16 minute read
Interview: Valerie Trouet
Valerie Trouet, professor dendrochronologie aan de University of Arizona in Tucson, heeft baanbrekend werk verricht door het verleden van het klimaat te bestuderen aan de hand van jaarringen in bomen. In België is ze bekend door haar boek Wat bomen ons vertellen, waarin ze de klimaatgeschiedenis van de aarde ontrafelt, het verband tussen klimaat, ecosystemen en samenlevingen uiteenzet en ons inzicht geeft in de huidige klimaatproblematiek.
We moeten nadenken over hoe we ons gaan wapenen tegen het veranderende klimaat.
Eind 2022 opende in Ukkel het Klimaatcentrum van België, met als doel wetenschappelijk onderzoek en expertise rond klimaat te coördineren. Valerie Trouet, wereldberoemd door haar onderzoek als dendroklimatoloog, wordt wetenschappelijk directeur van het centrum.
Door Marleen Walravens Beeld Sandra Mermans U komt na 18 jaar in Amerika terug naar België om het klimaatcentrum te besturen. Wat zijn uw verwachtingen? “Het klimaatcentrum wordt een wetenschappelijke instelling. België heeft klimaatwetenschappers van wereldniveau, maar het domein is vrij versnipperd. De belangrijkste missie van het centrum is samenwerking en coördinatie te creëren, en een strategie uit te bouwen waardoor we klimaatdiensten kunnen aanbieden aan de overheid en de industrie. Het doel is om de recentste wetenschappelijke informatie voor te leggen aan de verschillende regeringen, bedrijven en ngo’s zodat alle stakeholders meewerken aan de vermindering van uitstoot van broeikasgassen en dus ook aan de verhindering van de verdere opwarming van de aarde. Een ander aspect waar in België dringend werk van gemaakt moet worden, is de aanpassing van de samenleving aan dat veranderende klimaat.”
Over welke aanpassingen gaat het dan? “De klimaatsituatie is ernstig. Er zullen steeds meer natuurrampen en extreme weerfenomenen opduiken. De situatie is
Leuven bouwt brug tussen innovatief klimaatactieplan en investeerders
Het nieuwe Klimaatcentrum wil de kennis over het klimaat beter beschikbaar maken en het wetenschappers zo makkelijker maken om over domeinen heen samen te werken of voort te bouwen op elkaars onderzoek. Dat we een maatschappelijke uitdaging zo complex als die van de klimaattransitie enkel maar de baas kunnen door intensief en structureel samen te werken, weten ze in Leuven al langer. In 2013 richtten ze daar netwerkorganisatie Leuven 2030 op. In 2023 moet dat leiden tot een Climate City Contract: een innovatief klimaatactieplan dat de nodige projecten niet alleen bindt aan zich engagerende partijen maar er meteen een voor investeerders en financiers toegankelijk financieringsmodel aan koppelt.
Leuven is als oudste universiteitsstad van de lage landen dan ook al eeuwenlang een stad van kennis. Wat je misschien niet weet is dat Leuven ook een voorloper is als het aankomt op het aanwenden van die kennis voor maatschappelijke uitdagingen en innovatie. Ook op het gebied van klimaat beweegt er veel in de Leuvense regio.
Doorgedreven samenwerking
Dat heeft alles te maken met hoe ze een duurzame klimaattransitie benaderen in Leuven. Vanuit het besef dat individuele inspanningen – hoe ambitieus ook – niet snel genoeg voor de kanteling zullen zorgen door de complexe aard van de klimaatuitdaging, besloten ze er radicaal
onomkeerbaar en zal iedereen beïnvloeden. We kunnen wel verhinderen dat het nog erger wordt, maar daarvoor zijn heel drastische maatregelen nodig. Groene energie moet fossiele brandstoffen vervangen. Die transitie komt er, maar heeft tijd nodig. Zonnepanelen en warmtepompen installeren, benzinewagens vervangen… eens de bal aan het rollen gaat, zullen bedrijven en overheden volgen met investeringen en zal alles toegankelijker worden voor de burger. Maar het gaat veel verder dan dat. We moeten nadenken over hoe we ons gaan voorbereiden op de nieuwe klimaatsituatie en hoe we ons gaan wapenen tegen het veranderende klimaat. Hoe passen we onze landbouw aan? Onze waterbevoorrading? Hoe gaan we om met de stijging van de zeespiegel? Dat zijn grote vragen en veranderingen die we als individu niet kunnen doorvoeren.”
Waar ligt voor u de uitdaging met dit klimaatcentrum? “Ik wil mee naar impactvolle, concrete oplossingen zoeken voor de klimaatproblematiek. Er is een groot verschil tussen de bezorgdheid over het klimaat bij de burgers en de goodwill bij de gemeenschappen enerzijds en de maatregelen die de overheid treft om hieraan tegemoet te komen anderzijds. Wat de overheid doet tegen de klimaatopwarming ligt niet op het niveau van de aspiraties van de bevolking. Daar wil ik graag iets aan doen, die kloof verkleinen tussen wat burgers aanbelangt en de reflectie ervan bij het politieke beleid. Ik wil ook onze Belgische klimaatwetenschappers een stem geven en hoop hiervoor op een goede samenwerking met de media.”
Wanneer zal voor u uw missie geslaagd zijn als hoofd van het klimaatcentrum? “Wel, in de VS heb je NOAA, de National Oceanic and Atmospheric Administration. Het is een gelijkaardig instituut waar toponderzoek gebeurt en dat op nationaal niveau een heel belangrijke stem heeft in het klimaatdebat. Van het klimaatcentrum de NOAA van België en de EU maken, het wetenschappelijk instituut een positief beeld en goede naam geven en daarbij geloofwaardigheid en vertrouwen bij de burgers winnen, zullen zeker bijdragen tot het succes van mijn missie.” Toen ik in het vierde of vijfde middelbaar in de les aardrijkskunde voor het eerst van het broeikaseffect hoorde, is dat ingeslagen als een bom. Vanaf dat moment is mijn interesse voor het klimaat alleen maar groter geworden en ben ik bio-ingenieur gaan studeren. Voor mijn masterthesis wou ik iets rond klimaat doen en naar het buitenland trekken. Eén onderwerp voldeed: dendroklimatologie in Tanzania. Ik had nog nooit van het vakgebied gehoord, maar ben vertrokken. Zo is mijn passie voor jaarringen ontstaan.”
Kunt u op basis van uw dendrochronologische bevindingen bepalen hoe het klimaat er binnen twintig of vijftig jaar zal uitzien? “De huidige globale opwarming van 1,1 °C die we sinds het begin van de metingen hebben opgetekend is een nooit gezien fenomeen. In de laatste 2000 jaar hebben we geen analogen gezien voor wat er nu met het klimaat gebeurt. De hoeveelheid koolstofdioxide is in de voorbije 800.000 jaar nog nooit zo hoog geweest. We weten zeker dat het nog warmer gaat worden, maar hoeveel warmer hangt af van wat wij als maatschappij ondernemen. We hebben het zelf volledig in de hand en dat is positief. Stel dat we alleen maar konden toekijken en ondergaan, dan zou het pas echt angstaanjagend zijn. Als het over een klimaatopwarming gaat van 2 °C, dan is dat het gemiddelde over het hele jaar voor de hele planeet, oceanen, land, tropen, polen, alles inclusief. Dat gemiddelde dekt de extremen niet. Hittegolven, overstromingen, droogtes en orkanen zullen vaker voorkomen en door de vertraging van de straalstroom zullen we ook langer in hetzelfde weertype blijven hangen.”
U droomde er als klein meisje beslist niet van om dendrochronoloog te worden… “Neen, helemaal niet. Toen ik twaalf was, vroeg ik aan mijn vader wat de moeilijkste studie ooit was. Het antwoord was burgerlijk ingenieur, maar dat sprak me niet echt aan. Later wou ik journalist of actrice worden.
Smart Fact.
Stel dat de klimaatsituatie niet alarmerend zou zijn, voor welke zaak zou u zich nog kunnen engageren? “Daar moet ik niet lang over nadenken. Ik zou me inzetten voor gendergelijkwaardigheid in de maatschappij in het algemeen en in het bijzonder voor meer respect voor vrouwen in de academische wereld, omdat de genderkloof er nog heel groot is. Er bestaat zoveel wetenschappelijk bewijs over de vooroordelen tegen vrouwen en tegen andere minderheden binnen de academische wereld, dikwijls onbewust, zowel bij mannen als bij vrouwen. Dat zou niet meer mogen bestaan.” Wat is dendrochronologie? Dendrochronologie is de wetenschapsdiscipline die de jaarringen van bomen bestudeert. Deze natuurwetenschappelijke dateringstechniek baseert zich op de jaarlijkse variatie van groeiringen om historische houten voorwerpen te dateren. Dendroklimatologie is een onderdeel van dit vakdomein. Op basis van de breedte en de dichtheid van jaarringen kunnen wetenschappers het klimaat van het verleden reconstrueren en lopende klimaatveranderingen analyseren.
Wat doet de NOAA? De National Oceanic and Atmospheric Administration is een wetenschappelijk agentschap in de Verenigde Staten, opgericht in 1970 onder president Nixon. NOAA is zowel nationaal als internationaal een autoriteit in het globale klimaatdebat. Wetenschappers doen er aan hoogtechnologisch onderzoek van de klimatologische omstandigheden en voorzien besluitvormers van betrouwbare informatie voor de implementatie van aanpassingen aan de nieuwe klimaatcondities.
voor samenwerking te gaan via de vzw Leuven 2030. Inwoners, middenveldorganisaties, bedrijven, kennisinstellingen en overheden werken er op die manier samen aan projecten die afzonderlijk niet mogelijk zouden zijn. Alle hoeken van de Leuvense samenleving zijn vertegenwoordigd en bepalen via een unieke governancestructuur zo samen de richting voor een rechtvaardige transitie.
Een van de honderd Europese pionierssteden
De Europese Commissie selecteerde Leuven eerder dit jaar immers voor de missie ‘100 Climate-Neutral and Smart Cities by 2030’. Daarmee ondersteunt Europa 100 pionierssteden voor klimaat met expertise en middelen in hun versnelling naar klimaatneutraliteit tegen 2030. Centraal daarin staat het opstellen van een Climate City Contract waarin komt te staan welke lokale en bovenlokale partners samen welke engagementen aangaan om tot een klimaatneutrale stad te komen in 2030.
Naar een financierbare Leuvense transitie
Een financieel plan is een van de fundamentele missing links om te komen tot een succesvolle transitie. Op basis van zo’n overkoepelend plan moeten impactvolle doorbraakprojecten en financiers en investeerders elkaar vlotter vinden, en moeten binnen de traditionele financieringslogica minder aantrekkelijke projecten ook hun weg vinden. Op deze manier wil Leuven ook de sociale rechtvaardigheid van haar klimaattransitie waarborgen. Het Climate City Contract wil een antwoord zijn op de complexiteit van deze uitdaging.
Wie zich geroepen voelt om ook bij te dragen aan de best mogelijk toekomst voor onze stad, kan dat laten weten via info@leuven2030.be.
Zowat anderhalf miljoen ton afval wordt er elk jaar verwerkt bij de recyclagegroep Galloo en dat op 42 exploitatiesites in Frankrijk, België en Nederland. Uit onder meer autowrakken, elektrisch en elektronisch afval, bedrijfsafval, zonnepanelen, radiatoren en scheepswrakken worden gigantische hoeveelheden ferro- en non-ferrometalen en plastics gerecycleerd en opnieuw in de industriële keten gebracht. Het is daarmee de grootste speler in zijn sector in België en Noord-Frankrijk. CEO Rik Debaere en CFO Dries Wyffels duiden het belang van het bedrijf in de shift naar een duurzame economie.
Met ruim tachtig jaar geschiedenis is Galloo een van de oudgedienden in de Belgische recyclagesector. Het bedrijf werd in 1939 gesticht door Joseph Galloo, een West-Vlaamse ijzermarchand en grootgemaakt door diens schoonzoon, Antoine Vandeputte. Ondertussen staat al de derde generatie aan het roer: Jan en Pierre Vandeputte. Het bedrijf zorgt voor 750 directe arbeidsplaatsen. “Door constant te investeren, toegevoegde waarde te realiseren en acquisities te doen, zijn we van een kleine, lokale speler uitgegroeid tot marktleider”, zegt Debaere. “Dat recept hanteren we trouwens nog altijd: innovaties en nieuwe technologieën en technieken blijven ons stokpaardje.”
Debaere geeft een voorbeeld. Een autowrak bestond pakweg dertig jaar geleden uit 75 procent metaal (staal en non-ferrometalen). Enkel het metaal werd gerecycleerd, de rest belandde op het stort. Vandaag bestaat een wagen nog maar uit ongeveer 65 procent metaal, liefst 98 procent van zijn totaalgewicht wordt gerecycleerd, inclusief al het kunststof, glas, rubber en textiel. “Dankzij het werk van ons interne R&D-team zetten we daarvoor bijvoorbeeld x-ray-machines in en machines die sorteren op basis van kleurdetectie”, zegt Wyffels. “Met deze hoogtechnologische installaties kunnen we afval veel zuiverder en in veel meer fracties scheiden. Ook met bijvoorbeeld autoconstructeurs hebben we tegenwoordig een directe lijn, zodat zij hun design al meteen kunnen afstemmen op een goede recyclage. De wetgever is hier ook een hefboom in. Vroeger verkocht je als fabrikant pakweg een wasmachine en je taak zat erop. Nu word je verplicht om zo’n apparaat terug te nemen en voor de recyclage te zorgen.”
Hergebruiken, niet gebruiken
De core business van Galloo situeert zich dus duidelijk binnen de circulaire economie: het gebruik van grondstoffen vervangen door het hergebruik ervan. Zo helpt Galloo de klimaatverandering tegen te gaan en de CO2uitstoot van haar internationale klanten drastisch te laten dalen. “Kijk, ijzererts delven, zuiveren, transporteren, smelten en er staal van maken, stoot ongeveer twee ton CO2 per geproduceerde ton staal uit. Ga je staal recycleren en opnieuw smelten, dan zit je op een halve ton per geproduceerde ton. Dat is dus vier keer minder. Bij aluminium is het nog veel spectaculairder. Aluminium hergebruiken in plaats van produceren, betekent 95 keer minder CO2-uitstoot!”
En hergebruik is niet enkel goed voor het milieu, zegt Debaere. “Ook geopolitiek is het een goed alternatief voor “nieuw” staal. Denk aan alle bevoorradingsproblemen door corona en de oorlog in Oekraïne. Het enige is wel: bij hergebruik neem je telkens toegevoegde legeringen mee. Die moet je compenseren door “maagdelijk” staal toe te voegen. Nieuw staal helemaal uitsluiten, kan dus (nog) niet. Maar tegelijkertijd doen we er alles aan om voor alle afvalstromen die recyclagegraad zo hoog mogelijk op te schroeven.”
Geluidsmuur
Als belangrijke schakel binnen de circulariteit is het voor Galloo niet meer dan normaal dat zij ook hun eigen manier van werken zoveel mogelijk vergroenen. Het bedrijf steunt daarbij op drie pijlers: hernieuwbare energie, milieubeschermende investeringen en duurzaam transport. Op de meeste sites wordt al sinds jaar en dag gebruik gemaakt van zonnepanelen, windmolens en biogascentrales voor de energievoorziening. Water wordt zoveel mogelijk gerecycleerd, er worden waar nodig geluidsmuren geplaatst en overkappingen gezet om stofverspreiding te gaan. “Onze toekomst is groenkleurig, we gaan resoluut voor een 100 procent groen werkingsmodel”, zegt Wyffels. “Niet elke investering heeft daarbij een directe opbrengst: van pakweg een geluidsmuur moet je geen cashflow verwachten. We doen dat ook om onze maatschappelijke verantwoordelijkheid op te nemen. Zo zijn we bijvoorbeeld ook heel actief in lokale sportsponsoring, jeugdwerking en sociale economie.”
Die zorg voor de gemeenschap blijkt ook uit bijvoorbeeld de keuze voor hybride en elektrische bedrijfswagens, zo zuinig mogelijke vrachtwagens en de keuze om nieuwe sites zo veel mogelijk in de buurt van waterwegen te openen, zodat het transport maximaal met binnenschepen kan gebeuren. Tegelijkertijd met een vergroeningsgolf is er bij Galloo nog een andere transformatie bezig: die van de digitalisering. Het bedrijf implementeert momenteel een productiesysteem om via productiedata nog efficiënter te worden, automatiseert zo veel mogelijk administratie rond afval en wil met leveranciers vooral digitaal communiceren. “We doen dat om onze eigen activiteiten zo efficiënt mogelijk te maken, maar ook bijvoorbeeld om personeelskrapte op te lossen”, aldus Wyffels. “Ook in dit soort zaken willen we resoluut het voortouw nemen.”
Oude geneesmiddelen zijn zoals batterijen: inzamelen is de boodschap
Heeft u thuis nog ongebruikte of vervallen geneesmiddelen in het medicijnkastje staan? Eén adres: de apotheek in uw buurt. Samen met alle spelers in de keten – van producent over groothandelaar en apotheker tot consument - wil sectorfederatie pharma.be nóg nadrukkelijker inzetten op de inzameling van oude geneesmiddelen. Omdat zowel onze gezondheid als het milieu daar wel bij varen.
In 2016 brachten we met z’n allen 639 ton vervallen of ongebruikte geneesmiddelen terug naar de apotheker. Dat cijfer zit in stijgende lijn - vorig jaar ging het al om 658 ton – maar toch verdwijnen er nog te veel ongebruikte geneesmiddelen gewoon in de vuilbak, het toilet of de riool. Sectorfederatie pharma.be zet dan ook al jarenlang in op de selectieve inzameling en vernietiging. Geneesmiddelen kan je immers niet zomaar op één lijn plaatsen met andere afvalfracties: ze kunnen niet enkel schadelijk zijn voor het milieu, ze kunnen ook nog eens de volksgezondheid schaden.
‘In de hele cyclus, van onderzoek en productie over het gebruik tot de vernietiging van geneesmiddelen, wordt heel bewust gefocust op het vermijden van milieuverontreiniging. Hiervoor is een vlotte samenwerking met alle actoren binnen de keten cruciaal,’ weet Ann Adriaensen, directeur Volksgezondheid bij sectorfederatie pharma.be. ‘Hiervan wordt overigens niet enkel het milieu beter: we dragen zo ook bij tot de efficiëntie, de kwaliteit en de veiligheid van de geneesmiddelen in het medicijnkastje. De laatste – en cruciale – schakel in deze keten is uiteraard de consument zelf, en die willen we graag nog extra sensibiliseren. Het valt heel moeilijk in te schatten hoeveel ongebruikte of vervallen geneesmiddelen nog niét ingezameld en vernietigd worden. Heel veel consumenten bewaren thuis immers nog oude voorraden of restantjes in hun medicijnkastje. Daarom is het een goed idee om de voorraad af en toe even te inspecteren, zowel op vervallen als op niet gebruikte geneesmiddelen.’
Gevaarlijk
Voor de inzameling van die restfracties viel de keuze op de apotheken, een bijzonder laagdrempelig inzamelpunt. Ann Adriaensen: ‘De apotheker bewaart die teruggebrachte geneesmiddelen in een speciale doos, die achteraf door de groothandelaars/verdelers wordt opgehaald tijdens de leveringsronde met nieuwe geneesmiddelen. Daarna wordt het totaal aan oude of vervallen geneesmiddelen naar de verbrandingsoven gebracht. De factuur daarvoor wordt betaald door alle farmaceutische bedrijven in ons land.’ Zowel met blisterverpakkingen die nog een aantal pillen bevatten als met flesjes met restanten van siropen, sprays of restjes zalf in tubes is men bij de apotheek welkom. Enkel naalden – die apart worden ingezameld - of kartonnen doosjes en bijsluiters vallen niet onder die regeling.
‘Restanten uit flesjes of flacons zomaar in het toilet of in de wasbak gieten, is absoluut te vermijden. Finaal belanden die immers in de riolen of in het grondwater, en dit kan een grote impact hebben op het milieu. Dat willen we als industrie en als sectorfederatie absoluut voorkomen. Maar ook ongebruikte pillen of halflege tubes zomaar in het huisvuil kieperen is geen goed idee. Je weet immers nooit waar die later eventueel nog terechtkomen,’ klinkt het. ‘Vervallen geneesmiddelen kunnen daarenboven ook nog eens extra gevaarlijk zijn, bijvoorbeeld voor dieren of kinderen.
Ann Adriaensen
Secretary General & public health director
Bouwbedrijf Vandenbussche in Aalter: “Duurzaamheid is veel ruimer dan een groen energiebeleid.”
Duurzaamheid is geen loos begrip bij Vandenbussche. De familiale onderneming heeft de ambitie van een grote speler, maar met een duidelijke langetermijnvisie zit een duurzaam beleid voeren al jaren ingebed in de visie en de genen van het bedrijf.
Peter Demonie, Lead SHEQ bij Vandenbussche: “Als middelgrote bouwfirma heeft Vandenbussche een bepalende impact op de ecologische voetafdruk die gepaard gaat met de realisatie van een bouwproject. Vandenbussche wenst daarom niet alleen een impact uit te oefenen op de duurzaamheid van de gekozen bouwmaterialen, maar ook op het bouwproces zelf zoals het transport van en naar een werf, de CO2-uitstoot tijdens de bouw van het project, het afval dat geproduceerd wordt en de invloed op het waterbeheer van de site en haar omgeving.”
CO2 prestatieladder
“Als we als bouwfirma een duurzaam energiebeheer willen nastreven, dienen we zowel op de site als op onze werflocaties te bepalen wat onze CO2-voetafdruk is, afkomstig van onze bouwactiviteiten. Vandenbussche beschouwt de CO2 prestatieladder als een ideale leidraad en meetinstrument bij het reduceren van CO2. Tegen het voorjaar van 2023 wil Vandenbussche de CO2-prestatieladder niveau 3 behalen met als ultieme doel CO2-neutraal zijn voor 2050,” gaat Peter Demonie verder.
Mobiele groene batterij
Deze doelstelling wil Vandenbussche realiseren door een actief CO2-reductieplan op lange termijn op te maken. Verschillende voorbeeldacties werden reeds geïmplementeerd zoals het starten met een gefaseerde implementatie van hybride en elektrisch aangedreven wagens. Daarvoor installeerde het bouwbedrijf ook al 34 laadpunten op de parking die gevoed worden met zonne-energie. Verder worden ook dezelfde opportuniteiten bekeken voor onze vorkheftrucks, werfmachines e.d. “Een mooi voorbeeld hiervan is de mobiele stadsbatterij,” vertelt Peter Demonie. “In 2020 investeerde Vandenbussche als pionier in de ontwikkeling van de eerste mobiele groene
Mobiele stadsbatterij als groen alternatief voor traditionele stroomgroep
batterij. De batterij dient ter vervanging van de traditioneel vervuilende stroomgroepen op fossiele brandstoffen. Behalve een specifiek actieplan om het energieverbruik te verminderen, wordt ook vooruit gekeken hoe we zelf nog meer energie kunnen opwekken d.m.v. zonne-energie of windenergie.”
Ruimer dan energiebeheer
“Maar hier houdt het verhaal niet op,” gaat Peter Demonie verder. “Vandenbussche toetst haar duurzaamheidsbeleid voortdurend af aan de ESG-criteria en de 17 Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) van de Verenigde Naties. Vandenbussche toont dit aan door voor het 5de jaar op rij met succes deel te nemen aan het VOKA Charter Duurzaam Ondernemen. Duurzaam ondernemen betekent dus ook dat we volop inzetten op waterbeheer, afvalbeheer, implementatie van diverse innovatieve en digitale ontwikkelingen, een individueel opleidingsplan voor het personeel met aandacht voor een goede work-life balance en inclusief werk. Want duurzaamheid is veel ruimer dan een groen energiebeleid voeren,” besluit Peter Demonie.