeer goed geïsoleerd. Met name bij appartementen in de vorm van zeilboten (4) speelt zonoriëntatie een belangrijke rol bij het wooncomfort.
14,5 C
10
5
0
-5
-8,9C
|51 Lumen11Inside_def.indd 51
05-03-2008 15:43:58
www.lumen-magazine.nl
Waar en wanneer? Pernis, 1936
Wat? In 1936 stichtte Shell de eerste moderne olieraffinaderij van ons land in Pernis. De kleine raffinaderij in Rotterdam, een proefproject dat in 1902 was gestart, was inmiddels te klein om te voldoen aan de groeiende behoefte aan olieproducten. Tot na de Tweede Wereldoorlog was de raffinaderij in Pernis de enige in zijn soort in Nederland.
Foto | Spaarnestad Photo Bronnen | Rotterdams Havenbedrijf | www.portofrotterdam.com Provincie Zuid-Holland | www.zuid-holland.nl Universiteit van Barcelona | http://www.ub.es/medame/roterd-1.html Shell Nederland | www.shell.nl, brochure Shell Nederland Chemie B.V.
Wat was het verschil? Naast de omvang was er nog een belangrijk verschil tussen beide raffinaderijen. In tegenstelling tot het proefproject in Rotterdam maakte ‘Pernis’ namelijk gebruik van een soort kraakinstallatie, die grote oliemoleculen klein ‘hakte’. En hoe kleiner de moleculen, hoe beter de verbrandingseigenschappen.
nr 11 | maart 2008 | Kwartaalmagazine over energiebeleid Waarom? Aan het einde van de negentiende eeuw ontdekte de wereld het belang van aardolie, bijvoorbeeld voor de productie van lampolie en later ook benzine. De Rotterdamse haven ontwikkelde zich vrij snel tot een belangrijk aanvoerpunt. Olie voor heel West-Europa kwam hier binnen. De ontwikkeling van een raffinaderij was dan ook een logisch gevolg. Nog altijd is Rotterdam een belangrijke aanvoerhaven voor olie. Een deel van deze olie is afkomstig uit onze eigen Noordzee, maar nog altijd wordt het merendeel geïmporteerd.
Hoe groot? ‘Pernis’ groeide snel. Al voor de Tweede Wereldoorlog waren uitbreidingen noodzakelijk. In de Tweede Wereldoorlog werd ‘Pernis’ voor een groot deel verwoest. Toch was de raffinaderij in 1969 de grootste ter wereld. De productiecapaciteit bedroeg 25 miljoen ton ruwe olie per jaar. Nog altijd is ‘Pernis’ de grootste van Europa. Inmiddels verwerkt de raffinaderij per jaar ongeveer vijftig verschillende ruwe oliën. De capaciteit van de raffinaderij bedraagt 403.000 vaten olie per dag. Dat is ruim 20 miljoen ton per jaar.
markt kt | maatschappij t h ij | meningen i
Jacqueline Cramer:
‘Verduurzaming is een mega opgave’
Einde aan de olie De wereld op zijn kop?
To be continued... www.lumen-magazine.nl Lumen11Cover_def.indd 1
05-03-2008 15:11:57