Omgaan met
pesten ----- ----- - _ ---- __ ----- ----- - __ ----- Wat behelst pesten eigenlijk? Wat onderscheidt plagen en ruziemaken van pesten? Welke rollen zijn er te onderscheiden in een situatie waarin er wordt gepest, naast de pester en de gepeste? Door de aandacht te richten op - preventief handelen - zal het zich minder of minder ernstig voordoen. door Margo Henderson
-- _ ----- ----- ----- _ ----- ----- ---- _
O
mdat pesten gaat om macht, en macht aantrekkelijk is, is het vermoedelijk niet mogelijk het fenomeen helemaal uit te bannen. Preventie omvat een breed terrein, aangezien kinderen constant worden beïnvloed door de wereld om hen heen; zij leren van hun ouders, vrienden, de media, boeken, school. Ze leren thuis, op straat, op school, in het uitgaansleven. De informatie in dit hoofdstuk is beperkt tot vormen van preventief handelen voor verschillende groepen – iedereen, ouders, de schooldirectie, leerkrachten – die min of meer direct inzetbaar zijn. (In deze verkorte versie is de informatie beperkt tot school.)
Taboe doorbreken
Preventief handelen door iedereen
Voorbeeldfunctie
Iedereen – familieleden als ooms, tantes, nichtjes, neven, opa’s, oma’s, maar ook buren en andere buurtbewoners, televisiemakers, sporters – kan handelen om het fenomeen pesten zo veel mogelijk te voorkomen. 30 I2015 I B. JRMGZN
Een van de grootste problemen is dat pesten nog steeds een taboe is. Iedereen kan helpen om dat taboe te doorbreken. Door als volwassenen meer te praten over het verschijnsel pesten – tijdens een verjaardag, bij de lunch op het werk, bij het wachten op het schoolplein voor het uitgaan van de klas, naar aanleiding van nieuws in de media – zullen kinderen gevallen van pesten mogelijk eerder melden. En alleen als pesten bekend is, is er iets aan te doen. Als volwassenen zich uitspreken tegen pesten, voelen slachtoffers zich gesteund, wordt het voor pesters minder acceptabel gedrag, en worden helpers en buitenstaanders gesterkt in hun actiebereidheid. Iedereen heeft op een bepaald moment een voorbeeldfunctie voor kinderen en jongeren. Niet alleen door op televisie te komen, maar ook lopend in een winkelstraat, aanwezig op een verjaardag, uitgaand in de stad en zittend in de auto of de trein. Alle
B.I GEDRAGSVRAAGSTUKKEN
B.I2015 JRMGZN I
31
----- ----- -- _ ----- -- __ ----- Het is zaak vroeg te beginnen met activiteiten om pesten te voorkomen. ‘J(Jansen e.a., 2011)
-- _ ----- ----- ----- _ ----- ----- ---- _ – positieve en negatieve – gedrag wordt opgemerkt en fungeert in zekere zin als voorbeeld, of iemand zich daar nu wel of niet van bewust is. Praat je luid en duidelijk, geef je je mening gevraagd en ongevraagd en luister je naar wat de ander te berde brengt? Leef je jezelf in in het gezichtspunt van de ander, ben je open voor je eigen missers, kun je ‘sorry’ zeggen?
Uitgevoerd beleid
Eigen en andermans grenzen
Een protocol werkt alleen als de medewerkers competent zijn, zodat zij het kunnen naleven. Soms wordt er te makkelijk van uitgegaan dat medewerkers over voldoende vaardigheid beschikken voor het effectief aanspreken van leerlingen en het voeren van diverse typen gesprekken. Dergelijke competenties behoeven levenslang leren. Ook nieuwe medewerkers moet de mogelijkheid worden geboden het noodzakelijke gedrag onder de knie te krijgen. Het is zaak dat het ondersteunende personeel ook handelt volgens de richtlijnen van de school voor zover die horen bij de gegeven taak en verantwoordelijkheid. Ook de eigen deskundigheid van de schooldirectie behoeft aandacht. Er zijn diverse manieren voor scholing op dit gebied, bijvoorbeeld aan de hand van schriftelijk materiaal, maar ook diverse deskundigen kunnen de nodige actuele informatie bied
Door kritisch naar het eigen gedrag te kijken, is het mogelijk in het contact met anderen beter op de eigen grenzen en op de grenzen van anderen te letten.
Preventief handelen door de schooldirectie
Directieleden zijn verantwoordelijk voor het beleid van de school. Zij kunnen een stimulerende rol spelen als het gaat om het voorkomen van pesten. Gelukkig zijn er steeds meer scholen die het probleem erkennen en stappen ondernemen – soms met ondersteuning van externe deskundigen – om een zo pestvrij mogelijk schoolklimaat te realiseren.
Antipestbeleid ontwikkelen
Het is belangrijk als school te bepalen wat er preventief moet gebeuren om pesten zo veel mogelijk te voorkomen en hoe pesten wordt aangepakt als het zich voordoet, bijvoorbeeld door te werken met een pestprotocol. Dit protocol kan door een externe partij worden beschreven met input van de school, of een werkgroep van medewerkers kan er invulling aan geven. Er zijn inmiddels goede protocollen voorhanden, met mogelijkheden tot aanpassing aan de eigen inzichten, visie en praktijk.
Vroeg beginnen
Het is zaak vroeg te beginnen met activiteiten om pesten te voorkomen. Kinderen die zich al op jonge leeftijd terugtrekken of agressief gedrag vertonen, hebben een grotere kans op later slachtoffer- of daderschap (Jansen e.a., 2011). Volgens Sourander en collega’s (2000) zijn emotionele problemen op achtjarige leeftijd gerelateerd aan dader- en slachtofferschap bij pesten op zestienjarige leeftijd. 32 I2015 I B. JRMGZN
De schooldirectie dient ervoor te zorgen dat het pestprotocol in de hoofden en de harten van alle medewerkers zit. Het volstaat aldus niet het protocol te verspreiden; het moet behandeld worden en praktijkgevallen moeten besproken worden, zodat het gaat leven in de praktijk van alledag.
Competente medewerkers
Hardnekkige pesters
Het kan zinnig zijn pesters in een andere klas te plaatsen. Vanuit het idee dat het probleem daarmee alleen wordt verplaatst, lijkt dit mogelijk niet verstandig. Uit onderzoek van Salmivalli (2010) is echter gebleken dat pesters die van klas waren veranderd, vaker stopten met deze rol dan pesters die in dezelfde klas bleven.
Preventief handelen door leerkrachten
Leerkrachten in het basisonderwijs en docenten in het voortgezet onderwijs hebben uiteraard het meest direct contact met leerlingen. Zij kunnen dan ook een belangrijke rol vervullen in het voorkomen van pesten. Veel beroepskrachten in het onderwijs hebben behoefte aan informatie over een preventieve aanpak.
B.I GEDRAGSVRAAGSTUKKEN
-- _ -over de lastige kanten van het vak te praten. Een leerkracht wil immers ook gezien worden als competent. Jammer genoeg ontneemt een team zichzelf zo de mogelijkheden om van elkaar te leren. Het gegeven dat een leerkracht alleen voor een groep staat, brengt ook soms wat eigenwijsheid met zich mee. Dat beperkt helaas soms een open gesprek over lastige situaties. Men komt soms snel met oplossingen, terwijl dat een open gesprek belemmert.
-- _ ----- ----- ----- - _
In de docentenkamer spreekt George met Nawaz over groep 3b. ‘Sjonge, jonge,’ verzucht George, ‘het stoere drietal was weer druk vandaag’. ‘Ja,’ beaamt Nawaz, ‘ik had ze net na de pauze; ze kwamen al druk binnen; ik weet soms niet wat ik ermee aan moet.’ ‘Meteen er bovenop zitten,’ zegt George, ‘anders vegen ze de vloer met je aan’. Nawaz wil uiteraard niet dat een collega de indruk krijgt dat de klas met hem de vloer aanveegt en beëindigt het gesprek. Hij weet niet hoe je handelt als ‘je er meteen bovenop zit’. Jammer, want Nawaz had misschien graag gehoord hoe George ‘het stoere drietal’ benadert.
-- _ ----- ----- ----- - _
-- _ ----- ----- ----- - _ Aan eigen competenties werken
Een kwalitatief goede leerkracht kan het groepsklimaat beïnvloeden en is in staat pestgedrag zo veel mogelijk te voorkomen. Leerkrachten kunnen op verschillende manieren hun deskundigheid verhogen: door nascholing, door vakliteratuur voor de leerkracht/docent/mentor te raadplegen, zoals Lessen in orde van Peter Teitler, en/of door begeleiding door een mentor of coach. Een manier om aan de eigen competenties te werken, is een gesprek met collega-leerkrachten. Daarmee bevorder je meteen een sfeer waarin ‘fouten’ niet worden verdoezeld maar worden uitgesproken. Een leerkracht opereert op een eiland: hij of zij is een uur of een dag de persoon die als enige volwassene de leerlingen iets bijbrengt. Dat maakt het moeilijk om
-- _ ----- ----- ----- -- _
Een school heeft de leerkrachten laten trainen in het omgaan met pesten. De leerkrachten hebben onderling besloten bij vermoedens van pesten een gesprek te voeren met pester en slachtoffer. De conciërge is niet op de hoogte gesteld van deze beslissing. Wanneer er iets gebeurt op het schoolplein en de conciërge ziet dat, dan zet hij de vermoedelijke dader publiekelijk te kijk door hem of haar belachelijk te maken.
Het gesprek zou anders verlopen als George na de opmerking van Nawaz ‘ik weet soms niet wat ik ermee aan moet’-begrip had getoond voor de lastige kant van het omgaan met sommige leerlingen, zoals: ‘Het is ook niet gemakkelijk’ of ‘Ik heb dat ook moeten leren in mijn eerste jaren voor de klas’. Nawaz had kunnen denken: George kan dit misschien beter; ik ben in andere dingen weer beter. Dan had hij misschien minder problemen gehad met doorvragen: ‘Wat zeg jij dan? En hoe? Wat is het effect? Hoe denk je over deze reactie? Hoe zorg jij ervoor dat je positief contact met leerlingen opbouwt? Mag ik een keer in jouw les komen kijken?’
De norm stellen
Het is zaak dat de leerkracht de normen van de groep vanaf het begin actief beïnvloedt. Zoals in hoofdstuk 3 beschreven, zijn er verschillende stadia te onderscheiden in de groepsvorming: forming, storming, norming. Teitler (2009): ‘Het is voor docenten dan ook zaak om in te breken in het natuurlijke groepsvormingsproces en de volgorde te wijzigen (...) naar: forming, norming, storming.’ Dat betekent dat de leerkracht actief de normen van de groep beïnvloedt door heldere opdrachten te geven en te bepalen hoe B.I2015 JRMGZN I
33
AFSPRAKEN IN DE KLAS: > We gebruiken alleen aardige woorden als we iets tegen elkaar zeggen. > Als er iets gebeurt wat je niet leuk vindt, dan zeg je dat. > We noemen elkaar alleen bij de eigen naam. > We lachen elkaar alleen toe (we lachen elkaar dus niet uit). > Als iemand een keer een vergissing maakt en je iets doet wat een ander niet leuk vindt, dan zeg je ‘sorry’. > We blijven van elkaars spullen af. > Als je iets van iemand wilt lenen, dan vraag je dat. > We helpen elkaar. > Als je iets naars ziet gebeuren en je naar de leerkracht gaat, dan noemen we dat geen klikken maar helpen. > We luisteren naar elkaar.
-- _ ----- ----- ----- - _ Instrumenten
De leerkracht kan op verschillende manieren inzicht krijgen in de relaties tussen klasgenoten: observeren en een sociogram maken. In het laatstgenoemde geval schrijven de leerlingen bijvoorbeeld de namen op van drie medeleerlingen waarmee zij veel omgaan. Door deze relaties in een schema weer te geven, ontstaat een beeld van de onderlinge verhoudingen. De pestrollenvragenlijst wordt als instrument veel gebruikt in onderzoek naar pesten. Eind 2013 wordt de mogelijkheid van een openbare versie van deze vragenlijst onderzocht, zodat deze ook buiten de onderzoekswereld kan worden gebruikt.
Methode voor sociaal-emotionele ontwikkeling
Sommige basisscholen werken met een methode voor sociaal-emotionele ontwikkeling. Het idee 34 I2015 I B. JRMGZN
Verveling voorkomen
Verveling kan aanleiding geven tot pesten; het is dus zaak dat de leerkracht de leerlingen bezig-
Op een school wordt met een methode voor sociaal-emotionele ontwikkeling gewerkt. De les gaat over complimenten geven, en ieder kind geeft een ander kind een compliment. De leerkracht denkt dat het prima gaat. Verschillende meisjes kruisen echter hun wijs- en middelvingers als zij een compliment geven. In de code van de groep betekent dit ‘niet dus’.
_ ----- ----- ----- - _
-- _ ----- ----- ----- - _
hierachter is dat kinderen die beter met hun eigen gevoelens kunnen omgaan, zich beter kunnen inleven in een ander en sociaal vaardig zijn, beter met elkaar kunnen werken en spelen. Naar verwachting vermindert het pesten hierdoor. Een dergelijke methode is echter niet afdoende, aangezien dit slechts beperkt zal bijdragen aan de ontwikkeling van prosociaal gedrag en omdat bij pesten groepsprocessen meespelen; in een onveilige groep is de methode onvoldoende om pesten te voorkomen of terug te dringen. Niet alle leerkrachten zijn gecharmeerd van lessen sociaal-emotionele ontwikkeling. De reden hiervan kan zijn dat zij een groter belang toekennen aan vakken als taal en rekenen of dat deze materie competenties vereist waarover ze niet beschikken. In het laatste geval kan ondersteuning van de leerkracht binnen of buiten de school uitkomst bieden.
_ ----- ----- ----- - _
er in deze klas met elkaar wordt gewerkt en hoe de leerlingen met elkaar omgaan. De leerkracht doet er goed aan de eerste periode in een groep te werken aan het vergroten van de groepscohesie, mede vanuit de veronderstelling dat er in een veilige groep minder wordt gepest. De mogelijkheden van de leerkracht kennen echter grenzen. Bovendien is een leerkracht een groot deel van de dag niet in interactie met de groep. Een manier om de normen en waarden in de klas te verstevigen, is door afspraken te maken over de omgangsvormen – positief geformuleerd. Bijvoorbeeld niet: ‘We gebruiken geen bijnamen of scheldnamen’, maar ‘We noemen elkaar alleen bij de eigen naam.’ Het gezamenlijk formuleren hiervan vergroot de bereidheid van leerlingen om zich eraan te houden. Door de afsprakenlijst zichtbaar in de klas op te hangen, is het mogelijk er eenvoudig naar te verwijzen. Indien wenselijk kan de lijst worden aangevuld.
houdt. De leerkracht biedt de leerlingen heldere en haalbare opdrachten aan en houdt afwisseling in de lessen.
Aan contact werken
Wanneer de leerkracht met individuele leerlingen een goed contact opbouwt, gaat het minder slecht met slachtoffers van pesten. Goossens e.a. (2012): ‘Leerlingen met een goede relatie met de leerkracht voelden zich veiliger in de klas, zelfs als ze gepest werden, dan leerlingen met een slechte relatie.’ Dit veilige gevoel beperkt zich echter tot de klas en gaat niet op voor het schoolplein. Als de leerkracht een goede verstandhouding met de leerlingen kent, is het ook makkelijker om meelopers en pesters aan te spreken op hun gedrag. Een goede verstandhouding is te ontwikkelen door als leerkracht aan leerlingen te vragen wat ze leuk vinden, wat hun hobby is, wat hen bezighoudt en zo meer.
B.I GEDRAGSVRAAGSTUKKEN
-- _ ----- ----- ----- _ ----- -- __ ----- De leerkracht leert de groep dat praten over pesten niet hetzelfde is als klikken ‘Jij vindt het klikken; ik vind het helpen.’
-- _ ----- ----- ----- _ ----- ----- ---- _
Helpen of klikken
De leerkracht leert de groep dat praten over pesten niet hetzelfde is als klikken, alhoewel de pester en de meelopers het waarschijnlijk wel als zodanig ervaren: iemand vertelt aan de leerkracht dat een ander iets doet wat niet geoorloofd is. (Mede)leerlingen kunnen de pester zelf aanspreken of kunnen hulp halen. Die hulp kan van andere leerlingen, de leerkracht of een andere volwassene komen. Het is raadzaam om leerlingen te leren wat zij kunnen zeggen als zij in zo’n geval toch worden beticht van klikken. Bijvoorbeeld: ‘Jij vindt het klikken; ik vind het helpen.’
Leerlingen handelingsbekwaam maken
In groepen waarin relatief veel verdedigend gedrag voorkomt, wordt minder gepest. Bovendien kampen slachtoffers met minder nadelige gevolgen als anderen meer voor hen opkomen. Het is dus zinvol als leerkrachten leerlingen leren hoe zij zich meer verdedigend kunnen gedragen. Helpers, buitenstaanders en slachtoffers zijn vergelijkbare zaken te
leren, evenals meelopers en aanmoedigers, en misschien pesters. Het is raadzaam de onderscheiden groepen in subgroepen een programma aan te bieden. Het werken in kleinere groepen dan een klas is hierbij noodzakelijk, aangezien het om gedragsverandering gaat. Er zijn diverse deskundige organisaties die wat dit betreft een passend programma kunnen verzorgen.
Lessen over pesten
De leerkracht dient de aandacht voor pesten vast te houden. Zeker na een ‘antipestprogramma’ is het raadzaam het geleerde te herhalen. Het is belangrijk dat de leerkracht in de klas het thema pesten regelmatig laat terugkomen, bijvoorbeeld aan de hand van een verhaal, een krantenbericht of een ervaring van een kind. >> Dit artikel is een ingekorte versie van hoofstuk 7 uit het boek Omgaan met pesten van Margo Henderson.
Omgaan met pesten
Uit onderzoek blijkt dat ongeveer 10-15% van de basisschoolleerlingen slachtoffer is van pesten. Het is dus belangrijk om te zoeken naar oplossingen. De achtergrondinformatie, heldere casussen, suggesties en aanbevelingen in deze uitgave bieden handvatten voor ouders, leerkrachten en schoolleiding. De auteur, Margo Henderson, is trainer en docent aan de opleiding tot trainer Omgaan met Pesten. Margo Henderson ISBN 9789088504389 • 128 pagina’s • ¤ 16,90 pesten.swpbook.com
----- -- __ ----- - __ ----- -
In het meest ideale geval hoeft de leerkracht nooit straf te geven. Als kinderen luisteren of na een waarschuwing en uitleg hun gedrag aanpassen, dan kan straf worden voorkomen. Soms is straf echter nodig om het gedrag van de leerlingen bij te sturen. Hierbij moet de leerkracht uitkijken voor gewenning: het werkt het beste als de straf na een eerste waarschuwing bij de volgende overtreding meteen wordt gegeven. Het systeem van ‘streepjes achter de naam’ blijkt contraproductief te werken (Teitler, 2009). Een effectieve vorm van straffen is: ‘na een waarschuwing één keer mild straffen en wanneer dat niet leidt tot het gewenste gedrag, waarschuwen dat de volgende straf veel zwaarder is en dan die volgende straf met de factor 5 verergeren ten opzichte van de eerste straf’ (Teitler, 2009). Bij kinderen die zich vaak grensoverschrijdend gedragen, ligt het in de rede te onderzoeken wat hieraan ten grondslag kan liggen. Spelen er zaken in de thuissituatie? Heeft een kind ondersteuning nodig in het leren omgaan met frustraties? Een aandachtspunt hierbij is deze leerlingen positief te blijven benaderen en complimenten te geven als zij een kleine verbetering in hun gedrag vertonen.
----- -- __ ----- - __ ----- -
Verstandig straffen
B.I2015 JRMGZN I
35
-