
6 minute read
Zachte Berm – wandelgesprek met de stadsbioloog
Met de stadsbioloog door onze wijkjungle
In de Zachte Berm wandelt of fietst Jan Castermans naar een plek die voor hem of haar een speciale betekenis heeft. Een zachte beweging met tijd om te praten en ruimte om te kijken naar wat er onderweg te zien is.
Frederik Thoelen groeide op in de Banneuxwijk, en hij woont ook niet in onze wijk, maar is sinds begin dit jaar de kersverse stadsbioloog van Hasselt. Daarnaast werkt hij in het Natuurhulpcentrum in Oudsbergen. De ideale compagnon de route dus om op pad te gaan door de stadsjungle die wij mogelijk niet altijd opmerken. “Mijn opdracht? Dat is de natuur een beetje dichter bij de mensen te brengen en dat in de brede zin van het woord. Aan de ene kant door te laten zien wat er hier allemaal leeft, maar ook door mensen te tonen wat ze allemaal kunnen doen om de natuur wat aantrekkelijker te maken.” We komen voorbij de parking achter de Heilig-Hartkerk, een berm met veel klimop, hoge bomen en een kluwen aan takjes. “Dit soort ruige stukjes zijn, als ze eenmaal in bloei staan, hele interessante corridors voor vogels en kleine zoogdieren. Hierop kunnen steden sterk inzetten. Dit zijn zeker niet de volwaardige, grote biotopen, maar wel veilige doorgangen. Voor dieren in een stedelijke omgeving zijn dat uiteindelijk de plekjes waarmee ze het moeten doen, waar ze voedsel moeten zoeken en waar ze schuilmogelijkheden of nestplaatsen kunnen vinden. Klimop is ideaal voor mussen, ze kiezen het vaak als broedplaats. Ruwere stukken, waar de natuur door de mens grotendeels ongemoeid is gelaten, zijn onmisbaar voor wilde dieren in een stedelijke omgeving.” “Dit aan de inwoners uitleggen is dan ook de taak van een stadsbioloog. Als de stad de bermen niet maait, is dat niet uit luiheid, maar echt wel met een reden. En het is uiteraard belangrijk dat mensen dat beseffen. Als ze dat niet doen, lijkt het alsof de stad het groen maar wat laat verloederen. Terwijl net dat een positief effect heeft op wat er leeft in een stad.” We ontmoeten Luc Smeets, die op de hoek van de Plantenstraat woont. Luc vertelt over de slechtvalk die hij vaak opmerkt op de toren naast de kerk. “Slechtvalken vind je regelmatig in een stedelijke omgeving. Veel steden plaatsen
nestkasten om hen te lokken en zo de duivenpopulatie op een natuurlijke manier onder controle te houden. Als men op de toren een nestkast zou zetten, dan hebben we binnen een jaar ongetwijfeld jonge valkjes.” We volgen Luc naar zijn stadstuin, waar hij een plukplaats toont. Een plukplaats? “Dat is de plek waar een roofvogel zijn prooi plukt en opeet, tenzij hij gestoord wordt.’ Deze hier lijkt me typisch voor een sperwer. Als een vos een vogel pakt, dan zie je dat die veren afgebeten zijn, met een kartelig patroon. Om aan het vlees te geraken moet een roofvogel de pluimen een voor een uittrekken, en dan blijft de pen van de pluim helemaal intact.” Luc: “Hier in de tuin zitten veel vogels, zo zag ik ook al een bonte specht en boomklever.” “Dat zijn soorten die je niet meteen zou verwachten in Hasselt, omdat dat echte bosvogels zijn. Maar je ziet, ook in een stad, en met een natuurvriendelijke tuin zoals bij Luc, komen die vogels vanzelf op bezoek.” Luc: “Samen met mijn buurvrouw Inge hebben we nestkasten aan de kerk gehangen voor de gierzwaluwen, de vogelsoort die we met de stad Hasselt geadopteerd hebben.” “In het Natuurhulpcentrum krijgen we elk jaar massa’s jonge gierzwaluwen. Het kost best wat tijd en moeite om die groot te brengen, dus we willen via de stad nesten zoeken die bezet zijn om daar dan de jongen bij te zetten. Het is uiteindelijk altijd beter dat ze door soortgenoten grootgebracht worden.” We komen aan het grasveld van het HeiligHartplein. “Wat hier zeker tof zou zijn, is een stuk te reserveren voor wilde bloemen. Dit is best een groot grasveld en door een bloemenweide aan te leggen neem je niet echt ruimte weg van de mensen, maar schep je wel positieve effecten voor bijen, die het de laatste jaren toch wel moeilijk hebben.” Langs het Levenspad ziet Frederik, naast een ekster die druk wevend een nest maakt, ook veel groene kansen. “Je ziet hier langs beide kanten van het fietspad nog stukjes die niet benut worden. Hier zou je hagenrijen of takkenwallen kunnen zetten, of planten die wat meer vocht nodig hebben. Het is hier nogal vochtig gebied. Belangrijk is natuurlijk wel dat het niemand stoort of ruimte wegneemt. Je wil niet alleen de natuur maar ook de mens tevreden houden.” (lacht) Achter de scoutslokalen merken we langs de Goudsbloemstraat een houten omheining van enkele tientallen meters op. “Zet daar wat hagen en niemand die er last van heeft. Het maakt het geheel mooier, is beter voor de natuur en er is amper werk aan; hooguit af en toe snoeien. En waar de mogelijkheden er zijn, maken de dieren er wel gebruik van.”


We stappen even een paar meter het kleine bosje tussen het nieuwe Crutzenhof en de Sportstraat in. Het getrainde gehoor van Frederik merkt meteen wie er leeft. “Dat hoge, schelle geluid komt van spitsmuisjes. Dit zijn echte insecteneters, ze hebben niets gemeen met gewone muizen, die knaagdieren zijn. Spitsmuizen zijn eerder verwant aan egels. Ze eten voornamelijk regenwormen, kleine kevertjes en dergelijke.” “Plekken als deze moet je koesteren en ongemoeid laten. De bramen die je hier ziet, zijn in de zomer en herfst een waar feest voor vogels en zoogdieren. Hier kan best ook wel een eekhoorntje zitten, of een wezeltje, en natuurlijk veel vogeltjes. De vinken zaten zonet al te baltsen.” Langs de Haarbemdenstraat zien we de borden van de paddenoverzet. “Het feit dat hier padden overgezet worden, bewijst dat amfibieën dit een aangename plek vinden, ongetwijfeld omdat het hier vrij vochtig is. Wat we zeker moeten doen, is het gevaar verminderen dat ze sterven door hun grootste vijand, het verkeer. Dit zijn acties die mensen meteen dichter bij de natuur brengen en hen het gevoel geven er rechtstreeks aan bij te dragen.” Ondertussen vallen ons de vele takkenwallen op, zowel in stadstuinen als langs het speeltuintje aan de Anne Ruttenstraat. “Zo’n takkenwal, of zelfs al een gewone takkenhoop, is bijna het beste dat je kan aanleggen in een tuin. Het zijn schuilplaatsen voor kleine zoogdieren zoals muizen, wezelachtigen of egels. En omdat er veel insecten onder zitten, zijn ze een bron van voedsel voor de dieren. Zelfs in een kleine tuin kan je ergens een hoop takken in een hoek laten liggen.” “Meer en meer mensen maken ook een takkenwal in de tuin, niet alleen omdat dit mooi oogt, maar ook omdat ze er de natuur een handje mee helpen. Je bent bovendien ook je snoeiafval kwijt, en de dieren zijn je dankbaar.” Wat kan je doen als je maar een klein tuintje of terras hebt? “In kleinere tuinen is er zeker plaats voor planten in potten. Je kiest dan best geen exotische plant, maar wel een inheemse struik of plant. Daar komen dan meteen meer inheemse insecten op af. En waarom ook geen eenjarige bloemen zaaien in een pot? Voor de bijen en de vlinders is dit meer dan welkom.” Door kleine ingrepen en zelfs door een beetje rommelig gedrag kun je de stedelijke natuur dus een handje helpen? “Een natuurvriendelijke tuin zoals we daarstraks bij Luc zagen is natuurlijk ideaal. Maar hang bijvoorbeeld ook eens een nestkastje op voor boomklevers of boomkruipers in plaats van alleen maar voor mezen of mussen. Of een insectenhotel: simpel én met een onmiddellijk effect.” “Vallende blaren in de tuin kun je best laten liggen in de borders, daar kunnen insecten onder kruipen. Het zijn inderdaad kleine handelingen die iedereen kan toepassen.”
