ISSO/SBR-publicatie 811
Hotspotvrij ontwerpen, bouwen en installeren Concepten ter voorkoming van ongewenste opwarming van leidingwater in nieuwbouwwoningen
978-90-5044-170-4
INHOUDSOPGAVE Voorwoord
5
Begrippenlijst
7
1
Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Doelstelling 1.3 Doelgroep 1.4 Uitgangspunten 1.5 Opzet van de publicatie
9 9 9 10 10 11
2
Wettelijke eisen en richtlijnen 2.1 Alle leidingwaterinstallaties 2.2 Hoogrisico-installaties 2.3 Installaties die vallen onder de zorgplicht 2.4 Woninginstallaties
13 13 14 14 14
3
Concept koele vloerstroken 3.1 Algemeen 3.2 Radiatorenverwarming 3.3 Vloerverwarming 3.3.1 Geen koele vloerstroken 3.3.2 Koele vloerstroken 3.4 Betonkernactivering
17 17 18 18 18 19 20
4
Organisatie
21
5
Ontwerp 5.1 Zonering 5.1.1 Zoneringstypen 5.1.2 Radiatorenverwarming 5.1.3 Vloerverwarming 5.2 Woningtypen 5.2.1 Tussenwoning 5.2.2 Galerijwoning 5.2.3 Appartement 5.2.4 Vrijstaande woning
25 25 26 27 28 29 30 36 38 40
6
Uitwerking 6.1 Coรถrdinatietekening 6.2 Radiatorenverwarming 6.2.1 Tussenwoning 6.2.2 Galerijwoning 6.2.3 Appartement 6.2.4 Vrijstaande woning 6.3 Vloerverwarming 6.3.1 Woningen 6.3.2 Woonzorgcomplex 6.4 Technische ruimte (CV) 6.5 Gemaatvoerde coรถrdinatietekening
45 45 48 50 58 60 64 72 72 72 73 74
7
Realisatie (montage) 7.1 Coรถrdinatie 7.2 Watertechnisch installateur 7.3 CV-installateur 7.4 Controle
77 77 79 79 79
Bijlage A
Vooronderzoek
81
Bijlage B
Tabellen
84
Bijlage C
Voorbeeld bestekteksten
86
Literatuurlijst
ISSO/SBR-publicatie 811
92
3
Hotspotvrij ontwerpen, bouwen en installeren
ISSO/SBR-publicatie 811
4
Hotspotvrij ontwerpen, bouwen en installeren
VOORWOORD
Het voorkomen van ongewenste opwarming van leidingwater is een voortdurend punt van aandacht. Met het verschijnen van een nieuwe versie van NEN 1006 (Algemene voorschriften voor leidingwaterinstallaties) in 2002 werd een eerste stap gezet om leidingwaterinstallaties met betrekking tot ongewenste opwarming veilig te ontwerpen. NEN 1006 geeft voorschriften voor de maximum temperatuur van drinkwater en 'afgekoeld' warmtapwater. Daarnaast zijn richtlijnen gepubliceerd om aan de voorschriften te kunnen voldoen. Sinds 2002 zijn er verschillende onderzoeken gedaan, richtlijnen, normen en publicaties verschenen, maar de praktijk van de woningbouw blijkt weerbarstiger. De vraag of de aanleg van drinkwaterleidingen in de constructievloer nog wel mogelijk is, kon niet eenduidig worden beantwoord. Bovendien werd duidelijk dat met alle beschikbare kennis de watertechnisch installateurs het probleem niet meer konden oplossen. De installatiesector werd ook met nog meer praktijkproblemen geconfronteerd, die er toe leidden dat kritische rapporten verschenen over de veiligheid van leidingwaterinstallaties. De politiek sprak daarover haar zorgen uit, waarop de installatiesector adequaat reageerde met een Actieplan Veilige Leidingwaterinstallaties, dat in augustus 2007 aan minister Cramer van VROM is aangeboden. Dat plan voorziet onder meer in het ontwikkelen van integrale bouw- en installatieconcepten voor woningen waarmee ongewenste opwarming van leidingwater moet worden tegengaan. Uneto-VNI nam het initiatief om aan dat onderdeel van het actieplan invulling te geven en benaderde SBR en ISSO om een gezamenlijke publicatie te ontwikkelen. Belangrijk uitgangspunt in de aanpak van de concepten vormen de onderzoeken van TNO uit 2007 en 2008 naar de minimale afstanden tussen waterleidingen en verwarmingsleidingen in relatie tot verwarmingssystemen, temperatuurregimes en vloeropbouw. Dat is niet alleen een zaak van de watertechnisch installateur, maar ook van de ontwerper van het gebouw. Daarom zijn ontwerpconcepten ontwikkeld die voorzien in bruikbare en toepasbare oplossingen in technisch en organisatorisch opzicht. Het resultaat is meer dan een publicatie. Het is een instrument geworden dat onmisbaar zal blijken bij 'Hotspotvrij ontwerpen, bouwen en installeren'. Rotterdam, december 2008 Jaap Hogeling, ISSO Jack de Leeuw, SBR Will Scheffer, UNETO-VNI
ISSO/SBR-publicatie 811
5
Hotspotvrij ontwerpen, bouwen en installeren
ISSO/SBR-publicatie 811
6
Hotspotvrij ontwerpen, bouwen en installeren
BEGRIPPENLIJST
Betonkernactivering Betonkernactivering is een verwarmingsysteem dat gebruik maakt van de gebouwmassa. In de betonnen vloer dan wel het plafond (betonkern) zorgen watervoerende leidingen voor een constante temperatuur van de omringende massa. Een voorwaarde is dat er goede uitwisseling van warmte plaatsvindt tussen de gebruiksruimte en de verwarmde vloer (dan wel het verwarmde plafond). Collectieve hoogrisico-installatie Een collectieve hoogrisico-installatie is een collectieve leidingwaterinstallatie op locaties met de grootste risico op legionellabesmetting en die zijn genoemd in artikel 17i van hoofdstuk IIIC van het Waterleidingbesluit. Deze installaties worden ook wel aangeduid met 'prioritaire' installaties. Op deze installaties zijn specifieke regels met betrekking tot de preventie van Legionella in leidingwater van toepassing. De installaties moeten tevens voldoen aan de Bouwtechnische voorschriften (NEN 1006). Voorbeelden van die locaties zijn: ziekenhuizen en zorginstellingen, hotels, motels, pensions, asielzoekerscentra, penitentiaire inrichtingen, zwembaden, kampeerterreinen, en jachthavens. Collectieve installatie onder zorgplicht Een collectieve installatie onder zorgplicht is een collectieve leidingwaterinstallatie op locaties met een zeker risico op legionellabesmetting en waarvoor geen specifieke regels met betrekking tot de preventie van Legionella in leidingwater van toepassing zijn. Eigenaren hebben wel een zorgplicht waar het gaat om legionellapreventie. De installaties moeten voldoen aan de Bouwtechnische voorschriften (NEN 1006) waarin algemene eisen zijn opgenomen met betrekking tot de preventie van Legionella. Voorbeelden van die locaties zijn: scholen, kantoren, sportinrichtingen en woongebouwen. Collectieve leidingwaterinstallatie Een collectieve leidingwaterinstallatie waarmee leidingwater aan derden ter beschikking wordt gesteld. Voorbeelden zijn leidingwaterinstallaties in scholen, kantoren, ziekenhuizen, hotels, en het leidingnet in een woongebouw vanaf het centrale leveringspunt tot aan het leveringspunt in de woninginstallatie. Constructievloer De constructievloer is dat deel van een betonnen vloer dat bedoeld is voor het opnemen en afdragen van krachten. Een eventueel aan te brengen druklaag is onderdeel van de constructievloer. Dekvloer Een dekvloer is de afwerklaag die wordt aangebracht op een constructievloer zonder het doel bij te dragen aan de sterkte of de stijfheid van de vloer. Dode leiding Afgedopt leidingdeel waar benedenstrooms geen tappunt aanwezig.
ISSO/SBR-publicatie 811
7
Hotspotvrij ontwerpen, bouwen en installeren
Doorstroomde aansluiting De aansluiting van een tappunt direct op een waterleiding - dus zonder tussenkomst van een aftakleiding - waarin het leidingwater ververst wordt door dagelijks/wekelijks gebruik van een benedenstrooms aanwezige tappunt. Hotspot Een plaats in de drinkwaterinstallatie of uittapleidingen van warmtapwater, waar water tot boven 25 째C kan opwarmen. Leidingwater Water, bestemd om te drinken, te koken, voedsel te bereiden, of andere huishoudelijke doeleinden, dat door een waterleidingbedrijf of een collectieve watervoorziening aan derden ter beschikking wordt gesteld. Leidingwater kan zijn drinkwater, warm tapwater of huishoudwater. Leveringspunt Het punt waar een woninginstallatie verbonden is met het distributienet van het waterleidingbedrijf (en/of energiebedrijf) of verbonden is aan een ander collectief net. Opstelplaats Een opstelplaats (voor een voorziening) is een op grond van het Bouwbesluit vereiste ruimte in het ontwerp van een gebouw dat is bedoeld voor het plaatsen van een bepaalde voorziening. Bijvoorbeeld: opstelplaats voor een stooktoestel. Systeemvloer Een systeemvloer is een geheel of gedeeltelijk geprefabriceerde constructievloer. Voorbeelden: kanaalplaatvloer, ribcassettenvloer, combinatievloer. Tappunt Plaats waar het leidingwater beschikbaar komt voor gebruik. Woninginstallatie Een woninginstallatie is een leidingwaterinstallatie, aangesloten op het distributienet van een waterleidingbedrijf of op een collectieve leidingwaterinstallatie, waarbij het leidingwater niet aan derden ter beschikking wordt gesteld. Op deze installaties zijn geen specifieke regels met betrekking tot de preventie van Legionella in leidingwater van toepassing zijn. Deze installaties moeten voldoen aan de Bouwtechnische voorschriften (NEN 1006) waarin algemene eisen zijn opgenomen met betrekking tot de preventie van Legionella.
ISSO/SBR-publicatie 811
8
Hotspotvrij ontwerpen, bouwen en installeren
1
INLEIDING
1.1
AANLEIDING
De afgelopen jaren zijn richtlijnen ontwikkeld om de groei van Legionella in leidingwaterinstallaties tegen te gaan. Een belangrijk aspect daarvan vormt het voorkomen van hotspots in de drinkwaterinstallatie en uittapleidingen van warmtapwater. Hotspots zijn plaatsen waar water tot boven 25 °C kan opwarmen. Volgens het Bouwbesluit en het Waterleidingbesluit moeten alle installaties voldoen aan de algemene voorschriften voor leidingwaterinstallaties in NEN 1006 [1]. De bovengrens van 25 °C is hierin opgenomen Een trend in de bouw is dat voor alle installaties de leidingen zoveel mogelijk worden weggewerkt in bouwkundige constructies zoals vloeren en wanden, maar ook in plinten, leidingkokers en verlaagde plafonds in gangen. In vrijwel alle situaties leidt dit tot zodanige concentraties van leidingen dat het lastig is om te blijven voldoen aan de eis die gesteld is in NEN 1006. Plaatsen in woongebouwen waar sprake is van een verhoogd risico van opwarming van waterleidingen, zijn:
In vloeren van badruimten;
In de buurt van warmteverdeelunits van de CV-installaties;
In meterkasten met warmtelevering (stadsverwarming, blokverwarming).
Het risico van opwarming is nog groter in gebouwen met een verhoogd temperatuurregime zoals bejaardenhuizen en verzorgingshuizen. Aan de gestelde eis uit NEN 1006 [1] kan alleen worden voldaan als hiermee al in een vroeg stadium van het bouwproces rekening wordt gehouden. Te vaak komen adviseurs, installateurs en (bouwkundige) aannemers in latere fasen van het bouwproces in situaties terecht waarin het oplossen van het probleem niet, of slechts nog tegen zeer hoge kosten mogelijk is. Wanneer deze eis in de ontwerpfase is opgelost, resteert echter nog het probleem van de controle op uitvoering en beheer van de leidingwaterinstallatie in latere fasen. Dit alles pleit voor een integrale benadering waarbij alle betrokken partijen uit zowel de bouw- als de installatiebranche met elkaar in gesprek gaan, om afstemming te bereiken over nieuwe ontwerp- en uitvoeringsrichtlijnen. 1.2
DOELSTELLING
Deze ISSO/SBR-publicatie beoogt ontwerpers, bouwers, installateurs en gebouwbeheerders op een overzichtelijke manier een handreiking te bieden voor het realiseren van hotspotvrije leidingwaterinstallaties. De publicatie moet dienen als een praktisch hulpmiddel voor alle partijen die betrokken zijn bij de bouw van nieuwe woningen. Het biedt modeloplossingen voor veel voorkomende situaties waarbij hotspots kunnen ontstaan.
ISSO/SBR-publicatie 811
9
Hotspotvrij ontwerpen, bouwen en installeren
1.3
DOELGROEP
De publicatie is gericht aan alle partijen die betrokken zijn bij het ontwerpen, bouwen en realiseren van gebouwen. Te weten: architecten, installateurs, adviseurs, bouwbedrijven, projectontwikkelaars, opdrachtgevers en leveranciers. 1.4
UITGANGSPUNTEN
Voorkomen van hotspots Het belangrijkste uitgangspunt van de modeloplossingen is dat ongewenste opwarming van leidingwater wordt vermeden. De richtlijnen uit de LegionellaCode voor woninginstallaties [4] zijn hiervoor geldend. Koele vloerstroken in dekvloer De modeloplossingen gaan uit van de situatie waarbij zowel de water- als de verwarmingsleidingen in de dekvloer worden aangelegd. Daarbij wordt voor de waterleidingen een strook vrijgehouden. De controle op het leidingbeloop is gemakkelijker uit te voeren. Voordat de dekvloer wordt gestort kan het leidingverloop van zowel de leidingwater- en de CV-installatie gecontroleerd worden op het niet voorkomen van kruisingen en de minimale afstanden tussen water- en verwarmingsleidingen. Woningtypen Modeloplossingen worden geboden voor veel voorkomende woningtypen:
Tussenwoning;
Galerijwoning;
Appartement;
Vrijstaande woning.
Bij een groot deel van de woningplattegronden dienden de 'Referentiewoningen Nieuwbouw' van SenterNovem [9] als onderlegger. De plattegronden van SenterNovem zijn waar nodig - aangepast om het concept koele vloerstroken te ondersteunen. Verwarmingssystemen De modeloplossingen zijn toegespitst op radiatorenverwarming omdat daar met koele vloerstroken moet worden gewerkt. Oplossingen voor vloerverwarming worden in de vorm van algemeen geldende aanbevelingen gegeven. Daarnaast wordt kort ingegaan op het systeem van betonkernactivering. Distributie In Nederland wordt onderscheid gemaakt in:
Verwarming door gasdistributie (individuele CV-ketel);
Verwarming door warmtedistributie (blok- of stadsverwarming).
Opmerking: De verwarming door warmtedistributie is niet meegenomen omdat de kennis over het voorkomen van opwarming rondom de leidingschachten in hoogbouw nog onvoldoende is opgenomen in technische richtlijnen.
ISSO/SBR-publicatie 811
10
Hotspotvrij ontwerpen, bouwen en installeren
Voor het transport van de warmte naar de radiatoren is uitgegaan van de toepassing van een tweepijpssysteem: ď Ž
Met CV-verdelers;
ď Ž
Zonder CV-verdelers.
Woonzorgcomplexen Er worden ook modeloplossingen geboden voor de leidingwaterinstallatie van woningen in woonzorgcomplexen. De (bejaarden)woning in dit soort gebouwen wordt niet als een apart woningtype beschouwd. Er wordt wel rekening gehouden met een verhoogd temperatuurregime. De minimale ontwerpbinnentemperaturen uit ISSO-publicatie 51 [5] zijn hiervoor geldend. 1.5
OPZET VAN DE PUBLICATIE
Na een overzicht van de wettelijke eisen en technische voorschriften, wordt het ontwerp-, bouw-, en installatieconcept op hoofdlijnen uiteengezet in hoofdstuk 3. De organisatie van het concept koele vloerstroken wordt in hoofdstuk 4 besproken, samen met de belangrijkste handelingen per fase. De organisatie valt uiteen in een ontwerp-, uitwerking-, en realisatiefase. In de hoofdstukken 5, 6 en 7 wordt elke afzonderlijke fase uitvoerig uiteengezet en begeleid met modeloplossingen. In de publicatie wordt veelvuldig verwezen naar twee tabellen uit de LegionellaCode [4]. In deze tabellen kan voor toepassing van radiatoren- en vloerverwarming onder meer worden afgelezen wat de minimale afstand moet bedragen tussen water- en verwarmingsleidingen. De tabellen zijn opgenomen in de bijlagen. Daarin bevindt zich ook een samenvatting van het onderzoek dat voorafging aan deze publicatie, en enkele voorbeelden van bestekteksten.
ISSO/SBR-publicatie 811
11
Hotspotvrij ontwerpen, bouwen en installeren