GerART s bergen I I : de Pr i or i j H unne g e m
studio schrever
l
uitgeverij eigenbegeer
G e r A RT s b e r g en II: d e p r io r ij Hu n n egem een fotostor ie
aan M. P r ior in Agnes Tor r ekens
GerARTsbergen deel 2
de priorij Hunnegem een fotostorie
Wim Schrever Geraardsbergen, 2009
Fo togra f i e & vor m g e v i ng Studi o S chr e ve r Te k s t Do m A ns e l m H os t e os b
Uitgever ij Eigenbegeer
Š Wim Schrever, 2009. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieÍn, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Uitgegeven door uitgeverij Eigenbegeer, Geraardsbergen, www.eigenbegeer.be Fotografie & vormgeving: Studio Schrever, Geraardsbergen, www.studioschrever.be Tekst: Dom Anselm Hoste osb. Druk: Jules Senior, Geraardsbergen. Lettertype: Optima. Wettelijk Depot: D/2009/9840/10.
‘wer e di’
i n h o u d Inleiding Voorwoord Geschiedenis van het O.-L.-Vrouwhospitaal Geschiedenis van de O.-L.-Vrouwkerk Binnenaanzicht van het O.-L.-Vrouwhospitaal Het interieur van de bisschopszaal Het interieur van de O.-L.-Vrouwkerk Nawoord Dankwoord Bibliografiee
9 11 12 26 38 54 74 111 112 112
i n l e i d i n g in 1624 beginnen twee zusters uit Arras het monastieke leven te Hunnegem in Geraardsbergen: Ann Scudamore en Marie-Madeleine Desmasure. Ann Scudamore zou later de eerste priores worden van het nieuwe klooster. Ann was van Engelse adel en wordt in de kroniek van die tijd beschreven als zeer verstandig. Zij sprak vlot Latijn, Frans en Engels. Ann Scudamore gaf aan Hunnegem de gelaatstrekken die de priorij getoond heeft tot 2008, het jaar van de opheffing: een leven volgens de Regel van Bene-
dictus, met de bekende accenten op koorgebed en handwerk, op gastvrijheid ook en een groot hart voor het onderwijs. Het verhaal van Hunnegem eindigt op 23 november 2008. Abt Le Brun van de Sint-Adriaansabdij had de twee stichteressen vergeleken met twee olijfbomen, in vreemde grond geplant en toch overvloedig vrucht dragend. Vandaag is Hunnegem een “terra desolata� geworden, een vereenzaamde plek, dorre grond, waar ooit vruchtbaar geestelijk leven bloeide.
10
v o o r w o o r d Historici doen het hospitaalwezen teruggaan tot de Merovingische tijd. Het waren gasthuizen in de letterlijke zin: huizen die openstonden voor alle gasten van de abdij, vooral pelgrims, reizigers en armen. Aan deze ontwikkeling lag de Regel van Benedictus (5de eeuw) ten grondslag. Hij eiste van zijn monniken uiterste zorg bij het ontvangen van gasten en bij de dienst aan de zieken. In zijn verordening refereert hij naar de evangelietekst van Matteüs (25,40): “Wat gij gedaan hebt voor één van de geringsten van mijn broeders, hebt gij voor mij gedaan”. Regel van Benedictus. “Vóór alles en boven alles moeten zieken verzorgd worden, zodat ze werkelijk gediend worden als Christus in persoon”. (hoofdstuk 36) “Alle gasten moeten ontvangen worden als Christus zelf. Hij zal eenmaal zeggen: Ik kwam als gast en gij hebt mij ontvangen”. (hoofdstuk 53)
Maar gewijzigde omstandigheden schiepen nieuwe noden. Op het einde van de 12de eeuw werden in Vlaanderen de grote hospitalen gesticht: het SintJans-hospitaal te Brugge dateert uit 1188, het O.-L.-Vrouwhospitaal te Gent is van 1196. In de middeleeuwen was de stad de enige plek waar monumentale gebouwen stonden, van baksteen of natuursteen. De nieuwe stedelijke cultuur nam het roer over van de monniken. In de gasthuizen namen academisch geschoolde geneesheren nu de leiding. Ook de chirurgijn (heelmeester) en de barbier maakten deel uit van het regelmatig personeel. Soms met een verdachte bekwaamheid. Het lage peil van de geneeskunde veroorzaakte, in samenwerking met de slechte voeding, gruwelijke lichamelijke ellende en het sterftecijfer van een onderontwikkeld land. Tegen deze historische achtergrond is ook het ontstaan te plaatsen van het O.-L.-Vrouwhospitaal van Geraardsbergen.
n ed e r zetting De geschiedenis van het O.-L.-Vrouwhospitaal werd voor altijd geschreven door G. De Vos. In 1898 publiceerde hij reeds de “Inventaris” (502 blz.), en in 1903 volgde dan zijn meesterwerk “Onzer-Liever-Vrouwen hospitaal van Geraardsbergen van zijn stichting af tot de Franse Omwenteling” (599 blz.). Daarin schreef De Vos: “Geen reden om het jaartal 1100 als niet echt te aanschouwen”. Hij nam dus aan dat het hospitaal in 1100 gesticht werd. Deze vroege datum werd reeds door V. Fris in zijn “Geschiedenis van Geraardsbergen” (1911) met klem verworpen. V. Fris opteerde voor het jaar 1201, toen graaf Boudewijn IX de stichtingsoorkonde van Geraardsbergen bekrachtte. De oudste gekende gift aan het hospitaal dateert uit 1238 door Elisabeth de Loch uit Esse. Aan de oorsprong van het hospitaal staat een kleine groep vrome vrouwen en mannen die zich verenigden
in een communauteit. Wanneer wordt zo een aanvangsfase juridisch erkend door de Kerk? Daar gaan zeker een aantal jaren aan vooraf. Het kwam aan de bisschop van Kamerijk toe een kloosterregel op te leggen aan die zusters en broeders. Volgens De Vos gebeurde dit in 1255. In de oorkonde is er sprake van zes zusters en twee broeders. Het zijn leken die tot geen kloosterorde behoren. Slechts veel later worden zij verplicht om aan te sluiten bij een Orde. In 1525 volgt men officieel de Regel van Sint-Augustinus. Aan het hoofd van de kloostergemeenschap staat een priores, die veelal tot de adel behoorde. Sinds 1304 beschikte het hospitaal over een eigen kapel, waaraan een priester (kapelaan) verbonden was. In de loop van de eeuwen deelt het hospitaal in het geluk en het ongeluk dat de stad te beurt valt. Dat gaat van vreemde bezetting tot plundering en brandstichting.
g e s chied enis De geschiedenis van het O.-L.-Vrouwhospitaal werd voor altijd geschreven door G. De Vos. In 1898 publiceerde hij reeds de “Inventaris” (502 blz.), en in 1903 volgde dan zijn meesterwerk “Onzer-Liever-Vrouwen hospitaal van Geraardsbergen van zijn stichting af tot de Franse Omwenteling” (599 blz.). Daarin schreef De Vos: “Geen reden om het jaartal 1100 als niet echt te aanschouwen”. Hij nam dus aan dat het hospitaal in 1100 gesticht werd. Deze vroege datum werd reeds door V. Fris in zijn “Geschiedenis van Geraardsbergen” (1911) met klem verworpen. V. Fris opteerde voor het jaar 1201, toen graaf Boudewijn IX de stichtings-oorkonde van Geraardsbergen bekrachtte. De oudste gekende gift aan het hospitaal dateert uit 1238 door Elisabeth de Loch uit Esse. Aan de oorsprong van het hospitaal staat een kleine groep vrome vrouwen en mannen die zich 12
verenigden in een communauteit. Wanneer wordt zo een aanvangs-fase juridisch erkend door de Kerk? Daar gaan zeker een aantal jaren aan vooraf. Het kwam aan de bisschop van Kamerijk toe een kloosterregel op te leggen aan die zusters en broeders. Volgens De Vos gebeurde dit in 1255. In de oorkonde is er sprake van zes zusters en twee broeders. Het zijn leken die tot geen kloosterorde behoren. Slechts veel later worden zij verplicht om aan te sluiten bij een Orde. In 1525 volgt men officieel de Regel van Sint-Augustinus. Aan het hoofd van de kloostergemeenschap staat een priores, die veelal tot de adel behoorde. Sinds 1304 beschikte het hospitaal over een eigen kapel, waaraan een priester (kapelaan) verbonden was. In de loop van de eeuwen deelt het hospitaal in het geluk en het ongeluk dat de stad te beurt
zoals het was... Sedert 1304 beschikte het hospitaal over een gotisch kerk-je. Volgens G. De Vos stonden er vijf altaren, een klein koor (“choorken”) voor de zusters, met een eikenhouten afsluiting, en waren er brandglasramen (“geschilderde veinsters”). In 1422 werd het koor van de zusters vergroot en acht jaar later werd een nieuwe kapel ingewijd. Van die gotische gebouwen is niets bewaard. Op de hoek van de Gasthuisstraat en de Grotestraat verrees in 1761-1763 een nieuwe kerk op initiatief van de priores Catharina Isabella de Colins. De priores was het vierde kind van Pierre de Colins d’Heetvelde en Jacoba Van Leefdael. Zij had twee jongere broers die tot de geestelijke stand behoorden. Pierre werd pastoor (plebaan) te Aarschot en Charles werd abt van de benediktijnenabdij te Ename. Hij werd daar abt gewijd op 29 september 1745. Professor L. Milis vermeldt 26
in het Monasticon dat de abt “un grand train de vie” leidde en op die wijze de abdij financieel in verlegenheid bracht. Toen priores de Colins ziek werd, ging zij bij haar broer te Ename op rust. Zij werd daar verzorgd door een Zwartzuster van Oudenaarde. Abt Charles de Colins kwam in 1769 naar het hospitaal te Geraardsbergen om er voor te gaan in een jubelmis ter ere van priores Isabella die 25 jaar overste was. De abt overleed te Ename op 15 juli 1780, op vierenzestigjarige leeftijd. De bekoorlijke hospitaalkerk is het “opus magnum” van priores de Colins. Het heeft haar veel energie gekost. Uit de gegevens van G. De Vos kan men nauwkeurig de inkomsten en uitgaven opmaken voor het grote bouwwerk. Onder de weldoeners is er een juffrouw Christine Gortmans, “woonachtig in het clooster der benedicti-
Sedert 1304 beschikte het hospitaal over een gotisch kerkje. Volgens G. De Vos stonden er vijf altaren, een klein koor (“choorken”) voor de zusters, met een eikenhouten afsluiting, en waren er brandglasramen (“geschilderde veinsters”). In 1422 werd het koor van de zusters vergroot en acht jaar later werd een nieuwe kapel ingewijd. Van die gotische gebouwen is niets bewaard. Op de hoek van de Gasthuisstraat en de Grotestraat verrees in 1761-1763 een nieuwe kerk op initiatief van de priores Catharina Isabella de Colins. De priores was het vierde kind van Pierre de Colins d’Heetvelde en Jacoba Van Leefdael. Zij had twee jongere broers die tot de geestelijke stand behoorden. Pierre werd pastoor (plebaan) te Aarschot en Charles werd abt van de benediktijnenabdij te Ename. Hij werd daar abt gewijd op 29 september 1745. Professor L. Milis vermeldt in het Monasticon dat de abt “un grand train de vie” leidde en op die wijze de abdij financieel in verlegenheid bracht. Toen priores de Colins ziek werd, ging zij bij haar broer te Ename op rust. Zij werd daar verzorgd door een Zwartzuster van Oudenaarde. Abt Charles de Colins kwam in 1769 naar het hospitaal te Geraardsbergen om er voor te gaan in een jubelmis ter ere van priores Isabella die 25 jaar overste was. De abt overleed te Ename op 15 juli 1780, op vierenzestigjarige leeftijd. De bekoorlijke hospitaalkerk is het “opus magnum” van priores de Colins. Het heeft haar veel energie gekost.
Uit de gegevens van G. De Vos kan men nauwkeurig de inkomsten en uitgaven opmaken voor het grote bouwwerk. Onder de weldoeners is er een juffrouw Christine Gortmans, “woonachtig in het clooster der benedictinessen, geseit Hunneghem”. Zij was een weduwe die een kamer betrok in deze priorij. Zij gaf op 5 augustus 1763 een som van 600 gulden voor de nieuwe kerk. Het is wel jammer dat priores de Colins veel waardevolle zaken moest verkopen. Acht zilveren kandelaars en vijf zilveren wijwatervaatjes brachten 396 gulden op. Bij Pieter du Mery “meesterklockgieter tot Brugghe” bestelde zij een nieuwe klok, die 260 pond woog. Die klok werd weggenomen in 1828. Het orgel werd gemaakt door Pieter Van Peteghem, de orgelkast door J. de Ville. Op het fronton boven het kerkportaal bemerkt men twee ovale blazoenen. Alleen de wapenspreuken zijn nog zichtbaar. Links staat: “A moi l’ hôpital”, met bovenaan een afbeelding van O.L.Vrouw; rechts leest men de wapenspreukvan de familie de Colins: “In pondere et mesura” (met gewicht en maat).
de priorij Sedert 1304 beschikte het hospitaal over een gotisch kerk-je. Volgens G. De Vos stonden er vijf altaren, een klein koor (“choorken”) voor de zusters, met een eikenhouten afsluiting, en waren er brandglasramen (“geschilderde veinsters”). In 1422 werd het koor van de zusters vergroot en acht jaar later werd een nieuwe kapel ingewijd. Van die gotische gebouwen is niets bewaard. Op de hoek van de Gasthuisstraat en de Grotestraat verrees in 1761-1763 een nieuwe kerk op initiatief van de priores Catharina Isabella de Colins. De priores was het vierde kind van Pierre de Colins d’Heetvelde en Jacoba Van Leefdael. Zij had twee jongere broers die tot de geestelijke stand behoorden. Pierre werd pastoor (plebaan) te Aarschot en Charles werd abt van de benediktijnenabdij te Ename. Hij werd daar abt gewijd op 29 september 1745. Professor L. Milis vermeldt 26
in het Monasticon dat de abt “un grand train de vie” leidde en op die wijze de abdij financieel in verlegenheid bracht. Toen priores de Colins ziek werd, ging zij bij haar broer te Ename op rust. Zij werd daar verzorgd door een Zwartzuster van Oudenaarde. Abt Charles de Colins kwam in 1769 naar het hospitaal te Geraardsbergen om er voor te gaan in een jubelmis ter ere van priores Isabella die 25 jaar overste was. De abt overleed te Ename op 15 juli 1780, op vierenzestigjarige leeftijd. De bekoorlijke hospitaalkerk is het “opus magnum” van priores de Colins. Het heeft haar veel energie gekost. Uit de gegevens van G. De Vos kan men nauwkeurig de inkomsten en uitgaven opmaken voor het grote bouwwerk. Onder de weldoeners is er een juffrouw Christine Gortmans, “woonachtig in het clooster der benedicti-
de priorinnen Sedert 1304 beschikte het hospitaal over een gotisch kerkje. Volgens G. De Vos stonden er vijf altaren, een klein koor (“choorken”) voor de zusters, met een eikenhouten afsluiting, en waren er brandglasramen (“geschilderde veinsters”). In 1422 werd het koor van de zusters vergroot en acht jaar later werd een nieuwe kapel ingewijd. Van die gotische gebouwen is niets bewaard. Op de hoek van de Gasthuisstraat en de Grotestraat verrees in 1761-1763 een nieuwe kerk op initiatief van de priores Catharina Isabella de Colins. De priores was het vierde kind van Pierre de Colins d’Heetvelde en Jacoba Van Leefdael. Zij had twee jongere broers die tot de geestelijke stand behoorden. Pierre werd pastoor (plebaan) te Aarschot en Charles werd abt van de benediktijnenabdij te Ename. Hij werd daar abt gewijd op 29 september 1745. Professor L. Milis vermeldt in het Monasticon dat de abt “un grand train de vie” leidde en op die wijze de abdij financieel in verlegenheid bracht. Toen priores de Colins ziek werd, ging zij bij haar broer te Ename op rust. Zij werd daar verzorgd door een Zwartzuster van Oudenaarde. Abt Charles de Colins kwam in 1769 naar het hospitaal te Geraardsbergen om er voor te gaan in een jubelmis ter ere van priores Isabella die 25 jaar overste was. De abt overleed
te Ename op 15 juli 1780, op vierenzestigjarige leeftijd. De bekoorlijke hospitaalkerk is het “opus magnum” van priores de Colins. Het heeft haar veel energie gekost. Uit de gegevens van G. De Vos kan men nauwkeurig de inkomsten en uitgaven opmaken voor het grote bouwwerk. Onder de weldoeners is er een juffrouw Christine Gortmans, “woonachtig in het clooster der benedictinessen, geseit Hunneghem”. Zij was een weduwe die een kamer betrok in deze priorij. Zij gaf op 5 augustus 1763 een som van 600 gulden voor de nieuwe kerk. Het is wel jammer dat priores de Colins veel waardevolle zaken moest verkopen. Acht zilveren kandelaars en vijf zilveren wijwatervaatjes brachten 396 gulden op. Bij Pieter du Mery “meesterklockgieter tot Brugghe” bestelde zij een nieuwe klok, die 260 pond woog. Die klok werd weggenomen in 1828. Het orgel werd gemaakt door Pieter Van Peteghem, de orgelkast door J. de Ville. Op het fronton boven het kerkportaal bemerkt men twee ovale blazoenen. Alleen de wapenspreuken zijn nog zichtbaar. Links staat: “A moi l’ hôpital”, met bovenaan een afbeelding van O.L.Vrouw; rechts leest men de wapenspreukvan de familie de Colins: “In pondere et mesura” (met gewicht en maat).
Hunnegemkerk De geschiedenis van het O.-L.-Vrouwhospitaal werd voor altijd geschreven door G. De Vos. In 1898 publiceerde hij reeds de “Inventaris” (502 blz.), en in 1903 volgde dan zijn meesterwerk “Onzer-Liever-Vrouwen hospitaal van Geraardsbergen van zijn stichting af tot de Franse Omwenteling” (599 blz.). Daarin schreef De Vos: “Geen reden om het jaartal 1100 als niet echt te aanschouwen”. Hij nam dus aan dat het hospitaal in 1100 gesticht werd. Deze vroege datum werd reeds door V. Fris in zijn “Geschiedenis van Geraardsbergen” (1911) met klem verworpen. V. Fris opteerde voor het jaar 1201, toen graaf Boudewijn IX de stichtingsoorkonde van Geraardsbergen bekrachtte. De oudste gekende gift aan het hospitaal dateert uit 1238 door Elisabeth de Loch uit Esse. Aan de oorsprong van het hospitaal staat een kleine
groep vrome vrouwen en mannen die zich verenigden in een communauteit. Wanneer wordt zo een aanvangsfase juridisch erkend door de Kerk? Daar gaan zeker een aantal jaren aan vooraf. Het kwam aan de bisschop van Kamerijk toe een kloosterregel op te leggen aan die zusters en broeders. Volgens De Vos gebeurde dit in 1255. In de oorkonde is er sprake van zes zusters en twee broeders. Het zijn leken die tot geen kloosterorde behoren. Slechts veel later worden zij verplicht om aan te sluiten bij een Orde. In 1525 volgt men officieel de Regel van Sint-Augustinus. Aan het hoofd van de kloostergemeenschap staat een priores, die veelal tot de adel behoorde. Sinds 1304 beschikte het hospitaal over een eigen kapel, waaraan een priester (kapelaan) verbonden was. In de loop van de eeuwen deelt het hospitaal in het
De oudste benamingen van het hospitaal zijn: - Hospitale beatae Mariae (1240) - Het hospitael der maghet Marien in Geertsberghe (1255) - Hospitale de Gerardimonte (1264) - Hospitael van den ordine van S. Augustijn (1525)
34
r o m a a n s Pyramidies torent ze hoog boven de lage vlakte van de denderbedding als de ene rots die de matrozen van het zinkend schip voor ondergaan redden kan. Š Wim Schrever
38
interieur De bijzondere bisschopszaal is gelegen naast de oudst-bewaarde pandgang, uit 1642. Ondanks de verkoop, in 1890, van vijf wandtapijten, straalt deze zaal nog een vreemde betovering uit. Bij het binnentreden ziet men dadelijk de glinstering van de enorme luster in kristalglas van Murano. Het zachte licht valt met welbehagen op de geschilderde begingeschiedenis van het hospitaal, op doek gebracht door de meester van de neogotiek Louis Bert-de l’ Arbre (= 1903). Het is bisschop David van Kamerijk die de Regel geeft aan de geknielde priores, in 1255. Iets verder staat bisschop Robrecht (Robertus) van Croy, administrator en hertog van Kamerijk. Ook bisschop Sint-Augustinus van Hippo mocht niet 54
ontbreken want het is zijn Regel die de zusters moet leiden doorheen goede en kwade dagen. Het schilderij dat de mijtering voorstelt van bisschop Sint-Eligius (Elooi) geeft aan deze unieke zaal terecht de naam van bisschopszaal. Het grafelijk huis van Vlaanderen is goed vertegen-woordigd door Robrecht van Jerusalem, Gwijde van Dampierre en de gravin Johanna van Constantinopel. Naast de bisschopstroon zijn door Bert-de l’Arbre twee heiligen afgebeeld, die door hem tot patronessen van het hospitaal benoemd werden. Links staat SintCatharina van Alexandrië, rechts Sint-Elisabeth van
louis-berth de l’ arbre De bijzondere bisschopszaal is gelegen naast de oudst-bewaarde pandgang, uit 1642. Ondanks de verkoop, in 1890, van vijf wandtapijten, straalt deze zaal nog een vreemde betovering uit. Bij het binnentreden ziet men dadelijk de glinstering van de enorme luster in kristalglas van Murano. Het zachte licht valt met welbehagen op de geschilderde begingeschiedenis van het hospitaal, op doek gebracht door de meester van de neogotiek Louis Bert-de l’ Arbre (= 1903). Het is bisschop David van Kamerijk die de Regel geeft aan de geknielde priores, in 1255. Iets verder staat bisschop Robrecht (Robertus) van Croy, administrator en hertog van Kamerijk. Ook bisschop Sint-Augustinus van Hippo mocht niet 54
ontbreken want het is zijn Regel die de zusters moet leiden doorheen goede en kwade dagen. Het schilderij dat de mijtering voorstelt van bisschop Sint-Eligius (Elooi) geeft aan deze unieke zaal terecht de naam van bisschopszaal. Het grafelijk huis van Vlaanderen is goed vertegen-woordigd door Robrecht van Jerusalem, Gwijde van Dampierre en de gravin Johanna van Constantinopel. Naast de bisschopstroon zijn door Bert-de l’Arbre twee heiligen afgebeeld, die door hem tot patronessen van het hospitaal benoemd werden. Links staat SintCatharina van Alexandrië, rechts Sint-Elisabeth van
De bijzondere bisschopszaal is gelegen naast de oudst-bewaarde pandgang, uit 1642. Ondanks de verkoop, in 1890, van vijf wandtapijten, straalt deze zaal nog een vreemde betovering uit. Bij het binnentreden ziet men dadelijk de glinstering van de enorme luster in kristalglas van Murano. Het zachte licht valt met welbehagen op de geschilderde begingeschiedenis van het hospitaal, op doek gebracht door de meester van de neogotiek Louis Bert-de l’ Arbre (= 1903). Het is bisschop David van Kamerijk die de Regel geeft aan de geknielde priores, in 1255. Iets verder staat bisschop Robrecht (Robertus) van
Croy, administrator en hertog van Kamerijk. Ook bisschop Sint-Augustinus van Hippo mocht niet ontbreken want het is zijn Regel die de zusters moet leiden doorheen goede en kwade dagen. Het schilderij dat de mijtering voorstelt van bisschop Sint-Eligius (Elooi) geeft aan deze unieke zaal terecht de naam van bisschopszaal. Het grafelijk huis van Vlaanderen is goed vertegen-woordigd door Robrecht van Jerusalem, Gwijde van Dampierre en de gravin Johanna van Constantinopel. Naast de bisschopstroon zijn door Bert-de l’Arbre
De bijzondere bisschopszaal is gelegen naast de oudst-bewaarde pandgang, uit 1642. Ondanks de verkoop, in 1890, van vijf wandtapijten, straalt deze zaal nog een vreemde betovering uit. Bij het binnentreden ziet men dadelijk de glinstering van de enorme luster in kristalglas van Murano. Het zachte licht valt met welbehagen op de geschilderde begingeschiedenis van het hospitaal, op doek gebracht door de meester van de neogotiek Louis Bert-de l’ Arbre (= 1903). Het is bisschop David van Kamerijk die de Regel geeft aan de geknielde priores, in 1255. Iets
verder staat bisschop Robrecht (Robertus) van Croy, administrator en hertog van Kamerijk. Ook bisschop SintAugustinus van Hippo mocht niet ontbreken want het is zijn Regel die de zusters moet leiden doorheen goede en kwade dagen. Het schilderij dat de mijtering voorstelt van bisschop Sint-Eligius (Elooi) geeft aan deze unieke zaal terecht de naam van bisschopszaal. Het grafelijk huis van Vlaanderen is goed vertegen-woordigd door Robrecht van Jerusalem, Gwijde van Dampierre en de gravin Johanna
schattenkamer De bijzondere bisschopszaal is gelegen naast de oudst-bewaarde pandgang, uit 1642. Ondanks de verkoop, in 1890, van vijf wandtapijten, straalt deze zaal nog een vreemde betovering uit. Bij het binnentreden ziet men dadelijk de glinstering van de enorme luster in kristalglas van Murano. Het zachte licht valt met welbehagen op de geschilderde begingeschiedenis van het hospitaal, op doek gebracht door de meester van de neogotiek Louis Bert-de l’ Arbre (= 1903). Het is bisschop David van Kamerijk die de Regel geeft aan de geknielde priores, in 1255. Iets verder staat bisschop Robrecht (Robertus) van Croy, administrator en hertog van Kamerijk. Ook bisschop Sint-Augustinus van Hippo mocht niet 54
ontbreken want het is zijn Regel die de zusters moet leiden doorheen goede en kwade dagen. Het schilderij dat de mijtering voorstelt van bisschop Sint-Eligius (Elooi) geeft aan deze unieke zaal terecht de naam van bisschopszaal. Het grafelijk huis van Vlaanderen is goed vertegen-woordigd door Robrecht van Jerusalem, Gwijde van Dampierre en de gravin Johanna van Constantinopel. Naast de bisschopstroon zijn door Bert-de l’Arbre twee heiligen afgebeeld, die door hem tot patronessen van het hospitaal benoemd werden. Links staat SintCatharina van Alexandrië, rechts Sint-Elisabeth van
Behoed verlaat ik straks mijn huis. M’n warm hart klopt ritmies op de trage draf waarmee ik de stad doorkruis. Š Wim Schrever.
110
nawoo r d De omslag van dit boek toont de imposante gevel van wellicht het grootste neogotisch gebouw in Vlaanderen. Sinds 2003 is hier de stedelijke muziekacademie gehuisvest. Verborgen achter deze gevel staan de overblijvende 17de- en 18de-eeuwse gebouwen van het O.-L.-Vrouwhospitaal. Een pand in baksteen dateert uit 1636, de refter is uit 1642, met een bovenverdieping uit 1661. We kunnen alleen maar hopen dat er ooit een boek
wordt gewijd aan het cultureel erfgoed van dit eens zo machtige en invloedrijke gasthuis. De hospitaalarchieven (archivalia), de bewaarde schilderijen, de zilveren en koperen -veelal liturgischegebruiksvoorwerpen, dit alles vraagt om een wetenschappelijke analyse. De beelden vragen dan weer om een stijlonderzoek. Dit fotoboek van Wim Schrever blijft een fraai geschenk bij de 245ste verjaardag van de hospitaalkerk (1761-2006).
bibliografie A. BOELS-MELAIN, Catharina-Isabella de Colins 1711-1781, priores van het O. L. Vrouwhospitaal in Geraardsbergen, in Gerardimontium, nr. 187 2003, blz. 23-26. A. DE PORTEMONT, Historisch onderzoek naar de stad Geraardsbergen. Vertaling P. Cattelain, 2 delen, 1996 G. DE VOS, Inventaris der handvesten van Onser Liever Vrouwen Gasthuys, Geraardsbergen, 1898. G. DE VOS, Onze-Lieven-Vrouwen hospitaal van Geraardsbergen van zijn stichting af tot de Franse Omwenteling, Geraardsbergen, 1903. V. FRIS, Geschiedenis van Geeraardsbergen, Gent, 1911. JOKE MEERKENS, Bouwhistorisch onderzoek naar het voormalig Onze-Lieve-Vrouwhospitaal van Geraardsbergen, Geraardsbergen, 2006. L. MILIS, Abbaye de Saint-Sauveur Ă Ename, in Monasticon Belge, t. VII-2, 1977. Stedelijke Culturele Raad, O. L. Vrouwhospitaal in Geraardsbergen, gidsboekje, 1992. G. VAN DEN BERGHE, GabriĂŤl Grupello, Geraardsbergen, 1958.
dankwoord
aan: Dom Anselm Hoste osb, Freddy Duffeleer, vrienden van Geraardsbergen, het koffieparlement, sigaren uit warme landen.
112
Dom Anselm Hoste osb (°30/12/1930) is auteur van vele boeken. Van 1981 tot 1995 was hij abt van de SintPietersabdij van Steenbrugge, waar hij sinds 1950 ingetreden was. Van 1996 tot 23 november 2008 verbleef hij in het GerARTsbergse Hunnegem.
Fo t o g r a a f - b o e k e n maker Wim Schrever (°7/3/1970) is al langer begaan met de stad GerARTsbergen en haar geschiedenis. Met deze tweede uitgave in de reeks van GerARTsbergen wil hij het oog en de aandacht vragen voor de bakermat van de stad.