9 minute read

NIET KLETSEN MAAR POETSEN

Next Article
BROMMERS KIEKE

BROMMERS KIEKE

MOUWEN OPROLLEN BIJ SCHEEPSWERF MAASKANT

Advertisement

VAN ALLE DORPEN (EN EEN

STADJE) OP ONS EILAND

IS STELLENDAM WEL HET

MEEST WONDERBAARLIJKE.

EIGENLIJK IS HET ROTTERDAM

IN HET KLEIN. EEN BEETJE

RAUWE PLAATS MET EEN

CENTRUM DAT, NET ALS DE

ROTTERDAMSE BINNENSTAD,

HALVERWEGE DE VORIGE

EEUW WERD VERWOEST. MET HET STELLEBOS ALS

KRALINGSE BOS, HET

HARINGVLIET IN PLAATS VAN

DE ROTTEMEREN, EEN ACTIEVE

BINNEN- EN BUITENHAVEN

EN NATUURLIJK NUCHTERE

BEWONERS DIE GEWOON

VAN HUN ‘MOOISTE DORP’

HOUDEN.

En net als de Rotterdamse binnenhavens kent ook de Stellendamse binnenhaven een aantal scheepswerven. Maar

waar de geschiedenis van de Rotterdamse werven de laatste decennia gekenmerkt wordt door inkrimping en sluitingen, is die in Stellendam springlevend. TOF mocht een rondgang maken over het terrein van Maaskant Shipyards Stellendam en keek de ogen uit.

Het bedrijfje dat Piet Maaskant sr. ruim 70 jaar geleden in Bruinisse begon als reparatiewerf voor de lokale mossel- en oestervloot is uitgegroeid tot een Stellendamse werf met drie

imposante droogdokken en meerdere machinewerkplaatsen. Inmiddels is de lokale schelpdiersector allang niet meer de enige opdrachtgever van Maaskant. De klandizie komt tegenwoordig uit binnen- en buitenland. Van klanten uit België, Engeland, Schotland, Ierland of Noorwegen kijken ze hier allang niet meer op.

Noordzeekotters

“Maaskant heeft faam verworven

met de bouw van Noordzeekotters

voor de platvisvisserij”, vertelt Jeroen van den Berg, commercieel manager van Maaskant. “Dit type schepen heeft stormachtige ontwikkelingen doorgemaakt door technische vernieuwingen en veranderende regelgeving. Dat vraagt inventiviteit van ontwerpers en Maaskant loopt met zijn decennialange expertise daarin voorop. We zitten nooit stil. Vorig jaar hebben we weer een nieuw type gelanceerd.”

Op veel vlakken is Maaskant een zeer innovatief bedrijf. Verbetering van de koelketen en hygiëne aan boord en vooral van de complexe tuigage en liereninstallaties van vissersschepen zijn enkele van de hoogstandjes waar Maaskant prat op kan gaan. Maar wie denkt dat Maaskant alleen

in de visserijsector actief is, heeft het mis. Ook offshore-vaartuigen, sleepboten en onderzoeksvaartuigen rollen bij Maaskant van de helling.

Apart stel

Sinds 1984 maakt Maaskant

onderdeel uit van de Damen Shipyards Group. “Maar wij blijven een apart stel”, lacht Van den Berg. “Onze Zeeuwse wortels zie je terug in ons personeelsbestand dat een mooie mix vertoont van Flakkeeënaars, Zeeuwen en ‘overkanters’. Dat leidt

natuurlijk tot de bekende FlakkeesZeeuwse plaagstootjes, waarbij de overkanters dan weer met hun mond

vol tanden staan. Maar tussen alle

grappen en grollen door, zit in onze aard en achtergrond tegelijkertijd onze kracht. Binnen Damen staan wij bekend als een team waar je op kan bouwen. Als het vandaag klaar moet zijn is het gisteren af. Iedereen zet als het nodig is een tandje bij. Wat dat betreft is er ook een overeenkomst

met Rotterdam: niet kletsen maar

poetsen!”

VOORBEELDEN VAN BIJGELOOF OP GOEREE-OVERFLAKKEE

Door Jan Both

VROEGER BESTONDEN ER OP HET

EILAND ALLERLEI SOORTEN VAN

BIJGELOOF. DIVERSE VERHALEN

DEDEN DE RONDE. OF WE

DIT ALLES ONDER HET ECHTE

BIJGELOOF MOETEN REKENEN

OF DAT HET GEWOON STERKE

VERHALEN ZIJN, LAAT IK EVEN IN

HET MIDDEN. ZE WERDEN WEL VOOR ECHT

VERTELD. ZONDER TELEVISIE,

INTERNET EN ANDERE VORMEN

VAN ‘ONTSPANNING’ WAS

VERHALEN VERTELLEN EEN

WELKOME BEZIGHEID. ZEKER ALS

DEZE EEN BEETJE ENG WAREN.

ENKELE VAN DEZE VERHALEN

VOLGEN HIERONDER.

In Stellendam was eind negentiende eeuw een kind betoverd. In het hoofdkussen werd een krans van veren aangetroffen. Dat moest het werk zijn van een toverheks. Al snel viel de verdenking op een weduwe. Zij verdiende de kost met een winkeltje, maar door de praatjes in het dorp kwam niemand meer boodschappen bij haar doen. Noodgedwongen vertrok ze naar

Rotterdam.

Ook in Stellendam stak een man op een dag de vlag uit. Dat deed hij omdat Siete was gestorven. ‘Die heks kroop iedere avond bij mij in de fles op de kast. En dan zat ze allemaal lelijke smoelen tegen me te trekken. Daar ben ik nu mooi van af’, was zijn redenatie. Een vrouw in Ouddorp was koeken aan het bakken. Ze hoorde plots: ‘Koeken bakken, meeltje borgen’. Het meel had ze nog niet betaald en de winkelierster wilde haar daaraan herinneren.

Zij verscheen in de vorm van een zwarte kat.

Ze gaf die onverwacht een flinke klap met de gloeiendhete pan. De volgende dag lag de winkelierster met een verbrand hoofd in bed…

Op een boerderij was de dienstmeid alleen thuis. De boerin had de meid opgedragen om acht uur precies de brij uit de kelder te halen. Welnu, de boerin was nog maar net weg of de meid ging naar de kelder. Daar zag ze een griezelige gedaante, maar zij was niet bang en zei: ‘Zoô raegshoôd (Ragebol) stae jou hier? Je hoort in de keête, mar ik zal je’. Ze brak de steel van die aangeklede ragebol in tweeën. Om negen uur hoorde ze geschreeuw buiten. In het donker lag de boerin met een gebroken been... Die boerin bekende, dat ze de meid eens wilde proberen of ze niet snoepte van de eetwaren in de kelder.

In Dirksland werd bij een boerderij op avond op de deur geklopt. De dienstbode deed open en hoorde zingen:

“Wij zijn met zijn zessen; wij dragen lange messen; ’s Avonds in de donkere maan zullen wij uit moorden gaan!”

Er was echter niemand te bekennen.

Het gezang herhaalde zich enkele keren.

De veldwachter werd erbij gehaald. Hij verstopte zich in de schuur. Op een avond hoorde hij het gezang, maar alhoewel er een laagje sneeuw lag, was er geen voetstap te zien. Maar de veldwachter had het door.

Hij rende naar het ‘huusje’, trok de deur open en daar zat een vrouw. Dat was de toverheks. Hij nam haar mee en er kwam een eind aan het gezang.

Een boer reed op een nacht met paard en wagen van Dirksland naar Sommelsdijk. Midden op de dijk stond een oud mannetje en vroeg of hij mee mocht rijden, maar de boer weigerde resoluut. ‘Zie dan mar dat je thuus komt’, zei het mannetje.

Plotseling werden paard en wagen opgetild en benedendijks neergezet.

Daar kon de boer geen kant meer op. Tegen de ochtend wist een groep landarbeiders met vereende krachten paard en wagen tegen de dijk op te krijgen. Op een andere boerderij woonde een weduwe. Iedere morgen, als de knechts in de stal kwamen, stond er tussen de paarden een vreemde, sterk bezwete vos. Zo gauw zij de buitendeur openden, rende het paard naar buiten. Dat was nu enkele keren gebeurd en ze besloten het paard naar de smid te brengen om het nog onbeslagen paard van hoefijzers te voorzien. Weer op stal wist het paard zo snel mogelijk de benen te nemen. In het huis lag inmiddels de boerin op bed met nieuwe hoefijzers aan handen en voeten…

Rien Vroegindeweij

‘FLAKKEE, IK HEB ER NIKS TEGEN’

Foto: Helena van der Kraan

In café De Kok hoorde hij ooit een verhaal over een man die op zijn zolder een vliegtuig van beton had gemaakt. Het was in staat te vliegen, maar kon niet door het dakraam heen. Rien Vroegindeweij sloeg dit voorbeeld van rural mythology op in zijn hoofd en maakte er later een gedicht over.

Het staat in zijn debuut uit 1973. De bundel heeft de naam van het gedicht gekregen: Een vliegtuig van beton. “Er zit heel veel inspiratie van Flakkee in mijn werk”, zegt de man die

Middelharnis in de vroege jaren zestig verliet.

Geitendurp, gornet, blauwkousen, Stadje droag broad – Vroegindeweij kent de bijnamen nog precies. “De mensen in Menheerse noemden ze

knikkertuute. Menheerse, vind je dat niet raar? Waar komt dat vandaan?

Ik denk dat ze Middelharnis te deftig vonden klinken. Menheerse, dat was goed genoeg…”

Hij is in de zomer van 1944 geboren in Middelharnis, in het Visserstraatje. “Ik weet nog dat een buurman uit Indië terugkwam na de politionele acties. Hij werd binnengehaald door de fanfare en zijn huisdeur was helemaal omkranst met laurierbladeren. Helemaal

groen. David Blok heette hij, een schildersknecht. Verderop in de straat had je een ulevellenwinkeltje en schuin tegenover ons een timmermanswerkplaats. Ze maakten er raamkozijnen en deuren, er was altijd levendigheid van machines en mensen die er in en uit liepen. Nog iets verderop had een oom van mijn vader een boerenspulletje met een mesthoop, een paard-en-wagen, alles… Heel idyllisch hoor.” Vroegindeweij herinnert zich ook de grote vette vinger die slager Olivier van Nieuwenhuizen in zijn kinderhand stak bij het teruggeven van het wisselgeld. En de woonwagen die in het hoekje van het Spuiplein stond, vlak bij de trap naar de dijk. “Daar zat Dikke Arie voor zijn pipokar, je moest er altijd langs…”

EINDE VAN DE WERELD

In 1950 verhuisden ze naar de eerste

nieuwbouw aan de Steneweg, het laantje van Middelharnis. “Er stonden vanaf het dorp allemaal zwarte schuren, dan kreeg je de tramlijn, de nieuwbouw, wat oude huisjes, nog meer boerenschuren met erven, verderop de oudbouw en Patagonië, het einde van de wereld.”

Aan de Steneweg groeide hij op.

“Er liepen etters rond, die graag de sterkste wilden spelen. Maar verder was het fantastisch: altijd buiten, altijd spelen.”

Vroegindeweij herinnert zich nog dat de buurvrouw, die normaal op zondag contact meed, op 1 februari 1953 ‘s morgens om acht uur aanbelde om te melden dat het water eraan kwam. “We hebben de kachel op tafel gezet en het afgewacht. ’s Middags kwam het water, je zag het klotsen op de trap. Het stond ongeveer

anderhalve meter hoog. Zo groot was ik nog niet… Mijn vader zei: hoger komt ’t niet.” Tijdens de evacuatie was de eerste kennismaking met Rotterdam. “We waren een maand of

vier, vijf in huis bij een alleenstaande schooljuffrouw aan de Statenweg. Ik ging graag naar Galeries Modernes, dat vond ik zó mooi.” Later, na de mulo en zijn tijd als leerlingletterzetter in de Flakkeese Drukkerij, verliet hij Flakkee om zijn hart te verpanden aan de Maasstad. “Ik wilde iets anders, ik wilde weg.” Op de Academie kwam hij erachter dat het dichten hem meer

zou brengen dan het tekenen. Aanvankelijk moest hij bijverdienen – Van Gend & Loos, borden wassen op het Centraal Station – maar uiteindelijk was het te doen om van de pen te leven, vooral door columns in Het Vrije Volk, NRC en andere kranten en bladen. “Een vetpot was het niet, maar we konden er goed van leven.”

VERDRAAIDE WERKELIJKHEID

“Ik geloof dat ik een realistisch dichter ben. Ik put uit de werkelijkheid, maar ik geef er wel een draai aan”, stelt Vroegindeweij als hij de vraag krijgt hoe zijn dichterschap te typeren valt. Veel van de verdraaide werkelijkheid in zijn werk stamt uit de achttien jaren die hij op Flakkee doorbracht. Hij noemt het gedicht ‘Bennie’s bas’, gemaakt voor een vriend die speelde in een band en verongelukte “op de beruchte dodemansdijk naar Dirksland”. In dat gedicht staat de regel ‘Later wordt alles echter’, wat ook de titel is van zijn verzameld werk. “Er zit heel veel Flakkee in mijn werk, als je het weet. Ach, het is mijn jeugd van lang geleden. Het geluk van de ouderdom is dat die steeds mooier

wordt. Flakkee? Ik heb er niks tegen, maar ik heb er geen band meer mee. Ik ben vergroeid met Rotterdam, ik ben een Rotterdammer.”

Brommers kieke

‘OUDE LIEFDE ROEST NIET’

This article is from: