ISSO
Kennisinstituut voor de Installatiesector
Kruisplein 25 3014 DB Rotterdam Postbus 577 3000 AN Rotterdam Tel. 010-2065969 Fax 010-2130384 E-mail: isso@isso.nl
ISSO houdt zich bezig met het identificeren van kennisvragen binnen de installatiesector, het ontsluiten en toegankelijk maken van deze kennis in de vorm van praktische ISSO-publicaties en het bevorderen van het gebruiken van ISSO-publicaties als normstellende richtlijnen.
De in ISSO deelnemende organisaties zijn: NLingenieurs: Organisatie van advies- en ingenieursbureaus PIT: Stichting Promotie Installatietechniek TVVL: Nederlandse Technische Vereniging voor Installaties in Gebouwen UNETO-VNI: Ondernemersorganisatie voor de installatiebranche en de technische detailhandel De realisatie van de ISSO-publicatie 75 werd verzorgd door de ISSO-kontaktgroep, die als volgt was samengesteld: Mevr. S. Dictus Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Mevr. C. Bouwens Neprom Mevr. D. Landzaat F&B Mevr. R. van Gaal Search BV Dhr. R. Moelard Enerdeco (namens Fedec) Dhr. G. Gijsbers Gijsbers Energie Advisering (namens Avepa) Dhr. A. van Luin Bergschenhoek Dhr. T. Roording Rijksgebouwendienst Dhr. E. Wagenaar Adviesbureau E.J. Wagenaar Dhr. E Las Kingspan Unidek Dhr. F. Vos Uneto-VNI Dhr. A. v.d. Maas Klimaatenergie Nederland Dhr. T. van Bokhoven DE-koepel Dhr. D. Struik Bouwkeur Groep BV Dhr. G. Huiberts Cofely Zuid Nederland BV Dhr. C. Arkesteijn ISSO Deze publicatie is gerealiseerd in opdracht van:
Stichting ISSO en degenen die aan de samenstelling van deze publicatie hebben medegewerkt, hebben een zo groot mogelijke zorgvuldigheid betracht bij zowel het verzamelen als bij het verwerken en opstellen van de in deze publicatie vervatte gegevens. Nochtans moet niet worden uitgesloten, dat deze publicatie onvolledig is of dat zij onjuistheden of onvolkomenheden bevat. Degene die van deze publicatie en de daarin vermelde gegevens gebruik maakt, aanvaardt dan ook daarvoor zelf het risico. Stichting ISSO en degenen die aan de samenstelling van deze publicatie hebben medegewerkt sluiten iedere aansprakelijkheid uit voor zowel schade die mocht voortvloeien uit het gebruik van de publicatie als schade die zou kunnen ontstaan als gevolg van eventuele (druk-)fouten, onvolledigheden en onvolkomenheden van deze publicatie. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze publicatie mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het bestuur van Stichting ISSO. Voorzover het maken van kopieën uit deze publicatie is toegestaan op grond van artikel 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo het Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp). All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted in any form by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without the written permission of the foundation ISSO. Op alle publicaties van Stichting ISSO zijn de Algemene Leveringsvoorwaarden van toepassing. Deze kunt u lezen op www.isso.nl of opvragen bij Stichting ISSO. Aanvullingen en eventuele errata zijn te raadplegen via onze website: www.isso.nl Eventuele opmerkingen en vragen kunnen doorgegeven worden aan ISSO Postbus 577 3000 AN Rotterdam e-mail: isso@isso.nl © Stichting ISSO – Rotterdam, Vastgesteld, september 2013 Uitgegeven, juli 2014
ISSO-publicatie 75.1
Handleiding Energieprestatie utiliteitsgebouwen Energielabel
ISBN: 978-90-5044-260-2
INHOUDSOPGAVE
1
2
Samenvatting
7
Summary
7
Symbolenlijst
9
Inleiding
11
1.1
Herziening van de EPDB
11
1.2
Energielabel
11
1.2.1
Basismethodiek
12
1.2.2
Detailmethodiek
12
1.2.3
Maatwerkadvies
12
1.3
Certificering
13
1.4
Gebouwen waar het energielabel zichtbaar moet worden opgehangen
13
Energielabel
17
2.1
Klasse-indeling op het Energielabel
22
2.2
Gebruiksfuncties
23
2.3
Afmelden van het energielabel
23
2.3.1 3
4
Afmelddatabase 'energielabels'
23
Energieklasse
27
3.1
Energie-Index
27
3.2
E/E
28
3.3
Q/Q
30
Standaadgebruikersgedrag
31
4.1
StandaardweerGegevens
31
4.2
Binnentemperaturen voor verwarmen en koelen
32
4.3
Standaardgebruikstijden, gebruiksdagen en gebruiksfactor
33
4.4
Minimale ventilatie
33
4.5
Standaard toe te voeren gram-uren vocht
34
4.6
Standaard interne warmteproductie
34
4.7
Standaard aantal branduren voor verlichting
35
4.8
Standaard jaarlijkse netto-warmtebehoefte voor warmtapwater
35
5
Standaard energiebesparende maatregelen
37
6
Opnameprotocollen
43
6.1
Inleiding
43
6.2
Begrippen
44
7
ISSO-publicatie 75.1
Opnameprotocol basismethodiek (EI)
47
7.1
47
Algemeen 7.1.1
Aanwezige gegevens
47
7.1.2
Voorbereiding
48
7.1.3
De opname zelf
48
7.1.4
Gecontroleerde kwaliteitsverklaring en gecontroleerde gelijkwaardigheid
49
7.1.5
Schriftelijk bewijs
49
7.1.6
Opnameformulier
49
7.2
Instrumentarium
49
7.3
Opname en schematisering gebouw
50
3
Energieprestatie utiliteitsgebouwen
7.4
7.5
7.6
7.7
7.8
7.9
8
50
7.4.1
Bepaal de gebouwgrenzen (stap 1)
52
7.4.2
Bepaal het labelplichtige deel van het gebouw (stap 2)
53
7.4.3
Bepaal voor alle niet-labelplichtige delen van het gebouw of deze als verwarmd of onverwarmd moeten worden beschouwd (stap 3)
62
7.4.4
Indeling in gebouwdelen (stap 4)
62
7.4.5
Indeling in energiesectoren (stap 5)
64
7.4.6
Onderscheiden van gebruiksfuncties binnen een energiesector (stap 6)
67
Bepaal de algemene gebouwgegevens en algemene energiesectorgegevens (stap 7)
68
7.5.1
Algemene gebouwgegevens
68
7.5.2
Algemene gegevens per energiesector
70
Bepaal de kenmerken van de thermische schil per energiesector (stap 8)
70
7.6.1
Oppervlakte constructies
74
7.6.2
Begrenzing constructies
78
7.6.3
OriĂŤntatie
79
7.6.4
Rc-/U-waarde bepalen
79
Bepaling van de gegevens ten behoeve van de infiltratie (stap 9)
96
7.7.1
Sectorhoogte
96
7.7.2
Gebouwhoogte
97
7.7.3
Geveltype
97
Bepaling installatiegegevens per energiesector (stap 10)
97
7.8.1
97
Klimaatinstallatie voor ruimteverwarming per energiesector
7.8.2
Klimaatinstallatie voor ruimtekoeling per energiesector
101
7.8.3
Ventilatie per energiesector
102
7.8.4
Bevochtiging van lucht in de energiesector
106
7.8.5
Verlichtingsinstallaties
106
7.8.6
Warmtapwaterinstallaties in de energiesector
108
7.8.7
Elektriciteitsopwekking door PV-cellen (gebouw)
110
Aandachtspunten bij een aantal gebruiksfuncties
111
7.9.1
Winkelfunctie
111
7.9.2
Sportfunctie
114
7.10
Verschil methode versie 2011 en versie 2013
7.11
Voorbeelden van het indelen gebouwen
115 116
Opnameprotocol gebouw
121
8.1
Bron
121
8.2
Instrumentarium
122
8.3
Stappenplan energielabel voor utiliteitsnieuwbouw
123
8.4
Opvragen EPC-berekening (stap 1)
123
8.5
Controleren invoerparameters EPC in gebouw (stap 2)
126
8.5.1
126
8.6
ISSO-publicatie 75.1
Labelplicht en gebouwindeling
Invoerparameters EPC - Gebouwindeling
8.5.2
Invoerparameters EPC - Algemeen
127
8.5.3
Invoerparameters EPC - Thermische schil
127
8.5.4
Invoerparameters EPC - Installaties
128
Controleren gebouwindeling
132
8.6.1
Gebruiksfuncties (NEN 7120 en NEN 2916)
132
8.6.2
Begrenzing (NEN 7120 en NEN 2916)
132
8.6.3
Klimatiseringszones (NEN 7120 en NEN 2916)
133
8.6.4
Rekenzones (NEN 7120 en NEN 2916)
133
4
Energieprestatie utiliteitsgebouwen
8.7
8.8
8.9
8.10
Bijlage 1A
Controleren algemene kenmerken gebouw
133
8.7.1
Bouwjaar (NEN 7120 en NEN 2916)
133
8.7.2
Gebouwafmetingen (alleen NEN 7120)
133
8.7.3
Bouwtype (NEN 7120 en NEN 2916)
136
8.7.4
Serre, balkonafdichting en atrium (NEN 7120 en NEN 2916)
136
Controleren thermische schil
137
8.8.1
Begrenzingen (NEN 7120 en NEN 2916)
137
8.8.2
Niet-transparante constructies (per rekenzone) (NEN 7120 en NEN 2916)
137
8.8.3
Thermische eigenschappen (NEN 7120 en NEN 2916)
137
8.8.4
Ramen (NEN 7120 en NEN 2916)
140
8.8.5
Deuren in de rekenzone (NEN 7120 en NEN 2916)
141
Controleren installaties
142
8.9.1
Klimaatinstallatie
143
8.9.2
Installatie voor warmtapwaterbereiding
150
8.9.3
Energieopwekking door PV-cellen (NEN 7120 en NEN 2916)
151
8.9.4
Installatie voor verlichting (NEN 7120 en NEN 2916)
152
8.9.5
Aanwijzingen voor gebouwen die voor een deel uit 'woonfunctie voor zorg' bestaan
152
Toegestane afwijkingen t.o.v. EPC
153
8.10.1 Gebouwindeling
153
8.10.2 Algemene kenmerken gebouw
153
8.10.3 Thermische schil
154
8.10.4 Installaties
155
8.11 156Energieklasse-indeling utiliteitsgebouwen (stap 4)
156
Aanwijzingen voor het herkennen van bouwkundige constructies
157
Bijlage 1B
Aanwijzingen voor het herkennen van installaties
163
Bijlage 2
Opbouw energielabel
179
Bijlage 3
Opnameformulier
189
Bijlage 4
Groslijst invoerparameters energieprestatieberekening utiliteitsgebouwen
202
Bijlage 5
Opnameformulier energielabel utiliteitsgebouwen (methode EPG)
214
Bijlage 6
Checklist bewijslast bouwproces
219
Bijlage 7
Uitgangspunten bij de het vaststellen van de klasse-indeling
Literatuurlijst
ISSO-publicatie 75.1
225 226
5
Energieprestatie utiliteitsgebouwen
ISSO-publicatie 75.1
6
Energieprestatie utiliteitsgebouwen
SAMENVATTING
SUMMARY
In het kader van de Europese richtlijn (de EPBD) moet elke woning en/of utiliteitsgebouw die gebouwd wordt, verkocht wordt of opnieuw verhuurd wordt voorzien zijn van een energielabel. Op het energielabel staat de energetische kwaliteit van het gebouw weergegeven, ook worden er een aantal globale energiebesparende maatregelen weergegeven. De verplichting tot het hebben van een energielabel is aangegeven in het Besluit Energieprestatie Gebouwen en de Regeling Energieprestatie Gebouwen. Voor de eisen waaraan het energielabel en de totstandkoming van het energielabel moet voldoen wordt verwezen naar de BRL 9500 serie. Dit deel van de ISSO-publicatie geeft de middelen aan waarmee aan de eisen uit de BRL 9500 kan worden voldaan. ISSO-publicatie 75 heeft betrekking op utiliteitsgebouwen en bestaat uit een aantal delen: Deel 1: Het energielabel; Deel 2: Maatwerkadvies; Deel 3: De formulestructuur.
In view of the European guideline (EPBD) each residential and/or non-residential building, that is sold or of which the lease is renewed, has to possess an Energy Performance Certificate (EP Certificate). The Energy Performance Certificate not only shows the energetic quality of the building but also a number of global energy saving measures taken. The obligation to present a EP-certificate is enforced by both the Decree Energy Performance Buildings and the Regulation Energy Performance Buildings. Reference is made to the BRL 9500 series for the requirements that the certificate and the realization of the certificate have to meet. This part of ISSO-publication 75 provides the tool to help meet the requirements as stated in the BRL 9500.
In deel 1 is beschreven hoe het utiliteitsgebouw voor het maken van het energielabel moet worden opgenomen en hoe het energielabel tot stand komt. In dit deel van deze ISSO-publicatie komen aan de orde: De uitleg van het energielabel; De berekening van de Energie-Index; De standaardomstandigheden voor de berekening van de Energie-Index ; De standaard energiebesparende maatregelen; De opname van het gebouw.
Part 1 describes how to include the non-residential building in the certificate and how the certificate is finalized. This part of the ISSO-publication discusses: The explanation of the certificate; The calculation of the Energy Index; The standard conditions for the calculation of the Energy Index; The standard energy saving measures; The recording of the building.
ISSO-publication 75 focusses on non-residential buildings and consists of various parts: Part 1 The energy performance certificate; Part 2 Made-to-measure advice; Part 3 Formula structure.
To realize the EP certificate for non-residential buildings the EPA-advisor has to be certified in accordance with the BRL 9500, part 3 Energy Performance Certificate existing Buildings or BRL 9500 part 6 for new buildings.
Voor het maken van het energielabel voor utiliteitsgebouwen moet de EPA-bedrijf gecertificeerd zijn conform de BRL 9500 deel 3 energielabel, bestaande utiliteitsgebouwen of BRL 9500 deel 6 voor nieuwe utiliteitsgebouwen.
ISSO-publicatie 75.1
7
Energieprestatie utiliteitsgebouwen
ISSO-publicatie 75.1
8
Energieprestatie utiliteitsgebouwen
SYMBOLENLIJST Ag;gf
gebruiksoppervlakte van de gebruiksfunctie
[m2]
Averlies
verliesoppervlakte van de energiesector
[m2]
cEPA;gf
correctiefactor voor gebruiksfunctie
[-]
cEPC;gf
correctiefactor voor de eis aan de EPC voor de gebruiksfunctie gf (uit Bouwbesluit)
[-]
cg;toel
referentie energiegebruik
[MJ/m2]
cV
factor uit Bouwbesluit 2006 voor toelaatbaar geacht energiegebruik voor ventilatie
[MJ·s/dm3]
cverlies;toel
maat voor transmissieverliezen
[MJ/m2]
EI
Energie-Index
[-]
EPCeis;gf
eis aan EPC voor gebruiksfunctie
[-]
fdak
dakfactor
[-]
fgebruik;gf
gebruiksfactor: gebruiksoppervlakte gewogen tijdfractie dat de ventilatie in bedrijf is voor gebruiksfunctie
[-]
fkoel
weegfactor waarmee gedeeltelijke compensatie voor aanwezigheid van koeling gegeven wordt
[-]
fverblijfsgebied correctiefactor voor oppervlakte van het verblijfsgebied
[-]
h
omrekeningsfactor van dm3/s naar m3/h (= 3,6)
[-]
Qprim;toel;gf
totaal toelaatbaar energiegebruik in gebruiksfunctie gf van het gebouw
[MJ]
qzon
zonnestraling op een horizontaal vlak
[MJ/m2]
Rc
warmteweerstand van de bouwkundige constructies
[m2·K/W]
uv;min;gf
minimaal ventilatievoud van rechtstreeks van buiten komende lucht voor gebruiksfunctie
[dm3/s·m2]
U-waarde
warmtedoorgangscoëfficiënt
[W/m2·K]
yV
correctiefactor uit Bouwbesluit 2006
[-]
yverlies
correctieterm uit Bouwbesluit 2006
[-]
Zzon
verhouding tussen de zonnestraling bij een bepaalde oriëntatie en de zonnestraling op een horizontaal vlak
[-]
θaanvoer
ontwerpaanvoertemperatuur
[°C]
θe
gemiddelde buitentemperatuur in een maand
[°C]
θe, vent
inblaastemperatuur van de ventilatielucht
[°C]
θin
temperaturen voor verwarming/koeling
[°C]
ISSO-publicatie 75.1
9
Energieprestatie utiliteitsgebouwen
ISSO-publicatie 75.1
10
Energieprestatie utiliteitsgebouwen
1
INLEIDING
Als een gezamenlijk initiatief van de EU-lidstaten en de Europese Commissie, werd in januari 2003 de Europese richtlijn Energy Performance Building Directive (EPBD) gepubliceerd. De EPBD is een richtlijn met betrekking tot de energieprestatie van gebouwen. Deze richtlijn moet in alle lidstaten van de Europese Unie worden ingevoerd. Volgens de EPBD-richtlijn moeten de Europese lidstaten: Een algemeen kader opstellen voor een methodiek voor de berekening van de geïntegreerde energieprestatie van gebouwen; Minimumeisen stellen aan de energieprestatie van nieuwe gebouwen en van bestaande grote gebouwen (met een gebruiksoppervlakte van meer dan 1.000 m2) die een ingrijpende renovatie ondergaan. Onder een ingrijpende renovatie wordt verstaan als de totaal geplande renovatiekosten meer dan 25% van de waarde van het gebouw (exclusief grond) bedragen; De energieprestatiecertificering van gebouwen regelen; bij bouw, verkoop en verhuur moet de eigenaar een energielabel overleggen van maximaal tien jaar oud; De technische, milieutechnische en economische haalbaarheid laten onderzoeken van alternatieve systemen (duurzame energie) bij nieuwbouw met een gebruiksoppervlakte van meer dan 1.000 m2. Het gaat hierbij om gedecentraliseerde systemen voor energievoorziening gebaseerd op hernieuwbare energiebronnen, WKK, stads-/blokverwarming of -koeling en warmtepompen; Regelmatige keuring van: - Niet gasgestookte CV-ketels met een nominaal vermogen van 20 tot 100 kW; - CV-ketels met een nominaal vermogen > 100 kW; - Airconditioningsystemen met een nominaal koelvermogen > 12 kW; - Verwarmingsinstallaties met een ketel > 20 kW en ouder dan vijftien jaar geheel laten keuren. In het Besluit Energieprestatie Gebouwen (afgekort BEG) en de Regeling Energieprestatie Gebouwen (afgekort REG) is aangegeven hoe de Energieprestatie van bestaande gebouwen uit de Europese richtlijn EPBD in Nederland geïmplementeerd is. 1.1 HERZIENING VAN DE EPDB Op 18 juni 2010 is de herziening van de Europese richtlijn energieprestatie van gebouwen gepubliceerd (2010/31/EU). Het doel is de energieprestatie-eisen te versterken en te stroomlijnen en een aantal bepalingen te verduidelijken. De belangrijkste punten uit de herziene EPBD-richtlijn zijn: Overheden die een nieuw gebouw bezitten of bewonen moeten vanaf 31 december 2018 een voorbeeld stellen door het bouwen, kopen of huren van 'bijna nul-energie-gebouwen'; Per 31 december 2020 moeten nieuwe gebouwen in de EU 'bijna nul' energie consumeren en moet de nog gebruikte energie 'in zeer grote mate' uit hernieuwbare bronnen komen; Er wordt een kosten-optimale eis (Rc-waarde) gesteld aan de isolatie van de bouwschil bij ingrijpende renovatie. Dit gebeurt door aanscherping van de isolatiewaarde in het Bouwbesluit, waardoor de waarde op iets hoger niveau wordt getild dan nu gangbaar is in de markt; Een geharmoniseerde berekeningsmethode wordt vastgesteld om de minimale energieprestatie-eisen in lidstaten naar een kosten-optimaal niveau te brengen; Een meer gedetailleerde en strengere procedure voor de afgifte van een energielabel, ook bij nieuwbouw; Onafhankelijke controlesystemen om de juistheid van de energieprestatiecertificering te controleren; Lidstaten moeten sancties invoeren voor niet-naleving van de nationale bepalingen die krachtens de richtlijn zijn ingevoerd. Ook moeten zij alle nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat zij worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. 1.2 ENERGIELABEL Eén van de onderdelen van deze richtlijn is de vaststelling van de energieprestatie van gebouwen (artikel 4). De EPBD geeft aan dat gebouwen op verkoop- of verhuurmomenten een energielabel moeten hebben. In Nederland wordt de energieprestatie van bestaande utiliteitsgebouwen uitgedrukt in de verhouding tussen het berekende en toelaatbare energiegebruik van een gebouw, de Energie-Index. Op het energielabel wordt de energieprestatie, de Energie-Index van het gebouw weergegeven. Tevens bevat het energielabel een lijst met standaardmaatregelen om de energieprestatie van het gebouw te verbeteren. Gebouweigenaren zijn niet verplicht deze maatregelen ook daadwerkelijk uit te voeren. Het energielabel is 10 jaar geldig. Bij de methode voor de bepaling van de Energie-Index en de standaardenergiebesparingsmaatregelen moet behalve met thermische isolatie ook rekening gehouden worden met andere factoren die van invloed zijn op het energiegebruik, zoals installaties voor verwarming en airconditioning. Voor het bepalen van Energie-Index en de standaardenergiebesparingsmaatregelen wordt in Nederland een methode
ISSO-publicatie 75.1
11
Energieprestatie utiliteitsgebouwen
gebruikt die is afgeleid van de EPA-U methode (Energieprestatie advisering utiliteitsgebouwen). Het advies vermeld op het energielabel is een beperkt advies. Een beperkt advies omdat: Slechts een beperkt aantal energiebesparende maatregelen aan bod komt; Bij de bepaling van de standaardenergiebesparende maatregelen wordt uitgegaan van een gedefinieerd standaardgebruikersgedrag; Geen inzicht wordt gegeven in de te bereiken energiebesparing en terugverdientijden; Niet gekeken wordt of de maatregel (bouw)technisch te realiseren is. Om de Energie-Index te kunnen bepalen moeten kenmerken van een gebouw die van invloed zijn op de energetische prestatie van het gebouw worden opgenomen. In deze ISSO-publicatie worden 2 verschillende opnamemethodieken beschreven: De basismethodiek; De detailmethodiek. In hoofdstuk 6 van deze publicatie staat uitgebreid beschreven wanneer welke methodiek van toepassing is. 1.2.1 Basismethodiek De basismethodiek (EI-indicator) mag ten allen tijden gebruikt worden, voor bestaande bouw, maar ook voor nieuwbouw. De basismethodiek kent een labelklassenindeling die loopt van G tot en met A. Tot en met de versie 2011 van de energielabelmethodiek liepen de labelklassen door met A+ en A++, dit onderscheidend vermogen (voor energiezuinige utiliteitsgebouwen) zit nu in de detailmethodiek. De basismethodiek komt overeen met de energielabel methodiek bestaande bouw die tot 1 juli 2014 werd gehanteerd. De basismethodiek is beschreven in hoofdstuk 7 van deze publicatie. 1.2.2 Detailmethodiek De detailmethodiek (EPC-indicator) is geschikt voor energiezuinige gebouwen en kent alleen een onderverdeling in A of beter, tot en met A++++. De detailmethodiek die gebruik maakt van de EPC indicator is dan ook vooral geschikt voor nieuwbouw en bestaande bouwsituaties waarin grondig gerenoveerd is, tot op nieuwbouw niveau. Indien er sprake is van een energiezuinig gebouw, zonder EPC-berekening, maar met een EI van maximaal 1,05 en er is een energielabel conform de detailmethodiek gewenst, dan kan de EPC-berekening (NEN 7120) van het betreffende gebouw alsnog worden opgesteld. Het spreekt voor zich dat de detailmethodiek meer gedetailleerde invoer behoeft dan de basismethodiek. De detailmethodiek is beschreven in hoofdstuk 8 van deze publicatie. 1.2.3 Maatwerkadvies Naast het beperkte advies is het ook mogelijk om een uitgebreider energieprestatiemaatwerk advies (EPAmaatwerkadvies) te maken voor niet-energiezuinige gebouwen. In het uitgebreide EPA-maatwerkadvies worden energiebesparende maatregelen bepaald die specifiek zijn afgestemd op het gebouw en het specifieke gebruik. Voor het maken van het EPA-maatwerkadvies moeten meer kenmerken van het gebouw en het gebruik ervan worden opgenomen, dan opgenomen bij de basismethodiek. In de onderstaande afbeelding zijn schematisch het beperkte advies en het EPA-maatwerkadvies weergegeven. Voor het EPA-maatwerkadvies wordt verwezen naar deel 2 van ISSO-publicatie 75. Beperkt Energielabel: aantal - Energie-index gebouwkenmerken - Beperkt Energieprestatieadvies nodig Extra gebouwkenmerken Energieprestatiemaatwerkadvies en gebruik nodig
Afb. 1.1 Schematische weergave van het energielabel en EPA-maatwerkadvies
ISSO-publicatie 75.1
12
Energieprestatie utiliteitsgebouwen
1.3 CERTIFICERING Het proces om te komen tot een energielabel moet uitgevoerd worden bedrijven met een EPA-U of EPN-adviseur. De onafhankelijkheid van dit bedrijf met EPA-U of EPN-adviseur moet aangetoond worden met objectieve criteria. Om de kwaliteit van het proces te borgen en de onafhankelijkheid van de bedrijven objectief te kunnen beoordelen is de BRL 9500-serie ontwikkeld. In de BRL 9500-serie zijn de kwaliteitseisen geformuleerd waaraan bedrijven moeten voldoen die zich bezighouden met werkzaamheden op gebied van energieprestatieadvisering. BRL 9500-03 heeft betrekking op de kwaliteitsborging van het proces van het opstellen van het energielabel conform de basismethodiek. BRL 9500-06 heeft betrekking op de kwaliteitsborging van het proces van het opstellen van het energielabel conform de detailmethodiek. De Nederlandse regelgeving schrijft voor dat de energielabels voor utiliteitsgebouwen alleen mogen worden afgegeven door bedrijven die gecertificeerd zijn volgens de BRL 9500-03 of de BRL 9500-06. In dit deel van ISSO-publicatie 75 zijn de middelen (gereedschappen) gegeven waarmee aan de gestelde proceseisen in de BRL 9500-03 en BRL 9500-06, ten aanzien van de gebouwopname en rapportage, kan worden voldaan. 1.4 GEBOUWEN WAAR HET ENERGIELABEL ZICHTBAAR MOET WORDEN OPGEHANGEN In deze paragraaf is het beslisschema opgenomen om te bepalen of het een gebouw betreft dat in het bezit dient te zijn van een energielabel (dus niet alleen bij de bouw, verhuur of verkoop). Het energielabel moet in deze gebouwen zichtbaar voor het publiek worden opgehangen, deze bepaling komt voort uit artikel 2.4 uit de BEG (Besluit Energieprestatie Gebouwen).
ISSO-publicatie 75.1
13
Energieprestatie utiliteitsgebouwen
Beslisschema 1.1 Bepaling bezit energielabel Utiliteitsgebouwen
Is het totale energiegebruik van het gebouw groter dan 50.000 kWh elektriciteit of 25.000 m3 gas?
Ja
De drijver van de inrichting is verplicht energiebesparende maatregelen te nemen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder of alle energiebesparende maatregelen die een positieve netto contante waarde hebben bij een interne rentevoet van 15%. (naar verwachting wordt de wet milieubeheer in 2015 aangepast)
Nee
Is het gehele gebouw een monument zoals bedoeld in de Monumentenwet of in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordering?
Ja
Een energielabel is niet verplicht
Nee
Is het gebouw in gebruik voor eredienst en/of religieuze activiteiten?
Ja
Een energielabel is niet verplicht
Nee
Is het gebouw alleenstaand en heeft het een gebruiksoppervlakte minder dan 50 m2?
Ja
Een energielabel is niet verplicht
Nee
Ja
Heeft het gebouw een 'industriefunctie' (conform Bouwbesluit 2003)?
Een energielabel is niet verplicht
Nee
Heeft het gebouw een 'onverwarmde logiesfunctie niet gelegen in een logiesgebouw' (conform Bouwbesluit 2003)?
Ja
Een energielabel is niet verplicht
Nee
Per 1 januari 2008 is de gebouweigenaar verplicht een energielabel te overleggen bij verkoop of verhuur van een bestaand gebouw en Per 1 juli 2014 ook bij het oplevermoment van nieuwbouw of ingrijpende renovatie
ISSO-publicatie 75.1
14
Energieprestatie utiliteitsgebouwen
ISSO-publicatie 75.1
15
Energieprestatie utiliteitsgebouwen
A (vervolg volgende blz.)
Ja
Heeft het gebouw een gebruiksoppervlakte groter dan 500 m2 (250 m2 naar verwachting per 1 juli 2015)?)
Ja
Is voor het gebouw een energielabel afgemeld in de database van RvO NL?
Nee
Is in het gebouw een Rijksdienst, ZBO1), RWT2), Provincie, Provinciale dienst, Gemeente, gemeentelijke dienst en/of waterschap gehuisvest? Ja
Vervolg utiliteitsgebouwen
Nee
Nee
Een energielabel zichtbaar ophangen is niet verplicht
Een energielabel zichtbaar ophangen is niet verplicht
Ja
Heeft de organisatie/instelling een gezondheidszorgfunctie en/of onderwijsfunctie? Nee
Nee
Ja
Ja
Betreft het een aankoop of aanhuur voor tenminste 5 jaar van een geheel kantoorgebouw of betreft het een renovatie of nieuwbouw?
Nee
Per 1 januari 2010 zijn de criteria duurzaam Inkopen van toepassing: - Bij huur of aankoop: tenminste energielabel C - Bij nieuwbouw: tenminste 200 (Greencalc+) of 7 (GPR Gebouw 4.0) - Bij renovatie: minimaal 60 punten verbetering of minimaal 200 (Greencalc+) of minimaal 2 punten verbetering of minimaal 7 (GPR Gebouw 4.0) Voor de criteriadocumenten zie www.rvo.nl
Heeft het gebouw een kantoorfunctie (conform Bouwbesluit 2003)?
ISSO-publicatie 75.1
16
Energieprestatie utiliteitsgebouwen
Ja
Nee
Nee
Per 1 juli 2014 is de gebouweigenaar verplicht het energielabel op een voor het publiek zichtbare plaats te hebben opgehangen. (zichtbaar ophangen energielabel in publieke gebouwen)
Een energielabel zichtbaar ophangen is niet veplicht
1) ZBO is een bestuursorgaan op het niveau van de centrale overheid dat niet hiĂŤrarchisch ondergeschikt is aan een minister (voorbeelden Centraal Bureau voor de Statistiek, College Bescherming Persoonsgegevens, lijst zie www.zboregister.nl. 2) RWT is een instelling die een taak uitvoert die bij of krachtens de wet geregeld is, die publiek geld uitgeeft en waarop de minister invloed uitoefent.
Per 1 januari 2009 is de gebouweigenaar verplicht het energielabel op een voor het publiek zichtbare plaats te hebben opgehangen. (Zichtbaar ophangen energielabel in overheidsgebouwen)
Nee
Heeft uw organisatie/instelling een gezondheids- zorgfunctie en/of onderwijsfunctie?
Ja
Is in het gebouw een rijksdienst, ZBO1), RWT2), Provincie, Provinciale dienst, Gemeente, gemeentelijke dienst en/of waterschap gehuisvest?
Ja
Wordt het gebouw door een groot aantal personen bezocht?
A