SINDS 1970 MEI 2022
Over mijn lijk
Brenda Mathijssen over de grenzen van de dood, De Gadourekscriptieprijs, Alumni en oudvakgroepleden, Columns, essays en meer
Sociologisch Antropologisch Periodiek Mei 2022
Contact Vakgroep Sociologie t.a.v. ‘SoAP’ Grote Kruisstraat 2/1 9712 TS Groningen Commissie 2021-2022 Voorzitter Secretaris & penningmeester Eindredacteur Vormgever Promotor
Drukkerij Zalsman Groningen Oplage 2200 Verzending Rijksuniversiteit Groningen Lay-out Yasmin Portz SoAP-Logo Thomas Bos Redactie-e-mail soap.redactie@gmail.com Originele foto voorblad Bogdan Khamidullin Originele foto achterblad Abhishek Pawar
Joep van Rijn Leendert Ekkelboom Karlijn Bakker Ineke van Beek David de Graaf
Auteurs Donald van Tol Gijs Huitsing Bauke de Jong Bauke van der Kooij Arie Glebbeek Greetje Timmerman Daniël Veennema Brenda Mathijssen Joep van Rijn Marieke Haan Siebren Kooistra Meike van der Ploeg Thirze Telman Rie Bosman Marieke Schelhaas Sterre Boerma Ineke van Beek
Lieve lezer, Van pandemieën tot verkeersongevallen tot oorlogen, de dood heeft altijd een rol gespeeld in ons leven, en dus in onze maatschappij. Zelfs onze taal is ervan doordrenkt, in zoverre dat we de dood ook gebruiken om onze meningen kracht bij te zetten, te laten zien dat we iets vervelend vinden en wordt het gebruikt in een scala andere spreekwoorden. Verder zien we de dood steeds minder als iets wat doodgezwegen moet worden, met tv-programma’s als “Over mijn lijk” en Sire-reclames als Dooddoeners, wordt er actief campagne gevoerd om over de dood te praten. Voor je ligt de alumni-editie van dit jaar, met als thema “Over mijn lijk…” In deze editie laat Dr. Matthijssen ons zien waar de grenzen van de dood liggen in onze maatschappij, en hoe we omgaan met het afscheid nemen van onze naasten. Ook bespreekt Daniël Veennema het concept sterven voor een doel. Er komen ook andere onderwerpen aan bod dan de letterlijke interpretatie van het thema van deze editie. Zo heeft Marieke Schelhaas een van de bezetters van het Sterrebos geïnterviewd en komt er een alumni-lid aan het woord over de economische politicologie. We begrijpen dat de dood geen makkelijk onderwerp is, maar we vinden het belangrijk dit onderwerp niet altijd uit de weg te gaan, dus lees vooral verder en zie wat deze editie nog meer te bieden heeft.
Liefs, de SoAP-commissie 2
Liever dood of nooit geboren Voorwoord Donald van Tol
“Over de dood spreekt de geneesheer niet”, schreef psychiater Kortbeek in een handboek beroepsethiek voor artsen in 1968.1 De uitspraak van Kortbeek kan worden beschouwd als een van de laatste stuiptrekkingen in Nederland van een benadering die de historicus Aries typeerde als ‘de ontkende dood’. In zijn klassieke studie over sterven in de Westerse wereld constateert hij dat de dood halverwege de 20e eeuw was verworden tot taboe dat dient te worden verzwegen. Vanaf de jaren ’70 begon dat echter te veranderen, met name in Nederland. Volgens James Kennedy, alweer een historicus, komt dat door een eigenschap die het Nederlandse beleid in die tijd kenmerkt: wij willen zaken bespreekbaar maken. Dat droeg volgens Kennedy Donald van Tol bij aan het euthanasie-debat dat lange tijd alleen in Nederland serieus werd gevoerd. Waar de wereld om ons heen nog zweeg, werd na dertig jaar gesteggel tussen juristen, artsen, ethici en beleidsmakers in 2002 de euthanasiewet aangenomen. Sindsdien behoort de zelfgewilde dood tot de mogelijkheden, zolang aan de eisen van de wet is voldaan. Inmiddels zijn we 20 jaar verder, en is euthanasie in Nederland een geaccepteerde manier van sterven geworden. De meest recente cijfers vertellen dat er in 2021 7666 gevallen van euthanasie zijn gemeld, opnieuw een stijging van 10% ten opzichte van het jaar daarvoor.2 De tijd dat we zwegen over de dood ligt inmiddels haast een mensenleven achter ons. Sterker nog, hiet spreken over de dood wordt vandaag de dag alom aangemoedigd. Er zijn de afgelopen jaren richtlijnen uitgebracht voor zorgprofessionals, met tips over manieren om het gesprek over het levenseinde met een patiënt te voeren. Ook patiënten zelf worden daartoe gestimuleerd. Wie kijkt op thuisarts.nl vindt bijvoorbeeld een keuzehulp voor het levenseinde-gesprek. Nog recenter is de overheidscampagne van Sire die zich richt op de rest van de stervelingen met het advies “De dood. Praat erover. Niet eroverheen”. De aloude Ars Moriendi lijken hiermee te herleven. Deze ‘kunst van het sterven’ was voor middeleeuwers belangrijk, lezen we onder meer bij Aries. Ook vandaag de dag wordt volop gestreefd naar een ‘goede dood’, we zouden kunnen spreken van een Ars Moriendi 2.0. Zo wordt in kranten en media volop aandacht besteed aan de manier waarop mensen hun levenseinde tegemoet treden. In het TV programma Over mijn Lijk komen al 9 seizoenen lang mensen aan het woord over hun laatste levensfase. Filosoof René Gude vertelde bij De Wereld Draait Door over zijn worsteling met terminale ziek zijn en schreef er een boek over. Schrijver Pieter Steinz publiceerde stukken over hoe literatuur hem hielp om te gaan met zijn spierziekte, tot hij daaraan bezweek. En recent schreef muzikant Jan Rot columns over zijn ongeneeslijke kanker. De laatste schreef hij twee weken voor zijn dood op 22 april 2022. Ondanks al dit streven tot goed sterven, houdt de dood ons nog altijd uit de slaap. Dichter JC Bloem bracht dat al tot uiting in zijn Insomnia: ‘Denkend aan de dood kan ik niet slapen. Niet slapend denk ik aan de dood’. De schrijver Cioran drukte zich wat cynischer uit met de opmerking dat de dood na al die eeuwen sterven nog altijd ‘niets aan frisheid heeft verloren’. En nu is er dan deze editie van SoAP waarin de lezer opnieuw wordt gestimuleerd de dood te overdenken. U treft de dood in deze editie in vele gedaanten aan. U kunt lezen over sterven voor een doel, abortus, orgaandonatie, suïcide, en ook worden de grenzen van de dood verkend. Ik wens u veel leesplezier. Graag sluit ik af met een vraag waarmee mijn jongste dochter mij overrompelde toen ik haar naar bed bracht. Ze was destijds een jaar of zes. Vlak voor ik haar nachtlampje uitknipte vroeg ze mij: papa, zou je liever dood zijn of nooit geboren? Dat moment zal mij altijd bijblijven, al hoefde ik niet lang na te denken over het antwoord. U toch ook niet? Groningen, 27 April 2020 1 Voor deze tekst heb ik gedeeltelijk geput uit het hoofdstuk De Dokter en de Dood. Over de medicalisering van het zelfgewilde levenseinde. Donald van Tol, in Ziek van Gezondheid. Voor elk probleem een pil? Ignaas Devisch (red.) (2013) 2 Zie de site https://www.euthanasiecommissie.nl 3
INHOUD 5
Voor wat hoort wat? Gijs Huitsing
7
You don't mess with the Zoltán Bauke de Jong & Bauke van der Kooij
9
De raadselachtige omkering van het genderbedrip Arie Glebbeek & Greetje Timmerman
Betoog
12
Sterven voor een (niet) goede zaak Daniël Veennema
Artikel
13
Grenzen van de dood Brenda Mathijssen
Artikel
17
Bellenblaas Marieke Haan, Joep van Rijn & Siebren Kooistra
18
Wetenschapskritiek: politocologie Mick Willems
21
Zelfbeschikking Rie Bosman
25
Twee bijzondere boeken van oud-studenten Arie Glebbeek
26
Over hun lijk... En dat van hem, en dat van haar, en dat van hen Shakira Elharkati
28
Red het Sterrebos! Marieke Schelhaas
32
Doneren: Ja of Nee? Sterre Boerma
34
Myceliumnetwerk Ineke van Beek
35
Bekendmaking aankomende thema
4
Gadourek scriptieprijs Interview
Korte stukjes van studenten en docenten Artikel Boekrecensie Boekaanrader Artikel
Interview Artikel Column Bericht
Voor wat hoort wat? Laudatio voor Jitske van der Wijk, winnaar van de Gadourek scriptieprijs voor de beste sociologische scriptie van 2021 In onze neoliberale marktgerichte samenleving is bij het ontplooien van vele activiteiten de vraag wat het oplevert. Voor niets gaat de zon op, maar voor niets zijn we vaak niet meer in beweging te krijgen. Er moet iets tegenover staan. In haar scriptie noemt Jitske van der Wijk dit het ‘maatschappelijke rendement’ ; de impact van een maatschappelijke investering die in geld wordt uitgedrukt. Het doel van haar scriptie is om duidelijk te krijgen wat de eventuele opbrengsten van internationale vrijwilligers van een specifieke organisatie (de ‘World Servants’) zijn, omdat, in haar eigen woorden, ‘het inzichtelijk maken van (de omvang) van mogelijke opbrengsten van dergelijke interventies past bij de huidige trend van resultaatverantwoording.
Jitske van wijk, bij haar ontvangstname van de Gadourek scriptieprijs op de Carrièredag
Eigenlijk vonden we de scriptie van Jitske misschien té goed.
Als je de scriptie van Jitske bekijkt, is wel duidelijk dat dit een zeer uitzonderlijk geval is. Ga er maar eens goed voor zitten.
komen tot stand door een mediërende tussenstap van persoonlijke opbrengsten zoals zingeving, uitbreiding van het sociale netwerk, het verwerven van competenties, bewustwording, en een verbeterde mentale gezondheid, en dat alles binnen de context van de specifieke vrijwilligersopdracht. Om dit theoretisch model te toetsen is indrukwekkend onderzoek verricht. Niet alleen door als tweede stap zelf een vragenlijst uit te zetten bij 600 ingeschreven geïnteresseerden voor een stage bij de World Servants en 7238 World Servants die een ervaring achter de rug hadden, maar vooral door het uitgebreide vooronderzoek met literatuurstudie, brainstormsessies, een observatie-stage, en pretesten van de vragenlijst bij zeven proefpersonen. Alsof statistische analyse in stap 3 van de verzamelde data bij uiteindelijk meer dan 900 respondenten nog niet genoeg is, werden deze analyses in stap 4 opgevolgd met drie online focusgroepen (allemaal getranscribreerd) om mechanismen en contextfactoren verder te duiden.
De eerste stap was de ontwikkeling van een theoretisch model met gebruik van Pawson & Tilleys ‘realistische evaluatie’, dat beschouwd hoe vrijwilligerswerk leidt tot maatschappelijke opbrengsten. Die maatschappelijke opbrengsten
Ten vijfde is gekeken naar de verhouding tussen maatschappelijke kosten en baten. De geschatte kosten voor deelname aan een internationaal vrijwilligersproject zijn €3.283, voor onder meer reis- en verblijfskosten, de ontwikkeling van het
Daarmee heeft deze scriptie een bijzondere tegenstelling. Het onderzoek gaat over vrijwilligerswerk; onbetaalde en vaak belangeloze inzet voor de goede zaak. Het onderzoek heeft echter het doel om de opbrengsten van deze belangeloze inzet te kwantificeren. Interessant genoeg is het thema van deze scriptie daarom een contradictio in terminis. Vrijwilligerswerk en verwacht rendement laten zich niet goed verenigen. Alhoewel we bij sociologie in Groningen het belangrijk vinden om bij te dragen aan de belangeloze ontwikkeling van de samenleving, denk ook aan onze eigen sociologische huisband Theo volente en de vrijwilligers, past deze scriptieaanpak ook goed bij de kwantitatieve onderzoeksbenadering om maatschappelijke fenomenen theoretisch te verklaren én empirisch te onderbouwen.
5
programma, de training, en communicatie. Deze kosten worden door deelnemers voor bijna driekwart zelf gefinancierd, de rest komt van donateurs. Voor de kosten is zelfs de Co2-uitstoot meegenomen (à €62,67 per persoon), want vliegen is immers het nieuwe roken.
De scriptie van Jitske van der Wijk laat zien dat juist onbezoldigde en belangeloze bijdragen aan een groter goed van belang zijn voor individueel en maatschappelijk welbevinden.
Hoe verhouden deze kosten zich tot de opbrengsten? Hier zijn de resultaten van de statistische analyses van belang. Want nu we weten wat het effect van de internationale stage is op toename in vrijwilligerswerk, geefgedrag, duurzaamheid, en professionele ontwikkeling, kunnen deze verdisconteert worden in de verwachte maatschappelijke opbrengsten. Uiteindelijk leidt dit tot een ROI (Return-On-Investment) van €3,80. Elke geïnvesteerde euro levert binnen vijf jaar de samenleving €3,80 op. Tel uit je winst! Dit is een belangrijk en omvangrijk onderzoek. Deelname aan internationaal vrijwilligerswerk doet er toe. Niet alleen op persoonlijk niveau, maar ook voor de samenleving als geheel. Ook de scriptie zelf was erg omvangrijk. De totale tekst besloeg 120 kantjes. Daar komen nog 35 kantjes bij met bijlagen over de vragenlijst, geïnformeerde toestemming en het interviewschema. En bij de methodologische bijlage vanaf bladzijde 155 hield Jitske het zelf ook voor gezien. De operationalisatie, de bivariate statistieken, de assumptietoetsing en ook de thematische analyse van de focusgroepen zijn daarom niet geprint maar op verzoek opvraagbaar.
Eigenlijk vonden we de scriptie van Jitske misschien wel té goed. Zelf een vragenlijst ontwikkelen en uitzetten, het houden van focusgroepen, een maatschappelijke kosten-baten-analyse – gaat dit nog om een scriptie om af te studeren of is dit de opzet van een proefschrift om te promoveren? Het viel de scriptieprijscommissie op dat de 14 scripties die dit jaar meedongen naar de scriptieprijs lang waren. De gemiddelde lengte van de scripties was 120 pagina’s, en gemiddeld begon op pagina 70 pas de referentielijst. Deze omvangrijke scriptie van Jitske verdient ook alle lof, maar er is ook een grens aan de hoeveelheid werk. Niet alleen om studenten te beschermen, maar ook de docenten. Uiteindelijk willen we voorkomen dat studenten straks langs de dopingcontrole moeten alvorens ze mogen afstuderen.
In de scriptie gaat het ook over het belang van professionalisering voor de internationale vrijwilligers. Het verwerven van vaardigheden is een belangrijk aspect van vrijwilligerswerk in het meritocratische proces, waarbij iemands maatschappelijke positie wordt bepaald op basis van IQ + inzet. In de rat race van het bereiken van een zo gunstig mogelijke uitgangspositie op de arbeidsmarkt blijkt tegenwoordig een diploma nauwelijks meer voldoende. Onderwijs is een positioneel goed, en wordt daarom aangevuld met extra ervaringen in de vorm van internationale uitwisseling, bestuursfuncties, en andere activiteiten naast de opleiding. Zo signaleren afgestudeerden dat ze beter gepositioneerd zijn dan anderen, maar deze investeringen leiden uiteindelijk wel tot overscholing, verdringing en mentale druk, stress en burn-outs.
De scriptie van Jitske van der Wijk laat zien dat juist onbezoldigde en belangeloze bijdragen aan een groter goed van belang zijn voor individueel en maatschappelijk welbevinden. Ook al is deze bijdrage uiteindelijk gemonetariseerd, het blijft een belangrijke les dat het goed is om iets te doen voor een ander zonder dat daar direct iets tegenover staat. Jitske, we willen je van harte feliciteren met het knappe werk dat je hebt geleverd. De Gadourek scriptieprijs komt jou zeer terecht toe.
De Gadourek scriptieprijscommissie, Gijs Huitsing, Mark Huisman, Marieke van der Wal
6
You don’t mess with the Zoltán Bauke de Jong & Bauke van der Kooij Een interview met Zoltán Lippenyi
Gelegen aan het Noorderplantsoen kan universitair docent Zoltán Lippényi vanuit zijn bovenwoning het plantsoen goed in de gaten houden. ‘Ja, er valt genoeg te zien, vooral in de zomer. Maar gelukkig zit het net op afstand van het drukke gebied, dus we ervaren bijna geen overlast, en bijna niemand kijkt omhoog vanaf de straat. Vanaf het kleine balkonnetje kan ik alles prima observeren.’ Een echte socioloog, dus. Een eigen huis ‘Het is mijn eerste koophuis’, zegt Lippényi, ‘ik heb er echt geluk mee gehad. In principe was het huis verkocht, maar de koper kreeg het uiteindelijk niet rond. Toen kreeg ik de kans om het te kopen, en dat is gelukt.’ Maar makkelijk was het niet, geeft Lippényi aan. Er wordt veel en hoog geboden op huizen, dus voor een goede prijs een huis kopen was een hele uitdaging. ‘Maar het is een prima plek’, zegt hij. Het strak ingerichte huis wordt gekenmerkt door een grote hoeveelheid planten - overal in het huis staan stekjes, kleine potjes en grote kamerplanten, zo ook in de werkkamer waar vetplantjes en een avocadoplantje staan, voor sommigen zichtbaar tijdens één van zijn online colleges van de afgelopen tijd. Op een plankje naast het bureau staat een rijtje modelvliegtuigjes nauwkeurig opgesteld. ‘Die zijn niet van mij’, zegt hij lachend, ‘die zijn van mijn vriend. Hij is net als ik onderzoeker en doet als politiek econoom onderzoek naar de luchtvaartindustrie in Zuid-Oost Azië, en het is ook echt zijn hobby.’
Zoltán Lippényi naast zijn roeispaan.
lid was van een algemene studentenvereniging en niet van een corporale roeivereniging die er verder in Utrecht zeker wel waren: ‘Ik vond het altijd erg bijzonder, die studenten in mooie jasjes. Ze hebben nog geen opleiding afgerond en ook nog geen loopbaan, maar alsnog bestaan er statusverschillen tussen ouderejaars en eerstejaars, wedstrijdroeiers en normale roeiers. Heel fascinerend, maar het open karakter van de algemene roeivereniging trok mij toch meer.’
In de woonkamer hangt de ietwat ongebruikelijke blikvanger pontificaal boven de bank: een roeispaan. Lippényi haalt hem van de muur om hem beter te laten zien. ‘Deze heb ik gekregen van mijn ploeggenoten, van de roeivereniging waar ik erg actief was in mijn studententijd in Utrecht’, zegt Lippényi. Zijn reputatie wordt duidelijk als hij de roeispaan een halve slag draait: op de zijde die naar de muur toe is gedraaid staat met grote letters ‘You don’t mess with the Zoltán’. Lippényi vertelt dat hij
Eenmaal in de woonkamer valt ook de piano op, die om het hoekje is geplaatst. Bij de vraag wat hij zowel speelt stelt Lippényi voor wat te spelen. Niet veel later vullen vreugdevolle jazz-klanken de ruimte. ‘Als kind droomde ik ervan om muzikant worden’, vertelt Lippényi, ‘pianist. Ergens ook wel goed dat deze droom is niet uitgekomen, want dat bestaan kent heel veel onzekerheid.’ 7
Steden
Zo zijn er natuurlijk nog veel meer verschillen met Nederland, zoals het verschil in studentencultuur. ‘Studentenverenigingen bestaan niet echt in Boedapest. Die waren sinds het communistische regime in de jaren 50 allemaal opgedoekt’. Al heeft Boedapest geen traditie van studentenverenigingen, de universiteiten kennen wel studieverenigingen. Zo was Lippényi penningmeester van het bestuur van zijn studievereniging van sociale wetenschappen. ‘Het was wel wat anders dan Sociëtas nu doet’ zegt Lippényi. ‘Wij organiseerden veel symposia, gericht op onderwerpen uit het veld. Een beetje te vergelijken met de Nacht van de Sociologie.’ Ook startten ze als vereniging onderzoeksprojecten op: ‘Kleinschalig en niet heel professioneel, maar we deden ons best.’ Een voorbeeld van een project is een dorpsonderzoek naar de verschillen in cultuurdeelname tussen stad en platteland. ‘Het was erg leerzaam, maar ook gewoon gezellig’, aldus Lippényi.
Die onzekerheid heeft hij nu - recent gesetteld in zijn eerste koophuis in Groningen - minder, al heeft hij in zijn studententijd ook vaak moeten verhuizen. De woning aan het Noorderplantsoen is zeker niet zijn eerste woning, Groningen is ook niet zijn eerste stad, en Nederland is ook niet het eerste land waar Lippényi heeft gewoond. Tot zijn tweeëntwintigste woonde Lippényi in Boedapest, waarna hij voor zijn masteropleiding naar Utrecht vertrok en daar vervolgens ook promoveerde. Later vertrok hij, ook om als academicus buitenlandervaring op te doen, naar Engeland. Niet meer dan een jaar later was hij terug in Utrecht, waarna hij een aantal jaar later de overstap naar Groningen maakte, en daar nu alweer vier jaar werkzaam is als docent en onderzoeker. Lippényi heeft zo in veel verschillende huizen gewoond, ook binnen steden. Zo is hij in zijn studententijd in Utrecht zeven of acht keer verhuisd. Lippényi: ‘die woningen waren niet leuk, vaak heel klein en duur.’
Op de vraag wat Sociëtas niet mag missen in Boedapest, wanneer deze in mei hiernaar zal afreizen, moet Lippényi even nadenken. ‘Ik kom er tegenwoordig alleen nog op feestdagen als ik familie bezoek, dus heb er nu weinig zicht op.’ Lippényi geeft aan dat in ieder geval de uitgaansbuurt in de binnenstad de moeite waard is: ‘Daar kun je leuk eten en zijn ook leuke kroegen’. Het is in ieder geval zeker dat er veel ontdekt kan worden in deze grote stad. Groningen is een leuke stad, maar voelt voor Lippényi soms wel een beetje klein. ‘Als ik hier zou studeren zou het een ander verhaal zijn. Er zijn hier veel dingen voor studenten, maar voor mensen die student-af zijn is er minder in vergelijking met de grotere steden waar ik heb gewoond.’ Wel heeft Groningen volgens Lippényi een prettige sfeer waar je er snel thuis voelt, al was het in tijden van corona wel moeilijker om hier te ‘landen’. Zo is het contact leggen met de buurt lastig tijdens de pandemie. Lippényi: ‘Ik ken alleen de naaste buren waar ik wel koffie mee kan drinken.’
In Boedapest woonde Lippényi in Buda, de heuvelige kant van de stad. Het gymnasium waar hij op zat lag in Pest aan de andere kant van de Donau. Anders dan veel kinderen in Nederland, moest hij altijd met de bus om op school te komen: ‘Je kunt wel fietsen, maar dat is levensgevaarlijk en in de winter gewoon niet uitvoerbaar.’
Onderzoek
Als kind droomde ik ervan om muzikant worden
Het werk in Groningen bevalt hem. Lippényi geeft onderwijs en doet onderzoek binnen de arbeids- en organisatiesociologie, wat binnen de opleiding een vrij grote rol heeft. ‘Afgelopen jaar gaf ik Organisaties, Organisation & Society en Arbeidssociologie, dat was wel net te veel’, zegt Lippenyi. ‘Vooral Arbeidssociologie nam veel tijd in beslag omdat ik het vak voor het eerst gaf.’ Dit jaar geeft Lippényi dan ook een vak minder, waardoor ook meer tijd overblijft voor zijn onderzoek. Toch blijft hij het ook met een vak minder druk
Zoltán Lippényi's piano
8
In een universitaire loopbaan blijf je voortdurend leren. Hij merkt op dat een bedrijf vaak heel anders is dan de universiteit: ‘Als je bij een bedrijf promotie maakt, verandert het werk vaak ook sterk, een CEO doet heel ander werk dan iemand die een lagere functie heeft. Aan de universiteit is dat minder: weliswaar krijg je naarmate je hoger komt vaak meer verantwoordelijkheden en wat meer bestuursen begeleidingstaken, maar uiteindelijk blijf je in elke rol onderwijs geven en onderzoek uitvoeren. Daarom ben ik niet heel erg bezig met welke positie ik heb.’ Maar dat betekent niet dat hij niet ambitieus is: ‘het binnenhalen van een onderzoeksbeurs zou wel heel mooi zijn. ’Maar dat is niet zijn enige ambitie: ‘Ik wil ook graag een boek schrijven. Organisatiewetenschap is een heel interdisciplinair vakgebied, maar in studieboeken die opleidingen vaak gebruiken ontbreekt vaak de sociologische invalshoek. Het boek wat gebruikt wordt bij mijn vak is ook vrij oud en beschrijft de Brits-Amerikaanse maatschappelijke context. Het systeem is de laatste decennia sterk veranderd, en de situatie in Nederland en andere landen van Europa is ook heel anders. Het zou mooi zijn om een nieuw studieboek te schrijven.’ Toch hoeven de studenten van volgend jaar dit boek nog niet te verwachten: ‘Dat is echt iets voor in de toekomst, haha. In de academische wereld gaan dingen nooit zo snel. Als je snelle resultaten wilt zien, kun je beter geen onderzoeker worden.’
hebben: academici vinden altijd wat werk om te verrichten. Toch gaat dit Lippényi goed af: ‘Ik kijk op een normale werkdag zelden op mijn telefoon, dat helpt wel. Hooguit één keer bij de lunch, dat is het ook wel, verder alleen voor of na werktijd.’ Daar kan menig student nog iets van leren. Toch blijft ook Lippényi voortdurend dingen leren: een wetenschapper is nooit uitgeleerd. ‘In een universitaire loopbaan blijf je voortdurend leren, je ontwikkelt voortdurend nieuwe ideeën. Hoe meer er wordt onderzocht, hoe meer kennis er weer is om nieuwe ideeën op te baseren. Je raakt echt nooit uitgeleerd’, zegt hij. ‘Momenteel doe ik bijvoorbeeld onderzoek naar het effect van bestuursquotas op ongelijkheid. Bijvoorbeeld dat minstens dertig procent van de topfuncties door een vrouw moeten worden uitgevoerd. Wat doen organisaties hiermee en wat zijn de gevolgen voor ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in organisaties? Zijn er verschillen tussen verschillende soorten bedrijven? ‘Ik vind het een heel boeiend onderwerp, en het is ook heel actueel.’
De raadselachtige omkering van het genderbegrip Arie Glebbeek en Greetje Timmerman
“Gender is, net als sekse, iets waar je mee wordt geboren”, schrijft Tom Kievits op gezag van het COC in de laatste SoAP. En de beide begrippen moeten duidelijk van elkaar worden onderscheiden. Sekse is een biologische categorie en betreft de fysieke kenmerken waarmee mannen en vrouwen op de wereld komen. Gender is daarentegen “puur mentaal en niet te zien”, het is “hoe een persoon zichzelf voelt”. Mensen kunnen daarom geboren worden met een gender dat niet past bij hun fysieke lichaam ofwel hun sekse.
Dat was een belangrijk en bevrijdend inzicht. Nog tot ver in de vorige eeuw werden de verschillen tussen mannen en vrouwen sterk aangezet en lagen voor beide seksen zeer uiteenlopende sociaal-culturele schema’s (rolpatronen) klaar. Die waren vaak behoorlijk dwingend (seksestereotypen) en maakten dat voor individuele mannen en vrouwen vele opties praktisch werden uitgesloten of belemmerd. Tegen deze rigide rolverdeling rees verzet. Om met Simone de Beauvoir te spreken: ‘een vrouw wordt niet als vrouw geboren, maar tot vrouw gemaakt’. Het genderbegrip werd geïntroduceerd om aan te geven dat de geslachtsrollen niet biologisch maar sociaalcultureel waren gefundeerd en dus in principe veranderbaar zijn. Het ‘kleine verschil’ (de sekse) hoefde niet zulke grote maatschappelijke gevolgen te hebben. Een hele waaier van sociaal-culturele invullingen en praktijken is immers denkbaar - en werd door sociale wetenschappers ook aangetoond. Om het in hedendaagse termen te zeggen: gender
Vreemd om zoiets te lezen in ons sociologisch clubblad, omdat deze omschrijving volkomen tegengesteld is aan het genderbegrip zoals dat (mede) door sociologen in de samenleving is gebracht.¹ Gender verwijst naar maatschappelijke voorstellingen en praktijken en is daarmee een sociaal-culturele categorie, niet iets dat is aangeboren. Het is nurture in plaats van nature. 9
S Gender is, net als sekse, iets waar je mee wordt
erkenning bepaalt ‘of je mag bestaan’. Onmiskenbaar is het genderbegrip hiermee van betekenis veranderd, wellicht zelfs 180 graden gedraaid, en in elk geval in een richting die tegengesteld is aan wat sociologen er indertijd mee bedoelden. Wij vinden het belangrijk dat sociologiestudenten dit beseffen en het nieuwe begripsgebruik niet kritiekloos als een geopenbaarde waarheid aanvaarden.
geboren (COC, 2014). Gender is puur mentaal en niet te zien. Wanneer een jongetje wordt geboren gaan de ouders ervan uit dat het sekse en gender beide die van een man zijn. In de werkelijkheid is alleen de sekse van dit kind te zien en kan het gender pas worden waargenomen wanneer een kind zelf kan nadenken. Gender is hoe een persoon zichzelf voelt. Sommige mannen voelen zich ook echt man, maar sommige kunnen zich helemaal niet vinden in dat concept van wat een “man” is. Dit uit zich soms in mensen die transgender zijn, deze mensen zijn geboren in het lichaam van een sekse met een tegenstrijdig gender, zoals een fysieke man met een vrouwelijk gender. Ook komt het voor dat mensen zich mentaal niet thuis voelen bij beide het concept van “man” of “vrouw”, in dit geval spreken we van non-binair; niet een van de twee traditionele opties.
Tegelijk beseffen wij dat hiermee de kous niet af is. Begrippen kunnen in het maatschappelijk verkeer van betekenis veranderen als daar een goede aanleiding toe is. Transactivisten en het COC zullen er op wijzen dat er mensen van vlees en bloed rondlopen voor wie ‘mannelijkheid’ en ‘vrouwelijkheid’ wel een afgebakende identiteit vormen en die eronder lijden als hun biologische geslacht daarmee niet overeenstemt. Is dat niet voldoende reden om een nieuwe categorie te scheppen en ons begrippenkader bij te stellen? Of willen sociologen soms beweren dat deze genderdysforie niet reëel is?
Excerpt vanuit Tom Kievits tekst. Voor de gehele tekst ga naar www.issuu.com/ soapgroningen en lees de ‘Wat de boer niet kent’-editie, pagina 30.
is ‘non-binair’ en ‘fluïde’. Het is geen afgebakende identiteit.
Dit sociologische genderbegrip impliceert: je hebt een sekse en daar kun je alle kanten mee op. Dat geldt voor je beroepsleven, je seksuele wensen en oriëntaties en ook hoe je vorm geeft aan ‘mannelijkheid’ en ‘vrouwelijkheid’. Het jongensmeisje, de tomboy, was al lang een bekend en min of meer geaccepteerd verschijnsel in onze cultuur. Mannen die het spannend vinden om in vrouwenkleren te lopen hebben het wat moeilijker, maar kunnen zich tegenwoordig op diverse plaatsen uitleven. Voor zover er in de praktijk (nog) beperkingen zijn, komen die voort uit sociale druk, niet omdat ze ‘van nature’ gegeven zouden zijn. Dit strekt zich ook uit tot het gevoelsleven. Weliswaar zijn er vanwege de biologische constitutie en de implicaties van moederschap en vaderschap bepaalde emotionele verschillen tussen de seksen, maar ook hierin is de variatie groot. ‘Stoere mannen’ en ‘gevoelige vrouwen’ zijn culturele stereotypen waar individuele mannen en vrouwen altijd al in alle denkbare vormen en gradaties van hebben afgeweken. Helemaal vreemd dus dat een bevrijdend begrip nu opeens een dwangmatige betekenis krijgt. Gender is ‘aangeboren’, zo stelt de nieuwe ideologie, dus je bent ermee opgezadeld. Het is een ‘identiteit’ waaraan je niet kunt ontsnappen, die ten diepste verweven is met je ‘zelf’, met ‘wie je bent’ en waarvan de 10
Voor veel mensen, waaronder ongetwijfeld ook veel van onze studenten, is het antwoord vanzelfsprekend: de beleving beslist. Dat komt omdat we in een tijd en cultuur leven waarin de subjectieve ervaring als het ultieme criterium geldt. Dus als Paul zich eigenlijk een Paula voelt en Thea ‘diep van binnen’ weet dat ze als Theo in het leven staat, dan past daarop slechts een eerbiedige erkenning. Elke kritische kanttekening kan worden opgevat als een aanslag op hun ‘waardigheid’, ‘authenticiteit’ en zelfs ‘humaniteit’. De Belgische socioloog Mark Elchardus heeft in een onlangs verschenen boek de neoliberale wortels van deze culturele gemoedstoestand blootgelegd. Hij spreekt onder verwijzing naar Durkheim over de ‘sacralisering van het individu’ en brengt het gevolg nauwkeurig onder woorden: “De nadruk op een authentiek zelf betekent ... dat de uiteindelijke toetssteen van wat wenselijk en onwenselijk is in de subjectieve ervaring van het individu ligt. (...) De subjectieve beleving van het individu is de toetssteen waaraan maatschappelijke arrangementen dienen te worden afgemeten en geëvalueerd” (Reset, blz.70-71). Geen wonder dus dat in Nederland het beginsel van ‘zelfidentificatie’ de basis van de nieuwe Transgenderwet gaat vormen. Elchardus’ historische analyse herinnert ons eraan dat we niet zomaar genoegen kunnen nemen met deze verabsolutering van subjectiviteit. Het postulaat van het ‘authentieke zelf’ roept bij sociologen een grote argwaan op. De ontwikkeling van een ‘zelf’ is in ons vak altijd begrepen als een dynamische wisselwerking met anderen, met de gemeenschap, en dus als een cultureel resultaat. De gedachte dat je met een ‘gender’ geboren wordt is in deze opvatting een onsociologische fantasie.
Als socioloog weet je: mensen zijn heel beïnvloedbaar. Bovendien hebben zij zich door de eeuwen heen al zoveel ingebeeld. Personen van adellijke komaf wisten zeker dat er in hen een ‘edele’, ‘ridderlijke’ en ‘fijnbesnaarde’ ziel huist, die hen aangeboren superieur maakt aan gewone stervelingen. Niet minder overtuigd waren de velen die in hun diepste wezen een ‘goddelijke aanraking’ ervoeren, die hen voorbestemde tot het volbrengen van een zware doch onafwendbare missie. Nog steeds zijn er hele volksstammen die een invloed bespeuren van wie zij waren in een vorig leven of die geloven dat hun karakter wordt bepaald door het sterrenbeeld van hun geboortemaand. En, daarbij, wat te denken van de talloze anorexiameisjes die ondanks hun weegschaal ‘absoluut voelen’ dat zij veel te dik zijn? Inderdaad, als zo’n meisje zich in de poli aandient is haar gevoel reëel en verdient zij zorg, respect en mededogen. Maar tezelfdertijd doet de samenleving het dringende verzoek aan de modellenindustrie om op te houden met het verspreiden van een schoonheidsideologie die mensen opzet tegen hun eigen lichaam. In dit onderscheid tussen persoon en ideologie zit ook in het genderdebat de crux. Dysforie bestaat, maar door te stellen dat iedereen naast een aangeboren sekse tevens een aangeboren gender bezit, vindt een quasi-objectivering plaats. Niet alleen het gevoel zelf is reëel (wie wil dat ontkennen?) maar het heeft ook een reële grondslag, ‘gender’ genaamd, die ergens verstopt zit in een biologische structuur of tenminste diep verankerd ligt in het ‘authentieke zelf’. Zonder deze aanname zou iemands diepgevoelde mannelijkheid of vrouwelijkheid immers net zo goed het gevolg kunnen zijn van dingen in de opvoeding, invloed van vrienden of door massamedia en reclame ingeprente beelden – en dan zou het een gewone obsessie in plaats van essentiële eigenschap zijn. Dat vinden de genderideologen een onverdraaglijke trivialisering. Door het wel voor te stellen als een essentiële eigenschap wordt het gewichtiger en
bovendien algemener. Iedereen heeft een gender, dat toevallig wel of niet matcht met je sekse, en waarvan je kinderen al jong moet leren zich ‘bewust’ te worden. Niet tegen de personen maar wel tegen deze ideologie willen wij daarom de sociologische genderopvatting verdedigen. Gender was een bevrijdend, emanciperend begrip. Emancipatie helpt mannen en vrouwen zich te ontworstelen aan dwingende manen vrouwbeelden. Tot onze schrik komen dit soort dwingende beelden nu weer terug onder het mom van een aangeboren ‘genderidentiteit’. In plaats van non-binariteit en fluïditeit zien we een genderbegrip opgang maken dat een binair man-vrouwonderscheid impliceert (voorwaarde voor ‘transitie’) en daarmee een culturele fictie doet herleven. Het is een raadsel waaraan deze omkering ontsproten is, maar sociologie is het in elk geval niet. Erger is dat het mensen opzadelt met onnodige onzekerheden en complexen. Als sociologen zouden wij verwachten dat met de verbreiding van de ideologie de nood om ‘trans’ te wezen zal toenemen en dat is precies wat er lijkt te gebeuren. In onderzoek zijn aanwijzingen gevonden dat de uiting van genderdysforie onderhevig is aan sterke peer-invloeden (Littman, 2018) en in diverse landen kunnen genderpoli de vraag naar transzorg niet meer aan. Jongeren worden hevig aan het twijfelen gebracht over ‘wie zij zijn’, hun ‘genderidentiteit’, en komen in fysiek en psychisch belastende transitieprocessen terecht. Eén van onze universiteiten heeft onlangs opdracht gekregen uit te zoeken waar deze sterke toename van de zorgvraag vandaan komt (Radboud Universiteit, 2022). Wij hopen dat het sociaalwetenschappelijke genderbegrip een tegenwicht kan bieden aan deze ontwikkelingen. In die geest willen we afsluiten met een sociologische bemoediging. Laat je niet aanpraten dat jouw individuele zelf wordt gedomineerd door een maatschappelijk stereotype. Niemand wordt in het verkeerde lichaam geboren.
Als socioloog weet je: mensen zijn heel beïnvloedbaar. Noot en verwijzingen ¹Het genderbegrip is eerder gebruikt in de taalkunde en psychiatrie, maar heeft pas in de sociologische betekenis opgang gemaakt in het algemene spraakgebruik. Daarin speelde de feministische beweging van de jaren zestig en zeventig een grote rol. Elchardus, Mark (2021). Reset. Over identiteit, gemeenschap en democratie. Ertsberg. Littman, Lisa (2018). Parent reports of adolescents and young adults perceived to show signs of a rapid onset of gender dysphoria. PloS ONE, 13(8). Radboud Universiteit (2022, 7 februari). Op zoek naar een verklaring voor toename in vraag naar transgenderzorg. Geraadpleegd van: https://www.ru.nl/letteren/actueel/nieuws/redactionele/zoekverklaring-toename-vraag-transgenderzorg 11
Greetje Timmerman was hoogleraar in onze faculteit bij de afdeling Pedagogische en Onderwijswetenschappen en had als expertisegebieden jeugdsociologie, gender en diversiteit. Arie Glebbeek was universitair hoofddocent bij de afdeling Sociologie en met name gericht op arbeidsen beleidsvraagstukken.
Sterven voor een (niet) goede zaak Daniël Veennema
Onze cultuur zit vol met verhalen over heroïsche mensen die strijden voor waar ze in geloven, en die hier misschien wel bereid zijn voor te sterven. Een beroemd voorbeeld, de 300 Spartaanse mannen die zich dapper verzetten tegen een oprukkend Perzisch leger. Verzetsstrijders in de tweede wereldoorlog die zich inzetten tegen de bezetter. Een boodschapper die meer dan 40 kilometer van Marathon naar Athene reisde om te vertellen over de Griekse overwinning bij de slag. Boeddhistische monniken die hun vervolging protesteerden in de jaren 60 en zichzelf in de brand zetten. Binnen religieuze context zijn hier ook vele voorbeelden te vinden. Vele heiligen die gestorven zijn omdat ze niet op wilden geven waarin ze in geloofden, en natuurlijk het ultieme religieuze offer van Jezus, die volgens de Christelijke traditie stierf voor onze zonden. Binnen onze cultuur, religie, literatuur staat het vol met dergelijke verhalen. Dit is een duidelijke referentie naar bepaalden normen en waarden die wij hanteren. Sterk staan voor iets waar je in gelooft wordt gewaardeerd. Mensen die makkelijk om over te halen zijn zullen veel van ons niet als “respectabel” zien. De vraag die hieruit volgt: waarom is het zo makkelijk dit om te draaien? Deze eigenschappen die we waarderen zoals standvastigheid, sterke overtuigingen. Als het gaat om iemand aan de verkeerde kant dan hebben wij dit respect opeens niet meer zo. Een sterk overtuigde soldaat die vecht voor zijn vaderland, zijn leven riskeert in gevaarlijke militaire operaties. Dit waarderen we bij een verzetsstrijder die zijn land verdedigd tegen een aanval. Echter, in deze aanvallende partij zullen ook mensen met vergelijkbare perspectieven zitten. Toch krijgen die niet zo snel meer respect. Een bekend voorbeeld uit de recente geschiedenis, mogelijk op het nieuws meegekregen ((BBC News, 2022)). In de Verenigde Staten is een man op de orgaantransplantatielijst geweigerd omdat hij zich niet wilde laten vaccineren tegen COVID-19. Dit is geen buitengewone eis. Er zitten strenge eisen bij orgaantransplantatie, waaronder de eis dat alle vaccinaties daarvoor op orde moeten zijn. Deze man wil zich echter niet laten vaccineren. Dit is zijn overtuiging, om welke reden dan ook wil hij zich niet laten vaccineren. Hier heeft hij natuurlijk recht op, dit is zijn lichamelijke autonomie. Van de consequenties zal deze man zich ook zeer bewust zijn, hij zal immers niet zonder reden op zo’n wachtlijst hebben gestaan. Dit is dan toch weer zo’n situatie. Iemand gelooft ergens in, en vervolgens als het erop aankomt dan blijft hij hiervoor staan, zelfs met de dood als gevolg. Sommige lezers zullen hier misschien alsnog respect voor hebben, maar ik denk dat voor veel lezers dit niet het geval is. Online was dit ook veel de reactie, waarom zet je je niet over dit geloof van je heen voor je eigen goed? Dan komen we uit op de vraag, wat waarderen we dan wel? Als je het op deze manier bekijkt, hebben we dan wel helden, karaktereigenschappen die we waarderen in mensen, of zijn er gewoon mensen met wie we het meer of minder eens zijn? Polarisatie is geen nieuw begrip en niet iets unieks van deze tijd, maar misschien dat het uit deze invalshoek een klein beetje verklaard kan worden. Misschien is het belangrijkste wat wij in elkaar zoeken vooral een stukje overeenkomst: Misschien willen wij het vooral met elkaar eens zijn. Literatuur BBC News. (2022, 26 januari). Unvaccinated man denied heart transplant by Boston hospital. Geraadpleegd op 13 maart 2022, van https://www.bbc.com/news/world-us-canada-60132765 12
Grenzen van de dood Brenda Mathijssen
De dood is een universeel gegeven waarop wij, mensen, grip proberen te krijgen. We vertellen verhalen over een leven na de dood en onderhouden levendige banden met de overledenen. We investeren in technologische ontwikkelingen zoals cryonisme en kunstmatige intelligentie. En in het landschap creëren we bijzondere, afgebakende plaatsen voor de doden. In de hedendaagse post-seculiere samenleving wordt de dood voortdurend bezworen en begrensd. In dit essay bespreek ik wat deze grenzen vertellen over de menselijk omgang met de dood.¹
Bijzondere plaatsen voor de doden In het Nederlandse landschap kunnen we de dood van het leven onderscheiden. Ziekenhuizen en hospices zijn afgebakende plekken voor mensen in de laatste levensfase. Crematoria op transitlocaties, langs snelwegen of industrieterreinen, onttrekken de dood aan het zicht. Steeds wanneer ik in de auto stap, valt het me op hoe vaak ik een bord zie dat de afslag voor het crematorium aanduidt. Ook in dorpen, steden en randgemeenten kom je regelmatig de bordjes ‘crematorium’ tegen. De dood dient zich aan op wegwijzers. Maar zelden wandel ik op een alledaagse dag langs een crematorium. Ik moet er een omweg voor nemen. Begraafplaatsen vormen bijzondere plekken in het landschap. Hoewel je ze vaker tegenkomt dan crematoria, kennen ook zij een duidelijke begrenzing. Meestal worden ze omheind door een muur of heg die de dood van de straat houdt. De begraafplaats wordt door veel mensen als sacraal of heilig beschouwd. Het is de laatste rustplaats voor de doden en het is een plek die uitnodigt tot reflectie op het leven en de eigen sterfelijkheid. Hoewel een begraafplaats niet per se in een rustige omgeving ligt, wordt zij wel met rust en stilte geassocieerd. De begraafplaats biedt bovendien een groene oase binnen de bebouwde kom. Mensen bezoeken er niet alleen hun overleden familieleden en vrienden, maar gaan er ook wandelen of vogelspotten. Dat de afbakening van de begraafplaats van belang is, wordt duidelijk wanneer er aan de omheining getornd wordt. Zo was er een tijd geleden opschudding in Deventer, waar de gemeente een ledreclamezuil naast de ingang van de begraafplaats 1
Dr. Brenda Mathijssen is universitair docent aan de Faculteit Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap aan de RUG. Zij bestudeert diverse funeraire praktijken, opvattingen en plaatsen in hedendaags Europa, zoals niet-religieuze uitvaarten en persoonlijke rouwrituelen. Voor haar huidige onderzoek (NWO Veni) onderzoekt zij wat duurzame uitvaartpraktijken ons vertellen over de relatie tussen mens en natuur. E-mail: brenda.mathijssen@rug.nl @bmathijssen
had geïnstalleerd (Ubels, 2017). Sommige omwonenden vonden het ‘ongepast’ en ‘respectloos’. De zuil zou het vredige karakter van de begraafplaats aantasten. Maar er waren ook andere geluiden te horen. Sommigen hadden hun overledenen juist op die begraafplaats begraven, omdat hij midden in de stad lag. De oogverblindende zuil, symbool voor het bruisende en moderne leven, betrekt de begraafplaats en haar bewoners bij dat leven. ‘Moet je nou je dood ook nog in eenzaamheid slijten?’, sprak een van de betrokkenen, ‘Ik wil mijn dierbaren niet ergens in een bosje wegstoppen.’ Dat begraafplaatsen voor mensen sacraal kunnen zijn, en daarmee emotioneel en politiek geladen, wordt ook zichtbaar in het gedrag op de begraafplaats. Binnen de poort gelden er andere regels dan daarbuiten. Mensen worden bijvoorbeeld stil of stappen van de fiets. Dat er (on)geschreven regels zijn, wordt vooral duidelijk wanneer ze met voeten getreden worden. Een recent voorbeeld vinden we in Bodegraven, waar complotdenkers bloemen en briefjes achterlieten ter nagedachtenis aan de kinderen die er in de jaren 80 op satanische wijze vermoord zouden zijn (NOS, 2021).Dit werd door nabestaanden als zeer pijnlijk ervaren en de gemeente stelde een noodverordening in om de complotdenkers van de begraafplaats te weren. Wie de nieuwsberichten leest, zal opmerken dat de begraafplaats voor zowel de complotdenkers als de nabestaanden een bijzondere plek is. De ontstane spanningen roepen vragen op: van wie is de begraafplaats en wie bepaalt wat gepast of ongepast gedrag is?
Delen van dit essay zijn gepubliceerd in Mathijssen, B. (2018). ‘Op de grens van leven en dood.’ Speling. (1). 13
Op de begraafplaats zien we dus niet alleen grenzen tussen gemeenschappen, maar ook binnen gemeenschappen. De dood op afstand Door het ommuren van begraafplaatsen hebben we niet alleen plaatsen voor de overledenen gecreëerd. Het heeft ook geleid tot het afzonderen en verhullen van de dood. We hebben grenzen opgetrokken tussen de wereld van de levenden en de wereld van de doden. Veel wetenschappers vinden de oorsprong van deze grenzen in de achttiende eeuw (Howarth, 2000). In deze periode bloeit er in veel Westerse landen een dualistisch en wetenschappelijk wereldbeeld op, vaak versterkt door het protestantisme. Er ontstaat een hiërarchisch onderscheid tussen geest en lichaam en tussen het natuurlijke en het bovennatuurlijke. En dit beïnvloedt de omgang met de doden. Materiële praktijken rond het lichaam dienen slechts tot lijkbezorging en het onderhouden van relaties met de doden wordt met argwaan bekeken. In de negentiende eeuw groeit de afstand tussen leven en dood. Door de vooruitgang van de medische wetenschap wordt de dood niet langer als een sociaal, maar vooral als een biologisch fenomeen begrepen. Ze wordt gedefinieerd op basis van lichaamsfuncties, of liever: het gebrek daaraan. Het ziekenhuis is niet alleen de plek waar medici de strijd met de dood aangaan. Het is ook de plek waar steeds meer mensen komen te overlijden. Ook buiten het ziekenhuis wordt de zorg voor de stervenden en de doden overgedragen aan professionals. In Nederland bestonden er al vroeg kleine uitvaartfondsen, die hun oorsprong vonden in de Gilden. Deze ontwikkelden zich vanaf de jaren twintig van de vorige eeuw tot de grote uitvaartondernemingen die we vandaag de dag kennen.2 De professionalisering en medicalisering van de dood beïnvloedden ook onze omgang met verlies. Nabestaanden, zo was de gedachte, moesten hun overledene loslaten en het leven weer oppakken. Rouw was niet langer zichtbaar binnen de sociale gemeenschap, bijvoorbeeld aan de huizen of kleding van mensen, maar werd gezien als een innerlijk en lineair proces dat te beschrijven was aan de hand van symptomen. Symptomen die professioneel verholpen konden worden.
Vervagende grenzen tussen leven en dood Anno 2022 houden we de dood nog altijd op afstand. Anonieme wegwijzers flankeren de snelwegen en in 2019 overleed slechts 33 procent van de Nederlanders thuis (CBS, 2020). Velen spraken er schande van, toen Adelheid Roosen in 2015 in een televisiereclame van Yarden over de dood sprak, de urn van haar moeder in haar handen houdend. De Loden Leeuw, waarmee de reclame werd bekroond, geeft iets weer van de houding van veel Nederlanders ten opzichte van de dood (NOS, 2015).We houden de dood graag abstract. Dit werd ook duidelijk in de berichtgeving over corona. In plaats van vergankelijkheid, pijn en rouw, werden dagelijks vooral statistieken in beeld gebracht. Statistieken waardoor we ons van de dood kunnen distantiëren. Toch zijn de grenzen tussen leven en dood de afgelopen jaren vervaagd. Was de dood lang het exclusieve domein van professionals, vanaf de jaren tachtig zijn nabestaanden steeds meer betrokken bij de uitvaart van hun naaste. De opkomst van de persoonlijke uitvaart – een uitvaart die past bij de levensstijl van de betrokkenen – heeft mensen zeggenschap gegeven over het afscheid. Dit wordt aangemoedigd door (commerciële) websites en uitvaartorganisaties die mensen hun uitvaartwensen en nalatenschap laten vastleggen (Venbrux et al., 2009). Door de opkomst van crematie – sinds 1955 legaal in Nederland en sinds 2013 de meest gekozen vorm van lijkbezorging – zijn onze doden mobiel geworden. De urn wordt tegenwoordig niet alleen begraven of bijgezet op een graf, maar ook mee naar huis genomen. Nabestaanden verstrooien de as vaak op een plek naar keuze, zoals de lievelingsplek van de overledene of de eigen tuin. Ook wordt de urn vaak binnenshuis bewaard (Mathijssen, 2018). Zo krijgen de doden een andere plaats in het leven. Ze zijn verhuisd van de begraafplaats naar de woonkamer. Ook waar het rouw betreft vervagen de grenzen. Rouwprocessen zijn de afgelopen drie decennia opnieuw geïnterpreteerd in de wetenschap en klinische praktijk en worden niet langer lineair beschreven (Valentine, 2006). Volgens de huidige norm hoeven nabestaanden hun overledenen niet los te laten, maar kunnen hen een nieuwe plek in het leven geven en actieve relaties met hen onderhouden. De dood en de doden, met andere woorden, lijken bezig aan een opmars.
2 Voor een overzicht van uitvaartcultuur in Nederland, zie: Mathijssen, B. & Venhorst, C. (2019). Funerary Practices in the Netherlands. Bradford: Emerald. 14
De (sociale) media hebben een belangrijke rol gespeeld bij deze opmars. Thuis op de bank horen we de verhalen van nabestaanden in programma’s als Kijken in de ziel of Bakkie troost, of volgen we mensen die ongeneeslijk ziek zijn, bijvoorbeeld in Over mijn lijk. YouTube-kanalen, zoals Ask a Mortician, worden honderdduizenden keren bekeken en podcast als Kassiewijle en Griefcast trekken vele luisteraars. Hoewel sommigen van ons de eerdergenoemde uitvaartreclames verafschuwen, brengen ook deze de dood dichterbij. De nieuwe SIRE campagne, De dood. Praat erover, niet eroverheen, probeert onze omgang met de dood wederom te beïnvloeden.3 De levenden op de begraafplaats De dood wordt niet alleen begrensd, maar geeft ook veel prijs over de grenzen tussen de levenden. Wie hoort bij welke ‘groep’ en wie niet? Uitvaarten en gedenkplekken krijgen vorm op basis van status, gender, etniciteit en religie. In die zin is de dood allesbehalve de grote gelijkmaker. In de dood worden de identiteiten van de doden èn de levenden gemarkeerd. En dit komt nergens zo duidelijk naar voren als op de begraafplaats. Laten we eens het kanaal oversteken, naar het Verenigd Koninkrijk, waar ik onderzoek deed naar de religieuze en culturele diversiteit van begraafplaatsen.4 Een van de plekken waar ik me regelmatig begaf, was Towcester Road Cemetery in Northampton, een stad van bijna 200.000 inwoners net ten noorden van London die bekend is vanwege het Althorp landgoed, het ouderlijk huis van Lady Diana. De begraafplaats, die rond 1900 werd geopend, kent van origine verschillende delen. Zoals we in Nederland ook vaak zien, is zij ingedeeld naar religie of zuil. Er is een oude joodse begraafplaats en er waren van oorsprong drie christelijke delen: anglicaans, de vrije kerk en rooms-katholiek. Na de Tweede Wereldoorlog arriveerden diverse migranten uit Zuid-Azië, het Caribisch gebied en Zuid- en OostEuropa in Northampton. Zij leefden en stierven in de stad en kregen er een plek op de begraafplaats.
Net als de stad werd ook de begraafplaats divers. De bestaande delen werden uitgebreid met een moslim, een bahá’í en een Chineesorthodox begraafvak en de christelijke delen werden samengevoegd tot een groot openbaar gedeelte. Overledenen worden er vandaag de dag naar religie of land van herkomst begraven, of in de buurt van overleden vrienden of familieleden. De reizigers bij de reizigers, de moslims bij de moslims. De zichtbaarheid op de begraafplaats verleent de diverse gemeenschappen bestaansrecht: wij leven hier. En waar je als individu begraven wordt, laat zien bij wie je gedurende het leven hoorde. Hoe nauw dat luistert – waar je wel en niet bij hoort – wordt duidelijk wanneer we wat gedetailleerder naar de verschillende delen en hun begrenzing kijken. Zo is er binnen het joodse gedeelte een apart vak voor niet-joodse familieleden, omheind door een hoge heg. Wanneer je aangetrouwd bent, maar nooit tot het orthodoxe jodendom bekeerd, vind je hier je laatste rustplaats. Zo wordt in de dood je relatie met de gemeenschap beklonken. Op de begraafplaats zien we dus niet alleen grenzen tussen gemeenschappen, maar ook binnen gemeenschappen. Een ander voorbeeld betreft de Poolse graven in Northampton. De naoorlogse migranten, veelal overleden in de jaren tachtig en negentig, hebben een plek gekregen in het roomskatholieke gedeelte van de begraafplaats. Er is echter een duidelijk onderscheid met de nieuwe, ook vaak rooms-katholieke, Polen die na 2004 zijn gearriveerd. Zij kiezen niet alleen vaker voor crematie en voor het repatriëren van de as naar het land van herkomst maar als zij begraven, doen zij dat in een ander gedeelte van de begraafplaats. Zij voelen zich niet verbonden met de oude Poolse gemeenschap. De nieuwe migranten hebben weinig tot geen contact met de kinderen en kleinkinderen van de naoorlogse generatie.
3 De SIRE campgane is online toegankelijk via https://dedoodpraaterover.sire.nl, geraadpleegd 25-02-2022 4 Een aantal bevindingen van dit onderzoek zijn recent gepubliceerd: Beebeejaun, Y., McClymont, K., McNally, D., Mathijssen, B. & Maddrell, A. (2021) Death in the Peripheries: Planning for minority ethnic groups beyond ‘the city’. Journal of Planning Education and Research. DOI: 10.1177/0739456X211043275; Maddrell, A., McNally, D., Beebeejaun, Y., McClymont, K. & Mathijssen, B. (2021). Intersections of (infra) structural violence and cultural inclusion: the geopolitics of minority cemeteries and crematoria provision. TIBG. DOI: 10.1111/tran.12437 15
Ondergrondse grenzen De begraafplaats is dus vooral ook een plek voor de levenden. Een plaats die laat zien wie leeft en geleefd heeft en die een licht schijnt op verhoudingen tussen en binnen groepen. Dit komt niet alleen tot uitdrukking boven de grond, maar ook onder de grond. In Northampton worden de voeten van de overleden bahá’í bijvoorbeeld richting Akká (Haifa) gericht en wordt voor de orthodoxe Chinezen een stenen grafkelder gemaakt. Ook de moslimgraven kenmerken zich door een specifieke vorm. Bij het begraven wordt het lichaam van de overledene in een kist of lijkwade in het graf gelegd. Het gezicht, of het lichaam en het gezicht, wordt naar de Kaäba gericht en door het plaatsen van een blok, in de kist of in het graf, blijft het lichaam in de juiste positie liggen. De overledene wordt vervolgens afgedekt met houten planken, of er wordt een andere overkapping gebruikt die ervoor zorgt dat er ruimte blijft bestaan tussen het gezicht van de overledene en de aarde. Zo ontstaat er een ondergrondse kamer. Deze grafkamer ziet er niet voor elke moslim hetzelfde uit. Zo worden in Northampton de moslims uit Zuid-Azië op hun rug begraven, met alleen het gezicht naar de Kaäba. Het graf is breder, maar minder diep. Aan weerszijden van het lichaam wordt een verhoging gemaakt met aarde, waar de houten planken op gelegd kunnen worden. Dat is anders voor de moslims uit Oost-Afrika. Zij positioneren het hele lichaam van de overledene richting Mekka, waardoor het graf dieper moet zijn. In andere steden zien we andere gebruiken, maar telkens verbindt een bepaalde praktijk iemand met een gemeenschap of sub-gemeenschap. In Northampton wordt dan ook niet gesproken van een algemeen moslimgraf, maar specifiek van een Pakistaans of Somalisch graf. Zo worden identiteiten ook onder de grond gemarkeerd.
Literatuurlijst: Centraal Bureau voor de Statistiek. (2020, 11 september). Sterfte naar locatie van overlijden [Dataset]. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). https://www.cbs.nl/nl-nl/ maatwerk/2020/37/sterfte-naar-locatie-vanoverlijden Howarth, G. (2000). Dismantling the boundaries between life and death. Mortality, 5(2), 127– 138. https://doi.org/10.1080/713685998 Mathijssen, B. (2018). Transforming bonds: Ritualising post-mortem relationships in the Netherlands.Mortality, 23(3), 215–230. https://doi.org/10.1080/13576275.2017.1364 228 NOS. (2015, 14 december). Adelheid Roosen meest irritante BN’er in reclame. Geraadpleegd op 25 februari 2022, van https://nos.nl/ artikel/2075207-adelheid-roosen-meestirritante-bn-er-in-reclame.html NOS. (2021, 18 maart). Noodverordening om complotdenkers te weren van begraafplaats in Bodegraven. Geraadpleegd op 25 februari 2022, van https://nos.nl/artikel/2373146noodverordening-om-complotdenkers-teweren-van-begraafplaats-in-bodegraven Ubels, M. (2017, 22 november). Zijn ze handig en informatief of respectloos? Ledreclamezuilen zorgen voor ophef. De Stentor. Valentine, C. (2006). ‘Academic constructions of bereavement. Mortality, 11(1), 57–78. https:// doi.org/10.1080/13576270500439274 Venbrux, E., Peelen, J., & Altena, M. (2009). Going Dutch: Individualisation, secularisation and changes in death rites. Mortality, 14(2), 97–101. https://doi. org/10.1080/13576270902807508
Tot slot
De grenzen tussen leven en dood zijn bijzonder divers. Ze geven niet alleen iets prijs over onze omgang met de doden, maar ook over onze omgang met elkaar. Ze zijn bepalend voor hoe we in het leven staan. Neem dus eens een omweg en volg de wegwijzers naar de begraafplaats die verhalen vertelt over de doden en de levenden, over de plek waar je woont en over jezelf.
De begraafplaats is dus vooral ook een plek voor de levenden.
16
Marieke Haan, universitair docent Sociologie
Bellenblaas
De rubriek waarin student en docent samen bellen blazen.
Waarom moet ik wel shakespeare lezen, en niet Lennon? Joep van Rijn
Laat ik beginnen met het feit dat ik geen idee heb of dit standaard is in alle middelbare scholen van Nederland, maar ik heb me, vanwege het fantastische vak Engels, door The Taming of The Shrew van William Shakespeare moeten worstelen. Hoewel ik snap dat Shakespeare een grondlegger van modern Engels was, denk ik niet dat het echt nodig was om dit hele stuk te lezen. Er lijken me immers veel betere alternatieven om de Engelse cultuur bij te brengen aan onze jeugd dan stoffige theaterstukken. Naast een scala aan memes, films en series die er te bespreken zijn en die veel zeggen over de cultuur van engelstalige landen, is er een categorie die erg berust op taal, en toch niet besproken wordt. Muziek. Er valt zoveel te vertellen over verschillende culturen, en de muziekstijlen en teksten die daarbij horen, dat het ongelofelijk zonde is dat dit geen standaard onderdeel is van de middelbare school. Van het drugsgebruik in de jaren 60 - je gaat me niet vertellen dat Ringo Starr niet apestoned was toen hij Octopus’s Garden schreef - tot politiegeweld tegenwoordig. Alles kan besproken worden aan de hand van muziek en er zijn duizenden goede nummers waarvan de tekst ontleed kan worden. Allemaal - in mijn ogen - interessanter dan het lezen van een toneelstuk van ruim 400 jaar oud. Wie heeft er überhaupt bedacht dat een toneelstuk gelezen dient te worden?
Ik kom eigenlijk nooit te laat. Ik ben zo iemand die altijd minstens 15 minuten eerder ergens aanwezig is, op het station, bij de collegezaal waar ik les moet geven, en ook afgelopen weekend bij een wijnproeverij van vrienden (iemand moet de eerste zijn toch…?). Fashionably late staat niet in mijn woordenboek zeg maar. Maar is dit nou een positieve eigenschap, ben ik anderen hiermee niet tot last? Volgens Back et al. (2006) wordt ‘op tijd zijn’ onder andere geassocieerd met neurotische persoonlijkheidseigenschappen, dit vind ik niet een heel geruststellende bevinding. Mijn omgeving maakt vaak grappen over mijn punctualiteit, maar ik denk dan: niemand houdt toch van te laat komen? Dat ongemakkelijke gevoel wanneer iedereen al aanwezig is bij een afspraak en jij nog naar binnen moet, of helemaal bezweet nog net de trein in komen rennen waarna je geen plekje meer hebt (en je stinkt). Eigenlijk kan het me niet zoveel schelen wat anderen van mijn punctualiteit vinden, ik fiets gewoon graag op mijn gemakje net wat te vroeg naar het station, zoek een goede plek voor mijn fiets, haal een lekkere cappuccino, waarna ik het beste plekje in de treincoupé bemachtig. Back, M.D., Schmukle, S.C., & Egloff, B. (2006). Who is late and who is early? Big Five personality factors and punctuality in attending psychological experiments. Journal of Research in Personality, 40(5), 841-848. https://doi.org/10.1016/j.jrp.2005.11.003
Wrok Siebren Kooistra Hoewel ik weet dat alles wat ik schrijf ongelofelijk gedateerd zal zijn tegen de tijd dat u/jij dit leest, wil ik toch mijn ideeën over de Russisch-Oekraïense oorlog delen. Het stemt mij somber om te zien dat de oorlog in Oekraïne ontketend is door iemand die door wrok over een geopolitiek verlies tot zinloze, onverstandige maar angstwekkend systematische vernietigingsdrang wordt gedreven. Dat terwijl de Koude Oorlog dan wel niet helemaal netjes geëindigd is, maar toch minder catastrofaal was dan het verliezen van, zeg, de Eerste Wereldoorlog. Als er na iedere krachtsmeting wel weer een wrokkige figuur is die bereid is over lijken te gaan, hoe zouden we herhaling van de geschiedenis dan moeten voorkomen? 17
Wetenschapskritiek: politicologie Mick Willems
Deze korte bijdrage behandelt een sociale wetenschap: politicologie. Specifiek de wijze waarop ze haar (hoogst actuele) studieobject benadert en verklaart. Doel is te laten zien dat een kritische blik hierop nooit weg is. Ter illustratie dient literatuur die ook in de huidige bachelor sociologie wordt gehanteerd (Deschouwer & Hooghe, 2011). Studieobject Politicologie is de wetenschap van de politiek: “alles wat te maken heeft met het besturen van een samenleving” (p. 19). Niet zomaar een. Het gaat niet over kleine samenlevingen als verenigingen en studentenhuizen, waarvan mensen vrijwillig lid zijn geworden. Het betreft een wezenlijk andere en interessantere samenleving: “Het lidmaatschap van een samenleving die aan een grondgebied verbonden is [een staat], is daarentegen van een heel andere aard. Het is veel omvattender en dwingender. Regels die gelden voor de inwoners van een territorium, zijn niet zomaar te ontwijken.” (p. 20) “De staat legt bindende regels op aan de samenleving, en beschikt daartoe over een enorme concentratie aan machtsmiddelen.” (p. 39)
Benadering De politicologie benadert het anders: niet hoe het zit, maar hoe je ’t kunt zien.3 Hoe je macht kunt bekijken, “bestuderen”: “In dit hoofdstuk gaan we na hoe we precies macht kunnen bestuderen en welke begrippen we daarvoor nodig hebben.” (p. 39)4 Vanwaar deze andere benadering? Om epistemologische redenen? Of omdat er niet één waarheid is, maar veel verschillende zienswijzen? Dat valt te betwijfelen. In de volgende zin wordt namelijk al op één specifieke zienswijze voorgesorteerd. Een waarin paradoxaal genoeg het studieobject op z’n kop staat:
Politicologie gaat over (het besturen van) een samenleving die berust op macht.1 Zoals gezegd, ronduit interessant. Immers: “macht bestaat in essentie uit het feit dat actor A de mogelijkheid heeft om ervoor te zorgen dat actor B een handeling verricht die B anders niet zou verrichten” (p. 44). Een principe dat iedereen kent. Zo niet uit eigen ervaring, dan wel van geschiedenisles (denk aan het feodalisme, de slavernij, etc.). Rijst de vraag: waarom is dit nu? Hoe is dit te verklaren? Want hoewel je niet meer als slaaf of horige wordt behandeld, hanteert de staat een groter “arsenaal dwangmiddelen” (p. 40) dan welke vroegere potentaat ook.2 Dus hoe zit dit? Of, in hun eigen woorden: welke handelingen wil de staat (actor A) van mensen (actor B) die deze mensen anders niet zouden verrichten?
“…Vervolgens behandelen we een normatieve vraag: mag [!] de staat zich wel zo sterk bemoeien met de manier waarop wij leven?” (p. 39) Zoals gezegd, paradoxaal. Alsof de staat, die ons net nog “oplegde” wat we mogen, nu opeens onze toestemming hiervoor nodig heeft, en er zelfs een gezichtspunt is, waaronder hij dit van ons “mag”. Toch is dit dé (affirmatieve) politicologische grondvraag: onder welk gezichtspunt mag deze staat bepalen wat wij mogen? Onder welk gezichtspunt is zijn dwang een dienst, en kunnen wij dus iets tegen onze wil willen?5 Oftewel: onder welk gezichtspunt is deze staat (niet verklaard, maar) gerechtvaardigd, legitiem?6 “Onze definitie van politiek zegt (bewust) niet wat er in een samenleving geregeld wordt.” (Deschouwer & Hooghe, 2011, p. 21) 4 “So in this chapter we discuss some central concepts of the discipline, not so much to establish ‘correct’ definitions as to introduce our own interpretations.” (Hague & Harrop, 2004, p. 3) 5 “Given the special authority of government, why should individuals ever agree to cede their autonomy to such a body?” (Hague & Harrop, 2004, p. 5) 6 “While legality is a topic for lawyers, political scientists are more interested in legitimacy: in how a regime gains and sometime loses public faith in its right to rule. (Hague & Harrop, 2004, p. 15) 3
1 “We concentreren ons op territoriale politiek, en dan in het bijzonder op de wijze waarop die in nationale staten vorm en inhoud krijgt. In de praktijk bakenen we politiek dan ook af als alles wat te maken heeft met het besturen van een territoriaal gefundeerde samenleving.” (Deschouwer & Hooghe, 2011, p. 21) 2 “Your government has not explicitly asked you whether you would like to abide by its laws, pay its taxes or die in its wars. You may have played no part in shaping the laws of your country but you are still expected to abide by them.” (Hague & Harrop, 2004, p. 5)
18
Verklaring Rechtvaardiging Het antwoord is onvermijdelijk. En onvermijdelijk radicaal. Want wie op een zienswijze uit is, waarin een mens ook iets tegen zijn wil (dwang) kan willen, die moet ook zijn tegenbeeld in hem zien, projecteren. Een tweede, slechte mensennatuur die ge- dan wel bedwongen moet worden. Een teugelloos, maar te beteugelen alter ego. Inderdaad: homo homini lupus:7
De politicologie beseft dit.8 Ze weet dat deze theorie niks met een verklaring van de werkelijkheid van doen heeft, dat het slechts een “legitimatie”, een rechtvaardiging van macht betreft – maar daar vroeg ze ook om. Dit sprookje, dat zich aan alle kanten tegenspreekt, is dan ook noodzakelijkerwijs haar (nog áltijd voorgeschotelde) fundament: “[…] de burgers worden vrij en soeverein geboren, maar vervolgens hebben ze vrijwillig een deel van hun macht en hun autonomie afgestaan aan de overheid en het politiek systeem.” (pp. 43-44) “Wat de eerste voorwaarde betreft, zou je kunnen stellen dat het moderne democratiebegrip uitgaat van een sociaalcontractbegrip: de staat ontvangt zijn macht van de burgers zelf.” (p. 91)
“Volgens Hobbes is de oersamenleving er een van een eeuwig conflict: ‘een oorlog van allen tegen allen’. [Hierin] triomfeert de doodsangst: men kan immers op elk moment het slachtoffer worden van de hebzucht of de uitbreidingsdrang van iemand anders. […] De enige oplossing bestaat volgens Hobbes uit een beroep te doen op rationeel inzicht: om die permanente oorlog van allen tegen allen te vermijden, is het rationeel om onderling regels af te spreken over de manier waarop de leden van de samenleving met elkaar om zullen gaan. Om die regels te laten respecteren, dragen de burgers de macht binnen de samenleving over aan een soeverein heerser […]. De oorsprong van de staat is hier dus een sociaal contract […]” (pp. 53-54)
Bij dit fundament blijft het niet. De grondvraag was immers niet naar een rechtvaardiging van macht überhaupt, maar van deze staat. Er volgt dan ook een afbakening. Een afbakening van de macht van dictators en vorsten, die hun wil tegen die van de bevolking doorzetten.
De politicologie beroept zich op een eeuwenoude zienswijze: de sociaal contract-theorie (van Hobbes dan wel van andere denkers). En dat is opmerkelijk. Niet omdat hij eeuwenoud is, maar zo overduidelijk tegenstrijdig. Want waarom zou uitgerekend bij mensen, die (volgens de theorie) van nature niets anders dan kwaad in de zin hebben, de wens tot het goede ontstaan? Waarom zouden uitgerekend deze oorlogszuchtigen de oorlog willen vermijden? En al zou dit zo zijn, waarom zouden ze dan niét rationeel genoeg zijn om zelf de strijdbijl te begraven en elkaar te respecteren, maar wél rationeel genoeg om zich aan een soeverein heerser te onderwerpen die hen hiertoe dwingt? Aan een staat die hun wolfsnatuur onderdrukt?
“Een dergelijke concentratie van macht leidt onvermijdelijk tot machtsmisbruik en absolutisme, zo schrijft de Franse filosoof en jurist Montesquieu (1689-1755) in zijn meest invloedrijke werk.” (p. 183) Voor de duidelijkheid: ook dit rijmt niet. Want als het de “essentie” (p. 44) van macht is, dat A iets tegen de wil van B kan doorzetten, dan kun je toch niet spreken van “machtsmisbruik” wanneer A dit consequent doet? Dan is dit toch een gebruik van macht? Daar veranderen ook “invloedrijke” filosofen niets aan. Hoe dan ook: “Het komt dus enkel en alleen de staat toe om regels af te dwingen […] Dit monopolie op legitiem geweld betekent uiteraard niet dat de overheid zomaar altijd geweld kan gebruiken: ook de overheid (en haar ordediensten) moet zich aan regels houden.” (p. 40)
Tegenstrijdiger (foutiever) dan de sociaal contracttheorie wordt het niet. En dat is allang bekend. Zo liet ook een klassiek socioloog zich al eens uit over zulke rechtvaardigingen: “Zulke onnozele kinderachtigheden worden bijvoorbeeld door de heer Thiers nog met plechtstatige ernst aan de eens zo geestrijke Fransen voorgeschoteld […] In de werkelijke geschiedenis spelen – zoals bekend – verovering, onderdrukking, roofmoord, kortom geweld de hoofdrol. In de zachtaardige politieke economie heerste van oudsher een idyllische sfeer. (Marx, 2010, pp. 671-672)
7 Vertaald: de mens is een wolf voor zijn medemens.
8 “The state was born in Europe and then exported to the rest of the world by colonial powers, notably Britain, France and Spain. […] Post-colonial states rarely possess the hard edge which their European forebears acquired during their own long and violent development.” (Hague & Harrop, 2004, pp. 21-23) 19
Komisch: eerst moesten de mensen beteugeld worden door de staat; nu moet de staat beteugeld worden door de mensen, via het recht. Nu is de staat opeens de wolf,9 die “zomaar altijd” geweld tegen de mensen zou willen gebruiken, maar door het recht, dat opeens als boven de partijen zetelende scheidsrechter verschijnt, aan spelregels wordt gehouden. Een redenering die (wederom) allesbehalve hout snijdt. Want kwamen die regels niet van de staat zelf? Legde hij die niet zelf op? Als het opleggen en afdwingen van regels “enkel en alleen de staat toekomt”, dan kun je toch niet met droge ogen (in dezelfde adem) zeggen: de staat “moet zich aan regels houden”? Van wie dan? Uitgerekend van diezelfde wolf? Satis superque. Reeds deze eerste kanttekeningen maken hopelijk duidelijk, dat een kritische blik op een sociale wetenschap als deze niet alleen nooit weg is en vermakelijk kan zijn, maar nu misschien wel hard nodig is. Wie de schoen past, trekke hem aan!
“The danger of Hobbes’s common power is that it will abuse its own authority, creating more problems than it solves. As one of Hobbes’s critics pointed out, there is no profit in avoiding the dangers of foxes if the outcome is simply to be devoured by lions (Locke, 1690). This point is one on which the 130 million people murdered by their own government during the lethal twentieth century would doubtless agree, were they in a position to comment.” (Hague & Harrop, 2004, p. 5)
9
Mick Willems is RUG-alumnus van Sociologie en de economische faculteit. Tegenwoordig is hij werkzaam als onderzoeker in de onderwijssector. Contact, andere sociale wetenschappen en meer: mick@wetenschapskritiek.nl wetenschapskritiek.nl Bronvermelding Deschouwer, K. & Hooghe, M. (2011). Politiek: een inleiding in de politieke wetenschappen. (Derde druk). Boom Lemma uitgevers. Hague, R. & Harrop, M. (2004). Comparative Government and Politics: An Introduction. (6th Edition). Palgrave Macmillan Marx, K. (2010). Het Kapitaal: Kritiek van de politieke economie, deel 1. Uitgeverij Boom. 20
Wat de student niet kent… Dan komt die toch gewoon niet. Meike van der Ploeg & Thirze Telman “Mondkapje verplicht” en “Meld je aan voor het college, maximaal 75 studenten welkom”. Deze zinnen zijn voor studenten zeker niet onbekend. Sinds 2020 staat het onderwijs onder druk van het coronavirus. De regels veranderen per periode enorm, online college, met mondkapje op de faculteit of met 1,5 meter afstand lunchen in de Heymanskantine. Studenten moeten telkens weer op de hoogte zijn van de nieuwste maatregelen. Een goede reden om dan maar niet te gaan voor een groot deel. Want de collegezalen zijn nog steeds zo goed als leeg, ondanks dat er 75 studenten welkom zijn in de zaal… Maar waarom komen deze studenten nou niet naar college? Er zijn natuurlijk ook zeker wel wat voordelen, want hoe makkelijk is het om je college ‘even’ uit te stellen naar een later tijdstip. Soms is het lekker om gewoon uit te slapen in plaats van dat saaie college te kijken. Uitstellen van de colleges kan zeker gezien worden als voordeel, maar uiteindelijk is het ook het grootste nadeel. Want er komt een moment dat je soms dagenlang achter elkaar naar dezelfde docent moet kijken omdat je zes hoorcolleges nog moet terugkijken. Daarnaast is het ook niet lief voor je medestudenten die wél in de zaal zitten. Zij mogen steeds antwoord geven op de vragen van de docenten, terwijl ze misschien het antwoord ook niet weten. Jij komt er dan toch weer goed van af. Ook heb je thuis vanaf je laptop geen sociale interactie onderling met de studenten en ontmoet je hierdoor niemand. Want ja, we kunnen er lang of kort over hebben maar studeren is samen wel het allerleukst!
Zelfbeschikking Rie Bosman Op 8 maart, Internationale Vrouwendag, wordt de Aletta Jacobsprijs 2022 van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) toegekend aan Rebecca Gomperts van ‘Women on Waves’, opgericht in 1999. Met deze varende kliniek worden in internationale wateren vrouwen aan een abortus geholpen in landen waar dat niet legaal is. Gompertz krijgt de prijs vanwege haar niet afhoudende strijd voor abortusrechten en de toegang tot veilige en legale abortus voor vrouwen. ‘Abortus is een mensenrecht’, zegt Gomperts.
Ik las het in één lange middag ademloos uit en bleef aangedaan achter.
Eeuwenlang zijn vrouwen geconfronteerd met ongewenste zwangerschap en de gevolgen daarvan. Abortus was verboden door de kerk en de wet, en als vrouwen toch probeerden de zwangerschap te onderbreken waren ze aangewezen op illegale en levensgevaarlijke praktijken die volgens de Verenigde Naties nog steeds aan ruim 22.000 vrouwen per jaar het leven kosten (Abortion Worldwide 2017). In de tweede helft van de twintigste eeuw hebben de beschikbaarheid van voorbehoedsmiddelen en vooral de pil (begin jaren ’60) het risico op een ongewenste zwangerschap sterk verminderd, maar zeker niet weg genomen. In dezelfde periode werd in veel westerse landen abortuswetgeving aangenomen die een legale en veilige abortus mogelijk maakt. In Nederland werd abortus gedoogd vanaf het eind van de zestiger jaren. Ze werd uitgevoerd in speciale abortusklinieken (Stimezo, ‘Bloemenhove’) en artsen werden niet vervolgd. In 1984 werd deze praktijk bekrachtigd met de abortuswet. Door goede seksuele voorlichting, toegang tot anticonceptie en goed gebruik ervan behoort Nederland internationaal gezien tot de landen met de laagste abortuscijfers. In 2019 waren dat ruim 30.000 zwangerschapsafbrekingen, in de meeste gevallen bij vrouwen tussen 25 en 35 jaar (bron: Rutgers.nl). Toch wil dat niet zeggen dat
abortus algemeen geaccepteerd is. Nog steeds wordt er bij abortusklinieken agressief gedemonstreerd en waait er rond abortus sinds kort weer een kille wind. In sommige omringende landen is zelfs sprake van een flinke stap terug, zoals in Polen en Texas in de Verenigde Staten, waar abortus ronduit verboden wordt. Het thema ‘abortus’ blijft niet alleen politiek controversieel, maar is vooral een indringende werkelijkheid voor veel meisjes en jonge vrouwen, hier, nu, en in de ons omringende landen. Ongewenste zwangerschap en abortus zijn op geen enkele manier iets wat achter ons ligt of wat een vrouw niet zou kunnen overkomen.
‘Maar is het onderwerp ook ingebed in de literatuur?’ vraagt Marja Pruis (2022) zich af. Ik had op die voor deze rubriek relevante vraag niet direct een antwoord. In veel romans is sprake van buitenechtelijke of ongewenste zwangerschappen, en worden de gevolgen daarvan voor het leven van de vrouw indringend beschreven. Maar àls de wanhopige hoofdpersoon al een poging doet, of de mogelijkheid ziet de zwangerschap te onderbreken, worden daaraan niet veel woorden verspild. Is dat té intiem?
21
Dat is anders in de kleine autobiografische roman ‘Het voorval’, van Annie Ernaux. Het boek is al in 2000 geschreven maar in 2021 verfilmd onder de oorspronkelijke Franse titel ‘L’évenement’. De film won op het filmfestival van Venetië de Gouden Leeuw, en daarmee kwam ook het boek weer in de schijnwerpers te liggen. Ik las het in één lange middag ademloos uit en bleef aangedaan achter. Het boek speelt zich eind 1963 af en de hoofdpersoon is een 23-jarige student die in Rouen aan de letterenfaculteit studeert. Ze volgt colleges literatuur en sociologie, en op verschillende plaatsen wordt opgemerkt dat ze van eenvoudige komaf is. ‘Als eerste uit een familie van arbeiders en kleine middenstanders die ging studeren, ontsnapt aan de fabriek en de toonbank’ (p. 20). Een talentvol arbeiderskind dat zich toegang tot de - in Frankrijk zeer selectieve - universiteit had verworven.
behoort, lijkt me geen geldige reden om er nooit meer over te praten – ook al is de paradox van een rechtvaardige wet bijna altijd dat ze de vroegere slachtoffers, onder het mom van ‘dat is nu allemaal voorbij’, verplicht te zwijgen, met als gevoel dat het gebeurde net zo onbespreekbaar blijft als daarvoor’.
Annie Ernaux maakt vanaf het begin deze ontstellende ervaring invoelbaar. De lezer voelt de totale ontreddering die bezit van haar neemt, de afstand tot de wereld om haar heen, de wanhoop als haar pogingen vastlopen. Maar ook haar vastberadenheid om ten koste van alles dit noodlot te ontlopen. Ze kent geen twijfel dat ze ‘dit’ niet wil, zelfs niet in haar bewoordingen. Ze spreekt behalve in die agenda niet van zwangerschap of van een kind.
Als eerste wendt ze zich tot haar medestudent Jean T., die, gehuwd en vader van een kind, lid Maar ook als talentvolle studente is van een clandestiene organisatie werd je in 1963 gewoon zwanger die zich inzet voor anticonceptie na onbeschermde seks. De en geboorteregeling – ook dat hoofdpersoon, we kunnen haar was in het katholieke Frankrijk Het is ongelofelijk wel Annie noemen, is een paar in 1963 nog verboden. De keer naar bed geweest met een hoe indringend eerste reactie van Jean T. is student die ze in de vakantie opmerkelijk, net als die van heeft ontmoet maar met wie ze Ernaux deze andere mannen later in het boek. geen duidelijke relatie heeft. In Ernaux gebruikt verschillende haar agenda schrijft ze: ‘Ik ben totale onmacht, malen het woord fascinatie. zwanger. Wat verschrikkelijk’. Hij ziet haar inplaats van de eenzaamheid en Het is direct duidelijk dat ze serieuze studente van wie hij de deze zwangerschap niet wil, collegestof overschreef plotseling ontreddering weet ze weet vanaf het begin dat ze in een heel ander licht, een ander een abortus wil en twijfelt daar frame zouden wij zeggen. Ze was op te roepen geen moment over. Ze licht nu een meisje dat seks had gehad haar vriend P. in (alle personen en dus beschikbaar was, en dat in het boek worden met initialen bovendien niet meer zwanger kon aangeduid) en ‘maakt zich geen worden. Jean T. maakt zelfs avances, enkele illusie over het intense gevoel van opluchting in het toen nog zeer relevante onderscheid tussen dat mijn besluit om abortus te plegen hem zou meisjes die niet en die wel voor seks ‘in’ waren (goede bezorgen’. Hoe ze dit moet realiseren is evenwel en slechte meisjes?) was ze definitief naar de andere volledig háár probleem, hij laat het haar alleen categorie overgestoken. Tegelijkertijd is Jean T. niet uitzoeken. Abortus werd in Frankrijk pas in 1975 van zins al te zeer in deze zaak verwikkeld te raken, legaal, Annie moet op zoek naar een arts die een Annie past niet meer in zijn morele kader. Wel geeft clandestiene abortus wil uitvoeren. hij haar de naam van een getrouwd stel van wie de Ruim dertig jaar later beschrijft Annie Ernaux, vrouw een paar jaar eerder een abortus heeft gehad. inmiddels een gelauwerd schrijfster, deze Maar hij kan haar zeker geen geld lenen. ingrijpende gebeurtenis in haar leven met behulp van een dagboek, een agenda, en een indrukwekkend vermogen tot introspectie. ‘Al jaren Het zoeken begint, de vrouw is moeilijk te vinden. draai ik angstvallig om dit voorval in mijn leven heen. In een roman lezen over een abortus brengt Als het niet lukt gaat Annie lukraak naar een dokter in mij een ontsteltenis zonder beelden of gedachten in een sjieke wijk die haar wanhopige vraag, in teweeg, alsof de woorden op hetzelfde moment iets bedekte bewoordingen gesteld, niet wil horen en die haar naar later blijkt een middel geeft om miskramen gewelddadigs krijgen’. tegen te gaan. ‘Meisjes als ik vergallen de dag van ‘Dat de vorm waarin ik die abortus heb meegemaakt, de dokters. Zonder geld en moederziel alleen (….) namelijk clandestien, inmiddels tot het verleden dwongen ze hen om zich de wet te herinneren die 22
‘In vergelijking met een afgebroken carrière stelde een breipen in de vagina niet zoveel voor’ hen in de gevangenis kon doen belanden en ervoor kon zorgen dat ze nooit meer hun praktijk mochten uitoefenen’ (….). Ze dachten waarschijnlijk allemaal dat die vrouwen, zelfs als men het hun belette abortus te plegen, toch wel een manier zouden vinden. In vergelijking met een afgebroken carrière stelde een breipen in de vagina niet zoveel voor’.
over datum, tarief, en procedure, en op 15 januari voor de abortus zelf. Op 18 januari, omdat de ‘miskraam’ niet snel genoeg lijkt op te treden, reist ze nogmaals naar Parijs. De data zijn voorbeelden van de precisie waarmee het hele traject en proces worden beschreven. Net als de reis, het wachten, het interieur, de thuiskomst.
Een andere dokter, die ze meermalen bezoekt, maakt zijn dilemma zichtbaar en zoekt de grens op van wat hij durft te zeggen: ‘Ik wil niet weten waar u heen gaat. Maar u neemt wel penicilline, een week ervoor en een week erna. Ik schrijf u het recept voor’.
Ook de abortus zelf, de ingreep, de pijn, de emoties, worden nauwgezet en onverbloemd beschreven. Ik doe dat hier niet, het is te veel, en daarmee voeg ik me beschaamd in een reeks schrijvers van romans die geen details geven over hoe de abortus precies in zijn werk was gegaan. ‘Tussen het moment waarop het meisje ontdekte dat ze zwanger was het moment dat ze het niet meer was, ontbrak een stuk’. Ook in dit stuk.
De ontreddering neemt toe. De klok tikt door en de lichamelijke reactie op de zwangerschap wordt sterker, ze voelt zich misselijk en hondsberoerd. Ze gaat naar college en naar de bibliotheek, maar het lukt haar niet meer om haar aantekeningen te integreren in een samenhangende structuur. Deze ‘onzichtbare aftakeling’ als intellectueel beangstigt haar bijna nog meer dan het feit dat ze een abortus moet ondergaan. Ze begint andere studenten te mijden, ‘alle gesprekken leken me kinderachtig en nietszeggend’. Tegenover haar medestudenten, haar referentiegroep, ‘heeft ze het gevoel een strafbaar feit te hebben begaan’. Het is ongelofelijk hoe indringend Ernaux deze totale onmacht, eenzaamheid en ontreddering weet op te roepen, in lichamelijk, intellectueel, mentaal, en sociaal opzicht. De emotionele precisie waarmee ze haar leven van dertig jaar geleden kan terug roepen laat zien hoe ingrijpend deze periode is geweest. En toont aan hoe ingrijpend een ongewenste zwangerschap is in het leven van een vrouw – zeker als er niet de mogelijkheid van een legale en veilige abortus is.
En dan, vlak voor kerst, klopt de door Jean T. genoemde vrouw L.B. op haar deur. Ze geeft haar het adres van een vrouw in Parijs, een oudere ziekenverzorgster. Ook leent ze haar ongevraagd de 400 francs die nodig zijn voor de abortus. Een adres en geld, dat is alles wat Annie op dat moment nodig heeft. Annie bezoekt de vrouw in Parijs drie keer, op 8 januari voor zakelijke en praktische afspraken
Ernaux zelf schrijft hierover: ‘(Het is mogelijk dat een verhaal als dit irritatie of weerzin opwekt, of als smakeloos wordt bestempeld. Het feit dat je iets hebt meegemaakt, wat het ook is, geeft je blijvend het recht om te schrijven. Er bestaat geen inferieure waarheid. En wanneer ik geen gedetailleerd verslag zou doen van deze ervaring, draag ik ertoe bij dat de werkelijkheid van vrouwen versluierd wordt en schaar ik mij aan de kant van de mannelijke overheersing van de wereld.)’
Vijf dagen na de ingreep vindt de beoogde miskraam plaats, op het toilet van de studentenflat en slechts in het bijzijn van medestudente O., een katholiek en burgerlijk meisje en geen speciale vriendin, die haar huilend de nodige bijstand verleent. De beker is nog niet leeg, er wachten haar nog een pijnlijke ingreep en een vernederende behandeling in het ziekenhuis. Een saillant detail is de co-assistent die zich schaamt voor zijn hondse bejegening, als hij ontdekt dat ze student is en geen verkoopster of fabrieksarbeidster die je kennelijk ongestraft mag afblaffen. Overigens is dit een van de vele verwijzingen naar de relatie die Ernaux legt met sociale klasse. ‘Ik werd door mijn verleden ingehaald en wat er in mijn groeide was in zekere zin mijn maatschappelijke mislukking’. Eveneens vormt het gedrag van de co-assistent een verwijzing naar de onthutsende reacties van mannen, die nergens getuigen van compassie of solidariteit, laat staan van verantwoordelijkheid zoals in het geval van P.
23
De vrouw L.B. en het meisje O. zijn de enigen die stilzwijgend hulp bieden.
En dat is, in krap 87 pagina’s, de beschrijving van ‘een voorval’, een gebeurtenis, een ingreep, die talloze vrouwenlevens doorslaggevend heeft veranderd maar die in mijn ogen niet eerder zo indringend is beschreven. Een gebeurtenis die nog steeds talloze vrouwenlevens voortijdig beëindigt omdat ze clandestien en onveilig moet plaatsvinden. Een ingreep waartoe nog steeds veel vrouwen hun toevlucht moeten zoeken in geval van ongewenste zwangerschap. Dat kan iedereen overkomen, om wat voor reden en in wat voor omstandigheid dan ook.
Bronnen: Ernaux, A. (2000). L’évenement (Vert. Beckers, I.)(derde druk). Arbeiderspers Pruis, M. (2022). Ceci n’est pas un manifeste. (nr. 1)(pp. 70-73). De Groene Amsterdammer. Diwan, A. Regisseur. (2022). L’évenement [Film] Centre national du cinéma et de l’image animé
‘De absolute onmogelijkheid je voor te stellen dat vrouwen ooit in alle vrijheid tot een abortus zouden kunnen kunnen besluiten’ is in Frankrijk, Nederland en veel andere landen bewaarheid geworden. Maar het recht op abortus blijft betwist en omstreden door geloof, ideologie, politiek en wet. Annie Ernaux heeft met deze indringende roman laten zien hoe noodzakelijk legale en veilige abortus is. Het zelfbeschikkingsrecht daarop van de vrouw moet permanent bewaakt, beschermd en verdedigd worden.
4 maart 2022
24
Twee bijzondere boeken van oud-studenten
Niet veertig jaar aan gewerkt, maar wel van veertig jaar geleden stammen de herinneringen van Dries Pruis aan zijn studietijd, opgetekend in het boekje Volg je hart: sociologie studeren in de jaren zeventig. Dit intieme document geeft een uniek inkijkje in hoe was voor een ‘gewone jongen’ om door te dringen tot een elitair bolwerk als de universiteit.
In 1981 studeerden Jan Kalter en Marcel van Gastel af op de scriptie “De veenstakingen van 1921; oorzaken en verloop”. Begeleider professor Ger Harmsen was erg ingenomen met de scriptie en suggereerde er een boekje van te maken.
Opgeklommen vanaf de ambachtsschool, bestemd voor een leven in de techniek, waagde Dries na lang wikken en wegen de sprong in het duister van de sociologie. Dat was inderdaad het volgen van zijn hart: de keuze voor persoonlijke ontplooïng, voor het verbreden van zijn horizon in een sterk geëngageerde tijd. Het was ook een keuze met kosten: financieel, voor zijn gezondheid en voor het jonge gezin dat draaiende moest worden gehouden.
Arie Glebbeek.
Veertig jaar lang werkte vooral Jan aan de realisering van dit idee. Steeds weer nieuwe gegevens, illustraties en interpretaties werden aan het manuscript toegevoegd. Vooral door de komst van Delpher, het digitale krantenarchief, werd een rijke bron aan regionale en lokale berichtgeving aangeboord, waardoor het project alsmaar verder uitbreidde. Historici van naam hebben door de jaren heen de tekst van commentaren en suggesties voorzien. Pas toen Jan met pensioen ging, kreeg hij echt de tijd om al die draden samen te weven tot een krachtig geheel. En dus, veertig jaar later, en precies honderd jaar na de veenstakingen, verscheen het hier afgebeelde boek. Ik denk niet dat er met enige andere Groningse sociologiescriptie ooit zoiets bijzonders is gebeurd. Het boek bevat uiteraard een beschrijving van de gebeurtenissen van 1921, maar ook van de geschiedenis van de Drentse turfwinning in het algemeen. Bovenal worden in dit boek de arbeidsverhoudingen van die tijd op meeslepende wijze tot leven gewekt. We zijn getuige van de strijd tussen de veenbazen enerzijds en de anarchisten, syndicalisten, sociaaldemocraten en confessionelen anderzijds, en daarmee van het ontstaan van de moderne vakbeweging.
Dries beschrijft hoe hij zich met vallen en opstaan – en met een dramatisch moment – een weg baande door het woud van studieboeken en tentamens. Een bijzondere rol is weggelegd voor de projectgroep Onderwijs & Arbeidsmarkt (één van de door studenten gerunde projectgroepen uit die tijd), die een houvast bood en een thuis. Uiteindelijk krijgt dit alles een happy end: Dries weet zijn studie te volbrengen en komt daarna (verklap ik hier) alsnog terecht in de wereld van de techniek, maar als socioloog, in een beleidsfunctie binnen het sectorale opleidingsinstituut (het leerlingwezen). Aan Dries’ persoonlijke relaas zijn portretten (in woorden en tekeningen) toegevoegd van opvallende docenten uit zijn tijd: Pim Fortuyn, Lolle Nauta, Cees de Galan, Siegwart Lindenberg, Thom IJzerman en anderen. Het boekje is in eigen beheer uitgegeven en kan worden besteld via de website https://driespruis.nl/.
Het boek is gewoon te koop in de winkel, prachtig vormgegeven door uitgeverij Van Gorcum.
25
Arie Glebbeek was universitair hoofddocent bij de afdeling Sociologie en met name gericht op arbeids- en beleidsvraagstukken.
Over hun lijk… En dat van hem, en dat van haar, en dat van hen. Shakira Elharkati
Ik sta nu nog op de wachtlijst. Identificeer me als nonbinair. Ik kijk echt ontzettend op tegen nóg 2 jaar genderdysforie plus de wachttijd die er na je intake tot behandeling en dan nog tot een operatie moet komen. Denk dat ik nu misschien in 2024 op zn vroegst aan de beurt kan zijn voor een operatie. Het duurt al zo lang voordat je de stap maakt je in te schrijven, dat het daarna wéér zo lang duurt is erg zuur. Anoniem, 2020
Citaat vanuit Instagrampagina @vugenderdistreatment (2021c)
Het VU Medisch Centrum Amsterdam ligt de laatste tijd onder vuur met betrekking tot de transgenderzorg die op de instelling wordt aangeboden. De wachtlijsten zijn ontzettend lang, psychologen stellen ongepaste vragen aan hun patiënten en mensen worden afgewezen omdat zij zogenaamd “niet transgender genoeg zijn” (@vugendermistreatment, 2021a; 2021b; 2021c). En dat is nog niet eens alles: tientallen patiënten die behandeling hebben ondergaan bij deze instelling en niet op correcte wijze zijn behandeld, gebruiken het Instagram account @vugendermistreatment als uitlaatklep voor nóg meer van hun verschillende gruwelijke ervaringen. Aanpakken situatie De afgrijselijke situatie die zich op dit moment voordoet bij het VU speelt al langer dan vandaag. Echter is er recentelijk pas licht geworpen op deze problemen. Zij die hier iets aan willen veranderen voeren actie. Zo zijn er protesten, petities en natuurlijk het Instagram account om aandacht te krijgen voor de situatie. Maar verandert het VU iets aan deze gruwelijke situatie? Nee. Over hun lijk. Er lijkt totaal geen vooruitgang te zijn in hoe de instelling omgaat met hun patiënten. Hoogstens is er een Q&A aangeboden voor mensen met vragen over de slechte behandeling bij VUmc en er is contact aangeboden met de eigenaars van het instagram account @ vugendermistreatment (Genderteam Amsterdam, 2021) Dit zonder vooruitgang: het instagram account zet hun acties en petities voort, omdat er 2 maanden na dit gesprek nog stééds geen verbetering is (@vugendermistreatment 2021d; 2021e). Het mentale en fysieke welzijn van transgender personen staat dus nog steeds niet centraal en hier moet wat aan veranderen. Belang goede transgenderzorg Waarom is het nou precies zo belangrijk dat er een aanbod is van goede transgenderzorg? Transgender personen zijn een gemarginaliseerde groep in de samenleving en worden verreweg niet altijd geaccepteerd zoals ze zijn. Het is krankzinnig dat de groep die hen zou moeten helpen hun zelf niet accepteert of zelfs van de zorg weigert die zij nodig hebben. Transgenderzorg is namelijk een belangrijk deel van transgender suïcidepreventie: de zelfmoordcijfers onder zij die transgender zijn, zijn ruim 5 tot 10 keer zo hoog als die van cisgender mensen1 (Van Uum, 2019). Daarbij heeft ruim 70% van deze groep wel eens aan zelfmoord gedacht, onder andere als gevolg van genderdysforie. Genderdysforie is een sterk gevoel van onvrede met het geboortegeslacht, met als gevolg vaak psychische klachten en dus soms zelfs zelfmoordgedachten. Door goede transgenderzorg aan te bieden, kunnen deze cijfers omlaag gaan. Goede transgenderzorg kan namelijk de mate van genderdysforie drastisch verminderen, bijvoorbeeld door middel van hormoontoediening of zelfs door simpelweg als psycholoog de juiste voornaamwoorden te gebruiken. Daarom is het zo belangrijk dat het VU daadwerkelijk de belangen van de patiënten vooraan zet en hun grenzen respecteert. Anders blijkt de situatie waar ze over hun lijk iets aan wilden veranderen, ook over het lijk van hem te zijn. En van haar. En van hen.
1
zij die zich identificeren met het geslacht dat hen bij de geboorte is aangewezen 26
Wat kun je zelf doen? Het hoeft niet moeilijk te zijn om zelf een steentje bij te dragen aan een prettigere leefsituatie voor transgenderpersonen. Het begint bij het respecteren van iemands persoonlijke voornaamwoorden en deze ook daadwerkelijk gebruiken. Als iemand bijvoorbeeld die/diens pronouns gebruikt, ga je niet naar diegene verwijzen als ‘hem”. Daarbij kun je, als iemand de keuze maakt om bij een andere naam te gaan, iemand ook bij deze naam noemen. Het kan natuurlijk even wennen zijn, maar het is belangrijk dat je ook doet wat je kunt. Het kan namelijk erg triggerend zijn om de verkeerde pronouns genoemd te worden, vanwege genderdysforie, zoals ik in de vorige alinea heb uitgelegd. Het gebruik van de juiste voornaamwoorden en naam kan dit verminderen. Tot slot blijft het belangrijk om geen disrespectvolle grapjes te maken, zoals “ik identificeer me als een attack helicopter” of “mijn pronouns zijn nor/mal”. Transgender suïcidepreventie begint namelijk in je directe omgeving, door de bovenstaande dingen te doen. Het hoeft écht niet moeilijk te zijn om het leven een beetje minder moeilijk te maken voor de mensen om je heen, voor zij die het nodig hebben. Denk jij aan zelfmoord? Praat erover! Praten over zelfmoordgedachten kan anoniem: chat via www.113.nl, bel 113 of bel gratis 0800-0113.
Mijn gender psycholoog dreigde destijds om mijn traject stop te zetten als ik niet antwoordde hoe ik seks had met mijn vriend en hoe ik mezelf bevredigde, zelfs nadat ik herhaaldelijk had gezegd dat ik niet begreep wat de meerwaarde van deze vragen was. Ik voelde me vies, gebruikt. Ik moest de privacy van mijn vriend schenden die daar geen toestemming voor had gegeven. Pepijn, 2018 Citaat vanuit Instagrampagina @vugenderdistreatment (2021b)
Bronnen: @vugenderdistreatment. (2021a, 17 mei). Vandaag op de Internationale dag tegen Homo- en Trans haat lanceren we onze pagina! [Foto, slide 2]. Instagram. https://www.instagram.com/p/CO-JggMLl7S/ @vugenderdistreatment. (2021b, mei 18). (ID in comments) ‘’Het duurde lang voor er een gesprek kwam waarin mijn psycholoog het goed probeerde te praten. [Foto]. Instagram https://www.instagram.com/p/CPAUxb8LwtZ/ @vugenderdistreatment. (2021c, juni 10). !!TW: suïcide/poging!! Vijf verhalen van mensen die op de wachtlijst staan. [Foto]. Instagram. https://www.instagram.com/p/CP8lI-IF5rO/ @vugendermistreatment. (2021d, 20 juni). Manifest. Vugendermistreatment. Geraadpleegd op 22 maart 2022, van https://vugendermistreatment.noblogs.org @vugenderdistreatment. (2021e, juli 26). @genderteam_amsterdamumc liegt en journalisten happen die leugens lekker op [drie emojis met rood, boos gezicht] [Foto]. Instagram. https://www.instagram.com/p/CRy9_j8oo6h/ Genderteam Amsterdam. [@genderteam_amsterdamumc]. Wij zijn op de hoogte van de pagina @vugendermistreatment en de verhalen die er op staan. (2021, 27 mei). [Foto]. Instagram. https://www.instagram.com/p/CPYPvvEJBQk/ Gevolgen genderdysforie. (2017, 17 oktober). Lentis GGZ Groningen - Specialistische en basis GGZ. Geraadpleegd op 20 maart 2022, van https://www.lentis.nl/probleem/ genderdysforie/gevolgen-genderdysforie/#:%7E:text=Het%20kan%20zijn%20 dat%20je,van%20angst%2C%20somberheid%20en%20depressie. Van Uum, R. (2019, 18 december). Hoger suïciderisico bij transgenders. Huisarts & Wetenschap. Geraadpleegd op 27 februari 2022, van https://www.henw.org/artikelen/hogersuiciderisico-bij-transgenders#:%7E:text=LHB%2Dvolwassenen%20doen%20 viermaal%20zo,heeft%20ooit%20aan%20zelfmoord%20gedacht. 27
Red het sterrebos! Een interview met een klimaatactivist Marieke Schelhaas
Velen om ons heen gaat de klimaatcrisis aan het hart. Zo kiezen mensen voor een vega-tastisch dieet, pakken we de trein naar Praag in plaats van het vliegtuig en laten we wat extra Shein topjes in het distributiecentrum liggen. Anderen zetten zich op een andere manier in voor het milieu. Via-via kwam ik in gesprek met Huub¹, een klimaatactivist die betrokken was bij de bezetting van het Sterrebos. Als het aan hem ligt, worden er geen bossen in Nederland meer gekapt. Naar aanleiding van het thema “over mijn lijk” vroeg ik hem om een interview. Het resultaat hiervan is hieronder te lezen.
Kun je me iets vertellen over jezelf? Ja prima! Ik ben zelf student. Ik ben voorin de twintig. Ik hou me naast studeren eigenlijk vooral bezig met activisme, waaronder het klimaatactivisme eh… met een radicale insteek als je dat zo mag noemen. Zoals je al zei hou je je bezig met activisme. Jij was betrokken bij de bezetting van het Sterrebos. Voor iedereen die het niet heeft gevolgd: Zou je me iets kunnen vertellen over het Sterrebos? Het Sterrebos was een bos in midden-Limburg, Born. Naast het terrein van een autofabriek, VDL Nedcar. Die wilden het bos kappen om hun fabriek uit te breiden. De voorbereiding hiervan was al een jaar aan de gang, want het stond al bekend dat de kap stond te gebeuren. Er liepen twee rechtszaken, dus het was nogal ingewikkeld, maar eind januari leek het erop dat het heel snel gekapt te worden. Dus toen werd er vanuit de actie “red het Sterrebos” besloten om het bos te bezetten.
1
Sommige mensen weten misschien helemaal niet wat er zo bijzonder is aan het Sterrebos. Want jullie waren wel vrij tegen de kap van het bos zegmaar. Wat was er nou precies zo bijzonder aan het bos? Het Sterrebos is ten eerste heel oud. En de regel binnen de bosecologie is naarmate het bos ouder wordt, wordt het ecologisch diverser. Het is een eikenbos, maar het is echt super divers. De meeste media-aandacht ging uit naar de vleermuizen die er zaten. Toen wij er zelf in zaten, bleken er ook een heleboel reeën te zitten, haha. Maar vooral een heleboel oude bomen. Dat soort dingen. Dus vandaar. Los daarvan zijn bomen natuurlijk heel belangrijk binnen de stikstofcrisis. Hoe meer je d’r van kapt, hoe erger het wordt. Laat staan wanneer je ze kapt om er een autofabriek van te bouwen. Jullie hoorden van het plan om te gaan kappen in Januari. Hoe ontstond het plan om hier ook echt iets mee te gaan doen? Bosbezettingen, ja, in andere Europese landen is dat
Fictieve naam. Niet afgebeeld op de afbeeldingen die dit artikel begeleiden. 28
iets meer een ding. Dus dat hebben we niet helemaal geÏmproviseerd voor alleen Nederland. De laatste Nederlandse bosbezetting was in Schinveld, ook in Limburg. Dan hebben we het over 2007, voor mijn tijd in ieder geval. Vooral in Duitsland komen bezettingen heel veel voor, dus dat er een bos gekapt moet worden en dan gaan mensen in de bomen zitten. Vooral als je weet wat je moet doen, kun je daar eigenlijk best lang blijven. Dat hangt er een beetje vanaf wat voor bomen het zijn en hoe ‘bezetbaar’ het bos is. In Duitsland heb je bosbezettingen die jarenlang doorgaan. Die in Schinveld in 2000-whatever (nu begin ik aan de tijd te twijfelen) is succesvol geweest en dat bos is uiteindelijk niet gekapt. Je gaf al even aan dat bossen belangrijk zijn voor de diversiteit en tegen de stikstofcrisis. Misschien ook wel voor klimaatverandering in het geheel. Was er een andere reden waarom jullie wilden dat dit bos bleef staan? Was er een signaal wat jullie af wilden geven? Ja, tuurlijk. Een bosbezetting deelt twee doelen, right? Het is een soort directe actie om een bos te redden. In deze capaciteit werkt het eigenlijk niet. De meeste bossen die worden bezet, worden in ieder geval voor een deel gekapt. Daarbovenop is het een soort precedentstellen wat je doet. Je wilt duidelijk neerzetten dat elke keer wanneer er een bos wordt gekapt voor iets als een autofabriek - of bijvoorbeeld een snelweg, noem maar wat. *kuchkuch* Amelisweerd *kuchkuch*dat het dan heel duidelijk is dat het de personen die dat gaan kappen heel veel tijd en moeite gaat kosten. We hebben het al even gehad over het bos zelf gehad, en waarom jullie hier in wilden gaan hangen. Uiteindelijk besloten jullie ook echt in dat bos te gaan zitten. Hoe gaat dat eigenlijk?
sleuren. Vanaf dat moment moeten ze gaan denken aan een hoogwerker of hun eigen klimmateriaal of zoiets, maar dat duurt allemaal heel lang. Zeker als je in midden-Limburg bent. In de tussentijd is het idee dat je een soort kamp kan bouwen. In de bomen, zoals wij nu hebben gedaan, bij andere bosbezettingen doen ze dat ook weleens gewoon op de grond. Maar in dit geval hadden we het over een bos waar dat eigenlijk niet kon, helaas. Jij hebt uiteindelijk ook in een boom gehangen. Hoe heb jij deze tijd ervaren? Heb je er lang gezeten? Was het moeilijk? Ik vond het over het algemeen een positieve ervaring. Ik ben in alle rust in een boom geklommen, heb een hangmatje opgehangen (ik heb niet heel veel geslapen daar) maar het was wel lekker. De zon op zien komen boven de Nedcar fabriek… En natuurlijk alle beveiligers langs zien komen, dat was heel grappig. Er was een heleboel logistiek heen en weer gesjoemel met mensen in en uit het bos krijgen. Ik zal voor de veiligheid van mijn eigen mensen de details niet noemen, maar kort gezegd was ik op een bepaald moment in het bos en ben ik er op een bepaald moment ook weer uitgegaan. De poging om er opnieuw weer in te komen is niet gelukt. Toen ben ik ook maar niet opnieuw het bos ingegaan, want ik had tegen die tijd een gebiedsverbod gekregen, helaas. En inbreken geeft weer heel veel problemen, dus dat... En op welke grond wordt je dan precies geweerd uit zo’n bos? Nouja, in dit geval was het geen openbaar bos. Dit was al het aangekochte terrein van Nedcar. Dus je mag er überhaupt niet in. Ook niet om je hond uit te laten ofzo. Nu zullen ze daar onder normale omstandigheden niet heel erg op handhaven, maar in dit geval worden ze er toch vrij nijdig van wanneer
Het wisselt heel erg, en dat geldt voor alle bezettingen. In principe zit het zo dat het voor de politie of voor privé-beveiliging heel moeilijk is om je er uit te halen wanneer je hoger dan 2 meter in een boom bent geklommen. Twee meter is niet zo heel hoog, voor de zekerheid en voor je eigen comfort kun je wat hoger gaan zitten. Vanaf dat moment kan een normale beveiliger of een normale agent, ookal proberen ze dat soms wel, je eigenlijk niet meer uit een boom Een man naast een spandoek met de tekst ‘‘Fight CARpitalism’’ 29
Je had al even verteld hoe het voor jou persoonlijk geëindigd is en dat jij het terrein eigenlijk niet meer op kon. Hoe is de actie uiteindelijk in zijn geheel geëindigd? Na anderhalve week een spelletje spelen met de beveiliging van, eerst mensen er weer bij in smokkelen en daarna dat er weer af en toe mensen gearresteerd werden. Dat ging anderhalve week door. Op een gegeven moment heeft de burgemeester van Sittard-Geleen, die gaat daarover, besloten om het bos te ontruimen. In het geval van een bosbezetting is dat niet makkelijk. Zoals ik al eerder zei, wanneer er mensen in een boom hangen, hebben ze daar allemaal speciale dingen voor nodig. Het hele gebied is eerst afgezet zodat er geen mensen of media bij konden. Er zijn hoogwerkers naartoe gebracht. In de regel wordt het bos dan ook meteen gekapt zodat er geen mensen meteen terug in gaan. En de mensen die er toen nog hingen -ik denk dat je het over 10 mensen hebt dan - zijn met het nodige geweld uit de bomen gewerkt. Dat ging in mijn herinnering vooral met hoogwerkers. Die zijn, net zoals alle andere mensen die uit het bos gevist zijn, allemaal gearresteerd. Daarna is het bos volgens mij snel gekapt. Dus iedereen is eigenlijk gearresteerd. Hangen daar dan eigenlijk ook nog zware consequenties aan? je er dan toch ingaat. Laat staat om het te gaan bezetten. Dus dat. Ik ben vergeten wat de juridische term ervoor is, het is geen terreinvredebreuk, maar het is wel zoiets. Ik weet niet of je hierover iets kwijt wil, maar wat zouden redenen zijn om het terrein te verlaten? Dat was in mijn geval om praktisch logistieke redenen. Ik had het op me genomen om meer mensen het bos in te smokkelen. Ja, daarvoor moest ik eerst natuurlijk uit. Dat was het, haha. Duidelijk. Wat deed je tijdens de actie zoal op een dag? Was er überhaupt iets te doen? Als je eenmaal daarboven zit is er genoeg te doen. Aan één touw aan een tak hangen is natuurlijk één ding, maar je wil het je ook een beetje comfortabel maken. Dus dat wordt een spelletje van meer touwen aan meer bomen gaan vastmaken, hangmatten ophangen en het is allemaal heel onpraktisch om met allemaal klimmateriaal in een boom te zitten omdat dat gewoon allemaal heel lang duurt. Voor eten pakken, moet je je aan allemaal andere dingen opnieuw vast zekeren. Op die manier blijf je wel bezig zegmaar. Het was niet saai.
Valt wel mee. Het is dat ding waarvan ik niet kon herinneren hoe dat ook alweer heet. Maar dat is een overtreding. Dat komt uit op een nachtje in de cel zitten en een boete moeten betalen, waarschijnlijk. Dat valt allemaal wel mee. Dat is te overzien bedoel je? Ja precies, niks waar mensen niet aan gewend zijn denk ik. Je zei eerder al, wanneer een bos ontruimd wordt, dan wordt het gelijk gekapt en dat was hier ook gebeurd geloof ik? Ja dat klopt. Er zijn ook nog steeds werkzaamheden daar. Dus in elk geval, nog niet alles is om. Maar ze zijn meteen begonnen met kappen. Er is bijvoorbeeld ook een toezegging van Nedcar dat bepaalde bomen verplaatst worden, in hun geheel. Dat is een belofte van Nedcar. In praktijk overleven de helft van de bomen dat niet natuurlijk en die staan dan ergens anders, maar dat moeten ze wel doen. Dus die worden ergens anders neergezet. Of tenminste dat wordt geprobeerd. En ik weet niet in hoeverre dat gevorderd is. Maar het merendeel is gekapt inmiddels.
30
Als je dan zo terugkijkt op de actie, hebben jullie dan bereikt wat jullie wilden bereiken eigenlijk? Ja en nee, het ideale was geweest dat we daar met zijn allen 2 maanden hadden gezeten en dat je daar gewoon een vette bosbezetting van had gemaakt. En dat mensen daarna van de provincie ofzo te horen krijgen dat ze het bos niet mogen kappen. Dat was ideaal geweest. Dat is niet gebeurd. Het bos is wel gekapt. Tegelijkertijd, ik had het over een soort precedent stellen. Er zijn meer bedreigde bossen in Nederland. Bedreigde natuurgebieden om het breed te trekken. Ik noem de Amelisweerd in Utrecht, dit daar dingen voor. Het zet een precedent van weerbaarheid aan de kant van het milieuactivisme. En ook omdat dit de eerste keer sinds heel lang is dat dit in Nederland gebeurd, in de aanloop hiernaartoe een heleboel opgebouwd aan mensen die dit kunnen. Die de vaardigheden hebben aangeleerd om dit te doen en een netwerk hebben aangelegd om vrij snel in actie te kunnen komen, mocht dit weer gebeuren. Of voor iets anders. Er is militantie opstandigheid gebouwd. En dat gaat nergens heen. Dus als ik het zo hoor, zou het best nog wel eens kunnen dat andere mensen geïnspireerd raken hierdoor om dit ook eens te gaan doen of dat dit soort acties vaker terug gaan komen. Als het Sterrebos niet mag blijven staan, dan is dit een beetje het andere doel.
kunnen komen en efficiënt kunnen samenwerken met andere groepen om onder hoge stress zoiets op poten te zetten. Ik vond dat zelf heel waardevol en ik denk dat iedereen daar beter in is geworden. Heb je misschien nog iets geleerd? Je noemde net al een heleboel vaardigheden en ook groepsdynamiek heb je nu even benoemd. Is er misschien nog iets qua media wat je heel erg tegen gevallen is of hoe de gemeente ermee om is gegaan? Het zijn eigenlijk twee verschillende dingen. Ik denk dat de media het voor ons heel goed heeft opgepakt. Het is ook veel in het nieuws geweest. Ik heb het ook nog weleens anders gezien bij acties. Wat betreft de gemeente en vooral de politie, als je het komt hebben over de politie die je uit een boom komt vissen, dat zijn repressieve kutinstituties. Maar dat is niet echt nieuws, haha. Zegmaar, mensen die zich bezighouden met activisme, die wisten dit al. Dat is nieuw voor iemand die nog niet per se activistisch bezig is, maar heb jij dit al heel vaak meegemaakt? Ja dat is, los van daar een soort ideologische mening over te hebben (wat ook belangrijk is denk ik) ook gewoon een realiteit dit je moet erkennen als je effectieve actie wilt voeren.
Ja, precies eigenlijk! Wat is dan eigenlijk het belangrijkste dat jij hebt geleerd tijdens deze actie? Ik denk ook heel veel andere dingen. Mensen hebben allemaal praktische vaardigheden geleerd. Er is nogal een technisch verhaal aan in een boom te komen en te blijven, dat hele verhaal. Maar ook gewoon algemene vaardigheden van het snel in actie
Dan komen we ook alweer een beetje aan op het einde van het interview. Heb jij iets wat je nog graag kwijt wil, waarvoor je nog niet de kans had om dat tot nu toe te noemen? Uhm… Ik kan zo gauw niks bedenken. Als het bos er nog zou staan zou ik een oproepje kunnen doen van “kom helpen”, maar, haha, dat is niet meer. Ja, ik heb zo gauw niks om hieraan toe te voegen.
Super. Ja, dan heb ik eigenlijk ook alweer mijn vragen gesteld. Bij deze nog heel erg bedankt dat je me te woord wilde staan.
31
Afbeeldingen vanuit Flickr / Amelisweerd Niet Geasfalteerd
Doneren: Ja of Nee? Sterre Boerma
Als ik denk aan het thema “over mijn lijk” is het eerste waar ik helaas aan moet denken het overlijden van een persoon. Een belangrijke vraag die daarbij komt kijken is of de persoon in het donorregister heeft aangegeven of hij wel of geen donor wil zijn. In Nederland is er een uitgebreide wet, de Wet op de orgaandonatie (Wod) die hierover gaat. Ik geef hieronder een overzicht van de inhoud van het donorregister.
Figuur 1: Centraal Bureau voor de Statistiek, 2021
Het donorregister bestaat sinds 1998 in Nederland. Vanaf dit moment mag iedereen die ten eerste 12 jaar of ouder is, ten tweede in een Nederlandse gemeente ingeschreven staat en als laatste in staat is om beslissingen over hun eigen lichaam te maken, hun keuze aangeven in het donorregister. Daarnaast krijgt iedereen vanaf hun 18e verjaardag de bekende brief met daarop de vraag of ze donor willen zijn en zo ja, welke delen van hun organen en weefsels ze willen doneren. Er zijn vier opties op het donorregister: ‘Ja, ik wil donor worden’ - ‘Nee, ik wil geen donor worden’ – ‘Mijn partner of familie beslist na mijn overlijden’ – ‘Ik wijs een persoon aan om te beslissen na mijn overlijden’. In 2020 is er een aanpassing aan deze wet gedaan. Eerst was de regel dat een persoon die geen antwoord
had gegeven op de brieven van het donorregister ook geen donor zou worden. Vanaf 1 juli 2020 is dit anders. Als een persoon niet reageert, dan heeft hij/zij geen bezwaar tegen het afstaan van zijn organen en weefsels nadat hij/zij is overleden. Deze personen komen er dan in met het antwoord: geen bezwaar. Deze optie was er nog niet in 2020, toen moest de persoon echt expliciet een keuze maken. In figuur 1 is te zien wat de verdeling is van de antwoorden van het donorregister in 2020 en 2021. In de tabel is te zien dat in zijn geheel meer mensen een antwoord hebben ingevuld in het donorregister. Zowel het aantal personen dat heeft gekozen voor de optie: ‘toestemming’, ‘geen
32
toestemming’ en ‘iemand anders beslist’ is gestegen. In de figuur is ook de invloed van de nieuwe wet te zien. Door de verandering worden de mensen die niks ingevuld hebben, maar liefst 3,3 miljoen mensen, geplaatst bij de keuze ‘Geen bezwaar’. Als deze mensen overlijden, worden hun organen en weefsels dus ook gebruikt. Om heel zwart op wit het effect van de nieuwe wet aan te geven heeft de wet er dus voor gezorgd dat er in 2021 3,3 miljoen extra donoren bij zijn gekomen. Dit is natuurlijk wel kort door de bocht, want deze mensen kunnen altijd nog later hun keuze aanpassen, maar het geeft wel goed het effect van de verandering aan. Daarnaast was ik erg benieuwd of er verschillen zitten in het aantal mensen dat toestemming geeft per gemeente en wat hiervan de oorzaak is, dit is te zien in figuur 2. Hoe donkerder de kleur is, hoe meer mensen toestemming hebben gegeven om te doneren en zoals te zien zit hier een enorm verschil in per gemeente. De grootste redenen voor deze verschillen tussen mensen heeft te maken met het geloof en de achtergrond van een persoon. Het is bijvoorbeeld opvallend dat mensen met een niet-westerse achtergrond vaker geen toestemming geven dan mensen die een westerse achtergrond hebben. Daarnaast kan het geloof ook een belangrijke rol spelen. Het is echter moeilijk om hiervan een overzicht te geven, omdat er in elk geloof verschillende stromingen zijn die anders over dit onderwerp denken.
Figuur 2: Centraal Bureau voor de Statistiek, 2021
Persoonlijk vind ik het donorregister een zeer belangrijk onderwerp, omdat je hiermee je naasten kan helpen. Wel vind ik dat dat de keuze voor het doneren altijd je eigen keuze moet blijven, het gaat tenslotte over je eigen lichaam.
Literatuurlijst Centraal Bureau voor de Statistiek. (2021, 5 oktober). 3,7 miljoen meer actieve registraties in Donorregister sinds 2020. Geraadpleegd op 22 maart 2022, van https://www.cbs.nl/nl-nl/ nieuws/2021/40/3-7-miljoen-meer-actieve-registraties-in-donorregister-sinds-2020 Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. (2022, 14 maart). Home - donorregister. donorregister. Geraadpleegd op 22 maart 2022, van https://www.donorregister.nl/ 33
Myceliumnetwerk Ineke van Beek
Vanuit het duister, naar het licht. Een immens ondergronds netwerk zal een aantal zwammen doen ontpoppen uit de grond. Steel, beurs, kraag, hoed. Honingzwam, inktzwam, vliegenzwam - niet de aardappelbovist, die heeft geen steel of hoed. Op al het gestorvene zal een nieuwe vorm van leven herrijzen. Vanuit hout, zoals elfenbankjes, vanuit de humuslaag, zoals de paddenstoelen aan de grond of vanuit zakken koffieprut hangend in een kelder, zoals gekweekte champignons. Zij zijn het leven na de dood, het reddende levensmiddel; zij zijn de dood na het leven, het dodend vergif. Psychedelische therapieën en antibiotica; biologische afvalverwerking en meststof; plasticvrij verpakking en dierenleedvrij leer. Lever- en nierfalen; stuiptrekkingen en coma’s; delier en hallucinaties; snotneuzen en hoesten. Zij zijn de wortels van de boomwortels, een wederkerig verbond van samen voortbestaan. Zij nemen uit onze aarde voedingsstoffen op die voor bomen moeilijk op te nemen zijn, om die voedingsstoffen vervolgens via de nauwe grenzen tussen mycelium en wortel door te geven aan de boom. Mycorrhiza. Hier, wij houden jou vast, jij bent geworteld in ons en wij in jou, groei en groei en groei omhoog en wij blijven en blijven en blijven hier, jou vasthouden. Zij zijn onze cultuur, de basis van mooie verhalen over fabelachtige schepsels. Folklore over heksenkringen worden stil verspreid. Liedjes worden gezongen en verhalen worden verteld over kabouters. Boeken zijn geschreven door onderzoekers die met liefde hun leven toewijden aan deze wezens. Over de hele wereld delen (thuis) chefs hun recepten met paddenstoelen en andere schimmels. Vanuit het duister, naar het licht. Zij houden ons vast, wij groeien, zij blijven. Het myceliumnetwerk verbindt ons allemaal. Zij zijn de ingrediënten, het recept en het gerecht van het gedeelde leven. In ieder geval, kom jij vanavond bij mij langs? Ik heb zelfgemaakte champignonsoep opstaan.
34
De volgende editie van SoAP behoort tot een serie gebaseerd op de masterspecialisaties. Onderwijs- en Medische Sociologie zijn al uitgebracht... Dit jaar wordt het:
Arbeidssociologie
Wilt u schrijven voor deze editie? Meld u dan aan via de mail: soap.redactie@ gmail.com Liever SoAP's lezen of delen met anderen? Bekijk dan onze ISSUU voor de online SoAP-versie op www.isssu. com/soapgroningen Toekomstige edities zullen hier ook geplaatst worden. Na de zomer wisselen wij weer van commissieleden. Houd voor informatie hierover, of over andere dingen die wij tot dan uitspoken de socials in de gaten op Facebook en Instagram @SoAPgroningen! 35
Instagram: @Soapgroningen Facebook: Soapgroningen
Website: www.soapgroningen.nl E-mailadres: soap.redactie@gmail.com