SoAP Alumni 2024

Page 1

Binnen de marges Alumni-editie

Inleiding

Beste lezer,

Bedankt voor het lezen van de tweede SoAP-editie van dit jaar. Het thema voor deze editie is ‘Binnen de marges’. In deze uitgave vindt u een breed scala aan stukken met uiteenlopende onderwerpen. Zo kunt u zich tegoed doen aan een artikel over marges als beperkingen door Edson Olf, een uiteenzetting van het Europese demonstratierecht door Douwe-Freerk Osinga, een bespreking van Wouter Kiekens over het welzijn van LHBT+ jongeren en een verkenning van de marges van sociaalwetenschappelijk onderzoek door Eric van Sonderen. Naast deze onderwerpen, hebben onze overige schrijvers nog meer relevante interpretaties van het thema gegeven. Wij hopen dat u er net zoveel van zult genieten als dat wij hebben gedaan!

Liefs, De SoAP commissie

2

Voorwoord

Binnen je eigen opgelegde marges

In deze tijd zijn marges impopulair, omdat ze ons inperken. Voor de vele (radicale) demonstranten is de afgelopen jaren ‘vrijheid’ het hoogste goed gebleken, waarmee ze ogenschijnlijk veelal bedoelen dat er geen marges of restricties mogen zijn aan hun handelen en uitingen. Het opleggen van een regel is in die zin per definitie vrijheidsbeperkend. Dat dit een irrationeel en onbruikbaar standpunt is, laten bijvoorbeeld verkeerslichten zien. Deze beperken onze vrijheid en ruimte van handelen op kruispunten, maar zonder zou het verkeer een zootje worden met ongelukken tot gevolg. Het inkaderen van ons gedrag binnen bepaalde marges is nodig om onze samenleving te laten functioneren.

Marges gaan niet alleen over gedrag, maar ook over onze uitingen en denkwijzen. In hoeverre zijn er tegenwoordig beperkingen aan onze uitingen? Ik zeg wat ik denk, en doe wat ik zeg is voor velen de standaard geworden. Terugkomen op een uitspraak of sorry zeggen past hier niet bij. Het eigen gelijk staat voorop. Als ik zelf iets lees of hoor wat op het eerste gezicht lijnrecht tegenover mijn eigen denkbeelden staat, probeer ik mijn eigen marges op te rekken en me in te leven in de andere kant van het denken. Zie dit als training om niet te denken in deterministische dichotomieën zoals eens/ oneens of voor/tegen, maar proberen te werken aan een continuüm waarin er ruimte is voor nuance. Enerzijds begrijp ik daardoor soms beter waar een statement vandaan komt, anderzijds blijven er kanttekeningen.

Het helpt ook om te begrijpen hoe iemands perspectief ontstaat uit de sociale en culturele achtergrond waarin mensen zijn ingebed. Perspectief wordt zodoende bepaald door identiteit, dat bestaat uit meerdere al dan niet verbonden lagen. Lezenswaardig is hier het boek Mijn ontelbare identiteiten van Sinan Çankaya, waarbij de titel het hele boek knap samenvat. Mensen worden vaak gereduceerd tot een individuele identiteit, waarbij we vergeten dat ieder mens uit diverse in elkaar overlopende veranderende identiteiten bestaat. In verschillende contexten worden mensen gereduceerd tot hun geslacht, etnische achtergrond, opleidingsniveau of beroep. Vraag is of dit een zelfgekozen of opgelegde identiteit is?

Dat brengt mij al schrijvenderwijs van het thema marges naar de identiteit van de Groninger Socioloog. Hoe zien alumni sociologie zichzelf in relatie tot hun werk? Draagt de Groninger sociologie bij aan de identiteitsvorming van onze alumni? Als opleiding hechten we zeer aan contact en uitwisseling met onze alumni, hoe onregelmatig en wisselend van vorm dit ook mag zijn. Onlangs ben ik gevraagd om als kwartiermaker te inventariseren hoe we de wisselwerking tussen de opleiding sociologie en de alumni kunnen versterken. Daarbij is het eerst de vraag waar onze alumni behoefte aan hebben. Daarom bij deze een oproep om te laten weten waar jij behoefte aan hebt! Bijscholing, borrels, feesten, samenwerking, afstudeerstages … laat graag weten als je een lumineus idee hebt of wilt meedenken met de vormgeving van deze uitwisseling tussen opleiding en alumni -> g.e.huitsing@rug.nl

Hopelijk is de identiteit van de alumni sociologie uit Groningen een zelfgekozen versie, en geeft de achtergrond van onze opleiding de mogelijkheid tot een breder perspectief op de wereld. Ik wens u allen veel leesplezier bij deze speciale alumni-editie van de SoAP, waarbij ik hoop dat u uw eigen marges weer een klein beetje verder zult verbreden.

Gijs Huitsing

3

5 9 12 18

Marges als beperkingen: een visie op sociale verandering - Edson Olf, Savriël Dillingh & Lisa McCray

Laudatio voor Sverre Veenstra, winnaar van de Gadourek scriptieprijs voor de beste sociologische scriptie van 2023

Demonstreren binnen de marges van het recht: - Douwe-Freerk Osinga

Kruiswoordpuzzel

Acceptatie in Perspectief - Wouter J.Kiekens

Missie om de staat van de hulpmiddelen aan de RUG te verbeteren - Ivy Blackwell

De marges van goed sociaalwetenschappelijk onderzoek - Eric van Sonderen

Uit den Ouden Doosch: De geromantiseerde sociale werkelijkheid - Jurre van den Berg

4
22 25
27 Inhoud
30

Marges als beperkingen: een visie op sociale verandering

Mensen kijken me vaak raar aan als ik zeg dat de grote maatschappelijke problemen van onze tijd eigenlijk vrij makkelijk op te lossen zijn. In de regel hebben deze mensen (in ieder geval na een open gesprek) wel sympathie voor mijn ambities, maar loopt het spaak bij praktische bezwaren. Mijn ideeën zijn mooi, hoor ik dan. Maar wel utopisch. Economische ongelijkheid, institutioneel racisme en de klimaatcrisis zouden onoverkomelijke resultaten van een geavanceerde samenleving zijn —of zelfs een uitwas van de menselijke natuur. En bovendien: ‘wie gaat daarvoor betalen’? We kunnen immers, zo wordt gezegd, enkel handelen binnen de marges van de realiteit.

Marges zijn er namelijk niet voor niets: decennialange

Wetenschappelijke marges

In de wetenschap is binnen de marges blijven daartoe een deugd. En terecht, natuurlijk. Marges zijn er namelijk niet voor niets: decennialange —in sommige disciplines eeuwenlange—verfijning en specificatie gaf de wetenschap haar methodes, formules en modellen. Zo moeten we om werkende medicijnen te fabriceren, strikt binnen de chemische marges blijven. Om accurate psychiatrische diagnoses te kunnen stellen, appelleren we aan de marges van de DSM-5. En om steekhoudende economische analyses te maken, denken we binnen de marges van het gekozen model.

Maar waar artsen vroeger de humorenleer hanteerden en aan de hand van vier lichaamssappen medische diagnoses zouden kunnen stellen, hebben we nu (gelukkig!) de kiemtheorie. En waar economen aanvankelijk de arbeidswaardetheorie aanhingen, verkondigen zij nu (helaas?) het marginalisme. Deze hervormingen leren ons dat de wetenschap naast verfijning en specificatie ook onderhevig is aan wat de natuurkundige en wetenschapsfilosoof Thomas Kuhn (1962) ‘paradigmaverschuivingen’ noemde. Dit soort verschuivingen halen alles overhoop wat we dachten te weten en bieden ons in een zeer concrete zin een nieuwe blik op de werkelijkheid. Maar ze gebeuren nooit zomaar en zelden zonder weerstand. Want wie baat heeft bij het oude paradigma, zal zich des te harder verzetten tegen het nieuwe. Zo werd bijvoorbeeld het gebruik van het heliocentrische model van Copernicus bijna honderd jaar lang verboden door de katholieke kerk. Haar legitimiteit hing immers samen met het idee dat de aarde het middelpunt van het universum was. Marges zijn dus elementair, maar kunnen ons ook vertragen en soms zelfs gijzelen.

Politieke padafhankelijkheid

Omdat marges de grenzen van ons denken kleuren, maken zij politieke uitkomsten padafhankelijk. Immers: keuzes die binnen een bepaalde marge worden gemaakt, maken een opvolgende keuze evenzeer afhankelijk van die marge. Maar een serie politieke keuzes die binnen de marges van nu ontzettend rationeel lijken, kunnen met de bril van een ander denkkader juist volslagen onlogisch, zelfs destructief zijn. Simpel gezegd: mijn ideeën zijn alleen utopisch binnen de huidige socioeconomische marges. En alles wijst erop dat een nieuwe paradigmaverschuiving aanstaande is.

Want wie baat heeft bij het oude paradigma, zal zich des te harder verzetten tegen het nieuwe
5
Partijleider BIJ 1

Neem bijvoorbeeld het denkkader van de neoklassieke economie, dat elke economische interactie in de basis als een tussen atomische individuen ziet. Binnen deze denkmarges kunnen vakbonden worden gezien als marktverstorende instituties, die algemene economische welvaart in de weg staan. Als werknemer lijkt het vanuit dit oogpunt rationeel om als individu te blijven handelen, en de FNV vooral links te laten liggen! Een sociologisch perspectief dat gevoeliger is voor conflicten tussen groepen individuen met en zonder macht, zal in een collectieve arbeidsovereenkomst daarentegen juist een stap richting gelijkheid zien. Een die daarmee de brede welvaart enkel bevordert.

Vrouwenklachten worden daarmee niet zelden gebagatelliseerd

Interessant in deze is echter dat geen econoom anno 2024 zal ontkennen dat het neoklassieke model serieuze en structurele problemen heeft. Zo is de connectie tussen preference satisfaction en welzijn op z’n minst gezegd tendentieus, bestaan volledig competitieve markten alleen in formules, en is de mens ver van de rationele actor die rational choice theory ons zegt te zijn. Het piept en kraakt zodanig dat zelfs de econometrist en NSC-voorman Pieter Omtzigt zijn partijprogramma in 2023 niet wilde laten doorrekenen door het CPB. Hij zou het niet eens zijn geweest met de modellen die het bureau hanteert. Toch informeren deze modellen vrijwel elk economisch beleidsvoorstel. Van zowel linkse, als rechtse partijen.

Neem het verhogen van het minimumloon, wat volgens een flink aantal economen grootschalige welvaartsconsequenties zal hebben en de kleine ondernemer totaal onderuit zal halen. De geschiedenis leert echter dat een beetje buiten deze marges denken, veelal leidt tot een versteviging van de positie van kwetsbare groepen. En juist niet tot grootschalige economische schade. Nog een voorbeeld: het verhogen van de inkomstenbelasting. Dit zou uiteindelijk enkel tot minder geld voor de schatkist leiden, omdat topverdieners met een hoog toptarief minder

zouden gaan werken. Vermogensbelasting —tja, dat is een jaloezietaks. Een hogere winstbelasting? Dan zullen bedrijven massaal het land verlaten! Deze belastinginterventies zijn daarmee politieke no-go’s. Van links tot rechts. De marges fungeren daarmee als een spreekwoordelijk pistool tegen onze slaap. En de padafhankelijkheid die hierbij komt kijken, komt enkel de huidige status-quo ten goede.

Ingekaderde medische ‘inclusie’

De marges van ons (huidige) begrip van economie zijn natuurlijk niet de enige boosdoeners. Een ander instructief voorbeeld is te vinden in de medische wetenschap. Hier wordt nog altijd de witte heteroseksuele man (van 70 kilogram en tussen de 20 en 40 jaar oud, om precies te zijn) als de norm gezien. Hiervoor zijn volgens biomedicus en genderspecialist Ineke Klinge (2011) meerdere oorzaken te onderscheiden. Allereerst het historische feit dat ‘de man’ al eeuwenlang voor ‘de mens’ staat en ten tweede dat vrouwenproblemen in de medische wetenschap als oninteressant worden gezien. Vrouwenklachten worden daarmee niet zelden gebagatelliseerd. Ras en etniciteit spelen in de medische wetenschap een soortgelijke rol.

Zo zegt Public Health wetenschapper Charifa

Zemouri bijvoorbeeld dat mensen met een donkere huidkleur veel zieker moeten zijn om een soortgelijke longdiagnose te ontvangen als mensen met een lichtere huidskleur1. Je zou kunnen stellen dat de marges binnen deze tak van wetenschap vooral één type mens ten goede komen (Cerdeña et al. 2022). Natuurlijk is het in de medische wetenschap bijzonder nuttig om gebruik te maken van een zo homogeen mogelijke groep. Er moet immers een standaard zijn waaraan we behandelingen kunnen toetsen.

1. https://www.nu.nl/binnenland/6303115/patientenlopen-risico-doordat-gezondheidszorg-ras-nog-laatmeewegen.html

6

Maar waarom wordt er slechts gebruikgemaakt van één homogene groep, ook bij gevallen waarin eventuele verschillen niet (of juist wel) van belang zijn? En waarom specifiek van deze?

Woonmarges

Een laatste voorbeeld: de woningmarkt. Daarmee gaat het, op z’n zachts gezegd, niet heel goed. Het ontstaan van de huidige woonproblematiek vindt zijn oorsprong in een lange geschiedenis van neoliberaal beleid, waarbij de overheid haar verantwoordelijkheid voor het waarborgen van betaalbare huisvesting heeft verwaarloosd (Hochstenbach 2022). Speculatie, gentrificatie en discriminatie hebben geleid tot een situatie waarin toegang tot fatsoenlijke huisvesting steeds meer een privilege wordt voor de enkeling, in plaats van een recht voor iedereen.

Belangrijk is dat verschillende vormen van discriminatie en marginalisatie op elkaar inwerken om de toegang tot huisvesting te belemmeren. Mensen van kleur, LGBTQ+-personen, mensen met een laag inkomen en mensen met een handicap worden onevenredig zwaar benadeeld. Witte, hoogopgeleide mensen —veelal met rijke ouders— ondervinden juist de voordelen van de marges die het huidige denkkader opwerpt (Hoogenbosch & Fiere 2021). Het kader wordt vervolgens versterkt en gelegitimeerd door overheidsbeleid. Oplossingen voor onze woonproblematiek moeten daarom ten eerste rekening houden met deze dynamiek.

Het ene is immers een grondrecht en -benodigdheid om een waardig leven te leven; het ander niet

Het denkkader begint al bij het idee dat wonen überhaupt een markt is. Niet al te lang geleden — nog voor de neoliberale paradigmaverschuiving— hadden we het simpelweg over volkshuisvesting. Een woord dat een hele andere opdracht impliceert, namelijk dat ieder van het ‘volk’ bij wijze van feitelijkheid een dak boven haar hoofd zou moeten hebben.

De politieke padafhankelijkheid die het woningmarktparadigma faciliteert, maakt het echter onmogelijk om iedereen dit op gelijkwaardige wijze te bieden. Het laat de politiek enkel de mogelijkheid om met tandeloze belastinginterventies (die door huisjesmelkers vervolgens keihard worden bevochten) en onmogelijk te controleren regeltjes de marktuitkomsten lichtjes te beïnvloeden.

Buiten de gangbare economische, politieke en misschien wel maatschappelijke marges denken, betekent daarom het serieus nemen van paradigmaverschuivende oplossingen. Die oplossingen impliceren op hun beurt weer een fundamentele herstructurering van het systeem. Een dergelijke benadering zou het afschaffen van privaat vastgoedbezit kunnen omvatten, alsook het overdragen van alle woningen aan collectieve eigendomsstructuren, waarbij de gemeenschap gezamenlijk beslist over de toewijzing en het beheer van huisvesting. Een markt in huizen brengt andere nadelen met zich mee dan een markt in, pakweg, diamanten ringen. Het ene is immers een grondrecht en -benodigdheid om een waardig leven te leven; het ander niet. Een democratisering van huisvesting zou daarmee natuurlijk de macht verschuiven van speculanten en huisjesmelkers naar de bredere gemeenschap, en zo rekening kunnen houden met de diverse behoeften en belangen van verschillende groepen binnen de samenleving. En dat is nu juist het probleem.

7

De oplossingen voor de grote maatschappelijke problemen van onze tijd dienen zich dan vanzelf aan

Want het voordeel dat de huidige status quo onder het huidige paradigma ondervindt, zorgt ervoor dat deze broodnodige paradigmaverschuiving maar moeilijk tractie vindt. Een markt in huizen brengt andere nadelen met zich mee dan een markt in, pakweg, diamanten ringen. Het ene is immers een grondrecht en -benodigdheid om een waardig leven te leven; het ander niet. Een democratisering van huisvesting zou daarmee natuurlijk de macht verschuiven van speculanten en huisjesmelkers naar de bredere gemeenschap, en zo rekening kunnen houden met de diverse behoeften en belangen van verschillende groepen binnen de samenleving. En dat is nu juist het probleem. Want het voordeel dat de huidige status quo onder het huidige paradigma ondervindt, zorgt ervoor dat deze broodnodige paradigmaverschuiving maar moeilijk tractie vindt.

Conclusie: Kruispuntdenken

Gedegen wetenschap kan niet zonder marges. Tegelijkertijd zijn het juist die marges die niet zeldzaam echte maatschappelijke vooruitgang tegenhouden. Willen we een inclusievere samenleving, waarin alle verschillende economische groepen Nederlanders gelijkwaardig worden behandeld, waarin institutioneel racisme verleden tijd is en waarin de klimaatcrisis wordt aangepakt, dan moeten we sociale problemen op intersectionele wijze aanvliegen. Buiten de marges van onze huidige paradigma’s. Kimberlé Crenshaw stelt: alleen een samenleving waarin haar bevolking kruispuntdenken erkent en eigen maakt, is naast divers ook inclusief (2014). Kruispuntdenken, of intersectionaliteit, benadrukt dat sociale categorieën zoals economische klasse, ras en geslacht met elkaar verbonden zijn. Het streeft naar een begrip van hoe deze overlappende identiteiten invloed hebben op toegang tot rechten en kansen, en pleit voor genuanceerdere benaderingen van sociale rechtvaardigheid. Dus: willen we af van de denkmarges die ongelijkheid in de hand werken, dan zullen we allereerst maatschappelijke posities, die zich voordoen langs verschillende en daarmee elkaar snijdende assen, moeten durven erkennen. De oplossingen voor de grote maatschappelijke problemen van onze tijd dienen zich dan vanzelf aan. En ik kan geen reden bedenken waarom deze oplossingen binnen de nieuwe marges niet mogelijk zouden zijn.

Dus: willen we af van de denkmarges die ongelijkheid in de hand werken

Referenties:

Cerdeña, J., Vanessa Grubbs & Amy Non. 2022. “Racialising genetic risk: assumptions, realities, and recommendations”. Viewpoint 400, 10.368: 2147-2154.

Crenschaw, K. 2014. On Intersectionality: Essential Writings . New York: The New Press. Hochstenbach, C. 2022. Uitgewoond: waarom het hoog tijd is voor een nieuwe woonpolitiek . Amsterdam: Das Mag Uitgevers. Hoogenbosch, A. & B. Fiere. 2021. “Gelijke kansen bij een huurwoning in Nederland?” Rotterdam: Art.1/Radar. Klinge, I. 2011. Sex and Gender in Biomedicine: Theories, Methodologies, Results . Ohio: University of Akron Press. Kuhn, T. 1962. The Structure of Scientific Revolutions . Chicago: University of Chicago Press. https://www.nu.nl/binnenland/6303115/patienten-lopen-risico-doordat-gezondheidszorg-rasnog-laat-meewegen.html

8

Laudatio voor Sverre Veenstra, winnaar van de Gadourek scriptieprijs voor de beste sociologische scriptie van 2023

Het scriptiejaar 2023 was geen gemakkelijk jaar voor de scriptieprijscommissie. Maar liefst 19 scripties werden door begeleider en referent beoordeeld met een 8 of hoger, en dit maakte het kiezen van een winnaar van de scriptieprijs een flinke uitdaging. Dit betekent ook dat de 18 scripties die de prijs niet gewonnen hebben niet per se onderdoen voor de prijswinnende scriptie. We volgen hier het adagium van Henny Huisman: “Zoals bij elke wedstrijd | kan er maar één de winnaar zijn”.

De prijswinnende scriptie van

Sverre Veenstra een meer dan terechte winnaar

Desondanks is de prijswinnende scriptie van Sverre Veenstra een meer dan terechte winnaar van de Gadourek scriptieprijs. In zijn zeer goed geschreven en duidelijk beargumenteerde scriptie bespreekt Sverre klassieke sociologische thema’s: ongelijkheid, georganiseerde macht en tegenmacht.

Onze samenleving is doordrenkt van ongelijkheid en zoals die andere grote praktijkfilosoof Johan Cruijff opmerkte: “Je gaat het pas zien als je het doorhebt.” In dit geval gaat het om ongelijkheid met betrekking tot mogelijkheden op de kans om jezelf verder te ontwikkelen en door te groeien binnen de organisatie waar je werkt. Dit gebeurt via training en opleiding. In onze moderne, snel-ontwikkelende samenleving is dit thema van ‘leven lang leren’ belangrijk. Het is juist deze toegang tot extra opleiding waar de ongelijkheid ontstaat.

De positie van kortgeschoolde lageropgeleiden op de arbeidsmarkt is ongunstig: voor hen is de kans op werkloosheid, tijdelijke contracten en lage lonen veel groter dan voor langer geschoolde hogeropgeleiden. Voor kortgeschoolde werknemers is toegang tot bedrijfstraining dus essentieel om te voorkomen dat ze vast blijven zitten in hun ongunstige banen.

Het is echter vaak het geval dat hogeropgeleiden beter in staat zijn om de middelen voor deze trainingen te bemachtigen, vanwege hun opleidingsniveau en langdurige arbeidscontract. Een diplomademocratie binnen de organisatie, waar degenen met de hoogste diploma’s beslissingen nemen die in het voordeel zijn van de eigen groep. Traditionele human capital theorieën voorspellen dat werkgevers het meest investeren in de groepen werknemers waarvan ze denken dat productiviteit het meest toeneemt.

Een nieuw inzicht is dat Sverre Veenstra met behulp van de relational inequality theory beargumenteerd dat categorische machtsverschillen een belangrijkere rol spelen in claims op de beschikbare middelen. Het gaat om macht binnen een organisatie. Werknemers-vertegenwoordiging zou de macht van lageropgeleiden kunnen versterken.

9

De rol van instituties dus, in dit geval vakbonden en ondernemingsraden. Hiermee heeft Sverre een tweede sociologische kernthema te pakken. Zijn verwachting is dat een hoge organisatiegraad van lageropgeleiden via ondernemingsraden of vakbonden hen in staat zou moeten stellen de kans op training en opleiding te vergroten. Krachtig gesteld: “Power to the people!”

Deze verwachting is door Sverre Veenstra op zeer gedegen wijze getoetst met gegevens van de Eurofound European Company Survey uit 2009, met een focus op Nederlandse organisaties. Dit waren er in totaal 208. Vervolgens was de vraag in hoeverre bedrijven de trainingsbehoeften van werknemers monitoren. Dat is de afhankelijke variabele in dit onderzoek.

Om deze vraag te beantwoorden heeft Sverre Veenstra PAD-analyse toegepast met behulp van structural equation modeling, waarbij hij modererende mediatie-analyses uitvoerde, ver boven het niveau wat verwacht wordt voor het afronden van de studie sociologie. De bevindingen van de analyses waren echter niet in lijn met de verwachtingen. Er was geen effect van het percentage vakbondsleden in de ondernemingsraad op monitoring van trainingsbehoeften, of toegang tot trainingen. Wel werd gevonden dat laaggeschoolde werknemers minder goed in staat zijn om hun claim op trainingen te legitimeren als hun omvang in de organisatie kleiner is.

Daarmee heeft deze scriptie relatief veel nulbevindingen. Dit heeft mogelijk te maken met de relatief kleine steekproef, waarbij er veel nonrespons van organisaties was. Toch beschouwd de scriptieprijscommissie dit als belangrijk onderzoek: de theoretische uitgangspunten verdienen het om in vervolgonderzoek getoetst te worden. Zo kunnen ook nulbevindingen een belangrijke bijdrage leveren aan voortschrijdende inzichten in de wetenschap.

In zijn discussie draagt Sverre Veenstra op duidelijke wijze bij aan richtingen voor vervolgonderzoek. Een mogelijke verklaring voor de nulbevindingen is bijvoorbeeld dat in Nederland Collectieve ArbeidsOvereenkomsten gelden voor de hele sector en dat afzonderlijke organisaties die collectieve afspraken volgen. Daarmee zou een landenvergelijking relevant vervolgonderzoek zijn, omdat de mate van collectieve afspraken tussen landen verschilt.

Al in 1970 bezong John Lennon de working class hero, later in 2007 gecoverd door Green Day. De eerste vier regels beschrijven uitstekend het thema van Sverre Veenstra’s scriptie:

As soon as you’re born, they make you feel small

By giving you no time instead of it all ‘Til the pain is so big you feel nothing at all A working class hero is something to be

Met dit onderzoek draagt Sverre Veenstra bij aan de georganiseerde tegenmacht van de working class heroes in de aanspraak op macht, middelen en toegang tot extra opleiding.

Sverre, we willen je van harte feliciteren met de mooie en relevante scriptie die je hebt geschreven. De Gadourek scriptieprijs komt jou zeer terecht toe.

De Gadourek scriptieprijscommissie 2023,

Gijs Huitsing

Mark Huisman

Gert Stulp

10

Neem deel aan het SoAP lezer onderzoek

Beste lezer, Om een beter inzicht te krijgen in de leeservaring van de SoAP hebben wij een onderzoek opgezet. Dit gaat over kwesties zoals: leest u de SoAP liever op papier of online, welke artikelen vind u het interessantst, etc. We zouden het waarderen als u hier aan mee kunt werken.

Vul het onderzoek in via www.soapgroningen.nl/onderzoek/ of scan de QR-code.

Met vriendelijke groet, de redactie van het Sociologisch Antropologisch Periodiek

Demonstreren binnen de marges van het recht:

Hoe demonstranten en de rechtspraak balanceren langs de grenzen van het Europese demonstratierecht

- Douwe-Freerk Osinga

Een aantal Friezen, boeren en klimaatactivisten hebben met elkaar gemeen dat zij hun standpunt uitdragen door een Nederlandse snelweg te blokkeren. Het levert de desbetreffende Friezen de geuzennaam ‘blokkeerfriezen’ op dat in 2018 tot woord van het jaar wordt verkozen1.Een doneeractie om het hoger beroep van deze Friezen te financieren, levert binnen een dag ruim €100.000 op.2 Ondanks deze uitingen van sympathie door een deel van de Nederlandse bevolking, zijn de blokkeerfriezen tot forse (werk)straffen veroordeeld door de rechter.3 De straffen waartoe de klimaatactivisten van Extinction Rebellion worden veroordeeld, pakken daarentegen flink lager uit. Áls zij al vervolgd worden. Honderden klimaatactivisten werden wel aangehouden, maar het Openbaar Ministerie besloot hen niet strafrechtelijk te vervolgen. Bij de boerenprotesten is het aantal aanhoudingen beduidend lager. Wetenschappers stellen dan ook dat het erop lijkt dat klimaatactivisten harder worden aangepakt dan de boeren.4 Hoe kunnen snelwegblokkades door deze groepen zulke verschillende rechtsgevolgen hebben?

Bij de boerenprotesten is het aantal aanhoudingen beduidend lager

Demonstratierecht en het EVRM

Dat de blokkadeacties van de blokkeerfriezen, boeren en klimaatactivisten zulke verschillende rechtsgevolgen hebben, heeft voor een groot deel te maken met het demonstratierecht en de grenzen van dit recht. Het recht om te demonstreren is een grondrecht dat op meerdere plekken in het recht is

1. https://woordvanhetjaar.vandale.nl/nl/historie#year2018

verankerd. Binnenkort is het 70 jaar geleden dat in Nederland het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) van kracht werd.5 In artikel 11 van dit verdrag is het ‘recht op vrijheid van vreedzame vergadering’ neergelegd. Onder die vreedzame vergaderingsvrijheid valt het demonstratierecht.

Rechtskracht van het EVRM

Binnen de hiërarchie van wetgeving in Nederland staan verdragen, en dus ook het EVRM, boven de nationale wetten. Uit de Nederlandse Grondwet volgt zelfs dat als een nationale wet in strijd is met het EVRM, dat de Nederlandse rechter de nationale wet dan buiten toepassing moet laten. Mocht een burger menen dat een grondrecht uit het EVRM is geschonden, dan kan diegene zich voor de nationale rechter beroepen op de artikelen uit dit verdrag. Als alle nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput, dat wil zeggen dat een burger zo ver als mogelijk in de betreffende zaak heeft doorgeprocedeerd tot aan de hoogste rechter (bijvoorbeeld de Hoge Raad), dan kan diegene de zaak voorleggen aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (verder: het Hof).

De uitspraken van het Hof hebben rechtskracht in alle aangesloten landen. Zo kan het gebeuren dat Nederlandse demonstranten het standpunt dat hun grondrecht is geschonden, onderbouwen met uitspraken van het Hof over een zaak die gespeeld heeft in Litouwen, Frankrijk of Rusland6 . Voor het bepalen van de grenzen van het demonstratierecht zijn de uitspraken van het Hof dan ook van groot belang.

2. https://www.ad.nl/binnenland/donaties-voor-blokkeerfriezen-blijven-binnenkomen~a5b9e7b9/

3.Rechtbank Noord-Nederland 9 november 2018, ECLI:NL:RBNNE:2018:4557. De zwaarste straf is 240 uur werkstraf en 1 maand voorwaardelijke gevangenisstraf. Het Gerechtshof vindt dit ook fors en matigt de werkstraffen flink tot 90 uur.

4.https://nos.nl/artikel/2461879-worden-klimaatdemonstranten-harder-aangepakt-dan-boeren

5.Het EVRM is in Nederland in werking getreden op 31 augustus 1954.

6. Op 15 maart 2022 heeft de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa gestemd over het vertrek van Rusland. Vlak daarvoor heeft Rusland zich teruggetrokken. Rusland is daarmee ook geen partij meer bij het EVRM. Russische burgers kunnen zich dus niet meer beroepen op het EVRM of rechtenschendingen voorleggen aan het EHRM.

12

Demonstratie

Om de bescherming van het grondrecht om te demonstreren in te roepen, is het allereerst van belang om vast te stellen of de gedragingen vallen onder de reikwijdte van het in het EVRM beschermde demonstratierecht. Met andere woorden: of de protestactie een ‘vreedzame vergadering’ is in de zin van artikel 11 EVRM. Is dat niet het geval, dan is de bescherming niet van toepassing. Een heldere definitie van een ‘vreedzame vergadering’ wordt in het EVRM niet gegeven, maar het Hof herhaalt wel in meerdere uitspraken dat ‘het recht op vrijheid van vreedzame vergadering een fundamenteel recht is in een democratische samenleving en, net als het recht op vrijheid van meningsuiting, een van de fundamenten is van een dergelijke samenleving. Om die reden moet het niet restrictief worden uitgelegd’.7 Zo valt een protestactie waarbij snelwegen worden geblokkeerd door stilstaan of langzaam rijden met voertuigen onder het demonstratierecht.8 Zelfs als tegelijkertijd drie belangrijke snelwegen in een land 48 uur worden geblokkeerd, kan dit volgens het Hof vallen onder het begrip ‘demonstratie’.9

Vreedzaam

In artikel 11 EVRM wordt expliciet gesproken over een ‘vreedzame vergadering’. Dit betekent dat - alhoewel een demonstratie mag kwetsen, choqueren en verontrusten en tot op zekere hoogte het dagelijks leven mag verstoren – geweld, aansporen tot geweld of het verwerpen van de fundamenten van een democratische samenleving vallen buiten de werkingssfeer van dit artikel.10 Als bij een demonstratie één of enkele demonstranten geweld gebruiken, betekent dit nog niet dat de hele demonstratie buiten de bescherming van het grondrecht valt. De demonstranten die dit geweld gebruiken kunnen zich dan echter niet meer beroepen op de bescherming van artikel 11 EVRM.11

Beperkingen

Als een demonstratie valt onder het bereik van het EVRM, is daarmee niet elke gedraging in het kader van die demonstratie geoorloofd. Bijna geen enkel grondrecht is absoluut en kan onbeperkt tegenover alles en iedereen worden ingeroepen12.

Bijna geen enkel grondrecht is absoluut en kan onbeperkt tegenover alles en iedereen worden ingeroepen

De autoriteiten kunnen beperkingen aan de uitoefening van grondrechten stellen. In artikel 11 EVRM zijn aan een beperking de volgende voorwaarden gesteld: ‘De uitoefening van deze rechten mag aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, voor de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen’. Een beperking kan – als zij voldoet aan de bovengenoemde voorwaarden – worden opgelegd voorafgaand aan, tijdens en na afloop van de demonstratie.13

In Nederland is dit als volgt geregeld. Volgens de Nederlandse demonstratiewet (de Wet openbare manifestaties) kan een burgemeester vooraf voorschriften stellen over de manier waarop, waar en wanneer wordt gedemonstreerd. Als het niet anders kan, kan de burgemeester zelfs vooraf een demonstratie verbieden. De burgemeester kan ook tijdens een demonstratie optreden als dat noodzakelijk is, bijvoorbeeld door aanwijzingen te geven en – wederom als het niet anders kan –door de demonstratie te beëindigen, eventueel met inzet van de politie. In deze wet staat dat een demonstratie kan worden beperkt ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter voorkoming van wanordelijkheden.14 De demonstratiewet bepaalt expliciet dat de burgemeester een demonstratie niet kan beperken of verbieden vanwege haar inhoud.15

13

Als demonstranten strafbare gedragingen begaan tijdens de demonstratie, kunnen zij daarvoor strafrechtelijk worden vervolgd door het Openbaar Ministerie. Strafrechtelijke vervolging levert een vergaande beperking van het demonstratierecht op. Niet alleen omdat demonstranten daardoor –als zij ook worden veroordeeld – straffen opgelegd kunnen krijgen, maar ook omdat de dreiging van strafrechtelijke vervolging demonstranten ervan kan weerhouden gebruik te maken van het demonstratierecht.

Strafrechtelijke vervolging

levert een vergaande beperking van het demonstratierecht op

Faciliteren en beschermen

Het uitoefenen van het recht om te demonstreren is een grondrecht van burgers dat de overheid moet eerbiedigen. Weliswaar heeft de overheid de bevoegdheid om een demonstratie te beperken, maar daar tegenover staat de plicht van de overheid om een demonstratie zo veel mogelijk te beschermen en te faciliteren.16 Dit faciliteren kan bestaan uit het zorgen voor de verkeersveiligheid of het beschermen van de demonstranten. Op 13 januari 2024 wil de voorman van Pegida demonstreren en daarbij een Koran verbranden. 17 Tegendemonstranten zoeken de confrontatie. Het is op dat moment aan de overheid om de demonstratie en de voorman te beschermen tegen deze tegendemonstranten.

Blokkeerfriezen

Op 18 november 2017 zijn enkele bussen met demonstranten van Kick Out Zwarte Piet (KOZP) op weg naar de nationale Sinterklaasintocht die dat jaar in Dokkum plaatsvindt. Op de snelweg bij Joure worden de leden van KOZP tegengehouden, zodat zij niet (op tijd) in Dokkum kunnen arriveren om daar te demonstreren tegen de aanwezigheid van Zwarte Piet. Een aantal van deze blokkeerfriezen wordt veroordeeld voor het versperren van de weg, waarbij gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten is en voor het, kort gezegd, dwingen van de demonstranten om niet verder te kunnen reizen. Volgens de rechtbank kan deze actie niet worden aangemerkt als een demonstratie, omdat deze niet primair het karakter heeft van gemeenschappelijk meningsuiting, maar daarbij andere elementen, zoals feitelijke dwang, overheersen. Met geweld hebben de blokkeerfriezen het de demonstranten van KOZP onmogelijk gemaakt om hun recht van demonstratie uit te oefenen. Daarnaast overweegt de rechtbank dat het opruien tot het plegen van strafbare feiten niet kan worden beschouwd als een bijdrage aan het publieke debat. Dat maakt dat de beperking noodzakelijk is in een democratische samenleving.18 De bescherming van artikel 11 EVRM is dan ook niet van toepassing. De rechtbank heeft een aantal blokkeerfriezen veroordeeld tot straffen die uiteenlopen van 80 uren werkstraf tot 240 uren werkstraf en een maand voorwaardelijke gevangenisstraf.19

Voor de boerenprotestacties ligt dat mogelijk anders

7 EHRM 15 oktober 2015, ECLI:CE:ECHR:2015:1015JUD003755305, (Kudrevičius e.a./Litouwen) par. 91.

8 EHRM 05 maart 2009, ECLI:CE:ECHR:2009:0305JUD003168405, (Barraco/Frankrijk).

9 EHRM 15 oktober 2015, ECLI:CE:ECHR:2015:1015JUD003755305, (Kudrevičius e.a./Litouwen).

10 EHRM 15 oktober 2015, ECLI:CE:ECHR:2015:1015JUD003755305, (Kudrevičius e.a./Litouwen) par. 92 en 145.

11 EHRM 21 november 2023, ECLI:CE:ECHR:2023:1121JUD005689617, (Laurijssen e.a./Nederland) par 50.

12 Een voorbeeld van een grondrecht dat wel absoluut is, is het recht op een eerlijk proces (art. 6 EVRM) of het folterverbod (art. 3 EVRM).

13 EHRM 21 november 2023, ECLI:CE:ECHR:2023:1121JUD005689617, (Laurijssen e.a./Nederland) par 53.

14 Art. 2 Wet openbare Manifestaties.

15 Zo beperkt de Burgemeester van Den Haag een demonstratie van Pegida door het tonen van een hakenkruis te verbieden. De rechtbank oordeelt dat deze beperking ziet op de inhoud van de demonstratie en daarmee onrechtmatig is. ECLI:NL:RBDHA:2016:12148.

16 EHRM 5 januari 2016, ECLI:CE:ECHR:2003:0220JUD002065292, (Djavit An/Turkije) par 96.

17 https://nos.nl/artikel/2504772-pegida-voorman-met-geweld-afgehouden-van-koranverbranding

18 Rb. Noord-Nederland 9 november 2018, ECLI:NL:RBNNE:2018:4559.

19 Rb. Noord-Nederland 9 november 2018, ECLI:NL:RBNNE:2018:4555, ECLI:NL:RBNNE:2018:4557, ECLI:NL:RBN NE:2018:4558, ECLI:NL:RBNNE:2018:4559, ECLI:NL:RBNNE:2018:4561.

14

Boeren

De snelwegblokkade van de blokkeerfriezen viel niet onder de bescherming van het demonstratierecht. Voor de boerenprotestacties ligt dat mogelijk anders. Het Hof overweegt dat het blokkeren van snelwegen onder de reikwijdte van het recht op vrijheid van vreedzame vergadering in de zin van artikel 11 EVRM kan vallen. Zo heeft het Hof geoordeeld dat het blokkeren van drie belangrijke snelwegen voor een aantal dagen door boeren in Litouwen of een ‘langzaam-rijden-actie’ op een snelweg door Franse boeren, gekwalificeerd kunnen worden als ‘vreedzame vergaderingen’. Daarbij overweegt het Hof dat een demonstratie op de openbare weg altijd enige verkeershinder en ordeverstoring oplevert en dat van de autoriteiten op dit punt enige tolerantie wordt geëist.20

Zoals gezegd is het gegeven dat een actie onder de reikwijdte van artikel 11 EVRM valt, geen vrijbrief voor demonstranten voor het plegen van strafbare feiten. In het geval van de Franse boeren zijn de autoriteiten voldoende terughoudend geweest in hun optreden door een aantal keer te waarschuwen dat de boeren hun voertuigen niet stil mogen zetten, waardoor de Franse boeren een aantal uren hebben kunnen demonstreren op de door hen gekozen wijze. De boete van €1500 die de Franse autoriteiten aan de boeren hebben opgelegd, is geen onrechtmatige beperking van artikel 11 EVRM.

Net als bij de Franse boeren was de veroordeling van de Litouwse boeren tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 60 dagen met een proeftijd van een jaar21 en een meldplicht als de verdachte langer dan zeven dagen de woonplaats wilde verlaten, geen onrechtmatige beperking van het demonstratierecht.22

De snelwegblokkades van de boeren kunnen dus onder het demonstratierecht van artikel 11 EVRM vallen. Of eventuele beperkingen rechtmatig zijn, zal afhangen van de aard en ernst van de boerenacties. Bovendien is niet uitgesloten dat er, ondanks dat er sprake is van een demonstratie, (gevangenis)straffen kunnen worden opgelegd als demonstranten zich niet aan de regels houden.

Klimaatactivisten

Demonstranten van Extinction Rebellion hebben tussen 6 juli 2022 en 3 februari 2024 in totaal 35 keer de A12 in Den Haag geblokkeerd. Van 9 september tot en met 21 september 2023 zelfs op dagelijkse basis. Bij deze dertien blokkades in september hebben in totaal 5988 aanhoudingen plaatsgevonden.23 Ook de A10 in Amsterdam, ter hoogte van het voormalig kantoor van ING, is door leden van Extinction Rebellion tot nu toe tweemaal geblokkeerd en de derde blokkade is aangekondigd.24 Bij de blokkades die plaatsvonden op 30 december 2023 en 24 februari 2024 zijn in totaal ruim 700 personen aangehouden.25 26 Het blokkeren van de snelweg is door de betreffende burgemeesters van Den Haag en Amsterdam verboden. Het overgrote deel van de demonstranten is aangehouden voor overtreding van artikel 11 van de Wet openbare manifestaties, waarin is bepaald dat het strafbaar is om deel te nemen aan een door de burgemeester verboden demonstratie.

Tolerantie en straffen

Voor zowel de boeren als de klimaatactivisten geldt dat het blokkeren van een snelweg onder de beschermende werking van het demonstratierecht kan vallen, zo blijkt uit de eerdergenoemde Franse en Litouwse zaken. Daarbij is het van belang dat de demonstratie vreedzaam is en dat de overheid een tolerante houding aanneemt. Die tolerantie kent echter zijn grenzen. Enige verstoring van het openbare leven en het bezetten van wegen moet worden geaccepteerd. Deelnemen aan een verboden demonstratie kent een maximale straf van 2 maanden hechtenis,27 in zijn algemeenheid gevaar of hinder veroorzaken op de weg heeft een maximale strafbedreiging van 6 maanden hechtenis.28

15

Dit zijn twee relatief lichte overtredingen waarmee, gezien het fundamentele karakter van het demonstratierecht in een democratische samenleving, tolerant moet worden omgegaan. Het versperren van een weg indien gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten is, wordt bedreigd met een gevangenisstraf van maximaal 9 jaren.29 Vanwege deze veel zwaardere strafbedreiging ligt het voor de hand dat deze laatste strafbare gedraging niet op dezelfde tolerantie kan rekenen en optreden hiertegen door de autoriteiten minder snel een onrechtmatige beperking van het demonstratierecht is. Zo wordt een aantal klimaatactivisten vervolgd voor het versperren van de weg waardoor gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten is.30 Het gaat dan om arrestanten die de weg versperren waarbij gevaar voor het verkeer te duchten is door de blokkade feitelijk te beginnen. De demonstranten die, nadat de snelweg is geblokkeerd door hun voorgangers, de snelweg betreden, brengen de veiligheid van het verkeer niet in gevaar.

Het chillingeffect

Boeren die de snelweg blokkeren door daar afval op te storten en in brand te steken zijn voorgeleid aan de rechter-commissaris met als doel om de verdachten tot aan de uiteindelijke zitting preventief gevangen te houden.31

De boer die de deur van het provinciehuis in Groningen forceerde met zijn tractor tijdens een boerenprotest is door de strafrechter veroordeeld voor vernieling tot 60 uren werkstraf en een maand voorwaardelijke gevangenisstraf.32 Ook de boer die in de stad Groningen met zijn tractor een dranghek ramde en daarbij ternauwernood een fietser raakte, is vervolgd en veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren en een maand voorwaardelijke gevangenisstraf.33

Strafvervolging

Rechters zijn terughoudend bij het opleggen van straffen aan demonstranten. Van de autoriteiten wordt enige tolerantie verwacht. Voorkomen moet worden dat demonstranten zich door dreiging van een strafrechtelijke veroordeling in de toekomst zullen onthouden van deelname aan een demonstratie. Het effect van deze strafrechtelijke dreiging wordt het chilling effect genoemd.34 Het demonstratierecht is een belangrijk recht dat van fundamenteel belang is voor een democratie. De uitoefening daarvan zou in beginsel niet direct of indirect beperkt moeten worden door het opleggen van (zware) straffen. Bij de overtreding van een relatief licht vergrijp, zoals deelname aan een verboden demonstratie, volstaat de rechter doorgaans met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf.

19 Rb. Noord-Nederland 9 november 2018, ECLI:NL:RBNNE:2018:4555, ECLI:NL:RBNNE:2018:4557, ECLI:NL:RBN NE:2018:4558, ECLI:NL:RBNNE:2018:4559, ECLI:NL:RBNNE:2018:4561.

20 EHRM 05 maart 2009, EHRC 2009/60, (Barraco/Frankrijk).

21 Een voorwaardelijke gevangenisstraf hoeft niet te worden uitgezeten, als de verdachte binnen de proeftijd niet opnieuw een strafbaar feit pleegt.

22 EHRM 15 oktober 2015, ECLI:CE:ECHR:2015:1015JUD003755305, (Kudrevičius e.a./Litouwen) par. 178.

23 Vergaderjaar 2023–2024 Aanhangsel van de Handelingen 550.

24 https://www.parool.nl/amsterdam/extinction-rebellion-wil-a10-op-30-maart-voor-derde-keer-blokkeren~b 49f5b976/

25 https://www.politie.nl/nieuws/2023/december/30/05-blokkade-a10-amsterdam.html

26 https://www.politie.nl/nieuws/2024/februari/24/05-326-aanhoudingen-bij-verboden-demonstratie-a10.html#:~:tex t=Amsterdam%20%2D%20De%20politie%20heeft%20zaterdag,Wet%20Openbare%20Manifestaties%20 (WOM)

27 Artikel 11 Wet Openbare Manifestaties.

28 Deze maximale straffen worden lang niet altijd opgelegd, maar geven wel een indicatie van de strafwaardigheid die de wetgever aan deze overtredingen heeft gegeven.

29 Artikel 162 Wetboek van Strafrecht

30 Zie bijvoorbeeld: https://www.om.nl/actueel/nieuws/2023/05/28/waarom-de-meeste-a12-activisten-niet-wor den-vervolgd

31 https://www.rtlnieuws.nl/nieuws/nederland/artikel/5434057/twee-mannen-opgepakt-bij-boerenprotesten-mo gen-strafzaak-vrijheid

32 Rb. Noord-Nederland 28 oktober 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:4571.

33 Rb. Noord-Nederland 28 oktober 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:4572. Zie een opnamen hiervan op: https://www.youtu be.com/shorts/1nwL-6iXZ_M

34 Zie bijvoorbeeld: HR 8 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:126 r.o. 2.5.2.

16

De rechter overweegt dat de demonstrant zich wel schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit, maar dat de aanhouding op zichzelf voldoende straf is.35

Als het gaat om zwaardere vergrijpen, zoals het opruien tot deelname aan een verboden demonstratie, legt de Nederlandse rechter wel straffen op. Zo werd een aantal demonstranten voor opruiing veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren. Twee van hen zijn tot 60 uren taakstraf veroordeeld, omdat zij zich daarbij schuldig hebben gemaakt aan vernieling.36 Deze vonnissen kunnen echter internationaal op de nodige kritiek rekenen. De speciale gezant van de Verenigde Naties inzake klimaatactivisten – Michel Frost, heeft zich kritisch uitgelaten over het optreden van overheden tegen klimaatactivisten in Europa. Hij stelt dat de onderdrukking van klimaatactivisten die vreedzaam demonstreren een ernstige bedreiging is van de democratie. Frost noemt specifiek het optreden van de Nederlandse autoriteiten tegen deze demonstranten die voor opruiing zijn veroordeeld. Hij noemt dit optreden hardvochtig en disproportioneel.37

Juridisch zijn er echter

verschillen

belangrijke

In een aantal gevallen lijkt ook binnen het Nederlandse rechtssysteem een eerdere veroordeling disproportioneel te zijn. Zo kreeg de frontvrouw van de blokkeerfriezen bij de rechtbank 240 uren werkstraf en 1 maand voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd.38 In hoger beroep werd haar straf gereduceerd tot 90 uren werkstraf.39

De klimaatactivisten die zich aan het schilderij ‘Meisje met de parel’ vastplakten, hebben bij de rechtbank twee maanden gevangenisstraf opgelegd

gekregen, waarvan één maand voorwaardelijk.40

Met het chilling effect als onderbouwing komt het Gerechtshof tot een schuldigverklaring zonder oplegging van straf.41

Conclusie

Naar uiterlijke verschijningsvormen lijken de acties van de blokkeerfriezen, boeren en klimaatactivisten enigszins op elkaar, doordat het in alle drie de gevallen gaat om het blokkeren van een snelweg. Juridisch zijn er echter belangrijke verschillen. De actie van de blokkeerfriezen valt niet onder de werking van het demonstratierecht, omdat er geen sprake is van een demonstratie. De blokkeerfriezen hebben namelijk met geweld voorkomen dat anderen (KOZP) hun grondrecht om te demonstreren niet hebben kunnen uitoefenen. Voor de boeren en klimaatactivisten geldt deels wel dat hun acties vallen onder het demonstratierecht. Hoewel dit deze laatsten geen vrijbrief geeft voor het plegen van strafbare feiten, moeten ze wel kunnen rekenen op enige tolerantie van de overheid. Die tolerantie uit zich onder andere door niet te vervolgen en een milde strafoplegging voor zover het om lichte vergrijpen gaat en de demonstraties vreedzaam verlopen. Naarmate de strafbare feiten ernstiger worden en de blokkades (nog) structureler van aard worden, is het de vraag of de gedragingen nog vallen onder de bescherming van artikel 11 EVRM en of de tolerantie van de overheid zover reikt om terughoudend op te treden bij dergelijke feiten. Voor alle partijen is het balanceren met vreedzaamheid, tolerantie, het faciliteren en beschermen van een demonstratie om het bijkans heilige demonstratierecht42 als fundament van onze democratische samenleving in stand te houden.

35 Zie bijvoorbeeld: Hof Amsterdam 28 augustus 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2377.

36 Rb. Den Haag 2 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:11462, ECLI:NL:RBDHA:2023:11442, ECLI:NL:RBDHA:2023:11459, ECLI:NL:RBDHA:2023:11451, ECLI:NL:RBDHA:2023:11452, ECLI:NL:RBDHA:2023:11450, ECLI:NL:RBDHA:2023:11460, en ECLI:NL:RBDHA:2023:11458.

37 State repression of environmental protest and civil disobedience: a major threat to human rights and democra cy. Position Paper by Michel Forst, UN Special Rapporteur on Environmental Defenders under the Aarhus Convention, p. 17.

38 Rb. Noord-Nederland 9 november 2018, ECLI:NL:RBNNE:2018:4557.

39 Hof Arnhem-Leeuwarden 31 oktober 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:9290.

40 Rb. Den Haag 4 november 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:14575.

41 Hof Den Haag 11 maart 2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:347.

42 In navolging van mr. N.J.L. Swart en mr. dr. B. Roorda, De reikwijdte van het bijkans heilige demonstratierecht, NTM/NJCM-bull. 2023/3.

17

Acceptatie in Perspectief:

Het Lagere Welzijn van LHBT+ Jongeren Begrijpen

Een groep die historisch gezien buiten de marges valt, zijn mensen die een seksuele oriëntatie of genderidentiteit hebben die niet heteroseksueel of cisgender is. Hun seksuele oriëntatie of genderidentiteit/expressie valt buiten de hetero- en cisnormatieve normen aanwezig in onze samenleving. Hierdoor wordt deze groep gemarginaliseerd. Voor het gemak noem ik dit de LHBT+ groep en focus ik mij nu vooral op LHBT+ jongeren. Deze gemarginaliseerde positie en de daaruit voortvloeiende discriminatie wordt vaak gezien als de oorzaak van welzijnsverschillen tussen LHBT+ en heteroseksuele, cisgender jongeren.

Zo voelen LHBT+ jongeren zich ongelukkiger en geven ze hun leven een lager cijfer dan hun heteroseksuele leeftijdsgenoten: een 6.8 terwijl heteroseksuele jongeren hun leven een 7.7 geven (Huijnk & van Beusekom, 2021). Hoewel er geen cijfers voor transgenderjongeren zijn, kun je hier eenzelfde of zelfs een groter verschil verwachten in vergelijking met cisgender jongeren. Dat is dus de paradox. Waar er aan de ene kant een stijging in de acceptatie van seksuele- en genderdiversiteit lijkt te zijn, zien we dit niet duidelijk terug in de vorm van een verbetering van het mentaal welzijn van LHBT+ jongeren. Wat is hier aan de hand?

Wat betreft de welzijnsverschillen lijkt er een paradox te bestaan

Wat betreft de welzijnsverschillen lijkt er een paradox te bestaan. Over de jaren heen lijkt de acceptatie rondom seksuele en genderdiversiteit te zijn gestegen. Het zou niemand verbazen dat de acceptatie in de jaren 50 lager was dan nu. Maar ook recentelijk steeg de acceptatie. In 2006 gaf zo’n 53% van de Nederlanders aan positief te staan tegenover seksuele diversiteit, in 2020 is dat gestegen tot 76% (Huijnk, 2022). Opvallend is overigens dat deze opwaartse trend lijkt af te vlakken de laatste jaren. Eenzelfde, maar over het geheel genomen lagere, trend is te zien wat betreft genderdiversiteit. In 2012 stonden 43% van de Nederlanders hier positief tegenover, in 2020 was dit gestegen tot 60%. Reden voor een (pride)feestje? Niet direct. Als we kijken naar de welzijnsverschillen tussen LHBT+ jongeren en heteroseksuele, cisgender jongeren dan zien we niet dat deze afnemen, maar juist dat ze stabiel lijken te blijven.

Een Perfecte Storm?

Een mogelijke verklaring voor deze paradox is een ongunstige samenloop van sociale en ontwikkelingsprocessen (Russell & Fish, 2016; 2019). Wat betreft sociale processen begint het bij de stijgende mate van acceptatie. Terwijl acceptatie wat betreft seksuele- en genderdiversiteit over de jaren heen steeg, daalde de leeftijd waarop mensen uit de kast kwamen. Zo kwamen jongeren in de VS gemiddeld gezien in de jaren 70 uit de kast als ze ongeveer 21 jaar oud waren. Die leeftijd is gedaald naar ongeveer 14 jaar in de jaren 10 van deze eeuw. Een vrij grote afname dus.

Ervaren LHBT+ jongeren deze acceptatie ook echt in hun dagelijks leven?
19

Op een jongere leeftijd uit de kast komen lijkt positief, maar vanuit een ontwikkelingsperspectief zit er ook een risico aan. Juist die eerste jaren van de adolescentie kenmerken zich door sterke normen rondom seksualiteit en gender. Niet alleen dat, afwijken van dit soort normen wordt in deze leeftijdsfase vaker afgestraft. Dat wil zeggen, het afwijken van normen rondom seksualiteit en gender kan juist tijdens deze leeftijdsfase sneller leiden tot bijvoorbeeld pestgedrag of buitensluiting. Dus, door steeds positievere normen wat betreft seksuele- en genderdiversiteit komen jongeren uit de kast op een leeftijd waar ze juist kwetsbaarder zijn om hiervoor “gestraft” te worden door hun leeftijdsgenoten. Een soort perfecte storm die zorgt voor de consistente verschillen in mentaal welzijn.

Hierbij moet gezegd worden dat deze verklaring vooral focust op ontwikkelingen met betrekking tot uit de kast komen vanwege iemands seksuele oriëntatie, niet vanwege iemands genderidentiteit. Al is het denk ik niet vergezocht om te verwachten dat eenzelfde soort proces aan de hand is wat betreft gender.

Dagelijkse Microagressies

Niet alleen deze perfecte storm helpt de paradox van meer acceptatie en een lager mentaal welzijn te begrijpen. Ook beter kijken naar wat LHBT+ jongeren merken van deze acceptatie kan daarbij helpen. Ervaren LHBT+ jongeren deze acceptatie ook echt in hun dagelijks leven? De hogere acceptatie heeft er misschien voor gezorgd dat expliciet homo- en transfobisch geweld minder vaak voorkomt (Huijnk et al., 2022), maar dit betekent niet dat homo- of transfobie afwezig is in de samenleving. Homo- en transfobie worden vaak op een minder expliciete manier geuit in de vorm van microagressies. Dit zijn opmerkingen of handelingen die negatieve stereotypen over LHBT+ personen reflecteren. Een voorbeeld hiervan is iets “gay” noemen. Hiermee wordt bedoeld dat iets stom of slecht is. De onderliggende boodschap bij zo’n uitspraak is dat gay of homo (zijn) iets slechts is. Tussen de 39% en 88% van de LHBTQ+ jongeren geeft aan op wekelijkse basis zulke microagressies te horen (Kiekens, Kaufman, et al., 2022).

Tussen de 39% en 88% van de LHBTQ+ jongeren geeft aan op wekelijkse basis zulke microagressies te horen

Mensen kunnen soms onbewust, zonder kwade bedoelingen, zo’n opmerking maken. Mede daardoor lijken microagressies relatief onschuldig, omdat het om kleine opmerkingen gaat. Deze uitspraken hebben echter wel degelijk impact op het mentale welzijn, vooral als jongeren ze keer op keer horen in hun omgeving. Het is niet moeilijk voor te stellen dat het voor LHBT+ jongeren lastiger wordt zichzelf te accepteren als ze geregeld uitspraken horen waaruit op te maken valt dat ze niet helemaal geaccepteerd worden. Dus, door het meemaken van microagressies kunnen LHBT+ jongeren hun omgeving als minder accepterend ervaren, met bijbehorende negatieve gevolgen voor hun mentale welzijn. Dit helpt de paradox verder te begrijpen.

20

Waakzaamheid

Een andere reden waarom een omgeving als minder accepterend kan aanvoelen, heeft te maken met waakzaamheid. Stel je voor dat een biseksuele jongen een keer is nageroepen op straat door jongeren. De volgende keer als hij een groepje jongeren ziet, kan hij zich zorgen gaan maken dat hij misschien weer nageroepen gaat worden. Hij wordt dus waakzaam voor het meemaken van deze vorm van homofobie. Voor het ontstaan van deze waakzaamheid is het niet eens per se nodig dat iemand zelf een ervaring met homofobie of transfobie heeft gehad. Berichten in de media of verhalen van andere LHBT+ jongeren, oftewel plaatsvervangende vormen van afwijzing, kunnen deze waakzaamheid aanwakkeren. Dus, iemands eigen of plaatsvervangende vormen van afwijzing kunnen ertoe leiden dat LHBT+ jongeren gaan verwachten dat ze zelf dit soort ervaringen (weer) gaan meemaken.

Hij wordt dus waakzaam voor het meemaken van deze vorm van homofobie

LHBT+ jongeren ervaren deze waakzaamheid vooral in situaties waarin afwijzing vanwege hun seksuele oriëntatie of genderidentiteit mogelijk is. Of er ook iets plaatsvindt, wordt iemand daadwerkelijk nageroepen op straat, is daarbij niet eens relevant. Iemand blijft keer op keer verwachten dat diegene nageroepen kan gaan worden. Het is goed voor te stellen als een jongere dagelijks, bijvoorbeeld op school, deze waakzaamheid voelt, dit negatieve gevolgen heeft voor diens mentale welzijn (Kiekens, Baams, et al., 2022).

Referenties

Een omgeving kan dus accepterend zijn wat betreft seksuele- en genderdiversiteit, maar als jongeren waakzaam zijn voor afwijzingen, door eigen of plaatsvervangende ervaringen met discriminatie, kan dit alsnog bijdragen aan een lager mentaal welzijn.

Onverwachte Uitkomsten

Voor een groep jongeren die buiten de marges valt, kan een hogere mate van acceptatie dus anders uitpakken dan je op het eerste gezicht zou verwachten. Afwijken van heersende normen wordt niet in elke leeftijdsfase geaccepteerd. Ook hoeft het voor LHBT+ jongeren niet altijd te voelen als een accepterende omgeving. Ervaringen met microagressies en ervaringen met afwijzingen, persoonlijk of plaatsvervangend, kunnen een omgeving als niet accepterend doen aanvoelen. Samen kunnen dit soort processen bijdragen aan het lagere mentale welzijn van LHBT+ jongeren in vergelijking met heteroseksuele, cisgender jongeren.

Hiermee wil ik niet zeggen dat een hogere mate van acceptatie van seksuele- en genderdiversiteit niet goed is. Ik denk juist dat dit niet alleen voor LHBT+ jongeren, maar voor alle jongeren uiteindelijk positief zal zijn. We moeten er alleen wel van bewust zijn dat voor jongeren in de marges een hogere mate van acceptatie niet het enige antwoord is op de vraag hoe hun welzijn en daarmee hun functioneren in de samenleving verbeterd kan worden.

Huijnk, W. (2022). Opvattingen over seksuele en genderdiversiteit in Nederland en Europa 2022. https://www.scp. nl/publicaties/publicaties/2022/05/17/opvattingen-over-seksuele-en-genderdiversiteit-innederland-en-europa-2022

Huijnk, W., Damen, R., & van Kampen, L. (2022). LHBT-monitor 2022: De leefsituatie vanlesbische, homoseksuele, bi seksuele en transgender personen in Nederland. www.scp.nl

Huijnk, W., & van Beusekom, G. (2021). Wat maakt het verschil? Over het welzijn, de sociale relaties en de leef stijl van lesbische, homoseksuele en biseksuele jongeren. https://doi.org/10.1007/bf03060962

Kiekens, W. J., Baams, L., Feinstein, B. A., & Veenstra, R. (2022). Development and validation of the sexual minority adolescent rejection sensitivity scale. Archivesof Sexual Behavior, 52, 971–989. https://doi. org/10.1007/s10508-022-02474-6

Kiekens, W. J., Kaufman, T. M. L., & Baams, L. (2022). Sexual and gender identity-based microaggressions: differen ces by sexual and gender identity, and sex assigned at birth among Dutch youth. Journal of Interpersonal Violence, 37, 21293–21319. https://doi.org/10.1177/08862605211056729

Russell, S. T., & Fish, J. N. (2016). Mental health in lesbian, gay, bisexual, and transgender (LGBT) youth. Annual Review of Clinical Psychology, 12, 465–487. https://doi.org/10.1146/annurev-clinpsy-021815-093153

Russell, S. T., & Fish, J. N. (2019). Sexual minority youth, social change, and health: A developmental collision. Research in Human Development, 16(1), 5–20. https://doi.org/10.1080/15427609.2018.1537772

21

Missie om de staat van de hulpmiddelen aan de RUG te verbeteren

k ben Ivy Blackwell. De afgelopen maanden ben ik bezig geweest met het verbeteren van de hulpmiddelen voor studenten aan de RUG. Specifiek ook in de GMW-faculteit. Je hebt mijn naam misschien gezien in appgroepen, de kieslijst, of op mijn petitie voor het op tijd vrijgeven van collegeopnames (de QR-code staat onderaan de pagina). Het probleem met de collegeopnames is een goed voorbeeld van de systematische problemen van een verder goede onderwijsinstelling. Het heeft ervoor gezorgd dat veel studenten –inclusief ik – sterk gedesillusioneerd en achtergesteld zijn. Dat is waarom ik er nu over wil schrijven. Ik ga de ongefilterde waarheid vertellen, niet omdat ik medelijden zoek, maar omdat er serieuze problemen zijn met het handelen door het leiderschap van GMW. Voor sommige van ons zijn de consequenties hiervan vergaand. Ze zullen hun beleid niet serieus heroverwegen, behalve als ze genoeg terugkoppeling krijgen. Daarom is het belangrijk dat we genoeg steun hiervoor verzamelen. Ik vraag ieder van jullie daarom om mijn petitie te tekenen.

Het is duidelijk dat ik niet een doorsnee studente ben, en dat is ook deels waarom ik dit schrijf

Het voelt raar dat ik hierover praat, want ik voel mij helemaal niet speciaal. Echter is het goed voor jullie om te weten wie ik ben als ik namens mensen ga spreken. Ook is het belangrijk om te weten waarom ik dit schrijf in de eerste plaats. Het is duidelijk dat ik niet een doorsnee studente ben, en dat is ook deels waarom ik dit schrijf. Ik ben een eerste generatie universiteitsstudent. Verder heb ik ook al vele jaren gewerkt en heb ik kinderen die qua leeftijd dichter bij mijn medestudenten liggen dan bij mij. Niks van dit alles heeft mij er echter van weerhouden mij welkom te voelen aan de RUG. Het heeft vooral gezorgd voor interessante verhalen. Voor een internationale student als ik is de mix aan culturen alleen al erg verhelderend geweest. Het heeft mij dan ook geholpen in het groeien als persoon.

Helaas is er één ding dat mij onderscheidt. Hierdoor ben ik veel minder welkom aan de RUG dan ik had gehoopt (in ieder geval aan mijn faculteit). Ik heb lang getwijfeld over het delen van de details van mijn ervaringen als mindervalide student, na al het werk dat ik erin heb gestopt om erbij te horen. Ik leef al zolang in mijn lichaam, dat ik ondertussen onopvallend het leven door kan komen op een “normale” manier (wat dat ook maar betekent). Soms heb ik hulp nodig, maar ik voel me meestal niet hulpeloos. Over het algemeen kan ik doen wat iedereen kan. Ik zie mijzelf als een competent persoon, en ik probeer de focus te leggen op wat ik wel kan doen. Daarentegen ben ik blijven luisteren naar de mensen om mij heen. Steeds meer herkenbare verhalen kwamen binnen over onrechtvaardigheid en hopeloosheid. Ik kan het gewoon niet meer laten. Ik ben steeds minder verlegen geworden, en ik ben steeds meer bereid om op te staan voor mezelf. Echter staat het nog in mijn geheugen gegrift hoe niemand op stond voor mij.

Sorry als u dit allemaal een beetje overvalt

22

Ik heb meerdere chronische aandoeningen die mij pijn bezorgen op verschillende manieren. Het liefst zou ik denken dat niemand er iets van kan zien als ik voorbijloop. Echter is de werkelijkheid dat mijn immuunsysteem mijn gewrichten en huid blijft aanvallen. Dingen als lopen, zitten op harde ondergronden of stil blijven zitten voor meerdere uren zorgen bij mij voor vreselijke pijn. Ik heb een fiets, en ik blijf het proberen, maar het is bijna onmogelijk. Momenteel heb ik evenveel fietsdagen als volledig immobiele dagen. De enige nuttige medicatie werkt door het onderdrukken van mijn immuunsysteem. Deze medicatie is erg duur en maakt het voor mij gevaarlijk om mij onder mensen te begeven (misschien merk je dat dit hoorcolleges erg onaantrekkelijk maakt). Daarbovenop heb ik ook een zeldzame soort migraine die mij regelmatig verblindt aan een van mijn ogen. Het verlamt ook mijn arm en de helft van mijn gezicht. Ik begin te brabbelen alsof ik een beroerte heb. In mijn achterhoofd hou ik altijd rekening met mijn bloedglucose, terugkerende koorts, en lage bloeddruk, om te voorkomen dat ik duizelig word of mijzelf bezeer. Mijn hele leven heb ik moeten omgaan met ADHD en een aantal andere aandoeningen om rekening mee te houden.

Sorry als u dit allemaal een beetje overvalt, dit zijn in grote lijnen mijn problemen, het is nogal wat. Je zou denken dat met dit soort problemen, met de juiste papieren, er richtlijnen zouden zijn vanuit de universiteit om mij te helpen. In werkelijkheid zijn er wel richtlijnen, maar zijn ze goed verstopt en ingewikkeld. Om nog niet te praten over de teleurstellende hoeveelheid hulp die ze bieden voor veel mensen. Wachttijden om met een psycholoog te praten kunnen maandenlang zijn, en afspraken komen neer op een stel uitspraken die allemaal neerkomen op “er is niks wat ik kan doen”. Het zou redelijk, haalbaar, en effectief zijn om hulpmiddelen aan te bieden zoals: aantekeningen, flexibele deadlines, opgedeelde examens, collegeopnames, en flexibiliteit wat betreft aanwezigheid. De lelijke waarheid is dat ik de regels heb gevolgd en de aanvragen heb gedaan, maar ik heb momenteel geen van deze hulpmiddelen. Ik heb de juiste procedures gevolgd en hulp gezocht bij de relevante medewerkers. Helaas is de enige hulp die ik nu krijg tien extra minuten per examen en een kleinere ruimte met minder studenten om mijn examen in te nemen. Ook kreeg ik het nummer van een medewerker die uiteindelijk een andere harde stoel heeft laten plaatsen in twee examenhallen voor mij. Mijn redding waren de collegeopnamens in mijn eerste jaar. Die zijn daarna beëindigd. Ondertussen sta ik er grotendeels alleen voor.

Eerst was ik geneigd te denken dat het gewoon mijn eigen probleem was. En dat ik niet moest verwachten dat de universiteit het iets zou schelen. Bij elk afgewezen verzoek was ik beleefd, zei ik dankuwel, en voelde ik mij enorm beschaamd door het moeten openbaren van al mijn medische problemen voor niets. Het was een lange tijd sinds ik voor het laatst mij echt diep had geschaamd voor mijzelf en mij zo hulpeloos had gevoeld voor het niet kunnen doen wat anderen wel kunnen. Kortstondig dacht ik eraan of ik überhaupt wel moest afstuderen. Toen kwam ik er echter achter dat andere studenten evenveel moeite hebben met dit kapotte systeem. Toen begreep ik dat het niet alleen mijn probleem was, maar dat we allemaal beter verdienen.

23

Het beleid van de GMW rondom collegeopnames was bekend gemaakt in oktober 2023. Het legt collegeopnames aan banden tot voor iedereen tot twee weken voor de examens. Ook als je echt die opnames nodig hebt. Hoewel ik persoonlijk denk dat de meeste studenten sowieso profijt hebben bij collegeopnames, is het ook duidelijk dat het mindervalide studenten extra hard raakt. Het is ook een teken van een bredere onverschilligheid en gebrek aan empathie voor mindervalide studenten en medewerkers. Het is schokkend dat juist een faculteit die ontworpen is om een positieve impact te hebben op het welzijn van andere, zo makkelijk de behoeftes van hun meest kwetsbare studenten negeert. Ze zoeken het maar uit.

Dit zijn modern middelen die het leren verbeteren voor iedereen

Zelfs al kan je je niks voorstellen bij de problemen die ik hier verteld hebt, wil ik toch dat u begrijpt dat collegeopnames niet alleen essentieel zijn voor mindervalide studenten of studenten met andere problemen in het dagelijks leven. Dit zijn modern middelen die het leren verbeteren voor iedereen. Ze zorgen voor flexibiliteit bij het leren van ingewikkelde vakken op iedereens eigen tempo. Het brengt het onderwijs van de RUG naar de moderne tijd, door het aanvullen van traditionele manieren van onderwijs. Niet door die traditionele onderwijsmethodes kapot te maken. Niemand zegt dat de universiteit moet overgaan naar volledig online onderwijs. Er wordt enkel gesuggereerd dat opnames beschikbaar moeten zijn voor iedereen die het wil of nodig heeft naast fysiek onderwijs. Wij studenten betalen voor lesstof die ons op een toegankelijke manier gegeven moet worden. Er is geen goed excuus voor wat er nu gebeurt.

Ik bewonder de kracht en veerkracht van de academische gemeenschap. Ook ben ik trots om hier te zijn met jullie. Het is mijn oprechte geloof dat vriendelijkheid en rationaliteit de weg zijn naar een beter en eerlijkere toekomst. En dat we met een beetje moeite daar ook komen. Alstublieft, weet dat uw stem een verschil kan maken als u hem gebruikt. Ik hoor graag van u.

Scan de QR-code om de petitie te tekenen voor het tijdig vrijgeven van de collegeopnames:

24

De

marges van goed sociaalwetenschappelijk onderzoek

- Eric van Sonderen

Het is September 1976 als ik begin aan de studie Sociologie in Groningen. Juist in die jaren ontwikkelt zich in Groningen een sterke stroming die zich richt op kwantitatieve aspecten van Sociologisch onderzoek. Mijn specialisatie heet dan ook ‘M&T verzwaard’, Methoden en Technieken van Sociaal Wetenschappelijk Onderzoek. Vakken zijn onder meer: Statistiek 1, 2, en 3, Multivariate statistiek, Factoranalyse, en Schaalconstructie. De computer (SPSS) maakte het analyseren van gegevens ook steeds makkelijker.

Mijn promotieonderzoek richtte zich op het in kaart brengen van Sociale Netwerken, maar vooral op het ontwikkelen van vragenlijsten om aspecten van Sociale Steun te meten. De instrumenten voldeden aan de vereiste criteria voor wat betreft interne consistentie, test-hertest betrouwbaarheid, en validiteit. Vanaf de jaren 90 ben ik werkzaam geweest als Methodologisch Adviseur, bij de Medische Faculteit, later opgegaan in het UMCG. Talloze onderzoekers heb ik gesproken en begeleid. Hun vragen vielen doorgaans in één van deze categorieën: 1) Welke vragenlijst moet ik gebruiken om ‘Kwaliteit van Leven’, ‘Pijn’, ‘Depressieve Symptomen’ etcetera te meten; 2) Hoe moet ik analyseren wat het effect van behandeling op pijn is, gecorrigeerd voor geslacht en leeftijd; 3) Ik heb veel Missing Data, wat moet ik nu; 4) Mijn vragenlijst zou Angst en Depressie moeten meten, maar bij factoranalyse kan ik drie factoren onderscheiden, wat moet ik nu?

Ook de mogelijkheden om met ontbrekende gegevens om te gaan werden steeds geavanceerder, soms ‘op drie decimalen nauwkeuriger’

In de loop der jaren ontstonden er, dankzij steeds geavanceerdere software, mogelijkheden om de meest ingewikkelde modellen te toetsen, zoals Structural Equation Models, met latente variabelen en mediërende moderatoren. Ook de mogelijkheden om met ontbrekende gegevens om te gaan werden steeds geavanceerder, soms ‘op drie decimalen nauwkeuriger’.

Na het draaien van ‘stateof-the-art analyses’ werden de steekproefbevindingen gegeneraliseerd naar de onbekende populatie, waarbij maar weinig onderzoekers zich afvroegen welke populatie de cases die uiteindelijk in de steekproef waren overgebleven precies vertegenwoordigden. Tot slot werden in de afsluitende paragraaf conclusies getrokken die de bescheidenheid, passend bij een wellicht significant, maar toch zeer gering effect, ruimschoots overstegen.

De lijst met onderwerpen waarbij onderzoekers doorgaans ‘de bocht uitvliegen’ is erg lang. Ik wil hier twee aspecten bespreken, te weten de keuze voor gerenommeerde vragenlijsten, en de interpretatie van hun onderzoeksbevindingen.

“You don’t know what love is”1

Vaak zijn de centrale begrippen in het onderzoek slecht gedefinieerd en al helemaal slecht geoperationaliseerd. De eerste vraag is doorgaans: “Ik wil graag ‘Angst en Depressie’ meten, of ‘Kwaliteit van Leven’ of ‘Pijn’, welk instrument moet ik daarvoor gebruiken?” Als een collega-onderzoeker al niet een geschikte vragenlijst had, werd er wel een op het internet gevonden. De meeste van die lijsten werden aangeprezen als zijnde Valide en Betrouwbaar, wat wilde je nog meer? Terzijde: Bij een lijst met 30 vragen hoeven de vragen onderling maar .07 met elkaar te correleren, dus echt niet of nauwelijks, om toch een acceptabele Cronbach’s alpha van .70 te krijgen.

25

Zonder kritisch naar de vragenlijst te kijken werd deze vervolgens in eigen onderzoek ingezet. Talloze malen bleek dan later, dat er toch wel wat op de lijst was aan te merken. De twee factoren die onderscheidbaar zouden moeten zijn, bleken er bij factoranalyse drie te zijn, of een aantal vragen bleek zich anders te gedragen dan verwacht. Een extra, niet gepland, artikel werd dan vaak geschreven: Hoe en waarom deze gerenommeerde vragenlijst zich anders gedroeg in de steekproef van de onderzoeker. Veel onderzoekers realiseren zich niet dat de vraag: “Wat meet deze vragenlijst bij onze populatie?” volstrekt oninteressant is en de kernvraag: “Wat wil ik precies meten?” in feite verdringt. Ik nodig de onderzoekende lezer uit om nog eens heel kritisch naar de vragenlijsten in eigen onderzoek te kijken, hoe lang geleden dat voor sommige alumni ook moge zijn.

En zou het dan wel handig zijn om de antwoorden op de drie vragen bij elkaar op te tellen?

Stel je wilt weten of een bepaalde behandeling helpt om pijnklachten te verminderen. Vraag je dan eerst af op welke pijnklachten de behandeling precies gericht is. Gaat het bijvoorbeeld om afname van de intensiteit van de pijn, of van de duur of de frequentie van de pijnklachten? Of wil je alle drie onderzoeken en stel je daarom niet één, maar drie vragen? En zou het dan wel handig zijn om de antwoorden op de drie vragen bij elkaar op te tellen? Want dat is wat er gebeurt als je naar schaalscores gaat kijken. Onderzoekers vragen zich zelden af waarom ze multi-item instrumenten, schalen, gebruiken. Wanneer niet precies het te meten begrip wordt omschreven, leidt het gebruik van schalen juist niet tot een valide en betrouwbare meting van dat begrip. Ook de antwoordcategorieën behoeven zorgvuldige aandacht. Vaak worden voor antwoordcategorieën, die frequentie, intensiteit of duur moeten meten, omschrijvingen gebruikt, waarbij de ‘afstand’ tussen de categorieën niet gelijkmatig is en bovendien per item wisselt. Ik geef een voorbeeld: Bij vraag a mag de respondent kiezen uit: 1) Bijna altijd, 2) Heel vaak, 3) Soms, en 4) Helemaal niet. Bij de volgende vraag zijn de antwoorden: 1) Heel vaak, 2) Vrij vaak, 3) Soms, en 4) Helemaal niet. Evenzo kwalijk zijn de gevallen waarin absolute en relatieve frequenties bij één vraag door elkaar worden gebruikt.

Ook hier een voorbeeld: 1) Net zoveel als vroeger, 2) Een beetje minder dan vroeger, 3) Zeker minder dan vroeger, en 4) Bijna nooit. Een wonderlijk allegaartje, waarbij bovendien opvalt dat ‘Meer dan vroeger’ kennelijk niet als optie is overwogen, en dat terwijl deze vragenlijst veel ingezet wordt om verbetering van depressieve symptomen (als gevolg van behandeling of medicatie) te meten. Onmogelijk! En toch wordt deze vragenlijst wereldwijd heel veel gebruikt. De onderzoeker heeft de indruk een valide en betrouwbaar instrument te gebruiken, maar ziet pas bij nadere bestudering van de items hoe krakkemikkig de vragen gesteld zijn. Bij de daaropvolgende vraag, wat nu te doen, wordt helaas in de meeste gevallen besloten deze gerenommeerde lijst toch maar te gebruiken. Het vergroot de kans op acceptatie van het artikel… Mijn ervaring is dat in verreweg de meeste onderzoeken niet heel precies door de onderzoeker gedefinieerd wordt welk begrip gemeten dient te worden, inclusief een set goede antwoordcategorieën. Wordt dat wel gedaan, dan zal blijken dat alle(!) in gebruik zijnde, zogenaamd valide en betrouwbare, vragenlijsten door de mand vallen.

Het laatste argument om toch een bestaande lijst te gebruiken is vaak dat het een vergelijking met ander onderzoek mogelijk maakt. In de eerste plaats is het vergelijken van eigen ruis met de ruis zoals door anderen gemeten niet erg informatief, maar ook wordt daarbij uit het oog verloren dat zelden of nooit in sociaalwetenschappelijk onderzoek de eigen steekproef en die van anderen precies dezelfde populatie vertegenwoordigen, een probleem dat overigens bij meta-analyses onvoldoende aandacht krijgt.

26

“If there is something”2 Parallel aan de ontwikkeling van statistische mogelijkheden, kregen de afgelopen decennia steeds meer onderzoekers problemen met de statistische conclusies die het resultaat van hun analyses waren. Was een effect dat statistisch significant was, bijvoorbeeld p=.03, nou echt de moeite waard? Elke onderzoeker leerde dat als de steekproef maar groot genoeg is alles significant is. Maar ook dat een steekproef te klein kan zijn. Het begrip ‘poweranalyse’ werd geboren, een analyse waarmee je van tevoren de grootte van je steekproef kon bepalen, teneinde voldoende kans te hebben een bepaald effect als zijnde significant te kunnen detecteren.

Met een poweranalyse dachten onderzoekers verlost te zijn van de vraag hoe groot hun steekproef moest zijn. Velen realiseerden zich niet dat ze zich bij het uitvoeren van een poweranalyse moesten uitspreken over de grootte van het effect dat ze trachtten te vinden. Het begrip ‘Effect Size’ was geboren. Toch bleef de aandacht voor de ‘Effect Size’ vaak beperkt tot de fase van vaststelling van de steekproefgrootte, voorafgaand aan het onderzoek. Deze aandacht was min of meer noodzakelijk, aangezien steeds meer fondsen een dergelijke analyse verlangden bij het indienen van een subsidie-aanvraag. Zodra de data binnen waren, werden gemiddelden gepresenteerd en bepaalde de p-value maar al te vaak of het effect significant was of niet, impliciet staand voor ‘of het effect betekenisvol was of niet’. Talloze malen heb ik onderzoekers zich laten afvragen of ze het effect dat ze in de steekproef gevonden hadden nou wel of niet relevant vonden. Een vraag waar men vaak van schrok en zich geen raad mee wist, terwijl impliciet het antwoord al bij de poweranalyse was gegeven en juist verbijsterend eenvoudig zou moeten zijn: ‘In de steekproef is een effect gevonden dat ik wel/niet relevant vind’.

De laatste stap die gezet moest worden was een uitspraak doen over het effect in de onbekende populatie, er moest nog gegeneraliseerd worden. Nu werd er al langer gepleit voor een alternatief voor de vermaledijde, want nietszeggende p-value, te weten een Confidence Interval (CI), in het algemeen een 95% CI. Een CI biedt meer informatie over het te verwachten effect in de onbekende populatie dan een p-value. Maar zonder bij de interpretatie van een CI te betrekken welk effect als relevant beschouwd kon worden, bleef de vraag van de onderzoeker doorgaans beperkt tot de dichotomie: “Valt de 0 wel of niet in het interval?”, waarmee er nauwelijks meer informatie gedeeld werd dan bij de vraag of de p-value groter of kleiner dan .05 was. Ik heb geprobeerd bij het generaliseren van steekproef naar populatie de relevantie van het effect te betrekken. De onderzoeker geeft daarbij aan hoe groot haar/zijn ‘Confidence In a Relevant Effect’ (CIRE) is.

Het begrip ‘Effect Size’ was geboren

Het presenteren van een CIRE is vele malen informatiever dan een p-waarde of een traditioneel Confidence Interval. Dat veel onderzoekers het lastig vinden om zich uit te spreken over welk effect ze relevant vinden, zelfs degenen die dat bij een poweranalyse impliciet al gedaan hebben, maakt de uitdaging om dat toch te doen weliswaar groter, maar niet minder relevant.

Beide voorbeelden zijn een pleidooi om kritisch te kijken naar ander en vooral onderzoekeigen

Beide voorbeelden zijn een pleidooi om kritisch te kijken naar ander en vooral eigen onderzoek. Hiermee stelt de onderzoeker zich weliswaar buiten de marges van het ‘mainstream onderzoeksproces’, maar blijft daardoor wel binnen de marges van het onderzoek waar het label ‘wetenschappelijk’ op van toepassing is.

1 Chet Baker - “You don’t know what love is” 2 Roxy Music - “If there is something”

27

De geromantiseerde sociale werkelijkheid

Menselijkheid als onheilspellende en verrijkende metafoor voor een visie

- Jurre van den Berg

Naast dat romans inzicht kunnen geven in een bepaald wetenschapsgebied en de aan wetenschap als subject verbonden processen zonder inhoudelijk stelling te nemen, hebben grote maatschappelijk geëngageerde romanciers altijd al doorgehad dat een roman in al zijn menselijkheid het ideale middel is om een (anti)visie uit te dragen. Zeker wanneer het een toekomstscenario betreft lijken menselijke personages en perspectieven de beste manier om empathie en herkenbaarheid op te wekken bij de lezer, om zo weerzin tegen het geschetste - dikwijls verwerpelijke - scenario te creëren. Menselijk lijden lijkt het sterkste argument voor de verwerpelijkheid van een visie.

Romans leveren een belangrijke bijdrage aan het krijgen van kennis en inzicht in de wetenschap. Een goed voorbeeld van eigen bodem is Het Bureau (laatste deel in 2000), waarin J.J.Voskuil zijn oude instituut laat zien. In de verschillende delen leert de lezer niet alleen dat instituut steeds beter kennen, maar hij komt ook meer te weten over de volkenkunde én de wetenschap in het algemeen. Ook W.F. Hermans’ Nooit meer slapen (1966) toont een inkijk in de wetenschap (technische planologie), maar is daarnaast ook een beschouwing op wetenschap als subject en de daaraan verbonden elementen als ambitie, vooruitgang, de illusie van baanbrekend zijn, en de daaruit volgende teleurstelling.

Wetenschappelijke visies zijn vaak fantasieloos en missen hierdoor overtuigingskracht en levendigheid

Echter, ook in meer realistische, geëngageerde romans lijkt menselijkheid een verrijkende factor. Ook hier krijgt de lezer het beste instrument aangereikt om zich in de situatie, het verhaal en de (maatschappelijke) implicaties te verplaatsen: de mens en ‘menselijke dimensie’ van de wereld, op het meest directe en confronterende niveau van aggregatie. Soms ook is de auteur het actief participerende hoofdpersonage van zijn eigen roman. Zo laat hij de lezer meeleven in het proces van twijfel, betrokkenheid en beeldvorming dat hij zelf ondergaat. Ook stelt hij zijn lezers in staat door zijn menselijke ogen te kijken, en maakt hij hen niet apathisch met het verhaal van de objectieve emotie en twijfelloze observator aan de zijlijn. Wat alle drie de typen gemeen lijken te hebben, is dat de menselijkheid van de roman zowel in beschrijving, als in waarschuwing veel beter dan wetenschappelijk werk in staat is een visie overtuigend over te brengen. Empathie, herkenbaarheid, confrontatie en creativiteit lijken de toverwoorden.

Maatschappijkritiek

Dat schrijvers in staat zijn op een creatieve en treffende manier een maatschappij, maatschappelijke verhoudingen of een politiek systeem op literaire wijze te analyseren of te bekritiseren, lijkt onomwonden vast te staan. Een blik in de overvolle bibliotheek die internationale romanschrijvers van naam en faam als testament hebben achtergelaten, levert een arsenaal aan diversiteit in dit genre. Exponenten als Franz Kafka’s Der Prozeß (1925) en de satire op het communistische systeem Animal Farm (1945) van George Orwell tonen de vruchtbaarheid en treffendheid ervan aan.

28
Empathie,herkenbaarheid, confrontatie en creativiteit lijken de toverwoorden Uit den Ouden Doosch: SoAP April 2007
Big Brother is watching you’ in George Orwell’s ‘1984’

Der Prozeß - het verhaal over Josef K. en zijn strijd tegen het rechtssysteem, waarin hij in een absurde wereld terecht komt waarin logica en rede lijken te wijken voor de macht van onzichtbare rechters en een mistige bureaucratie – is een directe aanklacht tegen wat in navolging van de roman ‘kafkaiaans’ ging heten: paranoïde bureaucratische starheid. De kracht van het boek ligt niet in de scherpe analyse van een maatschappelijk fenomeen, maar in de menselijke beklemming die je voelt tijdens het lezen.

Animal Farm is een aanklacht van een heel andere orde. De satirische allegorie (een metafoor die als een rode draad door het verhaal loopt) bekritiseert op verfijnde wijze het communistische systeem van de voormalige Sovjet-Unie. De genialiteit van het werk schuilt in het bijzonder in de door Orwell gebruikte metafoor: het hele verhaal speelt zich af op de boerderij van boer Jones, de personages uit het Sovjetsysteem zijn getransformeerd tot boerderijdieren. Deze cryptische gelijkenis zorgt er niet alleen voor dat het verhaal een satire wordt, maar ook voor een universaliteit en creatieve treffendheid die men enkel bij de grootste romanschrijvers aantreft. Wetenschappers zijn hier nooit toe in staat, hun (vaak fantasieloze) visies missen hierdoor overtuigingskracht en levendigheid. Wetenschappelijke visies zijn vaak fantasieloos en missen hierdoor overtuigingskracht en levendigheid

Dergelijk fictie is zeker niet waardevrij

Dystopie

Echter, schrijvers zouden geen kunstenaars zijn als zij hun fantasie en creativiteit niet zelden op hol zouden laten slaan. De dystopische (of: antiutopische) toekomstvisie in de rijke traditie van Huxley’s Brave New World (1932 - de wereld beheerst door technologie en rationalisme) tot het nieuwe enfant terrible, de Franse controversiële Michel Houellebecq (bv. Les particules élémentaires (1998) vert. ‘Elementaire deeltjes’) vormt in deze een interessant genre. Het betreft hier boeken die een toekomstscenario schetsen van de wereld als een dystopie: een (denkbeeldige) samenleving met louter negatieve eigenschappen, waarin men beslist niet zou willen leven. Een dystopie is daarmee het tegenovergestelde van een utopie, dat juist een bijzonder positieve samenleving voorspelt. Dergelijk fictie is zeker niet waardevrij: de auteur probeert mensen te waarschuwen tegen het door hem geschetste beeld.

Terugkerende politieke dystopische thematiek is de samenleving waarin geen vrijheid meer bestaat en die bestuurd wordt door een totalitair regime, een samenleving waarin technologie de overhand heeft, of een samenleving waarin totale overheersing en schending van de persoonlijke privacy door overheden en instituten plaatsvindt. Een klassiek voorbeeld waarin deze thema’s aan bod komen, is Orwell’s 1984 (uit 1948!), dat een toekomstbeeld schetst van het persoonlijk menselijk lijden van individuen in een volkomen kansloze strijd tegen een totalitair bewind, dat gekenmerkt wordt door een intelligent arsenaal aan hersenspoelpraktijken en controle door middel van technologie (‘Big Brother is watching you’). Later werd het boek alom geprezen vanwege de juistheid van vele voorspellingen.

Dystopieën kunnen behalve politiek ook movan aard zijn, zoals A Clockwork Orange van Anthony Burgess (1962) of Michel Houellebecq’s La possibilité d’une île (2005, vert. ‘Mogelijkheid van een eiland’). Het betreft hier scenario’s over morele ontsporing en verval, en kunstmatige, nieuwe, moraliteit. Voorbeeld is het ‘ultraviolence’ in het idiomatische taalgebruik van hoofdpersoon Alex en de ‘medische’ behandeling ervan in A Clockwork Orange. Ook het door Houellebecq aangekondigde bankroet van de libertijnse westerse maatschappij die de individuele vrijheid als ultieme maatstaf aanneemt en ontspoort in een koude, egoïstische samenleving die gekenmerkt wordt door plastische maakbaarheid, geweld, exorbitant hedonisme, onpersoonlijkheid en apathie past in dit genre.

Feit, fictie, visie

Opgemerkt moet worden dat zowel de meer realistische, als de futuristische romans met een maatschappijvisie vaak een aanklacht zijn tegen hoe het ging, hoe het gaat, of hoe het zou kunnen gaan als we zo doorgaan. Romans zijn zelden in staat geëngageerd en objectief tegelijk te zijn. Dit zou het grootste wetenschappelijke bezwaar kunnen zijn tegen de roman als bron van kennis. Dit gebrek aan wetenschappelijke objectiviteit betekent echter niet dat romans niet relativerend kunnen zijn, en onbruikbaar. Immers, ook wetenschappers hanteren een bepaalde visie. Hetzij over de maatschappij of de wereld, hetzij een paradigma over wetenschappelijke methoden. Feiten of realistisch geachte gebeurtenissen kunnen een leidraad zijn voor een roman, de interpretatie ervan blijft – net als in de wetenschap – mensenwerk door een gekleurde bril.

29

Een andere tegenwerping kan zijn dat romans juist in de menselijkheid retorische stijltrucs gebruiken om te overtuigen, over de rug van dezelfde mensen. Er zouden stemmen op kunnen gaan dat een visie een idee moet zijn, los van individuele (emotionele) implicaties. In dit zicht zou het inspelen op emoties een geraffineerde, maar vertekende methode zijn om tot treffendheid te komen: deze is immers niet rationeel. Interpretatie blijft – net als in de wetenschap – mensenwerk. Dit lijkt mij een uitermate zwak argument uit de gerationaliseerde machine die wetenschap soms lijkt te zijn. Wie weet, schap bedrijft met als subject de mens of een samenleving van mensen, maar wars is van de menselijke implicaties die wetenschappelijke ideeën hebben, miskent subject én realiteit.

Interpretatie blijft – net als in de wetenschap –mensenwerk

Tussenweg

Niet alle op de (mogelijke) werkelijkheid gebaseerde en een visie-uitdragende romans zijn even gekleurd. Zo kan de schrijver er ook voor kiezen niet zelf een standpunt in te nemen, maar het beeld te laten vormen door betrokkenen. Een mooi voorbeeld is De Graanrepubliek (1999) van schrijver/journalist Frank Westerman.

Dit boek is meer een journalistieke vertelling (de auteur neemt zelf geen stelling), maar onderscheidt zich als roman door stijl- en taalgebruik. Wel kan de auteur door de compositie van uitspraken en visies van anderen bijdragen aan de beeldvorming. Hier ligt een zware verantwoordelijkheid, zeker wanneer de auteur pretendeert journalistiek objectief werk te leveren.

In El Negro en ik (2004) lijkt Westerman deze verantwoordelijkheid niet meer te willen en (misschien: kunnen) dragen, en geeft zichzelf de hoofdrol als actieve participant in de beeldvorming: het distributiekanaal naar de lezer.

de lezer, confronteren met diverse visies en hun tegenwerpingen en schaduwzijden. Hij vormt zijn visie, maar geeft de lezer inzicht in alle elementen (persoonlijkheid en context) die hem deze visie hebben doen vormen. Hierdoor is de lezer in staat zijn eigen visie te vormen, die zeker kan afwijken van die van de auteur. De kwetsbaarheid en de persoonlijke toon waarmee het boek geschreven is, maakt het menselijk en daardoor treffend.

Tot slot

Een belangrijke waarschuwing is, ondanks alle levendigheid en voordelen van menselijkheid in romans, op zijn plaats wanneer men de geromantiseerde sociale werkelijkheid als waarheid neemt. Westerman biedt zelf als insider een dergelijke relativering, die je aantreft bij het openen van zijn website: ‘Wat je zag hing af van hoe je het noemde’. Uiteraard blijft het aan de kritische houding van de lezer de gepretendeerde persoonlijke waarheid te relativeren, maar Westerman heeft zelf laten zien dat ook de auteur, door middel van het blootgeven van zijn eigen twijfel, kan laten zien hoe sociaal geconstrueerd zijn verhaal blijft.

Ook al zijn er bezwaren tegen de gekleurdheid, en gebruik van emoties, fictie en stijl in een roman, het kan ons veel leren en op een directe manier duidelijk maken over de menselijke gevolgen van het inrichten van een maatschappij. Het zijn dan misschien niet objectieve wetenschappelijke bronnen, maar ze kunnen wel op treffende wijze onze ogen openen.

Een jonge Malcolm McDowell als Alex de Large in Stanley Kubrick’s verfilming van ‘A Clockwork Orange’ (1971)

Echter, het boek over het westerse denken over rassen – gesymboliseerd in het verhaal over een opgezette (!) zwarte man in een Spaans museum en zijn historie – is verre van een eenduidig statement of pleidooi. Westerman laat zichzelf, en daarmee

30

Sociologisch Antropologisch

Periodiek

Mei 2024

Contact

Vakgroep Sociologie t.a.v. ‘SoAP’

Grote Kruisstraat 2/1

9712 TS Groningen

Commissie 2023-2024

Drukkerij

Zalsman Groningen

Oplage 2500

Verzending Rijksuniversiteit Groningen

SoAP-Logo

Thomas Bos

Contact:

Vakgroep Sociologie t.a.v. ‘SoAP’

Grote Kruisstraat 2/1

9712 TS Groningen

Commissie 2023-2024

Lijkt het je leuk om in de volgende editie te staan? Neem contact met ons op via de mail soap.redactie@gmail.com

Heb je nog een opmerking of tip? We zijn bereikbaar op onze socials @Soapgroningen

Soapgroningen www.Soapgroningen.nl

Liever SoAP’s online lezen of delen met anderen? Bekijk dan de online versie van de SoAP op: www.isssu. com/soapgroningen

Bedankt voor het lezen van deze editie van de SoAP!

31

In deze alumni-editie van de SoAP staat het thema ‘Binnen de marges’ centraal. De veelzijdigheid van het onderwerp heeft onze redactie de mogelijkheid gegeven een aantal diverse, uiteenlopende artikelen te schrijven. Zo belichten we het Europese demonstratierecht, hoe marges als beperkingen fungeren, middelen voor mindervalide RUGstudenten, marges vanuit een statistisch oogpunt, menselijkheid in de media en literatuur, en het welzijn van LHBT+ jongeren. Ook wordt de winnaar van de Gadourek-scriptieprijs in deze editie uitgelicht.

32

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.