Venster2018 1

Page 1

Stichting Oude Gelderse Kerken Kwartaalblad, jaargang 16, 2018, nummer 1

De ‘ruïne’ van de Broederenkerk in Harderwijk

Martinuskerk in Rijswijk van binnen bekeken

Venster, 2018, nummer 1 — 1

Win-winsituatie in Drempt


Van de redactie

Colofon

Beste lezer, Het zeventig pagina’s tellend regeerakkoord getiteld Vertrouwen in de toekomst ligt – zelfs in drie vreemde talen! – ter tafel. In vijf hoofdstukken onderverdeeld, komen alle onderwerpen aan de orde die de nieuwe regering van belang vindt. Het eerste hoofdstuk Investeren voor iedereen heeft ook een – relatief – omvangrijke paragraaf die gewijd is aan cultuur. Nadat inleidend de doelstellingen zijn geformuleerd, zijn er zes concrete activiteiten weergegeven, waaronder een die de SOGK betreft. ‘Monumenten, kunstwerken en archieven willen we beschermen en toegankelijk maken, ook met behulp van digitalisering. Speciale aandacht voor monumentale kerken, ook als die

leeg komen te staan, is nodig. Er wordt geïnvesteerd in onderhoud en herbestemming. Particuliere monumentenbezitters blijven financieel gesteund worden. We trekken hier deze kabinetsperiode 325 miljoen euro voor uit.’ In twee zinnen wordt dus heel expliciet verwezen naar de doelstelling van de SOGK en de collega-instellingen in den lande! Dat doet natuurlijk het beste hopen van deze nieuwe regering. Navraag heeft mij geleerd dat er in het voorjaar een beleidsbrief van de minister komt waarin de concrete uitwerking geformuleerd zal worden.

Ben Verheij

Inhoud

Groenlo

Wageningen

3 4

Hoog-Keppel

Bronkhorst

Locaties van de SOGK

Win-winsituatie in Drempt Nieuws van Stichting Oude Gelderse Kerken

16

22

Berichten van het bestuur

Venster, 2018, nummer 1 — 2

6 8

Interview

Marco Blokhuis

23

Zutphen

Van binnen bekeken

Martinuskerk in Rijswijk

De Broederenkerk in Harderwijk

24

Stichting Oude Gelderse Kerken Postbus 7005 6801 ha Arnhem Telefoon (026) 355 25 55 (ma. t/m vr. 9.00 – 17.00 uur) info@oudegeldersekerken.nl www.oudegeldersekerken.nl Vaste donatie met tijdschrift Venster: minimaal € 25,– per jaar Bank: NL53 INGB 0003 3246 14 Redactie: Ben Verheij, hoofdredacteur; drs. Karlijn van Onzenoort, ­eind­redacteur; drs. Marjan Witteveen, ­wetenschappelijk redacteur venster@oudegeldersekerken.nl Medewerkers: dr. Verena Demoed, Carel van Gestel, Rein de Jong, dr. Ineke Pey Grafisch ontwerp en opmaak: Henk-Jan Panneman, Arnhem Fotografie: ©sogk en auteurs, tenzij anders vermeld Druk: Drukkerij Hendrix, Peer (B) issn 1571 – 5957

Mijn kerk

OLV-Tenhemelopnemingkerk in Voorburg Agenda

Activiteiten in onze kerken

Hoofdartikel

Aerdt

Venster is het kwartaalblad van de Stichting Oude Gelderse Kerken. Met dit blad wil de stichting belangstelling wekken voor oude kerken. Venster verschijnt vier keer per jaar (februari, mei, september, en november). Venster wordt toegestuurd aan donateurs van de SOGK, leden van Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland, colleges van burgemeester en wethouders van Gelderse gemeenten, externe relaties, openbare bibliotheken, notarissen, gezondheidscentra, wijkcentra en dorpshuizen in Gelderland.

Kerk&werk

Vrijwilliger in Buren

Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Waar nodig is getracht de eventuele rechthebbenden van de afbeeldingen te achterhalen. Zij die in dit verband niet konden worden benaderd, kunnen zich met de redactie in verbinding stellen. Afbeelding voorzijde: Het linker deel van de gevel van de Broederenkerk in Harderwijk. Foto: Karel Emmens De SOGK heeft de ­culturele ANBI-status.


Win-winsituatie in Drempt

Verena Demoed

Vroeger kon je de Sint-Joriskerk binnenlopen wanneer je maar wilde. Maar de koster werd een dagje ouder en kon niet meer elke dag aanwezig zijn. Daarom vroeg de kerkenraad aan de Plaatselijke Commissie om de kerk open te stellen. Zo gezegd, zo gedaan. In juli en augustus organiseren zij nu elke zaterdag exposities en concerten in de kerk. Het begon in 2014 met een ­expositie over de totstandkoming van de wandtapijten, die Gunhild Kristensen ontwierp om de akoestiek in de kerk te verbeteren. Het jaar daarop waren de schilderijen van Garrit Berend Kormelink – waarvan er één in de consistorie­kamer hing en die bij navraag overal in Drempt opdoken – de grote trekpleister. De overige zaterdagen en het slot­weekend ­werden gevuld door fotografen, ­schilders, ambachtslieden en musici. Een win‑win­situatie voor iedereen. Voor de PC en de kerkenraad die de kerk willen laten zien en bezoekers ­willen wijzen op bezienswaardigheden, zoals de wandkleden en sculpturen én het sacramentsnisje en de zestiendeeeuwse grafzerk die onlangs tijdens de verbouwing van het koor tevoorschijn kwamen. Voor de exposanten en musici die aan een groter publiek ­kunnen laten zien of horen wat ze in huis hebben.

zitten. Dus waren de zware kerk­ banken voor de gelegenheid van hun plaats gesleept en vóór de tafels vol miniatuurtjes gezet. Het programma van 2018 is nog niet helemaal ingevuld. ‘Dus heeft u iets leuks om te laten zien, laat het dan even weten. Te denken valt aan een expositie van wat het ook maar mag zijn, lichte muziek, orgelspel, enz.’, aldus een oproep van de PC op Facebook.

Foto’s: Seebe Janssens

In elke uitgave van Venster zetten we een van de locaties van de SOGK in de spotlight. Door middel van een markant verhaal of bijzonder evene­ ment staan we even stil bij onze eigen monumenten. Dit keer bij de Sint-Joriskerk in Drempt.

Venster, 2018, nummer 1 — 3

Honderden bezoekers In 2017 kwamen in totaal zo’n vijfhonderd bezoekers naar de Open Zaterdagen en het afsluitende Open Deur Weekend. Vooral de poppen­ huizen en diorama’s (stilleventjes in een koffer of kist) in het laatste ­weekend trokken veel publiek. De diorama’s waren geïnspireerd door de vrolijke pentekeningen van Ies Spreekmeester voor het Margriet Kookboek. Er was zo veel te zien dat je er echt even goed voor moest gaan


Nieuws van Stichting Oude Gelderse Kerken Belangrijke subsidies voor Walburgiskerk De provincie Gelderland heeft in november 2017 een subsidie toegekend van E 380.000 voor de restauratie en herinrichting van de Walburgiskerk in Zutphen. Bij de overname van deze kerk heeft de Protestantse Gemeente Zutphen ook een financiële bijdrage geleverd voor onder meer de toekomstige verwarming. Ook andere ­fondsen – waaronder het Prins Bernard Cultuur Fonds en de Stichting Dioraphte – ­hebben substantieel financieel bijgedragen. In totaal ontvingen we van deze externe fondsen E 125.000. Bovendien had de gemeente Zutphen een mooi kerstcadeau voor de Walburgis, namelijk een subsidie van E 100.000 voor het entreeportaal en de winkel. Daarnaast levert de SOGK zelf

Haarlo

Vorden

In januari is de restauratie en herinrichting van de Walburgiskerk in Zutphen gestart. Foto: Carel van Gestel, 2010

voor deze werkzaamheden een belangrijke financiële bijdrage. Met al deze bedragen samen kunnen we de restauratie van de daken, de verbetering van

Kranenburg

Hummelo

Etten

Venster, 2018, nummer 1 — 4

Businesspartners SOGK • Acel, Doetinchem • B.F. van Tienen Aannemersbedrijf, Nijmegen • Boerman Kreek Architecten, Steenderen • Bouwbedrijf Hoffman, Zutphen • Burgers van der Wal, Doetinchem • Conserduc-Renofors, Sliedrecht • Dijkman Bouw, Warnsveld • Donatus Verzekeringen, Rosmalen • Elbertse Orgelmakers, Soest • GlasBewerkingsbedrijf Brabant, Tilburg • GlasPro glasstudio, Doetinchem • Van Hoogevest Architecten, Amersfoort • Koninklijke Eijsbouts, Asten • Koninklijke Woudenberg, Ameide • Lakerveld ingenieurs- en

• • • • • • • • • • • •

architectuurbureau, Noordeloos Leidekkersbedrijf D. Koenders, Neede Van Lierop, Boxtel MAS Architectuur, Hengelo Orgelmakerij Reil, Heerde Rijkaart Elektrotechniek, Arnhem Schildersbedrijf Albert Verhoeven, Arnhem Smederij Oldenhave, Vorden Takkenkamp Gevelonderhoud, Zelhem Timmer- en Aannemersbedrijf De Vries, Hummelo Van Dinther Bouwbedrijf, Schaijk Van Wely Loodgieters en Leidekkersbedrijf, Groessen Wiltink Installatietechniek, Vorden

de verwarming en het entreeportaal in uitvoering nemen. In januari is Bouwbedrijf Hoffman de werkzaam­ heden gestart.

Buren

Rijswijk

Ook businesspartner worden? Bedrijven en instellingen ­kunnen businesspartner worden van de Stichting Oude Gelderse Kerken (SOGK). Als tegenprestatie ­ontvangen deze bedrijven informatie over onze activiteiten, ­kunnen ze onze kerkgebouwen huren en kunnen ze deelnemen aan onze jaarlijkse netwerk/lunch­bijeenkomst. Ook interesse om voor een jaarlijkse bijdrage van € 200 SOGKbusinesspartner te worden? Neem contact met op met onze penning­ meester Geert Beltman, T (026) 442 09 01 of stuur een mailtje naar info@oudegeldersekerken.nl onder vermelding van ‘businesspartner’.


Zutphen

Leur

Steenderen

Ideeën voor nieuwe geldstromen? Een organisatie als de onze heeft te maken met vele geldstromen. Van groot (Rijk en provincie) tot klein, zoals het kind dat onlangs haar spaarpot aan ons schonk omdat ze de kerk zo mooi vond. We blijven behoefte houden aan nieuwe geldstromen; daarom willen wij u vragen om eens om u heen te kijken of u nog fondsen weet in uw omgeving die wellicht geïnteresseerd zijn om onze stichting eenmalig of periodiek te ondersteunen. Vaak bestaan er lokale fondsen die de leefbaarheid in de omgeving ondersteunen. Wellicht kan de SOGK een deal met hen treffen voor de instandhouding van een lokale kerk. Wilt u ook meedenken ? Uw reactie stellen wij zeer op prijs.

komende tijd moet er nog veel werk verzet worden om ook dit kerk­gebouw financieel bestendig te ­krijgen. De Grote Kerk in Wageningen staat midden in het centrum en maakt onderdeel uit van de geschiedenis

van Wageningen. Dit wordt ook door de gemeente Wageningen gezien en erkend. Mooi is dan ook om te zien hoe de burgerlijke gemeente zich inzet voor het behoud van dit monumentale kerkgebouw.

Er moet nog veel werk verzet worden om de Grote Kerk in Wageningen financieel toekomst­ bestendig te krijgen. Foto: Carel van Gestel, 2016

Hengelo

Drempt

Input van vrijwilligers gevraagd De leden van de Plaatselijke Commissies zetten zich, samen met andere vrijwilligers, in voor het behoud van hun kerkgebouw, kapel, synagoge of toren. In de afgelopen maanden hebben zij hun plannen gemaakt voor 2018, als antwoord op de vragen: wat kan er in ons kerkgebouw, en wat willen wij in ons kerkgebouw? Voortdurend zijn zij op zoek naar activiteiten die passen bij het monument, maar ook bij de lokale samenleving. Onze leden van de Plaatselijke Commissies staan open voor suggesties: schroom daarom niet om contact met hen op te nemen als u suggesties of plannen hebt. Op onze website vindt u hun gegevens.

Kerk-Avezaath

Batenburg

Een (her)bestemming als skatehal is niet ­ongewoon, zoals deze Spaanse kerk laat zien.

Venster, 2018, nummer 1 — 5

Netwerkbijeenkomst businesspartners Op 27 oktober jongstleden vond de 7e Netwerkbijeenkomst voor de Business Partners van de SOGK plaats in de Grote Kerk van Wageningen. Het thema van deze bijeenkomst was de ingrijpende en omvangrijke her­inrichting en restauratie na de over­name van de Grote Kerk. Ron Verduijn van Van Hoogevest Architecten hield een inspirerende presentatie over de geschiedenis van dit kerkgebouw en ging in op de plannen om dit kerkgebouw in te richten voor het toekomstig gebruik. Piet Hein van Spanje, voorzitter van de Stichting Grote Kerk Wageningen die verantwoordelijk is voor het dagelijks beheer en de exploitatie, vertelde hoe de stichting zal toewerken naar een gezonde en evenwichtige ­exploita­tie. De


Interview

Karlijn van Onzenoort

Op ontdekkingstocht door de kerk

Venster, 2018, nummer 1 — 6

Een offerblok, een avondmaalsbeker, koperen kandelaars, kraagstenen en een orgel – zomaar wat voorbeelden van waardevolle voorwerpen die je in veel ­kerken aantreft. Sinds kort bestaat er een registratieprogramma dat een ­landelijk overzicht biedt van het roerend religieus erfgoed in Nederland. Ook de SOGK doet eraan mee.

Erfgoedspecialist Marco Blokhuis wil met ‘Kerkcollectie digitaal’ alle waardevolle voorwerpen in

Kraagsteen in de Heilige-Antonius-van-

onze kerkgebouwen in kaart brengen. Foto: Marco Sweering

Paduakerk. Foto: Marjan Witteveen

Marco Blokhuis is erfgoedspecialist bij Museum Catharijneconvent in Utrecht. ‘Ons museum is in 2012 aangewezen als kenniscentrum van en voor kerken en kloosters in heel Nederland’, vertelt hij. ‘Een paar jaar later zijn we begonnen met het programma “Kerkcollectie digitaal”. Hiermee willen we in kaart brengen wat er aanwezig is in onze kerkgebouwen. Zeker met het alarmerend aantal kerksluitingen is het goed om overzicht te hebben wat waar nu is.’ Eigen collectie aanvullen Dat overzicht zit voor een deel al in de databank, legt Blokhuis uit. ‘Al in de jaren twintig van de vorige eeuw is de toenmalige Rijksdienst voor de

Monumentenzorg namelijk begonnen met de registratie. Inmiddels zijn al deze gegevens overgezet in de databank van “Kerkcollectie digitaal”, dus de basis ligt er al. Om deze inventarisatie uit te breiden en up-to-date te maken, hebben we een gebruiksvriendelijk registratieprogramma gemaakt. Daarmee kunnen kerkbeheerders en vrijwilligers zelf de gegevens van de eigen collectie inzien en aanvullen.’

door. Soms is het een echte ontdekkingstocht, waarbij je in elke kast en achter elke deur op zoek gaat, tot op zolder toe. Voor elk voorwerp vul je een formulier in, waarbij je begint met een beschrijving. Verder moet je de voorwerpen onder andere opmeten en fotograferen, en de huidige staat noteren. Ook kun je persoonlijke verhalen toevoegen. Al die gegevens sla je op in de databank.’

Gegevens verzamelen Dat is enorm leuk om te doen, weet Blokhuis, die in opdracht van kerkbeheerders zelf ook inventarisaties maakt. ‘Je begint links voor in de kerk en gaat met de klok mee de hele kerk

Vier SOGK-inventarisaties Na het registeren volgt eigenlijk nog het waarderen. ‘Maar daar komt enige deskundigheid bij kijken’, waarschuwt Blokhuis. ‘Daarom adviseer ik altijd: zorg eerst voor registratie, dat is al een


Bijbels in de Dorpskerk van Aerdt, mooie voorbeelden van roerend religieus erfgoed. Foto: Carel van Gestel, 2016

Bewustwording Uiteindelijk is het doel van deze exercitie vooral om mensen bewust te maken van wat er in hun kerkgebouw is, aldus Blokhuis. ‘Je wijst hen op voorwerpen waarmee ze altijd te maken hebben, maar waarvan ze weinig af weten. Vanaf het moment dat ze zich bewust zijn van de waarde van bijvoorbeeld een avondmaalsbeker, gaan ze er voorzichtiger mee om. Of besluiten ze om het toch maar niet te gelde te maken en met de opbrengst ervan het onderhoudswerk aan de kerk te financieren’, voegt hij daar enigszins opgelucht aan toe.

Voorbeeldpagina van het registratieprogramma ‘Kerkcollectie digitaal’ over de Remigiuskerk in Steenderen.

Waardebepaling van ­voorwerpen Het ene voorwerp uit een kerk­collectie is waardevoller dan het andere. Maar hoe bepaal je dat? ‘Soms ­kunnen vrijwilligers dat heel goed zelf ­beslissen. Bijvoorbeeld als het gaat om de emotio­nele waarde’, legt Blokhuis uit. ‘Een beeld in een katholieke kerk waarbij veel kaarsjes zijn aangestoken, is blijkbaar erg geliefd binnen die kerkgemeenschap. En als een protestante gemeente maar één avondmaals­

beker heeft, is die waardevol, ook al is het een fabrieksmodel. Soms ook spelen kerkhistorische argumenten een rol, bijvoorbeeld als de beker de eerste is sinds het ontstaan van een kerk­gemeenschap. Daarnaast zijn er natuurlijk cultuurhistorische waarden in het geding. Die laatste zijn moeilijker door vrijwilligers vast te stellen, want daarvoor moet je een landelijk overzicht hebben van wat er nog meer is. En dat is nu precies wat “Kerkcollectie ­digitaal” biedt.’

Venster, 2018, nummer 1 — 7

mooie stap. Later kun je met een erfgoeddeskundige altijd nog een waardering van de voorwerpen bepalen.’ Voor de SOGK deed Blokhuis tot nu toe vier inventarisaties (inclusief waarderingen), namelijk van de kerkgebouwen in Steenderen, Bronkhorst, Etten en Rijswijk. Hij rapporteerde hierover in Venster. Blokhuis hoopt dat inventarisaties van de andere kerkgebouwen van de SOGK zullen volgen, ofwel door leden van de Plaatselijke Commissies, ofwel door hem of een van zijn collega’s.


Een onbekend stukje romanogotiek in Gelderland

De ‘ruïne’ van de Broederenkerk in Harderwijk Karel Emmens

Hoe een nauwgezet bouwhistorisch onderzoek van een stuk muur laat zien dat in de veertiende en vijftiende eeuw een vrij grote kloosterkerk in de kustplaats Harderwijk stond, die in zijn oorspronkelijke architectuur nauw verwant was aan de kerken in de noordelijke provincies.

Midden in de binnenstad van Harderwijk, aan de noord­ rand van het Hortuspark, staat de oudste muur van de stad. Tegenwoordig is hij de achtergevel van bebouwing aan de Markt en gaat hij schuil achter een moderne serre. In oorsprong was de muur onderdeel van de Broederenkerk, de kapel van het franciscanenklooster. In 2012, tijdens de consolidatie van deze ‘ruïne’, is een bouwhistorisch onderzoek uitgevoerd.1 Bij bodemonderzoek in 2014 kwamen bovendien funderingen aan het licht waardoor een duidelijk beeld is ontstaan van de omvang die deze verder geheel verdwenen middeleeuwse kerk uiteindelijk had.2

Venster, 2018, nummer 1 — 8

Een restant van het koor Het muurrestant laat weinig te raden over om welk onderdeel van de kloosterkerk het ging, want aan de oostzijde zijn drie zijden van een vijfzijdige koorsluiting bewaard gebleven. Op een opmetingstekening die vermoedelijk in de jaren zeventig is gemaakt, komt in aanzicht echter slechts één sluitingszijde voor. De bijbehorende doorsneden laten daarentegen wel de veelhoekige vorm zien. Ten behoeve van de documentatie in 2012 zijn aan het aanzicht de twee andere zijden in vereenvoudigde vorm toegevoegd. Het metselwerk vormt bepaald geen eenheid, zoals uit het aanzienlijke aantal bouwsporen blijkt. De belangrijkste daarvan markeren de overgangen tussen verschillende baksteenformaten en metselverbanden, maar scheiden ook verschillende architectuurvormen. Andere zijn het gevolg

van latere doorbraken voor vensters en deuren of juist dichtmetselingen daarvan. Al deze verschijnselen bieden houvast voor een reconstructie van de bouwgeschiedenis.

De romanogotische kapel Het linker deel van de muur kenmerkt zich door zorgvuldig metselwerk van grote baksteenformaten, die een lengte van 29–31 cm (de strek), een breedte van 13,5–16 cm (de kop) en een dikte van 6,5–8 cm hebben. De tienlagenmaat (gemeten over tien lagen metselwerk boven elkaar inclusief tien voegen) bedraagt maar liefst 90–93 cm en is net als het grote formaat een aanwijzing voor een hoge ouderdom. Ook het metselverband is opmerkelijk, want elke laag is samengesteld uit een tamelijk consequente afwisseling van twee (soms drie) strekken en één kop (kop-strek-strek-kop enzovoort). Dit wordt noords verband genoemd en was kenmerkend voor de vroege baksteenarchitectuur. Bovendien springen de blindnissen in dit muurwerk direct in het oog. Onderin bevinden zich spitsboognissen waarvan het boogveld is gevuld met siermetselwerk in de vorm van een keperof visgraatverband. Daarboven komen drie nissen voor zonder bijzonder metselwerk. Doordat echter het bovenste deel van de gevel al eeuwen geleden gesloopt is, ontbreken hier de afsluitende bogen van de drie nissen en eventueel siermetselwerk dat daarin aanwezig kan zijn geweest. Aan de binnenzijde kwam een blindnis aan het licht, in tweeën gedeeld en bekroond door twee kleine rondbogen.


Vermoedelijk werden de rondbogen oorspronkelijk omvat door een grotere (spits)boog. Van vensters ontbreekt elk spoor, zodat deze travee altijd blind blijkt te zijn geweest. Gescheiden door een brede liseen zet rechts hiervan de volgende travee aan. Het metselwerk loopt ononderbroken door, maar de vormgeving verschilt duidelijk van de linker travee. In de onderste geleding komen geen nissen voor en 1 Dit onderzoek vond plaats in opdracht van de gemeente Harderwijk. Karel Emmens, Harderwijk. Muurrestant van de minderbroederskerk (achter Markt 7), (bouwhistorische documen­tatie Emmens BCA), Zaltbommel 2012. Karel Emmens, Harderwijk, Markt, opgravingen (bouw­historische begeleiding Emmens BCA), Zaltbommel 2013 2 Ook dit onderzoek vond plaats in opdracht van de gemeente Harderwijk. M. Schabbink, T.P. van Rooij & K. Emmens, Onder de Markt van Harderwijk. Van Broederenkerk, waaggebouw en

stadsbeek. Archeologische begeleiding rioolwerkzaamheden, (RAAP-rapport 3007), Weesp 2015 3 G. Berends, ‘Baksteen in Nederland in de Middeleeuwen’, in: Restauratievademecum RVblad Baksteen 02 (1989), 2-3. Karel Emmens, ‘De oudste Friese baksteen. Een heroriëntatie op de introductie en vroege toepassing van baksteen in Friesland en Groningen’, in: Novi Monasterii VII, Gent 2008, 73-114 4 M.D. Ozinga, Oost-Groningen, (De Nederlandse monumenten van geschiedenis en kunst), Den Haag 1940. Emmens (2008), 105-110

de bovenste geleding heeft maar één nis aansluitend op de linker travee. Deze travee was zodoende van meet af aan veel soberder van vorm, al moeten we daarbij in het oog houden dat door latere, ingrijpende verbouwingen sporen van de oorspronkelijke toestand zijn verdwenen. Wat wel bewaard bleef, is een deel van de profilering van een venster, zowel van de linker als van de rechter dagkant en de onderdorpel: dit was dus geen blinde travee. De profielen van het venster hebben een karakteristieke vorm met schuin gemetselde bakstenen, die ook bij de reeds genoemde blindnis aan de binnenzijde voorkomt. Deze waarnemingen spreken boekdelen. Het noordse metselverband was in de dertiende eeuw bijna uitsluitend gangbaar in de noordelijke delen van Nederland, de oude Friese streken, terwijl in zuidelijker gebieden, waartoe ook Gelderland behoorde, vooral het Vlaams verband voorkwam (kop-strek-kop-strek enzovoort).3 Ook de decoratieve baksteenarchitectuur en het siermetselwerk wijzen sterk naar die noordelijke streken.4 Hetzelfde geldt voor de profilering van het venster en de inwendige blindnis, die bijvoorbeeld in de kerk van Oosterwijtwerd voorkomen. We mogen de

Venster, 2018, nummer 1 — 9

De muur vlak voor de restauratie in 2012. Foto: Karel Emmens


Het westelijke deel van de begroeide muur in 1965. Utrechts Documentatie Systeem (www.documentatie.org). Foto: C.L. TemminckGroll

kloosterkerk in deze oudste vorm zonder enige twijfel tot de romanogotische architectuur rekenen, die in hoofdzaak voorkomt in de provincie Groningen en in mindere mate in Friesland, Drenthe en het Duitse Ost-Friesland. De spitsboogvorm van de lage nissen maakt een datering aannemelijk van later in de dertiende eeuw. Zowel de aanzet van de bekronende boog van het venster als de beide rondboogjes van de blindnis vormen belangrijke aanwijzingen dat het muurwerk oorspronkelijk maximaal ongeveer twee tot drie meter hoger is geweest dan tegenwoordig.

Aangevulde documentatietekening uit omstreeks 1970 van de zuidgevel en de koorsluitingszijden, bestaande uit een doorsnede van de muurkroon (boven), het aanzicht van de muur (midden) en een doorsnede van de plint (onder). De beide sluitingszijden die eigenlijk met een hoek op de zuidgevel aansluiten, zijn hier toegevoegd en ook in recht aanzicht weergegeven. De rode stippellijnen geven bouwsporen weer en de groene stippellijn markeert het huidige maaiveld. De kleuren duiden de bouwfasen aan; de ongekleurde delen betreffen doorbraken uit de twintigste eeuw. Bewerking: Karel Emmens

Venster, 2018, nummer 1 — 10

De franciscanen in Harderwijk De vraag is of deze vroege datering van de architectuur te rijmen valt met de geschiedenis van het franciscanenklooster in Harderwijk. De vestiging in deze stad valt in het selecte rijtje van kloosterstichtingen in de noordelijke Nederlanden waarvan met zekerheid bekend is dat die al in de dertiende eeuw hebben plaatsgevonden, onder meer in Utrecht, Middelburg, Dordrecht, Groningen en Leeuwarden (tussen 1220 en 1255).5 De oudste vermelding van de vestiging in Harderwijk stamt weliswaar pas uit 1290, maar vermoedelijk verbleven de broeders daar toen al enkele jaren. De broeders kregen namelijk in 1290 van het kapittel van St.-Maria Major in de stad Utrecht het vrije eigendom van het terrein en de gebouwen die ze reeds in gebruik hadden. Het kwam erop neer dat het kapittel een deel van hun in Harderwijk gelegen domeinhof Selhorst aan de broeders schonk.6 In deze tijd schijnt het Harderwijker klooster ook de zetel te zijn geweest van de custodia Frisiae.7 In de organisatie

van de franciscaner orde waren de provincies onderverdeeld in regio’s (custodiën) die een aantal kloosters omvatten waarvoor een custos verantwoordelijk was. Alle Nederlandse vestigingen behoorden tot de provincie Germania Inferior (Neder-Germanië) met de zetel in Keulen. Al in 1229 was daarin de custodie Brabant opgericht en in 1239 of 1240 de custodie Holland. Van die laatste is de custodie Frisia afgesplitst, die vanaf 1335 vaak custodia Daventriensis (van Deventer) werd genoemd omdat toen in die stad de zetel was gevestigd. De eerste vermelding van Frisia stamt uit 1315, maar helaas is niet vastgelegd wanneer deze custodie is opgericht. Wellicht was dat in samenhang met de stichting van de vestiging in Deventer, waarvan het bestaan overigens pas voor het eerst in 1311 is vermeld. In 1282 zou de Keulse provincie al zeven custodiën hebben geteld, net als in 1315 en 1335.8 Dit betekent dat Frisia waarschijnlijk reeds vóór 1282 van de custodie Holland afgesplitst is. In dat geval


Documentatietekening uit 2012 van de binnenzijde van de zuidmuur, muurkroon bovenaan kwam tijdens de consolidatie in het zicht. De kleu-

Tijdens de restauratie kwamen twee boogjes in het zicht, die bij een oor-

ren geven dezelfde fasering weer als in de vorige afbeelding. Tekening:

spronkelijke blindnis aan de binnenzijde van de kapel behoorden. Foto:

Karel Emmens

Karel Emmens

kan het na 1300 gestichte klooster in Deventer nog niet de zetel van de custos zijn geweest, maar moet die in een eerder gesticht klooster gezocht worden. Daarvoor is Harderwijk een reële kandidaat. Als uitvloeisel hiervan zou de vestiging in Harderwijk dan ook vóór 1282 moeten hebben plaatsgevonden. Definitief uitsluitsel is op dit moment nog niet te geven. Hoe het ook zij, deze overwegingen samen met de oudste vermelding in 1290 maken het uitstekend denkbaar dat in Harderwijk in de late dertiende eeuw een nieuwe kloosterkerk tot stand is gekomen. Op de vraag waarom voor deze specifieke architectuur in romanogotische vormentaal is gekozen, terwijl in diezelfde tijd in Zutphen de op de hooggotiek geënte kloosterkerk van de dominicanen tot stand kwam, moeten we een antwoord schuldig blijven. Overigens kwam ook in de gevels van verschillende stadshuizen in Zutphen en Deventer bakstenen siermetselwerk voor dat uit de late dertiende en de veertiende eeuw dateert.

De koorsluiting van de romanogotische kloosterkapel is door de tweede bouwfase volledig verdwenen. Zelfs de oorspronkelijke hoek tussen de zuid- en oostgevel is er niet meer. Daardoor blijft onzeker of hier sprake was van een rechte

koorsluiting, een type dat veel is toegepast in de romano­ gotische architectuur. De eerste uitbreiding van de kapel wijst echter wel in die richting, want deze vond aan de oostzijde plaats en had de vorm van een vijfzijdige koorsluiting. Door latere verbouwingen is tegenwoordig alleen nog de onderbouw van het vergrote koor aanwezig. De wederom grote baksteenformaten (28–31 bij 13–16 bij 6–8,5 cm) vallen op en doen niet onder voor die van de eerste bouwfase. De tienlagenmaat is wel minder, want die varieert van 80 tot 91 cm. Ook het metselverband wijkt af, want in de koorsluiting komt wild verband voor: een willekeurige afwisseling van koppen en strekken. Wel tekent zich een tendens naar staand verband (strekken- en koppenlagen) af, een metselverband dat vanaf circa 1315 verspreiding vond.9 Karakteristiek zijn de vormbakstenen die de plint afsluiten. Op de hoeken van de sluitingszijden stonden uitgemetselde lisenen of zelfs steunberen, die reeds lang geleden zijn weggehakt. Opmerkelijk aan de westzijde, waar het nieuwe muurwerk aansluit op het oude, is de staande tand. Deze steekt iets vóór het oude metselwerk uit en getuigt ondubbelzinnig van het voornemen om de oude kapel te slopen en in dezelfde trant als de nieuwe koorsluiting in westelijke richting verder te bouwen. Van dit voornemen om een volledig nieuwe kerk te bouwen is het nooit meer gekomen.

5 J.A. de Kok, Acht eeuwen minderbroeders in Nederland. Een oriëntatie, Hilversum 2007, 30-46. Thomas Coomans, L’architecture médiévale des ordres mendiants (franciscains, dominicains, carmes et augustins) en Belgique et aux Pays-Bas, (Belgisch tijdschrift voor oudheidkunde en kunstgeschiedenis), Brussel 2001. Thomas Coomans, ‘De middel-

tweede stuk, 1283-1290, Den Haag 1954, 289-290, 2421 en 2422 7 Zo aangeduid op een kaart op het achterschutblad, maar helaas niet verder uitgewerkt en verantwoord in de tekst van de publicatie: Wolfgang Schenkluhn, Architektur der Bettelorden. Die Baukunst der Dominikaner und Franziskaner in Europa, Darmstadt 2000

De eerste uitbreiding van de kloosterkerk

eeuwse bedelordearchitectuur in Nederland’, in: Bull. KNOB 101 (2002), 173-200 6 Utrechts Archief, toegang 221, Kapittel van Sint Marie te Utrecht, inv.nr. 483, ‘Verklaring van de Minderbroeders te Harderwijk…, 1290’. De Kok (2007), 45. F. Ketner, Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301, deel IV,

8 De Kok (2007), 36-46. F.J. Bakker, Bedelorden en begijnen in de stad Groningen tot 1594, Assen 1988, 42. Valentijn Pacquay, ‘Eleonora van Engeland (1318-1355), hertogin van Gelre’, in: Biografisch woordenboek van Gelderland, deel 1, Hilversum 1998, 36-39 9 Berends (1989), 3

Venster, 2018, nummer 1 — 11

waarvan slechts een klein deel zichtbaar was op de begane grond. De


Opmeting van het dichtgemetselde venster, met in groen het oorspronkelijke muurwerk uit de eerste bouwfase. Door een latere dichtmetseling is juist de plaats waar het glas in de baksteen was opgenomen helaas niet zichtbaar. De gestippelde vorm in het midden (grijs) geeft enkele denkbare reconstructies voor de middenstijl weer van de vermoedelijk oorspronkelijk aanwezige tweedeling in het venster. Tekening: Karel

Venster, 2018, nummer 1 — 12

Emmens

Van bovenaf kon tijdens de consolidatie als het ware een ‘dwars­ doorsnede’ over de muur waargenomen worden. Rechts van de gele

De grote overeenkomst tussen een globale reconstructie van de

stippellijn bevindt zich het oorspronkelijke muurwerk met grote bak­

dertiende-­eeuwse kloosterkapel, voorzien van het oorspronkelijke

stenen uit de late dertiende eeuw, links de ingevoegde dagkanten van het

maaiveld­niveau en hypothetisch twee schiptraveeën, en enkele romano­

vijftiende-eeuwse venster in een aanzienlijk kleiner formaat bakstenen.

gotische kerken uit Groningen (Loppersum en Krewerd) is frappant.

Foto: Karel Emmens

Tekening en foto’s: Karel Emmens


Dit muurwerk is lastig te dateren. De grote baksteen­ formaten en de vormstenen wijzen op een vroege periode, terwijl het onregelmatige metselverband een jonger verschijnsel is dan het noords verband in de eerste bouwfase. De eerste bloeiperiode van de bedelorden in algemene zin duurde tot circa 1350 en dat zal ook voor het franciscanen­ klooster in Harderwijk hebben gegolden.10 Het ligt daarom het meest voor de hand dat de nieuwe koorsluiting in de eerste helft van de veertiende eeuw is gebouwd. De vormbakstenen kunnen erop wijzen dat de architectuur nog steeds onder invloed stond van de noordelijke romano­ gotiek. De stagnatie in de ontwikkeling van de bedelorde­ kloosters vanaf 1350 zal verhinderd hebben dat het aansluitende deel van de kerk werd vernieuwd.

De vergroting tot een tweebeukig kerkgebouw

ouder venster in de kerk van Oosterwijtwerd te Groningen. Uit: H. van der Wal & L.H. Boot, Restauratievademecum DOCblad Venster, kerk-, 06 (1989), 2

Detail van de kaart opgenomen door Schenkluhn in zijn onderzoek van de bedelordearchitectuur, waarop de organisatie van de franciscaner orde rond 1300 is weergegeven en Harderwijk als zetel van de custodia Frisiae is aangeduid. Uit: Schenkluhn (2000), achterschutblad

10 Coomans (2001), 25. Coomans (2002), 180 11 Coomans (2001), 25. Coomans (2002), 180 en 182. Mirjam Schaap, ‘Over “qwaclappers” en ander schadelijk volk. De laatmiddeleeuwse hervorming van Noord-Nederlandse minderbroederkloosters bezien vanuit de interne machtsstrijd binnen de orde’, in: Monastiek observantisme en Moderne Devotie in de Noordelijke Nederlanden, Hilversum 2008,

17-42, hier 23-26. De Kok (2007), 112 12 Streekarchief Noordwest-Veluwe, toegang 5001, Stadsbestuur Harderwijk (Oud Archief), inv. nr. 789, ‘dat kerckenboeck’, fo. 62v. en 67v. (met dank aan Henk Hovenkamp). R.W.A. Megens, De beeldenstorm in Harderwijk. Poging tot een analyse en onderzoek naar het religieuze, politieke en sociaaleconomische klimaat ca. 1500-1580, deel II: noten + bijlagen, (doctoraalscriptie), 1982, 55 en 57

Venster, 2018, nummer 1 — 13

Opmetingstekening van een vergelijkbaar geprofileerd maar wel iets

De bedelorden kenden vanaf de vijftiende eeuw een tweede bloeiperiode en ook het franciscanenklooster in Harderwijk ging het in die tijd opnieuw voor de wind. Mogelijk hielden de grootschalige uitbreidingen die aan de kloosterkerk plaatsvonden verband met de hervorming van het klooster in 1456, toen het armoede-ideaal weer werd aangescherpt en moderniseringen in de ordestructuur plaatsvonden. Die samenhang is ook bij andere franciscanenkloosters vastgesteld.11 Uit Harderwijk zijn uit deze tijd geen bouwberichten overgeleverd, maar vaak werden na de voltooiing nieuwe altaren gesticht. Het is dan ook frappant dat korte tijd later enkele altaren in de kerk vermeld zijn: in 1483 een St.Lucianusaltaar en ook het in 1486 vermelde altaar van het St.-Franciscusgilde, ongetwijfeld gewijd aan hun patroonheilige, stond volgens gegevens uit 1567 hier opgesteld. Het in 1567 vermelde St.-Anna-altaar zal vermoedelijk al veel eerder gesticht zijn.12 Er kwam veel ruimte bij, want de kloosterkerk is in die tweede helft van de vijftiende eeuw aan zowel de oost- als de westzijde uitgebreid en gemoderniseerd. Aan de oostzijde werd van de oude koorsluiting de bovenbouw gesloopt en vervangen door een nieuwe met grote laatgotische vensters. Ook het dertiende-eeuwse venster is grotendeels


Aan de zuidoostelijke zijde van het muurwerk tijdens de restauratie

Het nieuwe muurwerk uit fase twee (rechts op de foto) sluit met een

bevinden zich drie zijden van de veelhoekige koorsluiting uit de veer-

staande tand aan op het afgehakte muurwerk van de eerste bouwfase

tiende eeuw. Foto: Karel Emmens

(links). Hieruit blijkt het niet-uitgevoerde voornemen om de oude kapel

Venster, 2018, nummer 1 — 14

geheel te slopen. Foto: Karel Emmens

De opgravingen die in 2014 op de Markt plaatsvonden, brachten funderingen van het tweebeukige schip aan het licht. Rechtsonder het muurwerk aan het Hortuspark met de eerste twee bouwfasen (groen en blauw) en linksboven de twee bouwfasen 3a en 3b (rood en oranje). Onbekend is tot hoever oostelijk het schip doorliep en of er wellicht twee koren zijn geweest. In grijs de bebouwing zoals die in 1827 was rondom Opmetingstekening van de veertiende-eeuwse plint met de afgeronde

het plein De Broederen, de huidige Markt, die nauwelijks verschilt van de

vormbaksteen. Tekening: Karel Emmens

huidige bebouwing. Uit: Schabbink (2015), 46; bewerking: Karel Emmens


Opgraving van een stuk fundering behorende bij de noordgevel van het

De tweebeukige Broederenkerk in Deventer. Uit: Rijksdienst voor het

schip, met op de achtergrond een haakse steunbeer. Foto: Karel Emmens

Cultureel Erfgoed, nr. 82.036, G.Th. Delamarre

in deze vorm vernieuwd en vergroot, want hier komen dezelfde profiel­stenen voor. Bij deze datering passen de kleine baksteen­formaten (21–22,5 bij 9–11,5 bij 4–5,5 cm, tienlagen­maat 63–64 cm) en de gebruikelijke laatgotische profilering van de vensterkanten. Aanzienlijk indrukwekkender waren de werkzaamheden aan de westzijde, waar een tweebeukig schip tot stand kwam. Ook de broederenkerken in Deventer en Kampen kregen in die tijd de vorm van een tweebeukige hallenkerk. Onder de bestrating van de Markt is een fundering opgegraven met haakse steunberen en zelfs resten van een ingang. Bovendien tekent zich een westelijke uitbreiding met één

travee af. De baksteenformaten (23–25 bij 11–12 bij 4,5–5,5 cm, tienlagenmaat 58–64 cm) zijn iets groter dan die in de vernieuwde koorsluiting, zodat de verbouwing van het schip vermoedelijk vóór die van de koorsluiting heeft plaatsgevonden. Een datering van deze twee bouwfasen van het schip rond 1400 of in de eerste helft van de vijftiende eeuw is daarom goed denkbaar.

Karel Emmens (1965), lid van de Raad van Advies van de Stichting Oude Gelderse Kerken en jarenlang lid van de excursiecommissie, studeerde architectuur­geschiedenis en specialiseerde zich in bouwhistorie. Hij heeft een eigen onderzoeksbureau in Zaltbommel en grote deskundigheid opgebouwd op het gebied van middeleeuwse

Of het klooster is getroffen door de grote stadsbrand van 1503 blijft ongewis. De levering van zwarte en witte dak­ pannen voor de kloosterkerk in 1511 kan daar wel op wijzen. Het zwart-witte dak moet toen een bijzondere aanblik hebben geboden. Later in die eeuw, ongeveer driehonderd jaar na de stichting, viel het doek. Reeds in 1575 was het klooster­ complex als gevolg van de reformatie leeg komen te staan en het viel dat jaar en in 1580 ten prooi aan brand. Na de verkoop door het stadsbestuur in 1613 lijkt het geruïneerde kloostercomplex al snel grotendeels gesloopt te zijn.13

­kerkelijke bouwkunst. Hij publiceerde onder meer over de Sint-Joriskerk in Amersfoort, de Sint-Eusebiuskerk in Arnhem, de Oude Calixtuskerk in Groenlo, de Sint-Stevenskerk in Nijmegen, de Cunerakerk in Rhenen en de Sint-Maartenskerk in Zaltbommel.

13 (J. de Jong Saakes e.a.), Kroniek van Harderwijk 1231-1931, Harderwijk

1980 (oorspronkelijke druk 1931), 35-36, 67, 72 en 94

Venster, 2018, nummer 1 — 15

Over de auteur

Het einde van het minderbroederklooster


De Martinuskerk in Rijswijk van binnen bekeken Marco Blokhuis Of het nu een zonovergoten dag is of een dag met veel bewolking, het interieur van de Martinuskerk in Rijswijk komt stralend over. De lichte kleur van het pleisterwerk van muren en gewelven, maar vooral ook de okerkleurige met een houtnerfimitatie geverfde banken en portalen geven de kerk een warme uitstraling. De Martinuskerk in Rijswijk is een van de parels in het bezit van de Stichting Oude Gelderse Kerken. Niet alleen vanwege de fraaie ligging, maar vooral ook door de mooie inrichting waarin de ontwikkeling van eeuwen is te herkennen. Gebouw en inrichting hebben een bewogen geschiedenis, en ook in Rijswijk is het kerkgebouw een schatkamer van het verleden, een plaats van verkondiging en een ontmoetingsplaats.

Venster, 2018, nummer 1 — 16

Historische continuïteit De inrichting van de kerk is in de loop van eeuwen tot stand gekomen. Deze historische continuïteit heeft ervoor gezorgd dat objecten uit verschillende perioden met elkaar een harmonisch geheel vormen. Steeds werden nieuwe elementen ingevoegd en op elkaar afgestemd. Vooral in de negentiende eeuw vonden ingrijpende wijzigingen plaats waardoor deze eeuw sterk vertegenwoordigd is. Illustratief is de combinatie van het tiengebodenbord uit 1658 met de preekstoel1 uit de periode 1860-1870, die weer is voorzien van een koperen lezenaar van omstreeks 1750-1775 voor de Statenbijbel uit 1714. De preekstoel en het tekstbord zijn echter de grote beeldbepalende onderdelen in het ­midden van de kerk. De vrijstaande zeszijdige eikenhouten preekstoel heeft gladde rechthoekige panelen die rondom zijn versierd met een aantal rozetten. De baluster­ vormige voet is voorzien van fraai gesneden bladwerk. De elegante sierrand op het grote achtzijdige klankbord geeft deze een fraai accent.

De Martinuskerk in Rijswijk in juni 2015. Foto: Museum Catharijneconvent

Tiengebodenbord De naam tiengebodenbord maakt al duidelijk dat op het bord de tekst van de tien geboden is te lezen. In veel kerken bevindt zich een dergelijk bord, maar dat in Rijswijk onderscheidt zich van andere doordat boven de twee


wetstafels niet alleen de Bijbelse figuur Mozes maar ook zijn broer Aäron, de hogepriester, is afgebeeld. We zien Mozes als leider van het volk Israël met een herdersstaf en Aäron met een mes en een wierookvat. Aan de achterzijde is de geloofsbelijdenis geschreven, het onzevader en twee teksten die betrekking hebben op avondmaal en doop. Over de maker van het bord zijn we goed geïnformeerd, want zijn naam staat er voluit op: Johan Joostensz van Coten Pinxit et Scripsit […] Ao 1658. Verder staan er de namen van de schenker en van degene die het bord heeft gemaakt. Deze namen zijn echter niet goed leesbaar. Waarschijnlijk waren al deze personen betrokken bij het maken van het bord. Afgaande op het schilderwerk was Johan Joostensz bekwamer in het schilderen van teksten dan van figuren. Mogelijk was hij schoolmeester van beroep en in de schrijfkunst was hij waarschijnlijk beter geoefend dan in de schilderkunst. Of hij schoolmeester was in Rijswijk is niet bekend. Uit de archieven komt naar voren dat ene Johan Joosten van Cooten van 1661-1667 les gaf in het Brabantse Geffen.2 Anders dan andere, veelal vroegere tiengebodenborden, heeft de schilder meerdere decoraties aangebracht. In het driehoekige fronton aan bovenzijde staat een engel, vermoedelijk aangebracht als verwijzing naar de goddelijke herkomst van de wet; aan de achterzijde verwijst een duif naar de Heilige Geest. Interieur van de Martinuskerk, naar het koor en de preekstoel gezien. Foto: Museum

1 In de literatuur wordt de preekstoel gedateerd omstreeks 1860, zie R.P.F. de Beaufort en H.M. van den Berg, De Betuwe. Geïllustreerde Beschrijving van de Ned. Mon. van geschiedenis en kunst, Het kwartier van Nijmegen, ’s-Gravenhage 1968, 358; A.J.G. Hogendoorn, Een oude dame in een nieuw jasje. Meer dan 200 jaar opknappen herstellen en verbouwen, Rijswijk 1993?, 8; A.G. Schulte, ‘De Hervormde

Martinuskerk in het Betuwse Rijswijk’, in Bulletin, Stichting Oude Gelderse Kerken, jrg. 33 nr. 4 (1991). In 1860 vonden vooral aanpassingen aan het exterieur plaats. Pas in 1870 werd het interieur onder handen genomen. De preekstoel wordt echter niet met name genoemd. Om die reden is gekozen voor een bredere datering. 2 Ontleend aan www.genealogieonline.nl/schoolmeesters-in-de-meie-

rij/I5513.php. Omdat Johan Joosten schoolmeester is en de plaatsnaam Geffen ook op het bord voorkomt, gaat het mogelijk om dezelfde persoon. 3 C.A. van Swigchem, T. Brouwer en W. van Os, Een huis voor het Woord. Het protestantse kerkinterieur in Nederland tot 1900, ’s Gravenhage 1984, 279; Anne Baljeu, Afscheiden en onderscheiden in de Nederduits Gereformeerde Kerk. De Nederduits

gereformeerde avondmaalstheologie achter het gebruik van het koorhek in de zestiende en de zeventiende eeuw, Groningen 2011, 66 4 C.A. van Swigchem, id., 67; Baljeu, id., 66 5 ‘Een oude dame in een nieuw jasje’, 9 6 Ibidem, 9

Venster, 2018, nummer 1 — 17

Catharijneconvent, 2015


Venster, 2018, nummer 1 — 18

Interieur van de Martinuskerk, naar het orgel gezien. Foto: Museum

De preekstoel die werd gemaakt in 1860 of 1870 met mogelijk oudere

Catharijneconvent, 2015

onderdelen. Foto: Museum Catharijneconvent, 2015

De koperen lezenaar uit het derde kwart van de achttiende eeuw. Foto:

De voorzijde van het tekstbord boven de preekstoel aan schipzijde met

Museum Catharijneconvent, 2015

de tien geboden. Foto: Museum Catharijneconvent, 2015


Detail van het tekstbord met de datering (1658) en de namen van de

Het praalgraf van Di(e)derick van Brakell en zijn vrouw Justina van

De achterzijde van het tekstbord in het koor met onder andere het onze-

Borssele. Foto: Museum Catharijneconvent, 2015

vader. Foto: Carel van Gestel, 2011

Avondmaalsvieringen Met het tekstbord heeft de kerk­ganger de wet als leefregel letterlijk voor ogen terwijl vanaf de preekstoel wet en evangelie klinken: alles kernachtig bij elkaar. De combinatie van tekstbord en preekstoel heeft niet altijd zo bestaan. Ongetwijfeld stond er vroeger een koorhek op de grens van het schip en het koor. Het grote tiengebodenbord heeft naar alle waarschijnlijkheid midden op dit koorhek gestaan, zoals ook in andere kerken voorkomt. Omdat op de achterkant van het bord eveneens teksten staan, moet het koor ook zijn gebruikt en wel voor de bediening van het avondmaal. Avondmaalsvieringen

in het koor waren heel gangbaar aan het einde van de zestiende en in de zeventiende eeuw, en de teksten op de achterzijde van het bord wijzen daar ook op; drie daarvan maken ook deel uit van de avondmaalsliturgie.3 Praalgraf In de loop van de zeventiende eeuw verplaatste de avondmaalsviering zich steeds vaker van het koor naar het schip van de kerk.4 Waarschijnlijk was dit in Rijswijk ook het geval. Dit bood Di(e)derick van Brakell in 1691 de gelegenheid om het koor te claimen voor het oprichten van een graftombe. Toen in de voor-reformatorische tijd

begraven werd in kerken, was een dergelijke plek vlak voor het hoofdaltaar uitgesloten. Het koor was nu echter vrij beschikbaar en werd zo een afgescheiden grafkapel voor de familie van Brakell. De tombe met een hoogte van 86 centimeter heeft een dekplaat die is voorzien van fraai beeldhouwwerk met het alliantiewapen van Di(e)derick van Brakell en zijn vrouw Justina van Borssele. Bijzonder interessant is de tekst die niet alleen hun namen als opdrachtgevers vermeldt, maar ook de datum van aanvang van de werkzaamheden, namelijk …in den jare 1691 beginnen te maken en in den jare 1692

Venster, 2018, nummer 1 — 19

schrijver. Foto: Museum Catharijneconvent, 2015


Het orgel gemaakt door J.F. Witte in 1875. Foto: Museum

Venster, 2018, nummer 1 — 20

Catharijneconvent, 2015

Interieur van de Martinuskerk met het praalgraf en de achterkant van de

Detail van het praalgraf met het alliantiewapen. Foto: Museum

preekstoel en het tekstbord. Foto: Museum Catharijneconvent, 2015

Catharijneconvent, 2015

voltrocken… Justina overleed reeds op 15 augustus 1691 en was dus al bijgezet in de onder­liggende graf­kelder voordat de tombe gereed was. Er zijn oudere grafstenen in de kerk die getuigen van de kerk als begraafplaats, maar deze tombe maakt duidelijk hoe de functie van het koor in de loop van de tijd is gewijzigd van ruimte voor het altaar naar avondmaalsruimte en vervolgens tot grafkapel voor de adel. Avondmaalsgerei Eerder is al genoemd dat de negentiende eeuw een belangrijk stempel heeft gedrukt op het interieur. Op vrijwel alle fronten kwamen er veranderingen.

In 1875 kwam er een orgel in de kerk in neogotische stijl. In 1876 werd een nieuw doopvont besteld in een eclectische vormgeving. Ook het avondmaalsgerei werd, gedeeltelijk, vernieuwd. Voor de viering van het avondmaal had men sinds 1663 de beschikking over twee fraaie zilveren bekers met het opschrift de karck beker van ryswick 1663. Daarbij gebruikte men waarschijnlijk een tinnen kan en witte aardewerk borden. In 1878 waren er plannen om een zilveren doopschaal aan te schaffen. Men kwam op dit besluit terug en gaf de voorkeur aan aanvulling van het avondmaalsgoed met voorwerpen van Berlijns zilver,

ook wel nieuwzilver genoemd,5 een nieuw materiaal, tegenwoordig beter bekend als pleet, dat bij veel kerken in trek was. Dit materiaal heeft vrijwel dezelfde uitstraling maar is aanzienlijk goedkoper. Zo zijn in Rijswijk twee kannen van Engels pleet aangeschaft, later aangevuld met borden en offerschalen van Frans pleet. Tot slot Met veranderingen en de komst van nieuw meubilair verdwijnen er ook oude elementen uit het kerkinterieur. Zo zijn in Rijswijk de rouwborden van de elite verdwenen evenals de in 1870 ontdekte middeleeuwse muurschilde-


De zilveren avondmaalsbekers uit 1663. Foto: Museum Catharijneconvent, 2015

Het doopvont uit 1876. Foto: Museum Catharijneconvent, 2015

Twee kannen van Engels Sheffield pleet, eind negentiende

ringen.6 Van sommige, veel voorkomende onderdelen weten we niet of ze er ooit geweest zijn, zoals een doophek en een voorzangerslezenaar. Voor de aandachtige bezoeker zijn er echter voldoende aanknopingspunten om de eeuwenlange geschiedenis van het gebouw te ervaren.

Over de auteur Marco Blokhuis (1956) is werkzaam als erfgoedspecialist bij de afdeling Erfgoed in Kerken en Kloosters van het Museum Catharijneconvent in Utrecht. Hij adviseert beheerders van kerkgebouwen over behoud en beheer van het erfgoed. Daarnaast inventariseert en publiceert hij over kerkelijke collecties.

Registratie van inventaris Al jaren werken medewerkers van het Museum Catharijneconvent in Utrecht aan de registratie van voorwerpen in Nederlandse kerkgebouwen. Het gaat hierbij om alle objecten van kunst en cultuur. Niet alleen grote voorwerpen zoals preekstoelen en orgels worden geïnventariseerd, maar ook beeldhouwwerk, gedenkstenen, prenten, schilderijen, wapenborden, avondmaalsstellen en doopgerei. Onlangs is de inventaris van de kapel van Rijswijk in kaart gebracht. Dit artikel geeft daarvan een impressie. Het doel van het registreren van

de voorwerpen in de kerken is om de beheerders van het kerkgebouw te ondersteunen bij het behoud en beheer van de collectie die in de loop van ­eeuwen in het kerkgebouw is gekomen. Met elkaar vertellen al deze zaken het verhaal van het gebouw. Voor de registratie wordt gebruik gemaakt van het programma ‘Kerkcollectie digitaal’ (zie ook pagina 6-7 van dit nummer). Plaatselijke Commissies die het erfgoed in hun kerken ook digitaal willen ­beheren, kunnen contact opnemen met de auteur: m.blokhuis@catharijneconvent.nl.

Venster, 2018, nummer 1 — 21

eeuw. Foto: Museum Catharijneconvent, 2015


Mijn kerk

Karlijn van Onzenoort

Venster, 2018, nummer 1 — 22

Zijaanzicht van de kerk, met links de pastorie,

Als je van Utrecht naar Den Haag rijdt, zie je hem iets na de afslag Voorburg rechts liggen. De Onze-Lieve-VrouwTenhemelopnemingkerk – een mond vol. Zeker voor een kind. Eind jaren zestig loop ik er met mijn ouders en zusje elke zondag naartoe. Meestal zitten we in het linkervak. Pakweg de zevende rij. Ik kijk graag rond, want het grote gebouw fascineert me. En tijdens de preek kruip ik tegen mijn vader aan, mijn zusje duikt onder de vleugels van mijn moeder. De kerk is in 1924-1925 gebouwd naar het ontwerp van de Rotterdamse architect P.G. Buskens. Het is een zaalkerk, opgetrokken uit rode baksteen. Op sommige plekken in de kerk zijn de stenen paars en zeegroen geglazuurd. Verspreid in de kerk staan zes beelden, die de Voorburgse beeldhouwer Albert Termote maakte. Van hem is ook het grote kruisbeeld op het priesterkoor, dat ik altijd wat naargeestig vond.

Na verloop van jaren kwam ik steeds minder vaak in de kerk. Soms ging ik met mijn moeder mee, als ze orgel moest spelen. Dan zat ik bij haar boven, op de orgelgalerij. Vanaf die plek was de grootte van het gebouw nog tastbaarder. Ook was goed te zien dat de 750 zitplaatsen bij lange niet gevuld waren. Soms gingen we ook nog wel eens met z’n vieren, meestal met kerst. En al die keren dat ik de kerk binnenkwam, rook ik die oude, vertrouwde geur. Met de kerk is het niet goed afgelopen. In 2008 fuseerden drie Voorburgse parochies (H.-Martinus, De Goede Herder en de OLVTenhemelopneming) tot één parochie, met de Sint-Martinuskerk als parochie­kerk. De Goede Herder-kerk is in 2012 afgebroken. En de OLVTenhemelopneming – die in 2006 nog tot rijksmonument werd bestempeld – staat al tien jaar te koop…

gezien vanaf de Lusthofstraat, ca. 1975.

Kerkinterieur bij het 60-jarig jubileum in 1985.

Veel mensen voelen zich verbonden met een kerkgebouw. Hebt u ergens (in Gelderland, Nederland of het buitenland) ook een kerkgebouw waarmee u een speciale band hebt, stuur uw verhaal in en/of neem contact op met hoofdredacteur Ben Verheij via venster@oudegeldersekerken.nl of telefonisch via T (0544) 462032.


Agenda

Vocaal octet Otto Voci treedt op tijdens de expositieopening in Aerdt. Foto: Edwin Nieuwstraten

Bronkhorst: exposities Vanaf 31 maart wekelijks nieuwe ­exposities. Info via www.trouwkapelbronkhorst.nl Buren: concert ‘Dialogen door Bach’, een programma met (solo)sonates en partita’s van ­ J.S. Bach door Rie Kimura (viool) en Pieter Jan Belder (klavecimbel). Zaterdag 14 april, 20.15 uur, toegang: € 20, t/m 18 jaar gratis. Info via www.muziekinburen.nl Etten: koorconcerten • Optreden van harmonie ‘Onderling Genoegen’ uit Etten met de Saloonboys, 15 zangers van het Ettens Mannenkoor. Zondag 8 april, 12.30 uur • Muzikale middag door ‘Garden Rumours’ met schalkse middeleeuwse madrigalen en dromerige Scandinavische werken. Zondag 22 april 2018, 15.00 uur, ­toegang € 7,50. Info via www.oudekerketten.nl

Kranenburg: thematentoonstelling 2018 In zijn thematentoonstelling schenkt het Heiligenbeeldenmuseum in 2018 aandacht aan de patroon­heiligen van beroepsgroepen, zoals de heilige Gabriël van de post­beambten. Maandag 2 april (2de Paasdag) t/m zondag 28 oktober (behalve op maandagen), van 11.00 tot 17.00 uur. Info via www.heiligenbeeldenmuseum.nl Vorden: concerten • Muzikale introductie op het concert van 10 maart (zie hieronder) door dirigent en violiste. Zaterdag 3 maart, 20.00 uur, toegang: combinatiekaartje (3 en 10 maart) € 25, tot 16 jaar gratis • Passieconcert, uitvoering van het Stabat Mater van J.S. Bach en de Markus Passion van Reinhard Keiser, door Appassionata o.l.v. Arjan van Baest. Zaterdag 10 maart, 19.30 uur, toegang € 25, tot 16 jaar gratis • Duo Serena, met Henriëtte Bakker (fagot, dulciaan en blokfluit) en Marjan de Haer (harp). Zondag 15 april, 15.30 uur, toegang € 15, tot 16 jaar gratis. Info via www.vriendenvandedorpskerkvorden.nl

In het Heiligenbeeldenmuseum in Kranenburg is ook Sint-Hubertus te vinden, de patroon­ heilige van de jagers.

Publiekslezing 2018 Op zaterdag 24 maart is de jaarlijkse SOGK Publiekslezing. Spreker is Sible de Blaauw, emeritus hoogleraar Vroegchristelijke Kunst en Architectuur. Hij zal ingaan op de kerkschilder Jacob Ydema (19011990). Meer informatie vindt u in de uitnodiging, die bij deze editie van Venster is gevoegd. Voorjaarsexcursie 2018 Op zaterdag 26 mei kunt u mee met onze voorjaarsexcursie! Meer informatie volgt in het volgende nummer van Venster. Kooroptreden in de Dorpskerk in Vorden.

Venster, 2018, nummer 1 — 23

Aerdt: dubbelexpositie Dubbel-expositie van Anjeliek Blaauw (objecten in kunsthars) en Marlous Arnold (sieraden). De opening wordt muzikaal ondersteund door Otto Voci uit Ede. Op zondagen van 25 maart t/m 15 april, van 14.00 tot 17.00 uur, toegang gratis. Info via www.kunstkringhge.nl


Kerk&werk

Foto’s: Rein de Jong, tekst: Karlijn van Onzenoort

Onder de kerk geboren Zijn band met de Sint Lambertuskerk in Buren wordt al vroeg in zijn leven gesmeed. ‘Ik ben onder de kerk geboren’, vertelt Kees de Jongh. ‘Mijn slaapplekje was aan de voorkant van ons huis. Als ik in bed lag, kon ik de repetities van het kerkkoor horen. Op zondag in de kerk kwamen veel vragen bij me boven – niet alleen over het geloof, maar ook over de geschiedenis en inrichting van het gebouw.’ Als in

1975 de restauratie van de kerk begint, wordt hem gevraagd om het daarvoor benodigde archiefwerk te doen. En dat vindt hij heerlijk! Hij doet verrassende ontdekkingen en schrijft er artikelen over. Ook maakt hij veel foto’s en filmpjes van de kerk. ‘Ik heb archiefonderzoek gedaan naar de altaren die tijdens de beeldenstorm zijn verwijderd. Ook naar de kroonluchters, torenklokken, grafzerken en rouwborden en, onlangs

nog, naar het orgel. Het intrigeerde me hoe een kerk zonder al te veel geld, aan zo’n mooi Bätz-Witte-orgel was gekomen. Ik ontdekte een spannende historie, met een dronken organist als een van de hoofdrolspelers. Wat had ik dat graag willen meemaken!’ In deze rubriek brengen we de werkzaamheden van een vrijwilligersfunctie binnen de SOGK in beeld.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.