in de praktijk informatieblad van de Socialistische Mutualiteiten voor de arts nr. 3 – 3e trimester 2020
Volle materniteiten, lege couveuses Impact van de lockdown op neonatale zorg
3
4
8
Wijkgezondheidscentra: anders en even goed
Bariatrische chirurgie in BelgiĂŤ
Wet kwaliteitsvolle praktijkvoering
Extra betalen omdat je alleen moét liggen? Kies je er als patiënt voor om een kamer voor jezelf te hebben in het ziekenhuis, dan betaal je doorgaans meer. Kamer- en ereloonsupplementen horen erbij in een eenpersoonskamer. Maar wat als je genoodzaakt wordt om alleen te liggen? Bijvoorbeeld omdat er een virale epidemie woedt? Wie als patiënt voor een eenpersoons kamer kiest in het ziekenhuis, moet rekening houden met de financiële gevolgen. Doorgaans is dat een aan zienlijk hogere factuur met kamer- en ereloonsupplementen die niet worden terugbetaald. In bepaalde gevallen zijn die supplementen echter verboden, ook in eenpersoonskamers, bijvoor beeld op intensieve zorgen of wanneer er geen twee- of meerpersoonskamers beschikbaar zijn en je daarom alleen ligt. Onlangs nog – in het kader van de coronacrisis – keurde de Kamer nog een wetsvoorstel goed dat dit verbod beoogt uit te breiden, zodat corona patiënten gevrijwaard zijn van onver wacht hoge ziekenhuisrekeningen. Corona legde vanaf het voorjaar meteen een zware druk op de organisatie van
onze gezondheidszorg, die er eerlijk gezegd niet op afgestemd was of kon zijn. Het aantal besmettingen kende een exponentiële groei. De instroom oversteeg de capaciteit van de zieken huizen; organisatorische maatregelen drongen zich op.
Wetsvoorstel wil supplementen verbieden voor alle coronapatiënten Door het grote besmettingsgevaar moeten (vermoedelijke) coronapatiënten afgezonderd worden. Ze verblijven in aparte afdelingen of eenpersoons kamers. De ziekenhuiswet voorzag al dat supplementen verboden zijn in eenpersoonskamers als de patiënt er ligt uit medische noodzakelijkheid. Maar wat wordt onder dit ruime begrip verstaan? En wat als dat niet expliciet wordt aangegeven bij de opname? Het wetsvoorstel probeert twijfels en onzekerheden hierover weg te nemen. Supplementen zullen verboden zijn voor alle patiënten die gehospitali seerd werden voor een vermoedelijke
Colofon
of vastgestelde besmetting met Covid-19. En dat met terugwerking tot 11 maart 2020. Het wetsvoorstel lijkt zo een duidelijke lijn te trekken: ben je gehospitaliseerd voor Covid-19, dan zouden we geen supplementen op de factuur mogen zien verschijnen. Maar wat dan met zogenaamde risico patiënten? Bij hospitalisatie worden ze blootgesteld aan het risico om besmet te raken, maar zij zouden niet gecap teerd zijn onder de nieuwe uitzondering. Enkel als de arts meent en aangeeft dat er een medische noodzakelijkheid is om de patiënt op te nemen in een eenpersoonskamer, zal de patiënt wellicht geen supplementen moeten betalen. Als de patiënt er zelf om vraagt, kan dat wellicht wel gezien worden als een reden om supplementen aan te rekenen. Het wetsvoorstel werd begin juni goedgekeurd in de Kamer, maar werd nog niet ondertekend door de koning en is op het moment dat we dit schrij ven (eind augustus) nog niet gepubli ceerd in het Belgisch Staatsblad. Véronique Mertens
In de praktijk is een informatieblad voor de arts, uitgegeven door het Nationaal Verbond van Socialistische Mutualiteiten. Redactieadres: In de praktijk • Sint-Jansstraat 32, 1000 Brussel T 02 515 04 61 • F 02 515 05 52 • E indepraktijk@socmut.be Hoofdredactie: Bart Demyttenaere Schreven mee aan dit nummer: Bart Demyttenaere, Evelyne Hens, Kim Isenborghs, Véronique Mertens, Dimitri Neyt, Katrien Vervoort Lay-out: artoos group Druk: Goekint Graphics Verantwoordelijke uitgever: Paul Callewaert, Sint-Jansstraat 32, 1000 Brussel Afgiftekantoor: Brussel X, driemaandelijks tijdschrift, 3de trimester 2020
2
Zelfde kwaliteit, zelfde kostprijs, ander model Hoe staat het met onze wijkgezondheidscentra? In deze ‘medische huizen’ ontvang je als arts een vast bedrag per patiënt. Dit moet je weten over de forfaitaire geneeskunde. Vast bedrag per patiënt
Bijna 200 medische huizen
Als huisarts kan je op 2 manieren vergoed worden. • Ofwel reken je elke raadpleging of prestatie apart aan (prestatie financiering). Je patiënt betaalt een remgeld en eventuele supplementen, het ziekenfonds zorgt voor de rest. • Ofwel wordt je voor je zorg vergoed met een vast bedrag per patiënt. Dat is het forfaitair betalingssysteem dat wijkgezondheidscentra of medi sche huizen hanteren. In deze groeps praktijken werken verschillende zorg verleners (waaronder huisartsen, verpleegkundigen, kinesitherapeuten) interdisciplinair samen. Voor elke ingeschreven patiënt ontvangen ze een vast bedrag van de ziekte verzekering. De patiënt is er dan wel toe gebonden voor alle aangeboden eerstelijnszorg naar zijn wijkgezond heidscentrum te gaan; bij andere zorgverleners is er geen terugbetaling.
De forfaitaire betaling bestaat sinds 1984. Sindsdien zijn er stelselmatig medische huizen bijgekomen, zodat de teller op 204 staat (augustus 2020).. De laatste 10 jaar verdubbelde het aantal. De meeste centra bevinden zich in Brussel, gevolgd door andere grote steden, met een overwicht in het zuiden van ons land. In 2/3de van de centra kan de patiënt terecht bij een huisarts, kine en verpleging. In totaal tellen deze centra 422 410 ingeschreven patiënten (2018), zo’n 4 procent van alle rechthebbenden in België. De aangesloten patiënten hebben beduidend vaker recht op een verhoogde tegemoetkoming en zijn gemiddeld jonger.
Goede kwaliteit voor een goede prijs Wijkgezondheidscentra hebben intussen hun strepen verdiend in ons zorgland
schap. Uit onderzoek van het InterMutualistisch Agentschap (IMA) in 2017 bleek dat de centra even duur zijn voor de ziekteverzekering. Huisarts geneeskunde, kinesitherapie en verpleegkundige zorg kosten meer in wijkgezondheidscentra, maar voor onder andere geneesmiddelen, ziekenhuis opnames en woonzorgcentra wordt er veel minder uitgegeven. De totale uit gaven van de ziekteverzekering voor patiënten in een wijkgezondheids centrum zijn even hoog als voor een vergelijkbare groep patiënten die naar een traditionele huisarts gaan. Krijgt de patiënt dan ook dezelfde kwaliteit zorg? Het IMA-onderzoek wees uit dat er grote verschillen bestaan tussen de medische huizen onderling, maar dat de gemiddelde kwaliteit van hetzelfde niveau is als in traditionele praktijken. Op een aantal vlakken scoren wijkgezondheidscentra zelfs opvallend beter. Zo worden de patiënten er vaker gescreend op baarmoederhals- en borstkanker, krijgen meer 65-plussers er het griepvaccin toegediend en schrijven de artsen minder en betere antibiotica en goedkopere genees middelen voor. Ook diabetespatiënten worden beter opgevolgd.
Gratis voor patiënt De belangrijkste drijfveer voor de patiënt – naast een geïntegreerd zorg aanbod op 1 plek – is de kostprijs. Voor een raadpleging of verstrekte zorg hoeft hij zijn portefeuille niet te openen. Raadpleeg onze lijst van alle wijkgezondheidscentra op www.devoorzorg-bondmoyson.be/ wijkgezondheidscentrum. Katrien Vervoort en Dimitri Neyt
3
Bariatrische chirurgie in België, quo vadis? Naarmate de obesitasepidemie aanzwelt (no pun intended), stijgt ook het aantal ingrepen bariatrische chirurgie in ons land. 1 op de 100 Belgen heeft zich al laten opereren om gewicht te verliezen. Tijd voor een stand van zaken. Overgewicht en zwaarlijvigheid Het aandeel mensen met overgewicht neemt elk jaar toe, een tendens die andere landen ook waarnemen. Vandaag heeft 33,4 procent van de volwassenen in België een BMI tussen 25 en 29,9, wat op ‘overgewicht’ duidt. Nog eens 16 procent heeft een BMI van 30 of hoger en is dus ‘zwaarlijvig’. Bij een BMI hoger dan 35 spreken we van ‘ernstige obesitas’, bij meer dan 40 van ‘morbide obesitas’. Een verandering van eetgewoonten en meer lichaamsbeweging zijn de belangrijkste remedies. Maar wat als die niet voor het nodige gewichtsverlies zorgen? Dan kan – bij ernstige obesitas met comorbiditeiten of bij morbide obesitas – een operatie overwogen worden, zogenaamde metabole of bariatrische chirurgie. Tussen 2007 en 2017 ondergingen 106 679 mensen in ons land zo’n ingreep.
4
In 2 op de 3 gevallen kiest men voor een ‘Roux-en-Y gastric bypass’. In op 3 krijgt een maagverkleining of ‘sleeve gastrectomy’. Het regelbare maagbandje (LAGB) wordt nog in slechts 1,3 procent van de gevallen gebruikt. De ‘mini bypass’ is dan weer in opmars.
Voorbereiding en nazorg De stap naar een bariatrische ingreep is lang niet altijd evident. En hoewel de chirurgie vrij routinematig wordt gebruikt, zijn er best wat verwikkelingen op zowel de korte als de lange termijn. De resultaten zijn niet altijd optimaal voor de patiënt. Een bariatrische ingreep is doeltreffend en duurzaam, toch als de patiënt zijn gedrag en voedingsgewoonten levenslang aan past. De kans op succes wordt eveneens groter naarmate de patiënt zich medisch, nutritioneel en psychologisch laat opvolgen,
zowel vóór als tot minstens 2 jaar na de ingreep. Precies omdat bariatrische ingrepen zulke uiteenlopende en ingrijpende gevolgen kunnen hebben, zijn de preopera tieve voorbereiding en de opvolging achter af noodzakelijk. Ze zitten dan ook vervat in de vergoedingsvoorwaarden. Het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) en het InterMutualistisch Agentschap (IMA) stel den echter vast dat deze nazorg erg ver schilt tussen de ziekenhuizen, net als de manier waarop patiënten op de ingreep worden voorbereid. Een meer uniforme, multidisciplinaire aanpak – met betrok kenheid van de patiënt – dringt zich op. Verder beveelt het KCE aan om de ingreep enkel te laten gebeuren in ziekenhuizen en door chirurgen die aan bepaalde voor waarden voldoen, zoals een minimaal jaar lijks aantal van zulke ingrepen, zodat de uitvoerende teams voldoende expertise opbouwen en behouden.
Hoe verloopt het pre- en postoperatief traject nu? Om in aanmerking te komen voor terug betaling moet er vóór een bariatrische ingreep een multidisciplinair overleg plaatsvinden, waaraan naast de chirurg minstens een internist en een klinisch psycholoog/psychiater deelnemen. De manier waarop dit overleg plaatsvindt, verschilt sterk tussen de centra. In sommige vindt er voor elke patiënt een face-to-face, multidisciplinair overleg plaats, terwijl dat in andere centra slechts voor een aantal patiënten gebeurt of enkel ‘op papier’ (i.e. de betrokken disciplines ondertekenen een formulier zonder echt overleg). Ook de betrokkenheid van de verschillende zorgverleners verschilt. Zo heeft in sommige centra de psycholoog enkel een pro forma rol (ondertekening van het document), terwijl hij in andere centra meer een gate keeper is, waarbij patiënten met psycho sociale contra-indicaties bijvoorbeeld van chirurgie uitgesloten worden. Soms oordeelt de chirurg ondanks een negatief advies toch dat een ingreep aangewezen is. De psycholoog kan ook bepaalde psychologi sche en/of gedragsproblemen voor de operatie aanpakken en een coachende en ondersteunende rol opnemen, om de patiënt maximaal voor te bereiden op het leven na de ingreep, maar dat is zeker niet altijd het geval. Alhoewel de internationale richtlijnen pleiten voor de betrokkenheid van diëtis ten, en dit ook in de bestudeerde interna tionale voorbeelden een gangbare praktijk is, wordt dit in België niet wettelijk opgelegd (noch terugbetaald). Ook de betrokkenheid van kinesithera peuten is variabel. In sommige centra bie den ze een programma aan om lichaams beweging te bevorderen, maar in de meeste is hun rol eerder beperkt. Verder betrekken de meeste bariatrische centra ook huisartsen niet actief bij dit overleg. Zo ontvangen ze vaak geen uitno diging voor het multidisciplinair overleg en wordt hun advies over de bariatrische ingreep en de socio-economische en psychosociale context van hun patiënt meestal niet gevraagd. Dit wordt internati onaal nochtans aanbevolen, maar zelden in de praktijk toegepast. De nazorg is net zo variabel. De duur van de nazorg en het aantal follow-up-raad plegingen verschilt sterk. Sommige centra bieden helemaal geen georganiseerde nazorg aan. Soms gaat het enkel om een medisch
opvolgingsconsult door de chirurg. Het is onduidelijk wanneer nazorg moet worden overgedragen aan de huisarts. Worden diëtisten of psychologen betrokken, dan richten zij zich vooral op de ‘technische’ aspecten van het dieet en minder op prak tische tips of coaching. Patiënten geven nochtans aan nood te hebben aan gericht advies en coaching om de overstap te maken naar een andere, gezonde levensstijl.
Aanbevelingen Onze bariatrische chirurgie is meer dan behoorlijk. Toch zijn er verbeteringen mogelijk en nodig. • Multidisciplinaire zorg. De multidisci plinaire voorbereiding is van cruciaal belang. Om die te waarborgen, moeten de wettelijke terugbetalingscriteria aan gevuld worden. Naast de bestaande voorwaarden, denken we aan: • Het voorafgaand multidisciplinair overleg dient face-to-face (of via beeldbellen) te verlopen. • Een diëtist van het bariatrisch centrum dient ook een advies uit te brengen. • Elke patiënt moet een huisarts, liefst de vaste GMD-huisarts, raadplegen voor de operatie. Dat om de voor geschiedenis en socio-economische context beter te kennen. Het advies van de huisarts hoeft niet bindend te zijn, maar wordt wel mee afgewogen en gedocumenteerd. • Zorgverleners horen een vergoeding te krijgen voor deelname aan het multi disciplinair overleg. Voor de zorgver leners verbonden aan het centrum via de conventie, voor de huisartsen via een nieuw te creëren nomenclatuur nummer. • Centralisatie en specialisatie. Om de huidige versnippering te voorkomen, en de begeleiding door geoefende multi disciplinaire teams te waarborgen, moet deze zorgopdracht beperkt worden tot ziekenhuizen die aan bepaalde criteria
voldoen. Dat kan via de conventies. • Elke ziekenhuissite zou jaarlijks minstens 100 door de ziekteverzekering vergoedbare ingrepen per jaar moeten uitvoeren (in Nederland is dat 200). • Elk centrum hoort 2 chirurgen te hebben die per jaar elk minstens 25 zulke ingrepen uitvoeren. Het volume per chirurg kan eventueel behaald worden in meerdere ziekenhuizen. • De volumes worden bepaald op basis van primaire ingrepen en step-up-re ïnterventies. Dat laatste is een indica tor (voor het centrum dat de primaire ingreep uitvoerde) die gemonitord wordt met behulp van een nationaal bariatrisch register. • Postoperatieve zorg • Vóór de ingreep is er een raadpleging bij de diëtist en de psycholoog. • Tussen het eerste contact met het bariatrisch centrum en de ingreep zitten minstens 3 maanden (behalve bij hoge medische nood). • Patiënten worden na de ingreep minstens 2 jaar opgevolgd. Naast medische follow-up omvat dat tra ject voor elke patiënt minstens 4 raadplegingen bij de diëtist tijdens het 1ste jaar en minstens 2 tijdens het 2de jaar, en minstens 1 raadpleging per jaar bij de psycholoog. • Voor patiënten die een intensievere voorbereiding en nazorg nodig heb ben, wordt de duurtijd en frequentie van de raadplegingen verhoogd. Een assessment na de 2 jaar nazorg maakt duidelijk of de nazorg kan worden overgedragen aan de huisarts, of ver lengd door het bariatrisch centrum. Deze bijkomende voorwaarden plaatsen de chirurgie in een breder geheel, met een goed uitgewerkt, multidisciplinaire pre- en postoperatief zorgtraject. Bart Demyttenaere
5
Kinderen van de lockdown
In onze ziekenhuizen is de impact van het coronavirus onmiskenbaar. Zelfs in de materniteiten, waar de activiteit als van oudsher doorging en waar je dus niet meteen grote verschuivingen zou verwachten. Dat blijkt uit een studie van het IMA. Belangrijkste vaststelling: het aantal opnames op neonatale ging drastisch naar beneden. Waarom? Het InterMutualistisch Agentschap (IMA) analyseerde het aantal opnames per week in algemene ziekenhuizen tussen 6 januari en 31 mei 2020 (het ‘einde van de lockdown’) en vergeleek deze cijfers met dezelfde periode in 2019. De cijfers werden uitgesplitst per dienst. Hoewel we natuurlijk rekening moeten houden met de normale jaarlijkse en seizoensgebonden variaties, zoals de jaarlijks terugkerende griep, blijven de cijfers veelzeggend.
Minder opnames vanaf begin maart Al in de week van 2 maart laat corona zich voelen in de cijfers. Vanaf die week neemt het totale aantal ziekenhuis opnames stelselmatig af. In de week van 16 maart, de week van de lockdown, wordt de daling nog veel groter. Van die week tot het einde van de lockdown zijn er gemiddeld 47 procent minder hospitalisaties dan dezelfde periode in 2019. In mei zien we het effect van de versoepelde maatregelen. Van de week van 4 mei tot eind mei klimt het aantal opnames stelselmatig naar (bijna) het peil van 2019. Tussen de week van 4 mei en de week van 25 mei stijgt het aantal hospitalisaties met 27 procent.
6
Materniteiten en neonatale zorg Tijdens de lockdown zijn de mater niteiten uiteraard open gebleven. Wel werden zwangere vrouwen minder snel opgenomen en werden moeder en kind na de geboorte zo snel mogelijk uit het ziekenhuis ontslagen. In vergelijking met 2019 waren er 10 procent minder opnames. Dat kunnen we niet zomaar aan corona toeschrijven; we moeten rekening houden met een dalend geboortecijfer en de normale variatie in het aantal bevallingen over de loop van het jaar. Ook in mei 2020 waren er 8 procent minder bevallingen dan het jaar voordien. Tot zover weinig verrassingen. Interes santer is de dramatische daling in het aantal opnames op de diensten neo natologie, zowel intensieve als nietintensieve zorgen. Tijdens de lockdown waren er 33 procent minder opnames op nietintensieve neonatale zorg. Waren er voor de lockdown nog 200 opnames per week (het normale peil), dan daalde dat aantal richting 100 aan het einde van de lockdown. Deze daling is opvallend veel groter dan het aantal opnames op materniteiten en is uit proportie met het aantal beval lingen in deze periode.
Waar zijn de couveusebaby’s? Hoe valt dat te verklaren? Worden er minder kinderen met ‘problemen’ geboren die in de couveuse moeten? Worden pasgeborenen vroeger naar huis gestuurd en wordt de zorg over gelaten aan de ambulante sector (vroedvrouw en pediater)? Wordt er minder geïnduceerd, met alle gevolgen van dien? Zijn er minder aanpassings problemen na keizerssnede of kunst verlossing? Allemaal hypotheses waar over de experts nog geen uitsluitsel kunnen bieden. Vermoedelijk werden pre-lockdown pasgeborenen vaak uit voorzorg voor enkele uren of dagen opgenomen en is dat nu minder het geval, maar dat verklaart de stevige daling verre van helemaal. Onderzoek uit het buitenland kan ons misschien helpen om de cijfers in een nieuw daglicht te plaatsen. Een van de weinige relevante onderzoeken waar we nu al toegang toe hebben, is een studie (Philip et al. 2020) uit het univer sitair ziekenhuis van Limerick. Dat zie kenhuis heeft een van de grootste ma terniteiten van Ierland, met 4500 à 5000 bevallingen per jaar. De onderzoekers analyseerden de trends in preterme geboortes (pre-term births, PTB) evenals de trends in de
incidentie van zeer laag geboorte gewicht (very low birth weight, VLBW) over de periode 2001-2019. Ze vergeleken de cijfers voor de maanden januari tot en met april van die jaren met de gegevens van januari-april 2020. In Ierland begon de lockdown in de week van 12 maart.
73 % minder geboortes met zeer laag geboortegewicht De Ierse vorsers zagen een spectaculaire daling in het aantal pasgeborenen met VLBW van 8,8 per 1000 levendgeborenen in de periode 2001-2019 naar 3,77 per 1000 in het voorjaar van 2020. Da’s een reductie van 73 procent, ermee rekening houdend dat januari en februari nog ‘normale’ maanden waren. Voor verloskundigen blijven preterme geboorten en laag geboortegewicht een uitdaging. Beide pathologieën vormen belangrijke oorzaken van perinatale morbiditeit en mortaliteit. En ze nemen toe, jaar na jaar. Ze bepalen bovendien verschillende toekomstige problemen en ziektes. Er is nog geen uniforme strategie ter preventie. Medisch en obstetrisch zijn tal van factoren bekend die de incidentie bepalen, maar lang niet alles is al gekend. Er blijven veel vragen over de maat schappelijke en socio-economische determinanten. Wat verklaart deze uitzonderlijke daling? En welk verband is er met het erg lage aantal opnames op neonatale zorgen in ons land? In hun zoektocht naar mogelijke ver klaringen zijn de Ierse onderzoekers ervan uitgegaan dat de gebruikelijke pre- en perinatale zorgen zijn door gegaan tijdens de lockdown. En dat de wijzigingen vooral zijn toe te schrijven aan niet-medische en niet-verloskundige
factoren. Dat een lockdown een impact heeft op de gezondheid en het welzijn van zwangere vrouwen en hun ongeboren kinderen, hoeft geen betoog. Eigenlijk is de lockdown een soort natuurlijk experiment. Een proeftuin om de impact te onderzoeken van biologische, fysische en omgevingsfactoren op de incidentie van preterme geboorte en zeer laag geboortegewicht.
7 mogelijke factoren De vorsers schuiven 7 factoren naar voren die mogelijk verantwoordelijk zijn voor de spectaculaire daling: 1. Werk en stress Een zwangere vrouw die fysieke arbeid presteert, veel uren werkt en/of in een ploeg- of nachtstelsel werkt, heeft een verhoogde kans op vroegtijdige beval lingen en een kind met een laag of zeer laag geboortegewicht. Dat weten we. De lockdown heeft veel vrouwen gedwongen thuis te blijven. Werkschema’s werden aangepast. Mogelijk zorgde dat voor een gunstig effect op het risico op PTB en VLBW. 2. Omgeving Het is bekend dat luchtvervuiling een rol speelt bij zwangerschapsuitkomst. Vooral NO2, ozon en CO2 zouden een rol spelen. Door de lockdown is de luchtvervuiling tijdelijk afgenomen. 3. Financiële (on)zekerheid Zoals veel landen kwam Ierland tijdens de lockdown over de brug met financiële steunmaatregelen. Mogelijk hebben die de financiële onzekerheid van veel vrouwen weggenomen. Een Ierse studie toonde eerder al aan dat financiële on zekerheid en zwangerschapsuitkomst gecorreleerd zijn. 4. Voeding, welzijn en beweging Beter eten, meer rust en voldoende bewegen: heeft de lockdown zwangere vrouwen de kans geboden om gezonder te leven? 5. Infecties Infectie is een van de belangrijkste oor zakelijke factoren bij preterme geboorte. Het was uiteraard de bedoeling van de lockdown om besmettingen te ver
minderen. Door de social distancing en zelfquarantaine, de sluiting van crèches, dagverblijven en scholen, enzovoort, was er een reductie in het aantal potentieel infectueuze contacten. Mogelijk waren er minder virale infecties zoals parvo-B19 en CMV. 6. Verkeersongevallen Minder verplaatsingen betekent minder verkeer en minder verkeersongevallen. 7. Druggebruik Terwijl er meldingen zijn van meer alcoholgebruik en rookgedrag tijdens de lockdown, is het gebruik van ‘hard drugs’ zeker afgenomen. De verminderde beschikbaarheid zit daar voor iets tussen. Dit kan een effect gehad hebben op de zwangerschapsresultaten.
Gezonder door de lockdown De vorsers uit Limerick legden een ongelofelijke daling in het aantal PTB’s en VLBW’s bloot. In ons land zagen we dat er tijdens de coronalockdown veel minder vaak beroep werd gedaan op neonatale zorg in algemene ziekenhuizen. Mogelijk houden deze trends verband met elkaar. En heeft de lockdown een niet te onderschatten – positieve! – impact gehad op zwangerschaps resultaten. Minder werkgerelateerde stress, minder luchtvervuiling, meer rust en ondersteuning door gezinsgenoten … De Ierse studie reikt hypotheses aan die nog moeten bewezen worden en waarvan we uiteraard (nog) niet kunnen zeggen of ze de daling in het aantal opnames op neonatale volledig verklaren.
Leven en zorg anders organiseren Dit onderzoek stemt in elk geval tot nadenken. Over de combinatie van werk en zwangerschap, over milieu, over zwangerschapsverlof, over familiale en andere ondersteuning thuis, over infectierisico tijdens de zwangerschap, en over nog heel wat andere aspecten. Corona is nog lang niet weg, maar daar moeten we niet op wachten om onze levens – als burgers, als samenleving – maar ook onze zorg anders te gaan organiseren. Corona reikt ons hier een once-in-a-lifetime-kans om onze gewoonten in vraag te stellen. Bart Demyttenaere
7
Wettelijk kader voor kwaliteitsvolle praktijkvoering in de zorg Een goede gezondheid is een van de topprioriteiten van de moderne maat schappij. Daarvoor hebben we een kwalitatieve, veilige en geavanceerde gezondheidszorg nodig. Om die te garanderen, is er al langere tijd vraag – ook bij zorgverleners – naar een concreet kader en handvatten om die kwaliteit te evalueren en te controleren. Zo heeft elke patiënt recht op zorg van de hoogst mogelijke kwaliteit én kan de sector de ‘charlatans’ weren die een smet werpen op het medisch beroep. De wet op de kwaliteitsvolle praktijk voering in de gezondheidszorg (de ‘kwaliteitswet’) is het wetgevend in strument dat tegemoet moet komen aan de huidige lacune. Op 1 juli 2021 zullen de bepalingen van deze wet van toepassing zijn. De nationale raad van de Orde der artsen staat alvast positief tegenover dit initiatief ter bevordering van de kwaliteit van de zorg. De kwaliteitswet heeft niet tot doel om bepaalde voorbehouden handelingen vast te stellen, maar schept wel een
8
kader dat concrete kwaliteitseisen vastlegt. Daarbij werd geopteerd voor een ruim toepassingsgebied. De kwa liteitseisen zijn van toepassing ongeacht de zorgomgeving, het type gezond heidszorgbeoefenaar, de aard van de zorgverstrekking en het al dan niet bestaan van een teamverband. Hierdoor onderscheidt de wet zich van bestaande wetgevingen, die wel een aantal reactieve maatregelen voorzien, zoals het intrekken van het visum uit de Wet Uitoefening gezondheidszorg beroepen, maar niet toelaten om ook preventief de kwaliteit van de zorg te gaan controleren. In de Wet Patiëntenrechten was al een recht op een kwaliteitsvolle dienst verstrekking van de beroepsbeoefe naar jegens de patiënt voorzien. Het voorzag echter niet in een handhavings kader. Waar de Wet Patiëntenrechten dus eerder gezien wordt als een wet met algemene principes, beoogt de kwaliteitswet de concrete uitwerking en vertaling ervan in praktische en
toepasbare regels. Regels die ook de Orde der artsen of de rechterlijke macht zullen moeten toelaten om te beoordelen of een zorgverlener kwali tatieve zorg geboden heeft. Zoals elke nieuwe regelgeving zal de concrete toepassing in de komende tijd uitwijzen of de wetgever geslaagd is in zijn opzet en waar er bijsturingen nodig zijn. Niet alle zware knopen zijn of konden doorgehakt worden. Op bepaalde punten is de kwaliteitswet nogal voorzichtig gebleven. Kijk bijvoorbeeld naar de bepalingen rond de therapeutische vrijheid en de beperkingen, waar wel de autonomie beperkt wordt, maar toch niet verwezen wordt naar de wetenschappelijke richt lijnen. Het is ook afwachten wat de slagkracht zal zijn van de nog op te richten toezichtscommissie, die over de handhaving van de wet moet waken. Véronique Mertens