Venster 2017_2

Page 1

Stichting Oude Gelderse Kerken Kwartaalblad, jaargang 15, 2017, nummer 2

Kerkbouw in Gelderland tijdens de Republiek

Voorjaarsexcursie naar de Gelderse Vallei Bling-bling in Zaltbommel

Venster, 2017, nummer 2 — 1

door Thomas H. von der Dunk


Van de redactie

Colofon

Beste lezer, De provincie Gelderland heeft Beleef het mee! Beleidsprogramma Cultuur en Erfgoed 2017-2020 gepubliceerd. Een belangrijke passage hieruit waarin ook religieus erfgoed wordt genoemd, luidt als volgt: ‘Wij realiseren ons dat het niet mogelijk is om al ons erfgoed te behouden en te restaureren. De verwachte leegstand van bepaalde categorieën monumenten is groot. Dit betreft zeker ons religieus erfgoed. Verantwoord erfgoedbeleid betekent steeds vaker verantwoord kiezen. De noodzaak om te kiezen wordt onderstreept door het feit dat zich de komende tijd een aantal zeer grote restauratieopgaven aandienen. We kiezen op basis van economische,

maatschappelijke en intrinsieke waarde van het monument. Hierbij betrekken we iedereen die zich betrokken voelt. Naast de eigenaar zijn dit bijvoorbeeld ook mensen in de omgeving, de gemeente, het Rijk en (lokale) organisaties. Samen zullen we een keuze maken welke monumenten primair onze aandacht verdienen.’ Een behartenswaardige tekst die ook van belang is voor de SOGK. Voor het gehele beleidsprogramma kunt u terecht op ­www.­gelderland.nl/­ bestanden/Documenten/Gelderland/ Bestuur-en-organisatie/­beleidsplannen/ Beleid_Cultuur_Erfgoed.pdf.

Ben Verheij

Inhoud

Groenlo

Hoog-Keppel

3 4

Bronkhorst

Locaties van de SOGK

Nieuws van Stichting Oude Gelderse Kerken

Berichten van het bestuur

Venster, 2017, nummer 2 — 2

6 8

Vorden

Voorjaarsexcursie

Naar kerken in de Gelderse Vallei

22

Interview

23

24

SOGK-businesspartner Takkenkamp

10

Zutphen

Aerdt

Hoofdartikel

Kerkbouw in Gelderland tijdens de Republiek Agenda

Activiteiten in onze kerken Kerk&werk:

Vrijwilliger in Leur Sluitsteen

Bling-bling in Zaltbommel

Venster is het kwartaalblad van de Stichting Oude Gelderse Kerken. Met dit blad wil de stichting belangstelling wekken voor oude kerken. Venster verschijnt vier keer per jaar (februari, mei, september, en november). Venster wordt toegestuurd aan donateurs van de SOGK, leden van Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland, colleges van burgemeester en wethouders van Gelderse gemeenten, externe relaties, openbare bibliotheken, notarissen, gezondheidscentra, wijkcentra en dorpshuizen in Gelderland. Stichting Oude Gelderse Kerken Postbus 7005 6801 ha Arnhem Telefoon (026) 355 25 55 (ma. t/m vr. 9.00 – 17.00 uur) info@oudegeldersekerken.nl www.oudegeldersekerken.nl Vaste donatie met tijdschrift Venster: minimaal € 25,– per jaar Bank: NL53 INGB 0003 3246 14 Redactie: Ben Verheij, hoofdredacteur; drs. Karlijn van Onzenoort, ­eind­redacteur; drs. Marjan Witteveen, ­wetenschappelijk redacteur venster@oudegeldersekerken.nl Medewerkers: dr. Verena Demoed, Carel van Gestel, dr. Ineke Pey Grafisch ontwerp en opmaak: Henk-Jan Panneman, Arnhem Fotografie: ©sogk en auteurs, tenzij anders vermeld Druk: Drukkerij Hendrix, Peer (B) issn 1571 – 5957 Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Waar nodig is getracht de eventuele rechthebbenden van de afbeeldingen te achterhalen. Zij die in dit verband niet konden worden benaderd, kunnen zich met de redactie in verbinding stellen. Afbeelding voorzijde: De hervormde kerk van Overasselt. Foto: Havang, 2008


Succesverhaal SOGK-locatie

Verena Demoed

‘Er zit muziek in de Dorpskerk van Vorden’ Op zondagochtend staan de stoelen nog op de preekstoel gericht. Maar ’s middags worden ze in de richting van het koor voor in de kerk geplaatst. Daar staat een vleugel waaraan nu de Brusselaar Matthieu Idmtal (1988) plaatsneemt. Samen met de eveneens Brusselse violiste Maya Levy (1997) speelt hij laatnegentiende- en vroegtwintigste-eeuwse muziek. De Vordense Dorpskerk is een frisse, lichte kerk. De akoestiek was altijd al goed, maar sinds de vernieuwing

in 2011 is het helemaal genieten. Verschillen in intensiteit komen perfect uit. Zelfs het meest subtiele spel is achterin hoorbaar. Meestal trekken de zondagmiddagconcerten zo’n 75 tot 100 mensen. Maar het is de eerste mooie lentedag en met de zon als tegenstander valt de opkomst een beetje tegen. Het publiek komt uit Zutphen en Vorden zelf, maar ook uit Winterswijk, Voorst en Apeldoorn. De bezoekersaantallen groeien nog steeds. ‘Achterhoekers kijken altijd eerst even de kat uit de boom,’ zegt drijvende

kracht Ben Godtschalk, ‘maar als je kwaliteit levert, breidt de olievlek zich vanzelf uit.’ Toeristenconcerten In juni beginnen ook de toeristenconcerten weer. Dan stroomt de Dorpskerk elke donderdagmiddag vol voor een half uurtje piano- of orgelmuziek, waaraan vaak nog andere instrumenten worden toegevoegd. In juli en augustus zijn er romantische zaterdagavondconcerten. Ze beginnen pas om tien uur ’s avonds en de enige verlichting komt van de kaarsenkronen.

In elke uitgave van Venster zetten we een van de locaties van de SOGK in de spotlight. Door middel van een markant verhaal of bijzonder evenement staan we even stil bij onze eigen monumenten. Dit keer bij de Vordense Dorpskerk. Optreden in de Vordense Dorpskerk.

Venster, 2017, nummer 2 — 3

Steeds uitgebreider programma Het begon allemaal in 2005 met de toeristenconcertjes van de Vordense organist Cees van Dusseldorp. Toen streek ook Godtschalk in Vorden neer na een werkend leven als kapitein in de offshore-industrie. Hij komt uit een muzikaal nest, bezoekt veel concerten en heeft goede contacten in de muziekscene. Samen met Van Dusseldorp breidde hij het muzikale programma in de Dorpskerk steeds verder uit. In 2014 werd de Stichting Vrienden van de Dorpskerk Vorden opgericht. Naast kamermuziek vinden soms ook grotere producties als de Johannes Passion plaats. En sinds 2015 ook exposities, zoals in september bijvoorbeeld schilderijen van Achterhoekse landschappen door A.M. Gorter (1866-1933).


Nieuws van Stichting Oude Gelderse Kerken Klinkend erfgoed Bij de overname van religieuze monumenten neemt de Stichting Oude Gelderse Kerken ook het klinkend erfgoed over. Onder klinkend erfgoed worden verstaan de klokken, carillons en orgels. In onze situatie zijn het meestal de orgels waar de stichting de verantwoordelijkheid voor heeft. In onze gebouwen zijn zeer verschillende orgels te bewonderen. Het is van fundamenteel belang dat deze orgels goed onderhouden worden. Daarnaast moeten de orgels ook regelmatig worden bespeeld om ze, zeker na onderhoud en/of restauratie, in optimale conditie te houden. Voor organisten zeker een uitdaging, en voor jongeren die ­kiezen voor het bespelen van kerkorgels, ook een uitgelezen kans om zich op verschillende orgels verder te profes-

Haarlo

Vorden

sionaliseren. Hebt u belangstelling om onze orgels te bespelen, dan kunt u contact opnemen met de Plaatselijke Commissie van een van onze gebouwen. Het bestuur waardeert de inspanning van de heren Theo Welmers en Gert Oldenbeuving, leden van de Raad van Advies en zeer deskundig op dit gebied, die alle orgels hebben bezocht en bespeeld en een verslag van de conditie van de orgels hebben gemaakt. Zij hebben van elk orgel een beschrijving gemaakt en ook even­ tueel de verschillende orgelbouwers c.q. restaurateurs benoemd alsmede de tijd waarin zij aan een orgel verbonden zijn geweest. Daarnaast hebben ze ook de kunsthistorische aspecten van elk orgel onder woorden gebracht. Een fantastisch werk dat de heren Welmers en Oldenbeuving hebben verricht.

Kranenburg

Hummelo

Etten

Venster, 2017, nummer 2 — 4

Businesspartners SOGK • Acel, Doetinchem • B.F. van Tienen Aannemersbedrijf, Nijmegen • Boerman Kreek Architecten, Steenderen • Bouwbedrijf Hoffman, Zutphen • Burgers van der Wal, Doetinchem • Conserduc-Renofors, Sliedrecht • Dijkman Bouw, Warnsveld • Donatus Verzekeringen, Rosmalen • Elbertse Orgelmakers, Soest • GlasBewerkingsbedrijf Brabant, Tilburg • GlasPro glasstudio, Doetinchem • Van Hoogevest Architecten, Amersfoort • Koninklijke Eijsbouts, Asten • Koninklijke Woudenberg, Ameide • Lakerveld ingenieurs- en

• • • • • • • • • • • •

architectuurbureau, Noordeloos Leidekkersbedrijf D. Koenders, Neede Van Lierop, Boxtel MAS Architectuur, Hengelo Orgelmakerij Reil, Heerde Rijkaart Elektrotechniek, Arnhem Schildersbedrijf Albert Verhoeven, Arnhem Smederij Oldenhave, Vorden Takkenkamp Gevelonderhoud, Zelhem Timmer- en Aannemersbedrijf De Vries, Hummelo Van Dinther Bouwbedrijf, Schaijk Van Wely Loodgieters en Leidekkersbedrijf, Groessen Wiltink Installatietechniek, Vorden

De conclusie van hun bevindingen is dat de situatie van de kerkorgels over het algemeen goed te noemen is. Het Flentorporgel van de Calixtuskerk in Groenlo verkeert nog geheel in originele staat en zal binnen afzienbare tijd worden gerestaureerd.

Het orgel van de kerk in Aerdt. Foto: Gaab van Hall

Buren

Rijswijk

Ook businesspartner worden? Bedrijven en instellingen kunnen businesspartner worden van de Stichting Oude Gelderse Kerken (SOGK). Als tegenprestatie ­ontvangen deze bedrijven informatie over onze activiteiten, ­kunnen ze onze kerkgebouwen huren en kunnen ze deelnemen aan onze jaarlijkse netwerk/lunch­bijeenkomst. Ook interesse om voor een jaarlijkse bijdrage van € 200 SOGKbusinesspartner te worden? Neem contact met op met onze penning­ meester Geert Beltman, T (026) 442 09 01 of stuur een mailtje naar info@oudegeldersekerken.nl onder vermelding van ‘businesspartner’.


Lekker eropuit! De mooie dagen staan voor de deur. De tijd om eropuit te gaan. De religieuze monumenten van de SOGK staan op schitterende plekken. Zeker de moeite waard om een wandeling

of fietstocht te maken met een kerk­ gebouw als startpunt. Wandelend kunt u een ­kerken- of klompenpad volgen. Fietsend kunt u via knooppunten een schitterende route uitstippelen. En steeds zult u weer verrast worden door

de uitstraling die de kerken en torens hebben op de omgeving. In Zutphen kunt u een stadswandeling maken langs gebouwen waar Zutphense Joden geleefd, gewerkt, ‘gekerkt’ en onder­ gedoken hebben gezeten.

De religieuze monumenten van de SOGK, zoals de Remigiuskerk in Steenderen, staan op schitterende locaties. Foto: Nico Peek

Leur

Steenderen

Financieel nieuws De jaarrekening 2016 kunt u vanaf eind mei op onze website bekijken. Als bestuur streven wij volledige transparantie na. Mocht u vragen hebben over onze financiën, dan kunt u uiteraard altijd onze penningmeester benaderen voor nadere toelichting. Erfenissen en legaten vormen door de jaren heen een belangrijke inkomstenbron voor ons werk. Vandaar dat wij deze vorm van schenken regelmatig onder de aandacht brengen. Door de Stichting Oude Gelderse Kerken te gedenken in uw testament doet u iets geweldigs. U zorgt ervoor dat ook in de toekomst het religieus erfgoed in stand blijft en dat generaties na ons nog kunnen genieten van dit waardevolle bezit. U kunt

Hengelo

Drempt

uiteraard ook aangeven of uw nalatenschap bestemd moet worden voor een bepaalde kerk of synagoge. Uw notaris helpt u graag. Indien gewenst kan onze

Kerk-Avezaath

Batenburg

penningmeester u nader informeren over onze ANBI-status en fiscale aspecten bij giften. Een onderwerp om nog eens over na te denken.

Detail van het orgel in de kerk van Aerdt. Foto: Carel van Gestel

Venster, 2017, nummer 2 — 5

Zutphen


Excursie

Jean Gardeniers en Frits van Lochem

Voorjaarsexcursie naar vijf kerken in de Gelderse Vallei Op zaterdag 20 mei gaat de excursie naar kerken in Renswoude, Scherpenzeel en Achterveld. In deze regio worden ook nog steeds nieuwe monumentale kerken gebouwd. Daar zullen we voorbeelden van zien. Naast de ook van binnen te bezoeken kerken zullen in Barneveld en Ede nog enkele andere kerken de revue passeren. Vertrek- en eindpunt van de tocht is het NS-station Ede-Wageningen.

Venster, 2017, nummer 2 — 6

Hervormde Koepelkerk in Renswoude Na de reformatie wordt gezocht naar een kerkvorm die beter past bij de dienst van het Woord. Een centraalbouw biedt de gelegenheid de (gehoor) afstand tussen gelovigen en kansel te verkleinen. De eerste kerk in deze vorm is de achtkantige koepelkerk van Willemstad uit 1607. Ook de kerk uit 1639-1641 in Renswoude is een prachtig vroeg reformatorisch voorbeeld. In opdracht van Johan van Reede, de heer van Renswoude ontwerpt de bekende bouwmeester Jacob van Campen deze kerk met als plattegrond een Grieks kruis. De hoeken van de uiteinden van de kruisarmen hebben uitzwenkende steunberen. Deze hebben ook een symbolische betekenis. Ze verwijzen naar de Tempel van Jeruzalem. De kansel, de lezenaar en een offerblok met doopbekken zijn zeventiende-eeuws. De

Koepelkerk in Renswoude.

kerk bevat wapen- en rouwborden. De Achthoek in Scherpenzeel Deze oorspronkelijk gereformeerde kerk uit 1959 is ontworpen door H. Eldering. Evenals zijn grootvader Cornelis ontwerpt hij kerken binnen de eigen gereformeerde zuil; in totaal zijn rond de vijfentwintig kerken gerealiseerd. Aansluitend bij de door Abraham Kuyper voorgestelde amfitheater-gewijze opstelling rond het Woord, ontwerpt Elfering ook diverse centraalbouwen. Deze staan onder andere in Schoondijke (1950), Bant (1954), Castricum (1955) en Enumatil (1955). De achthoekige kerk van Scherpenzeel staat, qua bouwvorm symbolisch, op de plek van de oude molen. De bouwmaterialen, de versieringen en het interieur ademen de sfeer van de sobere Wederopbouwtijd.

De Achthoek in Scherpenzeel.

Sionkerk in Scherpenzeel De Gereformeerde Gemeente bouwt in 2013 een grote kerk met 1500 zitplaatsen, die wat betreft uitgangspunten nauw aansluit bij het reformatorische kerkmodel. De gemeente zit in de kerkzaal in een waaier om de kansel heen. Het ontwerp is van Tanja Wendt van Van Hoogevest Architecten. Op een vrij liggend terrein met grote parkeerplaats in een nieuwe wijk staat een trapsgewijs oplopend gebouw. Het bevat op de begane grond een kerkzaal met consistoriekamer, een bibliotheek en twee grote zalen en op de verdieping zes zalen voor catechisatie en jeugdwerk. Milieuvriendelijke luchtbehandeling en verwarming zijn onderdeel van het ontwerp. Als architectonische markering van het liturgisch centrum heeft de kerkzaal bij de kansel een spits toelopend torenelement.

Sionkerk in Scherpenzeel. Foto: Tom van Hell


Sint-Jozefkerk in Achterveld.

Dorpskerk in Scherpenzeel.

ruimte. In het begin van de Tweede Wereldoorlog ligt Scherpenzeel in de frontlinie en wordt zwaar getroffen. De Wederopbouw in 1941-1942 wordt aangegrepen om het centrum van het dorp te herinrichten. Zo ontstaat achter de kerk een groot plein. De verwoeste toren wordt, ongeveer in oude vormen, via een extra travee meer westelijk herbouwd. De oudste elementen zijn de oorspronkelijke gebeeldhouwde kraagstenen in het koor. De kruisribgewelven zijn in 1939 vernieuwd. De kerk bezit enkele oude interieurstukken. Sint-Jozefkerk in Achterveld Deze kerk is in 1932 ontworpen door H.W. Valk en is een van de zuiverste voorbeelden van een zogenaamde christocentrische kerk, waarbij het altaar centraal staat. Dit middelpunt wordt gevormd door de kruising van schip en lange zijarmen en wordt geaccentueerd door een brede en hoge vie-

ringtoren. Karakteristiek voor Valk zijn ook de grote handvormstenen, die binnen als schoon metselwerk aanwezig zijn. De tientallen gebrandschilderde ramen zijn van Charles Eyck en de altaren en ander smeedwerk van edelsmidse Brom. Verder lezen A. Barendrecht, Sint Jozef Kerk Achterveld, Barneveld 2006 K. Bosma en C. Wagenaar (red.), Een geruisloze doorbraak, Rotterdam 1995 B. Fennema, De gebouwde erfenis van twee FriesGroningse architecten, Tiel 2015 J. Huisken et al., Jacob van Campen. Het klassieke ideaal in de Gouden eeuw, Amsterdam 1995 M.D. Ozinga, De Protestantsche Kerkenbouw in Nederland van Hervorming tot Franschen tijd, Amsterdam 1929 A. Pons (red.), Vensters op refodomes. Bevindelijk gereformeerden en moderne kerkbouw, Apeldoorn 2015 J.P. Sinke, Waar onze God Zijn woning houdt. De kerkgebouwen van de Gereformeerde Gemeenten, Krabbendijke 2014 R. Steensma en C.A. van Swigchem, Honderdvijftig jaar gereformeerde kerkbouw, Kampen 1986

Venster, 2017, nummer 2 — 7

Dorpskerk in Scherpenzeel De hervormde kerk in het centrum oogt middeleeuws. In oorsprong is dat ook het geval, maar bij een restauratie in 1939 blijven alleen de toren en het koor over, het schip wordt gesloopt en vervangen door een eenbeukige


Interview

Karlijn van Onzenoort

SOGK-businesspartner Takkenkamp Gevelonderhoud

Van familiebedrijf naar speler van formaat Eigenlijk wilde hij mountainbiker worden. In 1996 fietste hij naar een mooie 21ste plaats tijdens de wereldkampioenschappen in Australië. Maar Rick Takkenkamp besefte op tijd dat hij niet goed genoeg was om prof te worden. Hij gooide het stuur om en ging (toch) aan het werk in het familiebedrijf. De jonge directeur/eigenaar staat nu aan het hoofd van de Takkenkamp Groep, een l­andelijke speler van formaat op het gebied van gevelonderhoud, isolatie, voegwerk, steiger- en hoogwerkerverhuur. ‘Ons bedrijf is in 1938 opgericht door mijn opa’, vertelt Rick Takkenkamp. ‘Het werk bestond destijds vooral uit voegwerk in de nieuwbouw. Restauratie werd toen sporadisch uitgevoerd, ook al omdat daar na de oorlog vaak geen geld en of aandacht voor was. Door de jaren heen is ons bedrijf uitgegroeid tot specia­list op het gebied van gevel­onderhoud, isolatie en voegwerk. Nu vindt nog maar vijf procent van het werk in de nieuwbouw plaats.’

Venster, 2017, nummer 2 — 8

Herstelwerk Takkenkamp voerde de laatste jaren restauratiewerk uit aan bekende

monumentale gebouwen, zoals ‘onze’ Antonius-van-Paduakerk in Kranenburg en de Sint-Bavo in Haarlem. ‘Dat bestond vooral uit het herstellen van metsel- en voegwerk. Ook hebben we in de Hof van Dieren de historische tuinmuur gerestaureerd. Deze zogenoemde Koningsmuur was omgevallen en alle stenen lagen op een grote berg. Onze mensen hebben 45.000 stenen één voor één schoon gebikt. Daarna hebben ze de muur opnieuw gemetseld. De historische stenen hergebruikten ze aan de tuinkant van de muur. Aan de buitenkant zijn 20.000 nieuwe stenen aangebracht.’

Functie van voegwerk Voegwerk herstellen is noodzakelijk als het beschadigd en/of verzand is, loszit of zelfs eruit gevallen is, aldus Takkenkamp. ‘Voegen zorgen onder andere voor een goede waterhuishouding in de gevel’, legt hij uit. ‘Door hun waterkerende functie trekken vocht en regen minder goed in de muur. Dankzij de voeg blijft de steen langer intact.’ Overigens zijn voegen niet alleen functioneel, maar hebben ze ook een belangrijke esthetische functie. De vorm en de kleur van het voegwerk kunnen immers het aanzien van een gebouw maken of breken. Zeker als

Zo’n 45.000 oorspronkelijke stenen werden hergebruikt bij de restauratie van de monumentale Koningsmuur van de Hof van Dieren.


je bedenkt dat je allerlei soorten voegwerk hebt. Een knip- of snijvoeg zijn de bekendste, maar er bestaan bijvoorbeeld ook ook gladde, gekamde, geborstelde en verdiepte voegen.

Werken aan duurzaamheid Rick Takkenkamp draagt cultureel erfgoed een warm hart toe. Soms voert de liefde zo ver dat hij nee zegt tegen een opdracht. ‘Als die niet verantwoord is, pas ik ervoor. Uit respect voor het erfgoed.’ Deze maatschappelijke betrokkenheid van het bedrijf komt ook op andere manieren tot uiting. ‘Wij hebben nadrukkelijk oog voor mens en milieu. Zo werken hier diverse mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Ook rijden we in elektrische en hybride auto’s en gebruiken we machines met een laag brandstofverbruik. Daarnaast dragen we diverse goede doelen een warm hart toe door middel van donaties en daadwerkelijke hulp. Op die manier dragen we ons steentje bij aan een duurzame wereld.’

Rick Takkenkamp is de derde generatie in het

Weggesleten hoekgevel van de Sint-

bedrijf.

Lambertuskerk in Strijen.

Verschillende soorten voegwerk.

Takkenkamp Groep De Takkenkamp Groep bestaat uit drie werkmaatschappijen: Takkenkamp Isolatie (85 medewerkers), Takkenkamp Gevelonderhoud (90 medewerkers) en Van Milt Restaurateurs (30 medewerkers). Ze zijn gespecialiseerd in het voegen, reinigen, isoleren, renoveren en restaureren van woningen en gebouwen, maar ook van

gedenktekens, ornamenten en kunstwerken. Takkenkamp heeft vestigingen in Zelhem, Deventer, Lunteren, Apeldoorn, Den Bosch, Veendam, Zaandam, Roosendaal en Stadtlohn (Duitsland). Aansprekende restauratieprojecten zijn het Dominicanenklooster in Huissen, de Boreelkazerne in Deventer en Slot Loevestein.

Venster, 2017, nummer 2 — 9

Eigen laboratorium Soms is het nodig om een stuk gevel uitgebreider te herstellen, bijvoorbeeld door een deel opnieuw te metselen, vervolgt Takkenkamp. ‘Dat was bijvoorbeeld het geval bij de SintLambertuskerk in Strijen, waar een deel van de hoekgevel erg slecht was. De stenen waren bijna weggesleten door jaren van weersinvloeden. Daar hebben we met oude bakstenen de muren weer in ere hersteld.’ Sinds 2016 beschikt het bedrijf over een eigen laboratorium. ‘Daar kunnen we materiaaltechnisch onderzoek laten doen, bijvoorbeeld naar de exacte samenstelling van mortel of naar de ouderdom van historische bakstenen. Zo kunnen we ons advies, dat we vaak op basis van onze ervaring geven, met onderzoeksgegevens onderbouwen.’


Kerkbouw in Gelderland tijdens de Republiek

Thomas H. von der Dunk

De tijd van de Republiek (1588-1795) vormt voor de kerkbouw in Gelderland een minder belangrijke periode. Anders dan bijvoorbeeld in het gewest Holland, waar toen in de snel expanderende steden een hele reeks van imposante bedehuizen tot stand kwam, verrezen in Gelderland in de zeventiende en achttiende eeuw in het geheel geen nieuwe stadskerken en ook betrekkelijk weinig nieuwe dorspkerken. Toch waren er in die twee eeuwen voldoende

Venster, 2017, nummer 2 — 10

kerkelijke bouwactiviteiten die een nadere beschouwing zeker waard zijn.

De Republiek biedt een pauze tussen de enorme productie uit de late middeleeuwen en die uit de negentiende eeuw, toen vooral de zich emanciperende rooms-katholieken een grote bouwactiviteit ontplooiden, wat in de eerste eeuwhelft in tal van neoclassicistische, en in de tweede eeuwhelft in nog meer neogotische kerken resulteerde.1 Daarnaast gingen toen ook, mede in samenhang met de in die jaren inzettende groeispurt van de belangrijkste Gelderse steden, de protestanten weer talloze nieuwe kerken bouwen, zowel de oude Nederlandse Hervormde Kerk, als later ook de daarvan afgesplitste Gereformeerde Kerken.2 Tegen die achtergrond verbaast het niet dat er naar de Gelderse kerkbouw tijdens de Republiek nog nauwelijks onderzoek is gedaan en een samenvattend overzicht tot dusverre ontbreekt.3 Toch bestaat voor een overzicht voldoende reden, en dit artikel beoogt een eerste aanzet daartoe te zijn, op basis van de reeds voorhanden literatuur. Die bestaat grotendeels uit monografische studies van afzonderlijke kerkgebouwen, waarbij overigens het accent ook dan vaak op de middeleeuwen blijkt te liggen, en latere verbou­ wingen veelal slechts terloops ter sprake komen. Het uitgangspunt vormde een – slechts incidenteel met andere bronnen uitgebreide – systematische inventarisatie op basis van het in het jaar 2000 verschenen deel over

Gelderland uit de serie Monumenten van Nederland,4 waaraan veruit de meeste gegevens en bouwjaren – en wel alle (maar niet uitsluitend) die niet nader in een noot verantwoord zijn – zijn ontleend. Die inventarisatie beperkt zich daarmee automatisch vrijwel (maar niet uitsluitend) tot de nog bestaande monumenten, maar op basis daarvan laat zich vermoedelijk toch wel een vrij betrouwbaar beeld schetsen van de kerkelijke bouwactiviteiten in de provincie gedurende de twee desbetreffende eeuwen in hun geheel.

Situatie van katholieken tijdens de Republiek De reformatie had ook in Gelderland van de in de middeleeuwen vanzelfsprekende dominante positie van de RoomsKatholieke Kerk weinig heel gelaten.5 Op de Veluwe, in de Tielerwaard en in de Nederbetuwe, alsmede in grote delen van de Graafschap was – blijkens de in 1809 gehouden eerste nationale volkstelling die onderscheid naar religie maakte – de overgrote meerderheid van de bevolking tot de nieuwe hervormde leer overgegaan.6 Slechts in enkele steden als Tiel, Zaltbommel, Zutphen, Wageningen – maar vooral Arnhem en Doesburg, waar bijna de helft van de bevolking de moederkerk trouw gebleven was – bevond zich nog een katholieke kern van noemenswaardige omvang. In de Bommelerwaard en de Achterhoek was het beeld al gedif-


ferentieerder; rond Groenlo en Lichtenvoorde had zelfs een katholieke enclave stand weten te houden, en bleven juist de protestanten ver in de minderheid.7 Ook de Overbetuwe, de Liemers en Montferland waren overwegend katholiek. De grens tussen beide confessies blijkt, achteraf, ook in Gelderland tijdens de Tachtigjarige Oorlog sterk door de militaire bestandslijn van het Twaalfjarig Bestand (16091621) te zijn bepaald. Gebieden die voordien door de staatse legers onder Maurits veroverd waren, werden overwegend protestant, gebieden die pas nadien door Frederik Hendrik aan het grondgebied van de Republiek werden toegevoegd, bleven overwegend katholiek; van gewelddadige protestantisering was daarna nauwelijks meer sprake. Zo bleven de dorpen in het Land van Maas en Waal en het Rijk van Nijmegen – de stad Nijmegen (die een substantiële hervormde minderheid zou tellen) dus uitgezonderd – vrijwel allemaal voor meer dan negentig procent de oude kerkleer toegedaan. De organisatie van de Rooms-Katholieke Kerk was op het eind van de zestiende eeuw in het staatse deel van Gelderland vrijwel compleet ingestort. De Spaanse koning Philips II had nog in 1559 met een grote herindeling van de hele Habsburgse Nederlanden de kerkelijke grenzen aan de staatkundige aangepast, maar de toen nieuw gecreëerde

bisdommen (zoals Deventer en Groningen) binnen de nieuwe kerkprovincie van de – bij deze tot aartsbisschoppelijke zetel gepromoveerde – oude bisschopsstad Utrecht hielden niet lang stand. Net als veruit het grootste deel van de rest van de Republiek was Gelderland voor Rome al voor het eind van de zestiende eeuw missiegebied geworden, behorend tot de zogeheten Hollandse Zending. Het maakte daarbij deel uit van een uitgestrekte regio waar, nadat de protestanten alle bestaande kerkgebouwen in handen hadden gekregen, de katholieke leer officieel verboden was en rondtrekkende priesters slechts in het diepste geheim thuis bij trouwgebleven gelovigen (soms op het kasteel van een katholieke edelman) de mis konden opdragen.8 Gelderland bezuiden de Waal behoorde tot het apostolisch vicariaat van ’s-Hertogenbosch (sinds 1648 de opvolger van het in 1559 opgerichte en in 1629 in feite opgeheven bisdom), terwijl het uiterste oosten van de Achterhoek tot 1823 onder het Duitse bisdom Münster ressorteerde, wat mede het behoud van de genoemde katholieke enclave rond Groenlo en Lichtenvoorde verklaart. Zelfs in die plaatsen, waar de bevolking in overgrote meerderheid katholiek gebleven was (zoals bezuiden de Waal), had zij steevast de oude kerk aan de protestanten moeten afstaan. Met name in de Achterhoek ging het bezit ervan

Venster, 2017, nummer 2 — 11

Hervormde kerk in Hedel. Alle foto’s bij dit artikel zijn van de auteur.


Opmetingstekening uit 1831 van de niet meer bestaande St.-Martinuskerk in Giesbeek door Sint-Martinuskerk in Wijnbergen.

G.J. Dibbets.

als gevolg van de regelmatige verschuiving van het front tijdens de Tachtigjarige Oorlog in het begin van de zeventiende eeuw soms nog een paar maal heen en weer, zoals in Groenlo, waar, in de woorden van een tijdgenoot, bij de verovering door Frederik Hendrik in 1627 de oude kerk automatisch door het reght van overwinninge ghegeven [was] aan de vergaderinghe der Protestanten.9 Al eerder, in 1597, was het stadje door prins Maurits veroverd, maar vanaf 1606 was het wederom in Spaanse handen geweest. En de Stevenskerk in Nijmegen werd in 1579 hervormd, in 1585 katholiek, in 1591 weer hervormd, in 1672 weer katholiek en in 1674 definitief hervormd.10 Want uiteindelijk bleven al deze prereformatorische kerkgebouwen – behoudens zo’n korte onderbreking van 1672 tot 1674 als gevolg van de inval in het Rampjaar van de Fransen en de bisschop van Münster, Bernhard von Galen11 – vast in protestantse hand. Pas Lodewijk Napoleon heeft in een paar Gelderse plaatsen tijdens een werkbezoek (een van) de oude kerk(en) aan de katholieken gerestitueerd.

Venster, 2017, nummer 2 — 12

Katholieke staties Niet eerder dan in de loop van de zeventiende eeuw, maar eigenlijk pas echt in de achttiende eeuw, nam de bestrijding van de ‘paapse afgoderij’ van staatswege af en werd de uitoefening van de katholieke eredienst steeds vaker, al dan niet tegen een onderhandse donatie aan de plaatselijke autoriteiten (tijdens de Republiek was de overheid vrijwel per definitie corrupt) oogluikend toegestaan. Later kreeg dat in de vorm van zogeheten recognitiegelden zelfs een regulier karakter en kwam een einde aan elke daadwerkelijke vervolging van de priesters, die inmiddels niet meer rondtrokken maar een duurzame verblijfplaats hadden gekozen. Ook wat officieel verboden bleef, kon in Nederland voortaan bij wet

St. Franziskus in Zwillbrock.

geregeld worden; voor wetsovertreders sluiten wij vaak nu eenmaal liever de ogen – dat heet dan met een mooi woord: gedogen – dan de deur van het cachot. Provisorisch ingerichte, wisselende locaties voor de mis maakten zo gaandeweg plaats voor vaste staties (de facto parochies, maar zonder bestuur, reglementen en exacte grenzen) met zogeheten schuilkerken (in de steden) of schuurkerken (op het platteland). Deze schuil- en schuurkerken moesten uitwendig alle karakteristieken van een echte kerk (als toren, klok, uurwerk plus rond- of spitsboogvensters) ontberen, maar konden inwendig in een eenvoudige landelijke barokstijl als een duidelijk sacrale ruimte worden ingericht. De bouw ervan ging desalniettemin vaak met grote problemen gepaard, omdat hij op hevig verzet van de plaatselijke hervormde kerkenraad stuitte, die gezworen had alle paapse afgoderij voor altijd uit te bannen. Nog in de loop van de achttiende eeuw noteerden de hervormden in Lichtenvoorde, toen daar voor de katholieke meerderheid voor het eerst zo’n ‘strooijenkerk’ werd opgetrokken, in hun doopboek met afschuw dat de pastoor een nieuw Babels kasteel tot zijne woninghe [had] opgericht.12 Als gevolg van de emancipatie in de negentiende eeuw, die – vanaf de Bataafse Omwenteling van 1795 wettelijk toegestaan, maar uit notoir geldgebrek vaak pas na decennia gerealiseerd – in hun plaats de bouw van nieuwe grote katholieke kerken mogelijk maakte, zijn vrijwel al die schuurkerken in Gelderland weer al lang verdwenen, net als elders in Nederland.

Bewaarde en verdwenen katholieke schuurkerken Bewaard bleven slechts, in later gemoderniseerde versie, de schuurkerken in Baak (1772-’73) en Wijnbergen bij


Voormalige schuurkerk St.-Martinus in Baak, nu Cultureel Centrum Concordia.

openbare weg zichtbare ramen fors verminderd zou worden en achter de ingang ook een extra portaalsluis werd aangebracht, ten einde ‘t oog, van de gemeene weg tot in ‘t uyterste gedeelte van de kerk andersints vallend, daardoor ganschelijk weg te nemen. Alleen dan was hij gerustgesteld dat met sulken gebouw (uijterlijck op ‘t hoogste genomen na eene Heere-schuur gelyckende en van alle kanten zoo in en toegesloten, dat geen oog van de gemeene weg, hoezeer ook daarvan niet veel meer dan 12 voete afgescheiden, daarin kan penetreren) eenige gegronde aanstoot kan worden gegeven.18 Van het oorspronkelijke aanzien zijn noch voor Baak, noch voor Wijnbergen afbeeldingen overgeleverd, maar een wel bewaarde bouwtekening van de uit 1780 daterende, sinds lang verdwenen St.-Martinus van Giesbeek, in 1831 door de Arnhemse Waterstaatsingenieur Gerrit-Jan Dibbets (17881859) in verband met een geplande verbouwing vervaardigd, geeft een goede indruk van zo’n achttiende-eeuwse schuurkerk: een zeer lage, langgestrekte boerderij met een zadeldak dat aan de voorzijde in een wolfsdak eindigt.19 Het was geheel nieuw opgetrokken, waarvoor de overheid alleen toestemming had verleend op de uitdrukkelijke voorwaarde dat ook deese kerkschuur uitwendig geheel eenvoudig is, en geene cieraden heeft, die deselve anders zouden doen aensien als een schuur welke agter een woonhuis is geset.20 In dat opzicht ­konden de autoriteiten inderdaad met het nietszeggende eind­resultaat zeer tevreden zijn. Volgens het nooit gerealiseerde verbouwingsplan van Dibbets van een halve eeuw nadien hadden de gewone deuren en ramen in de ingangspartij voor drie grote ‘kerkelijke’ spitsboogvensters plaats moeten maken. In plaats van dit bouwkundig monstrum werd twee jaar later het verbouwingsplan van een particuliere bouwmeester uitgevoerd; het resultaat van diens inspanningen zou in 1908 door volwaardige nieuwbouw aan de overzijde van de straat overbodig worden, waarna de kerkschuur in 1921 werd gesloopt. De meest volwaardige katholieke schuurkerk verrees ver­­

Venster, 2017, nummer 2 — 13

Doetinchem (1776-’77). Het zijn thans beide eenvoudige eenbeukige bakstenen gebouwtjes met een rij uniforme spitsboogvensters onder het zadeldak, en zo inmiddels toch als bedehuis identificeerbaar. De torenloze St.-Martinus in Baak, mogelijk naar ontwerp van de Zutphense stads­ bouwmeester Teunis Wittenberg (1741-1816)13 opgetrokken, werd in 1836 al weer fors verbouwd en bleef alleen maar tot op heden gespaard, omdat de pas echt volwaardige nieuwe kerk, die in 1889-’91 naar ontwerp van Alfred Tepe in neogotische stijl verrees, een eindje verderop kwam te staan, en niet – zoals gebruikelijk – op de plaats van zijn voor­ ganger.14 De eveneens aan St.-Martinus gewijde schuurkerk in Wijnbergen verving na vijftig jaar een in 1728 gebouwd eerder exemplaar, dat intussen in een bouwval veranderd was – zoals het in de resolutie, waarin toestemming voor de bouw verleend werd, heette: zelfs zoo verre, dat [zij] by een sterken wind had moeten onderschraagd en niet sonder levensgevaar hadde kunnen gebruikt worden.15 Hij werd, toen hij in 1910 ook niet langer meer aan de gegroeide statusbehoefte van de katholieke parochianen voldeed, evenmin afgebroken, maar door Wolter te Riele uit Deventer verbouwd en van een nieuwe ‘kerkelijke’ façade met geveltoren voorzien. Deze kwam op de plaats van de pastorie, waarachter de schuurkerk aanvankelijk rug-aan-rug was opgetrokken.16 Vermoedelijk stammen zowel in Baak als in Wijnbergen de kerkelijke vensters pas van die latere verbouwingen. Tot de – indertijd gangbare – uitdrukkelijke voorwaarden waaronder de Gelderse landdag toestemming verleende voor de bouw van de nieuwe Baakse kerkschuur (die een in 1770 bij hoogwater ingestorte voorganger moest vervangen), behoorde namelijk dat de landdrost van de Graafschap de precieze bouwlocatie zou bepalen, en wel soo verre van de gemeene wegh af en buiijten ‘t gesigt van dien, als eenigsints ­sonder die aan ‘t water ‘t exponeren gevoeglijk sal konnen geschieden. Toen dat niet voldoende mogelijk bleek, moesten er lindebomen voor geplant worden, om het bouwsel aan het publieke protestantse oog te onttrekken. Dat over­ gevoelige protestantse oog mocht tevens, aldus verdere bepalingen in de verstrekte bouwvergunning, niet geprovoceerd worden door voor deuren en ramen een kerkelijke vorm te kiezen, terwijl de landdrost er tevens voor had te zorgen dat niet anders dan een Riete off Stroodak worde gebruijkt.17 Ook voor Wijnbergen had de landdrost inzake het hem voorgelegde bouwplan goedkeurend laten weten: De ramen zijn na dit bestek, van de grond tot aan de glase genomen, ses voete, dus hooger, als de langste mensch met zijn oogen kan bekijken – zodat niemand van buitenaf door de ramen gewaar zou kunnen worden welke stuitende paapse taferelen zich binnenin afspeelden. Maar hij had er, om dat gevaar geheel uit te bannen, nog wel op gestaan dat het ontworpen aantal vanaf de


Lutherse kerk in Arnhem.

Doopsgezinde kerk in Winterswijk.

moedelijk in 1784 in de vorm van de St.-Calixtus in Groenlo, ter vervanging van de schuurkerk op de Rijkenberg, die in 1702 was ingericht en toen op zijn beurt in de plaats van een kerkruimte in een gehuurd huis was gekomen. Hij mocht ditmaal binnen de stadswal verrijzen en werd al door tijdgenoten expliciet betiteld als groter dan zijn voorganger en die van Lichtenvoorde tezamen.21 In 1764 had de hervormde kerkenraad een soortgelijke poging om in Doetinchem een paepsche kerk met de daarin te ­houden afgodendienst te bouwen door de katholieke statie van Wijnbergen herwaarts te verplaatsen, nog weten te ver­hinderen.22 Twee jaar na Groenlo kregen ook de katholieken in Lobith een nieuw bedehuis, blijkens een opmetingstekening uit 1842 een eenvoudige zaalkerk met vier rondboogvensters in de zijgevels en een driezijdig gesloten koor; op het zadeldak prijkte inmiddels een sierlijke dakruiter met klokkoepelvormige bekroning.23 Ook deze eenbeukige zaalkerken zouden later voor nieuwbouw wijken: in Lobith – na vergroting en toevoeging van een toren in 1842 – in 1886 voor een schepping van Tepe, in Groenlo (nadat ook deze al in 1836 sterk verbouwd, vergroot en van toren voorzien was) in 1907 voor de huidige kerk van de hand van Jos Cuypers en Jan Stuyt.

Venster, 2017, nummer 2 — 14

Kerken over de grens Voordat eigen schuurkerken toegestaan, of tenminste getolereerd werden, beschikten veel katholieken ten oosten van de IJssel overigens over een andere uitwijkmogelijkheid: kerkbezoek over de grens. In de Kleefse (later Pruisische) enclaves Huissen, Duiven, Wehl en Zevenaar onder de rook van Arnhem, die pas in 1808 bij Nederland gevoegd zouden worden,24 was de oude middeleeuwse kerk altijd in katholieke handen gebleven. Dat in Lobith in 1786 door de capucijners, nadat zij hier in 1771 ons land waren binnen­gekomen, een volwaardig kerkje gebouwd had kunnen worden, was te danken aan het feit dat ook dit dorp toen Pruisisch grond­ gebied was: het genoemde torentje op de opmetingstekening

Hervormde kerk in Wamel.

Hervormde kerk in ’s-Heerenberg.

van 1842 zou daarom heel goed al uit de bouwtijd kunnen stammen, want de beperkende bouwkundige bepalingen die de Republiek voor katholieke bedehuizen kende, golden op Pruisisch territorium in die tijd niet. Daarnaast begon verder oostwaarts de bisschop van Münster in de loop van de zeventiende eeuw – vooral na de mislukte occupatie en poging tot contrareformatie van 1672-’74 – zijn Gelderse geloofsgenoten in de grensstreek met de bouw van een aantal nieuwe kapellen te faciliteren, die vaak slechts een paar honderd meter van de grens aan Münsterse zijde werden opgetrokken.25 De belangrijkste werd die in Zwillbrock, al in 1651 gesticht, eerst in de vorm van een met stro gedekte plaggenkerk, die echter reeds binnen enkele jaren vervangen werd door een stenen kapel. Deze zou spoedig uitgroeien tot de kern van een heus klooster; de fraaie barokke opvolger uit 1717-’19 – met een tijdens de Republiek voor de Gelderse katholieken zélf onbereikbaar imposant aanzien – bestaat hier nog steeds.26 Halve dorpen maakten ’s zondags generaties lang wandelingen van vele uren om op ‘vrij’ gebied de roomse mis bij te kunnen wonen.

Bedehuizen van de Dissenters Andere religieuze minderheden, die aanvankelijk eveneens slechts node werden getolereerd, beschikten niet over die mogelijkheid. Maar de zogeheten Dissenters – de niethervormde protestanten – waren in Gelderland over het algemeen beter af. De belangrijksten van hen vormden de (meestal uit Duitsland afkomstige) lutheranen aan wie als medeprotestanten meer was toegestaan dan aan de katholieken. Hun aantal bedroeg in 1809 voor heel Gelderland overigens maar tweeduizend zielen – tegenover honderdvijftigduizend hervormden en negentigduizend katholieken. Dat was echter nog altijd meer dan het aantal Gelderse doopsgezinden (tweehonderd) en remonstranten (twintig).27 Een kwart van die lutheranen woonde in Arnhem, waar zij hun grootste kerkgebouw bezaten, een volgend kwart in Nijmegen.28


Hervormde kerk in Ravenswaaij.

De Lutherse Kerk die in 1735-’37, vermoedelijk naar ontwerp van stadstimmerman Leendert Viervant de Oude (16891762) aan de Arnhemse Korenmarkt ter vervanging van het tot dusverre sinds 1644 als kerk in gebruik zijnde, inmiddels bouwvallige pakhuis ‘Den Bontenbergh’ verrees,29 zag er ook als kerk uit. Het gebouw ontbeerde weliswaar een toren, maar lag niet (zoals elders vaak bij de lutheranen het geval was, en bij de katholieken zelfs verplicht) onzichtbaar achter een huis verscholen op een binnenterrein. In classi­ cistische stijl opgetrokken, met een door Ionische pilasters gelede en met driehoekig fronton bekroonde façade, was het gebouw dankzij de grote rondboogvensters in voor- en zijgevels moeiteloos als kerk herkenbaar. Ook die zijgevels worden door grote Ionische pilasters geleed. Tot 1899, toen op een andere locatie in de stad de nieuwe gotische Lutherse Kerk werd gebouwd,30 was het blokvormige bouwwerk als kerk in gebruik. Nadien diende het, door diverse veranderingen verminkt, vervolgens tot 1951 als pakhuis; thans is er een discotheek in gevestigd. Het was, voorzover bekend, de enige tijdens de Republiek nieuw gebouwde lutherse kerk in Gelderland. Elders kregen zij vaak een kleine middeleeuwse gasthuiskapel toegewezen, zoals in Nijmegen (1670), Culemborg (1676), Doesburg (1735) en Doetinchem (1763).31 In Nijmegen moest de met een torentje uitgeruste kapel al in 1756 vergroot worden; in 1959 zou deze worden gesloopt – meer dan een halve eeuw nadat al op een andere locatie een nieuwe, veel grote­ re kerk in gebruik was genomen.32 In Culemborg zou de kapel daarentegen in 1839 voor nieuwbouw op dezelfde plek plaats maken, in Doesburg en Doetinchem is die nog steeds in gebruik. In Doetinchem had de kapel sinds de hervorming leeggestaan (om slechts als bergruimte van de stad benut te worden), behoudens een korte periode in 1672, toen de hervormden er tijdelijk gebruik van maakten, omdat de katholieken voor de duur van de Münsterse verovering

Hervormde kerk in Heukelum.

Hervormde kerk in Meghelen.

van de Achterhoek de Grote Kerk teruggekregen hadden.33 Remonstranten en doopsgezinden ten slotte waren als gezegd in Gelderland schaars. Het enige uit de tijd van de Republiek overgeleverde kerkgebouw van het laatst­ genoemde kerkgenootschap bevindt zich aan de Torenstraat in Winterswijk, in 1809 met 26 lidmaten na Nijmegen en Zutphen de grootste Gelderse gemeente.34 Het betreft een vierkant bakstenen zaalkerkje onder steil piramidedak met twee grote rondboogvensters boven een rondboog­portaal aan de voorzijde, dat in 1711 ter vervanging van een particulier woonhuis werd opgetrokken en rond 1865 ten dele gepleisterd werd. Oorspronkelijk lag het bedehuis als schuilkerk verscholen achter in de tuin van een particulier huis dat later tot pastorie promoveerde. Pas in 1936 kwam het door sloop van een groot buurpand aan een toen nieuw aangelegde straat in het zicht te liggen.35 Het gaaf bewaarde, vrij bescheiden gebouwtje valt ook nu nog in het niet bij de vlakbij gelegen grote gotische stadskerk, die, zoals overal, na de Opstand in handen van de hervormden was gekomen. Die hervormden, toentertijd nog officieel als ‘gereformeerden’ betiteld, domineerden als de ‘Heerschende Kerk’ in de zeventiende en achttiende eeuw ook de kerkbouw. Aan hun bouwkundige activiteiten is de rest van dit artikel gewijd.

Hervormde kerken na de Tachtigjarige Oorlog: herstel en verval In de loop van de Tachtigjarige Oorlog waren, afhankelijk van het verloop van de militaire frontlinie tussen Spaanse en staatse troepen, alle middeleeuwse kerkgebouwen ­zonder uitzondering in hervormde handen gekomen, ook daar, waar de hervormden slechts een verwaarloosbare minderheid vormden. Op het platteland, waar hun gemeente tot ver in de twintigste eeuw meestal met één kerkgebouw kon ­volstaan, maken die oude dorpskerken, soms nadien

Venster, 2017, nummer 2 — 15

Hervormde kerk in Lichtenvoorde.


Venster, 2017, nummer 2 — 16

Hervormde kerk in Leur.

Hervormde kerk in Zevenaar.

verbouwd en vergroot, nog steeds het grootste deel van het hervormde kerkenbezit uit. Zeker in de steden, met hun extra voorraad aan kapellen van kloosters en conventen, hadden de hervormden indertijd niet alle bedehuizen nodig; vele daarvan werden voortaan voor profane doeleinden benut en daartoe grondig verbouwd, of gingen als overtollig tegen de grond. Die profanering trof in Arnhem, een stad met een minieme hervormde meerderheid, spoedig na haar overgang tot de hervorming (in 1579) zelfs de tweede grote kerk van de stad, de ­imposante vroeggotische kapittelkerk van St.-Walburgis. Nadat de meeste kanunniken Arnhem waren ontvlucht, werden in 1583 de woningen rond de St.-Walburgis als weeshuis ingericht en in 1590 alle gestoelten uit de kerk weggenomen. In 1614 werd het westelijk gedeelte tot timmerhuis en bergplaats voor munitie en wapens bestemd, terwijl vanaf 1622, zoals de Gelderse geschiedschrijver Arend van Slichtenhorst (1616-1657) in 1654 met afgrijzen noteerde, de andere helft van de heerlyke ende met twee toorens opklimmende Walburgen kerk aan de wal [...] by onse tijden is onteerd, ende in een wapen-huys en gevanghenis van krijghsluyden is veranderd. Dat laatste oord van onbeschaving was in de sacristie en de noordelijke ­zijbeuk ondergebracht. Die functies behield de kerk – inmiddels als het ‘arsenaal’ bekend – de gehele achttiende eeuw, tot grote schade van het bouwwerk dat inmiddels ook zijn gewelven verloren had. Pas na de teruggave aan de katholieken door Lodewijk Napoleon in 1808 kreeg de St.-Walburgis weer een kerkelijke functie, waarna met het herstel kon worden begonnen.36 In die dorpen waar de hervormden slechts een kleine minder­heid vormden, was het geconfisceerde bedehuis in de zeventiende eeuw vaak veel te groot, en kon voor de dienst indertijd met het gebruik van slechts het koor, of zelfs de torenhal worden volstaan. De niet-benutte ruimten werden dan slecht onderhouden, zo niet geheel aan het

v­ erval prijs gegeven. In Boven-Leeuwen was de middel­ eeuwse kerk in 1609 weliswaar in handen van de protestanten gekomen, maar hun aantal was zo gering dat zij in 1680 uitweken naar een schuur bij het Huis te Leeuwen, en vervolgens van het koor van de kerk in Puiflijk gebruik maakten, dat voor hen ook groot genoeg was. Pas in 1753 werd, mogelijk gemaakt door een collecte in de hele Republiek die ƒ 2535 opleverde, een stuk bouwland in Boven-Leeuwen gekocht, waarop drie jaar later voor ƒ 3557 een nieuw ­hervormd kerkje verrees, het thans nog bestaande.37 Diverse kerken waren als gevolg van beschietingen in de Tachtigjarige Oorlog door het Spaanse of staatse leger (zwaar) beschadigd. De eerste helft van de zeventiende eeuw laat dan ook tal van herstel- en wederopbouw­activiteiten zien, zoals in Nederhemert-Zuid, waar tussen het behouden koor en de oude toren in 1633 een nieuw schip werd opgetrokken, dat op zijn beurt in 1944 ten onder zou gaan. Onder de rook van Nijmegen verrees in Beek rond 1650 een nieuw schip op de onderbouw naar voorbeeld van het in eerder oorlogsgeweld ten onder gegane oude schip. In het aanpalende Ubbergen volgde tegelijkertijd eveneens de ‘wederoptimme­ring’ van de beschadigde kapel.38 Van hetzelfde laken een pak was al twintig jaar eerder voor de poorten van Arnhem de wederopbouwinge van kerck tot Velp, so in den Jaere 1629 by den overvall des vijants in Veluwen is afgebrant.39 In Zelhem duurde het aanmerkelijk langer: de kerk werd in 1572 door staatse soldaten in brand gestoken, de wederopbouw van het daarbij vernietigde gebouw was pas in 1662 gereed.40 In Heerewaarden verrees na de verwoesting van de middeleeuwse voorganger zelfs in 1608 een geheel nieuwe kerk, die in 1849 weer voor de huidige plaats moest maken.41 Hetzelfde lot trof elf jaar later de nieuwe kerk die in 1659 in Rossum bij de toentertijd gehandhaafde romaanse toren was gebouwd, Een soortgelijke grootschalige opknapbeurt vond ook plaats bij de katholiek gebleven kerken in de Pruisische enclaves Zevenaar (herstel in 1605 na brandschade uit 1601) en Oud-Zevenaar (herstel in 1616 na een torenbrand in 1581 of 1582).42 Daar echter waar de nieuwe hervormde gemeente zeer klein bleef, werd vaak daarvan afgezien, en zo’n zwaarbeschadigde kerk niet (geheel) gereconstrueerd. Dan werd slechts een deel opgeknapt, en het overtollige deel gesloopt, zoals in Wamel, waar van de in 1572 grotendeels verwoeste kerk nu nog slechts koor en transept resteren.43 In ’s-Heeren­berg werd van de in 1568 zwaar beschadigde kruiskerk het koor niet opnieuw opgetrokken en het schip, van de zijbeuken ontdaan, tot kosterswoning bestemd, ­terwijl voortaan alleen het transept, in 1610-’12 hersteld, als bedehuis dienst deed. Ook in Batenburg werd de in 1600 op het eind van de Spaanse bezetting zwaar beschadigde kerk ­tussen 1608 en 1634 zonder het koor herbouwd; latere ­plannen –


Eusebiuskerk in Arnhem.

afgaande op een acte uit 1675 – om dat alsnog ook met dat koor te doen, bleven papier.44 In Ammerzoden had men daarentegen juist alleen al aan het koor genoeg, zodat slechts dit gedeelte in 1632 werd hersteld en daarbij werd afgescheiden van het ruïneuze schip, dat voortaan aan het verval werd prijs gegeven.45 Hetzelfde gold voor Overasselt; de rest van de kerk ging hier uiteinde­ lijk in 1710 tegen de vlakte. In Leur werd mogelijk in het begin van de zeventiende eeuw de zuiderzijbeuk gesloopt, waarna de arcaden met bakstenen wanden werden opgevuld.46 In Hoog-Keppel sneuvelde rond 1740 de noorderlijke zijbeuk en later in die eeuw eveneens de zuidelijke. Dat lot trof nog in 1733 het al lang ruïneuze restant van het gotische noorderzijkoor van de Lambertuskerk in Buren, waarna de gapende wond met een (thans) witgepleisterde wand werd afgehecht met een door houten latwerk onderverdeeld spitsboogvenster in de oostelijke boogopening van het noorderzijschip.47 Het rond 1558 begonnen, maar nooit voltooide transept met groter koor van de Maartenskerk in Tiel werd na langdurig verval in 1761 gesloopt.

uit 1644.49 Hij verving de echte middeleeuwse, die bijna driekwart eeuw in puin had gelegen nadat hij al in 1573 door de Spaanse troepen was verwoest. Bouwmeester was Paulus Peelen uit Apeldoorn, die in 1650 ook voor de (aanmerkelijk modernere) nieuwe bekroning van de Eusebiuskerk in Arnhem zou tekenen. In Lichtenvoorde geldt hetzelfde verhaal. Van een ‘gotische’ kerk is alleen de driezijdige koorsluiting daadwerkelijk laatgotisch, een overblijfsel van een veel kleinere kapel uit 1496. De rest stamt uit 1648 toen onder leiding van bouwmeester Hans van Nottelen zowel de vierkante toren met de (in de huidige vorm zelfs pas in 1762 geconstrueerde) ingesnoerde naaldspits als het vijf traveeën lange eenbeukige schip met de steunberen werd gebouwd. Dat verraadt zich ditmaal echter door de rondgesloten vensters, die duidelijk met de spitsbogige in de koorsluiting contrasteren.50 Ook de al eerder in 1577 afgebrande en in 1599 herbouwde kerk van Bredevoort werd na een ontploffing in 1646 in oude vormen ­hersteld; alleen de houten toren aan de voorzijde vormde een nieuwer­wetse toevoeging. Ook toen in 1783 de al genoemde Teunis Wittenberg de na blikseminslag op 12 maart 1782 afgebrande kerk en toren van Steenderen moest herbouwen, gebeurde dit nadrukkelijk in diezelfde form als te vooren gehad heeft, maar gedekt met blaauwe pannen. Alleen werd de toren met ongeveer vier meter verlaagd, en bracht Wittenberg over alle drie beuken een doorlopend dak, en in de zijmuren gietijzeren in plaats van natuurstenen raamkozijnen aan. Tevens werden de stenen gewelven door houten zolders vervangen, omdat het gehoopte herstel van die gewelven onmogelijk bleek.51 Vooral als herstel of herbouw maar een deel van de kerk betrof, gebeurde dit in gotische trant, waardoor het verschil tussen oud en nieuw niet altijd scherp zichtbaar is. In Varsseveld werd de oude kerk na de grote brand van 1723 in oude vormen herbouwd.52 In Heukelum, waar toren en

Gotiek tijdens de Republiek Opvallend bij dit alles is het veelvuldige stilistische conserva­ tisme: herbouw geschiedde vaak nog zo veel mogelijk in ‘authentiek’ ogende gotische stijl, zoals bijvoorbeeld in Ede na de door blikseminslag veroorzaakte brand van 1635.48 Een van de meest krasse voorbeelden vormt wel de Hervormde Kerk in Ravenswaaij, een eenbeukig bak­stenen gebouw van vier traveeën onder hoog zadeldak, met grote spitsboogvensters tussen steunberen en driezijdig gesloten koor, alsmede een ingebouwde westtoren van drie geledingen met spitsboognissen en maaswerkvensters die door een typisch laatgotische, van vierkant naar achtkant ingesnoerde naaldspits wordt bekroond. De kerk oogt op het eerste gezicht volledig middeleeuws, maar dateert pas

Venster, 2017, nummer 2 — 17

Stevenskerk in Nijmegen.


Hervormde kerk in Rozendaal.

schip in 1699 bij brand na blikseminslag verloren gingen, kreeg het veel kleinere nieuwe schip – de behouden, vanaf nu vrijstaande toren zou in 1829 gesloopt worden – in 1728 gewoon weer steunberen (en zelfs een vijfzijdige sluiting), en onderscheidde het nieuwe gedeelte zich slechts van het oude door rondgesloten vensters met houten tracering in plaats van de spitsgesloten maaswerkvensters in het koor.53 Ook in Lunteren verraadt voornamelijk de venstertracering het postmiddeleeuwse karakter van de in 1761 opgetrokken, in 1804 verdubbelde aanbouw tegen het koor.54

Venster, 2017, nummer 2 — 18

Torens, grafkapellen en portalen Torens – door hun hoogte extra kwetsbaar en dus vaak het eerste slachtoffer van brand door blikseminslag of oorlogsgeweld – werden na beschadiging eveneens vaak in oude trant hersteld, zoals in Lathum (1614), Borculo (1618), Ede (1636) en Zelhem (1662). Zelfs bij verhogingen werd bij dorpskerken meestal voor ‘gotiek’ gekozen, waarna het gevaarte met een bijpassende eenvoudige naaldspits werd afgesloten. Soms werden torens juist verlaagd, als in Acquoy in de achttiende eeuw, of na het afbranden van de oude spits recht afgesloten, als in Culemborg (1654), Elburg (1693) en Zaltbommel (1696). Geheel nieuwe torens, als in Rekken (1656), Meghelen (1776) en Kapel-Avezaath (1783), volgden bij dorpskerken meestal min of meer het traditionele model: een vierkante romp met een tot achtkant ingesnoerde naaldspits.55 Bijzondere koepelbekroningen in renaissance- of barokvormen bleven in Gelderland daarentegen schaars. Zij beperkten zich tot enkele steden, zoals de Stevenskerk in Nijmegen (1604), de Walburgiskerk in Zutphen (1633), de Eusebiuskerk in Arnhem (1650), en de torens van Buren (1661) en Nijkerk (1774). Daaraan heb ik onlangs al in een apart artikel uitvoerig aandacht besteed.56 Ook de sierlijke dakruiter die door Wittenberg in 1772 op de Broerenkerk in Zutphen werd geplaatst, kan hier niet ongenoemd blijven.57

Toevoegingen aan oude middeleeuwse kerken in min of meer ‘eigentijdse’ classicistische bouwstijl blijven verder hoofdzakelijk beperkt tot één categorie: die van de portalen. Opvallend is althans dat zowel in Batenburg (1619) als in Leur (1752) en Hemmen (18de eeuw) de aparte grafkapel die toen nieuw tegen het koor werd gebouwd, daarentegen eigenlijk vrij tijd- en stijlloze vormen bezit.58 Alledrie waren, ofschoon speciaal bestemd voor families van groot lokaal aanzien, uitwendig uiterst sober, op het onopvallende af. Twee van de grootste Gelderse gotische stadskerken kregen op het eind van de achttiende eeuw een nieuw classicistisch portaal, dat in sterk contrast met de gotische stijl van de rest van de kerk tegen het middeleeuwse bouwlichaam is geplakt: de Eusebiuskerk in Arnhem in 1783 in de hoek tussen schip en noordertransept ter vervanging van een als bouwvallig gesloopte gotische voorganger,59 en de Stevenskerk in Nijmegen in 1786 als onderdeel van een nieuwe aanbouw tegen de zuidzijde van het koor.60 De opzet is verwant: een bakstenen bouwsel van één verdieping onder schilddak. In Arnhem is het Dorische pilasterportaal van natuursteen, in Nijmegen van hout, waarbij het bekronende fronton van Arnhem ontbreekt. In Arnhem zorgen rondboognissen voor een geleding van elk van de traveeën ter weerszijden daarvan, in Nijmegen zijn dat spitsboog­ vensters. Daarnaast behoorde tot de grootscheepse verbouwing van de kerktoren van Nijkerk door de Amsterdamse timmerman Hendrik Gerrit van Raan (1751-1821) naast de nieuwe elegante houten torenbekroning ook het aanbrengen van een nieuw witgeschilderd portaal, dat met zijn geblokte hoek­ pilasters onder het segmentboogvormige fronton enigszins uit de toon viel.61 Ook Hattem kreeg in 1753 een nieuw westportaal, compleet met stadswapen, dat, hoe eenvoudig ook, door het witgeschilderde hout sterk met het roodbruine steen van de toren contrasteerde. Het was overigens als zodanig niet nieuw, maar afkomstig van het stadhuis, en het jaartal betrof dan ook de overbrenging naar de kerk.62

Nieuwe hervormde kerken Tijdens de Republiek zijn in Gelderland maar weinig geheel nieuwe hervormde kerken gebouwd. De overgenomen middel­eeuwse bedehuizen, al dan niet opgeknapt, vergroot of juist verkleind, voldeden kennelijk tot het eind van de achttiende eeuw in veruit de meeste gevallen nog steeds. De afwezigheid van stadsuitbreidingen van enig belang zorgde ervoor dat er in geen enkele Gelderse stad behoefte aan een extra kerk ontstond. Ook op het platteland verrees slechts een handvol nieuwe hervormde kerken. Vaak moesten zij hopeloos bouwvallig geworden middeleeuwse exemplaren vervangen, of door storm dan wel oorlogsgeweld vernietigde, zoals in respec-


Het voormalige hervormde kerkje in Alem.

tievelijk Sinderen en Lobith, waar deze laatste nog in 1648 door dat lot getroffen was. In Alem verving de huidige kerk een in 1717 bij overstroming grotendeels verwoeste voor­ ganger. In Zevenaar betrof het in 1658 een nieuwe stichting, in de al gememoreerde katholieke Kleefs-Pruisische enclave ten zuidoosten van Arnhem, waar zich gaandeweg ­voldoende protestanten gevestigd hadden om de bouw van een eigen bedehuis te rechtvaardigen, in de plaats van een kleine kamer in het bouwhuis van het kasteel waar men al sinds 1611 bijeenkwam. Dat stak dan wel bescheiden af bij de in katholieke handen gebleven grote middeleeuwse kerk. Een eerdere poging in 1619 was toen nog mislukt.63 Omdat bij hervormde kerken, anders dan bij katholieke, de preek centraal stond, was de uit de middeleeuwen overgeleverde langgestrekte driebeukige basiliek, met een duidelijke lengteas van de ingang in het westen naar het koor in het oosten, voor de eredienst niet meer de meest handzame, ook omdat de rijen pijlers een praktische belemmering vormden. Omdat goede verstaanbaarheid van de predikant essentieel was, kwamen in de zeventiende eeuw compactere kerkplattegronden tot ontwikkeling. De reikwijdte van de menselijke stem stelde nu eenmaal grenzen aan de maximale afstand van kerkganger tot kansel, terwijl er – vooral in de omvangrijker kerkgemeenten in de steden – tegelijk naar gestreefd werd om zo veel mogelijk kerkgangers te kunnen herbergen. Voor de kleine hervormde gemeenten in dorpen viel de keus vaak op een ongedeelde zaalkerk, voor steden vaak op een centraalbouwopzet, waarbij in hoofdlijnen twee types bestonden. Het ene was dat van een grondplan in de vorm van een Grieks kruis, eventueel met weglating van een van de vier armen, waardoor een T-vorm ontstond, met de preekstoel tegen de wand waarachter zich anders de ‘weggelaten’ arm zou hebben bevonden. De andere variant was die van een overkoepeld polygoon. Zowel van een T-vormige als

Hervormde kerk in Lobith.

Hervormde kerk in NederhemertNoord.

een veelhoekige plattegrond is in Gelderland één voorbeeld uit de tijd van de Republiek bewaard gebleven, waarover zo meer. Alle andere nieuwe hervormde bedehuizen waren bescheiden zaalkerkjes. Apart was de nieuwe hervormde kerk van Rozendaal, die in 1758 door de bewoner van het gelijknamige kasteel, Lubbert Adolf Torck, in het dorp was gesticht. Het mogelijk naar ontwerp van de al genoemde Leendert Viervant gebouwde kleine bedehuis bezat namelijk geen toren, terwijl de kerkruimte rug-aan-rug met de pastorie – een statig herenhuis – onder één dak was gebracht.64 Dat is een dispositie die we van katholieke schuurkerken (en hun eerste vroegnegentiende-eeuwse opvolgers) kennen, maar waarvoor voor hervormde bedehuizen in Gelderland geen parallel bestaat. Het is vermoedelijk het zeer bescheiden formaat van de kerk, dat daartoe aanleiding heeft gegeven; de naar verhouding zeer smalle en rijzige kerkzaal is slechts drie traveeën met tussen traditionele steunberen geplaatste rondboogvensters lang. Maar alle andere nieuwgebouwde hervormde kerken oogden wel meer als een echte kerk. Betrekkelijk eenvoudig waren die van Zevenaar (1658), Lobith (1660), Sinderen (1662) en Alem (1717): kleine kapelachtige zaalkerkjes met al dan niet tussen steunberen geplaatste rond- of spitsboogvensters, een driezijdig gesloten kooreinde en een eenvoudige houten dakruiter boven de driehoekige topgevel aan de ingangszijde.65 Ook de verdwenen kerk van Heerewaarden uit 1608 hoorde in deze categorie thuis, waar de acht jaar eerder verwoeste middeleeuwse voorganger aanmerkelijk groter was geweest en zelfs over twee torens had beschikt.66 Zo’n dakruiter was standaard met een naaldspits afgesloten, alleen in de door de stadsmetselaar en stadstimmerman van Huissen, Jan Kerstins en Herman van Veelen, opgetrokken kerk in Lobith, waar hij zich halverwege het dak bevindt, draagt hij (thans) een koepeltje, maar die stamt mogelijk van een vernieuwing in 1778.67 In Heerewaarden was hij pas later aan-

Venster, 2017, nummer 2 — 19

Antoniuskapel in Sinderen.


Venster, 2017, nummer 2 — 20

gebracht, namelijk in 1643, voor negen gulden overgenomen van het veertien jaar eerder afgebroken Predikherenklooster in ’s-Hertogenbosch. In Zevenaar bezat de kerk daarbij nog een zeer elegante witgeschilderde houten portaalvoorbouw met Dorische pilasters en fronton;68 in Lobith had de kerk aan de lange zijde een stenen rondboogportaal met een door consoles geschraagde architraaf. Al iets rijker is de Hervormde Kerk in Nederhemert-Noord (1776): opnieuw een bakstenen zaalkerk met spitsboogvensters en dakruiter, maar met in de driezijdig gesloten ingangspartij een fraai bakstenen portaal, bestaande uit een rondgesloten deuropening tussen twee geblokte Dorische pilasters onder driehoekig fronton. Ook de pilasters zijn in bruinrode baksteen uitgevoerd, met uitzondering van de voet en de kapitelen, die net als het fronton witgepleisterd zijn. Tot een van de grootste en meest complexe nieuwe hervormde dorpskerken mag die in Hedel gerekend worden, rond 1640 gebouwd op de fundamenten van het koor en

Hervormde kerk in Boven-Leeuwen.

Noten 1 T.H. von der Dunk, ‘Wat er staat is zelden Waterstaat. Overheidsbemoeienis bij de vormgeving van katholieke kerkgebouwen in Gelderland in het tweede kwart van de negentiende eeuw’, Bulletin K.N.O.B. 91 (1992), 114 2 T.H. von der Dunk, ‘De hervormde kerkbouw in Gelderland in de eerste helft van de negentiende eeuw’, Publicatieband Stichting Oude Gelderse Kerken no. 31 (1990), 1-24 3 M.D. Ozinga, Protestantsche kerken hier te lande gesticht 15961793, Amsterdam 1929. C.A. van Swigchem, T. Brouwer en W. van Os, Een huis voor het Woord. Het Protestantse kerkinterieur in Nederland tot 1900, ’s-Gravenhage 1984 4 R. Stenvert e.a., Monumenten in Nederland. Gelderland, Zwolle 2000 5 T.H. von der Dunk, ‘De katholieke kerken in Gelderland in en uit de Bataafse en Franse tijd’, Bijdragen en Mededelingen Gelre, 79 (1988), 104-109 6 J.A. de Kok, Nederland op de breuklijn Rome-Reformatie. Numerieke aspecten van protestantisering en katholieke herleving in de Noordelijke Nederlanden 1580-1880, Assen 1964, tabellen op 409-429 7 T.A.M. Thielen, Bijdragen tot de geschiedenis van de katholieke enclave Groenlo-Lichtenvoorde, Zutphen 1966 8 A.G. Schulte, ‘Kerken op ‘een vaste burcht’: slotkapellen, huiskapellen en schuilkerken in Gelderse kaste-

der Dunk, id. (noot 5), 126 20 C.R.H.I. de Jonge, Geschiedenis van de Lathumse kerk. Een parel in de Liemers, Dieren 2008, 81-82 21 Thielen, id., 162, 190; Blanken, id., 5-6; B. Verheij e.a. (red.), Groenlo, een eeuw RK Calixtus, Groenlo 2008, 6 22 Boogman & Oosterhaven, id., 206 23 G.B. Janssen, Kroniek van de protes­ tantse kerkgemeenschap Lobith 16102010, Mierlo 2011, 50-52; A.G. van Dalen, Rondom het Tolhuys aan Rijn en Waal. Uit de geschiedenis van Lobith, Tolkamer, Spijk, Herwen en Aerdt, Zutphen 1972, 137, 173. Afbeelding bij Von der Dunk, id. (noot 5), 106 24 E.J.Th.A.M.A. Smit, De oude Kleefse enklaves en hun overgang naar Gelderland 1795-1817, Zutphen 1975 25 Thielen, id., 116-117; Grenzenlos. Zwillbrock und die Missionsstationen an der Grenze, Vreden 2008, 21-62 26 U. Ninfa, Von Anholt bis Zwillbrock. Bau- und Kunstwerke im Westmünsterland Kreis Borken, Bocholt 1999, 459-461; A. Roelofs, Kirche und Kloster Zwillbrock. Ein Beitrag zur Geschichte des niederländisch-westfälischen Grenzraumes im 17. und 18.Jahrhundert, Vreden 1975, 19-34, 68-88; Grenzenlos, id., 63-80 27 De Kok, id., 296-297 28 De Kok, id., 411 resp. 422 29 T.H. von der Dunk, ‘Viervant in Gelderland. De opkomst van een Arnhems geslacht van bouwmeesters in de achttiende eeuw. Een tweede overzicht van een architec-

9

10

11 12 13

14

15

16

17 18 19

len’, Publicatieband van de Stichting Oude Gelderse Kerken, 4 no. 36 (1993), 114-119 H. Blanken e.a. (red.), Als ik de toren zie... 75 jaar Calixtuskerk Groenlo, Groenlo 1983, 5 H. de Heiden, De St. Stevenskerk te Nijmegen. Geschiedenis, bouw­ geschiedenis en rondgang, Nijmegen 2002, 18 Thielen, id., 113-116 Thielen, id., 160 T.H. von der Dunk, Een Hollands Heiligdom. De moeizame architectonische eenwording van Nederland, Amsterdam 2007, 294-295 J. Koekkoek C.S., De heerlijkheid Baak. Geschiedenis van een Achterhoeks dorp, Baak 2002, 99-103, 114-115, 120-124 A.K. Lisman, St.-Martinuskerk Wijnbergen (gemeente Doetinchem), Doetinchem 1994, 5 J.W. Steijntjes, ‘Uit de historie van de St.-Martinusparochie te Wijnbergen’, Kronijck van Deutekom en Salehem, no.10 (1978), 15-16; J.C. Boogman en S. Oosterhaven (red.), Geschiedenis van Doetinchem, Doetinchem 1986, 206-207; Lisman, id., 5-6 Koekkoek, id., 101 Steijntjes, id., 16; Lisman, id., 5 T.H. von der Dunk, ‘Dibbets en Dansdorp. Twee Waterstaatsambtenaren als kerken­ bouwers in het tweede kwart van de negentiende eeuw’, De Sluitsteen, 4 (1988), 97. Dibbets’ eigen ontwerp afgebeeld op 95; zijn opmetingstekening bij Von

transept van een middeleeuwse voorganger. De kerk heeft een T-vormige plattegrond, waarbij haaks op de negen traveeën lange kerkzaal precies halverwege een twee tra-

Hervormde kerk in Veessen.

30 31

32

33 34 35

36

37

tonisch familie-oeuvre’, Bijdragen en Mededelingen Gelre, LXXXVIII (1997), 105-107; W. Swaneveld, ‘De Evangelisch-Lutherse Gemeente te Arnhem’, Arnhem de genoeglijkste, 2 (1981) no. 1, 21-22; K.G. van Manen, Lutheranen in Arnhem, Arnhem 1993, 31-32 Swaneveld, id., 22-25; Van Manen, id., 77-86 C.H. Lindger, Van een kleine Achterhoekse gemeente. De geschie­denis van de Evangelisch Lutherse Gemeente te Doetinchem, Doetinchem 1949, 9-14; Boogman & Oosterhaven, id., 203-204 K.G. van Manen, ‘Anderhalve eeuw Lutheranen in Nijmegen (1623-1770)’, Numaga, 37 (1990), 38-48; P.K.A. Akerboom-Roelofs, Lutheranen in Nijmegen. Een kleine geschiedenis van de EvangelischLutherse Gemeente Nijmegen, Nijmegen 1996 (resp. 11-13 en 19) Lindger, id., 8-9; Boogman & Oosterhaven, id., 153-154 De Kok, id., 427 F.C. Fleischer, De Doopsgezinde Gemeente te Winterswijk, Winterswijk 1911, 10-11, 16-17 H.P.R. Rosenberg, ‘De Sint Walburgskerk te Arnhem’, Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek, 12 (1961), 209-214; citaat op 213. J.J.H. van Rossum en H.P.R. Rosenberg, De Sint Walburgiskerk te Arnhem. Geschiedenis en beschrijving, Arnhem 1962, 7-8 (citaat op 8) C. van den Heuvel, Boven-Leeuwen. De geschiedenis van Hlaiwa tot Boveneind, Wijchen 2013, 42-43, 55


veeën lange, driezijdig gesloten dwarsbouw is geplaatst, ter breedte van drie traveeën van die zaal, zodoende dus aan beide zijden nog drie traveeën daarvan vrijlatende. De opzet is daarmee functioneel, maar de stijl is traditioneel. Met houten latwerk onderverdeelde spitsboogvensters geleden de wanden, alleen de buitenste traveeën van de kerkzaal en de schuine zijden van de uitbouw bezitten spitsboognissen. Ook de steunberen die alle vensters scheiden, verlenen de kerk een enigszins ‘middeleeuws’ uiterlijk. Op de kruising van de schilddaken verrijst een slanke achtkante dakruiter met een zeer puntige naaldspits. In Boven-Leeuwen ten slotte staat de enige polygonale – en daarmee meest bijzondere – protestantse kerk van Gelderland uit de tijd van de Republiek. Het bescheiden bakstenen gebouwtje uit 1756 heeft een grondplan in de vorm van een achtkant. Ook het exterieur is veel moderner dan dat van de kerk in Hedel; reminiscenties aan de gotiek ontbreken. Grote rondboogvensters geleden elke zijde,

behoudens de ingangszijde, waar een bakstenen Dorisch pilasterportaal (ditmaal zonder fronton) tegen het polygoon is geplaatst. Anders dan bij de andere genoemde nieuwe kerken worden de hoeken niet door ouderwetse steun­beren, maar door vlakke lisenen geaccentueerd. Op het steile achtzijdige tentdak, dat de achtzijdige inwendige koepel uitwendig afdekt, staat een klein houten klokkentorentje, dat met een klokvormig koepeltje is bekroond. Het kerktype zou nog een eeuw later, met alleen het koepeltje door een naaldspitsje vervangen, in 1843 in Veessen opnieuw door de Deventer architect Bernardus Looman (1811-1871) worden toegepast.69

38 M. Wingens, Monument & Landschap in de gemeente Ubbergen, Ubbergen 2003, 244 resp. 174-175 39 H. Kerkkamp, De Oude Jan. Geschiedenis van de vroegmiddeleeuwse kerk te Velp (Gl), Velp 1959, 25, 45-47; dez., Historie van Velp en Rozendaal, Arnhem 1965, 129-134 (citaat op 130) 40 G. Rijsdorp, 12 eeuwen Lamberti­ kerk. Geworteld in de gemeenschap van Zelhem, Zelhem 2007, 38-43 41 G. van Tussenbroek, Duizend jaar Heerewaarden, Heerewaarden 1997, 41-42 resp. 79-83 42 W.F.W.M. van Heugten, St.Martinus­kerk van Oud-Zevenaar, Oud-Zevenaar 1997, 16-17, brandjaar in nadrukkelijke correctie van vroeger gegeven 1572. Zie ook A.G. van Dalen, Uit de kerk­ geschiedenis van Oud-Zevenaar, Zevenaar 1966, 9-10 43 F. van Oijen en W. van Wel (red.), Van Vamele tot Wamel 893-1993, Tiel 1993, 74, 243-245 44 B. Charlé, ‘Een praatje aangaande kerk van Batenburg’, Bijdragen en Mededeelingen Gelre, 27 (1924), 179182; H. van Heiningen, Batenburg. Eeuwenlang twistappel, Wijchen 1987, 95, 205-206 45 Met bestek voor ‘het repareren ende hermacke van de kereck te Ammesoede’: S. Doornmalen, ‘De Nederlands Hervormde ruïnekerk te Ammerzoden. Romantiek contra historische realiteit’, Publicatieband Stichting Oude Gelderse Kerken, no. 39 (1994), 168-171 46 H.J. van Capelleveen, ‘De Oude

tels. Duizend jaar kerk in de heerlijkheid Heukelum, Heukelum 1996, 78-80; B. de Groot, Heukelum. Hoogte in water en vuur, Heukelum 2008, 161-165 54 P. Hoekstra, Lunteren. Een historische studie, Barneveld 2011, 141 resp. 142 55 T.H. von der Dunk, ‘Gelderse torens uit de tijd van de Republiek’, Venster, 12 (2014), novembernummer, 9, met literatuur op 16-17, noot 8-19 56 Von der Dunk, id. (noot 55), 8-17; dez., Toren versus traditie. De worsteling van classicistische architecten met een middeleeuws fenomeen, Leiden 2015 57 T.H. von der Dunk, ‘Twee Amsterdamse bouwmeesters aan de slag voor het Kwartier van Zutphen. Een kleine rel rond de Broerenkerk met Jan Jacobsz Bolten (1738-na 1711) en Teunis Wittenberg (1741-1816)’, Bijdragen en Mededelingen Gelre, 104 (2013), 127-134 58 Charlé, id., 179; Van Capelleveen, id., 35; J. van den Brandhof, Hemmen. Historie. Landgoed. Kasteeltuin, Hemmen 2004, 39 59 A.G. Schulte, De Grote of Eusebiuskerk in Arnhem. IJkpunt van de stad, Utrecht 1994, 113 60 J.J.F.W. van Agt, ‘De Sint Stevenskerk te Nijmegen’, Bulletin K.N.O.B., 6e serie 7 (1954), 127 61 T.H. von der Dunk, ‘Een Amsterdamse toren verdwaald op de Veluwe. Hendrik Gerrit van Raan (1751-1821) en de kerk-

Thomas von der Dunk is cultuurhistoricus en publicist, opgeleid als architectuurhistoricus en thans werkzaam als politiek commentator voor radio, televisie en pers, (internet) columnist bij de Volkskrant, The PostOnline, de Europese Beweging Nederland en Zaman Vandaag en als gastonderzoeker verbonden aan de vakgroep Europese Studies van de Universiteit van Amsterdam.

toren van Nijkerk’, Bijdragen en Mededelingen Gelre, 89 (1998), 112135; J. Bijvank en G. van de Veen, De Grote Kerk van Nijkerk. Kerk & toren - orgel & carillon, Nijkerk 2004, 27-31 62 A. Gerrits, Andreaskerk van de Hervormde Gemeente Hattem, Hattem 1999, 4 63 J. Schrijvershof, Monument. Protestants leven in Zevenaar sinds 1577, Zevenaar 1990, 15-19; L. den Besten, Steen voor steen. De bouw van de protestantse kerk te Zevenaar, Zevenaar 2010, 7-10 64 J. Westerveld, 250 jaar kerk van Rozendaal, Rozendaal 2008, 13-16, 20-27 65 D.W. Kobes, ‘De kapel te Sinderen in de gemeente Wisch’, Archief De Graafschap, 6 (1958-’61), 30-31 66 Van Tussenbroek, id., 42 67 Janssen, id., 21-26 68 Voor de (bouw van de) kerk in Zevenaar, op 22 april 1658 aanbesteed bij Bastiaan Verhoeven (die ook de bestektekeningen vervaardigde) en op 1 mei 1660 ingewijd: Schrijvershof, id., 30-39; Den Besten, id., 10-11 69 J. Kouwenhoven, ‘De Nederlands Hervormde Kerk van Veessen’, Heerde historisch, no. 99 (2001), 5-8. T.H. von der Dunk, ‘De selectie van een nieuwe stadsbouwmeester voor Harderwijk in 1836’, Bijdragen en Mededelingen Gelre, 99 (2008), 158-160, 166

Venster, 2017, nummer 2 — 21

Kerk te Leur’, Publicatieband Stichting Oude Gelderse Kerken, 1 no. 2 (1976), 35 47 N. Berghuis, Herkregen schoonheid. De Sint Lambertuskerk van de Hervormde Gemeente Buren, Buren 1981, 6 48 W.F.J. Fischer e.a. (red.), Geschiedenis van Ede, deel I, Arnhem 1980, 55-62. 49 K.T. Meindersma, ‘De restauratie van de Hervormde Kerk van Ravenswaay’, Publicatieband Stichting Oude Gelderse Kerken, 2 no. 15 (1982), 79, 90; J. Vermeulen, Kerken in het middelpunt. Religieuze monumenten in de gemeente Buren in woord en beeld, Kerk-Avezaath 2005, 104, 115 50 H.J. Steenbergen, ‘De NederlandsHervormde Kerk te Lichtenvoorde’, Archief De Graafschap, 5 (1954’57), 289-290; J.C. Wansing en R.H. Otten, 1648-1998. 350 jaar Johanneskerk, Lichtenvoorde 1998, 11-14 51 H. Berendsen en E.J. van Ebbenhorst-Tengbergen, Uit de historie van de Nederlands Hervormde Kerk te Steenderen, Steenderen 1972, 19-21; J. Koekkoek, ‘Uit de geschiedenis van de Nederlands Hervormde Kerk, de SintRemigius­kerk, te Steenderen’, in: Over de drempel van 1996. Steenrewalt 996 - Steenderen 1996, Steenderen 1996, 121-124 52 D.W. Kobes, Kleine historie van de Laurentiuskerk en het oude kerspel Varsseveld, z.p. 1972, 25-28, 35-37 53 K. Bakker, Als een lelie tussen de dis-

Over de auteur


Agenda Batenburg: exposities Vanaf 21 mei tot half september tonen hedendaagse kunstenaars hun werk. Op zondagen van 13.00 tot 17.00 uur, toegang gratis, info via www.indeoudevictor.nl Buren: wijnfestival Wijnfestival ‘Chateau voor Buren’, het zomerse wijnevenement van de Betuwe, met de ‘Wijnkeuring van de Lage Landen’ in de Sint Lambertuskerk. Zondag 27 augustus, info via www.burenstad.nl Drempt: concert Lenny Kuhr Exclusieve voorstelling getiteld ‘Gekust door de eeuwigheid’ door De Troubadour-zangeres. Zondag 21 mei, 15.00 uur, € 15 (voorverkoop) of € 16,50 (kassa), info via stjoriskerkdrempt@gmail.com Etten: exposities & concert • Tentoonstellingen op zondagen in juni, maandag 5/6 en zaterdag 1/7, van 12.00 tot 18.00 uur • Concert door het koor Garden Rumours. Zondag 2 juli, info via oudekerketten.nl

Venster, 2017, nummer 2 — 22

Groenlo: fototentoonstelling Expositie van foto’s van bouw­werken die in de Wederopbouwperiode

Mozaïek aan de Sint-Ludgerusschool in Lichtenvoorde.

(1940-‘65) in de toenmalige gemeenten Groenlo en Lichtenvoorde zijn gebouwd. Maandag 24 april t/m zaterdag 6 mei, info via www.oudecalixtus.nl Hoog-Keppel: kunst in Keppel! • Vrijdag 26 t/m zondag 28 mei: Kunst 3-daagse, vrijwillige bijdrage • Elke zaterdag en zondagmiddag in juli en augustus: Expositie en lifemuziek, vrijwillige bijdrage. Info via www.dorpskerkhoogkeppel.nl/ agenda.html Kranenburg: tentoonstelling en meer • Expositie over de inwijding van het kerkgebouw (150 jaar geleden) en de zielzorg door de Franciscanen in de regio. Op dinsdag, donderdag en zondag, van 11.00 tot 17.00 uur • Zaterdag 20 mei: Meimarkt in Vorden, met verkoop van religieuze artikelen. • Zondag 11 juni: Optreden van het Weiland Ensemble, van Gregoriaans tot hedendaags. Info via www.heiligenbeeldenmuseum.nl Leur: lezing & festival • Lezing ‘Grote genade!’ over John Caputo door Peter Nissen, met muziek door Altered Five. Woensdag 17 mei, 20.00 uur, toegang € 10, aanmelden (vóór 12/5) en info via ds. Marco Luijk, T (06) 245 683 99, mjluijk@upcmail.nl • Kamermuziekfestival tussen Maas en Waal met concerten en masterclasses. Georganiseerd door het Reizend MuziekGezelschap o.l.v. Christiaan Bor. Vrijdag 9 juni, zaterdag 10 juni (beide om 20.00 uur) en zondag 11 juni (om 14.00 uur), info via www.muziekgezelschap.com of T (020) 330 33 82

Steenderen: brommers kieken Derde editie van ‘Brommers kieken in de karke’, met op zaterdag een toertocht en op zondag activiteiten op het marktplein. Zaterdag 12 en zondag 13 augustus, info via www.facebook.com/SOGKSteenderen Vorden: concerten • Berlage Saxofoon Kwartet, met muziek van Shostakovich, Schullhoff, Weill en Eisler. Zondag 14 mei, 15.30 uur, € 12, tot 16 jr. gratis • Romantisch Zaterdagavondconcert bij Kaarslicht La Corella: klavecimbel, dulciaan en barokviool. Zaterdag 1 juli, 22.00 uur, € 10, tot 16 jr. gratis • Vordens Content: een bloemlezing uit de Vordense muziekscene. Donderdag 31 augustus, 15.30 uur, vrije toegang Info via www.vriendenvandedorpskerkvorden.nl

Het Berlage Saxofoon Kwartet treedt op in Vorden. Foto: Sarah Wijzenbeek


Kerk&werk

Tekst en foto’s: Carel van Gestel

Gastheer op een dodenakker op en rond het kerkhof zal hij niet met een hark tussen de sneeuwklokjes weghalen, nee, dat gaat met de hand. En als nabestaanden niet in staat zijn zelf een graf te verzorgen, dan doet Jan dat, secuur en toegewijd als altijd. Onkruid weghalen, struikjes zo snoeien dat de tekst op de steen goed leesbaar is. Ook is hij een aanspreekpunt voor bezoekers, voor mensen die het graf van een geliefde bezoeken. Hij vertelt

over de kerk, het kerkhof, het familiegraf van baron Van Verschuer. Jan ziet zich als een soort gastheer. Gastheer op een dodenakker. En die akker moet er piekfijn uitzien. ‘De mensen moeten naar huis gaan met het gevoel: Er wordt goed voor ze gezorgd.’ In deze rubriek brengen we de werkzaamheden van een vrijwilligersfunctie binnen de SOGK in beeld.

Venster, 2017, nummer 2 — 23

Vier dagen in de week gaat Jan Cleijnen ’s morgens op zijn brommer van Wijchen naar de kerk in het pittoreske Leur. Tot ver in de middag is hij er te vinden op het kerkhof en geniet hij er van deze oase van rust, zoals hij het zelf noemt. Maar hij steekt ook de handen uit de mouwen. Het kerkhof moet er immers verzorgd bij liggen, tot in de kleinste hoekjes. Want Jan is een Pietje Precies. Het blad van de bomen


Sluitsteen Bling-bling in Zaltbommel De katholieke Sint-Martinuskerk in Zaltbommel is een vriendelijke, ­eenvoudige kerk uit de negentiende eeuw, voorzien van mooie en liefdevol onderhouden parafernalia. De lezenaar vanwaar in de mis een tekst uit het nieuwe testament wordt voorgelezen, heeft de vorm van een adelaar, het symbool van de evangelist Johannes.

Zijn evangelie begint immers met: In den beginne was het woord… De symbolen van de vier evangelisten zijn op meer plaatsen te zien, zoals in de knoop van dezelfde lezenaar: de leeuw die voor Marcus staat, de mens voor Mattheus, de stier voor Lucas. In de geel- en roodkoperen godslamp en kaarsenkronen zijn dezelfde versie­

Tekst en foto’s: Marjan Witteveen

ringen toegepast, zoals de streep­ motieven. Deze anonieme ­voor­werpen uit de negentiende eeuw geven glans aan de kerkruimte. Ook op het ­wit­marmeren neobarokke altaar komen de symbolen van de evangelisten terug, in combinatie met druiven en graan, die wijzen op brood en wijn.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.