Feuilleton De kleine prins

Page 1

De kleine prins A ntoine de S aint-ExupĂŠr y

Vertaling: Martine F. Delfos


Introdu ctie Het magische boek van Antoine de Saint-ExupĂŠry, De kleine prins, is op de Bijbel na het meest vertaalde boek ter wereld. Terecht. Hij beschreef de spanning tussen de wereld van het kind en die van de volwassene. Hij kon zich verplaatsen in een vierjarige op een wijze die nog steeds weinigen gegeven is. Voor een ieder die werkt met kinderen en jongeren in alle opzichten niet alleen een mooi, maar ook een leerzaam boek. Over het belang van contact, over het recht gerespecteerd te worden als je lastig gedrag hebt, over de zorgvuldigheid hoe een contact opgebouwd moet worden. Over het recht om ook als kind vragen beantwoord te krijgen, over het recht op verdriet en over de nutteloosheid van een bestaan zonder verbintenis met een ander. Maar vooral over de aandacht en het geduld die het opbouwen van contact vereist. Het wordt beschreven in de behoefte van de vos een vriend te hebben en de noodzaak daarvoor getemd te worden. Een wonderschone beschrijving van hoe het maken van contact de mens uniek maakt met juist zijn positieve ĂŠn negatieve eigenschappen die de relatie waardevol maken, zelfs tot na de dood in de uniciteit van de herinneringen. De les van de kleine prins is: Het belangrijkste is onzichtbaar voor de ogen. Je moet met je hart zoeken. Martine F. Delfos

2


Ho ofdstuk I Toen ik zes jaar was, heb ik een keer een prachtig plaatje gezien in een boek over het Maagdelijke Woud. Het heette ‘Avonturen’. Het stelde een boa-slang voor die een wild beest inslikte. Hier is de kopie van de tekening.

In het boek stond: ‘Boa-slangen slikken hun prooi in één keer door, zonder te kauwen. Daarna kunnen ze niet meer bewegen en slapen ze zes maanden omdat hun spijsvertering dat nodig heeft om te kunnen verteren.’ Ik heb toen erg veel nagedacht over de avonturen van het oerwoud. Het is mij op mijn beurt gelukt om met een kleurpotlood mijn eerste tekening te maken. Mijn tekening nummer 1. Zo zag hij eruit:

Ik heb mijn meesterstuk aan de grote mensen laten zien en ik heb hen gevraagd of mijn tekening hen angst aanjaagt. Ze antwoordden: “Waarom zou een hoed bang maken?” Mijn tekening stelde geen hoed voor! Het stelde een boa-slang voor die een olifant verteerde. Toen heb ik de binnenkant van de boa getekend, zodat de grote mensen het konden begrijpen. Grote mensen hebben altijd uitleg nodig. Mijn tekening nummer 2 zag er zo uit:

3


De grote mensen hebben me aangeraden de tekeningen van open of dichte slangen links te laten liggen en me eerder te richten op aardrijkskunde, geschiedenis, rekenen en grammatica. Zo heb ik op zesjarige leeftijd een geweldige carrière als kunstschilder laten schieten. Ik werd ontmoedigd door het gebrek aan succes bij mijn tekening nummer 1 en mijn tekening nummer 2. Grote mensen begrijpen niets uit zichzelf en het is vermoeiend voor kinderen om hen altijd en altijd maar uitleg te moeten geven. Ik heb dus een ander beroep moeten kiezen en zo heb ik geleerd om vliegtuigen te besturen. Ik heb zo’n beetje overal op de wereld rondgevlogen. En het klopt dat ik veel aan aardrijkskunde heb gehad. Ik kon met één oogopslag China van Arizona onderscheiden. Dat is heel nuttig als je ’s nachts verdwaalt. Zo heb ik, gedurende mijn leven, heel veel contacten gehad met heel veel serieuze mensen. Ik heb veel tussen grote mensen geleefd. Ik heb ze van heel dichtbij meegemaakt. Dat is mijn mening over grote mensen niet erg ten goede gekomen. Als ik er één tegenkwam die me een beetje slim leek, probeerde ik mijn tekening nummer 1 die ik altijd bewaard heb op hem uit. Ik wilde weten of hij het echt begreep. Maar altijd kreeg ik het antwoord: “Het is een hoed.” Dan sprak ik met hem niet over boa-slangen, noch over maagdelijke wouden, noch over sterren. Ik paste me aan hun begripsvermogen aan. Ik sprak over bridge, over golf, over politiek en over stropdassen. En dat grote mens was dan best blij om zo’n verstandige man te leren kennen.

Ho ofdstuk II Zo heb ik alleen geleefd, zonder iemand waar ik werkelijk mee kon praten, totdat ik zes jaar geleden vliegtuigpech had in de Sahara-woestijn. Er was iets stuk gegaan in mijn motor. En omdat ik geen reparateur bij me had en ook geen passagiers, stelde ik me er op in om te proberen om helemaal alleen een moeilijke reparatie te volbrengen. Voor mij was het een kwestie van leven of dood. Ik had bijna geen drinken bij me, nauwelijks voor acht dagen. De eerste nacht ben ik op het zand in slaap gevallen, talloze mijlen verwijderd van de bewoonde wereld. Ik was veel meer alleen dan een vlot midden op de oceaan. Dus u begrijpt mijn verbazing bij het ochtendgloren, toen een grappig stemmetje mij wakker maakte. De stem zei:

4


“Alstublieft… teken een schaap voor mij!” “Wat?” “Teken een schaap voor mij…” Ik sprong op alsof ik door de bliksem getroffen werd. Ik heb mijn ogen goed uitgewreven. Ik heb goed gekeken. En ik zag een klein, heel bijzonder mannetje dat me ernstig bekeek. Nou, dit is de beste tekening die ik later van hem heb kunnen maken.

Maar mijn tekening is natuurlijk veel minder mooi dan het model. Dat is niet mijn schuld. Ik was in mijn schilderscarrière ontmoedigd door de grote mensen toen ik zes jaar was. Ik had niet leren tekenen, alleen boa’s dicht en boa’s open. Ik bekeek deze verschijning dus met ogen vol verbazing. U moet niet vergeten dat ik op talloze mijlen afstand was van de bewoonde wereld. Mijn kleine mannetje zag er niet uit alsof hij verdwaald was, of doodmoe, of uitgehongerd, of uitgedroogd of doodsbang. Hij zag er op geen enkele manier uit als een kind dat midden in de woestijn verdwaald was op talloze mijlen afstand van de bewoonde wereld. Toen het me eindelijk lukte om te praten, zei ik tegen hem: “Maar, wat doe je daar?”

5


En hij herhaalde, heel zachtjes, alsof het ging om iets heel ernstigs: “Alstublieft… teken een schaap voor mij…” Als een mysterie te indrukwekkend is, durf je niet ongehoorzaam te zijn. Hoe vreemd het ook leek op talloze mijlen van de bewoonde wereld én in levensgevaar, haalde ik toch een blad papier uit mijn zak en een balpen. Maar toen herinnerde ik me dat ik vooral aardrijkskunde, geschiedenis, rekenen en grammatica had geleerd. Ik zei tegen het mannetje (een beetje humeurig) dat ik niet kon tekenen. Hij antwoordde: “Dat geeft niet. Teken een schaap voor mij.” Omdat ik nog nooit een schaap had getekend, tekende ik voor hem één van de twee enige tekeningen die ik kon maken, na. Ik was stomverbaasd toen ik het mannetje hoorde zeggen: “Nee! Nee! Ik wil geen olifant in een boa-slang. Een boa is erg gevaarlijk en een olifant neemt te veel plaats in. Het is heel klein bij mij. Ik heb een schaap nodig. Teken een schaap voor mij.” Toen heb ik dit getekend.

Hij keek aandachtig, en zei: “Nee! Die is nu al erg ziek. Maak een andere voor me.” Ik tekende:

Mijn vriend glimlachte vriendelijk en begripvol: “Je ziet het wel… Dit is geen schaap, maar een ram. Hij heeft horens…”

6


Ik maakte dus nog een tekening:

Maar die werd ook geweigerd, net zoals de andere: “Deze is te oud. Ik wil een schaap dat lang leeft.” Toen, door mijn ongeduld, omdat ik haast had om mijn motor uit elkaar te halen, krabbelde ik deze tekening.

En ik opperde: “Het is een kist. Het schaap dat jij wilt, zit erin.” Maar ik was wel verbaasd om te zien dat het gezicht van mijn jonge eerlijke kunstcriticus oplichtte: “Dat is helemaal zoals ik het wilde! Denk je dat dit schaap veel gras nodig heeft?” “Waarom?” “Omdat het bij mij heel klein is…” “Het zal vast genoeg zijn. Ik heb je een heel klein schaapje gegeven.” Hij boog zijn gezicht naar de tekening: “Niet zo klein… Kijk! Hij is in slaap gevallen…” En zo heb ik kennisgemaakt met de kleine prins.

7


Ho ofdstuk III Ik heb lang nodig gehad om te begrijpen waar hij vandaan kwam. De kleine prins, die mij zelf veel vragen stelde, leek mijn vragen nooit te horen. Het is door de woorden die toevallig gezegd werden dat alles beetje bij beetje duidelijk werd. Zo vroeg hij me eens, toen hij mijn vliegtuig voor het eerst zag (ik zal niet mijn vliegtuig tekenen, zo’n tekening is veel te ingewikkeld voor mij): “Wat is dat voor een ding?” “Het is geen ding. Het vliegt. Het is een vliegtuig. Het is mijn vliegtuig.” En ik was er trots op hem te vertellen dat ik vloog. Toen riep hij uit: “Hoezo?! Ben je uit de lucht gevallen?” “Ja,” deed ik bescheiden. “Hé! Dat is grappig…” En de kleine prins barstte in een prachtige schaterlach uit, wat me enorm ergerde. Ik wil graag dat men mijn tegenspoed serieus neemt. Vervolgens zei hij: “Dus jij komt ook uit de hemel! Van welke planeet ben jij?” Ik had meteen een glimp te pakken van het mysterie van zijn aanwezigheid, en ik stelde hem plotseling een vraag: “Je komt dus van een andere planeet?” Maar hij antwoordde niet. Hij schudde zachtjes zijn hoofd terwijl hij naar mijn vliegtuig keek: “Het is wel zo, dat je met dat ding niet van erg ver kan komen…” En hij verzonk in een dromerij die lang duurde. En daarna, haalde hij mijn schaap uit zijn zak en verdiepte zich in het aandachtig bekijken van zijn schat. U kunt zich voorstellen dat ik geïnteresseerd was door dit halve verhaal over ‘de andere planeten’. Ik spande me in om er meer over te weten te komen: “Waar kom je vandaan, mijn kleine man? Wat is ‘bij jou’? Waar wil je mijn schaap mee naartoe nemen?” Hij antwoordde me na een meditatieve stilte: “Wat voor het schaap fijn is, aan die kist die je me hebt gegeven, is dat het hem ’s nachts tot huis zal dienen.” 8


“Natuurlijk. En als je aardig bent, zal ik je ook een touw geven, zodat je hem overdag kunt vastbinden. En een paaltje.” Het voorstel leek de kleine prins te doen schrikken: “Hem vastbinden? Wat een vreemd idee!” “Maar als je hem niet vastbindt, zal hij overal en nergens naartoe gaan, en zal hij verdwalen…” En mijn vriend kreeg een nieuwe lachbui: “Maar waar wil je dat hij naartoe gaat?” “Doet er niet toe waar, recht voor zich uit…” Toen merkte de kleine prins bedachtzaam op: “Dat geeft niets, het is zo klein bij mij!” En wat droevig misschien, voegde hij eraan toe: “Recht vooruit kan men niet zo ver gaan…”

9


Ho ofdstuk IV Zo had ik een tweede heel belangrijke les geleerd over de planeet. Dat de planeet waar hij vandaan kwam nauwelijks groter was dan een huis! Dat verbaasde me niet erg. Ik wist dat er buiten de grote planeten zoals de Aarde, Jupiter, Mars, Venus waar men namen aan heeft gegeven, honderden andere zijn die soms zo klein zijn dat men moeite heeft ze te kunnen waarnemen met een telescoop. Als een astronoom er één ontdekt, dan geeft hij hem een nummer. Hij noemt hem bijvoorbeeld ‘asteroïde 3251’. Ik heb serieuze redenen om te geloven dat de planeet waar de kleine prins vandaan komt asteroïde B 612 is. Deze asteroïde is maar eenmaal waargenomen met een telescoop in 1909, door een Turkse astronoom.

Hij had toen een grote demonstratie gegeven over zijn ontdekking op een Internationaal Congres voor Astronomie. Maar niemand geloofde hem vanwege zijn kleding. Grote mensen zijn zo.

10


Gelukkig voor de reputatie van asteroïde B 612 legde een dictator aan zijn volk op dat iedereen zich op z’n Europees moest kleden, op straffe van de dood. De astronoom gaf zijn demonstratie opnieuw in 1920, heel elegant gekleed. En dit keer gaf iedereen hem gelijk.

Dat ik u deze details heb verteld over asteroïde B 612 en dat ik u zijn nummer heb toevertrouwd, komt door de grote mensen. Grote mensen houden van cijfers. Als je met hen over een nieuwe vriend spreekt, vragen ze nooit naar het echt belangrijke. Ze zeggen nooit: “Hoe is het geluid van zijn stem? Van welke spellen houdt hij? Verzamelt hij vlinders?” Ze vragen: “Hoe oud is hij? Hoeveel broers heeft hij? Hoe zwaar is hij? Hoeveel verdient zijn vader?”

11


Dan alleen denken ze hem te kennen. Als je grote mensen vertelt: “Ik heb een mooi huis gezien van roze stenen, met geraniums voor het raam en duiven op het dak…” kunnen ze zich dat huis niet voorstellen. Je moet zeggen: “Ik heb een huis van honderdduizend euro gezien.” Dan roepen ze uit: “Wat mooi!” Bijvoorbeeld, als je zegt: “Het bewijs dat de kleine prins heeft bestaan is dat hij betoverend was, dat hij lachte, en dat hij een schaap wilde. Als men een schaap wil, is dat een bewijs dat men bestaat.” Dan zullen ze hun schouders ophalen en u behandelen als een kind! Maar als je zegt: “De planeet waar hij vandaan kwam was asteroïde B 612”, dan zullen ze overtuigd zijn en je met rust laten met hun vragen. Ze zijn zo. Je moet het ze niet kwalijk nemen. Kinderen moeten heel toegeeflijk zijn naar grote mensen. Maar natuurlijk trekken wij, die het leven begrijpen, ons niets aan van cijfers! Ik was dit verhaal graag begonnen als een sprookje. Ik had graag gezegd: “Er was ooit een kleine prins die op een planeet leefde die nauwelijks groter was dan hijzelf en die een vriend nodig had…” Voor degenen die het leven begrijpen, had dat veel echter geleken. Want ik wil niet dat men mijn boek luchtig leest. Ik heb zoveel verdriet terwijl ik deze herinneringen vertel. Het is alweer zes jaar geleden dat mijn vriend is vertrokken met zijn schaap. Als ik hem probeer te beschrijven, dan is dat om hem niet te vergeten. Het is triest om een vriend te vergeten. Niet iedereen heeft een vriend gehad. En ik zou zoals de grote mensen kunnen worden die zich alleen voor getallen interesseren. Dat is dus ook waarom ik een kleurdoos heb gekocht en potloden. Het is moeilijk om je weer aan het tekenen te zetten op mijn leeftijd, als je nooit iets anders geprobeerd hebt dan een dichte en een open boa-slang toen je zes jaar was! Ik zal natuurlijk zo goed mogelijk lijkende portretten maken. Maar ik ben er niet zo zeker van dat het me gaat lukken. Een eerste tekening gaat wel maar een volgende tekening lijkt al niet meer op wat je wilde tekenen. Ik vergis me ook een beetje in de grootte. Op de ene tekening is de kleine prins te groot, op de andere weer te klein. Ik twijfel ook over de kleur van zijn kostuum. Dus ik probeer maar wat, beetje dit, beetje dat; zo goed als ik kan. Op den duur zal ik me in belangrijke details vergissen. Maar dat moet me vergeven worden. Mijn vriend gaf nooit uitleg. Hij dacht misschien dat ik hetzelfde was als hij. Maar ik kan geen schapen door een kist heen zien. Ik ben misschien een beetje als de grote mensen. Ik ben vast ouder geworden.

12


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.