MOZAIEK stadsvernieuwing leuven
editie SEPTEMBER 2010 jaargang 6 nummer 3
HISTORISCHE MONUMENTEN
IN STADSVERNIEUWINGSPROJECTEN
INHOUDSTAFEL pag 03 pag 04 pag 06 pag 08 pag 09 pag 10 pag 12 pag 16 pag 18 pag 24
Inleiding Vaartkom en Entrepot De Hoorn Keizersberg Abdij van Park en Spreekhuys Mariapoort Binnenstad en Ceraproject Universiteitshallen en Kartuizerij interview Luc Verpoest Voor en na Tweebronnen
COLOFON Concept en realisatie communicatie stadsvernieuwing stad Leuven Redactie Geert Antonissen, Karlien Stroeykens Fotografie Geert Antonissen, Karlien Stroeykens, Eric Dewaersegger, Erna Vanesch Schepen van communicatie Els Van Hoof Directeur communicatie Alfons Verdyck Met dank aan Stad Leuven: technische dienst gebouwen, dienst ruimtelijke planning, dienst cultuur, dienst toerisme, college van burgemeester en schepenen, AGSL T’Jonck-Nilis ing. architecten, Michiel Van Balen, Sofie Beyen, Piet Stevens, Ertzberg, Cera, Robbrecht en Daem architecten, VBM architecten, K.U.Leuven, Luc Verpoest, 360 architecten, Red Pepper Media, Pieter Goiris, TPAKT, Eureka architecten, Iers College, OMGEVING Verantwoordelijke uitgever College van burgemeester en schepenen Contactgegevens Communicatie stadsvernieuwing Stadskantoor Professor Van Overstraetenplein 1 B-3000 Leuven infohuis@leuven.be, tel. 016 272 272 Meer info: www.leuven.be/stadsvernieuwing Volgend nummer december 2010
2
Eeuwenoud springlevend Historische monumenten zijn een zegen voor een stad. Ze schenken haar een gezicht en een geschiedenis waarmee haar inwoners en passanten zich kunnen identificeren. Ze zijn het ijkpunt in het leven van verschillende generaties en een balsem voor melancholische zielen die soms lijden aan dit glijden der tijden. Tegelijk zijn historische monumenten een plaag. Ze beknotten en beperken onze hedendaagse mogelijkheden en inspiratie en krijgen onvoorwaardelijk een soort onaantastbaar aura aangemeten dat vaak nergens op gebaseerd is. Daarenboven zijn ze ecologisch, ruimtelijk en sociaal nauwelijks aan te passen aan de hedendaagse normen, en als klap op de vuurpijl zijn ze onevenredig duur. Historische monumenten zijn kortom een gevoelig thema waarbij snel extreme gevoelens opborrelen. Toch zijn historische monumenten en stadsvernieuwing niet per definitie water en vuur. Dat bewijzen toch verschillende projecten in deze “monumentenmozaïek”. Sterker zelfs, de historische monumenten komen vaak beter tot
hun recht dan vroeger dankzij de stadsvernieuwing, op voorwaarde dat ze telkens weer een nieuwe rol kunnen spelen in een snel veranderende omgeving. In deze Mozaïek focussen we op het hergebruik van historische relicten in drie (archetypische) omgevingen in het Leuvense: de Abdij van Park (een eeuwenoude, vrij afgesloten abdijsite), het levendige historische stadscentrum en de (tot voor kort) industriële vaartkom. Drie plekken met anderssoortige gebouwen en condities, maar alle drie interessant en rijk genoeg om verder te ontwikkelen en ervoor te zorgen dat Leuven niet degradeert tot Louvain-la-Morte, maar een stad wordt waar eeuwenoude en springlevende gebouwen en wijken elkaar blijven bevruchten. Reacties op deze Mozaïek zijn zoals altijd welkom op infohuis@leuven.be. Vriendelijke groeten Communicatie stadsvernieuwing Leuven
3
De Vaartkom Waarschijnlijk is er in Leuven geen plek waar het historisch patrimonium zo sterk de hedendaagse ontwikkelingen vorm geeft als de vaartkom. De modernistische bakstenen gebouwen hebben een zeer typerende uitstraling die het gebied een uniek voorkomen geeft: volumineus, ietwat ruw maar overduidelijk anders dan de rest van de stad. Deze historische vormgeving zet ook vandaag de toon. De nieuwe woonblokken aan de noordoever en het hoofdkantoor van ABInbev bijvoorbeeld, zijn beide sterk beïnvloed door de historische complexen. Ook de andere geplande gebouwen zullen - geheel in de geest van de plek een duidelijke uitstraling hebben. Sommige bestaande complexen - vaak voormalige verticale fabrieken - zijn zelfs zo robuust dat ze (deels) hergebruikt worden.
Het Entrepot De kunstenkatalysator aan de Keizerberg Het Openbaar Entrepot - het bakstenen complex dat de Vaartkom afsluit - wordt de komende jaren omgevormd tot een heus kunst- en cultuurlaboratorium. De organisaties van vzw TPAKT* die afgelopen zomer vanuit de Molens Van Orshoven naar het Entrepot verhuisd zijn, kregen van de stad namelijk een renteloze lening om het entrepot gebouw te verbouwen. Een volledige transformatie van het gebouw is het zeker niet. Daarvoor ontbreken de middelen en is het tijdsperspectief te beperkt. In principe keren de meeste organisaties namelijk binnen een tiental jaar terug naar de Molens Van Orshoven. Maar zolang krijgt dit stadsgebouw
De vaartzijde van het Openbaar Entrepot
4
dus een zeer interessante tijdelijke invulling met ondermeer een zaal voor bijna 200 toeschouwers. Het gebouw is van oorsprong een soort megamagazijn met kantoren. Dat utilitaire karakter is vandaag nog steeds zeer aanwezig. Zeker de benedenverdieping is immens ruim, maar de afwerking is overal uiterst rudimentair. Om de kosten binnen de perken te houden, bouwt men verschillende tijdelijke cellen zoals een refter, ateliers en (de reeds bestaande) kantoren die verwarmbaar zijn. Deze tijdelijke cellen zijn deels in strobalen, deels in gipskarton opgebouwd. De andere immense ruimten zijn - net als de alpenweiden - in de winter niet bruikbaar.
© T’Jonk-Nilis ingenieur-architecten
Presentatieruimte De grootste ingreep gebeurt centraal in het gebouw. Doordat het entrepotgebouw een ijzersterke constructie heeft (cf. kader), kan men een deel van de vloerplaat van de tweede verdieping verwijderen en in dit ‘gat’ een grote staalbouwconstructie steken die een podium en tribune omvat. Hierdoor komt er een presentatieruimte voor bijna 200 toeschouwers, een ruimte waar menig theatergezelschap jaloers zal op zijn.
Zicht vanuit het entrepotgebouw naar de Vaartkom © T’Jonck-Nilis ingenieur architecten
Het vaartkomfront De hele constructie heeft twee opvallende elementen: de ronde toren achteraan en de gevel aan de vaartkomzijde met zijn hoge loskade en typerende horizontale betonnen luifel. Omdat deze laatste ruim een meter hoger ligt dan het plein, is het ideaal om er bovenop een plek in te richten met zicht op de Vaartkom. De eigenlijke inkom komt ernaast, in de ruimte waar vroeger treinwagons binnenrolden. Via deze gelijkvloerse ruimte kunnen fietsen en rolstoelen het gebouw binnen. Tegelijk is het ook de los- en laadkade voor de verschillende organisaties.
Zicht op de toegangszone © T’Jonck-Nilis ingenieur architecten
© T’Jonck-Nilis ingenieur architecten
Ontwerpers: T’Jonck-Nilis ingenieur architecten * organisatie die een hele reeks Leuvense culturele instellingen verzamelt als Mooss, Artforum, fABULEUS, Braakland/ZheBilding en Wisper.
Het huidige Openbaar Entrepot is officieel in gebruik genomen in 1956. Het is samen met de silotoren op de noordoever een beschermd monument dat oorspronkelijk gebouwd werd door architect Victor Broos. Het gebouw staat op funderingspalen en de constructie van gewapend beton met een omhullend baksteenwerk is geschikt om zich de komende jaren verder te ontwikkelen.
5
De Hoorn De nieuwe economie van de vaartkom “The Times They Are A-Changin” in de vaartkom. Terwijl vroeger het hele gebied bijna één grote industriële brouwerij was, zijn de laatste productie-eenheden al een tijdje verhuisd naar de fabrieken aan de overzijde van het Artoisplein. De voormalige brouwerijen krijgen stilaan allemaal een nieuwe functie die aansluit bij de huidige ontwikkelingen. Toch zal één gebouw blijven herinneren aan de oude tijden: De Hoorn. Het complex is de bakermat van de brouw cultuur in onze stad en zal ondermeer met zijn karakteristieke bierketels onderdak bieden aan verschillende crea tieve bedrijven en mogelijk ook een hedendaags experience biercentrum. De Hoorn gaat namelijk een wel zeer karakteristiek bedrijfsgebouw vormen. De investeerders vestigen zich bewust niet in een prefabgebouw aan de rand van de stad, maar kiezen voor de opbouw van een (duurder) complex midden in de zich ontwikkelende vaartkom. Ze ontwikkelden samen het project “Creative Minds” in De Hoorn. Bedrijven, ook jonge starters, uit diverse creatieve sectoren zullen er een inspirerende werkbiotoop vinden. Daarnaast komt er een cultureel programma met ruimte voor kunstenaars, exposities, voorstellingen en horeca. Het industriële patrimonium De Hoorn wordt straks zo de uitvalsbasis en broedplaats voor creatief talent in Leuven en zet op die manier de deuren deels open voor de buiten wereld. Om dit concreet vorm te geven ontwierp het Gentse bureau 360 architecten een opvallende constructie die de oude, deels beschermde gebouwen op een intelligente wijze linkt aan een nieuwbouw.
6
De Hoorn – op de hoek van de Burchtstraat en de Sluisstraat - bestaat eigenlijk uit drie gebouwen. Het hoekgebouw uit 1923 is bekend van verschillende open monumentendagen. Het interieur is voor een fabrieksgebouw opmerkelijk verfijnd. De fraaie binnenruimten met grote overspanningen herbergen ondermeer in het oog springende brouwketels en sierlijke trapleuningen. “De Artois” overleefde ondermeer dankzij die enorme betonnen overspanningen de bombardementen van de Tweede Wereldoorlog en kreeg in een latere fase het gezelschap van twee nieuwe gebouwen: “Immo” en “Internationaal”. Deze etablissementen zijn binnenin echter minder fijn afgewerkt, zodat in 1997 enkel het interieur van “De Artois” beschermd werd.
Injecteren met moderniteit Hoe mooi dit erfgoed ook is, het zou enkel verder aftakelen indien het niet geïnjecteerd wordt met nieuwe mensen en functies. Daarom beslisten de private eigenaars om de gebouwen grotendeels te renoveren en te verrijken met een nieuwbouw. Rondom het historische complex drapeert men in een tweede fase een stalen structuur die intelligent aansluit op de historische gebouwen. De verschillende onderdelen lopen in elkaar over maar behou-
den desondanks hun eigenheid. Zo komt er ondermeer aan de hoofdingang een opvallend atrium - een soort overdekt binnenplein - dat in principe de ontmoetingsplek bij uitstek zal zijn. © 360 architecten
Een complex vol geschiedenis
Meer dan kantoren
Het nieuwe complex gaat dan ook een opvallende rijkdom aan functies herbergen. Naast de ‘creatieve’ kantoorruimten komen er een Flagship Café van Stella Artois, culturele ruimte voor ateliers en tentoonstellingen, handelsruimte, vergaderzalen en een zogenaamde incubator voor digital entertainment - een broedplek voor jonge creatieve bedrijven, o.a. in de gamesector. Voor deze laatste functie ontving men € 250 000 subsidie van de Vlaamse overheid. In een tweede fase komt er ook een congresruimte met o.a. een auditorium, een receptieruimte, een polyvalente zaal, … De stad onderzoekt of het haalbaar is om te investeren in een experience biercentrum dat ondermeer geïnteresseerde bezoekers van over de hele wereld kan laten kennismaken met ons drinkbaar erfgoed en de brede cultuur er rond. Tenslotte zullen de initiatiefnemers - met de steun van AB-Inbev en het Fonds Baillet-Latour - de erfenis van Stella Artois onder de aandacht brengen bij de restauratie van dit monument.
Knooppunt in de omgeving De Hoorn ligt op een belangrijk knooppunt in de vaartkom. Het hele bouwwerk sluit enerzijds de markante rij modernistische giganten af die de zuidkant van de
7
vaartkom vormgeven, terwijl de andere zijde aansluit op het toekomstige Sluispark en de relatieve laagbouw aan de Glasblazerijstraat. De nieuwbouw aan de Sluisstraat volgt dan ook de kroonlijsthoogte van de historische gebouwen, terwijl de noord- en westkant hoger uittorenen en zo de poort vormen van het gebied voor wie van de Keizersberg komt.
Energiezuinig De nieuwbouw is een witte stalen structuur. In ‘normale’ toestand benadrukt het gebouw zowel de horizontale als de verticale lijnen, maar eens de automatische zonwering in textiel wordt neergelaten, zijn vooral de verticale lijnen dominant. De zonneweringen zijn er niet toevallig. Het hele gebouw zit namelijk tjokvol technieken die ervoor zorgen dat het zeer energiezuinig is. Naast de goede isolatie en het isolerende schrijnwerk maakt het pand ook gebruik van passieve koeling, hybride ventilatie, nachtventilatie, warmterecuperatie, passieve zonne-energie, hernieuwbare warmteproductie (een biomasssaketel), enz. Op die manier gaat zelfs een historisch pand energiezuinig worden.
Besluit De transformatie van De Hoorn is het eerste grote project dat een brouwerij van de zuidoever herinricht. Hopelijk is het een katalysator die ook andere potentiële investeerders inspireert… “Like a rolling Stone” als het ware. Bouwaanvraag goedgekeurd, werf najaar 2010 Ontwerp na een beperkte wedstrijd: 360 architecten Meer info: www.dehoorn.eu Blijf op de hoogte van de ontwikkelingen in de vaartkom via: • de digitale stedelijke nieuwsbrief www.leuven.be/nieuwsbrief, stadsvernieuwing markeren • www.leuven.be/vaartkom met ondermeer een filmpje (zie beelden volgende bladzijde) van de toekomstige vaartkom en gratis downloadbare MP3 bestanden • een frisse wandeling op de Keizersberg met infoborden (vanaf oktober 2010)
8
Het atrium © 360 architecten
<
beelden masterplan vaartkom
De aangepaste toegang vanaf de Burchtstraat.
onderdeel van film vaartkom2020 www.leuven.be/vaartkom
< Het Engels Plein met links de Watersidebuilding en rechts het nieuwe parkeer gebouw met ondermeer de lift naar Keizersberg.
<
De nieuwe Vaartkom, gezien van op het entrepotgebouw.
De nieuwe oever brengt het water dichterbij.
<
< < De invulling van het Brouwerijplein aan het hoofdkantoor van AB-Inbev. Š beelden OMGEVING
<
De verkeersvrije noordoever van de Vaartkom.
Het Sluispark ter hoogte van de huidge Sluisstraat.
9
Abdij van park
Het Spreekhuys
De herwaardering van de Abdij van Park vordert gestadig. In deze groene en historische oase worden niet alleen wegen, vijvers en groengebieden vernieuwd, maar ook de rijke maar sterk verouderde gebouwcomplexen.
De voorbode van een echt museum
Deze laatste opdracht is niet eenvoudig. De meeste monumenten waren voor hun renovatie in een vrij belabberde staat. Uiterlijk stonden ze overeind, maar de tekenen des tijds waren soms iets te zichtbaar op deze plek waar de tijd toch iets trager tikt. Daarenboven waren alle gebouwen door het gefortuneerde verleden van de abdij zeer groot(schalig) en moeten ze allemaal een nieuwe functie krijgen die past in de ontwikkeling van de Abdij van Park. De hele site ontwikkelt zich steeds verder tot een cultuurtoeristische plek waar spirituele, wetenschappelijke, artistieke (met ondermeer het Centrum voor Religieuze Kunst en Cultuur) en economische functies een plek vinden in een groen kader dat tegelijk ook ruimte biedt voor fietsers en voetgangers. REEDS GEREALISEERD Wagenhuis Arch. Piet Stevens
10
Het Spreekhuys is niet enkel het jongste maar ook het meest verfijnde en lichtrijke gedeelte van de eigenlijke abdij. Dit bijna drie eeuwen oude gebouw was dan ook ideaal om de aanzet te geven tot de herbestemming en gedaantewisseling van het klooster zelf. Daarenboven ligt het centraal en biedt het zo de mogelijkheid om andere ruimten van de abdij zoals de kerk en de westvleugel aan te sluiten. Sinds 2008 is deze voormalige ontvangstruimte van de norbertijnen de ontvangstruimte geworden voor het in ontwikkeling zijnde Museum voor Religieuze Kunst en Cultuur. Buiten de eerste tentoonstellingszalen herbergt het pand ook een aangename entree met een opvallend geometrisch vloerpatroon en een reeks praktische functies als een lift,een nieuwe centrale trap, sanitair en andere technieken. Deze laatste twee zitten handig weggestopt in een ondergrondse verdieping die is
uitgediept om de stabiliteit van het gebouw te verzekeren. Aan de buitenzijde zitten - geheel volgens de oorspronkelijke opbouw - twee soorten faรงades: aan de abdijzijde is er een lichte natuursteen terwijl aan de kerkhofkant een opvallende rode pleister met witte voegen is aangebracht. Ontwerper: Piet Stevens
Mariapoort Vlaamse polyfonie onder een nieuw mansardedak Een van de mooiste onderdelen van de Abdij van Park is zonder twijfel de dreef die de bezoeker via een opeenvolging van poort(gebouw)en steeds dieper de site inleidt. Na de standbeelden van de Leeuwenpoort is de Mariapoort het eerste echte poortgebouw. Op deze plek stond reeds in de 16de eeuw een pand, maar de Mariapoort die hier nu staat is het resultaat van opeenvolgende bouwperioden uit de 17de en 18 de eeuw. In 1926 verwoestte een brand echter het volledige dak en het interieur. De heropbouw die daarop volgde was weinig waardevol, waardoor de ontwerpers op zoek moesten naar de zeldzame plannen en beelden van het gebouw zoals het geconstrueerd werd in de voor de abdijsite typerende laatbarokke periode, deze keer met een vleugje Franse smaak. Hierdoor konden ondermeer de oorspronkelijke 18e eeuwse Boheemse gewelven gereconstrueerd worden en maakte men de ramen aan de toegangzijde weer dicht om het poortgebouw zijn gesloten karakter terug te geven. Het meest opvallende onderdeel is zonder twijfel de heropbouw van het typische mansardedak: een dak waarbij het onderste deel van het zadeldak steiler is dan het bovenste deel. Dankzij de ruimte die dit type dak schept, is er vandaag in dit historisch complex een ruimterijke zaal die comfortabel onderdak biedt aan
een hondertal mensen. Daarnaast komen er ook enkele bureaus, vergaderzalen en onderzoeksruimten. Het gerenoveerde gebouw gaat de komende jaren het onderkomen worden van de Alamire Foundation, een internationaal centrum voor de studie van de muziek in de Lage Landen uit de 15de en 16de eeuw, die een link legt tussen de afdeling Musicologie van de Katholieke Universiteit Leuven en de private onderneming Musica. Hierdoor krijgt dit gebouw een nieuwe functie die in het verlengde ligt van de andere wetenschappelijk culturele activiteiten op de site zoals het in ontwikkeling zijnde Centrum voor Religieuze Kunst en Cultuur (CRKC). Ontwerpers: Sofie Beyen en Katelyn Verhasselt
11
BINNENSTAD Het historische stadscentrum is uiteraard de plek met de grootste concentratie aan historische monumenten. De stad zelf werkt al jarenlang om deze in een mooi kader te plaatsen door de bijna volledige transformatie van de vele pleinen en straten in het gebied. Vooral de universiteit heeft - voornamelijk in en rond de Naamsestraat - een uniek patrimonium dat de voorbije jaren sterk geëvolueerd is. Maar daarnaast zijn er nog tientallen interessante historische monumenten en straten. Het meest in het oog springende gebouw is uiteraard het stadhuis dat zijn oorspronkelijke functie eind 2009 verloor en waarvoor vandaag nieuwe functies onderzocht worden. Zo is onlangs beslist dat de VRT gedurende 27 jaar de oude lokettenzaal en de bovenverdieping aan de Munt- en Boekhandelstraat in erfpacht neemt. Zij zal er naast radiostudio’s en een administratieve ruimte mogelijk ook een TV-studio en een museum inrichten. REEDS GEREALISEERD Iers College Arch. Maarten Dobbelaere
12
Het Cera-project Geschiedenis en toekomst vormen een geheel Cera kocht drie gebouwen - het Helleputtegebouw, Hôtel d’Eynatten en de Vlaamse Leergangen - die tot december 2008 deel uitmaakten van het laby rint waarin de stadsdiensten van Leuven huisden. Deze coöperatie brengt haar zetel en huisvesting definitief naar het historische centrum, waar zowel haar semipublieke, administratieve en beslissingsfuncties onderdak krijgen. Door het project keert Cera niet enkel terug naar haar roots, maar krijgt de hele buurt een nieuwe impuls. De waardevolle (delen van de) gebouwen worden gerenoveerd en versterkt met hedendaagse elementen. Om deze evenwichtsoefening tot een goed einde te brengen doet Cera een beroep op zeer gerespecteerde architectenbureaus.
Herstel van het historische weefsel Doorheen de jaren waren de drie gebouwen, gelegen in de schaduw van het historische stadhuis, deel geworden van de steeds verder uitdijende stadsadministratie. Toch vormden ze geen eenheid. De zoekende burgers vonden enkel de weg door een armada van pijlen en andere signalisatie. In het nieuwe ontwerp worden de verschillende delen een architecturaal en functioneel geheel. Het Helleputte gebouw en het het Hôtel d’Eynatten zijn interessant genoeg om ze (grotendeels) te restaureren. Alleen het weinig aantrekkelijke gebouw van de Vlaamse Leergangen wordt vervangen door een nieuwbouw die letterlijk en figuurlijk de link legt tussen de omringende gebouwen en het stadscentrum. In het complex is er een tentoonstellingsruimte die de culturele uitstraling van de nabije omgeving - met onder meer het museum M, de Sint-Pieterskerk en het STUK - nog zal versterken. Op de benedenverdieping komt naast de tentoonstellingsruimte een aantal polyvalente ruimten. De bouwheer is bereid om, binnen nog vast te
stellen afspraken, de semipublieke infrastructuur ter beschikking te stellen van gemeenschappelijke initiatieven met andere actoren in de Leuvense regio.
Drie gebouwen … Het Hôtel d’Eynatten in de Eikstraat - oorspronkelijk een 18e-eeuws he- Hôtel d’Eynatten renhuis en enkele keren zeer grondig verbouwd - wordt grotendeels bewaard. De gevels, de muren en de daken blijven bestaan. Opvallende elementen in het interieur van dit voormalige politiegebouw zijn de koetsdoorgang en de interieurs van twee salons. Ook het Helleputtegebouw, genoemd naar Joris Helleputte (stichHelleputtegebouw ter van de Volksbank van Leuven, een coöperatieve spaar- en kredietmaatschappij), blijft een herkenningspunt in de Muntstraat. De opvallende gevel, het dak en de hele structuur op zich blijven overeind, net als de meest waardevolle elementen van het interieur. Zo wordt onder meer de voormalige lokettenzaal omgebouwd tot een Vlaamse Leergangen open, groene patio. De Vlaamse Leergangen tenslotte is een vrij somber hoekgebouw uit 1948. Het complex heeft vandaag te weinig relatie met de omgeving, is niet verfijnd en is binnenin vrij onlogisch opgebouwd. Daarom wordt dit gebouw vervangen door een nieuwbouw die aansluit bij de historische gebouwen in de nabije omgeving.
Omgevormd tot één geheel Ondanks het verscheiden voorkomen van de gebou-
13
wen vormt het project een architecturaal en functioneel consistent geheel met respect voor het waardevolle Leuvense patrimonium.
Semipubliek karakter Het semipublieke karakter van dit gebouw komt het mooist tot uiting op de benedenverdieping. Deze is een aaneenschakeling van verschillende zalen (voor vergaderingen, tentoonstellingen, lunches, enz.) en zogenaamde groene kamers, dit zijn ingegroende binnenruimten. Door de transparantie van een deel van het gebouw zijn deze zichtbaar van op de straat. De meest opmerkelijke plek is de toegang op de hoek van de Muntstraat en de Boekhandelstraat. Deze toegang is niet ontworpen als een onneembare drempel, maar als een uitnodiging voor de passant. De gevel is er licht teruggetrokken en de gelijkvloerse verdieping is er volledig transparant. Op de balie zelf staat het verhaal van de bouwheer en zijn activiteiten. Hierdoor komt er op deze belangrijke plek weer leven in het stedelijke weefsel.
Materialen van het nieuwe gebouw De gevels en de raamopeningen op de hoger gelegen verdiepingen van de nieuwbouw zijn duidelijk geïnspireerd door de gevels uit de onmiddellijke omgeving. De raamopeningen staan op één lijn en zorgen net als de sobere gevel van het aanpalende Helleputtegebouw voor rust, eenvoud en ritme. Ook de greige (een mix van grijs en beige) natuursteen ligt zowel qua kleur als qua textuur in het verlengde van de buurgebouwen. Opvallend zijn een reeks openingen in de wand die een heden daagse vertaling zijn van de fijnheid en subtiliteit van de omringende historische elementen. Hierdoor vormt de gevel een soort natuurstenen omhulsel dat een interessant ritme, zicht en lichtspel creëert, zowel van op straat als intern, zowel overdag als ’s nachts. Zo zien avondlijke wandelaars - een vrij grote groep in de Muntstraat - licht uit het gebouw stromen.
14
Besluit Het hele project zorgt voor de renaissance van enkele waardevolle gebouwen in het hart van de stad. Tegelijk voegt het een nieuw, hedendaags patrimonium toe dat er wonderwel in slaagt om de omringende stad terug te animeren en tegelijk een inzicht biedt in de interne werking van de bouwheer. Op termijn (een concrete startdatum is er nog niet) wordt dit toch wel unieke project gerealiseerd. Het ontwerp is na een interne selectieprocedure toegewezen aan het internationaal gerenommeerde architecten bureau Robbrecht en Daem uit Gent, dat het samen met de Leuvense partners AR-TE en STABO en restauratiedeskundige Sofie Beyen, verder uitwerkt. ontwerpers: THV Robbrecht en Daem architecten / AR-TE STABO i.s.m. Sofie Beyen
© computerbeelden THV Robbrecht en Daem architecten
Leegte in het Sancta Maria-instituut Ook bij de verbouwing van het Sancta Maria-Instituut - één van de vele scholen in het hart van Leuven - ging men opvallend om met het belangrijkste historische monument: een kerk uit 1887, opgericht naar de plannen van bouwmeester Joris Helleputte. De kerk werd gerenoveerd tot een polyvalente ruimte … met een inschuifbare tribune. Hierdoor kan de grootste kracht van dit en vele andere (religieuze) gebouwen - de leegte - steeds terug opgeroepen worden. Ook de rest van de historische gebouwen is aangevuld met een reeks hedendaagse baksteenvolumes die de verschillende ruimten van de school weer logisch op elkaar afstellen en de link met de stad versterken. Ontwerpers: Eureka architectuur
15
universiteitshallen Een hedendaagse ruggengraat voor historische gebouwen Normaal zijn trappen, liften en (brand-)gangen functionele ruimten die verstopt zitten in een gebouw. Maar bij de verbouwing van de Leuvense universiteitshallen in de Naamsestraat is deze redenering omgedraaid. Het glazen volume, in een stalen frame, is tegen de monumenten aangeplaatst en maakt zo de oude gebouwen functioneel en zichtbaar. De voormalige buitenmuren van de universiteitshal en aangrenzende gebouwen werden binnenmuren en de bestaande historische ruimten lopen over in langs alle kanten belichte nieuwe ruimten. Het vrij compacte volume zorgde er niet alleen voor dat de historische gebouwen terug tot leven kwamen, maar is zelf ook een waardevol element in de Leuvense skyline. De transparantie van het gebouw zorgt ervoor dat je als gebruiker een spectaculaire, verticale promenade hebt die een wisselend beeld geeft over de daken van de stad. Tegelijk zijn ook de materialen (staal en glas) en de afwerking van de constructie zo verfijnd, dat het een lust voor het oog is om oud en nieuw naast elkaar te zien. Niet geheel toevallig won dit gebouw de Architectuurprijs Leuven 2008. Ontwerpers: VBM architecten (nu Bogdan & Van Broeck Architecten en LAVA Architecten)
Kartuizerij Kinderzorg in voormalig klooster
De K.U.Leuven en het UZ Leuven gaan op de site van het Kapucijnenklooster in de Bankstraat een aantal diensten samenbrengen die zich concentreren op de zorg voor kinderen en hun gezinnen. Deze diensten en organisaties huizen nu nog steeds in de oude gebouwen van het UZ Sint RafaĂŤl en hebben nood aan een niet ziekenhuisomgeving. Met dit bouwproject wil de K.U.Leuven de historische, architecturale, ruimtelijke en maatschappelijke waarde van het voormalige Kartuizer- en Kapucijnenklooster in ere herstellen. De historische restanten van de site zullen op een professionele manier worden gerestaureerd en onderdak bieden aan eerder administratieve functies. Tegelijk wordt er nieuwbouw gepland binnen de historische ruimtelijke contouren. Op dit moment ligt enkel een stedenbouwkundige studie op tafel die onderzoekt waar en hoe nieuwe volumes kunnen komen. De concrete uitwerking in architectuurplannen is voor later. Door deze keuze van herbestemming zal de K.U.Leuven het Mariapark blijven openstellen voor de brede buurt. Zelfs een bijkomend gedeelte van de vroegere privĂŠ tuin wordt in het nieuwe plan publiek toegankelijk.
16
17
Oude monumenten moeten goed geĂŻntegreerd worden in nieuwe stadsontwikkelingen â&#x20AC;Ś niet omgekeerd. Interview professor Luc Verpoest
18
Het gebeurt niet iedere dag dat een gepassioneerd voorstander van ons monumentaal erfgoed schermt met de opinie van … Le Corbusier: dé pionier van de modernistische architectuur en samen met andere iconen van het interbellum beroemd en berucht om hun beeldenstorm tegen historische ornamenten. Maar professor Luc Verpoest kijkt dan ook verder dan de oppervlakte. Als prof. architectuurgeschiedenis en monumentenzorg aan de Leuvense universiteit bepleit hij hartstochtelijk het belang van historische gebouwen voor de ontwikkeling van onze identiteit, maar voegt er tegelijk in één adem aan toe dat historische gebouwen en stadsdelen zich steeds weer moeten aanpassen aan de immer veranderende realiteit. Het verleden, het heden en de toekomst vormen - ook architecturaal - één onlosmakelijk geheel. Of zoals de waarschijnlijk invloedrijkste architect uit de 20ste eeuw het formuleerde: mes idées revolutionaires se trouvent dans l’histoire. Je kan dus tegelijk het historisch bewustzijn promoten en visionair bouwen? Inderdaad. Uiteindelijk vertrek je altijd vanuit een bestaande realiteit als je iets bouwt. Je kan je er desnoods tegen afzetten, maar je bouwt onlosmakelijk altijd in relatie met het verleden. Een architect vertrekt nooit vanuit een wit blad, noch in de ruimte noch in de tijd. Er is altijd geschiedenis. Dat gebouwde erfgoed moet je dan ook niet koesteren omdat het historisch is, maar wel omdat het een soort toetssteen is die ons doet nadenken over wat we nu doen en waar we naartoe willen. Monumentenzorg moet je dus niet doen uit nostalgie of conservatisme, maar omdat we - om het met een cliché te zeggen - kunnen leren uit het verleden. En dat besefte Le Corbusier dus ook. Hoe rijm je het belang aan historisch inzicht met de radicale visies van Le Corbusier en de andere modernisten uit het interbellum die geschiedenis toch als een last beschouwden voor de moderne mens? In de jaren 20 was Le Corbusier inderdaad erg “avantgarde”en niet geneigd om bezig te zijn met het verleden. Maar eind jaren ‘20 veranderde hij zijn visie en kreeg hij een soort realiteitsbesef. Zijn architectuurprojecten werden heel wat reëler en waren ontworpen voor concrete mensen in een bestaande realiteit. Zo gebruikte hij steeds meer lokale materialen in zijn bouwprojecten. Vergelijk maar eens L’Unité d’habitation in Marseille met zijn erg abstracte woningen uit de jaren ‘20. Het wordt wel eens over het hoofd gezien, maar in het
fameuze charter van Athene uit 1933 (een soort grondwet voor de modernistische architectuur) staan er een aantal artikels over monumentenzorg. Wanneer en waarom krijgt een gebouw eigenlijk die monumentenstatus? Het begrip monument komt van het Latijnse monere … wijzen op. Monumenten wijzen ons op het verleden en bevatten informatie uit die historie. Die informatie is belangrijk om onszelf waar te maken. Ze geeft ons een identiteit, zowel individueel als collectief. Monumenten zijn fundamenteel voor de ontwikkeling van het historisch besef. We komen ergens vandaan, er is een ontwikkeling en we gaan wellicht ergens naar toe. Daarover gaat het in monumentenzorg. Toch is men vandaag geneigd om de term monument te ontwijken. Men heeft het eerder over bouwkundig erfgoed, omdat je erfgoed letterlijk erft. Voor een erfenis moet je nu eenmaal dankbaar zijn en respect hebben. Tegelijk verwacht men van een erfenis dat je ze doorgeeft aan latere generaties. Dat is de essentie van monumentenzorg of erfgoedzorg. Het gaat uiteraard over historische gebouwen, maar dat wil niet zeggen dat ze per definitie oud zijn. Het bekendste voorbeeld in België is waarschijnlijk het paviljoen van Toyo Ito in Brugge dat al na vijf jaar beschermd was. Bestaat er dan geen minimumleeftijd om een gebouw te definiëren als monument? Neen, in België niet. In andere landen als Nederland bijvoorbeeld wel, maar hier primeert de historische be-
19
tekenis van een gebouw. We gebruiken soms moeilijk omgeving voortdurend. Op een bepaald moment ontdefinieerbare criteria als de waarde of betekenis van staat er een conflict tussen beide en moet je ingrijpen. gebouwen op historisch, artistiek, sociaal-cultureel of Dan heb je twee mogelijkheden: ofwel ga je de hele omesthetisch vlak. geving afbreken, wat uiteraard geen optie is, ofwel zorg We gaan bij een bescherming steeds definiëren waarom je ervoor dat het kasteel terug een zinvolle plek vindt in een monument waardevol is op verschillende niveaus … de nieuwe omgeving. maar dat verandert uiteraard constant. Ieder historische gebouw moet m.a.w. telkens opnieuw Neem nu bijvoorbeeld dit Areneen plaats vinden in een veranderenbergkasteel (het kasteel in Heverlee de omgeving. Het komt er vooral op waar de architectuuropleiding van neer om iets uit het verleden op een de K.U. Leuven gecentraliseerd zit relevante manier terug een plaats te en waar het interview plaatsvond. schenken in het heden. red.). Wij kijken vandaag helemaal anders naar dit kasteel dan honWanneer de monumenten zich moederd jaar geleden. Al ziet het er aan ten aanpassen, impliceert dit natuurde buitenzijde nog gelijkaardig uit, lijk dat er telkens weer dure renovawe ervaren het helemaal anders. ties nodig zijn die beduidend meer Monumentenzorg gaat m.a.w. niet kosten dan nieuwbouw. Hoe kan je alleen over historische artefacten, dit verantwoorden t.o.v. de spreekmaar over de hele geschiedenis van woordelijke goede huisvader die zijn een gebouw, over de ontwikkeling centen goed moet beheren? ervan. Monumentenzorg is een dynamisch proces. Het moet voortAls je historische gebouwen levend durend gebouwen herwaarderen. wil houden … kost het inderdaad Ieder historisch gebouw moet Eigenlijk zou je beschermingsvoormeer geld en tijd. Zeker als je ze wil telkens opnieuw een stellen zelfs per generatie moeten restaureren in plaats van renoveren. plaats vinden in een herschrijven, omdat je andere inWie een gebouw gewoon renoveert veranderende omgeving. zichten en appreciaties krijgt. Al is zet het eenvoudigweg in orde, maar dit praktisch uiteraard niet vanzelfwie echt restaureert moet dieper nasprekend. denken, meer tijd nemen en subtieler verbouwen. Een mooi citaat uit het Charter van Venetië (een soort Als een monument steeds weer moet herbeoordeeld grondwet voor de restauratie van historische monumenworden, moet het gebouw zelf dan ook niet continu ten red.) luidt dan ook dat een restauratie de essentie mee-evolueren? van een gebouw moet zichtbaar maken. Zo kan je de historische kennis doorgeven aan de toekomstige geneAbsoluut. Om een gebouw in stand te houden moet het raties en kunnen zij - vanuit hun eigen standpunt - deze in eerste instantie hergebruikt kunnen worden. Maar kennis zien en lezen. hergebruik alleen is te beperkt. Ik heb het liever over Dat kost inderdaad allemaal meer geld, maar daar staan de integratie van een oud gebouw in een zich steeds heel wat subsidies tegenover. De laatste jaren zijn deze ontwikkelende stad. budgetten serieus gestegen. Deze subsidies - die variOm nog even door te gaan op het voorbeeld van dit kasëren tussen de 40 en de 80 procent van de kostprijs teel. Zelfs als je het kasteel bewaart, verandert de hele dienen ervoor om die meerkost te dekken.
20
Modernistische monumentenzorg De voorbije jaren is professor Verpoest vaak bezig met het op de agenda plaatsen van modernistische gebouwen. Ondermeer als Belgisch verantwoordelijke voor Docomomo - een internationale organisatie die ijvert voor de erkenning van modernistische gebouwen en stedenbouwkundige ensembles - benadrukt hij keer op keer het belang van verschillende gebouwen uit het interbellum. Zo was hij één van de grote pleitbezorgers voor de heropbouw van Tweebronnen: de oorspronkelijk technische school in het centrum van de stad die tien jaar geleden is omgevormd tot ondermeer de stedelijke bibliotheek.
ten uit de jaren ‘30 en na de Tweede Wereldoorlog met meer traditionele, lokale materialen werkten dan hun Europese collega’s. Materialen die de diensten van monumentenzorg kenden, zodat ze er beter mee konden werken. Modernistische gebouwen vragen wel een ander soort monumentenzorg. Omdat de materialen (glas, beton, ijzer) en technieken van deze gebouwen nog steeds bestaan én betaalbaar zijn kunnen we ze waarheidsgetrouw reconstrueren, letterlijk heropbouwen. Bij kerken en kastelen is dat veel minder relevant. Vandaar de heropbouw van een deel van Tweebronnen?
Ja. Al was dat allesbehalve een vanzelfsprekende keuze. Ik was oorspronkelijk zelfs niet gelukkig dat men een deel van het gebouw sloopte. Sloop en heropbouw zijn in de monumentenzorg niet vanzelfspreIs een modernistisch monument eikend. Ik kwam zelfs niet op de werf genlijk geen contradictio in terminis? Het open, moderne karakter omdat ik het niet kon aanzien. Maar eenmaal de ruwbouw klaar was, had Op het eerste gezicht lijkt dit indervan Tweebronnen is ik wel het gevoel dat het gebouw tedaad het geval. Moderniteit implihelemaal terug. rug was. De essentie was terug. Het ceert dat een gebouw waardeloos open moderne karakter van het gewordt zodra het niet langer modern bouw was weer zichtbaar en je kan overal doorlopen is. Toch vinden wij in dit tijdperk dat sommige moderne en doorkijken. Gelukkig zijn de oude plannen die het gebouwen wel degelijk hun waarde en betekenis houden. hele complex gingen verkavelen in kantoren of parkings nooit uitgevoerd, want anders was precies dat fundaDat lijkt me niet vanzelfsprekend, temeer mensen momenteel moderne karakter van het gebouw - zijn ruimnumentenzorg toch eerder associëren met kastelen vol telijke openheid - geruïneerd. kantelen en laatgotische kerken dan met witte kubussen? Dat is inderdaad ook zo. Maar in Vlaanderen zijn modernistische gebouwen vrij snel erkend als monument. De erkenning van het postgebouw van Gaston Eysselinck in Oostende, was in de jaren ’60 zelfs naar Europese normen zeer vooruitstrevend. Dat komt waarschijnlijk omdat de Belgische modernis-
Kan je het gebouw nog authentiek noemen? Ik heb daar inderdaad heel wat discussies over met mijn collega’s, maar men is er in Tweebronnen ontegensprekelijk in geslaagd om de essentie van het complex weer zichtbaar te maken. En dat is volgens het Charter van
21
Venetië nog altijd het uitgangspunt bij restauraties. Puur materieel gezien is het bouwwerk inderdaad niet zo authentiek, aangezien maar een kwart van de oorspronkelijke materialen is gebleven. Maar het concept is wel volledig authentiek. Het is en blijft een krachtig, modern gebouw in het hart van een historische binnenstad. Ik wil niet in de naam van Van de Velde (de oorspronkelijke architect van de Tweebronnen) spreken, maar ik geloof dat hij vandaag de Tweebronnen wel zou erkennen als zijn gebouw. Het gebouw is zichzelf gebleven. De opvallende combinatie van modernistische visies en dito materialen (als de open ruimten, het beton en de stalen ramen) en lokale materialen (zoals de terracotta panelen aan de buitengevel) is nog steeds zichtbaar. Het moet eigenlijk wel een ongelofelijk schokkend beeld geweest zijn om dit modernistisch complex te zien oprijzen eind jaren 30 in het historische hart van de stad? Zelfs vandaag blijft het een sterk statement. Maar blijkbaar had men in de jaren ‘30 het nodige lef om dit te realiseren. Het was net zo bijzonder als bijvoorbeeld de bouw van het modernistische Sint-Maartensdal van Renaet Braem enkele jaren later. Beide gebouwencomplexen getuigen van een soort denken in een bepaalde context. De kans dat we vandaag weer een Sint-Maartensdal zouden bouwen op die plek is vrij beperkt, maar we moeten wel goed kunnen argumenteren waarom en ons bewust zijn dat de context constant verandert.
Alle tijdperken laten gebouwen achter die typerend zijn voor hun toenmalige context. Dreig je, wanneer je veel gebouwen laat staan, geen conflicten te krijgen tussen al die gebouwen? Dat gebeurt uiteraard. Maar daarom moet de overheid - die per definitie het algemeen belang in het oog moet houden - er voor zorgen dat iedereen aan bod komt. Maar dat conflict tussen al die verschillende historische gebouwen is op zich geen probleem. Het is zelfs typerend voor onze historische steden die een opeenstapeling zijn van tijdperken. De beste manier om al dat bouwkundig erfgoed te waarderen is door de geschiedenis ervan verder te zetten in een telkens veranderende context. Een gebouw beschermen is maar de eerste stap. Je moet het opnieuw laten functioneren in de brede zin … een betekenis laten hebben in de verdere ontwikkeling. Wat zijn voor u de drie sterkste monumenten in Leuven? We hebben een aantal unieke zaken als het stadhuis, het Groot Begijnhof of het interieur van de Sint-Pieterskerk. Maar monumenten die werelderfgoed worden, veroorzaken een hele reeks problemen. Ze krijgen bijvoorbeeld zulk een statuut dat al de rest er voor moet wijken of hun directe omgeving verwordt tot een soort reservaat waarbuiten alles toegelaten is. Soms kunnen beduidend minder spectaculaire zaken in wezen even belangrijk zijn als topmonumenten.
Unieke straten als de Leopold I-straat zijn even belangrijk voor het karakter van een stad als topmonumenten.
22
Zo kunnen bijvoorbeeld een rij wederopbouwwoningen of unieke straten als pakweg de Leopold I-straat, de Bankstraat of de Mussenstraat even belangrijk zijn voor het karakter van een stad als die topmonumenten. Uiteraard is het verhaal achter een stadhuis rijker en complexer dan voor een rij wederopbouwwoningen, maar veel hangt af wie, welke behoefte heeft aan welke geschiedenis. Omdat die gehelen zo belangrijk zijn pleit ik ervoor om “stadsgezichten” te beschermen. Niet meteen de meest populaire term bij stedenbouwers. Zacht uitgedrukt. En het klopt inderdaad dat er juridisch aan deze term moet gesleuteld worden. Maar stadsgezichten overstijgen de individuele panden en kunnen ervoor zorgen dat historisch belangrijke gehelen, zich gemeenschappelijk verder kunnen ontwikkelen. Stadsgezichten mogen de evolutie niet bevriezen, maar meenemen in de ontwikkeling, anders worden ze irrelevant. We moeten m.a.w. bij stadsontwikkelingsprojecten altijd weer zoeken welke aanknopingspunten het verleden ons schenkt. Welke Leuvense projecten hebben volgens u deze historische erfenis goed gebruikt?
plein - en de specifieke inplanting van nieuwe gebouwen (zoals het gebouw van De Lijn) is het historisch patrimonium terug geïntegreerd in de stad. De stadszijde van het Martelarenplein hoort er weer helemaal bij en het station zelf ligt niet langer geïsoleerd. Het is - nogmaals - een goed voorbeeld omdat deze stadsontwikkeling het oude goed integreert in het nieuwe … en niet omgekeerd. De waardevolle historische elementen zitten mee in de ontwikkeling van de buurt. In de omgeving van de Vaartkom lijkt zich iets gelijkaardig te ontwikkelen. Daar is het niet zozeer de architecturale kwaliteit van de gebouwen die uitzonderlijk is, maar vooral de waardevolle historische structuren van bijvoorbeeld de zes blokken op de noordoever. Nieuwe woongebieden in vooral deelgemeenten hebben toch minder historische uitgangspunten. Dat klopt. Maar in Leuven heeft men goed begrepen dat men ook deze op één of andere wijze een identiteit moet geven zodat de banaliteit er uit gaat. Eigenlijk moeten we telkens nieuwe monumenten bouwen. Dat zijn daarom geen prestigeprojecten, maar wel gebouwen die zo kwalitatief zijn dat hun rol en betekenis zichtbaar blijft voor de komende generaties. We moeten gebouwen blijven zetten die meer zijn dan enkel een aantal m².
Het meest duidelijke voorbeeld is de stationsomgeving. Door het creëren van een nieuwe stedenbouwkundige context - met ondermeer de aanleg van het Martelaren-
Door het creëren van een nieuwe stedenbouw kundige context is het historisch patrimonium van het Martelarenplein terug geïntegreerd in de stad.
23
Tweebronnen jaren â&#x20AC;&#x2DC;90
Tweebronnen 2010