nr 104, februari 2012
Jongerenwerk: oud beroep, nieuwe stijl? Innovatie op de werkvloer, hoe pak je dat aan? Special Opleiding & werk
Omgaan met agressie
OPMAAT
OLAF STOMP
FOTO: JAAP MAARS
Tweedejaars Gefeliciteerd!
Je hebt Sozio-SPH het afgelopen
Ken je Sozio SPH toch nog niet?
Je tweede studie-
jaar misschien al een paar keer
Om kennis te maken met het
jaar zit er alweer
“langs zien komen” en zeker nu je
tijdschrift hebben we speciaal voor
bijna op.
wat verder bent met je studie is
jullie een digitale uitgave van een
Sozio-SPH een onmisbaar vakblad.
selectie artikelen uit ons laatste
Studieloopbaanbegeleiding,
Het geeft je inkijk in het vak van
nummer gemaakt.
beroepspraktijkvorming, thema’s
hulpverlener en alles wat daarbij
uit de hulpverlening, praktijkpro-
komt kijken. Je zult merken dat
jecten en onderzoeksvaardighe-
docenten SoziO-SPH de komende
den… het zal het komend jaar
jaren steeds vaker zullen gebrui-
Olaf Stomp
allemaal langskomen in je studie.
ken in de lessen. Het blad bevat
Hoofdredacteur
Ook jóuw vakblad Sozio-SPH draagt
helder geschreven artikelen met
daar een steen aan bij! Het blad is
essentiële vakinformatie én
voor iedere aankomende profes-
luchtige, informatieve en overzich-
sional een venster op de praktijk…
telijke rubrieken. Leuk om te lezen
Veel leesplezier!
én bruikbaar dus!
Word nú student-abonnee!
SoziO-SPH kent een voordelig studententarief. Kennisverrijking voor een scherpe prijs!
Meer weten? Surf naar www.sozio.nl
2 • SOZIO 104, februari 2012
Jaar 2- 3.indd 2
21-5-2012 15:20:16
INHOUD
10
Praktijk Agressietraining is gezond! Kees van Os Het is niet zozeer de vraag óf een hulpverlener met agressie te maken krijgt, in welke mate dan ook, maar eerder wanneer.
20
Interview Jongerenwerk: Oud beroep, nieuwe stijl? Jurja Steenmeijer Het jongerenwerk kan als aparte werksoort binnen het sociaalagogische domein terugkijken op een geschiedenis van zo’n 140 jaar. Maar nog steeds woeden er stevige discussies over het beroep.
28
Onderzoek Hij gelooft in mij Marie-José Geenen en Chantal Schroen
Wat zijn verwachtingen van begeleiders en jongeren over elkaar in een justitiële jeugdinrichting? En hoe kunnen die verwachtingen invloed hebben op de resultaten van de interventie?
Over mentorprojecten Dag en nooit meer tot ziens? Aly Gruppen 42
In het hart van dit nummer: special Opleiding & werk
36
Onderzoek Hoe pakt de sociale professional implementatie van innovatie aan? Ria Kauffman Uit onderzoek blijkt dat een hoog percentage van de veranderingen mislukt en dat het succes van de invoering van innovaties zeker het eerste jaar in metingen niet zichtbaar te maken is.
4 In de mix 6 De Worsteling 13 Vakmanschap in de praktijk 15 Praktijk in onderzoek 16 Pioniers 25 Crossmedia 34 Hapklare wetenschap
Met daarin onder meer:
• Na je opleiding en verder… • De nieuwe sociaal werker: een stevig opgeleide basisprofessional • Stagiairs doen volop mee bij Bureau Frontlijn • Leren denken in grotere verbanden. Studenten en werkgevers over de master social work • Transfermedewerker verbindt opleiding en werkveld • Experiment: vierdejaars studenten bereiden tweedejaars voor op stagejaar
SOZIO 104, februari 2012 • 3
in de mix JeugdzorgPlus moet beter samenwerken
De professionaliteit van medewerkers in een deel van de JeugdzorgPlus-instellingen en de samenwerking met de interne school moet beter. Dat schrijft de Inspectie Jeugdzorg in haar tweede tussenbericht over het toezicht in 2010 en 2011.
Wat is de waarde van een SPH-diploma?
De kwaliteit van het leefklimaat in de JeugdzorgPlus-instellingen bleek wisselend: bij meer dan de helft van de instellingen beoordeelde de inspectie het leefklimaat als voldoende of meer. Maar de samenwerking tussen de instellingen en de interne school bleek bij meer dan de helft onvoldoende. (Bron: Inspectie Jeugdzorg en NJi)
foto: Bigstockphoto.com
Agressie tegen hulpverleners
Twee derde van de hulpverleners in de intramurale psychiatrie heeft in de uitoefening van zijn functie te maken met agressie. Dat blijkt uit de eerste resultaten van een onderzoek dat door de Vrije Universiteit is gedaan. Van de bijna 1600 hulpverleners die aan het onderzoek meededen, is 67 procent de afgelopen vijf jaar één of meerdere keren het slachtoffer geworden van (de dreiging met) fysiek geweld of brandstichting, veroorzaakt door een patiënt. De 1534 hulpverleners rapporteerden in totaal 2648 incidenten. Dat komt neer op gemiddeld 1,7 incident per respondent. Per incident is de slachtoffers gevraagd naar de aard van het incident. De
4 • SOZIO 104, februari 2012
gerapporteerde incidenten lopen zeer uiteen qua inhoud en ernst. Aan het onderzoek deden mee: verpleegkundigen, groepsbegeleiders, artsen en therapeuten. In de loop van januari 2012 (en na de productie van dit SoziO-nummer), wordt meer over de resultaten van het onderzoek bekend. Over hulpverleners en agressie: zie ook pag. 10. (Bron: Nu’91)
Intussen @ Twitter SozioSPH SoziO-SPH ‘Vandaag is er een poepsjiek en veel te duur congres over schuldhulpverlening. Is een industrie op zich = belangen. Dat schiet niet op zo!’ (Marc Räkers) februari
SPH-diploma lijkt weinig waard buiten de geijkte werkvelden, schrijft Chiel Voerman (discussiegroep SoziO.nl). ‘Verschillende malen probeer ik binnen te komen in bedrijven, organisaties, instellingen die zich bezighouden met bezigheden die ik als SPH’er ook prima zou kunnen doen. Mensen zijn onder de indruk van mijn cv. Maar zeggen daarna: wat ben je nu eigenlijk? Ik voel mij een hulpverlener voor jonge mensen. Maar dat zegt een ziektenkostenverzekeraar niets, dus word ik niet aangenomen omdat ik niet vergoed kan worden via AWBZ. Wie herkent dit? Wat heb je er aan gedaan? Waarom wordt SPH zo ondergewaardeerd vergeleken met MWD?’ Wendy Kerkhof antwoordt: ‘Ik denk dat het ligt aan minder bekendheid. Aan jou/ons dus de taak om het bekender te maken. Kan jij verkopen wie je bent met een SPH-diploma, wat jij evengoed of misschien beter kan door je diploma dan een MWD’er? Ik was de eerste binnen mijn werkveld met (alleen een) SPH-diploma, het heeft wat uitleg gekost, en soms wat strubbelingen met collega’s (medische of agogische manier van benaderen), maar uiteindelijk zit ik prima op mijn plek en zijn er meerdere met alleen een SPH-diploma komen werken.’
Ook Linkedin actief? Sluit je dan aan bij de discussiegroep SoziO.nl
Quote ‘Politici, media en bestuurders moeten een einde maken aan de angstcultuur waarin fouten ontkend worden en dus niet leerzaam zijn. (…) Jeugdzorgbestuurders moeten bereid zijn om over de schaduw van hun organisatiebelang heen te springen’ (Erik Gerritsen, Bestuursvoorzitter Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam in Jeugd en Co, december 2011)
foto: Bigstockphoto.com
Nieuwsflitsen
Abonneer je op de gratis e-nieuwsbrief van SoziO voor het vaknieuws heet van de naald en de congresagenda. Surf naar www.sozio.nl • Windesheim stopt met CMV Hogeschool Windesheim in Zwolle stopt met CMV (Culturele en Maatschappelijke Vorming) als zelfstandige opleiding. • ‘Kennis over gehechtheid en loyaliteit bij pleegzorg schiet tekort’ Iedereen die betrokken is bij pleegzorg moet scholing krijgen rond de onderwerpen gehechtheid en loyaliteit. De kennis daarover schiet tekort. • EEG voorspelt juiste behandeling bij ADHD en depressie Hersenonderzoek is een betere voorspeller voor behandeling dan gedrag. Dat blijkt uit promotieonderzoek van Martijn Arns. (Meer op www.sozio.nl)
Samenredzaamheid ‘Samenredzaam’; ik vind het echt een geweldig woord! Anderhalf jaar geleden werd het gelanceerd door collega-columnist Pieter Hilhorst en je ziet het steeds vaker. Ik heb het even gegoogled en krijg al een paar honderd hits. Niet genoeg voor opname in het woordenboek trouwens; daar staat het nog niet in. De overheid wil dat burgers veel meer zelf gaan regelen. Zorg, welzijn en sociale samenhang; dat bedoel ik. Deels is dit ingegeven door bezuinigingsdrift, natuurlijk is dat zo. Maar dat is het niet
De stellingen Op de website van SoziO vind je polls over actuele kwesties die ons vak van de sociale professional betreffen. Surf nu naar www.sozio.nl. Met één muisklik geef je je mening over de nieuwste stelling.
alleen. Er zit óók de gedachte achter dat het beter is als we weer meer in sociale verbanden ‘samenredzaam’ worden. Dat we minder afhankelijk worden van
Uitslag polls
professionele zorg en welzijn. Dat
1) W indesheim stopt met de opleiding CMV. Onderdelen worden afstudeervariant bij SPH, MWD en pedagogiek. Een terechte beslissing.
we weer meer samen zelf doen en directe verantwoordelijkheid voor elkaar nemen.
Eens, de huidige opleiding heeft geen duidelijk gezicht. Niet goed voor afstuderenden en werkveld. (65%) Oneens, als je CMV onderbrengt bij andere studies gaat juist het eigene ervan verloren. (18%) Geen mening. (18%)
70,0
Ik vind dat een goed idee. Want hoe goed professionele zorg- en hulpverleners het ook bedoelen en
52,5
hoe integer ze ook met hun vak bezig zijn, het blijven professio-
35,0
nals. Die kunnen nooit de warme samenhang van een gezin, familie,
17,5 0
vriendengroep of betrokken buren vervangen. De individualisering schoot te ver door en voor velen is eenzaamheid het gevolg. En dan kunnen we wel stoer autonoom en zelfredzaam
2) Scholen krijgen verplichting incidenten te registreren. Dat zou in de hulpverlening ook moeten gebeuren.
Eens, je weet dan hoe vaak hulpverlener met agressie te maken krijgt. Oplossing is dan dichterbij. (86%) Oneens. Nee, hè, niet nog meer registraties. Het helpt bovendien niet. (14%) Geen mening. (0%)
90,0
gaan zitten zijn, maar we blijven sociale wezens. Mensen doen van nature veel samen. Samenredzaamheid bevorderen; een mooie maar ongelofelijk
67,5
ingewikkelde opdracht voor sociale professionals. Niet meer
45,0
overnemen, maar ondersteunen, faciliteren en mogelijk maken dat
22,5 0
mensen het (weer) zelf doen. Als ‘samenredzaam’ eind 2012 wel in de Dikke van Dale is opgenomen zijn we op de goede weg. Opschudder
SOZIO 104, februari 2012 • 5
DE WORSTELING Elise is zwanger. Wat nu? Elise is 25 jaar en heeft een lichte verstandelijke beperking. Zij woont in een zelfstandige woning van een zorginstelling in Amsterdam.
Bianca van Kouwen
Ze heeft recht op 24 uurszorg. Daarnaast heeft de zorginstelling te
orthopedagoog
allen tijde een zorgplicht. De instelling is eindverantwoordelijke. Elise wordt begeleid door een ambulant team in de wijk. Zij woont al enige tijd in de woning en heeft meerdere malen laten blijken dat zij de begeleiding zelf niet zo nodig vindt. Haar financiën staan onder beheer. Zou dit niet het geval zijn, dan zal haar geld opgaan aan dure merkkleding en beautyproducten. Elise vindt het ontzettend belangrijk om er verzorgd en goed uit te zien. Zij heeft echter enkel een Wajong-uitkering. In het team staat Elise bekend als een zorgmijder. Soms houdt zij dagen of weken de deur dicht en trekt pas weer aan de bel als ze geld nodig heeft. Het team vindt dit lastig maar kan hier moeilijk verandering in brengen. Ook omdat Elise zelf het nut van de begeleiding niet inziet. Nu blijkt dat Elise acht weken zwanger is. De begeleiders hebben advies gevraagd aan de gedragsdeskundige en teammanager. Zij geven aan dat de zorginstelling een ontmoedigingsbeleid heeft. Dat betekent dat zij moeten aansturen ofwel motiveren naar een abortus. De gedragsdeskundige is er bij betrokken en heeft twee ontmoedigingsgesprekken met Elise. Maar hiernaast komen ook de begeleiders met Elise in gesprek over de zwangerschap. Er zijn enkele adviezen gegeven maar zelfs met die adviezen was het voor de begeleiders moeilijk om het gesprek aan te gaan en te ‘ontmoedigen’. Beide begeleiders zijn vrouwen en voelen zich niet helemaal op hun gemak in de gesprekken met Elise. Omdat zij zelf tegen abortus zijn en omdat zij bang zijn dat dit de begeleidingsrelatie, in zoverre daar nog sprake van is, zal beschadigen. Na een x-aantal gesprekken blijkt dat Elise aan de gedragsdeskundige heeft laten weten dat zij een abortus wil laten plegen. Maar een paar dagen later komt de aap uit de mouw. Elise heeft dit maar gezegd om van ‘het gezeik’ af te zijn. Zij houdt het kind en ziet totaal geen problemen bij de opvoeding ervan. Is het voldoende om met enkel wat adviezen begeleiders ontmoedigingsgesprekken te laten voeren of is het nodig om begeleiders hierin te trainen? Wat zou naast training nog meer mogelijk zijn?
6 • SOZIO 104, februari 2012
Bij een kinderwens of ouderschap van een ouder met een licht verstandelijke beperking zijn er twee kernwaarden die botsen: in Nederland vinden we namelijk enerzijds dat alle mensen vrij zijn om hun eigen leven in te richten en het recht hebben om zelf keuzes te maken over het eigen leven. Anderzijds vinden we ook dat alle kinderen recht hebben op een goede opvoeding, een prettige leefomgeving en een onbezorgde jeugd. Ouders hebben de plicht om hun kinderen goed op te voeden/verzorgen. Uit het ontmoedigingsbeleid van de organisatie blijkt het relatief grote belang dat door de organisatie gehecht wordt aan de rechten van het kind en de plicht van de ouders om het kind goed te verzorgen en op te voeden. De specifieke casus van Elise roept allereerst vragen op bij mij: Is de zwangerschap vanuit het perspectief van Elise gewenst of ongewenst? Is de vader van het ongeboren kind in beeld en wordt hij en/of het netwerk van Elise betrokken in het proces? Hoe ziet het ontmoedigingsbeleid er concreet uit en wie heeft welke rol daar in? Als ondersteuner van Elise spelen de eigen normen en waarden ten aanzien van de kinderwens een rol en de terugkerende vraag: ‘Wie ben ik om iemand te helpen bij de keuzes rondom kinderwens/zwangerschap/ouderschap?’ In de praktijk is hierbij over het algemeen de persoonlijke visie van ondersteuners ondergeschikt aan de visie van de organisatie, wat kan leiden tot een ethisch dilemma. In deze casus is een ethisch beraad/overleg met behulp van bijvoorbeeld een geestelijk verzorger dan ook passend. Hoe het ontmoedigingsbeleid wordt ingevuld, kan ik niet inschatten op basis van de casusinformatie. Belangrijk is wel dat uit onderzoek gebleken is dat het waarschuwen voor risico’s niet effectief is. Bovendien heeft beïnvloeding van gedrag alleen effect als je positieve alternatieven biedt. Daarvoor moet in kaart gebracht worden: wat is de mogelijke vraag achter de vraag? Wil
illustratie: paula gerritsen
Elise bijvoorbeeld graag horen bij de samenleving en net als mensen in haar omgeving daarom een kind? Vindt ze het fijn om verzorgend bezig te zijn of nodig te zijn? Voelt ze zich minder eenzaam als ze een kind heeft? Op basis hiervan kan samen met de cliënt een positief alternatief gevonden worden (bijvoorbeeld in de vorm van een huisdier of werk op een kinderdagverblijf). Voorop in het hele proces voor alle betrokkenen, staat de dialoog met Elise. Een uitgangspunt is dat de dialoog zo gevoerd wordt dat Elise zich blijft openstellen voor begeleiding. Dat is namelijk een van de belangrijkste beschermende factoren. Als ondersteuner moet je naast de cliënt kunnen staan en Elise kunnen steunen welke keuze ze ook maakt. De vraag is in deze dan ook welke rol ondersteuners zouden moeten spelen in het voeren van ontmoedigingsgesprekken en hoe deze gesprekken worden ingevuld. Kunnen ondersteuners bijvoorbeeld een aanvullende, verduidelijkende en steunende rol spelen voor Elise in de gesprekken met de gedragsdeskundi-
ge? Kan het netwerk van Elise aansluiten in deze gesprekken? Van ondersteuners vraagt dit een open, positieve, accepterende en respectvolle gesprekshouding. Als ondersteuner kun je Elise ook ondersteunen door passende informatie te geven over de mogelijkheden die zij heeft bij de keuze die ze maakt. Tussen de keuze tussen het kind zelf opvoeden en abortus zit bijvoorbeeld nog een spectrum aan mogelijkheden zoals adoptie of een pleeggezin. Je kunt ook informatie geven over de ontwikkeling van een kind (tijdens en na zwangerschap), over de kosten van een kind (info verkrijgbaar bij het Nibud). Je kunt visueel maken met welke instanties Elise te maken heeft en (mogelijk) krijgt. Bij het onderwerp financiën zal gesproken moeten worden over mogelijke bewindvoering gezien de huidige financiële situatie van de cliënt. Als ondersteuners heb je mogelijk niet alle kennis paraat en kun je contact zoeken met andere deskundigen op dit gebied binnen de organisaties of bijvoorbeeld stichting MEE (die ook aanbod
›››
SOZIO 104, februari 2012 • 7
DE WORSTELING ››› hebben voor Elise zoals gespreksgroepen met Jonge Aanstaande Moeilijk lerende Moeders (JAMM)). Inzicht creëren begint met informatieverstrekking en dan ook aangepast op het niveau van Elise. Een congruente ondersteuner is echter wel open over zijn of haar zorgen met betrekking tot het ongeboren kind of Elise. De eigen zorgen aangeven kun je het beste in de ik-vorm doen: ‘Ik heb er zelf zo’n last van dat …’ of ‘Ik maak me zorgen dat ...’ Een multidisciplinaire aanpak zorgt er ten slotte voor dat alle perspectieven belicht worden: die van de Elise, omgeving en het nog ongeboren kind. De ondersteuning van Elise stelt op dit moment specifieke eisen aan ondersteuners. Het is dan ook goed dat de ondersteuners hun kennis en vaardigheden op dit gebied onder de loep nemen. Ik zou ondersteuners in ieder geval willen aanraden om het boek Ze zeggen dat we het niet kunnen van Ineke Verdonk te lezen. Dit boek gaat vooral in op het bespreken van de kinderwens en de implicaties van ouderschap voor de cliënt, op het begeleiden van het afscheid van deze kinderwens en het stimuleren van een alternatieve levensinvulling. Daarnaast zijn er nog meer hulpmiddelen zoals een oefenbaby voor Elise, het spel ‘Ik wil een goede ouder zijn’ en de Koffer Kinderwens (ontwikkeld binnen ASVZ).
Jac de Bruijn, Gz-psycholoog bij Prisma
De casus valt vanuit een aantal perspectieven te analyseren. Vanuit de positie van Elise, van haar netwerk en van haar hulpverleners. Het perspectief van Elise is dat ze zich door haar omgeving onbegrepen voelt en dus aan zichzelf overgelaten. Ze bepaalt haar eigen leven en niemand heeft daar iets over te zeggen of van te vinden. Terecht. Daar ligt waarschijnlijk nog wel een hele geschiedenis achter, waardoor Elise in de situatie zit waarin ze zit. Ze heeft moeite om zelfs maar gezien te worden als iemand ‘met een lichte verstandelijke beperking’ en naar haar idee heeft ze op allerlei gebieden al laten zien dat ze prima voor zichzelf kan zorgen, dus voor een kind zorgen lukt haar ook wel, zeker wanneer anderen
het uit haar hoofd proberen te praten: wat weten die er nou van?! Ze redt zich wel. Het perspectief van haar netwerk ontbreekt in de worsteling. Wie is de vader eigenlijk? Waar zijn de andere belangrijke anderen in haar leven? Welke rol spelen haar leeftijdgenoten en wie komt op een adequate manier voor haar op? Houdt de hulpverlening geen rekening met het netwerk van gezin, familie en sociale contacten? En wat is de geschiedenis van Elise met hen? Het netwerk kent Elise wel, ze weten wie ze is en wat ze allemaal heeft meegemaakt, hoe ze in elkaar steekt en waarom de hulpverlening er niet doorheen komt. De hulpverleners, of meer: het team, het perspectief van de ambulant begeleiders. Ze ervaren al dat ontmoediging een gepasseerd station is. Zij staan er net als Elise alleen voor. Ondanks (of dankzij?) back-up van gedragswetenschapper en teamleider, beleven ze hun onmacht om iets voor Elise te kunnen betekenen. En juist in hun contact met Elise zou de kracht moeten liggen, maar ze zijn onthand, of worden onmachtig gemaakt. Ontmoedigen moeten ze, iets wat ze, net als Elise, helemaal niet willen. Dat schept een band zou je kunnen zeggen, maar dat mogen ze niet. Het is intussen toch volop bekend dat de interactie tussen Elise en begeleiders de belangrijkste werkzame factor is. Natuurlijk helpt een training, maar alleen als die ingaat op de interactie, en dan met name die interactie die iets zegt over omgang met Elise en haar lichte verstandelijke beperking. Kennis en vaardigheden daarin zijn cruciaal. Aansluiten bij waar Elise in haar eigen werkelijkheid zich bevindt en met haar een weg zoeken te midden van haar onstuimige leventje samen met andere direct betrokkenen. De organisatie dient hierin het team te faciliteren en de gedragswetenschapper dient de know how op dit gebied in te zetten. Dat biedt kansen op een goed verloop van de zwangerschap of het op een goede wijze afbreken daarvan – wanneer beide opties niet openliggen, is elke vorm van ondersteuning gedoemd te mislukken. Expertise op gebied van zwangerschap hoeft dan ook niet in het team zelf te liggen, maar wel de expertise die nodig is om Elise handvatten te bieden een weg daarin te vinden.
SOZIO 104, februari 2012 • 9
Hoe gaan hulpverleners en hun leidinggevenden om met agressie?
Agressietraining Het is niet zozeer de vraag óf een hulpverlener met agressie te maken krijgt, in welke mate dan ook, maar eerder wanneer. Aandacht voor dit onderwerp is dan ook noodzaak, stelt Kees van Os.
A
gressie is niet weg te denken uit de maatschappij en het is niet weg te denken uit de menselijke natuur. Werkgevers en werknemers in het (speciaal) onderwijs en de (jeugd) hulpverlening zullen samen een antwoord moeten formuleren op de vraag hoe actief om te gaan met de agressieproblematiek van hun doelgroep. Het is niet de vraag óf een hulpverlener met agressie krijgt te maken, in welke mate dan ook, maar eerder wanneer. In zijn algemeenheid stellen organisaties dat agressie op de werkvloer dient te
Agressie, de cijfers Het ministerie van BZK (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) liet vorig jaar onderzoek doen naar agressie tegen werknemers met een publieke taak[1]. Wat valt daar onder? Verbale agressie, fysieke agressie, chantage, intimidatie, dreigementen, ongewenste seksuele aandacht, pesten en discriminatie. De cijfers laten zien dat tussen 2007 en 2011 het aantal slachtoffers daalt. De aandacht van de overheid voor het omgaan met agressie heeft echter niet geleid tot de gewenste afname van het aantal incidenten. De overheid hoopte namelijk dat de afname veel groter zou zijn. Uit de onderzochte beroepsgroepen, zoals bijvoorbeeld personenvervoer, hulpdiensten, dienstverlening, onderwijs en brandweer, om een aantal te noemen, is in totaal 59 procent van de werknemers in aanraking geweest met ongewenst gedrag. Van deze groep heeft 57 procent te maken gehad met verbale agressie, 20 procent met fysieke agressie en 19 procent met intimidatie. Opvallend is dat cijfers over de jeugdhulpverlening in dit onderzoek ontbreken terwijl het primair en voortgezet onderwijs wel worden genoemd. Wat verder opvalt, is dat in beroepsgroepen, zoals het (speciaal) onderwijs, dienstverlening, ziekenzorg en (jeugd)hulpverlening, waar in de beleving van werknemers méér maatregelen tegen agressie en geweld worden getroffen, het percentage slachtoffers juist is gestegen! Zegt dit wat over een toenemende ernst van agressie-incidenten in die beroepen of is een ruimere bewustwording van agressie oorzaak van meer meldingen?
10 • SOZIO 104, februari 2012
worden voorkomen en dat de hulpverlener zelf zich dient te onthouden van enig agressief gedrag. Wil men echter in staat zijn de agressieproblematiek van de cliënt te behandelen, dan zal de hulpverlener dit ongewenste gedrag dus moeten kunnen waarnemen om er mee te werken. Dat betekent dat agressief gedrag niet voorkómen of, zoals veel gebeurt, vermeden moet worden, maar tegemoet getreden. Wat wel voorkomen dient te worden is: erger. Hiertoe moet de hulpverlener dan wel over de juiste vaardigheden en competenties beschikken en zich van de ondersteuning van zijn team en de werkgever verzekerd weten.
Protocollen In veruit de meeste protocollen die ik van organisaties gelezen heb over het omgaan met ongewenst gedrag staat beschreven welke gedragingen niet getolereerd worden en dat er sancties staan op het vertonen van ongewenst gedrag. Er staat ook beschreven dat agressie te allen tijde voorkomen moet worden. Er staat alleen niet beschreven hoe dit dan dient te gebeuren. Er staat ook niet beschreven waar de hulpverlener op kan rekenen wanneer hij een (fysieke) interventie pleegt ten aanzien van ongewenst gedrag. Hulpverleners die worden geconfronteerd met agressie kunnen emotioneel en fysiek schade oplopen. Begeleiding en opvang zijn van essentieel belang. Ironisch genoeg wordt deze begeleiding en opvang in beroepsgroepen waarin hulpverlening, begeleiding, dienstverlening, zorg en onderwijs centraal staan, niet of onvoldoende geregeld of uitgevoerd. ‘Die redt zich wel weer…’, denken te veel collega’s en leidinggevenden maar al te gemakkelijk wanneer een medewerker na een incident weer aan het werk gaat. Dit blijkt uit de vele en soms schrijnende ervaringsverhalen van werkgevers en werknemers die mij in mijn praktijk als weerbaarheidstrainer ter ore komen. De inspectie
PRAKTIJK
is gezond!
foto: Bigstockphoto.com
van jeugdzorg onderschrijft dat[2]. Uit informatie van de inspectie blijkt dat agressiebeleid binnen de jeugdzorg nog in de kinderschoenen staat! Sinds 2010 is de inspectie bezig om gefaseerd alle jeugdzorginstellingen te bezoeken. Cijfers van meldingen in verband met agressie binnen de jeugdzorg bij de inspectie liegen er niet om: van 1242 meldingen in 2009 naar 1495 meldingen in 2010. Agressief gedrag roept bij de hulpverlener spanning op, meteen en op termijn. Zonder adequate begeleiding en opvang kan dit in ziekteverzuim en zelfs personeelsverloop resulteren. Dit verzuim en verloop zijn voor de werkgever zaken die nogal wat kosten.
Overleven In mijn vak als trainer en persoonlijk begeleider op het gebied van agressie en weerbaarheid kom
ik veel narigheid tegen. Hulpverleners bij wie grenzen worden overschreden en die hun grenzen laten overschrijden door hun ‘klanten’, maar ook door hun collega’s of leidinggevenden. Veel hulpverleners ervaren weinig tot geen veiligheid bij hun collega’s of leidinggevenden om hierover te communiceren. Ze kunnen op weinig begrip rekenen en uit pure armoede meten ze zich een ‘sterke’ houding aan om te overleven. Dat is weinig effectief en bovendien ziekmakend. Waarom doen deze mensen dan zo? Dit kan zijn omdat de bedrijfscultuur nu eenmaal zo is: ‘We weten dat het er is, maar we weten eigenlijk niet wat we er mee moeten.’ Na een agressie-incident ligt het accent veelal op wat er verder met de agressor moet gebeuren en niet op wat verder met de hulpverlener als slachtoffer. Deze kan soms nog wel rekenen op de vraag: ‘Hoe is het nu met je?’, maar daar blijft het in veel gevallen dan ook bij. Een andere
››› SOZIO 104, februari 2012 • 11
PRAKTIJK ›››
mogelijkheid is dat hulpverleners en leidinggevenden zich niet eens bewust zijn van het feit dat men regelmatig met grensoverschrijdend gedrag te maken heeft. Men komt er pas achter wanneer men echt niet meer om de signalen van overspannenheid of burn-out heen kan en een arts de diagnose stelt. Niet zelden spelen dan gevoelens van verdriet, angst, falen en schaamte bij de hulpverlener een grote rol. Er lijkt bij de collega’s en leidinggevenden veel onwetendheid en onkunde te zijn ten aanzien van het bespreken en begeleiden van de eigen kwetsbaarheid en het voorkomen van de kwalijke gevolgen van grensoverschrijdend gedrag. Daar is nog ongelooflijk veel winst te halen voor organisaties.
Deskundigheid
psychosociale arbeidsbelasting zo veel mogelijk te voorkomen of te beperken. Werk aan de winkel dus voor opleiders en werkgevers in de (jeugd)zorg en het (speciaal) onderwijs! De ervaring leert dat de medewerker die zich bewust is van zijn recht en zich sterk voelt om dat in actie om te zetten adequater functioneert in crisissituaties.
Noot 1. (DSP-groep, onderzoeksrapport: agressie tegen werknemers met een publieke taak, oktober 2010). 2. (Uitwerking Inspectie in de Jeugdzorg, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, maart 2010).
Reageren op dit artikel? Graag!
Actieve aandacht en training op conflicthantering, omgaan met agressie, weerbaarheid en ook collegiale ondersteuning en traumaverwerking om de deskundigheid van hulpverleners en leidinggevenden hierin te vergroten doet recht aan de praktijk van de hulpverlener. Zoals benoemd aan het begin van dit artikel: de Arbo-wet draagt werkgevers op de gevolgen van
Kees van Os – Courage weerbaarheidstraining en persoonlijke begeleiding E-mail: courage@weerbaar.com Op de website van SoziO discussiëren we door over het onderwerp agressie in de hulpverlening. Komt het veel voor? Worden hulpverleners er voldoende op getraind? www.sozio.nl/forum
ADVERTORIAL
De professionele masteropleiding Jeugdzorg 2008-2012 ker‘ was de meest voorkomende. De
combinatie studie en
opleiding is in 2009 geaccrediteerd en
nieuw werk zowel
bekostigd!
inspirerend als
Eind 2010 studeerde de eerste groep
vermoeiend.
studenten af en zij gaven aan ‘zich
Een derde groep is
steviger in het eigen werk en in de
in september gestart. Zij hebben van
gehele sector te voelen’.
de 2e jaars begrepen dat zij ‘bij moeten
Een tweede groep is de studie aan het
blijven’ omdat het anders te veel
afronden en buigt zich deze dagen
oploopt. De eerste tentamens zijn
vooral over het praktijkonderzoek.
gemaakt, de eerste beleidsnotities
Stand van zaken, de opleidingscoör
Sommige studenten kregen al
geschreven en de evaluaties zijn
dinator aan het woord:
leidinggevende taken en voor hen is de
enthousiast!
Hogeschool Leiden startte in septem-
De ervaring leert dat studenten gretig
ber 2008 met de professionele
leren, van de docenten maar ook van
masteropleiding Jeugdzorg. De eerste
elkaar! Daarnaast blijkt een baan en
groep studenten kwam van verschil-
een studie combineren, eventueel in
lende vooropleidingen (HBOV, CMV,
combinatie met een jong gezin,
SPH en MWD) en waren allen werk-
mensen te vragen die kunnen plannen
zaam in de keten van de jeugdzorg.
en zich aan die planning
Hun functies kenden veel verschil-
kunnen houden.
lende namen, ‘pedagogisch medewer-
Marja Dekker
12 • SOZIO 104, februari 2012
VAKMANSCHAP IN DE PRAKTIJK Begeleiden met de handen op de rug Hoe komen begrippen als competenties, beroepsvaardigheden, kernkwaliteiten en inzichten in de praktijk tot uiting? In de rubriek ´VAKMANSCHAP´ vertellen werkers uit uiteenlopende beroepsgebieden over hun vakmanschap. In deze aflevering assistent-groepsbegeleider Koen Kuijpers. Huub Wiltschut
zelfstandig, elk in een eigen appartement, maar via een gezamenlijke inloop kunnen zij gebruik maken van uiteenlopende praktische voorzieningen.
Wat is je ambitie? ‘Ik had nooit de behoefte elders te werken, omdat hier de beleidsvorming via werkconferenties met afvaardiging van medewerkers bepaald wordt. Het duurt daardoor soms langer om tot conclusies te komen, maar het grote voordeel is dat het leidt tot breed gedragen werkopvattingen. Ik vind dat bijzonder waardevol.’
Waaruit bestaat jouw vakmanschap? ‘Het is mijn vakmanschap zo goed mogelijk te luisteren naar wat de cliënt wil,
wat hij daarin zelf kan en dat op een zo goed mogelijke manier vorm te geven. Het is een blijvende uitdaging rekening daarbij te houden met de uiteenlopende achtergronden, de verschillende waarden en normen en de diverse mogelijkheden tot levensinvulling van cliënten. Het betekent soms dat ik een jaar bezig ben om hun stapje voor stapje de uiteenlopende keuzemogelijkheden en bijbehorende consequenties inzichtelijk te maken van hun verlangens en keuzes zodat de cliënt tot een juiste beslissing komt. Die keuzes kunnen gaan over praktische zaken, lichamelijke verzorging, aanschaf van materialen maar ook over dagbesteding, sociale omgang of relaties. Soms sta ik niet achter hun beslissing, maar ik kan niet voor de ander bepalen, wel hem helpen tot een keuze te komen.’ Als basisvoorwaarde voor zo’n contact noemt Koen vertrouwen. ‘Zonder vertrouwen krijg je niet boven tafel waar de ander écht behoefte aan heeft en neemt een cliënt niets van me aan. Zo’n traject duurt misschien langer want de cliënt moet in alle rust een goede afweging maken. Het is mijn taak hem die tijd te geven en rekening te houden met wat de ander zelf kan.’
Wat merken de cliënten van jouw vakmanschap?
foto: Huub Wiltschut
Koen Kuijper (54 jaar) vond zijn moopleiding orthopedagogiek wel leuk, maar te theoretisch. ‘Ik wilde echte mensen zien.’ Via zijn stagecoördinator komt Koen bij het ASVZ (een organisatie voor zorg- en dienstverlening aan mensen met een verstandelijke beperking). Twee weken later start hij er als onbevoegd onervaren groepsleider. Dat is 34 jaar geleden. Hij is inmiddels allerlei beroepsopleidingen en diverse fusies verder. Koen is achtereenvolgens assistent, coördinerend begeleider en coördinator. Vanwege beperkingen die voortvloeien uit ziekte doet hij later noodgedwongen enkele stappen terug. Koen werkt nu 24 uur per week als assistent-groepsbegeleider bij de Amerpoort 1). Hij begeleidt daar op afspraak vier à vijf cliënten met een verstandelijke beperking. Zij wonen
Koen noemt dat zij de vrijheid hebben na te denken wat zij willen, de haalbaarheid van hun wensen en de consequenties van hun keuzes. ‘Alleen als het een gevaar oplevert voor zichzelf of anderen, dan moet ik het sterk afraden.’
SOZIO 104, februari 2012 • 13
Na je opleiding en verder Veel hulpverleners hebben een hbo-opleiding (SPH, MWD, CMV, Pedagogiek, Social Work, SJD en Toegepaste Psychologie) achter de rug. Of een van de voorlopers van die opleidingen. Na de studie zijn er tal van vervolgopleidingen mogelijk. SoziO heeft ze op een rij gezet.*
Basis
Een leven lang leren
SPH | MWD | SJD | CMV | Toegepaste psychologie | Social work | Pedagogiek
Post- HBO specialisatie * Systeemtherapie en allerlei andere cursussen, zie www.rino.nl * Intensieve ambulante gezinsbegeleiding (op diverse hogescholen) Losse cursussen, op maat en incompany trajecten Intervisie Supervisie Coaching Teambegeleiding HBO master Master Social Work (HAN, NHL/Hanzehogeschool, HvA) Master Social Work/Health Care (Saxion) Master Jeugdzorg (Hogeschool Leiden) Master Contextuele hulpverlening (CHE) Master of Arts Therapies (HS Zuyd) Master Special educational needs (HU) Master Pedagogiek (HAN, HvA, HU, NHL, HsRotterdam, InHolland) Master of Arts in Comparative European Social Studies (HsZuyd) Master Zorgtraject Ontwerp (HU) Rehabilitation counselor (Hanzehogeschool, wordt gegeven in Utrecht) Master Management & Innovatie in maatschappelijke organisaties (HAN, HsRotterdam) Master Bedrijfskunde Zorg & Dienstverlening (HAN) Master Begeleidingskunde (HAN, HsRotterdam, CHE)
WO bachelor/ master WO bachelor/ master Orthopedagogiek Psychologie Sociologie
Algemene Sociale Wetenschappen Bovengenoemde opleidingen (op diverse universiteiten te volgen) zijn bacheloropleidingen, die mastervarianten hebben. Voorbeelden van “echte masters�: Jeugdstudies (UU), Maatschappelijke Opvoedingsvraagstukken (UU) en Social and Health Psychologie (UU). Een overzicht van alle masters op universtiteiten in Nederland is te vinden op www.universitairemasters.nl.
12
special opleiding en werk.indd 12
31-1-2012 9:37:27
Studeren? Wie betaalt dat? 1.
2.
3.
Veel werkgevers dragen bij in de studiekosten van werknemers. Vaak in geld, soms ook in uren. Informeer naar de mogelijkheden, bijvoorbeeld bij de afdeling P & O. Er zijn redelijk wat fondsen die graag aan een studie of opleiding willen meebetalen. Via internet te vinden; goed zoeken loont de moeite! Grote bedrijven hebben soms fondsen die kunnen bijdragen aan de studie van kinderen van werknemers. Vergeet vooral de belastingaftrek niet! Als je een opleiding volgt die gericht is op het behouden of verkrijgen van een (betere) baan dan is het mogelijk om een flink deel van de studiekosten van de belasting terug te krijgen. Aftrekbaar zijn studie/collegegeld, boeken, bijhouden vakliteratuur, kosten van tentamens, readers, kosten voor EVC-procedures, de pc en dergelijke. De drempel was 500 euro en is (vanaf 2012) 250 euro geworden; alle studiekosten boven dat bedrag zijn aftrekbaar (dit betekent dat je over alle studiekosten boven de 250 euro geen inkomstenbelasting betaalt.) Voorbeeld: zijn je studiekosten 2000 euro per jaar dan krijg je van de belastingdienst in 2012 tenminste 579 euro terug! Meer informatie op: http://www.belastingdienst. nl/download/2694.html.
* Aan dit schema kunnen geen rechten worden ontleend.
Sozio 104, februari 2012, Special opleiding & werk • 13
special opleiding en werk.indd 13
31-1-2012 9:37:28
Stagiaires doen volop mee bij Bureau Frontlijn
Hulpverlenen is samen doen Stage lopen en er samen met cliënten wijzer van worden, dat kan bij het Rotterdamse Bureau Frontlijn. Maar dan moet je wel bereid zijn om over grenzen heen te stappen. Jan van Dam
Onderaan de metro richting Rotterdam-
gemakkelijk gezegd maar het vereist
Magisch houtje
Zuid trekt een doorgaande straat een
een heuse omslag in het denken van de
Stefanie den Breems, coördinator van
streep door de Rotterdamse wijk Pend-
hulpverleners. Zij moeten naast de cliën-
een ander project van Frontlijn, luiste-
recht; aan beide kanten staan gebou-
ten staan en hen stimuleren om zoveel
rend naar de naam Wegwijs in Neder-
wen ontworpen door een misantropisch
mogelijk zelf te doen. Josien Penraad is
land, gebruikt een metafoor om deze
ingestelde architect. De bevolking is
verbonden aan Samen Leren, één van de
hulpverlening nieuwe stijl te omschrij-
kleurrijk en afgaand op de gedragen
projecten die door Frontlijn is opgezet.
ven. ‘Wat Josien zojuist zei over naast
kleding en rode boodschappentassen waarop met witte letters de naam van een goedkope kruidenier staat vermeld,
de mensen staan, komt erop neer dat
‘We zwaaien niet met een
wij niet met een toverstokje zwaaien
toverstokje’
en dat daarna de problemen van de
bepaald niet welvarend. Wie vanaf sta-
Ze weet uit eigen ervaring dat hulpver-
mensen zijn opgelost. Om in de beeld-
tion Slinge rechtsaf slaat en dan recht-
leners de neiging hebben om allerlei
spraak te blijven: wij geven een tikje
door loopt tot aan een inham van de
zaken voor hun cliënten te regelen. ‘Bij
met het magische houtje om de cliënt
schier eindeloze straat, treft in het daar
Frontlijn doen we dat anders. We be-
te inspireren. Wij luisteren, zoeken uit
gesitueerde winkelcentrum een voor-
zoeken de mensen thuis; in die voor hen
of beter gezegd faciliteren opdat de
post aan van Bureau Frontlijn.
vertrouwde omgeving geven ze zelf aan
hulpvrager die vaardigheden leert
welke problematiek het meest urgent
ontwikkelen om zijn zelfstandigheid
Omslag in denken vereist
is, wat voor hulp zij nodig denken te
te vergroten. Dat als hij zich weer voor
Frontlijn is een ontwikkelbureau van de
hebben en wat zij er zelf aan willen en
een bepaalde situatie geplaatst weet,
gemeente Rotterdam dat met nieuwe
kunnen doen. Gezamenlijk kijken hulp-
hij het helemaal zelf kan oplossen.’
methodieken probeert de bewoners
verlener en cliënt of de voorgestelde
Stefanie laat even een stilte vallen alsof
uit de achterstandswijken in de haven-
oplossingen mogelijk zijn en op welke
ze wil benadrukken hoe vernieuwend
stad te bereiken. Uitgangspunt is dat
termijn. Naast de mensen staan, niet be-
én zwaar die opdracht is. ‘Om de cliën-
de medewerkers van Frontlijn samen
lerend zijn en oog hebben voor het hele
ten handvatten aan te reiken voor een
met de cliënten de voorkomende pro-
plaatje; zo zou je mijns inziens de aanpak
grotere autonomie, doen we een be-
blemen oplossen. Samen doen, het is
van Frontlijn kunnen karakteriseren.’
roep op stagiaires van de verschillende
Sozio 104, februari 2012, Special opleiding & werk • 21
special opleiding en werk.indd 21
31-1-2012 9:37:37
V.l.n.r.: Stefanie den Breems, Sabine Bruens en Josien Penraad
sociaalpedagogische
Foto’s: Jaap Maars
beroepsoplei-
door beter waarom ze ogenschijnlijk
lijn grote voordelen.’ Een opgetrok-
dingen in de regio. Zij verzorgen work-
eenvoudige dingen niet doen, zoals
ken wenkbrauw stimuleert Sabine tot
shops en leggen huisbezoeken af.’
het maken van een afspraak met de
nadere uitleg. ‘De stage is een periode
leraar op de school van hun kinderen.
waarin de student vooral lerend werkt.
Onverwerkt oorlogstrauma
Drempels blijken ineens heel hoog, als
Hij krijgt te maken met situaties waar-
Josien vult aan: ‘De huisbezoeken
je kampt met een onverwerkt oorlogs-
mee hij misschien nooit eerder is ge-
vormen een essentieel onderdeel van
trauma, de taal niet meester bent of als
confronteerd maar waarvoor hij wel
onze werkwijze. Het is een manier om
er geen geld is om eten te kopen. Die
een oplossing moet aandragen. Het is
de problematiek in al zijn dimensies,
schrijnende situaties doen zich meer
precies dit gegeven; dat de stagiair ook
dus ook de fysieke, te kunnen beoor-
voor dan menig beleidsmaker of po-
niet altijd meteen weet wat te doen
delen. Slechte huisvesting bijvoor-
liticus zich kan voorstellen. Laat ik het
dat hem dichter bij de cliënt brengt.
beeld is meer dan een onvoldoende
zo samenvatten: er zijn tal van factoren
Die weet het ook even niet meer.
score op een aantal criteria als je de
die ertoe bijdragen dat mensen niet de
Mensen krijgen bij ons daardoor een
schimmel op de muren ziet en ruikt.
geestelijke ruimte hebben die nodig
gevoel van gelijkwaardigheid. Beiden
In dit specifieke geval zou dat tot rare
is om hun zaken in deze complexe sa-
leren ervan, zowel cliënt als stagiair.
associaties kunnen leiden, maar door
menleving op orde te hebben.’
Samen werken ze aan een oplossing
een huisbezoek begint de problema-
en als ze er samen niet uitkomen dan
tiek van de cliënten werkelijk te leven.
Opgetrokken
Daarnaast, en minstens zo belangrijk,
Sabine Bruens, niet bepaald het type
de organisatie.
is dat wij door mensen thuis te be-
timide student, knikt bevestigend. Als
Het is moeilijk om een eenduidig beeld
zoeken eerder een vertrouwensband
haar gevraagd wordt wat zij als stagi-
te geven van de cliënten van Frontlijn;
kunnen opbouwen. Je leert je cliënten
aire (hbo-pedagogiek) kan bijdragen,
de samenstelling van de doelgroep wis-
écht kennen. Je komt meer te weten
geeft zij een verrassend antwoord.
selt per project. Josien: ‘Het project Sa-
van hun achtergrond en begrijpt daar-
‘Het werken met stagiaires biedt Front-
men Leren is gericht op ouders en jon-
kunnen we altijd een beroep doen op
22 • Sozio 104, februari 2012, Special opleiding & werk
special opleiding en werk.indd 22
31-1-2012 9:37:40
ge kinderen, van groepen 1 tot en met
lijk werk doen en vice versa. Dat moet
staan om de problemen op te lossen.
4 op de basisschool, tot ouders en hun
je wel liggen. Wij selecteren op durf,
Dat ik niet pretendeerde de allesweten-
pubers. Bij deze groepen, vrijwel alle-
inzet, doortastendheid, gezond boe-
de hulpverlener te zijn die het allemaal
maal lage inkomens, proberen wij cliën-
renverstand en vooral inlevingsvermo-
wel even zou gaan regelen waardoor zij
ten ervan te overtuigen dat het bieden
gen. Alle stagiaires, ongeacht het pro-
het idee had kunnen krijgen dat het al-
van structuur aan kinderen een positief
ject waaraan ze worden toegevoegd,
lemaal aan haar zou liggen.’
effect kan hebben op de leerpresta-
bieden we een inwerkweek aan. In die
Dat de stagiaire bij Frontlijn een span-
ties van hun kinderen. Dan heb ik het
week vertellen verschillende partijen
nende, intensieve maar ook vooral
dus over op tijd gaan slapen, ontbijten
wat ze van de stagiaires verwachten
leerzame leerwerkperiode tegemoet
maar ook het spelen van taal- en reken-
en over welke competenties zij ideali-
kan zien, blijkt uit een kort bezoek aan
spelletjes. De idee is dat wij maximaal
ter beschikken, misschien niet meteen
mevrouw C. Sabine is de eerste die
tien huisbezoeken afleggen en dat de
maar wel na verloop van tijd. En natuur-
het vochtige, muf ruikende huis bin-
ouders het daarna zelf af kunnen. We
lijk zijn er de eisen van de opleiding aan
nengaat. Kleine kinderen spelen met
hebben het hier over mensen die hun
de stage.’
speelgoed dat zijn beste tijd wel heeft gehad. Mevrouw C. heet ons welkom
leven iets beter op orde hebben dan de groep die deelneemt aan Wegwijs
Enigszins bang
en heet weinig aansporing nodig om
in Nederland. Die laatste groep is vaak
Het sollicitatiegesprek heeft Sabine
van wal te steken. Ze praat honderd-
nog met hele basale dingen bezig, zo-
gesterkt in haar overtuiging dat Front-
uit en huilt tussen de woorden door.
als hoe kan ik voor mijn kinderen en
lijn voor haar de geschikte plaats is om
Wat heeft ze misdaan dat haar zoveel
mezelf eten kopen.’
stage te lopen. ‘Ik heb altijd een breed
rampspoed overkomt? Sabine doet het
Stefanie: ’Nog vaker is de vraag hoe
inzetbare pedagoge willen worden, dus
enige wat hier gepast is, begripvol luis-
kom ik aan een voedselpakket, hoe
een betere stageplaats kan ik mij niet
teren. Na een emotioneel aangrijpend
moet ik het formulier invullen om in
wensen. Bij het eerste huisbezoek was
bezoek, nodigt ze mevrouw C. uit voor
aanmerking te kunnen komen voor
ik nog enigszins bang voor wat de men-
een vervolggesprek om alle zaken op
deze of gene voorziening. Al de men-
sen tegen me zouden zeggen maar die
een rijtje te zetten en gezamenlijk een
sen over wie wij spreken, leven aan de
angst was weg zodra ik over de drem-
strategie uit te zetten om de proble-
onderkant van de samenleving en heb-
pel, letterlijk en figuurlijk, heenstapte.
men op te lossen. Dat gesprek heeft in-
ben last van stress die leven in armoede
De betrokken cliënt ontving me met
middels plaatsgevonden en een eerste
veroorzaakt. Het merendeel is alloch-
open armen en onze verhouding is al-
begin is gemaakt om mevrouw C. en
toon, maar er bestaat ook een harde
leen maar beter geworden toen haar
haar kinderen een wat minder stress-
kern aan autochtonen die hun leven ge-
duidelijk werd dat ik naast haar wilde
vol bestaan te kunnen bieden. Dat je
woonweg niet op orde krijgen en zich
dat als stagiair mag doen, is volgens
telkens weer bij de instanties melden.’
mij een voorrecht.
Gezond boerenverstand
Jan van Dam, freelance journalist.
En daar wordt een stagiair op af gestuurd? Is het niet teveel gevraagd van een student die het allemaal nog moet leren, op een gezin af te sturen dat diep in de problemen zit? Stefanie: ‘Wij nodigen studenten die bij ons stage willen lopen altijd uit voor een sollicitatiegesprek. Daarin benadrukken we dat ze zich goed bewust moeten zijn van de werkzaamheden die ze eventueel moeten verrichten. Dat die meestentijds buiten hun specifieke vakgebied vallen; een pedagoog moet ook maatschappe-
Sozio 104, februari 2012, Special opleiding & werk • 23
special opleiding en werk.indd 23
31-1-2012 9:37:41
Afscheid nemen in mentorrelaties
Dag en tot nooit Maatjes- en mentorprojecten zijn er in alle soorten en maten. Vaak bedoeld om kwetsbare jongeren een steuntje in de rug te geven. Maatjestrajecten zijn tijdelijk, dat weten mentoren en mentees. Maar wat gebeurt er met de mentee na het afscheid? Wat betekent dat afscheid voor de jongeren die vaak maar een heel klein netwerk hebben? Aly Gruppen
B
aat bij een maatje is een breed onderzoek naar de ervaren opbrengsten van deelnemers aan Take 2, een maatjesproject dat al meer dan tien jaar bestaat in een achterstandswijk in Utrecht. Onderzoek naar de opbrengsten van mentorprojecten is niet nieuw. Het bijzondere van dit onderzoek is dat de jongeren pas na vijf tot negen jaar terugkijken op hun deelname aan het maatjesproject. Toen ze meededen waren ze rond de elf of twaalf jaar oud. Op het moment van onderzoek waren ze tussen de zestien en twintig jaar oud. Dat heeft nieuwe informatie over mentoring opgeleverd. In dit artikel ga ik nader in op één aspect: het afscheid nemen in mentorrelaties. Opvallend is dat bijna alle respondenten moeite hadden met het afscheid en daar ontevreden of soms zelfs verdrietig over waren. Met de resulta-
ten geef ik aan dat zorgvuldig afscheid nemen meer aandacht verdient in maatjesprojecten. Allereerst geef ik de belangrijkste uitkomsten van het onderzoek weer op het gebied van afscheid nemen. Vervolgens formuleer ik aanbevelingen die relevant kunnen zijn voor alle maatjesprojecten. Ten slotte eindig ik met een pleidooi voor meer aandacht in de training van mentoren voor dit belangrijke onderwerp.
Belangrijkste onderzoeks uitkomsten • Meer zelfvertrouwen Alle respondenten waren erg enthousiast over deelname aan het maatjesproject. Voor meer dan de helft heeft meedoen aan het maatjespro-
Take 2 en het onderzoek Onderzoekers Aly Gruppen en Ellen Grootoonk van het lectoraat Participatie en Maatschappelijke Ontwikkeling van de Hogeschool Utrecht, interviewden, samen met zes SPH-studenten, jongeren die zes tot tien jaar geleden deelnamen aan Take 2, een project van de Welzijnsstichting Portes. Elk jaar krijgen tien tot vijftien jongeren een maatje. Take 2 richt zich op jongeren van 10-13 jaar die thuis moeilijkheden hebben en/of op school moeilijk meekomen. Deze groep jongeren heeft extra aandacht nodig in de vorm van steun, advies en vriendschap. Hij of zij krijgt dit van een maatje dat enige jaren ouder is. Dit zijn eerstejaars studenten Social
42 • SOZIO 104, februari 2012
Work van de Hogeschool Utrecht. Samen ondernemen ze wekelijks, op een vast tijdstip (de woensdagmiddag) activiteiten zoals naar de bibliotheek, sporten, naar de film. ‘De koppeling heeft als doel, dat de jongere na verloop van tijd zelfstandiger is en een uitlaatklep heeft gevonden in een hobby of sport. Dat maakt hen sterker om een goede positie in de maatschappij te vinden. Take 2 beoogt met deze vorm van georganiseerde vriendschap jongeren op preventieve wijze te behoeden voor een marginale positie in de maatschappij, zoals criminaliteit en schooluitval.’ (Handboek Take 2 maatjesproject, 2002).
ONDERZOEK
foto: Bigstockphoto.com, Dawn Hudson
meer ziens?
De mentees bedanken hun mentoren bij het afscheid, er worden over en weer cadeautjes gegeven.
ject invloed gehad op hun persoonlijk welbevinden en hun zelfbeeld. ‘Ik ben losser geworden, minder in mezelf gekeerd’ (Mentee, m, 20 jr.) ‘Ik zat toen heel erg met mezelf in de knoop. En zij haalde me er toen uit, nou niet helemaal, maar toch weer een beetje’ (Mentee, v, 20 jr.) Dit sluit aan bij het onderzoek van Movisie, waarin geconstateerd wordt dat het meest spectacu-
laire effect van mentoring zichtbaar is op het gebied van emotioneel welzijn van de mentees. Mentoring draagt vooral bij aan het vergroten van het emotioneel kapitaal (Uyterlinde et al., 2009). Dat wil zeggen dat de mentee meer vertrouwen heeft in zichzelf en in de toekomst. • De mentor wordt vriendin ‘Ze was een vriendin. Ze was erg open, ze kon goed luisteren en ze was eerlijk. We konden goed overleggen.’ (Mentee, v, 16 jr.)
››› SOZIO 104, februari 2012 • 43
foto: archief Aly Gruppen
›››
Uit bovenstaande citaat blijkt al, dat de mentor meer wordt dan een ‘gewone vrijwilliger’. Een goede relatie met de mentor, daar draait het voor de mentees om. Deze relatie vinden ze het allerbelangrijkste, een goede band, een klik, al het andere is bijzaak. Het feit dat iemand aandacht voor ze heeft, er voor ze is, naar ze luistert, begrip toont, iemand die ze kunnen vertrouwen: dat is de waarde van meedoen aan een mentorproject. Een goede band opbouwen met iemand is natuurlijk voor ieder kind belangrijk, maar juist voor deze kinderen is het van groot belang, omdat het vaak gaat om kinderen die vallen onder de categorie ‘overbelaste jongeren’ (WRR-rapport, 2010). Het zijn veelal jongeren die gebukt gaan onder een opeenstapeling van problemen, waaronder veel problemen met volwassenen. Voor hen is de mentorrelatie een positieve, sensitieve ‘relatie-ervaring’ met een volwassene. Dat geeft ze steun. De mentees vertellen hier ook het meest over. Ze omschrijven de relatie vooral als leuk en gezellig. De jongeren zijn zeer tevreden over hun mentor. Ze vertellen dat ze het maatje zien als een vriend of vriendin. Een enkeling spreekt van een grote zus of broer:
• Moeite met afscheid Opvallend is dat bijna alle respondenten moeite hadden met het afscheid en daar ontevreden en soms zelf verdrietig over waren. Ze hebben een band opgebouwd en ineens stopt dat.
‘Ze was als een grote zus bij wie ik alles kwijt kon en die me hielp, maar ze was ook eerlijk en streng tegen me.’ ( Mentee, v, 18 jr.)
‘Ik begon haar uiteindelijk weer te vertrouwen, want dat vertrouwen was ik gewoon helemaal kwijtgeraakt in mensen, omdat ik in de 2e klas gewoon heel erg ben gepest. En ja, dat is dus wel heel jammer dat dat in één keer weg was. Ja en dan heb je weer iemand in vertrouwen en dan stop je ermee.’ (Mentee, v, 20 jr.)
De citaten geven een beeld van het maatje als een persoon die ‘present’ is, exclusieve aandacht geeft aan de jongere. Toch verdient dit beeld enige nuance als we gaan kijken naar wat de mentees zeggen over het afscheid.
44 • SOZIO 104, februari 2012
Bij veel maatjesprojecten wordt het afscheid met een feestelijke bijeenkomst gevierd. Zo ook bij Take 2. De mentees bedanken hun mentoren bij het afscheid, er worden over en weer cadeautjes gegeven. Zoiets is vaak hartverwarmend om te zien als projectleider. Maar soms gaan er achter dit beeld heftige gevoelens schuil: ‘Het was best wel moeilijk. Niet dat ik dacht: ik kan niet zonder haar of zo… Ik had een hele grote bos bloemen gehaald voor haar en van die Merci, weet je wel, die chocola. En ze had ook iets aan mij gegeven. Ik heb haar daarna nooit meer gezien (zachtjes). Ik had niet naar haar nummer gevraagd.’ (Mentee, v, 15 jr.) ‘Juist omdat het… het besef was van: het is afgelopen, ik heb ook verder nooit meer wat van haar gehoord. Nee...’ (Mentee, v, 18 jr.)
ONDERZOEK Zoals uit bovenstaande blijkt ervaren de jongeren het afscheid als verwarrend. Ze vragen zich vaak af of en hoe de relatie nu verder zal gaan. • ‘Valse’ beloften in kwetsbare relatie Sommige mentoren beloven nog contact te houden, maar doen dit dan niet. Soms doen ze zelfs toezeggingen die ze niet waarmaken. Dat roept bij de mentees tegenstrijdige gevoelens op. Mentees zouden soms heel graag nog contact willen, maar durven zelf niet het initiatief daarin te nemen, omdat ze niet weten hoe de mentor daarop zal reageren. ‘Ja …want er gebeurden allerlei dingen in mijn leven, zeg maar. Ja en dan komt dat er ook weer bij en ze gaat weer weg en ja... je hoort niks meer…’ (Mentee, v, 18 jr.) Anderen voelen zich aan de kant gezet, zoals een meisje dat door haar mentor ‘geblokt’ werd op MSN: ‘Echt jammer dat ik haar niet meer kan spreken… mijn MSN werd geblokt. Nu spreek ik haar niet meer.’ (Mentee, v, 16 jr.) Een andere mentor had beloofd samen nog een keer iets te doen:
relatie beëindigen, kunnen schade toebrengen aan het zelfbeeld van de mentee. In enkele van bovenstaande gevallen zou je kunnen spreken van voortijdige beëindiging van de relatie door de mentoren. Mentoren beloven namelijk de relatie nog voort te zetten, op een of andere manier, maar doen dit niet. Afscheid nemen kan natuurlijk altijd pijnlijk zijn, ook als het goed gebeurt, maar uit de interviews blijkt dat de pijn van de mentees grotendeels wordt veroorzaakt door de mentor die niet zorgvuldig omgaat met de kwetsbaarheid van de mentee. Er komt een beeld naar voren van mentoren die niet zo goed raad weten met de behoeften van de mentees om elkaar nog te blijven zien of contact te houden. Als de mentee zegt: ‘Bel je me nog?’ of ‘zullen we vriendinnen blijven?’ is het natuurlijk moeilijk om te zeggen dat je dat niet meer wilt. Het lijkt dat mentoren daarom toezeggingen doen, die ze niet kunnen of willen waarmaken. Onzekerheid van de mentor helpt de mentee niet bij het afscheid. Mentoren die zelf gespannen en onzeker omgaan met het afscheid, kunnen het onzekere gevoel bij hun mentee versterken.
‘Ze had beloofd mij mee naar het Dolfinarium te nemen, maar dat is ze nooit nagekomen… En daarna is ze op vakantie gegaan. Na de vakantie heb ik niks meer van haar gehoord.’(Mentee, v, 18 jr.)
Afscheid blijkt voor veel mentees ingrijpend te zijn. Ze proberen het uit te stellen, blijven vragen om toch nog af te spreken, kunnen zielig gaan doen. Uit mijn onderzoek blijkt dat mentoren dergelijke gevoelens niet bespreekbaar (durven?) maken, maar waarom zouden we dat mentoren dan niet leren?
Rhodes (2002, p. 59) geeft aan dat mentorrelaties ook schadelijke effecten kunnen hebben. Mentoren die onverantwoordelijk zijn, of voortijdig de
• Focus erg gericht op start Een mentortraject heeft verschillende fasen. De startfase waarin werving, selectie en matching
›››
De rol van sociale professionals in maatjesprojecten Er is veel discussie over de aanpak van risicojongeren, overlastgevend gedrag en schooluitval. Binnen de sociaalagogische praktijk is steeds meer aandacht voor preventieve interventies, zoals mentoring-projecten. Daarin ligt de nadruk op de talenten van jongeren en hun mogelijkheden. Elke grote Nederlandse stad heeft projecten als Take 2. Veel studenten Social Work doen in hun eerste leerjaar stage-ervaring op als mentor in dit soort projecten. Soms komen ze jaren later in de rol van projectleider van een maatjesproject terecht, want sociale professionals worden regelmatig ingezet om deze projecten op te zetten en te begeleiden. Deze professionals hebben vaak een sociaalagogische hbo-opleiding. In hun rol als projectleider hebben ze taken als: het werven van de mentoren en mentees, het onderhouden van contacten
met doorverwijzende organisaties, het matchen van de koppels, het trainen en begeleiden van de mentoren, het monitoren van de koppels en het evalueren van de trajecten. In de meeste opleidingen is nog weinig aandacht voor mentoring-projecten. Hoe kunnen sociaalagogische professionals bevorderen dat hun mentor- of maatjesproject een succes wordt? Welke voorwaarden dragen daaraan bij? Wat levert deelname een jongere op, op lange termijn? Door een langlopend maatjesproject systematisch te onderzoeken, na een termijn van acht tot tien jaar, heb ik veel meer inzicht gekregen in de relatie tussen mentor en mentee. Deze eyeopeners kunnen sociale professionals die een soortgelijk maatjesproject leiden of nog moeten opzetten, helpen om het tot een succes te maken.
SOZIO 104, februari 2012 • 45
ONDERZOEK ››› plaatsvindt, dan de middenfase waarin de contacten gaan lopen en vervolgens de afbouwfase, waarin het traject wordt afgesloten. Uit mijn onderzoek blijkt dat er veel aandacht uitgaat naar de start. Uit eigen ervaring, als projectleider en trainer van verschillende mentorprojecten, heb ik dat ook zo ervaren. Er is veel zorg voor de werving en de matching van mentoren en mentees. De start wordt over het algemeen welbewust begeleid. Alles is nieuw voor iedereen en als projectleider ben je blij dat het project goed loopt. ‘Hè hè, nu merk ik dat alles eindelijk weer lekker draait…’, heb ik regelmatig een projectleider horen verzuchten, als alle koppels weer ‘op pad’ waren. Ik herken dat ook bij de projecten waar ik zelf projectleider in was. Ook ik trapte in de valkuil van een leuke afscheidsbijeenkomst en dan iedereen uitzwaaien met het idee dat ik zorgvuldig had afgesloten. De afbouwfase waaronder het afscheid valt, kreeg weinig aandacht en niet de plaats die het verdient gezien de ervaringen van de mentees uit dit onderzoek.
Welke aanbevelingen? • Andere aandacht voor afscheid De pijn van het afscheid nemen zou in de begeleiding van de mentoren en de mentees meer aandacht verdienen van de projectleiding en in de training. Het zou een gespreksonderwerp tussen maatje en mentee moeten zijn. De mentor dient zich bewust te zijn van de gevoelens die het afscheid kan oproepen bij de mentee en moet deze bespreekbaar durven maken met de jongere. Dat betekent dus ook duidelijk en eerlijk zijn over het vervolg en geen dingen toezeggen die je niet wilt of kunt waarmaken. Take 2 en de meeste andere mentoring-organisaties besteden formeel uitgebreid aandacht aan het afscheid: de mentor kondigt het ruim van tevoren aan en er wordt een feestelijke gezamenlijke afscheidsbijeenkomst gehouden. Voor deze jongeren is dat blijkbaar niet genoeg. Ze hebben geen boodschap aan ‘het einde van het traject’ of aan ‘het project’. Het gaat er dus om hoe een mentortraject wordt opgevat. Blijkbaar zijn de opvattingen hierover verschillend voor de organisatie, de mentoren en de mentees.
46 • SOZIO 104, februari 2012
In de beleving van de mentees is het het einde van een vriendschap. Ze geven aan de mentor als vriend of grote broer of zus te zien. Het verlies van een vriend, broer of zus doet pijn. Voor de mentee krijgt de relatie daardoor een hele andere betekenis dan voor de mentor. Gevoelens van onverwerkt verdriet om eerdere verlieservaringen kunnen ook weer gaan opspelen. Bij Take 2 wordt de mentor ‘ingehuurd’ voor een schooljaar. Hij verbindt zich voor de duur van een schooljaar, aan een jongere en niet voor zijn hele leven. Een ‘vriend’ suggereert dat iemand er zijn hele leven voor je is. • Het opbouwen van een vriendennetwerk Aansluitend op bovenstaande zou gedurende het hele traject, aandacht moeten zijn voor het opbouwen van een vriendennetwerk, zodat er andere vrienden zijn voor de jongere, als mentor en mentee afscheid nemen. Deze jongeren hebben vaak nauwelijks een netwerk waar ze op terug kunnen vallen. Dit vergt aandacht van de projectleiding in de training van de mentoren. Hoe kunnen ze hun mentee hierin begeleiden? Misschien kunnen er tussen de koppels contacten gelegd worden die uitmonden in een vriendschap. Het organiseren van regelmatige terugkomdagen van de deelnemers, kan ook meewerken aan het totstandkoming van een netwerk van oud-deelnemers. • Bespreken wederzijdse verwachtingen Mentoren beseffen niet hoe belangrijk ze in het leven van de mentee zijn geworden. Ze zijn klaar aan het eind van het jaar, sluiten het traject af en gaan door met hun volle, drukke leven. Duidelijk is dat de mentees in dit project een andere betekenis geven aan het hebben van een maatje. Voor hen is het een vriend of grote zus die alle aandacht voor ze had. Dat lijken mentoren zich onvoldoende te realiseren. Het is zinvol naar de mentoren, maar vooral naar de mentees, helderder te zijn over het begrip ‘maatje’ of ‘mentor’ en vanaf het begin de wederzijdse verwachtingen te bespreken. Onder het begrip ‘maatje’ verstaan de meeste projecten iemand die zich tijdelijk vrijwillig inzet, om een steuntje in de rug te zijn voor kwetsbare jongeren. Het besef dat de mentor een gids
COLOFON is, die je helpt je eigen weg en eigen kracht te vinden, zou aan bod moeten komen.
Ten slotte • Training mentoren Ik wil een pleidooi houden voor ‘afscheid nemen’ als thema in de training van mentoren. Dit kan projectleiders helpen hun mentoren in deze lastige, maar belangrijke fase, beter te begeleiden. Dit onderzoek laat zien dat het afscheid veel consequenties heeft voor de mentee. De houding van de mentor is hierin cruciaal. Door bewust afscheid te nemen en hierin eerlijk, duidelijk en consequent te zijn, straalt de mentor rust en zekerheid uit en weet de mentee wat hij kan verwachten. Het besef dat de mentor niet meer is geweest dan een gids, iemand die je heeft geholpen je eigen weg en kracht te vinden, kan in deze fase weer aan de orde komen. In de training en begeleiding van de mentoren zou hiervoor vanaf het begin aandacht moeten zijn. Er dient aandacht besteed te worden aan gevoelens van de mentee die bij het afscheid kunnen gaan spelen. Daarnaast is het van belang dat de mentor geen toezeggingen doet die hij niet wil of kan waarmaken. Het zou goed zijn als
mentoren geconfronteerd worden met de kwetsbaarheid van de mentorrelatie. Ze dienen zich te realiseren dat mentees grotendeels afkomstig zijn uit de groep ‘overbelaste jongeren’, die op meerdere fronten problemen en verlies-ervaringen hebben. Het is mogelijks dat mentees afscheid nemen in verband brengen met eerdere verlieservaringen. Het besef dat mentorrelaties niet alleen positief, maar ook beschadigend kunnen zijn, moet doordringen bij mentoren. De literatuurlijst van dit artikel staat op www.sozio.nl/naslagwerken.
nr. 104, februari 2012 (1e editie 2012), 17e jaargang. SoziO is een vakblad voor sociale en pedagogische beroepen en verschijnt tweemaandelijks. Uitgever B.V. Uitgeverij SWP Postbus 257, 1000 AG Amsterdam Tel.: (020) 330 72 00. Fax: (020) 330 80 40 E-mail: admi@mailswp.com Postbank: 5361668, ABN Amro 45.36.98.670 Internet: www.swpbook.com
Uitgeverij SWP kan niet aansprakelijk worden gesteld voor het gebruik/de overname van teksten van derden in deze uitgave. De aansprakelijkheid hiervoor berust bij de individuele auteur. Abonneeservice Sozio Postbus 20 1910 AA Uitgeest www.aboland.nl Tel.: (0900) 226 52 63 (10 ct p/m) Fax: (0251) 31 04 05 Opgave en vragen over abonnementen: Beëindigen abonnement: Opzeggingen (uitsluitend schriftelijk) dienen 8 weken voor afloop van de abonnementsperiode in het bezit van Abonnementenland te zijn. Prijswijzigingen voorbehouden.
Op de site van het lectoraat Participatie en Maatschappelijke Ontwikkeling is het integrale onderzoeksverslag te lezen: http://www.stijnverhagen.nl/Content. aspx?PGID=d19d316f-e98e-402e-98786e55e32848a1
Redactieadres Postbus 257, 1000 AG Amsterdam Telefoon: (020) 330 72 00, Fax: (020) 330 80 40 E-mail: sozio@mailswp.com
Over de auteur Aly Gruppen is docent SPH, coördinator van de minor GGZ-agoog en onderzoeker bij het lectoraat Participatie en Maatschappelijke Ontwikkeling en het lectoraat Innovatieve Maatschappelijke Dienstverlening aan de Hogeschool Utrecht.
raad van advies Wilfried Diekmann, Jo Franck, Jan Loovers, Peter van Vliet.
De volgende keer in SoziO
Redactie Levi van Dam, Mirte Loeffen, Marie Rose Pauwels, Mirjana Petrovic, Marc Räkers, Jurja Steenmeijer, Olaf Stomp (hoofdredacteur), Brian Twint, Huub Wiltschut.
vaste medewerkers Bodo Bombosch, Olga Doornbos, Maarten Faas, Marcel Krutzen, Maarten van der Linde, Alie Weerman. Uitgever Paul Roosenstein. V ormgeving Van der Keur (typo)grafische vormgeving, Utrecht. Fotografie en illustraties Jaap Maars, Jurja Steenmeijer, Huub Wiltschut, Yuriy Zhuravov (Bigstockphoto.com, coverbeeld). Abonnementsprijs Particulieren € 49,50 per jaar; instellingen € 79,50 per jaar; studenten € 39,50 per jaar. Collectieve abonnementen vanaf 10 ex. (op één adres) € 43,00 per ab. Vanaf 50 ex. (op één adres) € 39,00. Collectief studentenabonnement vanaf meer dan 100 ex. € 29,00. Toeslag buitenland € 11,50 (m.u.v. België.). Los exemplaar (exclusief verzendkosten) € 9,50.
Verlost van de bureaucratie De autonomie weer terug bij de professional. Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam.
Advertenties Voorwaarden en tarieven worden op aanvraag toegezonden. Buro Recent Accountmanager Philippine Herkes 020-330 89 98 of e-mail philippine@recent.nl SoziO verschijnt zes keer per jaar. Verschijningsdata in 2012 zijn: 13 april, 15 juni, 12 september, 19 oktober, 13 december.
Het versterken van de cliënt Hoe krijgt deze opleidingskwalificatie vorm in het curriculum van de opleiding SPH Hogeschool Fontys?
Kopij Richtlijnen voor auteurs zijn beschikbaar en op te vragen bij de uitgever. Kopij digitaal aanleveren via e-mailadres: sozio@mailswp.com.
©2012 Uitgeverij SWP, Amsterdam
(Onderwerpen onder voorbehoud)
De volgende SoziO-SPH verschijnt op 13 april 2012
De Algemene voorwaarden van Uitgeverij SWP BV zijn van toepassing. Zie: www.swpbook.com. Alle rechten voorbehouden. ISSN 1872-0072