14 minute read
Hoofdartikel
from Venster 2020-1
Naoorlogse kerkgebouwen in Gelderland
Gebouwd met hoop maar zonder hoogmoed
Advertisement
Herman Wesselink
Gelderland behoorde tijdens de Tweede Wereldoorlog tot de zwaarst getroffen provincies van het
land. De wederopbouw van de provincie werd niet alleen gekenmerkt door een op de toekomst
gerichte stedenbouw, maar evenzeer door een grote verscheidenheid aan nieuwe kerkgebouwen die de
verwoeste voorgangers moesten vervangen. Snelle bevolkingsgroei noopte vervolgens tot grootschalige
stads- en dorpsuitbreidingen in de jaren vijftig en zestig, waarbij nog meer nieuwe kerkgebouwen van
verschillende genootschappen als paddenstoelen uit de grond schoten. Gebouwd met geestdrift en
optimisme stonden de wederopbouwkerken symbool voor de laatste jaren van de verzuiling.
De naoorlogse kerkbouw in Gelderland was in kwantitatief opzicht bijzonder omvangrijk. Enkele cijfers tonen dit aan: in de provincie verrezen in totaal 249 kerken, waarvan 82 rooms-katholieke kerkgebouwen, 62 hervormde, 46 gereformeerde en 59 van overige kerkgenootschappen. Er waren gemiddeld 10 nieuwe kerkgebouwen per jaar in aanbouw. 1 Inmiddels zijn 34 Gelderse wederopbouwkerken alweer gesloopt vanwege teruglopend kerkbezoek, stedelijke vernieuwing en cultuurverandering; de meeste verdwenen in de periode 1990 tot 2010. 2
Rooms-katholieke kerkbouw Tijdens de eerste circa tien naoorlogse jaren was de roomskatholieke kerkbouw in stilistisch opzicht een vervolg op de kerkbouw van voor de oorlog. De liturgische indeling en plattegrond kenmerken daarin nog de geest van de Liturgische Beweging uit het begin van de twintigste eeuw, dat wil zeggen dat er meestal sprake was van een driebeukige kerk met een breed middenschip. In veel gevallen zien we ambachtelijke materialen, zoals (handgevormde) baksteen en Hollandse of Romeinse dakpannen en vroegchristelijke of romaanse elementen. Architecten die in deze periode werkzaam waren, waren Jan van Dongen (1896- 1973), Johannes Sluijmer (1894-1979), Godefridus van Leeuwenberg (1899-1967), Hendrik Valk (1886-1973) en zijn zoon Gerard en Johannes Starmans (1901-1964) en zijn zoon Piet (1927-). Zij ontwierpen kerken in het grootste deel van de provincie – ten noorden van de Waal – dat tot het aartsbisdom Utrecht behoort. 3
Bossche School Het gebied ten zuiden van de Waal – dat uit het Rijk van Nijmegen, het Land van Maas en Waal en de Bommelerwaard bestaat – behoort tot het bisdom ’s-Hertogenbosch. De naoorlogse katholieke kerkbouw aldaar kreeg een bovenregionale betekenis onder invloed van de cursus kerkelijke architectuur van Dom Hans van der Laan (1904- 1991). Deze cursus, gehouden in de periode 1946-1973 in het Kruithuis in ’s-Hertogenbosch, moest de broodnodige wederopbouw van tientallen verwoeste parochiekerken in
St.-Martinuskerk in Kerkdriel, ontworpen in 1954 door Cees Pouderoyen. Foto: Johan Bakker, 2018
het bisdom in goede banen leiden en zorgvuldig vormgeven. Van der Laan nam het zogenaamde plastische getal als uitgangspunt bij het bepalen van de maatvoering in een gebouw. Dit is gelijk aan de gulden snede in drie dimensies. Hij achtte een derde dimensie noodzakelijk om een evenwichtig proportiesysteem van een gebouw waarneembaar te maken. 4 De hoofdvorm is geïnspireerd op de vroegchristelijke basilica; het brede middenschip sloot goed aan bij de esthetische opvattingen van Van der Laan en bij de genoemde vooroorlogse liturgische beweging. Voorbeelden zijn de kerken van Kerkdriel (1953; Cees Pouderoyen) en Velddriel (1954; Jos Schijvens) en de St.-Dominicuskerk in Nijmegen (1954; Thomas Nix). 5 De eerste twee zijn in basiliekvorm ontworpen met semi-vrijstaande doopkapel en narthex (voorhal). Pouderoyen formuleerde als een soort samenvatting in eigen woorden van de opvattingen van Dom van der Laan het volgende: ‘Steeds is datgene, wat we bepaald hebben, de maat voor datgene wat overblijft. Door die reeks van betrekkingen, die hiërarchische opeenvolging, wordt de ruimte in zijn geheel voor ons verstand te omvatten.’ 6 Van der Laans broer Nico (1908-1986) heeft in de provincie de St.-Bavokerk in Angeren (1951) en de H. Hartkerk in De Horst bij Groesbeek (1952) gebouwd; laatstgenoemde kerk is een echte basilica. 7
Van basiliek naar doosvorm Vanaf ongeveer midden jaren vijftig breekt een modernisering door onder invloed van internationale kerkbouwtentoonstellingen in onder meer Frankrijk, Duitsland en Italië. Toen stond het Vaticaan steeds meer open voor een moderne kerkbouw zonder historische reminiscenties. Een alternatieve kerkplattegrond, grote raampartijen en de materialen staal en gewapend beton bepaalden de vorm van de parochiekerken uit deze periode. Gevels en ramen boden vernieuwingsgezinde kunstenaars ruimte om abstracte kunst aan te brengen, die – meer dan voorheen – in het gebouw werd geïntegreerd. De ruimtelijke beleving van het kerkgebouw veranderde hierdoor aanzienlijk, ondanks het feit dat architecten en bouwpastoors tot het Tweede
St.-Martinuskerk in Velddriel, ontworpen in 1953 door Jos Schijvens. Foto: Johan Bakker, 2018
St.-Dominicuskerk in Nijmegen, ontworpen in 1952 door Thomas Nix. Foto: Johan Bakker, 2019
Venster, 2020, nummer 1 — 12 Goede Herderkerk in Ede, nu in gebruik door Pinkstergemeente, ontworpen in 1958 door Hans Koldewey. Foto: RCE/Jan van Galen, 2007
St.-Jozefkerk in Heelsum, ontworpen in 1961 door Fons Vermeulen. Foto: Carel van Gestel, 2020
Vaticaans Concilie (1962-1965) bleven vasthouden aan de traditionele lengteas. 8 Een taps toelopende plattegrond treffen we aan bij de Goede Herderkerk in Ede (1962, Hans Koldewey) en een gelijkzijdige driehoekvorm bij de Maria Koninginkerk in Zevenaar (1960, Johannes & Piet Starmans, gesloopt 2001). De driehoek in Zevenaar verwees naar de heilige Drieeenheid. Revolutionair in deze kerk waren de grote doorlopende vensters – vanaf de vloer tot aan het schuine dak – die de openheid van de kerkgemeenschap naar de buitenwereld moesten symboliseren. 9 Bij de kerkplattegrond van Ede zien we invloed van de moderne kerkbouw in Duitsland en Zwitserland, waar architecten voor de oorlog al een waaiervormige kerkplattegrond toepasten. Uiteindelijk verving de doosvormige zaalkerk definitief de klassieke lengtebouw. In liturgisch opzicht wordt de afstand tussen de gelovigen en de priester hierdoor verkleind. Ook de volgelingen van de Bossche School namen dit nieuwe rechthoekige ruimteconcept snel over, wat te zien is bij de St.-Jozefkerk in Heelsum (1961, Fons Vermeulen) en de St.-Antonius-Abtkerk in Malden (1960, Jos Bijnen). 10 De Bossche School is in de architectuur van deze twee kerken niet meer volledig toegepast, maar beperkt zich tot diverse onderdelen, zoals gevels en materiaalgebruik. De architecten namen hiermee afstand van de archaïsche theorieën van Van der Laan, die zij niet meer bij de moderne tijd vonden passen.
Protestantse kerkbouw Ook de protestanten stonden in de naoorlogse jaren voor een omvangrijk wederopbouwprogramma van hun kerkgebouwen. In Gelderland leidde de Nederlandse Hervormde Kerk de grootste bouwactiviteiten; zij verloren veel kerkgebouwen door oorlogsgeweld. Ook orthodoxe protestantse kerkgenootschappen waren aan zet, onder andere als gevolg van de Vrijmaking uit de Gereformeerde Kerken (1944) en
Voormalige Maria Koninginkerk in Zevenaar, ontworpen in 1960 door Johannes & Piet Starmans, gesloopt in 2001. Reproductie van ansichtkaart van de auteur, ca. 1960
groei onder de bevindelijke gereformeerden in de Gelderse Vallei en de Betuwe. Ook binnen de Gereformeerde Gemeenten vond in 1953 een scheuring plaats, die tot nieuwe kerkbouwactiviteiten leidde. De Gereformeerde Kerken in Nederland bouwden het minst, omdat zij minder oorlogsschade hadden en na de oorlog nog redelijk in hun behoefte waren voorzien. 11
Traditionalistische hervormde kerkbouw De naoorlogse hervormde kerkbouw vond plaats onder leiding van de Bouw- en Restauratiecommissie van de Generale Synode van de Nederlandse Hervormde Kerk. Professionele architecten, veelal in Delft opgeleid, drukten hun stempel op de kerkbouw. Een belangrijk uitgangspunt van de commissie was dat de kerkbouw vernieuwend en sober moest zijn. Onder invloed van de in 1954 opgerichte Prof. dr. G. van der Leeuwstichting was evenzeer ruimte voor kunst in het hervormde kerkinterieur en was men vrij om het bankenplan en liturgisch centrum vorm te geven. Dat wil zeggen dat van een gebruikelijke streng symmetrische plattegrond kon worden afgeweken. Verder voerden architecten en predikanten in diverse tijdschriften discussie over de ideale protestantse kerkruimte, waarin onder andere voor- en tegenstanders van de centraalbouw zich uitspraken. 12 St.-Antonius-Abtkerk in Malden, ontworpen in 1960 door Jos Bijnen. Foto: Herman Wesselink, 2008
Een van de architecten die inspeelde op de genoemde discussie en vernieuwende liturgische inzichten, was Karel Sijmons (1908-1989). Aanvankelijk ontwierp hij nog traditioneel, wat wij zien bij zijn Grote Kerk in Halle uit 1952. Sijmons ontwierp deze kerk samen met J.H.L. Giessen en P. Zanstra, ter vervanging van de in de oorlog verwoeste kerk. De Grote Kerk is tevens de enige kerk van Sijmons in het oosten van het land. De kerk heeft de vorm
Grote Kerk in Halle uit 1952, ontworpen door Karel Sijmons. Foto: Michiel Verbeek, 2018
van een langgerekte centraalbouw waarvan de korte zijden driezijdig zijn afgesloten. Aan de voorzijde staat in een toren met opengewerkte lantaarn, die pas in 1976 is afgebouwd. Sijmons deelde de kerkruimte inwendig op in drie beuken met een dwars op de lengteas opgesteld bankenplan en een kansel tegen de lange zijde van de middelste beuk. Naar verluidt heeft Sijmons het kerkinterieur zo ontworpen om een ‘juiste protestantse sfeer’ te scheppen. De zeventiendeeeuwse calvinistische kerkruimte vormde de voornaamste inspiratiebron. 13 Hoewel de centraalbouw over het algemeen als ideaaltype voor de protestantse liturgie werd beschouwd, zijn slechts weinig protestantse kerkgebouwen in Nederland ook als zodanig gebouwd. Dat geldt evenzeer voor de naoorlogse kerkbouw. Een markant en zeldzaam voorbeeld van een naoorlogse achthoekige centraalbouw in Gelderland is de hervormde kerk in Gameren in de Bommelerwaard. Dit gebouw, een ontwerp van Jan Mensink (1896-?), stamt uit 1954 en verving een in de oorlog verwoeste vijftiendeeeuwse kerk. Het is een traditionalistisch ontwerp dat vermoedelijk is geïnspireerd op de Koepelkerk in Willemstad (1607), die de eerste nieuwgebouwde protestantse kerk in ons land was. Een tentdak met lantaarn bekroont het geheel. De naoorlogse bouwwijze is herkenbaar aan het gebruik van gewapend beton voor de inwendige draagconstructie en de decoratieve balustraden op de gevels. 14
Vernieuwing in de jaren vijftig Terwijl de kerkontwerpen van Halle en Gameren evident verwijzen naar de zeventiende eeuw, verrijst vrijwel gelijktijdig de kerk in Ochten (1952), die een modern karakter krijgt. Het ontwerp is afkomstig van Adolph Eibink (1893-1975). Weliswaar is hier sprake van een klassieke rechthoekige zaalkerk, maar de constructie bestaat onder meer uit ijzeren
Nederlands-Hervormde Kerk in Gameren, ontworpen in 1954 door Jan Mensink. Foto: Carel van Gestel, 2008
spanten en de vensters en de openingen in de toren zijn van schokbeton. Deze zogenaamde shake-hands-architectuur – een eigentijdse constructie die in samenhang met een traditionele vormgeving is ontworpen – vormt een belangrijk kenmerk van de kerkbouw uit de jaren vijftig. Deze bouwwijze was snel en goedkoop en daarom in deze periode van schaarste in trek. 15 De vernieuwing in de hervormde kerkbouw vindt een vervolg in het ontwerp van de Goede Herderkerk in Oosterbeek (1953). Architect Frits Eschauzier (1889-1957) schiep een compromis tussen de lengtebouw en centraalbouw; de twee ‘ideale’ ruimtevormen die hervormde theologen vaak tegenover elkaar deed staan. Het resulteerde in een onregelmatige en langgerekte plattegrond als een soort schip. In het sobere interieur stond de kansel in een verdiepte nis dwars op de lengteas; het bankenplan was concentrisch aangelegd in drie rijen. 16 Conform de heersende opvattingen was zowel aan de buitenzijde als binnen op spaarzame wijze abstracte en symbolische kunst aangebracht, waaronder gezandstraalde symbolen van geloof, hoop en liefde op de ramen naar ontwerp van Harry op de Laak. Er is aan de buitenkant ook een beeld van de Goede Herder. In 2008 is de laatste dienst in deze kerk gehouden; dankzij een herbestemming tot uitvaartcentrum kon het gebouw van de slopershamer worden gered. 17
Voormalige Goede Herderkerk in Oosterbeek, ontworpen in 1953 door Frits Eschauzier. Foto: Carel van Gestel, 2020
Nederlands-Hervormde Kerk in Ochten, ontworpen in 1952 door Adolph Eibink. Foto: Carel van Gestel, 2020
Sculpturale kerkbouw in de jaren zestig Ondertussen vonden in hervormde en gereformeerde kringen stevige debatten plaats over de passende vormgeving en liturgische indeling van de eigentijdse kerkbouw. Beide denominaties stonden in de jaren zestig steeds meer open voor een vrije, abstracte en sculpturale vormgeving, waarin de toepassing van gewapend beton en symbolische kunst een esthetische rol speelden. De tentoonstelling De Ark (1957) over moderne protestantse kerkbouw, georganiseerd door de Prof. dr. G. van der Leeuwstichting in het Amsterdamse Stedelijk Museum, leidde bij veel theologen en architecten tot enthousiasme maar ook tot argwaan. Daarnaast gooide de befaamde kapel Notre Dame du Haut (1954) in het Franse Ronchamp van architect Le Corbusier hoge ogen, ook onder de protestanten in Gelderland. 18 De markantste protestantse kerkgebouwen uit de jaren zestig staan in de stadsuitbreidingen. De gereformeerde Opstandingskerk in Arnhem (1962; J. Rotshuizen) valt niet alleen op door haar vloeiende lijnenspel en sculpturale vorm, maar ook door de markante ligging tegen de helling van de Veluwezoom, waardoor de verhevenheid van deze kerk tot uiting komt. In de ovalen kerkruimte zijn liturgisch centrum en bankenplan in elkaar verenigd als alternatief voor een calvinistische kerkzaal vol banken. Conform de
Sculptuur met als voorstelling de Goede Herder in de voorgevel van de gelijknamige kerk in Oosterbeek. Foto: Carel van Gestel, 2020
wens tot meer mystiek in de kerkzaal is een groot kleurrijk glas-in-betonraam in de zuidgevel aangebracht, wat in de gereformeerde kerkbouw vernieuwend was. 19 De hervormde Opstandingskerk in Apeldoorn (1966; David Zuiderhoek) betekende een architectonisch hoogtepunt
onder de Gelderse kerkgebouwen van de jaren zestig. Een flauw hellend lessenaarsdak en een slanke toren met kruis markeerden het exterieur. Het interieur ademde conform de experimentele liturgische opvattingen een warme sfeer. Siermetselwerk en een aandachtswand van kleurrijk glas-inbeton, die de Opstanding van Christus voorstelde, droegen daaraan bij. Dit laatste was gemaakt door de dochter van de architect. 20 Helaas kwam de kunsthistorische waardering voor deze kerk te laat: in 2006 is zij gesloopt, inclusief het glas-in-betonvenster. De experimentele vernieuwing van de naoorlogse protestantse kerkbouw, waarin we ook de invloed van Le Corbusier zagen, kwam in de Opstandingskerk in Apeldoorn tevens tot een eindpunt.
Besluit Ondertussen is een klein aantal wederopbouwkerken in Gelderland beschermd als rijks- of gemeentelijk monument. Ook krijgt een toenemend aantal gebouwen uit deze periode een nieuwe bestemming. Als sluitstuk van de kerkelijke bouwkunst uit de periode van de verzuiling is dit religieuze erfgoed onvervangbaar en verdient dus waardering en een zorgvuldige omgang.
Met dank aan Jean Gardeniers voor inhoudelijke bijdragen aan dit artikel.
Over de auteur
Herman Wesselink (1978) studeerde kunstgeschiedenis aan de Vrije Universiteit in
Amsterdam, met als specialisatie architectuurgeschiedenis. Na zijn bachelor kunst
geschiedenis volgde hij de masteropleiding erfgoedstudies en legde hij zich toe op vraag
stukken rond de (her)bestemming van monumentale kerken. In 2018 promoveerde hij
op kerkgebouwen uit de negentiende en twintigste eeuw. Sinds 2018 werkt hij als expert
religieus erfgoed in opdracht van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed aan het
beheren en aanvullen van de data religieus erfgoed. In 2019 trad hij toe tot de redactie
van Venster. Voormalige hervormde Opstandingskerk in Apeldoorn, ontworpen in 1966 door David Zuiderhoek, gesloopt in 2006. Foto: Marcel van der Kolk, 2006
Bronvermelding
M. van Bers, ‘Vernieuwing en traditie aan de Waal. Hervormde kerk Ochten’, in: M. de Beyer, P. Verhoeven, A. Reinstra (red.), Kerkinterieurs in Nederland, Zwolle 2016, 356-357.
G. Eijkelboom, G. Vermeer, ‘SintJosephkerk te Heelsum aangewezen’ Cuypersbulletin. Nieuwsbrief van het Cuypersgenootschap 22, 2 (2017), 9-22.
H. de Haan, I. Haagsma, Gebouwen van het Plastische Getal, Haarlem, 2010.
G. van der Harst, ‘Jong kerkelijk erfgoed. Hervormde en gereformeerde kerkarchitectuur van de Wederopbouw’, in: G. van der Harst (red.), Het kerkgebouw in het postindustriële landschap, Zoetermeer, 2004. J. van Hest, ‘De Sint-AntoniusAbtkerk in Malden. Waar traditioneel en modern samenkomen’, Venster, 3, 1 (2011), 11-15.
D. van Hoogstraten, B. de Vries, Monumenten van de wederopbouw Nederland 1940-1965. Opbouw en optimisme, Rotterdam, 2013. B. Janssen (red.), Maria Koninginkerk Zevenaar 1960-2001, Zevenaar, 2001.
M.J. Melchers, Het nieuwe religieuze bouwen, Amsterdam, 2015. L. van Meijel, D. Pouderoyen, Cees Pouderoyen (1912-1993). Architect en stedenbouwkundige in dienst van de wederopbouw, Nijmegen, 2009. W.J.G. van Mourik, Hervormde kerkbouw na 1945, Den Haag, 1955. H.E. Wesselink, Een sterke toren in het midden der stad. Verleden, heden en toekomst van bedreigde Nederlandse kerkgebouwen, academisch proefschrift, Amsterdam, 2018.
2 Telling van het aantal kerkgebouwen (1945-1970) in Gelderland op basis van de door de auteur samengestelde kerkenkaart. Hierbij wordt uitgegaan van compleet nieuwgebouwde kerkgebouwen per denominatie die de kerk liet bouwen. https://geoplaza.vu.nl/cms/ research/kerkenkaart/?highlight= WyJrZXJrZW5rYWFydCJd. Telling van het aantal verdwenen kerkgebouwen in Gelderland (1945-1970) op basis van een overzicht van de auteur. Hierbij zijn gegevens uit de Sonneveld-index gebruikt, de basislijst voor de web3
4 5 site Reliwiki.nl. Oeuvrelijsten van deze architecten zijn te vinden op www.archimon. nl. De Haan; Haagsma, 2010, 45. www.reliwiki.nl/index.php/ Velddriel,_Voorstraat_102_-_ Martinus; www.reliwiki.nl/index. php/Nijmegen,_Professor_ Molkenboerstraat_7_-_Dominicus; www.noviomagus.nl/ Rx.php?Url=Vrij/Dominicuskerk/ DominicuskerkCat.html#row1; De Haan, Haagsma, 2010, 265, 268; Van Meijel, Pouderoyen, 2009, 17. 6 Van Meijel, Pouderoyen, 2009, 17. 7 Melchers, 2015, 278-284. 8 Melchers, 2015, 116-120. 9 Janssen, 2000, 18-24. 10 Van Hest, 2015, 13-15; Eijkelboom, Vermeer, 2017, 22. 11 Telling kerkgebouwen Gelderland a.h.v. de kerkenkaart. Zie noot 1. 12 Wesselink, 2018, 123. 13 Van der Harst, 2004, 135-136. 14 www.reliwiki.nl/index.php/ Gameren,_Delkant_1_-_ Hervormde_Kerk 15 Van Bers, 2016, 356. 16 Van Mourik, 1955, 46-53. 17 www.reliwiki.nl/index.php/ Oosterbeek,_Utrechtseweg_220_-_ Goede_Herderkerk. 18 Ingwersen ontwierp de gereformeerde Maranathakerk in Nijmegen (1963) naar het voorbeeld van Ronchamp. Sijmons liet zich in zijn latere werk door hem inspireren. Melchers, 2015, 166, 184-189. 19 Van Hoogstraten, De Vries, 2013, 191. 20 www.geheugenvanapeldoorn.nl/ bijzondere-plaatsen/orden/opstandingskerk/pointofinterest/detail.