Dankzij eGAO gaan ze rechtstreeks van je kabinet naar het juiste ziekenfonds.
10
Levenseinde Interview met LEIFarts Patrick Wyffels over euthanasie, pijn en schoonheid.
Iedereen mee?
NATHAN WITTOCK
Daar is de zomer! Eindelijk tijd om te lezen, de hersenpan figuurlijk aan te vullen en de geest te verrijken. Maar verdorie, de leeslijst is lang en zelfs in komkommertijd is er continu berichtgeving over sport en andere exploten. Maar niet getreurd, dit terugkerende tekstblokje is speciaal bedoeld om enkele recent verschenen wetenschappelijke artikels op het snijvlak van de sociale en biomedische wetenschappen uit te lichten. Zodoende kan je aan het zwembad naast The New England Journal of Medicine ook wat lichtere lectuur tot zich nemen. Voetjes omhoog? Daar gaan we!
Laschinski, M. (2024).
Not for everyone. Unequal labourmarket participation among informal caregivers in Europe.
Journal of European Social Policy, 09589287241251990.
In The Journal of European Social Policy komt Laschinski met een studie naar participatie op de arbeidsmarkt door mantelzorgers. Via een multilevel-analyse van SHARE-data, Eurostaten OESO-bronnen, concludeert die dat arbeidsmarktparticipatie waarschijnlijker is binnen een context waar sociale uitgaven en de institutionele zorgsetting sterker uitgebouwd zijn. Vrouwen en personen met een lagere sociaaleconomische status die mantelzorg verlenen, blijven, ongeacht de context, het minst waarschijnlijk om te participeren op de arbeidsmarkt.
Kirkwood, G., Pollock, A. M., & Roderick, P. (2024).
Private sector expansion and the widening NHS treatment gap between rich and poor in England: admissions for NHS funded elective primary hip and knee replacements between 1997/98 and 2018/19. Health Policy, 105118.
De NHS wordt vaak gezien als nagenoeg compleet staatsgeorganiseerd. Maar de waarheid is dat ook op de Britse eilanden de uitbesteding naar (semi)private actoren haar opgang maakt. Een specifieke trend is de verplichte verwijzing voor electieve knie- en heupprothesen sinds het einde van de jaren 90. Een van de belangrijke vragen is of deze trend – waarvan men hoopt dat ze de efficiëntie verhoogt – een impact heeft op de rechtvaardigheid (‘equity’).
Die vraag hield ook Kirkwood, Pollock & Roderick bezig. In Health Policy analyseerden zij het aantal opnames voor heup- en knieprothesen bij de rijkste en de armste Britten. En dat op 3 momenten: voor de uitbesteding, vlak erna, en na uitbreiding ervan. Conclusie: de sociaaleconomische ongelijkheden voor heup- en knieprothesen nemen toe.
Salari, N., Rahimi, S., Darvishi, N., Abdolmaleki, A., & Mohammadi, M. (2024).
The global prevalence of Ecigarettes in youth: a comprehensive systematic review and metaanalysis.
Public Health in Practice, 100506.
Tattan-Birch, H., Brown, J., Shahab, L., Beard, E., & Jackson, S. E. (2024).
Trends in vaping and smoking following the rise of disposable ecigarettes: a repeat crosssectional study in England between 2016 and 2023.
The Lancet Regional Health–Europe.
Worden de zoete dampen je wat te veel aan het zwembad of op het strand? Roken doodt, dat weten we, maar evenmin zaligmakend is de opgang van vapen. Je las het zeker in The Lancet van Tattan-Birch en collega’s, die stelden dat door vapen het gebruik van nicotine tóéneemt. Maar ook in Public Health in Practice wordt bezorgdheid geuit. Op basis van een systematische literatuurstudie geven Salari en collega’s aan dat de globale prevalentie van e-sigaretten vooral onder jongens toeneemt. Letterlijk zal men het ontkennen, maar figuurlijk moeten we onderkennen: waar rook is, is vuur. En al smaakt de damp naar suikerspin, laat ons hopen dat ze niet verzuurt.
Heel kort?
Redactieadres
In de praktijk, Sint-Jansstraat 32, 1000 Brussel indepraktijk@solidaris.be
Redactie
Hoofdredactie Bart Demyttenaere
Eindredactie Dimitri Neyt
Auteurs Roeland Byl, Bart Demyttenaere, Ann Dewalque, Joeri Guillaume
Dimitri Neyt, Lieve Van Den Bossche
Sanne Van de Velde, Geert Wenseleers, Nathan Wittock
Vormgeving
Jeroen Migneaux — 3-4-3
Druk
Bredero Graphics
Verantwoordelijke uitgever
1. Mantelzorgers vinden beter de weg naar de arbeidsmarkt in sterke welvaartsstaten.
2. Privatiseringen vergroten ongelijkheden in de NHS.
3. En vapen? De mogelijke voordelen daarvan verdampen zienderogen.
Paul Callewaert, Sint-Jansstraat 32, 1000 Brussel
Afgiftekantoor Brussel X, driemaandelijks tijdschrift, de trimester 2024
Abonneren www.solidaris.be/abonneren
Adreswijziging of uitschrijven indepraktijk@solidaris.be
In de praktijk is een informatieblad van Solidaris voor de arts. 4 keer per jaar informeren we specialisten en huisartsen over de ziekteverzekering, medische ontwikkelingen en de dienstverlening van ons ziekenfonds voor jou en je patiënt.
Vlot in beweging door Vlaams Otago-oefenprogramma
SANNE VAN DE VELDE
1 op de 3 thuiswonende ouderen in Vlaanderen valt minstens 1 keer per jaar. Verminderd evenwicht en verminderde spierkracht en mobiliteit zijn belangrijke risicofactoren voor vallen. Om het aantal valincidenten te verminderen organiseert het Expertisecentrum Val en Fractuurpreventie Vlaanderen (EVV) dit najaar een opleiding tot Vlaamse Otagoinstructeur voor professionele zorgverleners en paramedici.
Deze opleiding is een evidence-based oefenprogramma. Het richt zich op het verbeteren van evenwicht, spierkracht en mobiliteit. Waardoor het aantal valincidenten vermindert, het zelfvertrouwen toeneemt, ouderen langer zelfstandig thuis kunnen wonen en de levenskwaliteit verbetert.
Je kan Vlaamse Otago-instructeur worden als professioneel zorgverlener of paramedicus met ervaring of interesse in beweging en als je werkt met thuiswonende 65-plussers. Het is vooral interessant voor kinesitherapeuten, bewegingswetenschappers, ergotherapeuten, (revalidatie)verpleegkundigen …
De cursus biedt een grondige theoretische en praktische basis. Via verschillende modules leer je bij over alles van de beginselen van valpreventie tot intensieve praktijkoefeningen. De opleiding biedt je ook de mogelijkheid om deel uit te maken van een netwerk van gespecialiseerde valpreventie-experts.
Na succesvol afronden van de opleiding ontvangen deelnemers een certificaat als erkend Otago-instructeur. Dit stelt hen in staat om het Otago-oefenprogramma zelfstandig te implementeren en ouderen effectief te begeleiden bij het verbeteren van hun mobiliteit en het verminderen van valrisico’s.
Opleiding Expertisecentrum
Val- en fractuurpreventie Vlaanderen
Locatie en data
De 2,5daagse opleiding gaat door op de volgende lesdagen:
• donderdag 12 september 2024
• maandag 30 september 2024
• maandag 14 oktober 2024
De lessen vinden plaats op de campus UZ Gent
Deelnemersprijs
De prijs voor de opleiding bedraagt 599 euro per persoon. Inclusief toegang tot het online platform en Vlaamse Otago-netwerk, didactisch materiaal, getuigschrift, 3x broodjeslunch en drank.
Heb je interesse?
Ga naar www.valpreventie.be, klik op ‘aanbod’, kies voor ‘Vlaams Otago oefenprogramma’ en schrijf je in.
(c) 2019 Desiré van den Berg
Toine Lagro-Janssen:
“Je kan pas goede zorg verlenen als je je bewust bent van de context van je patiënt”
ANN DEWALQUE
Als je iets wil weten over gendersensitieve geneeskunde, is het onvermijdelijk dat je in je zoektocht op Toine LagroJanssen stuit. De Nederlandse huisarts en hoogleraar is dé referentie voor sekse en gendersensitieve huisartsengeneeskunde. Sinds de jaren 70 zet ze zich in voor de gezondheid van vrouwen, en als we met haar bellen heeft ze die strijd duidelijk nog niet opgegeven.
Wat versta je onder sekse en gendersensitieve geneeskunde?
Kort gezegd is dat geneeskunde die rekening houdt met de verschillen tussen mannen en vrouwen. Dat situeert zich op 2 vlakken: sekse en gender. Sekse is het geheel van biologische eigenschappen; dat is alles wat met hormonen en chromosomen te maken heeft. Elke cel in ons lichaam heeft een sekse. Voor de overgrote meerderheid is dat mannelijk of vrouwelijk, er is een kleine groep die intersekse is.
Gender is meer fluïde. Het heeft te maken met gedrag, houdingen, gevoelens, die in een bepaalde tijd, op een bepaalde plek geassocieerd worden met mannelijkheid en vrouwelijkheid. Gender wordt geconstrueerd door de maatschappij, daar zit dus veel
meer variatie in. Dat is belangrijk om te weten als dokter, want door op een bepaalde manier gesocialiseerd te zijn, brengt dat bepaalde kwetsbaarheden met zich mee.
Wat deed je het belang hiervan inzien?
Tijdens mijn opleiding, midden jaren 70, was de 2de feministische golf volop aan de gang. De kern daarvan was: zelfbeschikking over je eigen lichaam. Er was dus al een stroming in de samenleving die zich verzette tegen seksisme in de geneeskunde.
Toen ik afstudeerde en een van de eerste vrouwelijke huisartsen in Nijmegen werd, kwam er een overvloed aan vrouwen naar mijn praktijk. Vaak was
ik de eerste dokter tegen wie ze zich durfden uitlaten over vrouwspecifieke klachten, maar ook over seksueel misbruik, incest, partnergeweld ...
Voor een huisartsenvakblad schreef ik het eerste artikel over de vrouw als patiënt. Dat ging niet zonder slag of stoot. ‘Is dat niet meer voor in de Libelle?’ kreeg ik te horen. ”
Toen was daar nog nauwelijks onderzoek naar. In de opleiding kregen we enkel les over ziektes uit het ziekenhuis, zonder context over vrouwen of mensen in het algemeen. In 1983 heb ik dan voor een huisartsenvakblad het eerste artikel geschreven over de vrouw als patiënt. Dat ging niet zonder slag of stoot. “Is dat niet meer voor in de Libelle?” kreeg ik te horen. Gelukkig werd het toch gepubliceerd.
Was de weerstand dan zo groot?
Zeker. Al helpt het dat ik halfweg de jaren 90 een leerstoel kreeg en al een aantal jaren een gerespecteerde huisarts ben.
Je kan pas goede zorg verlenen als je je ook bewust bent van de context van je patiënt. Die verschilt sowieso van persoon tot persoon, maar ook op groepsniveau. Dit thema wordt te vaak afgedaan als een ideologie en dat ondergraaft al het wetenschappelijk bewijs ervoor.
Tijdens de coronapandemie vroegen ze op het nieuws aan een epidemioloog of er een verschil was tussen mannen en vrouwen voor covid. Hij antwoordde: “Ik zou niet weten waarom er een verschil zou moeten zijn” en wuifde het weg als onkunde. Intussen weten we dat er wel degelijk een verschil is: mannen sterven er sneller van, vrouwen lijken meer longcovid te ontwikkelen. Ook tijdens de vaccinatiecampagne maakten ze dezelfde fout: het hogere risico op trombose voor vrouwen hadden ze al veel eerder kunnen ontdekken, als ze vrouwen hadden meegenomen in het onderzoek.
Waar is gendersensitieve zorg nog een must?
Waar niet? Binnen de farmacotherapie zijn plastabletten, diuretica, een goed voorbeeld. Dat is de standaard om hoge bloeddruk bij mannen en vrouwen te behandelen. Daar is op zich niets verkeerd mee, maar vrouwen hebben daarmee wel een hogere kans op een laag kalium- en natriumgehalte. Zeker als ze die in combinatie met SSRI-antidepressiva nemen. Die worden vaker voorgeschreven aan vrouwen en werken ook veel effectiever bij hen. Die combinatie maakt dat je natriumgehalte pijlsnel kan dalen, wat ervoor kan zorgen dat je een epileptische aanval krijgt, in coma geraakt en in het uiterste geval sterft. Een patient van mij heeft het meegemaakt. Op 1 week tijd was haar natrium zodanig gedaald dat ze achtereenvolgende epileptische aanvallen kreeg. Gelukkig was er op dat moment iemand bij haar
Waarom geldgewin
niet thuishoort in de zorg
Een voorstel om winsten in de zorg aan banden te leggen raakte niet gestemd in het Vlaams Parlement. Een Chinese muur tussen reële zorgnoden en de winsthonger bij private aandeelhouders is nochtans nodig. Wie daaraan twijfelt, leest best een keer het rapport over woonzorgcentra dat het Rekenhof eerder dit jaar uitbracht.
Problemen bij de Franse beursgenoteerde groep Orpea. Het faillissement van Triamant. Geregeld berichten over wantoestanden in rusthuizen. Dat is waartoe ongebreidelde winsthonger in de zorg kan leiden. Winst voor aandeel-
houders en kwalitatieve zorg zijn niet compatibel. Dat blijkt ook uit het rapport Vlaamse woonzorgcentra - Financiering, financiële stromen en inzet zorgpersoneel dat het Rekenhof in maart 2024 publiceerde.
Het rapport analyseert de financiële situatie van woonzorgcentra in Vlaanderen. Zowel publieke woonzorgcentra als de ‘private profit’ en de ‘private non-profit’ worden bekeken. Het Rekenhof zet zorgafhankelijkheid van de inwoners en de inzet van personeel af tegen de kosten voor de inwoners. Anders gezegd: wat krijgen bewoners voor de dagprijs die ze betalen? “
De vaak beloofde efficiëntie van de commerciële initiatieven? Een fabeltje.
De conclusies liegen er niet om. Zo bevestigt het rapport de boutades over commercialisering in de zorg. De vaak beloofde efficiëntie van de commerciele initiatieven? Een fabeltje. Het draait
en is het allemaal goed afgelopen. Nog zo’n voorbeeld is Zolpidem, een populair slaapmiddel. De aanbevolen hoeveelheid is 10 milligram, maar dat is veel te hoog voor vrouwen. Er is onderzocht dat het middel veel langzamer wordt gemetaboliseerd door vrouwen, en dat als ze ’s ochtends een rijvaardigheidstest zouden doen, ze daar niet voor zouden slagen. Daarom heeft de Amerikaanse FDA hun aanbeveling al gehalveerd. De Europese richtlijn is helaas nog niet gevolgd.
Je vindt voorbeelden op elk vlak. Zo is er bij de diagnosestelling van ADHD ook een genderbias. ADHD wordt bij meisjes veel later ontdekt door de manier waarop ze gesocialiseerd zijn. Jongens vertonen vaker druk en storend gedrag, waardoor er naar een probleem wordt gezocht. Meisjes zijn eerder dromerig, onoplettend. Daardoor krijgen ze wel vermaningen dat ze beter moeten opletten
veeleer om geldgewin met overheidsmiddelen op de kap van sociaal zwakkeren.
Nochtans raakte aan het einde van de afgelopen regeerperiode een wetsvoorstel van Vlaams minister Hilde Crevits (CD&V) om een winstverbod op zorg in te stellen, niet gestemd.
Dat is jammer, maar tegelijk ook terecht. Want het voorstel zou onvoldoende paal en perk stellen aan de problemen die het Rekenhof vaststelt We zetten ze voor u op een rijtje.
1Beheer door VAZG kan beter Het Departement Zorg beschikt niet over een volledig administratief basisdossier met betrouwbare informatie over de financieel-juridische constructies van de woonzorgcentra. Bovendien verzamelde het Departement Zorg tot voor kort alleen gegevens over het personeel dat de Vlaamse overheid subsidieert. Het had dus geen zicht op het volledige zorgpersoneel en ander personeel tewerkgesteld in de Vlaamse woonzorgcentra. Het goede nieuws is dat sinds 1 juli 2023 de nieuwe tool eCalcura dit hiaat zou hebben opgelost.
ROELAND BYL, JOERI GUILLAUME
en hun best doen, maar niemand zoekt naar de reden van hun gedrag. Dat kind wil wel haar best doen, maar het lukt haar gewoon niet. Dan is het niet fijn dat er niet verder gekeken wordt of ze hulp nodig heeft.
Tot slot: hoe zit het met de ondersteuning op beleidsniveau?
In 2013 werd in Nederland, onder impuls van Women Inc., een alliantie opgestart rond gender en gezondheid. Dit was een werkgroep van onderzoekers en artsen in zowel de fysieke als mentale gezondheidszorg, met onderzoeksfinanciering van ZonMW. De alliantie werd ondersteund door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met een budget van 12 miljoen.
We hebben mooie zaken kunnen realiseren, maar duurzame implementatie kost tijd en geld. Die politieke ondersteuning is broodnodig als je structurele veranderingen wil. ”
Mijn team kreeg toen de taak om álle artsenopleidingen in Nederland te screenen. Dat is gebeurd, en elke opleiding ontving aanbevelingen op maat om dit thema te implementeren. De subsidiëring is ondertussen stopgezet, helaas. We hebben mooie zaken kunnen realiseren, maar duurzame implementatie kost tijd en geld. Die politieke ondersteuning is broodnodig als je structurele veranderingen wil. Elke arts zou die moeten willen, want enkel zo kunnen we een goede zorg garanderen voor elke patiënt.
Kom naar het symposium ‘Naar een gendersensitieve gezondheidszorg’
Solidaris slaat de handen in elkaar met Rebelle. Samen organiseren we een symposium dat de noodzaak aan een gendersensitieve gezondheidszorg voorstelt en op zoek gaat naar good practices en een plan van aanpak voor België. Dit is een geaccrediteerde bijscholing
Wanneer?
Vrijdag 11 oktober, 09.00 – 13.30 uur
Waar?
KVS, Arduinkaai 9, 1000 Brussel
Info en inschrijvingen op www.solidaris.be/symposium
Voorts stelt het Rekenhof vast dat het boekhoudkundig appelen met peren moest vergelijken, omdat de verschillende types woonzorgcentra andere boekingsregels van inkomsten en uitgaven hanteren. Ook hier goed nieuws: sinds 1 februari 2023 loopt een project dat streeft naar een transparante sectorspecifieke boekhouding in de residentiele ouderenzorg. De doelstelling is om dit vanaf 2024 gefaseerd uit te rollen.
2 Cherry picking ondermijnt kwaliteit
Hoe meer handen, des te beter de zorg. Dat is de theorie. In de realiteit probeert de commerciële sector door selectief te zijn bij het toelaten van bewoners, die wetmatigheid te ontwijken. De praktijk om verhoudingsgewijs minder zware patiënten te huisvesten, is een vorm van ‘cherry picking’.
In elk geval stelt het Rekenhof in de personeelsbezetting bij commerciële spelers aanzienlijke verschillen vast. Zonder rekening te houden met de zorgnood, werken in de publieke woonzorgcentra 13,9 voltijdse personeelsleden (VTE) per 30 bewoners.
Dat aantal zakt lichtjes naar 13,2 VTE (-5 %) in de non-profit, maar bedraagt slechts 11,8 VTE bij de commerciële woonzorgcentra. Dat is een verschil van 15 %. Als we rekening houden met effectieve bewoners en hoe zorgbehoevend ze zijn, dan werkt de commerciele rusthuissector per 30 bewoners zelfs met 6,5 personen minder dan de publieke sector
3
Commercieel is beduidend duurder Minder kwaliteit, dus goedkoper? Dat principe geldt in de profit sector niet. Schommelen de gewogen dagprijzen voor bewoners in de non-profit en de publieke woonzorgcentra nog tussen de 56,4 euro en 59,8 euro, dan lopen die bij commerciële nationale groepen op tot 62,8 euro. Bij de internationale groepen is dat zelfs tot 69,6 euro.
4
Vastgoed doorgerekend
Naar waar gaat dat geld dan? Vastgoed speelt bij woonzorgcentra een belangrijke rol. Bij de nationale groepen is slechts 9 % van de woonzorg-
centra eigenaar van de gebouwen, bij internationale groepen is dat zelfs niemand. Het betekent dat de woonzorgcentra voor dat professioneel vastgoed de huurkosten doorrekenen aan bewoners
5 Te weinig eigen vermogen De huurkosten hebben bovendien een zware impact op de financiele gezondheid van de commerciële groepen. Het eigen vermogen van de woonzorgcentra, wat dient om de langetermijnschulden te dragen, ligt bij de nationale groepen laag, en is zelfs negatief bij de internationale groepen.
Te weinig eigen vermogen is problematisch. Zoals in 2008 overheidsgeld nodig was om de banken te redden, is al gebleken dat bij een faling van commerciele woonzorgcentra de bewoners op straat komen te staan en de overheid opdraait voor de rekening. Nu het aanbod woonzorginfrastructuur stilaan is verzadigd, valt het dan nog wel te rechtvaardigen om de markt voor zuivere privé-initiatieven open te stellen? Vanuit kwaliteitsoogpunt en zelfs met het oog op efficiëntie is het antwoord duidelijk neen.
Digitaal invullen spaart tijd uit en voorkomt correcties
DIMITRI NEYT
Met welke software je ook werkt als huisarts, de kans is zeer groot dat je getuigschriften van arbeidsongeschiktheid nu al digitaal kan opmaken en versturen. Dankzij eGAO gaat het getuigschrift rechtstreeks van je kabinet, waar je patiënt nog bijzit, naar het juiste ziekenfonds. Resultaat: stiptere, correcte ziekteaangiftes, met minder nood aan revisies.
Ziekteaangifte start in de dokterspraktijk
Dat je in België bij ziekte of een ongeval niet aan je lot wordt overgelaten, is een van de sterktes van onze sociale zekerheid. Om ervoor te zorgen dat ziekte-uitkeringen terechtkomen bij de juiste personen, is het proces arbeidsongeschiktheid best complex. Als arts speel je een sleutelrol in het opstarten ervan.
Voor je patiënt vul je een getuigschrift van arbeidsongeschiktheid in. Dat moet correct gebeuren en dus
moet je goed nakijken of jouw naam en RIZIV-nummer er zeker opstaan, de begin- en einddatum van de arbeidsongeschiktheid, een voldoende specifieke diagnose (‘ziekte’ volstaat niet) en de gegevens of een klever van je patiënt. Een getuigschrift is pas geldig als je het ondertekent en daar de datum bij noteert.
Vervolgens is het aan je patiënt om die ziekte-aangifte tot bij het ziekenfonds te krijgen waar die is aangesloten. Met de post, online of in een kantoor tegen ontvangstbewijs. Want als ziekenfonds hebben wij de datum van aangifte nodig om te weten of ons lid de arbeidsongeschiktheid tijdig heeft aangegeven. Zonder getuigschrift weten we niet of iemand ziek is en een vervangingsinkomen nodig heeft.
Na de aangifte zetten onze medewerkers én ons lid nog een aantal stappen om het dossier te vervolledigen. Solidaris en de andere mutualiteiten registreren de aangifte en laten er een adviserend arts naar kijken. Kan die de arbeidsongeschiktheid erkennen, dan vragen we aan
ons lid extra informatie op in de vorm van een inlichtingenblad. We moeten ook informatie opvragen bij de werkgever, vakbond of werkloosheidskas. Tot slot controleren we het dossier, berekenen we de uitkering en kunnen we overgaan tot de eerste betaling.
Als het eerste getuigschrift van arbeidsongeschiktheid correct en volledig is, is dit proces niet iets waar je als behandelend arts nog tijd in hoeft te steken.
Makkelijk en foutloos versturen vanuit je software
Een correcte aangifte is dus belangrijk. En op dit moment kan je, als je huisarts bent, een sprong voorwaarts maken in de opmaak en verzending van je getuigschriften van arbeidsongeschiktheid. Je kan ze namelijk rechtstreeks naar de juiste mutualiteit sturen vanuit je softwarepakket. Dat noemen we eGAO en het maakt jouw werk makkelijker, voorkomt fouten en versnelt het proces voor je patiënt aanzienlijk.
Het verzenden van eGAO’s is al een tijdje mogelijk. Wat nieuw is, is dat het anno 2024 in zo goed als álle softwarepakketten voor huisartsen geïntegreerd is.
Met deze softwarepakketten kan je al eGAO’s versturen:
• Medinect (firma Offimed)
• Medispring
• Nexuzhealth
• CareConnect (Corilus)
• HealthOne (Cegedim Group)
In deze pakketten komt de functionaliteit er binnenkort aan:
• Daktari
• Omnipro (Zorgi)
Aan de slag met eGAO
Wil je als huisarts ook aan de slag met eGAO’s? Als je softwarepakket in het lijstje hierboven staat, kan je ermee aan de slag. Of contacteer de leverancier om er meer over te weten te komen.
De informatie die je moet invullen in je systeem, verschilt niet van wat je op een papieren getuigschrift van arbeidsongeschiktheid invult. Alleen is het systeem zo gebouwd dat je niets kan vergeten of uit het oog verliezen voor je het eGAO doorstuurt. En dat eGAO gaat rechtstreeks en altijd naar de juiste mutualiteit, wat vooral voor je patiënt een grote troef is.
In welke situaties?
Dankzij de integratie in zowat alle softwarepakketten, kunnen nu meer dan 70% van de huisartsen al eGAO’s versturen. Later zou het systeem nog uitgebreid worden, zodat je ook een ziektebriefje naar de werkgever kan sturen, en kunnen ook specialisten ermee aan de slag gaan. Wanneer kan je nu een eGAO versturen? Er zijn enkele voorwaarden:
• Je brengt je patiënt op de hoogte dat je het getuigschrift rechtstreeks naar het ziekenfonds zal sturen waar die is aangesloten. En dat je patiënt dus niets meer aan de mutualiteit moet bezorgen. Wat de patiënt wel meekrijgt, is een verzendingsbewijsje. Je kan dit bewijs op papier afgeven of, als je patiënt voldoende digitale vaardigheden heeft, naar eBox sturen.
• Het gaat om een arbeidsongeschiktheid vanaf 14 dagen. Voor kortere ziekteperiodes is het eGAO op dit moment niet bedoeld.
• Of het gaat om een verlenging van een arbeidsongeschiktheid.
Makkelijk in je vertrouwde softwarepakket
Minder kans dat er iets over het hoofd wordt gezien
Minder nood aan correcties of aanvullingen achteraf
Rechtstreeks zonder tijdverlies naar het juiste ziekenfonds
Je patiënt kan het getuigschrift niet verliezen of vergeten
Arbeidsongeschiktheid is sneller in orde voor je patiënt
Je patiënt kan zich focussen op herstel in plaats van administratie
van alle huisartsen kunnen nu al eGAO’s versturen, dankzij de integratie in zowat alle softwarepakketten +70%
Levenseinde: Patrick Wyffels over de rol van LEIFartsen
Patrick Wyffels is gepensioneerd huisarts maar nog altijd actief als LEIFarts. Hij is een van veel dokters die speciaal is opgeleid om collega’s bij te staan bij euthanasievragen van patiënten. We leggen hem onze meest prangende vragen voor.
Wat heeft je gemotiveerd om LEIFarts te worden?
Daar denk ik nog vaak over na. Ik denk dat ik als huisarts graag de cirkel rond maak. Tegelijk spelen zaken uit mijn jeugd een rol, zoals de veearts die mijn hond deed inslapen na een dwarslaesie, of het overlijden van mijn grootvader met helse pijn door een prostaatcarcinoom. Ik ervaar het soms als iets wat je onvermijdelijk overkomt als arts, omdat je zo vaak geconfronteerd wordt met het levenseinde dat je je quasi automatisch gaat inzetten voor een waardig levenseinde. Op een dag volgde ik dan de opleiding in Wemmel bij Wim Distelmans. Dat heeft een wereld geopend voor mij.
Wat is nu juist de verantwoordelijkheid van de LEIFarts?
Die moet de wet vooral goed kennen. In al haar details. Om zo een ijzersterk dossier op te stellen dat ons in staat stelt om een sluitend verslag op te sturen naar de Evaluatiecommissie Euthanasie.
De wet bewaken maakt dat we soms een negatief advies moeten geven, wat steeds pijnlijk is. Eindelevensproblematiek is hier voor mij een moeilijke. Soms stokoude mensen, die niets mankeren, maar wiens leven niet meer hoeft. Ik denk daarbij vaak dat ik in gelijkaardige omstandigheden hetzelfde zou vragen, en zou hopen om een barmhartige arts tegen te komen die mijn vraag zou inwilligen.
Hoe verschilt die rol van andere artsen?
In theorie: niet. Elke arts kan advies geven of een euthanasie uitvoeren. Een verschil vinden we in de ervaring die we opdoen al doende. In een gemiddelde huispraktijk komt een euthanasie maar eens om de 3 jaar voor. Er zijn uiteraard de duidelijke casussen, zoals ondraaglijke en refractaire pijn bij een uitgezaaid pancreascarcinoom. Het is echter vaker niet wit-zwart, met vele tinten grijs. Dan is onze eerste taak adviseren en een beslissing nemen in groep, na rijp beraad.
Sinds het proces van Tine Nijs hebben sommige artsen afgehaakt, omdat ze zich minder en minder op glad ijs willen begeven.
“Soms wordt het te veel, maar grote dankbaarheid brengt terug evenwicht”
Sinds het proces van Tine Nijs hebben sommige artsen afgehaakt, omdat ze zich minder en minder op glad ijs willen begeven. En dan worden wij als LEIFartsen, in de eerste plaats adviseurs, steeds meer uitvoerder. Het is nooit de bedoeling geweest dat ik als een soort moderne versie van de middeleeuwse beul de provincie zou rondsjezen met een tasje vol euthanatica, maar uiteindelijk wil je toch de mensen helpen in hun ultieme vraag naar een waardig levenseinde. En dus doe je dat, daar heb ik persoonlijk niet te veel problemen mee.
Hoe ondersteun je een patiënt en de familie concreet in hun besluitvormingsproces?
We ondersteunen in de eerste plaats met voorafgaande zorgplanning. De invulling van de wilsverklaring is uitermate belangrijk, en zou volgens mij vaker ter sprake mogen komen bij de huisarts. Het is een goed moment om te peilen naar de verwachtingen rond het levenseinde. Dit is echter arbeidsintensief en kost véél tijd. Hier is de verwijzing naar de LEIFpunten en -antennes zinvol. Daar werken opgeleide LEIFconsulenten die tijd hebben en de pati-
enten helpen bij het invullen van die documenten. In onze lokale LEIFantenne neemt onze consulente een volledig uur per patiënt!
Het traject doorlopen na een euthanasievraag is uiteraard arbeidsintensief en vergt veel tijd. De verplaatsing naar de patiënt, de meervoudige contacten, de dialoog met de familie, met de huisarts en de verpleging, het opvragen van verslagen van specialisten: het is tijdrovend. Misschien is het niet toevallig dat we in ons LEIFpunt op een na allemaal gepensioneerde artsen terugvinden. Het is volgens mij trouwens niet slecht dat je als LEIFarts een zekere (levens-) ervaring hebt opgedaan.
Kan je een ervaring delen die je bijzonder heeft geraakt?
Moeilijke vraag. Het zijn er bijna even veel als ik euthanasies heb verricht. Als ik een case moet kiezen … Een jongdemente vrouw van mijn leeftijd. Veel te vroeg. In een nog wilsbekwaam stadium. In aanwezigheid van haar oude moeder, haar ex, haar kinderen met partner, en kleinkinderen. Haar laatste woorden: ‘Bedankt dat je me zo
goed wil helpen.’ Waarna ik op haar uitdrukkelijke vraag champagne (echte!) gedronken heb om kwart na 9 ’s morgens … Heel sereen, met veel verdriet voor het te snelle afscheid.
Toch emotioneel belastend.
Hoe ga je daarmee om?
In het begin belde ik altijd mijn collega op in de auto. Zij stond altijd klaar, ook tijdens consultaties, met een luisterend oor. Ik deel ook veel met mijn partner Mieke, die begrijpend meeleeft. Verder sta ik altijd in contact met andere LEIFartsen, vragen we mekaars advies en wisselen we ervaringen uit op symposia en studiereizen.
En als het toch even te veel word?
De moeilijkste situaties komen voor bij psychiatrische patiënten, dat is heel belastend. Soms moet je er even uit. Collega’s kunnen het dan overnemen. Moeilijke ervaringen hebben hun tijd nodig, en die neem je dan.
De soms gênant grote dankbaarheid van de patiënt en de omgeving brengt het evenwicht vaak terug. De overtuiging iets goed te doen is heel
De rol en verantwoordelijkheid van
de LEIFarts
bijzonder, vooral bij patiënten die lang op de dool zijn, en bij wie de professionele omgeving tegenwerkt.
Hoe balanceer je de autonomie van de patiënt met je eigen ethische overwegingen?
Het antwoord is hier duidelijk. De autonomie geeft de patiënt het recht om zijn vraag behandeld te zien, maar de situatie moet steeds getoetst worden aan de euthanasiewet van 2002. Ethische overwegingen kunnen een rol spelen, bijvoorbeeld in de weigering om een dossier uit te werken, maar de uiteindelijke beslissing is er een van respect voor de zorgvuldigheidscriteria zoals gestipuleerd in de wettekst.
Ik moet ook bewaken dat ik mijn eigen normen hier niet in de weegschaal plaats.
Welke ethische dilemma’s komt u tegen in uw werk, en hoe gaat u daarmee om?
Sommige situaties zijn moeilijk omdat ze niet beantwoorden aan de hogergenoemde criteria. Ik zag gisteren een hoogbejaarde dame in een rusthuis. Naar eigen zeggen had ze
geen klachten of pijn, ze at goed, het personeel was vriendelijk. Maar het hoefde allemaal niet meer. Na een mooi en boeiend leven, had het nu geen zin meer. Ik zou die dame willen helpen, maar ik kan en mag niet. Ik moet ook bewaken dat ik mijn eigen normen hier niet in de weegschaal plaats en niet te snel overga tot een emotionele beslissing: ‘Wat zou ik op mijn 94ste levensjaar en in die omstandigheden willen?’ Ik moet objectief blijven.
Hoe beoordeel je of een verzoek om euthanasie voldoet aan de wettelijke criteria?
De patiënt moet wilsbekwaam zijn, het verzoek moet vrijwillig, overwogen en herhaald zijn, het aanhoudend en ondraaglijk lijden (fysisch en psychisch) kan niet verholpen worden, en is het gevolg van een ernstige en ongeneeslijke aandoening veroorzaakt door ziekte of ongeval. Dat zijn de zorgvuldigheidscriteria van de euthanasiewet.
Soms is het niet zo duidelijk. Is de aandoening ongeneeslijk als de patient een behandeling weigert, bijvoorbeeld? Hoe meet je ondraaglijkheid? Wat is een ernstige aandoening? Wanneer is een dementerende patiënt nog wilsbekwaam?
En wat brengt de toekomst? Welke uitdagingen en kansen zie je voor de levenseindezorg?
Ik wil het hier nog eens herhalen: we hebben een goede wet die men ons in het buitenland benijdt. In de eerste plaats moeten we zorgen dat de wet niet wordt teruggeschroefd.
“
Ik wil het nog eens herhalen: we hebben een goede wet die men ons in het buitenland benijdt. ”
De grootste uitdaging in onze snel vergrijzende maatschappij ligt bij mensen die dementeren. Het zou zeer zinvol zijn om met respect voor de op schrift gestelde wil van de patiënt een antwoord te vinden voor in een wilsonbekwaam stadium. Ik vind dat de dementerende in een wilsbekwaam stadium met een positieve en negatieve wilsverklaringen op voorhand ter kennen kan geven wat die wenst na de omslagperiode van wilsbekwaamheid naar wilsonbekwaamheid. Er is daaromtrent een uitgebreid wetsvoorstel ingediend door Vooruit en Open Vld. Persoonlijk vind ik de eindelevensproblematiek en het voltooide leven meer dan een maatschappelijk en politiek debat waard.