In de praktijk - 2de trimester 2018

Page 1

in de praktijk informatieblad van de Socialistische Mutualiteiten voor de arts nr. 2 – 2de trimester 2018

Antibiotica

Schrijven oudere huisartsen méér voor of jongere minder? 3

6

8

Whole genome sequencing

Ziek, maar niet uitgeteld

IMA-studie medische beeldvorming


Editoriaal Beste lezer Toen dit tijdschrift bij jou in de bus viel, dacht je misschien: alweer een nieuw blad voor de arts? Niets is minder waar. Je hebt je vertrouwde ‘Intervisie’ in handen, het artsenblad van de Socialistische Mutualiteiten dat jij en je collega’s Vlaamse huisartsen al jaren ontvangen. Na al die tijd was ons tijdschrift echter toe aan een nieuwe look en een nieuwe naam. Met ‘Intervisie’ – vanaf nu ‘In de praktijk’ – proberen we een brug te slaan tussen ziekenfondsen en zorgverleners. We brengen je nieuws waarvan we overtuigd zijn dat het jou als arts aanbelangt, gaande van technische informatie, over eigen en andermans studies, tot wat ons ziekenfonds kan betekenen voor onze leden en jouw patiënten. De vernieuwing is het resultaat van een interne brainstorm en van focusgroepen met lezers. De feedback van lezers was bijzonder zinvol om niet alleen de naam en de lay-out te vernieuwen, maar ook de inhoud bij te sturen. Deze interactie willen we in de toekomst alleen nog versterken. Zo hopen we van ‘In de praktijk’ een waardevol instrument te maken voor jou en je praktijk. We hopen dat je deze vernieuwing kan smaken en dat je in een open geest je kritiek en bemerkingen aan ons adres niet spaart. Alleen zo kunnen we verder groeien en verbeteren. Veel leesplezier! Bart Demyttenaere Hoofdredacteur

Colofon In de praktijk is een informatieblad van de Socialistische Mutualiteiten voor de arts, uitgegeven door het Nationaal Verbond van Socialistische Mutualiteiten. Redactieadres: In de praktijk • Sint-Jansstraat 32, 1000 Brussel T 02 515 04 61 • F 02 515 05 52 • E indepraktijk@socmut.be Hoofdredactie: Bart Demyttenaere Schreven mee aan dit nummer: Mieke De Smet, Bart Demyttenaere, Dimitri Neyt Lay-out: artoos group Druk: Goekint Graphics Verantwoordelijke uitgever: Paul Callewaert, Sint-Jansstraat 32, 1000 Brussel Afgiftekantoor: Brussel X, driemaandelijks tijdschrift, 2de trimester 2018

2


Een slimme pillendoos of medicatiedispenser Medicatie niet nemen, vergeten of fout innemen kan kwalijke gevolgen hebben. Met de automatische pillendoos willen we therapietrouw bij mensen bevorderen. Dit toestel is sinds mei verkrijgbaar in de medische shops van ons ziekenfonds.

Wat is het?

De medicatiedispenser helpt om medicatie op tijd en volgens de juiste dosissen in te nemen. Het toestel geeft een signaal als iemand zijn medicatie moet innemen. De zorgbehoevende, een mantelzorger of onze thuisverpleging kunnen het toestel programmeren, zo-

dat de juiste pil(len) in de juiste hoeveelheid tevoorschijn komen.

Langer thuis zonder zorgen

Het toestel neemt zorgen om medicatie te vergeten weg bij zorgbehoevenden en hun mantelzorgers. Ook mensen die vergeetachtig zijn, hoeven niet meer te twijfelen of ze hun medicatie al namen. Zo kan de slimme pillendoos ertoe bijdragen dat mensen langer en met een zo groot mogelijk autonomie thuis kunnen blijven wonen.

Whole genome sequencing Sinds de introductie van de allereerste technieken om DNA te analyseren in de jaren 70 is er veel veranderd. Tegenwoordig kunnen duizenden DNA-fragmentjes parallel gelezen worden, waardoor genoomsequencing veel sneller en goedkoper is geworden. Alle genen van een individu in kaart brengen is niet langer een utopie. De mogelijkheden op korte termijn zijn indrukwekkend: • diagnose van zeldzame of complexe erfelijke ziekten • inzicht in de genetica van courante aandoeningen als diabetes

• prenatale diagnose (uitbreiding van NIPT) • neonatale screening (in plaats van hielprik) • farmacogenetica • screening voor bepaalde kankeraanleg • … Dankzij ‘whole genome sequencing’ (WGS) vindt er een paradigmaverschuiving plaats. Vandaag proberen clinici eerst klinisch te bepalen welke genen moeten worden geanalyseerd. WGS verschaft onmiddellijk genetische informatie over alle genen van een individu. Interessant, al blijft het in België vooralsnog uitzonderlijk om het genoom van een individu volledig in kaart te brengen.

Opvolging door de zorgcentrale Het toestel wordt gekoppeld aan een personenalarmsysteem (PAS-toestel). Hierdoor staat het ook 24/7 in verbinding met de zorgcentrale Z-plus. Wanneer de patiënt zijn medicatie niet inneemt, blijft het alarm met korte tussenpauzes afgaan. Zijn de pillen na een afgesproken tijd niet uit het apparaat genomen, dan gaat er een alarm af bij onze zorgcentrale. Ze nemen dan contact op met de persoon in kwestie of de mantelzorger en gaan na of alles OK is. Alle informatie over de medicatie­ dispenser vind je op www.socmut.be/zorgcentrale.

KCE onderzoekt uitdagingen voor België Het KCE onderzocht de grootste uitdagingen om WGS te introduceren in onze gezondheidszorg. Om ermee van start te gaan, oordeelt het KCE, moet er een pilootproject worden opgestart. Dat pilootproject kan uitwijzen welk organisatorisch model de voorkeur geniet (centraal of gedecentraliseerd, door centra voor menselijke genetica of door labo’s klinische biologie …). Er moet ook duidelijkheid komen over de klinische indicaties, de harmonisatie en validatie van analyseprotocollen en het beleid inzake dataopslag. Andere uitdagingen zijn het correct informeren van de patiënt over de soms erg complexe en onzekere resultaten, de enorme investeringskosten, en een verbeterde nomenclatuur.

3


Op 26 maart 2018 verscheen onze studie rond het gebruik en voorschrijven van antibiotica tussen 2008 en 2016. De studie kreeg niet alleen aandacht in de pers, maar er kwamen ook veel reacties van huisartsen.

Antibiotica: schrijven oudere huisartsen mĂŠĂŠr voor of jongere huisartsen minder?

4


De belangrijkste kritiek kwam van de wat ‘minder jonge’ huisartsen omdat in de pers werd gefocust op 1 aspect van de studie, namelijk het feit dat jonge huisartsen gemiddeld 30 % minder antibiotica voorschrijven dan hun oudere collega’s. Dat was echter maar 1 element uit een grote studie. Met deze studie wilden we analyseren wat het effect was van de jarenlange campagnes rond het te hoge antibioticagebruik in ons land. Ontelbare rapporten zowel nationaal als internationaal hebben aangetoond

“Hoe jonger de arts, hoe minder antibiotica” — Het Laatste Nieuws, 26 maart 2018

dat ondanks alle campagnes het antibioticagebruik in ons land te hoog is en blijft. We blijken het op dat vlak minder goed te doen dan sommige buurlanden.

BAPCOC-doelstellingen Hiermee halen we de doelstellingen van de BAPCOC (Belgische Commissie voor de Coördinatie van het Antibioticabeleid) nog niet. De BAPCOC mikt op: • een daling van het totale antibioticaverbruik van meer dan 800 voorschriften per 1000 inwoners per jaar naar 600 voorschriften tegen 2020 en naar 400 voorschriften tegen 2025 • een daling van het gebruik van chinolonen van ongeveer 10 % van het totale antibioticaverbruik naar 5 % tegen 2018 • een stijging van de verhouding amoxicilline versus amoxicilline-clavulaanzuur van ongeveer 50/50 naar 80/20 tegen 2018. Deze studie wijst uit dat het aantal voorschriften bij onze leden nog altijd meer dan 900 bedraagt, dat het aantal chinolonen rond de 10 % blijft steken en dat de verhouding amoxicilline/ amoxicilline-clavulaanzuur rond 50/50 blijft (zie tabel).

Aantal voorschriften daalt licht De studie geeft een algemeen beeld van het antibioticagebruik en de evolutie ervan tussen 2008 en 2016. Wij zien een licht dalende trend van 3 à 4 % in het aantal leden dat minstens 1 voorschrift antibiotica kreeg in de laatste 3 jaar van de analyse. Dit is een gunstige kentering in vergelijking met de voorgaande jaren, maar het effect blijft vrij beperkt. Terwijl het aantal voorschriften daalt, zien we een toename van het aantal DDD (Defined Daily Dose) per 1000 leden voor specifieke subgroepen antibiotica, zoals macroliden en urinaire antiseptica. Dat kan wijzen op een trend naar hogere dosissen per voorschrift voor deze klassen van antibiotica. De studie maakte ook een opdeling naar leeftijdsgroep en geslacht. Bij vrouwen tussen 45 en 79 jaar werd een toename van het aantal DDD per 1000 leden vastgesteld, terwijl er in de andere leeftijdsgroepen een daling was.

Uit de verschillende variabelen die wij in deze analyse bekeken hebben, komt enkel de leeftijd van de voorschrijver naar voren als significant beïnvloedende factor. Huisartsen jonger dan 30 jaar schrijven beduidend minder antibiotica voor dan hun collega’s ouder dan 60 jaar, en dit gecorrigeerd voor alle gedefinieerde variabelen. Alhoewel het verschil bijna 30 % bedraagt, moeten we hier toch opmerken dat niet alle mogelijke variabelen werden onderzocht. Zo kon deze studie geen rekening houden met eventuele verschillen in de behandelde pathologieën tussen deze 2 groepen. Ook al schrijven pas gestarte huisartsen minder antibiotica voor, de Belg krijgt nog altijd te veel antibiotica voorgeschreven. Dat is een feit. We zien bijvoorbeeld dat andere landen zoals Nederland erin slagen om het antibioticagebruik drastisch te doen dalen, zonder de kwaliteit van de zorg of de volksgezondheid in het gedrang te brengen (zie bijvoorbeeld de levensverwachting in Nederland).

Doelstellingen BAPCOC 2018/2020

Onze leden 2015/2016

Aantal voorschriften/1000 inwoners

600 voorschriften/1000 910 voorschriften/1000

Gebruik chinolonen

5%

11 %

Verhouding amoxi/ amoxicla

80/20

52/48

Daarnaast blijft er een vaak onverklaarbare geografische spreiding bestaan.

Jonge huisartsen schrijven tot 30 % minder antibiotica voor Binnen deze analyse zijn we ook gaan kijken naar de kenmerken van de voorschrijver, voornamelijk de huisarts. Hierbij wordt duidelijk dat huisartsen 4 tot 5 maal meer antibiotica voorschrijven dan hun collega’s specialisten, wat ook niet verwonderlijk is.

Warme oproep Ik wil graag een warme oproep doen om ‘met z’n allen’ – jonge en oudere artsen – een extra inspanning te leveren om het antibioticagebruik verder te doen dalen. De eerste stappen wijzen in de goede richting, maar we zijn er nog lang niet. Meer weten? Lees de volledige studie op www.socmut.be/onderzoek. Bart Demyttenaere

Referenties • Coenen, S., B. Gielen, A. Blommaert, H. Goossens, P. Beutels & N. Hens (2012), Studie naar het effect van de Belgische antibioticacampagnes op het antibioticagebruik in de ambulante praktijk, IMA-rapport • Health at a Glance 2017 - OECD indicators - http://www.oecd.org/health/health-at-a-glance.htm • Belgian Antibiotic Policy Coordination Committee, Beleidsnota legislatuur 2014-2019 - http://overlegorganen.gezondheid.belgie.be/sites/default/files/ documents/belgische_commissie_voor_de_coordinatie_van_het_antibioticabeleid/19100224.pdf

5


Ziek, maar niet uitgeteld Hoe kunnen je patiënten in eigen tempo weer aan de slag?

Nieuw vanaf 2018 • De toelating gedeeltelijke werkhervatting is sinds 1 april 2018 beperkt in de tijd tot maximaal 2 jaar. De gedeeltelijke werkhervatting kan en mag langer duren dan 2 jaar, maar dan moet de patiënt wel een nieuwe toelating krijgen van de adviserend-arts.

Op ziekte kan je je niet of moeilijk voorbereiden. Meestal overvalt het je. Plots. En dan heb je natuurlijk andere dingen aan je hoofd. Je gezondheid, je revalidatie en een heleboel praktische moeilijkheden. Gelukkig kunnen patiënten zich beter voorbereiden op hun terugkeer naar de werkvloer. Ons ziekenfonds kan daarbij helpen. Dit zijn de opties die patiënten hebben om weer aan de slag te gaan tijdens of na ziekte.

6

• Vanaf 1 juli wordt de ziekte-uitkering bij gedeeltelijke werkhervatting anders berekend. De berekening gebeurt vanaf nu op basis van het aantal gewerkte uren in verhouding tot een voltijdse betrekking. Er is een vrijstelling voor wie minder dan 20 % van een voltijdse job werkt.


Gedeeltelijke werkhervatting Een gedeeltelijke werkhervatting geeft patiënten de kans om in hun eigen tempo terug te keren naar de arbeidsmarkt, en dat tijdens hun arbeidsongeschiktheid. Ze krijgen een loon én behouden een deel van hun uitkering. Bovendien kan deeltijds weer aan de slag gaan zinvol zijn om het herstel te bevorderen. De patiënt moet trouwens niet per se halftijds aan de slag gaan. In overleg met de adviserend-arts kan hij het werk ook hervatten aan bijvoorbeeld 20 % of 80 %.

4 zaken die je patiënten absoluut moeten weten

1 Niet alleen de oude job Je patiënt kan een gedeeltelijke werkhervatting aanvragen voor het werk dat hij deed toen hij ziek werd, maar hij kan ook werken als zelfstandige in bijberoep of een andere baan doen bij een andere werkgever. 2 Meteen beginnen Je patiënt moet voor hij begint een aanvraag doen bij de adviserend-arts van ons ziekenfonds. Hij hoeft geen afspraak te maken en moet ook niet wachten op een goedkeuring. 3 Schriftelijke toestemming De adviserend-arts beoordeelt de aanvraag. Ofwel krijgt de patiënt een schriftelijke toestemming (met een maximale duur van 2 jaar) en mag hij gewoon verder werken, ofwel gaat de adviserend-arts niet akkoord met de aanvraag en moet hij onmiddellijk stoppen.

4 Een deel loon, een deel uitkering Tijdens de werkhervatting combineert de patiënt zijn loon met een uitkering. De uitkering wordt aangepast op basis van het aantal uren dat de patiënt werkt ten opzichte van een voltijdse job bij je werkgever. Dat is nieuw sinds 1 april 2018.

Re-integratietraject Om zoveel mogelijk mensen weer aan het werk te helpen, riep de overheid het re-integratietraject in het leven. Het re-integratietraject geldt voor ie-

dere zieke werknemer en werkzoekende en onderzoekt wat er zoal mogelijk is voor hem: een werkhervatting, aangepast werk, begeleiding op maat … Na 2 maanden ziekte krijgt de patiënt een vragenlijst over zijn gezondheid, loopbaan en toekomstplannen. Op basis daarvan onderzoekt de adviserend-arts of en wanneer hij weer aan de slag kan. Soms stelt de adviseur vast dat je patiënt nog verder moet herstellen, maar in andere gevallen behoren aangepast werk en een gedeeltelijke werkhervatting tot de mogelijkheden.

4 zaken die je patiënten absoluut moeten weten 1 Vragenlijst invullen Na 2 maanden ziekte ontvangt de patiënt van ons ziekenfonds een brief met een aantal vragen. Hij moet de ingevulde vragenlijst binnen de 2 weken terugbezorgen aan ons ziekenfonds.

2 4 mogelijkheden Aan de hand van de ingevulde vragenlijst onderzoekt de adviserend-arts of je patiënt medisch in staat is om weer aan de slag te gaan en onder welke omstandigheden. Er zijn verschillende mogelijkheden: a. Het re-integratietraject is overbodig omdat de patiënt nu of binnenkort het werk hervat. b. Er wordt een re-integratie­ traject opgestart. c. Het is nog te vroeg voor re-integratie, want de patiënt moet verder revalideren. d. De patiënt is definitief arbeidsongeschikt.

3 Voor werknemers Bij een positief advies verwijst de adviserend-arts door naar de arbeidsarts. Samen onderzoeken zij welke mogelijkheden er zijn binnen het bedrijf. De re-integratie begint zodra er een akkoord is.

4 Voor werkzoekenden Werkzoekenden worden uitgenodigd voor een medisch-sociaal onderzoek en voor een gesprek met de VDAB. Als de patiënt het re-integratieplan aanvaardt, verzorgt de VDAB de begeleiding.

Helemaal genezen? Als behandeld arts noteerde je op het getuigschrift van arbeidsongeschiktheid tot wanneer de arbeidsongeschiktheid zou duren. De adviserend-arts bevestigde of paste die datum aan. Je patiënt krijgt een uitkering tot die datum. Daarna wordt hij verwacht weer aan de slag te gaan. Als hij dat doet, hoeft hij ons ziekenfonds niets te melden. Gaat je patiënt vroeger weer aan het werk? Dan moet hij zijn werkgever een formulier ‘Bewijs van werkhervatting’ laten invullen en dat terugbezorgen aan ons ziekenfonds. Kan de patiënt nog niet aan het werk? Dan zal hij een nieuw getuigschrift van arbeidsongeschiktheid nodig hebben. Belangrijk: hervalt de patiënt binnen de 14 dagen, dan heeft hij ook een nieuw getuigschrift nodig. Dat moet hij binnen de 48 uur aan ons ziekenfonds bezorgen. Dimitri Neyt

Binnenkort sancties voor wie niet meewerkt aan de re-integratie Op 18 mei besliste de Ministerraad dat zowel werkgever als patiënt gesanctioneerd kunnen worden als er onvoldoende medewerking is bij de re-integratie. De sancties worden door de adviserend-arts opgelegd aan de zieke als hij de vragenlijst niet naar behoren invult of als hij niet aanwezig is op een onderzoek of gesprek. Gedurende 1 maand wordt er respectievelijk 5 % of 10 % afgehouden van de uitkering. Wanneer de werkgever niet meewerkt aan de re-integratie van een zieke medewerker, kan hij een boete krijgen van 800 euro. Het is nog niet duidelijk wanneer de sancties precies in werking treden.

7


IMA-studie medische beeldvorming Meer dan de helft van de Belgen (56,8 % in 2015) ondergaat jaarlijks minstens 1 onderzoek medische beeldvorming. Dat blijkt uit nieuwe cijfers van het IMA die je makkelijk kan raadplegen in de IMA Atlas. In 2015 onderging 51,2 % van de Brusselaars, 55,1 % van de Vlamingen en 58,1 % van de Walen een onderzoek medische beeldvorming. Dat is, behalve in Brussel, telkens meer dan in 2006. Alle types onderzoeken worden meer uitgevoerd op een stijgend aandeel van de bevolking, behalve RX en scintigrafie. Bij de radioloog daalt het volume, terwijl andere artsen-specialisten (connexisten) meer medische beeldvorming ondernemen. Een aandachtspunt voor het beleid zijn de statistieken CT-scan en MRI-scan. Vergelijkend onderzoek van het OECD toont aan dat die te veel gebeuren in ons land. MRI-scans zijn minder schadelijk op het gebied van bestraling dan CT-scans, maar de bestaande en goedgekeurde MRI-toestellen zijn vaak drukbezet. Om wachttijden te beperken en om het volume CT-scans te verminderen, werden er de afgelopen jaren extra MRI-toestellen voorzien, vooral bij ziekenhuizen die hier nog niet over beschikten. Toch stellen we nog altijd een stijging vast van het aantal personen dat een CT-scan kreeg: van 10,3 % in 2006 naar 12,6 % in 2015.

MRI-scans stegen nog sterker, van 3,9 % naar 7,1 %. De verhoopte vervanging van CT’s door MRI’s is nog niet waar te nemen in de cijfers. Deze statistieken verbergen echter een grote geografische variatie. Ter illustratie tonen we hieronder de statistieken per arrondissement. Sommige van deze statistieken zijn beschikbaar op een lokaal niveau, al kan

je die gegevens enkel correct interpreteren met voldoende omgevingskennis. De cijfers zijn namelijk bruto, zonder standaardisatie, terwijl je voor de interpretatie rekening moet houden met de kenmerken van de populatie, zoals leeftijd, geslacht, verhoogde tegemoetkoming … Verken de cijfers zelf op www.ima-aim.be/IMA-Atlas.

% verzekerden met CT-scan 2006 (links) - 2015 (rechts)

< 10 10 < 12 12 < 14 14 < 16 > = 16

% verzekerden met MRI-scan 2006 (links) - 2015 (rechts)

<4 4<5 5<6 6<7 >=7

Onze leden recupereren 275 000 euro op foute facturen In 2017 analyseerde ons ziekenfonds op verzoek van onze leden meer dan 2100 dossiers over foute patiëntenfacturen. We konden op die manier 275 000 euro terugvorderen voor onze leden. De bedragen die gerecupereerd werden variëren enorm. Opvallend is de toename van klachten rond administratieve of facturatiekosten. Op almaar meer patiëntenfacturen duiken deze kosten op. Vaak gaat

8

het om kleine bedragen die patiënten zonder het goed en wel te beseffen uit eigen zak betalen. Toch hoeven ze die kosten niet te betalen; extra administratie- of facturatiekosten zijn niet wettig (art. 35 § 4 van de ZIV-wet). We raden onze leden dan ook aan om ze niet zomaar te betalen. Paul Callewaert, algemeen secretaris van de Socialistische Mutualiteiten: “Of het nu gaat over facturen van het

ziekenhuis, de tandarts, het labo, de thuisverpleegkundige of de huisarts, kijk je factuur goed na. En kom bij twijfel, vóór je betaalt, naar je ziekenfonds.” In 2017 kon er minder gerecupereerd worden dan de voorbije jaren. “We merken dat onze acties vruchten afwerpen en dat zorgverleners zorgvuldiger omgaan met hun facturen”, stelt Paul Callewaert.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.