In de praktijk - 3de trimester 2021

Page 1

in de praktijk informatieblad van de Socialistische Mutualiteiten voor de arts nr. 3 – 3de trimester 2021

3

4

6

Nieuwe IVD-verordening vanaf 2022

Schrijf gelijkheid voor

Huisbezoeken in woonzorgcentra correct factureren


Gedeeld medicatieschema

Naar een vlotte samenwerking tussen alle zorgactoren Welke actieve geneesmiddelen neemt een patiënt, zowel op voorschrift als zonder voorschrift afgeleverd? Dat wordt visueel weergegeven in het medicatieschema, een schematisch en globaal overzicht van alle medicatie.

Het gedeeld medicatieschema is een elektronisch gedeeld document tussen zorgverleners die in therapeutisch contact staan met de patiënt en dat gedeeld wordt in het kader van de zorgcontinuïteit van de patiënt, en op voorwaarde dat de patiënt zijn geïnformeerde toestemming heeft gegeven. Het is aangemaakt of bijgewerkt door alle zorgverleners die bij de medicamenteuze zorg van de patiënt betrokken zijn.

Het wordt gepubliceerd in het regionale gegevenssysteem, de zogenaamde regionale ‘kluis’. Het gedeeld medicatieschema is een belangrijk instrument en hulpmiddel voor de multidisciplinaire samenwerking tussen zorgverleners alsook voor de patiënt. Als iedere actor in het zorgteam zijn rol en verantwoordelijkheid correct opneemt, dan:

• vergemakkelijkt dit het werk van voorschrijvers en apothekers omdat ze een volledige en actuele lijst van geneesmiddelen ter beschikking hebben, • maakt dit het zorgproces, in het bijzonder de continuïteit van de zorg, transparanter, • is dit een communicatiemiddel op basis waarvan alle belangrijke en relevante informatie ter beschikking is, waardoor men correctere beslissingen kan nemen; • maakt dit het zorgproces ook veiliger. Meer info over het gedeeld medicatieschema verschijnt in de RIZIV-brochure ‘Het gedeeld medicatieschema: naar een vlotte samenwerking tussen alle zorgactoren’. Alain Bourda

Colofon

In de praktijk is een informatieblad voor de arts, uitgegeven door het Nationaal Verbond van Socialistische Mutualiteiten. Redactieadres: In de praktijk • Sint-Jansstraat 32, 1000 Brussel T 02 515 04 61 • F 02 515 05 52 • E indepraktijk@socmut.be Hoofdredactie: Bart Demyttenaere Schreven mee aan dit nummer: Stiene Billen, Alain Bourda, Bart Demyttenaere, Kim Isenborghs, Véronique Mertens, Dimitri Neyt, Charlotte Poulussen, Nathan Wittock Lay-out: artoos group Druk: Goekint Graphics Verantwoordelijke uitgever: Paul Callewaert, Sint-Jansstraat 32, 1000 Brussel Afgiftekantoor: Brussel X, driemaandelijks tijdschrift, 3de trimester 2021

2


Klaar voor de nieuwe IVD-reglementering? Waarschijnlijk heb je ondertussen al wat informatie zien voorbijkomen over de wijzigingen in de regelgeving medische hulpmiddelen voor in-vitro diagnostiek (IVD). Op 26 mei 2022 zal de Europese Verordening 2017/746 inzake IVD-hulpmiddelen volledig van toepassing zijn. Vanaf dat moment moeten alle fabrikanten van IVD-hulpmiddelen zich aan de nieuwe regels houden. Voor de medische hulpmiddelen die geen betrekking hebben op in-vitro diagnostiek is er een aparte Verordening 2017/745 inzake medische hulpmiddelen die al volledig van toepassing is sinds 26 mei 2021.

Naar aanleiding van borst­implantaten Beide Europese verordeningen zijn tot stand gekomen naar aanleiding van het schandaal rond lekkende PIP-borst­ implantaten. De producent van deze implantaten had goedkopere industriële siliconengel gebruikt in plaats van medische siliconengel. Industriële siliconengel is echter niet geschikt voor het menselijk lichaam. De gevolgen voor de duizenden patiënten waren aanzienlijk. Er weerklonk dan ook een roep om meer transparantie en verantwoording in de productieprocessen.

Verordening geeft rechtstreeks rechten en verplichtingen Als beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg is het belangrijk om te weten dat Europese verordeningen strenger zijn dan Europese richtlijnen. In tegenstelling tot richtlijnen hebben verordeningen een directe werking. Een verordening moet dus niet eerst omgezet worden naar nationale regelgeving. Burgers en bedrijven kunnen er rechtstreeks rechten aan ontlenen én de verplichtingen zijn rechtstreeks bindend.

werking van een pool van deskundigen op EU-niveau. 2. Een aanscherping van de aanwijzingseisen en de toezichtprocedures voor aangemelde instanties.

De IVD-verordening voert de volgende regels in:

3. Opname van bepaalde esthetische hulpmiddelen met dezelfde kenmerken en hetzelfde risicoprofiel als soortgelijke medische hulpmiddelen in het toepassingsgebied van de verordeningen.

1. Een strengere voorafgaande controle van hulpmiddelen met een hoog risico, door een toetsing vooraf met mede-

4. Een nieuw risicoclassificatiesysteem voor medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek overeenkomstig

Nieuwe regels inzake IVD-hulpmiddelen

de internationale richtsnoeren. 5. Stimuleren van meer transparantie door middel van een uitgebreide EU-databank over medische en IVD-hulpmiddelen (EUDAMED) en een systeem voor de traceerbaarheid van hulpmiddelen op basis van een unieke code voor hulpmiddel­ identificatie (UDI). 6. Invoering van een verplichte implantaatkaart voor patiënten met informatie over geïmplanteerde medische hulpmiddelen, waaronder de unieke identificatiecode en de gegevens van de fabrikant.

>>> 3


7. Aanscherping van de regels voor klinisch bewijsmateriaal, waaronder een EU-wijde gecoördineerde toestemmingsprocedure voor klinische onderzoeken verspreid over meerdere centra. 8. Aanscherping van de eisen ten aanzien van het markttoezicht door fabrikanten na het in de handel brengen. 9. Betere coördinatie tussen EU-landen op het gebied van vigilantie en markttoezicht.

Wat betekent dit voor je praktijk? Als zorgverlener zal je vanaf mei 2022 kunnen nagaan of de IVD-hulpmiddelen die je voorschrijft al gecertificeerd zijn volgens de nieuwe IVD-verordening. Als zorgverlener zal je namelijk toe-

gang kunnen krijgen tot informatie via de nieuwe Europese databank voor medische hulpmiddelen en medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek (EUDAMED). Deze databank zal vanaf mei 2022 operationeel zijn. Verder wordt er specifiek voor geïmplanteerde medische hulpmiddelen een Centraal Traceringsregister (CTR) opgezet, dat beschikbaar is op het eHealth-platform overeenkomstig het KB van 27 september 2020. Het eHealth-platform centraliseert alle gegevens rond de plaatsing of verwijdering van implanteerbaar medische hulpmiddelen. Zorgverleners moeten elke plaatsing en verwijdering melden en een aantal gegevens registreren. Enkel de patiënt en de arts die de operatie uitgevoerd heeft of die een therapeutische relatie heeft met de patiënt kunnen deze meldingen raadplegen.

Belangrijk voor labo’s Als je in een (ziekenhuis)laboratorium werkt, moet je weten dat de verordening geldt voor álle laboratoria die IVD-hulpmiddelen produceren, ongeacht of ze klinisch, chemisch of farmacologisch van aard zijn. Heeft je labo of zorginstelling een eigen methode ontwikkeld en produceer je die in-house? Dan ben je voor de IVD-verordening ook een fabrikant. De hogere kwaliteitseisen zijn dan ook op jullie van toepassing. De algemene veiligheids- en prestatie-eisen staan vermeld in Bijlage I van de IVD-verordening. Meer weten? Kijk op europa.eu, fagg.be en ehealth.fgov.be voor meer informatie. Charlotte Poulussen

Schrijf gelijkheid voor Een gezondheidszorg die dicht bij de mensen staat maakt mensen gezondheidsvaardig. Betere gezondheidsvaardigheden zorgen op hun beurt voor meer gelijkheid in de samenleving. Hoe gelijker een samenleving, hoe gezonder ze is. Daarom wil solidariteits­beweging FOS, samen met de Socialistische Mutualiteiten en hun socioculturele verenigingen, de beleidsmakers aanzetten tot actie. 20 jaar nochtans daalde, is sinds 2020 terug in stijgende lijn. Terwijl enkele rijken profiteren, worstelen mensen in armoede over de hele wereld om te overleven. Veel vrouwen, mensen met een migratieachtergrond en historisch onderdrukte groepen.

De COVID-19-pandemie is een diepe schok voor onze samenlevingen. Het heeft een verwoestende impact op

4

het sociaaleconomisch leven. Maar de impact is niet voor iedereen gelijk. De wereldwijde armoede, die de afgelopen

Samen met de ongelijkheid, groeit de gezondheidskloof. Dat is het gevolg van alle sociale ongelijkheden in de verschillende lagen van onze samenleving. De omstandigheden, waarin we geboren worden, werken, opgroeien, leven en ouder worden, de sociale normen en hoe onze samenleving georganiseerd is, hebben allemaal een invloed op onze gezondheid. Door gebrek aan geld, kennis en een ongelijke toegang tot gezondheidszorg, hebben kwetsbare groepen een slechtere gezondheid. Zij kennen, door een minder gezonde


levensstijl, minder (gezonde) levensjaren. Dit fenomeen noemen we de gezondheidskloof. De helft van de wereldbevolking heeft niet voldoende toegang tot basisgezondheidszorg. Bovendien is de zorg vaak gefragmenteerd en van slechte kwaliteit. Gezondheid is ons hoogste goed. Deze systeemcrisis schreeuwt om een systeemverandering. De gezondheidsdiensten, die veelal gericht zijn op het genezen van ziektes, zijn niet berekend op de uitdagingen van de 21ste eeuw. Gezondheidspromotoren bevragen patiënten over hun behandeling in het ziekenhuis: begrijpen ze welke ziekte ze hebben, kunnen ze uitleg geven over hun behandeling? Met deze feedback trekken ze naar lokale besturen.

Sterk in gezondheid Een ondergewaardeerde ‘sociale determinant van gezondheid’ is het inzetten op betere gezondheidsvaardigheden. Deze term refereert naar de kennis, de motivatie en het vermogen van personen om de informatie over gezondheid te bekomen, begrijpen en te verwerken. Door gezondheidsvaardiger te zijn kunnen mensen een passende keuze maken om hun gezondheid en levenskwaliteit te behouden of te verbeteren. In Europa heeft een 1/3 van de bevolking onvoldoende gezondheidsvaardigheden. In België spreekt men over 30 tot 45 procent. Factoren die hierin een bepalende rol spelen, zijn opleidingsniveau en socio-economische status, maar ook de kennis van de taal en de culturele en sociale omgeving. Al zijn er

geen wereldwijde cijfers voorhanden, door gebrekkige of afwezige gezondheidssystemen in heel veel landen, kunnen we ervan uitgaan dat het cijfer op wereldschaal nog stukken hoger ligt. Te vaak omwille van een slecht gezondheidsbeleid, springen gezondheidsactivisten wereldwijd in de bres. Ze informeren en activeren hun gemeenschappen over hun rechten. Ze doen aan preventie binnen hun wijken en zoeken naar de oorzaken van concrete gezondheidsproblemen in hun leefomgeving. Tenslotte pakken ze die aan. Ze promoten een gezondere levensstijl. Gesterkt door hun werk, trachten ze aansluiting te vinden bij de overheid om hun situatie structureel te verbeteren.

Mensgericht beleid Participatie verhoogt het collectief bewustzijn van gezondheid. Dat kan heel belangrijk zijn. Denk maar aan het socialiseren van de noodzakelijke basismaatregelen voor het terugdringen van een pandemie of aan de uitrol van een vaccinatiestrategie. Mensen, die actief betrokken zijn bij hun gezondheid, worden gezondheidsvaardig als mens en/of patiënt. Ze leven gezonder, waardoor de nood aan de medische zorg vermindert. De gezondheidsactivisten uit onze partnerorganisaties staan dicht bij de mensen in hun wijk of gemeenschap. Ze verbeteren daar de gezondheidsvaardigheden. Ze leveren fantastisch werk. Uit noodzaak, omdat het gebrek aan kwaliteitsvolle diensten en de noden zo hoog zijn. Eigenlijk zouden zij dat niet moeten doen.

HÉT MIDDEL DAT IEDEREEN GEZONDER MAAKT. Schrijf gelijkheid voor op gelijkmaaktgezond.be

FOS_Campagnebeeld_A3.indd 1

03/02/2021 11:16

Overheden moeten niet alleen zorgen dat de bevolking het recht op gezondheid kan opnemen, maar moeten bovendien kiezen voor een gezondheidsbeleid dat actief inzet op het verbeteren van gezondheidsvaardigheden. Alleen dat maakt een overgang naar gezondheidszorgsystemen, die mensen en hun leefomgeving centraal stellen, mogelijk. Zo’n gezondheidszorgsysteem is beter voorbereid om te reageren op gezondheidscrisissen. Het werkt actief de gezondheidskloof weg en tenslotte pakt het de ongelijkheid in de maatschappij aan. Het is hét middel waar iedereen gezonder van wordt.

Stiene Billen, FOS

Gelijk maakt gezond Wanneer de bevolking een laag niveau van gezondheidsvaardigheden heeft, uit zich dit in meer chronische ziekten, minder preventieve zorg en een kortere levensverwachting. Mensen met goede gezondheidsvaardigheden leven in een meer gelijke samenleving. Ze kennen meer veiligheid en leven langer. FOS, de Socialistische Mutualiteiten, S-Plus en VIVA-SVV vragen aan beleidsmakers om actief in te zetten op het verhogen van gezondheidsvaardigheden. Door samen met ons gelijkheid voor te schrijven, kan ook jij hen aanzetten tot actie! Teken de petitie op www.gelijkmaaktgezond.be.

5


Onduidelijkheid troef over ‘huisbezoeken’ in woonzorgcentra Op basis van een melding gaf het NIC Datamining & Controle het IMA de opdracht om bezoeken van huisartsen bij patiënten in woonzorgcentra te controleren. Passen huisartsen de nomenclatuurregels rond huisbezoeken in woonzorgcentra correct toe? Of kennen huisartsen zichzelf de verplaatsingsvergoeding voor een enkel bezoek toe, ook al bezoeken ze op hetzelfde moment meerdere patiënten in eenzelfde woonzorgcentrum? Interpretatieregel 01 van art.2 van de nomenclatuur stelt inderdaad op vandaag : Onder bezoek bij de rechthebbende thuis moet worden verstaan, de verstrekking die de rechthebbende aanvraagt daar waar hij gewoonlijk tijdelijk of toevallig woont - behalve wanneer die rechthebbende verblijft in een geneeskundig centrum waarheen hij is gegaan om er verzorging te ontvangen : moet met name als een bezoek bij de rechthebbende thuis worden beschouwd, de verstrekking die wordt verleend, door een geneesheer die wordt geroepen naar een bejaardentehuis, een kinderbewaarplaats of elke andere inrichting waarin de rechthebbende verblijft met een ander doel dan een observatie of medische behandeling, of ook nog op de openbare weg bij een ongeval.

Vergoeding voor een verplaatsing binnen woonzorgcentrum? Iedere huisarts heeft wel een aantal vaste patiënten in een woonzorgcentrum verblijven en bezoekt zijn of haar patiënten dan ook regelmatig. Normaal stelt de nomenclatuur dat hiervoor de gebruikelijke regels van ‘huisbezoeken’ dienen te worden toegepast. De regels voor huisbezoeken voor erkende huisartsen staan expliciet vermeld in art.2: • 103132 Bezoek door de huisarts N 5,6 + D 4 + E 1 • 103412 Bezoek naar aanleiding van eenzelfde reis voor twee rechtheb­ benden door de huisarts N 5,6 + D 4 + E 0,5 • 103434 Bezoek naar aanleiding van eenzelfde reis voor meer dan twee

6

rechthebbenden door de huisarts N 5,6 + D 4 + E 0,33 Bezoekt de huisarts op hetzelfde moment meerdere patiënten in eenzelfde woonzorgcentrum, dan dient hij naast de code 103132 vanaf de 2de patiënt de codes 103412 en 103434 aan te rekenen. Het honorarium voor huisbezoek bestaat immers uit 3 onderdelen: de N-waarde betreft het eigenlijk honorarium, de D-waarde vergoedt de beschikbaarheid en de E-waarde vergoedt de verplaatsing. Het lijkt dan ook evident dat honoraria die tijdens eenzelfde verplaatsing worden uitgevoerd maar 1 keer kunnen genieten van een verplaatsingsvergoeding. Toch kregen de verzekeringsinstellingen op het terrein meldingen van enkele huisartsen die vrij systematisch de hoger gehonoreerde code 103132 bij elk individueel bezoek aanrekenden. Via het Intermutualistisch Agentschap (IMA) werd daarom een analyse uitgevoerd bij alle huisartsen die huisbezoeken in woonzorgcentra attesteerden. Er werd een selectie gemaakt van de patiënten in ROB/RVT in 2017. Deze

werden gemaakt op basis van de facturatie van chronische dagforfaits ROB/ RVT. Zo’n 175 000 patiënten werden op deze manier geselecteerd en aan een ROB/RVT toegewezen. Vervolgens werden de patiënten die in 2017 in meer dan een ROB/RVT hebben verbleven uit de selectie gefilterd. Dit omdat een patiënt slechts tot één ROB/ RVT toegewezen kon worden. Na deze filter bleven er 155 000 unieke patiënten over.

Resultaten van de analyse In totaal factureerde 11 115 huisartsen samen 1 908 502 bezoeken bij patiënten in een ROB/RVT in 2017. Hiervan werden 1 104 634 bezoeken uitgevoerd bij minstens 2 patiënten op dezelfde dag in hetzelfde woonzorgcentrum. Het gaat hier om 58 procent van alle bezoeken. Hiervan werden 336 136 bezoeken gefactureerd als een bezoek aan één rechthebbende; dat is ongeveer 30 procent van de meerpersoonsbezoeken of 18 procent van alle bezoeken. Bij die 18 procent bezoeken

1,9 miljoen

bezoeken totaal 1,1 miljoen bezoeken minstens 2 rechthebbenden

336 136 bezoeken gefactureerd als bezoek voor 1 rechthebbende 30 % van meerpersoonsbezoeken 18 % van totaal

58 %

van totaal


kunnen we ons dus vragen stellen. Het valt ook op dat een groot deel (72 %) van de huisartsen die in 2017 minstens 1 patiënt in een ROB/RVT heeft bezocht, minstens 1 keer een bezoek aan 1 rechthebbende heeft gefactureerd voor bezoeken aan meerdere patiënten op dezelfde dag in hetzelfde ROB/RVT.

Artsen op de hoogte gebracht De algemene resultaten van de analyse op de data van 2018 verschillen niet veel met de resultaten op de data van 2019. Deze werden dan ook gebruikt om de top 30 van huisartsen op te stellen die bezoeken in ROB/RVT het vaakst foutief aangerekend hebben. Zoals gebruikelijk werd deze lijst gecommuniceerd aan de DGEC, zodat nagegaan kon worden voor welke verstrekkers er eventueel al een onderzoek loopt. Dat was het geval bij 4 huisartsen in de top 30. Deze 4 artsen kregen bij gevolg geen bijkomende brief.

3061 huisartsen kregen een brief met felicitaties voor het correct factureren Daarnaast werden 864 huisartsen gedetecteerd die in 2019 minstens 100 bezoeken in een ROB/RVT foutief gefactureerd hebben. Zij ontvingen, na een aftoetsing met de antifraudecommissie en de Medicomut, een brief met een opfrissing van de nomenclatuur. Ten slotte werden ook 3061 huisartsen gevonden die in 2019 geen enkele fout hebben gemaakt bij het factureren van bezoeken in een ROB/RVT. Zij kregen allemaal een brief met felicitaties voor het correct toepassen van de reglementering. Uit antwoorden op de brieven blijkt enerzijds dat de nomenclatuurregels niet voldoende gekend zijn. Anderzijds werd de fout vaak bij een ander gelegd. Hetzij bij de woonzorgcentra, hetzij bij eigen medewerkers. Een sensibilisering van de sector was dus van groot belang.

11 115 huisartsen factureerden bezoeken in een WZC

8 058 huisartsen (72 %) factureerden bezoeken aan meerdere patiënten in eenzelfde WZC telkens met een code 103132

Huisartsen: erken verschil met klassiek huisbezoek De problematiek werd in 2020 in de nationale commissie artsen-ziekenfondsen besproken en er werd een aangepast nomenclatuurvoorstel ingediend bij de Werkgroep Huisartsen van de Technisch Geneeskundige Raad. De huisartsen vinden dat de nomenclatuur moet erkennen dat er een verschil is tussen een klassiek huisbezoek bij een gezin thuis en een bezoek aan een patiënt in een woonzorgcentrum. Oudere patiënten vertonen vaak een complexe combinatie van pathologieën en vereisen dus meer tijd. Sommige woonzorgcentra zijn groot, waardoor de arts tijd moet voorzien om zich tussen afdelingen te verplaatsen. En een patiënt die zich in de eetzaal of ontspanningsruimte bevindt, moet naar de kamer worden gebracht alvorens

8 971 huisartsen (80 %) factureerden bezoeken aan meerdere patiënten in eenzelfde WZC

het klinisch onderzoek kan beginnen. Voor de huisarts is het ten slotte niet altijd evident om een verpleegkundige te vinden die het bezoek kan begeleiden, als dat nodig is. Wat de andere partijen ook van die argumenten mogen vinden, dit debacle biedt in elk geval de kans om een fundamenteel debat te voeren over wat in een honorarium inbegrepen is en wat niet. En op basis van welke criteria er gedifferentieerd kan worden in honoraria. Misschien biedt het zelfs kansen om onze nomenclatuur, jawel, te hervormen. En kunnen we daarbij zelfs nadenken over andere en eventueel gecombineerde financieringen. Het voorstel doorloopt de gebruikelijke TGR-procedure. Wordt vervolgd. Bart Demyttenaere

7


KCE-rapport doorgenomen

Hoe duurzaam is het Belgisch gezondheidssysteem? Het Kenniscentrum onderzocht in rapport 341 hoe projectiemodellen gebruikt kunnen worden in de jaarlijkse performantierapporten ‘Health Systems Performance Assessment’. Aan de hand van projecties wilden de onderzoekers de veerkracht van ons systeem inschatten bij acute schokken, zoals de huidige gezondheidscrisis, en onder invloed van chronische spanningen, zoals de vergrijzing van de bevolking. Duurzaamheid In het rapport vertrekt het KCE van 6 duurzaamheidsbouwstenen gefor­mu­­ leerd door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Volgens dit model is de duurzaamheid van een gezondheidssysteem het gecombineerd product van de duurzaamheid van: • haar gezondheidsdiensten • het personeelsbestand • informatiesystemen • medische producten • haar financiering • en goed bestuur.

naar huisartsen op basis van projecties van de Planningscommissie Medisch Aanbod. Het aantal praktiserende huisartsen zal stijgen van 12 525 in 2021, over 12 844 in 2026 en 13 269 in 2031, tot 13 999 in 2036. Deze projecties, zo stelt men, zijn waarschijnlijk een onderschatting. Wat de vraag betreft verwacht men een stijging van 47,7 miljoen contacten met huisartsen in België in 2017 naar 51,9 miljoen in 2025 (+8,8 %). Op de korte termijn verwacht het KCE een onderaanbod, maar vanaf 2026 zal het aanbod sterk stijgen.

Personeelsbestand: vraag en aanbod

Kosten groeien sneller dan bbp

De vertaling naar meetbare indicatoren, waarvoor in België cijfers voorhanden zijn, leverde projecties op voor zowel het personeelsbestand als de financiering.

Op de korte termijn verwacht het KCE een onderaanbod huisartsen, maar vanaf 2026 zou het aanbod sterk stijgen. Inzake het personeelsbestand bespreekt het KCE het aanbod van en de vraag

8

Wat de duurzaamheid van ons financieringssysteem betreft is België in hetzelfde bedje ziek als de meeste OESO-landen. De uitgaven groeien immers sneller dan het bbp. Hoe komt dat? De hoge kostprijs van nieuwe medisch-techno­lo­gische toepassingen, hogere kwaliteitseisen door de bevolking en de vergrijzing en zorgvereisten die daarmee gepaard gaan. Concreet bedroegen de publieke gezondheidsuitgaven in 2019 37,2 miljard euro of 7,9 procent van het bbp. Dat zou aangroeien 10 procent tegen 2040. Opgesplitst naar zorgtype verwacht men een stijging van 6,4 procent naar 7,8 procent van het bbp voor acute zorgen en van 1,4 procent naar 2,3 procent

voor langdurige zorg. Tegen 2070 verwacht men zo’n 10,4 procent van het bbp nodig te hebben voor publieke gezondheidszorguitgaven. Daarenboven zijn de verwachtingen van het bbp over 5 jaar naar beneden bijgesteld door de huidige gezondheidscrisis. De vermelde aandelen liggen mogelijk dus hoger dan eerder ingeschat.

Gedeeltelijk plaatje Het nieuwe KCE-rapport is een belangrijke stap naar systematische inclusie van duurzaamheidsindicatoren in de jaarlijkse performantierapporten. Maar als duurzaamheid daadwerkelijk het product is van 6 bouwstenen, zullen we op deze manier telkens slechts een gedeeltelijk beeld krijgen. Het moet mogelijk zijn aan zinvolle gegevens­ verzameling te doen wat betreft de vraag naar en het aanbod van gezondheidsdiensten (bijvoorbeeld beschikbaarheid types zorgvoorzieningen per inwoner en regio), medische producten (kwaliteit en kostprijs), informatie­ systemen (uniformiteit platformen en efficiënte gegevensdeling) en zelfs efficiënt en goed bestuur (snelheid overheidsrespons op schokken). Het wordt uitkijken welke stappen het KCE daarin kan en wil zetten. Nathan Wittock


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.