Zwijgen is Goud
Alumni editie
Lieve lezer, Allereerst willen we jullie bedanken voor het lezen van alweer de tweede SoAP-editie van dit jaar. Het thema van deze editie is ‘Zwijgen is Goud’. In deze uitgave zul je meerdere stukken tegenkomen met in indrukwekkende interpretaties van dit thema. Zo toont professor René Veenstra dat zwijgen in sommige situaties niet goud is, en geeft Menno Rol ons een kleine oefening in pessimisme. Daarnaast laat schrijfster
Ellen Jansegers ons zien hoe het is om een introvert te zijn in een extroverte wereld, en hebben we een interview met een woordvoerder namens de klimaatprotestgroep Extinction Rebellion. Deze, en meer andere zeer interessante stukken zijn te lezen in deze mooie editie. Wij hopen jullie een aantal mooie interpretaties van het thema te laten zien, en zoals altijd: veel leesplezier!
Liefs, De SoAP commissie
2
Zwijgen is goud
Voorwoord
Danielle Jansen
Als ik aan ‘zwijgen’ denk dan moet ik bekennen dat er in mijn gedachten toch een ietwat negatieve connotatie aan de term kleeft. Begrijp me niet verkeerd: ik hou van mensen die zich koest houden, die niet de hele tijd overal op reageren en afhankelijk van de situatie of setting, hou ik ook van zwijgende kinderen, zwijgende huisdieren en van zwijgende studenten. Het negatieve voor mij zit hem denk ik in het woord zelf: zwijgen. Ik vind het geen mooi en vriendelijk woord. Ik lijk hier niet alleen in te staan. In een paar woordenboeken die ik heb geraadpleegd, staat bij zwijgen onder andere: “ervan afzien te spreken”, “je stem niet laten horen”. Je wilt dus wat zeggen, maar je doet het niet. Ook de spreekwoorden over zwijgen klinken niet louter positief: “iemand het zwijgen opleggen” en “zwijgen als het graf”. Ik kan me ook niet herinneren wanneer ik het woord zwijgen zelf voor het laatst heb gebruikt. Dat ik tegen mijn kinderen bijvoorbeeld zei: “wat zwijgen jullie lief” of tegen studenten: “zwijg, want met al dat gepraat, kan ik geen lesgeven”. Ik kan het me niet herinneren. Ik ken eigenlijk ook geen mensen die het woord zwijgen ooit of vaak gebruiken.
Toch is het een woord dat bijna iedereen kent en wordt het ook vaker gebruikt dan je denkt. In media bijvoorbeeld wordt het woord zwijgen menigmaal gebruikt in de reinste zin van het woord: iemand zou het liefst de barricade opgaan voor iets, zijn of haar stem laten horen. Maar men kiest er – vanwege negatieve consequenties – toch voor om iets niet te zeggen, de mond te houden. Bijvoorbeeld: ‘Algerijns regime brengt critici een voor een tot zwijgen’ (NRC, 24 januari 2023). Soms is zwijgen geen eigen keuze, maar wordt door anderen geadviseerd om te zwijgen, bijvoorbeeld omdat men van mening is dat iemand of een bepaalde groep zich waagt aan een onderwerp waar ze beter hun mond over kunnen houden: ‘Kan een predikant maar beter zwijgen als iets te politiek voelt?’ (Nederlands Dagblad, 17 februari 2023) of “Laat coureurs politiek zwijgen” (FIA, 2022).
Het lijkt erop dat het woord zwijgen de laatste jaren in opmars is gekomen, onder andere door de publieke discussie rondom grensoverschrijdend gedrag. In geval van grensoverschrijdend gedrag lijkt zwijgen – door zowel het slachtoffer als de dader – een standaardreactie: in sommige gevallen – bijvoorbeeld in de medische wereld (de Volkskrant, 1 april 2023) –wordt bijna 80 procent van deze incidenten nooit gemeld. Slachtoffers houden hun mond, omdat ze zich ervoor schamen dat hun dit is overkomen, omdat ze doodsbang zijn voor consequenties of omdat ze ervan overtuigd zijn dat er niks met hun verhaal wordt gedaan. Dat daders zwijgen – zowel ten tijde van, als na het bekend worden van het grensoverschrijdend gedrag – ligt voor de hand, alhoewel steeds meer daders (of zelfs hun partners) de media opzoeken om ook hun stem te laten horen.
Uit mijn verhaal lijkt het alsof zwijgen in mijn ogen geen goed kan doen, maar niets is minder waar. Ook al vind ik het geen mooi woord, zwijgen is best vaak goud. Daar kwam ik achter toen een Amerikaanse visiting professor – die overigens zelf niet erg zwijgzaam is – mij herhaaldelijk, tot bijna vervelens toe, adviseerde om het boek Quiet van Susan Cain te lezen. Hij had kennisgemaakt met mijn introverte zoon. Hij gaf aan een introverte dochter te hebben en weinig van haar te snappen, totdat hij het boek van Susan Cain had gelezen. Ik heb het boek gelezen en wat een eyeopener was dat. Cain maakt in haar boek duidelijk dat zwijgen – wat introverten vaak doen – in sommige gevallen heel wijs is. Sommige mensen zouden zelfs vaker moeten zwijgen, zodat ze eerst na kunnen denken voordat ze spreken.
Zwijgen is dus een veelzijdig woord met zowel positieve als negatieve connotaties. Dit blijkt ook uit de verscheidenheid aan artikelen die in deze SoAP-editie aan bod komen.
3
Voltijdprinsjes - Mark van Ostaijen
De Gadourek scriptieprijs 2022 - De Gadourek scriptieprijscommissie
Stilzwijgend aangenomen - Mick Willems
Zien in plaats van gezien worden, luisteren in plaats van pitchen, visie in plaats van beeld - Menno Rol
De essentie van het zwijgen - Karlijn Bakker
Introvert in een extraverte wereld - Ellen Jansegers
Zwijgen is niet goud - René Veenstra
Interview Extinction Rebellion - Pim de Vleeschhouwer
Stedelijke segregatie begint bij jezelf - Agata Troost
Betoog: Het belang van het zwijgrecht in een rechtvaardige samenleving - Stian Koornstra
Zwijgen is goud – echt wel? - Andreas Flache
4
Inhoud
5 7 9 10 14 12 17 20 26 28 29
Voltijdprinsjes
Mark van Ostaijen
Vol verwachting klopte mijn hart. Het was december, de tijd van het jaar, maar dit keer niet voor de komst van de Sint. Integendeel, ik keek uit naar de eerste Emancipatienota van Minister Dijkgraaf. Hij staat toch bekend als een gerenommeerde wetenschapper die als intelligente minister alom waardering weet te oogsten. Van zo’n bewindspersoon mag je iets verwachten als zijn eerste emancipatienota verschijnt. Eind november was het zover.
De Nota draagt de titel ‘Emancipatie: een opdracht voor ons allen’. Nu hoef je geen historicus of bestuurssocioloog te zijn om vast te stellen dat titels van beleidsnota’s doorgaans vrij nietszeggend zijn, maar de huidige nota spant de kroon. In 2006 ging het nog onder de noemer ‘Emancipatie vanzelfsprekend, maar het gaat niet vanzelf’ en daarna via ‘Meer kansen voor vrouwen’ (2008). Maar de huidige nota ‘Emancipatie: een opdracht voor ons allen’ is toch wel een nieuw dieptepunt in dat genre. Want ‘ons allen’ is niemand. Bovendien als iedereen onder zoiets algemeens als ‘ons allen’ valt, dan valt niemand eronder. Of zoals de Italiaanse filosoof Georgio Agamben stelde over dat soort gemeenplaatsen: ‘wie mensheid zegt wil vooral bedriegen’.
Ter illustratie stelde de VVD vorig jaar al dat ‘mensen met een deeltijdcontract’ meer moeten gaan werken om de tekorten in de zorg en het onderwijs op te vullen. D66 opperde recentelijk de ‘voltijdsbonus’. Zoals iedereen weet, hebben vrouwen de meeste deeltijdbanen in Nederland, en dus werd ook recentelijk maar weer eens de deeltijdpositie van vrouwen ter discussie gesteld. Terwijl Nederlandse mannen ook deeltijdkampioen zijn in Europa. Dat wordt vaak verzwegen. En dus wordt vaak verzwegen dat het geen gender-specifiek, maar een gender-overstijgend cultureel vraagstuk is. Maar, zo lijkt de veronderstelling, laten we vooral maar weer vrouwen gaan opjagen. Het toont hoe eenvoudig het is in Nederland om de positie van de vrouw blijvend te problematiseren. En dat gebeurt vaker in Nederland. Dat is niet zonder gevolgen, want daarmee blijft de dominantie van mannen buiten schot.
Wat bovendien vooral opvalt is datgene wat via ‘ons allen’ verzwegen wordt. Want als we even turven, rept deze Nota 137 keer over vrouwen en 30 keer over mannen. En als het over mannen gaat dan gaat het over mannen als de norm (voltijd), als gemiddelde inkomen (loonkloof) of als ideale standaard (topfuncties). Zo bevestigt deeltijdwerk vooral voltijdwerk, financiële afhankelijkheid vooral financiële onafhankelijkheid en onbetaald werk vooral betaald werk. Met als gevolg dat mannen niets hoeven. In het huidige beleid figureren mannen als emancipatoir neutrale categorie, zij zijn blijkbaar al geëmancipeerd.
Er wordt vanzelfzwijgend vanuit gegaan dat mannen al een ‘volwaardige positie’ innemen of zelfs de volwaardige positie zijn en bovendien dat mannen geen aandeel hebben in het creëren van achterstelling.
Want du moment dat er kinderen in een Nederlands gezin komen, blijven 9 op de 10 mannen hetzelfde aantal uren werken, terwijl 73% van de mannen een voltijdsbaan heeft. Dé reden dat Nederlandse vrouwen in deeltijdbanen worden geduwd. Daarnaast bestaat er wet- en regelgeving die bij de komst van kinderen de arbeidsmarktpositie van mannen versterkt ten koste van de vrouw. Op het moment dat er namelijk sprake is van een gerealiseerde kinderwens, zijn vrouwen vier maanden uit de roulatie, terwijl mannen na een paar dagen weer fluitend terugkeren op de werkvloer. Voor mannen levert een gezin geen breuk op in de carrièreplanning. Veelal omdat hun vrouw een stapje terug doet. Daarmee kunnen mannen eenvoudig in die voltijdbaan blijven hangen. Op die manier is het vrij eenvoudig voor voltijdprinsjes om de positie van vrouwen te problematiseren. Met andere woorden, praten over vrouwenemancipatie is praten tegen. Het is praten tegen de masculiene norm van voltijdprinsjes.
Emancipatie: een opdracht
voor
5 ‘ ‘
ons allen
‘
wie mensheid zegt wil vooral bedriegen
‘
‘Wat is er mis met Nederlandse meiden?’ of ‘Waarom werken vrouwen niet?’ Of het nu gaat om de cover van een bekend meidenblad of een NPO3 documentairetitel, het is in Nederland heel gewoon om vrouwen blijvend te bevragen en te problematiseren. Alhoewel sympathieke bijdragen, ook daarin wordt bevraagd ‘waarom vrouwen minder verdienen en ‘waarom vrouwen minder werken’. Want wat ‘we’ (pas op met dit sociologisch zeer glibberige woord) goed en belangrijk vinden doen vrouwen uiteindelijk toch weer te weinig of minder. Maar de kern van het creëren van een afwijking is dat de norm verzwegen kan blijven. Want een norm bevraag je niet, die bestaat bij de gratie van vanzelfzwijgendheid, zo leerde de Amsterdamse socioloog Abram de Swaan me ooit. En op basis van die onbereflecteerde status is het makkelijk afwijkingen produceren. Want waarom wordt er nooit de vraag gesteld hoe het gesteld is met de emancipatie van Nederlandse jongens of wanneer mannen meer onbetaald werk op zich gaan nemen?
En dat brengt ons terug bij de huidige Nota, waarin wordt gesteld dat ‘’de tijd waarin de bal voor emancipatie bijna helemaal werd gelegd bij degenen die geëmancipeerd moeten worden, ligt achter ons.
Je kunt zelf niet in isolement emanciperen’’ aldus die nieuwste Emancipatienota. Toch is het tegendeel waar en hebben vrouwen het monopolie op emancipatie. Met als gevolg dat mannen ook niets hoeven, en valt het vooral vrouwen aan te rekenen dat ze te weinig doen, te weinig werken en minder verdienen. Er bestaat ook geen emancipatiebeleid voor mannen, laat staan een minister die voor de achterblijvende emancipatie van de man naar de Kamer wordt geroepen. Dat is een teken aan de wand. Want daarmee wordt ervan uitgegaan dat mannen al een ‘volwaardige positie’ innemen of de volwaardige positie zijn en bovendien dat ze geen aandeel hebben in het creëren van die achterstelling. Immers, wie de norm bestendigt, hoeft zich niet te verantwoorden of zoals Simone de Beauvoir stelt: ‘’de voorstelling van de wereld is, net als de wereld zelf, het werk van mannen; zij bepalen die van hun eigen standpunt uit en verwarren dat standpunt met de absolute waarheid’’ (1949: 201). Daar waar vrouwen als de te emanciperen en mannen als de geëmancipeerde categorie worden opgevoerd heeft dat als consequentie dat vrouwen altijd geproblematiseerd kunnen worden. En dat mannen dispensatie van emancipatie hebben. Zodoende is de nieuwste Emancipatienota daarmee allesbehalve nieuw, maar eerder een teleurstellende herhaling van zetten. Je mag als man van een man, als socioloog van een wetenschappelijk nieuwsgierige bestuurder als Robert Dijkgraaf, iets meer verwachten lijkt me.
Dat komt omdat het vanuit mannelijkheid eenvoudig afwijkingen produceren is. Zo is het ‘normaal’ om aan een vrouw in een topfunctie te vragen hoe ze haar topbaan combineert met het moederschap, of om aan Ingrid Thijssen, de voorzitter van VNO-NCW bij televisieprogramma Op1 te vragen of zij wel voldoende ‘one of the boys’ kan zijn. En die norm zorgt ervoor dat vrouwen zich altijd mogen verantwoorden, altijd te bevragen blijven op hun vrouw-zijn geproblematiseerd kunnen blijven. Schrijfster Roxanne van Iperen stelde tijdens haar 4 mei lezing dat: ‘’Een kenmerk van ongelijkwaardigheid is dat leden van de inferieur geachte groep altijd een taakje hebben; ze moeten hun bestaansrecht bewijzen om gehoord te worden’’. Zo hebben vrouwen in Nederland altijd ‘een taakje’ en via dat taakje wordt hun bestaansrecht verleend om gehoord te worden. Dat ‘taakje’ wordt in Nederland veelal via emancipatie uitgedeeld. Zo moeten vrouwen nu ‘meer economisch zelfstandig’ worden, ‘meer financieel onafhankelijk worden’ en meer ‘zelfredzaam’ zijn.
Mark van Ostaijen is als bestuurssocioloog verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en Managing Director van het Leiden-Delft-Erasmus Centre Governance of Migration and Diversity.
6
De voorstelling van de wereld is, net als de wereld zelf, het werk van mannen; zij bepalen die van hun eigen standpunt uit en verwarren dat standpunt met de absolute waarheid
‘ ‘
Laudatio voor Hannah Dietzenbacher, winnaar van de Gadourek scriptieprijs voor de beste
sociologische scriptie van 2022
De Gadourek scriptieprijscommissie
Het komt niet vaak voor dat de scriptieprijscommissie snel in unanimiteit een winnaar uit kan roepen voor de Gadourek scriptieprijs. Het vergelijken van scripties van zeer uiteenlopende aard vraagt om nauwgezette bespreking en gedegen argumenten waarom we de ene scriptie verkiezen boven de ander. Ga er maar aan staan: een kwalitatieve benadering waarbij zes diepte-interviews gehouden zijn, is nagenoeg onvergelijkbaar met een kwantitatieve analyse van een vragenlijst die door duizenden respondenten is ingevuld. Dan hebben we de theoretische beschouwing nog achterwege gelaten: kiest een student voor theorie-toepassing of theorieontwikkeling, en hoe verhoudt dit zich tot de bestaande kennis en praktijk? De grote diversiteit aan scripties maakt het werk van de scriptieprijscommissie, en daarmee ook van het vakgebied van de sociologie, juist zo boeiend.
Geen gemakkelijke opdracht dus, maar dit jaar was alles anders. Niet in de eerste plaats omdat er in het kalenderjaar 2022 slechts zeven scripties waren die een 8 of hoger scoorden op de beoordeling, en daarmee meedingen naar de scriptieprijs. In vergelijking met andere jaren is dit een laag aantal, en we hebben daar niet direct een verklaring voor. Toch viel er genoeg te kiezen. Maar dit jaar was er een scriptie die met kop en schouders boven de andere scripties uitstak en daarmee de terechte winnaar is van de scriptieprijs: Criminal Network Disruption van Hannah Dietzenbacher.
Het bijzonder van Hannah’s scriptie is dat ze met simulatiemodellen de effectiviteit van verschillende potentiële interventies onderzoekt om een synthetisch drugsnetwerk maximaal te ontwrichten. Dit netwerk is tot stand gekomen op basis van politieregistraties van de politie Noord-Nederland. Los van alle theoretische en methodologische bijdragen, heeft de scriptie allereerst een belangrijk inzicht opgeleverd voor wetshandhavers: het blijkt dat interventies die zich baseren op relaties tussen personen met de meeste overbruggende relaties beter zijn in het ontregelen van het netwerk dan interventies die zich baseren op de specifieke rol van de personen in het criminele bedrijfsproces, zoals bijvoorbeeld de dealer, geldverstrekker of chemicus. In sociologische termen: sociaal kapitaal versus humaan kapitaal. Daardoor ontstaat een echte uitdaging voor wetshandhavers, omdat het veel relevanter is om de structuur van een criminele organisatie vast te stellen dan specifiek te focussen op de rollen die criminelen innemen. Dit vraagt dus om toepassing van het echte sociologische handwerk bij de politie.
De scriptie van Hannah Dietzenbacher blinkt uit in alle facetten van het onderzoek. Het meest bijzondere is dat ze computersimulaties gebruikt, waarin ze verschillende typen van interventies toepast op het criminele netwerk om te onderzoeken of het netwerk daarna nog functioneert. Het knappe is dat Hannah in staat is geweest om deze interventies te vertalen naar simulaties met uitvoerig programmeerwerk in R, letterlijk duizenden regels code. Misschien wordt dit in de toekomst wel vaker gedaan, omdat onze opleiding vanaf komend jaar SPSS vervangt door R in het statistiekonderwijs, maar zeker voor nu is dit een ongeëvenaarde prestatie voor een afstudeerscriptie.
Ook de theoretische bijdrage van Hannah’s scriptie is relevant, zelfs voor de praktijk van wetshandhavers. Hannah heeft een zogeheten “crime script” ontwikkeld voor de synthetische-drugsmarkt, waarmee ze alle relevante rollen voor het criminele bedrijfsproces van de productie en verkoop van synthetische drugs op een rij heeft gezet. Zo weet ze de combinatie te maken tussen theoretische kennis en praktisch beschikbare informatie.
7 7
In dit crime script heeft ze ook het gebruik van andere relevante criminele markten geïncludeerd, zoals het gebruik van geweld en het bezit van wapens, die onmiskenbaar van belang zijn voor goed functionerende criminele organisaties. Deze benadering is zeer vernuftig te noemen, omdat ze met haar koppeling tussen het crime script van synthetische drugs en de rollen van criminelen in andere criminele markten, in staat is om resources uit die andere markten (zoals hennep, harddrugs) weet te categoriseren en toepasbaar te maken voor de analyse van dit specifieke netwerk.
Met de opkomst van intelligence-gedreven politiewerk heeft dit onderzoek een belangrijke stap gezet in het ontwikkelen en toepassen van dynamische en realistische interventies ter bestrijding van de georganiseerde synthetische drugscriminaliteit. De andere kant van de medaille is echter ook dat criminelen deze kennis kunnen toepassen om hun organisatie beter te structureren: wie moet welke positie in het netwerk innemen en welke rollen horen daar bij? Het zal moeten blijken wie deze kennis eerder toepasbaar weet te maken: de politie of criminelen. Voorlopig heeft de politie de eerste slag geslagen, aangezien ze bezig zijn om Hannah een contract aan te bieden als promotieonderzoeker. Ook de politie was terecht zeer onder de indruk van het geleverde werk.
Hannah, we willen je van harte feliciteren met het knappe werk dat je hebt opgeleverd. De Gadourek scriptieprijs komt jou zeer terecht toe.
De Gadourek scriptieprijscommissie,
Gijs Huitsing
Mark Huisman
8
Marieke van der Wal
Stilzwijgend aangenomen
Een opmerking bij het ‘automatiseringsdebat’
Mick Willems
De vraag in hoeverre technologische innovatie een bedreiging voor mensen is, tekent het debat over automatisering. Dit spraakmakende debat berust echter op een stilzwijgende aanname, die opmerkelijk is. Want:
1. Dat automatisering mensen bedreigt, wordt weliswaar voortdurend besproken. Tegenwoordig vooral in het kader van kunstmatige intelligentie. Die dreigt mensen naar verluidt “brodeloos” te maken (Volkskrant, 2023). En die dreiging is niet nieuw. Zo waarschuwde oud-minister Asscher in 2014 al voor automatiserende technologieën, voor robots en machines. Ook de WRR (het hoogste wetenschappelijke adviesorgaan) sprak er al uitvoerig over. Mensen zouden door automatisering de toegang tot bestaansmiddelen kunnen verliezen:
“Dit geldt temeer als basisbehoeften zoals voeding, wonen en gezondheid van werknemers door automatisering in gevaar komen.” (WRR, 2015, p. 113)
2. Waarom precies wordt echter verzwegen. En dat is opmerkelijk, want dat dit helemaal niet “door automatisering”, niet door machines zelf komt1, is bekend2. Dat schreef nota bene een klassieke socioloog al:
“Het is een onloochenbaar feit dat de machinerie als zodanig niet verantwoordelijk is voor het ‘vrijmaken’ van de arbeiders van hun bestaansmiddelen.” (Marx, 2010, p. 412)
En hiervoor heb je niet eens de klassieke sociologie nodig. Kijk naar het huishouden. Daar worden ‘bestaansmiddelen’ ook steeds automatischer ‘geproduceerd’ (bijvoorbeeld een maaltijd met behulp van een keukenmachine).
Maar daar problematiseert niemand dat. In het huishouden komt de vraag of automatisering een bedreiging is niet eens op – sterker nog: daar is deze per se een zegen. Waarom dit in de volkshuishouding anders is, komt echter nooit ter sprake. Integendeel:
3. Stilzwijgend wordt dit aangenomen. Dat wil zeggen: er wordt (onder het mom van ‘banen’) iets als vanzelfsprekend genomen, wat allesbehalve vanzelfsprekend is. Namelijk dat hier de automatisering, en de productie van bestaansmiddelen überhaupt, voor een ander doel dan het bestaan van mensen plaatsvindt3 – waarvan mensen met hun bestaan echter afhankelijk zijn. Want (zoals geleerd bij het vak Markt in de bachelor Sociologie) ze…
“…zijn weliswaar vrij om te beslissen of ze wel of niet bij een baas gaan werken, maar wanneer het hun ontbreekt aan het bezit van kapitaalgoederen en grondstoffen bestaat er feitelijk geen keuzevrijheid en zijn zij afhankelijk van de beslissing van de kapitaaleigenaar om zijn bezit met behulp van arbeid [kapitaal]productief aan te wenden.” (Dietz et al., 2015, p. 40)
Deze antagonistische doelstelling c.q. afhankelijkheid4, die (hoe ouderwets die ook klinkt) automatisering van arbeid pas tot een potentiële bedreiging voor mensen maakt, wordt in het automatiseringsdebat stilzwijgend aangenomen. Maar eerlijk: zou die niet juist spraakmakend moeten zijn? Is die niet veel belangrijker? (Zwijgen is instemmen.)
Bronvermelding
Beer, P. de (2002). Voorbij het kapitalisme?. In I. de Haan (Red.), Krisis Issue 1, 2002 (pp. 39-58). Uitgeverij Boom. Dietz, F., Heijman, W. & Marks, P. (2015). Toegepaste microeconomie. (Tweede druk). Uitgeverij Coutinho. Landelijke Werkgroep Economieonderwijs (2006). Markten
1. Eindhoven: Ergon|Grafimedia
Marx, K. (2010). Het Kapitaal: Kritiek van de politieke economie, deel 1. Uitgeverij Boom. Volkskrant (2023, 8 mei) ChatGPT zeurt niet, hoeft geen loonsverhoging en levert razendsnel: moeten we vrezen voor massawerkloosheid? ‘Deze machine is echt veel te slim’ https://t.co/NuCV4ZTmvg. Geraadpleegd van https://twitter.com/volkskrant/status
WRR (2015). De robot de baas. Amsterdam University Press.
1: Het is precies de redenering van de beruchte moordenaar Bill Sikes: ‘Heren van de jury! Deze handelsreiziger is inderdaad de keel afgesneden. Maar dat is niet mijn schuld, maar de schuld van het mes’ [automatisering].” (Marx, 2010, p. 413)
2: “Daarnaast schrijden kunstmatige intelligentie en robotisering in rap tempo voort. […] een technologische ontwikkeling die in principe gunstig zou kunnen uitpakken voor iedereen.” (WRR, 2015, p. 145)
3: “Er bestaat weinig verschil van mening over dat de kern van het [moderne] systeem is gelegen in particulier bezit van productiemiddelen en de vrije markt. […] In een moderne economie neemt eigendom van productiemiddelen meestal de vorm aan van kapitaalbezit. Men heeft de productiemiddelen niet direct in bezit (in de zin dat men het recht op gebruik en beheer ervan heeft), maar indirect in de vorm van het (aandelen)kapitaal waarmee de productiemiddelen zijn gefinancierd. Kapitaalbezit levert in beginsel twee voorrechten op, namelijk de zeggenschap over de aanwending van het kapitaal en het genot van de opbrengst ervan. In geval van particulier kapitaalbezit staat het eerste recht doorgaans ten dienste van het tweede. De meeste kapitaalbezitters zijn uitsluitend geïnteresseerd in de opbrengst van het kapitaal (het rendement). Voorzover zij zeggenschap over de aanwending van het kapitaal (willen) uitoefenen, is dat met het doel de opbrengst ervan te maximaliseren.” (Beer, 2002, pp. 40-41)
4: “Op de arbeidsmarkt wordt de vraag naar arbeid uitgeoefend door particuliere werkgevers en door de overheid. […] Particuliere werkgevers zijn echter verreweg de grootste werkverschaffers.” (p. 11) “De belangen van de werknemer en de werkgever zijn in veel opzichten tegengesteld.” (Landelijke Werkgroep Economieonderwijs, 2006, p. 39)
9
Een kleine oefening in pessimisme
Het duurde even voordat ik begreep wat de angel was die het gevoel van de steek veroorzaakte. Het beeldscherm bij de ingang van het Boumangebouw gaf aan welke universitaire cursussen medewerkers en studenten zouden verrijken. “Pimp your profile” had me al eens op dezelfde manier getroffen, deze keer moest ik beter leren pitchen. Kennelijk behoort dat tot de taken van de universiteit. De steek die ik voelde heeft te maken met onvrede over de geleidelijke focusverandering van mijn alma mater. Zij is me een steeds vreemder instituut aan het worden. Moeten we belastinggeld aanwenden om studenten te leren beter voor de dag te komen?
Pimp your profile
Dat lijkt inderdaad het geval, want de kwaliteit van leven is niet eerder in mijn herinnering zo afhankelijk gemaakt van gepercipieerd succes in wat we doen, en zo weinig van onze vaardigheid ons kritisch te verhouden tot onze omgeving, van wezenlijk succes. Heeft de universiteit dan niet ook mede tot taak studenten voor te bereiden op het leven en dus de trucs aan te leren om goed voor de dag te komen? Nee, dat niet, natuurlijk. Neem de Acceptance and Commitment Therapy (ACT) – een ander uitgroeisel van de RuG, gericht op ‘handiger om te gaan met moeilijke gedachten’. Dat verandert een eeuwenoud bolwerk van kritische reflectie en georganiseerde nieuwsgierigheid in een therapeutische gemeenschap; van een plek waar ik me thuis voelde in een diffuus oord waar ik de weg kwijtraak. Niets mis met die belangrijke verworvenheid van de laatste honderd jaar, de mogelijkheid om onze karakterontwikkeling bij te sturen met therapie. Maar de universiteit moet door onderzoek natuurlijk slechts bijdragen aan de ontwikkeling van technieken en theorieën om zulke therapieën te geven buiten de universiteit, door universitair opgeleide psychotherapeutische zorgverleners.
Ze moet als instituut niet zelf een praktiserend therapeut worden. Laat ik het pregnanter stellen. De universiteit moet studenten leren te zien, niet gezien te worden. Pitchen doe je maar in je eigen tijd. Handig omgaan met moeilijke gedachten ook. (Wat zijn dat trouwens, moeilijke gedachten?) Zien in plaats van gezien worden, wat betekent dat? Het gaat om ons vermogen onze eigen oordeelscriteria ontwikkelen. Niet om onze subsidieaanvraag zo te pitchen dat het lijkt alsof we precies voldoen aan criteria die gesteld zijn door anderen. Ik zie helaas iets anders gebeuren: jonge onderzoekers die hun hele postdoc wijden aan het schrijven van een onderzoeksvoorstel voor de verkrijging van fondsen, studenten die wanhopig proberen zoveel mogelijk random informatie in hun laptops te kloppen, online deelnemers die hun camera niet durven aan te zetten. Ik studeerde toen de RuG nog leerde zien en wat ik zie is dit: het wordt studenten en jonge onderzoekers onmogelijk gemaakt om zelf te denken. Het lijkt alsof de enige weg naar voren leidt via de juiste contacten, de juiste subsidiepotten, de juiste assessment criteria, de juiste pitch, de juiste schijn van zelfverzekerdheid. Een aarzelende, kwetsbare, vragende, tegelijk nieuwsgierige en sceptische levenshouding – de brandstof van wetenschappelijke kennis – past daar niet bij. Wetenschap is nu wedrenschap, en dit is geen typefout. Verzin je eigen woordgrapje bij ‘onderwijs’.
Zien in plaats van gezien worden, luisteren in plaats van pitchen, visie in plaats van beeld
Menno Rol
De universiteit moet studenten leren te zien, niet gezien te worden. Pitchen doe je maar in je eigen tijd
10 ‘ ‘ ‘ ‘
Menno Rol
Het is al een cliché geworden dat Albert Einstein geen schijn van kans zou hebben gehad in de huidige subsidiecultuur. Dat gaat dan over onderzoek, het ene belangrijke been waar de universiteit op staat. Maar ik neem twee andere trends waar, in het onderwijs, die door de omstandigheden eerder gestimuleerd dan geremd worden. Beide komen voort uit een gebrek aan visie, aan een tekortschietend vermogen te zien. De eerste is de groeiende dominantie van ondersteunende diensten en het wegnemen van autonomie bij de docenten. De andere is een afnemend vermogen van studenten het eigen leerproces ter hand te nemen. Ik illustreer elk met anekdotes, die spreken ten slotte het meest tot de verbeelding. De eerste trend wordt niet alleen door mij opgemerkt. Het viel een van de roostermakers, met wie ik sprak, al eens op dat onderwijs steeds vaker ontworpen wordt rond de eisen van de organisatie, in plaats van dat de organisatie dient om de leerdoelen, gesteld door het onderwijs, te ondersteunen. Tentamens mogen nog maar twee uur duren vanwege capaciteitsproblemen. En wat nu als je de leerdoelen pas goed kunt toetsen in drie uur? Dan passen studenten en docenten zich aan. Of denk aan een levendige docent-studentinteractie, die is pas goed mogelijk in een brede, niet in een diepe zaal.
Brede zalen waren ooit standaard, de Gadourekzaal is er een voorbeeld van, maar overal worden tegenwoordig diepe zalen gebouwd. De planners hebben, zover ik weet, nooit aan de professionals van het onderwijs gevraagd wat een goede onderwijsruimte is. Een andere betekenisvolle anekdote, die het beeld van de trend versterkt, betreft de cursusevaluatieformulieren. Die zijn nu gestandaardiseerd voor de drie opleidingen v an onze faculteit, maar ooit kon de Onderwijscommissie Sociologie heel precies te weten komen hoe specifiek de sociologiestudenten het onderwijs ervaren. Dat is niet meer in dezelfde mate het geval.
Zonder dat een concreet probleem is gesignaleerd met de organisatie van de evaluaties, moest de sociologie-opleiding inschikken en kreeg de kennelijke behoefte van de ondersteunende dienst de overhand. Nu ja, wel na een lange inspraakprocedure uiteraard, maar die was niet bedoeld om het proces bij te sturen. Het ging slechts om democratische legitimatie, om het beeld van de organisatie, niet om de visie van het onderwijs. De tweede trend is veel zorgelijker. De studente die na het hoorcollege bij mij kwam voor verdere verduidelijking gelukkig precies wat ze moest doen: ze liet het er niet bij zitten maar probeerde haar vingers erachter te krijgen. Ze wilde extra uitleg. Maar mijn antwoord op haar vraag landde ongecensureerd in haar computer. Ze verwerkte mijn verduidelijking niet, ze kopieerde gesproken woorden in geschreven vorm en ze begreep niet wat ik antwoordde. Mij was duidelijk dat ze niet verder kwam en ik zei haar: “Klap je computer dicht, schrijf niets op. Kijk in mijn ogen. Luister.” Ik herhaalde mijn antwoord op haar vraag en bleef haar ogen vangen. Ze moest nu nadenken over wat ik vertelde, niet langer letterlijk losse zinnen overnemen. “Oh ja, nu snap ik het!”, riep ze ineens uit. Ik vervolgde met het advies nu pas de computer te openen en in haar eigen woorden op te schrijven wat ze zo plotseling had begrepen. Dat kon ze. Een hoopvol moment. Deze ervaring laat zien wat er met mijn studenten is gebeurd. Zij beschikken over de middelen om collegestof bijna letterlijk vast te houden, en zullen dat dus ook doen. Studenten voelen de onophoudelijke druk om niets te missen, alles goed te doen, geen fouten te maken en de computer helpt daarbij. Maar dat wil niet zeggen dat er wordt geleerd. Of liever: dat heeft tot gevolg dat er niet wordt geleerd. Leren is synthetiseren, nieuwe inzichten inbedden in reeds bestaande kennis, kritisch op zoek gaan naar mogelijke tegenspraken of andere perspectieven. Er moet een permanente revisie plaatsvinden van bestaande door nieuwe kennis (merk op hoe betekenisvol het woord “re-visie” is uit de vorige zin.) Ook nu blijkt dat wat het leergemak ondersteunt, niet noodzakelijk tot leren leidt.
Om te investeren in zien in plaats van in gezien worden, moet je luisteren in plaats van pitchen.
Een studente van mij de tentamenvraag over wat “Hume noch Kant” zouden hebben gezegd, las als “Hume en Kant”? Zijn er nu studenten aan wie het voegwoord “noch” onbekend is? Ja, dat is het geval. Wat te doen? Om te investeren in zien in plaats van in gezien worden, moet je luisteren in plaats van pitchen. De schepping van een beeld vervangen door de creatie van een visie.
We zijn daar ver van verwijderd, helaas. Heel ver
11 ‘ ‘
De essentie van het zwijgen
Karlijn Bakker
Het spreekwoord ‘Zwijgen is goud’ is een van die uitdrukkingen die ons uitnodigt tot diepere reflectie over de aard van communicatie, stilte en de waarde van woorden. Het suggereert dat zwijgen vaak waardevoller is dan spreken, dat stilte een krachtige en betekenisvolle vorm van communicatie kan zijn. In dit filosofische essay zullen we een interpretatie verkennen van dit spreekwoord en de verschillende betekenissen en implicaties ervan onderzoeken.
Om te begrijpen waarom zwijgen als goud wordt beschouwd, moeten we eerst de aard van stilte onderzoeken. In onze moderne samenleving wordt stilte vaak gezien als een leegte, een gebrek aan woorden of betekenis, maar filosofische tradities uit verschillende culturen hebben stilte altijd beschouwd als een essentiële dimensie van het menselijk bestaan. Het zwijgen biedt ruimte voor reflectie, introspectie en innerlijke groei.
In de westerse filosofie zien we de waarde van stilte terug in het werk van denkers als Socrates, die de kracht van vragen stellen benadrukte boven het spreken van zijn eigen mening. Het zwijgen kan ons helpen om onze gedachten te ordenen, om diepere inzichten te verwerven en om een beter begrip van onszelf en de wereld om ons heen te ontwikkelen.
Een ander aspect van stilte dat vaak over het hoofd wordt gezien, is de mogelijkheid om betekenisvolle verbindingen te creëren. Zwijgen kan dienen als een gebaar van respect, mededogen of solidariteit. Het kan de ruimte bieden voor anderen om hun verhaal te vertellen, om hun gevoelens en gedachten te uiten zonder onderbroken te worden. In deze zin kan het zwijgen een daad van empathie en diepgaande communicatie zijn.
Het spreekwoord ‘Zwijgen is goud’ impliceert ook dat er beperkingen zijn aan de kracht van taal. Hoewel taal een essentieel instrument is voor menselijke communicatie, is het vaak onvolmaakt en kan het leiden tot misverstanden, verwarring en conflicten. Woorden kunnen soms tekortschieten om de complexiteit en diepte van onze ervaringen en emoties adequaat over te brengen.
Daarom kan zwijgen, in bepaalde situaties, meer zeggen dan woorden. Het kan een moment van stilte zijn waarin we onze gedachten verzamelen voordat we reageren, waardoor we ruimte geven aan anderen om hun woorden te laten bezinken. Zwijgen kan ook een bewuste keuze zijn om de stilte te behouden en de kracht van onze woorden te bewaren voor het juiste moment.
Het spreekwoord suggereert ook dat zwijgen een teken van wijsheid kan zijn. In plaats van impulsief te spreken, kan het beter zijn om te zwijgen en na te denken over de consequenties van onze woorden. Het dwingt ons om aandacht te besteden aan wat we zeggen en hoe we het zeggen. Door te zwijgen geven we onszelf de mogelijkheid om onze intenties te onderzoeken, om te begrijpen of onze woorden waarachtig, behulpzaam en waardevol zullen zijn.
Bovendien kunnen we in het zwijgen ruimte geven aan anderen om hun eigen waarheid te ontdekken. Door niet altijd onze eigen gedachten en meningen naar voren te brengen,
12
Spreken is zilver, zwijgen is goud
kunnen we anderen de mogelijkheid geven om te groeien, te bloeien en hun eigen stem te vinden. Het zwijgen kan dienen als een uitnodiging voor anderen om hun eigen wijsheid en inzichten te delen.
Een andere interpretatie van het spreekwoord ‘Zwijgen is goud’ is de betekenis ervan in een politieke of sociale context. Zwijgen kan namelijk ook een daad van verzet zijn. Wanneer onrecht, onderdrukking of onwaarheid de boventoon voeren, kan het zwijgen een krachtige manier zijn om onze afwijzing en onenigheid te uiten. Het zwijgen kan dienen als een stil protest, een weigering om deel te nemen aan onrechtvaardige systemen of onderdrukkende normen. Door te zwijgen kunnen we onze solidariteit tonen met degenen die geen stem hebben, met degenen die worden genegeerd of onderdrukt. Het zwijgen kan dienen als een oproep tot verandering, een uitnodiging om aandacht te besteden aan onrecht en om te streven naar een rechtvaardigere wereld.
In de westerse filosofie zien we de waarde van stilte terug in het werk van denkers als Socrates, die de kracht van vragen stellen benadrukte boven het spreken van zijn eigen mening.
Het spreekwoord ‘Zwijgen is goud’ nodigt ons uit om stilte en zwijgen te herwaarderen in een wereld die voortdurend wordt overspoeld door woorden en geluiden. Zwijgen kan dienen als een krachtige vorm van communicatie, als een ruimte voor reflectie en introspectie, als een gebaar van empathie en solidariteit, als een teken van wijsheid en als een daad van verzet. In plaats van het zwijgen te zien als een leegte, moeten we leren om stilte te omarmen als een waardevolle bron van betekenis en verbinding. In het zwijgen kunnen we de essentie van ons bestaan ontdekken, kunnen we de kracht van onze woorden begrijpen en kunnen we de wereld om ons heen op een diepere en meer bewuste manier ervaren.
13
‘ ‘
Introvert in een extraverte wereld
Ellen Jansegers
‘Jij? Introvert?’ reageren de meesten wanneer ik mijn stille aard opbiecht. Op het werk, in mijn familie, in mijn vriendenkring, veel mensen zijn verrast dat ik mezelf als introvert beschouw. Hun reacties tonen dat er nog heel wat verwarring en vooroordelen zijn rond introversie. Want ja, soms ben ik een spraakwaterval. Wanneer iets me écht interesseert, wanneer ik een uitgesproken mening heb over iets wat me na aan het hart ligt, of wanneer ik me omringd voel door mensen die ik mag en vertrouw, ben ik geen stil meisje. Dat is niet waar introversie om draait. Introverte mensen zijn niet noodzakelijk stille of verlegen mensen. Vaak wel, maar niet altijd. En stil zijn is niet de kern van introversie. Stilte zoeken en nodig hebben is dat wel. Maar het is nog zoveel meer dan dat. Het hangt samen met onze neurologie, met de routes in onze hersenen, met onze hormoonhuishouding, met onze samenleving, met hoe we opgroeien, naar school gaan, werken, ontspannen en relaties aangaan. Met hoe we onze kinderen opvoeden en wat dat van ons vraagt. Met de verwachtingen van anderen en hoe we daarmee omgaan.
Ontzag voor de tafelspringer
De reacties van mijn familie, kennissen en collega’s tonen ook aan hoe goed ik geworden ben in het camoufleren van mijn introverte aard. Hoe ik mezelf soms luidruchtiger, spraakzamer, jovialer voordoe dan ik eigenlijk ben. Dat heb ik mezelf aangeleerd, uit noodzaak. Ik had het gevoel dat ik luidruchtig moest zijn om vooruit te komen. Om gehoord te worden. Want muurbloempjes, einzelgängers en denkers worden door onze maatschappij weggezet als vreemd en afwijkend van de norm. We hebben ontzag voor de tafelspringer, het haantje-de-voorste, de spring-in’t-veld als het ideaal om na te streven. Zij zijn degenen die we als rolmodel beschouwen: de personen met de meeste vrienden, de beste job, de grootste populariteit, de hoogste status. ‘We leven in “borderline times”’, zegt Dirk De Wachter, psychiater, hoogleraar en auteur van de Vlaamse bestsellers Borderline Times en De kunst van het ongelukkig zijn, tijdens een interview voor het boek Zwijgen is goud. ‘Onze maatschappij is eigenlijk niet meer normaal. Denk bijvoorbeeld aan social media, de negativiteit daarvan, dat stopt nooit. We leven in een schreeuwerige maatschappij, waarin luid zijn wordt aangemoedigd. Als je dan een rustig persoon bent die zich niet in die schreeuwerigheid herkent, kan dat je zelfvertrouwen aantasten.’
Het extraverte ideaal
In haar boek Quiet noemt Susan Cain dit maatschappijbeeld het ‘extraverte ideaal’. Dit ideaalbeeld zit vervat in alle dimensies van ons leven. Als kind hoor je veel vriendjes en veel hobby’s te hebben. Als tiener hoor je populair en mondig te zijn. Als werknemer hoor je initiatief te nemen, veel te verdienen en je succes te tonen. Als vriend en familielid hoor je van feestjes, recepties en een druk sociaal
leven te houden. Als ouder hoor je geen moment van de zijde van je kinderen te willen wijken. Als gepensioneerde hoor je er een overvolle agenda aan over te houden. ‘Als maatschappij zouden we er baat bij hebben om wat meer naar introverte mensen te luisteren, zodat iedereen zich wat meer thuis kan voelen’, stelt Dirk De Wachter. ‘Daarom pleit ik voor “gewonigheid”: om niet altijd party time of verre reizen te willen. Na het weekend kom je op je werk en vraagt men wat je gedaan hebt. Als iemand dan zegt: “O, gewoon een beetje thuis geweest”, wordt die vreemd bekeken of is de reactie: “Gaat het wel, was je ziek?”’ We streven als maatschappij continu naar extraversie. Onze maatschappij ziet introverte mensen vaak over het hoofd. Rustige, gereserveerde, voorzichtige types worden weinig gewaardeerd. Regelmatig krijgen ze het etiket ‘saai’, ‘stil’ of ‘verlegen’, en worden ze aangespoord mondiger en socialer te zijn. Hun hobby’s en interesses, zoals Harry Potter bingelezen, truien breien, met lego bouwen, gamen tot diep in de nacht, of de zoveelste serie comakijken, worden bestempeld als saai, zoutloos of zelfs schadelijk voor de gezondheid. In je eentje naar de bioscoop? Not done. Een etentje met jezelf? Zielig. Een weekend zonder sociale activiteiten? Saai. Avonden achtereen gamen op je kamer? Verslavend.
Introverten zijn de halve wereldbevolking
Een derde tot de helft van de wereldbevolking is introvert
Introverten zijn de halve wereldbevolking
Een derde tot de helft van de wereldbevolking is introvert. Dat is één op de twee of drie mensen die je kent, 30 tot 50 procent van de bevolking. Dat zijn minstens 2,2 miljoen Vlamingen en 5,8 miljoen Nederlanders. Introverten zijn dus heus niet zo’n minderheid als aangenomen wordt. Ze zijn met veel meer dan je in eerste instantie zou denken. Toch voelen ze zich soms eenzaam in hun zoektocht naar rust. Is die eenzaamheid terecht? Waar komt ze vandaan? Is het omdat de maatschappij steeds luidruchtiger is geworden? Of ervaren alleen introverte mensen dit, omdat ze gevoeliger zijn voor prikkels? Volgens Susan Cain moeten we, willen we het extraverte ideaal begrijpen, het vanuit historisch perspectief bekijken. Volgens haar is er tijdens de industriële revolutie een verschuiving geweest van de normen en waarden van onze samenleving. In de negentiende eeuw werden waarden als burgerschap, deugdelijkheid, fatsoen, integriteit en welgemanierdheid hoog in het vaandel gedragen. De ideale persoon was serieus, gedisciplineerd en eerzaam. Mensen woonden in
14
‘ ‘
dorpen, kenden iedereen met wie ze samenleefden persoonlijk, dus het was belangrijk dat wat je vertelde en hoe je je gedroeg, rechtschapen, eerlijk en fatsoenlijk was. Verkocht je groenten of schapen, dan sprak de kwaliteit van het product voor zich. Je kocht immers van en bij je buren. Als zij iets van mindere kwaliteit bij jou zouden kopen, wist meteen heel het dorp het en kon je fluiten naar je goede reputatie. Praatjes hoefde je niet te verkopen, want je wist perfect wat iedereen nodig had. Tijdens de industriële revolutie trokken mensen naar grote, onpersoonlijke steden, waar ze met wildvreemden gingen samenwonen en -werken.
Als iemand dan zegt: “O, gewoon een beetje thuis geweest”, wordt die vreemd bekeken of is de reactie: “Gaat het wel, was je ziek?’’
Charismatische verkopers Mensen waren niet meer afhankelijk van familie- of dorpsbanden voor hun inkomsten en hun sociale vangnet, maar leidden een anoniem leven in de stad. Wilde je promotie maken of kans maken op een goede woning, dan moest je ervoor zorgen dat je werd opgemerkt. Bovendien werden er om de haverklap nieuwe producten uitgevonden: auto’s, radio’s, telefoons, wasmachines, strijkijzers, ijskasten, noem maar op. Apparaten die we nu niet meer kunnen wegdenken, maar die toen allemaal aan de man gebracht moesten worden. En dat lukte meestal niet door je deugdelijk en terughoudend te gedragen. Charlatans zijn er altijd geweest, denk maar aan rondreizende kwakzalvers die levenselixers met veel show verkochten aan goedgelovige dorpelingen. Maar na de industriële revolutie boomde de markt zo gigantisch dat mensen niet alleen producten gingen verkopen, maar ook zichzelf. Charismatische verkopers met gladde tong gebruikten al hun charme boven om zo veel mogelijk stofzuigers, wasmachines en telefoons te verkopen. En gewone werkmensen die die spullen wilden aanschaffen, moesten doorgroeien op de arbeidsmarkt om meer te verdienen, want je telde pas mee als je een stofzuiger in huis had, of een televisie. Je kon dus maar beter in een goed blaadje staan bij je chef. Dit zorgde ervoor dat waarden als charisma, overtuigingskracht, dominantie en sympathie belangrijker werden. Cain noemt dit de shift van een karaktercultuur naar een persoonlijkheidscultuur. Het ideale mensbeeld in de westerse wereld verschoof van innerlijke deugd naar uiterlijke charme. Mensen met een fascinerende persoonlijkheid genoten meer aanzien en status dan ingetogen, fatsoenlijke mensen. Bovendien werd deze persoonlijkheidscultus nog eens uitvergroot door de komst van massamedia zoals radio, televisie en tijdschriften. Charismatische mannen in pak of sprankelende huisvrouwen in gladgestreken rok prijsden op levensgrote billboards het recentste wasmiddel of de nieuwste softdrink aan. In de huidige, postmoderne, digitale maatschappij wordt dit door de komst van social media nog versterkt. Heb je accounts op social media, dan heb je automatisch een personal
brand. Hoe we ons leven tonen, bepaalt hoe anderen ons zien en dus hoe succesvol we in de ogen van anderen zijn.
Introverte mensen verdienen tot 10.000 euro minder
Het extraverte ideaal is dus historisch gegroeid door processen zoals industrialisering, verstedelijking, liberalisering en digitalisering. Dat hoeft op zich niet slecht te zijn, want dankzij al deze processen steeg ook onze welvaart. We verdienen meer, leven langer, leiden over het algemeen een makkelijker leven dan in de negentiende eeuw, maar met de welvaartsstaat kwam een neveneffect. De verschuiving van de karaktercultuur naar de persoonlijkheidscultuur heeft de extraverten onder ons geen windeieren gelegd en had invloed op de financiële situatie van mensen met een van nature rustiger aard. Onderzoek van de Britse NGO Sutton Trust in samenwerking met de universiteiten van Kent en Cambridge toont aan dat extraverte mensen, mensen die zelfverzekerder, socialer en assertiever zijn, 25 procent meer kans hebben om meer dan 46.000 euro per jaar te verdienen. Uit onderzoek van Truity Psychometrics, een Amerikaanse ontwikkelaar van persoonlijkheids- en carrièretests, blijkt dat introverte mensen minder verdienen. Volgens hun berekeningen is het gemiddelde jaarinkomen van een extravert in de VS zo’n 49.300 euro per jaar, en dat van een introvert zo’n 37.600 euro. Introverte mensen verdienen gemiddeld dus 11.700 euro minder dan extraverten. De onderzoekers verklaren dit deels doordat introverte mensen minder vaak leidinggevende functies uitoefenen. De typische introvert heeft volgens het rapport gemiddeld 2,6 werknemers onder zich, en de extravert 4,7.
15
‘ ‘
Ellen Jansegers
Kanaries in de koolmijn
Extraverten zijn niet alleen op de werkvloer in het voordeel. Tijdens onze schooltijd al worden we gewezen op het belang van typisch extraverte vaardigheden zoals spreken voor een publiek en je mening uiten. Je wordt niet alleen op je inhoudelijke kennis beoordeeld, ook spreekvaardigheid en sociale vaardigheden maken deel uit van de eindtermen in het onderwijs. Die vaardigheden zijn nodig, maar in het onderwijs gebeurt wel heel veel in groepsverband. Leerkrachten worden gestimuleerd om participatief les te geven, pauzes vinden plaats in een grote open ruimte met weinig mogelijkheden om je terug te trekken, en huiswerk wordt vaak herleid tot groepswerk. Er lijkt weinig ruimte voor zelfstudie, docerende leervormen en pauzeren in je eentje. Om nog maar te zwijgen van de sociale druk die leerlingen elkaar opleggen. Alleen op een bankje zitten tijdens de speeltijd is jammer genoeg nog steeds sociale zelfmoord op school. Dat extraverte ideaal kan ons in die mate onzeker maken dat het invloed heeft op ons zelfvertrouwen. ‘Het extraverte ideaal, de lawaaiigheid van onze maatschappij, dat is iets waar niet alleen introverte mensen last van hebben’, zegt Dirk De Wachter. ‘Kijk je naar de gausscurve [de normale verdeling van introversie in de maatschappij], dan hebben ook mensen in het midden van die curve daar moeite mee.
Alleen op een bankje zitten tijdens de speeltijd is jammer genoeg nog steeds sociale zelfmoord op school
Omdat die schreeuwerigheid als normaal beschouwd wordt, gaan mensen zich eenzaam voelen. Als maatschappij kunnen we zeker leren van de meest introverte mensen, de mensen die zich aan het uiteinde van de gausscurve bevinden. Zij zijn de kanaries in de koolmijn. Wanneer zij uitvallen, zegt dat iets over onze cultuur, over onze maatschappij. Ik gebruik graag het woord “allenigheid”. Een samentrekking van “alleen” en “lenigheid”. Waarmee ik bedoel: alleen zijn is nodig, maar je mag je niet onttrekken aan de maatschappij. Dan ga je je eenzaam voelen. Verbinding met anderen is essentieel, ook voor introverten. Ik ben bijvoorbeeld niet zo’n voorstander van stilte als doel. Zo’n stilteweekend, dat is op zich heel nobel, maar als je de maandag daarna terug naar een druk kantoor moet en je leven in alle hectiek weer opneemt, brengt dat niet veel zoden aan de dijk. ‘Rust en stilte moeten inherent in het leven inpassen.’
Stil zijn is oké
‘Introvert zijn geeft mensen vaak een gevoel van anders zijn’, stelt Katja Soors, coach voor introverte ondernemers en werknemers, tijdens een persoonlijk gesprek. ‘Omdat je niet tot de extraverte meerderheid van de maatschappij behoort. Dat anders-zijn is vaak moeilijk te benoemen, omdat je je niet kunt vinden in de stereotypering van introverte mensen. Het oeroude cliché van de verlegen
grijze muis, of de stille medewerker die niet betrokken is. Mensen herkennen zich vaak niet in dat cliché, kunnen hun anders-zijn niet benoemen en gaan zich daardoor onzeker voelen. Aan introvert-zijn wordt ook vaak een negatieve bijklank gegeven vanuit de media. De laatste jaren wordt er aan introversie al meer aandacht gegeven, maar er is nog veel werk om het in de juiste context te plaatsen. Je moet als introvert door het extraverte ideaal heen kunnen kijken. De norm is extravert, de westerse wereld is heel extravert gericht, maar dat wil niet zeggen dat je daar geen plaats in hebt. Integendeel, ik vind het zelfs positief dat je niet bent zoals de norm, want je kunt het verschil maken door simpelweg jezelf te zijn. Dan ben je een minderheid die heel authentiek overkomt. Maar om jezelf te kunnen zijn, is het wel belangrijk dat je sterk in je schoenen staat.’ Het wordt tijd dat we voorbij het extraverte ideaal leren kijken.
Dat we aanvaarden dat het oké is om stil te zijn. Het is oké om liever thuis te blijven en tv te kijken, een boek te lezen of in de tuin onkruid te wieden in plaats van naar een receptie te gaan. Het is oké om te zwijgen tijdens een vergadering. Het is oké om je kinderen een hele dag weg te brengen, omdat je behoefte hebt aan stilte en rust. Het is oké om heel je weekend alleen door te brengen, gewoon omdat je daar zin in hebt. Het is oké als je voor je verjaardag liever alleen naar de sauna gaat dan met een hoop vrienden naar het café. Of met kerst liever in een bos gaat wandelen dan fondue te eten met heel de familie. Dat wil niet zeggen dat we onze kinderen, vrienden of familie niet graag zien, of een ondermaatse werknemer zijn. We hebben die rust simpelweg nodig om de batterij op te laden, om daarna weer echt aanwezig te kunnen zijn. ‘Ik mag hopen dat introverte mensen wel gelukkig kunnen zijn in de maatschappij’, zegt Dirk De Wachter. ‘Dat ze genoeg tools en copingstrategieën kunnen vinden. Maar nogmaals: we moeten als maatschappij leren om van die schreeuwerigheid af te stappen.’
Naar een fragment uit het boek Zwijgen is goud, door Ellen Jansegers, verschenen bij uitgeverij Horizon
16
‘ ‘
Zwijgen is niet goud
René Veenstra
‘Soort zoekt soort’ en ‘Een rotte appel in de mand maakt de rest tot schand’ zijn twee spreekwoorden die ik gebruik in mijn colleges om selectie- en invloedsprocessen binnen een sociaal netwerk uit te leggen. Mensen selecteren soortgelijke anderen, omdat overeenstemming in gedrag, eigenschappen of opvattingen maakt dat ze elkaar eerder begrijpen, gemakkelijker communiceren, beter weten waar ze met de ander aan toe zijn en meer vertrouwen in elkaar hebben. Selectie op basis van gelijkenis kan ook helpen bij het ontwikkelen van de identiteit. Gelijkenis in gedrag kan daarnaast het gevolg zijn van invloedprocessen waarbij individuen de gedragingen of de houdingen van anderen in hun netwerk overnemen. Sommige invloed komt in de vorm van diffusie van innovatie, waarbij gedragingen zich verspreiden van degenen die voorlopen met bepaald gedrag naar degenen die later volgen. Invloed kan ook optreden middels groepsdruk, actieve pogingen om het gedrag van anderen te veranderen. Dwingende groepsdruk kan de vorm aannemen van plagen, treiteren, bedreigingen of fysiek geweld. Belonende groepsdruk kan de vorm aannemen van lof, aanmoediging en stimulans. Invloed kan ook optreden door imitatie, waarbij mensen het gedrag van rolmodellen overnemen.
Dwingende groepsdruk kan de vorm
aannemen van plagen, treiteren, bedreigingen of fysiek geweld
Tom Snijders en Christian Steglich, beiden als statisticus bij sociologie in Groningen actief, hebben een programma ontwikkeld om selectie- en invloedsprocessen uit elkaar te trekken. Als ik dat programma (SIENA) noem, gebruik ik ook vaak het gezegde ‘Er gaat niets boven Groningen.’ Wereldwijd gebruiken vele onderzoekers dat programma voor hun netwerkonderzoek. Het artikel over longitudinale sociale-netwerkanalyse dat Snijders en Steglich, samen met alumnus Gerhard van de Bunt, in 2010 publiceerden in het tijdschrift Social Networks, bleek volgens The American Sociologist het meest aangehaalde sociologische artikel uit de periode 20102014 te zijn. Jaarlijks wordt het zo’n 200 keer geciteerd en de teller staat inmiddels op bijna 2500 keer.
sociologie aan het voorbereiden ben. De poster van dit lustrum, dat op vrijdag 6 oktober in DOT wordt gehouden, bestaat uit foto’s van voormalige winnaars van de Gadourek-scriptieprijs. Tot de eerste winnaars van die prijs behoren Dinand Webbink, Frank Weerman, Sietske Waslander en Annelies Kassenberg. De eerste drie zijn later hoogleraar geworden, te weten in de economie, criminologie en bedrijfskunde en management, terwijl de laatstgenoemde nu bij de PABO werkt als lector jeugden leefomgeving.
Wereldwijd gebruiken vele onderzoekers dat programma voor hun netwerkonderzoek
Voor een volgend lustrum is het misschien een idee om een poster te maken met alumni die de politiek zijn gegaan. Een korte zoektocht leidt al snel tot een indrukwekkende lijst met onder meer Hans de Haan (1925-2006; voormalig VVD-burgemeester van Borculo, Harlingen en Den Helder), Rudi Boekhoven (1940; PvdA’er en oud-burgemeester in verscheidene gemeentes, waaronder Veendam en Zeist), Ypke Gietema (1942-2013; voormalig PvdA-wethouder van Groningen), Jacques Wallage (1946; begonnen als PvdAwethouder in Groningen, werd later staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen en burgemeester van Groningen), Max van den Berg (1946; begonnen als PvdA-wethouder in Groningen, werd later onder meer directeur van Novib, lid van het Europees parlement en commissaris van de koningin in Groningen), Hayo Apotheker (1950; D66-er en oud-burgemeester in Muntendam, Veendam en Leeuwarden), Bert Middel (1952; voormalig PvdA-burgemeester van Smallingerland en dijkgraaf van Noordzijldervest), Hans Gerritsen (1957; voormalig PvdA-gedeputeerde in Groningen en oud-burgemeester van Haaksbergen), Halbe Zijlstra (1969, werd in 2010 staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen en in 2012 kortstondig minister van Buitenlandse Zaken), Marc Jager (1976, voormalig CDAgedeputeerde in Groningen) en Hilde Tjeerdema (1984, voormalig D66-wethouder van Leeuwarden).
Verscheidene Groningse alumni gaan de wetenschap in. Niet alleen in de sociologie, maar ook in aanpalende wetenschappen, waaronder de psychologie, pedagogiek, criminologie, economie, bedrijfskunde, sociale geneeskunde of sociale psychiatrie. Ik moet hieraan denken, omdat ik het 85-jarig lustrum van de Groningse
17
‘ ‘ ‘ ‘
Waar dit hiervoor genoemde elftal de politiek intussen heeft verlaten, zijn de volgende alumni momenteel actief: Henk Jan Meijer (1951; VVD-er en lid van de Eerste Kamer), Cora-Yfke Sikkema (1970; GroenLinksburgemeester van Oldambt), Kris van der Veen (1980; GroenLinks-gemeenteraadslid Amsterdam), Mirjam Wijnja (1982; GroenLinks-wethouder van Groningen), Jimmy Dijk (1985; Tweede Kamerlid en voormalig fractievoorzitter SP Groningen) en Dennis Wiersma (1986; VVD-minister van Onderwijs). Ook zijn twee huidige studenten actief in de politiek: Roger Dragstra (1970; GroenLinksgemeenteraadslid Leeuwarden) en Jeffry van Hoorn (1993; fractievoorzitter GroenLinks Groningen). Laat me gerust weten welke alumni ontbreken in deze opsomming.
Het thema van deze SoAP betreft echter een ander spreekwoord: ‘Spreken is zilver, zwijgen is goud.’ Voor de Kinderuniversiteit heb ik de afgelopen tien jaren geregeld een college gegeven aan basisscholieren onder de titel ‘De pest aan pesten.’ Ik vertel ze dan bijvoorbeeld over het verschil tussen plagen en pesten. Ook maak ik duidelijk dat er bij pesten vaak sprake is van een negatieve groepsdynamiek. Het kind dat wordt gepest staat er meestal alleen voor. De pesters kunnen hun gang gaan omdat ze een publiek hebben. Dat publiek pest zelf niet, maar lacht er wel om. Ze moedigen het pesten daarmee aan. Ook vertel ik dat het pesten doorgaans uit het zicht van ouders en leerkrachten gebeurt. Daarom is het gedrag van meelopers zo belangrijk. Die kunnen zorgen dat het pesten stopt. Ze kunnen ervoor kiezen om het slachtoffer te gaan verdedigen in plaats van niets te doen of om het pesten te lachen. In mijn verhaal heb ik ook een citaat van Martin Luther King opgenomen: “Uiteindelijk zullen we ons niet de woorden van onze vijanden herinneren, maar het zwijgen van onze vrienden.”
Ongetwijfeld zijn er vele situaties
waarin het beter is niets te zeggen, dan door woorden, hoe goed bedoeld ook, de zaak niet verder te brengen of zelfs te bederven
Alle medewerkers van sociologie hebben deze winter een Active Bystander Training gevolgd. Als op de werkvloer de sociale veiligheid in het geding is, dan zijn er vier mogelijke reacties. Het gaat daarbij om vier reacties die allemaal met de letter D beginnen: directe actie, distractie, delegatie en ‘delay’. Directe actie onderneemt iemand zelf of een omstander door verbaal of non-verbaal te reageren. Met afleiding (distractie) kan de onveilige situatie abrupt worden onderbroken of kan er worden geprobeerd ineens op iets anders over te gaan. Wanneer een incident wordt gerapporteerd aan een leidinggevende is er sprake van delegatie.
Tot slot kan er worden gewacht met reageren, bijvoorbeeld omdat iemand eerst wil nadenken of zich wil informeren voor een gepaste reactie. In dat geval is er sprake van uitstel (delay). In het repertoire van de vier D’s is zwijgen geen optie.
Uit hun reconstructie blijkt hoe moeilijk het is om een cultuur van zwijgen te doorbreken
Ongetwijfeld zijn er vele situaties waarin het beter is niets te zeggen, dan door woorden, hoe goed bedoeld ook, de zaak niet verder te brengen of zelfs te bederven. Daartegenover staan echter ook vele situaties waarin het cruciaal is dat mensen hun mond opentrekken. De vele dopingschandalen in de sport waren zo groot, omdat iedereen zijn mond hield. Zeven keer op rij was Lance Armstrong, namens US Postal/Discovery, de snelste in de Tour de France, maar al die tijd gebruikte hij verboden middelen om zijn prestaties te bevorderen. In de documentaire Icarus, winnaar van een Oscar, wordt op het Russische dopingschandaal rondom de Winterspelen van 2014 ingegaan. Dit soort schandalen laten zien dat sommige atleten, coaches en politici ten koste van alles willen winnen. Dat gaat vaak lang goed, doordat ze zich weten te omgeven met anderen voor wie het doel ook alle middelen heiligt.
Onlangs las ik Sywerts miljoenen: De jacht op het mondkapjesgoud. Vanuit Follow the Money wordt in dat boek het smerige spel opgetekend waarmee Sywert van Lienden, Bernd Damme en Camille van Gestel multimiljonair werden. Dat drietal maakte aan het begin van de coronapandemie indruk met hun Stichting Hulptroepen Alliantie. Met hulp van vrijwilligers en bedrijven als Coolblue en Randstad bestreden ze het mondkapjestekort in Nederland. Ze deden het ‘om niet, voor de zorghelden.’ De werkelijkheid bleek anders. In het geheim sluisden ze 28 miljoen euro naar een commerciële BV. Een vierde bestuurslid vond deze zelfverrijking niet kunnen en stapte tijdig uit de stichting. Toch zweeg ze over het criminele gedrag van haar voormalige medebestuurders. Ze profiteerde dus niet mee, maar stelde de misstand ook niet aan de kaak. Dit soort witteboordencriminaliteit gaat vaak lang goed, doordat de criminelen zich omringen met mensen die er net zo instaan. Elke tegenmacht is dan verdwenen. De ondergang van Enron aan het begin van deze eeuw was mede te wijten aan dat accountantsbureau Arthur Andersen niet meer dan een jaknikker bleek.
18
‘ ‘ ‘ ‘
Enkele jaren terug las ik She Said van Jodi Kantor en Megan Twohey. Dat met een Pulitzerprijs bekroonde boek bracht Harvey Weinstein ten val. Uit hun reconstructie blijkt hoe moeilijk het is om een cultuur van zwijgen te doorbreken. She Said is een onderzoeksjournalistieke reportage over zwijgen. Het zwijgen van Hollywood, waarbinnen Weinsteins misdragingen een publiek geheim waren. Weinstein kocht de stilte van de slachtoffers af middels schikkingen.
Maar het zwijgen ging dieper, laat het boek zien. Het gaat ook over de angst en de schaamte die vrouwen al van jongs af aan internaliseren. Dat komt ook terug in de scriptie van Lyanne Levy, die in 2022 afstudeerde bij sociologie met een scriptie over straatintimidatie en tegenwoordig journalist is bij NRC Handelsblad. Levy begint haar scriptie met “Een langere route naar huis fietsen om het park te omzeilen, oordopjes dragen om opmerkingen niet te horen en oogcontact met mannen vermijden. Het zijn methodes die vrouwen gebruiken om zich veiliger te voelen in de publieke ruimte.” Ook de jonge vrouwen rond Weinstein wisselden verdedigingsmechanismen uit. Twee panty’s over elkaar heen dragen. Nooit naast hem op de bank gaan zitten, altijd in een stoel met leuningen. Het boek toont aan hoeveel er nodig is om dat zwijgen te doorbreken. Het vergde een voorzichtig en langdurig proces om de slachtoffers te overtuigen hun verhaal te doen. Uiteindelijk lukte het en werd Weinstein tot 23 jaar gevangenisstraf veroordeeld wegens aanranding en verkrachting. Na de onthullingen over Weinstein stroomde Twitter vol onder de hashtag #MeToo met gelijksoortige ervaringen van machtsmisbruik en seksueel overschrijdend gedrag. Een golf die zes jaar later nog altijd doorgaat, gelet op de misstanden in Nederland bij bijvoorbeeld Ajax en The Voice.
Bij het vak Primaire Sociale Orde vertel ik over de risico’s van een te sterke interne geslotenheid. Ten eerste bedreigt het de individuele vrijheid. In een gesloten bolwerk als US Postal/Discovery, het team van Lance Armstrong, of Miramax, het bedrijf van Harvey Weinstein, werd kritiek niet naar buiten gebracht. De mores was om niet te praten met pers of politie. Er was geen behoefte aan klokkenluiders of verraders. Problemen moesten intern worden opgelost met als groot gevaar dat elk tegengeluid ontbrak. Een tweede gevaar is dat die interne geslotenheid leidt tot isolatie van de samenleving. Een studentenvereniging als Vindicat is ook zo’n gesloten bolwerk. De leden hebben alleen maar oog voor de dominante groepsnormen en niet voor de normen in de samenleving, met als gevolg dat iedereen het lollig vindt om een sushi-restaurant na een etentje te verbouwen of zich te misdragen in een
bus na een feest bij het Zilvermeer. Van respect voor een restauranteigenaar of buschauffeur is geen enkele sprake. Het enige wat telt, is de mores van de eigen groep. Een derde gevaar is daaraan gerelateerd en gaat om de druk tot conformeren en gelijkschakeling. Als mensen elkaar langer kennen, is het gevaar dat misstanden met de mantel der liefde worden afgedekt. Ook wanneer mensen zwartrijden (free riding) of onderpresteren is het vaak moeilijk ze aan te spreken wanneer ze te dichtbij staan. Een vierde risico betreft sancties voor individuen die beter presteren. Alumnus Jurre van den Berg, ook een winnaar van de Gadourek-scriptieprijs, schreef voor de Volkskrant een prachtige reportage over de boeren op Schiermonnikoog. Boeren op Schier die voorop wilden lopen in het reduceren van de stikstofuitstoot werden bedreigd. Een vijfde risico is dat homogeniteit binnen een gesloten bolwerk leidt tot uitsluiting van mensen die anders zijn. In de bioscoop draaide in 2022 El houb, een film over homoseksualiteit in een cultuur waarin dat een taboe is. Als de hoofdpersoon zijn ouders vertelt over zijn seksuele geaardheid, trekken zij zich terug in ijzig zwijgen. Als reactie sluit de hoofdpersoon zich op in een kast. Hij wil pas uit de kast komen als zijn ouders met hem willen praten.
Als het gaat om bijvoorbeeld pesten op school, onveiligheid op het werk of straatintimidatie, dan is zwijgen niet goud. Wat we nodig hebben is tegenmacht: omstanders die weten hoe te reageren als een ander zich onveilig of ongemakkelijk voelt. Ook hebben we gemeenschappen, verbanden en organisaties nodig waarin integriteit, eerlijkheid, gedrevenheid en zelfreflectie hoog in het vaandel staan en groepsdenken wordt tegengaan en periodiek intern en extern verantwoording wordt afgelegd, zodat we het gevaar op ongewenst of crimineel gedrag tegengaan.
René Veenstra
19
De mores was om niet te praten met pers of politie. Er was geen behoefte aan klokkenluiders of verraders
‘ ‘
Interview Extinction Rebellion
Pim de Vleeschhouwer
Een interview met Pim de Vleeschhouwer een woordvoerder namens de klimaatbeweging Extinction Rebellion.
Allereerst zodat alle lezers duidelijk hebben wat jullie organisatie precies is: wat is Extinction Rebellion en wat doen jullie precies?
In het kort benadruk ik altijd twee elementen. De eerste is dat we een burgerbeweging zijn die decentraal is. Dat betekent dat we onszelf organiseren vanuit gewone burgers die zich zorgen maken over het klimaat, en dat we niet werken met hiërarchieën, leiders of autoriteitsfiguren. We proberen het allemaal decentraal te organiseren, zodat iedereen evenveel input kan hebben en even welkom is. Dus als je je onderschrijft aan de waarden en principes van XR (Extinction Rebellion), kun je eigenlijk al meteen lid zijn.
Het tweede element is dat we een actiegroep zijn. De manier waarop wij actievoeren is met geweldloos verzet en burgerlijke ongehoorzaamheid. Hierop is XR ook georganiseerd. Er zijn veel verschillende taken die je kunt vervullen naar het actievoeren, maar we zijn wel echt een actiegroep. Het komt neer op duurzaam en geweldloos verzet, en direct actie.
Het is echt ‘all over the place’
Iedereen kan dan ook gewoon lid worden van XR?
Ja! We hebben een tiental principes, die staan ook op onze website en zijn breed bekend en makkelijk te vinden. Een is bijvoorbeeld dat je gericht bent op inclusie, dus dat je ook mensen hun achtergrond respecteert. Denk hierbij aan wat iemands voorkeuren zijn of hoe ze aangeschreven willen worden. Je bent geweldloos, je staat voor kritisch denken en verbetering en dat soort dingen. Als je je daaraan onderschrijft kun je eigenlijk vandaag al lid worden. Zo makkelijk kan het.
Jij hebt zelf ook een achtergrond in de sociologie. Wat is deze achtergrond?
Ik heb zelf sociale wetenschappen gestudeerd in Amsterdam, en daar heb ik ook mijn bachelor in afgerond. Ik ben nu ook bezig met de onderzoeksmaster ‘Social Sciences’.
Heeft deze achtergrond en het sociologisch perspectief wat je daarmee hebt ook invloed gehad op je beslissing om onderdeel te worden van XR?
In nieuwsartikelen over XR valt te lezen dat jullie achterban ook erg afwisselend is. Jullie hebben leden van alle leeftijden en van allerlei plekken. Als jullie deze achterban zouden moeten omschrijven, hoe zouden jullie dat dan doen?
Het is echt ‘all over the place’. De gedeelde factor onder de aanhangers is echt bezorgdheid. Dus ook bezorgd over de toekomst zijn. We zitten met onze locaties ook overal in Nederland. Daarnaast zijn wij ook een internationale groep. We zeggen wel eens, naar de acties komen mensen van 18 tot 98, maar het is eigenlijk nog breder dan dat. Soms nemen mensen hun kinderen mee naar de protesten of iets dergelijks. We zijn een erg inclusieve beweging, dat is tenminste de bedoeling.
Het is niet dat ik zou zeggen dat ik lid ben geworden door mijn studie, maar ik denk wel dat ik door mijn interesse in de sociale wetenschappen steeds bewuster ben geworden van maatschappelijke problemen en onrecht. Ik denk zelf ook dat je met dit soort studies een hele mooie gereedschapskist krijgt om maatschappelijke problemen te analyseren. Daarnaast zijn sociale of politieke bewegingen natuurlijk hele interessante onderzoeksobjecten binnen de sociologie, omdat het gaat over de zelforganisatie, protestbewegingen en maatschappelijke ongelijkheid. Ik zou niet zeggen dat het de beslissende factor is, maar het heeft me zeker veel geholpen.
20
‘ ‘
Het thema van de editie van het blad waarin dit interview uitkomt is ‘Zwijgen is Goud’. XR is een protestgroep die een beetje in lijkt te gaan tegen dit statement. Zijn er elementen uit jullie beweging waar het concept van zwijgen is goud wel van toepassing is?
Je zou inderdaad denken dat we een hele luide protestgroep zijn, en daarmee ook dat we ons niet onderschrijven aan het thema ‘Zwijgen is Goud’. Ik zal er ook meteen bij zeggen dat goud bij ons ook niet echt het doel is. Je vindt veel kritiek op winstmaximalisatie en het ‘poen boven planeet’ / ‘profit over planet’ concept. Ik denk ook dat je je punt ook wel luid moet maken als je een protestgroep bent die opkomt voor ongelijkheid en onrechtvaardigheid. Stilte, stilstand en zwijgen heeft de status quo juist belang. Daarom kiest XR ook voor de methode van burgerlijke ongehoorzaamheid. We willen iets aankaarten door de normale gang van zaken een beetje te verstoren. De normale gang van zaken brengt ons momenteel richting een klimaat-hel, dus wat dat betreft vinden wij zwijgen helemaal niet goud.
Klimaatactivisme is ook niet per definitie leuk. Het is ontzettend nodig en belangrijk, maar het kan best een deprimerend onderwerp zijn. Binnen een protestgroep moet je goed opletten dat je als activist niet opbrandt, want je ziet altijd wat er nog meer gedaan kan worden en wat er nog beter kan. Daarom is het ook belangrijk om te noemen dat wij ook regeneratief werken. Dit betekent ook dat je goed voor elkaar moet zorgen en op elkaar moet letten, om te voorkomen dat je opbrandt. Rust is hierin essentieel. Hierbij kan je bijvoorbeeld denken aan meditatie, bezinning en regeneratie.
Ik geeft zelf ook protesttrainingen en daar doen we ook altijd een in- en uitcheck, omdat de emotionele verwerking zo belangrijk is bij zo’n heftig onderwerp. Als we klaar zijn met zo’n training laat ik dan ook een stilte vallen om te kijken of mensen ongemakkelijk worden. Maar ik doe dat juist erg bewust om eigenlijk te communiceren dat de rust die je op dat moment voelt, ook hebt als je straks tijdens een protest de weg op gaat. Stel dat er tijdens een protest een politieagent is die intimiderend overkomt, draag je altijd die rust nog bij je. Op zo’n manier zou het thema er wel weer bijpassen.
XR komt vaak in de media, en meestal ook wel op negatieve basis. Er wordt onder andere kritiek geleverd op de acties die jullie ondernemen Hoe ga je om met deze negatieve aandacht en kun je deze negatieve aandacht ook benutten?
Ja zeker. Ik denk dat je bijvoorbeeld doelt op dat een blokkade niet bepaalt een blok van positieve energie of aandacht is. En dat dat ook in de media kan komen en dat mensen denken ‘oh wat vervelend een blokkade’. We willen de boel ook opschudden, maar dat doen we op dat eigenlijk op de dingen die binnen de normale gang van zaken vallen. Dus als mensen ook zeggen ‘ik snap je punt wel, maar het hoeft niet op deze manier’. Dan stel ik altijd de vraag: ‘okay, op welke manier dan?’. En dan zeggen mensen bijvoorbeeld: ‘ga stemmen, ga onderzoek doen of bij de overheid werken of organiseer een klimaatmars of kondig een demonstratie aan met een protestmars of teken petities’. Dan zeggen wij altijd: ‘okay check, check, check, check, check. Allemaal vinkjes, want dat doen mensen al binnen de beweging, maar dat doen mensen al heel erg lang. Dus ik ben net boven de dertig. Voordat ik geboren werd, was er al klimaatactivisme en we hebben elk jaar nog steeds meer uitstoot. Dus wat dat betreft proberen we juist op die manier ook met negatieve aandacht de boel op te schudden. Om dan een spiegel voor te kunnen houden dat wat nu normaal is, eigenlijk absurd is. En dat een wegblokkade heel stom kan zijn, maar dat het eigenlijk moet laten zien hoe stom de normale gang van zaken is. En daarom flyeren we daar ook met flyers met ‘sorry voor deze blokkade’, maar dit ongemak, om het niet te bagatelliseren, maar valt in het niets bij het gigantische ongemak waar we als mensheid op afstevenen.
21
Dus als mensen ook zeggen ‘ik snap je punt wel, maar het hoeft niet op deze manier’. Dan stel ik altijd de vraag: ‘okay, op welke manier dan?’.
‘ ‘
En zou je dan ook zeggen dat het hoofddoel van de acties die jullie organiseren is om aandacht te brengen, of zijn er ook nog andere doelen die die acties hebben?
Het hoofddoel uiteindelijk is klimaatrechtvaardigheid. Dat is echt de samenvatting. Dat is een grote eis die wij als hoofddoel hebben gesteld, omdat het eigenlijk het probleem samenvat. XR is begonnen ook met drie eisen, die misschien wel bekend zijn bij jullie. Dat zijn één: je spreekt de waarheid. Dat gaat vooral over media, wetenschap, politiek. Dat kan zich uiten in bijvoorbeeld een noodtoestand uitroepen omtrent klimaat. Eis twee is: doe wat nodig is. En dat gaat dus over dat die CO2 uitstoot bijvoorbeeld omlaag moet of dat er gestopt moet worden met fossiele subsidies. En eigenlijk komt het ook naar voren in de derde eis en dat is: stel een burgerberaad in. En een korte samenvatting daarvan is dat we denken ook dat heel veel van de klimaattransitie vertraagd wordt door gevestigde belangen vanuit fossiele industrie en overheid. En dan zeg ik altijd: ‘stel je is voor dat dan een aandeelhoudersvergadering van Shell mag meebepalen wat het toekomstig duurzaam beleid wordt’.
Ik kan me voorstellen dat het een heel andere vergadering wordt dan wanneer je uit een loterij allerlei burgers aan tafel zet die voor het algemeen belang hopelijk op komen. Maar helaas, met de klimaattafel van onze overheid, zit de fossiele industrie gewoon aan tafel. Dus het is niet zo’n groot wat-als scenario. We zien gewoon dat de meeste klimaatverandering klappen en pijn die vallen bij de mensen en landen die ook over het algemeen verreweg het minst aan klimaatverandering hebben bijgedragen. En dat is het probleem dat klimaatrechtvaardigheid moet dekken. Dus daar strijden we voor. Daar doe je acties voor, maar ook petities, maar ook spreken met raadsleden, tweede kamer leden en samenwerken met andere organisaties. Dus ja die aandacht die wij krijgen is vooral op basis van de acties, maar ten eerste doen we heel veel meer en ten tweede krijgen de acties ook steeds meer positieve aandacht ook.
Het concrete doel is: stop alle fossiele subsidies
Als je dat kort zou moeten benoemen, zijn er los van de aandacht ook concrete dingen die al gerealiseerd zijn vanuit het oogpunt van XR?
Ja, ook op basis van wat je net zegt. Elke actie heeft een doel. Wij zetten ook onze vrijetijd en ons lichaam op het spel om samen te gaan en we willen ook die van andere mensen respecteren natuurlijk. Dus soms is er een concreet doel, dus dat is bijvoorbeeld ook met de grote A12 blokkade die er recent was en er ook weer aankomt. Het concrete doel is: stop alle fossiele subsidies.
En dat is ondertussen zo succesvol gepromoot dat we zijn verschoven van de vraag: ‘is dat wel handig?’ naar ‘wanneer kan dat’. En nu is de vraag nog meer: ‘hoe gaat die dan eigenlijk afgebouwd worden?’.
En dus inderdaad aandacht is een heel belangrijk doel daar zit veel succes in, maar concreet zijn er een paar voorbeelden die ik kan noemen. Er is een brede actie geweest omtrent de ING en subsidies. Daarom zijn we tegenwoordig ook heel veel gesprekken met ING aan het voeren. De hele fossiele brand van Nederland is een brede campagne. De praat campagne, dus waar ook Eva Rovers bijvoorbeeld als schrijfster en activist bij betrokken is. Er zitten ook veel mensen van XR en bijvoorbeeld ook Stroomversnellers te kijken naar het implementeren van een burgerberaad.
Nou dat ontploft nu in het gezicht van Nederland en Westerse landen, omdat de oliebedrijven waarvoor wij gelobbyd hebben nu ineens de Nederlandse staat en Duitse staat bijvoorbeeld beginnen aan te klagen voor 8 miljard
Er zijn ook al meerdere testberaden uitgedokterd en uitgeprobeerd, waaronder in Amsterdam. Het ECT, dat is het Energy Charter Treaty, dat is een soort TTIP of CETA. Dat zijn van die internationale handelsverdragen om investeringsklimaten te garanderen. En de bedoeling van de Energy Charter Treaty was dat je ook ergens wilde investeren en mocht het dan mislopen dan kan dat de overheid garant staat voor je investering of dan kun je daar subsidie voor krijgen of dan kun je bijvoorbeeld ook een land aan afspraken houden. Nou dat ontploft nu in het gezicht van Nederland en Westerse landen, omdat de oliebedrijven waarvoor wij gelobbyd hebben nu ineens de Nederlandse staat en Duitse staat bijvoorbeeld beginnen aan te klagen voor 8 miljard. Dat is dan de RWE en Uniper, dat zit bij jullie in Groningen ook op de hoek. Dat is ook hetzelfde bedrijf met Uniper dat in Lützerath dat hele dorp heeft onteigend. Bij die campagne zijn we bijvoorbeeld ook met De Goede Zaak gaan samenwerken en nu stapt Nederland uit dat verdrag. Een recent voorbeeld dat ik wel mooi vond was van Naturalis. Ik weet niet of jullie hadden meegekregen dat mensen daar naakt stonden te protesteren?
Die zijn daar dus als een soort homo-sapiens gewoon stil gaan staan naakt als museum stuk, van dit is een vergeten uitgestorven soort. Nou is Naturalis is in verzet gegaan, maar die is nu zijn ze gestopt met hun fossiele banden en een medewerker van binnen die wij kennen heeft gezegd dat het al is gestart maar eigenlijk komt dat gewoon door XR, dat dat is opgepakt en gebeurt.
22
‘ ‘ ‘ ‘
Jullie beweging die volgt het grassroots principe, zou je kunnen toelichten wat dat precies inhoudt en hoe dat bij beslissingen door gevoerd wordt?
Grassroots is simpel gezegd, dat er niemand van boven is die zegt wat jij moet doen. En het is van beneden gekomen als volksbeweging, dus niet vanuit een organisatie, bedrijf of overheid. En het werkt met zelforganisatie en dat gaat volgens sociocratie. En dat betekent ook dat er decentraal en non-hiërarchisch besloten dient te worden. Dus je werkt niet op meeste stemmen gelden, je werkt niet op expertise titel legt meer gewicht in de schaal, je werkt niet op die heeft een hogere positie in de organisatie. Je werkt aan de hand van cirkels en consent. En dat was voor mij ook wel een eyeopener. Dat heb ik toen ook wel op mijn werk ook meegenomen toen ik zag hoe ineffectief meetings vaak waren. Want je werkt dus heel concreet. Je kan best een brainstorm vergadering hebben, maar eigenlijk werk je heel concreet met een doel of vraag voor die meeting. En dan heb je geen voorzitter maar een faciliteerder en dat is een best belangrijk verschil, want de bedoeling van een voorzitter is orde houden simpel gezegd. En de bedoeling van een faciliteerder is de inhoud van de groep naar boven krijgen. Dus je onderbreekt ook niet, je werkt met een duidelijk systeem waarbij iedereen aan het woord kan komen, waarmee ook introverte mensen beter tot hun recht komen en je werkt met cirkels die mandaten hebben. Dus je probeert je zo te organiseren dat iedereen zijn cirkel kan vormen of joinen zeg maar. En je vertrouwt erop dat er door middel van consent en faciliteren tot een besluit kunt komen.
Ik raad niet aan dat je elke cirkel joined, dat is veel te veel werk. Dat het transparant is en dat je in principe overal aan mee kan doen dat is echt heel belangrijk.
Dus je steekt je vinger op als je wat wilt zeggen, maar je ziet in de groep al een vinger, dan steek jij twee vingers op want dan ben jij de volgende in de rij, zo zeg maar
Als je niemand hebt om orde te houden, is dat dan bijvoorbeeld ook veel hectischer als er niemand is die zegt wat er gedaan moet worden en omdat het allemaal gezamenlijk besloten wordt?
Het werkt dus met een faciliteerder, dat betekent dat je dus ook wel een spreek orde hebt, afhankelijk van het voorstel. Van: ‘is dit iets waarbij we een rondje moeten maken langs iedereen, of is er eerst wat uitleg van iemand nodig?’. Dan geef je die gewoon het woord. Maar er is dus ook een structuur dat je niet onderbreekt, maar door middel van signalen. Dus je steekt je vinger
op als je wat wilt zeggen, maar je ziet in de groep al een vinger, dan steek jij twee vingers op want dan ben jij de volgende in de rij, zo zeg maar. Je let er dan ook wel op dat niet iemand achttien keer het woord krijgt en een ander niet. Het gaat er een beetje om dat je de mening van de hele groep krijgt.
De chaos is er minder omdat als jij consent hebt kun je verder, maar als iemand in de groep zegt ‘ik geef hier geen consent aan’, dan moet je eigenlijk zoeken naar een betere vorm. Maar dat moet dan ook komen uit diegene die zegt ik geef geen consent en dan waarom niet. En dan moet je eigenlijk al met een beter voorstel komen. Dus je werkt heel inhoudsgedreven. Die handsignalen komen ook van pas als je op de weg zit met tweehonderd mensen om je heen en er moet een ding verteld worden aan iedereen. Het is supersnel en efficiënt.
Zodra je iemand dat ziet doen, doe jij het ook
Zoek maar bijvoorbeeld de stille giraffe op. Dat doe je in een volle kamer. Stel er zijn allemaal mensen door elkaar heen aan het praten. Als het bijvoorbeeld pauze is bij een werkgroep of vergadering ofzo, is het echt zo’n kippenhok. Als een iemand, dus in dit geval de faciliteerder, de silent giraffe doet met z’n hand, dan stop je met praten. Zodra je iemand dat ziet doen, doe jij het ook. En zo krijg je honderd mensen binnen drie seconden stil. Als ik op straat een mic-check kan doen, dan roep ik wat ik wil zeggen en dan roept de hele groep dat na zodat iedereen het achterin ook hoort.
23
‘ ‘ ‘ ‘
Met wat voor organisaties en instanties staat XR mee in contact? En hoe wordt gebruik gemaakt van dit netwerk?
Ja dat is echt heel breed, want dat zou ik ten eerste niet helemaal kunnen zeggen. Ik heb in Amsterdam gewoond, en ik woon in Rotterdam. Ik ken ook mensen in Groningen wel, maar ik kan niet doen alsof ik de hele beweging ken. We zijn wel weer op een bepaalde manier georganiseerd dat we dat we ook een cirkel hebben die zich richt op de samenwerking met andere partijen. We krijgen wel eens andere organisaties die ons aanschrijven, bijvoorbeeld ook over die ETC-campagne die ik net noemde. Je werkt samen met andere organisaties die duurzaamheid hoog in het vaandel hebben staan voor een klimaatmars. Maar er was ook bijvoorbeeld bij de A12 nu een solidariteitsdemonstratie gedeelte, waar 2000 andere mensen waren. Burgers, maar ook andere organisaties die proberen te lobbyen bij de politiek om te kijken of die ook een burgerberaad kan krijgen. Er zijn mensen die zichzelf aansluiten bij XR, en je hebt beleidsen gemeentemedewerkers die zich aanschrijven of die meedenken. Ja, eigenlijk te veel om op te noemen.
En dan heb je ook nog gewoon alle columnisten, campaigners, schrijvers, journalisten tegenwoordig ook over XR schrijven. Goed om erbij te zeggen is ook dat XR is apolitiek, als in je kan denk ik in sociale wetenschappen niet geloven dat de wereld apolitiek is, het is intrinsiek politiek, alles is politiek. Maar daarmee bedoelt XR dat ook als bijvoorbeeld een burgerberaad start, dan nodigen we elke lokale of massale politieke partij uit. Je wilt eigenlijk niet uitsluiten, omdat je wilt laten zien dat je eigenlijk de hele politiek moet meekrijgen en vooral om klimaattransitie en klimaatrechtvaardigheid te bewerkstelligen.
Als ik aan jullie vraag op een burgerberaad: ‘wat vinden jullie van klimaat?’
Ik kan me voorstellen dat jullie weleens verweten wordt dat er een aantal linksere partijen zijn die meer in een lijn liggen met het beleid en de ideologie van XR. Maar daar doen jullie in die zin dus afstand van?
In zekere zin wel. Tuurlijk werken ze misschien met een netwerk waarin sommige mensen sneller samenwerken met ons dan met anderen. Maar bijvoorbeeld in Rotterdam zijn ze bezig met netwerken met een lokale partij voor een burgerberaad. En dan heb je bijvoorbeeld Leefbaar Rotterdam, dat is dan over het algemeen een partij die klimaat wel belangrijk zegt te vinden maar die er niet veel aan lijkt te doen. Die beamen heel erg in dat volkselement van een burgerberaad. Dus ook dat je dan
mensen zelf laat spreken, en zelf naar de oplossing laat zoeken omtrent welk klimaatbeleid er nou gevoerd moet worden.
Op jullie site staat dat een van de drie eisen van XR is: terugbrengen van CO2 uitstoot naar nul in 2025. Hoe ziet dit er volgens jullie uit en hoe komen we daar?
Twee punten hierbij. De eerste is dit doel was niet pas dit jaar gesteld, dus zeker nu komen heel veel mensen naar ons toe die zeggen: ‘huh in 2025 al, dat is toch compleet onrealistisch?’. Stel dat XR dat bij hun oprichting in 2018 heeft geclaimd, dan gaan we het niet in 2023 opschuiven. Nee, de bedoeling is juist om ook te laten zien dat wat eerst heel ver leek, nu niet meer ver is. En hoe we eigenlijk zijn opgeschoten of niet. En het eerste wat we daarmee willen aantonen is kritiek op het systeem, maar praktisch ook hoe XR dat voor zich ziet komt weer terug in het burgerberaad.
Hoe dat dan moet hebben we wel ideeën over, en sommigen zullen verrast zijn hoeveel ook binnen de beweging aan discussie en verschil in inzicht zit. We hebben natuurlijk wel algemene claims over dat de fossiele industrie niet gesubsidieerd moet worden, maar concreet over welk klimaatbeleid het beste is, daar geloven we er eigenlijk in dat je een burgerberaad als beste vorm kan gebruiken.
Als ik aan jullie vraag op een burgerberaad: ‘wat vinden jullie van klimaat?’. Dan krijg je een super ongerichte en onduidelijke vraag, en daar kun je van alles over vinden en dan komt er ook geen bindend advies uit. Dus een burgerberaad is echt een techniek. Je gebruikt het als middel, niet als iets waar het al een bepaalde kant op hoeft te gaan. Wij zeggen de uitstoot moet gewoon naar nul in dat jaar, hoe gaan we dat doen. Heel concreet. Dat betekent dat een burgerberaad ook geleid dient te worden, dus ook weer gefaciliteerd. Burgerberaad is burgers erin en lobby’s eruit.
We gaan niet zomaar de wet overtreden, maar we richten ons wel op die disruptie
24
‘ ‘ ‘ ‘
Over jullie is bekend dat actievoerders getraind worden volgens het ‘non-violent direct action principe’. Zou je dat misschien kunnen toelichten?
Burgerlijke ongehoorzaamheid is het principe wat wij aanhangen, maar dat betekent niet dat je wetteloos bent. We gaan niet zomaar de wet overtreden, maar we richten ons wel op die disruptie. Dat is ook de directe actie waar we ons mee bezig houden. We willen met deze acties dan ook geen geweld gebruiken, en de fossiele industrie is van zichzelf al gewelddadig genoeg.
Het beeld van de vele arrestaties bij de protesten heeft ook te maken met media bias
Bij de A-12 blokkade in Den Haag zijn er veel arrestaties van demonstranten geweest. In zekere zin leken deze arrestaties in het voordeel te werken van XR. Veel organisaties spraken zich uit tegen deze arrestaties en noemde het een ‘verstoring van het demonstratierecht’. Hoe staat XR hierin?
De arrestaties voorafgaand aan het protest waren nieuw aangezien er gewoon mensen van hun bed gelicht werden. Hierbij was de claim dat er voorbereiding op een misdrijf had plaatsgevonden. Deze arrestaties leken ook een dusdanige beperking van het demonstratierecht, dat het veel maatschappelijke steun opleverde. Binnen ons XRteam hebben we ook goede juristen en advocaten die goed kijken naar wat onze rechten en plichten zijn. We gaan er niet onvoorbereid in.
Het beeld van de vele arrestaties bij de protesten heeft ook te maken met media bias. Ook als je een geweldige actie hebt uitgevoerd, met geweldige claims en mooie persberichten, kan het zijn dat het geen media-aandacht krijgt. Daar moet wel op inspelen. Je moet daarmee ook dingen doen om de aandacht op je acties te vestigen. Als het niet heftig is, krijg je ook geen aandacht.
XR krijgt af en toe kritiek op het feit dat de beweging vrij dominant blank is, en dat daarmee de arrestaties en het verzet tegen het politieapparaat strategisch kunnen worden ingezet. Dit is een privilege dat niet iedereen in de beweging kan genieten. Inclusie is volgens XR erg belangrijk. Zijn er ook bepaalde dingen die de beweging doet om ook dit soort inclusie te vergroten, en dit soort privileges te erkennen?
Laat ik vooropstellen dat ik het met dit punt eens ben. Deze kritiek is ook veelal van een aantal jaren geleden, maar er zijn zeker punten waar we kunnen verbeteren. Zelf ben ik een blanke man die ook niet bang is om de weg op te gaan. Als ik gearresteerd of verplaatst wordt gebeurt er vaak niet veel meer, maar als het om
een vrouw gaat kan er meteen agressiever gereageerd worden. Ik kan me dus ook voorstellen dat dit soort dingen mensen afschrikt. Dit wordt overigens ook veel besproken. Klimaatrechtvaardigheid is intersectioneel. Alles hangt met elkaar samen, inkomen, gender, racisme en klimaat bijvoorbeeld.
Er zijn ook veel andere rollen die vervult kunnen worden los van het protesteren.
Als je specifiek spreekt over genderidentiteit kan het ook gevaarlijk zijn als je je uit hoe je je vanbinnen voelt. Hoe je op straat aangesproken of aangepakt wordt is hiervan afhankelijk. Hierom zetten we ook bijvoorbeeld bepaalde mensen niet op de voorgrond bij protesten als er politie bij betrokken is. Ook geven we trainingen over hoe je elkaar kan beschermen, ook de emotionele zorg daarin.
Inclusie gaat ook verder dan alleen huidskleur. Je kijkt ook naar elementen van bereikbaarheid voor mindervaliden. Er wordt ook kritisch gekeken naar of iedereen aan het woord komt, en dat iedereen kan meedoen aan het gesprek. Bij onze eisen is ook ‘eis zero’ toegevoegd. Deze eis bespreekt dat intersectionalisme binnen klimaatrechtvaardigheid.
Wil je nog iets meegeven aan de lezers van de SoAP?
Kom in verzet. Strijd voor klimaatrechtvaardigheid. Ik snap dat XR voor sommige mensen misschien wat heftig, maar het is ook echt de liefste gemeenschap die ik ken. Wie anders zetten jun vrije tijd en lichaam in die mate op het spel? Er zijn ook veel andere rollen die vervult kunnen worden los van het protesteren.
Als een andere beweging je meer ligt, moet je dat natuurlijk doen. Het belangrijkste is dat je in actie komt, jezelf verenigd en opkomt voor verbetering. Strijd tegen de impasse en gebruik je sociologische bril en je analytische talent. We hebben elkaar allemaal nodig, binnen en buiten XR, maar we moeten deze klimaatcrisis echt het hoofd bieden.
25
‘ ‘ ‘ ‘
‘
We hebben elkaar allemaal nodig, binnen en buiten XR!
‘
Stedelijke segregatie begint bij jezelf
Agata Troost
Nu dat 56% van de wereldbevolking in steden woont, groeit de bezorgdheid over stedelijke ongelijkheid. Maar wat als ongezonde segregatie begint met keuzes die de meeste mensen als volkomen redelijk beschouwen? Waar je woont beïnvloedt je gezondheid, je inkomen en zelfs de kans op tienerzwangerschappen, en die invloed varieert sterk, zelfs binnen stadswijken. De algemene consensus is dat we geconcentreerde armoede, die criminaliteit, wanorde en verdere achterstand in de hand werkt, moeten vermijden. In de afgelopen decennia hebben beleidsmakers steeds meer ingewikkelde stadsvernieuwingsprojecten ontwikkeld, gericht op het mengen van inwoners uit verschillende sociale klassen, met wisselende of onduidelijke resultaten. Zou dat komen doordat ze zich blijven richten op de armere huishoudens, die eigenlijk niet veel keuze hebben in waar ze wonen, en voorbijgaan aan de echte aanjagers van stedelijke ongelijkheid: de rijkste inwoners van steden? Vooral in de VS hebben theorieën over stedelijke segregatie het belang van raciale in plaats van sociaaleconomische scheidslijnen benadrukt. Aangezien racistische vooroordelen een groot deel van het Amerikaanse stedelijke landschap hebben bepaald is dat zeer begrijpelijk. Dit onderzoek leverde ons ook veel belangrijke ideeën op die de micro-macrokopparadoxen van segregatie verklaren. Maar in veel contexten, vooral in Europa, verhult deze focus op etnische minderheden en migranten de sterkste mechanismen die in het spel zijn: die bepaald door het vermogen en het inkomen van huishoudens.
Het proces van buurtselectie is eenvoudig - mensen met meer geld kunnen het zich veroorloven uit meer buurten te kiezen om te wonen. Maar de resulaten van dit proces worden steeds ingewikkelder naarmate we meer kenmerken toevoegen die samenhangen met een hoog of laag inkomen. Mensen met een hoger inkomen zijn meestal hoger opgeleid, behoren vaker tot de etnische meerderheid en zijn gemiddeld ouder. Vanwege hun middelen en de wens om hun gezin een “zo goed mogelijke” leefomgeving te bieden, zullen zij kiezen voor
buurten met grotere huizen, weinig criminaliteit, toegang tot stadsgroen en topscholen. Men kan ook voorkeuren hebben wat betret de etnische samenstelling van de buurt: niets te extreem, maar ten minste 30% van de buren moet van dezelfde afkomst zijn. Veel lezers van dit artikel zullen deze verwachtigen waarschijnlijk als heel begrijpelijk zien. Maar zulke persoonlijke voorkeuren op microniveau leiden vaak tot ongewenste verschijnselen op macro- of maatschappelijk niveau, zoals segregatie in de ruimtelijke context. Het beroemde model van Thomas Schelling uit 1978 laat zien hoe de redelijke voorkeur dat minstens 30% van je buren op jou moeten lijken na een paar verhuisrondes tot zeer gesegregeerde buurten leidt. Volgens die vaste voorwaarde vinden mensen het goed als 30%, maar ook 70% of 99% van de naaste buren dezelfde zijn als zij - maar niet minder dan 30%. Als huishoudens verhuizen om aan de meer dan 30%-regel te voldoen, blijkt al snel dat gebieden met buren die 100% gelijk zijn de gemakkelijkste manier is om eraan te voldoen. Dit wordt bevestigd door een computersimulatie, waarin een gelijkenisvoorkeur (wonen naast je “eigen soort”) van ten minste 30% in de dichtstbijzijnde ruimte in verschillende iteraties tot een gesegregeerde buurt leidt (zie de illustratie en vele interactieve voorbeelden online). Het echte leven is misschien niet zo rigide als dit wiskundige model waarin alle huishoudens hetzelfde minimum delen, maar er vinden vergelijkbare processen plaats - aan het eind waarvan veel mensen onaangenaam verrast zijn dat hun stad extreem gesegregeerd is.
Maar tegelijkertijd willen we dat ze toegang hebben tot de beste scholen in zeer veilige buurten
Een voorbeeld van een Schelling model met voorkeur ingesteld op 30% vergelijkbare buren na 0 en 14 verhuisrondes.
Van http://nifty.stanford.edu/2014/mccownschelling-model-segregation
26
‘ ‘
Het micro-macro verband blijkt een paradox te zijn: wat we voor onszelf willen is misschien niet hoe we willen dat de hele samenleving zich gedraagt. We willen dat onze kinderen opgroeien in wijken die redelijk divers zijn. Maar tegelijkertijd willen we dat ze toegang hebben tot de beste scholen in zeer veilige buurten. Willem Boterman, socioloog aan de Universiteit van Amsterdam, interviewde jonge Amsterdamse gezinnen over hun wensen en praktijken bij het kiezen van huizen en scholen. Hij beschrijft een verscheidenheid aan strategieën, ingegeven door ouders die navigeren door de realiteit van gentrificerende buurten en soms sterk gesegregeerde, ondergefinancierde “zwarte” scholen met een meerderheid van leerlingen met een migratieachtergrond. Sommige ouders kozen voor een etnisch en sociaal-economisch gemengde buurt om hun kinderen kennis te laten maken met verschillende culturen, maar ook om geld te besparen op de hypotheek of de huur; toch brachten zij hun kinderen naar een overwegend “witte” school in een andere buurt. Op deze manier, hoewel de economie deze autochtone Nederlandse gezinnen naar sociale vermenging in buurten dreef, namen zij actief afstand van de lokale gemeenschap als het om onderwijs ging. De neiging om de kansen op toekomstig succes van jezelf of je nakomelingen te maximaliseren door de toegang tot superieure middelen – goed onderhoude parken om te spelen of te ontspannen, betere scholen, veiligere straten - te verzekeren, wordt in de sociologische literatuur “opportunity hoarding” genoemd.
het idee is dat een kind uit een arm gezin zonder enig kapitaal kan komen, maar door op te groeien in een rijkere buurt wordt blootgesteld aan mensen met inspirerende banen en levensstijlen
Opportunity hoarding vertegenwoordigt het Weberiaanse paradigma in het onderzoek naar sociale ongelijkheidnaar de Duitse socioloog Max Weber (1864 - 1920), een van de “founding fathers” van de discipline - en verschijnt binnen het veld van de buurteffecten meestal als de veelvuldige toepassingen van de concepten van sociaal en cultureel kapitaal van de Fransman Pierre Bourdieu. Naast het voor de hand liggende economische kapitaal zijn sociale (wie je kent) en culturele (wat je kent, vooral als het gaat om omgangsvormen, mode en entertainment) kapitaalvaardigheden essentieel voor succes in onze laatkapitalistische samenleving. Zij vormen ook de basis van de meeste buurteffectmechanismen: het idee is dat een kind uit een arm gezin zonder enig kapitaal kan komen, maar door op te groeien in een rijkere buurt wordt blootgesteld aan mensen met inspirerende banen en levensstijlen. Door activiteiten zoals spelen met andere kinderen uit de buurt wiens ouders arts zijn, zal het kind de mogelijkheid zien om zelf een medische opleiding te volgen; misschien vraagt die diens volwassen buren zelfs om onderwijsadvies als die ouder is. Soms zijn de meer tastbare uitingen van gedeeld kapitaal - hulp bij huiswerk, samen genieten van high brow entertainment of het lenen van boeken - niet zo cruciaal als
het simpele besef dat bepaalde doelen halbaar zijn, gebaseerd op de mensen in je directe omgeving die ze zelf bereiken. Natuurlijk is dit het positieve scenario waarin sociale vermenging van arme gezinnen met welgestelden tot verruiming van de horizon leidt. Maar zoals eerder opgemerkt, is een ander veel voorkomend resultaat dat huishoudens verstoken blijven van verschillende vormen van kapitaal omdat die worden “opgepot” door reeds welvarende mensen. Cultureel en vooral sociaal kapitaal kan het best worden gecultiveerd als lokale sociale netwerken uit personen met dezelfde privileges bestaan.
Maar voordat we dit stadium bereiken, zouden beleidsmakers kunnen overwegen nieuwe benaderingen te ontwikkelen die ditmaal gericht zijn op de rijkere in plaats van de armste inwoners
Eenvoudige pogingen tot vermenging - bijvoorbeeld door woningen van verschillende prijsniveaus dicht bij elkaar te bouwen - zijn zelden succesvol en worden uiteindelijk gedwarsboomd door de oppotpraktijken van de rijkere bewoners - bijvoorbeeld door een hek te plaatsen zodat de buren uit de sociale woningbouw geen toegang hebben tot een speelplaats. Toch moet beleid zoals het relatief gelijkmatig spreiden van sociale woningen over de stad, wat in Amsterdam is toegepast, worden gesteund, ook al is het niet de ultieme oplossing voor het segregatieprobleem. Maar op welk niveau is een dergelijke oplossing mogelijk?
Zelfs als de meer welvarende gezinshoofden geloven dat gelijkheid en diversiteit op maatschappelijk niveau gunstig zijn voor hen en hun kinderen, zijn ze bang dat armoede overlast of zelfs leed veroorzaakt in hun eigen buurt. Uiteindelijk is de beste remedie tegen de negatieve effecten van stedelijke segregatie het voorkomen van armoede. Maar voordat we dit stadium bereiken, zouden beleidsmakers kunnen overwegen nieuwe benaderingen te ontwikkelen die ditmaal gericht zijn op de rijkere in plaats van de armste inwoners: het voorkomen van de enclaves van gated communities en luxe vastgoedontwikkelingen.
Anders zal de algemeen gedeelde neiging om kapitaal te accumuleren in je netwerk en familie alleen maar leiden tot meer ongelijkheid, versterkt door stedelijke segregatie.
27
‘ ‘ ‘ ‘
Betoog: Het belang van het zwijgrecht in een rechtvaardige
samenleving
Stian Koornstra
In een rechtvaardige samenleving is het zwijgrecht een fundamenteel recht dat individuen in staat stelt eerlijk en rechtvaardig behandeld te worden. Het zwijgrecht is een waarborg voor het behoud van vrijheid, eerlijke processen en persoonlijke integriteit. Het is een essentieel onderdeel van het rechtssysteem dat ervoor zorgt dat verdachten niet gedwongen worden tegen zichzelf te getuigen en dat ze de mogelijkheid hebben om zichzelf te beschermen tegen onrechtmatige beschuldigingen en misbruik van de machtspositie van de staat.
Het zwijgrecht, geworteld in het beginsel van het recht op zelfbeschikking, erkent de inherente waardigheid en autonomie van het individu. Het geeft mensen het recht om te zwijgen en niet gedwongen te worden tot zelfincriminatie. Dit recht is geworteld in het principe dat niemand verplicht kan worden om tegen zichzelf te getuigen en dat de staat niet kan profiteren van iemands eigen woorden om schuld te bewijzen. Het zwijgrecht beschermt niet alleen de onschuldigen, maar ook degenen die misschien schuldig zijn, maar het recht hebben om zichzelf te verdedigen zonder hun eigen zaak te schaden. Een van de belangrijkste pijlers van een rechtvaardig rechtssysteem is het beginsel van het vermoeden van onschuld. Dit betekent dat een verdachte als onschuldig wordt beschouwd totdat zijn schuld wettig en overtuigend is bewezen. Het zwijgrecht draagt bij aan de bescherming van dit beginsel door ervoor te zorgen dat de last om schuld te bewijzen bij de aanklager ligt en niet bij de verdachte. Als een verdachte gedwongen zou worden te getuigen tegen zichzelf, zou het vermoeden van onschuld worden ondermijnd en zou de eerlijke gang van zaken in gevaar komen.
Bovendien is het zwijgrecht een waarborg voor eerlijke processen en het vermijden van dwang en mishandeling. Het voorkomt dat verdachten onder druk worden gezet om schuld te bekennen of valse verklaringen af te leggen. Door het zwijgrecht te waarborgen, kunnen verdachten de nodige tijd en ruimte nemen om juridisch advies in te winnen, bewijsmateriaal te verzamelen en een weloverwogen verdediging op te bouwen. Dit is van cruciaal belang om ervoor te zorgen dat de waarheid wordt nagestreefd en dat gerechtelijke dwalingen worden voorkomen. Het zwijgrecht is niet alleen van toepassing in strafzaken, maar speelt ook een belangrijke rol in andere contexten waarin individuen zichzelf moeten beschermen. Bijvoorbeeld in arbeidszaken, waar werknemers het recht hebben om te zwijgen over bepaalde zaken zonder represailles te vrezen. Het zwijgrecht draagt bij aan het evenwicht van machten en de bescherming van de individuele vrijheid. Natuurlijk kan het zwijgrecht, zoals elk recht, misbruikt worden. Het kan leiden tot frustratie bij het verzamelen van bewijs en het kan soms leiden tot het niet achterhalen van de waarheid. Echter, het belang van het zwijgrecht als waarborg voor eerlijke processen en bescherming tegen zelfincriminatie en machtsmisbruik weegt zwaarder dan de mogelijke nadelen.
In een rechtvaardige samenleving is het zwijgrecht een essentieel onderdeel van het rechtssysteem. Het waarborgt de bescherming van individuele vrijheid, eerlijke processen en persoonlijke integriteit. Het biedt verdachten de mogelijkheid om zichzelf te beschermen en draagt bij aan het vermoeden van onschuld. Het zwijgrecht is een waardevol instrument dat een evenwichtig en rechtvaardig rechtssysteem ondersteunt en bijdraagt aan de bescherming van individuele rechten en vrijheden.
28
Zwijgen is goud – echt wel?
Andreas Flache
Hoeveel waarheid zit er in het gezegde “Zwijgen is goud”, tenminste, als je een socioloog vraagt? Nou ja, als je twee sociologen een vraag stelt, krijg je drie verschillende antwoorden (ik varieer hier een uitspraak van Winston Churchill over economen), dus ik kan en wil hieronder niet pretenderen om voor de Sociologie als geheel te spreken.
Één van de fenomenen waar ik samen met collega’s onderzoek naar doe, is polarisatie van opinies. Denk dan aan situaties waarin verschillende groepen tegenover elkaar komen te staan in een debat en ze het na verloop van tijd steeds minder met elkaar eens worden in plaats van dat ze toenadering zoeken, of dat deze groepen elkaar steeds negatiever gaan zien. Vergelijkingen zijn snel gemaakt met bijvoorbeeld het migratiedebat, de politieke tweedeling in de VS, onze eigen Nederlandse zwartepieten discussie of het stikstof debat.
Er zijn veel mogelijke verklaringen voor dit soort processen. Één daarvan heb ik een tijd geleden met mijn collega Michael Mäs uitgewerkt in een theoretisch computermodel (Flache & Mäs, 2008). Voor zover deze verklaring klopt (en daar wordt door ons en anderen nog onderzoek naar gedaan), zou het ons een aanwijzing kunnen geven waarom zwijgen soms wel goud is. Eerst de verklaring in het kort: als ik een mening hoor die niet te veel afwijkt van mijn eigen mening en die komt van een bron (persoon, social media feed, krant, etc.) waarvan ik een redelijk positief beeld heb, dan ben ik geneigd de mening te accepteren en ervan te lerenoftewel, mijn eigen mening zo bij te stellen dat de verschillen kleiner worden. Maar als ik de bron als negatief beschouw, bijvoorbeeld omdat het onderdeel van mijn sociale identiteit is dat “zo iemand als ik niet bij dit soort mensen hoort” of omdat de mening te sterk afwijkt van mijn eigen mening, dan wijs ik de andere mening af en pas mijn opvattingen misschien zelfs zo aan dat de verschillen nog groter worden.
Deze zogenaamde “negatieve beïnvloeding” kan je afleiden uit fundamentele psychologische gedragstheorieën, bijvoorbeeld Heider’s balanstheorie of de theorie van cognitieve dissonantie. Het eens zijn met “vrienden” vermindert spanning en brengt dingen in balans (ik vind jou leuk en we zijn het met elkaar eens). Het eens zijn met “tegenstanders” veroorzaakt juist spanning, iets is dan niet in balans. De “oplossing”: het minder eens worden met de tegenstander, dan klopt de wereld weer. Waarom leidt dit dan tot polarisatie en wat heeft dit te maken met “wijgen is goud”? Hier komt de stap van de psychologische naar de sociale processen binnen en tussen groepen in beeld. Als er nieuwe onderwerpen opkomen waarover mensen zich nog een mening moeten
vormen, waar ze in het begin onzeker over zijn, dan ligt polarisatie op de loer. Dit is vooral het geval als extreme meningen de meeste aandacht krijgen. Hoe extremer de mening is die iemand uit, hoe groter de kans is dat degenen die zich niet identificeren met de groep van de bron, zich van deze mening willen afzetten. Het “voordeel” is dat men het dan ook meteen binnen de eigen groep weer eens kan worden met elkaar, omdat de kans groot is dat “we” “ons” allemaal van deze mening willen afzetten. Als dit binnen meerdere groepen tegelijkertijd gebeurt, is het gevolg dat de extremisten de leden van de andere groepen van zich afstoten, waardoor hun “collegaextremisten” in het andere kamp juist meer invloed krijgen binnen de eigen groep en zelfs leden naar zich toe kunnen trekken die in het begin gematigd waren. Extremisten uit verschillende groepen met tegenovergestelde meningen hebben elkaar nodig om succesvol invloed uit te kunnen oefenen binnen hun eigen groep, volgens dit model. Wat als extremisten zwijgen (of er minder naar ze wordt geluisterd) en de zwijgende meerderheid juist minder zwijgt en meer praat?
Wat zou dan de oplossing zijn? Zwijgen. Niet door iedereen, natuurlijk. Wel door degenen met de meest extreme meningen. Dat zijn echter vaak de stemmen die het duidelijkst te horen zijn. (Sociale) media en mediaconsumenten hebben de neiging om veel aandacht te geven aan extreme meningen. Voor de media zijn extreme meningen fijn, omdat het kijkers en “clicks” trekt. Voor ons als sociale individuen kan het fijn zijn, omdat we ons boos kunnen maken over standpunten die we absurd vinden, wat wederom een gevoelde binding met de eigen groep kan versterken en ons het gevoel kan geven dat onze groep superieur is in vergelijking met de andere groep. En dat brengt dingen weer psychologisch in balans. Maar wat nou als relatief gematigde, maar toch van elkaar verschillende opvattingen meer aandacht krijgen? Als er meer ruimte is voor nuance in een debat, wordt er dan meer tijd genomen om elkaars uitgangspunten en standpunten te begrijpen en naar oplossingen te zoeken die recht doen aan verschillende uitgangspunten? Wat als extremisten zwijgen (of er minder naar ze wordt geluisterd) en de zwijgende meerderheid juist minder zwijgt en meer praat?
29 ‘ ‘
Volgens onze modellen zouden individuen van verschillende groepen elkaar dan toe kunnen naderen als ze in contact worden gebracht met anderen die gematigdere, maar afwijkende meningen hebben. Dan is de kans veel kleiner dat de verschillende groepsidentiteiten alleen al voldoende zijn om een negatieve interactie tot stand te brengen, omdat het relatief kleine meningsverschil juist helpt om elkaar positief te zien en naar elkaar toe te willen schuiven. Dit kan ook meteen tot positievere beelden leiden over de “outgroup”, wat wederom de kans verhoogt op toekomstige positieve interacties. Dit klinkt allemaal leuk en aardig, maar is zoiets dan wel haalbaar in een samenleving waar media concurreren om aandacht, belangengroepen hopen politieke winst te boeken door tegenstanders zwart te maken en verkeerde
(of tenminste vertekende) informatie in omloop wordt gebracht om standpunten van tegenstanders te discrediteren? Een interessant voorstel om de zwijgende gematigde meerderheid een platform te geven, zijn zogenaamde burgerberaden (Rovers, 2022). In de kern gaat het erom een representatieve groep burgers met elkaar in gesprek te brengen over moeilijke onderwerpen, waarover in het politieke proces en het “gewone” publieke debat geen consensus kan worden gevonden (denk aan het stikstof debat). Voor een succesvol burgerberaad moet aan een aantal randvoorwaarden worden voldaan. Allereerst moet de groep deelnemers representatief zijn in de zin dat zoveel mogelijk groepen burgers met verschillende standpunten en belangen vertegenwoordigd zijn. Op basis van representatieve opinieonderzoeken (o.a. Dekker & den Ridder, 2019) mogen we veronderstellen dat dit alleen al ervoor zorgt dat extremisten in zo’n groep (haast) niet voorkomen. Ondanks veel geluid in de media hebben de meeste mensen over de meeste onderwerpen namelijk (nog) geen extreme standpunten. Maar dit alleen is niet genoeg.
Een tweede voorwaarde is dat het om een echt gesprek gaat. De betrokken burgers gaan in een reeks bijeenkomsten in gesprek. Dit gebeurt in relatief kleine deelgroepen met wisselende samenstellingen, waarin argumenten worden uitgewisseld en besproken. Daar hoort onder andere professionele, maar neutrale gespreksleiding bij, de mogelijkheid verdiepende en betrouwbare informatie in te winnen over het vraagstuk, bijvoorbeeld door experts uit te nodigen en te bevragen, enz. en er moet een structuur zijn waarbinnen volgens duidelijke en transparante spelregels voorstellen worden aangenomen of afgewezen, totdat een oplossing met voldoende draagvlak is gevonden. Kortom: het kost geld, tijd en energie. Burgerberaden moeten dus ook door de overheid met de nodige financiële compensatie voor deelnemers worden gesteund en verder worden gefaciliteerd, waarbij de overheid zelf inhoudelijk geen invloed mag nemen op het debat. En: er moet een duidelijk doel zijn, het moet ergens om gaan. Bij voorbeelden van succesvolle burgerberaden heeft de overheid van tevoren een duidelijke vraag gesteld aan een burgerberaad en heeft zich eraan gecommitteerd om echt werk te maken van het uitvoeren - of tenminste het debatteren in het parlement - van het antwoord dat door
een burgerberaad werd gegeven. Een bekend succesvol voorbeeld (zie o.a. Rovers, 2022): in Ierland werd een burgerberaad ingesteld om een voorstel uit te werken voor het controversiële vraagstuk van een nieuwe abortuswetgeving. Dit was een vraagstuk waar de politieke partijen niet goed uit konden komen. Het burgerberaad heeft uiteindelijk tot een voorstel geleid dat de basis werd voor een referendum, waarmee een nieuwe abortuswet werd aangenomen.
‘In veel gevallen blijkt dan snel dat de keizer geen kleren aan heeft
Uiteraard zijn ook burgerberaden niet het wondermiddel dat alle problemen met polarisatie ineens kan oplossen, maar het is een structuur waarbinnen de zwijgende meerderheid een stem krijgt en het erg moeilijk wordt gemaakt om met ongenuanceerde, polariserende opvattingen en onwaarheden weg te komen. Dat is niet hetzelfde als degenen die deze opvattingen verkondigen, het zwijgen op te leggen. Maar wie deze opvattingen verkondigt, wordt binnen de structuur van een burgerberaad wel gedwongen om ook een keer te zwijgen en anderen aan het woord te laten, naar deze anderen te luisteren en inhoudelijk in te gaan op tegenwerpingen en kritiek. In veel gevallen blijkt dan snel dat de keizer geen kleren aan heeft, dat wil zeggen dat extreme standpunten meestal slecht zijn onderbouwd en weinig tot niets eraan bijdragen om een probleem echt op te lossen. Als dat een keer anders zou zijn (dus een extreem standpunt wel het beste antwoord is op een probleem), dan zal dit in een open en intellectueel eerlijk debat binnen deze structuur ook moeten blijken. Deze socioloog komt dus tot de conclusie dat zwijgen soms wel goud is, maar dat het er heel erg op aankomt binnen welke sociale context er wordt gezwegen, wie wanneer zwijgt en wie op dat moment dan wel aan het woord komt.
Literatuur
Dekker, P., Den Ridder, J. 2019. Burgerperspectieven 2019|1. Kwartaalbericht van het Continu Onder zoek Burgerperspectieven. Sociaal en Cultureel Planbureau. Download 15 05 2023: https://www.scp.nl/publicaties/monitors/2019/03/29/ burgerperspectieven-2019-1.
Flache, A., Mäs, M. (2008). How to get the timing right. A computational model of the effects of the timing of contacts on team cohesion in demographically diverse teams. Computational and Mathematical Organization Theory 14.1:23-51. DOI 10.1007/s10588-008-9019-1. Rovers, E. 2022. Nu is het aan ons - Oproep tot echte democratie. Amsterdam: De Correspondent.
30 ‘
Andreas Flache
Sociologisch Antropologisch Periodiek
Mei 2023
Contact
Vakgroep Sociologie t.a.v. ‘SoAP’
Grote Kruisstraat 2/1
9712 TS Groningen
Commissie 2022-2023
Drukkerij
Zalsman Groningen
Oplage 2500
Verzending
Rijksuniversiteit Groningen
SoAP-Logo
Thomas Bos
Contact:
Vakgroep Sociologie t.a.v. ‘SoAP’
Grote Kruisstraat 2/1
9712 TS Groningen
Commissie 2022-2023
Lijkt het je leuk om in de volgende editie te staan? Neem contact met ons op via de mail
soap.redactie@gmail.com
Heb je nog een opmerking of tip? We zijn bereikbaar op onze socials
@Soapgroningen
Soapgroningen
www.Soapgroningen.nl
Liever SoAP’s lezen of delen met anderen? Bekijk dan onze ISSUU voor de online SoAP-versie op www.isssu.nl
Bedankt voor het lezen van deze editie van de SoAP!
31
In deze alumni-editie staat het spreekwoord ‘Zwijgen is goud’ centraal. De veelzijdigheid van dit onderwerp heeft geleid tot diverse onderwerpen, zoals: de rol van zwijgen bij polarisatie, introversie, het belang van spreken bij pestgedrag, zwijgen onder vrouwen ten opzichte van mannen, een andere invalshoek van segregatie, automatisering, zien in plaats van gezien worden, de filosofische kant van zwijgen, zwijgrecht en hoe Extinction Rebellion het spreekwoord interpreteert. Ook wordt de winnaar van de Gadourek-scriptieprijs uitgelicht
32