Informatieblad van Solidaris voor de arts
Van verwarring naar begrip praktijk In de 4
01.2025

10
Telefonische consults Botst de prestatiefinanciering op haar grenzen? Het débacle rond de teleconsults zet aan tot denken.
Week van de valpreventie Maak kennis met de ergotherapeut als sleutelfiguur in detectie en preventie.

ADHD: een zoektocht naar diagnose en behandeling p.6
Iedereen mee?
NATHAN WITTOCK
Wie literatuur zoekt over de vraagstukken op het snijvlak van het medische en het sociale, hoeft niet ver te kijken vandaag. Een slordige 8 maanden na de verkiezingen verscheen immers het naamloze regeerakkoord van De Wever I. Volgens sommigen zal het akkoord onze economie als een raket de hoogte insturen. Anderen erkennen in de raket eerder een ijskoude douche. De neutrale toeschouwer hoopt dat enkele strenge jaren en wat engelengeduld toch de saguarocactus zullen doen bloeien – je weet wel, de zeldzame staatsbloem van Arizona. Vinden we inspiratie over de toekomst in de internationale, wetenschappelijke literatuur? Videbimus!
Rogers, K. (2025).
Party ideology and care policy: The decline of institutional care since 1950.
Journal of European Social Policy
Katren Rogers bestudeerde de deïnstitutionalisering van wat zij de 2 oudste voorbeelden van zorgbeleid noemt: (1) de grootschalige residentiële opvang van geesteszieken en (2) de klassieke weeshuizen. Sinds de jaren 1950 verdwenen deze vormen van zorgbeleid in functie van meer gespecialiseerde staatsinstellingen, meer informele en familiale zorg, dan wel marktgebaseerde, private instellingen.
De keuze voor het alternatief, zo stelt Rogers, was in grote mate afhankelijk van de evolutie van de politiekideologische strekking die aan de macht was. Conservatiefliberale regeringen verkiezen vermarkting. Sociaaldemocraten geven de voorkeur aan staatsinstellingen. En christendemocraten verkiezen doorgaans voluntarisme, ofwel een gereguleerde markt. Benieuwd wat onze ‘Grand Canyon government’, waarin al deze strekkingen vervat zitten, ons gaat voorschotelen.
O., & van der Wel, K. A.
Are there diminishing returns to social spending? Social policy, health and health inequalities in European countries. A comparative longitudinal survey data analysis.
Social Science & Medicine
Dragen investeringen in welzijnsbeleid bij tot een betere gezondheid? Verkleinen ze gezondheidsongelijkheden? En neemt dat effect af naarmate de investeringen toenemen? Is er m.a.w. een dalende toegevoegde waarde? Dat onderzochten Nordheim en van der Wel met een multilevel, logistische regressieanalyse van data van 321 404 Europeanen.
Niet geheel verrassend vonden ze dat investeringen in sociale bescherming de volksgezondheid positief beïnvloeden én ongelijkheden terugdringen. En, effectief, die effecten zijn minder uitgesproken in landen met een zeer hoge mate van investering in sociale bescherming.
Moeten we onze investering in dergelijk beleid dan terugschroeven? Niet per se. De meest waarschijnlijke verklaringen zijn immers dat de hoge uitgaven niet noodzakelijk gericht zijn op de meest kwetsbare bevolkingsgroepen en/of dat vooral de meer hooggeschoolde burgers weten hoe gebruik te maken van de overheidsin vesteringen (het mattheuseffect). Een goede stelregel blijft dat je ongelijkheid het best aanpakt door de kwetsbaren zo goed moge lijk te ondersteunen.
Te lang? Geen zorgen. We vatten samen.
Wat overheden met welzijn en zorg doen, hangt samen met de ideologieën van de deelnemende partijen. Wie trekt er aan het langste eind van de lasso in onze Arizonaregering?
Redactieadres
In de praktijk, SintJansstraat 32, 1000 Brussel indepraktijk@solidaris.be
Redactie
Hoofdredactie Bart Demyttenaere
Eindredactie Dimitri Neyt
Auteurs Hilde Baeyens
Philiep Berkein
Joeri Bouwens
Bart Demyttenaere
Ruth Lamers
Véronique Mertens
Steven Meynckens
Ilke Montag
Carolien Rietjens
Sanne Van de Velde
Marijke Van Duynslaeger
Nathan Wittock
Vormgeving
Jeroen Migneaux — 343
Druk
Bredero Graphics
Verantwoordelijke uitgever
Paul Callewaert, SintJansstraat 32, 1000 Brussel

Om de volksgezondheid te bevorderen en ongelijkheden terug te dringen, blijft het essentieel om te investeren in de ondersteuning van de meest kwetsbaren. Iedereen mee!
Afgiftekantoor Brussel X, driemaandelijks tijdschrift, trimester 2025
Abonneren www.solidaris.be/abonneren
Adreswijziging of uitschrijven indepraktijk@solidaris.be
In de praktijk is een informatieblad van Solidaris voor de arts. 4 keer per jaar informeren we specialisten en huisartsen over de ziekteverzekering, medische ontwikkelingen en de dienstverlening van ons ziekenfonds voor jou en je patiënt.




Ondersteuning bij complexe eetstoornissen
RUTH LAMERS
Vanaf 1 april 2025 kan er ook bij complexe eetstoornissen beroep gedaan worden op ondersteuning door supraregionale MAST-teams.
In februari vorig jaar startte een conventie eetstoornissen met een pakket gratis ambulante zorg voor jongeren tot en met 23 jaar met anorexia nervosa, boulimia nervosa en binge eating disorder. De huisarts, psychiater of kinderarts kan het zorgtraject opstarten en de jonge patiënt doorverwijzen naar een gespecialiseerde eerstelijnspsycholoog en een gespecialiseerd diëtist Doel is om het zorgaanbod toegankelijker te maken, hulp vroeger op te kunnen starten, ernstige eetstoornissen te vermijden en de druk op residentiële hulp verminderen.
Vanaf 1 april 2025 kunnen ambulante en residentiële zorgverleners bij complexe vragen ook een beroep doen
op ondersteuning van multidisciplinaire ambulante supportteams gelinkt aan de supraregionale referentiecentra eetstoornissen (MAST-supraregionaal). Deze supportteams bieden hulp bij complexe zorgtrajecten en kunnen de zorg, samen met het behandelend team, tijdelijk intensifiëren met een consult voor de patiënt en/of diens familie.
Als bijkomende intensiteit van zorg nodig is, kan de patiënt ook terecht voor een deeltijds behandelingsaanbod voor eetstoornissen aangeboden door het netwerk GGKJ. Het gaat om een gespecialiseerd therapeutisch aanbod waarbij jongeren, al dan niet samen met hun familie, kunnen werken aan hun eetvaardigheden, zelfbeleving en lichaamsbeleving, emotieregulatie, tijdsbeheer, sociale contacten.
Wat kan MAST voor jou betekenen?
Heb je als huisarts ondersteuning nodig bij een moeilijker zorgtraject?
Mazelen: check de vaccinatie-status
van 30’ers en 40’ers
RUTH LAMERS
Het voorbije jaar zagen we meerdere opstoten van mazelen.
Pijnpunt: nog niet iedereen in Vlaanderen is beschermd.
Uit serologisch bevolkingsonderzoek blijkt dat personen tussen de 30 en 40 jaar vaker onbeschermd zijn tegen mazelen dan andere leeftijdsgroepen. Daarom vraagt de Vlaamse overheid dat niet- of onvolledig gevaccineerden zich laten vaccineren tegen mazelen.
Is iemand maar 1 keer gevaccineerd?
Dan is 1 inhaalvaccinatie nodig.
Werd iemand nooit gevaccineerd of is de vaccinatiestatus twijfelachtig? Dan zijn 2 inhaalvaccinaties nodig, met een interval van 1 maand.
Werkzaam in de zorg?
Wie in de zorg werkt heeft door het veelvuldig contact met patiënten meer kans om mazelen op te lopen. Je komt ook vaker in contact met kwetsbare personen voor wie mazelen extra gevaarlijk zijn.
Polio:
extra aandacht voor personen die niet in België geboren zijn
In verschillende Europese landen werd recent het poliovirus aangetroffen in het rioolwater. Vaccinatie in vele landen buiten de EU gebeurt nog met het orale poliovaccin (OPV).
Sinds 2016 bevat dat vaccin enkel nog poliovirus type 1 en 3 (bOPV), géén poliovirus type 2 meer. Om volledig beschermd te zijn, moeten kinderen die enkel dat vaccin kregen minstens 1 dosis injecteerbaar geïnactiveerd poliovirusvaccin (IPV) krijgen.
Ook voor personen met een hoger risico op contact met het poliovirus via afvalwater of stoelgang, zoals zorgpersoneel of medewerkers in de kinderopvang, moet een onvolledige basisvaccinatie aangevuld worden met Imovax. Kijk op www.eetexpert.be of scan de QRcode voor meer informatie over de MASTteams.
100-tal huisartsen verantwoordelijk voor bijna aan telefonische consultaties

De telefoon rinkelt niet (meer) bij de huisarts
Huisartsen nemen 1 maand lang de telefoon niet meer op en vragen iedereen om langs te komen voor een voorschrift of een attest. Via media en sociale media worden geruchten en slogans de ether ingestuurd over de afschaffing van de telefonische raadplegingen bij de artsen. Terechte bezorgdheden worden gemengd met fake news en de zwarte piet wordt constant doorgeschoven. ‘t Is afwisselend de schuld van de mutualiteiten, een of ander artsensyndicaat dan wel de minister. Tijd om de feiten op een rij te zetten en een redelijke oplossing te vinden.
Tot voor de covid-pandemie waren telefonische consultaties niet echt aan de orde. Enkel wijkgezondheidscentra hadden ze in meer of mindere mate in hun praktijkvoering geïntegreerd. Corona heeft alles veranderd en in de dagen van de lockdown werden in allerijl zogenaamde ‘verstrekkingen op afstand’ in het leven geroepen om de continuïteit van zorg te kunnen garanderen. Het werd al snel duidelijk dat die zorg op afstand een blijvertje ging zijn. In de bevoegde RIZIV-organen werd een meer definitieve regeling uitgewerkt die na lange debatten op 1 augustus 2022 in voege trad.
Populaire telefonische consults
Hierbij werd naast een videoraadpleging ook gekozen om een telefonische raadpleging te creëren tegen een veel lager tarief dan de fysieke of de videoraadpleging. Sommigen, waaronder de Dienst voor Geneeskundige Evaluatie en Controle (DGEC), hadden hun bedenkingen over mogelijk abusief gebruik ervan. Een maximum van 4 per jaar moest hieraan verhelpen, samen met het vragen van een remgeld. Het maximum van 4 werd al zeer snel na groot protest op het terrein weer afgeschaft.
Na 2 jaar bleek dat de videoraadpleging niet het verhoopte succes had. De telefonische consults daarentegen kenden een explosieve groei: van ongeveer 2 miljoen gevallen in 2022 tot meer dan 7 miljoen gevallen in 2024.
Eerste analyses toonden aan dat enkele huisartsen erin slaagden om er meer dan 10 000 per jaar te attesteren. Naast alle fysieke raadplegingen, huisbezoeken en adviezen. Een kleine groep van een 100-tal huisartsen was verantwoordelijk voor bijna 10 % van het totale budget aan telefonische consultaties. Je kan wel raden dat bepaalde stemmen afkwamen met ‘I told you so’.
Bij de start werden de teleconsultaties gezien als een relatief ‘budgetneutrale’ oefening. De telefonische raadplegingen zouden een klein deel van de fysieke, beter gehonoreerde raadplegingen vervangen. Toen bleek dat de regeling daarentegen een meerkost van 68 miljoen euro (!) met zich meebracht. En dat het globaal artsenbudget deels hierdoor overschreden werd.
Er moest ingegrepen worden en na lange debatten binnen de Nationale commissie artsen-ziekenfondsen (Medicomut), werd beslist om ze ‘tijdelijk’ op 0 te zetten in afwachting van een betere en meer beheersbare regeling. Dit werd ook zo voorgesteld op het Verzekeringscomité van 7 oktober 2024 bij de goedkeuring van het budgetvoorstel voor 2025. Op één lid na, gingen alle artsensyndicaten hiermee akkoord.
“De telefonische consults kenden een explosieve groei: van 2 miljoen in 2022 tot meer dan 7 miljoen in 2024.”
Sindsdien is de commotie op het terrein groot en vliegen de verwijten heen en weer.
Over de grond van de zaak
Een telefonische raadpleging heeft haar beperkingen; zowel op gebied van inhoud als op gebied van veiligheid. Men is immers nooit 100 % zeker wie men aan de andere kant van de lijn heeft en de mogelijkheden voor essentiële semeiologische elementen van een raadpleging, zoals visuele inschatting en klinisch onderzoek, zijn niet voor handen.
Een telefonische raadpleging kán equivalent zijn aan een video-raadpleging en aan een fysieke raadpleging, op voorwaarde dat de juiste criteria vervuld zijn. Denk aan de SOEP-criteria: Subjectief, Objectief, Evaluatie en Plan.
Uit de reflectiegroep die in opdracht van de minister een meer definitieve oplossing voor de zorg op afstand moest uitwerken, kwamen toch wel enkele belangrijke elementen naar voren:
Telefonisch onthaal, namelijk het telefonisch te woord staan van patienten door een onthaalmedewerker voor praktische vragen en afspraken, is géén teleraadpleging.
· Telefonisch advies, namelijk het telefonisch te woord staan van patiënten door een arts voor een beperkte medische vraag, is ook géén teleraadpleging.
· Telefonische triage, namelijk het telefonisch te woord staan van patienten door een onthaalmedewerker of triagist voor het bepalen van het juiste zorgniveau, is ook géén teleraadpleging.
Een telefonisch contact voor het afleveren van attesten is evenmin een teleraadpleging.
Uit de eerste vaststellingen rond de heel grote aantallen aangerekende telefoni-
sche consultaties bleek dat een groot deel géén telefonische consultaties zijn zoals in de regelgeving wordt omschreven en dat ze dus niet zouden mogen aangerekend worden als een telefonische consultatie.
Daarnaast valt op dat telefonische contacten die vroeger informeel werden gevoerd en niet werden aangerekend, nu door sommigen systematisch als een telefonische raadpleging worden aangerekend.
Hoe ziet Solidaris teleraadplegingen?
Er is dus wel degelijk een probleem en nood aan een beter kader. Want laat het duidelijk zijn: wij bij Solidaris geloven wel degelijk dat telefonische raadplegingen een plaats hebben binnen de zorg. Een teleconsultatie is een zinvolle aanvulling op fysieke en videoraadplegingen.
Waar we echter tegenaan lopen, is dat het prestatiefinancieringsmodel niet de beste optie lijkt te zijn voor deze verstrekkingen. Het verkeerd gebruik ervan toont dat duidelijk aan. Maar hoe vergoeden we telefonische raadplegingen dan wel?
Ook in andere landen worstelt men met de juiste financiering van telefonische consultaties en deelt men onze bezorgdheden over een te ver doorgedreven gebruik van telefonische consultaties en aangepaste financieringsmodellen. Zo wijzigde Portugal in 2024 zijn fee-for-service-model (prestatiefinanciering) naar een forfaitair systeem.
Het is altijd mogelijk om een prestatiefinancieringssysteem op poten te zetten met maxima en extra controles, maar in een tijdperk waar iedereen pleit voor administratieve vereenvoudiging is dat vaak niet wenselijk.
Vandaar dat in het nieuwe ‘New Deal-model’ gekozen werd om de ver-
goeding van telefonische consultaties te integreren in het forfaitair capitatiedeel van de financiering. Dit laat toe om telefonische raadplegingen gericht en onbeperkt te gebruiken zonder dat hier zware budgettaire consequenties aan vasthangen. Wij pleiten dan ook eerder voor een integratie van de vergoeding in een forfaitair geregelde financiering of in een veeleer gemengd model (gemengd tussen capitatie en prestaties).
Wij hopen dat de oplossing aan tafel kan gevonden worden. Dat lijkt ons perfect mogelijk. Daartoe zal Solidaris zich alvast constructief opstellen in het overleg. Het is mogelijk om met alle partijen een gedragen en degelijke oplossing te vinden. Die moet toelaten dat correct werkende artsen de teleconsultaties kunnen blijven gebruiken, zonder dat ze, zoals nu, moeten opdraaien voor een kleine maar hardnekkige groep artsen die best hun eed van Hippocrates eens opnieuw zouden lezen.
Het is niet met petities, losse mediaflodders en fake news dat we de artsen kunnen geven waar ze, volgens ons, recht op hebben. Hopelijk kan de telefoon binnenkort weer lustig rinkelen.


ADHD:
een zoektocht naar
diagnose en behandeling
CAROLIEN RIETJENS, MARIJKE VAN DUYNSLAEGER EN HEADOFFICE
Marie (40 jaar) en Ruben (44 jaar) zijn de ouders van Emil, een levendige jongen van 9 jaar. Een heel erg levendige jongen. Hevig zelfs. Hij kreeg de diagnose ADHD. Maar de weg naar die diagnose en de bijbehorende begeleiding was moeilijk. En ook voor zorgverleners is niet altijd zo eenvoudig.
Druk gedrag
“Toen Emil klein was, merkten we dat hij beweeglijk en hevig kon zijn. Hij speelde onstuimig, hij reageerde snel en druk ...”, vertelt Marie. “Ik werd voor het eerst geconfronteerd met het feit dat er misschien meer aan de hand was rond Moederdag in de 1ste kleuterklas. De mama’s mochten naar de klas
komen. Ik zag Emil spelen, zo wild. Ik had tranen in mijn ogen.”
Stilaan krijgt Emil ook zelf moeite, vooral in contact met anderen. “In de 3de kleuterklas kwamen er meer conflicten met klasgenootjes. Hij had problemen met zijn fijne motoriek, was klein van gestalte … factoren die hem nog heviger maakten. Hij wilde laten zien dat hij meetelde.” In het 1ste en 2de
leerjaar worden de uitdagingen groter. “Stilzitten was lastig, er kwamen massa’s prikkels op hem af. Hij voelde de druk en in zijn ogen faalde hij constant. Hij zag dat hij ‘anders’ was en was op den duur alleen bezig met overleven.”
Wachtlijsten
Emils ouders gaan op zoek naar hulp “We startten bij het CLB en de huisarts, die ons vermoeden van ADHD bevestigden. We kregen de raad om hem te laten testen. Daar stonden we met een verwijzing naar testcentra … met wachtlijsten of patiëntenstops”, zucht Marie. In het 3de leerjaar werd de situatie onhoudbaar. “Thuis kreeg hij al eens een woedeaanval maar het liep vooral op school mis. Na een voorval in de klas waren we bang dat hij niet op school kon blijven. Het was zo moeilijk om een psychiater vast te krijgen.”

“Een torenhoge rekening en verder niets meer”
Diagnosetraject, en dan?
Ruben deed op één dag tientallen telefoontjes. Een duidelijk plan van aanpak vind je niet. “De mensen met wie je praat, het internet … Iedereen zegt iets anders!”, zucht Marie. Uiteindelijk wordt Emil in een privépraktijk getest op ADHD. De conclusie staat op papier. “Ons kind onderging allerlei testen, uren en dagen aan een stuk. Wat volgde? Een torenhoge rekening en verder niets meer. Het centrum werkte
samen met een externe kinderpsychiater, maar die had een lange wachtlijst.” Die psychiater is nodig om een begeleidingstraject op te starten. Zeker als er nood is aan medicatie. “7 maanden wachten op een afspraak … terwijl je kind dreigt kopje onder te gaan. Dus zoek je een andere psychiater, bij wie sneller een plek vrij is. Dat bleek onmogelijk. Uit pure miserie zijn we bij een neuroloog beland, enkel voor een voorschrift voor de ADHD-medicatie.”
Programma en inschrijven www.solidaris.be/ studiedagadhd Informatieblad van
23 mei 2025
Studiedag
ADHD bij kinderen: nieuwe inzichten, betere zorg
Op vrijdagvoormiddag 23 mei 2025 organiseert Solidaris een studiedag over het behandelen van ADHD bij kinderen. Deze studiedag is interessant voor alle zorgverleners die werken met kinderen met ADHD-kenmerken: huisartsen, psychologen, orthopedagogen, logopedisten, ergotherapeuten, kinderartsen, kinderpsychiaters en andere professionals.
Op het programma
Je krijgt een overzicht van de huidige richtlijnen, de laatste wetenschappelijke inzichten en vernieuwende expertsessies over het behandelen van ADHD bij kinderen met, maar vooral ook zonder medicatie. Daarna laten we zorgverleners en beleidsmakers aan het woord in een panelgesprek. We sluiten af met een gezonde lunch.
Praktisch
�� vrijdag 23 mei 2025 van 9.30 tot 13 uur
Provinciehuis Leuven (vlot bereikbaar, vlak bij station)
35 euro per persoon (incl. lunch) Accreditering is voorzien.
Programma en inschrijven

Zelf beseft hij niet echt wanneer zijn pilletje werkt of is uitgewerkt. Of dat hij rustiger is. Maar wij zien een enorm verschil”, weet Ruben.
Boost voor zelfvertrouwen
Marie en Ruben blijven zoeken. “En gelukkig kon Emil opstarten bij een kinderpsychiater. Die deed ook aanpassingen in het medicatieschema. De juiste soort en dosis is altijd zoeken in het begin.”
De begeleiding die Emil krijgt in combinatie met de medicatie doet z’n werk. “Zelf beseft hij niet echt wanneer zijn pilletje werkt of is uitgewerkt. Of dat hij rustiger is. Maar wij zien een enorm verschil”, weet Ruben. “Hij heeft ook een nieuwe hobby: quadrijden. Hij leeft zich uit én blinkt erin uit, wat zijn zelfvertrouwen een boost geeft. Dat kon hij gebruiken.”
Ook een zoektocht voor artsen
Ook voor artsen is het vaak zoeken om een kind met (een vermoeden) van ADHD te kunnen helpen.
Zo kwam uit een bevraging van Solidaris bij betrokken arts-specialisten in 2024 naar voor dat het huidige terugbetalingsbeleid voor ADHD-medicatie te beperkend is, terwijl nietmedicamenteuze behandelingen zoals oudertrainingen of psycho-educatie niet terugbetaald worden of niet voldoende toegankelijk zijn.
Solidaris pleit voor een multidisciplinair zorgtraject waarbinnen zowel gepaste medicatie als niet-medicamenteuze behandelingen en ondersteuning vergoed wordt.
Kijk de studie in
corporate.solidaris-vlaanderen.be/onderzoek
Geen therapeutische relatie, wel een wettelijke opdracht
VÉRONIQUE
MERTENS, ILKE MONTAG EN PHILIEP BERKEIN
De adviserend arts moet kunnen beoordelen of iemand arbeidsongeschikt erkend kan worden of niet. Maar tot welke gegevens heeft die daarvoor toegang? Kan de adviserend arts het eHealth-platform gebruiken om het medisch dossier van je patiënt te raadplegen?
Wanneer iemand door ziekte of een ongeval arbeidsongeschikt is, kan die een ziekte-uitkering krijgen van het ziekenfonds. Om als arbeidsongeschikt erkend te worden, zal de adviserend arts eerst evalueren of men voldoet aan de voorwaarden. Om die evaluatie van de arbeidsongeschiktheid van de patiënt uit te voeren, verwerkt de adviserend arts uiteraard de medische gegevens van de patiënt. Deze controletaak is een van de wettelijk bepaalde opdrachten van de adviserend arts.
‘Geesteszieke’ geschrapt en andere wijzigingen in de wet op gedwongen opname
ILKE
MONTAG EN VÉRONIQUE MERTENS
Op 1 januari 2025 trad de wet van 16 mei 2024 in werking, die de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke aanzienlijk gewijzigd heeft. Hieronder geven we de belangrijkste verschillen en vernieuwingen tussen de oude en nieuwe wetgeving weer.
Deze wijzigingen zijn erop gericht om trauma en stigma te verminderen, het gebruik van dwangmaatregelen te beperken en de rechten van personen met een psychiatrische aandoening te versterken.
Informatie opvragen bij patiënt of behandelend arts
Soms beschikt de adviserend arts echter over onvoldoende elementen om een beslissing te nemen. Die kan de patiënt dan vragen om bijkomende informatie te bezorgen.
Ook kan die contact opnemen met de behandelende arts. Die moet de adviserend arts adequaat en volgens de wettelijke vereisten inlichten over de gezondheidstoestand en re-integratiemogelijkheden van de patiënt. Dit beperkt zich uiteraard tot de gegevens die noodzakelijk zijn om uitvoering te geven aan de opdracht van de adviserend arts van de verzekeringsinstelling: het beoordelen van de gezondheidstoestand in het kader van de arbeidsongeschiktheid. Het is dus niet zo dat het patiëntendossier integraal zou moeten overgemaakt worden.
Uitzonderlijk kan de adviserend arts aan de patiënt vragen om een onderzoek te ondergaan.
Toegang tot eHealth?
Het eHealth-platform faciliteert het uitwisselen van gezondheidsgegevens tussen de patiënt, de zorgverleners en
Onderwerp
Terminologie
Definitie van psychiatrische aandoening
een aantal overheidsinstellingen. Wanneer de patiënt de toestemming zelf of via zijn zorgverlener elektronisch heeft laten registreren, kunnen de artsen waarmee de patiënt een therapeutische relatie heeft, de gegevens consulteren. Ze hebben dan toegang tot de relevante medische voorgeschiedenis, de resultaten van uitgevoerde onderzoeken, risicofactoren … In het kader van een kwalitatieve en continue zorgverstrekking, is die gegevensdeling belangrijk om een multidisciplinaire samenwerking tussen de verschillende zorgverleners van de patiënt mogelijk te maken. Let wel dat het akkoord van de patient op elk moment ingetrokken kan worden.
De kwaliteitswet en het koninklijk besluit zijn duidelijk: de toegang tot de gezondheidsgegevens van de patient via het elektronische netwerk is uitsluitend voorbehouden aan zorgverleners die een therapeutische relatie met de patiënt hebben. En de patiënt moet een geïnformeerde toestemming hebben gegeven.
Een adviserend arts heeft een opdracht die kadert in de verzekeringsgeneeskunde. Het doel daarvan is om de gezondheidstoestand vast te stellen, en niet om de gezondheid van de patiënt te
Oude wet (1990)
Gebruik van termen zoals ‘geesteszieke’ en ‘gedwongen opname’
Geen expliciete definitie
Spoedprocedure
Beschermingsmaatregelen
Medisch verslag
Onmiddellijke gedwongen opname mogelijk
Alleen gedwongen opname
Geen gestandaardiseerd model
Betrokkenheid van de omgeving Beperkte betrokkenheid
Rechten van de patiënt Minder expliciet vastgelegd
behouden, herstellen of verbeteren. De adviserend arts verstrekt geen gezondheidszorg en er is dus géén sprake van een therapeutische relatie met de patient. Om deze reden heeft de adviserend arts dan ook geen bevoegdheid om het netwerk te gebruiken en de gegevens in te kijken.
Andere voorbeelden van zorgverleners zonder therapeutische relatie zijn de artsen die werkzaam zijn in de verzekerings- of gerechtelijke geneeskunde.
Geen eHealth, wel de nodige info uit het dossier
De adviserend arts moet toegang hebben tot de relevante medische gegevens van de patiënt om een van diens wettelijke opdrachten te kunnen uitvoeren: beoordelen of iemand arbeidsongeschikt erkend kan worden. Daarvoor kan en mag die gegevens opvragen bij de patiënt of de medewerking van de behandelend arts vragen Maar tot het gedeeld elektronisch patientendossier heeft-ie géén toegang. Het eHealth-platform is gericht op gegevensdeling tussen artsen die preventieve of curatieve zorg bieden aan de patiënt.
Nieuwe wet (2024)
Vervanging door ‘persoon met een psychiatrische aandoening’ en ‘beschermende observatiemaatregel’ om stigmatisering te verminderen
Invoering van een duidelijke definitie: ‘een stoornis die als zodanig wordt gedefinieerd volgens de huidige stand van de wetenschap en die in staat is om de perceptie van de werkelijkheid, het onderscheidingsvermogen, het denkproces, humeur of controle over het eigen handelen ernstig te verstoren’
Invoering van een klinische evaluatieperiode van maximaal 48 uur om te beoordelen of een beschermingsmaatregel noodzakelijk is
Invoering van een ‘vrijwillige behandeling onder voorwaarden’ als alternatief voor de beschermende observatiemaatregel
Verplichting tot gebruik van een gestandaardiseerd omstandig geneeskundig verslag
Meer nadruk op betrokkenheid van de persoon en zijn omgeving bij de procedure
Versterking van patiëntenrechten, inclusief recht op juridische bijstand in elke fase van de procedure

24 tot 40 % van thuiswonende 65plussers valt minstens 1 keer per jaar
Valrisico’s onder de loep
Een sleutelrol voor ergotherapeuten bij valpreventie
SANNE VAN DE VELDE
‘Ik neem mijn valrisico onder de loep en bespreek het.’ Dat is de kernboodschap van de Week van de Valpreventie in april 2025. Vooral voor zorgverleners die dagelijks werken met 65-plussers en kwetsbare patiënten is valpreventie cruciaal. In dit artikel wordt de onmisbare rol van ergotherapeuten belicht en krijgen zorgverleners handvaten aangereikt om actief bij te dragen aan valpreventie.
Uit onderzoek van het Expertisecentrum Val- en Fractuurpreventie Vlaanderen blijkt dat 24 tot 40 % van de thuiswonende 65-plussers minstens 1 keer per jaar valt. Van deze groep valt 21 tot 45 % herhaaldelijk. Het valrisico neemt toe met de leeftijd en bijkomende factoren zoals cognitieve stoornissen, visus- en gehoorproblemen spelen een cruciale rol bij het verhogen van dit risico. Bij ouderen die lijden aan dementie stijgt het risico aanzienlijk: tot wel 72 % van hen valt jaarlijks. Ook na verhuis naar een woonzorgcentrum daalt dit cijfer niet: 50 tot 70 % van de bewoners valt minstens 1
keer per jaar. Valincidenten kunnen leiden tot ernstige verwondingen, zoals botbreuken (wervel, pols, heup) of hoofdtrauma’s. Dit leidt tot minder beweging, verlies van spier- en botmassa, angst om te vallen en sociaal isolement. Deze negatieve spiraal vergroot het risico op verdere breuken en verlies van onafhankelijkheid. Deze cijfers benadrukken de noodzaak van gerichte valpreventie en zorgstrategieën die het valrisico en het vallen bij kwetsbare ouderen helpen te verminderen.
Dr. Hilde Baeyens, geriater bij Solidaris, vertelt: “Vaak verzwijgen ouderen
voor hun familie, huisarts of hulpverleners dat ze gevallen zijn. Mogelijks uit angst dat anderen dan veranderingen zullen aanbrengen in hun leefwereld of een verhuis naar een woonzorgcentrum zouden adviseren. Tekenen van een val waarnemen, zoals een blauwe plek, kan een aanleiding zijn om over valrisico’s te praten. Vraag ook of iemand bezorgd is om te vallen. Het delen van zorgen en ervaringen helpt om praktische oplossingen te vinden en risico’s samen aan te pakken op een manier die voor die persoon aanvaardbaar is.” “
Vaak verzwijgen ouderen dat ze gevallen zijn. – Hilde Baeyens, geriater bij Solidaris ”
Detecteer een verhoogd valrisico
Naast tekenen van een val wordt de gebruikelijke gangsnelheid (de snelheid waarmee iemand normaal loopt) beschouwd als een belangrijke indicator van valrisico. Dit kan eenvoudig worden geobserveerd door de tijd te meten die iemand nodig heeft om de voordeur te openen of meer objectief de tijd nodig om 4 meter te stappen. Als de snelheid minder dan 1,2 meter per seconde is,
wijst dit zeker op een verhoogd valrisico, en bij een snelheid van minder dan 0,8 meter per seconde wordt het risico sterk verhoogd. Deze test wordt de ‘usual gait speed’ genoemd in de literatuur.
Een andere eenvoudige test is de unipodale stand, waarbij de persoon gevraagd wordt om op 1 been te staan (zonder rollator). Lukt dit niet, dan is er een verhoogd valrisico. Het regelmatig opvolgen van deze testen geeft je ook een idee over de evolutie van het valrisico.
Voer een valrisico-evaluatie uit
Een gedetailleerde valrisico-evaluatie is essentieel om te identificeren welke factoren bijdragen aan een verhoogd valrisico. Deze evaluatie richt zich ook op de cognitieve en de omgevingsfactoren. Wanneer een zorgverlener een verhoogd valrisico vaststelt, kan de huisarts een aantal stappen zetten: een visus- en gehoorcontrole uit te voeren bloeddrukmetingen te doen om orthostatische hypotensie op te sporen
· de medicatie te controleren op middelen die evenwichtsproblemen kunnen veroorzaken.
· een voedingsstatusonderzoeken ondernemen
· een cognitieve screening doen.
De ergotherapeut als sleutelfiguur voor valrisicoevaluatie en preventieve actie
De mogelijkheden, de beperkingen en de wensen van een persoon zijn zeer individueel. Daarom is een bezoek aan huis (en nabije omgeving) door een ergotherapeut zeer zinvol. Huisartsen leggen minder vaak huisbezoeken af dan vroeger, waardoor een heldere kijk op de thuissituatie minder evident is. Ergotherapeuten gebruiken gestandaardiseerde tests en vragenlijsten om de specifieke risicofactoren van iedere patient te analyseren. Preventieve maatregelen zoals het verplaatsen van vaak gebruikte voorwerpen naar werkhoogte in de keuken, het plaatsen van anti-slipmatjes onder tapijten en het toevoegen van handgrepen in het toilet en de badkamer kunnen valincidenten voorkomen. Technologi-
sche oplossingen zoals een bewegingsdetector die ‘s nachts het licht aanzet en een personenalarm met GPS vergroten de veiligheid buitenshuis en ondersteunen zelfstandigheid.
Ergotherapeuten kunnen via gericht vaststellen of iemand problemen heeft met visus, gehoor of geheugen. Visus kan getest worden via een simpele leestest (kleine, middelgrote, grote lettertype in een krant of tijdschrift). Via de HEARWHO.app kan gehoor getest worden of kan er een doorverwijzing naar een gehoorcentrum aanbevolen worden. Tot slot zijn ergotherapeuten opgeleid om basisgeheugentesten uit te voeren, maar deze kan ook via indirecte wijze observeren of de persoon bijvoorbeeld je naam onthoudt, het veelgebruikte keukengerief terugvindt en zelf iets eenvoudigs kan koken. Ergotherapeuten kunnen ook nagaan of iemand in staat is om boodschappen te doen en af te rekenen. Ook het proces van de maaltijdbereiding houdt valrisico in en de variatie in voeding is belangrijk om malnutritie te voorkomen.
Zo kan de ergotherapeut samen met de persoon oplossingen zoeken die voor hem of haar aanvaardbaar zijn. Zonder motivatie zal de persoon het gedrag en gewoontes niet aanpassen, wat vaak resulteert in een situatie waarbij het bij woorden blijft en de veranderingen niet doorgevoerd worden. Eenmalige opvolging door deze ergotherapeut na het implementeren is daarom vaak noodzakelijk.
Bewegen op verwijzing
Naast woningaanpassingen speelt het verbeteren van de mobiliteit een sleutelrol bij het verlagen van het valrisico. Het programma Bewegen op Verwijzing biedt zorgverleners de mogelijkheid om iemand te verwijzen naar een beweegcoach in de buurt. Het doel is om ouderen op eenvoudige wijze meer te doen bewegen in hun dagelijkse leven en nadien een actievere levensstijl verder te zetten. Dit draagt bij aan het verbeteren van balans en coördinatie, wat het valrisico significant kan verlagen. De zorgverlener dient een online voorschrift aan te maken via de website van Gezond Leven. De zorgverlener kan een arts zijn of een verpleegkundige, ergotherapeut,
kinesist, apotheker, maatschappelijk werker, psycholoog, diëtist of podoloog. Met dit voorschrift kan je via de website van Solidaris verdere afspraken maken en ook terugbetaling voor dit traject verkrijgen.
Als er uitgesproken gangstoornissen aanwezig zijn, kan een diagnostisch bilan bij de kinesist worden aangevraagd op verwijzing van de huisarts. Op basis van de bevindingen kan de kinesist een specifiek behandelplan voorstellen. Als dat nodig is, kan de huisarts een voorschrift voor het behandelplan uitschrijven.
De mobiliteit verbeteren moet wel altijd in combinatie met andere preventiemaatregelen gebeuren. Alleen een multidisciplinaire én multifactoriële samenwerking tussen huisarts, huisapotheker, verpleegkundige, ergotherapeut en zo nodig kinesitherapeut of geriater zal daadwerkelijk bijdragen aan het verlagen van de valincidentie en het verbeteren van de algehele veiligheid en zelfstandigheid van ouderen.
Ergotherapeut aan huis: valpreventie in de praktijk
Solidaris-ergotherapeuten komen gratis aan huis en geven concreet advies op maat aan patiënten met verhoogd valrisico. De grootste doelgroep betreft ouderen, maar ook kinderen, jongeren en volwassenen kunnen er baat bij hebben. Dit biedt de kans om gerichte adviezen en interventies te ontvangen die de valrisico’s thuis kunnen verminderen.
Als je een ergotherapeut aan huis wenst, neem dan contact op met de Dienst Maatschappelijk Werk van Solidaris. De contactgegevens per regio vind je op www.solidaris.be/ergo
Tijdens de Week van de Valpreventie (zie www.valpreventie.be) kunnen zorgverleners samen met patiënten werken aan het bespreekbaar maken van valrisico’s. Het is essentieel om eerlijke communicatie te hebben tussen oudere en zorgverleners, zodat de behoeften en risicofactoren van de patiënt in kaart kunnen worden gebracht. Ergotherapeuten kunnen hierbij als bruggenbouwers optreden, door ouderen te helpen hun zorgen en vragen te formuleren en aanvaardbare oplossingen voor te stellen.
ISI+ voortaan makkelijk digitaal raadpleegbaar
STEVEN MEYNCKENS
De ziekenfondsen leveren binnenkort niet langer fysieke ISI+kaarten af aan kinderen. Solidaris en de andere ziekenfondsen bieden de ISI+ namelijk ook aan via hun online ledenportalen. Dit moet je weten als je patiënten hier vragen over hebben.
Met de ISI+-kaart kan een sociaal verzekerde zich identificeren bij een verstrekker of apotheker. Ze wordt afgeleverd aan iedereen die Belgisch sociaal verzekerd is, maar geen (verplichte) elektronische identiteitskaart heeft. In 98 % van de gevallen gaat het om kinderen die jonger zijn dan 12 jaar. De restgroep zijn voornamelijk grensarbeiders.
Van diagnose tot werkhervatting:
alle handvaten die je als arts nodig hebt
JOERI BOUWENS
In een gratis webinar kom je alles te weten over arbeidsongeschiktheid en terug naar werk-trajecten. Solidaris organiseert dit samen met de andere ziekenfondsen. Schrijf je snel in.
Hoe begeleidt je je patiënten met arbeidsongeschiktheid op een vlotte en doeltreffende manier terug naar de werkvloer? Veel artsen worstelen met lange ziekteperiodes, de complexe procedures en de administratieve rompslomp.
Vandaag ziet een ISI+-kaart eruit als een bankkaart met daarop de gegevens van de persoon, een barcode en een datamatrix die ingelezen kan worden.
Sinds mei vorig jaar werd voor alle kinderen jonger dan 12 jaar een digitale versie van de ISI+-kaart aangemaakt die gevisualiseerd kan worden door de ouders via een app van de overheid, MyGov.be.
Zeer binnenkort kan de ISI+-kaart ook gevisualiseerd worden via ons eigen e-Mut-platform. De opmaak zal bij elk ziekenfonds gelijkaardig zijn aan de opmaak in de app MyGov.be. We zullen hierdoor, samen met de andere mutualiteiten, alvast stoppen met het afleveren van fysieke ISI+-kaarten aan kinderen. Aan de beperkte andere doelgroepen leveren we voorlopig wel nog fysieke kaarten af.
Het is belangrijk om te onthou-
den dat de datamatrix en de barcode de enige belangrijke gegevens zijn. Mensen mogen dus ook een printscreen tonen met deze codes om zichzelf of hun kinderen te identificeren. De codes afdrukken is eveneens geldig.

In ons webinar ontdek je hoe je je rol als arts optimaal kan invullen om zowel je patiënten als jezelf te helpen. Experts lichten toe hoe de wetgeving én praktijk rond arbeidsongeschiktheid in elkaar zitten. Ze geven je goed inzicht in de administratie die moet gebeuren voor je langdurig zieke patiënten, en hoe dat proces zo goed mogelijk begeleid kan worden. Je leert ook de re-integratie- of terug naar werk-trajecten in detail kennen, want die bieden meer opties dan soms gedacht wordt.
Op anderhalf uur tijd ben je helemaal mee en kan je je patiënten ook vlotter op weg helpen. Je krijgt ook de kans om vragen te stellen
Het webinar is een gezamenlijke organisatie van Solidaris, CM en de liberale, onafhankelijke en neutrale ziekenfondsen. Het wordt gegeven door artsen Anne-Marie Bonroy (CM) en Davina Caproni (Solidaris) en terug naar werk-coördinator Nele Vandecasteele (MLOZ). Je komt in aanmerking voor accreditatie.
24 april 2025
Live webinar
voor
zorgverleners:
Arbeidsongeschiktheid en terug naar werk
Praktisch
�� donderdag 24 april 2025 van 20.30 tot 22 uur
Online, makkelijk van thuis uit
Gratis. Accreditering ‘ethiek en economie’ is aangevraagd.
Inschrijven: www.infosessiearbeidsongeschiktheid.be
Voor meer informatie, mail naar indepraktijk@solidaris.be.