De zaek van het kerkhof 't Huysse

Page 1

De zaek van het kerkhof ’t Huysse (1834-1860) (door Serge Ronsse) Huiseplein … … zag er twee eeuwen helemaal anders uit. Eigenlijk was er nog geen sprake van een “plein”; het was een gewone straat die op het dorp aan de noordzijde begrensd was door woningen – zoals vandaag – en aan de zuidzijde door een kerkhofmuur. Op de Ferraris-kaart (1771-1778) zien we die kerkhofmuur als een fijne rode lijn afgebeeld; de lijn loopt van een gebouwtje aan de voorzijde van de kerk, langs de hele noordzijde van het kerkhof, tot aan het gebouw in de noordoostelijke hoek van het kerkhof. Ten zuiden van de kerk lag er – in tegenstelling tot vandaag - nog geen weg. De bebouwing sloot er rechtstreeks aan op het kerkhof.

De slinkse sloop van de kerkhofmuur Aan het ontstaan van Huise-“plein” is een bijzonder verhaal verbonden en daarin speelt de kerkhofmuur de hoofdrol … Op 22 maart 1834 riep pastoor van der Gheynst de kerkraad (D’Huyvetter, Vijvens, Ruysschaert, De Vriese en Mussche) bij elkaar. Hij deelde mee dat de kerkhofmuur zich in een slechte, onherstelbare staat bevond en dat het beter zou zijn om hem te slopen. De kerkraad, wetende dat de kerkhofmuur reeds jaren aan herstelling toe was en “dat den muur gansch het dorp van het gezigt doet benemen”, stemde in met het voorstel om de muur te slopen.1 Zo luidt althans de officiële versie van de beslissing. Pastoor Vyt, opvolger van pastoor van der Gheynst, ontdekte vele jaren later dat er meer aan de hand was … Volgens pastoor Vyt hadden “de Ruysschaerts” rond 1830 het idee opgevat om in Huise een jaarmarkt te organiseren. Omdat ze gebrek aan plaats hadden om de jaarmarkt op te stellen, namen ze zich voor om de kerkhofmuur te slopen. Goed wetende dat dit op verzet zou stuiten bij de andere leden van de kerkraad, lieten ze in de nacht van 12 op 13 maart 1834 de kerkhofmuur vernielen. Pastoor van der Gheynst meldde op 15 maart 1834 de schade aan baron della Faille d’Huysse, die op dat moment in Gent verbleef. Hij vroeg de baron om zo snel mogelijk naar Huise terug te keren om zich tegen de vandalenstreek te verzetten. Echter, de volgende dag, op 16 maart 1834, stuurde pastoor van der Gheynst een tweede brief naar de baron waarin hij stelde dat de plooien waren gladgestreken. Blijkbaar waren “de Ruysschaerts” erin geslaagd om pastoor van der Gheynst van hun visie te overtuigen. De man riep de kerkraad dus bij elkaar om post factum te besluiten tot de sloop van de kerkhofmuur en zo de aangebrachte vernielingen een legaal karakter te geven. 2

De aanstokers van de sloop Pastoor Vyt wees hun aan als de aanstokers van de sloop en als mannen “die aan het hoofd van de gemeente stonden”. Maar wie bedoelde hij met “de Ruysschaerts”? Allicht bedoelde hij Pieter Francies Ruysschaert en zijn zoon Jan Francies Ruysschaert, en bij uitbreiding hun hele familie.

1

Bisschoppelijk archief Gent, parochiedossier Huise, deel I, stuk 73: uittreksel uit het register van beraadslagingen der kerkfabriek van Huysse van 22 maart 1834. 2 Bisschoppelijk archief Gent, parochiedossier Huise, deel II, stuk 113: brief pastoor Vyt van 18 oktober 1857.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.