Basissschoolmagazine 2024-2025

Page 1

B.

Basisschool magazine

In dit nummer:

Klassiek, pop of jazz: Kinderen vinden alles geweldig

HOE STIMULEER

JE LEESLUST?

Diversiteit op school: van bijz dere weetjes tot teaching t ls

nog veel meer

Spelenderwijs leren in de open lucht

PRIJS: €7,95

PEDAGOGIEK IN PRAKTIJK STELT VRAGEN

WAARVAN HET ANTWOORD BEGINT WAAR ANDERE OPVOEDINGSBLADEN OPHOUDEN!

Gerespecteerde deskundigen

Het vakblad staat boordevol toegankelijke artikelen van de meest gerespecteerde deskundigen uit binnen- en buitenland. Of het nu gaat over ontwikkelingsstoornissen, hangjongeren of ordehandhaving in de klas, PIP is er voor lezers die willen blijven meepraten - zonder overbodig jargon. Daarnaast is PIP bij uitstek geschikt om te gebruiken in het onderwijs.

Van ordehandhaving in de klas tot hangjongeren

Vakblad Pedagogiek in Praktijk verschijnt vier keer per jaar voor (ortho)pedagogen, interne begeleiders, professionele opvoeders, jongerenwerkers, leerkrachten PO-VO, ouders en studenten. Informerend en opiniërend voor ieder die zich pedagogische vragen stelt waarvan het antwoord begint waar andere opvoedingsbladen ophouden.

Als abonnee krijg je:

Volledig toegang tot de pedagogische kennisbank pedagogiekdigitaal.nl plus vier gedrukte nummers in de bus. Alleen een online-abonnement is ook mogelijk. Kijk voor de mogelijkheden op pedagogiek.nu/abonnement

Minimaal 6 keer per jaar een interessante nieuwsbrief;

Een boek naar keuze, je kunt kiezen uit: Een andere kijk op scholen t.w.v. € 21,00 of Pedagoog, durf te spelen t.w.v. € 19,50;

Kortingen op congressen en cursussen van partners Logacom en Logavak.

Ga naar Pedagogiek.nu/abonnement of scan de QR-code en neem direct een abonnement!

Leerplezier om actief de wereld te ontdekken

REDACTIE

BASISSCHOOLMAGAZINE

eel kinderen beleven plezier aan leren, laten hun nieuwsgierigheid met gemak los op de wereld en vinden moeiteloos hun weg. Maar leerplezier is niet voor alle kinderen vanzelfsprekend. Sommige leerlingen zitten om wat voor reden dan ook niet zo lekker in hun vel. Soms hebben ze motorische problemen, soms verloopt de taalontwikkeling niet zo makkelijk of geeft de spraak problemen. Ook wordt steeds duidelijker wat er achter zogenaamd moeilijk gedrag kan zitten.

In dit magazine lees je over veel onderwerpen die in de klas langs kunnen komen. Professionals vanuit diverse disciplines gaan in een artikel in op de inhoud van hun boek, lichten de thematiek toe, gaan in op achtergronden daarvan, of geven tips hoe op een leuke en ontspannen manier om te gaan met diverse situaties. Martine Delfos gaat in op de problemen die een kind met autisme op school ervaart en biedt handvatten voor het omgaan met kinderen met autisme of een atypische ontwikkeling. Maria Hetty van den Berg is taalkundig onderwijsspecialist. Zij zet zich in voor het terugdringen van laaggeletterdheid en het stimuleren van taalbewustzijn. Elly Machtel wil kinderen graag laten kennismaken met muziek en notenschrift. Zingen is altijd leuk en laagdrempelig. Joke de Jonge ontwikkelde prentenpraatboeken voor nieuwkomers. De opzet van deze boeken is nadrukkelijk om er spelenderwijs iets

van op te steken en kinderen gretig te maken naar meer. Met bodypercussie en embodied learning kunnen kinderen op een andere manier, speels en actief, leren en ontspannen. Wendy Bontje schrijft hierover. Over diversiteit en inclusie is ook veel te zeggen. Mirjana Petrovic beschrijft hoe daarmee om te gaan.

Sommige kinderen leren en reageren anders, omdat hun hersenen zich anders ontwikkelen. ‘Herken je deze leerlingen?’ vraagt Anneke Groot in haar artikel: ‘Onhandig, beweeglijk of soms juist niet in beweging te krijgen; ze blijven hangen, zijn luidruchtig of juist teruggetrokken, sociaal onhandig, steeds te laat of ze vergeten hun spullen.’ Anneke Groot schrijft over mogelijk aanwijsbare onderliggende problemen die dit gedrag kunnen verklaren. Ze worden vaak niet herkend of begrepen. Zij noemt deze leerlingen neurospeciaal. Zou outdoor education een oplossing kunnen zijn? Filip Mennes doet een oproep voor een onderwijssysteem waarbij cognitie, emotie en beweging niet los van elkaar staan maar innig met elkaar worden vervlochten. Hij ziet een klaslokaal voor zich zonder muren, waarin kinderen leren, spelen en groeien in de frisse buitenlucht.

Met veel plezier delen Uitgeverij SWP en haar auteurs deze en nog veel meer inzichten, achtergronden en ontwikkelingen met je.

1 B. INLEIDING

Inhoudsopgave

Project mens:

een verrijking op het gebied van diversiteit op school

Kinderen nemen over wat ze zien, niet wat ze niet zien. Als er geen verschillende geloven worden besproken, of culturele achtergronden altijd vanuit de klomp, molen en Sinterklaas worden aangevlogen, geef je kinderen een eenzijdig beeld. Meester Milan neemt de kinderen mee door verschillende thema’s: namen, haren, huidskleuren, culturele achtergronden en geloven. Pagina 8

Autisme op school

Kinderen met autisme kunnen niet gemakkelijk vanuit richtlijnen werken; ze willen het eerst begrijpen. Hoe kun je als leerkracht hiervoor zorgen? Dr. Martine F. Delfos gaat onder andere in op deze vraag. Pagina 30

‘Muziek is zoveel meer dan luisteren alleen’

‘Muziek is ongelooflijk belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen.’ Bas Fortgens zegt het vol passie. De gitarist en liedjesschrijver is onder andere bekend van het populaire kleutermuziekprogramma Apennoten, dat hij in samenwerking met KRO-NCRV ontwikkelde. Pagina 26

‘Kinderen maken meer mee dan leerkrachten weten’

Op scholen neemt de behoefte aan kennis over chronische stress en trauma bij kinderen toe, om het gedrag van getraumatiseerde kinderen te herkennen en er beter mee te kunnen omgaan. Leony Coppens, Marthe Schneijderberg en Carina van Kregten schreven samen het boek Lesgeven aan getraumatiseerde kinderen: Een praktisch handboek voor het basisonderwijs. Pagina 52

2 B. INHOUDSOPGAVE

Loose parts play

Gaten nodigen uit om erdoor te kijken, je hand of je been erdoor te stoppen, erdoorheen te kruipen, er dingen in te verstoppen. Zand vraagt om erin te graven, om er vorm aan te geven, om er met je handen in te woelen en de korrels tussen je vingers of je tenen te voelen glijden. Pagina 88

Klankbewustzijn bij jonge kinderen

De ontwikkeling die jonge kinderen meemaken op het gebied van spraak en taal is grandioos. In een aantal jaren leert een kind volledige zinnen maken, verstaanbaar spreken en woordjes lezen. In zowel de mondelinge als de schriftelijke taalontwikkeling speelt klankbewustzijn een belangrijke rol, maar hoe stimuleer je dat als leerkracht? Pagina 92

voor in de klas

4 Jonge nieuwkomers spelenderwijs aan de praat krijgen en hun leeslust prikkelen

12 Rijke schooldag

14 In elke klas kan een kind met een taalontwikkelingsstoornis zitten

19 Bodypercussie in de klas

22 Groentesoep met een ijsje toe

24 Spelenderwijs noten leren lezen

36 Leerlingen met AD(H)D, waar help je ze mee?

40 Wat is er toch met deze leerling?

48 Wat kun je doen voor kinderen van ouders met kanker?

56 Omgaan met het verlies van een dierbare

58 Spelenderwijs het probleem ontrafelen

64 Door één deur

67 Outdoor education

70 Wij willen samen lezen

74 Pak laaggeletterdheid preventief aan!

77 Ga op reis, klauter omhoog en ontdek hoe je leert!

81 Gedragstherapie in het onderwijs

84 Let’s (not) talk about DSM

98 SOS-middelen voor in de klas

100 Weetnietkunde

104 Kindcentrum de Vindplaats

Als je als docent veel stress ervaart, is een van de meest urgente wensen vaak om je klas rustig te houden en de planningen te halen. Natuurlijk zijn er veel tips om dit op lange termijn te verbeteren, maar het is ook fijn om een paar middelen achter de hand te hebben die je direct kunt inzetten in de klas om jouw stress te verminderen. Een zogenaamd ‘plan SOS’. Pagina 94

112 Help! Mijn leerlingen hebben stress!

SOS-middelen
& verder 3 B. INHOUDSOPGAVE

Jonge nieuwkomers spelenderwijs aan de praat krijgen en hun leeslust prikkelen

Als leerkracht krijg je aardig wat op je bordje om je leerlingen alle kerndoelen te laten bereiken. En wanneer je bovendien veel nieuwkomers in je klas hebt, moet je helemaal een duizendpoot zijn.

JOKE DE JONGE
4 B. DIVERSITEIT & INCLUSIVITEIT

Wanneer je nieuwkomers leert lezen en schrijven, krijg je er ongevraagd nog een spoor bij, namelijk deze kinderen een heel nieuwe taal leren. Omdat de klanken voor hen ook nog totaal onbekend zijn, moet je behalve aan letterbewustzijn ook aandacht aan klankbewustzijn besteden. En de durf om iets in die vreemde taal te zeggen, is bij elk kind weer anders.

Zin

en tegenzin in (leren) lezen

Een verhandeling over hoe je het best leert lezen, laat ik aan andere auteurs over. Wel sta ik even stil bij de meest opvallende ervaring van de laatste jaren, namelijk dat het ‘zo klemmende moeten’ leren lezen – het zo snel mogelijk opklimmen via het AVI-stramien dat zo vaak de boventoon voert – op veel kinderen juist een averechts effect heeft. Kinderboekenschrijver Jacques Vriens noemt tien manieren om kinderen aan het lezen te krijgen, waarbij niet alleen met stip op 1 staat: Lezen leer je op school, maar ook zijn aanmoediging: Straal als school vooral uit dat lezen leuk en waardevol is.

Anderstaligen bereiken als taal

nog ontbreekt

Leerkrachten van nieuwkomers weten al veel langer dat beeldmateriaal (dat simpel en overzichtelijk is) en losse woorden wél heel goed binnenkomen, ook wanneer je elkaar nog niet met taal kunt bereiken. Veel materialen die leerkrachten zelf bedenken en maken, hebben dat als basis. Dit vormt dan ook de basis van de zogeheten prentenleesboeken, die tegelijk bedoeld zijn als prentenpraatboeken. Dit type boek is specifiek ontwikkeld voor jonge nieuwkomers. Ervaring in de praktijk van azc’s en nieuwkomersklassen

leverde op hoe geweldig het werkt als je een driedelige combinatie inzet: 1. Kleurige beelden vormen de basis, omdat beelden sneller binnenkomen dan woorden.

2. Losse woorden zijn er om hen snel aan de praat te krijgen en de leeslust te prikkelen.

3. Om die leeslust meteen aan te grijpen, sluit de tekst aan bij het niveau van beginnende lezers (AVI 3), zodat ze het heel snel zelf kunnen lezen.

Wat kun je ermee?

De opzet van de prentenleesboeken –zoals Kat Kaat is weg en Klaas Konijn is weg – is nadrukkelijk om er spelenderwijs iets van op te steken en kinderen gretig te maken naar meer. Op deze kinderen komt veel tegelijk af: ze moeten leren in en over een onbekende wereld, terwijl hun spanningsboog vaak kort is. Afwisseling en herhaling helpen om te kunnen concentreren. En wanneer je ergens speels mee omgaat, blijft het langer hangen en krijgen kinderen vaak zin in meer. Doelbewust is er uiteenlopend materiaal samengesteld, dat bij de boeken past en waarmee kinderen nog een beetje kunnen ‘kleuteren’, zoals knutselen, een Memoryspelletje maken en kleuren. Dit materiaal is te vinden op de website van stichting De Jonge Nieuwkomers. (https://stichtingdejongenieuwkomers. nl/materialenbank/). Net als uitvoerige informatie hoe je het maximale uit een prentenleesboek kunt halen.

Speciaal onderwijs

Prentenleesboeken hebben niet alleen beginnende lezers, maar ook kinderen uit het speciaal onderwijs veel te bieden. Leerkrachten merken dat kinderen met spraak-taalproblemen er heel positief op

“Een belangrijke tip van Jacques Vriens is: straal als school uit dat lezen leuk en waardevol is”

(De stichting De Jonge Nieuwkomers heeft een ANBI-erkenning. De royalty’s die met de prentenleesboeken worden verdiend, gaan in de kas van de stichting.)

5 B. NIEUWKOMERS

reageren. De prikkels die van het boek uitgaan zijn beperkt en herhaling bleek bij hen helemaal het toverwoord. Doordat de tekst bestaat uit losse woorden en korte zinnen, aansluit bij de belevingswereld en visueel ondersteund wordt, draagt dit direct bij aan uitbreiding van hun woordenschat.

Ouderbetrokkenheid nieuwkomers

Wanneer je niet dezelfde taal spreekt, is ouderbetrokkenheid nog lastiger dan anders. Om volwassen nieuwkomers te stimuleren tot (voor)lezen of samen met hun kind te lezen, kun je ook terecht bij de eerdergenoemde materialenbank. Omdat de eigen taal helpt bij het leren van een tweede taal, zijn er als steun in de rug digitale vertalingen voor ouders. Van Kat Kaat is weg zijn er momenteel tien: in het Arabisch, Engels, Farsi, Hongaars, Ivriet, Oekraïens, Pools, Portugees, Tigrinya en Turks. Van Klaas Konijn is weg zijn er inmiddels vijf digitale vertalingen: in het Arabisch, Oekraïens, Portugees, Tigrinya en Turks.

Nationaal Voorleesontbijt speerpunt van acties

Stichting De Jonge Nieuwkomers grijpt het Nationaal Voorleesontbijt, dat zich jaarlijks in de laatste week van januari richt op het voorlezen aan 0- tot 6-jarigen, aan voor alle jonge nieuwkomers. Om hen vooruit te helpen met het taalsterker worden en hun taalachterstand te verminderen, roept de stichting burgemeesters en anderen op om jonge nieuwkomers in de basisschoolleeftijd een prentenleesboek voor te lezen. Op een aantal scholen wordt namens de stichting na dat voorlezen een Scholenschenking uitgereikt. Dit is een speels pakket met daarin onder andere vijftien prentenleesboeken voor in de klas, twee boeken voor in de bibliotheek, een spelletje en dergelijke. Het pakket kan in de school rouleren en jarenlang gebruikt worden.

Een belangrijke organisatie, die niet bij iedereen bekend is, is LOWAN. LOWAN is dé organisatie voor onder-

wijs aan nieuwkomers. De organisatie biedt een schat aan ervaring, kennis en expertise; allemaal vanuit de directe praktijk en op vakkundige basis. Zoals uitwisseling met vakgenoten, webinars en scholen in de schijnwerper, waar andere scholen iets aan kunnen hebben.

Inspiratie

Op de boekpagina’s van de uitgeverij is inspirerend materiaal te vinden bij de prentenleesboeken. Zo kunnen kinderen luisteren naar Dieuwertje Blok die Kat Kaat is weg voorleest. Bekijk zelf filmpjes, luister naar een radiofragment, log daar in voor extra materiaal, recensies of een artikel. Of doe als leerkracht iets met het werkboekje Aan de slag met juf Joke Download het werkboekje direct gratis via de QR-code hieronder. Veel succes, doorzettingsvermogen, inventiviteit én plezier in de klas gewenst! B.

Over de auteur

“Kleurige beelden vormen de basis, want beelden komen sneller binnen dan woorden”

Joke de Jonge is auteur en initiator van stichting De Jonge Nieuwkomers, waarmee zij zich inzet voor het taalvaardiger maken van nieuwkomers. Zij heeft inmiddels twee prentenleesboeken op haar naam staan en een derde is onderweg. Het eerste, Kat Kaat is weg, ontstond uit haar ervaring met het ontwikkelen van vernieuwende methodieken, toen zij activiteiten met kinderen in een azc en een nieuwkomersklas ondernam. Ruim twintig nieuwkomersleerkrachten gingen aan de slag in een Pilot Project Prentenleesboeken, zodat hun ervaringen meegenomen konden worden bij het maken van het tweede prentenleesboek Klaas Konijn is weg. Naar verwachting verschijnt in 2024 de derde titel: Ella Egel is weg.

6 B. DIVERSITEIT & INCLUSIVITEIT

Doe met jouw school mee met Kwink, dé online methode voor sociaal-emotioneel leren (SEL). Inclusief burgerschap en mediawijsheid. Voor groep 1 t/m 8 van het primair onderwijs. Kwink biedt een doordacht SEL-programma,

1500 scholen Kwink sociaal-emotioneel lere

gebaseerd op de laatste wetenschappelijke inzichten. Praktisch, leuk en altijd actueel. Gericht op preventie en de kracht van een veilige groep. Vraag op onze website een gratis proefabonnement aan voor de hele school!

www.kwinkopschool.nl/proefabonnement

Kwink is een methode van T: 033 – 460 19 40 E: info@kwintessens.nl

JAAR
GRATIS PROEFABONNEMENT

Project mens: een verrijking op het gebied van diversiteit op school

Van bijzondere weetjes tot teaching tools

8 B. DIVERSITEIT & INCLUSIVITEIT

In het boek Project mens gaan kinderen op zoek naar hun held. Ze leren over verschillende mensen, culturen en geloven door middel van het verhaal, de feitenkaders en quizvragen. En ze krijgen tips over hoe om te gaan met discriminatie, vooroordelen en racisme.

Project mens gaat over meester Milan en zijn klas. Als de kinderen na de vakantie op het schoolplein aankomen staat hun directrice in een basketbaltenue op het podium. Ze kondigt ‘Project mens’ aan, een project over helden en grote voorbeelden. In de klas komen de kinderen er meer over te weten. Meester Milan neemt de kinderen mee door verschillende thema’s: namen, haren, huidskleuren, culturele achtergronden en geloof.

De kinderen vormen gaandeweg het project van hun helden, één grote kartonnen held als eindproduct.

In het boek gaan de kinderen ook op onderzoek uit naar zichzelf. Zo worden er vragen gesteld over de betekenis van hun naam en de tradities die ze thuis hebben.

Ook worden de kinderen gestimuleerd nieuwsgierig te zijn naar elkaar. Wat voor soort haar heeft een klasgenootje precies en waar gelooft iemand in? Gecombineerd met serieuze voorbeelden over racisme en discriminatie leren de kinderen veel over diversiteit.

In het verhaal komen bijzondere weetjes voor. Bijvoorbeeld dat tijdens de slavernij rijstkorrels in het haar werden verstopt om toch aan voedsel te kunnen komen. Ook werden er vluchtroutes in vlechten van tot slaaf gemaakte mensen verwerkt om op die manier belangrijke informatie door te geven.

Ouders en docenten kunnen het boek gebruiken om discriminatie en racisme bespreekbaar te maken, maar ook vooral om te stimuleren dat kinderen naar zichzelf en anderen leren kijken. Het boek nodigt uit om met een ander in gesprek te gaan over diens ervaringen. Voor met name docenten is het boek belangrijk in scherpte over bejegening en verschillen tussen kinderen. Het kan een spiegel

vormen in hoe je voor de klas staat en welke woorden of beelden je gebruikt. Kies je bewust jouw voorbeelden of doe je steevast elk jaar hetzelfde en loop je hierbij het risico dat je beeldmateriaal gebruikt dat stereotiep en weinig divers is?

Een ouderwetse indiaan voor de letter i, kan echt niet meer, gebruik dan de term inheemsen.

Achter in het boek staan teaching tools die je op weg kunnen helpen om het boek op een positieve manier te gebruiken. Heb je bijvoorbeeld weinig kinderen van kleur in jouw klas?

Projecteer die dan niet als ‘de ander’, want dit kan uitermate schadelijk zijn voor kinderen. Nodig vooral alle kinderen uit mee te doen vanuit hun eigen perspectief. Iedereen is anders, dat is juist mooi.

Eenzijdig beeld

De oorspronkelijk aanleiding voor het schrijven van Project mens waren de eigen ervaringen van mijn kinderen in met name het onderwijs. Mijn kinderen die keer op keer uit moeten leggen dat ze lichtbruin zijn omdat ze een beige moeder en donkerbruine vader hebben. Maar ook het gebrek aan juist terminologiegebruik in het onderwijs. Kinderen nemen over wat ze zien, niet wat ze niet zien. Als er geen verschillende geloven worden besproken, of culturele achtergronden altijd vanuit de klomp, molen en Sinterklaas worden aangevlogen, leer je kinderen een eenzijdig beeld. Hierdoor zullen kinderen weinig weten van verschillende culturen en zal ‘de ander’ altijd blijven bestaan.

De uitdaging zit voor het grootste gedeelte in de tradities of handelingen die we uitvoeren omdat we dat altijd al zo hebben gedaan. Denk aan het zingen van het zogenaamde verjaardagslied ‘Hanky Panky Shanghai’. Jarenlang heb ik het als kind ‘gezellig’ meegezongen in de klas in de veronderstel-

“Als jij kritisch naar jezelf durft te kijken, durven kinderen dat ook”
9 B. PROJECT MENS
“Het is niet erg om fouten te maken, maar

kijk er

niet van weg”

ling dat het de Chinese versie was van ‘Wel gefeliciteerd’ en ‘Happy birthday to you’. Maar het is een verzonnen versie van achter elkaar geplakte zogenaamd Chinese woorden. Het betekent niets. Het effect ervan is daarentegen groots. We leren kinderen ermee dat de Chinese taal anders klinkt, en niet op een positieve manier. Ook maken we door aan de zijkanten van de ogen te trekken de Aziatische gezichtskenmerken belachelijk. Je creëert een situatie waarbij kinderen met een Aziatische achtergrond nagedaan worden om hun uiterlijke kenmerken en dat is racistisch. Vraag het de gemiddelde twintiger met Aziatische roots en ze kunnen je stuk voor stuk vertellen hoe ongemakkelijk en vernederend het voelde.

Onbewust onbekwaam

De ontwikkelingen op dit gebied zijn gelukkig in volle gang. Bewustwording rond onderwerpen als deze zijn van groot belang om daadwerkelijk verandering in te zetten zodat het voor alle kinderen veilig is. Maar we zijn er nog lang niet. Wat de processen rond diversiteit, inclusie en discriminatie zo moeilijk maakt is dat het vaak om onbewust onbekwame handelingen gaat. Het gros van de mensen gebruikt niet expres de term huidskleur als kleur met het doel om mensen van kleur buiten te sluiten. Maar dat is wat er in de praktijk wel gebeurt. Omdat we dit nu eenmaal al zo lang doen. Het boek nodigt dan ook uit om als docent eens kritisch te kijken naar jezelf. Welke termen gebruik je en ben je je hiervan bewust? Wees daarin overigens niet te streng voor jezelf, want iedereen maakt fouten. Het is vooral belangrijk dat je vanuit jouw fouten iets anders gaat doen en er niet van wegkijkt.

Chanel Lodik, expert op het gebied van diversiteit en inclusie, formuleerde onlangs een situatie ongeveer als volgt. ‘Als je in een discotheek staat te dansen en iemand gaat op je teen staan, dan zeg jij “au”. Die persoon kan dan sorry zeggen en benoemen dat hij beter zal uitkijken de volgende keer. Maar het neemt de pijn in je teen niet direct weg.’ Ook zonder het zo te bedoelen kun je een ander kwetsen en het doet er niet minder pijn van.

Zo werkt het ook met microagressies, woorden die discriminerend of racistisch zijn. Mensen maken vaker niet dan wel

bewust opmerkingen die een ander pijn doen, maar het doet wel degelijk pijn. Als je tegen een kind zegt: ‘Je hebt zo’n moeilijke naam’, geef je een kind het gevoel dat er iets mis is met zijn of haar naam. Als je zegt: ‘Ik kan jouw naam nog niet zo goed uitspreken, ik moet nog vaak oefenen’, leg je de bal bij jezelf in plaats van bij het kind, dat zogenaamd afwijkt van de bekende groep. Dit is cruciaal voor de ontwikkeling van kinderen.

Spiegels en ramen

Divers materiaal gebruiken in de klas is van groot belang. Spiegels en ramen afwisselen is daarbij een absolute must. Een spiegel is iets waarin je jezelf herkent. Bijvoorbeeld een boek over een wit jongetje dat gelezen wordt door een wit jongetje. Door een raam kun je kijken naar iets of iemand waarin je jezelf minder snel herkent maar bij wie je mee kan kijken. Bijvoorbeeld een meisje van kleur dat een poster ziet hangen van een wit jongetje.

Onze maatschappij is grotendeels ingericht op witte mensen. Het wordt gelukkig steeds diverser, maar de basis is nog altijd het witte kind dat wordt getoond. Dit doet iets met kinderen van kleur; die zijn namelijk altijd ‘de ander’. Herkenning maakt namelijk dat je vertrouwen voelt iets ook te kunnen.

Dat onbewust onbekwame is ook merkbaar in de dagelijkse gang van zaken op school. Als je altijd beeldmateriaal van witte kinderen gebruikt, zijn er voor witte kinderen merendeel spiegels zichtbaar en voor kinderen van kleur vaker ramen. Dit heeft impact op met name de kinderen van kleur. Omdat er altijd de vraag leeft of zij iets ook wel zouden kunnen, want ze zijn niet wit. En voor witte kinderen heerst het beeld dat zij tot alles in staat zijn.

Project mens biedt meerdere mogelijkheden om het zelfvertrouwen van kinderen te vergroten. Het boek heeft vaste elementen per hoofdstuk zoals affirmaties en quotes van kinderen. Deze affirmaties en quotes zijn krachtige uitspraken die

10 B. DIVERSITEIT & INCLUSIVITEIT

bijdragen aan een positief gevoel over zichzelf. Affirmaties kun je ook eenvoudig in de klas oefenen en toepassen. Kies een affirmatie van de dag, van de week of van de maand. Alle kinderen sterk laten staan en tegen zichzelf laten zeggen dat ze iets kunnen of ergens goed in zijn is van enorme waarde. ‘Ik ben ik, ik mag mezelf zijn’ en ‘Mijn huidskleur is uniek en prachtig!’ zijn affirmaties die je in het boek tegenkomt.

Aan het eind van elk hoofdstuk worden vragen gesteld over het thema dat is besproken. Bij het hoofdstuk ‘Namen’ wordt bijvoorbeeld gevraagd of de eigen naam een betekenis heeft. Daarnaast staan er per hoofdstuk ook vragen omschreven die kinderen samen in de klas, met vriendjes of in hun eigen gezin kunnen bespreken. Het stimuleert het gesprek over een bepaald thema en leert het kind nieuwsgierig te zijn naar de ander.

Mogelijkheden in de klas

Leuk zo’n boek, maar hoe gebruik je dit nu concreet in de klas? Want dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Discriminatie, racisme, diversiteit en inclusie zijn niet zomaar even losse lesjes of projecten in het onderwijs. Dit moet een doorlopende vaste plek hebben in het programma. Daarnaast is Project mens, zoals de naam al doet vermoeden, een geschikt boek voor het uitvoeren van een (mini)project.

In de klas kun je er eigenlijk alle kanten mee op. Je kunt kinderen individueel het boek laten doorlopen. Je kan per hoofdstuk een themales geven en de kinderen op zoek laten gaan naar elkaar. Je stimuleert nieuwsgierigheid zonder oordeel naar de ander.

Je kunt misschien wel ouders, vrienden of familie bereid vinden om iets te vertellen over hun land van herkomst, geloof of wie hun grote voorbeeld is.

Een ‘Project mens-diner’ is gegarandeerd succesvol. Wie wil er nu niet de specialiteiten uit verschillende families, culturen en landen proeven? Heb je weinig diversiteit in jouw klas?

Ga dan zelf iets koken of bakken wat je nog niet kent. Dat is én leuk én waarschijnlijk ook lekker.

Het boek biedt je de mogelijkheid om zo laagdrempelig als je wilt, verschillen tussen kinderen en culturele achtergronden te leren zien en waarderen. Achter in het boek vind je ook tips voor andere materialen, boeken en cursussen rondom dit thema. Het is voor kinderen leerzaam en interactief, net als voor ouders en docenten.

Je kunt ook met collega’s eens toetsen of er voldoende aandacht is voor alle kinderen. Heb je blinde vlekken? Wees niet bang om ze bespreekbaar te maken. Jij bent het grote voorbeeld in de klas. Als jij kritisch naar jezelf durft te kijken, durven kinderen dat ook. B.

Over de auteur

Mirjana Petrović werkt al geruime tijd met en voor mensen met een verstandelijke beperking in hun woonsituatie. Na jaren op de werkvloer is zij inmiddels een aantal jaren werkzaam als manager in de gehandicaptenzorg. Mirjana studeerde af als sociaal pedagogisch hulpverlener en na het behalen van haar premaster bedrijfskunde in 2023 is zij in 2024 gestart met de MBA Healthcare Management.

Samen met haar man heeft zij een gezin met vier kinderen, die de inspiratie vormden voor Project mens.

11 B. PROJECT MENS

Steeds meer gemeenten starten met het opzetten van een Rijke Schooldag: een afwisselende schooldag met ruimte voor het opdoen van nieuwe ervaringen. Waarom?

Ieder kind verdient een omgeving waarin het zichzelf optimaal kan ontdekken en ontwikkelen. In ’s­Hertogenbosch startten ze met het tweede seizoen. We spreken projectleiders Kim van den Dungen en Matthieu Boeren over de successen en valkuilen.

Rijke Schooldag:

naast rekenen en taal ook ruimte voor talenten ontdekken en plezier

Een Rijke Schooldag, wat betekent dat?

‘Laten we vooropstellen dat het niet alleen gaat om goed onderwijs’, begint Kim. ‘Het gaat vooral over het ontwikkelen van kwaliteiten en talenten én het maken van plezier. We zorgen ervoor dat kansengelijkheid zich niet beperkt tot het klaslokaal, maar dat er nieuwe, positieve en inspirerende ervaringen zijn in de directe omgeving van het kind.’

‘En of een kind de kans krijgt om talenten te ontwikkelen, mag niet afhangen van de middelen of mogelijkheden van ouders’, vervolgt Matthieu. ‘Op school halen we die belemmeringen weg zodat er alle ruimte is om

talenten te ontdekken en te ontwikkelen. Talent en wilskracht is er tenslotte genoeg. Maar het moet ook gezien en benut worden.’

In ’s-Hertogenbosch dachten de kinderen mee over de naam ‘Rijke Schooldag’. De link met rijk zijn en geld hebben werd al snel gelegd. ‘Leerlingen bedachten daarom de naam TOP-tijd: Talent, Ontdekken en Plezier’, vertelt Kim. ‘We vonden het meteen goed passen.’

TOP-tijd dus. Hoe krijgt dit in ’s-Hertogenbosch vorm?

‘Onder en na schooltijd doen kinderen mee aan activiteiten op het gebied van techniek, cultuur, sport of gezondheid’, vertelt Matthieu. ‘Er is niet één manier om TOP-tijd uit te voeren. Elke school geeft hier een eigen draai aan: een verlengde schooldag, extra activiteiten onder

schooltijd, naschoolse activiteiten, of een combinatie hiervan.’

‘Ook kijken we naar integratie binnen de huidige schooldag, in plaats van naar losse initiatieven’, vult Kim aan. ‘Dat je na twee uurtjes rekenen bijvoorbeeld een uur aan de slag gaat met programmeren. Een externe professional verzorgt dat uur: hij of zij treedt op als rolmodel. Alle activiteiten bieden leerlingen stimulans en uitdaging in hun reis naar volwassen worden.’

Wie werken er allemaal mee aan het project?

‘Kinderen, jongeren, ouders en professionals denken met ons mee’, vervolgt Kim. We vragen hun naar wensen, focus en uitdagingen. Dit helpt ons om een passend aanbod samen te stellen. En niet te vergeten: we hebben ook een TOP-tijdcoalitie.

SANNE DE ROOIJ
12 B. DIVERSITEIT & INCLUSIVITEIT

Die bestaat uit verschillende partners binnen het onderwijs, de kinderopvang en kunst en cultuur. Ook zij geven input.’ ‘Die TOP-tijdcoalitie heeft gezamenlijke doelen’, licht Matthieu toe. ‘Denk aan zorgen voor nieuwe ervaringen, mogelijkheden creëren om talenten te ontdekken en dat kinderen zelfvertrouwen ontwikkelen en plezier maken. Op elke school loopt de route anders. Dat neemt niet weg dat alle activiteiten aan de kwaliteitscriteria moeten voldoen. De activiteit moet bijvoorbeeld een versterking van of aanvulling op het bestaande aanbod zijn en bijdragen aan een van de ontwikkelgebieden die centraal staan binnen TOP-tijd. Alle coalitiepartners hebben de verantwoordelijkheid om maximale inspanning te leveren en bij te dragen aan kansengelijkheid. Als projectleiders houden we de coalitiepartners hier scherp op.’

Wat maakt TOP-tijd tot een succes? ‘Het is belangrijk om in gesprek te blijven met de doelgroep en de partners’, vertelt Matthieu. ‘We voeren veel gesprekken met de coalitie. Belangrijke gespreksonderwerpen zijn coördinatie, logistiek,

“Kansengelijkheid mag zich niet beperken tot het klaslokaal”

financiën en taak- en rolverdeling. Dat is organisatorisch nodig om TOP-tijd succesvol te maken.’

‘Daarnaast is het belangrijk dat iedereen meewerkt’, vult Kim aan. ‘Samenwerking tussen de driehoek wijk, school en thuis is cruciaal. We willen ouders laten zien dat kinderen op en rondom school zich breed kunnen ontwikkelen. Daarbij willen we ze laten zien dat door middel van anders leren, cognitief leren en plezier wordt bevorderd. We willen ouders betrekken bij het organiseren van aanbod. Hierin zetten we nu de eerste stappen.’

Rol van projectleiders

Naast het voeren van gesprekken zijn Kim en Matthieu ook de schakel tussen de verschillende partijen. Denk aan de samenwerking tussen onderwijs, kinder-

opvang en overige partijen die samen in een gebouw zitten of met elkaar van doen hebben. De sleutel tot succes? Een projectleider die het voortouw neemt. De gemeente ’s-Hertogenbosch ziet zichzelf als de verbinder van deze partijen, en zorgt voor die projectleiders. Anouk Schipper is directeur van Kindcentrum Boschveld en is te spreken over de rol van de projectleiders. ‘Je merkt hoe belangrijk een kartrekker is om dit project te laten slagen. Projectleiders zoeken binnen en buiten het schoolgebouw de samenwerking op, en nemen eventueel taken uit handen.’ B.

Heb je vragen over hoe te starten, of wil je gewoon even van gedachten wisselen? Neem gerust contact op met Kim of Matthieu. k.vandendungen@s-hertogenbosch.nl

Ook aan de slag?

Kim van den Dungen en Matthieu Boeren delen hun tips en tops

tip 1

Neem de tijd. Gebruik het schooljaar om TOP-tijd stap voor stap te integreren op school, zodat de stap naar een langere, rijke schooldag breed gedragen wordt.

tip 2

Werk met de bottom-up-benadering

Benader projectdoelen van onderaf, zodat het hele team samenwerkt om de overkoepelende doelen te bereiken.

tip 3

Communiceer op tijd naar alle betrokkenen. Denk aan docenten, overige medewerkers op school, ouders, kinderen, andere partijen in het gebouw en externe aanbieders.

tip 4

Breng de aanbieder van een activiteit op de hoogte van de beginsituatie van de leerlingen en hoe de klas functioneert: zijn er bijzonderheden of regels?

tip 5

Zoek de samenwerking op met partners binnen en buiten de school voor extra ondersteuning. Denk aan de kinderopvang, voor het inzetten van pedagogisch medewerkers.

top 1

Door de (financiële) mogelijkheden binnen TOP-tijd ontstaan er meer initiatieven in de wijk.

top 2

Kies voor een projectleider vanuit de gemeente om scholen te ondersteunen en partners scherp te houden.

top 3

Partijen uit de wijk worden gestimuleerd om samen te werken en weten elkaar beter te vinden.

top 4

Organiseer TOP-tijdevents in de vakanties voor extra activiteiten en verbinding. Organiseer TOPtijdevents in de vakanties voor extra activiteiten en verbinding.

13 B. RIJKE SCHOOLDAG

In elke klas kan een kind met een taalontwikkelingsstoornis zitten

Kinderen met een taalontwikkelingsstoornis (TOS) hebben problemen met het verwerven van taal. Zo vinden ze het lastig om goede grammaticale zinnen te maken, de juiste woorden te zeggen of klanken correct uit te spreken. Een deel van de kinderen ervaart ook problemen bij het begrijpen van taal.

BERNADETTE VERMEIJ, IRIS DUINMEIJER EN MAAIKE DIENDER
14 B. DIVERSITEIT & INCLUSIVITEIT

Een taalontwikkelingsstoornis (TOS) is een aangeboren probleem, waarbij taal niet goed wordt verwerkt in de hersenen. Erfelijkheid speelt hierbij een rol. De precieze oorzaak is echter nog onbekend. De taalproblemen worden in ieder geval niet veroorzaakt door bijvoorbeeld gehoorproblemen, een lagere cognitie of kwalitatief minder goed taalaanbod.

Hoe vaak komt het voor?

Ongeveer 1 op de 20 kinderen heeft TOS. Dat betekent dat er in elke klas een kind met TOS kan zitten. TOS komt dan ook vaker voor dan stoornissen als autisme en ADHD. Toch is het een relatief onbekend probleem, dat niet bij alle professionals die met kinderen werken bekend is. Ook als professionals TOS wel kennen, weten ze nog niet altijd wat ze moeten doen. Meer bekendheid over TOS is daarom noodzakelijk om kinderen tijdig de juiste hulp te kunnen bieden.

Waarom is het belangrijk om hulp in te schakelen?

Wanneer een kind niet goed begrijpt wat mensen in zijn of haar omgeving zeggen of niet kan zeggen wat het wil, kan dit grote impact hebben op de rest van de ontwikkeling. TOS kan bijvoorbeeld invloed hebben op de sociaal-emotionele ontwikkeling of de schoolse ontwikkeling. Zo kunnen kinderen met TOS vaker gefrustreerd zijn dan kinderen zonder TOS, of juist vaker teruggetrokken gedrag laten zien. Ook vinden kinderen met TOS het vaak moeilijker om vriendjes te maken. De impact van TOS verdwijnt niet als kinderen ouder worden. Kinderen met TOS verlaten de middelbare school vaker zonder diploma en hebben meer moeite met het vinden van werk.

Wat te doen bij twijfel over de taalontwikkeling van een kind?

Bij twijfels over de taalontwikkeling van een kind is het belangrijk om die met de ouders te bespreken. Kijk samen eens op de website www.allesovertos.nl naar de ouderpagina ‘Heeft mijn kind TOS?’ Je kunt er een vragenlijst invullen over de taalontwikkeling (tot 7 jaar) en er staat voor verschillende leeftijden aangegeven wat signalen van TOS zijn. Je vindt er ook informatie over welke hulp je kunt inschakelen. Een logopedist kan bijvoorbeeld de taalontwikkeling in kaart brengen en kinderen behandelen of doorverwijzen voor verder onderzoek. De diagnose TOS (of vermoeden van TOS) wordt vaak gesteld op een audiologisch centrum, na multidisciplinair onderzoek naar de taalvaardigheid, het gehoor en het leervermogen.

Welke hulp is er voor kinderen met TOS?

Kinderen met een diagnose TOS kunnen veel baat hebben bij zorg of ondersteu-

“Kinderen met TOS vinden het vaak moeilijker

om vriendjes te maken”

ning in of naast het onderwijs. Veel kinderen krijgen behandeling van een logopedist. Is de TOS ernstiger en kan een kind zich niet goed redden in de dagelijkse communicatie, dan kan er ook een verwijzing naar specialistische zintuiglijk gehandicaptenzorg (ZG-zorg) worden afgegeven. In dat geval kan een kind bijvoorbeeld na schooltijd naar een behandelgroep voor kinderen met TOS. Ervaart een kind in het onderwijs problemen dan kan ondersteuning vanuit het speciaal onderwijs voor TOS worden aangevraagd. Daarbij denkt een ambulant behandelaar met de leerkracht mee wat de leerling op school nodig heeft om zich goed te kunnen ontwikkelen. Sommige kinderen hebben echter meer nodig en gaan naar een speciale school voor kinderen met auditieve en/of communicatieve problemen (voormalig cluster 2).

Er zijn verschillende organisaties die dit aanbieden. Op de website allesovertos.nl is hiervan een overzicht te vinden.

15 B. TAALONTWIKKELINGSTOORNIS
“De impact van TOS verdwijnt niet als kinderen ouder worden”

Waar kun je nog meer informatie vinden over TOS?

De website allesovertos.nl bevat veel informatie over TOS voor ouders. Er wordt nog gewerkt aan een pagina voor professionals en mensen met TOS zelf. Daarnaast is er veel informatie te vinden bij verschillende organisaties op het gebied van TOS, zoals de NSDSK. Deze organisatie geeft bijvoorbeeld ook cursussen, webinars en e-learing over de taalontwikkeling en het signaleren van

Breedbekkikker

Aan de oever van de grote plas, zit Breedbekkikker in het gras. Hij zit stilletjes in het riet, want praten doet hij liever niet.

Breedbekkikker is een boek dat speciaal is geschreven voor kinderen met taalproblemen, waaronder een taalontwikkelingsstoornis.

Het gaat over een kikker die een heel grote mond heeft maar niet goed kan praten. Hij schaamt zich daarvoor en is er verdrietig over. Maar dan ontmoet hij de slimme slang, die zelf slist. Slang vertelt hem dat er in het bos veel meer dieren zijn zoals zij: dieren die niet zo goed kunnen praten, maar iets anders juist heel goed kunnen. In dit boek gaat Breedbekkikker op zoek naar wat hij wel goed kan.

Kinderen zouden zich in dit boek kunnen herkennen in bepaalde dieren, bijvoorbeeld omdat ze zelf slissen, het moeilijk vinden om goede zinnen te maken of soms zelfs niet durven praten. Het boek nodigt enerzijds

TOS, zoals www.nsdsk.nl/cursus/alles-wat-je-weten-wiltover-taal. Wil je meer lezen over TOS, kijk dan ook eens op www.tostips.nl/tosshop/. Hier vind je verschillende boeken met informatie.

Over de auteurs

Bernadette Vermeij (onderzoeker), Iris Duinmeijer (onderzoeker) en Maaike Diender (onderzoeker en klinisch linguïst) werken alle drie bij de NSDSK (Nederlandse Stichting voor het Dove en Slechthorende Kind), die onderzoek doet en behandeling geeft aan kinderen met gehoorverlies en kinderen met een taalontwikkelingsstoornis. Zij voeren onderzoeken uit om de behandeling voor kinderen met TOS te verbeteren en meer inzicht te krijgen in de doelgroep. Vragen? Mail naar bvermeij@nsdsk.nl B.

uit om met kinderen te praten over wat ze moeilijk vinden en de gevoelens die ze daarbij hebben. Anderzijds is het juist bedoeld om kinderen na te laten denken over hun sterke eigenschappen. Misschien kan een kind goed tekenen, voetballen of is het een doorzetter. Voor kinderen met taalproblemen is het belangrijk om te leren dat ze sommige dingen niet zo goed kunnen, maar dat ze vast goed zijn in iets anders. Het gesprek daarover is waardevol, om hun zelfvertrouwen te sterken. Net als bij Breedbekkikker aan het einde van het verhaal:

Breedbekkikker is geschreven door Bernadette Vermeij en Gitte Spee, met illustraties van Gitte Spee. Ook hebben zij samen een boek geschreven voor kinderen met gehoorverlies: De hut van Haasje.

Aan de oever van de grote plas, zit Breedbekkikker in het gras. Maar niet meer stilletjes in het riet, hij kwaakt naar iedereen die hij ziet.

Lees meer en bestel Breedbekkikker via swpbook.com/2413.

16 B. DIVERSITEIT & INCLUSIVITEIT

Download deze leuke kleurplaat gratis voor jouw leerlingen:

17 B. KLEURPLAAT

Diversit

Een project over verschillende culturen

Deschool van meester Milan staat in het teken van ‘Project mens’. Een project over mensen, culturen, namen, haren, huidskleuren en geloven. Over discriminatie, racisme en oneerlijke verschillen.

In dit boek gaan Mei Li, Zula, Amir, Orlando en Saar met het project aan de slag. Ze onderzoeken met elkaar de verschillen en vertellen over hun ervaringen met vooroordelen en discriminatie. Je leest over pesten, melanine, discriminatie, geloof en regels en je krijgt leuke weetjes uit verschillende culturen.

Mirjana Petrović

Project Mens | € 18,50 | swpbook.com/2473

Boeken

Deze boeken winnen?

Kijk snel op pagina 112!

De pRAchtigE wereld

van meertaliGheid

Steeds meer kinderen groeien meertalig op. Dat is leuk, maar het kan ook veel vragen oproepen. Wat is meertaligheid precies en wat betekent het thuis en op school? Hoe functioneren kinderen die meertalig opgroeien? Auteur Marinella Orioni is Nederlandse van Italiaanse afkomst en moeder van twee drietalige kinderen. In Hoeveel talen spreek jij?, Het meertalige kind en Meertalig opvoeden gaat zij in op deze vragen en de prachtige wereld van meertaligheid. Aanraders voor iedereen die zich met meertaligheid en kinderen bezighoudt.

Marinella Orioni

Hoeveel talen spreek jij? | € 17,00 | swpbook.com/2177

Het meertalige kind | € 25,00 | swpbook.com/2267

Meertalig opvoeden | € 20,00 | swpbook.com/2268

Deze boeken winnen?

Kijk snel op pagina 112!

Boeken voor nieuwkomers

Joke de Jonge | € 14,90 swpbook.com/2386 swpbook.com/2454 swpbook.com/2654

Klaas Konijn is weg, Kat Kaat is weg en Ella Egel is weg zijn leuk om voor te lezen, maar ook leerzaam. Gebruik deze drie boeken ook als prentenpraatboeken door losse woordjes als trots en troost aan te grijpen om korte gesprekjes uit te lokken. De kinderen lezen die losse woordjes zelf en door herhaling kunnen ze al snel ook de langere tekst van de voorlezer lezen.

e
iv i t e i t
i t & Inclus
18 B. DIVERSITEIT & INCLUSIVITEIT

Bodypercussie in de klas

Bodypercussie is hot. Was het tien jaar geleden vooral bekend onder muziekdocenten, dansers en drummers, tegenwoordig verspreidt het fenomeen zich steeds meer. Ook onder leerkrachten.

Het is niet zo gek dat bodypercussie zo populair is, want:

−net als je stem, heb je je body altijd bij je; bodypercussie is dus altijd beschikbaar;

−je kunt het aan je eigen niveau aanpassen, en daardoor kan iedereen het uitvoeren;

−binnen het onderwijs komt steeds meer aandacht voor embodied learning: een vorm van leren waarbij het geleerde ook fysiek ervaren wordt, en bodypercussie past daarbij; er komt steeds meer aandacht voor neurodiversiteit: verschillende breinen hebben verschillende manieren van leren; door variërende activiteiten in te zetten, zoals bodypercussie, kunnen deelnemers met verschillende leerstijlen worden aangesproken.

Heb je nog geen idee wat bodypercussie is, en waarom en hoe je het kunt inzetten in de klas, lees dan vooral verder. In dit artikel vind je tips en tricks, informatie over de invloed op leerlingen, en een voorbeeldactiviteit.

Bodypercussie, wat is het precies?

Bodypercussie is trommelen op en met je lichaam. Klappen, knippen, stampen, trommelen op je benen: het is allemaal bodypercussie. Bekende dansen met bodypercussie zijn flamenco en tapdansen. Muziekgroepen zoals Stomp en de Barbatuques gebruiken bodypercussie in hun muzikale theaterstukken. In Amerika is het zogenaamde ‘steppin’ populair onder Afro-Amerikaanse studenten. In muziekonderwijs wordt bodypercussie

19 B. BODYPERCUSSIE IN DE KLAS

Bekijk een paar leuke voorbeeldvideo's via de QR-code

“Klappen, knippen, stampen, trommelen op je benen: het is allemaal bodypercussie”

veel ingezet voor ritmische vorming, luistervaardigheid en andere muzikale doelen.

Waarom bodypercussie?

Naast dat het leuk is om te doen, heeft het uitvoeren van bodypercussie veel voordelen. Bodypercussie:

−draagt bij aan lichaamsbewustzijn, coördinatie en motoriek;

−heeft een positieve invloed op de concentratie en het geheugen;

−helpt leerlingen meer zelfvertrouwen te ontwikkelen;

−creëert saamhorigheidsgevoel en verbinding;

−draagt bij aan betere samenwerking. Genoeg redenen dus om het eens uit te proberen!

Tips & tricks

‘Ik ben niet muzikaal, dus ik kan dat niet.’ Veel leerkrachten zeggen dit over zichzelf. De discussie of niet-muzikale

mensen bestaan laten we in dit artikel in het midden, maar één ding is zeker: als je onzeker bent, is de drempel hoger om muzikale activiteiten aan te bieden. Bodypercussie is een laagdrempelige manier

om toch makkelijk aan de slag te gaan.

De volgende tips en tricks kunnen je daarbij helpen.

Als je een goed gevoel hebt voor puls (in de maat klappen of dansen), dan heb je een voordeel bij het aanbieden van bodypercussie. Maar als je het moeilijk vindt zijn er simpele oplossingen: zoek op Spotify of YouTube een track die je kan ondersteunen. Met de termen ‘rap beat’, ‘percussion’ of ‘drums only’ vind je instrumentale nummers. Zorg dat je de track goed afstemt op je activiteit, zodat het niet te snel of te langzaam gaat.

−Laat de instructie ook met je lichaam zien. Beweeg in de puls, of houd je handen alvast klaar om te laten zien welke bodysound gespeeld moet worden.

−Een goede voorbereiding is het halve werk. Weet goed wat je gaat doen, hoe je het doet en wat je van de leerlingen wilt zien.

−Herhaal. Gaat het de eerste keer niet zoals je had gehoopt? Probeer het gewoon nog een keer! Leerlingen vinden dit vaak hartstikke leuk. Bovendien word je er daardoor zelf ook beter in.

20 B. MUZIEK IN DE KLAS
“Bodypercussie creëert saamhorigheidsgevoel en verbinding”

Nieuwsgierig geworden? Onderstaande activiteit kun je uitvoeren met groepen 4 t/m 8. Het is een beknopte versie van een activiteit uit het boek Bodypercussie: Grooven met groepen. Dit boek staat vol bodypercussie-activiteiten die je met een groep kunt uitvoeren.

Activiteit: bodypercussie creëren door woordritmes

Het doel van deze activiteit is het maken van een bodypercussieritme met woorden

Stap 1

Noem de woorden op, alsof je een rap of spreektekst opzegt (in een puls).

Laat de deelnemers dit nazeggen.

Let erop dat elk woord één tel in beslag neemt.

Stap 2

Herhaal en klap de lettergrepen van elk woord erbij.

van verschillende lengtes. In dit voorbeeld wordt gebruikgemaakt van vier soorten fruit: peer, appel, ananas, sinaasappel. Afhankelijk van de doelgroep kunnen woorden uit een ander thema gekozen worden. Houd er dan rekening mee dat bij elk woord de klemtoon op de eerste lettergreep moet liggen.

Voorbereiding: maak plaatjes van de woorden voor op het digibord, of leg ze uitgeprint op de grond of op tafel.

Stap 3

Laat de woorden weg, maar blijf het ritme klappen.

Introduceer de woordkaarten/plaatjes door ze op te hangen of neer te leggen in de volgorde waarop geklapt wordt. Wijs ze aan tijdens het klappen.

Wissel van volgorde of haal een plaatje weg (de groep speelt dan een tel niets). Zo ontstaat er elke keer een nieuwe ritmische zin.

Een bodypercussieworkshop voor jouw klas winnen? Kijk snel op pagina 112!

Over de auteur

Wendy Bontje is muziekdocent, zangeres en koordirigent. Samen met Heiko de Jonge en Jeroen Schipper schreef ze het boek Bodypercussie: Grooven met groepen. Zie ook swpbook.com/2358.

Koppel een bodysound (geluid dat je met je lichaam maakt) aan een woord. Bijvoorbeeld:

peer = stamp met je voet; appel = klap in je handen; ananas = trommel op je been; sinaasappel = trommel op je borst.

Je kunt dit ook opbouwen door steeds één woord te kiezen waarbij je de bodysound aanpast, en de rest van de woorden blijft klappen.

Maak weer een ritmische zin door de woorden in een volgorde te (laten) leggen en de deelnemers mee te laten spelen. Veel plezier!

Stap 4 Stap 5
21 B. BODYPERCUSSIE IN DE KLAS

Jeroen Schipper is een bekende naam voor wie ‘iets’ doet met kinderen en muziek. Hij publiceerde onder meer zeven liedbundels, schrijft liedjes voor 123ZING en Kleuteruniversiteit en won in 2019 de Willem Wilminkprijs voor het beste kinderlied.

“Kinderen horen liever jou zingen dan Adele”
22 B. MUZIEK IN DE KLAS

REDACTIE: BASISSCHOOLMAGAZINE

Groentesoep met een ijsje toe

Hoe lang maak je al muziek voor kinderen?

‘Rond 2005 ging ik muziekles geven op basisscholen. Ik miste toen in het bestaande liedmateriaal soms dingen, qua onderwerpen en muzikale variatie. Mijn eerste liedjes waren dus pogingen om die ‘gaten’ te vullen.’

Wat vind je het leukst aan muziek maken met kinderen?

‘Eigenlijk hetzelfde als aan muziek maken met wie dan ook. Samen muziek maken doet iets unieks met mensen. Het is een magisch onderdeel van wat ons ‘mens’ maakt. Het mooie aan werken met kinderen is dat je hen in het ontdekken van die magie kan begeleiden. Plus het besef hoe goed muziek is voor kinderen en het kinderbrein.’

Hoe zorg je ervoor dat kinderen enthousiast meedoen met een muziekactiviteit?

‘Ten eerste; doen waar je zelf echt in gelooft, want dat straal je dan uit. Mijn liedjes hebben vaak een activerend element in zich. Zoals echo-zingen, reageren met beweging of het verloop van het lied kunnen beïnvloeden. In mijn liedbundels geef ik altijd extra activiteiten bij liedjes. Mijn nieuwste bundel De Operapiraat is bijvoorbeeld opgezet als vakantie doeboek. Met muzikale spelletjes en puzzels. Ik gebruik graag humor, omdat dat kinderen aanspreekt en motiveert.’

‘Peentjes en peultjes, paprika, prei…’

‘Deze tekst komt uit het liedje Groentesoep uit De Operapiraat.’

Zit er een boodschap in dit liedje?

‘In mijn liedjes probeer ik vaak wel iets pedagogisch te stoppen, maar ik houd ervan om het met humor of een knipoog te brengen. In dit geval wil ik kinderen wel iets leren over groenten, maar dat benoem ik niet zo nadrukkelijk. Bovendien moet er balans zijn. In De Operapiraat staat bijvoorbeeld ook het lied Pizza pannenkoek friet met een ijsje toe!’

Stel: jij staat een dag voor de groep in de onderbouw. Welk liedje zouden jullie dan gaan zingen en waarom?

‘Na-aap! Dat vinden kinderen zo leuk. Ten eerste kunnen ze lekker na-apen. Daarnaast zit in dit lied heel vaak de letter ‘a’. Ik laat kinderen die ‘a’ vervangen door andere klinkers, bijvoorbeeld de ‘oe’. Dan wordt het hilarisch: ‘Een oep van een oepje in Poenoemoe’.’

Heb je nog tips voor leerkrachten?

‘Denk niet te ingewikkeld. Dat je muziek maakt met ze is veel belangrijker dan of je er ‘goed’ in bent. Zoals Félice van de Sande een zei: “kinderen horen liever jou zingen dan Adèle”!’

Welk muziekinstrument kun je makkelijk maken met kinderen?

‘Van alles! Een beetje rijst in een plastic flesje is al meteen een sambabal.’

Tot slot. Kan iedereen muziek maken met kinderen, ook als je zelf niet muzikaal bent?

‘Ha ha, die vraag klopt niet, want iedereen is muzikaal! Daar kan ik nog uren over doorpraten… Maar los daarvan; ja!’ B.

Lees meer over Jeroen Schipper via de QR-code!

23 B. JEROEN SCHIPPER

Vroeger kreeg je als aankomend leerkracht op de pabo nog muziekles. Je leerde noten lezen en blokfluit spelen zodat je mee kon spelen met de kinderliedjes, de tonen kon aangeven en wist waar je het over had.

Spelenderwijs noten leren lezen

Nu moet je het als docent meestal zelf uitzoeken en struin je de Facebookgroepen en websites af voor materiaal om aan je leerlijnen te voldoen. Die staan overigens vol met leuke kinderliedjes, luisteroefeningen, klap- en bewegingsspelletjes, maar lopen achter als het gaat om het aantrekkelijk aanbieden van het theoretische gedeelte.

Er komt een moment dat je kinderen ook moet leren noten lezen en schrijven. Dat betekent dat je als muziekleek eerst nog even flink moet googelen op het jargon in de leerlijnen.

“De basis van de muziektheorie is slechts één basistoonladder van acht klanken”

Speciaal voor dit artikel googelde ik maar weer eens ‘eenvoudig noten leren lezen’. Ik kwam een filmpje tegen waarbij het binnen twee minuten al ging over kruisen en mollen. In mijn ogen te vergelijken met kinderen Engels leren lezen en schrijven, terwijl ze net vol goede moed begonnen zijn met boom, roos, vis. Verder zoekend vond ik op diverse websites meteen in de introductietekst al termen als grote tertstoonladder, halve tonen, intervallen, toonsoorten, mineur en majeur, G- en F-sleutels. Terwijl de basis van de muziektheorie toch echt alleen maar één basistoonladder is van acht klanken. En als we die klanken opschrijven, doen we dat met balletjes in een grafiek die we noten in een notenbalk noemen. Die basistoonladdernoten noemen we ook niet ABCDEFGH, maar we beginnen bij C en de H bestaat niet eens. Althans niet in Nederland; in Duitsland kennen ze die wel. Om

24 B. MUZIEK IN DE KLAS
“In een filmpje ging het binnen twee minuten al over kruisen en mollen”

De ladder van Toontje

Elly Machtel is dirigent van diverse koren, en een van haar koorleden

– Carla – heeft De ladder van Toontje in haar klas gebruikt. Carla is leerkracht van groep 1-2 van de basisschool, en heeft in haar klas veel kinderen met een taalachterstand omdat hun ouders het Nederlands nog niet voldoende beheersen.

Volgens Carla is zingen effectief als het op taal aankomt, omdat de woorden beter blijven hangen door ritme, accenten, herhaling en bewegingen. Daarnaast is zingen altijd leuk en laagdrempelig, durven kinderen meer tijdens het zingen, kunnen ze zich beter uiten en bevordert het zingen het groepsgevoel.

Carla las de eerste hoofdstukken van Toontjes avonturen voor in de klas en liet de kinderen luisteren naar Chopin, de muziek die Toontjes moeder op de piano speelt. Elly Machtel kwam later die week verder voorlezen en de kinderen hingen aan haar lippen.

Een zangles van Elly Machtel voor jouw klas winnen? Kijk snel op pagina 112!

Daarna stelde Carla vragen als: ‘Hoe kwam Toontje in Muziekland terecht? Wie van jullie heeft weleens liedjes met muzieknoten gezien? Welke instrumenten kennen jullie?’

Carla vertelt: ‘Voor je kinderen iets kan leren moeten ze eerst enthousiast zijn. Het verhaal van Toontje maakt de kinderen nieuwsgierig. Ze vinden het een magisch en spannend verhaal en gaan er helemaal in mee. Ik gebruik het boek in groep 1 en 2 om voor te lezen. Ook vinden de kinderen het leuk om Het lied van het land van Melody en Doe je mee met de Ladder van Toontje te zingen. Het interactieve leergedeelte gaat vooral voor groep 1 nog wat te ver; dit is meer geschikt voor groep 3 en 4.

Maar met het verhaal alleen kun je al zoveel. Naar muziekinstrumenten luisteren, zingen, klappen en bewegingen maken, en de quiz op de website is ook heel leuk. Het is een superleuk verhaal dat kinderen niet snel zullen vergeten.’

Elly Machtel (1967) studeerde in 1996 af aan het Hilversums Conservatorium en is sindsdien werkzaam als zangpedagoge en zangeres. Ze zong in diverse formaties waaronder de jazz-showband Sugar hill express, bracht met De Tinkerbells een album uit voor Disneyrecords en maakte videoclips voor Kindernet.

Lees meer en bestel Ladder van Toontje via swpbook.com/2633

te begrijpen waarom dit zo is, én er beeld en geluid bij te hebben, is voor de meeste volwassenen al een kluif.

Hoe kun je experimenteren met uitzonderingen, andere sleutels (lees: andere talen van het notenschrift) en variaties, als je de basis nog niet onder de knie hebt? Hoe fijn zou het zijn als je eerst het doel, en nog belangrijker het plezier van het noten kunnen lezen en schrijven mag ervaren, en daar even flink van mag genieten?

Vanuit die gedachte heb ik De ladder van Toontje geschreven. Om kinderen kennis te laten maken met het begrip spelen met muziek en het notenschrift. Om ze nieuwsgierig te maken naar meer en hopelijk te stimuleren om een muziekinstrument te gaan bespelen. Dus niet specifiek om noten te leren lezen, al zullen veel kinderen na het (voor)lezen van dit boek de basis van het noten lezen al onder de knie hebben. B.

25 B. DE LADDER VAN TOONTJE

‘Muziek zit in het verdomhoekje. Er wordt op basisscholen te weinig aandacht aan besteed. Dat is ontzettend jammer, omdat muziek ongelooflijk belangrijk is voor de ontwikkeling van kinderen.’ Bas Fortgens zegt het vol passie. De gitarist en liedjesschrijver is onder andere bekend van het populaire kleutermuziekprogramma Apennoten, dat hij in samenwerking met KRO­NCRV ontwikkelde.

Basisschoolmagazine ging in gesprek met deze muzikale kindervriend.

‘Muziek is zoveel meer dan luisteren alleen’

Populair kleuterprogramma Apennoten in boekvorm

WESLEY VERBOOM
26 B. MUZIEK IN DE KLAS

De reden voor het interview is de verschijning van het gelijknamige muziekboek Apennoten bij Uitgeverij SWP. Dankzij dit boek, vol eenvoudige lesideeën, kunnen basisschoolleerkrachten op een laagdrempelige manier zelf aan de slag met de allerleukste Apennotenliedjes.

Waarom is muziek belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen?

‘Als eerste omdat het gewoon heel erg leuk is om liedjes te zingen en muziek te maken. Daarnaast heeft het een positief effect op de taalontwikkeling en is het goed voor de communicatieve vaardigheden en concentratie. Het draagt ook nog eens bij aan verbetering van de motoriek en het zorgt voor een fijne sfeer in de klas. Daarom vind ik het zó jammer dat op basisscholen weinig aandacht is voor het maken van muziek. Muziek is zoveel meer dan luisteren alleen.’

Kun je hiervan een voorbeeld geven?

Met een lach: ‘Kinderen hebben vaak moeite met luisteren en met name kleuters, met wie ik vaak muziek maak. Daarom laat ik vaak een kind solo zingen. Ik zet diegene dan naast mij. Op die manier leren kinderen op een natuurlijke manier naar elkaar luisteren.’

Je geeft al meer dan 25 jaar les als muziekdocent, waarvan het grootste gedeelte in de onderbouw. Wat is jouw grootste drijfveer? ‘Nadat ik mijn diploma behaalde aan het conservatorium in Hilversum ging ik aan de slag als muziekdocent. Vervolgens ben ik muziek gaan schrijven voor een aantal jeugdprogramma’s van KRO-NCRV en was ik elf jaar gitarist in de BZT-show (dit programma liep van 2006 tot 2017, red.).

Dit deed ik met veel plezier. Daarnaast bleef ik actief als muziekdocent in het basisonderwijs. In die rol merkte ik dat muzieklessen op basisscholen vaak passief zijn. Mede doordat er op de pabo weinig aandacht is voor muziek, weten veel leraren niet goed hoe ze muziek moeten maken. Mijn grootste drijfveer is kinderen kennis laten maken met de schoonheid van muziek. Daar zijn zij heel gevoelig voor.

Of het nu klassiek, pop of jazz is. Kinderen vinden alles geweldig, zeker als ze zelf

“Kinderen vinden alles geweldig, zeker als ze zelf invloed hebben op het verloop van de les”

invloed hebben op het verloop van de les.’

Hoe kwam je vervolgens op het programma Apennoten?

‘Het plezier in muziekles geven aan kinderen mondde zo’n acht jaar geleden uit in het idee voor een muzikaal televisieprogramma. Ik droomde ervan om de sfeer die ik ervoer in de klas, het plezier in samen zingen, het groots beleven van de tekst van een liedje, over te brengen op een nog groter publiek. Zo is het format Apennoten ontstaan.’

docent; de lessen zijn zó toegankelijk dat elke docent ermee uit de voeten kan. In dit boek vind je liedjes waarbij er wordt bewogen; er zijn simpele ritmische oefeningen, of de kinderen mogen meespelen op een muziekinstrument.’

Wat vind je het leukst aan het muziek maken met jonge kinderen?

Een muziekles van Bas Fortgens winnen? Kijk snel op pagina 112!

Inmiddels hebben jullie 42 uitzendingen gemaakt waarin jullie muziekinstrumenten behandelen, is er Apennoten Klassiek gemaakt met het Rotterdams Philharmonisch Orkest, Apennoten Pop en Apennoten de wereld rond, waarbij jullie muziekstijlen van over de hele wereld onder de aandacht brachten. Waarom nu ook een boek?

‘Om nog meer kinderen kennis te laten maken met het plezier en de schoonheid van muziek. En vooral om lekker uit te zingen, het in je handen te houden, door te bladeren, of er ideeën uit op te doen.’

Kun je iets meer vertellen over het boek?

‘We hebben de 35 leukste Apennotenliedjes verzameld, waarvan er 25 zijn uitgebreid met eenvoudige lesideeën voor in de klas. Zingen staat centraal en geraakt worden door een liedje is het allerbelangrijkste. Je hoeft geen ervaring te hebben of uitgebreid geschoold te zijn als

‘De onbevangenheid. What you see is what you get. Ik geniet ervan om kinderen plezier te zien hebben in samen zingen en om mij te verdiepen in hun belevingswereld.’

Heb je nog tips voor docenten?

‘Laat kinderen vrij. Ook als ze even niet mee willen doen. En vertel vanuit je eigen ervaring. Zo maakte ik eens een liedje over regen en vertelde ik aan de kinderen dat ik ’s nachts in bed lag en de regen hoorde kletteren op het dak, omdat ik onder een schuin dak slaap. Op die manier neem je jonge kinderen mee in je verhaal. Dan snappen ze waarom je over een bepaald onderwerp zingt. Daarnaast raad ik elke docent aan om eens een ukelele ter hand te nemen. Door zijn formaat en het feit dat het instrument slechts vier snaren heeft, is het makkelijker te bespelen dan bijvoorbeeld een gitaar. Op YouTube zijn genoeg filmpjes te vinden die je verder helpen. Als school kun je natuurlijk ook een muziekdocent uitnodigen om leraren te ondersteunen. Dat is altijd mijn insteek op de scholen waar ik lesgeef. De ene week kom ik, de andere week gaat de docent zelf aan de slag met oefeningen die ik heb achtergelaten.’ B

Lees meer over het boek Apennoten via swpbook.com/2606 Bekijk via de QR-code de afleveringen.

27 B. APENNOTEN

Boeken

z i e k i n de kl a s

Ga op muzikale wereldreis

Carlos de Operapiraat is op muzikale schattenjacht geweest. En weet je wat zijn buit was? Vijfentwintig liedjes van over de hele wereld! De liedjes nemen je mee op reis. Carlos heeft op zijn reizen ook allerlei verschillende muziekstijlen leren kennen. Van Ierse muziek tot Zuid-Amerikaans – en van blues tot bluegrass. Bij elk liedje zit een leuk spelletje, weetje, puzzel, raadsel en mop. Zo wordt muziek maken niet alleen leuk, maar ook nog leerzaam. De opnames (inclusief meezingversies) zijn te vinden via Spotify, maar je kunt ook de CD bestellen via de website.

Jeroen Schipper | € 27,50 | www.swpbook.com/2226

Win een bodypercussieworkshop! Kijk snel op pagina 112.

Muziek maken met je lichaam

Bodypercussie is een smeltkroes van ritme, dans, beweging en sociale interactie waar (bijna) iedereen aan kan meedoen, omdat je alleen je lijf nodig hebt. Bodypercussie is erg toegankelijk en kan daardoor ingezet worden bij allerlei (creatieve) groepsprocessen. Je kunt direct met dit boek aan de slag dankzij de heldere aanpak van de auteurs, die hun ervaringen met tal van groepen op enthousiasmerende wijze weten over te brengen, en door de ruim zestig voorbeeldvideo’s op de bijbehorende website.

Jeroen Schipper, Wendy Bontje & Heiko de Jonge | € 39,90 | swpbook.com/2358

Zingend de dag door met muziek en spel

Saskia Beverloo en Tineke Vlaming hebben jarenlange ervaring op het gebied van muziek voor het jonge kind. Het is dus niet gek dat ze inmiddels ‘voor alles een liedje’ hebben. Samen hebben ze de liedjes op CD gezet en met de muzieknotaties, spelbeschrijvingen en Tineke’s prachtige tekeningen gebundeld in dit boek. De liedjes worden al ingezet op een groot aantal kinderopvangcentra in Nederland en ook veel logopedisten zijn er al mee aan de slag gegaan in hun praktijk. De liedjes zijn heel geschikt om te gebruiken tijdens behandelingen of groepslessen, omdat ze kort en eenvoudig zijn. Een CD met alle liedjes is inbegrepen bij het boek.

Saskia Beverloo & Tineke Vlaming | € 25,00 swpbook.com/1965

Mu
28 B. MUZIEK IN DE KLAS

Zingen, springen, swingen

Hetleven van een kind zit vol muziek. Het is dan ook niet verwonderlijk dat muziek als schoolvak steeds meer erkenning krijgt, maar sommige leerkrachten ervaren een drempel om aan de slag te gaan met muziek. Swingen als een kangoeroe helpt en ondersteunt op meerdere manieren. Uitbreidings- en verwerkingsopdrachten zorgen voor dwarsverbanden met andere leergebieden en filmpjes, meezingversies en spelopdrachten via

Alle liedjes zijn ook te beluisteren via Spotify

het digibord zorgen voor aanvullende digitale ondersteuning. De liedjes zijn speels, afwisselend en grappig. Daardoor zijn die ook zeer geschikt voor de onder- en middenbouw van het basisonderwijs. Het boek wordt geleverd met een CD en een unieke toegangscode die toegang biedt tot het beveiligde deel van de website www.swingenalseenkangoeroe.nl. Hier staan liedteksten en meezingversies van alle liedjes.

Een kwartier muziek maakt het verschil

Muziekkwartier neemt je mee op een muzikale ontdekkingsreis, waarin spelen en leren volledig hand in hand gaan en het plezier de overhand heeft. Met behulp van de liedjes, klap- en beweegspelletjes van Muziekkwartier nodig je kinderen uit om zich creatief, muzikaal en motorisch te uiten en te ontwikkelen. Dat is belangrijk, omdat vroeg starten met muziek zorgt voor een creatiever brein. Een kwartier muziek maakt al een wereld van verschil! In het boek vind je talloze spelvormen met rammelaars, dansdoekjes, ritmestokjes, trommels, dozen en blokken. Alle liedjes zijn terug te vinden op YouTube.

Félice van der Sande | € 29,00 | swpbook.com/2118

Jeroen Schipper | € 42,00 swpbook.com/1872

Op speelse wijze noten leren lezen

Op een dag besluit Toontje om muzikant te worden, maar hij moet eerst noten leren lezen. Maar Toontje wil niet leren, hij wil spelen! Door een muzikale wervelwind belandt hij in Muziekland. Samen met Melody Notitia en de familie Noot beleeft Toontje de spannendste avonturen. De Ladder van Toontje is een muziek-educatief sprookje voor kinderen van 5 tot 9 jaar, geschreven door zangdocent Elly Machtel. Op speelse en aanstekelijke wijze laat de auteur kinderen kennismaken met het notenschrift.

Elly Machtel | € 27,50 swpbook.com/2633

Win een zangles voor jouw klas! Kijk snel op pagina 112.

29 B. BOEKEN

Autisme op school

Van instructie tot begrijpen

Op de vroegere kleuterschool leerden kinderen vooral spelenderwijs. Nu ook in de kleuterjaren al veel nadruk ligt op presteren op school, is er minder tijd en aandacht voor de sociaal­emotionele ontwikkeling. Zeker voor kinderen met autisme is dit een groot gemis.

MARTINE DELFOS
30 B. AUTISME EN ADHD

Mijn jongste zusje zat vroeger op de bewaarschool. Waarom heette dat zo? Omdat het de school was waar de kleintjes ‘bewaard’ werden, zodat de ouders beiden konden gaan werken, zelfs op zaterdag. Een idee dat voortkwam uit emancipatoire ideeën: vrouwen hadden hun handen vol aan de kleintjes, waren daardoor aan huis gebonden en konden dus niet gaan werken. Op de bewaarschool waren de juffen niet alleen maar aan het ‘bewaren’. Ze waren zich ervan bewust dat ze een tijd van de opvoeding vulden, en ook best een lange tijd. Ze ‘bewaarden’ de kleintjes, voedden ze op en stimuleerden de kinderen ook in hun ontwikkeling. En bij de jonge kinderen is ontwikkeling vooral: met elkaar om kunnen gaan, fijne motoriek ontwikkelen en samen spelen en spreken. De bewaarschool ging zich specialiseren in een kleuterschool waar je je ging ontwikkelen en leren op een gebied dat je thuis niet zo kon, namelijk met allerlei andere kinderen, niet van je familie maar directe leeftijdgenoten. Zo werd de school opgebouwd, per leeftijdscategorie van dezelfde leeftijd, zodat de leeftijdsgewijze ontwikkeling met elkaar kon plaatsvinden. De fasen van het kind werden gevolgd. De kleuterschool tot 6 jaar: spelen, socialiseren en schoolrijp maken; de lagere school tot 12 jaar: cognitief leren, en daarna de middelbare school: leren op niveau.

Op de kleuterschool leerde je vooral spelenderwijs. Spelmateriaal nam een groot deel van de kleuterklas in beslag. Op de lagere school werden lessen gegeven in basale vaardigheden die je later voor je leven en beroepsuitoefening nodig had: rekenen en taal, maar je leerde ook over de natuur, de geschiedenis en de wereld. Voor de noodzakelijke lichamelijke ontwikkeling en ontspanning werd gymnastiek belangrijk, voor het ontwikkelen van creativiteit tekenen en muziek.

Twee jaar sociaal-emotionele ontwikkeling

missen

Om die activiteiten op de lagere school mogelijk te maken, hielp de kleuterschool je schoolrijp te worden. Dat hield vooral de sociaal-emotionele ontwikkeling in: het leren functioneren in een groep, samen zijn, rekening houden met elkaar; maar ook stilzitten, luisteren naar de juf of meester, en onderwerpen als het veterdiploma en het leren ordenen via de magisch-aantrekkelijke knopendoos. Niet rekenen of taal. Het heeft mijn zusje geen kwaad gedaan; ze is professor geworden aan een universiteit.

Hoe minder kinderen er per gezin geboren werden, des te belangrijker werd de school als plek voor sociaal-emotionele ontwikkeling. Onderwijs werd een belangrijk aspect van opgroeien. Er kwamen kweekscholen en voor onderwijs aan de kleintjes de kleuterkweek. Jammer genoeg sloop in het onderwijs de prestatiedrang binnen en het idee dat men zich wilde onderscheiden van de opvoeding. Steeds meer werd het de bedoeling dat ontwikkeling gemeten werd. Waar eerst meer aandacht was voor het beschrijven van de ontwikkeling van het kind, kwamen cijfers waardoor men kinderen met elkaar kon vergelijken. Niet meer de ontwikkeling van het individuele kind en de mogelijkheden van het individuele kind, maar de vergelijkbaarheid van kinderen kwam op de voorgrond.

“De kleuterschool hielp kinderen om schoolrijp te worden”

Cognitieve ontwikkeling kreeg de boventoon en alles werd op één hoop gegooid: voor alle kinderen van 4 tot 12 jaar werd het de basisschool en de specialisatie kleuter werd opgeslokt in de onderwijsgeneralist. De school werd een plek waar kinderen de basis leerden. Een doorgaande lijn van ontwikkeling werd al snel een doorgaande leerlijn. De sociaal-emotionele ontwikkeling kwam in de verdrukking; schoolrijp maken werd veranderd in alvast leren wat je op de lagere school ging leren.

Een kleuter wist die overgang goed te schetsen: op de grote school moest je werkjes doen. Bas maakte zich zorgen dat hij dat niet zou kunnen. Hij wilde graag dat dokters van zijn twee gaatjes voor poep en plas één gaatje zouden maken. Bas was al lang zindelijk, maar hij vroeg zich af of hij wel werkjes kon doen, terwijl hij tegelijk op die twee gaatjes moest letten. Niemand had in de gaten dat zo’n kleuter die zindelijk was, dat nog wel in de gaten moest houden.

We hebben wat dat betreft weinig idee van wat er in kinderen omgaat. En kinderen zijn mensen die de neiging hebben het grote mensen naar de zin te maken. Ze hebben een enorme leercapaciteit, maar dat hebben we nauwelijks in de gaten en we weten niet goed wat ze daarmee doen. Plotseling hebben ze een taal geleerd, zonder les van ons. Die capaciteit werd ontdekt en gebruikt. Kinderen van 4 jaar konden gemakkelijk leren tellen tot 100 en rekenen tot 10. Het leek geweldig dat dan ook te leren aan die kinderen. En vooraf aan de basisschool konden we ook wel aan de slag met het cognitieve. Daarbij werd er helemaal aan voorbijgegaan dat als kinderen iets te leren krijgen dat niet uit henzelf komt, er onderwerpen waar ze aan toe zijn opzij worden geschoven.

31 B. AUTISME OP SCHOOL

Hét di G itaal N asla GwE rk voor p E da GoGiEk

Een groot omvangrijk overzicht van honderden artikelen uit vaktijdschriften, diverse boeken en allerhande beleidsdocumenten. Gerangschikt in overzichtelijke categorieën en via een handige zoekfunctie razendsnel beschikbaar. Neem een kijkje en laat je inspireren!

Alle artikelen uit o.a. Pedagogiek in Praktijk (PIP)

Vakboeken van Uitgeverij SWP

Rapporten en publicaties

Overnames uit andere vakbladen

Betrouwbare informatie i edere maand zijn er nieuwe documenten beschikbaar. d e kennisbank staat nooit stil!

www. pedagogiek digitaal .nl

Op deze manier werden veel sociaal-emotionele onderwerpen verminderd ontwikkeld bij kleuters. Door de verdergaande nadruk op prestaties in het cognitieve domein raakt de ontwikkeling in het sociale domein ondergesneeuwd.

Wat we niet in de gaten hadden, is dat hierdoor kinderen twee jaar sociaal-emotionele ontwikkeling misten. Zeker voor kinderen met autisme is dit een ernstig probleem.

Onbegrepen maakt ongewenst

In de schoolomgeving is een kind met autisme al snel een probleem. En andersom

“Kinderen met autisme kunnen niet gemakkelijk vanuit richtlijnen werken; ze willen het eerst begrijpen”

geldt hetzelfde: voor het kind met autisme is de school al snel een probleem. Voorafgaand aan de schoolgang leert het kind thuis ongemerkt en zonder eisen en deadlines. Het kind met autisme leert bij uitstek via begrijpen. Dat is thuis geen probleem. Begrijpt het iets nog niet? Dan gaat het de volgende dag gewoon verder. Op school wordt het kind geconfronteerd met een geheel andere wijze van leren: de richtlijnen van de leerkracht volgen en meteen presteren; niets eerst begrijpen: gewoon(?!) meteen doen! Benauwd kijkt het kind om zich heen naar de kinderen die al aan de slag gaan; begrijpen zij het wel?

Als Tygo bijna 16 jaar is en al jaren niet meer naar school gaat, vertelt hij zijn grote geheim. Toen hij 6 jaar was moest iedereen in de klas zijn eigen naam opschrijven. Dat deed hij ook, met kleurtjes. Tot zijn grote ontsteltenis deden alle kinderen om hem heen het met een gewone pen. Diep beschaamd het verkeerd te hebben gedaan, deed hij het later ook met een gewone pen. Zijn conclusie was duidelijk: hij was anders dan de anderen en hij was verkeerd anders. Hij durfde jarenlang niet meer naar school, en was doodsbang dat hij gedwongen zou worden naar school te gaan.

Er is een risico dat het regulier onderwijs het kind met autisme niet aankan doordat het kind niet begrepen wordt en dat het kind dan naar het speciaal onderwijs zal moeten gaan. Na verloop van tijd is er een risico dat het kind uitvalt op school. Maar waarom eigenlijk? Begrijpen we autisme wel? Kunnen we dat probleem niet oplossen? En

vroeger zaten kinderen, jongeren en volwassenen met autisme meer in instellingen dan nu, net zo onbegrepen, maar nog eenzamer en vaak boos en verdrietig. De meest gehoorde klacht van kinderen met autisme is dat ze niet begrepen worden. Dan kun je denken: het zijn kinderen met autisme, zij begrijpen het niet; maar wat als ze nu gewoon gelijk hebben dat ze niet worden begrepen? Dan zouden we die uitspraak die al zo lang uit zoveel monden komt opnieuw niet begrijpen en niet serieus nemen!

Een moeder zei: ‘Wat een druk moet dat op het kind geven dat wij van alles willen van dat kind, van alles vinden van dat kind, van alles zeggen tegen dat kind, terwijl het kind maar blijft protesteren. Dan zou het logisch zijn dat het kind verschrompelt, boos wordt of verdrietig.’

Begrijpen we autisme eigenlijk wel?

Laten we lessen trekken uit wat de wetenschap ons tot nu toe heeft geleerd. De DSM, waarin de aanzet voor de diagnoses staat, geeft zelf toe dat de categorieën die aanleiding zijn voor de diagnoses en de daarop volgende behandelingen, niet kloppen, en aanleiding geven voor veel comorbiditeit. Dat wil zeggen dat er naast een ‘hoofddiagnose’ andere diagnoses erbij komen zoals ADHD, een hechtingsstoornis, angststoornis en ga zo maar door. Dit staat onder andere op bladzijde 959 van de Nederlandse editie van de vijfde DSM uit 2013, die we op dit moment toch nog steeds gebruiken. Hoe kan het dan dat we het autisme wel herkennen?

33 B. AUTISME OP SCHOOL

Omdat de DSM maar een klein stuk bekijkt: het afwijkende gedrag, en bij autisme gaat het dan vooral om het sociale domein en stressuitingen als obsessies en repetitieve gedragingen.

De belangrijke theorieën als verklaring voor autisme zijn al zo’n twintig jaar geleden een wetenschappelijke dood gestorven. Terecht. Al in 1996 werd er door belangrijke wetenschappers op dit gebied geconstateerd dat er in de hersenen van mensen met autisme geen plek was die afwijkend was, maar dat de hersenen als geheel anders functioneerden.

Hoe dan?

Het antwoord ligt in de ontwikkelingspsychologie: de volgorde van ontwikkeling is anders bij kinderen met autisme (ASS), ook wel atypische ontwikkeling (ATO) genoemd. Ze kunnen alles ontwikkelen, maar

beginnen omgekeerd aan wat we verwachten, namelijk met eerst de focus op het denken, de cognitieve ontwikkeling en dan de focus op de sociale ontwikkeling. In de afbeelding zie je hoe dat werkt. Als je kinderen met elkaar vergelijkt, verschillen ze in waar ze mee bezig zijn, niet in wat ze kunnen als ze alles zouden ontwikkelen, wat meestal belemmerd wordt doordat ze het niet begrijpen. Kinderen met autisme of een atypische ontwikkeling zijn de (stille) denkers.

Dit verschil in volgorde van ontwikkeling heeft gevolgen die in kenmerken uitgedrukt kunnen worden van leren door begrijpen tot en met gebrek aan kennis over de dagelijkse sociale omgang. Deze eerste vier kenmerken leiden tot het tegen de wereld aanlopen en de wereld tegen hen. Dit is pijnlijk en leidt tot de volgende twee kenmerken, waar ze proberen die pijn uit te zetten of te ontvluchten. Op de afbeelding staan de kenmerken in een logisch-oorzakelijk schema. Het voert helaas te ver om het schema in dit artikel uitgebreid toe te lichten. Ik laat het schema zien vanwege de herkenbaarheid van kenmerken als: zelfbepalend en geen hulp vragen, en gebrek aan kennis van de dagelijkse sociale omgang.

34 B. AUTISME EN ADHD

Praktische hulp voor scholen

Dit alles heeft gevolgen voor het onderwijs en daarom heb ik een praktisch boek geschreven, mijn dertiende boek op het gebied van autisme. Al deze boeken zijn verschillend en bij iedere nieuwe druk worden ze aangevuld met meer wetenschappelijke en praktische ondersteuning. Het boek Autisme op school is speciaal voor scholen. Er was al een eerdere versie, een voor het basisonderwijs en een voor het voortgezet onderwijs, maar nu is het één boek voor beide. Met aanwijzingen voor de afzonderlijke vakken zoals rekenen, taal, geschiedenis en dergelijke.

Er is een omslag nodig in denken over leerstijlen. Het belangrijkste is: van instructie naar begrijpen. De basisschool leunt voor het grootste deel op instructie, en hoe en wat een leerling – en meestentijds een groep leerlingen – moet doen. De leerkracht heeft een gedegen opleiding over welke stof in welke tijd en op welke manier behandeld moet worden. De leerkracht zelf heeft instructie gekregen hoe een les gegeven moet worden. Logisch dat de leerkracht zelf ook via instructie werkt.

De leerkracht krijgt (nog) onvoldoende in de opleiding dat er verschillende vormen van leren zijn: via instructie en via begrijpen.

Wat is nodig in het onderwijs bij kinderen met autisme of een atypische ontwikkeling?

Een paar handvatten:

1 Kinderen met autisme/ een atypische ontwikkeling (ATO) willen het allemaal begrijpen. Ze kunnen niet gemakkelijk vanuit richtlijnen werken, maar wel vanuit begrijpen via uitleg over het waarom.

2 Kinderen met autisme werken in feite heel gemakkelijk mee wanneer ze het begrijpen.

3 Ga niet argumenteren maar geef uitleg. Wanneer zij argumenteren, wacht dan en voorkom een welles-nietesdiscussie.

4 Gebruik de pauze voor actief stimuleren en hulp bij de sociale ontwikkeling.

5 Gebruik vaak: ‘Ik denk … en wat denk jij?’

6 Schakel de kinderen in om te helpen bij van alles; ze helpen graag.

7 Stimuleer het kind om zich heen te observeren en een kind te zoeken waar het mee zou willen optrekken. Vertel dat ze niet met iedereen hoeven om te kunnen gaan.

B.

Overdeauteur

Dr. Martine France Delfos studeerde eind jaren zestig klinische psychologie (klinische research) en begin jaren negentig Franse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Utrecht. In 1999 promoveerde zij op een psychologisch en letterkundig onderzoek over rouwverwerking bij Franse schrijvers. Zij is opgeleid als wetenschappelijk onderzoeker, klinische psychologie, en werkt sinds 1975 in de praktijk. Daar heeft ze langdurig ervaring opgedaan in het diagnosticeren en behandelen van kinderen, jeugdigen en volwassenen. Zij is onder andere gespecialiseerd in relatietherapie, autisme en eetstoornissen. www.mdelfos.nl www.mdelfos-in-contact.nl

Lees meer en bestel Autisme op school via swpbook.com/2628

35 B. AUTISME OP SCHOOL
Leerlingen met AD(H)D, waar help je ze mee?
36 B. AUTISME EN ADHD
TIRTSA EHRLICH

Dit jaar verschijnt het nieuwe boek van Tirtsa Ehrlich, GZ­psycholoog en expert op het gebied van ADD. Eerder schreef zij boeken over ADD voor kinderen zelf: ADDaisy, ADDavid en Wonderlijke wazigheid. Haar nieuwe boek richt zich dit keer niet op kinderen met ADD, maar juist op hun ouders en omgeving. In dit artikel geeft ze vast een voorproefje, met daarin praktische handreikingen voor leerkrachten.

ADD staat voor Attention Deficit Disorder. Je zou kunnen zeggen dat het de rustige variant van ADHD is, het rustige tweelingzusje. Het is ADHD zonder veel hyperactief en impulsief gedrag, maar wel met aandachtstekort.

Hiermee wordt bedoeld dat kinderen een tekort hebben in het vermogen om hun aandacht te sturen. Eigenlijk zou het beter een aandachtsregulatieprobleem kunnen heten. Kinderen met ADD hebben vaak moeite hun aandacht te richten op datgene wat de omgeving op dat moment belangrijk vindt (bijvoorbeeld de uitleg van de leerkracht in de klas). En daardoor ontstaan problemen. Ze raken afgeleid van wat op dat moment door de omgeving als belangrijk wordt gezien. Maar ze kunnen op andere momenten wel goed hun aandacht ergens op richten. Als iets hen enorm interesseert kunnen ze hun aandacht daar vaak heel lang en goed op richten. Dit wordt ook wel hyperfocus genoemd. Dat kan een enorme kwaliteit zijn.

“Een beschrijving, geen verklaring”

Wereldwijd heeft men met elkaar regels afgesproken over bij welke groep kenmerken we spreken van ADD (officieel ADHD van het overwegend onoplettende beeld). De classificatie ADD is eigenlijk niet meer dan een gedragsbeschrijvende classificatie. Dat wil zeggen dat het een naam is die wordt gegeven aan bepaalde gedragingen. Dit geldt ook voor ADHD en alle andere ‘diagnoses’ zoals autisme. Die classificaties staan beschreven in een diagnostisch handboek (de DSM-5) en helaas zijn we met elkaar gaan denken dat een classificatie een verklaring is voor het gedrag, terwijl het slechts een naam is die we met elkaar geven wanneer iemand een groep van gedragingen vertoont. Maar ondanks heel veel onderzoek naar deze gedragingen weten we eigenlijk niet precies waarom het ene kind ADD-gedrag laat zien en het andere niet. Er wordt gesproken over multifactoriële oorzaken; het is dus altijd een mix van mogelijk aanleg (genen) en omgeving. Bij omgeving moet dan gedacht worden aan alle invloeden waar een kind vanaf de conceptie aan blootstaat. Dit komt misschien als een schok omdat er jarenlang in de media naar ‘diagnoses’ zoals ADHD en autisme gekeken is vanuit een medisch model, waarbij zelfs in krantenkoppen te lezen was: ‘ADHD is een hersenstoornis’. Maar als we heel eerlijk zijn,

weten we dus nog niet goed wat de oorzaken van zulke gedragingen zijn. Bij het ene kind zal het meer genetische aanleg kunnen zijn, bij het andere kind veel stress als embryo misschien, maar veel vaker zal het een ingewikkelde combinatie van factoren zijn. Het goede nieuws is wel dat we als omgeving dus ook veel meer invloed op het gedrag kunnen uitoefenen dan wanneer het een hersenstoornis zou zijn. En dat is fijn, want als ouders en leerkrachten kun je veel doen. De classificatie is vaak voor iedereen wel een opluchting, want dat betekent dat kinderen het niet expres doen, maar dat het voor hen gewoon echt lastiger is om zich te concentreren en dat ze daarbij dus meer hulp nodig hebben.

De volgende uitspraken sluiten mooi aan bij mijn visie:

A classification is not a label, it’s just a key to the door of understanding.’

37 B. LEERLINGEN MET ADD
“He a hel  anre ake p e

Paardenbloemen en orchideeën

In de tweede spreuk staat de flower metafoor voor het kind. Als een kind niet goed tot bloei (ontwikkeling) komt, hoeft er

niets te veranderen aan het kind, maar is het belangrijk een betere omgeving voor het kind te creëren. Je zou kinderen met ADD-gedrag kunnen vergelijken met orchideeën en de rest van de kin-

Alertheid verwijst naar de mate waarin we geactiveerd zijn om op informatie te letten (dit varieert van heel alert/energiek tot moe/suf of zelfs slapend).

is het vermogen om de aandacht überhaupt ergens op te kunnen focussen (bijvoorbeeld kunnen luisteren naar de uitleg van een leerkracht of het lezen van een

toetsvraag).

Volgehouden aandacht

is het vermogen om de aandacht ergens op gericht te houden gedurende langere tijd (bijvoorbeeld een boek lezen, een film afkijken of een hele rij sommen

beeld een boek lezen, een film afkijken of een hele rij sommen aanwezigheid bezig

is het vermogen om de aandacht gericht te houden op een specifieke prikkel of activiteit in aanwezigheid van andere afleidende prikkels (bijvoorbeeld bezig blijven met die hele rij sommen zonder afgeleid te raken door kletsende

keerde omstandigheden niet goed bloeit?

is het vermogen om de aandacht afwisselend te richten op twee of meer prikkels, dus om je aandacht te kunnen switchen (bijvoorbeeld om tijdens het maken van een toets even op te kijken naar een klasgenoot die het klaslokaal verlaat, om daarna weer je aandacht te kunnen richten op de toets).

te kunnen switchen (bijvoorbeeld om tijdens het maken van een laat, om daarna weer je aandacht te kunnen richten op de toets).

En de orchidee hoeft toch niet beter haar best te doen of te veranderen in een ‘gewone’ paardenbloem? Maar de verzorger (lees: ouders en leerkrachten) van de orchidee moet wel meer zijn best doen, beter afstemmen op de specifieke behoeften van de orchidee, zodat ook de orchi-

dee goed kan bloeien en een prachtige bloem kan worden, misschien wel mooier dan de gemiddelde paardenbloem.

Kinderen met ADD hebben problemen met de aandachtsfuncties. Er zijn verschillende vormen en niveaus van aandacht, die hierna staan beschreven.

Verdeelde aandacht

is het vermogen om de aandacht gelijktijdig op verschillende prikkels te kunnen richten (zoals veilig autorijden of fietsen en tegelijk een gesprek kunnen voeren).

autorijden of fietsen en tegelijk een gesprek kunnen voeren).

quick fix

nodig is en werkt. Dit wordt ook wel het zoeken naar de ‘ of fit

voor de aanpak van kinderen met ADD is er helaas niet; het is steeds weer samen uitvinden wat bij een bepaald kind nodig is en werkt. Dit wordt ook wel het zoeken naar de ‘goodness ’ genoemd. Observeer je leerling goed, gebruik daarbij bijvoorbeeld het SGG-schema: Situatie Gedrag Gevolg. En overleg bij het zoeken altijd met de leerling en de ouders. Zo ken ik een jongetje dat in groep 7 met de leerkracht had afgesproken dat hij zelf mocht aangeven als het concentreren niet meer lukte. Hij mocht dan even naar buiten om te rennen en kon daarna weer fris aan de slag. Sommige kinderen kunnen deze verantwoordelijkheid aan, andere kinderen hebben meer sturing nodig. In dit artikel werd slechts een kleine greep gedaan uit de mogelijkheden voor het zoeken naar deze ‘goodness of fit’. Voor alle inzichten en tips wordt verwezen naar het handboek zelf, maar zie ook de andere leestips hiernaast. B.

  e hapare kje, olij afel me e ”
38 B. AUTISME EN ADHD

Leestips

tips per soort aandachtstekort

Mie me alertheid

Wanneer een kind vaak suf of slaperig is, is het belangrijk goed te kijken of het kind wel voldoende goed slaapt, gezond eet en voldoende beweegt. Dit is niet primair de taak van leerkrachten, maar je kunt hierover wel met ouders in gesprek gaan. Uit onderzoek blijkt dat, na medicatie, fysieke beweging het beste effect heeft op het verbeteren van cognitieve functies zoals aandacht. Dus cognitieve taken afwisselen met fysieke energizers is het beste wat je kan doen voor alle bloemen in je klas en helemaal voor de orchideeën!

Mie me gerichte aandacht

Wanneer een leerling opstartproblemen heeft kan het goed zijn het kind daar even bij te helpen (als die dieselmotor eenmaal aan is, rijdt hij vaak prima door).

Mie me selectieve aandacht

Mie

me

volgehouden aandacht

Het kan helpen om langere taken op te delen in korte behapbare stukjes, mogelijk afgewisseld met even bewegen. Werken met beloningen werkt ook motiverend (wil je hier meer over lezen zie dan onderaan de literatuurtips).

Mie me wisselende aandacht

Heeft een leerling moeite zijn of haar aandacht steeds te wisselen van de ene taak naar de andere (bijvoorbeeld van plus naar minsommen)? Dan kan het helpen het werk samen voor te selecteren op hetzelfde soort taken, zodat de mate van aandacht switching verminderd wordt.

Heeft een leerling moeite haar aandacht bij een taak te houden dan kan het helpen te zoeken naar de ideale plek in de klas om te werken. Van welke prikkels heeft je leerling last? Van de kinderen achter haar, dan is een plek achterin misschien fijn. Sommige kinderen leren beter met muziek op, anderen juist niet. Voor veel kinderen met ADD werkt het goed als ze tijdens het luisteren tegelijk iets mogen doen, zoals droedelen. Bespreek en onderzoek samen met je leerling en haar ouders wat voor haar het best werkt (en laat daarbij je eigen gedachten over hoe het hoort, zoals muziek in de klas mag niet, achterwege).

Mie me verdeelde aandacht

Heeft een leerling moeite zijn of haar aandacht tijdens meerdere taken te verdelen, dan is het ten eerste goed je te realiseren dat heel veel mensen hier moeite mee hebben. Eigenlijk kan niemand echt twee dingen tegelijk, het een gaat altijd ten koste van het ander. Maar is dat bij een leerling veel lastiger, praat dan niet te veel tijdens bijvoorbeeld het zelfstandig werken. Zorg dat de klas zo stil mogelijk is, zodat de leerling echt de aandacht bij het werken kan houden.

Tirtsa Ehrlich (2024). Kinderen en jongeren met AD(H)D, waar help je ze mee? Een handboek voor ouders en omgeving. Verschijnt medio 2024 bij SWP (www.swpbook.com/2609).

Russell Barkley (2020). Omgaan met ADHD op school: Evidence based methoden voor leerkrachten. Vertaald door Tirtsa Ehrlich. Met veel aandacht voor het SGG-schema, dat in dit artikel ook kort aan bod kwam (www.swpbook.com/2076).

S. Dovis, S. van der Oord, R. Wiers & P. Prins (2016). Een nieuwe kijk op ADHD: De rol van executief functioneren en motivatie. De Psycholoog, 51(5), 10-23: een helder artikel met tips, niet alleen voor de verschillende soorten aandachtsproblemen, maar ook voor hulp bij problemen met het werkgeheugen en de motivatie, ook veelvoorkomende problemen bij leerlingen met ADD.

www.adhdendrukgedrag.nl, met in de vloggenserie drie filmpjes over de aanpak van ADHDgedrag in de klas. Ook daarin komt het SGGschema uitgebreid aan bod.

Over de auteur

Tirtsa Ehrlich werkt als gezondheidszorgpsycholoog bij Dokter Bosman (specialistische polikliniek in ADHD en ASS). Zij heeft zich de laatste vijftien jaar gespecialiseerd in de diagnostiek en behandeling van kinderen met AD(H)D en de begeleiding van hun ouders.

39 B. LEERLINGEN MET ADD

Wat is er toch met deze leerling?

40 B. AUTISME EN ADHD
ANNEKE GROOT

Bij sommige kinderen werkt het brein net iets anders dan bij andere kinderen. Ze hebben daarom ook op een andere manier aandacht nodig. Meer kennis en meer begrip bij de volwassenen zorgt ervoor dat deze kinderen beter tot hun recht komen: op cognitief gebied, maar ook sociaal­emotioneel.

Herkent u deze leerlingen?

Onhandig, beweeglijk of soms juist niet in beweging te krijgen; ze blijven hangen, zijn luidruchtig of juist teruggetrokken, sociaal onhandig, steeds te laat of ze vergeten hun spullen. Ze zijn wel slim maar laten dat niet altijd zien en ondanks hun intelligentie lijken ze toch een heleboel niet te begrijpen. Soms is er (een vermoeden van) een diagnose als ASS, AD(H)D, DCD of dyslexie. Het is een steeds groter wordende groep. Je probeert ze aan te sturen, te corrigeren, maar dat blijkt lastig; je opmerkingen komen niet aan, ze werken niet mee, ze hangen de clown uit, ze gaan in een eindeloze discussie en lijken niet in te zien dat ze daarmee hun eigen glazen ingooien. Voordat je dit gedrag als gedragsproblemen bestempelt, is het belangrijk om andere oorzaken uit te sluiten. In dit artikel gaat het over mogelijk aanwijsbare onderliggende problemen die dit gedrag kunnen verklaren. Ze worden vaak niet herkend of begrepen. Is een strenge aanpak dan nog behulpzaam, of keert die zich juist tegen je?

Ik noem deze leerlingen neurospeciaal; hun brein werkt net iets anders en ze hebben daarom ook net iets andere aandacht nodig. Meer begrip hierover leidt tot meer handvatten in de aansturing zodat ze vaker tot succeservaringen komen,

meer zelfvertrouwen krijgen en meer op hun gemak zijn om tot leren te komen. Niet alleen op cognitief gebied, maar ook sociaal, emotioneel en in het oplossen van hun problemen. Bij neurospeciale leerlingen speelt prikkelverwerking een belangrijke rol in die onderliggende problemen. Dat werkt diep door. Het heeft effect op de bewuste motorische coördinatie, op de executieve functies en op de emotionele ontwikkeling. Deze ontwikkelen zich allemaal veel minder vanzelfsprekend.

De aandacht voor prikkelverwerking blijft belangrijk

Onlangs zei iemand tegen me dat ze wel wist dat leerlingen prikkelverwerkingsproblemen konden hebben maar dat haar aandacht daarvoor alweer verslapt was. Zo gaat dat en ik kan het me ook voorstellen, want er is steeds weer zoveel nieuwe

41 B. NEUROSPECIALE KINDEREN

informatie over het wel en wee van leerlingen. Maar voor deze leerlingen blijft het elke dag een grote worsteling. Voor hen is het belangrijk dat we erover na blijven denken, ondanks al die andere informatie en ook al kunnen we het ons niet altijd helemaal voorstellen.

Ik schrijf dus toch weer over prikkelverwerking, maar ik belicht een andere kant ervan. Ik zal niet zozeer ingaan op de overprikkeling van zintuigen. Overprikkeling is meestal goed zichtbaar en al veelbesproken en dat is goed en belangrijk. Ik richt me in dit artikel echter op de onderprikkeling van zintuigen. Dat verschijnsel is minder zichtbaar, minder bekend en speelt in het leven van deze leerlingen misschien een nog wel belangrijkere rol dan overprikkeling.

Onderprikkeling betekent dat de prikkels in het brein worden uitgefilterd; ze komen niet binnen in het deel dat aanzet tot handelen. In principe is dat nuttig, omdat een mens anders voortdurend overal op zou moeten reageren. Bij deze neurospeciale leerlingen worden echter ook prikkels uitgefilterd die wél nuttig zijn en die tot gericht handelen zouden moeten leiden. Sommige leerlingen voelen geen pijn, andere leerlingen geen warmte en kou. Dat kan leiden tot onwenselijke, soms zelfs gevaarlijke situ-

aties. Sommige leerlingen zijn ondergevoelig voor evenwichtsprikkels; ze vallen van hun stoeltje en bewegen onzeker. Het meest opmerkelijk is echter dat vrijwel al deze leerlingen hun spieren niet goed voelen; ze zijn ondergevoelig in het waarnemen van hun proprioceptie.

Proprioceptie

In en om de spieren, pezen en gewrichten is het zintuig ‘proprioceptie’ en dit neemt de stand, de kracht en de vermoeidheid van spieren waar. En dat heeft invloed op de aandacht: de kinderen zijn minder alert. Je merkt de ondergevoeligheid op aan hun gedrag: ze bewegen voortdurend om zich te reguleren en kunnen niet stilzitten, of ze zijn juist heel passief, ze hebben een te slappe houding en spiertonus en komen moeilijk in beweging. Ze hebben een slechte concentratie en zijn snel afgeleid. Ze zijn gevoelig voor sfeer en of je een ‘lijntje’ met ze hebt. Ze hebben moeite met omkleden bij gym, ze zijn altijd de laatste met hun tas inpakken, en het lukt ze niet om netjes te schrijven. Hun pen valt uit hun hand. Soms weten ze niet hoe ze hun kracht moeten gebruiken en duwen ze te hard op hun potlood of tegen een ander kind. Ze komen te dichtbij, lopen tegen dingen aan die er al stonden of blijven maar doorgaan zonder dat ze moe lijken te worden.

Dit gedrag wijst op het niet-ervaren van zichzelf, van het eigen lichaam. Ze voelen hun eigen romp, hoofd, handen, voeten, armen en benen minder goed, net zoals je een slapende arm niet voelt. Ze bewegen om hun lijf te voelen en hun aandacht weer goed te krijgen zodat ze informatie kunnen opnemen. Maar helaas is zowel hun ondergevoeligheid als hun regulatie-oplossing in de klas, met nog meer kinderen, meestal een probleem. Rennen, springen, bewegen, tillen,

42 B. AUTISME EN ADHD

enkele controle over heb. Ik denk niet dat je je voor kan stellen wat een afschuwelijk gevoel dat is (Higashida, 2018).” Deze leerlingen falen al op fysiek niveau. Ze proberen dat te camoufleren of te compenseren. Maar elke keer dat ze weer een boze of geïrriteerde reactie krijgen, installeert dat gevoel van falen zich dieper in hun systeem.

Het is dus belangrijk om te begrijpen dat ze de bewegingen of opdrachten op zich wel kunnen doen – ze bewegen de hele dag – maar dat ze het niet op verzoek kunnen doen, dus bijvoorbeeld wanneer je als leerkracht iets van ze vraagt. Het lichaam kan de taak minder goed uitvoeren als er geen interne motivatie is. Het lijkt daardoor alsof ze het niet willen doen; een gedragsprobleem dus. Maar de oorzaak van hun niet-meewerken bevindt zich niet op psychologisch niveau; het zit op neurologisch niveau. Wanneer je ze aanspreekt alsof ze het bewust doen, verhoogt dit de stress en het gevoel niet begrepen te worden. Daardoor neemt de dyspraxie juist toe.

Effect van motorische coördinatieproblemen op de executieve functies

Ze hebben het moeilijk in het onderwijs omdat leerlingen daar behalve cognitieve informatie ook hun executieve functies ontwikkelen. Dat is fijn als je mee kunt komen, maar leerlingen met ontwikkelingsdyspraxie hebben veel meer tijd nodig om tot diezelfde ontwikkeling te komen. Waar het brein van een reguliere leerling klaar is rond zijn twintigste, is dat voor leerlingen met dyspraxie pas rond hun dertigste, schreef Peg Dawson van het boek Slim maar… (Dawson, 2009) Daar is het onderwijs niet op berekend. Dus worden ze voortdurend aangesproken op hun gedrag, gestraft, van school gestuurd of verlaten ze zelf vroegtijdig het onderwijs.

Wat kun je doen?

Het executieve brein, dat verantwoordelijk is voor het oplossen van dagelijkse problemen, is plastisch. Het ontwikkelt zich door aanleg en ervaringen. Leerlingen met ontwikkelingsdyspraxie hebben echter heel andere ervaringen dan leeftijdgenoten die hun eigen lichaam wel ervaren. Hoe kun je bijvoorbeeld impulscontrole leren als je de impulsen van je eigen lichaam al niet kunt controleren? Hoe kun je leren om te plannen en te organiseren als je je eigen lichaam niet waarneemt, weinig controle hebt over hoe je in beweging moet komen en nieuwe bewegingen zich niet snel automatiseren?

Gelukkig is er veel mogelijk om te voorkomen dat het zo misgaat. Soms is een kleine aanpassing vanuit begrip voldoende, soms is een multidisciplinaire

44 B. AUTISME EN ADHD

Boeken

Tips voor meisjes met autisme

Meisjes met autisme kunnen hun handen vol hebben aan alle uitdagingen van het dagelijks leven: samenwerken, huiswerk maken, roddelen, keuzestress, puberteit, verliefdheid en noem maar op. Lifehacks voor meiden met autisme geeft informatie, tips en eenvoudige oefeningen bij deze thema’s. Met dit boek krijgen meisjes inzicht en handvatten hoe om te gaan met hun autisme in specifieke situaties.

Els Blijd-Hoogewys, Marleen Bezemer & Audrey Mol | € 29,95 swpbook.com/2255

Autisme op school

In het onderwijs worden de mogelijkheden van kinderen met autisme onvoldoende benut. Autisme vergt een andere benadering op school. Docenten moeten een andere houding aannemen en het team moet onderling op elkaar afstemmen. In Autisme op school legt Martine Delfos uit wat autisme op school betekent, hoe je een probleem herkent en hoe je ermee om kunt gaan.

Martine F. Delfos | € 19,90 | swpbook.com/2628

Autisme is voor iedereen anders

Autisme uit zich bij iedereen op een andere manier. Met Ik en autisme kunnen kinderen en jongeren met autisme duidelijk maken wat ‘hun’ autisme inhoudt, waardoor meer begrip ontstaat. De opdrachten, tips en spelletjes kunnen samen met een meelezer uitgevoerd worden.

Nathalie van Kordelaar & Mirjam Zwaan € 17,90 | swpbook.com/1017

€100,boekentegoed winnen? Kijk snel op pagina 112!

Over drukke kinderen en ADHD

Ze vinden me druk is een therapeutisch verhaal voor kinderen die last hebben van hyperactief gedrag en voor kinderen met ADHD. Met dit boek kun je deze kinderen duidelijk maken wat hyperactief en ADHD voor hun leeftijdgenoten betekent. Ook kun je hiermee de problematiek uitleggen en bespreekbaar maken.

Martine F. Delfos | € 14,90 swpbook.com/2368

Auti
AD
s m e e n
H D
46 B. AUTISME EN ADHD

Meisjes met ADHD

ADHD bij meisjes wordt veel minder vaak herkend en erkend. Meisjes laten over het algemeen minder verstorend gedrag zien en worden op latere leeftijd gediagnosticeerd. Auteur Jacqueline van de Sande weet uit eigen ervaring welke invloed ADHD kan hebben op het leven van meisjes. Op een luchtige, maar toch ook leerzame en aangrijpende manier licht ze in Druk en dromerig informatie uit wetenschappelijk onderzoek toe en geeft aanbevelingen voor een betere communicatie en meer begrip.

Jacqueline van de Sande € 26,00 | swpbook.com/2063

Is lastig gedrag echt lastig gedrag?

Het gedrag van kinderen die buiten de lijntjes kleuren wordt niet begrepen of als lastig gezien. Soms krijgen zij een diagnose als ADD, ADHD of autisme. Vaak worden ze gelabeld aan de hand van hun gedrag. Is dat terecht? Woelig gevoelig geeft een inkijk achter het zichtbare gedrag van het kind. Van belang is om ruimte te creëren om fysiek en emotioneel te reguleren én te verwerken.

Carla van Wensen | € 24,95 | swpbook.com/2314

Inzicht in het gedrag van neurospeciale kinderen

Neurospeciale kinderen leren en reageren anders, omdat hun hersenen zich anders ontwikkelen. Hun gedrag is een weerspiegeling van onderliggende problemen. Neurospeciale kinderen begrijpen en begeleiden geeft stap voor stap meer inzicht in prikkelverwerking, dyspraxie en executieve functies en biedt handreikingen om neurospeciale kinderen te begeleiden.

Anneke Groot | € 29,50 | swpbook.com/2295

Hoe om te gaan met ADD

Daisy is negen jaar en zit in groep 4. Ze is in groep 4 blijven zitten omdat ze niet zo goed mee kon komen. In het boek legt ze uit wat ADD is en geeft ze haar ’10-tips-hoe-omte-gaan-met-ADD’. ADDaisy is een vrolijk voorlichtingsverhaal voor kinderen in de basisschoolleeftijd.

Tirtsa Ehrlich | € 17,95 | swpbook.com/1328

Praktisch verhaal over ADHD

Ferry is net tien jaar geworden en hij heeft ADHD. Als je mensen zou vergelijken met auto’s, dan zijn mensen met ADHD eigenlijk Ferrari’s, supersnel, soms zelfs iets te snel. In Ferry’s auto werkt de rem af en toe niet goed. Het gaat een stuk beter met Ferry nu hij snapt hoe het allemaal

zit en een Ferrari zijn heeft voor- en nadelen, vindt hij. Een praktisch en positief verhaal voor kinderen met de diagnose ADHD.

Tirtsa Ehrlich & Jacqueline Hilbers € 21,00 | swpbook.com/2525

47 B. BOEKEN

De klas als veilige haven

Wat kun je doen voor kinderen van ouders met kanker?

Een kind in jouw klas heeft een ouder met kanker. Wat kun je voor dit kind doen? En hoe betrek je de andere kinderen erbij? Dineke Verkaik geeft praktische handreikingen.

48 B. KINDEREN MET EEN RUGZAKJE
DINEKE VERKAIK

Sem zit in groep 5 en heeft af en toe wat extra aandacht nodig omdat hij moeite heeft om aan het werk te komen. Hij is een vrolijke jongen die erg gericht is op zijn omgeving en veel vriendjes in de klas heeft. Een paar weken geleden kreeg zijn moeder te horen dat zij borstkanker heeft en een intensief behandeltraject ingaat. Samen met Sem en zijn ouders heb je als leerkracht besproken hoe dit verschrikkelijke nieuws met de klas gedeeld kan worden. Tijdens een kringgesprek met moeder erbij hebben jullie kort verteld dat zij kanker heeft en uitgelegd wat er de komende tijd gaat gebeuren. Alle kinderen leken even van slag, maar in de loop van de dag ging het normale leven in de klas weer door. Zelf ben je ook geraakt door het bericht en vraag je je af wat nu goed is om te doen op school. Moet je Sem af en toe apart gaan nemen om te praten? Wat doe je als andere kinderen goedbedoelde confronterende vragen stellen als: ‘Wanneer gaat je moeder dan dood?’ Je wilt het graag goed doen, maar hoe?

Hoewel het helaas vaak voorkomt is het een grote nachtmerrie wanneer iemand getroffen wordt door kanker. Naast dat je er zelf als persoon mee geconfronteerd kunt worden, zijn er op school ook regelmatig kinderen in de klas van wie een ouder kanker krijgt. Leven met kanker brengt veel onzekerheden met zich mee op alle levensgebieden. Ouders van jonge kinderen maar ook van pubers stellen vaak als eerste de vraag: ‘Hoe vertel ik het mijn kinderen?’ Daarnaast maken zij zich ook zorgen over de ontwikkeling van hun kind, omdat de angst is dat zij geen onbezorgde jeugd meer kunnen hebben. De gezinssituatie verandert vaak drastisch, zeker in de periode waarin veel behandelingen plaatsvinden en de ouders minder beschikbaar kunnen zijn voor de kinderen in het gezin. Als leerkracht word je

“Jonge kinderen begrijpen nog niet alles en zijn vooral gevoelig voor de veranderingen in de dagelijkse structuur”

vaak geïnformeerd over de situatie en probeer je met ouders en kind goede afspraken te maken over de manier waarop de klas en de ouders van de andere kinderen op de hoogte worden gesteld over de ontwikkelingen. De diagnose kanker is voor de ouder die het overkomt als een bom die ontploft. Daarvan komen er scherven bij het kind terecht, wat ook merkbaar kan zijn in de klas. Net als de ouders wil je het als leerkracht graag goed doen en zorgen voor een veilige plek op school waar oog is voor wat ieder kind nodig heeft. Het is fijn als je dan weet waar je op kunt letten.

Beleving en ontwikkelingsleeftijd

Het verschilt per kind en situatie welke impact de ziekte van de ouder op een kind heeft. Dit hangt af van de persoonlijke kenmerken van het kind, het ziekteverloop van de ouder en kenmerken van het gezin. Bij kinderen speelt de leeftijd, het karakter en de eigen sterke en minder sterke kanten een rol. De beleving van kinderen hangt samen met de ontwikkelingsleeftijd. Jonge kinderen begrijpen nog niet alles en zijn vooral gevoelig voor de veranderingen in de dagelijkse structuur. Zij kunnen soms een terugval laten zien in hun ontwikkeling, bijvoorbeeld door veel moeite te hebben met afscheid nemen van de ouder in de klas, zindelijkheidsproblemen en het ontwikkelen van irreële angsten doordat zij nog ‘magisch denken’. Kinderen in de middenbouw kunnen soms emotioneler reageren en in beslag genomen worden door vragen. Zij kunnen angstig worden omdat zij meer begrijpen, maar nog niet alles in het juiste perspectief kunnen zien. In de bovenbouw kunnen kinderen zich vaak wat meer verantwoordelijk voelen voor de zieke ouder of voor de situatie thuis. Zij kunnen zich schuldig voelen over zaken die niet hun schuld zijn, bijvoorbeeld dat er meer spanning en ruzie is thuis of dat het anders gaat dan normaal. Zij willen graag ‘normaal’ zijn en niet opvallen. Zij richten hun aandacht op vrienden maken en ergens bij horen. Daar komen vaak onzekerheden bij kijken: ben ik wel leuk genoeg? De naderende overgang naar het voortgezet onderwijs en het afscheid nemen van de vertrouwde schoolsituatie speelt ook een rol. Het is belangrijk dat er een plek is voor kinderen op deze leeftijd waar zij zich kunnen uiten en kunnen vertellen wat hen bezighoudt. Ouders kunnen zich soms extra zorgen maken over gedragsveranderingen bij hun kind als er thuis veel aan de hand is. Zij zijn geneigd om te denken dat als een kind vaker huilt of moeilijker gedrag vertoont, dit komt omdat de moeder of vader kanker heeft. Als leerkracht zie je vaker dat kinderen soms wat onrustig zijn of dingen doen die je niet van hen gewend bent. Niet alles heeft te maken met de thuissituatie. Het kan soms heel steunend zijn voor ouders om dit met hen te bespreken.

Gemengde gevoelens

Het verloop van de ziekte en behandelingen van de ouder met kanker verschilt per persoon en periode. In de acute fase is er vooral de schok en moet er veel geregeld worden

49 B. KINDEREN VAN OUDERS MET KANKER

in het gezin omdat de ouder veel naar het ziekenhuis moet. Kinderen ervaren vaak onrust en onzekerheid thuis, wat zijn weerslag kan hebben in hun gedrag op school. Ze kunnen dan minder incasseren en hebben soms niet zoveel ruimte in hun hoofd om tot leren te komen. In een wat meer chronische fase van de ziekte van de ouder gaat het vaak over de gevolgen van de behandelingen voor de ouder. Het uiterlijk van de moeder of vader is veranderd, de ouder heeft minder energie en heeft soms een wat korter lontje, en er komen steeds mensen om te helpen. Kinderen kunnen hier vaak gemengde gevoelens over hebben. Blij dat hun moeder of vader er nog is, maar ook boos en verdrietig omdat hun ouder niet meer hetzelfde is en het thuis allemaal moeizamer gaat.

Kenmerken van het gezin die helpen bij het aanpassen aan de veranderingen die de diagnose kanker met zich meebrengt zijn onder andere: open communicatie, de manier waarop het gezin georganiseerd is en het netwerk van het gezin. Kinderen hebben behoefte aan vaste regelmaat en dat alles zoveel mogelijk door kan blijven gaan, ondanks de veranderingen. Het helpt als in gezinnen open gecommuniceerd wordt op een manier die past bij de leeftijd en behoeften van het kind. En dat er voldoende steun is om het gewone leven voor de kinderen zoveel mogelijk door te laten gaan.

Drie taken

De school is een van de levensgebieden waar het leven gewoon door kan gaan, ondanks alle grote veranderingen in het gezin van het kind. Je hebt als leerkracht niet alleen te maken met het kind dat een ouder met kanker heeft, maar ook met de reacties van de andere kinderen in de klas. Het helpt in de begeleiding van kinderen om aandacht te besteden aan drie onderwerpen. We noemen dit ook wel de ‘taken van het voorbereid zijn op wat komen gaat’.

Taak 1 is: Weten wat er gaat gebeuren. Hierbij gaat het om vragen kunnen stellen en het verkrijgen van informatie. Je besteedt aandacht aan wat kinderen moeten weten om de situatie goed te begrijpen en ermee om te gaan. Op school kan het kind waarvan de ouder ziek is bijvoorbeeld een spreekbeurt houden over kanker. Of je kunt een keer met de klas een uitzending van Het Klokhuis of een ander tv-programma bekijken over een kind met een ouder met kanker. Er zijn verschillende betrouwbare boeken en websites waar informatie te vinden is voor kinderen (bijvoorbeeld kankerspoken.nl).

Taak 2 is: Omgaan met je gevoelens. Als leerkracht kun je veel betekenen om een veilige plek te bieden aan een kind die te maken heeft met zorgen en verdriet thuis. In de klas kun je met de kinderen bespreken op welke manier zij kunnen vragen hoe het gaat aan het kind met een ouder met kanker. Zo wordt het kind niet overvallen met moeilijke vragen of

“Kinderen in de bovenbouw voelen zich soms meer verantwoordelijk voor de zieke ouder of voor de situatie thuis”

uitspraken van klasgenoten die nog meer emoties oproepen.

Met het kind zelf probeer je vaak al, meer nog dan bij andere kinderen, een vertrouwensband te krijgen, zodat het kind weet dat het bij je kan komen met vragen, zorgen en om zich te uiten. Vaak helpt het om daarin een vaste structuur aan te brengen. Bijvoorbeeld elke week op een vaste dag na schooltijd een theemomentje. Je kunt het kind dan extra aandacht geven en even rustig bespreken wat er allemaal gebeurt, thuis en in zijn of haar hoofd.

Taak 3 is: Belangrijke dingen doen. Het is voor kinderen heel fijn om niet alleen te praten over alles wat hen bezighoudt rondom de ziekte, maar ook iets te doen. Je kunt met het kind bespreken of het fijn is om met de klas iets te maken voor zijn of haar zieke ouder. Of dat er een keer een actie of sponsorloop wordt gehouden voor een goed doel gericht op meer onderzoek en hulp aan kankerpatiënten. Kinderen hebben vaak heel creatieve ideeën om iets voor een ander te doen. Daarbij is soms wel wat

50 B. KINDEREN MET EEN RUGZAKJE

begeleiding nodig, om het af te stemmen op de behoeften van het kind waarvan de ouder kanker heeft en die van de ouders zelf. Ook het informeren van de andere ouders van kinderen in de klas vraagt afstemming met de ouder met kanker en zijn of haar partner. Allereerst over de manier waarop de klas wordt ingelicht. Als ervoor gekozen wordt dat er door de ouders en het kind in de klas verteld wordt dat een van de ouders kanker heeft, is het raadzaam om vooraf ook de ouders van de andere kinderen in de klas op de hoogte te stellen. Zo kunnen de kinderen thuis opgevangen worden en is er aandacht voor hun reacties. Sommige ouders willen graag dat zij af en toe een berichtje via de school kunnen sturen naar de ouders van de klasgenoten van hun kinderen over hoe het gaat. En soms kiest men zelf voor het aanmaken van een maillijst van de ouders of een appgroepje om af en toe informatie te delen. Het beleid van de school speelt daarbij ook een rol.

Deze taken kunnen houvast geven om te doen wat je als leerkracht het liefst doet voor alle kinderen: een plek bieden waar zij zich veilig voelen en waar ze gehoord en gezien worden. En om daarnaast gewoon door te gaan met het onderwijs, zodat school een plek is waar alles blijft zoals het was. B.

Voor meer informatie zie de boeken:

Wanneer je als ouder kanker hebt: Een praktische gids voor gezinnen (www.swpbook.com/2296).

Wanneer je moeder of vader kanker heeft: Een werkboek (www.swpbook.com/2298).

Over de auteur

Dineke Verkaik werkt als psychotherapeut bij GGz Centraal, polikliniek voor jongeren van 12 tot 18 jaar in Amersfoort. Daarnaast heeft zij samen met prof. dr. Paul Boelen gewerkt aan het onderzoek ‘Gezin en Kanker’, gefinancierd door Pink Ribbon. Het gezinsboek Wanneer je als ouder kanker hebt en het werkboek voor kinderen Wanneer je moeder of vader kanker heeft zijn ontwikkeld in het kader van dit onderzoek.

51 B. KINDEREN VAN OUDERS MET KANKER

Drie op de tien kinderen in het regulier onderwijs heeft drie of meer verschillende soorten negatieve jeugdervaringen meegemaakt. In het speciaal (voortgezet) onderwijs hebben ruim zeven op de tien kinderen vier of meer verschillende soorten ingrijpende jeugdervaringen opgedaan. Op scholen neemt de behoefte aan kennis over chronische stress en trauma bij kinderen toe, om het gedrag van getraumatiseerde kinderen te herkennen en er beter mee te kunnen omgaan. Leony Coppens, Marthe Schneijderberg en Carina van Kregten schreven samen het boek Lesgeven aan getraumatiseerde kinderen: Een praktisch handboek voor het basisonderwijs

Lesgeven aan kinderen die zijn opgegroeid met chronische stress en trauma

REDACTIE BASISSCHOOLMAGAZINE ‘KINDEREN MAKEN MEER MEE DAN LEERKRACHTEN WETEN’ B. KINDEREN MET EEN RUGZAKJE
“Ervaringsdeskundigen vertellen hoe juist leerkrachten het verschil kunnen maken”

Het boek, waarvan inmiddels de elfde druk is verschenen, biedt leerkrachten en andere onderwijsprofessionals de kennis en praktische richtlijnen om de negatieve spiraal te doorbreken, zodat getraumatiseerde kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen. Daarmee verbeteren zowel de schoolprestaties van getraumatiseerde kinderen als het klimaat in de klas. Leerkrachten kunnen hiermee in het leven van getraumatiseerde kinderen een groot verschil maken terwijl ze zelf minder snel uitgeput raken.

‘Toen ons boek begin 2016 uitkwam, was het begrip traumasensitief onderwijs nog nagenoeg onbekend in Nederland’, vertellen de auteurs. Inmiddels is dat wel anders. Van het boek zijn zo’n twaalfduizend exemplaren verkocht; traumasensitief onderwijs heeft ondertussen goed zijn weg gevonden naar veel scholen in Nederland en België.

Traumasensitief onderwijs, hoe leerkrachten het verschil kunnen maken

‘Veel onderwijsprofessionals zijn in hun klas, op hun school of in de begeleiding van leerlingen en leerkrachten aan de slag gegaan met traumasensitief onderwijs’, stellen de auteurs trots. ‘In de volledig herziene versie, die in 2021 verscheen, maken we gebruik van hun enthousiaste en inspirerende verhalen en ideeën. Juist

omdat leerkrachten en andere professionals zoveel van elkaar leren, zijn we heel erg blij met deze toevoeging.

We zijn ook heel enthousiast over de inbreng van diverse ervaringsdeskundigen. Zij kunnen als geen ander aangeven wat hen heeft geholpen toen ze op school zaten en ook wat ze juist hebben gemist. Waar leerkrachten aangeven zich vaak machteloos te voelen in de relatie met getraumatiseerde kinderen, vertellen de ervaringsdeskundigen hoe juist leerkrachten het verschil kunnen maken.’

Positievere leerkracht-leerlingrelaties

Met een team bereik je meer dan in je eentje, het is alom bekend. Om die reden heeft Leony Coppens in aanvulling op het boek de teamtraining Traumasensitief onderwijs ontwikkeld. Coppens: ‘In de afgelopen jaren zijn meer dan zevenhonderd professionals opgeleid om deze training te geven aan schoolteams binnen het regulier en het speciaal onderwijs. De effecten van deze training zijn met financiële ondersteuning van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek onderzocht. Na de implementatie van de training Traumasensitief onderwijs blijken leerkrachten zich meer competent te voelen in het aanpassen van instructies en in orde handhaven. Daarnaast ervaren leerkrachten en leerlingen positievere leerkracht-leerlingrelaties, leerling-leerlingrelaties en een positiever klassenklimaat.

Ook is er in het kader van dit onderzoek een boek

53 B. CHRONISCHE STRESS EN TRAUMA
“Traumasensitief onderwijs is goed voor alle leerlingen”

gepubliceerd dat praktische ondersteuning biedt bij het implementeren van traumasensitief onderwijs: Traumasensitief onderwijs: Een handboek bij de implementatie (Asselman, Offerman e.a., 2019). Dit handboek is in 2024 geheel herzien en is gratis te downloaden van de website www.traumasensitiefonderwijs.com.’

Implementeren traumasensitief onderwijs

Voor de herziening van Lesgeven aan getraumatiseerde kinderen uit 2021 zijn twee van de auteurs van dit handboek, Michiel Asselman en Evelyne Offerman, gevraagd om op basis van hun onderzoek en ervaring een hoofdstuk te verzorgen over het implementeren van traumasensitief onderwijs. Hierin wordt beschreven welke stappen je als school kunt zetten op weg naar een schoolbreed traumasensitief onderwijsklimaat. Asselman en Offerman schreven dit in de overtuiging dat traumasensitief onderwijs niet alleen goed is voor getraumatiseerde leerlingen, maar voor álle leerlingen, zowel in het regulier als in het speciaal onderwijs.

Voortgezet onderwijs

Het drietal, met Coppens voorop, besluit: ‘Hoewel we dit boek hebben geschreven voor het basisonderwijs, hebben we van veel lezers gehoord dat ze het ook goed toepasbaar vinden binnen het voortgezet onderwijs. We hopen dat de inzichten en handreikingen in deze volledig herziene uitgave bijdragen aan betere kansen voor getraumatiseerde kinderen in elke vorm van onderwijs. Daarbij hopen we dat het ook bijdraagt aan een beter klassenklimaat voor alle leerlingen en aan meer tevredenheid bij leerkrachten.’ B.

De auteurs van Lesgeven aan getraumatiseerde

kinderen

Leony Coppens is orthopedagoog, klinisch psycholoog, supervisor VGCt, EMDRpractitioner en -supervisor en psychotraumatherapeut NtVP. Zij heeft ruim dertig jaar ervaring in het begeleiden van kinderen en jeugdigen in de geestelijke gezondheidszorg. Zij was jarenlang hoofd behandeling van een topreferent traumacentrum (TRTC) voor kinderen en jeugdigen.

Carina van Kregten is psycholoog NIP, cognitief gedragstherapeut VGCT en EMDRtherapeut. Zij is ruim twintig jaar werkzaam in de zorg voor licht verstandelijk beperkte kinderen, in het bijzonder kinderen die niet in het gezin van herkomst opgroeien.

Marthe Schneijderberg is orthopedagoog en werkzaam bij Kinder & Jeugd Trauma Centrum van Kenter Jeugdhulp. Zij heeft zich gespecialiseerd in diagnostiek en behandeling bij kinderen met chronisch trauma en hechtingsproblematiek. Daarnaast geeft zij onder andere ouderbegeleiding, waarin zij opvoeders begeleidt hun kind te helpen herstellen van de gevolgen van trauma en ook hun eigen stress te laten afnemen.

Meer lezen of het boek Lesgeven aan getraumatiseerde kinderen bestellen? Ga naar swpbook.com/2318.

54 B. KINDEREN MET EEN RUGZAKJE

Onmisbaar in jouw boekenkast!

Benut het leerpotentieel van álle leerlingen

Over het effect van hoge verwachtingen in het onderwijs

Van individueel naar inclusief onderwijs

Pleidooi voor minder labelen en meer aandacht voor de kracht van onderwijs

Bert Wienen

Het geheim van de leraar

Hoe maak en houd je verbinding met leerlingen/studenten?

www.instondoboeken.nl
Redwane Bouttaouane Meer over de TIBtoolreeks

Omgaan met het verlies van een dierbare: een pedagogische benadering

REDACTIE BASISSCHOOLMAGAZINE

Hoe ondersteunen we kinderen in rouw? Kunnen we de stille pijn horen? Wat heeft een rouwend kind écht nodig? Hoe brengen we troost in de klas? En hoe geef je als leerkracht emotionele steun aan kinderen die geliefden hebben verloren? In het boek Fabels van Vos zijn over diverse thema's, waaronder rouw, aanknopingspunten te vinden om met kinderen in gesprek te gaan.

Hoe kunnen we op een liefdevolle manier troost bieden?

21085
SWP - Fabels van Vos - Prenten/voorleesboek v8.indd 64
56 B. KINDEREN MET EEN RUGZAKJE

et komt helaas soms voor dat kinderen te maken krijgen met verlies’, weet Margreet Verrij. Zij is jongerencoach, trainer, auteur, illustrator en moeder. ‘Dit kan variëren van het afscheid nemen van een huisdier tot het vertrek van een vriendje of zelfs een ingrijpend verlies zoals het overlijden van een familielid. Ook een klas of groep kan geconfronteerd worden met verlies, bijvoorbeeld doordat een juf of begeleider vertrekt of overlijdt.’

Hoe kunnen we in zo’n situatie op een liefdevolle manier troost bieden aan een kind of een groep?

Hoe geven we vorm aan het rouwproces en leren we hen om te gaan met dit verlies? Om onder andere antwoorden op deze vragen te vinden en kinderen en leerkrachten te helpen, schreef Verrij het Fabels van Vos voorleesboek en het daarbij behorende Fabels van Vos werkboek ‘Kinderen gaan op hun eigen unieke manier om met verlies. Terwijl de een wellicht volop praat en vragen stelt, zal de ander juist veel huilen of zich terugtrekken’, aldus Verrij.

Aanknopingspunten voor een gesprek

Desgevraagd licht Verrij een thema uit Fabels van Vos uit, dat kinderen in rouw kan helpen: ‘In het thema “Vos en de kikker met het hartenkiezeltje” wordt specifiek aandacht besteed aan dit onderwerp. Dit verhaal biedt aanknopingspunten om in gesprek te gaan met het kind of de groep, of om eigen ervaringen te delen’, licht Verrij toe. ‘Bovendien bieden de suggesties voor vragen bij dit thema de mogelijkheid om het gesprek over verdriet en verlies te verdiepen, wanneer het kind daar behoefte aan heeft.’

Download gratis via de QR- code de oefeningen.

1 Vos en de kikker met het hartenkiezeltje

2 Even op bezoek bij je dierbare

Fabels van Vos, het geschenk

08-04-2022 14:55

“Kinderen gaan op hun eigen unieke manier om met verlies”

De bijbehorende oefeningen in dit verhaal dienen als leidraad voor verschillende werkvormen, of het nu gaat om een themadag of -week of om individuele begeleiding. ‘Zo kunnen kinderen die moeite hebben met het uiten van hun gevoelens bijvoorbeeld een rouwgedichtje kiezen uit het boek, of creatief aan de slag gaan met het maken van een plekje voor hun dierbare. De luistertips bieden inspiratie voor liedjes over verlies, en het “hartenkiezelritueel” biedt de mogelijkheid om bewust aandacht te besteden aan deze verdrietige periode of aan een specifieke persoon in de vorm van een symbolische handeling.’ In het werkboek vind je ook de visualisatie ‘Even op bezoek bij je dierbare’. Verrij: ‘Hiermee ervaart en leert het kind dat je in gedachten nog altijd dichtbij en in gesprek kunt zijn met degene die wordt gemist.’ B.

Sprookjesachtige en fluisterzachte lessen voor jouw kind, kleinkind, leerlingen of jonge cliënten over allerlei emoties, piekeren, rouw, scheiden en nog veel meer in de Fabels van Vos. Het boek Fabels van Vos biedt openingen om met kinderen in de leeftijd van 6 tot 12 jaar in gesprek te gaan over de verschillende thema’s.

Inclusief suggesties voor vragen en oefeningen bij elke fabel, een audioversie om samen te beluisteren én een werkboek met nog meer oefeningen.

Lees meer en bestel de boeken via swpbook.com/2393 en swpbook.com/2394.

Margreet Verrij geeft ook een training bij de boeken. Scan de QR-code voor meer informatie.

21085SWP-Fabels
‘H
57 B. OMGAAN MET HET VERLIES VAN EEN DIERBARE

Spelenderwijs het probleem ontrafelen

REDACTIE BASISSCHOOLMAGAZINE

Ellen HollinkWolda ontwikkelde een methoe om kinderen met problemen te kunnen helpen

58 B. KINDEREN MET EEN RUGZAKJE

Mishandeling, misbruik, verwaarlozing, agressie in de wijk, vechtrelaties, pestproblemen en uithuisplaatsing. Het is slechts een kleine greep uit de problemen waar

Ellen Hollink­Wolda mee te maken kreeg als schoolmaatschappelijk werker in een kwetsbare wijk in Rotterdam. Speciaal voor kinderen van vluchtelingen en migranten ontwikkelde ze de methode Spelenderwijs het probleem ontrafelen. Uiteindelijk bleek deze methode voor alle kinderen toepasbaar.

“Creatieve spelvormen geven het kind een andere taal”

‘Veel van de kinderen met wie ik werkte, komen uit sociaal zwakke, taalarme milieus en de leefomstandigheden van deze gezinnen zijn zwaar’, opent Hollink-Wolda het gesprek. ‘Om kinderen met problemen op de juiste wijze te kunnen helpen, is een verbale benadering niet voldoende, omdat deze kinderen niet genoeg woorden tot hun beschikking hebben en ze die van huis uit ook niet hebben meegekregen.’

Taalprobleem

In eerste instantie probeerde Hollink-Wolda de gezinnen en kinderen, veelal afkomstig uit het buitenland, te bereiken via het zogeheten hulpverlenersgesprek. ‘Maar werkend met deze kinderen bemerkte ik dat de gangbare gespreksmethode vooral voor deze sociaal zwakke en taalarme basisschoolkinderen niet toereikend was.’ Ze moest dus op zoek naar een methode om kinderen te bereiken, een manier van werken die aansloot bij hun mogelijkheden. Zij ontwikkelde, aan de hand van intensief met hen bezig zijn, hiervoor een creatieve werkwijze. Ze maakte gebruik van verschillende spelvormen: ze paste bestaande spelvormen aan, maar het accent kwam steeds meer te liggen op een groter aantal zelf ontwikkelde spelvormen die ze tijdens haar hulpverlening gebruikte. Hierdoor sloot het beter aan op de belevingswereld van het kind.

Via de methode Spelenderwijs het probleem ontrafelen, die in 2024 resulteerde in het gelijknamige boek, laat Hollink-Wolda zien dat er creatieve, effectieve en kindgerichte manieren zijn om kinderen – ook die zonder problemen – hun verhaal te laten vertellen. ‘Deze methodische werkwijze biedt het kind meer mogelijkheden om zich op een visuele of creatieve manier te uiten. Spelenderwijs ontstaat er een overzicht van de leefsituatie van het kind waarin ook de oplossing van het probleem zichtbaar wordt. Niet alleen het probleem wordt duidelijk, soms komen ook de

59 B. SPELENDERWIJS HET PROBLEEM ONTRAFELEN
“Binnen de methoe wordt ook gewerkt aan het verfijnen van de taal en woordenschat, waardoor kinderen zic beter kunnen uiten”

knelpunten van het kind en de belangrijkste hulpbronnen naar voren, wat er mede richting aan gaf op welke wijze ik hulp kon bieden. Binnen de methode Spelenderwijs het probleem ontrafelen wordt ook gewerkt aan het verfijnen van de taal en woordenschat, waardoor kinderen zich beter kunnen uiten.’

‘Haar werkwijze – ontwikkeld vanuit de belevingswereld van het kind – is liefdevol, respectvol en behoedzaam naar het kind, met volle aandacht voor zijn of haar verhaal, ook als dat verhaal niet klopt met de feiten’, luidt een van de aanbevelingen van haar boek.

38 creatieve spelvormen

Bijzonder aan het boek is dat Hollink-Wolda 38 verschillende creatieve spelvormen ontwikkelde, afgestemd op de behoeften van het kind. Bijvoorbeeld het tekenen van een familie-opstelling, het maken van een plakboek over een overleden dierbare, het tekenen van fysieke pijnplekken (bij mishandeling en seksueel misbruik), het uiten van gevoelens op een trommel of op boetseerklei en een confrontatiespel na pestgedrag.‘Deze creatieve spelvormen geven het kind een andere taal, waarmee het al spelend, dansend of naar muziek luisterend kan laten zien wat

het nodig heeft’, aldus Hollink-Wolda, die zeven jaar als schoolmaatschappelijk werker verbonden is geweest aan drie basisscholen in een kwetsbare wijk in Rotterdam-Zuid. ‘De populatie van deze scholen wordt voor het grootste deel gevormd door kinderen met verschillende nationaliteiten, kinderen uit sociaal zwakke milieus, kinderen van migranten en van vluchtelingen of statushouders. Begaan met hun lot, realiseerde ik me dat ik juist vanuit het schoolmaatschappelijk werk veel voor hen zou kunnen betekenen.’

Kansen vergroten Hollink-Wolda geeft tot slot antwoord op de vraag voor wie het boek geschikt is: ‘Het boek Spelenderwijs het probleem ontrafelen is bestemd voor iedereen wiens hart uitgaat naar kwetsbare kinderen en die meer over hen wil weten – hun ontwikkeling, opvoeding, creatieve werkwijze en problematiek – en eraan wil werken hun kansen te vergroten. Het boek is geschreven voor ouders, leerkrachten, schoolmaatschappelijk werkers, intern begeleiders en professionals die met kinderen werken, zoals psychologen, pedagogen, speltherapeuten en jeugdzorgwerkers. In het bijzonder voor degenen die met vluchtelingen werken, kan dit boek een bron van informatie en inspiratie zijn.’ B

Lees meer en bestel Spelenderwijs het probleem ontrafelen via swpbook.com/2602.

Meer informatie over Ellen Hollink-Wolda is te vinden op www.ellenhollink.nl.

60 B. KINDEREN MET EEN RUGZAKJE

Boeken

Kind e r e n m e t e e n r u g z akje

Verdriet, vriendschap en mogen zijn wie je bent

Praten over moeilijke ervaringen

Deze drie boeken helpen kinderen bij het praten over moeilijke ervaringen. Het enge avontuur van Kiki en Koen stelt ouders en kinderen in staat om over een angstige gebeurtenis te praten. Het verhaal van Victor het varken helpt om te praten over het gescheiden zijn van mensen van wie je houdt of van mensen die je hebt verloren. Ten slotte laat Hoe Willem de wolf zijn geheime kracht vond kinderen praten over moeilijke gebeurtenissen tijdens het opgroeien.

Anne Westcott & C.C. Alicia Hu | € 21,90 Kiki & Koen swpbook.com/2448 Victor swpbook.com/2450 Willem swpbook.com/2449

Zebra is een boek dat je kunt gebruiken om jonge kinderen op een speelse manier uit te leggen wat een depressie is. Daarnaast laat het verhaal ook zien dat het helemaal oké is als je je even wat minder goed voelt, maar ook zonder die lading is het een waardevolle aanvulling in de kinderboekenkast; de illustraties zijn kleurrijk, origineel en uitnodigend, de subtiele veranderingen in het kleurenpalet van de zebra nodigen uit goed te kijken. Achter in het boek zijn activiteiten en bespreekthema’s opgenomen.

Arlette van Ipenburg | € 14,90 swpbook.com/2233

Wat als een moeder borstkanker krijgt?

Wanneer de moeder van een kind borstkanker krijgt, schrikt het kind heel erg. Het kind weet niet wat er allemaal gaat gebeuren. Zelfs volwassenen hebben soms geen idee. Moet de moeder gelijk naar het ziekenhuis als ze borstkanker heeft? Wat voor onderzoeken komen er? Hoe komt het dat iemand kanker krijgt? Wat kunnen de artsen doen? En wat gebeurt er als de moeder niet meer beter wordt? In dit boek vind je antwoorden op deze en nog veel meer vragen. Het kind kan erin opschrijven wat het allemaal meemaakt en kan reacties lezen van kinderen die hetzelfde meemaken.

Esther Smid | € 21,00 www.swpbook.com/2591

61 B. BOEKEN

Boeken

Een ouder met MS

Amelie begrijpt niets van de ziekte van haar moeder. Ze weet zich geen raad met haar gevoelens. Soms is ze heel boos, dan weer heel verdrietig, en soms ook gewoon wel vrolijk. Alleen haar oude buurman begrijpt haar en geeft haar goede raad. In Een moeder vol stoplichten worden hoofdstukken afgewisseld met verschillende opdrachten zodat de lezer ook aan de slag kan gaan met hetgeen gelezen is en zo kan ontdekken wat Multiple Sclerose (MS) is en wat het betekent in het dagelijks leven.

Beitske Bouwman & Fiona Sie € 18,00 | swpbook.com/1970

Kinderen met trauma’s

Getraumatiseerde kinderen hebben vaak moeite met leren, met het reguleren van hun emoties en hun gedrag, en om vertrouwen te hebben in zichzelf en anderen. Het gedrag van deze kinderen is voor leerkrachten vaak moeilijk te begrijpen. Lesgeven aan getraumatiseerde kinderen biedt kennis en

Zelf problemen

oplossen

Via de methode ‘Spelenderwijs het probleem ontrafelen’ laat auteur Ellen Hollink-Wolda zien dat er creatieve, effectieve en kindgerichte manieren zijn om kinderen hun verhaal te laten vertellen. Deze creatieve spelvormen geven het kind een andere taal, waarmee het al spelend, dansend of naar muziek luisterend kan laten zien wat het nodig heeft. De vele casussen in het boek maken duidelijk hoe de spelvormen met succes ingezet kunnen worden.

Ellen Hollink-Wolda | € 39,50 swpbook.com/2602

praktische richtlijnen om de negatieve spiraal te doorbreken, zodat getraumatiseerde kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen.

Leony Coppens, Carina van Kregten & Marthe Schneijderberg | € 43,00 swpbook.com/2318

Kanker in het gezin

De moeder of vader van een van je leerlingen heeft kanker; hoe ga je hiermee om? Er verandert veel voor het kind en zijn wereld staat ineens op z’n kop. Veel is onzeker en er zijn veel dingen die het kind niet weet over de ziekte. In dit werkboek kan je leerling aan de slag met vragen die het heeft en kan het veel antwoorden op vragen terugvinden. Dit boek kan gebruikt worden om in te werken of als hulpmiddel om te bespreken wat er in het kind omgaat.

Dineke Verkaik & Paul Boelen | € 18,00 swpbook.com/2298

Kind e r e n m e t e e n r u g z akje
62 B. KINDEREN MET EEN RUGZAKJE

De kracht van samen

Humankind is toonaangevend in Nederland op het gebied van kindontwikkeling. Wat in 1983 begon als kinderopvang, reikt inmiddels veel verder. Ruim 4000 medewerkers op meer dan 500 locaties zetten hun pedagogische expertise in met hart, hoofd en handen voor de optimale groei en bloei van ieder kind. Wij geloven dat als alle betrokken partijen rondom het kind samenwerken, we een ecosysteem creëren voor optimale ontwikkeling: ‘It takes a village to raise a child’. Dit vormt de basis voor zijn of haar verdere leven, voor geluk, gezondheid, gedrag en (talent)ontwikkeling.

TOOS helpt jou!

Onderwijs en kinderopvang weten elkaar steeds beter te vinden. Eén kind. Twee vakgebieden. Samenwerking is maatwerk, waarin lokale partners de hoofdrol spelen. TOOS staat voor Team Onderwijs en Opvang Samenwerking en is een initiatief van Humankind. TOOS is er om je te inspireren, op de hoogte te houden en te helpen met alle vormen en facetten van samenwerking tussen school en opvang.

www.humankind.nl
Ontdek hier wat TOOS doet voor jou

Door één deur

De ontwikkeling van een kind is net een legpuzzel met heel veel stukjes. Gedrag in de klas, leervermogen, omgang met vriendjes en vriendinnetjes, concentratievermogen, lees­ en schrijfvaardigheid, creativiteit en ga zo maar door. Een groot deel ervan komt samen in twee vakgebieden: didactiek en pedagogiek. In het belang van het kind gaat dit tweetal liefst hand in hand door één deur. Tot het moment dat de bijna­brugklasser door diezelfde ene deur de wereld in stapt.

Effectief en betekenisvol samenwerken met de kinderopvang

TOOS (TEAM ONDERWIJS EN OPVANG SAMENWERKING) HUMANKIND

Opgroeien is het leven leren kennen. Kinderopvang en school vormen voor een kind vaak de eerste sociale context buiten het eigen gezin, waar zij leren samenspelen en samenwerken. In veel gevallen is er een deur die naar de basisschool leidt en een andere waardoor het kind bij de kinderopvang komt. Steeds vaker is maar één deur nodig om bij zowel school als opvang te komen. Gelukkig maar, want didactiek en pedagogiek zijn voor het opgroeiend kind een ijzersterk koppel. Door het bundelen van wederzijdse kracht, kennis en expertise, ieders denk- en menskracht, kunnen beide in gezamenlijkheid meer betekenisvolle impact maken. En hun gedeelde ambitie waarmaken: optimale ontwikkeling van ieder kind.

Winst voor ieder kind

Van de soms grote overgang naar de lagere school tot de onnatuurlijke afbakening van leer- en speeltijd voor kinderen: het feit dat kinderen in twee verschillende

64 B. ONTWIKKELING ADVERTORIAL

systemen hun weg moeten vinden, is niet altijd even ideaal. In het kader van het wegnemen van drempels voor peuters en kleuters is educare tegenwoordig een veelgehoord begrip: de versmelting van educatie en care in de voorschoolse periode (Fukkink, mei 2023). Hierdoor worden drempels tussen opvang en onderwijs weggenomen en ontstaat een soepele overgang naar de basisschool. De resultaten van het wegnemen van deze drempels zijn positief en veelbelovend.

Door deze drempels ook in de hogere groepen te beslechten ontstaat een doorgaande leer- en ontwikkellijn. Ook dat blijkt winst voor het opgroeiende kind. Maar iedere reis begint met een eerste stap. Zelfs eenvoudige initiatieven kunnen op een laagdrempelige manier de eerste aanzet geven tot het waarmaken van een doorgaande leer- en ontwikkellijn. Denk hierbij aan gezamenlijke overgangsgesprekken, het inzetten van een IB’er in de voorschool, koppelen van een pedagogisch coach of pedagoog aan de IB’er of het vormgeven van gezamenlijke activiteiten tussen peuters en kleuters. Maar er is meer.

Van wens naar visie

De wens tot meer uitwisseling van kennis en expertise tussen school en opvang is wijdverbreid, maar hoe doe je dat en hoe ver wil je gaan in de samenwerking? Waar bij de één al sprake is van een integrale samenwerking op vergevorderd niveau, staat deze bij de ander nog in de spreekwoordelijke kinderschoenen. Veel is mogelijk en inmiddels vind je in de praktijk zo ongeveer alle denkbare scenario’s en combinaties. Hoewel niet iedere samenwerking succesvol is, is iedere situatie anders en is denken in ‘goed’ of ‘fout’ niet raadzaam. Humankind* streeft naar een situatie waar kinderen van 0 tot 13 jaar voor school en opvang in één gebouw samenkomen; waar ze letterlijk door één deur gaan. Is dit niet haalbaar, dan wordt gezocht naar effectieve tussenvormen, waarbij het bouwen aan een duurzame onderlinge relatie leidend is.

Kinderopvang en onderwijs als één team

Om meer samen te kunnen werken en elkaar proactief te kunnen versterken

‘Wat komt er kijken bij de bedrijfsvoering?’

moeten beide partijen zich kunnen vinden in een gezamenlijke visie, een gedeelde droom of ambitie. Een adviseur of procesbegeleider kan hierbij helpen. Binnen Humankind staat sinds 2021 een speciaal team adviseurs klaar om kinderopvang- en onderwijslocaties te begeleiden op hun weg naar meer samenwerking: TOOS. TOOS staat voor Team Onderwijs en Opvang Samenwerking. De TOOS adviseurs helpen schooldirecteuren, vestigingsmanagers en andere samenwerkingspartners, soms al vanaf de eerste voorzichtige aanzet tot aan de gezamenlijke nieuwbouw van een groot IKC. TOOS is een kennis-en ervaringscentrum, waar mensen terecht kunnen voor vragen en inspiratie rondom samenwerking tussen onderwijs en opvang. TOOS verbindt en vernieuwt voortdurend.

Acht bouwblokken

Omdat samen optrekken tussen onderwijs en opvang een vak apart én maatwerk is, werkt TOOS met acht bouwblokken. Ieder blok staat voor een thema dat deel uitmaakt van het proces en altijd op de agenda moet staan. Het is van belang samen de juiste vragen te stellen. Op tijd. De praktijk leert dat de juiste timing cruciaal is. De acht bouwblokken nemen beide partijen mee op weg. Als je weet wat je kunt verwachten, ga je met elkaar

nog steeds op een grote ontdekkingsreis, maar dan wel met de juiste bagage in je rugzak.

De bouwblokken, ofwel gezamenlijke gespreks- en onderzoeksonderwerpen zijn:

1 — Visie op leren en ontwikkelen

Intensieve samenwerking begint met het formuleren van een gezamenlijke visie. Een gedeelde droom dus, of ambitie. Zo creëer je verbinding en een sterk gevoel van samen

2 — Huisvesting

Ruimte(s) moet ondersteunend zijn aan de visie. Dit geldt voor nieuwe of bestaande bouw. Hoe realiseer je dit?

3 — Personeel

Mensen dragen het hele proces. Hoe betrek je iedereen? En hoe vorm je met school een integraal, multidisciplinair team?

4 — Financiën

De gedeelde visie vormt het uitgangspunt. Welke verdeelsleutel kom je overeen? Hoe werkt dit bij gecombineerde functies? Of investeringen?

5 — Organisatie en bestuur

Wie heeft of hebben de leiding? Weten we van elkaar wat er bij onze bedrijfsvoering komt kijken? Wie is verantwoordelijk voor wat?

65 B. DOOR ÉÉN DEUR

6 — Ouderbetrokkenheid

Ouders zijn de belangrijkste partners in integrale samenwerking. Vorm je een gezamenlijke OR/MR? Organiseer je voortaan ouderavonden met school én opvang?

7 — Communicatie

Elkaar, ouders en samenwerkingspartners op de hoogte houden is essentieel om ieder betrokken te houden. Tenslotte kan je het proces alleen samen tot een mooi resultaat brengen.

8 — Aanbod en ontwikkelkracht

Samen kunnen we de kinderen meer bieden qua aanbod, zoals bijvoorbeeld een mooie invulling van de Rijke Schooldag.

Rijke Schooldag

Zijn er binnen de school kinderen met achterstanden, dan kunnen pedagogisch medewerkers een passend aanbod creëren. Spelenderwijs aan de slag met motoriek, sociale vaardigheden, taal of rekenen. Daar ligt een kracht van de kinderopvang; het is voor de kinderen immers vrije tijd. Dan wil je leuke dingen doen, die tegelijkertijd leerzaam zijn. Bijkomend voordeel van het hierbij inzetten van je IKC partner, is dat een deel van de kinderen al bekend is en ook de medewerkers elkaar kennen. Zo kunnen leerkrachten laagdrempelig het beste inhoudelijke programma laten invullen,

‘Als ieder weet wat te verwachten, ga je met elkaar nog steeds op een grote ontdekkingsreis, maar dan wel met de juiste bagage in je rugzak.’

afgestemd op de behoefte van de kinderen. Mooi voorbeeld is het Fit & Fun team van Humankind in Enschede en Weert. Dit team bestaat uit een groep sportieve medewerkers, die na schooltijd extra leuke sport- en spelactiviteiten verzorgen. Of Eisvrij in Rotterdam, waar kinderen onder schooltijd hun omgeving ontdekken door mee te doen bij de autogarage, het advocatenkantoor of de bakkerij. Ervaringsgericht op ontdekking.

Samenwerking als aanjager van kindontwikkeling

Veel is mogelijk, als beide partijen met enthousiasme hun commitment uitspreken. Samen kunnen we kinderen een compleet en doordacht palet aan ontwikkelkansen bieden. Een doordeweekse dag wordt niet alleen leuker, maar is nóg breder van waarde voor de ontwikkeling van het kind als school en opvang samenwerken. Nabij en in gelijkwaardigheid. Ook werk maken van samenwerking? TOOS denkt graag met je mee! B www.humankind.nl/onderwijs

*Humankind kinderopvang en -ontwikkeling is de grootste niet-commerciële organisatie voor kinderopvang en -ontwikkeling in Nederland. Haar pedagogische visie is gebaseerd op humanistische waarden. Humankind gelooft in optimale groei en bloei van ieder kind. In een samenleving waarin zorg en respect voor de leefomgeving belangrijk zijn. Voor mens en natuur. Voor elk individu en voor elkaar. Nu en in de toekomst. Humankind innoveert, stimuleert, faciliteert en brengt betrokken partijen samen om de cirkel rondom het kind en de ouders te versterken. Dat doet ze zowel lokaal als landelijk. De meer dan 500 locaties worden dagelijks bezocht door circa 30.000 kinderen.

Literatuur

Ruben Fukkink, Pauline Slot, Merel Breedeveld & Loes Leistra

De peuter-kleuter-groep: Peuters, kleuters, leerkrachten en pedagogisch medewerkers in beeld Mei 2023

Die ene dag in het leven

Nog drie weken en vanaf dan gaat Bas iedere dag naar groep 1. Hij is bijna 4 en kan niet wachten. Al weken, misschien wel maanden, kijkt hij ernaar uit voor het eerst naar de grote school te gaan. Ondanks de twee dagdelen oefenen, vindt hij het wel héél spannend. Gelukkig kent hij een paar nieuwe klasgenootjes.

Bas van bijna 4 gaat al langer mee dan vandaag. Hij kent het gebouw, weet waar zijn groep zit, heeft zijn juf ook al op de kinderopvang gezien en kent meer dan de helft van zijn nieuwe klasgenootjes. Niet alleen van het schoolplein. Ze doen al van alles samen. Bang? Waarvoor zou Bas nog bang moeten zijn?

66 B. ONTWIKKELING

Out door educa tion:

Spelenderwijs leren in de open lucht

Er is iets vreemds aan de hand. We zijn ons steeds meer bewust van een gezonde levensstijl, waarin beweging, natuurlijk daglicht en frisse buitenlucht belangrijk zijn. En toch zien we onze leerlingen nog altijd het liefst netjes achter hun schoolbanken zitten tijdens de les. Spelen en ravotten doen ze maar in hun vrije tijd. Of tijdens de speeltijd als het echt moet, zolang ze de klas maar niet vuil maken met hun modderschoenen.

FILLIP MENNES
FOTO'S: JITTE CORNELISSENS 67 B. OUTDOOR EDUCATION

Is deze strikte verdeling tussen schooltijd en speeltijd nog van deze tijd?

En indien niet, hoe kunnen we daar binnen de schoolmuren verder mee aan de slag?

In dit artikel doen we een oproep voor een onderwijssysteem waarbij cognitie, emotie en beweging niet los van elkaar staan maar innig met elkaar worden vervlochten. We doen een oproep tot ‘outdoor education’: een klaslokaal zonder muren, waarin kinderen leren, spelen en groeien in frisse buitenlucht.

Vrij spel

Velen van ons zien spelen als iets frivools en bijna doelloos, terwijl we leren zien als ernst, focus en hard werken. Toch wijzen steeds meer studies uit dat spelen niet alleen leuk is, maar ook een essentiële bouwsteen in het leerproces (Zosh et al., 2017).

Wanneer kinderen (en ook volwassenen) spelen zijn ze betrokken, ontspannen en uitgedaagd – allemaal cruciale elementen die we associëren met effectief leren. Spel is een veilig experiment waar we ideeën uitproberen, theorieën testen, empathie ontwikkelen, communiceren en sociale vaardigheden ontwikkelen. Het is boeiend experimenteerveld vol met emotionele, sociale en cognitieve elementen die het leren krachtig onderbouwen (Mardell et al., 2023).

“Spel is een motortje dat ons leren voortstuwt”

Wat doen kinderen het liefst? Spelen! Dat is niet zomaar, spel zit immers in onze genen. Er loopt, zwemt, vliegt of kruipt op aarde geen enkele andere diersoort rond die zo’n lange jeugd en ouderzorg kent als de mens. Die lange ‘speel’tijd is er niet voor niets; dit is een evolutionaire strategie die de mens een groot voordeel oplevert. Het stelt ons in staat om dingen te leren, complexe structuren op te bouwen, sociale interacties aan te gaan en cultuur te genereren (Martens, 2019).

Spel is een motortje dat ons leren voortstuwt. Wanneer het echter te weinig vrij beweegt, begint het te sputteren, wat tal van nadelige gevolgen heeft. Wetenschappelijke studies bij ratten en apen tonen aan dat verminderd speelgedrag kan leiden tot minder sociaal-cognitieve en motorische vaardigheden (Sergio et al., 2023; Heintz et al., 2017).

Spelen in de klas?

Maar hoe krijgen we spelen ingepland in een overvol lesrooster?

Wij hebben als leerkrachten immers doelen te behalen en staan onder een strak tijdschema. We mogen spel echter niet zien als een verplicht nummer, een zoveelste extra bal om in de hoogte te houden, maar eerder als een frisse benadering van onderwijs. Een manier om leren weer boeiend en betekenisvol te maken op

↑Leerlingen van het 6de leerjaar gaan aan de slag met geometrische vormen en procenten. Ze krijgen de opdracht om met stokken een vierkant af te bakenen met zijden van 3,40 meter. Daarna krijgen ze de opdracht om 25% van het vierkant te vullen met materialen die ze zelf bijeenzoeken op de speelplaats. De leerlingen grijpen spontaan naar meetinstrumenten om de lengtes van de verschillende stokken te meten en zetten spontaan procenten om in breukvorm. Ze zijn betrokken, werken samen én tonen enthousiasme en creativiteit.

↑Leerlingen van het eerste leerjaar oefenen letters in. Aan de ene kant van de speelplaats plaats je een bakje met houten balletjes waarop letters staan, aan de andere kant van de speelplaats zet je een houten stokje. De leerlingen lopen beurtelings (in verschillende groepjes) van de ene kant van de speelplaats naar de andere kant om de balletjes op het stokje te rijgen. Tijdens deze oefening koppel je beweging aan het stimuleren van fijne motoriek en het inoefenen van letters. Nadien herhaal je buiten of terug in de klas de verschillende letters. De leerlingen zetten dit vast in hun werk- of buitenschrift.

68 B. ONTWIKKELING
“Via outdoor education creëren we een krachtige leeromgeving die aansluit bij de natuurlijke

leerwijze van kinderen”

een manier die aansluit bij de natuurlijke manier van leren van onze kinderen. We zien het eerder als een spelletje ruilhandel tussen strak uitgestippelde lessen en een vrijere meer ongedwongen setting.

Want door spel en leren te koppelen, vermijden we weerstand en verbinden we leren met vreugde en plezier. En dat is geen slechte zet want uit neurologisch onderzoek weten we immers dat emoties onze hersenen (positief) beïnvloeden. Ze verhogen de dopamine, wat ons geheugen, aandacht, creativiteit en motivatie positief kan stimuleren (Berry et al., 2018).

Outdoor education

We slaan de bal dus mis wanneer we te eenzijdig inzetten op inhouden (en cognitie). Spel, plezier en emoties zijn helemaal niet in strijd met leren maar versterken het juist. Een onderwijsmethode die inzet op outdoor education komt hieraan tegemoet. Bij outdoor education verplaats je een deel van je les naar buiten, op een grijze speelplaats of in een groene omgeving. Het doel hierbij is om de leerstof te activeren en de betrokkenheid te vergroten. Om interactief en betekenisvol leren centraal te stellen, in een vrije meer ongedwongen spelrijke setting maar wel met een duidelijk doel. Is dit geen geweldige katalysator voor effectief leren? (Hirsh-Pasek et al., 2015)

Er zijn maar liefst zestien verschillende vormen van spel. Van fantasiespel en rijmspel tot constructiespel, elke vorm biedt unieke kansen om spel in het onderwijs te integreren. Outdoor education gebeurt dus niet alleen door vrij spel, maar ook wanneer leerkrachten de omgeving structuren in de richting van een bepaald leerdoel.

Via outdoor education creëren we een krachtige leeromgeving die aansluit bij de natuurlijke leerwijze van onze kinderen. Stel je voor dat leren niet zou aanvoelen als last en verplichting, maar als iets natuurlijks, boeiends en vreugdevols.

↓Leerlingen van het 3de leerjaar geven wc-rolletjes door via een touw dat ze gezamenlijk vasthebben. Op de wc-rollen staan categoriewoorden waar ze individueel en klassikaal verkleinwoorden van maken. Elke leerling zegt het verkleinwoord hardop wanneer zij of hij de wc-rol doorgeeft. Nadien zetten ze de leerstof vast door enkele verkleinwoorden (bijvoorbeeld met verdubbeling van klinker) te herhalen; de leerlingen schrijven ze op hun leitje, via stoepkrijt op de speelplaats of in hun buitenschrift.

↓Leerlingen van het 3de leerjaar maken natuurtaarten. Er wordt slechts weinig instructie gegeven, maar de leerlingen gaan snel en gericht aan de slag. De taarten die ze maken zijn origineel, creatief en vaak ook symmetrisch. Nadien maken we een opstapje naar breuken door de taarten in twee, drie of vier stukken te verdelen.

In september verschijnt er een praktijkboek over outdoor education bij uitgeverij SWP met een honderdtal concrete activiteiten om buiten op een speelse maar betekenisvolle manier aan de slag te gaan met wiskunde, taal, wereldoriëntatie en muzische vorming. Hiernaast alvast enkele voorbeelden. B. Voor geraadpleegde literatuur, zie qr-code

Over de auteur Filip Mennes is lerarenopleider en onderzoeker aan de Odisee Hogeschool. Hij werkte mee aan de projecten Beestenbril en Ecozoo.

Lees meer en bestel Outdoor education via swpbook.com/2610. 69 B. OUTDOOR EDUCATION

Wij willen samen lezen

70 B. ONTWIKKELING BEA POMPERT

Lezen is voor veel leerlingen een ‘schools kunstje’. Je moet het beheersen en door middel van toetsen word je erop afgerekend. Dat afrekenen gebeurt op snelheid, accuratesse en kennis van leesstrategieën. Waar het bij lezen echt om gaat, raakt buiten beeld. Genieten van verhalen, ‘verdwalen’ in een spannende roman, diep nadenken over een interessant onderwerp en op persoonlijke wijze betekenis geven aan wat je leest, daar ligt de essentie.

Er is in ons land werk aan de winkel als het gaat om het leesonderwijs op de basisschool. Boeken en langere teksten lezen blijkt vandaag de dag een minder vanzelfsprekende culturele bezigheid te zijn, terwijl de eisen voor deelname aan onze samenleving op het gebied van geletterdheid toenemen. Bijna een kwart van de schoolverlaters in Europa kan niet aan deze eisen voldoen (Garbe, 2015).

Op de basisscholen zien wij een daling van de leesvaardigheid en problemen bij lezen met begrip en leesmotivatie. Onderzoek laat zien dat nogal wat leerlingen echt afhaken en zelfs leesaversie ontwikkelen (Nielen & Bus, 2016).

In dit artikel gaat het over een leesaanpak waarbij de leerkracht de vele kanten van haar leesonderwijs breed en inhoudsrijk opvat. Leesactiviteiten zijn gezamenlijke activiteiten verbonden aan de thema’s en kwesties die spelen in de klas, waarbij leesmotivatie, leesbegrip en technisch lezen samengaan bij het lezen van goede boeken en teksten. Gesprekken voeren en teksten schrijven horen daar altijd bij (Pompert, 2022).

Opa Dirk

In groep 3-4-5 van leerkracht Martine doen de leerlingen onderzoek naar hun eigen woonomgeving. Wat valt er veel te leren over wat er in de sociaal-culturele werkelijkheid gebeurt. Een van de aspecten die aan bod komen is de natuur om ons heen. Wat groeit en bloeit er in onze buurt? De groep maakt een wandeling en zo komen interessante onderwerpen de groep in, zoals: wat groeit er in de vaart? Welke dieren leven er? Welke activiteiten worden er uitgevoerd?

Er wordt ook naar de tuinen gekeken en er worden gesprekken gevoerd over onder andere tuinonderhoud en de moestuin. Het verhaal van Noor maakt grote indruk. Opa Dirk heeft bijen in zijn tuin. Ze vertelt er heel enthousiast over en haar klasgenoten raken nieuwsgierig.

Martine besluit er een thema voor de klas van te maken. De leerkracht ziet kansen om bij het bijenthema niet alleen de conceptuele kennis van haar leerlingen uit te breiden, maar ook haar lees- en schrijfonderwijs hieraan te verbinden.

Zij bouwt een reeks betekenisvolle activiteiten op. Een reeks van hands-on activiteiten, gespreks- en lees-schrijfactiviteiten die verdiepend werken en leesmotivatie bevorderen door intensieve aandacht voor de inhoud. De kinderen ‘duiken’ in het onderwerp en in verhalen en teksten.

Honing proeven

Nadat Noor heeft verteld over de bijen van haar grootvader, komt er van alles bij de leerlingen naar boven in tweegesprekken die zij met elkaar voeren. In de groep wordt uitgewisseld en ontstaan de eerste flaps, één met zaken die de kinderen al snappen of weten en één met vragen die zij hebben. Vervolgens leest Martine enkele stukken voor uit het bijenboek, en bespreken ze dit met elkaar. Zo wordt duidelijk dat bijen voor twaalf lepeltjes honing wel een afstand vliegen net zo lang als anderhalf keer rond de aarde. Na deze eerste oriënterende activiteiten gaat de groep honing proeven. De leerlingen proeven acht verschillende honingsoorten. Dikke, dunne, van de imker, uit de supermarkt, van bloemen, kruiden en van heide gemaakt. De kinderen proeven en vertellen elkaar wat hen opvalt en wat ze te weten komen als ze de etiketten lezen. Opnieuw gaat het over de relatie honingbijen, honing, de

“Samen praten over wat je leest, elkaar enthousiast maken voor een verhaal: het zorgt voor leesmotivatie en beter leesbegrip”
71 B. WIJ WILLEN SAMEN LEZEN
“Het aan elkaar verbinden van lezen en schrijven zorgt voor beter tekstbegrip en rijkere geschreven teksten”

imker en de consument.

Concepten worden herhaald, opnieuw gebruikt en verdiept met andere betekenisaspecten, zoals dat je verschillende smaken proeft met je papillen op je tong. Maar ook over verschillende soorten honing en gebruik in thee en gerechten en… honing gezonder dan suiker?

boeken op E5. Een brede range is nodig in haar groep baar opgesteld en altijd goed te vinden.

boeken op E5. Een brede range is nodig in haar groep 3-4-5. Alle boeken en teksten zijn in de klas zichtbaar opgesteld en altijd goed te vinden.

Samen

lezen

Lezen is geen individueel leerproces. Je hebt de ander nodig om je leeservaringen te delen en van daaruit diepere betekenissen te verkennen en meerdere perspectieven te ontrafelen.

enthousiast

Alle nieuwe woordbetekenissen worden vastgelegd in hun themaschrift of op flaps. Zo worden de leerprocessen gearchiveerd (Van Oers, 2021) en bestendigd.

Samen praten over wat je leest of gelezen hebt, elkaar enthousiast maken voor een verhaal, boek of tekst, dit alles zorgt voor leesmotivatie (Chambers, 2012) en beter leesbegrip (Houtveen, Van Steensel & De la Rie, 2019).

Goede boeken en pittige teksten

Bij illustraties en foto’s schrijven de leerlingen teksten over hun nieuw opgebouwde kennis.

Dagelijks wordt er gelezen in boeken die horen bij het thema. De leerkracht leest voor, de leerlingen snuffelen in het rijke aanbod en lezen zelf in rijke, authentieke, goed geschreven boeken en teksten. Bij het thema passende informatieve teksten en ook verhalen, gedichten, interviews en reportages. Elke leerling kan een keuze maken. Zelf je boeken leren kiezen maakt echt uit. De betrokkenheid neemt toe, de intrinsieke motivatie ook, waardoor leerlingen meer en verdiept lezen. Leerlingen kunnen altijd iets van hun gading vinden op twee niveaus: op hun zelfstandig leesniveau (lekker doorlezen, geboeid verder gaan) en boven hun niveau (lezen in een kleine groep samen met de leerkracht).

Leerkracht Martine biedt natuurlijk ook boeken en teksten aan die niet per se bij het thema passen. Voor haar groep diverse boeken voor starters tot en met

Leerkracht Martine organiseert daartoe onder andere het expertlezen in haar groep. Expertlezen is een leesactiviteit waarbij leerlingen teksten kiezen en lezen bij vragen en kwesties die spelen bij het thema. Na het lezen vertellen ze aan elkaar waarover ze gelezen hebben en wat ze te weten zijn gekomen. Ze gaan met elkaar in gesprek over wat ze als groep interessant vinden. Ze hebben elkaars inbreng nodig om verder te komen. Martine heeft twee filmpjes bekeken met de groep over het werk van de imker. Na het gesprek over de filmpjes maakt de groep een lijstje met vragen en dingen die nog het bespreken waard zijn. Daarover gaat de groep lezen.

De leerkracht presenteert vier teksten waaruit gekozen kan worden. Daarbij heeft ze gelet op kwaliteit en niveau. De leerlingen kiezen hun tekst zelf en gaan lezen. Na het lezen vertellen de kinderen in tweetallen of kleine groepen over hun tekst. Hierna nodigt Martine alle kinderen uit in de kring. Nu wordt uitgewisseld en worden belangrijke zaken genoteerd, getekend op flaps en in het themaschrift. Nieuwe woorden worden opgenomen in eerdere woordvelden of mindmaps.

Schrijverschap

We zien al dat lezen veel meer is dan lezen alleen. Het is wereldverkenning, taaldenken ontwikkelen, narratieve vaardigheden en mondelinge taal verbeteren. Schrijven speelt hierbij een belangrijke rol. Het aan elkaar verbinden van lezen en schrijven zorgt voor beter tekstbegrip en rijkere geschreven teksten. Daar zijn de leerlingen in de kleutergroepen al mee begonnen. In spelactiviteiten hebben ze krabbelboodschappen geschreven en hun eigen spelling ‘uitgevonden’. Het gebruiken en teruglezen van hun eigen teksten zijn begrijpelijke contexten voor het stimuleren van

72 B. ONTWIKKELING
is

alfabetische geletterdheid in de overgang van groep 1-2 naar 3. Martine gaat hierop in haar groep door. Zij ontwerpt bij het thema verschillende interessante schrijfactiviteiten. Het verbinden van schrijven aan lezen biedt leerlingen voordelen. Beide zijn communicatieve activiteiten, waarbij er sprake is van actieve betekenisverlening over genre, inhoud en de gebruikte taalkenmerken.

Bij het bijenthema schrijven de leerlingen onder andere een verslag van het bezoek aan de imker en het bijenmuseum, informatieve teksten over het leven van bijen, het maken van honing en bijenwas, antwoorden op vragen (en een quiz) en uitnodigingen voor de presentaties bij de thema-afsluiting.

Bij het schrijven van teksten organiseert de leerkracht rijke interacties. Ook schrijven hoef je niet alleen te doen. Voor het schrijven komt de groep in tweegesprekken op verhaal en worden het genre en het doel verkend en bepaald. Tijdens en na het schrijven worden teksten en tekstfragmenten gelezen en besproken met elkaar. Als leerlingen elkaar feedback geven vanuit de lezerskant werkt dat motiverend en werken de leerlingen met aandacht aan een betere versie (Bouwer & Van der Veen, 2022).

De leerkracht levert!

Martine beweegt zich op verschillende manieren als bepalende ‘eerste auteur’ in dit verhaal. Zij zorgt voor kwaliteit in het aanbod, helpt de leerlingen bij het selecteren van boeken en teksten, begeleidt de gesprekken en de lees- en schrijfactiviteiten, zodat alle leerlingen gemotiveerde, strategische lezers en schrijvers worden. Haar instructies sluiten aan bij de motieven, voorkennis en interessen van de leerlingen en zorgen tegelijkertijd voor uitdaging en ontwikkeling. Instructies zijn ingebed in het betekenisvolle verhaal van leerlingen en zijn functioneel en begrijpelijk. Ook in de bovenbouw blijft leesmotivatie van belang. Het hebben van een positieve leesverwachting vraagt bij oudere leerlingen zeker ook aandacht van de leerkracht.

Leerkrachten ondersteunen hun leerlingen bij het kiezen van boeken door voor te lezen, boekenkringen en boekenclubs te organiseren naast en bij het thema in de klas.

In de ban van…

Leerkracht Roos leest haar groep 8 voor uit De tunnel van Anna Woltz. Het past in de tijd, de maand mei waarin wij oorlogsherdenkingen organiseren. De tunnel gaat over de Tweede Wereldoorlog en speelt zich af in Londen. Elke nacht schuilen mensen in de metro. Daar diep onder de grond leren vier jongeren elkaar goed kennen en gaan voor een stuk hun levens delen en bepalen.

De leerlingen raken in de ban van het verhaal, lezen recensies van andere lezers, praten met elkaar over hun gevoelens en ideeën bij dit boek.

Roos haalt meer titels van Anna Woltz de groep in. Er worden groepjes gevormd van leerlingen die hetzelfde boek gaan lezen: Gips, Alaska, Mijn bijzonder rare week met Tess en Honderd uur nacht. De leerkracht leert haar leerlingen hoe zij met elkaar in gesprek kunnen gaan. De gesprekken beginnen met aan elkaar te vertellen wat ze mooi, spannend, ontroerend, raar of naar vinden.

Deze basisvragen brengen het gesprek op gang. Daarna kunnen verdiepende vragen gesteld worden, bijvoorbeeld over de hoofdpersoon, de omstandigheden, karakter en keuzes (Chambers, 2012).

Bijvoorbeeld: wat doet dat jou als lezer? De leerlingen gaan van elkaar begrijpen wat hen raakt, dat perspectieven kunnen verschillen en hoe verbeeldingskracht werkt.

Dit praktijkvoorbeeld laat zien hoe het lezen van romans oudere leerlingen kansen biedt om zich in te leven in anderen, en mee te leven met beslissingen en keuzes van personages. In het verhaal en al pratend hierover met klasgenoten kunnen ze genieten van verschillen in opvattingen en perspectief hierover.

Leerkrachten Martine en Roos hebben bij hun lees- (en schrijf)onderwijs steeds voor ogen dat de groep ertoe doet. Zij zorgen voor een rijke leeromgeving waarbij leerlingen veel inbreng hebben en zelf keuzes kunnen maken voor teksten en boeken. En zij verbinden hun leerlingen aan elkaar, zodat lezen een gezamenlijke activiteit wordt, waaraan iedereen mee kan doen omdat het samen mag! B.

Over de auteur

Bea Pompert is werkzaam als nascholer en onderwijsontwikkelaar bij De Activiteit, landelijk centrum voor ontwikkelingsgericht onderwijs.

Voor geraadpleegde literatuur, zie qr-code

Dit artikel verscheen eerder in het vakblad Pedagogiek in Praktijk (PiP). Na dit artikel nieuwsgierig geworden naar PiP? Doe dan mee met de winactie op pagina 112 en maak kans op een jaarabonnement. Of kijk voor meer informatie op www.pedagogiek.nu.

73 B. WIJ WILLEN SAMEN LEZEN

Pak laaggeletterdheid preventief aan!

Geletterdheid stimuleren met een prentenboek

Laaggeletterdheid is een groot maatschappelijk probleem. Nog steeds loopt ten minste een op de tien kinderen het risico als laaggeletterde de maatschappij in te gaan. Een preventieve aanpak is dus van wezenlijk belang. Als pedagogisch amedewerker of leerkracht moet je daarom veel aandacht besteden aan het stimuleren van geletterdheid. Dit kun je bijvoorbeeld doen met het prentenboek Alfje, het letterbeest.

REDACTIE BASISSCHOOLMAGAZINE

Alfje, het letterbeest inspireert kinderen bij het leren van letters en bij het leren lezen’, vertelt Maria Hetty van den Berg, taalkundig onderwijsspecialist, gericht op preventie van laaggeletterdheid. ‘Als je een prentenboek voorleest, breng je meer over dan het verhaal zelf. Bij een aansprekend prentenboek identificeren kinderen zich met de hoofdpersoon. Ze leven zich in en dat verrijkt hun emotionele wereld. Net als Alfje voelen kinderen zich groeien als ze letters of woordjes lezen. Dat verhoogt onbewust de leeren leesmotivatie op een aansprekende manier. En daardoor worden ook de kleintjes letterbeestjes’, zegt zij met een grote glimlach op het gezicht. ‘Daarnaast is Alfje, het letterbeest uitermate geschikt om alle facetten van geletterdheid te stimuleren.’

Taalbewustzijn en alfabetisch principe

‘In het avontuur van Alfje, dat op rijm is geschreven, komt de essentie van het alfabetisch principe naar voren’, legt Van den Berg uit. ‘Alfje legt namelijk de relatie tussen letters en klanken, en vormt van de klanken een woord, kortom: hij leest! Dit maakt kinderen bewust van het alfabetisch principe, het belangrijkste aspect van geletterdheid voor lezen en schrijven.’

74 B. ONTWIKKELING

Van den Berg wijst er vervolgens op dat stimulering van geletterdheid plaatsvindt in vier domeinen:

1 — leesplezier, boekoriëntatie en verhaalbegrip;

2 — functies van schrift;

3 — taalbewustzijn en alfabetisch principe;

4 — digitale geletterdheid.

‘Door het voorlezen van het prentenboek Alfje, het letterbeest stimuleer je vanzelf de eerste drie domeinen’, vervolgt Van den Berg. ‘En het vierde domein kan aan bod komen door digitaal met Alfje te communiceren.’

Letterstad in de klas

‘Je kunt dit prentenboek goed gebruiken als startpunt voor een groot project geletterdheid’, aldus Van den Berg. ‘Dat kan door na herhaald en interactief voorlezen. Je start dan een communicatie met de letter- en leesbeesten in Letterstad. Je kunt Alfje bijvoorbeeld via een brief of e-mail contact laten opnemen met allerlei vragen aan de kinderen over letters en lezen. Dat stimuleert het taalbewustzijn én het biedt kinderen de mogelijkheid om hun eigen leerproces in kaart te brengen. Denk aan vragen van Alfje als: welke letters kennen jullie al? Welke

Over de auteur

Na vier jaar taalonderzoek aan de UvA, startte Maria Hetty van den Berg in 1991 haar eigen tekstbureau. Sindsdien heeft ze in opdracht van educatieve uitgeverijen allerlei lesmateriaal ontworpen en geconcretiseerd, waaronder een taalen spellingmethode voor het primair onderwijs, genaamd Pit. Daarin worden leerlingen voorbereid op het vervolgonderwijs én de maatschappij, doordat de benodigde basisvaardigheden gekoppeld zijn aan maatschappelijke taaltaken. Denk hierbij aan het lezen van een bijsluiter, luisteren naar uitleg, informatie aanvragen of een formulier invullen.

Van den Berg is ook auteur van Liefde voor letters en lezen: Handboek stimulering geletterdheid – 0 tot 7 jaar. Recent verscheen van haar hand Alfje, het letterbeest, een uniek boek dat kinderen van 3 tot en met 7 jaar op een speelse manier stimuleert en inspireert letters te leren en te gaan lezen.

“Het is onacceptabel en onnodig dat in ons welvarend land nog steeds zoveel kinderen buiten de boot vallen”
75 B. ALFJE
“Kinderen voelen zich groeien als ze letters of woordjes  lezen”

letters vinden jullie moeilijk? Welke lievelingsletters hebben jullie? En de kinderen kunnen natuurlijk ook vragen stellen aan de letter- en leesbeesten in Letterstad over hun letter- en leesbestaan, over hoe ze wonen en wat ze doen. Van zon project leren de kinderen ontzettend veel. Dat is onontbeerlijk voor het technisch en functioneel lees- en schrijfproces. Bovendien kun je er nog allerlei andere geletterde activiteiten aan koppelen, zoals het maken van letterboekjes voor de letterbeesten, een leesbeest (een knuffel) in de klas laten logeren aan wie de kinderen gaan voorlezen, of een letterfeest op school houden met een keur aan letteren leesactiviteiten, want het einde van het prentenboek nodigt daartoe uit.’

Kans op laaggeletterdheid verkleinen

Van den Berg vertelt tot slot waarom zij Liefde voor letters en lezen schreef. ‘Laaggeletterdheid is een steeds groter wordend probleem. Dat in ons welvarend land nog steeds zoveel kinderen buiten de boot vallen, is onacceptabel en ook onnodig. Daarom heb ik Liefde voor letters en lezen geschreven. Ik wilde met dit boek en de bijbehorende website (met talloze gerichte activiteiten) een bijdrage leveren aan de basis van geletterdheid en daarmee de kans op laaggeletterdheid wezenlijk verkleinen.’ Lees meer over Maria Hetty van den Berg via maria-hetty-van-den-berg.nl B.

Het prentenboek: Alfje, het letterbeest

Alfje, het letterbeest is een rijk geïllustreerd prentenboek voor kinderen van 3 tot en met 7 jaar. Het verhaalt Alfjes zoektocht naar zijn familie. En hoewel hij zich bij verschillende dieren thuis waant, gebeurt er steeds iets wonderlijks: als hij letters leest, als hij een woordje leest en als hij een paar woordjes in één keer leest, dan GROEIT hij!

Lees meer en bestel het boek via swpbook.com/2600.

Dit boek winnen? Kijk snel op pagina 112!

Tekstloze versie met een samenvatting in acht talen Naast de hardcover is er ook een tekstloze versie verschenen met acht extra prenten. Deze tekstloze e-versie is bedoeld voor iedereen die het avontuur van Alfje in zijn eigen woorden wil vertellen in een andere taal dan het Nederlands. Bij de e-versie, die geschikt is voor alle apparaten, zit een samenvatting van het verhaal in acht talen: Nederlands, Engels, Duits, Frans, Turks, Marokkaans-Arabisch, Oekraïens en Portugees.

Lees meer en bestel de tekstloze e-versie via swpbook.com/2635.

76 B. ONTWIKKELING

Zelfeguren re

Ga op reis, klauter omhoog en ontdek hoe je leert!

Grip op het eigen leerproces zorgt bij leerlingen voor meer leerplezier én ­resultaat. Daarvoor is het belangrijk dat ze zelfregulerende leervaardigheden ontwikkelen. Leerkrachten kunnen hen daarbij op een speelse manier begeleiden.

MIRJAM ZWAAN
77 B. ZELFREGULEREND LEREN

Enthousiast worden van het ontdekken van de wereld om je heen is belangrijk in het leerproces. Denk aan een kleuter die hoort dat een paard soms een zadel op zijn rug heeft, maar een regenworm altijd. Een leerling die alles wil weten over de dinosaurussen en ontdekt dat deze DNA delen met onze huidige kippen. Of een leerling die ontcijfert hoe de code van ons alfabet werkt en voor wie een wereld opengaat. Leerplezier helpt om actief de wereld te ontdekken, dus kennis en vaardigheden te ontwikkelen, en door te zetten als iets niet direct lukt. Het is als raften door een wilde rivier zonder kopje onder te gaan of het weidse uitzicht na een klimtocht. Leren is echter niet altijd (direct) leuk. Een leerling voor wie die tekens met stokken en bolletjes ondanks oefenen een geheimschrift blijven. Tafelsommen waarvan het antwoord niet vanzelf in een hoofd naar boven komt, ondanks het dagelijkse oefenen. Een leerling die ervaart zijn creativiteit niet kwijt te kunnen omdat de woorden volgens regels geschreven worden, terwijl anderen je verhaal best begrijpen als ze hardop zeggen wat je schreef. Het leerlandschap voelt dan eerder als een moeras waarin je niet meer durft te bewegen of een dicht bos waar geen zonlicht doorheen komt.

De metafoor van het leerlandschap

Motivatie gaat om het in beweging komen, to be moved, om iets te doen. Sommige leerlingen helpt het om het einddoel van de reis te weten. Hoe ziet het er daar uit en waarom is het leuk om daarheen te reizen? Tussenstops op de reis kunnen motiverend zijn. Het geeft vertrouwen dat het einddoel behaald kan worden. Even genieten van de al afgelegde reis en ontspannen voor de start van de volgende etappe. Elkaar verhalen vertellen over de ontberingen onderweg en hoe deze zijn overwonnen. Trots zijn op wat er is bereikt en welke ervaring is opgedaan. De metafoor van een leerlandschap kan leerlingen ondersteunen om woorden te geven aan hun leerervaring. Het geeft de leerling erkenning, want het is zwaar

om recht omhoog te klauteren naar de top van de berg. Het geeft ook nieuwe inzichten. Wat heeft de leerling nodig om verder te komen? Is er weleens geoefend in een klimhal of kan een kliminstructeur vanaf de grond tips geven waar houvast is voor een hand of voet?

Als leerlingen niet meer bewegen of als ze erg lang op een bankje naast de weg genieten van het uitzicht, kan dit te maken hebben met hun motivatie. Het kan ook zijn dat ze hun wandelstokken niet kunnen vinden in hun bagage en dat hun tas anders ingepakt mag worden. Of dat ze de weg niet meer weten en even een stukje willen meerijden met de bus. Het leerproces omvat naast motivatie (hoe ziet het landschap eruit?) ook cognitieve strategieën (hoe neem ik de bagage aan kennis mee?), organisatiestrategieën (welk vervoermiddel is passend bij mijn reis?), metacognitieve kennis (wat is het uitzicht vanuit jouw verkeerstoren?) en metacognitieve strategieën (welke route

stippel je uit naar de stip op de horizon?). De metafoor van het leerlandschap gaat over het ontwikkelen van zelfregulerende leervaardigheden. In dit artikel worden voorbeelden gegeven hoe aan de hand van een metafoor met leerlingen de zelfregulerende leervaardigheden bespreekbaar gemaakt kunnen worden.

Zelfregulerende leervaardigheden

Het ontwikkelen van leervaardigheden of leren om te leren zijn begrippen die aandacht hebben in het onderwijs. Naast het vergroten van kennis, willen leerkrachten dat hun leerlingen grip krijgen op het proces van leren. Zelfregulerende leervaardigheden zorgen ervoor dat een leerling zichzelf kan aansturen in het leerproces en niet meer volledig afhankelijk is van zijn omgeving, zoals een fijne leerkracht. Binnen het proces van zelfregulerend leren zetten leerlingen gericht strategieën in om doelen te behalen, heb-

78 B. ONTWIKKELING

ben ze controle over hun emoties, denken en gedrag en reflecteren ze op het proces.

Een goede inzet van zelfregulerende leervaardigheden zorgt ervoor dat een leerling doelgericht, autonoom en effectief kan leren.

Een leerkracht speelt een belangrijke rol in het begeleiden van een leerling naar het ontwikkelen van zelfregulerende leervaardigheden. Metaforisch gezien vervult de leerkracht de rol van reisleider in een nieuw gebied van een land waar hijzelf al vaker is geweest. De leerling en leerkracht gaan samen op reis in dit nieuwe gebied, het leerlandschap van deze leerling. Ze ontdekken welke vervoermiddelen passend zijn in de verschillende landschappen met moerassen, dichte bossen, dorpjes en bergen en hoe alle bagage het best meegenomen kan worden. Om overzicht te houden reizen de leerkracht en leerling met behulp van een persoonlijk reisplan en beklimmen ze de verkeerstoren.

Een paar voorbeelden

Leerkracht Maaike bespreekt met een groepje leerlingen hoe ze de voortoets van rekenen hebben gemaakt. Ze legt uit wat de stip op de horizon is aan het eind van dit blok en nodigt de leerlingen uit om na te denken over hun route. Maaike vraagt de leerlingen om te bekijken welke onderdelen van dit blok nog aandacht vragen: wat zijn de doelen? Wat weten ze al van deze onderdelen: wat is de startpositie? Hoe willen de leerlingen werken aan de doelen; doen ze mee met (extra) instructie of hebben ze een ander plan: hoe ziet de route eruit? Sara ziet dat ze nog fouten heeft gemaakt in het cijferend rekenen en wil meedoen met de instructie.

Nadhir heeft vandaag gehoord dat zijn klas de komende weken op dinsdagmiddag gaat werken aan een presentatie. Vandaag heeft zijn meester verteld wat de

bedoeling is (de stip op de horizon).

Bij een onderwerp dat hij interessant vindt, mag Nadhir vier vragen bedenken waarop hij nu nog geen antwoord heeft. Met behulp van een powerpoint geeft hij de klas het antwoord op de vragen. De meester vraagt alle leerlingen om hun route uit te stippelen voor deze opdracht.

Nadhir maakt een plan hoe hij gaat starten (de route tot de tussenstop).

Hij gaat eerst kijken op de website van Het Klokhuis naar een onderwerp waarin hij zich wil verdiepen. Dan maakt hij een mindmap waarin hij opschrijft wat hij al weet. Daarna gaat hij vragen bedenken. Misschien vraagt hij zijn ouders om te helpen brainstormen.

Nadhir begint enthousiast met het bekijken van filmpjes op de website van Het Klokhuis en vertelt thuis over allerlei mogelijke onderwerpen. De derde week ziet zijn leerkracht dat Nadhir nog steeds zoekend is naar een onderwerp. Hij vraagt Nadhir hoe het gaat en die vertelt dat hij steeds weer een ander leuk onder-

Zelfregulerend leren in het leerlandschap

Metacognitieve strategieën:

Welke route heb jij uitgestippeld naar de stip op de horizon?

Metacognitieve kennis:

Wat is het uitzicht vanuit jouw verkeerstoren?

Motivatie:

Hoe ziet het leerlandschap er voor jou uit?

Organisatiestrategieën:

Welke vervoermiddelen passen bij deze reis?

Cognitieve strategieën:

Hoe neem jij alle bagage en souvenirs mee?

“Tenst p de ei un moren ij” 79 B. ZELFREGULEREND LEREN
“He rae me hulp va e meafr help o me afsan e ijke

werp vindt. De leerkracht concludeert samen met Nadhir dat er nog veel te ontdekken valt in de wereld en stelt voor om de verkeerstoren van het leerlandschap van Nadhir te beklimmen. Vanuit de verkeerstoren is goed te zien wat zijn sterktes zijn en hoe hij verder kan reizen. Ze bespreken dat Nadhir veel sterke eigenschappen laat zien. Hij is breed geïnteresseerd, heeft een goed plan gemaakt en is meteen gestart. Nadhir kan nog leren hoe hij een keuze kan maken en zijn aandacht kan richten op één onderwerp. Samen bespreken ze hoe Nadhir dit gaat aanpakken. Zoals altijd heeft die meteen allerlei ideeën.

Leerkracht Maaike is met Sara de verkeerstoren opgeklommen. Sara had gezien in de voortoets dat ze nog veel fouten maakte in het cijferend rekenen en had bedacht om mee te doen met de instructie. Die vond ze echter heel saai en Maaike merkte dat Sara ging kletsen. Boven op de verkeerstoren concluderen ze dat Sara goed een plan had bedacht en initiatief heeft genomen door de instructie te volgen (de bus te nemen). Tijdens de instructie heeft Sara echter ontdekt dat ze deze sommen goed begrijpt en dan is de bus te weinig actief. Sara kan zelf op de fiets stappen. Ze mag bij deze sommen nauwkeuriger werken, dus de getallen en tussenstappen duidelijker opschrijven. Sara maakt voor zichzelf een uitwerkpapier (voorgestructureerd kladpapier) en Maaike kopieert dit voor haar. Sara stippelt een nieuwe route uit en bedenkt dat ze de komende weken elke dag één som maakt om te oefenen.

Reisleider Maaike heeft nog een leerling die zich niet goed voelt in de bus. Daan wordt misselijk van het geschommel. Iedereen praat om hem heen en na de uitleg kan hij niet aan het werk. Maaike stelt voor om een stukje met de taxi te gaan; dan wordt hij persoonlijk op de bestemming afgezet. Daan vertelt waar hij wil worden opgehaald, dus wat hij al weet van deze sommen. Maaike legt de stof uit, afgestemd op Daan. Samen ordenen ze zijn bagage, totdat hij overzicht heeft en bij de volgende halte stapt hij weer in de bus. Daan merkt dat hij telkens zijn kompas kwijtraakte, waardoor hij de route niet meer kan volgen. Samen maken ze een strategiekaart voor de sommen en leggen die op meerdere vaste plekken neer, zodat Daan deze snel kan vinden.

Het praten met behulp van een metafoor helpt om met afstand te kijken naar het leerproces, waardoor bij de leerling en reisbegeleider denk- en leerruimte ontstaan. In een gesprek zullen de zelfregulerende leervaardigheden in elkaar overlopen. Bij het uitstippelen van de route wordt gekeken naar het landschap, een paklijst gemaakt voor de rugzak en

nagedacht over passend vervoer. Door te praten over de verschillende onderdelen van de reis wordt de leerling uitgenodigd om alle zelfregulerende leervaardigheden in te zetten. Ook ligt de focus niet op één aspect, zoals bijvoorbeeld de motivatie van de leerling. Meer kennis over het eigen leerlandschap, de zelfregulerende leervaardigheden, geeft een leerling grip op het leren en dit kan zorgen voor leerplezier.

Een goede reis gewenst! B

Lees meer en bestel de boeken via swpbook.com/2256 en swpbook.com/2258.

Over de auteur

Mirjam Zwaan is orthopedagoog generalist en ontwikkelde de in dit artikel beschreven interventie voor de ECHAopleiding Specialist Hoogbegaafdheid. Eerder publiceerde zij samen met Nathalie Schmidt onder andere de boeken Wij zijn een groep, Ik en faalangst en Ik en autisme.

naar he erpro”
80 B. ONTWIKKELING

Gedragstherapie in het onderwijs?

Een jaar of twintig geleden begon mijn loopbaan in het onderwijs. Ik had net mijn diploma gehaald en ging werken op een basisschool in Rotterdam-Zuid. Ik weet nog zo goed dat ik die eerste jaren dacht dat alles wat ik op school had geleerd er helemaal niet zo toe deed. De didactische opbouw van een les wereldoriëntatie, de leerlijnen van de domeinen van rekenen, de data-analyse van het leerlingvolgsysteem. Het deed er allemaal niet toe.

Deze kinderen hadden iets totaal anders nodig: iemand die ze zag en hoorde, iemand die in hen geloofde, iemand die oprechte aandacht voor ze had. Maar ja, ik was jong en bleu en deed maar gewoon waarvan ik dacht dat ik het moest doen. Dus ik draaide mijn lesjes netjes af en schreef keurig mijn verslagen. Maar bij het schrijven van die verslagen begon het al.

Want hoe kun je nu een volledige rapportage schrijven over een kind dat je maar zo beperkt ziet en dat nog een heel leven buiten school heeft? Dus ik besloot om op huisbezoek te gaan.

Dat opende een hele wereld voor me! Het contact dat ik had met de ouders, het zien van mijn leerling in een andere context. De soms schrijnende thuissituaties. De overlevingsstand die ik zag van de kinderen op straat. Dat gevoel dat ik eerder al had, dat mijn leerlingen iets anders nodig hadden dan de school hun bood, werd alleen maar sterker.

Ik richtte mijn lesdag anders in. Ik startte de dag met een check-in en eindigde de dag met een check-out. Met heel simpele vragen als: hoe zit je erbij? Wat heb je nodig om van vandaag een succes te maken? Wat kun jij daaraan doen en wat kan ik daaraan doen?

En bij de check-out: welk succes heb je vandaag ervaren? Hoe is dat gelukt?

Zo simpel! Het maakte wel dat mijn leerlingen zich gezien en gehoord voelden, dat ze zich veilig voelden en dat hun leerresultaten verbeterden. Al was dat niet eens het doel op zich, het was wel een lekkere bijvangst.

Zelfzorg

Deze periode is voor mij vormend geweest voor wat ik nu doe. Ik merkte namelijk dat niet alleen de leerlingen zich onvoldoende gezien en gehoord voelden, maar ook de leerkrachten, docenten, intern begeleiders en later ook de schoolleiders. En dat was in alle sectoren zo: het basisonderwijs, voortgezet onderwijs, mbo en hbo.

Veel onderwijsprofessionals zijn supergoed in het zorgen voor anderen; het zijn redders, helpers. Maar zelfzorg staat vaak op een laag pitje. Zelfliefde durf ik zelfs niet eens te noemen. Alleen het woord doet al ontzettend veel bij onderwijsprofessionals.

Dit was ook de periode dat de gemeente Rotterdam een driedaagse organiseerde met de naam RotterdamLab. Het was iets innovatiefs voor onderwijs-

81 B. GEDRAGSTHERAPIE IN HET ONDERWIJS?

Word wijzer met een webinar

DE CONTEXT IS ALTIJD RELEVANT! De Master die je anders leert kijken. Opzoek naar een interessante, zinvolle Master? Ook als Post-hbo te volgen. Scan de QR-code! CONTEXTUEEL WERKEN IN ONDERWIJS
! Van autisme tot zorg en van onderwijs tot sociaal domein Bekijk ons aanbod op webinar.logacom.nl

mensen. Een beetje vaag, maar dat vond ik wel leuk en ik mocht meedoen.

Het was mijn eerste kennismaking met persoonlijk leiderschap. Ik leerde daar dat de armoede en het huiselijk geweld in mijn jeugd behoorlijk vormend zijn geweest. Ik leerde ook dat mijn jeugd ervoor zorgde dat ik al jong zelfstandig werd. En dat hulp vragen niet in mijn toolbox zat. Ik leerde dat hulp vragen niet iets voor losers was, maar juist iets voor krachtige en zelfbewuste mensen. Die weten waar ze goed in zijn en waarin minder. Anyway, dit lab was dus precies wat heel veel onderwijsprofessionals (waaronder ikzelf…) nodig hadden. En zo is Vakmensschap ontstaan. Vakmensschap erkent dat je als onderwijsprofessional ook vakmanschap nodig hebt, dus die didactiek en die data-analyse. Maar die harde skills werken niet zonder de zachte skills.

Acceptatie en commitment

Wat ik intuïtief al vaak deed in de begeleiding van startende leerkrachten en intern begeleiders wilde ik toch meer theoretisch onderbouwd hebben. Ik startte met de opleidingen van Acceptance and Commitment Therapy. Of kortweg ACT. ACT is een vorm van cognitieve gedragstherapie. De therapie richt zich op het ontwikkelen van (psychologische) veerkracht, waardoor je beter met problemen om leert gaan. Deze wetenschappelijk onderbouwde en bewezen effectieve manier van therapie is inmiddels zover ontwikkeld dat de T van Therapie ook vervangen kan worden door de T van Training. En dat voelt gelijk al een stuk luchtiger, vind je niet?

Vaardigheden kun je immers aanleren door training. En die training is geschikt voor zowel kinderen,

jongeren als volwassenen. En dus ook voor die heel speciale doelgroep: onderwijsprofessionals. In je dagelijks leven zijn onaangename gebeurtenissen niet altijd te voorkomen of op te lossen. In je leven krijg je met tegenslagen te maken, en die moet je leren verwerken. Ook is het niet mogelijk om alles in je leven te controleren. Iets kunnen loslaten is dus een belangrijke tool om te leren. Vind je dit moeilijk, dan schiet je in de vermijdingsstand: eindeloos netflixen met een reep chocola of oneindig piekeren of rampscenario’s in je hoofd halen. Als dat af en toe eens gebeurt is het niet erg, maar het is beter als je hier niet automatisch bij iedere tegenslag in vervalt. Je kunt beter in reactie op tegenslag even stilstaan en voelen. Dus niet meteen in de vecht- of vluchtstand vervallen, maar je gevoel juist wél even helemaal toelaten. Om vervolgens te kunnen kiezen: ik ga mij ondanks dit rotgevoel richten op zaken die mijn leven rijker en waardevoller maken. Je accepteert en vervolgens committeer je jezelf aan wat jij belangrijk vindt in je leven. Dat is waar het bij ACT om draait.

ACT bestaat uit de volgende vijf vaardigheden.

Acceptatie: ik sta open voor wat ik ervaar.

Ik richt mijn aandacht op het hier-en-nu. Observerend zelf: ik kijk bewust naar mijn ervaringen.

Waarden: ik weet wat ik belangrijk vind. Toegewijde actie: ik kies bewust wat ik doe.

Deze vaardigheden hebben geen vaste volgorde, maar zijn wel allemaal met elkaar verbonden. Daardoor kun je er als leerkracht, schoolleider, IB’er, coach, therapeut, leerkracht en opvoeder lekker mee spelen. Heerlijk toch? B.

Wendy Koopmans is ACT-coach, kindercoach en loopbaancoach met specialisatie onderwijsprofessionals. Zij richtte Vakmensschap op en biedt diverse vormen van ACT aan.

Benieuwd wat ACT jou of jouw organisatie kan brengen? Ga naar www.vakmensschap.nl

Daarnaast werkt Wendy Koopmans aan het voorleesboek Kapitein op eigen schip, dat gebaseerd is op ACT. Kijk voor meer informatie op swpbook.com/2650.

83 B. GEDRAGSTHERAPIE IN HET ONDERWIJS?

Labels: ooit leken het wegwijzers, nu zijn we de weg kwijt

Let’s (not) talk about DSM

Zorgelijke berichten in het nieuws geven aan dat er iets ernstig mis is met onze jeugd. Hulpverleners en onderwijsprofessionals zoeken houvast bij de DSM, zodat ze stoornissen kunnen herkennen en kunnen interveniëren. Dat klinkt logisch, maar is dat echt helpend? Hoe kunnen onze leerlingen nog gewoon een mens in ontwikkeling zijn als ze ook op school vanuit de bril van DSM­labels bekeken worden?

84 B. ONTWIKKELING

De DSM (voluit: Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, 1952) is een classificatiesysteem voor psychische stoornissen. Bij de totstandkoming van de DSM was de hypothese dat er bij psychisch lijden of afwijkend gedrag sprake zou zijn van stoornissen die een lichamelijke oorsprong zouden hebben. Al klinkt de DSM wetenschappelijk en wordt die in allerlei cursussen en boeken gepresenteerd als bron van onmisbare kennis, dit is niet het geval. Volgens de huidige wetenschappelijke stand van zaken kijken we er nu anders tegenaan.

De DSM was een interessant idee, maar ontwikkelingen gaan door. Hier volgen vijf misvattingen op een rij.

Misvatting 1:

Mensen die psychisch lijden of afwijkend gedrag vertonen hebben een stoornis.

De intentie van de DSM was om geclassificeerde stoornissen te onderzoeken en een behandeling te ontwikkelen. Die intentie was goed. Maar na zeventig jaar onderzoek moeten we concluderen dat die stoornissen nooit wetenschappelijk zijn aangetoond. Er is een grote overlap van symptomen tussen de stoornissen. Stoornissen zijn dus moeilijk van elkaar te onderscheiden, en lichamelijke oorzaken zijn niet gevonden.

Misvatting 2:

Het gemiddelde is de norm.

Volgens het medisch denken is dat wat afwijkt van het gemiddelde ziek. Dit is meestal correct wat betreft lichamelijk meetbare dingen zoals bloedsuiker of een tumor op een scan. Echter, wat betreft de menselijke psyche is dat een ander verhaal. Menselijk gedrag en hersenprocessen komen op een zeer complexe manier tot stand, in interactie met de context. De gemiddelde mens of een ‘normale’ ontwikkeling bestaat niet. Diversiteit is de norm. Verder blijkt dat wat we symptomen noemen, doorgaans functioneel zijn in een bepaalde omgeving. Bijvoorbeeld angst, vermijding en controlegedrag bij gevaar. Of wegdromen en zoeken naar afleiding bij onvoldoende uitdaging.

Misvatting 3:

Als je er een naam aan geeft, dan bestaat het.

Uit onderzoek over taal en denken blijkt dat mensen de neiging hebben om iets dat een naam heeft gekregen, te behandelen als een zelfstandig ‘ding’. We noemen dit fenomeen reïficatie, letterlijk ‘verdinglijking’. Dat kan functioneel zijn. Het woord ‘democratie’ bestaat bijvoorbeeld niet in de fysieke werkelijkheid. Maar het geeft wel richting aan ons gedrag en helpt ons om bepaalde waarden na te leven. Reïficatie kan echter ook disfunctioneel zijn, bijvoorbeeld toen mensen die voldeden aan de beschrijving van een ‘heks’ ooit op de brandstapel eindigden.

De classificaties van de DSM zijn reïficaties en bevatten vaak cirkelredeneringen: je hebt ADD omdat je een aandachtsprobleem hebt, en je hebt een aandachtsprobleem omdat je ADD hebt. Een label verklaart

“Een ‘normale’ ontwikkeling bestaat niet; diversiteit is de norm”

echter niets. Intussen zijn DSM-labels een eigen leven gaan leiden. Leerlingen gaan zich identificeren met hun label; het zet hen vast en werkt stigmatisering in de hand. Ook kunnen anderen hen anders gaan behandelen. Zo wordt het label een selffulfilling prophecy, blijft het probleemgedrag in stand en problemen kunnen zelfs groter worden.

Er wordt regelmatig gezegd: ‘Ja, maar de erkenning van het label voelt goed.’ Al is dat gevoel begrijpelijk, tegelijk is dat argument niet wetenschappelijk. Het is opnieuw een reïficatie: dit woord betekent iets voor mij, dus het is een ‘iets’. Maar als het label niet verwijst naar iets dat bestaat, wat is er dan eigenlijk erkend? Erkenning, begrip en ondersteuning kunnen ook gegeven worden zonder label.

Misvatting 4:

Als je een DSM-classificatie hebt, dan weet je wat je moet doen. Er bestaan behandelprotocollen per classificatie, die uitgaan van een gemiddelde. Maar een gemiddelde mens zul je in de praktijk niet tegenkomen. Mensen zijn complex en uniek. Dezelfde symptomen kunnen verschillende oorzaken hebben en vragen dus ook om een verschillende aanpak. Wat voor de een goed werkt hoeft niet voor de ander te

85 B. LET'S (NOT) TALK ABOUT DSM

werken. Na een cursus over autisme zul je nog steeds moeten uitzoeken hoe je die unieke leerling met autisme in jouw klas kunt ondersteunen.

Misvatting 5:

Mensen moeten en kunnen gefikst worden.

Vanuit de contextuele gedragswetenschap is onderzoek gedaan naar waarom mensen lijden, worstelen en vastzitten in destructieve gedragspatronen. Uit dat onderzoek komt een paradox naar voren: hoe harder iemand vecht tegen een innerlijke ervaring (zoals angst of de gedachte niet goed genoeg te zijn), hoe meer de worsteling versterkt wordt, hoe minder controle over gedrag en hoe groter het lijden. Een fixatie op fiksen, ofwel fiks-atie, leidt tot een negatieve spiraal.

“Dezelfde symptomen kunnen verschillende oorzaken hebben en vragen dus ook om een verschillende aanpak”

Het is onmogelijk om je altijd gelukkig te voelen en dat is oké. Mensen zijn veerkrachtig, ze kunnen leren omgaan met nare innerlijke ervaringen en tegelijk een vol en mooi leven vormgeven. Leerlingen leven een menselijke ervaring; daar horen nare gevoelens, negatieve gedachten, fouten maken, vallen en opstaan bij. Dit is normaal en onvermijdelijk, dit hoeft niet gefikst te worden.

DSM? Begin er niet aan!

De ggz is in crisis. Veel cliënten lopen vast in de ggz, krijgen geen passende hulp en lopen er zelfs trauma’s op. Terwijl nu al duidelijk is dat de DSM wetenschappelijk achterhaald is, verwacht ik dat het nog vele jaren zal duren voordat de ggz de draai kan maken naar een alternatief. Het medisch model zit helaas in de haarvaten van het hele ggz-systeem.

Vandaar mijn zorg als ik zie hoe het medisch denken de school binnenkomt. Bijvoorbeeld door een oproep vanuit de ggz tot vroegsignalering bij de kleuters en het signaleren van ‘verborgen’ ADD of autisme bij meisjes. Ik zou zeggen: begin er niet aan, het onderwijs heeft iets beters te bieden!

Drie keer de kracht van het onderwijs

Van individu naar context

Hersenen en gedrag ontwikkelen zich in een context. Innerlijke worsteling en gedragsproblemen blijken meestal een reactie te zijn op de omgeving: iemand heeft niet gekregen wat hij of zij nodig had of er is sprake van stress of trauma. Context wordt hier breed opgevat: evolutie, familiegeschiedenis, huidig gezin, het sociale systeem (ook online), maatschappij en de school. Door te focussen op labels en het fiksen van het individu verlies je dat juist uit het oog. Vaak worden leerlingen onterecht probleemeigenaar en moeten ze therapieën volgen en pillen slikken om zich staande te houden in een ongezonde omgeving. Als een bloem niet bloeit, dan pas je licht, water en voeding aan. Als leerlingen niet bloeien, kijk dan eerst naar hun basisbehoeften en bied een gezonde, veilige, ondersteunende en leerrijke context.

Van fiks-atie naar verbinding

Jij als leerkracht kunt een band aangaan met je leerlingen. Dat is jouw kracht, het maakt jou een bron van inspiratie en een veilige haven. Als een leerling het gevoel heeft dat hij of zij ‘gefikst’ moet worden, dan staat dat verbinding in de weg. Verbinding krijgt ruimte door onvoorwaardelijke acceptatie; zonder oordeel kun je de ander werkelijk zien. Hoe is het om in hun huid te leven? Wat hebben ze meegemaakt? Wat hebben ze geleerd te doen om zich staande te houden? Waar gaat hun hart sneller van kloppen? Wat zijn hun talenten en dromen? Wat herken je bij jezelf?

Al kan hun worsteling en destructief gedrag ernstig zijn, als je je werkelijk in hen verplaatst zul je zien dat het slechts een logisch gevolg is van dat waar ze in zijn ondergedompeld. Vanuit dat begrip kun je samen gaan oplopen.

Van oordelen naar begeleiden

Al doe je als leerkracht nog zo je best, het leven deelt klappen uit en leren doe je per

86 B. ONTWIKKELING

Acceptatie en Commitment Training/Therapie (ACT) is gebaseerd op contextuele gedragswetenschap, Relational Frame Theory en evolutietheorie.

In dit model staan zeven vaardigheden die samenhangen met psychologische flexibiliteit en veerkracht.

definitie buiten je comfortzone. Daarom zijn vaardigheden op het gebied van executieve functies en psychologische flexibiliteit essentieel (zie kader). In plaats van het gemis van deze vaardigheden te veroordelen als zijnde een stoornis, is het handiger om ze te zien als ‘work in progress’. Dit zijn vaardigheden waar je niet mee wordt geboren; je leert ze door te oefenen, jarenlang. Het is normaal dat een kleuter niet stil kan zitten, een tiener niet kan plannen, een jongvolwassene existentiële angst heeft. Dat vraagt begeleiding en stap voor stap oefenen, waarbij de leerkracht een voorbeeld is.

Nieuwe wetenschappelijke inzichten

Wel is het van belang om de zorgen van onderwijsprofessionals en hun zoektocht naar hoe om te gaan met worstelende leerlingen en hun destructieve gedrag, serieus te nemen. Er is inmiddels veel en degelijke kennis over gedrag, neurologie, hechting en trauma. We weten beter wat een mens nodig heeft om goed te functioneren en wat de impact is van de omgeving en sociale systemen. Scholing op deze gebieden is zeer waardevol. Dat geeft je als onderwijsprofessional richting in je handelen waardoor je dat kunt doen wat werkt. Verder hoeft een leerkracht geen psycholoog te zijn om wel heel veel voor een leerling te kunnen betekenen. Leerkrachten zijn als mens in het contact met de leerling de belangrijkste troef. Daar mogen ze wat mij betreft meer vertrouwen in hebben. De vijf dagen per week op school hebben een enorme

Maaike Steeman is gezondheidszorgpsycholoog BIG en heeft een eigen praktijk in de ggz. Daarnaast geeft ze samen met Femke Klomp Acceptatie en Commitment Training aan onderwijsprofessionals. Meer informatie: www.act-psychologen.nl en www. act-onderwijs.nl.

Zij schreef Denken, voelen, doen: Aan de slag met Acceptatie en Commitment Therapie. Een lees- en doeboek voor kinderen en jongeren.

Samen met Femke Klomp schreef ze het boek Psychologische flexibiliteit in het onderwijs: Doen wat werkt met hart en ziel.

Lees meer en bestel dit boek via swpbook.com/2204

impact op het zich ontwikkelende brein en de zich vormende gedragspatronen.

Dus, laten we in het onderwijs niet praten over DSM. Laten we praten met de leerling en de leerling werkelijk zien. Onderwijs zou in het teken moeten staan van het begeleiden van leerlingen bij het ontdekken van zichzelf, anderen en de wereld in een prosociale en leerrijke context. Het is essentieel dat leerlingen de ruimte krijgen om mens te mogen zijn, te mogen falen en oefenen; ze hoeven niet gefikst te worden. Waar kun je mee beginnen? Wees stiknieuwsgierig naar wie die prachtige mensen in je klas zijn. Hoe lastiger, hoe fascinerender! B.

Voor geraadpleegde literatuur, zie qr-code

87 B. LET'S (NOT) TALK ABOUT DSM

Loose parts play

Wat spreekt de kinderen aan?

Sommige vloeren in onze lerarenopleiding hebben nog oude tegelpatronen: rode en witte ruiten, groene lijnen op een witte ondergrond, kleine en grotere vierkanten in afwisselende kleuren. Wanneer daar jonge kinderen lopen, zie ik die regelmatig eerst met concentratie, daarna met meer gemak, van de ene rode tegel naar de andere stappen, de groene lijnen volgen, of van de ene lijn naar de andere springen. Ze stappen, lopen, hinkelen en springen naast, voor of achter hun ouders, die gewoon doorlopen, zich vaak niet bewust van al die boeiende handelingsmogelijkheden onder hun voeten.

88 B. ONTWIKKELING

Affordances

Dieren en mensen nemen hun omgeving waar als de handelingsmogelijkheden die deze biedt, stelde de Amerikaanse psycholoog James Gibson (2017). Gaten nodigen uit om door te kijken, je hand of je been erdoor te stoppen, erdoor te kruipen, er dingen in te verstoppen. Zand vraagt om er in te graven, om er vorm aan te geven, om er met je handen in te woelen en de korrels tussen je vingers of je tenen te voelen glijden. Hellingen nodigen uit tot klimmen, schuiven, allerlei dingen (en jezelf) van af te laten rollen. Ballen zeggen: rol me, gooi me, schop me zo ver mogelijk. Voordat die handelingsmogelijkheden werkelijkheid worden, moet iemand ze opmerken en dat gebeurt vooral als de mogelijkheden van de omgeving aansluiten op waar iemand aan toe is. Gibson spreekt hier van affordances.

Op verkenning

Voor de meeste volwassenen is de vloer iets waarover je je makkelijk verplaatst, van de ene bestemming naar de andere. Voor jonge kinderen zijn de patronen in de vloer, net zoals de muurtjes en richeltjes langs de stoep en de hellingen op een speelveld, in eerste instantie een

uitnodiging om hun arsenaal aan handelingsmogelijkheden te toetsen en verder uit te breiden. Het blijft immers vaak niet bij die eerste aftastende verkenning. Als ze daar ruimte en tijd voor krijgen, gaan kinderen hun handelen variëren en daardoor verleggen ze hun grenzen weer een stukje. Daarvoor zijn onze hersenen verantwoordelijk, zegt Mine Conckbayir (2017). Onze hersenen houden van wat vertrouwd is, van herhaling, want dat bevestigt wat we al weten en kunnen. Te veel herhaling gaat echter vervelen. Daarom zie je dat jonge kinderen in dat herhalen variaties inbouwen. Die zorgen voor verassing en verwondering, en die zetten op hun beurt weer aan tot verder exploreren en experimenteren. Zo komen kinderen ‘bijna als vanzelf’ tot verder onderzoeken van hun omgeving. Ze vertrekken daarbij van de denk- en handelingsschema’s die al in hun hoofd spelen en passen die verder aan op basis van nieuwe ervaringen en ontdekkingen. Dat zien we ook volop gebeuren in Loose Parts Play

Hier mag je spelen

‘Ik zet de loose parts op een van de speeltafels,’ zegt juf Mieke, ‘maar ze spelen

er niet mee.’ Dat verbaast me, want de 3-jarige kinderen bij Mieke zijn nog jong genoeg om impulsief met nieuwe materialen aan de slag te gaan. Misschien ligt het aan de keuze van de materialen? We kijken eerst even in de loose parts-kast. Daar zie ik een schat aan materialen die jonge kleuters sowieso zullen aanspreken: stenen, houten schijven, knopen, stokjes, grote kleurige flessendoppen, bierviltjes, schelpen, gordijnkwasten en -ringen, doeken, plankjes, … een weelde aan boeiende materialen dient zich aan. Welke zetten we op de tafel vandaag? Het wordt een doos met knopen en een bakje met houten staafjes, die van een oud deurgordijn komen. Mieke zet de gesloten dozen op de tafel. Ik zie het meteen: als de doos gesloten is, zet dat minder aan tot actie dan wanneer het deksel van de doos is. Jonge kinderen merken handelingsmogelijkheden immers sneller op wanneer die goed zichtbaar zijn en ze maken vlotter gebruik van materialen die uitnodigend klaarstaan.

“Doordat loose parts onbestemd zijn, laten ze zich makkelijk inzetten voor allerlei speldoelen”

Bij het binnenkomen gaan de kinderen meteen naar de kring, waar Mieke uitlegt wat er vandaag te doen is in de klas. ‘Je mag ook aan de tafel met losse spulletjes gaan spelen.’ De kinderen zwermen uit en kiezen voor wat ze al kennen. Dat is iets wat we ook op andere plekken opmerkten. In sommige groepen duurt het enkele dagen voor de peuters en kleuters echt met de loose parts aan de slag gaan. Ook bij Mieke blijft de tafel met knopen en staafjes een hele tijd leeg. Dat verandert als ik zelf bij de tafel ga zitten en wat begin te manipuleren met de knopen en staafjes die er liggen. Voor je het weet, staan er vier kleuters bij de tafel. Peuters en jongste kleuters zoeken vaak een speelplek dicht bij de leerkracht, en zelfs als bezoeker in deze klas zegt mijn aanwezigheid: hier kun je spelen, hier is iets te doen.

Een doos vol handelingsmogelijkheden

Een goede match tussen de kansen die de omgeving biedt, en wat het kind op dat moment aan mogelijkheden meebrengt, helpt kinderen om gebruik te maken van de leerkansen die in ruimte en materiaal verscholen zitten. Precies daarin zit

89 B. LOOSE PARTS PLAY

de rijkdom van loose parts; doordat ze onbestemd zijn, laten ze zich makkelijk inzetten voor allerlei spelhandelingen en -doelen.

Ik leg de houten staafjes naast elkaar, rol ze eerst van elkaar en dan weer tegen elkaar. Eva imiteert even, maar gaat dan al snel aan de slag om alle ‘zachtjes’ te selecteren. ‘Kijk, dat zijn allemaal zachtjes!’ Ze steekt een hand vol pomponnetjes naar me uit. ‘Heb je ze allemaal?’ vraag ik. ‘Ben je er zeker van?’ ‘Whoeps, hier ligt er nog eentje!’ Eva houdt ze vast, streelt over de bolletjes, herhaalt nog een keer dat ze alle ‘zachtjes’ heeft, knijpt haar hand dicht en toont ze dan weer. Dat doet ze nog een paar keer. Ik kan me voorstellen hoe ze de druk en tegendruk in haar hand ervaart wanneer ze die sluit en weer opent.

Marie gaat ‘eten maken’. Ze roert met een houten staafje in een denkbeeldig pannetje (gordijnring), en merkt algauw dat de ring zelf ook gaat draaien. Dat is nieuw en wekt verwondering. Marie probeert het nog een keer en ja… de gordijnring gaat weer meedraaien. De roterende ring krijgt nu haar volle aandacht. Ze verkent hoe rotatie werkt als je roert in een voorwerp dat licht genoeg is om mee

“Materialen aanbieden als ‘schatten’ of ‘verzamelingen’ nodigt kinderen uit tot onderverdelen, sorteren en positioneren”

te bewegen. Daar gaat ze een tijdje mee door, met grote ringen en kleinere, met haar vinger en dan weer het staafje, tot er weer iets nieuws te verkennen is.

Een uitnodiging: wat spreekt de kinderen aan?

In Loose Parts Play zetten we onbestemde of openeindmaterialen klaar die jonge kinderen uitnodigen om op hun eigen manier en op eigen niveau in spel te stappen. Elk materiaal heeft een waaier aan handelingsmogelijkheden en die worden door elk kind op een eigen wijze aangegrepen. Daarbij verkennen kinderen de eigenschappen die aansluiten bij hun eigen interesses en behoeften en onderzoeken ze hoe de materialen aansluiten bij de handelingsmogelijkheden die ze al bezitten. In dat eerste exploreren aan de knopentafel zie ik binnen een korte tijdspanne verschillende denk- en hande-

lingsschema’s de revue passeren. Selecteren, classificeren, voelen, tikken, luisteren, rotatie,… Wanneer de kleuters niet goed weten wat ze daarna zullen doen, kijken ze bij de anderen: doen die nog wat interessants?

Exploreren vraagt tijd om zich door te ontwikkelen naar gerichter spel waarin kleuters regelmatig gedurende langere tijd één schema of een combinatie van schemata oefenen of onderzoeken. Langer spelen verhoogt kansen tot diepgang en uitbreiding. Dat merk ik ook aan deze tafel. Marie legt een lijn van staafjes die goed op elkaar aansluiten. Dat is best moeilijk, want de staafjes blijven wegrollen en het duurt echt wel even tot er een lijn ontstaat die de rand van de tafel min of meer evenwijdig volgt. Ik kan zelf nog niet uitmaken waar het naartoe gaat, maar Marie weet heel goed dat het nog niet klaar is. Ik mag dus nog geen foto maken. ‘Wachten hè, het is nog niet af,’

90 B. ONTWIKKELING

herhaalt ze een paar keer nadrukkelijk. Ondertussen werkt ze gestaag verder. Eva, die het intense proberen van Marie heeft opgemerkt, reikt nu staafjes aan. Wanneer de lijn de tafelrand bereikt, staat Eva klaar om langs de rechte staafjeslijn een rij van knopen te leggen. Marie neemt die beweging over en samen ‘versieren’ ze de eerste lijn. Terwijl ik een foto maak van de afgewerkte rij, gaan Marie en Eva verder aan de slag aan de andere kant van de tafel: eerst een lijn van staafjes, dan versieren met knopen.

Een duwtje in een gewenste richting

Wanneer je de knopen en staafjes samen met metaaldraad aanbiedt, is de kans erg groot dat kinderen de knopen en staafjes op de metaaldraad gaan rijgen. De plooibare draad zal ook aanzetten tot het vormen van driedimensionale figuren. Met de juiste combinatie of plaatsing van materialen kun je gewenste handelingsmogelijkheden wat sterker in de verf zetten dan andere. Zo stuur je het gedrag van kinderen zachtjes in een gewenste richting (nudging).

Materialen aanbieden als ‘schatten’ of ‘verzamelingen’ nodigt kinderen als vanzelf uit tot onderverdelen in groepen, sorteren en positioneren (rijen maken die overzicht geven van wat je allemaal ter beschikking hebt). Die korte en lange rijen zetten als vanzelf aan tot hoeveelheden vergelijken en tellen. Hoe je een verzameling samenstelt, bepaalt mede wat kinderen wel en niet zullen opmerken: met een verzameling van alleen paars getinte knopen, is de kans groter

dat kinderen die anders nog niet op tint sorteren, dat nu wel gaan doen.

Uitdagen: heb ik je goed begrepen?

Naast uitnodigingen, die je laten zien welke handelingsmogelijkheden kleuters vanuit hun eigen denk- en handelingsschema’s aangrijpen, kun je in Loose Parts Play ook uitdagingen klaarzetten. Met een uitdaging probeer je te achterhalen of je de interesse van de kinderen goed begrepen hebt, of geef je zelf aan welke richting je het spel wilt geven. Kleuters kunnen je uitdaging aannemen, of toch nog iets heel anders gaan doen met het materiaal. Belangrijk is dat je blijft kijken in welke richting hun spel gaat om daar weer op verder te bouwen. Terwijl de peuters en kleuters buiten spelen, plakt Mieke enkele rechte lijnen afplaktape op de tafel. Benieuwd of dit de kinderen zal uitdagen om, zoals Marie en Eva, weer op die rechte lijn te werken. Aan een andere kant van de tafel legt ze een patroon van een knoop en een staafje, een knoop en een staafje,... Eva gaat meteen aan de slag om een eerste lijn vol te leggen met knopen. Ze zorgt daarbij dat elke knoop nauwkeurig met één kant op de rand van de tape ligt. De patroonrij blijft onaangeroerd liggen, maar in de volgende knopenrij legt Eva de aanzet van een afwisselend patroon van grote en kleine knopen. Af en toe zit er nog een fout in, maar er is duidelijk een aanzet. Juf Mieke maakt een foto om straks in het kringgesprek even op het patroon te wijzen. Misschien gaan er morgen weer andere kleuters de uitdaging aan. B

De kracht van spel

Auteurs De kracht van spel

Dr. Annerieke Boland is als lector Jonge kind verbonden aan het kenniscentrum Spelend en onderzoekend leren van Hogeschool iPabo in Amsterdam en Alkmaar.

Jo Van De Weghe is als opleider verbonden aan de lerarenopleidingen van de Karel de Grote Hogeschool Antwerpen. Daarnaast is hij onderzoeker en expert dienstverlener bij het expertisecentrum Groeikracht in onderwijs en KdG Academy.

Dr. Caroline Vancraeyveldt is als kernexpert verbonden aan het expertisecentrum Education & Development van UC Leuven-Limburg. Zij geeft tevens les in de BaNaBa Buitengewoon Onderwijs en in het Postgraduaat Moeilijk hanteerbaar gedrag in pedagogisch perspectief.

Ilse Aerden is als opleider verbonden aan de BaNaBa Zorg en Remediërend leren en het postgraduaat Ervaringsgerichte zorg in de kleuterschool van UC LeuvenLimburg. Daarnaast is zij praktijkonderzoeker bij het expertisecentrum Education & Development. Haar expertise focust zich op het jonge kind, zorg en gelijke kansen.

Lees meer over De kracht van spel via swpbook.com/2292.

Dit artikel is als intermezzo opgenomen in het boek De kracht van spel van Annerieke Boland, Jo Van De Weghe, Caroline Vancraeyveldt en Ilse Aerden. Dit boek biedt achtergrond, inspireert met mooie praktijkvoorbeelden en laat lezers groeien in spel en spelbegeleiding. Het boek is bedoeld voor leerkrachten, pedagogisch medewerkers, begeleiders, opleiders, vormingswerkers, studenten, opvoeders en iedereen met een passie voor het jonge kind.

Het boek is gebaseerd op onderzoeken waarin leerkrachten en andere begeleiders van peuters en kleuters samen met experts de kracht van spel in hun eigen praktijk hebben onderzocht.

Voor geraadpleegde literatuur, zie qr-code

91 B. LOOSE PARTS PLAY

Over de auteur

Margoke Nijssen is logopedist en spraaktaalpatholoog. Zij werkt met zeer jonge kinderen met spraak- en taalstoornissen (TOS) op de behandelgroepen van de NSDSK. Peperkoekpoep is haar eerste boek. De verhalen uit het boek zijn zodanig geschreven dat het voorlezen bijdraagt aan het stimuleren van klankbewustzijn. Professionals die werken met jonge kinderen kunnen deze verhalen inzetten bij het stimuleren van het fonemisch bewustzijn en beginnende geletterdheid.

Op haar eigen website www.aaptotschaap.nl deelt Margoke haar kennis over de klankontwikkeling bij jonge kinderen. Ook staan hier activiteiten beschreven gekoppeld aan haar boeken, zoals het maken van peperkoekpoep!

Over de illustator

Iris Revers werkt als pedagogisch begeleider op twee behandelgroepen waar peuters met een fonologische stoornis groeps- en individuele logopedie krijgen. Iris studeerde af als orthopedagoog en besloot na haar studie haar tijd zo in te delen dat er ruimte ontstond voor haar twee passies; het werken met kinderen en het maken van illustraties en eigen werk. Dit doet ze onder de naam PIETenKEES.

Lees meer en bestel Peperkoekpoep via swpbook.com/2392.

‘‘Om woordjes te kunnen lezen en schrijven, moet het kind de afzonderlijke klanken kunnen ‘hakken’ en ‘plakken’.”

wat ze binnenkrijgen aan informatie, bepaalde patronen op en zo leren ze ‘taal’. Input van taal is dan ook onmisbaar voor een goede taalontwikkeling. Daar kun je als ouder of professional invloed op hebben. Door je taalaanbod aan te passen kan het kind makkelijker de informatie oppikken die het nodig heeft om zich verder te ontwikkelen. Als het gaat om klankbewustzijn kun je dat doen door veel woorden aan te bieden met dezelfde klank. Hoe leuk is het om dit te kunnen doen door het voorlezen van een vrolijk of gek verhaaltje.

Risicokinderen

Risicokinderen zijn kinderen bij wie de ontwikkeling van het praten en lezen niet vanzelf gaat. Denk aan kinderen met een spraakontwikkelingsprobleem of taalontwikkelingsstoornis (TOS) en aan de groep kinderen met een familiair risico op leesen spellingsproblemen of dyslexie. Sommige kinderen zullen baat hebben bij logopedie en/of een extra voorschotbenadering op school. Het extra stimuleren van het klankbewustzijn is voor deze kinderen belangrijk.

Peperkoekpoep

Het boek Peperkoekpoep draagt bij aan het vergroten van klankbewustzijn van jonge kinderen. Het is in de eerste plaats een voorleesboek voor kinderen vanaf 3 jaar met vrolijke en grappige verhaaltjes. Maar toch is het geen ‘gewoon’ voorleesboek. In dit boek zit een berg aan klankinput verstopt. De woorden in elk verhaal zijn namelijk zorgvuldig gekozen. De verhalen zijn samengesteld uit woorden die beginnen met een specifieke letter of klank. Door te luisteren naar de verhalen uit dit boek, hoort het kind in een korte tijd veel woorden met dezelfde klank. Op deze manier wordt het klankbewustzijn aangewakkerd en kun je spelenderwijs het kind kennis laten maken met klanken in woorden. Daarnaast kan het boek ingezet worden als middel om gericht te werken aan klankontwikkeling als een kind dat nodig heeft. Op de vorige pagina vind je een voorbeeld van een verhaaltje uit het boek met m-woorden. B.

94 B. ONTWIKKELING

Boeken

Doen wat werkt met hart en ziel

Leerkrachten die met hart en ziel voor de klas staan en doen wat werkt, hebben een grote impact op kinderen en op de wereld. Juist nu is het tijd om te investeren in de leerkracht. Psychologische flexibiliteit in het onderwijs helpt je om te onderzoeken of je je energie inzet op

een manier die het effect heeft wat je beoogt. Met dit boek vergroot je de psychologische flexibiliteit van de kinderen in je klas en die van jezelf.

Maaike Steeman & Femke Klomp | € 39,90 swpbook.com/2204

Gedachten die in de weg zitten

Soms zitten gedachten en gevoelens (onze binnenwereld) ons in de weg; dan hebben we nare gedachten en gevoelens en verliezen we de controle over ons gedrag. In Wonderlijke binnenwereld wordt uitgelegd wat er in de binnenwereld gebeurt en hoe dat werkt. Je leert je gedachten en gevoelens beter

Op eis aar plezierig leren

te begrijpen en je leert er woorden aan te geven, waardoor je er makkelijker over kan praten. Het boek is geschreven voor kinderen en jongeren en de mensen om hen heen.

Maaike Steeman | € 21,00 www.swpbook.com/2041

Hoe kunnen leerlingen actief en met plezier leren? Een manier is om leerlingen en hun leerkrachten inzicht te geven in zelfregulerend leren. Leerlingen ontwikkelen vaardigheden waardoor ze meer grip krijgen op het leren en ontdekken wat hen motiveert in het leerproces. In Reisgids zelfregulerend leren wordt zelfregulerend leren bekeken vanuit de metafoor van een ontdekkingsreis. Om de doelen te behalen wordt samen met de leerling gekozen voor passende leerstof.

Mirjam Zwaan | € 34,90 | www.swpbook.com/2258

n t w i kke ling
O
95 B. BOEKEN

Boeken O

Elk kind heeft sterke eigenschappen

De rijk geïllustreerde kinderboeken De Hut van Haasje en Breedbekkikker zijn geschikt voor kinderen die slechthorend zijn of een taalontwikkelingsstoornis hebben. Aan de hand van het verhaal van Haasje wordt op een vrolijke manier het probleem van ‘bijzondere oren’ aangekaart. Breedbekkikker kan minder goed praten, maar laat kinderen nadenken over hun eigen sterke eigenschappen.

Bernadette Vermeij & Gitte Spee

De hut van Haasje | € 16,95 | swpbook.com/2210

Breedbekkikker | € 17,95 | swpbook.com/2413

Leren lezen met Alfje, het letterbeest

De wind blaast een bijzonder ei door de lucht. Ver van het nest komt er een letterbeestje uit:

ALFJE! Alfje gaat op zoek naar zijn familie. Maar steeds als hij denkt dat hij thuis is, gebeurt er iets wonderlijks. En dan … blijkt Alfje heel bijzonder te zijn! Het avontuur van Alfje inspireert kinderen tot het leren van letters en tot lezen.

Dit boek winnen? Kijk snel op pagina 112!

Maria Hetty van den Berg & Christophe Sauvat | € 16,50 | swpbook.com/2600

Stimulering van de taalontwikkeling

Taalontwikkelingsstoornissen (TOS) komen vaak voor. Zo’n 7% van de kinderen op de basisschool heeft een TOS. Muziek kan helpen om de taalontwikkeling te stimuleren. Niet alleen het luisteren naar muziek, maar ook het zelf maken van muziek. Kijk! Ik ben een kikker bevat verschillende liedjes die bijdragen aan de taalvaardigheden. De thema’s van de nummers zijn actueel en relevant, en worden ondersteund door spelactiviteiten, muzikale variaties, combinatietips en ideeën. Bij alle liedjes zijn de bijpassende gebaren, uit de Nederlandse Gebarentaal, te vinden op de website.

Saskia Koning & Wouter Verhage € 29,90 | swpbook.com/2183

n t w i kke ling
96 B. ONTWIKKELING

Lezen stimuleren

In Liefde voor letters en lezen staat doelgerichte stimulering van geletterdheid bij kinderen tussen 0 en 7 jaar centraal. Het handboek wil als inspiratiebron een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van geletterdheid en daarmee de kans op laaggeletterdheid verkleinen. Nederland telt 2,5 miljoen laaggeletterden en 1 miljoen digibeten. Zij redden zich minder goed in onze samenleving. Een op de tien kinderen en jongeren loopt het risico als laaggeletterde de maatschappij in te gaan. Daarom is het belangrijk om geletterdheid al vanaf de babytijd te stimuleren als 21e-eeuwse vaardigheid. Het handboek Liefde voor letters en lezen en het extra materiaal op de bijbehorende website (284 pagina’s) bieden daarvoor talloze activiteiten aan!

Maria Hetty van den Berg, Irma Land & Iris Meijsing | € 75,00 swpbook.com/2013

P-P-P-Peperkoekpoep

Lees je mee over de avonturen van Pim, Mo, Kaatje en Stijn? Peperkoekpoep bevat korte verhalen, opgebouwd uit woorden met één specifieke klank. Deze verhalen bieden de mogelijkheid het klankbewustzijn te stimuleren. Dit is een belangrijke vaardigheid voor het leren praten op jonge leeftijd en het leren lezen en schrijven op latere leeftijd.

Margoke Nijssen & Iris Revers | € 22,95 | swpbook.com/2392

Op speelse wijze leren praten

Leren praten is voor het ene kind een grotere uitdaging dan voor het andere. Soms wordt dat al duidelijk in de babytijd tijdens de eerste fasen van non-verbale communicatie, maar bij andere kinderen wordt een taalachterstand pas later opgemerkt. Om deze vaardigheden toch te stimuleren, kunnen trainers, coaches of andere pedagogische professionals de hulpmiddelen en methodes gebruiken uit Leren praten met plezier. Hiermee kunnen ze inspelen op de signalen die kinderen afgeven. Aan de hand van de rijke illustraties die de inhoud van het boek ondersteunen en versterken, kunnen professionals vervolgens op een speelse manier de vaardigheden oefenen die extra aandacht vragen.

Elaine Weitzman & Janice Greenberg € 57,95 | swpbook.com/2061

€100,boekentegoed winnen? Kijk snel op pagina 112!

Wat kunnen we leren van Pistoia?

Hoe slaagt de Toscaanse stad Pistoia erin om zo’n rijke cultuur van het jonge kind te ontwikkelen? De vele bezoekers uit Nederland en Vlaanderen die de uitstekende voorzieningen voor jonge kinderen in Pistoia bezoeken, vragen zich dat telkens weer af. Dit boek –vol met foto’s en voorbeelden – beschrijft hoe de intense samenwerking tussen pedagogen, onderzoekers en beleidsmensen heeft geleid tot een klimaat waarin deze cultuur vorm kreeg.

Anna Lia Galardini, e.a. € 29,90 | swpbook.com/2286

97 B. BOEKEN

SOSMIDDELEN VOOR IN DE KLAS

Als je als docent veel stress ervaart, is een van de meest urgente wensen vaak om je klas rustig te houden en de planningen te halen. Natuurlijk zijn er veel tips om dit op lange termijn te verbeteren, maar het is ook fijn om een paar middelen achter de hand te hebben die je direct kunt inzetten in de klas om jouw stress te verminderen. Een zogenaamd ‘plan SOS’.

98 B. LEIDERSCHAP
FRANCINE JELLESMA

1. Gebruik de methoden.

Het kan heel leuk en motiverend zijn om eigen lessen te ontwerpen. Het is echter niet altijd nodig. Wees dus niet te perfectionistisch of te veeleisend richting jezelf en durf terug te vallen op de methoden wanneer je dat (tijdelijk) nodig hebt.

2. Gebruik een applicatie om je leerlingen bewust te maken van een te hoog geluidsniveau in de klas. Dan hoef jij niet steeds degene te zijn die de klas weer tot de orde roept. Een voorbeeld is ‘Quiet Classroom’. Je kunt zelf instellen bij hoeveel decibel er een geluid klinkt, waardoor het voor de leerlingen duidelijk is dat ze te veel herrie maken.

4. Maak gebruik van internet. Veel leerkrachten plaatsen hun ideeën bijvoorbeeld op Pinterest en er zijn vele websites met lesideeën. Materialen voor veel verschillende vakken vind je op www.internetwijzer-bao.nl/ en een voorbeeld voor Engels is en.islcollective.com/. Op YouTube zijn er veel korte filmpjes te vinden waarin onderwerpen worden uitgelegd, van rekenen tot geschiedenis. Een goed advies hierbij is om niet bij elke les te zoeken naar digitale materialen, maar dit te doen bij die onderwerpen die je zelf lastig vindt en op momenten waarop je zelf geen tijd of zin hebt (wees spaarzaam). Bedenk op een dergelijk moment eerst goed wat je zoekt (wees specifiek) en als je iets vindt wat net niet exact is wat je bedoelde, vul het dan zelf aan zodat het wel voldoet (wees soepel). Anders bestaat het gevaar dat je juist hopeloos veel tijd kwijt bent aan steeds maar weer doorzoeken omdat er ontzettend veel materiaal te vinden is. Kortom, pas het SSS-mediamodel toe en wees: Spaarzaam, Specifiek en Soepel.

5. Gebruik ezelsbruggetjes.

Zowel lesstof als regels in de klas kun je gemakkelijker aanleren met behulp van ezelsbruggetjes. Vaak werkt het goed om een rijmpje of een liedje in een bepaald ritme te bedenken. Voorbeelden hiervan zijn: ‘Zet het waar het hoort: de spullen soort bij soort’ (voor het opruimen) en: ‘Is het boven te klein, dan moet je bij de buren zijn’ (bij minsommen onder elkaar). Een andere manier is om de eerste letters van een woord te benutten.

Een voorbeeld hiervan is het onder punt 4 genoemde

3. Zorg voor ontspannen leerlingen.

Wanneer de leerlingen ontspannen zijn, is het voor jou een stuk gemakkelijker en leuker lesgeven. Je kunt bijvoorbeeld gebruikmaken van de praktische oefeningen die ik heb beschreven in mijn boek Het slimme ontspanningsboek: Help leerlingen om stress te verminderen.

SSS-mediamodel. Een voorbeeld voor de rekenvolgorde is een zin te maken met de beginletters: Hoe Moeten We Van De Onvoldoendes Afkomen?

Haakjes, Machtsverheffen en Worteltrekken, Vermenigvuldigen en Delen, Optellen en Aftrekken. Andere manieren zijn om iets in beeld te brengen (voorbeelden zijn: de regels met pictogrammen, of een krokodillenbek maken van het groter- en kleiner-dan-teken) of door de vingers te gebruiken (zoals de L van links die je met je linkerhand kunt vormen en het aantal dagen van een maand op je knokkels en tussenstukjes). Met wat herhaling blijft de stof gemakkelijker hangen.

6. Speel met energieniveaus.

Als je bijvoorbeeld wilt dat iets snel gebeurt, laat dan eens goed in je instructies doorklinken dat het snel moet gebeuren: ‘Snel, snel, pak je spullen… 1… 2… 3 en zitten!!!’ Praat sneller, eventueel met (gespeelde!) lichte paniek. Je kunt erbij in je handen klappen om je woorden kracht bij te zetten. Als je juist wilt dat de leerlingen geconcentreerd en rustig iets doen, dan zeg je eerder iets als: ‘Stapje… voor stapje… Goed kijken, nog een keer controleren… rustig en voorzichtig.’ Je spreekt elk woord duidelijk en rustig uit en neemt de tijd voor de instructies. Als je gebaren gebruikt, maak die dan groot en rustig.

Over de auteur Francine Jellesma is gepromoveerd in de ontwikkelingspsychologie. Zij werkte vervolgens aan de Universiteit van Amsterdam op de afdeling Pedagogische Wetenschappen als universitair docent en was betrokken bij de oprichting van de Universitaire Pabo van Amsterdam. Zij heeft zich vervolgens volledig toegelegd op de vertaalslag van theorie naar praktijk. Dit doet zij door leerkrachten, ouders en kinderen te coachen en door boeken te schrijven. De SOS-middelen in dit artikel komen uit haar boek Ontspanning voor leerkrachten: Een zelfhulpboek om stress te verminderen

Lees meer en bestel Ontspanning voor leerkrachten via swpbook.com/2486.

ENERGIENIVEAUS”
“SPEEL MET
99 B. SOS-MIDDELEN VOOR IN DE KLAS

We staan liever niet te vaak bij stil bij de onzekerheden en ongemakken van het leven. Toch is het belangrijk om kinderen te leren – en voor te leven – hoe ze hiermee om kunnen gaan. In dit artikel een pleidooi voor ‘opgewekt ongemakkelijk zijn’.

Weetnietkunde

Voor kinderen, leerkrachten en leidinggevenden

en kind komt naar zijn vader toe, gaat op zijn schoot zitten en vraagt:

‘Pappie, waarom kan je televisiekijken?’

E‘Dat weet ik niet, kindje’, antwoordt papa aarzelend.

‘En pappie, waar komt kleur vandaan?’

‘Och kind, dat weet ik niet’, is opnieuw het antwoord.

‘Pappie, waarom groeit het gras?’

‘Ach lieverd, dat weet ik ook niet’, zegt papa.

‘Pappie, vind je het vervelend dat ik je al die vragen stel?’

‘Natuurlijk niet, lieverd! Hoe kun je nou iets leren als je geen vragen stelt?’

Het leven is ongemakkelijk en onzeker

Wanneer denk je dat het eerste ongemak voor een kind optreedt?

Tijdens de eerste spreekbeurt op de basisschool? Bij een Cito-toets? Natuurlijk niet, bij de geboorte al! De tocht door het geboortekanaal, naakt ter wereld komen in een meestal helverlichte omgeving, zelf adem moeten halen, een lagere temperatuur, geen automatische voeding meer. Ons leven op aarde begint, na een zorgeloze tijd in de baarmoeder, met ongemak en soms een trauma.

Het heeft er alle schijn van dat vanaf deze start ons leven sterk draait om het vermijden van ongemak. Daarmee bedoelen we niet alleen het huilen vanwege een vieze luier of een lege maag, dat bij de meeste verzorgers tot een reactie leidt. Het gaat er juist om dat kinderen vaak ‘in de watten’ worden gelegd. Dat ze worden beschermd tegen allerlei obstakels, hobbels en tegenslagen. En natuurlijk is het een taak van ouders hun kleine kinderen tegen gevaar te beschermen. Toch betogen we dat hobbels, tegenslagen en vragen over de toekomst onlosmakelijk bij het leven horen.

luier of een lege maag, dat bij de meeste verzorgers tot ‘in de watten’ worden gelegd. Dat ze worden beschermd het de gevaren,

In tegenstelling tot het dierenrijk, waar de meeste borelingen direct op hun benen moeten kunnen staan vanwege dreigende gevaren, hebben wij mensen een lange periode van groei naar volwassenheid nodig. En ook al kun je met verbazing kijken naar de ontwikkeling van kleine kinderen, toch doen we er lang over.

MARIAN TIMMERMANS EN WILLEM DE VOS
100 B. LEIDERSCHAP
van

Dat die vroegste periode diepgaande invloed heeft op hoe wij ons leven leven en hoe we tegen het leven en zijn onzekerheden aankijken, zal niemand ontkennen en is een basisuitgangspunt voor de meeste psychologische theorieën. Daarbij maakt het veel uit of het kind van jongs af aan een volwassene in de buurt heeft met geruststellende ogen en een milde blik, die het kind opvangt als dat nodig is waardoor het zelfvertrouwen ontwikkelt en kan leren op eigen benen te gaan staan. Iedere volwassene rond een kind kan deze betekenisvolle rol vervullen.

Maar dat moet een complot zijn!

“Weten is een belemmering voor leren”

Het is echter geen vanzelfsprekendheid dat ouders, opvoeders en leerkrachten kinderen leren omgaan met onzekerheid en ongemak. Ook in onze samenleving gebeurt dat niet vanzelf. De landelijke verkiezingscampagne van 2023 was doortrokken van het begrip ‘bestaanszekerheid’. In fundamentele zin terecht, want we horen elkaar in een samenleving het leven basaal mogelijk te maken. Maar onder dit begrip ligt meer. In een atmosfeer die doortrokken is van maakbaarheid, eigen keuzes en het bereiken van vooraf gestelde doelen, is de gedachte dat het bestaan onzeker is en dat ongemak erbij hoort, nauwelijks welkom. Niet voor niets groeien de zorgen over de veerkracht en het incasseringsvermogen van kinderen en jongeren (en volwassenen!). De ideaalbeelden die voortdurend worden verspreid en gevolgd via sociale media, bevestigen dat onzekerheid en ongemak er niet bij horen. Dat is iets voor ‘losers’ en daar wil je niet bij horen. Schrijver Bas Heijne betoogt (hier heel kort samengevat) in zijn essay Onbehagen (2016) dat mensen na de Tweede Wereldoorlog er zozeer aan gewend zijn geraakt dat er steeds sprake is van vooruitgang en een opwaartse lijn, dat we zijn losgeraakt van het besef en de ervaring dat het leven ongemakken kent. Daardoor wordt het steeds moeilijker een

werkelijkheid te accepteren als die ons niet bevalt (bijvoorbeeld bij covid en de klimaatcrisis). Dat is een van de redenen waarom mensen in complotten geloven: als de realiteit zo afwijkt van wat we verwachtten en waar we op dachten te mogen rekenen, dan moet er met die realiteit wel iets mis zijn. Dan moet er wel een complot achter zitten!

Alle reden dus voor mensen in onderwijs en opvoeding om eens onder de loep te nemen hoe ze zelf met onzekerheid en ongemak omgaan. Wij denken dat je kinderen van de eenentwintigste eeuw – met de enorme veranderingen die zij vorm zullen moeten gaan geven en zullen ondergaan – geen groter geschenk kunt geven dan opgewekt ongemakkelijk te kunnen zijn. Maar dan moet je dat zelf wel durven…

Patronen tegen ongemak

Daar lig je dan als jong kind in je bedje. Je probeert jezelf en de wereld om je heen te begrijpen. Met je kinderlijke logica ontdek je patronen: als je bepaald gedrag vertoont negeren je ouders of opvoeders je, als je ander gedrag vertoont krijg je straf, maar er is ook gedrag waarvoor je wordt beloond. Je krijgt dan de liefde en aandacht die voor jou letterlijk van levensbelang zijn. Zo ontwikkelt ieder mens een eigen gedragsstijl waarmee hij of zij de wereld tegemoet treedt. Die stijl is kenmerkend voor de persoon; het is zijn of haar kracht. Het is echter ook de stijl waarin iemand kan doorschieten als de situatie ongemakkelijk wordt.

De logica daarachter is dat je onder de stress van onzekerheid of ongemak méér van hetzelfde gaat doen, meer van het gedrag gaat vertonen dat van oudsher succesvol was, gedrag dat je juist beschermde tegen ongemak. Het slechte nieuws is echter dat dit gedrag in het hier-en-nu niet meer helpt.

In de Transactionele Analyse worden vijf van die gedragspatronen – wat mensen doen onder stress – beschreven. Ze worden hier kort genoemd, met bij ieder patroon ook de positieve kant ervan.

Wees Perfect: Doorschieten in perfectionisme, het nóg preciezer willen weten, verzanden in details. Positieve kant: nauwkeurigheid.

Wees Sterk: Doorschieten in geen emotie tonen, koud en gevoelloos overkomen, geen fouten durven erkennen. Positieve kant: kalmte.

Doe de Ander een Genoegen: Doorschieten in helemaal gericht zijn op de ander, zichzelf vergeten, geen kritische noot durven kraken. Positieve kant: harmonie.

Doe je Best: Doorschieten in steeds nieuwe dingen beginnen, maar niets afmaken. Positieve kant: enthousiasme.

Maak Voort: Doorschieten door in steeds hoger tempo te werken, zodat fouten ontstaan. Positieve kant: in korte tijd veel voor elkaar krijgen.

Meestal herkennen mensen twee patronen bij zichzelf: automatische reacties die je al vertoont voordat je er erg in hebt als je wordt geconfronteerd met ongemak of onzekerheid. Welke twee patronen herken jij? (Op ta-academie.nl/werkstijlen-test is hiervoor een test te vinden.)

Leven met en in onzekerheid

We weten niet zoveel zeker. Iedereen die serieus studeert en onderzoekt, komt erachter dat er nog zoveel te weten en te ont-

101 B. WEETNIETKUNDE

dekken valt en dat het aantal vragen al speurende alleen maar toeneemt. Volg je echter regelmatig debatten in de Tweede Kamer of vergaderingen van een gemeenteraad, dan zou je de indruk kunnen krijgen dat het heel anders ligt. Oneliners en stevige uitspraken wisselen elkaar af, alsof alle vraagstukken terug te brengen zijn tot een paar eenvoudige principes. Borrelpraat werkt op dezelfde manier. Strenger straffen, centrale regie, ingrijpen, nieuwe wetgeving; het zijn termen die bedoeld lijken om onzekerheid en ongemak te bestrijden. Maar we leven in een wereld die sterke ‘VUCA-kenmerken’ vertoont. ‘VUCA’ staat voor de Engelse termen Volatile, Uncertain, Complex en Ambiguous: Vluchtig, Onzeker, Complex, Dubbelzinnig. Vluchtig, want wat vandaag van belang lijkt, het nieuws beheerst of in zwang is, is morgen door iets anders vervangen. De modecollectie van vandaag is morgen alweer verouderd. Onzeker, want we weten niet hoe onze samenleving zich verder ontwikkelen zal, door technische vindingen waaronder kunstmatige intelligentie, de manier waarop leiders van landen zich zullen opstellen of hoe we met de klimaatcrisis om weten te gaan. Complex, omdat we veel meer dan ooit alle mogelijke factoren kunnen onderscheiden die invloed hebben op ons leven en onze toekomst. Factoren die ook nog eens elkaar beïnvloeden op manieren die niet gemakkelijk te achterhalen, laat staan te beïnvloeden zijn.

Dubbelzinnig of ambigu door gedoe over feiten, nieuws dat niet op waarheid berust en complottheorieën.

“Ozekerheid en ongemak zijn de broedplaatsen van waaruit creativiteit en innovatie ontstaan”

De juf weet alles?

Kinderen stellen doorlopend vragen. Soms met een verrassend diep filosofisch gehalte, vooral de vragen die beginnen met ‘waarom’. Ze stellen vragen die allang niet meer in volwassenen opkomen. Daardoor kunnen ze verlegenheid oproepen, al is de verlegenheid van de vader in het verhaal aan het begin wel extreem.

Grappig genoeg werd de term ‘weetnietkunde’ al heel lang geleden gebruikt door kinderen in de leeftijd van de toen lagere school: als iemand zich als een wijsneus gedroeg, of juist iets heel doms zei, kon hij uitgemaakt worden voor ‘professor in de weetnietkunde’. Toen onaardig bedoeld, nu is het misschien wel een geuzennaam!

En in deze VUCA-wereld die doordrenkt is van onzekerheid en onvoorspelbaarheid zullen de kinderen die nu op de basisschool zitten, volwassenen zijn die antwoorden moeten vinden op uitdagingen die in de geschiedenis hun gelijke niet kennen. Zowel voor opvoeders thuis als voor leerkrachten en andere professionals op scholen geldt de vraag: hoe gaan we in het contact met jonge mensen om met deze werkelijkheid?

voor opvoeders thuis als voor

fessionals op scholen geldt

het contact met jonge mensen om met deze werkelijkheid?

met dit fenomeen is dus relevant. Hoeveel

kinderen zo naar jou (kunnen) kijken?

Wij stellen dat het onmogelijk is dat een

samenwerken met anderen om dingen tot standw te mogelijkheden te ontdekken

zin is ‘weten’ een belemmering voor op en mensen bewegen daar graag vandaan. Alleen vanuit het niet-weten kan

Geloof je als meester of juf dat je alles weet? Of dat je alles moet weten? Je werkt in een context waarin kinderen lange tijd het beeld koesteren dat dit het geval is. Op een gegeven moment streven leerkrachten daarin zelfs de opvoeders thuis voorbij. De vraag hoe je als leerkracht omgaat met dit fenomeen is dus relevant. Hoeveel oog en aandacht heb je voor het feit dat kinderen zo naar jou (kunnen) kijken? Misschien ga je er soms zelf in geloven. Wij stellen dat het onmogelijk is dat een persoon alles weet. Zelfs de meest gespecialiseerde professional zal altijd moeten samenwerken met anderen om dingen tot standw te brengen die er nog niet zijn, mogelijkheden te ontdekken die er nog niet waren. In die zin is ‘weten’ een belemmering voor ‘leren’. Niet-weten levert echter ongemak op en mensen bewegen daar graag vandaan. Alleen vanuit het niet-weten kan echter iets nieuws ontstaan.

Wij menen dan ook dat het goed zou zijn kinderen ‘weetnietkunde’ voor te leven, maar dan niet in een project ‘Weetnietkunde op de basisschool’. We geloven dat het zelf praktiseren van de weetnietkunde

102 B. LEIDERSCHAP

Opgewekt ongemakkelijk zijn

kinderen voorbereidt op deelname aan en het mede vormgeven van een wereld vol vluchtigheid, onzekerheid, complexiteit en ambiguïteit.

Daaraan gaat natuurlijk de vraag vooraf hoe leerkrachten, ondersteuners en leidinggevenden zelf omgaan met onzekerheid en ongemak. Als bij jou de hierboven geschetste, geruststellende automatische patronen het voortdurend winnen van het ‘blijven bij het ongemak’, dan draag je die houding over op je leerlingen. En als je als leidinggevende momenten van onzekerheid vooral uit de weg gaat, help je waarschijnlijk vooral jezelf van je ongemak af. Echt iets leren zit er dan niet in.

Onzekerheid benutten door opgewekt ongemakkelijk te zijn

Onzekerheid en ongemak maken onlosmakelijk deel uit van leven. Onzekerheid en ongemak zijn zelfs de broedplaatsen van waaruit creativiteit en innovatie ontstaan. Het is dus van waarde om er gebruik van te durven maken in plaats van ze uit de weg te gaan of te bestrijden. Maar hoe maak je daar nu gebruik van? Hoe is het mogelijk om ongemak zelfs te verwelkomen? Om onze-

kerheid te beschouwen als een kans op een onverwacht vervolg?

Wij vinden houvast in het model van Opgewekt ongemakkelijk zijn (zie figuur).

Toelichting

• Ontwikkel een bewustzijn voor de onaangename ervaring ‘ik heb even helemaal geen idee’. Sta jezelf toe het niet te weten.

• Vertraag en neem rustig waar wat je denkt en voelt.

• Haal drie keer diep adem of doe iets anders dat jou past: neem een slokje water, ga even naar de wc… Reageer vooral NIET spontaan!

• Welk verhaal vertel je jezelf nu: dat je alles moet weten, dat je perfect moet zijn, het anderen naar de zin moet maken, op moet schieten…? Als het je bekende verhaal is, het verhaal van jouw automatische patroon om ongemak te bedwingen, ga er dan niet in mee.

• Ga in plaats daarvan (terug) naar het ongemak, blijf er even bij want dat overleef je wel!

• Stel dan een open vraag, een vraag waarop je zelf het antwoord niet weet. Elke vraag die oprecht onderzoekend is, is goed. Wat gebeurt er nu? Wie heeft een suggestie? Welke andere mogelijkheden zijn er? Wat zou dit kunnen zeggen over de theorie waar we mee bezig zijn of het agendapunt dat we behandelen? Wat komt er nu in je op?

Over de auteurs

Marian Timmermans (mail@mariantimmermansconsult.nl) en Willem de Vos (info@goederaed.nl) schreven samen het boek Weetnietkunde, ontspannen omgaan met onzekerheid en ongemak (SWP, 2021).

Je hebt dan de weetnietkunde beoefend: voorgeleefd hoe een mens een nieuwe ruimte betreedt, waar het spannend is omdat je de antwoorden nog niet weet, een ruimte waar juist om die reden nieuwe dingen kunnen ontstaan. Feliciteer jezelf ermee dat je aan jonge mensen een voorbeeld hebt gegeven van hoe je opgewekt ongemakkelijk kan zijn. B.

103 B. WEETNIETKUNDE

Kindcentrum de Vindplaats:

opvang, onderwijs, extra ondersteuning én zorg in een

superdiverse wijk

Het Vindplaatsplein

Sinds 2022 is Amsterdam een integraal kindcentrum rijker dat serieus werk maakt van inclusie en diversiteit: Kindcentrum de Vindplaats. IJsbrand portretteert het kindcentrum in dit artikel.

IJSBRAND JEPMA

Portret
104 B. LEIDERSCHAP

In stadsdeel Bos en Lommer is (ver)nieuwbouw uitgevoerd van het schoolgebouw van voormalig basisschool Narcis Querido. Deze school is samengesmolten met voormalig basisschool De Roos en Akros Kinderopvang en Welzijn tot Kindcentrum de Vindplaats. Schoolleider Gert Geertsma, voormalig directeur van De Roos, is vanaf dag één bij de vorming ervan betrokken. Binnen Kindcentrum de Vindplaats is Geertsma de leidinggevende van zowel onderwijs als opvang.

Hij vertelt dat beide, betrekkelijk kleine basisscholen, al jaren te maken hadden met een gestage terugloop in de leerlingaantallen; een fusie was onvermijdelijk. Schoolbestuur AWBR (Amsterdam West Binnen de Ring) en stadsdeel Bos en Lommer kregen in het zogeheten ‘gebiedsgebonden overleg’ de kans om iets unieks neer te zetten, samen met Akros Kinderopvang en Welzijn, hun ‘preferred supplier’ voor kinderopvang.

Buiten het schoolbestuur en het samenwerkingsverband passend onderwijs om heeft vooral de gemeente Amsterdam een belangrijke rol gehad in de oprichting van Kindcentrum de Vindplaats. De gemeente heeft de (ver)nieuwbouw mogelijk gemaakt, maar ook andere financiële middelen vrijgespeeld en inhoudelijke ondersteuning geboden.

Fusievorming trekt aan en stoot af

In de fusievorming is een plukje ouders van De Roos vertrokken naar een andere, populaire witte basisschool in de buurt. Dit wordt betreurd. Het betreft vooral zogeheten witte, hoogopgeleide ouders. Zij zagen het samengaan met de Narcis Querido niet zo zitten. Hoewel

De Roos zelf ook een flinke populatie kinderen uit kansarme gezinnen had en ook nieuwkomersklassen en een groep met Oekraïense kinderen, vonden ze deze stap toch nét iets te spannend. De Narcis

Querido had naar verhouding nog meer kinderen uit kansarme gezinnen en stond in de buurt bekend als een ‘zwarte school’.

De teams van beide scholen, kinderopvang en andere professionals van aanpalende aanbieders hebben aan elkaar moeten wennen, zowel in zienswijze als werkcultuur. Iedereen moest ‘een beetje worden losgeweekt uit de bestaande structuren’, aldus Geertsma. De kinderopvangorganisatie stelde zich aanvankelijk vrij volgend op, maar is inmiddels uitgegroeid tot een volwaardige partner voor het aanbod buiten de reguliere schooltijden: kinderdagopvang, voorschool, voorschool+ (maximaal 8-10 peuters), buitenschoolse opvang en een afwisselend naschools programma.

Hoewel de opheffing van twee basisscholen en een fusie tot een nieuwe school altijd een beetje pijn doet bij kinderen, ouders en personeel, is in de aanloop een intensief traject bewandeld dat uiteindelijk heeft geresulteerd in Kindcentrum de Vindplaats. In het traject hebben de teams van professionals onder leiding van kunstenaars mogen dromen in toekomstbeelden en is er in het contact en de dialoog een hechte nieuwe gemeenschap gesmeed, die inclusie en diversiteit hoog in het vaandel heeft staan. Inclusief in termen van waardering, acceptatie en benutting van ieders kwaliteiten en talenten, met betrekking tot

kinderen én volwassenen. En divers in alles waarin een school maar divers kan zijn: populatie, sociaal-etnische achtergronden, gedrag, karakters, deskundigheid en aanbod.

De school wil een ‘echte buurtschool’ zijn, diep geworteld in de haarvaten van Bos en Lommer. Daarom zijn in principe alle kinderen van 0 tot en met 12 jaar welkom. ‘Geen kind de buurt uit’, is het adagium. Kindcentrum de Vindplaats heeft overigens nog ruimte vrij voor de plaatsing van meer kinderen. Een van de kinderopvangruimtes staat momenteel leeg, maar op de krappe arbeidsmarkt zijn er geen pedagogisch medewerkers te vinden.

Inspiratie

Het team van Kindcentrum de Vindplaats heeft zich onder meer laten inspireren door een studiereis naar Finland. Vooral de buitenlandse gemeenschapsscholen met een brede functie voor het hele gezin

“Er is een hechte nieuwe gemeenschap gesmeed, die inclusie en diversiteit hoog in het vaandel heeft staan”

spraken tot de verbeelding. In Finland blijkt dat kleine gemeenschappen met een sterke sociale cohesie tussen alle leden en betrokkenheid op elkaar beter functioneren en ook inclusiever zijn voor kinderen met een beperking. Er wordt meer ruimte gegeven aan diversiteit. Soms is dit ook uit nood geboren: vrijwel al het speciaal onderwijs in Finland

105 B. KINDCENTRUM DE VINDPLAATS

zit in de meer verstedelijkte gebieden. Deelname aan speciaal onderwijs vanuit ruraal gebied betekent dan vrijwel meteen ook een verwijdering uit de alledaagse gemeenschap, met grote afstanden tussen thuis en school en lange reistijden. Mogelijkheden om vriendschappen te behouden en samen vrije tijd door te brengen wordt dan ernstig bemoeilijkt. In dergelijke situaties wordt er alles aan gedaan om het kind met een ondersteuningsbehoefte te bieden wat het nodig heeft om op de reguliere school te kunnen blijven.

Ook binnen Nederland is inspiratie opgedaan. Zo zijn IKC Stella Nova in Zoetermeer, Laterna Magica in Amsterdam, De Wijde Wereld in Uden, de Alan Turingschool in Amsterdam en de Synergieschool in Roermond bezocht. Basisscholen met een landelijke uitstraling, omdat ze allemaal iets bijzonders doen. Van elk bezocht initiatief is wel iets opgestoken en afgekeken om tot een eigen onderwijskundig concept te komen.

Onderwijskundig

concept

Het onderwijskundig concept van Kindcentrum de Vindplaats houdt volgens Geertsma ergens het midden tussen de pedagogiek van Malaguzzi, ontwikkeld in Reggio Emilia in Italië

(vooral bekend in de wereld van de kinderopvang vanwege de ‘100 talen waarin de kinderen spreken en zich uiten’), Jenaplan (met haar ruimte voor inclusief denken, vrijheid en leef- en werkgemeenschap), Freinet (vanwege het ‘natuurlijk leren’) en een vleugje ervaringsgericht onderwijs (EGO) van de Belgische professor Laevers. Binnen het kindcentrum werken alle kinderen langere tijd aan één thema. Elk jaar staan vier à vijf (kennis)rijke themaprojecten centraal, die gedurende de kindcentrumloopbaan ongeveer drie keer vanuit weer een andere invalshoek aan bod komen. Elk themaproject wordt afgesloten met presentaties en tentoonstellingen voor de kinderen en ouders. De kinderen werken zelfstandig en samen met andere kinderen aan deze thema’s, begeleid door diverse professionals. De thema’s zijn verbonden aan de kerndoelen van taal, wereldoriëntatie, kunst en cultuur en burgerschap. Hierdoor leren kinderen spelenderwijs, levensecht en in samenhang. Daarnaast krijgen ze instructies op taal en rekenen en is er veel aandacht voor lezen. Alle kinderen werken met een doorlopende leerlijn: de groepsbegeleiders maken per kind afspraken over wat ze gaan doen en wat ze daarbij nodig hebben. Ieder kind heeft een eigen portfolio waarin het kan (laten) zien wat haar of zijn ontwikkelingsstappen zijn en aan welke doelen het werkt. Voor kinderen die extra ondersteuning en/of uitdaging nodig hebben biedt het kindcentrum alle ruimte. Tijdens en na schooltijd kunnen kinderen workshops volgen door vakdocenten op allerlei gebieden (muziek, dans, bewegingsonderwijs, techniek, wetenschap, beeldende vorming, koken, atelier) en zijn de ruimtes en faciliteiten beschikbaar zodat kinderen verder kunnen spelen, leren en werken. Kinderen voor wie bepaalde onderwerpen een uitdaging zijn, krijgen extra begeleiding.

Daarnaast stimuleert Kindcentrum de Vindplaats gezond leven. Dit betekent veel bewegen, sporten en gezond eten en drinken. Er is een continurooster en er wordt gezamenlijk geluncht (gezond en halal) met een samen met de kinderen verzorgde maaltijd. In eerste instantie heeft Van Uden Charity dit samen met het Jeugdeducatiefonds

106 B. LEIDERSCHAP
. Een binnenzandbak in Kindcentrum de Vindplaats

mogelijk gemaakt en wordt het vanaf mei gefinancierd vanuit de landelijke overheid.

De totstandkoming van de werkwijze van Kindcentrum de Vindplaats kan eclectisch en organisch tegelijk worden genoemd. Nog steeds wordt het ontwikkelde onderwijskundig concept tegen het licht gehouden en al werkend verfijnd. Men wil nadrukkelijk geen gespecialiseerd of speciaal onderwijs binnen het stelsel van regulier basisonderwijs zijn of worden.

Een rijk aanbod in een superdiverse wijk

Kindcentrum de Vindplaats wil een buurtschool zijn voor alle kinderen, met alles erop en eraan. Gelegen in Landlust, een superdiverse wijk in Bos en Lommer. Om ruimte te kunnen geven aan inclusie en diversiteit wordt veel uit de kast gehaald. De architect die de (ver) nieuwbouw heeft uitgevoerd, heeft daarbij goed geluisterd naar de toekomstige gebruikers. De Vindplaats biedt opvang, onderwijs, extra ondersteuning én aanvullende zorg als één geheel in een uniek gebouw met allerlei extra ruimtes en voorzieningen. Het gebouw is zowel tussen 7:30 uur en 18:30 uur als in de avonduren toegankelijk voor mensen uit de buurt. Er zijn sfeervolle groepsruimtes (‘huizen’), ruimtes waar gezamenlijk gewerkt en gespeeld wordt (‘buurten’) en een groot centraal (binnen)plein. Er zijn stille ruimtes voor concentratie, maar ook ruimtes voor dans en muziek, wetenschap, techniek, beeldende vakken, theater, sport en spel. De buitenruimte biedt uitdaging, sport, spel en plekjes om te chillen. Het hart van het kindcentrum is het Vindplaatsplein. Dit is de ruimte waar alle kinderen, ouders, medewerkers en andere betrokkenen elkaar ontmoeten. Hier worden de gezamenlijke activiteiten georganiseerd. De huizen op de begane grond, waar de onderbouw zich bevindt, hebben rechtstreeks toegang tot het speelplein, zodat ook de buitenruimte te gebruiken is als (les)ruimte. Om ruimte te bieden aan de verschillende manieren van ontwikkelen, zijn er ruimtes voor ontmoeting, stilte, beweging, afgesloten ruimtes en open ruimtes. Alle ruimtes zijn ook te gebruiken voor de buitenschoolse opvang en andere naschoolse activiteiten. Er is een voltijds conciërge aanwezig, onmisbaar in een gebouw met zoveel functies en voorzieningen.

Bewoners, verenigingen en ondernemers uit de buurt zijn welkom in en om het gebouw voor activiteiten, cursussen, koffieochtenden, themabijeenkomsten en om te sporten in de gymzaal.

Samenwerking met vele partners

Om kinderen te kunnen bieden wat ze nodig hebben, werkt Kindcentrum de Vindplaats samen met vele partners. Met expertisecentrum Uniek is het mogelijk logopedie en speltherapie te bieden. Stichting Kind en Motoriek biedt aanvullende expertise in de vorm van een kinderoefentherapeut. Viertaal ondersteunt kinderen die hulp nodig hebben bij de spraak- en taalontwikkeling, waarbij ook een beroep kan worden gedaan op Kentalis Audiologisch Centrum. Voor expertise over speciaal (basis)onderwijs klopt men aan bij Kolom en Orion. Een schoolarts en schoolverpleegkundige bieden gezondheidszorg en voor onderzoek naar en behandeling van dyslexie wordt samengewerkt met Stichting ABC.

Ondersteuning én zorg

Kindcentrum de Vindplaats biedt niet alleen de basisondersteuning die nodig is volgens de Wet passend onderwijs, maar probeert ook extra ondersteuning te organiseren, zodat elk kind optimaal kan meedoen. Bijvoorbeeld door de inzet van hulpmiddelen, begeleiding in kleine groepjes, speltherapie, of begeleiding bij dyslexie. De Vindplaats heeft een inclusieve ambitie, maar is daar tegelijk bescheiden in: het wil nog niet zeggen dat alles ook lukt. Wel willen alle Vindplaatsteamleden zich samen inzetten voor dit doel en in de toekomst nóg inclusiever zijn. Er wordt overlegd met de kinderen en de ouders om te weten wat de ondersteunings- en/of zorgbehoeften zijn.

“Kindcentrum de Vindplaats heeft een inclusieve ambitie, maar is daar tegelijk bescheiden in: het wil nog niet zeggen dat alles ook lukt”
107 B. KINDCENTRUM DE VINDPLAATS

Voor geraadpleegde literatuur, zie qr-code

"Kindcentrum

de Vindplaats heeft een heel eigen aanpak ontwikkeld"

Ze werken intensief samen met eigen experts en die van andere organisaties. Aan het kindcentrum zijn experts verbonden op het gebied van dyslexie, gedrag, psychologie, speltherapie, orthopedagogiek, kind- en motoriek, hoogbegaafdheid, logopedie jeugdhulp en jeugdgezondheid. Bij aanmelding van een kind wordt met een team van interne en externe specialisten zorgvuldig gekeken of in de groep de benodigde ondersteuning en/of zorg kan worden geboden.

Kleinschaligheid en geborgenheid

Kindcentrum de Vindplaats heeft een heel eigen aanpak ontwikkeld. Er wordt gewerkt met verticale stamgroepen (twee en in de toekomst drie jaren) en kinderen kunnen ook in de gemeenschappelijke ruimtes met andere kinderen aan de slag. Het ‘huis’ (in de meeste gevallen een semi-open stamgroepruimte) is de vertrouwde basis. Elk huis (de stampgroep) telt maximaal 22 kinderen en drie huizen vormen samen een ‘buurt’ (maximaal 66 kinderen). Er zijn buurten voor kinderen van 0 t/m 3 jaar, 4 t/m 6 jaar, 7 t/m 9 jaar, 10 t/m 12 jaar en voor nieuwkomers in Nederland.

De groep start en eindigt samen met de groepsleerkracht de dag in het eigen huis. Tussendoor komen ze zoveel samen in het huis als nodig is. Er wordt met elkaar gedeeld en gevierd en er worden afspraken gemaakt voor de dag. Daarna gaan de kinderen in de buurt, het huis of elders in het gebouw aan het werk. In een buurt zijn drie leerkrachten en een ondersteuner/pedagogisch medewerker als groepsbegeleiders aan het werk.

Dit zijn gunstige randvoorwaarden voor het bieden van inclusiever onderwijs, hoewel het herbergen van kinderen met een ondersteuningsbehoefte als gevolg van een ernstige psychiatrische aandoening altijd een uitdaging is en blijft, op elke school en onder alle condities. Omdat het gebouw veel semi-open ruimtes heeft die met elkaar in verbinding staan en vloeiend in elkaar overlopen (geen deuren, veel glas) blijkt het lastig om sommige kinderen een rustige, prikkelarme, veilige en kleinschalige omgeving te bieden. Dit geldt vooral voor de Reigergroep (voorschool+) waar drie tot vijf kinderen met psychiatrische problematiek samenkomen.

Kosten-batenanalyse

Geertsma zou graag een kosten-batenanalyse willen loslaten op het concept van Kindcentrum de Vindplaats, want het kindcentrum houdt veel kinderen weg van meer intensieve en dure vormen van speciaal onderwijs en zorgtrajecten; daarvan zijn ze overtuigd. Mogelijk leidt de aanpak ook tot kansrijkere

schoolloopbanen en betere perspectieven op werk en goed burgerschap. Als de kosten-batenanalyse gunstig zou uitpakken, is dat een extra argument om naar een inclusiever onderwijsstelsel over te stappen.

Ontwikkelpunten

De komende twee jaren gaat Kindcentrum de Vindplaats meer focus en structurering aanbrengen in het ontwikkelde concept. Men gaat daarnaast de verbinding leggen met het cluster 2-onderwijs, om straks ook kinderen met taal- en ontwikkelingsstoornissen te kunnen geven wat ze nodig hebben. Want zelfs Kindcentrum de Vindplaats kan nóg inclusiever worden. B.

Dit portret is een ingekorte versie van een hoofdstuk uit het boek Het kindcentrum integraal en inclusief? door Frank Studulski, Sardes (zie swpbook.com/2551).

Over de auteur

IJsbrand Jepma is werkzaam als adviseur bij Sardes in Utrecht.

108 B. LEIDERSCHAP

HET CURSUSAANBOD VAN

CREATIEF COMMUNICEREN MET KINDEREN EN JONGEREN

1 dagdeel

Creatieve communicatietechnieken kun je niet alleen gebruiken om kinderen en hun gezin te leren kennen, maar ook om moeilijke situaties met kinderen bespreekbaar te maken. Je gaat aan de slag met verbale technieken en teken-, spel- en knutseltechnieken.

FABELS VAN VOS, WERKVORMEN EN METHODIEK

FABELS VAN VOS, WERKVORMEN EN METHODIEK

Wil jij kinderen helpen omgaan met de uitdagingen in het leven en hen ondersteunen in hun zoektocht naar zichzelf? Deze training baseert zich op de EFT-methodiek (Emotional Freedom Techniques) en maakt gebruik van het voorleesboek en het werkboek Fabels van Vos.

Krijg een introductie van het kindercoach- en voorleesboek ‘Fab Vos’ met vele oefeningen, werkvormen, voorlees-audio’s en sugge voor vragen. Centraal staat de methodiek ‘Emotional Freedom

1 dagdeel

KINDEREN MET OPVALLEND GEDRAG

1 dag

EEN RUGZAK VOL GESPREKSVORMEN OM TE PRATEN

MET KINDEREN IN SCHEIDINGSSITUATIES

Hoe ga je om met gedrag dat je als lastig ervaart? Deze trainin je handvatten, werkvormen en materialen om kinderen met ander of opvallend gedrag te helpen. Aan de hand van werkvormen uit d speltherapie leer je tot gedragsverandering te komen.

Waar ouders scheiden, scheiden de kinderen mee. Maar hoe ga je het gesprek met het kind aan? En hoe kan je ouders en kinderen hierin begeleiden? In deze cursus leer jij hoe je binnen het beroepsmatige en juridische kader als professional kunt en moet bewegen.

EEN RUGZAK VOL GESPREKSVORMEN

Waar ouders scheiden, scheiden de kinderen mee. Maar hoe ga je het gesprek met het kind aan? En hoe kan je ouders en kinderen hierin begeleiden? In deze cursus leer jij hoe je binnen het beroepsmatige en juridische kader als professional kunt en moet bewegen.

TRANSACTIONELE ANALYSE, EEN INTRODUCTIE

De zeer toepasbare modellen uit deze training helpen je je bewust te worden van niet effectieve patronen en hierin nieuwe, alternatieve opties te verwerven. Je leert ineffectieve patronen van communicatie herkennen en krijgt opties voor hoe het anders kan!

WERKEN MET MELDCODE - KINDERMISHANDELING

2

Tijdens deze training word je actief betrokken in het signalere én handelen bij vermoedens van kindermishandeling. Ook leren deelnemers om signalen van kindermishandeling en huiselijk gewe te herkennen en vormen van kindermishandeling te onderscheiden.

BEKIJK HET VOLLEDIGE AANBOD OP WWW.LOGAVAK.NL
BEKIJK HET VOLLEDIGE AANBOD OP WWW.LOGAVAK.NL
1 dagdeel
dagen

HORIZONTAAL

5. ...uur

7. Schildermateriaal

9. Aandachtstekortstoornis

10. Vorm van geluid

13. Emotionele schok

14. Groep 1 tot en met 4

15. Schrijfmiddel

17. In een opwelling

18. Huisdier

19. Hoger beroepsonderwijs

20. Lidwoord

22. Lichamelijke opvoeding

24. Gevoel

26. Uitblinker

27. Te veel indrukken

29. Vocale en/of instrumentale geluiden

34. Herinneringsvermogen

36. Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit

40. Kort moraliserend verhaal

41. Proef

VERTICAAL

1. Atypische ontwikkeling

2. Snelheid

3. Dreumes

32. Voorschrift

33. Ontplooiing

35. Muziekschrift

42. Waardoor men iets doet

44. Eindtoets

45. Getal volgend op vijf

48. Pennenkoker

49. Beweeglijkheid

53. Groep

52. Tegengestelde van ja

56. Vrees om fouten te maken

58. Wereldtaal

59. Gezongen tekst

60. Afgesloten stuk land

63. Wisselwerking

66. Verloftijd

67. Muziekspeeltuig

4. Eerste persoon enkelvoud

6. Vermaak

7. Preparatie

8. Afbeelding

9. Vierhandig zoogdier

11. Iemand die nog maar kort in Nederland is

12. Samengevoegde papieren met tekst en/of afbeeldingen

16. Nederlands als tweede taal

21. Aansturend

22. Geestelijke gezondheidszorg

23. Project ....

25. Alleen

28. Iemand die tijdelijk in ander land werkt

30. Stekelig dier

31. Schriftteken

37. Classificatiesysteem voor psychiatrische aandoeningen

38. Letters tot woorden samenvoegen

39. Woud

43. Onwel

46. Roofdier dat op hond lijkt

47. Knaagdier

50. Jong kind tussen 4 en 6 jaar

51. Telwoord

54. Bekwaamheid

55. Alle bewuste en onbewuste handelingen

57. Intelligent

61. Les...

62. Sluw roofdier

64. Autismespectrumstoornis

65. Lidwoord

6 14 19 44 38 33 17 57 48 11 24 7 63 67 58 55 31 21 27 66 34 29 32 30 35 22 110 B. KRUISWOORDPUZZEL

Los de puzzel op en win!

Dit zijn de prijzen:

1 Zangles in de klas

van Elly Machtel, onder andere auteur van De ladder van Toontje

4

Vul het juiste antwoord in op www.basisschoolmagazine.nl/puzzel en maak kans op mooie prijzen! Meedoen kan tot 1 oktober 2024.

3

2

van Bart Fortgens, onder andere auteur van Apennoten en bekend van het gelijknamige tv-programma.

Nieuwkomerspakket

5

Deelname voor één persoon aan een congres of middagsymposium naar keuze bij Logacom BV Congresorganisatie (kijk voor het aanbod op www.logacom.nl).

Muziekles in de klas €100,–

Bodypercussieworkshop in de klas

van Jeroen Schipper en Heiko de Jonge.

met de volgende boeken: Alfje, het letterbeest, Klaas Konijn is weg, Kat Kaat is weg, Ella Egel is weg, Hoeveel talen spreek jij? en Het meertalige kind.

6

Een jaarabonnement

op het pedagogisch vakblad Pedagogiek in Praktijk (PiP) t.w.v. € 102,00 (voor  meer informatie zie www.pedagogiek.nu).

7

Boekentegoed

t.w.v. € 100,- te besteden in de webshop van Uitgeverij SWP (kijk voor het aanbod op www.swpbook.com).

111 B. PRIJZEN

B.

congrescentrum spant!, bussum

HET BLIJE KIND

voor wie?

Het congres is bedoeld voor: leerkrachten in de onderbouw, remedial teachers, intern begeleiders, (ortho)pedagogen, zorgcoördinatoren, pedagogisch medewerkers in de kinderopvang en buitenschoolse opvang en PABO/ROC studenten en docenten. En natuurlijk ieder ander die het jonge kind een warm hart toedraagt.

INFORMATIE EN AANMELDEN: HETJONGEKIND.NL

Basisschool magazine

In dit nummer:

Klassiek, pop of jazz: Kinderen vinden alles geweldig

HOE STIMULEER

JE LEESLUST?

Diversiteit op school: van bijz dere weetjes tot teaching t ls

nog veel meer

Spelenderwijs leren in de open lucht

PRIJS: €7,95
PARTNERS

Gerespecteerde deskundigen

Het vakblad staat boordevol toegankelijke artikelen van de meest gerespecteerde deskundigen uit binnen- en buitenland. Of het nu gaat over ontwikkelingsstoornissen, hangjongeren of ordehandhaving in de klas, PIP is er voor lezers die willen blijven meepraten zonder overbodig jargon. Daarnaast is PIP bij uitstek geschikt om te gebruiken in het onderwijs.

Volledig toegang tot de pedagogische kennisbank pedagogiekdigitaal.nl plus vier gedrukte nummers in de bus. Alleen een online-abonnement is ook mogelijk. Kijk voor de mogelijkheden op pedagogiek.nu/abonnement

Minimaal 6 keer per jaar een interessante nieuwsbrief;

Van ordehandhaving in de klas tot hangjongeren

Vakblad Pedagogiek in Praktijk verschijnt vier keer per jaar voor (ortho)pedagogen, interne begeleiders, professionele opvoeders, jongerenwerkers, leerkrachten PO-VO, ouders en studenten. Informerend en opiniërend voor ieder die zich pedagogische vragen stelt waarvan het antwoord begint waar andere opvoedingsbladen ophouden.

Ben je nog niet uitgelezen?

Scan de QR-codes voor nog meer inspirerende artikelen!

B.

Aan dit nummer werkten mee

Een boek naar keuze, je kunt kiezen uit:

Een andere kijk op scholen t.w.v. € 21,00 of Pedagoog, durf te spelen t.w.v. € 19,50;

Kortingen op congressen en cursussen van partners Logacom en Logavak.

Ga naar Pedagogiek.nu/abonnement of

Joke de Jonge, Mirjana Petrović, Sanne de Rooij, Bernadette Vermeij, Iris Duinmeijer, Maaike Diender, Wendy Bontje, Elly Machtel, Wesley Verboom, Martine Delfos, Tirtsa Ehrlich, Anneke Groot, Dineke Verkaik, Filip Mennes, Bea Pompert, Mirjam Zwaan, Wendy Koopmans, Maaike Steeman, Hilde Stroobants, Margoke Nijssen, Iris Revers, Francine Jellesma, IJsbrand Jepma, Marian Timmermans en Willem de Vos.

Eindredactie

Irna van der Wekke, irna@vanderwekketeksten.nl

Productie Marjo de Jong, marjo@mailswp.com

Vormgeving Vormpost, Tessa van Hapert-Kwee Uitgevers Coby Faber, cfaber@mailswp.com

Trude van Waarden, tvwaarden@mailswp.com

Coördinatie & marketing

Nadine Campman, nadine@mailswp.com

Wesley Verboom, wesley@mailswp.com

Adverteren en acquisitie

Philippine Herkes, philippine@mailswp.com

Advertentietarieven en -voorwaarden zijn te raadplegen via www.basisschoolmagazine.nl/adverteren

Prijs € 7,95

Alle boeken die zijn opgenomen in het Basisschoolmagazine zijn te bestellen via www.swpbook.com. In België gaat de distributie van boeken via www.epo.be. Meer informatie over de cursussen kunt u vinden op www.logacom.nl of www.logavak.nl.

© 2024 Uitgeverij SWP, Amsterdam, www.swpbook.com Alle rechten voorbehouden. Algemene voorwaarden van Uitgeverij SWP zijn van toepassing.

scan
QR-code
neem direct
Als abonnee
je: PEDAGOGIEK IN PRAKTIJK STELT VRAGEN WAARVAN HET ANTWOORD BEGINT WAAR ANDERE
113 COLOFON B.
de
en
een abonnement!
krijg
OPVOEDINGSBLADEN OPHOUDEN!
Basisschool magazine
SWPJaarmagazine2024Cover.indd 5-7 09-05-2024 20:41

Help! Mijn leerlingen hebben stess!

Als je werkt met kinderen kun je merken dat zij soms last hebben van stress. Bijvoorbeeld op een drukke schooldag of wanneer ze vervelende dingen meemaken. Als leerkracht kun je van grote betekenis zijn door ontspannende momenten in te bouwen in jouw lessen. Het slimme ontspanningsboek van Francine Jellesma staat boordevol informatie, tips en ontspannende activiteiten om te doen met jouw leerlingen. Probeer bijvoorbeeld eens humor in de lessen te gebruiken om te ontspannen. Dit kan met de ‘Quiz van grappige vergissingen’.

Quiz van graige vergiingen

Nodig: Pen en papier. Het boek dat je voor het vak gebruikt. Eventueel een klein prijsje voor het winnende groepje.

Oefening: Zet de leerlingen in groepjes. Lees een tekst voor uit een geschiedenis- of aardrijkskundeboek, maar vervang woorden op een grappige manier. Doe dit soms met een dikke hint, zoals: ‘In de Gouden Eeuw brachten de schepen vanuit Amerika Coca-Cola mee. Mmm, lekker zeg!’. Hier noem je dus cola in plaats van cacao. Andere doe je wat subtieler. ‘Het verbouwen van bloemen heet telen’ wordt ‘Het verbouwen van bloemen heet stelen’. Hoe grappiger je ‘vergissingen’, hoe beter! Laat de leerlingen in hun eigen groepje met elkaar bedenken welke fouten je hebt gemaakt. Weten ze ook het goede antwoord? Wissel aan het einde van de ronde de blaadjes uit zodat de groepjes elkaars werk beoordelen. Voor elke opgespoorde fout krijgt het groepje een punt en voor elk goed antwoord ook een punt. Speel het spel op verschillende dagen in verschillende rondes. Het groepje met de meeste punten is de winnaar.

Lees meer en bestel Het slimme ontspanningsboek: Help leerlingen om stress te verminderen via swpbook.com/2289.

Over de auteur

Francine Jellesma is gepromoveerd kinderpsycholoog en heeft veel praktijkervaring. Naast het schrijven van boeken, coacht ze leerkrachten, ouders en kinderen.

112 B. HELP! MIJN LEERLINGEN HEBBEN STRESS!
SWPJaarmagazine2024.indd 112 09-05-2024 20:31

congrescentrum spant!, bussum

HET BLIJE KIND

voor wie?

Het congres is bedoeld voor: leerkrachten in de onderbouw, remedial teachers, intern begeleiders, (ortho)pedagogen, zorgcoördinatoren, pedagogisch medewerkers in de kinderopvang en buitenschoolse opvang en PABO/ROC studenten en docenten. En natuurlijk ieder ander die het jonge kind een warm hart toedraagt.

INFORMATIE EN AANMELDEN: HETJONGEKIND.NL

PARTNERS

Ben je nog niet uitgelezen?

B.

Basisschool magazine

Aan dit nummer werkten mee

Joke de Jonge, Mirjana Petrović, Sanne de Rooij, Bernadette Vermeij, Iris Duinmeijer, Maaike Diender, Wendy Bontje, Elly Machtel, Wesley Verboom, Martine Delfos, Tirtsa Ehrlich, Anneke Groot, Dineke Verkaik, Filip Mennes, Bea Pompert, Mirjam Zwaan, Wendy Koopmans, Maaike Steeman, Hilde Stroobants, Margoke Nijssen, Iris Revers, Francine Jellesma, IJsbrand Jepma, Marian Timmermans en Willem de Vos.

Eindredactie

Irna van der Wekke, irna@vanderwekketeksten.nl

Productie Marjo de Jong, marjo@mailswp.com

Vormgeving Vormpost, Tessa van Hapert-Kwee Uitgevers Coby Faber, cfaber@mailswp.com

Trude van Waarden, tvwaarden@mailswp.com

Coördinatie & marketing Nadine Campman, nadine@mailswp.com, Wesley Verboom, wesley@mailswp.com

Adverteren en acquisitie

Philippine Herkes, philippine@mailswp.com

Advertentietarieven en -voorwaarden zijn te raadplegen via www.basisschoolmagazine.nl/adverteren

Prijs € 7,95

Alle boeken die zijn opgenomen in het Basisschoolmagazine zijn te bestellen via www.swpbook.com. In België gaat de distributie van boeken via www.epo.be. Meer informatie over de cursussen kunt u vinden op www.logacom.nl of www.logavak.nl.

© 2024 Uitgeverij SWP, Amsterdam, www.swpbook.com

Alle rechten voorbehouden. Algemene voorwaarden van Uitgeverij SWP zijn van toepassing.

113 COLOFON B.
meer
Scan de QR-codes voor nog
inspirerende artikelen!

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.