in de praktijk informatieblad van de Socialistische Mutualiteiten voor de arts nr. 2 – 2de trimester 2021
Geen sciencefiction meer
Preventieve en predictieve geneeskunde 2
3
6
Dematerialisatie geneesmiddelenvoorschrift
Begrijpt de patiënt zijn arts?
Burn-out en arbeidsongeschiktheid
Dematerialisatie geneesmiddelenvoorschrift Vanaf 15 september 2021 wordt het voor patiënt mogelijk om zijn geneesmiddelen af te halen bij de apotheker op basis van een digitaal voorschrift. Dit betekent dat de arts geen papieren bewijs van elektronisch voorschrift geneesmiddelen afdrukt. Het administratieve proces van voorschrijven en afleveren is namelijk al volledig digitaal. Het afdrukje blijft bestaan als mogelijkheid. Hoeft de patiënt geen papieren bewijs, dan moet je als zorgverlener je patiënt meedelen hoe hij zijn voorschrift kan raadplegen en hoe hij zijn medicatie kan afhalen bij de apotheker. Dit laat je ook toe om tijdens een teleconsultatie een geldig geneesmiddelen-
voorschrift op te maken zonder dat je de patiënt hoeft te zien of hij een voorschrift moet komen afhalen. Tegelijk wordt alles zo netjes bijgehouden in het patiëntendossier. Ook na COVID-19 zal dit dus mogelijk blijven. Omdat privacy een bezorgdheid is, kan de patiënt aangeven of zijn voorschrift
al dan niet afgeschermd wordt. Als arts geef je dat aan met de VISI-flag, die bepaalt of de inhoud van het voorschrift geconsulteerd kan worden door alle apotheken, of geen enkele apotheek. Je kan de VISI-flag op ‘gesloten’ zetten, waardoor dit voorschrift afgeschermd wordt. Dan kan een apotheker enkel aan het voorschrift via een papieren of digitaal bewijs van elektronisch voorschrift. Deze functie heeft enkel zijn nut bij volledige dematerialisatie wanneer er geen barcode van een voorschrift gescand wordt, dat wil zeggen als de patiënt zijn identificatiemiddel voorlegt aan de apotheker zonder voorschrift. Tot slot is beslist om op het voorschrift slechts 1 product voor te schrijven. Deze verandering bevordert de digitalisering van de flow van de voorschriften. Deze manier van werken brengt bovendien voor de arts de traceerbaarheid van elke medicatie met zich mee. Het voordeel is dat de status van het voorschrift – afgeleverd of niet afgeleverd – zo ook overeenkomt met 1 product, waardoor de arts beter zicht heeft op de therapietrouw. Alain Bourda
Colofon
In de praktijk is een informatieblad voor de arts, uitgegeven door het Nationaal Verbond van Socialistische Mutualiteiten. Redactieadres: In de praktijk • Sint-Jansstraat 32, 1000 Brussel T 02 515 04 61 • F 02 515 05 52 • E indepraktijk@socmut.be Hoofdredactie: Bart Demyttenaere Schreven mee aan dit nummer: Alain Bourda, Mireille De Bruyn, Bart Demyttenaere, Kim Isenborghs, Annelies Meeus, Véronique Mertens, Dimitri Neyt, Marijke Van Duynslaeger, Sarah Van Humbeeck Lay-out: artoos group Druk: Goekint Graphics Verantwoordelijke uitgever: Paul Callewaert, Sint-Jansstraat 32, 1000 Brussel Afgiftekantoor: Brussel X, driemaandelijks tijdschrift, 2de trimester 2021
2
Begrijpt de patiënt zijn arts? Niet alle patiënten begrijpen even goed wat de dokter hen vertelt tijdens een consultatie. Ze spreken de taal niet goed, kennen de moeilijkere woorden niet of zijn te erg van slag door de diagnose. Het nieuwe project van S-Plus en VIVA-SVV wil deze patiënten helpen met een stappenplan, en reikt ook zorgverleners tools aan. Gezondheidsgeletterdheid Uit de grote gezondheidsenquête van 2018 blijkt dat 30 tot 45 % van de Belgische bevolking het soms moeilijk heeft met het begrijpen van medische informatie. Ze begrijpen hun aandoening niet goed en vinden het moeilijk om die te bespreken met een zorgverlener. Het is voor hen moeilijk om instructies over hun medicatie te begrijpen of om hun behandeling juist op te volgen.
30 tot 45 % heeft moeilijkheden om medische info te begrijpen. Verschillende factoren beïnvloeden iemands gezondheidsgeletterdheid en dus gezondheid. Zo verkeren laagopgeleiden over het algemeen in slechtere fysieke en psychische toestand en leven zij daarom gemiddeld minder lang dan hoger opgeleiden. Ze lijden vaker aan chronische ziekten, stellen hun doktersbezoeken uit, nemen minder vaak deel aan bevolkingsonderzoeken en hebben uiteindelijk een lagere levenskwaliteit. Naast scholingsgraad spelen ook gender, leeftijd, woonplaats, origine en kennis van het Nederlands een aantoonbare rol.
Kloof tussen arm en rijk
Dat sommige mensen informatie over gezondheid niet altijd begrijpen, staat in sterke relatie tot sociale ongelijkheid. Het draagt bij tot de gezondheidskloof. Naast geletterdheid maken ook financiële krapte en een ongelijke toegang tot de zorg dat verschillende groepen in onze samenleving minder gemakkelijk een gezonde levensstijl kunnen aanhouden. Het verschil in onvervulde medische noden tussen de armste en rijkste inwoners van België is het groot-
ste van alle West-Europese landen en ligt boven het Europese gemiddelde.
Nergens in West-Europa is het verschil in onvervulde medische noden tussen arm en rijk zo groot. Nochtans heeft iedereen in ons land evenveel recht op een goede gezondheid en maatschappelijke ontplooiing. Maar daarvoor moet op maat gewerkt worden, met specifieke acties gericht op de mensen en groepen die het moeilijk hebben. Kwetsbare groepen verdienen extra aandacht. Dat is het principe van proportioneel universalisme in de zorg.
Leidraad voor een doktersbezoek
Om mensen met een lager niveau van gezondheidsgeletterdheid te helpen bij een gesprek met hun arts, lanceren VIVA-SVV en S-Plus het project ‘Begrijp je dokter’. Ze brengen een folder uit die patiënten kunnen gebruiken als leidraad voor een doktersbezoek: van de voorbereiding op de afspraak, tijdens het gesprek, tot bij het afsluiten van de consultatie. Een begeleidend animatiefilmpje legt alles uit. Benieuwd naar het filmpje en de folder? Surf dan naar www.begrijpjedokter.be. Krijg je graag meer informatie of wil je gratis folders bestellen? Neem contact op met info@s-plusvzw.be.
Sarah Van Humbeeck
3
To boldly go where no one has gone before
Van ziektezorg naar gezondheidszorg, dat is de weg die we moeten afleggen. Binnen 20 jaar zijn we in een volledig ander geneeskundig tijdperk. Digitale hulpmiddelen zullen de dokter vertellen wat er moet veranderen bij de patiënt. Niet met pillen, siroopjes en inspuitingen maar met gedrag en levenswijze. Onze geneeskunde loopt de hele tijd achter de feiten aan en tuurt continu in een kristallen bol. Het wordt tijd voor een slimme voorspellende en anticiperende preventieve en curatieve geneeskunde. ICT, big data, deep data en e-health bieden hiervoor zeer ruime mogelijkheden. De geschiedenis herhaalt zich Van oudsher kregen artsen in China alleen betaald als het ze lukte om mensen gezond te houden. Werd iemand ziek, dan stopte de betaling. Vanuit deze filosofie ontwikkelde zich zo’n 8000 jaar geleden in verschillende delen van China een eigen geneeskunde. Zo ontdekte men dat klachten afnamen door massage of op een specifieke plek op het lichaam te drukken of te prikken. Op het platteland werd vooral gewerkt met medicinale kruiden en voedingsadviezen of schraapte men met een munt over een pijnlijke plek. Het dagelijks herhalen van lichaamsoefeningen neemt in heel China tot op de dag van vandaag een belangrijke plaats in. De geschiedenis herhaalt zich duizend-en-zoveel jaar later in die zin dat we er steeds meer van overtuigd raken dat we moeten inzetten op preventie. Waar onze Chinese voorgangers het deden met massage, kruiden en adviezen doet de 21ste-eeuwse mens het met digitale technologie.
4
Track & trace Als je vandaag een pakje bestelt in China, dan kun je bijna van minuut tot minuut volgen waar je pakje zit, van het dépot tot aan je voordeur. Van een patiënt met alzheimer, diabetes of hartfalen weet een arts maar 10 uur op de 8760 uur die er in een jaar zit wat er met de patiënt gebeurt. Vaak ziet hij hem slechts als er een groot probleem ontstaat. Zou het niet opportuun zijn dat we ook patiënten in een soort track & trace-systeem te zetten met sensoren en monitoring-systemen die 7/7 en 24/24 de toestand opvolgen en registreren? Die wanneer nodig snel een alarmsignaal versturen?
Een app vertelt ons hoeveel stappen we zetten en zegt ons om er nog wat meer te zetten.
We hebben al hartslagmeters als we gaan sporten of fietsen, we meten het aantal stappen dat we dagelijks zetten, een app vertelt ons dat we er misschien best nog wat meer zouden doen. Andere apps volgen onze calorieopname en waarschuwen als we te dik dreigen te worden.
Al lang geen fiction meer
science-
Sommigen zullen hier heel enthousiast op reageren, anderen vinden het maar griezelige sciencefiction. Stel je voor dat een alcoholverslaafde na zijn behandeling in een supermarkt via de gps in zijn smartphone gewaarschuwd wordt per sms dat hij te dicht in de buurt van de rekken komt waar de sterke drank is uitgestald? Sciencefiction? Nee hoor, dat gebeurt al. Wat met een beha met ingebouwde warmtesensor die de ontwikkeling van een tumor in de borst kan opsporen? Sciencefiction? Nee, het bestaat. Anderen zullen wijzen op het grote
Big Brother-gehalte. Van ‘God ziet u’ naar ‘de dokter ziet u’. Willen we dat wel?
Waarom niet een boude stap verder gaan? Artificiële intelligentie (AI) laat ons toe om 24/7 bij de patiënt te zijn. We kunnen wearables gebruiken, draagbare toepassingen zoals een smartwatch of elektronische armband die doorlopend gegevens over je gezondheid versturen en ontvangen.
Met een pleister meet ik je hartslag van op afstand. Fantastisch, maar ik wil dat doen zónder die pleister. Vandaag meet ik met een pleister op je lichaam je hartslag van op afstand. Fantastisch, maar ik wil dat doen zónder die pleister. De technologie die nu zichtbaar is, zal verdwijnen in de achtergrond en ons gezond houden. Met die snufjes stuurt je dokter bij als het nodig is. Net zoals de computer in je wagen die je attent maakt wanneer de olie ververst moet worden, wanneer de bandenspanning te laag is of wanneer je dringend een onderhoud nodig hebt, zo kunnen we dit vandaag ook organiseren voor de gezondheidstoestand van de patiënt, en gepast ingrijpen van bij de minste storing. Artificiële intelligentie scoort vandaag bijna even goed als praktiserende specialisten voor bepaalde aandoeningen. Zo slaagde een AI-programma erin om diabetische retinopathie even goed vast te stellen als een getrainde oftalmoloog. Op die basis keurde de FDA het programma goed.
Zelflerend systeem herkent 50 oogaandoeningen Een zelflerend systeem dat op basis van een 3D-scan een diagnose kan stellen voor oogaandoeningen, is hier het laatste voorbeeld van. Om dat te ontwikkelen werkt Googles DeepMind samen met het Londense oogziekenhuis Moorfields en met een instituut voor oogheelkunde van het University College London. Op basis van 14.884 oogscans trainden ze 2 neurale netwerken
om meer dan 50 oogaandoeningen te herkennen. De scans werden anoniem gemaakt, om te voorkomen dat de medische informatie via een omweg bij Google terecht zou komen. De diagnose van DeepMind werd vergeleken met die van artsen en bleek 94 % accuraat. DeepMind zag geen aandoeningen over het hoofd en had maar 2 vals-positieven, meldingen waar een arts dringend naar moest kijken, maar die niet ernstig bleken. In de radiologie wordt AI al langer gebruikt en laat het toe om veel sneller bepaalde diagnoses te stellen of afwijkingen op te sporen. Een toepassing van het Houston Methodist Research Center kan bijvoorbeeld mammografieën lezen met een betrouwbaarheid van 99 %. Artificiële intelligentie werkt efficiënt en continu, en is goedkoper dan een radioloog. Een sterkere concurrent bestaat niet. Worden radiologen dan overbodig? Zover zijn we nog lang niet. AI gaat radiologen niet vervangen, wél radiologen die AI links laten liggen. Critici beweren dat robots artsen zullen vervangen, en dat de patiënten alleen nog maar met medische robots te maken gaan krijgen. Ze zijn bang dat de persoonlijke interactie tussen arts en patiënt verloren gaat, omdat robots wel de feiten kunnen presenteren, maar niet in staat zijn tot de emotie en empathie waar een arts wel toe in staat is. Gaan de analyselaboratoria binnen afzienbare tijd over de kop? Volgens sommigen evolueren we naar thuistests en thuisafnames van onder andere bloed. Dat gebeurt met piepkleine, zeer gemakkelijk te gebruiken apparaa tjes. In principe zal geen enkel terrein van de klinische biologie aan die ontwikkeling ontkomen. Ziekenhuizen maken al gebruik van het draagbare apparaat i-Stat Alinity dat in enkele minuten tijd een druppel bloed analyseert. Met myLAB Box kan een patiënt zichzelf thuis testen op soa’s.
One step beyond De ontwikkeling in de genetica laat ons toe om nog een stap verder te gaan. Van preventieve naar predictieve en gepersonaliseerde geneeskunde. Vandaag brengen we ons DNA, onze unieke genetische code, in 3 uur tijd in kaart. De vraag is: wat doen we ermee? Wil je überhaupt weten wat dat DNA over jou te zeggen heeft?
We halen nu al informatie uit de decodering van het genoom, de darmflora, de medische beeldvorming, enzovoort. We kunnen 5 jaar vóór de diagnose al de eerste tekenen van Alzheimer detecteren. Als we lang van tevoren kunnen vaststellen dat een patiënt een ziekte zal krijgen, kunnen we zorgen dat ze voor een groot deel afgezwakt is als ze doorbreekt. Mogelijk kunnen we ze zelfs voorkomen door de patiënt een andere levenswijze voor te schrijven. Stel dat je bij je geboorte perfect kan vertellen of en wanneer je diabetes krijgt, wanneer je welke kanker ontwikkelt en wat je risico is om een hartaanval te krijgen? Overigens is dit alles niet nieuw. Het is eigenlijk iets dat dokters al vele jaren doen. Nu alleen grootschaliger, meer gericht, een stuk sneller én efficiënter. Het onderbuikgevoel, de kennis en ervaring, de klinische blik … gekoppeld aan data-gestuurde gezondheidszorg op algoritmen die werken met big en deep data. De voorspellende gezondheidszorg is een voldongen feit bij preventie, curatie en beleidsvorming geworden.
Het menselijke in ‘man and machine’ Wat met het menselijke aspect van de zorg? Zolang we de technologie als hulpmiddel beschouwen, kan ze het menselijke aspect van zorg enkel ten goede komen. Artsen en andere zorgverleners zullen hun tijd efficiënter kunnen inzetten op die aspecten die er echt toe doen, meer tijd vinden om te luisteren, te adviseren en te ondersteunen.
Zolang we de technologie als hulpmiddel beschouwen, kan ze het menselijke aspect van zorg enkel ten goede komen. Onze opdracht? Een gezond huwelijk tussen ‘man and machine’ bereiken. De technologie omarmen en ze doelmatig gebruiken. Om aan betere preventie en predictie te doen. Juist om onze zorg een menselijker gelaat te geven.
Bart Demyttenaere
5
Na de pandemie de burn-out-epidemie? Burn-out is een van de ziektebeelden van onze tijd. “In mijnen tijd bestond dat niet”, zegt mijn 86-jarige buurvrouw altijd. Hoewel het een vrij recent fenomeen is, zijn er al ontelbare studies aan gewijd. En het onderwerp blijft ons, in de wetenschap én in de media, fascineren. Met de Socialistische Mutualiteiten wilden we onderzoeken wat de zorgconsumptie is van mensen met een gediagnosticeerde burn-out in de periode vóór en tijdens hun arbeidsongeschiktheid. Het doel was om elementen op te sporen die ons een beter inzicht geven in de aanpak van deze aandoening.
Opzet onderzoek Binnen ons ziekenfonds zijn de adviserend-artsen op 1 januari 2017 gestart met het coderen met de ICD-code voor burn-out. Dat geeft ons de mogelijkheid om deze doelgroep afzonderlijk te analyseren. Op basis van de ICD-10-code voor burn-out selecteerden we alle leden die tussen 1 januari 2017 en 30 juni 2018 arbeidsongeschikt waren met als primaire diagnose burn-out. We selecteerden enkel titularissen van 18 tot en met 65 jaar die werken als bediende of arbeider (algemeen regime) of als zelfstandige. Zo verkregen we een selectie van 1630 leden. In dit rapport bekijken we: • de duur van de arbeidsongeschiktheid • het profiel van de leden met een burn-out • de consumptie van gezondheidszorgen, zoals doktersbezoeken en medicatie. De analyse van de profielen toont aan dat de meerderheid vrouwen zijn (61 %) met een gemiddelde leeftijd van 41 jaar. Opvallend is dat bijna 1 op 5 tussen 18 en 30 jaar is, wat duidelijk aangeeft dat burn-out ook op vrij jonge leeftijd en in het begin van de beroepscarrière kan voorkomen. 64 % is bediende, tegenover 35 % arbeiders en 1 % zelfstandigen.
6
Medische consumptie bij burn-out Bijna alle mensen met een burn-out bezochten de huisarts in de maand dat ze arbeidsongeschikt werden (1585 van de 1630 leden, ofwel 97 %). Wanneer we in detail het aantal raadplegingen in de 1ste maand arbeidsongeschiktheid bekijken, zien we dat 35 % de huisarts 1 keer bezoekt, 40 % 2 keer, 17 % 3 keer en 8 % 4 keer of meer.
Er is een duidelijke piek te zien in de 1ste maand arbeidsongeschiktheid, naar alle waarschijnlijkheid voor een groot deel gelinkt aan de attestering van arbeidsongeschiktheid evenals verlengingen van de arbeidsongeschiktheid. Ook in de maanden vóór de intrede in arbeidsongeschiktheid zien we al een stijging van het aantal bezoeken bij de huisarts, wat aangeeft dat klachten al een tijdje bezig zijn vooraleer men officieel arbeidsongeschikt wordt.
Huisartsen stellen uitsluitingsdiagnose Bij de start van de arbeidsongeschikt-
heid zien we een opvallende piek bij het voorschrijven van klinische biologie: er worden gemiddeld 7 prestaties gefactureerd in de 1ste maand van de ongeschiktheid. Bij 1 op 4 wordt op het moment dat ze stoppen met werken omwille van burn-out minstens 1 prestatie klinische biologie gefactureerd. In 82 % van de gevallen schrijft de huisarts deze voor. Wanneer we bekijken hoeveel perso-
nen met een burn-out minstens 1 test krijgen vanaf 3 maanden vóór tot 3 maanden ná de start van de arbeidsongeschiktheid, zien we dat 6 op 10 minstens 1 test kreeg in de periode ervoor. We weten ook dat de huisarts deze testen in 72 % van de gevallen voorschrijft. Deze resultaten wijzen erop dat veel huisartsen een medische uitsluitingsdiagnose stellen en niet louter getuigschriften arbeidsongeschiktheid voorschrijven, ook al in de periode voordat de patiënt stopt met werken. Het overgrote deel van de aangevraagde testen betreft virale serologie.
13 % raadpleegt psychiater na diagnose De huisarts kan, indien nodig, de patiënt doorverwijzen naar een psychiater bij ernstige klachten of voor een verdere psychopathologische diagnosestelling. Voor de start van de arbeidsongeschiktheid bezocht 3 % van de leden met een burn-out een psychiater. Na de start bezoeken opmerkelijk méér leden met een burn-out een psychiater: 13 procent. Een burn-out kan samengaan met lichamelijke klachten waaronder spierspanning met pijn ter hoogte van de ruggengraat (zowel rug als nek). Hiervoor wordt vaak kinesitherapie voorgeschreven. Ook wordt regelmatig relaxatie- en ademhalingskinesitherapie voorgeschreven. We zien dat enkel bij mensen met een langdurige burn-out (> 6 maanden) het aantal prestaties kinesitherapie toeneemt na de start van de arbeidsongeschiktheid. Ook dit wijst op een zwaardere lichamelijke klachten bij mensen met een langdurige burn-out.
Toch veel antidepressiva voorgeschreven Hoewel medicatie niet de 1ste keuze is bij de behandeling van burn-out, stellen we vanaf de start van de ziekteperiode een grote toename vast van het gemiddeld aantal dagdosissen (DDD) dat patiënten bij hun apotheker kochten. Het betreft hoofdzakelijk antidepressiva. Vóór de arbeidsongeschiktheid nam 17 procent al een antidepressivum, daarna stijgt het naar 39 %.
Wanneer we kijken naar het aantal terugbetaalde consultaties bij de psycholoog (via de aanvullende verzekering), dan zien we dat de meeste leden die dergelijke prestaties hebben binnen het
jaar 5 consultaties bij een psycholoog terugbetaald kregen.
Conclusies Burn-out heeft ontegensprekelijke effecten op de gezondheidsconsumptie. Onze studie maakt duidelijk dat patiënten méér op raadpleging gaan bij hun huisarts of een specialist en dat ze vaak en snel antidepressiva voorgeschreven krijgen. Bij de behandeling van burn-out speelt de huisarts blijkbaar een sleutelrol. Het is ook opvallend dat de zorgconsumptie al begint toe te nemen in de maanden vóór de arbeidsongeschiktheid. Voor de diagnose wordt gesteld, gaan mensen al naar de dokter, worden ze al klinisch onderzocht, nemen ze soms al medicatie. Hier schuilt misschien een hefboom om arbeidsongeschiktheid te voorkomen. Hoewel medicatie niet de 1ste keuze is bij burn-out, neemt het geneesmiddelengebruik fel toe vanaf het begin van de ziekte. Het gaat vooral om geneesmiddelen die inwerken op het zenuwstelsel, zoals zware pijnstillers, antidepressiva en antipsychotica, die bij ongeveer 4 op 10 al vlug voorgeschreven worden. We zagen dat slechts 1 op 3 leden met recht op terugbetaling uit de aanvullende verzekering een consult had bij een psycholoog binnen de 12 maanden na de start van de arbeidsongeschiktheid. Een gevolg van de afwezigheid (in 2017) van een wettelijke terugbetaling.
Aanbevelingen Kunnen we arbeidsongeschiktheid voorkomen? Er dienen zich in elk geval mogelijkheden aan. Mogelijk kunnen
huisartsen die signalen opvangen, mits de toestemming van de patiënt, de arbeidsarts contacteren om samen met de preventieadviseur een werkaanpassing te bepleiten. Die optie bestaat, maar is onbekend en wordt onderbenut. Investeringen in kwaliteitsvolle en betaalbare eerstelijnsgezondheidszorg zijn in opmaak. Die kunnen leiden tot een betere psychologische aanpak met een daling van het gebruik van psychotrope medicatie. Het verassend hoge gebruik van onder andere antidepressiva (tot 40 %) wijst op een moeilijke diagnose waarbij er ook overlap kan zijn met bijvoorbeeld depressie en waar er nood is aan een duidelijkere definitie en betere behandelrichtlijnen. Anderzijds is hiermee ook het belang van brede, kwaliteitsvolle en betaalbare eerstelijnsgeestelijke gezondheidszorg nogmaals aangetoond. Het is duidelijk dat een zeer vroege interventie en stappen naar re-integratie van in den beginne cruciale elementen zijn in de beheersing van burn-out en langdurige arbeidsongeschiktheid. Aandacht voor werkbaar werk en vroegdetectie van signalen kunnen binnen de preventie van arbeidsongeschiktheid Bart Demyttenaere Onderzoek door Annelies Meeus, Marijke Van Duynslaeger en Mireille De Bruyn
7
Iedereen heeft de mond vol van ons orthodontievoordeel!
Wil je extra verzekerd zijn tegen hoge tandkosten?
En terecht. Want bij De Voorzorg en Bond Moyson zijn je tanden in goeie handen. Elk lid heeft recht op 1050 euro terugbetaling voor orthodontie bij kinderen. Zonder extra premie, inbegrepen in je lidmaatschap.
Neem dan onze tandverzekering DentaPlan. Je krijgt terugbetalingen tot 1483,60 euro per jaar.
Lees alle info op:
www.devoorzorg-bondmoyson.be/tandvoordeel
Orthodontievoordeel onder voorbehoud van goedkeuring door de Controledienst der Ziekenfondsen. Bij betwisting gelden de statuten van de MOB Solidariteit. De tandverzekering DentaPlan wordt aangeboden door VMOB SoHo, Sint-Jansstraat 32-38, 1000 Brussel. VMOB SoHo is een verzekeraar toegelaten onder nr. 350/01 om de tak 2 “ziekte” te beoefenen. DentaPlan is onderworpen aan het Belgisch recht. De algemene voorwaarden en gedetailleerde informatie over DentaPlan zijn terug te vinden op onze website www.devoorzorg-bondmoyson.be/dentaplan. Klachten in verband met het verzekeringscontract of de uitvoering ervan kunnen gericht worden aan VMOB SoHo of rechtstreeks aan de Ombudsman van de Verzekeringen (de Meeûssquare 35, 1000 Brussel).
8