Stichting Oude Gelderse Kerken Kwartaalblad, jaargang 17, 2019, nummer 4
De Walburgistoren in Zutphen
Het Flentrop-orgel in de Oude Calixtiuskerk in Groenlo Rondleiding door Joods Zutphen
Van de redactie
Colofon
Beste lezer, De toren van een kerk heeft vaak een heel specifieke, eigen bouwhistorie. Zo ook de toren van de Walburgiskerk in Zutphen. Die geschiedenis begint eind elfde eeuw, begin twaalfde eeuw en eindigt medio twintigste eeuw. In die periode kende de toren diverse aanpassingen en transformaties. Dat is een boeiende geschiedenis die niet los gezien kan worden van de kerk, maar die zeer de moeite waard is om apart verteld te worden. Jeroen Krijnen heeft dit verhaal voor ons opgeschreven. Naast de muzikaal inhoudelijke veranderingen in de loop der eeuwen heeft ook de orgelbouw allerlei
ontwikkelingsfases doorgemaakt. Een mooi voorbeeld daarvan is het Flentrop-orgel in de Oude Calixtuskerk in Groenlo, als fraai specimen van een vernieuwing in de naoorlogse orgelbouw. Die geschiedenis – en ook de historie van de voorgaande orgels – wordt beschreven in een artikel van de hand van Gert Oldenbeuving. Daarnaast bevat Venster natuurlijk de gebruikelijke onderdelen die u op de hoogte houden van het wel en wee van de SOGK. Wij wensen u veel leesplezier!
Ben Verheij
Inhoud
Groenlo
Wageningen
3
Hoog-Keppel
Bronkhorst
Onze locaties
Koorrepetitie in Etten
4
Nieuws van Oude Gelderse Kerken
15
Interview
Venster, 2019, nummer 4 — 2
Rondleiding door Joods Zutphen
8
De bouw- en restauratie geschiedenis van de Walburgistoren in Zutphen
Aerdt
Mijn kerk
Stichting Oude Gelderse Kerken Postbus 7005, 6801 ha Arnhem Telefoon (026) 355 25 55 (ma. t/m vr. 9.00 – 17.00 uur) info@oudegeldersekerken.nl www.oudegeldersekerken.nl Redactie: Ben Verheij, hoofdredacteur; drs. Karlijn van Onzenoort, eindredacteur; drs. Jeroen Krijnen en dr. Herman Wesselink, wetenschappelijk redacteuren venster@oudegeldersekerken.nl Vaste medewerkers: dr. Verena Demoed, dr. Ineke Pey Fotografen: Carel van Gestel, Rein de Jong, Ton Rothengatter, tenzij anders vermeld. Zo veel mogelijk is geprobeerd de eventuele rechthebbenden van overige gebruikte afbeeldingen te achterhalen. Zij die in dit verband niet konden worden achterhaald of benaderd, kunnen zich wenden tot de redactie. Grafisch ontwerp: Henk-Jan Panneman, Arnhem Druk: Drukkerij Hendrix, Peer (B) issn 1571 – 5957 Venster wordt gedrukt op fsc- gecertificeerd papier en verpakt in composteerbare folie.
Nieuwe Kerk in Borne
16
Berichten van het bestuur
6
Zutphen
Venster is het kwartaalblad van de Stichting Oude Gelderse Kerken. Met dit blad wil de stichting belangstelling wekken voor oude kerken. Venster verschijnt vier keer per jaar en wordt toegestuurd aan donateurs, leden van Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland, colleges van burgemeester en wet houders van Gelderse gemeenten, externe relaties, openbare bibliotheken, notarissen, gezondheidscentra, wijk centra en dorpshuizen in Gelderland.
Het Flentrop-orgel in de Oude Calixtiuskerk in Groenlo
23
Agenda
24
Werk aan de kerk
Activiteiten in onze kerken Dorpskerk in Aerdt
Oplage: 3450 exemplaren Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door foto kopieën, opnamen of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. © Stichting Oude Gelderse Kerken, 2019 Afbeelding voorzijde: Uitzicht vanaf de Walburgistoren in Zutphen. Foto: Ton Rothengatter
De Stichting Oude Gelderse Kerken heeft de culturele anbi-status.
Unieke akoestiek in Oude Kerk van Etten
Verena Demoed
Het Bachkoor Doetinchem repeteert met veel plezier in de Oude Kerk in Etten. Foto: Rein de Jong
‘Mie-mie-mie, mo-mo-mo’. De repetitieavond van het Bachkoor Doetinchem begint met inzingen om de stem op te warmen. Een van de tenoren draait zich quasiverontschuldigend naar me om: ‘De rest gaat op tekst, hoor.’ En inderdaad. Al gauw zegt dirigent Wilbert Berendsen: ‘Pak ’m er maar bij, het kyrie.’ Berendsen heeft een temperamentvolle présence. Met een uitgesproken mimiek geeft hij het Bachkoor aanwijzingen: ‘Bij dat Amen de wangetjes omhoog.’
Koorleden gaan er af en toe even bij zitten. Tegen tienen zit iedereen. ‘Heerlijk zingen!’ Vroeger repeteerden ze in een school in Doetinchem. ‘Dat was afzien’, vertelt koorlid en koster van de kerk Bart Visscher. ‘Slecht voor de stem. Ik was altijd schor de volgende dag. We hingen kleden op om de akoestiek te verbeteren, maar het geluid was gauw dood. Ik stelde voor om een keer te gaan proefzingen in de Oude Kerk. We waren meteen verkocht. Heerlijk zingen! Het kan wel koud zijn in de winter, en voor sommigen is het wat verder weg, maar dat hebben we er graag voor over.’ Concurrentie De Plaatselijke Commissie (PC) van Oude Gelderse Kerken in Etten is blij met de koorrepetities, want het valt
niet mee om het aantal activiteiten in de kerk op peil te houden. ‘Veel concerten, maar ook huwelijkssluitingen vinden tegenwoordig plaats in het DRU Industriepark in Ulft’, vertelt PC-lid Henk Eelderink. ‘Dat complex wordt gesubsidieerd. Daar kunnen wij moeilijk tegenop concurreren. Maar onze akoestiek is uniek. We hopen dat we daarmee meer koren naar de Oude Kerk kunnen trekken.’
In elke uitgave van Venster zetten we een van de locaties van de Oude Gelderse Kerken in de spotlight. Door middel van een markant verhaal of bijzonder evenement staan we even stil bij onze eigen monumenten. Dit keer bij de repetitieavonden van het Bachkoor Doetinchem in de Oude Kerk in Etten.
Venster, 2019, nummer 4 — 3
Het kan er koud zijn in de winter, maar dat is dan ook het enige nadeel van de Oude Kerk in Etten als repetitielocatie van het Bachkoor Doetinchem. En voor sommige koorleden is Etten wat ver. Maar daar hoor je ze amper over, want de akoestiek in het kerkgebouw is geweldig en de entourage knus.
Nieuws van Oude Gelderse Kerken Jubileum SOGK Op 27 november 1974 werd de Stichting Oude Gelderse Kerken opgericht. Dit jaar bestaat de stichting 45 jaar – reden voor een jubileumfeest. Een feest met muziek en ontmoeting. Het bestuur van de stichting heeft ervoor gekozen om het jubileum te vieren met een ‘dank je wel’ aan de donateurs, businesspartners, leden van de Plaatselijke Commissies, externe relaties en zeker ook aan de lokale gemeenschap. Daarom werd in dit jubileumjaar in elk kerkgebouw van de stichting onder het motto ‘Muziek in de Gelderse Kerken’ een muzikaal evenement georganiseerd, met gratis toegang en een hapje en drankje. De meeste jubileumconcerten hebben inmiddels al plaatsgevonden (er volgt nog een celloconcert in Rijswijk op 29 decem-
Haarlo
Vorden
ber a.s.) en al deze bijeenkomsten en ontmoetingen waren een groot succes! We hebben veel schitterende concerten bijgewoond, verschillende genres, met steeds topmusici, zeer virtuoos spel met veel gevoel in voordracht en samenspel. De leden van de Plaatselijke Commissies en van de dochterstich tingen hebben met hun vrijwilligers deze concerten georganiseerd, waarvoor het bestuur hen hartelijk wil bedanken. We denken veel na over hoe onze kerkgebouwen nog meer een plek kunnen krijgen in de samenleving. Dit soort muzikale evenementen dragen bij aan een gevoel van saamhorigheid. En aan het besef dat we samen voor de uitdaging staan om eensgezind te werken aan het in stand houden van de oude Gelderse kerken. In dit jubileumjaar én in de komende jaren.
Kranenburg
Hummelo
Etten
Venster, 2019, nummer 4 — 4
Businesspartners Oude Gelderse Kerken • Acel, Doetinchem • B.F. van Tienen Aannemersbedrijf, Nijmegen • Boerman Kreek Architecten, Steenderen • Bouwbedrijf Hoffman, Zutphen • Conserduc-Renofors, Sliedrecht • De Variabele, Doetinchem • Dijkman Bouw, Warnsveld • Donatus Verzekeringen, Rosmalen • GlasPro glasstudio, Doetinchem • Van Hoogevest Architecten, Amersfoort • Koninklijke Eijsbouts, Asten • Koninklijke Woudenberg, Ameide • Lakerveld ingenieurs- en architectuurbureau, Noordeloos • Leidekkersbedrijf D. Koenders, Neede • Van Lierop, Boxtel
• • • • • • • • • • • •
MAS Architectuur, Hengelo Orgelmakerij Reil, Heerde Rijkaart Elektrotechniek, Arnhem Schildersbedrijf Albert Verhoeven, Arnhem Smederij Oldenhave, Vorden Takkenkamp Gevelonderhoud, Zelhem Timmer- en Aannemersbedrijf De Vries, Hummelo Van Dinther Bouwbedrijf, Schaijk Van Wely Loodgieters en Leidekkersbedrijf, Groessen Schildersbedrijf Hagen, Arnhem Oostveen meesterschilders, Velp Hampshire Hotel ’s-Gravenhof, Zutphen
Jubileumconcert in Kranenburg. Foto: Nico Peek
Buren
Rijswijk
Ook businesspartner worden? Bedrijven en organisaties kunnen businesspartner worden van Oude Gelderse Kerken. Als tegenprestatie ontvangen ze informatie over onze activiteiten, kunnen ze onze kerk gebouwen huren en deelnemen aan onze jaarlijkse netwerkbijeenkomst. Ook interesse om businesspartner te worden voor een jaarlijkse bijdrage van € 200? Neem dan contact op met onze penningmeester Leo Uijl en stuur een mailtje naar info@oudegeldersekerken.nl onder vermelding van ‘businesspartner’.
Zutphen
Leur
Steenderen
Van de penningmeester De provincie heeft alsnog besloten één miljoen euro beschikbaar te stellen voor de tweede fase van de restauratie van de Grote Kerk in Wageningen. Rest ons het resterend tekort van 300.000 euro op een totale begroting van circa 3,7 miljoen euro via fondsenwerving binnen te halen. Het eindresultaat zal overigens zijn dat de Grote Kerk van Wageningen zowel binnen als buiten volledig gerestaureerd is, en – met in achtneming van alle historische waarden – voor zowel kerkelijke als niet-religieuze activiteiten geschikt is. Met hulp van alle vrijwilligers, donateurs, businesspartners en gulle gevers verwachten wij 2019 ook financieel goed af te sluiten.
Kerk-Avezaath en Buren. We bedanken Coen Kleipool voor zijn grote betrokkenheid en inzet voor de Stichting Oude Gelderse Kerken. Afscheid van twee RvA-leden De Raad van Advies van de SOGK is breed samengesteld uit deskundigen van velerlei disciplines. Zo is kennis in huis over bouw- en kunsthistorie, beiaards en orgels, kerkbestuur- en beleid, juridische en bestuurlijke zaken. Twee leden met een lange staat van dienst namen onlangs afscheid: Ineke Pey en Gert Oldenbeuving. Ze dienden beiden al eerder als algemeen bestuurslid van de SOGK. Ineke Pey danken we voor haar kritische inbreng, gebaseerd op grote ervaring met (kerkelijke) monumenten. Zij was lid van plaatselijke
Hengelo
Drempt
monumentencommissies en bracht mede door haar onderzoek naar de restauratie van middeleeuwse kerken specifieke expertise in. Naast kerken waren ook andere monumentale gebouwtypen doel van haar onderzoek en publicaties. Een geheel andere deskundigheid heeft Gert Oldenbeuving. Als nationaal en internationaal erkend orgel- en beiaarddeskundige en actief bespeler van deze instrumenten was hij een ruim voorziene vraagbaak op dit gebied. Als bespeler van diverse Gelderse orgels is hij bij uitstek op de hoogte van de actuele orgelsituatie in Gelderland. Ook Ineke Pey en Gert Oldenbeuving bedankt het bestuur voor hun grote betrokkenheid en inzet voor de Stichting Oude Gelderse Kerken.
Kerk-Avezaath
De Grote Kerk in Wageningen. Foto: Ton Rothengatter, 2019
Lochem
Batenburg
Venster, 2019, nummer 4 — 5
Afscheid van Coen Kleipool In de afgelopen maanden heeft Coen Kleipool zijn werkzaamheden voor de SOGK neergelegd. In 1999 passeerde de heer Kleipool de overdrachtsakte van de Lambertuskerk in KerkAvezaath en een half jaar later zat hij in het Algemeen Bestuur. In 2010 is de bestuurlijke structuur van de SOGK veranderd. De stichting kreeg een Raad van Bestuur en een Raad van Advies. De heer Kleipool verhuisde naar de Raad van Advies en na een half jaar werd hij benoemd in de Raad van Bestuur. Hij bestudeerde bij een kerkovername de stichtingsaktes en onderhield contacten met de betrokken notaris om ervoor te zorgen dat alles conform besluitvorming werd verwerkt. Ook was hij de contactpersoon voor de Plaatselijke Commissies van
Interview
Karlijn van Onzenoort
‘Het verhaal moet verteld worden’ De synagoge aan de Dieserstraat was eind negentiende eeuw het middelpunt van een grote en bloeiende Joodse gemeente in Zutphen. Destijds bestond die uit meer dan 600 mensen. Maar na afloop van de oorlog telde de gemeenschap nog slechts 60 personen. Met wekelijkse rondleidingen door het Nieuwstad- en Barlhezekwartier wil de Werkgroep Geschiedenis Joods Zutphen de herinnering aan de Joodse inwoners en hun verhalen levend houden.
Venster, 2019, nummer 4 — 6
Op deze zonnige vrijdagmiddag verzamelen zich zo’n twaalf mensen op de stoep voor de synagoge aan de Dieserstraat in Zutphen. Stipt om 13.30 uur begint Nike Brandt de rondleiding. Eerst staat ze stil bij de plaquette, in de vorm van de davidster, die op de muur van het gebouw is aangebracht. Daarop staan belangrijke jaartallen in de geschiedenis van Joods Zutphen, waaronder 1879: het jaar waarin de synagoge feestelijk werd ingewijd met het binnenbrengen van de Thorarollen.
zijn bewoners. Zoals over Willem en Hester Boutelje, een pasgetrouwd stel dat boven hoedenatelier Maison Hart aan de Nieuwstad woonde en in 1942 werd verraden. Of over de familie Hamburg van de gelijknamige slagerij aan het Broederenkerkhof, van wie alleen dochter Flora de oorlog overleefde.
Tien onderduikers Ook wordt stilgestaan bij een monumentaal pand aan de Oudewand, waaraan een van de indrukwekkendste verhalen is verbonden. Hier woonde destijds Herm Jan van der Vegte met zijn vrouw Ciska en hun vier kinderen en zijn 81-jarige moeder. Van augustus 1942 tot het eind van de oorlog zaten hier ook tien onderduikers: de twee directeuren van Hoeden- en Pettenfabriek M.M. Krukziener en Co uit de Beekstraat, samen met hun echtgenotes en kinderen, en de onderwijzeres Fiet Noach. Begraven op Joodse begraafplaats Het hachelijkste moment beleefden ze toen een van de echtgenotes overleed. Om de Duitsers om de tuin te leiden, bracht het echtpaar Van der Vegte de overleden vrouw ’s avonds achter op de
Nieuwe sjoel Vervolgens loopt het gezelschap de hoek om, de Halterstraat in. Daar vertelt Brandt over het ontstaan van de sjoel. In 1874 vierde de Joodse gemeenschap in Zutphen haar zestigjarig bestaan van de eerdere synagoge aan de Rosmolensteeg. Kort na deze viering werd echter besloten tot nieuwbouw, omdat de gemeente intussen sterk was gegroeid. Twee panden en het erf aan de Halterstraat werden aangekocht en in de tuin die uitkwam in de Dieserstraat, werd de nieuwe sjoel gebouwd. Aangrijpende verhalen Na de Halterstraat gaat het verder naar de Nieuwstad, Rosmolensteeg en Barlheze. Steeds houdt Brandt even halt bij een historisch pand en vertelt ze het, vaak aangrijpende, verhaal van
De synagoge in de Dieserstraat in Zutphen. Foto: InZutphen, 2018
fiets naar het riviertje De Berkel, waar het lichaam in het water werd gelegd. Toen haar lichaam de volgende dag werd gevonden, stelde de dokter als doodsoorzaak verdrinking door zelfmoord vast. Zo kreeg ze toch een graf op de Joodse begraafplaats. De overige onderduikers overleefden de oorlog. Indrukwekkend De wandeling eindigt in de synagoge. Daar wordt het gezelschap ontvangen met koffie en thee. Er wordt nagepraat,
er is ruimte voor vragen én er is gelegenheid om met elkaar ervaringen te delen. ‘Mensen vinden de rondleiding indrukwekkend’, weet Brandt. ‘Het is natuurlijk geen vrolijk uurtje. We schetsen een beeld van de rijke Joodse historie in Zutphen, maar we vertellen ook veel droevige verhalen. Daaraan is niet te ontkomen.’ Bezoekers uit hele wereld ‘Elk jaar ontvangen we meer wandelaars dan het jaar ervoor’, aldus Brandt. De
meeste deelnemers komen uit Zutphen en omgeving. ‘Maar er komen mensen uit de hele wereld, die hun wortels in het Joodse Zutphen hebben liggen.‘ Zelf is ze in 1995 in de Torenstad komen wonen. Haar verre voorouders waren Joods; daar komt haar affiniteit vandaan. Toen ze gevraagd werd rondleidingen te verzorgen, heeft ze dan ook geen moment geaarzeld. ‘Het verhaal moet verteld worden. Je hoort er weinig over op school en de slachtoffers zelf kunnen hun verhaal niet meer doen.’
In de synagoge wordt nagepraat.
Nike Brandt, rechtsboven in actie, is een van de rondleiders door Joods Zutphen.
De stadswandeling door Joods Zutphen, destijds opgezet door Renée Koot, wordt verzorgd door vrijwilligers van de Werkgroep Geschiedenis Joods Zutphen. Deze werkgroep werkt samen met de NederlandsIsraëlitische Gemeenschap De Stedendriehoek (Apeldoorn, Deventer, Zutphen), de Plaatselijke Commissie van Zutphen. Behalve met rond leidingen houden de werkgroepleden zich ook bezig met publicaties over
het Jodendom en de geschiedenis van de Joden in Zutphen. Voor de stadswandeling wordt een vrijwillige bijdrage gevraagd, die in zijn geheel ten goede komt aan het onderhoud van de Joodse begraafplaats. Kijk voor meer informatie over de wande lingen op nigdestedendriehoek.nl > Stadswandelingen. Meer informatie over de geschiedenis van de synagoge is te vinden op oudegeldersekerken.nl > Zutphen – Synagoge.
Venster, 2019, nummer 4 — 7
Wandel mee!
Zutphense ‘peperbus’ als vertrouwd silhouet aan de IJssel
De bouw- en restauratiegeschiedenis van de toren van de Walburgiskerk Jeroen Krijnen
Met de Walburgiskerk bezit de SOGK haar grootste en imposantste kerk. Het is een gebouw met een eerbiedwaardige ouderdom waarvan delen teruggaan tot het begin van de twaalfde eeuw. De kerk imponeert met zijn gotische architectuur, het prachtige interieur pronkt met haar kerkschatten en de toren weet veel mensen te verleiden tot een klim met een prachtig uitzicht over de stad als beloning. Deze toren kende diverse aanpassingen en transformaties: een boeiende geschiedenis die niet los
Venster, 2019, nummer 4 — 8
gezien kan worden van de kerk, maar zeer de moeite waard is om apart verteld te worden.1
De oudste delen van het kerkgebouw stammen vermoedelijk uit het einde van de elfde eeuw, toen de kerk zou zijn herbouwd na een brand en in 1105 opnieuw werd gewijd door bisschop Burchard van Utrecht. Het gaat dan om delen van de fundering en de crypte, die in 1595 is volgestort.2 Rond 1225 was de romaanse kerk een goede 150 jaar oud en mogelijk in onderhoudsbehoevende staat. Met een bloeiende economie en een toenemend inwonertal zal het aantal kerkgangers ongetwijfeld zijn meegestegen: redenen voor de grootscheepse aanpassing die werd geboekstaafd met een aflaat die in 1226 is uitgegeven ter voltooiing van kerk en klooster van Sint-Walburgis.3 Op grond van stilistische kenmerken in het gebouw is dit vermoedelijk een grote bouwcampagne geweest in romano-gotische stijl, waartoe ook de eerste drie geledingen van de toren behoren met het karakteristieke drielichtvenster in de westgevel.4 De toren is echter niet gelijktijdig met het schip van de kerk gebouwd. De aansluiting tussen het schip en de toren is namelijk ‘koud’, wat wil zeggen dat de toren in ieder geval als een zelfstandig bouwkundig lichaam is gebouwd. De
toren en het schip van de dertiende-eeuwse kerk maken echter wel deel uit van hetzelfde concept: bij de bouw van de toren werd op diverse manieren rekening gehouden met de aansluiting op de kerk. Zo is boven de gewelven van het middenschip de (lagere) daklijn van de dertiende-eeuwse kerk te zien. De bakstenen kern van de toren is daar onafgewerkt, terwijl deze erboven geheel met tufsteen is bekleed.
Gestapelde geschiedenis De vierkante torenromp was in eerste instantie minder hoog dan nu; de bovenste dubbelhoge gotische geleding is later toegevoegd. Dit gebeurde nadat de bekroning van deze lagere toren in 1446 door de bliksem werd getroffen en verbrandde, waarbij er niet alleen de nodige schade aan het gebouw werd toegebracht, maar ook enkele slachtoffers vielen.5 Vermoedelijk was de schade zo omvangrijk dat het herstel ervan is aangegrepen om de beide zijbeuken te vergroten.6 Toen dat werk was afgerond, zal zijn begonnen met de verhoging van de toren. Binnen in de toren vormt het gemetselde gewelf met klokkengat de scheiding tussen de hal op de begane grond en de vier zolderruimten erboven, waar onder meer de klokken
Boven de gewelven van het middenschip is tegen de oostzijde van de toren de daklijn van het lagere, dertiende-eeuwse dak bewaard gebleven. Foto: Jeroen Krijnen – gemeente Zutphen, 2007
De onderste, romano-gotische geledingen van de toren dateren uit de
De binnenzijde van het drielichtvenster in de torenhal. Foto: Jeroen
dertiende eeuw. Foto: Michiel Verbeek, 2011
Krijnen – gemeente Zutphen, 2007
worden geluid. In de torenhal is een kenmerkende venstergalerij te zien die voor het westelijke venster langs loopt. Men komt hier via de traptoren aan het ’s Gravenhof. Via de galerij waren de zolders toegankelijk van de verdwenen lage zijbeuken uit de dertiende eeuw. Op dit niveau bevindt zich behalve de venstergalerij ook de toegang naar de ‘duistere steeg’: een gemetselde trap in de noordelijke muur uit de bouwtijd van de toren. De muurtrap was vanouds de toegang tot de klokkenzolder van de toren en het laat zich raden waar de ruimte haar naam vandaan heeft: het is er aardedonker. Daglicht komt maar beperkt binnen door lichtspleten in het muurwerk, waarvan er in de vijftiende eeuw bovendien één is dichtgemetseld toen de noordbeuk van de kerk werd gebouwd. Bij die bouwcampagne – tussen 1446 en 1456 – is vermoedelijk ook de vierkante onderbouw van de traptoren tot stand gekomen, die in 1547 werd ver-
hoogd tot de onderste klokkenzolder. De duistere steeg werd toen overbodig.7
Na het verhogen van de stenen onderbouw werd deze in 1484 voorzien van een majestueuze, 65 meter hoge naaldspits en kreeg de toren een hoogte van bijna 109 meter.8 De Walburgiskerk had toen een van de hoogste torens van de noordelijke Nederlanden (dat was met 137 meter de verdwenen bekroning van de vieringtoren van de Sint-Janskathedraal in Den Bosch) en hoefde in het hertogdom Gelre alleen de 110 meter hoge toren van de Sint-Maartenskerk te Zaltbommel boven zich te dulden. De Domtoren in Utrecht was op dat moment ‘slechts’ 102 meter en zou pas tijdens een restauratie in 1910 met een nieuw tentdak 112 meter hoog worden.9
Venster, 2019, nummer 4 — 9
Hoger dan de Domtoren
De toegang tot de duistere steeg,
De laatste torenwachter, de heer
een in het dertiende-eeuwse met-
M.J. Plettenberg, blaast de hoorn.
selwerk van de torenromp uitge-
Foto: collectie Stedelijke Musea
spaarde trap. Foto: Jeroen Krijnen
Zutphen
– gemeente Zutphen, 2008
bekend over herstellingen aan de kerkdaken of gewelven. Dit beeld werd in 1904 bevestigd door de ontdekking van schilderingen uit de vijftiende en zestiende eeuw op de westelijke gewelven van het schip en de zuidbeuk.11 De spits zal daarom waarschijnlijk mede door toedoen van een gunstige windrichting op het ’s Gravenhof zijn gestort. Nadat men de torenromp met een nooddak zal hebben afgedekt, duurde het nog enkele decennia voordat werd begonnen met het maken van een nieuwe bekroning. Deze volledig houten constructie is tussen 1633 en 1637 tot stand gekomen en is in renaissancestijl vormgegeven.12
Torenwachter
De Walburgiskerk met de hoge spits op de stadsmaquette van Zutphen in 1485. Maquettebouw en foto C. Willems, Zutphen
Venster, 2019, nummer 4 — 10
Door den afgunstighen blixem Op 26 maart 1600 werd volgens de zeventiende-eeuwse kroniekschrijver Arend van Slichtenhorst (1616-1657) de ‘kostelyke spits door den afgunstighen blixem al wederom vernield tot aen het steenwerk toe, daer de vlam op een leemen vloer een stuyt kreegh’.10 Ondanks de voorstelbare ravage die de brand tot gevolg had, moet de schade aan het kerkgebouw relatief beperkt zijn gebleven. Van Slichtenhorst rapporteerde daarover niets en ook zijn geen rekeningen
Al in de middeleeuwen had Zutphen een torenwachter aangesteld. Deze had als brandwacht een belangrijke taak. Hij bemande volgens een vaste dienst de toren. Als er een brand werd ontdekt, moest hij aan de kant van de toren waar de brand was gesignaleerd op een hoorn blazen en een lamp ophangen. In de late middeleeuwen was de wachter een aantal etmalen dag en nacht aanwezig en na de vernieling van de hoge spits zal men de urgente noodzaak ervan weer hebben gevoeld. In de negentiende en vroege twintigste eeuw hoefde hij alleen ’s nachts op de toren te waken. De functie werd per 1 april 1919 afgeschaft.13
Peperbus of spits Met de bouw van de peperbus in de zeventiende eeuw was de hoofdvorm van de toren voor lange tijd bepaald. Aan het uiterlijk veranderde weinig meer en werkzaamheden beperkten zich tot herstellingen en dan nog het hoogno-
Tekening door Abraham Beerstraten van het ’s Gravenhof en toren van
Blauwdruk van Hendrik Anthonie Ezerman uit 1911 met het ontwerp voor een 45 meter hoge spits. Nationaal Archief – ’s-Gravenhage, Collectie K&W
dige. Tegen het einde van de negentiende eeuw stond de toren er slecht bij. Natuursteenwerk was beschadigd, op diverse plaatsen weggebroken en met baksteen opgevuld. Het tij zou gelukkig snel keren. In 1890 werd als eerste fase van een omvangrijke en langdurige restauratie van de Walburgiskerk het Mariaportaal gerestaureerd, de toren zou na 1909 volgen. Nadat in dat jaar subsidie was toegekend, werd door architect H.A. Ezerman een restauratieplan gemaakt waarin de oude peperbus werd vervangen door een nieuwe gotische torenspits. Volgens Ezerman was vernieuwen onvermijdelijk door de in zijn ogen slechte staat van de bestaande opbouw als gevolg van ‘lekkage in het bovenstuk van den toren en [dat] de herstellingskosten daarvan aanzienlijk zouden zijn’. De bekroning die hij ontwierp, is een forse, achtkantige houten spits van 45 meter hoog – lager dan de middeleeuwse voorganger – met leien gedekt en voorzien van dakkapelletjes. Omdat het ontwerp voor de nieuwe spits door het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen moest worden goedgekeurd, werd rijksadviseur Pierre Cuypers gevraagd om de bestaande peperbus te inspecteren. Hij constateerde dat de bestaande opbouw nog goed genoeg was en adviseerde om deze op te knappen. De kenmerkende bekroning uit de zeventiende eeuw bleef daarmee een onderdeel van het torensilhouet van Zutphen.
Venster, 2019, nummer 4 — 11
de Walburgiskerk. Circa 1650. Foto: collectie Stedelijke Musea Zutphen
De luidzolder naar het zuiden. Het beton is in 1950 voorlangs het oorspronkelijke muurwerk gegoten en bij de laatste restauratie extra verankerd. Foto: Jeroen Krijnen – gemeente Zutphen, 2007
Bij het ineenstorten van het bovenste deel van de peperbus bleven het kruis en de haan, zij het gehavend, gespaard. Foto: collectie Stedelijke Musea Zutphen, 1948 Overzicht van de tweede klokkenzolder met de in 2005 in gebruik genomen Maria- en Walburgaklok. Foto: Jeroen Krijnen – gemeente Zutphen, 2007
Venster, 2019, nummer 4 — 12
Tweede Wereldoorlog Kerk en toren kwamen de Tweede Wereldoorlog niet zonder kleerscheuren door. Door diverse beschietingen met granaatvuur waren de stenen torenromp en de houten peperbus tijdens de bevrijding van Zutphen behoorlijk beschadigd. De schade viel echter in het niet bij de verwoesting die ontstond door het opblazen van de traptoren door de Duitse genie, enkele dagen voordat ze de stad verliet, op zaterdag 7 april 1945. Daarbij werd een groot deel van de westelijke travee van de noordbeuk beschadigd, inclusief de bijbehorende gevel aan het ’s Gravenhof. Ook het torengewelf stortte in. Het was echter de bedoeling geweest om, net als in Doesburg, de gehele toren op te blazen. Een inspectie toonde aan dat de benodigde gaten in de hoeken van de toren, ter hoogte van de klokkenzolder, al waren geboord.
Torenbrand Na de bevrijding werd het herstel van kerk en toren voortvarend aangepakt, maar een hevige brand op dinsdag 30 maart
1948 verwoestte de net herstelde bovenste achtkant van de zeventiende-eeuwse peperbus. Daar waren die dag de laatste steigers afgebroken, toen rond 16.05 uur omstanders op het ’s Gravenhof rook omhoog zagen kringelen vanaf de tweede trans van de toren, dus halverwege de peperbus. Korte tijd later sloegen de vlammen uit de bekroning. De stevige wind deed de vlammen snel aanwakkeren. Door het ontbreken van de door de Duitsers opgeblazen traptoren was de brandhaard echter zeer moeilijk bereikbaar en het lukte niet om controle over het vuur te krijgen. De brand was zo hevig dat even voor half zes de peperbus in elkaar zakte en het bovenste deel op het ’s Gravenhof terecht kwam, geholpen door een ‘gunstige’ windrichting. Het vuur verplaatste zich echter langzaam naar beneden en rond één uur na middernacht bezweek ten slotte ook de klokkenstoel, waarvan de vier historische klokken met tussenpozen door het net herstelde torengewelf stortten. De brand dreigde,
met het gewelf open, over te slaan naar de kerkruimte zelf en het orgel, maar dit kon gelukkig voorkomen worden.
Herstel
Nieuwe torenbekroning Na de torenbrand werd geopperd om – net als in 1910 – de peperbus niet te herbouwen, maar de toren een nieuw ontworpen bekroning met een eigentijds elan te geven. Het kerkbestuur kon zich wel vinden in dit idee van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en schreef een prijsvraag uit waarin architecten op basis van vooraf gestelde voorwaarden een ontwerp mochten indienen. De discussie over dit vraagstuk kreeg veel aandacht en het tijdschrift Forum wijdde er in 1950 een heel nummer aan. Er werden verschillende ontwerpen besproken die meedongen in de prijsvraag voor de nieuwe torenbekroning. De winnaar werd architect A. Doorewaard met zijn ontwerp Isla, maar het winnende ontwerp kreeg toch niet alle handen op elkaar. Een goed half jaar na bekendmaking van de uitslag van de prijsvraag verzocht de Kerkvoogdij, bij monde van de Stichting Herbouw Toren Walburgskerk, in een brief aan de minister om een ander ontwerp, van architect Ladage, met als motto Bim-Bam, te mogen uitvoeren en daarvoor geld in te zamelen. De Rijkscommissie voor de Monumentenzorg adviseerde negatief op dit verzoek en er ontstond een impasse. De gemeente Zutphen had ten behoeve van de restauratie inmiddels het eigendom van de toren overgenomen van
De toren als cultuurhistorische trekpleister biedt een fantastisch zicht over de stad en het IJsseldal. Foto: Ton Rothengatter
de Hervormde Gemeente en kwam in 1953 met een eigen initiatief: het terugbouwen van de middeleeuwse steile spits zoals deze tot 1600 het silhouet van de stad had bepaald. De Rijkscommissie ging akkoord en er werd subsidiegeld gereserveerd om de uitvoering in 1957 te kunnen starten. Een ambitieus plan, waar niet iedereen gelukkig mee was. Nadat ook deze optie was afgeserveerd, werd in 1961 op een vergadering van het Wijnhuisfonds voor het eerst voorzichtig geopperd of het niet maar het beste was om de oude peperbus weer te herbouwen. Een idee dat uiteindelijk door alle instanties werd omarmd. De reconstructie startte in 1966. Toen kon ook de staat van de toren op deze plek goed worden vastgesteld. Het muurwerk van de vijfde geleding was in dermate slechte staat, dat de gehele bovenste helft van deze torengeleding moest worden gesloopt en herbouwd. Toen dit was afgerond, konden de afzonderlijke segmenten die in de werkplaats in elkaar waren gezet, met een kraan direct op de plaats van bestemming worden gehesen en onderling gemonteerd. Dit verliep zo voorspoedig dat al op 21 november 1967 het hoogste punt was bereikt. Zutphen had weer haar vertrouwde silhouet aan de IJssel terug.
Over de auteur Jeroen Krijnen (1971) studeerde kunst- en architectuurgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Sinds 1998 is hij bij de gemeente Zutphen werkzaam als gemeentelijk bouw historicus en onderzocht hij vele panden. Ook adviseerde hij tijdens de restauratie van de toren van de Walburgiskerk, die in 2006 werd afgesloten. Tussen 2012 en 2018 voerde hij een inventarisatie uit in Doesburg ten behoeve van de gemeentelijke monumenten lijst en werkte hij als auteur en redacteur mee aan diverse publicaties over architectuur, monumentenzorg en bouwhistorie in Zutphen. Sinds begin 2019 is hij tevens wetenschappelijk redacteur voor het blad Venster van de Stichting Oude Gelderse Kerken.
Venster, 2019, nummer 4 — 13
Omdat de Walburgiskerk voor de kerkdiensten nodig was, werd nog dezelfde zomer gestart met het herstel van de aangrenzende daken van de kerk en het maken van een nooddak op de toren. In 1949 en 1950 werd de torenromp geconsolideerd en werden de diverse doorgangen tussen de toren en de kerkruimte met noodmuren dichtgemetseld om de holle kies af te scheiden van het kerkgebouw. Omdat alle houten vloeren en balklagen waren verbrand, werd ter versteviging een betonnen draag- en vloerconstructie met vijf niveaus in de toren gestort. Dit werk was in maart 1950 klaar. Hierbij werd al rekening gehouden met de terugkeer van een nieuw gelui met vier klokken. Het gieten van de nieuwe klokken – waarvoor het brons van de neergestorte oude klokken is hergebruikt – kwam geheel voor rekening van de Twentse textielbaron Jan van Heek (eigenaar van de door hem gerestaureerde kastelen Huis Bergh en Doornenburg) en werd uitgevoerd bij de firma Van Bergen in Heiligerlee. De klokken zijn vernoemd naar de vier dochters van koningin Juliana en werden op 14 april 1951 op hun nieuwe plek gehangen. In 2005 kwamen daar na een publieksactie twee klokken bij, de Maria en Walburga, om de toren weer op het middeleeuwse aantal van zes klokken te krijgen.
Het winnende ontwerp Isla van architect A. Doorewaard. Overgenomen uit Forum 3-1950
3 4
5
6
Venster, 2019, nummer 4 — 14
7
1 Dit artikel is een bewerking van het hoofdstuk over de bouw geschiedenis van de toren door dezelfde auteur in: J. Krijnen, C. Willems en G. Oldenbeuving, De toren van de Sint Walburgiskerk. Bouw en restauratie van een klinkend Zutphens monument, Zutphen 2008. Over de bouwgeschiedenis en lotgevallen van de kerk is onder andere geschreven in: J. Gimberg, De bouw der St. Walburgskerk te Zutphen, Zutphen 1903; E.H. ter Kuile, De Nederlandse monumenten van geschiedenis en kunst. Het kwartier van Zutfen, ’s-Gravenhage 1958, 213-240; A.F.W.E. Bastemeijer, ‘De dertiende-eeuwse bouw-
fase van de Sint-Walburgiskerk te Zutphen’, in: M. Groothedde et.al., De Sint-Walburgiskerk in Zutphen. Momenten uit de geschiedenis van een middeleeuwse kerk, Zutphen 1999, 65-99; R. Stenvert et.al., Monumenten in Nederland. Gelderland., Zwolle/Zeist 2000. 2 Zie voor een behandeling van de vroegste bouwgeschiedenis van de kerk onder meer: Aad Bastemeijer, ‘De Sint Walburgskerk te Zutphen. De zesde kerk van bisschop Bernold van Utrecht’, in: Bijdragen en Mededelingen Gelre LXXXVIII, Arnhem 1997, 6-38; A.F.W.E. Bastemeijer en M. Groothedde, ‘De Zutphense burcht van het
8
9
10
jaar 1000 tot het einde van de 12de eeuw’, in: M. Groothedde et.al.1999, 38-41. Ter Kuile 1958, 213. Ter Kuile 1958, 228 is hier enigszins onduidelijk. Hij stelt dat de toren ‘over vier van zijn vijf geledingen’ dateert ‘uit deze romanogotische periode die wellicht tot in de XIV [veertiende eeuw] heeft geduurd’. Vervolgens: ‘De derde en de vierde geleding van de toren zijn ongetwijfeld XV [in de vijftiende eeuw] tot stand gekomen’. Dit gebeurde op Palmzondag, 10 april dat jaar, Gimberg 1903, 10-11. Uit dendrochronologisch onderzoek naar twee van de drie aangrenzende kerkkappen werd duidelijk hoe groot de schade moet zijn geweest. Zo moest de kapconstructie van het middenschip vrijwel geheel worden vernieuwd (dendrochronologische datering hout kapconstructie herfst/winter 1445). E. Pressler, Dendrochronologische Altersbestimmung Mittelschiff und Nordschiff Walburgakirche Zutphen, Gersten (D) 2008. Er bestaat ook de mogelijkheid dat al eerder is begonnen met de bouw van de nieuwe noordelijke zijbeuk, werkzaamheden die door de brand en het herstel tijdelijk zullen zijn gestaakt. Zo kon de kap voor de nieuwe noordbeuk pas in 1453 worden geplaatst (dendrochronologische datering kapconstructie herfst/winter 1452), Pressler 2008. Het geschilderde jaartal 1456 op de westgevel van dezelfde noordelijke beuk slaat op de overwelving van de ruimte. Met verhogen van de traptoren werd op 12 mei 1547 begonnen en het werk is hetzelfde jaar opgeleverd. K.O. Meinsma, ‘De Sint Walburgskerk te Zutphen’, in: Oud-Holland 1901-1, 16. Meinsma 1901, 9 citeert uit een notitieboekje dat de spits 207 voet hoog moest worden. Uitgaande van een Rijnlandse voetmaat van 0,3139 meter moet de spits 64,97 meter hoog zijn geweest. Op 24 april 1482 werd met het werk begonnen door timmermeester Herman Doern(en)boss, Ter Kuile 1958, 216. H. Janse en L.J. Hart, Torens. Hoogtepunten in de Lage Landen, Amsterdam 1977, 14, 16, 40. Citaat uit: Arend van Slichtenhorst, Geldersse Geschiedenissen, 1654, 65; Frijhoff, W. Th.M. e.a. (red.), Geschiedenis van Zutphen, Zutphen
11 12 13
14
15 16
17
18
19
20 21
22
23
24
1989, 247; D. Bruins, ‘De St. Walburgskerk. Beknopt overzicht van hare restauratie. Deel VI’, in: Zutphense Courant 13-11-1920. Bruins 1920, deel III in: Zutphense Courant 23-10-1920. Gimberg 1908, 377. De laatste torenwachter was M.J. Plettenberg. De gebruikte hoorn of toeter maakt deel uit van de collectie van het Stedelijk Museum Zutphen. Vriendelijke mededeling Constant Willems. A.J.C. van Leeuwen, De maakbaarheid van het verleden. P.J.H. Cuypers als restauratiearchitect, Zwolle/ Zeist 1995, 227, noten 58-59; Notulen restauratiecommissie van 8 oktober 1910, Regionaal Archief Zutphen; Archief van de commissie tot restauratie van de St. Walburgskerk (nr. 0114), inv.nr.56. Van Leeuwen 1995, 149. A. Hage-De Lange, ‘De Zutphense reus geveld’, in: 75 Jaar Vereniging Zutphen’s Brandweer, Zutphen 1996. Hartman, G.E., ‘De SintWalburgiskerk na 1945’, in: Groothedde, M. et.al., 1999, 278. Inspectierapport G.M. Sturm, RCE pandsdossiers doos 1967 Zutphen Walburgskerk. Het ging per hoek om steeds drie gaten van 1,5 duim dik (circa 3,8 centimeter) en 1 meter diep. Anoniem, ‘Tien jaar geleden torenbrand’, in: Van Huis tot Huis, 28 maart 1958, 1. Hartman 1999, 281. G. Oldenbeuving, ‘Musica Campana Praeludium Eternam Vitae Est’, in: Krijnen et.al. 2008, 94. Een uitvoerige beschrijving van de bekroningsdiscussie wordt gegeven in: Hartman 1999, 283-286. Zie ook: Regionaal Archief Zutphen, Archiefnr. 101 (Collectie Numans) in het bijzonder de scriptie van M. Schriks, Restauratie van de Walburgstoren, een voorbeeld van monumentenzorg in Zutphen, z.j. en J.M.A. van der Werff, De restauratie van de torenbekroning van de St. Walburgskerk te Zutphen, Rotterdam 1983. Regionaal Archief Zutphen, Archief 101 (Collectie Numans), Brief Stichting Herbouw Toren Walburgskerk 23-2-1951. Wijma, D., Grote Kerktorenrestauratie, in: Jaarverslag Wijnhuisfonds 1967, 1.
Mijn kerk in Borne
Henk-Jan Panneman
Interieur. Foto uit: Een nieuwe hemel op nieuwe aarde, uitg. 2017
De vroegste herinnering aan de kerk in het dorp was niet de openbaring van mijn zus dat mijn vader tijdens lange preken de latjes aan het plafond telde – hoewel dat verhaal wel indruk maakte, want sindsdien betrap ik me erop dat ik iets tel als ik ergens moet wachten: de dakpannen op het gindse huis, zitplaatsen in de bus, eksters in een boom (die in de andere boom tellen helaas niet mee, een teller moet streng zijn). Nee, de vroegste herinnering is dat ik als kleuter tussen mijn ouders zat met een boekje van Barbapapa voor me, in de krakende eikenhouten kerkbank. Boenwas. Een kalende man met zijn haar over zijn schedel gekamd. Gekuch. Het pottertje. De organist
die hoog boven het preekgestoelte zichtbaar werd, als hij het gordijntje in de halfronde nis opzij schoof en een blik in de kerk wierp, misschien wel om mij in de gaten te houden. God, Sinterklaas, Barbapapa en mijn vader, de sterkste man ter wereld – als je me had gevraagd wie van de vier patriarchale wonderdoeners niet in het rijtje thuishoorde, zou ik gedacht hebben aan Barbapapa, want die lachte altijd. Net als deze kauwgomkleurige vormvriend krijgt een architect een probleem voorgeschoteld dat hij creatief oplost met ruimtelijke middelen. In het geval van deze kerk: een kubus en twee prisma’s, bekroond met een dakruiter. De kansel prominent in
Hebt u ook een speciale band met een kerkgebouw, neem dan contact op met hoofdredacteur Ben Verheij via venster@oudegeldersekerken.nl of via (0544) 462032. Over de Nieuwe Kerk in Borne is in 2017 het gedenkboek Een nieuwe hemel op nieuwe aarde verschenen. Het is voor donateurs met korting te koop voor € 24,95 bij Hans Sebastiaan Boerema, via hans.s.boerema@gmail.com.
Venster, 2019, nummer 4 — 15
Nieuwe Kerk in Borne. Foto: Wiki Tubantia, 2007
het midden, kenmerkend voor protestantse kerkbouw. Het ontwerp van de Nieuwe Kerk in Borne kwam van de bouwkundige Egbert Jansen, die zich had laten inspireren door de architect Berend Tobia Boeyinga. Diens Witte Kerkje in Bergen (1927) diende als voorbeeld. Kenners zien hierin invloeden van de Amsterdamse School en het expressionisme. De Nieuwe Kerk werd in gebruik genomen in 1930. In 2016 is de laatste dienst gehouden, waarna de Armeense Pinkstergemeente uit Almelo de nieuwe eigenaar werd.
Het Flentrop-orgel in de Oude Calixtuskerk in Groenlo Gert Oldenbeuving Enkele maanden geleden werd groot onderhoud uitgevoerd aan het Flentrop-orgel van de Oude Calixtuskerk te Groenlo. Het pijpwerk werd zorgvuldig schoongemaakt, de orgelkas kreeg een opknapbeurt en het mechaniek van toetsen en registers werd gereviseerd. Naar aanleiding hiervan schrijft Gert Oldenbeuving, orgeldeskundige en tot voor kort lid van de Raad van Advies van de SOGK, een korte geschiedenis van het orgel en gaat en passant in op de interessante geschiede-
Venster, 2019, nummer 4 — 16
nis van de voormalige orgels van de kerk.
In 1597 kwam de Calixtuskerk in Groenlo in handen van de gereformeerden, wat mogelijk werd gemaakt door prins Maurits. Driekwart eeuw later, na de verovering door de bisschop van Münster in 1672, kregen de katholieken de kerk gedurende korte tijd terug en in 1674 werd de kerk weer protestants. Uit de hierop volgende periode zijn gegevens over de orgels te vinden. Er is sprake van een groot orgel, bestaande uit hoofdwerk, borstwerk, rugwerk en pedaal. Op het pedaal was een bazuin 16 voet aanwezig. Genoemd wordt een orgelbouwer uit Anholt. Interessant is dat in de Aaltense Helenakerk in die periode ook een orgel stond van mogelijk dezelfde orgelbouwer uit Anholt. In 1726 gaf het stadsbestuur van Groenlo aan de orgelmaker Theodorus Martens uit Vreden de opdracht tot enige herstelwerkzaamheden aan het orgel. Het rugwerk met zes registers werd uitgebreid met een sexquialter en een cornet. Deze registers zijn belangrijke solostemmen bij de begeleiding van de gemeentezang: de psalmen. In 1836 worden opnieuw herstelwerkzaamheden aan het orgel vermeld. Deze keer is het Jacobus Ambrost uit Haaksbergen die de werkzaamheden uitvoert. Helaas richtte een brand in de toren als gevolg van blikseminslag op 12 februari 1836 veel schade aan in de kerk. Daarbij werd het oude orgel geheel vernield.
Orgelbouwer uit Haaksbergen Jacobus Ambrost had zijn orgelwerkplaats in Haaksbergen en verzorgde vandaaruit werkzaamheden aan orgels in de regio. Een belangrijke opdracht voor hem was de verbetering en uitbreiding van het reeds genoemde orgel in de Helenakerk van Aalten. Ambrost vergrootte dit orgel met een nogal grof uitgevallen rugwerkkas en een pedaal. Het pedaal kreeg een bazuin 16 voet met houten bekers. In 1942 kreeg dit orgel een compleet nieuw binnenwerk met een elektro-pneumatische tractuur. Alleen de bazuin 16 voet van Ambrost werd toen hergebruikt. In 1976 vond een algehele restauratie plaats van het Aaltense orgel door orgelmaker Bas Blank uit Herwijnen. Er kwam een geheel nieuw orgel in de bestaande hoofdwerk- en rugwerkkas. De houten bazuin 16 voet en de rugwerkkas herinneren nog aan orgelmaker Ambrost. Opvallende gelijkenis vertoont de hoofdwerkkas van de reeds genoemde onbekende Anholtse orgelmaker met die in Zwillbrock en Melle bij Osnabrück. Als vanzelfsprekend bevindt zich in de Hervormde kerk van Haaksbergen het belangrijkste werk van Jacob Ambrost. Dit instrument is onlangs gerestaureerd door orgelmaker Reil B.V. te Heerde.
Nieuw orgel voor Groenlo
Zwaar beschadigd
In de jaren 1837-1838 bouwde Ambrost tegen de torenwand van de kerk in Groenlo een nieuw orgel. Wie de afbeelding van dit orgel ziet, veronderstelt een groot orgel met pedaaltorens, hoofdwerk en rugwerk. Maar dat is schijn. De imposante orgelkas, gemaakt door timmerman J.B. Wissink uit Groenlo, herbergt slechts een orgel van bescheiden omvang met een hoofdwerk en onderpositief. Het pedaal had geen zelfstandige stemmen en was aangehangen. Het orgel leek sterk op het bij de cycloon van 1925 verwoeste Ambrostorgel van Borculo en het nog bestaande Naber-orgel in de kerk van Dinxperlo. Ook het oorspronkelijke Naber-orgel van Winterswijk had een soortgelijke orgelkas. In de negentiende eeuw vermeldt Broekhuyzen1 de volgende dispositie:
Volgens Jan Jongepier2 blijkt dat diverse orgelmakers aan dit orgel hebben gewerkt. Zo worden J.H. Holtgräve uit Deventer, L. Schwartze uit Anholt en L. van Dam uit Leeuwarden genoemd. Van Dam kwam in beeld toen hij in het naburige Rekken een nieuw instrument bouwde. Op 24 februari 1945 was er een bominslag in de toren, waarbij een deel van het gewelf boven het orgel instortte en het instrument zwaar werd beschadigd. Het imposante orgelfront ging verloren. In de Groenlose archieven is een uitgebreid verslag te vinden van wat er van het binnenwerk en pijpwerk is overgebleven. Op basis hiervan maakten de orgelmakers Van Dam een plan voor een mogelijke vernieuwing. Maar het liep anders.
Manuaal: Prestant 16 vt, Octaaf 4 vt, Gedackt 8 vt, Quint 3 vt, Gedackt 4 vt, Octaaf 2 vt, Mixtuur 2 vt, Trompet B 8 vt en Trompet D 8 vt.
Restauratie van de kerk
Positief: Prestant 8 vt, Bourdon D 16 vt, Holpijp 8 vt, Roerfluit 4 vt, Sexquialter 3 st, Gemshoorn 2 vt, Mixtuur 1 1/2 vt. Aangehangen pedaal. Twee blaasbalgen
De noodzaak van een grondige restauratie van het kerkgebouw werd al in de jaren dertig onderkend en rond 1940 stond men op het punt hiermee te beginnen. De Tweede Wereldoorlog zorgde echter voor vertraging. Maar na de bominslag van 1945 ging onder leiding van de Almelose architect J. Jans de restauratie van het gebouw van start. Al spoedig kwam ook het orgel ter sprake, mede op aandringen
Venster, 2019, nummer 4 — 17
Het Grolse orgel in volle glorie. Reproductie: Ruud Kaak
Venster, 2019, nummer 4 — 18
Het orgel van de Helenakerk in Aalten is in 1811 uitgebreid met een rugwerk door orgelmaker Ambrost uit Haaksbergen. Het hoofdwerk (1759) heeft een Westfaalse orgelkas met een opvallende gelijkenis met Zwillbrock en Melle. Foto: Paul van Galen, 1997
Het orgel in Melle, gebouwd in 1713 door Johann Bernard Clausing. Foto:
1720. Foto: Wiki/Tubantia, 2006
Max Ciolek, 2011
van de plaatselijke predikant ds. D.J. Haspels. In 1946 werd de Orgelcommissie van de Nederlandse Hervormde Kerk in het leven geroepen. Dit adviesorgaan met deskundige adviseurs voor orgelbouw en orgelrestauraties heeft een niet te onderschatten rol gespeeld bij de ontwikkeling van de orgelbouw in ons land van na 1945. Veel orgels waren immers door oorlogshandelingen vernield of ernstig beschadigd. Geïnspireerd door de ontwikkelingen in Scandinavië en volgend op de zogenoemde Orgelbewegung in Duitsland vond er een heroriëntatie plaats op de zeventiende- en achttiende-eeuwse orgelbouw. En zo ontstond de periode van de neobarok in de orgelbouwgeschiedenis.
Legêne legde al vrij snel contacten met orgelmaker D.A. Flentrop in Zaandam. Een bedrag van ca. 24.300 gulden was nodig om het oude orgel te herstellen en een offerte van de firma Stienmann & Vierdag te Enschede ad. 4761,25 gulden werd daarom als niet reëel afgewezen. De eerste gedachten gingen uit naar een orgel met hoofdwerk, rugwerk en vrij pedaal met ongeveer 22 registers. Een reis van Legêne naar Denemarken, waar ook Flentrop inspiratie opdeed, doet vermoeden dat onder andere het koororgel in de Grundtvigkirke in Kopenhagen hiervoor model stond. Ook is door Legêne het werk van de Deense orgelmaker J. Marcussen uit Abenraa goed bekeken en was de Scandinavische orgelbouw een voorbeeld voor de naoorlogse orgelbouw in ons land. Eveneens is nog onderzocht of de twee lege orgelkassen in het koor van de Martinikerk te Bolsward in Groenlo hergebruikt konden worden voor een nieuw orgel. De beperkte maatvoering van dit historische meubel heeft ertoe geleid dat dit plan snel van tafel ging. Dit orgelmeubel bevindt zich nu in de Der Aakerk in Groningen.
Geheel nieuw instrument Johan Legêne, lid van de genoemde Orgelcommissie en organist van de Gudulakerk te Lochem, werd in Groenlo aangesteld als adviseur. Hoewel er aanvankelijk plannen waren om met het nog overgebleven materiaal het zwaar beschadigde orgel van Ambrost weer op te bouwen, werd uiteindelijke gekozen voor een geheel nieuw instrument.
Venster, 2019, nummer 4 — 19
Het orgel van Zwillbrock, gebouwd door Johann Cristian Clausing in
Het voormalige Ambrost-orgel in Groenlo met een opvallend grote orgel-
Na het orgel in Groenlo bouwde D.A. Flentrop in 1952 het orgel van de
kas. Reproductie: Ruud Kaak
Catharinakerk in Doetinchem. Foto: Bert Webbink, 2013
In 1953 bouwde Flentrop het koororgel in Doesburg. Dit orgel was de opzet voor een nieuw hoofdorgel voor de Martinikerk, te vergelijken met de orgels in Doetinchem en Wageningen. Foto: Piet Bron, 2011 Orgel uit 1955 van de Grote Kerk in Wageningen, gebouwd door D.A. Flentrop. Foto: Carel van Gestel, 2016
Venster, 2019, nummer 4 — 20
Flentrop-orgel Uiteindelijk werd aan D.A. Flentrop in 1949 opdracht verleend tot de bouw van een geheel nieuw orgel met 16 registers verdeeld over hoofdwerk, rugwerk en pedaal. Orgeladviseur Jan Jongepier heeft bij de overdracht van de Oude Calixtuskerk van de Hervormde Gemeente te Groenlo naar de Stichting Oude Gelderse Kerken in 1978 uitvoerig archiefonderzoek gedaan en kwam daarbij tot interessante conclusies. Opvallend zijn daarbij de volgende punten: • De orgelkas werd vooral door Johan Legêne in samenspraak met Flentrop ontworpen. Restauratiearchitect J. Jans is er slechts zijdelings bij betrokken geweest. In
het archief van Flentrop bevindt zich een schets van het front, die gesigneerd is door Legêne. • In Groenlo was destijds een hoeveelheid eikenhout beschikbaar. Mede daardoor werden plaatselijke ambachtslieden ingezet bij de bouw van de orgelkas. • Ook werd het idee geopperd om de frontpijpen in roodkoper uit te voeren en van ornamentbeschildering te voorzien. Eveneens werd voorgesteld om de Trompetvoet uit te voeren als een zogenoemde Spaanse trompet, horizontaal uit het front stekend, wat in die periode in Scandinavië en Duitsland in de mode was. • Uitvoerig werd geschreven over de oude eikenhouten
Het koororgel in de Oude Calixtuskerk. Gebouwd in 1959 door Ahrend &
Het orgel na de herstelwerkzaamheden in 2018. Foto: Ruud Kaak, 2019
Brunzema voor de Hervormde Emmanuëlkerk van Rutten (N.O.P). Na de herinrichting van de Oude Calixtuskerk in 2007 door de Protestantse Gemeente Groenlo aangekocht. Foto: Ruud Kaak, 2018
Dispositie van het Flentrop-orgel
Het orgel toen en nu
Hoofdwerk (manuaal I) C-f3 Prestant 8 voet Roerfluit 8 voet Octaaf 4 voet Quintadeen 4 voet Vlakfluit 2 voet Mixtuur 4-7 sterk Trompet 8 voet
Onmiddellijk na de ingebruikname van het orgel in Groenlo ontstond in de orgelwereld grote nationale en internationale belangstelling voor het nieuwe instrument. Bekende Nederlandse organisten als Gustav Leonardt kwamen het orgel bespelen en ook de internationaal bekende Weense organist Anton Heiller concerteerde in Groenlo. Zelfs de BBC kwam opnames van het orgel maken.
Borstwerk (manuaal II) C-f3 Holpijp 8 voet Spitsfluit 4 voet Prestant 2 voet Quint 1 1/3 voet Sexquialter 2 sterk
In 1950 was de orgelkas klaar en werd deze naar de werkplaats in Zaandam vervoerd, waar de proefmontage plaatsvond. Op 15 juli van dat jaar werden kerk en orgel in Groenlo op feestelijke wijze in gebruik genomen. De dispositie van het orgel staat hiernaast in het kadertje.
Cimbel Regaal Pedaal, C-d1 Subbas Prestant 8 voet Nachthoorn
1 sterk 8 voet
16 voet 4 voet
Koppels: Manuaal I-Manuaal II, PedaalManuaal I (uitgevoerd als treden) Toonhoogte 440 HZ op a1, evenredig zwevende temperatuur, winddruk 67 mm.
Venster, 2019, nummer 4 — 21
orgelpijpen uit het Ambrost-orgel. Uiteindelijk zijn ze gebruikt bij de Subbas 16 voet van het pedaal en de grootste pijpen van de Prestant 8 voet en Roerfluit 8 voet van het hoofdwerk.
Het manualen met daarboven het
De herstelde koperen bekers van
pijpwerk van het borstwerk. Op de
de trompet 8 voet. Foto: Ruud
voorgrond de regaal 8 voet met
Kaak, 2019
daarachter de houten pijpjes van de cimbel. Foto: Ruud Kaak, 2019
Oude ansichtkaart van vóór de herinrichting van de kerk. Foto: Flentrop Orgelbouw B.V.
Pijpwerk van het hoofdwerk. Foto:
Registerknoppen van het borst-
Ruud Kaak, 2019
werk met naamplaatje. Foto: Ruud
Venster, 2019, nummer 4 — 22
Kaak, 2019
Het bijzonder fraaie prestantenkoor, de magnifieke fluitregisters en de zilveren klank van de vulstemmen zijn door de uitstekende akoestiek van de kerk een lust voor het oor. De schitterende eikenhouten orgelkas en het harmonieuze front, ontworpen door Johan Legêne, vormen daarnaast een sieraad aan de westwand van het schip van de kerk. Helaas duurde deze situatie maar enkele jaren. In 1963 was een restauratie van kerk en toren noodzakelijk. De kerk werd toen voorzien van een nieuwe, harde pleisterlaag van perlite. Toen het gedemonteerde orgel door Flentrop weer werd opgebouwd en opnieuw klonk, bleek de akoestiek desastreus te zijn veranderd. De kerk kreeg na overname door de SOGK een multi
culturele bestemming en in 2008 werd een multimediale presentatie over de Slag om Grolle, getiteld ‘Mijn schilt ende betrouwen’, in de kerk aangebracht. Door drie grote ophijsbare tenten verdween het orgel bijna letterlijk uit het zicht en ook de klankuitstraling heeft wederom door de opnieuw veranderende akoestiek aan schoonheid ingeboet. Jan Jongepier maakte vlak voor deze laatste ingreep een cd-opname. Hierop is de klank van dit uitzonderlijke instrument op fraaie wijze vastgelegd.
Over de auteur Gert Oldenbeuving (1946) is emeritus-beiaardier en organist. In Zutphen, Nijmegen, Groenlo, Lochem en Winterswijk was hij stadsbeiaardier. Daarnaast gaf hij beiaardconcerten in diverse landen en was hij adviseur bij nieuwbouw en restauraties van beiaarden in binnen- en buitenland. Als cantor-organist was hij tot zijn pensionering verbonden aan de Oude Helenakerk in Aalten. Vele jaren was hij adviseur bij de Katholieke Klokken- en Orgelraad. Ook was hij ruim twaalf jaar lid van de Raad van Advies van de SOGK.
1 G.H. Broekhuyzen Sr., Orgelbeschrijvingen, handschrift ca. 1850-1862, Amsterdam, 1986. 2 J. Jongepier, ‘Luisterrijke klanken;
een jong orgel van bijzondere kwaliteit’, in: K. Emmens e.a., De Oude Calixtuskerk te Groenlo. Tussen Utrecht en Münster, Utrecht, 2005.
Agenda Aerdt: concerten en exposities • Expositie van origami van Jeanine van Dalen, sieraden van Zilvergilde L’Uniek en schilderwerk van Agnes Oosthuis-Weelink. T/m zo 8 december • Najaarsconcert door de Ulftse Nachtegalen, van klassiek tot pop- en musicalnummers. Zo 24 november, 16.00 uur • Winterconcert door het Trio Jetse de Jong, dat bestaat uit Jetse de Jong, piano, Robert Rebane uit Estland, basgitaar, en Roope Kantonen uit Finland, drums. Za 7 december, 16.00 uur • Midwinterfeest, met o.a. midwinterhoornblazers, het koor Just4Fun, drumfanfare Eensgezindheid, erwtensoep, kerstbrood en nog veel meer. Za 21 december, 16.00-19.00 uur • Nieuwjaarsconcert door het kwartet Menura Voci. Zo 19 januari, 16.00 uur Buren: concerten • Kerstconcert door The Gents. Zo 15 december, 15.00 uur • Virtuoze muziek uit de 17de eeuw door het Sweelinck Barokorkest. Za 1 februari, 20.15 uur
Etten: concert Adventsconcert door dameskoor Con Brio. Zo 8 december, 15.00 uur Groenlo: Nieuwjaarsbal De Oude Calixtuskerk vormt weer het decor voor het Groenlose Nieuwjaarsbal. Met een band, dj’s en een schitterende aankleding. Wo 1 januari, vanaf 19.00 uur Kranenburg: kerstgroepen De kersttentoonstelling bestaat dit jaar uit groepen uit de collectie van Jacob Graansma. Topstukken zijn o.a. een Napolitaanse groep van rond 1780 en een groep uit klooster Maria Laach in de zgn. Beuroner Stil van rond 1920. Vr 6 december t/m zo 12 januari, behalve op Eerste Kerstdag en Nieuwjaarsdag, 12.00-17.00 uur, toegang € 5 of Museumkaart
Zutphen: Walburgiskerk • Bij Sint-Nicolaas aan tafel: activiteiten rond de pilaarschildering van SintNicolaas. Do 5 december, 11.00-15.00 uur • Festival of Lessons and Carols, door Vocaal Ensemble Zutphen o.l.v. Iassen Raykov, Klaas Stok, Baderorgel en samenzang. Na afloop Glühwein en warme chocolademelk. Do 26 december, 15.30 – 17.30 uur • Kerstboomfestival: kom in de kerst sfeer in een kerk vol bomen! 12 december t/m 4 januari
Meer informatie? Kijk op www.oudegeldersekerken.nl > Agenda en volg ons op Facebook via OudeGelderseKerken
Rijswijk: celloconcert Hanneke Rouw speelt de cellosuites III en IV van Bach in het kader van Muziek in Oude Gelderse Kerken, het laatste jubileumconcert van de SOGK. Zo 29 december, 15.00-16.30 uur, toegang gratis Kerstgroep van Jacob Graansma, te zien in
Celliste Hanneke Rouw speelt in Rijswijk. Foto: The Gents geven een kerstconcert in Buren.
Albert van de Maat
Venster, 2019, nummer 4 — 23
Kranenburg.
Werk aan de kerk
Groot onderhoud aan Dorpskerk in Aerdt De toren van de Dorpskerk in Aerdt staat in de steigers. Een aanzienlijk deel van het voegwerk wordt vervangen en gelijktijdig wordt ook wat metselwerk ingeboet. Ook het schip en het koor komen nog aan de beurt. Daar gaan vaklieden het aangetaste voegwerk van de zogenoemde montanten, de natuurstenen stijlen in de kerkvensters, repareren. Daarnaast behoren het herstel van de tufstenen waterlijst en van het metsel- en voegwerk aan de onderzijde van de steunberen tot de geplande werkzaamheden.
Foto’s: Ton Rothengatter, tekst: Marcel de Kroon