11 minute read

Een warm hart voor de oceaan

Ondanks het wisselvallige weer van de afgelopen weken kijkt iedereen stilaan uit naar de hete zomerdagen. Of dat nu in het binnen of buitenland is, de kust zal altijd een aantrekkelijke plek zijn om zonovergoten dagen te spenderen. Een duik of het dippen van je teentje in de oceaan zal voor de nodige verfrissing zorgen. Het is wel minder fijn als er aan dat teentje een stuk plastic of een mondmasker hangt.

8juni is het Wereldoceanendag. Deze dag heeft als doel de mensen bewust te maken over hoe het met onze wateren gesteld is. “Planetaire problemen ontsnappen niet aan de oceaan”, steekt Jan Seys van wal. Hij is marien bioloog en woordvoerder van het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ). “Er is overigens geen sprake van meerdere oceanen, maar van één grote wereldoceaan.” Dat is een van de hoofdprincipes van de Ocean Literacybeweging. Zij streven naar een minimale kennis over de oceaan voor iedereen.

Advertisement

“Klimaatwijziging en vervuiling tekenen onze oceaan. Plastic is een grote boosdoener en de hoeveelheid stijgt onwijs snel. Elk jaar komt er 5 à 13 miljoen ton plastic bij”, waarschuwt Seys. 3 tot 10 procent van de totale plasticproductie komt in de zee terecht, onder andere via rivieren. Vooral in Azië, waar 13 van de 15 meest vervuilde rivieren stromen. Door de coronacrisis is de plasticproductie opnieuw opgevoerd. Momenteel worden massaal latexhandschoenen en wegwerpmondmaskers gebruikt, waardoor de druk op de oceanen alleen maar toeneemt. Franse milieuorganisaties berekenden dat 300.000 ton extra afval in de Middellandse Zee is gekomen sinds de start van de coronacrisis. Hoeveel plastic hierdoor in de oceaan is geraakt, is nog niet duidelijk. Milieuorganisaties zijn bang voor de gevolgen, want het afbraakproces van de stof propyleen, een vrijwel onbreekbaar plastic, zou maar liefst 450 jaar duren. Vooral dieren in de oceaan ondervinden er de gevolgen van. Volgens de Britse organisatie City to Sea komen jaarlijks 100.000 zeezoogdieren en schildpadden om door verstikking in plastic.

“The Ocean Cleanup is een voorbeeld van een mooi project dat toont hoe je als individu niet bij de pakken hoeft te blijven neerzitten”, gaat Seys verder. “Puur wetenschappelijk gezien is het dan weer een druppel op een hete plaat. Veel plastic verdwijnt de diepte in, slechts 5 procent blijft in de oppervlakkige laag. Fragmentering is een ander issue. De kleinere deeltjes vallen letterlijk door de mazen van het net. Het effect op de menselijke gezondheid is nog niet duidelijk, maar het is zeker dat je in alles plastic vindt. Alle producten eroderen en die microdeeltjes komen overal in terecht.” Mooimakers, het Vlaams initiatief tegen zwerfvuil en sluikstorten in Vlaanderen, wijst erop dat bijvoorbeeld plastic flesjes een langdurige impact kunnen hebben op het milieu. Deze breken namelijk in kleine deeltjes uit elkaar en worden opgenomen in de bodem, waardoor ze als microplastics in drinkwater terechtkomen.

“De klimaatproblematiek rank ik nog een stap hoger. Zelfs als we morgen met zijn allen alles goed doen, duurt het herstel nog tientallen jaren. Het zit een beetje in onze aard dat we pas in actie schieten als het bijna te laat is”, stelt Seys vast. “Als onze maatschappij in al haar logheid, geledingen en diversiteit in beweging moet komen, duurt dat te lang.” Maar de zee vormt gelukkig wel een sterke buffer. Zonder zou er 30 procent meer CO2 in de atmosfeer terechtkomen. De gevolgen daarvan dragen zorgt ervoor dat de oceaan verzuurt. “Het is nog niet ten volle merkbaar, daarom blijft het onder de radar”, gaat Seys verder. “Koraalriffen lijden hieronder en ook oesterkwekerijen gaan op de schop. Tegen 2030 zou de verzuring oplopen tot 60-130 procent. Dat zal nefast zijn voor de helft van al het leven in de zee.” Met name leven dat kalk nodig heeft lijdt onder die verzuring. Vergelijk het met een koffiezetapparaat dat je schoonmaakt met azijn. Dat heeft ernstige gevolgen voor koralen, pijlinktvissen en plankton, omdat hun hele werking overboord wordt gegooid.

Veranderingen komen altijd voor, maar nu gaat het sneller dan ooit, aldus de woordvoerder van het VLIZ. “Organismen hebben wellicht geen tijd om te adapteren, genetische aanpassingen treden niet snel genoeg op nu. Dat zet zich ook door op zuurstofniveau. Er is een daling van zuurstof in de zee en die tendens zal zich alleen maar voortzetten.” Dat is een logisch gevolg van de verwarming van de oceaan. Bij hogere temperaturen kan er minder zuurstof oplossen in het water. Met name in de grote subtropische oceaanbekkens. “Dat zijn dezelfde plaatsen waar de grote plasticophopingen zitten”, legt Seys uit. “Dat zijn al warme gebieden. Als de temperatuur nog zal stijgen, zullen er zeewoestijnen ontstaan. Er is al weinig voedsel of plankton. Tegenwoordig is er sprake van mariene hittegolven, met extreme uitschieters die de zaken kunnen doen wankelen.”

Die warmte zorgt eveneens voor een zeespiegelstijging. Een stijging van maximaal 1 meter tegen 2100 werd voorheen berekend, maar nieuwe inzichten waarschuwen voor mogelijke rampscenario’s. Door de instabiliteit van de ijskappen op de Zuidpool, schatten we in het ergste geval een toename van 3 meter. Seys: “Al het ijs opgeslagen op land is goed voor 70 meter zeespiegelstijging en 60 meter daarvan ligt op Antarctica. De Belgische overheid neemt die stijging erg serieus.” De zeeweringen zijn wel voorzien op die ene meter, maar niet op driemaal zoveel. “We worden geconfronteerd met zaken die er niet beter op worden. De stijging werd rond 2000 op 3 millimeter per jaar geschat, maar met die nieuwe inzichten zou het over centimeters gaan, wat echt catastrofaal zou zijn.” Maar zelf blijft de marien bioloog optimistisch. “Het heeft geen zin om ons hoofd in het zand, of in het zeewater, te steken. Het zal veel moeite kosten, maar ook geld, energie en heel veel samenwerking.”

Je zou al bijna denken dat alles bergaf gaat, maar er zijn ook positieve tendensen. “Als je kijkt naar de olievervuiling in het Belgische deel van de Noordzee, blijkt dat er een significante daling is van de olie die er drijft de laatste 50 jaar”, aldus Seys. In de jaren 60-80 was de trefkans om olie te vinden voor de Belgische kust 100 procent, vandaag is dat minder dan 10 procent. “Nu is de architectuur van de tanks beter en wordt er streng toegezien op het overboord zetten van operationele olie. De aanwezigheid van havenontvangstinstallaties maakt het mogelijk je olie aan land te zetten en anders krijg je een boete.”

“Mensen benutten de zee ook steeds breder en dieper. Niet enkel vissers en een paar toeristen maken gebruik van de oceaan. Kijk naar wind, olie en gaswinning: tendensen van de blauwe economie”, zegt de woordvoerder. “Het is wenselijk dat wetenschappelijk onderzoek dat monitort, zodat het op een duurzame manier gebeurt. We moeten de volgende generatie nog een kans geven en niet nu alles opsouperen.”

Iedereen kan actie ondernemen, hoe klein dan ook. Elke duurzamere houding of aangepast gedrag helpt. “Probeer op een duurzame manier beslissingen te nemen. Als je vis eet, kun je de Viswijzer checken en voor een soort kiezen die niet overbevist is”, geeft Seys raadzaam mee. Het verleden heeft ook aangetoond dat mensen die goed geïnformeerd zijn, betere beslissingen maken. “Daarom dat wij oceaangeletterdheid zo hoog in het vaandel dragen, er is een draagvlak nodig voor een sturende mentaliteit. Daarom is Wereldoceanendag zo belangrijk.”

“Ik denk dat iedereen een warm hart draagt voor de zee en beseft dat er zaken niet lopen zoals het hoort. Als we met zijn allen beter op de hoogte zijn, kunnen we samen verontwaardigd zijn en erop aansturen dat er verandering komt”, sluit Seys af. “We zullen moeten evolueren naar een maatschappij die herbruikbaarheid vooropstelt en een circulaire economie in zich draagt. Momenteel strekt de maatschappelijke bezorgdheid zich nog niet uit over alle lagen van de bevolking. Er zijn ook mensen die de moed hebben opgegeven. Je kunt het niemand kwalijk nemen dat ze op een zeker moment afhaken uit onmacht. Het zijn net die mensen die we mee aan boord moeten krijgen.”

Tegen 2030 zou de verzuring oplopen tot 60-130 procent. Dat zal nefast zijn voor de helft van al het leven in de zee.

— Jan Seys, Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ)

‘Afval zou nog veel meer een grondstof moeten worden’

Ons land is een sorteerkampioen en dat geldt ook voor de bedrijfsverpakkingen. In twintig jaar tijd steeg het recyclagepercentage van bedrijfsmatige verpakkingen van 74 naar 90,5 procent. En de komende jaren moet dat cijfer nog hoger, zegt Francis Huysman, Managing Director van Valipac.

Valipac is het erkende organisme voor de ‘uitgebreide producentenverantwoordelijkheid’, toegepast op bedrijfsmatige verpakkingen. Die uitgebreide productverantwoordelijkheid betekent dat producenten gedurende de hele levenscyclus verantwoordelijk blijven voor verpakkingen. Valipac groepeert ongeveer 7000 van die producenten en zorgt ervoor dat hun verpakkingen ingezameld en gerecycleerd worden.

“Toen wij in 1997 opgericht werden, volgden we vooral een lineair model”, zegt Huysman. “Afval werd in balen geperst, op een schip geladen en naar China afgevoerd. En daarmee was de kous af. Nu evolueren we in sneltempo naar een circulair model. Het is veel meer de bedoeling geworden om afval in eigen land te houden, of toch ten minste in de EU, en om het opnieuw te hergebruiken. Dat kan echter alleen als alle stakeholders in dat proces hun verantwoordelijkheid opnemen: niet enkel de bedrijven die goederen verkopen, maar ook verpakkingsproducenten, de ophalers, de recyclers, de traders... Afval zou nog veel meer een grondstof moeten worden. Het is een werk van lange adem, maar we zijn zeker op de goede weg.”

De cijfers bewijzen dat ook. In 2020 werd door de 7000 klanten van Valipac iets meer dan 745.000 ton verpakkingsmateriaal op de markt gebracht. Liefst 697.000 ton daarvan werd gerecycleerd, dat is meer dan 90 procent. “Per materiaalsoort zijn er nog wel verschillende doelstellingen”, legt Huysman uit. “Bij karton bijvoorbeeld was dat 90 procent, maar daar zitten we al aan 100 procent. Vrijwel al het karton dat in België als bedrijfsverpakking wordt gebruikt, wordt dus al gerecycleerd. Bij hout is de doelstelling 80 procent, daar zitten we aan 88,6 procent, ook al zeer goed dus. Wat plastic betreft, is de doelstelling momenteel 50 procent. Daar halen we 60,9 procent, maar we willen graag nog een tandje bij steken. Zeker als je weet dat de norm in 2030 op 65 procent zal komen te liggen.”

België neemt trouwens een unieke positie in wat betreft de recyclage van verpakkingen. Ons land is het enige in Europa dat twee organismen heeft die zich daarmee bezighouden: Fost Plus voor de huishoudelijke verpakkingen, Valipac voor de bedrijfsmatige verpakkingen. “Andere landen zijn inderdaad een stuk minder gefocust op bedrijfsverpakkingen”, aldus Huysman. “We zijn een klein en ingewikkeld landje, maar ik denk dat we absoluut fier mogen zijn op de manier waarop wij het aanpakken. En zonder pluimen op mijn hoed te willen steken: Valipac is een al bij al kleine organisatie met bescheiden middelen, maar wat we daarmee doen, is echt wel straf.”

Om de circulariteit van bedrijfsmatige verpakkingen te realiseren, moet Valipac wel enkele uitdagingen aanpakken. Zo moet de traceerbaarheid van de verpakkingen nog beter en moet er ook vaker aan lokale recyclage gedaan worden. Ook de klanten van de organisatie moeten het begrip circulariteit nog meer omarmen. “Materiaal naar Azië sturen is gemakkelijk en goedkoop, maar niet duurzaam”, zegt Huysman. “Ik denk dat er nog manieren genoeg zijn om extra recyclageopportuniteiten te creëren. Soms heeft het ook met educatie te maken. Veel bedrijven weten bijvoorbeeld niet dat de recyclagetoepassingen voor bedrukte folies veel beperkter zijn dan onbedrukte. Of dat bijvoorbeeld de toepassingen voor gerecycleerde gekleurde folie heel klein is. Zo weinig mogelijk gekleurde folie gebruiken is dus zeker geen slecht idee.”

Om dat soort kennis nog beter te verspreiden, zette Valipac, in samenwerking met Fost Plus, een platform op – Pack It Better – om expertisecentra in contact te brengen met bedrijven. Op die manier kunnen ze een snel en wetenschappelijk onderbouwd antwoord krijgen voor al hun vragen rond de duurzaamheid van hun verpakkingen.

Nog een incentive voor bedrijven om zich grondiger met hun recyclage in te laten, zijn de premies die Valipac voorziet. “Er is allereerst een eenmalige startpremie als een bedrijf start met inzamelen”, zegt Huysman. “We voorzien ook een containerpremie. Dat is een tussenkomst in de huurprijs voor een selectieve container. Daarnaast is er nog een tussenkomst in de recyclagekosten zelf. Uiteraard wel alleen voor die materialen die geld kosten. Papier en metaal brengen geld op, dus daar komen we niet tussen. De premie bedraagt bijvoorbeeld 30 euro per ton plastic of 10 euro per ton hout.”

Ook goed om te weten: die premies zijn geen overheidspremies. “Neen, absoluut niet”, onderstreept de Valipac-Managing Director. “Het zijn geen subsidies. Het geld komt van de producenten zelf. Dat wil zeggen dat dus ongeveer 60 procent van hun bijdrage rechtstreeks terugvloeit naar de industrie.”

PARTNER | AANL - OPM

Er zijn genoeg manieren om extra recyclageopportuniteiten te creëren. Veel bedrijven weten bijvoorbeeld niet dat de recyclagetoepassingen voor bedrukte folies veel beperkter zijn dan onbedrukte.

Valipac werd in 1997 op initiatief van het Belgische bedrijfsleven opgericht als het beheersorganisme voor bedrijfsmatige verpakkingen. Valipac’s opdracht is om alle actoren op weg te zetten naar een circulaire economie. Het verzamelt informatie over de hoeveelheden bedrijfsmatige verpakkingen die door bedrijven op de markt worden gebracht en door de afvalophalers worden ingezameld en gerecycleerd. Die gegevens worden onderling vergeleken om het totale recyclagepercentage te berekenen en meegedeeld aan de Interregionale Verpakkingscommissie.

This article is from: