MOZAIEK EDITIE FEBRUARI 2012 JAARGANG 9 NUMMER 1
DE NIEUWE KLIMAATNEUTRALE PARKSCHOOL
STADSVERNIEUWING LEUVEN
DUURZAME PROJECTEN
DE BASISSTRUCTUUR VAN DE GEBOUWEN I RUIMTELIJKE ORDENING I ENERGIE
INHOUDSTAFEL pag. 03 pag. 04 pag. 09 pag. 10 pag. 11 pag. 12 pag. 13 pag. 14 pag. 16 pag. 17 pag. 18 pag. 19 pag. 20 pag. 23
inleiding Stadsschool SBLO Hergebruik van gebouwen Entrepotgebouw Klein Rijsel Woonontwikkelingsgebieden Recente projecten gemeenschappelijk wonen Centrale Werkplaatsen Campus Gasthuisberg Balk Van Beel Welzijnsbureau Fonteinstraat Vlaams Huis Leven in een Leuvense passiefwoning Groendaken en zonnepanelen in Leuven
COLOFON Concept en realisatie Communicatie stadsvernieuwing stad Leuven Redactie Geert Antonissen, Karlien Stroeykens Fotografie Geert Antonissen, Karlien Stroeykens, Eric Dewaersegger, Erna Vanesch Schepen van communicatie Els Van Hoof Directeur communicatie Alfons Verdyck Met dank aan Stad Leuven: dienst ruimtelijke ontwikkeling, dienst data- en facilitair beheer, college van burgemeester en schepenen, AGSL, OCMW Leuven Lava-architecten, Ertzberg, Stuccotec, Jaspers-Eyers architecten, Wim Van Laer en Liesbet Silverans, Dominic Van Clé, AR-TE, STABO Verantwoordelijke uitgever College van burgemeester en schepenen Contactgegevens Communicatie stadsvernieuwing Stadskantoor Professor Van Overstraetenplein 1 B-3000 Leuven infohuis@leuven.be, tel. 016 272 272 Meer info: www.leuven.be/stadsvernieuwing Volgend nummer maart 2012
2
Het duurzame vocabularium De hele duurzaamheidsgedachte heeft de (bouw-)wereld een heel nieuw vocabularium bezorgd dat ook in verschillende teksten van deze Mozaïek is geslopen. We geven daarom graag een kort overzicht van enkele gebruikte termen. Lage-energiewoning Woning die beduidend minder energie verbruikt dan de verplichte norm. Concreet schrijft de federale overheid voor dat de energiebehoefte voor ruimteverwarming en -koeling in dit type huizen niet meer mag zijn dan 30 kWh/m² per jaar. Passiefwoning Doorgedreven lage-energiewoning die volgens de normen van de federale overheid een energiebehoefte heeft van maximum 15 kWh/m² per jaar en voldoet aan bepaalde voorwaarden m.b.t. luchtdichtheid. Concreet wil dit zeggen dat het gebouw geen actief verwarmingssysteem nodig heeft in de winter en geen airconditioning in de zomer. CO2-neutraal/klimaatneutraal Termen die aangeven dat bij een organisatie, een (pro ductie)proces of een product, de uitstoot van broeikas gassen, zoals CO2, wordt gecompenseerd. Beide termen worden door elkaar gebruikt om hetzelfde te duiden. EPB-studie Een energie- en binnenklimaatstudie die (verplicht) uitgevoerd wordt voor nieuwe woningen. EPC Een energiecertificaat dat (verplicht) opgesteld wordt bij de verkoop of verhuur van bestaande woningen. Warmtepomp Een warmtepomp is een apparaat dat warmte verplaatst. Warmtepompen kunnen gebouwen verwarmen en koelen door de warmte die zich in de grond, in het water of in de lucht bevindt, te verplaatsen naar de binnenkant van de gebouwen, of omgekeerd.
Duurzame projecten in Leuven Steen per steen klimaatneutraal
Beste Leuvenaar Leuven wil tegen 2030 een klimaatneutrale stad zijn. Door de reductie van ondermeer de CO2 gassen, willen we de toekomstige Leuvenaars een leefomgeving schenken die niet bijdraagt aan het broeikaseffect. Dat is aangenaam voor ons en gezond voor de hele planeet. Gelukkig zijn we niet de enigen die deze ambitie koesteren. Steden als Gent en Utrecht bijvoorbeeld willen op een andere termijn hetzelfde bereiken en wereldwijd is er zelfs een soort race bezig om de eerste (nieuwgebouwde) klimaatneutrale stad van deze aardbol te realiseren. Toch hebben we een uitzonderlijke positie. We hebben op ons beperkt grondgebied een aantal partners die van grote waarde (kunnen) zijn in het onderzoek naar de concretisering van deze plannen. Daarom werkt de stad een concreet klimaatactieplan uit met de steun van een achttal grote Leuvense actoren (KU Leuven, UZ Leuven, het bedrijfsleven, AB Inbev ...). Dit plan – dat ons ondermeer veel minder afhankelijk zal maken van de steeds schaarser wordende fossiele energie – wordt op dit moment in detail ontworpen, ondermeer in overleg met de vele wetenschappers die de Leuvense universiteit rijk is. Mozaïek wilde alvast vooruit lopen op de resultaten en ging op zoek naar een aantal gerealiseerde of concreet geplande projecten die uitblinken in een bepaald duurzaamheidsaspect: zeer energiezuinige panden, flexibele complexen en vooral gebouwen die een goede ruimtelijke ordening in de stad genereren. Menig bouwheer van deze voorbeeldprojecten was zelfs zo doordrongen van het duurzaamheidsidee, dat we zijn gebouw desgewenst onder ieder duurzaamheidsaspect konden plaatsen.
Tegelijk maken al deze voorbeelden ook meteen duidelijk dat duurzame projecten fascinerende steden en gebouwen kunnen opleveren. Reacties zijn zoals altijd welkom op infohuis@leuven.be
Recente campagnes De voorbije maanden is ook de Leuvense bevolking op verschillende manieren betrokken bij het denken over de duurzame toekomst van de stad. Zo was er de “Leuvense klimaatweek” – met zeer veel informatie en praktische tips voor een duurzamer leven – en “Leuven Overmorgen”. In deze campagne dachten Leuvenaars na over hoe we de komende jaren gaan wonen, ons verplaatsen enz. Deze ideeën kan je terugvinden op de website www.leuven.be/ leuvenovermorgen
Het campagnebeeld van ‘Leuven Overmorgen’.
3
VOORBEELDPROJECT
Basiskenmerken van een duurzaam gebouw Zonnepanelen, betonkernactivering, windturbines, warmtepompen,… Er zijn massa’s hoogtechnologische technieken om een bouwwerk energiezuinig te laten functioneren. Maar voor men gaat investeren in deze – vaak dure – technologie, moeten gebouwen voldoen aan de basisvoorwaarden van een duurzaam complex. Het gaat dan in de allereerste plaats over de inplanting, de grootte en het materiaal van het gebouw zelf. Een compact huis in de binnenstad bijvoorbeeld dat naar het zuiden is gericht en goed geïsoleerd werd, heeft sowieso een veel kleinere energiebehoefte dan een grote villa met veel ramen aan de noordzijde. Als daarbij regenwater wordt opgevangen voor het intern gebruik, de elektriciteitstoestellen niet teveel verbruiken en de materialen verschillende decennia en gebruikers kunnen mee gaan, dan kan je spreken over een duurzaam gebouw. Soms zit de duurzaamheid ook in het (her-)gebruik van oude gebouwen. Dat is – indien mogelijk – niet alleen cultureel interessant, maar ook duurzaam omdat er bij deze verbouwingen vaak minder grondstoffen nodig zijn dan bij nieuwbouw.
© lava architecten
Het zicht vanuit de toegang aan de Ruelensvest. Links staat het bestaande kloostergebouw van Broos, in de verte kondigt zich de school aan en bovenaan hangt – zoals op alle knooppunten in het gebied – een luifel.
4
De nieuwe stadsschool: Klimaatneutraal en een verrijking voor de hele stad ontwerp SBLO aan de Ruelensvest
Een hedendaagse school is niet langer een eiland in de stad. Het moet er een onderdeel van zijn dat overdag een aangename en veilige haven biedt aan leerlingen en het personeel, maar ’s avonds en op vrije dagen ook ten dienste staat van de stad. Ook de nieuwe stedelijke school aan de Ruelensvest wordt volgens dit “open” principe ontworpen. De hele infrastructuur zal overdag functioneren als een school, maar het groen en (een deel van) de gebouwen kunnen ’s avonds gebruikt worden door de buurtbewoners en verenigingen. Daarnaast heeft het gebouw ook de ambitie om één van de meest duurzame scholen van België te zijn. Het is meteen het voorbeeld van de steile ambitie van de stad om klimaatneutraal te worden.
5
Nieuwbouw geeft structuur aan school en park Het voormalige kloostergebouw van de Witte Paters langs de Ruelensvest bestaat uit twee delen: het oorspronkelijke complex dat tegen het park ligt en de uitbreiding van Victor Broos uit het midden van de 20ste eeuw. Dit laatste gedeelte – dat een façade heeft aan de Ruelensvest zelf – blijft behouden en krijgt een nieuwe functie zodra “CBE Open school” verhuist naar de nieuwe gebouwen in de voormalige kazerne Michotte in de Parkstraat (zie Mozaïek juni 2010). Het oorspronkelijke kloostergebouw achteraan wordt wel vervangen door een nieuwbouw met dezelfde footprint. Door de specifieke inplanting van de nieuwbouw en de bijbehorende buitenruimten, ontstaan er verschillende zones met een eigen sfeer. Deze zonering definieert niet alleen de werking van de school, maar zorgt er tegelijk voor dat de school ook na de schooluren kan opengesteld worden. Zo zal de speelplaats van de groteren ’s avonds een deel van het Paul Van Ostaeyenpark worden. De nieuwbouw telt twee ondergrondse en vijf boven grondse verdiepingen. De kroonlijsthoogte blijft dezelfde, maar door het platte dak van de nieuwbouw is de toekomstige constructie wel lager dan het oorspronkelijke complex met zijn hoog zadeldak. Tegelijk komt er ook aan de zijde van de Tiensepoort een één-verdieping hoge constructie met een reeks lokalen.
6
© lava architecten
De stad Leuven heeft vandaag twee lagere scholen: het SKLO en het SBLO (een school voor buitengewoon lager onderwijs). Beide zijn vandaag gehuisvest op dezelfde campus tussen de Geldenaaksebaan en de Leo Dartelaan en beide barsten uit hun voegen. Daarom is er beslist het SBLO te huisvesten in een nieuw complex tussen de Ruelensvest en het parkje aan de Paul Van Ostaeyenlaan. Zo krijgt het SKLO extra ruimte op de bestaande campus en kan het SBLO zijn architectuur beter aanpassen aan de specifiek noden van zijn leerlingen.
Zicht op de refter met doorzicht naar de ondergrondse sporthal via glazen wanden
In de ondergrondse verdiepingen komen ondermeer de sportzaal en de bibliotheek die allemaal daglicht krijgen door de plaatsing van verschillende vides. Bovengronds komen vijf verdiepingen die de “carrière” van de kinderen symboliseren. Telkens ze overstappen naar een hoger niveau, klimmen ze een verdieping hoger. En die verdieping heeft telkens een andere kleur en is steeds weer aangepast aan hun nieuwe niveau. Dit principe zit ook verwerkt in de gevel: de jongste kinderen hebben grote ramen met uitzicht op het park en geleidelijk aan verkleinen de ramen tot bovenaan, waar de kinderen enkel zicht hebben op de kruinen van de bomen. Dit bevordert niet alleen hun concentratie, het is ook een perfecte veruiterlijking van het passieve bouwen aangezien grote ramen boven de bomen in de zomer anders te veel warmte zouden opwekken. Klimaatneutraal Het meest ambitieuze aspect van de nieuwe school is ongetwijfeld zijn duurzame karakter. Om dit te verduidelijken, hanteren de ontwerpers de zogenaamde BREEAM standaard. Deze internationaal gebruikte berekeningsmethode bekijkt niet alleen het energiegebruik, maar ook zaken als het afval- en watergebruik, de nabijheid van het
De school heeft de ambitie om vier sterren te halen en zo gequoteerd te worden als een excellent duurzaam gebouw. Hierbij springt vooral het zeer lage energieverbruik in het oog. Dit is mogelijk door zowel de constructie op zich, als door een reeks technische ingrepen. Zo zal het hele project globaal geen gebruik maken van fossiele brandstoffen als gas of stookolie. De productie van warmte en koude gebeurt door een warmtepomp gekoppeld aan een Koude-Warmte-Opslag (KWO) in de bodem en een dak vol fotovoltaïsche zonnepanelen. De elektriciteit die het gebouw niet zelf produceert, haalt het uit groene elektriciteit die wordt ingekocht. Zo krijg je een klimaatneutrale school. Betonnen jas? Ook de architectuur van de school is uiterst duurzaam ontworpen: het gebouw is noord-zuid georiënteerd, vrij compact en deels ondergronds. Waarschijnlijk zal er rondom het gebouw een betonnen jas komen die het geheel
helemaal isoleert. Het beton waarin de bekistingslijnen zichtbaar blijven, heeft een warme, rode tint zodat het een interessante combinatie vormt met het bestaande gebouw van Broos en een opvallende verschijning is vanuit het park. Tegelijk zorgen speciale soorten glas, zonneweringen, ventilatiesystemen enzovoort ervoor dat het gebouw zo weinig mogelijk energie nodig heeft. Vervolg Het hele ontwerp gaat de komende maanden verfijnd en technisch geraffineerd worden door de opdrachtgever (de stad Leuven), de leerkrachten en de ontwerpers, het Leuvense bureau Lava. Zij kregen deze opdracht na een open oproep van de Vlaamse Bouwmeester. De stad, de architecten en de personeelsleden van de school bekijken nog de laatste details, zodat er vrij snel een bouwaanvraag kan ingediend worden en de kinderen van beide scholen binnenkort extra ruimte krijgen.
opdrachtgever: stad Leuven ontwerpers: lava architecten technieken: Cenergie stabiliteit: Lavreysen
© lava architecten
openbaar vervoer, het gebruik maken van ecologische materialen, een duidelijk afvalverwerkingssysteem enz.
7
Overzicht De muurstructuur rond het gebied wordt volledig afgewerkt. Dit wil niet zeggen dat er overal een blinde muur komt: aan de Ruelensvest zal er aan de zijde van de Parkpoort een lager gebouw komen, terwijl aan de zijde van de Naamsepoort een luifel de rand afwerkt. De luifel verbindt het groen op de binnenkant van de ring met het Paul Van Ostaeyenpark en de achterliggende Matadiwijk.
Deze besloten zone biedt een veilig onderkomen voor de jongste kinderen. Bij mooi weer kunnen hier zelfs lessen in openlucht plaatsvinden. Het beeld op de voorpagina van deze Mozaïek is van hieruit genomen. De speelplaats voor de oudere kinderen is omzoomd door de bestaande hoge lindebomen. Na de uren zullen de poortjes open gezet worden zodat dit gedeelte mee opgaat in het park.
❶
3 2
1. Deel klooster van Victor Broos 2. Nieuwbouw op de plek van het oorspronkelijk klooster 3. Nieuwe laagbouw
© lava architecten
8
© lava architecten
Op het knooppunt van twee zones bevindt zich telkens een luifel. Deze luifels visualiseren niet alleen de verschillende verbindingen, maar zijn ook functioneel wanneer het regent of de zon hard schijnt. Dit is ondermeer het geval voor de luifel tussen de “kleine” en “grote” speelplaats waar de luifel als afdak dient voor de kinderen of aan de Paul Van Ostaeyenlaan waar de kinderen op de schoolbus wachten.
Een doorsnede van de nieuwbouw waarop ondermeer te zien is: - dat er een centrale, doorlopende trap is; - hoe er licht stroomt naar de ondergrondse verdiepingen; - dat de gelijkvloerse verdiepingen zeer sterk zijn opengewerkt; - dat de ramen van de gevel kleiner worden op de hogere verdiepingen.
<
Hergebruik van gebouwen
Rijwoning (S)
Ook bestaande rijwoningen kunnen aangepast worden tot een lage-energiewoning. Deze woning in de binnenstad benutte oor-
duurzaam is: nieuwbouw of renovatie. Toch
spronkelijk de zuidelijke oriëntatie van de
hebben renovaties vaak minder grondstof-
achtergevel niet. Een volledig nieuwe ach-
fen nodig en zorgen ze voor een minder
terbouw en een herschikking van een aantal
grote milieubelasting bij de opbouw. Als
ruimten, loste deze situatie op. Met de juis-
de renovatie dan ook nog eens de energie
te isolatie, een ecologisch materiaalgebruik
© Dominic Van Clé
Het is niet altijd eenduidig wat het meest
prestaties van het gebouw opmerkelijk verbetert, is hergebruik zeker duurzaam. Enkele interessante, recente voorbeelden
© 360 architecten
met een verschillend formaat.
<
en aandacht voor regenwaterrecuperatie en energievoorziening, heeft deze woning nu een laag verbruik voor verwarming en andere energie… ontwerper: Dominic Van Clé
De Hoorn (L)
Gedeeltelijk hergebruik van één van de iconische gebouwen uit de Vaartkom. Opvallend het historisch complex ook zoveel mogelijk in te passen in een hedendaagse energiezuinige aanpak. Meer informatie: Mozaïek 23 opdrachtgever: Creative Minds
>
ontwerpers: 360 architecten
© Jean-Pierre Gabriel
bij deze renovatie is de grote inspanning om
Mouterijsite (XL)
>
De renovatie van de zogenaamde Mouterijsite
De hele abdijsite, inclusief de oude abdij-
– op de plek van de voormalige brouwerij De
gebouwen zelf, krijgt een nieuwe invulling.
Ram in de Brouwersstraat in Leuven – heeft
Eind vorig jaar ondertekenden de stad en de
van dit 17de eeuwse industriële erfgoed een
KU Leuven nog een samenwerkingsovereen-
nieuw en duurzaam woonproject gemaakt.
komst met de Vlaamse regering, waardoor
In het voormalige brouwershuis en de mou-
de stad gedurende 99 jaar de erfpacht over
terij bevinden zich naast een herenhuis ook
het gebied krijgt en het gebied de komende
woningen en loften. Daarnaast is de achtertuin
5 jaren in verschillende fasen verder reno-
via een onderdoorgang publiek toegankelijk
veert.
gemaakt zodat daar hedendaagse stadsvilla’s
Abdij van Park (XXL)
renovatie Abdij van Park: stad Leuven, vzw Abdij van Park en KU Leuven
een plek hebben rond een intiem woonerf. opdrachtgever: Ertzberg ontwerpers: VBM-architecten
9
Entrepotgebouw Cultuurkatalysator
Hergebruik van bestaande functies Soms hoeft het wiel niet opnieuw uitgevonden te worden. De kan toren bijvoorbeeld, waar in vroegere tijden douanebeambten werkten, konden bijna zonder werk hergebruikt worden als administratieve ruimten. De vintagelook met de groene tegels en donkerbruine kasten passen overigens wonderwel in het huidige smaakpatroon. Centrale zaal Toch verliep niet iedere aanpassing even ongekunsteld. De meest ingrijpende mutatie gebeurde centraal in het gebouw. Daar heeft men een deel van de vloerplaat van de tweede verdieping verwijderd, om een hoge centrale speelzaal met podium te maken. Deze zaal is niet opgebouwd uit steen, maar uit stro en leem. Doordat je dit soort materiaal niet meteen verwacht in deze baksteenen betonconstructie, komt ze esthetisch en speels over. Maar los van het esthetische effect, biedt de lemen constructie op deze plek ook nog heel wat andere voordelen: ze geeft een aangename akoestiek en houdt vrij goed warmte binnen. Maar bovenal is dit natuurproduct - dat
10
uitsluitend natuurlijke grondstoffen zoals klei, zand, silt, vlas, of stro bevat - een zeer duurzaam product. Doordat de mensen van OPEK konden helpen bij dit soort bouw, bleef ook de kostprijs onder controle. Net zoals de prijs van de zetels. Deze comfortabele collectie kleuren, is het resultaat van een afspraak met een fabrikant die zijn stofoverschotten tegen een schappelijke prijs van de hand deed. Aanpassen aan het seizoen De gebruikers van dit voormalige magazijn moeten wel rekening houden met de buitentemperatuur. Door de enorme grootte van het complex en zijn oorspronkelijke bestemming, is het onmogelijk om de hele keet te verwarmen in de winter. Daarom werkt men met zogenaamde verwarmbare “cellen” in het complex die er voor zorgen dat niet het hele budget van de cultuurverenigingen gespendeerd wordt aan verwarmingskosten. Foto’s © OPEC
Het was een van de meest opvallende transformaties van het voorbije jaar: het voormalige entrepot – een complex dat gebouwd werd als grote opslagruimte voor goederen – functioneert vandaag als cultuurfabriek. Op zich is dat al ongewoon, maar nog straffer is dat dit gebeurde met een minimum aan middelen … en vooral een maximum aan effect. Het hele complex ademt vandaag meer sfeer uit dan menig nieuwbouw … met dank aan een reeks creatieve ingrepen.
Besluit De snelle en goedkope omvorming van dit complex is het resultaat van een goede samenwerking tussen de bewoners, het Leuvense architectuurbureau T’Jonck-Nilis en de stad Leuven die het hele gebouw nu voor 27 jaar in erfpacht heeft gegeven aan de verschillende organisaties die mee zorgen voor het bruisend en hedendaags karakter van de Vaartkom.
Duurzaam door een goede ruimtelijke ordening Een gebouw is niet enkel duurzaam door zijn eigenschappen, maar ook door zijn ligging. Zeker in deze tijd – waarin er gemiddeld steeds minder personen per woning wonen – is het belangrijk niet langer de laatste stukjes groen aan de rand van de stad vol te bouwen, maar te zoeken naar een kwalitatieve inbreiding van de bestaande stad. Dat biedt zowel direct als indirect een hele reeks mogelijkheden. Direct is er bijvoorbeeld minder verharding van de grond nodig (waardoor de overstromings kansen dalen) of kan men goedkoper duurzame technieken installeren. Indirect geeft een grote concentratie de nood zakelijke financiële ademruimte om te investeren in groene en aangename pleinen, straten, parken en waterbekkens … die er kunnen komen precies omdat niet elke vierkante meter verkaveld is. Door de zeer grote vraag naar woningen in het Leuvense – wat ondermeer het gevolg is van de grote instroom van senioren en medioren – kiest de stad vooral voor “inbreidingsprojecten” met rijwoningen en verschillende types appartementen. Door de nabijheid van allerlei voorzieningen en openbaar vervoer, hoeven de bewoners en bezoekers van deze wijken niet voor iedere verplaatsing de auto te nemen. Vanuit die redenering kan je rustig poneren dat de hele stationsomgeving – in realiteit – de meest duurzame plek van de stad is.
Klein Rijsel
Betaalbaar huren door duurzaam bouwen Met het wooninbreidingsproject Klein Rijsel, willen de stad en het Autonoom Gemeentebedrijf Stads ontwikkeling Leuven AGSL een zinvolle bestemming geven aan het braakliggende stuk grond tussen het provinciehuis, de bestaande woonwijk Klein Rijsel en de sporen. Het is niet enkel de goede inplanting en ligging vlakbij het station en de binnenstad, die het project duurzaam maakt. Er is ook veel aandacht voor het sociale aspect van duurzaamheid. Zo komt er een mix van betaalbare woningen. De sociale huisvestingsmaatschappij Dijledal bouwt 45 woningen. Daarnaast zet het AGSL zelf een bouwblok met 22 zogenaamde starterswoningen. Dit zijn betaalbare kwalitatieve huurwoningen die voorbehouden zijn voor jongeren die pas gaan samenwonen. Uit studies blijkt namelijk dat deze mensen vandaag te vaak Leuven verlaten. Voor dat eigen bouwblok legt het AGSL extra voorwaarden op. De woningen moeten op vlak van duurzaamheid en energiegebruik beter scoren dan de vastgelegde normen. Dit is een bewuste maar niet vanzelfsprekende keuze, aangezien het AGSL als eigenaar van deze huurwoningen zal investeren in een maatregel die vooral de huurders ten
goede zal komen … omdat die een lagere energiefactuur zullen krijgen. Op deze manier combineert de stad twee van zijn belangrijkste ambities: duurzaam bouwen en het wonen in Leuven betaalbaar houden. Van klein naar groot De nieuwe wijk zal de overgang maken tussen de grootschalige kantoren in de stationsomgeving en de kleinere woningen van de woonwijk Klein Rijsel. Door de wagens ondergronds te parkeren, is er tussen de blokken veel groene, publieke ruimte. Verder slingeren er ook nieuwe fiets- en voetgangersverbindingen doorheen de wijk. Voor wagens wordt sluipverkeer door de bestaande wijk Klein Rijsel dan weer verhinderd. opdrachtgevers: AGSL, sociale huisvestingsmaatschappij Dijledal, VMSW Afdeling Gesubsidieerde Infrastructuur ontwerpers: tijdelijke vereniging A2D/Abscis
© tijdelijke vereniging A2D/Abscis
11
Woonontwikkelingsgebieden
Eengezinswoningen in een duurzame context In Leuven is er een zeer grote behoefte aan woningen van alle types en grootten. Omdat de stad Leuven ervan overtuigd is dat het niet duurzaam is om deze behoefte in te vullen door verspreid te gaan verkavelen in de open ruimte, selecteerde ze in de jaren 2000 een heel aantal woonontwikkelingsgebieden. Dit zijn vandaag onbebouwde delen van de Leuvense woonkernen die, volgens de visie van de stad, in aanmerking komen om ingevuld te worden voor huisvesting. Hierbij wordt een gevarieerd aanbod voorzien. In de binnenstad of hartje Kessel-Lo gaat het om projecten met een wat hogere dichtheid en veel gestapeld wonen. Voor de minder centraal gelegen woonontwikkelingsgebieden wordt de kaart getrokken van de eengezinswoningen. De stad bouwt niet zelf deze huizen, maar organiseert wel de randvoorwaarden voor de ontwikkelingen. Ze maakte hiervoor ontwerpen van ruimtelijke uitvoeringsplannen op, die in de loop van dit jaar tot de eerste vergunningen zouden moeten leiden.
komen aan bod. Enkele concrete voorbeelden: Water De verharding van de zones wordt ingeperkt door zowel de huizen compact te houden, als de voorschriften op verhardingen in de tuinen en de gemeenschappelijke groenzones vrij streng op te stellen. Tegelijk gelden uiteraard de steeds strenger wordende regels van het gewest en de provincie i.v.m. het hergebruik van het regenwater, de waterinfiltratie enz. Waar mogelijk wordt er groen openbaar domein ingetekend waarin een tijdelijke waterbuffering kan komen via wadi’s en beekjes. Natuur In ieder woonontwikkelingsgebied is gemeenschappelijk groen voorzien dat niet alleen moet beheerd worden volgens de principes van harmonisch en ecologisch park- en groenbeheer, maar dat ook gekoppeld is aan de bestaande fiets- en voetgangersverbindingen. Zo versterken ze het groene netwerk dat zich door de stad slingert.
Duurzame context De plannen voor de woonontwikkelingsgebieden moeten toelaten om eengezinswoningen De bestaande Beosierlaan die een op een duurzame manier te ontwikkelen. De gelijkaardige sfeer heeft als de straten in de toekomstige woonontwikMobiliteit stad wil liever vrije binnengebieden aansnij- kelingsgebieden. Ook de fiets- en voetpaden doorheen deze den dan verder uit te breiden. Zo gaan nieuwe gebieden versterken het reeds bestaande bewoners wonen vlakbij bestaande voorzieningen: winkels, fietsen voetgangersnetwerk en verbinden de nieuwe ontscholen, bushaltes,… De kansen voor langzaam vervoer en wikkelingen met de bestaande woonwijken. De nieuwe wegen voor openbaar vervoer zijn hier veel groter dan bij het verworden allemaal woonerven waardoor het hoofdzakelijk verspreid verkavelen. En zo blijft de open ruimte beschikbaar blijfsstraten worden die doorgaand verkeer weren. voor andere functies: waterberging, landbouw, landschapsbeheer. Openbaar onderzoek Maar ook op niveau van die inbreidingsprojecten wordt Dit najaar was er het openbaar onderzoek met ondermeer de gestreefd naar duurzaamheid en kwaliteit. Er wordt gekobijbehorende infonamiddagen van acht van deze gebieden zen voor spaarzaam ruimtegebruik, compacte woningtypes in Kessel-Lo, Wilsele en Wijgmaal. Eenmaal het definitieve die toch perfect zijn voor wat grotere gezinnen: rijtjeshuiRUP is goedgekeurd, veranderen de bouwmogelijkheden. zen in groepjes van minstens drie woningen. De tuintjes zijn De effectieve ontwikkelingen zijn uiteindelijk afhankelijk van klein maar bruikbaar, zodat er ruimte overblijft (in de meeste de eigenaars van de gronden. gebieden) voor een grotere gezamenlijke ‘tuin’. Maar ook de andere aspecten van duurzame ontwikkeling meer informatie: www.leuven.be/woonontwikkelingsgebieden
12
<
Recente projecten gemeenschappelijk wonen
Barbarahof
Op de plaats van de voormalige gebouwen van de “Boerenbond” – in het hart
Appartementen worden steeds populair-
van de binnenstad – verrijst sinds enkele
der. Vooral in en rondom de binnenstad
jaren het Barbarahof. Dit wooncomplex
bieden ze veel mensen de kans om op
van ongeveer 300 woningen (inclusief het
een comfortabele manier vlakbij alle voor-
voor malige kantoorgebouw van KBC)
zieningen te wonen en met vaak opval-
vormt het eerste deel van de renaissance
lende uitzichten. Goed gebouwde appar-
van dit deel van de binnenstad.
tementencomplexen zijn door hun zeer
bouwheer: Resiterra ontwerpers: De Gregorio & Partners en A33 (9 eengezinswoningen en transformatie kantoorgebouw)
efficiënt grondgebruik, per definitie zeer duurzaam. Daarenboven zijn ze vaak energiezuinig. Enkel recente voorbeelden:
< Kop van Kessel-Lo In de nagelnieuwe Kop van Kessel-Lo zitten 32 appartementen in de “City Gate” toren en 50 appartementen in de “City Square” gebouwen. Opvallend, aangezien tot voor kort op dergelijke locaties uitsluitend kantoren kwamen.
Klaverveld
>
>
bouwheer: CIP ontwerpers: seARCH-architecten en AR-TE
Zwembadsite
Dit wooncomplex op de plaats van de
Dit opvallende wooncomplex ligt pal in
vroegere drankenhandel Terclavers, gaf
het historische hart van de stad, op de
terug structuur aan deze voormalige bier-
plek van het voormalige zwembad aan het
bakkenenclave en biedt onderdak aan 88
Hogeschoolplein. Het biedt comfortabel
woningen en appartementen. De Dijle
onderdak aan 35 appartementen, 3 stads-
wordt hier opnieuw zichtbaar gemaakt in
woningen en 2 lofts. Het project zorgt
het straatbeeld.
ook voor nieuwe linken voor voetgangers tussen bepaalde stadsdelen.
bouwheer: INVENTO ontwerpers: A33 architecten
bouwheer: Implant ontwerpers: BOB 361 architecten
13
Centrale Werkplaatsen Alles binnen handbereik
Sinds enkele jaren bouwt de stad – samen met sociale huisvestingsmaatschappijen en private ontwikkelaars – de Centrale Werkplaatsen om tot een nieuw hart voor KesselLo. In deze nieuwe wijk – op de voormalige gronden van de NMBS waar in vroegere tijden treinen onderhouden werden – komen ondermeer verschillende woonprojecten, gemeenschapsvoorzieningen, een groot groen park, stedelijke pleinen en centraal het Locomotievenpad/ straat. Deze verbinding is een centraal onderdeel van het netwerk van autovrije fiets- en voetpaden dat doorheen de deelgemeente Kessel-Lo adert, en maakt de honderden inwoners en bezoekers in principe onafhankelijk van hun auto. Toch is het niet alleen de ligging die deze wijk duurzaam maakt.
Hergebruik van sommige hallen voor publieke functies De stad wou bij de heropbouw van deze plek de geschiedenis niet zomaar van tafel vegen. Daarom gaat ze – zoals voorgeschreven in het globale inrichtingsplan – een aantal
14
historische elementen behouden. Een deel van de imposante industriële hallen bijvoorbeeld wordt gerestaureerd en krijgt nieuwe functies. Zo liggen de concrete plannen voor hal 9 en de omvorming ervan tot een jeugdcentrum op tafel en leven er ideeën om hallen 4 en 5 om te vormen tot een gemeenschapscentrum waarin ondermeer het bibliotheekfiliaal van Kessel-Lo kan komen. Privé versus publieke buitenruimte De privé buitenruimte bij elke woning is eerder klein. Hierdoor blijft er nog de nodige oppervlakte vrij om een aangename publieke ruimte te maken. Concreet geven het nieuwe park en de nieuwe pleinen de nodige ademruimte, niet alleen aan de nieuwe woningen op de Centrale Werkplaatsen zelf, maar ook aan de bredere dichtbebouwde omgeving. Het park is trouwens meer dan een ontmoetingsplek. De waterstrook in het ontwerp – die een deel van de centrale as afgrenst – zal ondermeer het regenwater deels bergen.
Nuttige ondergrond De Centrale Werkplaatsen zitten ook gedeeltelijk ondergronds. Om zoveel mogelijk ruimte te bieden aan het groen en de pleinen, parkeren de meeste wagens ondergronds. Tegelijk voorziet de stad in een deel van de ondergrond ook een zogenaamde fietsafhandelcentrale voor 3 700 fietsen. Zulke fietsafhandelcentrale – die past in het nieuwe fietsbeleid dat zoveel mogelijk het gebruik van de fiets in de stad wil stimuleren – stalt ondermeer geparkeerde fietsen die op andere plekken in de stad onaangeroerd blijven. De fietsen blijven hier een aantal maanden staan zodat de eigenaars daar hun fiets kunnen ophalen. De stad wil deze fietsafhandelcentrale op de Centrale Werkplaatsen een gezicht geven en bereikbaar houden voor mensen uit de hele stad. En de woningen zelf… Op het terrein – dat ongeveer 8 ha groot is – komen in totaal ongeveer 320 woningen: eengezinswoningen en appartementen. Daarmee zijn de Centrale Werkplaatsen afgesteld op de maat van Kessel-Lo. Dit was enkel mogelijk omdat zowel de private ontwikkelaars als de sociale huisvestingsmaatschappijen gegroepeerde, compacte bouwvolumes maken. Hierdoor zijn de individuele woningen niet enkel makkelijk te onderhouden, maar vooral energievriendelijk. Er is overigens een overeenkomst tussen het AGSL (het stedelijk bouwbedrijf dat de ontwikkeling van de Centrale Werkplaatsen regisseert) en het bedrijf Cenergie om naast de duurzame ligging ook de individuele gebouwen op duurzaamheid te controleren en te verbeteren. Tenslotte is er bij de woningen ook veel aandacht gegaan naar het sociale aspect van duurzaamheid. Zo kent het hele project een mix van private koopwoningen, Leuvense stadswoningen, sociale huur- en sociale koopwoningen. Conclusie De Centrale Werkplaatsen is een project dat in verschillende aspecten zeer duurzaam is. Ondermeer omwille van dit specifieke karakter, kende de Vlaamse regering een projectsubsidie van € 4 500 000 toe aan deze herontwikkeling.
Waterhuishouding De overstromingen die ons land de voorbije jaren teisterden, maakten duidelijk dat onze ruimtelijke ordening gedurende decennia te weinig rekening had gehouden met onze waterhuishouding. Om Leuven – dat van nature verschillende zeer overstromingsgevoelige plekken kent – te beschermen tegen het water zijn er de afgelopen jaren vele grote en kleine ingrepen gebeurd. In eerste instantie heeft men in het ruimtelijk structuurplan van de stad gekeken waar nog gebouwd kon worden en waar het water de nodige ruimte moet krijgen. Zo bouwde men de voorbije jaren grote infrastructuurprojecten zoals het overstromingsgebied in Egenhoven dat in combinatie met het natuurlijk overstromingsgebied in Neerijse de toestroom van het water naar Leuven tempert. Ook midden in de stad kwamen er grote wachtbekkens onder pleinen en straten. Deze sluiten aan op het rioleringsstelsel – dat de voorbije jaren grotendeels gescheiden werd – zodat regenwater niet langer vermengd geraakt met afvalwater. Los van deze grote, watergebonden projecten, probeert men ook bij ieder ander project de nodige aandacht te hebben voor de waterhuishouding. In plaats van het water meteen naar (bijna) verzadigde riolen en waterlopen te kanaliseren, kan men het regenwater beter eerst bufferen, infiltreren in de grond en/of hergebruiken. Dit gebeurt concreet door de plaatsing van waterdoorlatende materialen (zoals bepaalde tegels), de aanleg van groendaken en waterputten enz. Bij iedere bouwaanvraag (gebouwen en infrastructuur) kijkt men dan ook of er geen nadelige gevolgen zijn voor het water en hoe deze eventueel kunnen opgelost worden (de zogenaamde watertoets). Wie als particulier meer informatie zoekt over deze zaken en zich afvraagt of er eventuele premies mogelijk zijn, kan kijken op www.premiezoeker.be of kan terecht bij de dienst huisvesting op 016 27 26 50 of via huisvesting@leuven.be. Het bufferbekken onder Sint-Maartensdal tijdens de werf. Het overstromingsgebied in Egenhoven.
Waterdoorlatende materialen in de speeltuinen.
15
De kostprijs voor verwarming, elek tri citeit en zuiver water dreigt – onder meer door de uitputting van de fossiele brandstoffen de komende decennia – steeds hoger op te lopen. Samen met de groeiende angst voor klimaatveranderingen, is er de voorbije jaren dan ook een hele ontwikkeling geweest in bouwtechnieken: profielen van ramen werden complexe kunstwerken om koudebruggen te voor komen, er verscheen reclame voor warmtepompen die warmte uit de grond en de lucht halen, daken werden ingegroend of kregen zonnepanelen enz. Sommige van deze technieken zijn vandaag nog aan het vechten om potentiële inves teerders te overtuigen van hun rendabiliteit en kwaliteit. Maar toch is het onweerlegbaar dat deze technieken een steeds grotere rol gaan spelen in ieder bouwproject, zowel voor privépersonen als voor bedrijven en overheden.
Campus Gasthuisberg
Alle stroom en data in één gebouw Gasthuisberg is tegenwoordig veel meer dan een ziekenhuis alleen. Het is een halve stad geworden waar de KU Leuven en UZLeuven samen een zogenaamde Health Sciences campus uitbouwen vol onderzoeks- en onderwijsactiviteiten. Al deze activiteiten hebben nood aan energie, veel energie. Zeker omdat de gebouwen vaak hoogtechnologische en levensnood zakelijke apparatuur herbergen. Daarom bestudeerde men bij de opbouw van het masterplan niet alleen de ruimtelijke ontwikkeling, maar ook de energievoorziening van de campus. Dit alles mondde uit in de realisatie van een hoogtechnologisch bouwwerk van meer dan 5000 m². Het gebouw biedt onderdak aan een nieuw kopstation en een nieuw datacenter. Het kopstation zorgt voor de elektriciteitsvoorziening van de volledige campus en kan in noodgevallen zelf stroom opwekken met dieselmotoren. Het datacenter is als het ware de computerzaal van de campus. Hier staat alle centrale IT- apparatuur (informatie technologie) opgesteld. Beide functies – kopstation en data center – zijn strikt gescheiden. Niet alleen omwille van de verplichte brandcompartimentering, maar ook om bijvoorbeeld niet gewenste stralingen tussen beide delen te vermijden. Green datacenter Door alle informatie- en communicatie-
16
technologie in één gebouw te concentreren, konden de opdrachtgevers een zeer energiezuinig, milieuvriendelijk, duurzaam en maatschappelijk verantwoord complex neerpoten. Dat uit zich niet alleen in zijn flexibiliteit, moduleerbaarheid en onderhoudsvriendelijke karakter, maar vooral in de klimatisatiesystemen. Zo slaat het gebouw in de winter de koude op in de grond of in koeltorens en geeft het die koude vrij in de zomer als koeling. Vormgeving Het geheel staat op een zwarte gemetselde sokkel, waardoor het volume lijkt te zweven. Rondom zijn er overal horizontale, witte lamellen. Deze lamellen verbergen de vele onregelmatig geplaatste verluchtingsroosters en geven het gebouw een uniform uitzicht. Daarenboven beschermen ze het hele complex tegen overdreven warmte bij zonlicht.
ontwerpers: THV dJGA – AR-TE – STABO droge technieken: Deerns natte technieken: Ingenium
© Toon Grobet/AR-TE
Nieuwe duurzame technieken
De Balk van Beel
De start van een zeer ambitieuze woonwijk De Balk van Beel is het eerste gebouw van de wijk Tweewaters: een modernistische hoogbouwwijk die de komende jaren gaat oprijzen op de voormalige brouwerijgrondenen loodsen van AB Inbev. Dit 180 meter lange gebouw vormt samen met de aanpalende weg de toekomstige link tussen de Vaartkom en de binnenstad. Opvallend is dat de bouwheer dit project niet enkel als gebouw promoot, maar ook als een duurzame “way of life”. De Balk zelf voldoet uiteraard aan de “klassieke” duurzaamheidseigenschappen: zo zijn alle appartementen lage-energiewoningen, is de stroom 100% groen, zijn de materialen duurzaam enz. Daarnaast beschikt het gebouw ook over een reeks faciliteiten die een duurzaam gedrag ondersteunen: zoals een doordacht afvalmanagement, oplaadpunten voor elektrische wagens, eigen software die ondermeer je energieverbruik analyseert enz. De idee hierachter is dat duurzaam gedrag zo aangemoedigd wordt. De ontwikkelaar ging voor de verkoop van de ruimten op de gelijkvloerse verdieping zelfs eigenhandig
© Ertzberg
op zoek naar kopers die pasten in deze filosofie: mensen die actief zijn in de zorgsector. De duurzaamheidsambities voor de totale stadswijk Tweewaters liggen nog hoger. De wijk wil namelijk zelf energie produceren. Hiervoor moeten ze een zogenaamde warmtekrachtkoppeling bouwen: een kleine centrale die stroom en warmte opwekt. Samen met de 10.000m² fotovoltaïsche panelen, moet deze centrale er voor zorgen dat de wijk Tweewaters gemiddeld 82% zuiniger is dan nieuwbouw volgens de huidige Belgische norm. En daarmee kan deze wijk – die vormgegeven wordt door Stéphane Beel architecten en Xaveer De Geyter – een essentieel element worden in de herontwikkeling van de hele Vaartkom.
projectontwikkelaar: Ertzberg ontwerpers masterplan: Stéphane Beel architecten en Xaveer De Geyter ontwerpers Balk: Stéphane Beel architecten meer informatie: www.tweewaters.be
© Ertzberg
17
Welzijnsbureau Fonteinstraat Passiefkantoor
Net als onder het Vlaams Huis, steken ook onder het welzijnsbureau van het OCMW in de Fonteinstraat heel wat funderingspalen. Vijftien van deze funderingspalen voor dit “open huis” zijn een combinatie van energie- en funderingspalen die energie (warmte en koude) in de bodem opslaan en met behulp van een warmtepomp naar boven halen. Dit is een uiterst milieuvriendelijk alternatief voor een klassieke verwarmingsinstallatie. Passiefkantoor Het was van bij de aanvang de ambitie om van dit welzijnsbureau een passiefgebouw, of in dit geval een passiefkantoor, te maken. Dit betekent dat het niet alleen een zeer energiezuinig gebouw moest worden, maar ook een aangenaam binnenklimaat moest hebben, zowel in de winter als in de zomer. De concretisering hiervan was niet vanzelfsprekend, vooral door de moeilijke ligging van het pand. Het zuidelijk gedeelte is namelijk afgesloten door een hoog appartementsblok waardoor er langs daar geen warmte kon gehaald worden. Dankzij een doorgedreven isolatie, efficiënte ventilatie en hoge luchtdichtheid zijn de energieverliezen zo beperkt dat er slechts een klein vermogen nodig is om in de zomer te koelen en in de winter te verwarmen. Zo zal het totale energieverbruik volgens berekeningen gemiddeld 75 procent lager zijn dan in een traditioneel gebouw. Op die manier zal de grondige meerprijs in principe dan ook op een redelijke termijn worden terugverdiend. Open huis Het welzijnsbureau is overigens meer dan een kantoorgebouw. De onderste verdiepingen vormen – letterlijk – een open huis waar buurtbewoners terecht kunnen voor maatschappelijke dienstverlening. Naast de centrale ontmoetingsruimte bevinden zich hier de ontvangstlokalen voor het verstrekken van informatie en voor consultaties. Het OCMW heeft behalve dit kantoor nog twee andere welzijnsbureaus in de Vesaliusstraat en in de Warandelaan. opdrachtgever: OCMW Leuven ontwerpers: AR-TE, STABO
18
Het Vlaams Huis
Grondige duurzaamheid Natuurlijk. Het Vlaams Huis scoort ontegensprekelijk op de duurzaamheidsranking: het gaat spaarzaam om met water, het is sterk geïsoleerd, het is gebouwd vlak naast een enorme openbare vervoersknoop enz. Maar wat het complex echt uitzonderlijk maakt, zit in de grond, ... diep in de grond. Het luistert naar de ietwat onheilspellende naam “boorgatenenergieopslag” ofte BEO. Dit systeem zorgt ervoor dat de hitte van de zomer gebruikt wordt om het gebouw op te warmen in de winter en de koelte van deze dagen opgeslagen wordt om in de zomer de warmte te counteren.
Warmte- en koelteproductie Terwijl men bij energieproductie vaak denkt aan elektriciteitsproductie (zonnepanelen, biomassa, windmolens enz.), heeft bijna 40% van ons energieverbruik te maken met warmte... en daarvoor zijn we nog steeds sterk afhankelijk van fossiele brandstoffen als aardgas en stookolie. Daarom tracht men hiervoor steeds meer een oplossing te vinden in de grond omdat die een stabiele temperatuur heeft. De BEO-installatie onder het Vlaams Huis bestaat uit niet minder dan 117 onderling gekoppelde warmtewisselaars, die 45 meter diep in de bodem zitten … of ongeveer 15 verdiepingen diep. Besparingen Dankzij deze ingenieuze techniek bespaart het gebouw 30% energie per jaar. Dat is niet alleen goed voor de toekomstige begrotingsrondes … maar ook voor het milieu. Dit systeem stoot namelijk 67 ton CO2 per jaar minder uit dan een klassieke installatie.
bouwheer: Diestsepoort nv ontwerpers: Jaspers-Eyers & Partners i.s.m. GZZAvEM en Bureau Bouwtechniek NV technieken: Terraenergy e.a.
19
De eerste Leuvense passiefwoning Wim Van Laer en Liesbet Silverans Het huis van Wim Van Laer en Liesbet Silverans is het eerste passiefhuis in Leuven. Bij het ontwerp ervan – in 2006 – haalden ze de mosterd in pionierslanden als Duitsland, Oostenrijk en Denemarken waar de technologische kennis en ervaring toen beduidend groter was dan in ons land. Wim van Laer – die zijn architectuurbureau integreerde in het complex – ontwierp in realiteit al een hele tijd lageenergiewoningen en ging op zoek naar technieken om nog verder te gaan. Het resultaat van deze oefening staat vandaag aan de rand van Heverleebos: een zeer ruime passiefwoning van 20 op 6 meter die aangekondigd wordt van op straat door een compacte versie van het huis die dienst doet als inkomhal en fietsenberging.
20
Materialen Het hele huis is een hybride complex van beton en hout. Het is opgebouwd met een prefab houtskelet en niet minder dan 30 ton beton. Al dat beton is niet alleen noodzakelijk voor de nodige stabiliteit, maar ook om het huis niet te snel te laten opwarmen of afkoelen, een klassiek probleem bij houtskeletbouw. WVL en LS: “Het hele huis is gehuld in een soort isolatieschil. Buiten de schuifdeuren die het geluid hier en daar wat moeten temperen is alles open en kan de warmte overal door. Rondom zit er natuurlijk veel isolatie verwerkt in vloeren, dak en wanden. De meerkost daarvan is – in verhouding – vrij beperkt en door de zeer geringe
energiekosten ook meteen weer teruggewonnen. In de winter steken we ook regelmatig onze houtkachel aan voor wat gezellige extra warmte, maar daarin verschillen we niet van de gemiddelde Vlaming die ‘s winters graag een blokje op het vuur gooit om de sfeer in huis wat op te poken.” De huid van het passiefhuis in de Waversebaan bestaat uit grote vezelcementplaten. Ze geven een zeer homogeen effect. “Het is ook een dun materiaal waardoor de dikte van de muren – waarin 35 cm isolatie huist – binnen de perken blijft. Klassieke bakstenen zouden de muren nog dikker maken en zijn niet zo duurzaam als vaak gedacht. Neem nu de poreuze bakstenen die massaal gebruikt zijn in de sociale woningbouw van de jaren zestig en zeventig. Door de poreusheid van deze bakstenen én het toen nieuwe gebruik van isolatie, zijn al deze gevels vandaag totaal kapot. Als dak kozen we voor een plat dak, omdat dit eenvoudiger te isoleren valt. Het is eenvoudig luchtdicht te maken en laat de isolatie gemakkelijk doorlopen. In tegenstelling tot vroeger – toen er vaak miserie was met de roofing – is een plat dak ook beter te verzekeren dan een zadeldak. En daarenboven biedt het de mogelijkheid om makkelijk en efficiënt zonnepanelen te plaatsen die ook nog eens uit het zicht staan.” De binnenkant van het huis is ruim, zeer ruim. Beton en hout wisselen elkaar af en vooral het raam in de werkkamer springt in het oog. “Het is inderdaad een fantastisch uitzicht. Eigenlijk is het in dit huis altijd vakantie. Je hebt altijd zicht op het groen, er komt nauwelijks geluid door de driedubbele beglazing... en de temperatuur is steeds
perfect. Ons huis heeft een constante temperatuur: ongeveer 21 graden, winter en zomer in het salon en in de slaapkamer. Die constante temperatuur voelt zeer aangenaam. Niet alleen in de zomer wanneer het op een hete dag binnen aangenaam koel is, maar ook in de winter wanneer je gewoon met je zomerdeken kan slapen.”
EPB Door te kiezen voor een energiezuinig gebouw, kon het gezin rekenen op een reeks voordelen vanwege verschillende overheden. Om de precieze energiezuinigheid van een huis te kunnen meten, is het zogenaamde EPB in het leven geroepen: EPB is de regelgeving op vlak van energieprestatie en binnenklimaat (isolatie, verwarming, ventilatie, zonneenergie,…). Kortom, alle aspecten die bijdragen tot een gezond binnenklimaat en een lager energieverbruik. Dat EPB resulteert in een cijfer dat als basis diende voor de verschillende premies. Maar over de berekeningswijze werden al heel wat discussies gevoerd. Sommigen vinden dat er externe factoren als bomen die rondom een woning staan mee in rekening moeten worden gebracht, terwijl Wim Van Laer er bijvoorbeeld ook op wijst dat de berekening bij de ramen geen rekening houdt met de verschillende stand van de zon in de winter en de zomer. “Het is pure fysica, maar door een verschillende invalsgraad van het licht geeft zonnewerend glas in de winter meer warmte en licht door dan in de zomer. Toch is de enige variabele in de EPB-berekening of je zonnewerend glas hebt of niet. Om een certificaat passiefhuis te behalen, mag je dat niet hebben. Maar in realiteit geeft gewoon
21
glas een serre-effect in de zomer, terwijl het hier in de zomer aangenaam koel is.” Het fundamenteel pro bleem met de huidige EPB-regelgeving is dat er geen opsplitsing is tussen de technische installaties van het huis (bv. het ventilatiesysteem) en de isolatie van een huis. Je kan een goed resultaat halen door dure en grote technieken in je huis te installeren (bv. zonnepanelen) en tegelijk je huis minder te isoleren. Dat is uiteraard niet logisch. Daarom moeten er twee getallen komen die de energiezuinigheid van het huis verduidelijken: één voor de technieken en één voor de isolatie. Al deze berekeningstechnieken moeten overigens drin gend gestandaardiseerd worden in Europa. Wist je dat een blowertest – een test die nagaat hoe luchtdicht een huis is – in Frankrijk bijvoorbeeld 5 keer minder streng is dan bij ons.”
Het Belgische klimaat Natuurlijk moet je bij dit soort discussies rekening houden met het specifieke klimaat van al die Europese landen. In Spanje bijvoorbeeld zijn warmteboilers met zonnepanelen verplicht. Maar hoe zit dat in België? Hebben we niet een moeilijk klimaat om een passiefwoning te zetten? Ja en neen, antwoordt Wim Van Laer:
22
“We hebben sowieso een vervelend klimaat. De ene nacht vriest het stenendik, terwijl het twee dagen later zacht is, maar stormt. Door die wispelturigheid verslijten onze gebouwen zeer snel. Maar op zich heeft dat geen invloed op passiefwoningen.”
Tenslotte Het huis van Van Laer is misschien één van de eerste in een lange reeks passiefhuizen die de komende jaren in Leuven gaan ver- en gebouwd worden, Niet alleen omdat steeds meer mensen overtuigd worden van het principe, maar ook omdat de Europese wetgeving steeds strenger wordt en in principe binnen enkele jaren alle nieuwbouw verplicht passief maakt. Wellicht is deze eerste passiefwoning vanuit een meer geïntegreerde kijk op duurzaamheid niet meteen het beste voorbeeld. Met een groeiende bevolking en een groeiende mobiliteitsvraag kunnen we ons niet langer permitteren om allemaal onze eigen vrijstaande woning te bouwen op een groot, groen perceel. Maar dit project toont wel aan dat passiefwoningen een zeer hoge woonkwaliteit kunnen bieden. We hopen dat deze technieken in de toekomst algemeen worden toegepast in de bouw van meer com pacte types en andere gestapelde woningen.
Groendaken in Leuven Steeds populairder
Groendaken zijn in sommige landen vrij vanzelfsprekend. Het ingroenen van de “vijfde gevel” geeft dan ook heel wat voordelen: zo buffert een groendak het water, tempert het het lawaai, vormt het een extra isolatielaag voor het dak, zuivert het lucht en water en is het – niet onbelangrijk – mooi, zeker in dichtbevolkte gebieden. Uit de stadsmonitor van 2011 blijkt dat Leuven in vergelijking met andere Vlaamse centrumsteden vrij veel groendaken heeft. Zo bouwden zowel KU Leuven als de stad enkele grote exemplaren. Daarnaast zijn er ook heel wat particulieren die zulk een dak plaatsten. In 2010 bijvoorbeeld vroegen
25 Leuvenaars subsidies aan voor een groendak. De stad geeft particulieren namelijk premies tot 31 euro per vierkante meter. Wie hierover meer informatie zoekt kan terecht bij de milieudienst, 016 27 24 00 of via milieudienst@leuven.be.
Zonnepanelen in Leuven Een wisselend imago
Zonnepanelen zijn één van de meest visuele energieelementen. Ze kenden de laatste jaren dan ook een wisselend aanzien. Terwijl ze oorspronkelijk onthaald werden als één van dé oplossingen voor onze energieproblemen, kregen ze de voorbije jaren een moeilijk imago door de al dan niet overdreven subsidiëring en copieuze verdeling van groencertificaten. Adriaan Pardon – geograaf – onderzocht voor zijn thesis de Leuvenaars die zonnepanelen op hun huis plaatsten en de reden waarom ze dit deden. Daaruit bleek ondermeer dat de pioniers in Leuven dit vooral deden omwille van hun groene overtuigingen… terwijl latere plaatsers in het algemeen vooral gemotiveerd werden door de financiële voordelen.
Door de afbouw van de subsidiëring van de zonne panelen daalde na 2010 het aantal plaatsingen in eerste instantie drastisch… , al lijkt dit nu weer om te slaan doordat het vermogen (en dus de opbrengst) van de panelen sterk stijgt en hun kostprijs daalt. Wie hierover en over andere duurzaamheidspremies meer info zoekt kan best surfen naar www.premiezoeker.be.
Bron: Pardon, A. (2010-2011) Kenmerken van diffusie van een innovatie: huishoudens met zonnepanelen in Leuven. Leuven: Katholieke Universi teit Leuven Faculteit Wetenschappen, Vrije Universiteit Brussel Faculteit Wetenschappen en Bio-Ingenieurswetenschappen.
23
Locomotievenstraat 2009
Locomotievenstraat 2012