— ogenschijnlijk — voor Ineke · Nette · Julija Theresa
—
ogen schijn ljik Roel Goussey
arte libro
ogenschijnlijk
Ik maak een boek, ik word daar blij van. Ik zet mijn kleinkinderen op de achterbank: “de auto riekt naar jou”, naar mijn atelier, mijn van verfgeur doortrokken dagelijkse plunje. Ik maak een boek, voor mezelf, voor mijn lief, voor mijn werk. Ik maak een boek, om het boek, om de willekeurige pagina die het internet niet kent. Een boek van papierformaat en Karolingische minuskels, met een snee – op scherp gezet door de snijmachine – en een archaïsche bevattelijkheid: de bladspiegel, de cadans, de laatste pagina En ik twijfel, die verrukkelijke onzekerheid. Ik zoek en ik verschuif, ik speel, ik componeer. Ik babbel tegen het ontwerp, en blader terug. Ik maak een werk van werken, een verhaal, een lijn in het zand. Ik rond iets af en maak ruimte voor een nieuwe blik op dezelfde horizon.
[ vlerk ]
de zee vorm & tegenvorm t ypografie in situ constructie kleur · vorm · materie aangespoeld poëzie
Mare Nostrum 2015 hout, k arton, ink t :: 34.6 x 11 x 21.5 cm
waterlijN 2013 coll age :: 39 x 54 cm
de zee 2010 zeefdruk op mdf :: reeks van t wintig :: 29.5 x 40 cm
Dans l’éphémère,
éphémère 2010, me t tekst van Bertrand De jardin zeefdruk :: editie van ze ven losbl adige folio’s :: 25.5 x 57 cm
la sagesse est de vivre sans faire d’histoires, pour la seule gloire du jour sans attendre aucun jour de gloire.
in de zee 2013 aquarel :: 13.5 x 19 cm
constructie 2005 ink t en aquarel op doek :: 24.5 x 22 cm
De zee 2013 ink t op doek :: 17 x 31 cm
de zee | vorm & tegenvorm t ypografie | in situ | constructie kleur · vorm · materie aangespoeld | poëzie
zonder titel 2013 hout, steen, pigment :: 20 x 15.5 x 10 cm
spiegel 1999 tegel, doek, ink t :: 27.5 x 29 cm
zonder titel 2002 tegel, doek, ink t :: 15 x 22.5 cm
Ziggurat 2015 hout :: 22 x 20.5 x 20.5 cm
toren 1993 hout, papier, pigment :: 50 x 21 x 21 cm
zonder titel 2015 hout, pigment :: 22 x 15 x 7.5 cm
triptiek verona – Op atelierbezoek in het Noorden van Italië gingen we langs bij ene Claudio Lineri. De man moet ongeveer 75 jaar oud zijn en leeft in een dorpje vlakbij Verona. Samen met zijn vrouw opent hij het ijzeren hek en verwelkomt ons op de oprit tussen zijn huis en zijn schuur. Het is zo’n huis waarvan je ziet dat het ooit een deel van een boerderij moet zijn geweest maar ondertussen tot een rijhuis is verworden, met hier en daar nog resten naïeve nostalgie die ons eraan herinneren dat hier ooit een boer leefde en werkte. In de schuur toont Lineri ons zijn “collectie”. Het is moeilijk te omschrijven wat hij me daar liet ontdekken.
In de schuur leidt hij ons tussen de opeengestapelde plankjes waarop hij de keien per soort heeft gerangschikt. Hier heb je de vulva’s, daar de fallussen, verder de kernen, de planeten, de schapen-, honden-, mensenkoppen. Per acht of tien op een plank gebonden. De planken op mekaar gestapeld zodat ze torens vormen die tot het plafond reiken. Overal keien, de hele schuur vol, gerangschikt volgens een onklopbare logica. De oude man vertelt ons de wereld, haar ontstaan, haar actualiteit en haar toekomst,… aan de hand van de keien. Hij vertelt over de mens, over de dieren, de bijen en de zon en de maan en de sterren. Met een kei in zijn gerimpelde hand staat hij stil en vertelt in z’n prachtige taal. Ik word week van zoveel wijsheid ontstaan uit de ontmoeting van een hand en een kei. We volgen hem een ladder op. Daar boven reiken de torens tot in de nok van het prachtige houten gebinte van de schuur. De plankjes liggen gestapeld op de houten vloer, bedolven onder een laag stof. Door de gaten in het dak valt het licht in fijne stralen naar binnen en het ronddwarrelende stof maakt er zilveren lijnen en gordijnen van. Zijn verzameling wordt hier bijna even complex als de wereld zelf.
november 2015
Pierre Muylle, directeur MADmusée (Musée d’Art Différencié) LiÈge.
Op een dag was Claudio tijdens een van zijn wandelingen gefascineerd geraakt door twee keien die hij had opgeraapt uit de rivier. Ze waren niet identiek maar toch gelijkvormig. Beide hadden ze de vorm van een man nengezicht in profiel. Later vond hij keien in de vorm van schapenkoppen, fallussen, honden, vrouwen, vogels,… de hele wereld leek wel te zijn ver beeld door de rivier.
Beneden proberen we onze verwondering met hem te delen. Wat valt er te zeggen? De beperking van mijn Italiaans helpt om niet teveel te zeg gen. Wanneer we op het punt staan in te gaan op de uitnodiging van zijn vrouw om koffie te gaan drinken in de keuken, vallen me allerlei kleine sculpturen op. Ze staan apart, in en op glazen kijkkasten. “Giocattoli! ”, zegt hij, speelgoed. Hij heeft ze nodig om uit de beklemming te komen van zijn keien. De systematiek van de vormen en waar ze hem toe lei den neemt het soms over en dan heeft hij lichtheid nodig, speelgoed. Dan assembleert hij kleine sculpturen met ander materiaal dat hij uit de rivier vist. Een stuk hout met een ijzerdraad waarin hij veren, plastic, karton en een wasknijper vastmaakt. Ze verraden dezelfde hand als de keien op hun witte plankjes maar ze zijn essentieel anders. Hier heeft de boerenhand zich niet verbonden met de hersenen om tot een systeem te komen om de wereld te vatten. Ze staan in rechtsreeks contact met het kind in Lineri. Ik begrijp meteen waarom hij ze omschrijft als speelgoed. En ze worden ook individueel opgesteld in zijn grote schuur. Ze maken geen deel uit van het allesomvattende keienensemble. De familie van de “giocattoli ” bestaat uit individuen. Wanneer Lineri erover vertelt maakt de wijze blik in zijn ogen plaats voor kinderlijke pretlichtjes.
utrecht – De
Stijl heb ik altijd ervaren als een cerebrale stroming. Niets uit de buik, alles uit het hoofd. Wat ik zag in de reproducties van onze cursus kunstgeschiedenis, waren de kurk droge voorlopers van de latere abstractie en conceptkunst. Dat beeld werd al bijgesteld toen ik de werken van Mondriaan zag in Den Haag en New York. Ze waren geschilderd maar tegelijk ook geknutseld. Op foto’s van het atelier maken ze boven dien deel uit van een ruimte, het atelier met de gekleurde vlakken op kartons her en der opge hangen aan de muren, op de kast, de ezel,… In Utrecht heb ik nu al verschillende keren het Rietveld-Schröderhuis bezocht. Telkens opnieuw ben ik verrast door de kinderlijke onschuld van dit huis. Het is niet perfect, niets is prefab, alles werd speciaal hiervoor gemaakt, uitgevonden. Dit huis is een object, ontstaan uit vele handelingen. Het is een kinderdroom die vorm krijgt, als een boomhut of een laken met wasknijpers, twee stoelen en een stuk droog rek, een zaklamp en een paar vrienden. Er staat zo min mogelijk vast, alles kan nog veranderen. Het huis schikt zich naar de noden of de zin van het moment. Alles kan dicht, alles kan open. Het is ook een mensenleven dat vorm krijgt, een biografie in 3D. Wat me ook telkens weer treft is de hand. Zel den zie je letterlijk de hand van de architect en van de bewoners zo rechtsreeks verbonden met een huis. De verschillende fases van de bouw van een huis filteren doorgaans de hand van de architect weg. Meestal is de link tussen brein en pen enkel nog op de tekentafel zichtbaar. Hier zie je de meubelmaker aan het werk, niet de architect. Het huis heeft dezelfde handgemaakte patine als een meubel of een object kan heb ben. Het werd met dezelfde aandacht en direct heid gebouwd en bijgeschaafd. Ook al zijn de muren recht op recht, ze lijken met vaste hand getekend, zonder lat. Het valt me op hoezeer de computer onze blik bepaalt en verarmt. Som mige plaatsen op de muren, vloeren of deuren lijken voorbestemd om sporen te dragen. De hoek van de muur naast de trap is afgesleten ter hoogte van de kinderhanden die hem jarenlang als leuning gebruikten. Ver weg van de smette loze klare lijn waarmee we De Stijl associëren.
luik – Bij Roel en Thérèse staat ergens wel een com-
puter want ik ontvang soms aangename mails. Maar ik zou niet weten waar die staat. Wanneer je de imposante loft binnenkomt, vallen eerst de indrukwekkende drukpersen en droogrekken op. Daarna zag ik de grote luidsprekers waaruit prachtige muziek weerklonk, de reeksen “colourfield-grafiek” – weidse zeezichten met een trillende lijn als horizon – en uiteindelijk ook de vele tafels met allerlei materiaal. Het is pas bij een nadere blik dat mijn oog viel op de verzamelingen. Ik noem ze verzamelingen omdat ze verzameld staan op tafels en planken. Alsof ze in proef opstelling bijeen staan in afwachting van een volgende zet op het schaakbord waarvan ze deel uitmaken. Geen verzameling beeldjes, muntstukken of Pannini-stickers maar gevonden voorwerpen. Op het strand liggen ze in lange rijen, door de zee aan land gebraakt. Hier vormen ze nieuwe objecten door tegen mekaar aan te leunen, naast en op mekaar te liggen. Sommige krij gen een likje verf of inkt. Andere kunnen daardoor hun langzaam opgebouwde patine ten volle laten gel den. Deze collages in 3D nemen tijdelijke vormen aan. Ze staan even stil maar kunnen bij een volgend bezoek al een andere gedaante hebben aangenomen. Die onsta biele toestand geeft ze ook hun spanning, hun poëzie. Als dansers worden ze op het plateau geworpen om er allerlei stelsels te vormen. De lichamen nemen soms vreemde houdingen aan in een zoektocht naar het juiste evenwicht, de juiste plaats. In deze voorstelling wordt geen zaallicht gedoofd en sluit het gordijn niet. De tijd neemt wat hem toekomt om op te laden wat opgeladen moet worden. In deze kliniek voor aange spoeld wrakhout komt alles tot rust. Het is een mooie, warme handeling vol humanisme, een zoektocht naar zingeving voor de verloren voorwerpen. Armoedige zeekots recht de rug om zich te tonen als iets monu mentaals. Roel is van de zee. Roel is van ’t zeetje. Mij hebben ze altijd wijsgemaakt dat dat zeevolk een grens mankeert. Aan onze Belgische kust betekent dit dat in het noord westen de grens werd vervangen door een immer veranderende horizon. Het valt me op dat sommigen door die horizon worden aangetrokken, ze worden de zee ingezogen op zoek naar wat erachter ligt. Anderen blijven op het strand en vangen op wat komt aange waaid, aangespoeld. Ze lezen er de verhalen in van de overkant of nemen het mee om er hun huizen mee te bouwen of er speelgoed van te maken. ■
de zee | vorm & tegenvorm typografie in situ | constructie kleur · vorm · materie aangespoeld | poëzie
zonder titel 1997 pl a aster, ijzer :: 27.5 x 16 x 5 cm
Doek van de Heilige Veronica 2003 houten le t ters gedruk t op zijde :: 39 x 27 cm
FUTURA extrabold 2015 houtsnede en ink t :: 19 x 26 cm
zonder titel 2015 houtsnede op japans papier, acryl :: 37 x 26 cm
zonder titel 2014 hout, ink t :: 9.5 x 10.5 cm
zonder titel 2014 houtsnede en zeefdruk :: 10 x 10 cm
zonder titel 2013 aquarel :: 13.5 x 7 cm
zonder titel 2008 hout, pigment, pl a aster :: 15 x 9.5 x 9.5 cm
ballade 2001, t ypografische tekeningen me t tekst van Jan Florizoone t ypo en offse t :: editie van 80 gebonden bl adzijden :: 27 x 18.5 cm :: arte libro, schellebelle :: ISBN 90-76417-05-9
Aan de kant van de weg vond iemand een letter. Over zijn vondst verwonderde hij zich zeer. Hij keerde de vorm om en om, bekeek hem van onderen en van boven. Overtuigd was hij dat hij een uitzonderlijk modern kunstwerk in zijn handen had. — Letters zijn eenzame wezens, ze zoeken elkaar voortdurend op en rijgen zich graag samen tot wisselende formaties. Letters zijn menselijk. Ze baren woorden die op hun beurt groeien tot zinnen. Letters zijn erg vruchtbaar, ze verwekken zo 1001 verhalen. Moeder grammatica kijkt toe op de relaties van de letters onderling. Er gelden regels in letterland. — Letters gaan steeds voorwaarts. Ze kijken nooit om. Al vertellen ze over verval of verdriet, ze stappen door. De ene volgt de andere langs rechte paden. Volgen we de letters? — Het verschil tussen de schilderijen van Altdorfer en Warhol is groter dan het verschil tussen de letters van Baskerville en Brody. Hoe kan iemand op een goede manier schrijven over actuele kunst? Door een alfabet te scheppen uit het niets, door zelf beelden te maken. — Soms is de herhaling sacraal. Woorden of zinnen hebben een geladen betekenis. Wie ze vele malen achter elkaar opzegt, roept mysterieuze krachten op. Plots beweerden filosofen dat God dood is. Toen ontstond de jazz.
[ jan florizoone ]
ballade 2001, t ypografische tekeningen me t tekst van Jan Florizoone t ypo en offse t :: editie van 80 gebonden bl adzijden :: 27 x 18.5 cm :: arte libro, schellebelle :: ISBN 90-76417-05-9
zoNder titel 2008 klei, hout, gr afie t :: 10.5 x 9.5 x 10.5 cm
la Mer rapiÉcÉe « (…) Il faut avoir distingué les deux éléments de la mélodie de la vie dans leur forme primitive ; il faut décortiquer le tumulte grondant de la mer et en extraire le rythme du bruit des vagues, et avoir, de l’embrouillamini de la conversation quotidienne, démêlé la ligne vivante qui porte les autres. Il faut disposer côte à côte les couleurs pures pour apprendre à connaître leurs contrastes et leurs affinités. Il faut avoir oublié le beaucoup, pour l’amour de l’important. » (Rainer Maria Rilke, « Notes sur la mélodie des choses », 1898, trad. B. Pautrat, Allia, 2008.) L’art de Roel Goussey semble être un jour sorti de la mer et n’avoir de cesse d’y retourner. Probablement fautil être né à Ostende pour savoir ce que c’est : les autres sont condamnés à y retourner, y retourner et y retourner encore, pour tenter de voir, de savoir, de sentir. Peutêtre même n’y atil rien à voir, rien de plus à savoir, et pourtant tout est là. Côte à côte les couleurs pures, le rythme et le tumulte, le point et le trait ; et puis l’apprentissage du discernement entre le beaucoup et l’important. C’est un poète, le premier qui a eu l’idée qu’il fallait nommer, comme autant de gouttes, chacune des couleurs. C’est un fou, celui qui, le pre mier, a essayé. Seul un peintre peut les réconcilier – ou même simplement concilier ces acharnés du paradoxe, ces conquérants de l’aporie.
Avec la mer, la pratique de Roel Goussey semble avoir en commun de ne connaître, de ne vouloir désigner aucune frontière. Tout est mélange mais rien ne se perd. On voit bien un horizon, une bordure entre la terre et l’eau, entre l’eau et le ciel, mais si la différence est claire, en tracer la limite revêt toujours quelque chose d’arbitraire et de lapidaire, d’artificiel : l’horizon est une invention de peintre, au mieux ; au pire, une décision de géomètre. Une eau se jette dans l’autre, tout comme une technique se prolonge dans sa voisine – comment les dissocier ? Dans sa tête, dans son vaste atelier, sur les murs ou au fil des pages, Roel Goussey aime séparer les choses, les distinguer. Du moins il essaie. Il y a des périodes, des domi nantes, des manies ou une obsession, des variations, un systématisme par fois, un fil rouge qui guident certaines expériences. Des souvenirs aussi, des impressions, des sensations : eux seuls dictent une différence légitime. Mais si l’on veut se pencher sur l’aspect à la fois protéiforme et organique de son œuvre, dans son étrange et incessante dialectique entre mouvement (des vagues et de la création) et arrêt (sur une forme, une couleur, une image, une technique), alors séparer un élément d’un autre devient aussi impossible que de départir deux gouttes d’eau, ou même une mer de la suivante. Et même, peutêtre, une mélodie d’un tumulte. D’où aussi la difficulté à isoler, à élire ou choisir une œuvre plutôt qu’une autre : chacune se retrouve prise, emprise dans une série ou recom posant avec d’autres une architecture particulière, un paysage épars ou foi sonnant, au gré d’assemblages à la fois souples et stimulants. Et si chaque œuvre est unique, cela ne signifie pas – bien au contraire – qu’aucune soit définitive. Cependant, peutêtre la logique du fragment laissetelle alors entre voir chez Goussey la nostalgie d’une unité perdue, l’idéal (illusoire) d’enti tés réconciliées, de bribes rapiécées, d’une mer que rien n’égare et qui ne sep tember 2015
eMMaNuel d’autreppe, professeur saint-luc liÈge, commissaire d’eXposition.
***
laisse rien au hasard, mais qui n’est jamais entière que parce que l’on a pris la peine de la ramasser, de la considérer, de la recoudre. Touche après touche, avec les moyens du bord, mais aussi avec patience et grande délicatesse. Modestie de coquillage, en ces temps où les egos, en se déversant en eux, aiment à se faire aussi gros que des océans… Dans sa façon de considérer l’impression comme une technique pouvant informer –c’est-à-dire nourr ir et infléchir – toutes les autres, Goussey aime d’ailleurs brouiller les pistes et brasser large : s’il est imprimeur, c’est pour explorer différemment le geste de peindre ou de dessiner. Et s’il peint ou des sine, ce n’est que comme une étape dans une plus vaste chaîne de production ou de transformation. Peignant la couleur comme un imprimeur, mais l’imprimant comme un peintre, l’artiste explore sans cesse la frontière, imaginaire elle aussi, entre répé tition et variation ; chaque épreuve est sujette à intervention et aucune n’est semblable à l’autre. Le retour incessant à la mer (elle aussi, toujours la même et jamais pareille) déjoue sans cesse l’œil et préserve sa démarche de toute monotonie, de toute monomanie, lui faisant épouser un mouvement qui, considéré de loin ou par un observateur dis trait, pourra sembler infime, mais pour un amateur assidu et attentif, riche de perpétuels et essentiels renouvellements. *** La même chose vaut pour les objets ou les maté riaux, tantôt trouvés, tantôt traités, et là aussi la nuance peut se faire mince – mais indiscutablement elle existe, ou son hypothèse existe. Verre ou métal, cartons et bois, toiles et tissus, papier ou pierre : la façon dont il joue (car toucher la matière est un jeu, un des premiers de l’enfant, succédant aux odeurs) retourne à une curiosité primordiale et érudite à la fois. Simple, parce qu’une forme pauvre ou ina chevée n’est jamais déconsidérée ; complexe, parce qu’une haute conscience de l’art et de ses enjeux préside au moindre choix, à la moindre élection. Chaque œuvre se doit d’ailleurs d’être appréhen dée dans son épaisseur : couche sur couche s’il s’agit de couleur, feuilletée par le passage du temps, sans cesse reprise à l’épreuve d’une technique. Certes, le grand dessein en demeure architectural ; la mise en forme, empreinte de constantes typographiques ; le parachèvement, influencé par le goût de l’impri
meur. Mais jamais cela ne prend le pas sur la poésie préservée, la poésie immédiate, la poésie infinie de l’objet ou de l’essai considérés dans leur détail, dans leur nudité. Lithographie, xylographie et sérigraphie peuvent très bien se compléter, aboutir et se rejoindre en une seule œuvre ; des retouches au crayon, au pin ceau ou au fusain viennent parfois s’ajouter, appor tant l’ultime ingrédient nécessaire ou éloignant, au contraire, délibérément le travail de toute préten tion à une perfection de toute façon illusoire… Paradoxe d’un recouvrement qui ne porte les traces d’aucune pâte ni les marques d’aucun outil, mais opère par des aplats et des effets de lissage aux nuances presque imperceptibles. Travail en relief ou en creux… Parallélismes, interférences ou jux tapositions… Recouvrement du support tantôt de façon égale ou uniforme, tantôt en épousant ou en accentuant les défauts, les rainures, les anfractuosi tés. Artefacts pleinement assumés, ou trompe-l’œil jouant avec les dons de la nature… Tous les moyens sont bons s’ils servent une même intention décidée, et peu importent les caté gories si l’on ne peut pas jouer avec elles et réinven ter, au passage, quelques règles. Car, comme l’a très bien pointé dans un texte d’il y a quelques années l’historienne de l’art Anne Gersten, c’est bien sur un équilibre entre le code et son détournement ( « entre la règle et l’émotion », disait l’essayiste en replaçant, le travail, à juste titre, au croisement de l’abstraction géométrique et de l’art construit ) que s’appuie une bonne partie de la création de Roel Goussey. On pourrait même tenter de préciser : entre la rigidité et la vibration. Car chez lui la densité n’est pas le contraire de l’évanescence. La stabilité n’est pas le contraire de la fragilité. Pas plus que l’essentiel n’est l’opposé du dérisoire. L’artiste établit entre les apparents contraires des conditions d’existence réciproques. Et si la symétrie est souvent présente, partout elle se voit légèrement rompue ou du moins ébranlée. Elle ne tend pas à l’essence du visible, dans une sécheresse épurée à la Mondrian. Elle ne tend pas à la spiritualité, comme chez le vertigineux Rothko. Elle reste délibérément à la surface des choses, là où elles ont le plus à dire, mais là aussi où elles cachent le plus mystérieusement leurs secrets. A l’indéfinis sable mais très exacte lisière, somme toute, entre le dedans et le dehors.
*** De l’eau, le philosophe (Bachelard, L’Eau et les rêves, José Corti, 1942) nous a enseigné les voies d’interprétation symbolique infinies auxquelles elle pouvait mener… Variété des gestes et des problé matiques qui nous lient à la source de vie ! L’huma niste et le militant nous rappellent sa rareté : la pré ciosité à présent de la moindre goutte… Approcher l’eau et se frotter à elle, c’est peut-être aussi se rap peler au principe, se ramener à peu, se confronter à soi-même. Rapprocher l’individu de l’espèce. Et, modeste et immense projet à la fois, réconcilier la vue (une vision) et la visée (un destin, un horizon). Il en va presque de même aujourd’hui du contexte de consommation de l’art et de consommation du bord de mer : l’effet de groupe, voire de meute, domine et vous englue. La contemplation de la mer comme le rapport à l’art vous confrontent à la nécessaire conquête d’une solitude, que ce soit au moment de créer ou au moment de recevoir. Tourisme et internet : même tsunami. Il faut savoir s’abstraire de la marée humaine, s’extraire du flot envahissant de la médiocrité nombriliste ou publicitaire. Tra vailler avec le rebut, le rejet, le déchet de ce que produit et abandonne la société de consommation. Non pas pour recycler (cette façon écologique de ne pas sortir de la logique économique), mais pour décycler : faire changer de cycle, de statut, de registre. Sans forcément prétendre à faire œuvre à tous les coups, les petits objets de Roel Goussey nous invitent à poser un regard différent sur le fra gile, l’insignifiant, l’échoué. (Il y aurait, si ce n’a déjà été fait, toute une théorie à élaborer sur les liens et les prétendues différences entre l’échec et l’échouage en matière de mer et d’art.) Cette économie de moyens est liée à une forme d’économie de l’image. Il faut savoir produire peu et tâtonner ; certaines techniques vous y obligent et c’est bien ainsi. Il faut savoir, comme une mer, se retirer, pour proposer lentement, laisser affleurer sur la toile ou sur le papier comme sur le rivage les fruits d’un ressac ou d’une décantation. Les œuvres d’art sont d’une infinie solitude, nous rappelait Rilke, et c’est dans la solitude qu’il faut pouvoir les rencontrer, mais c’est dans l’idée de leur ensemble qu’il faut pouvoir les aimer, les embrasser. ***
« (…) Que l’on prend, que l’on jette… comme la mer rejette… les goémons. » (Serge Gainsbourg – une de ses plus belles !) Dans un monde d’images où le partage règne sans partage, attendre, garder, cacher semble rare, étrange, à la limite douteux. A peine faite, une image se devrait être vue (puis oubliée) par celui qui l’a faite, pour circuler au hasard dans des communautés de regards anonymes. Le bon sens populaire ou l’usage paresseux voudraient même lui faire « contenir mille mots », mille infos, mille couleurs, un trop-plein d’émotions anecdotiques – et si possible, choquer un peu. Une image de Roel Goussey, à l’inverse, est lente à décanter et elle contient peu de mots. Une ou deux couleurs à la fois, le plus souvent. Rien de choquant et une seule émotion mais riche, nuan cée, durable. Pour autant elle ne doit pas être consi dérée seule : sa communauté à elle, ce sont les autres images, les essais juste avant ou juste après, les cou leurs voisines qui, comme les cordes d’un piano, résonnent entre elles par sympathie. Si son monde contient mille couleurs, et si l’artiste cherche à les embrasser toutes, c’est par petit nombre à la fois. *** L’art précieux de Goussey, somme toute, c’est celui d’émerveiller avec trois fois rien. Tout en sachant que trois fois rien, ce n’est jamais peu, et même peu ce n’est jamais n’importe quoi. Aussi plat soit-il, un encéphalogramme recèle toujours une impercep tible dominante de couleur ; il ressemble à cette surface de l’eau qui, au loin, nous apparaît comme une image mentale, la première ou la dernière, peutêtre même la seule. Irradiante, magnétique. La folie guette, la mer veille : pour qui n’a pas perdu la mer, pour qui n’a pas perdu l’esprit ni le double sens des mots, pour qui n’a pas perdu le goût de la lumière, dès lors, tout est trésor. ■.
de zee | vorm & tegenvorm t ypografie in situ | constructie kleur · vorm · materie aangespoeld | poëzie
Voorover gebogen in het gele schijnsel van een staande lamp op het podium, riedelt hij in eindeloze cirkels over het lineaire klavier. De wereld is niet groter dan de lichtkegel op de piano van de verlaten concert hall. Zijn vrouw zit in de coulissen op een harde keukenstoel en wacht. Ze observeert, met kaarsrechte rug en de handtas op de schoot. Zij weet dat over een half uur de taxi komt. Zonder haar is hij reddeloos.
[ vlerk ]
deze en de T Wee vooRGa ande dubbele paGina’s
theloNious MoNk 2008
houtsnede op doek :: 9.8 x 1976 cm :: in situ gecreËerd voor de or angerie in bastogne
De Orangerie in Bastogne heeft een betonnen aanbouw, een bunker met cirkelvormig grondplan en mild koepelgewelf, als was het een omhulsel van een kernreactor. In deze acoustiek improviseerde Roel Goussey met vier clusters van typografische toetsaanslagen een partituur bijeen van in elkaar grijpende patronen die doorlopen zonder herkenbaar eind of begin, weliswaar onderbroken door de timeÂouts van de deuropeningen.
de zee | vorm & tegenvorm t ypografie | in situ constructie kleur · vorm · materie aangespoelD | poëzie
zoNder titel 2008 hoogdruk op linnen :: 35.5 x 56 cm
vluchtlijnen 2015 zeefdruk op japans papier :: 42 x 28 cm
zonder titel 2015 kunststof, hout, acryl :: 24.5 x 19 cm
zonder titel 2012 hout, pigment :: 20 x 20 x 7 cm
zonder titel 2013 steen, hout, pigment :: 38 x 16 x 16 cm
zonder titel 2013 hout, pigment :: 32 x 25.5 x 11 cm
zonder titel 2013 hout, ink t :: 8.5 x 17.5 x 5.5 cm
tombeau 2012 offse t :: 45 x 64 cm :: unit4art, London/Edinburgh :: p.o.w.24 [ n°24 van de uitgave « poe try/oppose/war » onder redactie van Antonio Cl audio Carvalho ]
de zee | vorm & tegenvorm t ypografie | in situ | constructie kleur · vorm · materie aangespoeld | poëzie
Zonder titel 2015 hout, k arton, ink t :: 20 x 19.5 x 27.5 cm
zonder titel 2008 aquarel, potlood en ga as op papier :: 15 x 10.5 cm
zonder titel 2015 hout, pl a aster, ijzer, pigment :: 30 x 23 x 23 cm
Zonder titel 2013 doek, pigment, hout, steen :: 18 x 15 x 8.5 cm
Zonder titel 2012 hout, k alksteen, k arton, pigment :: 21 x 21 x 7 cm
zonder titel 2015 hout, me ta al, pigment :: reeks van vier :: 13 x 9.5 x 14.5 cm
drie keer blauw 2015 hout, ink t :: 17 x 31.5 cm
Uit liefde voor de dingen In 1455 drukte Johannes Gutenberg de eerste bijbel met loden letters. Hij bond losse letters samen, drukte ze af en creëerde literaire betekenis. Op het vlak van kennisverspreiding ver oorzaakte hij een aardverschuiving in de Westerse beschaving. Gutenbergs loden zetmateriaal bestond uit eenvoudige driedimensionale vormpjes. Dit materiaal was functioneel en onder geschikt aan de boodschap die het achterliet op het perkament of het papier. Het heeft tot ver in de twintigste eeuw geduurd tot de idee ontstond om met zetmateriaal ook andere dan lite raire betekenissen te genereren. De Nederlandse kunstenaar en drukker Hendrik Nicolaas Werkman (18821945) speelde op dit vlak een voortrekkersrol. In 1923 begon hij te expe rimenteren met het afdrukken van zijn drukkersgereedschap. Met letter vormen, inktrol en handpers ontwikkelde hij een unieke techniek 1, met als resultaat een lange reeks zogenaamde “druksels”. Werkman gebruikte hierbij transparante inkt waardoor het papier als drager een beeldende rol blijft spelen. Veel van deze druksels zijn eenmalige drukken, monotypes. Op deze manier negeerde hij het multiplicerende karakter van de grafiek en benadrukte hij het belang van handenarbeid bij de artistieke creatie. Deze attitude sluit aan bij de ideeën van het Bauhaus waar men streefde naar het opheffen van de grenzen tussen kunst en ambacht.
Roel Goussey gaat op zoek naar de limieten van de grafiek en botst hier bij op de grenzen van de tweedimensionaliteit. Hij wil deze overschrij den om terecht te komen bij de derde dimensie. In een aantal werken zal hij daarom beide zijden van het transparante (Japans) papier bedruk ken. Doordat de achterkant (of de voorkant) doorschemert naar de andere zijde, ontstaat er een driedimensionale beweging, of – zo men wil – een driedimensionaal “aanvoelen”, omdat zowel voor- als achterkant van het papier gelijktijdig het beeld vormen. Een andere manier om driedimensionaliteit te introduceren in een grafisch beeld, is het drukken op papier dat zodanig geplooid is dat, wanneer het ontvouwd wordt, een onbedrukt stuk van het papier te voorschijn komt. Dit onbedrukte fragment veroorzaakt een visuele breuk met de rest van december 2015
Raf Coenjaerts, directeur CC De Ster Willebroek
Roel Goussey is een bewonderaar van Werkman. De grafische strategieën die Werkman toepaste waren voor hem een bron van inspiratie. Net zoals Werkman drukt Roel Goussey met los zetmateriaal – grote houten karakters uit de oude lettterkast – en maakt er typografische composities mee. Waar dit bij Werkman zelden of nooit tot abstractie leidt, is dit bij Roel Goussey wel het geval. De typografische tekeningen (zoals Goussey ze zelf benoemt) in het boek “Ballade” 2 zijn hiervan een voorbeeld. Lettervormen worden constructie-elementen. Voorwerpen uit het drukkersvak worden gebruikt als bouwstenen voor sobere abstract geometrische beelden. Door de let tervormen te beschouwen als “ding”, als onafhankelijk object, sluit Roel Goussey zich aan bij de vele kunstenaars die in de twintigste eeuw hun persoonlijke relatie met de dingen belangrijker achtten dan de louter visu ele verschijning of de functionaliteit ervan. Bij Roel Goussey uit zich dit in een voortdurende dialoog tussen hemzelf en zijn materiaal, tussen het drukkende en het gedrukte, tussen het negatief (als vorm) en het positief. Of anders geformuleerd, tussen vorm en tegenvorm. Deze artistieke prak tijk bepaalt zijn onderzoek en betekent een permanente procesevaluatie.
het monochroom bedrukte blad. Het beeld wordt bepaald door de vouw in het papier en de plaats die de kijker inneemt. Roel Goussey maakt ook sculpturen. Het zijn assemblages ontstaan tijdens het dagelijkse “bezig-zijn” in het atelier, zijn “Werkstätte”, die belangrijke plek van handelen en arbeid. Daar ligt zijn wereld uitge stald. Een universum dat bestaat uit zorgvuldig gerangschikte objecten, stukjes hout in geometrische vormen, potten inkt en verf, proefdrukken, schetsen en trouvailles. De kleuren en de objecten staan en liggen naast elkaar en kunnen ineengepast worden als een abstracte puzzel. Zo ontstaan er “stapelin gen” waarvan in eerste instantie de onderdelen niet aan elkaar gefixeerd worden. Het is alsof de kunste naar wil zeggen dat dit voorlopige constructies zijn die morgen tot andere combinaties kunnen leiden. Roel Goussey’s atelier is een laboratorium waar hij experimenteert met kleur, geometrie, textuur en objecten. Zet- en lettervormen krijgen er een nieuwe, uitsluitend formele rol. Zo maakt hij pren ten door het afdrukken van de niet voor drukken bestemde zijkanten van de lettervormen. De aldus ontstane abstract geometrische beelden hebben geen link meer met typografie. Ze zijn bevrijd van betekenis. De kunstenaar, en bij uitbreiding ieder een, mag ze naar believen interpreteren. Met die vrijheid en vanuit zijn affiniteit met archi tectuur en zijn fascinatie voor de grafische kwalitei ten van grondplannen (o.a. die van Le Nôtre voor de tuinen van Versailles), leest Roel Goussey som mige van deze beelden als plattegronden 3. In het licht van zijn onderzoek naar de derde dimensie en omdat grondplannen doorgaans abstracties zijn van architecturale structuren, gaat hij deze abstracties “driedimensionaliseren”. Dit doet hij door giet vormen te maken gebaseerd op de onderdelen van deze plattegronden en die vervolgens te vullen met plaaster. Zo ontstaan er abstracte plaasteren volumes zoals o.a. een kubus, een langwerpig driezijdig prisma, een platte rechthoekige balk (plaat), een twee vlakshoek, ... Met dit driedimensionaal architectu raal alfabet maakt Roel assemblages die lijken op fragmenten van architectuurmaquettes. Sommige onderdelen worden gekleurd. Hier en daar worden andere materialen toegevoegd. Kleine, overwegend witte, geometrische constructies die een mix vor men van sculptuur, architectuur en grafiek zijn het resultaat.
Ook hier knoopt de kunstenaar aan bij de ideeën van het Bauhaus op het vlak van discipline-over schrijdend werken, waarbij architectuur een belangrijke rol speelt. Roel Gousssey gedraagt zich bij het creëren van deze maquettes als een architect die eerst ontwerpt en dan bouwt. Het abstracte, bijna spiri tueel grafische wordt plots tastbaar en reëel. Door uit de tweedimensionaliteit de derde dimensie te laten oprijzen geeft hij zichzelf een plaats tussen de graficus en de architect. Met deze grafische maquettes, deze architecturale sculpturen, is Roel Goussey aan de slag om “tom beaux” te maken voor een aantal kunstenaars, den kers en dichters die vermoord werden omwille van hun ideeën, standpunten of ideologieën. Het zijn mensen die op een of andere manier bepalend zijn geweest voor zijn kijk op het leven. Eén van hen is de terechtgestelde Hendrik Nicolaas Werkman, de drukker-kunstenaar die sprak door de dingen uit zijn atelier een nieuwe stem te geven. Roel Goussey doet hetzelfde. Hij geeft objecten uit handen, schaart zich achter hun beeldend verhaal en maakt hiervan zijn stem. Uit liefde voor de dingen.
■
———— 1 Dieuwertje Dekkers, Jikke van der Spek, Anneke de Vries, “H.N. Werkman – Het complete œuvre”, Rotterdam 2008. 2 “Ballade, typografische
tekeningen van Roel Goussey, met teksten van Jan Florizoone”, Schellebelle, 2001.
3 Cfr. zijn
tentoonstelling “De Platte Grond”, Galerij Netwerk Aalst, 1992.
de zee | vorm & tegenvorm t ypografie | in situ | constructie kleur · vorm · materie aaNgespoeld | poëzie
zoNder titel 2008 hout, pl a aster, kunststof :: 21 x 16.5 x 11 cm
zonder titel 2008 ijzer, hout :: 14 x 4.5 x 6 cm
zonder titel 2008 kunststof, steen, gl as :: 11 x 10 x 10 cm
zonder titel 2013 leisteen, hout, pigment :: 29.5 x 20.5 x 18 cm
zonder titel 2013 steen, me ta al :: 12.5 x 15 x 9 cm
de zee | vorm & tegenvorm t ypografie | in situ constructie kleur · vorm · materie aangespoeld | poëzie
zonder titel 1999 hout, me ta al, koord :: 26.5 x 16 x 2 cm
visuele partituur 2012 chinese ink t op papier :: reeks van ze ven :: 27 x 60 cm
the sky the sea and long palm trees
welcome to the long exiled avenues encircled by palm trees where bodies drown deep in blue mediterraneans with their shining eyes blocking out madonnas beautiful madonnas from tintorettos cendrars and bachs where a prison cell does not possess a triangular shape but poisons like a snake’s triangular raging tongue where hospices cum asylums hide beautiful souls and palaces breed conspiracy and murderers and shame where outside burns a red light a red light is always on and the chair is made of scarlet wood and feels like a meter long just to sit the victim to tie the victim and the collar is put on so the executioner in one single twist tightens and cracks cracks the spinal cord in seconds in just one second thus blackening forever skies seas and long palm trees
[ antonio claudio carvalho ]
deze pagina, vorige dubbele pagina
the sky the sea and long palm trees 2010, zeven e tsen bij een gedicht van Antonio Cl audio Carvalho e ts, zeefdruk :: editie van acht losbl adige folio’s :: 35 x 25 cm
het komt
Laten we sneller zijn dan vloed, al bouwen we de kering met vezels, met ons bloed, met zenuwen en blikken naar de stroming. Laten we sneller bouwen dan het zwellen van de vloed, ons lijf in ruil voor wat we zijn. Laten we sneller groeien dan de tijd, een zwerm die van zichzelf nog niets begrijpt. Laten we sneller groeien dan de vloed, wij zijn de kering in onszelf. Laten we sneller vloeien dan het groeit, getij dat ons door onze golven draagt, de overvloed van wat we denken. Laten we meegaan in de vloed, dicht bij elkaar, een dam van huid en haar, laten we opgaan in de vloed, laten we ondergaan.
[ stefan hertmans ]
deze pagina, volgende dubbele pagina
het komt 2013, vier gravures bij een gedicht van Stefan Hertmans T ypo, zeefdruk, steendruk, e ts :: editie van acht losbl adige folio’s :: 76 x 55 cm
Tombeau voor A.R. & S. 2015 hout, steen :: 14 x 12.5 x 12.5 cm
Roel Goussey ( ° Oostende 1947) studeerde plastische kunsten bij Octave Landuyt en boekbinden bij Liliane Gérard. Hij woont in Brussel, werkt in Luik, en doceerde geruime tijd aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Gent. realisaties sinds 1997 2016
2010
· Watou, De Queeste Art · Brussel, galerie Albert Dumont · ogenschijnlijk, anthologie met werk sinds 1993, uitgegeven door Arte Libro, Schellebelle
· Brussel, De Markten, “Cf. natuur/nature 2”, (groepstentoonstelling) · Liège, Galerie Les Drapiers (met Hans De Pelsmacker) · the sky the sea and long palm trees, editie in ets en zeefdruk bij een gedicht van Antonio Claudio Carvalho · éphémère, editie in zeefdruk met tekst van Bertrand Dejardin
2015
· Hasselt, Cultuurcentrum, “(re)View”, (groepstentoonstelling) · Residentie Frans Masereel Centrum, Kasterlee 2014
2008
· Hasselt, Cultuurcentrum, “Weerklank”, (groepstentoonstelling) · Brussel, Quest 21, “Cabinet d’estampes” · Kalken, In den bouw, “Souvenirs 1984-2014” (groepstentoonstelling)
· Bastogne, l’Orangerie du Parc Elisabeth (met Félix Hannaert) · Gent, Huize St. Bonaventura, “Objecten” · Wégimont, La galerie de Wégimont (met Brigitte Closset en Léon Wuidar)
2013
· Gent, “Kamer 108” · Liège, 6ème Biennale Internationale de la Gravure · Liège, Le Comptoir du Livre, “Face à Face#1 - Roel Goussey et l’architecture de la lettre” · Gent, Galerij Jan Colle · Gent, Orpheus Instituut (met Dirk Verhaegen)
· Liège, Galerie Flux · Aarschot, Cultureel Centrum (groepstentoonstelling) · Hungu, China (groepstentoonstelling) · Watou, De Queeste Kunstkamers · Gent, Jan Colle Galerij, “TEKEN” (groepstentoonstelling) · het komt, editie met vier gravures bij een gedicht van Stefan Hertmans · Residentie Frans Masereel Centrum, Kasterlee 2012
· Liège, Galerie Churchill, “Brumes bleues” 2011
· Brugge, Galerie De Witte Beer · Residentie Frans Masereel Centrum, Kasterlee
2007
2006
· Kalken, In den Bouw · curator van de tentoonstelling “De l’œuvre au livre, du livre à l’œuvre”, Académie des BeauxArts de Liège · Przemysl (Poland), Galeria Sztuki Wspólczesnej w Przemyslu, “Artists without borders 2. Paper no limit” (groepstentoonstelling) 2005
· Oost-Eeklo, Galerie W. Wauters, “Goussey / Lucassen / Raveel / Noorman”
colofon 2004
· Charneux, Espace OPTO-Bi, “Petry / Goussey / Leonardi” 2003
· Liège, 4ème Biennale Internationale de la Gravure · Brugge, Galerie De Witte Beer · New York, World Wide Flags 2002
· Bertrix, Centre Culturel, “Pigment, nature profonde de la couleur” (groepstentoonstelling) · Namur, Maison de la Culture, “[kuloe:r]” (groepstentoonstelling) · Aalst, Galerie Devos · Marchin, Centre Culturel de Marchin, “Une musique des couleurs” (met Michel Leonardi) 2001
· Schellebelle, Galerie Arte Libro. · Ballade, editie van typografische tekeningen door Roel Goussey, met teksten van Jan Florizoone, uitgegeven door Arte Libro, Schellebelle. 2000
· Musée Royal de Mariemont, “Féerie pour un autre livre” · Liège / Aachen / Knokke / Luxembourg, World Wide Flags · Aalst, Galerie Devos 1998
· La Louvière, Centre de la Gravure et de l’Image Imprimée, “Un siècle de collage en Belgique” 1997
· Hasselt, CIAP · Aalst, Galerie Devos
ogenschijnlijk verscheen in juni 2016 bij uitgeverij Arte Libro, Schellebelle, in een beperkte oplage van 233 exemplaren. De teksten zijn gezet uit Bembo en Franklin Gothic. Het binnenwerk is in offset gedrukt door drukkerij Cultura in Wetteren op Périgord mat 170 grams. Roel Goussey maakte het omslag met blindstempel in Munken Lynx Rough 300 grams, realiseerde de gesigneerde stofwikkel in zeefdruk op Munken Lynx Rough 170 grams en schilderde de bladwijzer op leeslint met de basiskleuren uit de kleurencirkel. concept Roel Goussey,Vincent Goussey, Jan De Meester. vormgeving Studio Vlerk (Vincent Goussey). fotografie Vincent Goussey, Willy Dory. fotogravure en druk Drukkerij Cultura, Wetteren. hartelijk dank aan Pierre Muylle, Emmanuel d’Autreppe, Raf Coenjaerts, Thérèse Basyn, Vincent Goussey, Jan De Meester. ogenschijnlijk © Roel Goussey. teksten © Pierre Muylle, Emmanuel d’Autreppe, Raf Coenjaerts,Vlerk (Vincent Goussey), Bertrand Dejardin, Jan Florizoone, Stefan Hertmans, Antonio Claudio Carvalho. depot 2016/8746/01 ISBN 9789076417226 www.roelgoussey.com