VAKBLAD VOOR SOCIALE EN PEDAGOGISCHE BEROEPEN Nr 1 februari 2014
meisjes in De gesloten jeugDzorg cliËnten in De langDurige zorg en hun naastBetrokkenen
interview erik gerritsen, Bureau jeugDzorg agglomeratie amsterDam
SPEC IAL opleiDing en werk: De grote veranDeringen
P MAAT door Olaf Stomp
Passie De passie van de beroepsgroep staat op het spel. Die stelling werpen Marc Räkers en Jurja Steenmeijer op in hun “pingpong artikel” (p. 22 e.v.). Er moet volgens hen een bijzonder lectoraat voor professionele passie komen. Want die passie is tegen woordig sterk naar de achtergrond gedron gen, vinden zij. Oorzaak, kort en bondig: het technocratische harnas waarin onderwijs en organisaties sociale professionals (in opleiding) hijsen. Bestuursvoorzitter Erik Gerritsen van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA) (p. 6) zegt juist niets te klagen te hebben over de passie van zijn medewerkers.‘Ik wist dat daar bevlogen mensen tegen een ge ring salaris werkten. Daar moest een enorme drive achter zitten. Die drive moesten we ontketenen.’ En de sleutel bij dat ontketenen: het verdrijven van de bureaucratie uit de organisatie. Het kan dus blijkbaar.
En het onderwijs? Zit dat werkelijk in zo’n strak keurslijf dat het veel te traag reageert op actuele ontwikkelingen in de maatschap pij, zoals Opschudder (p. 5) beweert? Stef van der Woning (Saxion) meent in elk ge val dat de veranderingen voor opleidingen een omschakeling betekenen die niet een voudig zal zijn.‘De huidige generatie docen ten is gewend studenten op te leiden tot hulp verlener, tot een professional die voor de cliënt zorgt en hem concrete hulp aanbiedt. Dat moet anders.’ (p. 17 e.v.) Terug naar het pleidooi van Räkers en Steenmeijer. Of het zoveelste lectoraat bij draagt aan het oplossen van het door hen gesignaleerde probleem? Daar kun je over twisten. En dat doen we graag! Want de dis cussie over dit en andere artikelen zetten we graag voort op www.sozio.nl/dossiers. sozio@mailswp.com
Een greep uit het opleidingsaanbod 2014 • Post-hbo opleiding bemoeizorg • De kracht van oplossingsgerichte werkvormen in de jeugdzorg • Verdiepingsmodule autisme: communiceren met cliënten
23 april 2014 Autismecongres: omgaan met ernstig probleemgedrag bij mensen met autisme
www.rinogroep.nl/
CONGRESSEN
Vraag het programmaboek aan:
www.rinogroep.nl/sozio St. Jacobsstraat 12-14 | 3511 BS Utrecht | T (030) 230 84 50 | E infodesk@rinogroep.nl
M E N S EN K ENNIS
SPEC I AL
Opleiding en werk
‘Ik heb een fascinatie voor ongetemde problemen’
(social work in 2014)
’Wmo biedt kansen’
12
Met de transitie in 2015 gaat er veel ver anderen voor hulpverleners. Heeft vooral de zzp’er de toekomst?
‘Welzijn nieuwe stijl is voor al een kwestie van bewustwording’
17
22 27
06
Sfeer is het sleutelwoord
29
Welzijn nieuwe stijl vereist cultuuromslag voor opleidingen en sociale professionals. Vier professionals reflecteren op de recente vernieuwing in de welzijnssector.
Wat een professional echt moet leren laat zich maar moeilijk onderwijzen Hogescholen zouden een nieuw lectoraat moeten inrichten: het bijzonder lectoraat voor professionele passie.
Theorie aan praktijk verbinden vanuit visie docent Logavak: nieuwe speler op de drukke cursusmarkt in het sociale domein.
Zijn stijl is helder en duidelijk. Zijn be vlogenheid onomstreden. Een interview met bestuursvoorzitter Erik Gerritsen van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA).
Meisjes in de gesloten jeugdzorg maken iets anders mee dan jongens. Uit praktijk onderzoek binnen de gesloten jeugdzorg blijkt dat de onderlinge sfeer in de leefgroep voor meisjes extra belangrijk is. Hoe komt dat en wat kunnen pedagogisch mede werkers daarmee doen?
Naast betrokkenen in de langdurige zorg
33 04 10 39 40 42 43 44 46
Mensen met een ernstige psychische aan doening hebben vaak een klein netwerk en geraken vaak in een sociaal isolement. Hoe slaag je er dan toch in om binnen de langdurige psychiatrische zorg die naasten te betrekken?
Kort nieuws De Worsteling Wat verder ter tafel komt De kenniskeuken Het verbindingsteam Ogenblik Crossmedia Vakmanschap
Sozio 1 februari 2014
|3
‘even Bellen met’… stuDenten OP DE WEBSITE vAN SOZIO STAAT DE RuBRIEk ‘EvEN BELLEN MET...’. STuDENTEN DIE NIET vERLEGEN ZITTEN OM HuN MENING TE GEvEN OvER NIEuWS uIT HuN vAkGEBIED, SPREkEN ZICH HIERIN uIT. HIERONDER EEN kORTE IMPRESSIE vAN EEN PAAR AfLEvERINGEN.
Marianne Huyser (29) vormde haar mening over eenzame ouderen nadat bekend werd dat in Rotterdam een vrouw al tien jaar dood in haar huis lag. ‘Het is niet meer vanzelf sprekend dat ouderen terug kunnen vallen op naasten. Iedereen heeft het druk en dat is iets van deze tijd. De nieuwe Wmo zou beter aansluiten bij de signalerende taak voor burgers door van hen te verwachten dat ze meer op hun medemens letten.’ Sociale controle is volgens Marianne het sleutel woord. ‘Een meldpunt waar buurtbewoners terechtkunnen met hun zorgen of iets dat hun opvalt, kan de sociale controle vergroten.’
Maartje van der Pijl (20) sprak zich uit over Het Babyhuis in Dordrecht. Hier kun nen wanhopige moeders hun pasgeboren kindje achterlaten, en als ze daarvoor openstaan ook hulp krijgen. Maartje zag het belang hier wel van in: ‘Ik vind dat het kind altijd centraal moet staan. Als een baby kan opgroeien binnen een stabiel pleeggezin is dat fijn voor het kind omdat het een nabootsing is van het gezinsle ven.’ Maar reguliere hulpinstanties hadden volgens Maartje wel iets laten liggen doordat moeders niet naar hen stapten voor hulp. ‘Er heerst een verkeerd beeld van hulpinstanties door alle negatieve verhalen over uithuisplaatsing waarover bericht wordt in de media. Hulpinstanties moeten kijken naar hoe ze mensen het beste kunnen bereiken in plaats van een dreigend beeld te creëren, dat schrikt mensen af. Samenwerking tussen hulpin stanties is hierin belangrijk.’
intussen op twitter... Omdenken @Omdenken we zien de dingen niet zoals ze zijn, maar zoals wij zijn. (kurt koffka - psycholoog) renedakloos @renedakloos als je echt in de shit zit maken de meeste tweets die je leest een nogal onnozele indruk Chris Klomp @chrisklomp rechter tegen verslaafde verdachte: ‘het ging zo goed met u. wat ging er mis?’ verdachte: ‘ik ben getrouwd’ #twitcourt Mary Jane Holland @ignorvnt “welke opleiding doe je” ‘sociaal agogisch werk’ “waar staat agogisch voor?” ‘weet ik niet’ Steven de Waal @stevendewaal grote decentralisaties zijn juist bedoeld om lokale democratie te versterken, logisch dat er eerst een proces van falen zal zijn #nieuwsuur
4|Sozio 1 februari 2014
Met Robbert van der Linde (19) spraken we over euthanasie naar aanleiding van de zaak Heringa waarbij moeder haar zoon vroeg haar te doden omdat ze een voltooid leven leidde. Robbert had een duidelijke mening over welke rol een arts moet hebben. ‘Uit de gesprekken die een arts voert met patiënten, kan hij sympto men van levensmoeheid opmerken en be palen in welke mate iemand bezig is met levensbeëindiging. Tijdens die gesprekken kan de patiënt praten over wensen en ge dachten, maar ik vind dat de arts de be slissing moet nemen of er sprake is van ondraaglijk lijden. Want in de kern zie ik euthanasie toch als een soort van zelf moord.’ Heb je interesse om zelf geïnterviewd te worden door onze redactie? Stuur dan een mailtje naar sozio@mailswp.com. Marjolijn Vossebelt
heaDlines viDeofeeDBack Bij autisme Vroegtijdige behandeling thuis met een kortdurend videofeedbackprogramma helpt ouders in de omgang met een kind met autisme. smartphone app voorspelt Depressies De afdeling Klinische Psychologie van de Rijksuniversiteit Groningen start binnenkort een onderzoek naar het ontstaan van depressies waarbij gebruik wordt gemaakt van een app. kinDeren met licht verstanDelijke Beperking geBaat Bij interventieprogramma De cognitieve gedragstherapeutische interventie ‘Samen Stevig Staan’, die is gericht op verminderen van gedragsproblemen van kinderen met een licht verstandelijke beperking (LVB), is veelbelovend. zelfreDzaamheiD van slachtoffers cruciaal voor herstel De veerkracht en zelfredzaamheid van slachtoffers van geweld, criminaliteit, ongevallen en rampen speelt een veel te kleine rol binnen het wetenschappelijk onderzoek en de hulpverlening. ‘Diagnoses zijn niet meer Dan BeoorDelingen’ Diagnoses bij stoornissen berusten op drijfzand. Dat stelde psycholoog en emeritus bijzonder hoogleraar Pieter Duker, tijdens het Stoornissencongres van Logacom. voor meer nieuws ga je naar www.sozio.nl en abonneer je op de gratis e-nieuwsbrief van sozio die maandelijks op je digitale deurmat valt.
het citaat ‘De simpel-
gedurende, zeg een maand, geen enkele incidentele betaling meer doet?
Het lukt banken moeiteloos om jonge klanten te bestoken met aanbiedingen voor spaar- of beleggingsrekeningen zodra het bedrag op hun rekeningcourant oploopt. Dan moet het toch ook mogelijk zijn in actie te komen als iemand met AOW of een andere uitkering
Bel die mensen even als er niet meer wordt gepind. En als er niemand meer opneemt, toch maar even de woningcorporatie, het energiebedrijf of de Sociale Verzekeringsbank op de hoogte stellen. Dan kunnen de bankiers ook weer eens iets concreets noemen als ze zeggen dat zij ‘midden in de samenleving’ staan.’ | Tjerk Gualtherie van Weezel in Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken, winter 2013
ste oplossing om woninglijken op te sporen is dus niet in handen van de ‘buurtregisseur’ of de ‘stadsmarinier’. Maar van de bankier. Follow the money.
de stellingen | op de website van sozio vind je polls over actuele kwesties. Surf naar www.sozio.nl. met één muisklik geef je je mening over de nieuwste stelling.
De verwachtingen van de sociale wijkteams zijn veel te hooggespannen.
■ Eens, de teams worden gepresen teerd als wondermiddel. Laten we de verwachtingen alsjeblieft temperen. (80%) ■ Oneens, de wijkteams zullen zorgen voor een grotere verbetering in de manier van werken. (13%) ■ G een mening. (7%)
We moeten zo snel mogelijk afstappen van het keukentafelgesprek.
■ Eens, de overheid mengt zich ermee in het privédomein van de burger en dat is onwenselijk. (33%) ■ Oneens, het keukentafelgesprek bevordert de participatie en zelfstandigheid van de burger. (67%)
P schudder Geschiedenisles Op de hogeschool waar ik regelmatig rondloop wordt opvallend veel geschiedenisles gegeven. Eigenlijk bijna alleen maar. Terwijl het toch gaat om een opleiding in de sociale sector; je zou zeggen dat geschiedenis daar niet het belangrijkste vak is. Op sociale opleidingen gaat het toch vooral om actuele ontwikkelingen in werkveld, beroep, politiek en maatschappij? In principe is dat natuurlijk zo. Maar in de dagelijkse praktijk blijkt het aanpassen van de lesinhoud aan actuele ontwikkelingen in maatschappij en werkveld vaak zo lang te duren, dat deze ontwikkelingen al lang niet meer actueel zijn op het moment dat ze in het curriculum (leerplan) worden opgenomen. Voordat het zover is zijn er leerplannen geschreven, hebben er zich (landelijke) commissies over gebogen, heeft de hele hbo-vereniging er meerdere keren zijn plasje over gedaan, is het ministerie akkoord gegaan en zijn er meet- en toetsbare criteria opgesteld. Dan pas dringt dat wat actueel was tot in het leslokaal door, maar dan is het nieuwe er natuurlijk alweer van af. Docenten hebben over de invulling van hun lessen zelf niet veel meer in te brengen. De centrale aansturing zorgt ervoor dat zij vooral door anderen bedachte lesinhoud overbrengen. Dit daagt de meerderheid van de docenten niet uit om de actuele ontwikkelingen in hun vakgebied bij te houden. Integendeel: ze kunnen er in de praktijk toch niks mee. Zo zijn de hbo-opleidingen in de sociale sector langzaam maar zeker ook verworden tot de inmiddels spreekwoordelijke leerfabrieken. Waar vooral nog ruimte is om geschiedenisles te geven.
■ G een mening. (0%)
Sozio 1 februari 2014
|5
Erik Gerritsen, bestuursvoorzitter BJAA
‘Ik heb een fascinatie voor ongetemde
problemen’ Hij liet zich fotograferen voor een sloopkogel en stuurde de politiek verantwoordelijke wethouders en ministers een lijst met namen van kinderen op de wachtlijst. ‘Want de politiek moet weten met welke kinde ren ze een onaanvaardbaar risico neemt.’ Zijn stijl is helder en duidelijk. Zijn bevlogenheid onomstreden. Wellicht lukte het bestuursvoorzitter Erik Gerritsen daarom Bureau Jeugd zorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA) in vijf jaar te veranderen van een bijna failliete instelling tot een van de voorlopers in de transitie. Martin Gerritsen 6|Sozio 1 februari 2014
H
et aantal ondertoezichtstellingen in de stadsregio Amsterdam daalde afgelopen jaar met 32 procent en bevindt zich op het laagste punt sinds 2005. De landelijke daling bedroeg afgelopen jaar slechts 3 procent. ‘Iedereen is nu volop bezig met de transitie en transformatie’, zegt Gerritsen, ‘maar wij zijn succesvol in het oude stelsel omdat we al sinds 2006 werken vanuit het idee één gezin, één plan, één werker.’ Ongetemde problemen De prestatie van BJAA is opmerkelijk want nog geen vijf jaar terug verkeerde de instelling in grote proble men. Er dreigde een faillissement, de organisatie stond onder verscherpt toezicht omdat ze de veiligheid van de kinderen niet kon garanderen, directie en onder nemingsraad gingen rollend over straat en het personeel was door alle problemen gedemotiveerd. Toch gaf Ger ritsen zijn baan als secretaris van de gemeente Amster dam op om leiding te geven aan Bureau Jeugdzorg. ‘Ik heb een fascinatie voor ongetemde problemen’, ver klaart hij zijn opmerkelijke overstap. ‘Het bood me de kans een verschil te maken op een onderwerp dat er toe doet, namelijk de veiligheid van kinderen. Ik wist dat daar bevlogen mensen tegen een gering salaris werkten. Daar moest een enorme drive achter zitten. Die drive moesten we ontketenen.’ ➽
‘Het leek misschien dat we een grote foto Sake Rijpkema
mond hadden, maar we maakten hetgeen we zeiden wel waar. Daarmee werden we weer betrouwbaar.’
Sozio 1 februari 2014
|7
➽ ‘We zijn gewoon begonnen’, stelt hij. Hij spreekt in
meervoud, want hij ziet de verandering als de ver dienste van alle medewerkers. ‘We zorgden voor trans parantie. We vertelden waar onze problemen lagen, wat we nodig hadden en wat de gevolgen waren als het mis zou gaan. Het leek misschien dat we een grote mond hadden, maar we maakten hetgeen we zeiden wel waar. Daarmee werden we weer betrouwbaar. Wat hielp was onze fundamentele oriëntatie op het uitgangs punt “Ieder kind veilig”. Wat we ook deden, aan dat uitgangspunt deden we geen compromissen.’ Een voor beeld. In 2011 was het geld voor Bureau Jeugdzorg niet toereikend. Gerritsen moest keuzes maken. ‘Een duivels dilemma’, zei hij toen. ‘Ik kan de wachtlijst niet laten toenemen, want die kinderen worden in hun ontwikkeling bedreigd. Aan de andere kant kan ik de caseload niet verzwaren. Mijn mensen werken al op het puntje van hun tenen en kunnen bij een hogere caseload niet de wettelijke kwaliteit leveren. Dat leidt op termijn tot meer uithuisplaatsingen en ondertoe zichtstellingen. Dan verwordt Bureau Jeugdzorg tot een opwerkfabriek voor ondertoezichtstellingen.’ Hij besloot de caseload niet te verhogen en de namen van de kinderen op de wachtlijst elke twee weken naar de politiek verantwoordelijken te sturen. ‘De politiek moet weten met de veiligheid van welke kinderen ze een onaanvaardbaar risico neemt.’ Onder de motorkap BJAA werkte volgens Gerritsen als een van de eerste organisaties volgens het principe “één gezin, één plan, één werker”. ‘Maar dat is het uiterlijk’, zegt hij. ‘Het gaat om wat onder de motorkap gebeurt. Onder die
‘Er moet op de opleidingen meer ruimte zijn voor interactie en reflectie.’ 8|Sozio 1 februari 2014
motorkap voerden we het Generiek Gezinsgericht Werken in.’ Deze werkwijze rust op twee belangrijke pijlers. Als eerste de Functional Family Parole Services (FFPS), een gezinsgerichte methodiek voor casemana gers in de jeugdzorg. De tweede pijler is Vanguard. Hiermee kijkt BJAA kritisch naar hun werk. Wat komt ten goede aan het gezin en wat niet? Waardewerk en verspilling in de terminologie van Vanguard. Gerritsen: ‘Het bleek dat 70 procent van hetgeen we deden niet bijdroeg aan de hulp aan het gezin. Dat overbodige werk schrapten we.’ Dat is de theorie. Maar hoe voer je zoiets in? Gerrit sen: ‘Wat gebeurt er met een best practise? Die rol je uit in de hele organisatie. Maar in veel gevallen loopt dat vast, bijvoorbeeld omdat een sleutelfiguur verdwijnt. Wij kozen voor een andere aanpak, voor innovatie van onderop. We stelden tien medewerkers voor vijf maanden vrij. Zij moesten hun eigen werk beoordelen. Wat was verspilling, wat was waardewerk? Vervolgens deelden ze hun werk opnieuw in. Binnen een paar maan den wilden ze niet meer terug naar de oude manier van werken.’ Hij geeft een veelzeggend voorbeeld. ‘Net nadat ik in 2009 was begonnen, bezocht ik de medewerkers. Waar hadden ze nu het meeste last van? De bureaucratie, zeiden ze. Vooral van het contactjournaal. ‘Dan schaf fen we dat toch af ’, zei ik. Maar dat kon absoluut niet. ‘Dat contactjournaal moet van de inspectie. Dat staat in het protocol.’ Alleen hebben we dat protocol tot op de dag van vandaag niet gevonden. Het zat in de hoof den. Nu was het contactjournaal uitgerekend het eerste wat die tien medewerkers in 2011 afschaften. Ik wierp dezelfde argumenten tegen die ik in 2009 van henzelf had gehoord. “Maar, Erik”, zeiden ze. “Dat contact journaal biedt een schijnveiligheid. De inspectie moet weten wat in een gezin speelt en dat vind je niet in dat journaal.”’ ‘Na vijf maanden presenteerden de tien medewerkers hun bevindingen aan hun collega’s. “Maar”, zeiden ze. “We kunnen het niet uitleggen. Je moet het zelf onder vinden. We kunnen voorbeelden geven, maar het zit in de hele manier van werken.” Zo kwamen we tot de conclusie dat we de nieuwe werkwijze niet moesten uit rollen, maar inrollen. We moesten iedereen hetzelfde leerproces laten doormaken. Dat betekent inderdaad dat ze allemaal opnieuw het wiel moesten uitvinden. Is dat verspilling? Nee, want op die manier werd het Generiek Gezinsgericht Werken iets van henzelf. Op die manier snapten ze de essentie. Je moet top-down de ruimte geven om bottom-up een verandering te bewerkstelligen.’ Way of life Inmiddels is het Generiek Gezinsgericht Werken een ‘way of life’, stelt Gerritsen. Volgens hem is BJAA dan ook klaar voor de transitie. ‘Afgelopen maanden lieten we als voorbereiding op de aanstaande certificering een audit uitvoeren. Dat was geen bureaucratische certifi
Overheidsmanager van het jaar De publieksjury van de stichting Verkie zing Overheidsmanager van het Jaar ver koos Erik Gerritsen 4 november tot ‘Over heidsmanager van het jaar’. Deze titel wordt sinds 1998 toegekend door een jury op voordracht van collega’s, mede werkers en/of relaties. Met de toekenning van de titel wil de stichting het imago van de overheidsmanager verbeteren. De jury prees Erik Gerritsen als gedreven leider die de medewerkers alle ruimte geeft. BJAA is onder zijn leiding geher structureerd met als doel het boeken van resultaat voor kwetsbare kinderen. On danks de onduidelijke toekomst geeft hij volgens de jury vol passie leiding aan de jeugdbescherming.
cering, maar ik wilde dat ze ons zouden beoordelen zoals we zijn. We maakten geen rapporten voor de audit, maar ze moesten het doen met de rapporten die we maakten voor de gezinnen. Daaraan moet je ons werk kunnen beoordelen. Ik verwachtte een lijst met ver beterpunten, maar tot mijn verbazing werden we in één keer gecertificeerd. Wat de auditter het meest op viel was dat alle medewerkers het gedachtegoed helder formuleren en consistent tot uitvoer brengen.’ Gerritsen vindt het wel jammer dat de opleidingen on voldoende aansluiten op de nieuwe praktijk. Hij pleit voor een intensievere wisselwerking tussen praktijk en opleiding. ‘Er moet op de opleidingen meer ruimte zijn voor interactie en reflectie. Je hebt docenten die tien, vijftien jaar niet meer bij een instelling zijn ge weest. Dat kan toch niet. Ze moeten zelf ervaren hoe jeugdzorg in de praktijk werkt, onder andere door stage te lopen. We hebben nu wel docenten die hier gastlessen geven, maar dat hangt af van individuen. Geef docenten de ruimte om een opfrisstage te lopen. Dan begrijpen ze ook het principe van het Generiek Gezinsgericht Werken. Nu hoor je mensen zeggen
dat de uitgangspunten van het Generiek Gezinsge richt Werken zo voor de hand liggen. Dat is ook zo, maar toch werkten we dertig jaar lang anders.’ Klaar voor transitie Bureau Jeugdzorg lijkt dus klaar voor de transitie. ‘We werken nu al met aansluitmedewerkers in het voorveld. Het moet namelijk niet zo zijn dat het voorveld er is voor hulp in het vrijwillig kader en de gezinnen pas bij ons terechtkomen als ze er in het voorveld niet uitkomen. Als je op die manier werkt, zal het aantal ondertoezichtstellingen weer toenemen. Ook het voor veld moet werken vanuit de intrinsieke motivatie van het gezin. Dat betekent ook een andere manier van den ken in de teams in het voorveld. Onze medewerkers kunnen daar veel in betekenen.’ En die medewerkers zijn beschikbaar. Gerritsen: ‘Door de nieuwe manier van werken begeleiden wij nu minder gezinnen. We hebben dus ook minder werkers nodig. De frictieproblemen die anderen in 2015 verwachten, hebben wij nu al. We hebben 120 hoogopgeleide top pers. Neem ze over. Zij kunnen anderen wat leren en zijn graag bereid hun deskundigheid te delen.’ Permanente onzekerheid Inmiddels werkt Gerritsen vijf jaar bij BJAA. Alles lijkt op de rails, maar gladjes verloopt het nog niet. ‘Er is een permanente onzekerheid over de toekomst. Het is onduidelijk waar we met de transitie in 2015 aan toe zijn en ik weet nu nog niet eens of ik voldoen de budget heb voor 2014 (het gesprek vond plaats vlak voor de feestdagen – red.). Door al die ingewikkelde zaken leek het besturen van Bureau Jeugdzorg wel eens een onmogelijke opdracht, maar dit veld is te belangrijk om er niet alles voor uit de kast te halen. Maar inhoudelijk en organisatorisch staat BJAA. Het nieuwe werken is verweven in de organisatie.’ Gerritsen denkt dan ook dat hij straks met een gerust hart afscheid kan nemen van de organisatie. Bij zijn komst zei hij van plan te zijn vijf tot zeven jaar te blij ven en daar wil hij zich graag aan houden. ‘Het hangt ook niet op één persoon’, zegt hij. Ik denk dat ik met Sigrid van de Poel en Claire Vlug twee hele goede directeuren heb. Sigrid is het inhoudelijk brein achter alle veranderingen. Ere wie ere toekomt. En Claire is heel sterk in het operationele deel. Ik vul dat keurig aan. Ieder heeft zijn sterke en zwakke punten, maar ik denk dat we nu inwisselbaar. Als ik weg ga, kunnen zij gewoon verdergaan. Alles is keurig geborgd. We heb ben goede en bevlogen gezinsmanagers en het Gene riek Gezinsgericht Werken zit in de haarvaten van de organisatie.’ ✤
over de auteur Martin Gerritsen is freelance journalist.
Sozio 1 februari 2014
|9
de worsteling
beeld Studio Diender
Arewa, een getraumatiseerde minderjarige vluchteling
Arewa (16), een getraumatiseerde minderjarige vluchteling uit Nigeria, is een intelligente en sportieve jonge meid. Ze woont in een beschermde woongroep die speciaal voor slachtoffers van mensenhandel is opgericht. Doel van deze opvang is dat de jongeren tot rust kunnen komen, in een veilige omgeving worden opgevangen en hun weerbaarheid en zelfredzaamheid verhogen. De organisatie acht eigen verantwoor-
10|Sozio 1 februari 2014
delijkheid van ieder individu en het controle hebben over het eigen leven belangrijke waarden. Op de woongroep zijn altijd twee begeleiders aanwezig, behalve tussen 22.00 en 8.30 uur, dan is er alleen maar een slaapdienst. In de groep komen steeds weer nieuwe meiden bij en stromen meiden uit, waardoor onrust kan ontstaan. Dit heeft te maken met hun asielprocedure. De kans dat ze in
Nederland kunnen blijven is erg klein. Dit onzekere toekomstperspectief roept veel spanning op, zo ook bij Arewa. Arewa deelt een kamer met Bayamaar, met wie ze altijd goed contact heeft. Ze is een sociale meid die vaak voor een goede sfeer op de groep zorgt. Arewa heeft er soms moeite mee om gevoelens op een gepaste manier te uiten. Wanneer haar iets raakt, dan verheft ze snel haar stem en wordt hier
vervolgens door de groepsleiders op aangesproken. Ze reageert positief op deze feedback. Verder put Arewa veel hoop uit haar geloof. Op een avond na 22.00 uur ligt Arewa in bed muziek te luisteren. Opeens loopt ze naar de keuken, gooit mokken en borden op de grond. Ze lijkt furieus en erg agressief en gaat met een scherf op begeleidster Suzan af met de woorden ‘I’m gonna stab you’. De begeleider roept naar de rest van de groep dat ze naar hun kamer moeten rennen en vlucht zelf naar het kantoor en belt de politie. Terwijl Arewa en Suzan in gesprek zijn met de politie geeft Bayamaar tegenover de andere begeleider aan dat ze niet in dezelfde kamer als Arewa wil slapen, omdat ze erg bang is dat ze weer uit het niets boos wordt. Baya maar geeft aan dat de situatie haar doet denken aan erge dingen uit het verleden. Deze nacht slaapt ze op een andere woongroep. Arewa geeft de volgende dag aan dat ze zich niet herinnert Suzan te hebben bedreigd en dat ze niemand bang wilde maken. Suzan is er nog niet over uit of ze nou wel of niet aangifte moet doen. Op dezelfde dag is er een spoedvergadering met het hele team. Er wordt onder andere gesproken over welke consequenties dit incident voor Arewa, die zelf sterk getraumatiseerd is, zou moeten hebben en of Bayamaar weer op haar oude kamer terug kan. Dit zou de gewone gang van zaken weer kunnen herstellen, zodat de woongroep niet in deze crisissituatie blijft hangen.
Hoe waarborg je de veiligheid van de groep en bied je alsnog goede zorg aan Arewa?
Wat belangrijk blijkt vanuit de organisatie is dat alles zo snel mogelijk in de oude staat hersteld wordt. In principe kan dit, mits dit niet in strijd is met de situatie van Arewa, Bayamaar en Suzan. Maar wat gebeurt er als Arewa en Baya maar wel weer samen op een kamer worden geplaatst? Bayamaar heeft aan gegeven dit niet prettig te vinden, in hoeverre kan dit mee worden genomen in een beslissing? Er zal moeten worden onderzocht wat de oorzaak was van Arewa haar uitval, dit om soortgelijke situaties in de toekomst te voorkomen. Op zo’n manier kan alles rustig aan weer in oude staat hersteld worden. Los hiervan staat nog de situatie rond om Suzan. Hoe ver mag een situatie escaleren dat een hulpverlener politie mag bellen en dit geaccepteerd wordt door anderen? De keuze om aangifte te doen is aan Suzan zelf, maar wat zal de juiste beslissing zijn voor een hulpver lener? Wellicht speelt ook de instelling in deze situatie een rol. Lucia Jankowiak, Jeroen Kuilman, Annelies Bareveld, Sophie Drost Klas 4L van het studiejaar 20122013 SPH/MWD Hanzehogeschool Groningen
aan het angstige gevoel van Bayamaar en Suzan. Als je de oorzaak achterhaalt, kom je er ook achter hoe je de veiligheid van de groep het beste kunt waarborgen. Zoals beschreven staat, is onrust op de groep niet wenselijk en is het belangrijk dat de gespannen sfeer afneemt. Dit kan door de oude situatie te herstellen. Als er ruim te voor zou zijn dan kun je Bayamaar aan bieden elders te slapen of juist Arewa te verplaatsen van kamer omdat zij de persoon is waardoor deze situatie al dan niet onbewust is ontstaan. Hiermee neem je de directe dreiging voor Bayamaar weg. Als je er niet achter komt waar het van daan komt is het aan het team om in te schatten in welke mate Arewa een moge lijk gevaar vormt. Voor Suzan lijkt het mij van belang dat zij begeleiding krijgt in hoe weer ver trouwen te krijgen in de groep en Arewa. Suzan is de enige die dit tempo kan bepalen. Het feit dat zij de politie heeft moeten bellen, betekent dat ze zich serieus bedreigd heeft gevoeld. Het is van belang te bespreken hoe ze gehan deld heeft en wat voor emoties dat tot gevolg heeft gehad voor haar. Mirjana Petrovic, werkt als zorg coördinator bij de Zorgspecialist en is redactielid van Sozio
Het lijkt mij zaak te achterhalen wat Arewa getriggerd heeft om op deze wijze begeleidster Suzan te bedreigen. Als Arewa het zich niet kan herinneren, ze is getraumatiseerd, in hoeverre is het haar kwalijk te nemen? Er moet aan de andere kant niet voorbij worden gegaan
Reageren? Benieuwd naar andere reacties? Surf dan naar www.sozio.nl/worsteling. Wil je zelf een reactie plaatsen, dan kan dat. Mail deze naar sozio@mailswp.com. Onder inzenders verloten we een boekenbon.
Sozio 1 februari 2014
|11
SPEC I A L
foto Bigstockphoto.com
Elf tips
voor de zzp’ende social worker Als je een goed idee hebt of je ziet misstanden en je hebt zelf creatieve ideeën voor een oplossing: zet het op papier, zorg dat het niet alleen in je hoofd blijft, deel het met anderen
Wat kun je de aankomend afgestudeerde SPH’er meegeven als tips voor nieuwe zorgmarkt? Louise Krijnen biedt elf tips aan de hulpverlener die als zzp’er aan de slag is of gaat. Louise Krijnen
1
Denk creatief ➽ Als je een goed idee hebt of je ziet misstanden en je hebt zelf creatieve ideeën voor een oplossing: zet het op papier, zorg dat het niet alleen in je hoofd blijft , deel het met anderen en bekijk of je samen met ande ren die dit ondersteunen een nieuw idee kunt vorm geven (social media kunnen daarbij behulpzaam zijn). Een voorbeeld: stel, je signaleert knelpunten bij een logeerhuis en je hebt heel goede ideeën hoe dit anders moet. Zet dit op papier en maak een plan. Stel dat de kern daarvan is om de kosten van overhead te beperken en veel meer hulp op maat en klantgericht te bieden (door bijvoorbeeld meer oog te hebben voor ideeën van ouders). Voor het creatief denken is het belangrijk dat je nieuwe, minder voor de hand liggende paden verkent.
2
Speel in op de maatschappelijke ontwikkelingen Door de nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen (zie ‘Wmo biedt kansen’, red.) zou het gemakkelijker moe
14|Sozio 1 februari 2014
ten worden om eigen initiatief binnen een gemeente vorm te geven. Zorg dat je een goed plan maakt. Verder biedt ook de transitie van de AWBZ-zorg en jeugdzorg kansen om meer zaken lokaal te regelen. Zoek daarbij medestanders onder collega-sociale pro fessionals. En mogelijk heb je ook de beleidsmakers nodig. Zij moeten je immers faciliteren. Dan is het van belang dat ze meedenken en je idee ondersteunen!
3
Maak gebruik van je netwerken Als je in een dorp of stad woont en je hebt een goed netwerk, gebruik dat dan ook voor je nieuwe idee in de zorg. Daar is veel te halen. Dat kan ook online via de sociale media. In LinkedIngroepen bijvoorbeeld delen professional hun kennis met elkaar, voeren ze discussies over diverse thema’s, waarschuwen elkaar voor valkuilen en geven tips. Een voorbeeld kan de jeugdzorg zijn waar professionals met een passie om de jeugdzorg te vernieuwen contact met elkaar onder houden. Op die manier kun je op het spoor komen van (innovatieve)projecten elders die al succesvol zijn uit
gevoerd. Je hoeft het niet allemaal zelf te ontdekken, er zijn al zo veel goede initiatieven. Zorg er daarbij wel voor dat je een goed onderbouwd plan maakt.
4
Volg je intuïtie Bij het signaleren van kansen en het genereren van ideeën, kan intuïtie een belangrijke rol spelen. Je moet eerst wel wat ervaring opdoen zodat je intuïtie en ver trouwen in jezelf kunnen groeien. Als je intuïtie je ingeeft dat je iets ziet wat echt niet klopt en wat anders en goed koper moet kunnen: pak het aan. Een voorbeeld uit ei gen ervaring: een cliënt – een man van 51 jaar – heeft recht op een groot zorgzwaartepakket. Maar dat recht op uitgebreide zorg valt niet terug te zien in de begelei ding en de verzorging die hij krijgt. Hij verzorgt zich niet meer, wil niet naar dagbesteding en begeleiders we ten niet hoe ze dit aan moeten pakken. Ze kunnen hem niet motiveren en hij ligt veel in bed en wil niets meer. Ik heb voor hem de zorg in natura omgezet naar een persoonsgebonden budget (pgb) en heb een maatje voor hem gezocht die goed naar hem kijkt en met hem praat en overlegt en luistert. Hij begeleidt hem nu intensief zodat de cliënt weer gemotiveerd is voor de dagbeste ding. Dit lukt weer en daardoor verzorgt hij zich ook weer beter. Zijn maatje gaat ook met hem op pad, biedt dus meer één-op-één begeleiding. De vaste verzorging en begeleidingsuren blijven bij de zorgstelling maar we hebben met elkaar goed gekeken welke uren zij daad werkelijk inzetten, daar bleef nog genoeg over om ook één-op-één begeleiding te bieden en een gedeelte van zijn dagbesteding ook om te zetten naar meer één-opéén dagbesteding. Hij gaat nu twee dagen naar de dag besteding en één dag per week met zijn vaste maatje op stap. Dit maakt dat hij zich weer gehoord en ge zien voelt, hij wordt ook gecorrigeerd in zijn gedrag (had veel onaangepast gedrag , waardoor hij zich ook steeds meer isoleerde) en hij heeft weer zin in het leven. Dat was hij helemaal kwijt. Zijn leven bestond voor heen uit slapen, eten en tv-kijken. Dat is nu helemaal anders door goed te kijken en in te grijpen! Veel instellingen kampen met grote tekorten en er vol gen veel ontslagen. Ga met een aantal enthousiaste mensen bij elkaar zitten en bespreek de kansen die je ziet. Hoe kan het goed koper, meer op maat, meer klantgericht? Bedenk hoe je eigen arbeidsmotivatie en plezier veel meer kans krij gen door veel gerichter te werken en veel meer direct het resultaat te zien. Er zijn tegenwoordig veel particu liere (woon)initiatieven die ook werken met een zelf regulerend team waar ruimte is voor zo’n werkwijze. Realiseer je dat de klant mondig is geworden (luister goed, werk samen) De klant is steeds mondiger geworden. Hij of zij weet steeds beter wat hij wil en laat zich niet afschepen. Speel daarop in. Klanten zijn tegenwoordig goed geïnfor
5
meerd, actief en maken deel uit van allerlei netwerken. Ze weten daardoor ook steeds beter hoe zij bijvoor beeld de zorg voor hun kind/man of voor zichzelf wil len inzetten. Luister goed en werk samen. Bij grote instellingen zijn ze dit contact voor een groot gedeelte kwijtgeraakt omdat te veel afdelingen en te veel mensen zich er mee bemoeien. Korte lijnen en direct contact zijn erg belangrijk. Weet wat er speelt. Een zzp’er kan adequaat en snel handelen als dat nodig is.
6
Werk samen aan alternatieve oplossingen Een mooi voorbeeld is de coöperatieve supermarkt. In Sterksel, een dorp in de Brabantse gemeente Heeze, vond een succesvol innovatief burgerinitiatief plaats. Doordat een al lang bestaande supermarkt in 2002 zijn deuren sloot, verminderde de leefbaarheid in het dorp. Behalve de winkel verdwenen namelijk ook meerdere voorzieningen, zoals een bank en een postkantoor. Een stevige sociale aderlating in een sterk vergrijzend dorp. Een aantal vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties in het dorp sloeg daarom de handen ineen. Na uitgebreid onderzoek, oriëntatie en overleg kwam de initiatiefgroep tot de conclusie dat er een nieuwe winkelvoorziening in het dorp moest komen. Voort varend werd een nieuwe supermarkt op poten gezet. Deze winkel is onder beheer van een coöperatie op gestart. Het beheer in de vorm van een coöperatie is nog vrij uniek. De coöperatie heeft circa 250 leden, het geen betekent dat zo’n 60 procent van het aantal huis houdens uit Sterksel eigenaar is van de dorpswinkel. De winkel draait op zo’n vijftig vrijwilligers, van jong tot oud (de oudste is 81 jaar!) met daarnaast een be taalde bedrijfsleider. De buurtsuper is niet alleen een noodzakelijke voorziening voor de dagelijkse levens behoefte, maar neemt tevens een belangrijke plaats in waar het gaat om sociale contacten, levendigheid en leefbaarheid binnen deze kleine gemeenschap, vertelt een van de initiatiefnemers. Op 22 september 2011 vond een feestelijke opening plaats na een verbouwing van de winkel tot winkel servicepunt. De dorpswinkel werd ruimer, waarmee het assortiment werd uitgebreid. Daarnaast kwamen er een koffiecorner, stomerij, boodschappendienst en een VVV kantoortje bij. Met de komst van het winkelservicepunt kwam er ook een zogenaamde omgekeerde boodschappendienst. Dus niet op de manier waarop dat meestal gaat, door de boodschappen thuis te bezorgen, maar door de mensen op te halen en ze zelf te laten winkelen. Vervolgens wordt de klant met zijn boodschappen thuis afgezet. Dat levert de klant gelijk ook weer sociale contacten op (bron: www.sterksel.nu; Xanten e.a., 2011). Nog een voorbeeld: unieke combinatie bank en biblio theek. Rabobank Graafschap-Noord en bibliotheek West-Achterhoek zijn samen gevestigd in het kantoor van de bank in Steenderen. De bank heeft het concept van het nieuwe bankieren toegepast. Op een vast dag ➽ Sozio 1 februari 2014
|15
➽ deel per week is een bankmedewerker ter plaatse. De
rest van de tijd kan de klant in een aparte kamer en met behulp van moderne videotechniek met een druk op de knop videocontact maken met een medewerker van de bank. De ruimte die de bank dankzij deze nieuwe vorm van dienstverlening over heeft, is gratis aan de bibliotheek beschikbaar gesteld. Daarmee be schikt de bibliotheek West-Achterhoek nu over een vast servicepunt. Dit punt vervangt de bibliobus, die jarenlang eenmaal per week een uur op het marktplein stond. Daarmee investeren bank en bibliotheek in de leefbaarheid van het dorp. In een doordachte samen werking met Zozijn Op Pad runnen mensen met een niet-aangeboren hersenletsel (NAH) de bibliotheek. Zozijn Op Pad is een professionele organisatie, die volwassenen met NAH ondersteunt om tot maximale ontplooiing te komen. Sinds enige tijd is in het pand ook de lokale kunstuitleen gevestigd. Daaraan werken twintig kunstenaars mee die jarenlang schilderervaring hebben via Zozijn Op Pad. Het werken in de biblio theek in Steenderen en het schilderen voor de kunst uitleen zijn succesvolle initiatieven om cliënten van Zozijn een goede daginvulling te bieden. (Bron: www.de weekkrant.nl/ artikels/2010/december/ bank_en_biek_bundelen_krachten)
7
Leer van goede voorbeelden Punt 6 is ook voor mij een eye opener. Dit kunnen we op zoveel andere plekken realiseren. Ga kijken naar zo’n initiatief, bespreek hoe ze dit gedaan hebben. Vervolgens kan dit ook uitgebouwd worden om men sen met een beperking/met mogelijkheden (!) hier ook een werkplek te bieden. En ook bijvoorbeeld naast een stomerij ook een wasserij/strijkservice te bieden. Kijk of dit jou enthousiast maakt, zoek medestanders, ben niet bang, zoek een netwerk en ga aan de slag. Daar liggen veel kansen voor de nieuwe zorgmarkt. Ook voor mensen die tussen wal en schip vallen, veel thuis zitten en zelf niet kunnen zorgen voor werk of een verstandelijke beperking hebben. Het is zo belang rijk om hen te betrekken bij werk in het dorp of in de stad zodat zij mee kunnen doen en niet alleen dagbe steding op een vaste plek, die apart is gecreëerd. Zij wil len ook gewoon meedoen en naar “hun werk” gaan. Door dit soort initiatieven kunnen er veel deuren opengaan.
8
Zorg voor een goede oriëntatie op je omgeving Sociaal-culturele factoren zoals gezondheid, voeding, drugsgebruik, relaties, geloofsovertuiging, opvoeding en opleidingsniveau, spelen een belangrijke rol bij de vraag welke ondersteuning of hulp je kunt geven. In het welzijnswerk hoor je steeds vaker de opvatting dat de buurtbewoners die hulp of ondersteuning krijgen best wat teruggevraagd mag worden. Dat heet het weder kerigheidsprincipe. Buurtbewoners kunnen in ruil voor
16|Sozio 1 februari 2014
hulp op allerlei manieren ook zelf hun talenten inzet ten. Denk bijvoorbeeld aan het organiseren van een buurtactiviteit of ondersteunen van een ander huishou den (ouderen helpen met tuin of onderhoud, of bood schappen doen). Oriënteer je dan via de media en de sociale netwerken. Ook bij gemeenten spelen ze daar op in; stichtingen die de verbindingen zoeken en sig naleringsfunctie hebben en mantelzorgondersteuning geven. Maar ook vrijwilligersnetwerken opzetten en ondersteunen.
9
Weet wat je concurrenten doen Concurrenten zijn organisaties die zich richten op de zelfde klanten en die een min of meer vergelijkbaar aanbod hebben. Ieder wil de eigen positie op die markt handhaven en het liefst verbeteren. Om grip te krijgen op de concurrentie is het, zeker als er krapte is op de markt, noodzakelijk om te weten wat ze doen en vooral wat je zelf anders zou kunnen doen of wilt gaan doen. Je moet in deze fase uitvinden wie de mogelijke concurrenten zijn als je een innovatief idee hebt – wat zij anders doen en hoe jij het dan be ter kunt – met minder overhead, directer en ingebed in de samenleving. Onderzoek waar mogelijk samen werking mogelijk is met zorginstellingen. Maak gebruik van elkaars kracht.
10
Spring niet te snel in het diepe Voordat je iets nieuws bedenkt en gaat ontwikkelen is deskundigheid en ervaring wel belangrijk. Spring niet te snel in het diepe maar betrek mensen erbij die al veel ervaring hebben en al weten hoe de hazen lopen. Die weten wat valkuilen kunnen zijn en professionaliteit en een probleemoplossend vermogen hebben. Dat is wel een must om een goed idee te gaan ontwikkelen en op te zetten.
11
Zorg dat je helder communiceert Hoe communiceer je naar buiten toe, hoe schatten mensen je in, hoe kom je over? Reflectie hierop is ook een belangrijk onderdeel in een proces van innovatie en ondernemerschap. Zorg dat je goede en juiste adviezen krijgt, zorg dat je naar buiten toe je verhaal goed neer zet en goed communiceert. Hou geen warrig verhaal. Heeft de klant ook het idee dat er naar hem/haar ge luisterd wordt? Leg je duidelijk uit wat de diensten en mogelijkheden zijn? Zorg ook dat je presentatie goed is. Goed verzorgd en goed onderbouwd. ✤ cursus Louise Krijnen geeft in 2014 een cursus over de hulpverlener als zzp’er. Meer informatie op www.logavak.nl
SPEC I A L
Logavak, nieuwe opleidingsgroep in sociale domein
Theorie aan praktijk
verbinden vanuit visie docent Er is sinds kort een nieuwe speler actief op de drukke cursusmarkt in het sociale domein: Logavak. ‘De docent staat centraal met zijn of haar visie en niet de titel van een popu laire cursus of het brede aanbod.’ Marjolijn Vossebelt*
L
ogavak is eind vorig jaar gestart. De nieuwe opleidingsgroep werkt samen met twee belangrijke partners: SWP, uitgever van vakboeken en tijdschriften en congresbureau Loga com. Beide opereren in dezelfde domeinen als Loga vak: ggz, jeugdzorg, kinderopvang, management, psy chologie en zorg en welzijn. ‘Die verbinding creëert een meerwaarde’, zegt Jan Loovers, extern onderwijs adviseur van Logavak. ‘Logavak put voor de te ont wikkelen opleidingen en cursussen uit een scala aan gerenommeerde auteurs en docenten die hun boeken laten uitgeven bij SWP. De lijnen zijn daardoor voor de lessituatie zeer kort.’ Hetzelfde kan gezegd worden van de relatie met Logacom en de bladen die SWP uitgeeft, meent Loovers. ‘Een grote meerwaarde. De combinatie van uitgeverij, conferenties, tijdschriften en Logavak is dus uniek en genereert meerwaarde voor de cursist.’ ➽ Sozio 1 februari 2014
|27
SPEC I A L
Links: cursus coördinator
➽ De cursussen zijn op een vaste cursuslocatie in Utrecht
maar ook incompany. Auteurs die zich verbonden heb ben aan Logavak, geven cursussen waarbij ze putten uit eigen werk. Logavak onderscheidt zich met deze opzet naar eigen zeggen van andere aanbieders. De docent staat centraal met zijn of haar visie en niet de titel van een populaire cursus of het brede aanbod. Daardoor is er ruimte voor interactie en kijk op een onderwerp. Een voorbeeld daarvan geeft Britt Huijpen, cursuscoör dinator van Logavak, aan de hand van een cursus ont wikkelingsgericht onderwijs in het vmbo. ‘Dat is een cursus die bijvoorbeeld ingaat op de cultuurhistorische theorie van Vygotsky. Door de theorie creëer je een wetenschappelijke basis, maar na afloop van de cursus heb je praktische handvatten waarmee je binnen het onderwijs aan de slag kunt. Met Logavak sturen we aan op de koppeling van theorie en praktijk.’ Volgens Huijpen onderscheidt de opleidingsgroep zich door kennis op een toegankelijke manier over te bren gen en de visie van de docent centraal te stellen. ‘Ik krijg het idee dat bij andere aanbieders de wereld vereen voudigd wordt weergegeven. Als er gesproken wordt over het opvoeden en ondersteunen van kinderen, wordt er vaak teruggegrepen naar een protocol. Als je dat protocol zou volgen, worden problemen opgelost. Maar zo werkt het vaak niet. Bij Logavak kiezen deelnemers een cursus met een docent waarvan de visie aansluit bij hun eigen visie of juist een tegenovergestelde visie om zichzelf uit te dagen. Op die manier halen deel nemers er voor zichzelf veel meer uit. Als je deel uit maakt van een groep met dezelfde kijk of juist een ande re kijk op een onderwerp, kun je samen sparren, discus siëren en je pikt informatie sneller op doordat het je eigen visie onderstreept of daartegen ingaat.’ Behalve dat cursisten naar huis gaan met een certificaat, zijn er bij sommige cursussen accreditatiepunten te verdienen. Britt Huijpen: ‘We vinden het belangrijk dat het aanbod aan cursussen bijdraagt aan de ont wikkeling van de loopbaan van de professional. Die bijdrage wordt voor sommige beroepen gewaardeerd in de vorm van accreditatiepunten om de professional een stap verder te helpen. Leren is een manier om je verder te ontwikkelen.’
28|Sozio 1 februari 2014
Britt Huijpen Rechts: de cursuslocatie in Utrecht
SWP Uitgeverij, externe opleidingsadviseur Jan Loovers en cursuscoördinator Britt Huijpen vormen samen de programmaraad van Logavak en bepalen in grote lijnen de opzet van de cursus. Hoe de cursus inhoudelijk vorm gegeven wordt, stemt de cursuscoördinator af met de cursusdocent. ‘De docent weet wat er leeft bij de beroeps groep en speelt daar op in door de inhoud van de cursus daar op af te stemmen. Zo is op dit moment de transi tie in de jeugdzorg een belangrijk onderwerp, maar ook bijvoorbeeld sociale wijkteams of de nieuwe DSM-5.’ Is daarmee de cursus dan een verlengstuk van het boek? Huijpen: ‘De cursus sluit aan bij het boek en het boek wordt gebruikt als verplicht lesmateriaal. Je kunt het zien als verdieping. Door tijdens een cursus interactief bezig te zijn, neem je kennis op een hele andere manier op. Je neemt even afstand van je dage lijkse werkzaamheden en staat daardoor open voor nieuwe kennis. Met het lezen van een boek ben je al leen ontvanger. Tijdens een cursus is het mogelijk in te gaan op een casus en is de cursist ook participant.’ Om de kwaliteit van de cursussen te bewaken, is er een curatorium samengesteld bestaande uit prof. dr. Jan Janssens, prof. dr. Willem Koops, prof. dr. Harry Kun neman, prof. dr. F. Verheij en prof. dr. Louis Tavecchio. Laatstgenoemde, emeritus-hoogleraar aan de Univer siteit van Amsterdam, zegt dat hoe dat toezicht vorm gegeven gaat worden, nog nader ingevuld moet worden. Tavecchio benadrukt in elk geval het belang van lifelong learning voor sociale professionals. ‘Een van de tekort komingen is dat ze niet automatisch hun vakliteratuur bijhouden.’ Ook hij ziet goede kansen voor de nieuwe ster aan het opleidingsfirmament door de kruisbestui ving tussen congresbureau, uitgeverij en opleidingsgroep. In de toekomst wil Logavak zich verder ontwikkelen door het aanbod aan cursussen uit te breiden en meer geaccrediteerde cursussen aan bieden. Verder wil de opleidingsgroep het aantal auteurs met wie zij samen werkt uitbreiden. ✤ * M.m.v. Olaf Stomp Meer informatie Kijk voor meer informatie en het cursusaanbod op www.logavak.nl
Meisjes in de gesloten jeugdzorg maken iets anders mee dan jongens
Sfeer
is het sleutelwoord Uit praktijkonderzoek binnen de gesloten jeugdzorg blijkt dat de onderlinge sfeer in de leefgroep voor meisjes extra belangrijk is. Hoe komt dat en wat kunnen pedagogisch medewerkers daarmee doen? Juliette Sonderman en Peer van der Helm van het Expertisecentrum Jeugd, verbonden aan de Hogeschool Leiden, zetten actuele onder zoeksgegevens op een rij.
foto Bigstockphoto.com
i
Pedagogisch medewerkers met ervaring op leefgroepen met meisjes vertellen vaak over de rol van de specifieke meidenagressie; ook wel “meidenvenijn” genoemd.
k was heel blij toen ik in 1980, tijdens de vorige economische crisis, na mijn hbo-opleiding maatschappelijk werk aan het werk kon in een open jongerencentrum. Ik werkte met wat men toen “randgroepjongeren” noemde. De werkgever wilde dat ik contact ging maken met de meiden die met de jongens naar het jongerencentrum kwamen. Want met die meiden wisten de mannelijke collega’s niet goed raad. Toen ik contact met die meiden maakte, schrok ik be hoorlijk van hun verhalen. Zij kwamen uit multiproblem gezinnen, hadden veel te maken met seksueel misbruik en mishandeling, ook door de mannelijke bezoekers van het centrum. Zuipen als tempeliers deden ze, blowen en snuiven ook. Ik denk vaak terug aan mijn gevoel van machteloze verbijstering over de confrontatie met zoveel ellende. Daar had ik op de sociale academie immers niets over geleerd! Nu, 33 jaar later, ben ik opnieuw bezig met wat mis schien de kleindochters van deze meiden zijn. Ik onder zoek hoe meiden het leefklimaat in de gesloten jeugd zorg beleven. ➽ Sozio 1 februari 2014
|29
foto Bigstockphoto.com
Er is nog weinig bekend over de effecten van seksespecifieke groepen in vergelijking tot gemengde groepen.
➽ Diepe ellende spreekt uit de levensverhalen van deze
meiden: Tamira van 14 jaar is vier maanden zwanger als ik haar ontmoet in een jeugdzorgplusinstelling. Terwijl we het eten bereiden, vertelt zij me dat de vader van haar kind 42 jaar is en verslaafd aan harddrugs. Toch is hij een fijne vriend, zegt zij. Heel bewust en gewenst is haar zwangerschap. Ze vertelt dat ze intens verlangt naar een kindje ‘omdat ze dan voor het eerst in haar leven iemand heeft voor wie zij de belangrijkste mens in het leven is’. Ze snakt naar het gevoel belangrijk te zijn voor een ander. Tamira’s beleving van zingeving is, naast zorgwekkend, ook seksespecifiek. Binnen de gesloten jeugdzorg zijn er veel meiden als Tamira. De kennis die wij hebben over de psychosociale pro blemen van meisjes en vrouwen, en hoe je daar als hulp verlener bij kunt helpen, is sinds 1980 gelukkig enorm toegenomen. Op de hbo-opleidingen worden vaak vakken als diversiteit en seksespecifieke hulpverlening gedoceerd. Vaak wordt daarbij ingegaan op specifiek probleemgedrag en specialistische interventies. Over seksespecifieke hulp binnen een gesloten leefgroep is echter nog steeds te weinig onderzoek gedaan en er is daarover minder bekend ( Juliette Sonderman). Leefklimaat Sinds 2007 wordt vanuit de Hogeschool Leiden on derzoek gedaan naar het leefklimaat binnen de geslo ten jeugdzorg. Inmiddels zijn meer dan 335 jongeren geïnterviewd die in een justitiële jeugdinrichting of in een jeugdzorgplusinstelling verbleven en hebben zij
30|Sozio 1 februari 2014
vragenlijsten ingevuld. Ze zijn geïnterviewd door studen ten van de opleidingen social work en toegepaste psy chologie van de Hogeschool Leiden, InHolland, Hoge school van Amsterdam, Hogeschool Rotterdam, Fontys en Windesheim, en studenten van de faculteit foren sische orthopedagogiek van de Universiteit van Amster dam. Op drie momenten tijdens hun verblijf zijn zij onderzocht. Ook was er een controlegroep van jonge ren die in een open residentiële leefgroep verbleven. Uit dit onderzoek bleek dat de pedagogische omgeving van de leefgroep bepalend is voor de behandelmotivatie en vooruitgang van de jongeren in deze instellingen. Dat is belangrijk, want zonder behandelmotivatie komt er geen gedragsverandering. Het gedrag van deze jongeren moet wel veranderen, want ze berokkenen vaak niet alleen zichzelf schade, maar ook de samenleving. Veel van deze jongeren plegen ook delicten en/of raken verslaafd. Een positief, open leefklimaat wordt gekenmerkt door ondersteunende groepsleiders, voldoende groeimogelijk heden, een positieve onderlinge sfeer op de leefgroep en zo min mogelijk repressie. Ook blijkt het leefklimaat een factor die zich ten positieve kan ontwikkelen wan neer pedagogisch medewerkers extra getraind worden en hun leidinggevenden deze visie op leefklimaat dra gen (training TOP PM, Boekee & Aseib, 2011). Meisjes en hun problemen in de (residentiële) jeugdzorg Uit het verhaal van Tamira komt een essentieel verschil naar voren tussen meisjes en jongens binnen de geslo ten jeugdzorg. Deze meisjes zijn vaker sterker getrau matiseerd dan jongens en hebben in de regel minder
jeugdzorg terecht. De meisjes díé in de gesloten zorg terechtkomen, hebben zwaardere (agressie)problema tiek dan de jongens. Leefklimaat voor meisjes in de gesloten jeugdzorg
gunstige vooruitzichten (Kerig, 2012). Uit een onder zoek waarbij meisjes ná hun verblijf in de gesloten jeugdzorg onderzocht zijn, blijkt dat deze meiden er vaak ellendig aan toe zijn: tienerzwangerschappen (intergenerationele transmissie), verslaving, prostitutie, gewelddadige relaties en het ten prooi vallen aan mensen handel, kenmerken het leven van deze jonge vrouwen. Binnen meisjesleefgroepen wordt ander gedrag gezien dan in jongensleefgroepen. Meisjes tonen meer inter naliserende problematiek zoals depressief en zelfbescha digend gedrag. Pedagogisch medewerkers met ervaring op leefgroepen met meisjes vertellen vaak over de rol van de specifieke (indirecte) meidenagressie; ook wel “meidenvenijn” genoemd. Meisjes roddelen gemeen over elkaar, sluiten bondjes waar ze anderen uit buitensluiten. Dergelijke sociale agressie lijkt meisjes ook erg te kwet sen en zelfs hun stresssysteem te veranderen. Mogelijk is het zo dat meisjes in de gesloten jeugdzorg ook fysiek agressiever zijn dan jongens. Men spreekt over de zo genaamde “gender paradox”: meisjes met gedragspro blemen komen minder snel dan jongens in de gesloten
Meisjes tonen meer inter naliserende problematiek zoals depressief en zelf beschadigend gedrag.
Juist omdat het leefklimaat een te beïnvloeden factor is, is het relevant te bestuderen of daar met betrekking tot meisjes andere accenten gelegd kunnen worden. Daarom is in het onderzoek ten aanzien van het leef klimaat extra ingezoomd op 97 meisjes in vergelijking met jongens in gelijkwaardige omstandigheden. Na analyse bleek dat door de meisjes in de gesloten jeugd zorg de leefklimaatfactor ‘onderlinge sfeer’ significant negatiever werd ervaren dan door jongens in dezelfde omstandigheden. De gemiddelde scores op de vragenlijsten die depres sieve gevoelens meten en een schaal die eigenwaarde meet, alsmede de scores op twee vragenlijsten naar agressie, weken significant af van de scores van jongens op deze dimensies. Verder bleek dat de gerapporteerde slechte sfeer binnen de leefgroep sterk wordt beïnvloed door hun internali serende problemen (depressieve gevoelens en een laag gevoel van eigenwaarde). Deze internaliserende proble men hebben weer verband met indirecte agressie. Deze indirecte agressie beïnvloedt de mate waarin meisjes be reid zijn over te gaan tot directe fysieke agressie. Na een tijd (minimaal zes weken) verblijf in de groep, leidt de lage eigenwaarde ook tot meer indirecte agressie. Daar mee is de seksespecifieke cirkel rond van agressie, inter naliserende problematiek en een slechte onderlinge sfeer. In gewone mensentaal klinkt het patroon niet on logisch: de meiden voelen zich slecht, met een slechte stemming kunnen ze moeilijk een positieve bijdrage aan de sfeer leveren. In deze slechte sfeer worden ongetwij feld veel vervelende dingen over en naar elkaar geroepen (meidenvenijn/indirecte agressie). Dat dat vervolgens leidt tot gevechten (directe agressie) ligt voor de hand. Van dergelijke agressie wordt een mens natuurlijk weer niet vrolijk (internaliserende problemen nemen toe). Dit patroon is specifiek voor de gesloten jeugdzorg. In de open residentiële voorzieningen is dit patroon niet terug te vinden. Hoe verder? Dit eerste exploratieve onderzoek naar leefklimaat in de gesloten jeugdzorg voor meisjes levert kennis op, maar ook veel nieuwe vragen. Hoe kan dit patroon van interna liserende problemen, agressie en een slechte sfeer zich ten goede ontwikkelen? Wat kunnen groepsleiders doen? In de eerste plaats is verder onderzoek naar resultaten van gesloten behandeling van meisjes hard nodig. Ondanks dat het in Nederland in de gesloten jeugdzorg ‘maar’ om zes- à zevenhonderd meisjes per jaar gaat, zijn de langetermijnuitkomsten niet erg positief en intergenerationele transmissie van probleemgedrag ➽ Sozio 1 februari 2014
|31
De meeste jongeren ervaren het leefklimaat binnen gemengde groepen als beter dan jongeren in seksespecifieke groepen ➽ (meisjes krijgen meestal vroeg kinderen die vaak ook
weer met gedragsproblemen opgroeien) leidt ook tot hoge kosten van de jeugdzorg. Binnen de jeugdzorg wordt vaak gedacht dat meisjes net zo reageren op hun behandeling als jongens. Gezien de specifieke problematiek zou een effectieve behande ling voor deze groep er wel eens anders uit kunnen zien. Ook is nog weinig bekend over de effecten van sekse specifieke groepen in vergelijking tot gemengde groe pen. Een eerste generiek onderzoek door de Hogeschool Leiden in 2012 laat zien dat de meeste jongeren het leefklimaat binnen gemengde groepen als beter ervaren dan jongeren in seksespecifieke groepen. Als jongeren liever binnen seksespecifieke groepen willen verblijven, zijn dat vaker jongens dan meisjes. Dit is relevant om dat zowel plaatsers als instellingen worstelen met de vraag of meisjes in specifieke meisjesgroepen geplaatst moeten worden of juist in gemengde groepen. Op dit moment zijn er nog geen wetenschappelijk onder bouwde argumenten voor het bepalen van die keuze. Ook blijkt dat meisjes vaker vanwege internaliserende stoornissen, in combinatie met agressie (‘bang en boos’) in separeerruimtes belanden als gevolg van handelings verlegenheid van pedagogische medewerkers (Boesjes, 2008). Pedagogisch medewerkers en gedragsdeskundi gen hebben bij de behandeling van meisjes voldoende kennis nodig van psychopathologie, met name inter naliserende stoornissen, het omgaan met automutilatie (voor adviezen zie o.a. www.hsleiden.residentielejeugdzorg), borderline, de veel voorkomende dissocia tieve stoornissen en het specifieke ‘meidenvenijn’: de indirecte agressie op de leefgroep. Ook ander, schaars onderzoek naar seksespecifieke hulp verlening binnen de gesloten jeugdzorg laat zien dat juist bij deze meiden maatwerk nodig is. Recentelijk promoveerde Laura Leenarts (2013) op onderzoek naar traumabehandeling bij meisjes in de gesloten jeugdzorg. Haar onderzoek maakt duidelijk dat het noodzakelijk is eerst het nodige ‘voorwerk’ te doen om
32|Sozio 1 februari 2014
de gebruikelijke therapieën met betrekking tot trauma verwerking effectief te doen zijn. Pas na degelijk voor werk lijken schematherapie (gericht op het doorbreken van gedragspatronen die een negatief effect hebben, red.) en EMDR (Eye Movement Desensitization and Reprocessing, een therapie voor mensen die last blijven houden van de gevolgen van traumatische ervaringen, red.) goede vooruitzichten te bieden. Tot slot De effectieve behandeling van meisjes in de gesloten jeugdzorg is en blijft uiterst gecompliceerd. Dat was al zo toen Ottho Gerard Heldring in 1848 een gesticht oprichtte voor ‘gevallen meisjes’. Hij had grote moeite met de ‘neurasthene vrouwen’ die hem, blijkens zijn nagelaten geschriften, vaak tot wanhoop dreven. Honderd jaar later was ik, na het volgen van de sociale academie, nog steeds onmachtig. Na zoveel jaar is het in Nederland belangrijk dat pedagogisch medewerkers niet – zoals ik voorheen – tot wanhoop worden gedre ven, maar evidence based kennis krijgen voor de be handeling van deze meisjes met ernstige internalise rende – en externaliserende gedragsproblemen. Het verbeteren van de pedagogische omgeving van de leef groep is daarbij een belangrijke schakel tot betere be handeluitkomsten voor meisjes. Het bovenbeschreven onderzoek, gebaseerd op wat de meiden zelf te mel den hebben is een belangrijke stap op de weg naar grotere praktijkkennis. Meer praktijkkennis waardoor de handelingsverlegenheid van pedagogische hulp verleners afneemt en zij, maar vooral de betreffende jongeren, bij gebaat zijn ( Juliette Sonderman). ✤
Geciteerde werken Accare. (sd). www.accare.eu. Opgeroepen op 17 7, 2013, van http://www.accare.eu/qontex/ online/vermindering_separaties.asp Hamerlynck. (2008). Girls in juvenile justice intitutions: psychopathology and sexual risk behavior. Amsterdam: Vrije Universiteit. Heldring, O. (1881). Leven en arbeid (autobiografie). Leiden. Helm, v. d. Fear is the Key: keeping the balance between flexibility and control in a Dutch youth prison. Journal of Children’s services , vol 6 (4), 248-263. Helm, v. d. (2011). First do no Harm, Living group climate in secure juvenile correctional institutions (proefschrift Vrije Universiteit/Hogeschool Leiden). Amsterdam. Kerig, P. K. (2012). Trauma and girls delinquency. In S. E. Miller (Red.), Delinquent girls: contexts, relationships and adaptation (pp. 119-143). Springer Science and bussiness media. Molen, E. v., Vermeiren, R., Krabbedam, A., Beekman, A., Doreleijers, T., & Jansen, L. (2013 (in press)). Detained Adolescent Females’ Multiple Mental Health and Adjustment Problem outcomes in young Adulthood. the Journal of Child Psychology and Psychiatry . Ressler, K., Mercer, K., Bradley, B., Jovanovic, T., Mahan, A., Kerley, K., et al. (2011). Post- Traumatic stress disorder is associated with PACAP and the PAC1 receptor. Nature, 470 (7335), 492-497.
over de auteurs Juliette Sonderman en dr. Peer van der Helm zijn verbonden aan het Expertise centrum Jeugd, Hogeschool Leiden.
het geheugen BeDriegt...ieDereen!
Interessante weetjes en bevindingen uit actueel onderzoek, nieuwtjes uit relevante beleids rapporten... Thomas Bombosch maakte een selectie en serveert ze hapklaar.
Het geheugen is heel wat onbetrouw baarder dan we vaak denken. En wat is ‘het geheugen’ eigenlijk precies? Ieder een kent het korte en langetermijnge heugen. Maar in de vakliteratuur zijn wel 256 soorten geheugen te vinden aldus Douwe Draaisma (in de Heimweefabriek). Zo is er het episodisch geheugen, het autobiografisch geheugen en nog 254 andere dus. Het ge heugen is niet onfeilbaar. Het is bekend dat informatie die na een bepaalde gebeurtenis wordt verkregen vermengd kan worden met de herinnering aan die gebeurtenis. Bijvoorbeeld: proefpersonen krijgen een filmpje te zien waarin onder ande re een blikje cola te zien is. Na het bekijken van de video vra gen de onderzoekers of er een blikje 7up te zien was in het filmpje. Als men een tijd later wordt gevraagd zich het filmpje voor de geest te halen zullen veel mensen zich foutief een blikje 7up herinneren (het misinformation effect). Uit tal van onderzoek blijkt dat mensen zich gebeurtenissen kunnen her inneren die nooit hebben plaatsgehad. De theorie hierachter is dat herinneringen niet worden ‘opgehaald’ uit een geheugen dat werkt als een soort archiefkast maar dat herinneren een actief proces is. Herinneringen worden regelmatig bewerkt en dus aangepast. En toch lijkt dat erg vreemd. Hebben jij en ik hier ook last van? Is dit een algemene menselijke eigenschap? Onlangs ontdekten geheugenonderzoekers dat er mensen zijn met een extreem goed geheugen. Highly Superior Autobiographical Memory (HSAM) genoemd. Zij kunnen (vanaf ongeveer de leeftijd van twaalf jaar) van iedere willekeurige datum vertellen op wat voor weekdag deze viel, tot in detail noemen wat ze die dag deden en wat er in de wereld gebeurde. Voor zover verifieer baar blijken hun herinneringen in 97 procent van de gevallen correct. Indrukwekkend, maar wat blijkt? Ook mensen met dit supergeheugen zijn vatbaar voor foutieve herinneringen. Op geheugentests waarbij suggestibiliteit van het geheugen wordt gemeten, doen zij het niet beter dan een controlegroep. Belang rijke bevindingen aldus de onderzoekers. Het geheugen is niet statisch maar dynamisch en vervormbaar. En dat geldt waar schijnlijk voor iedereen!
l. patihis, s. j. frenda, a. k. r. leport, n. petersen, r. m. nichols, c. e. l. stark, j. l. mcgaugh, e. f. loftus. 2013. false memories in highly superior autobiographical memory individuals pnas doi:10.1073/pnas.1314373110
40|Sozio 1 februari 2014
De smartphone verslavingstest
oXYtocineBehanDeling Bij autisme?
Je spreekt van een verslaving als ie mand mentaal of fysiek afhankelijk is van een bepaalde stof of gewoonte. Het gedrag is sterk gericht op het tot zich ne men van die stof of handelen naar die gewoonte. Het verslavingsgedrag gaat vaak ten koste van de meeste andere activiteiten. En als niet voldaan wordt aan de verslavingsbehoefte zijn er ontwenningsverschijnselen. Je denkt al gauw aan drugs en drank maar tegenwoordig lijk je aan alles verslaafd te kunnen zijn. Hardlopen, shoppen, ga men, internetten, sociale media, porno, noem maar op. En dan de smartphone. In de trein of bus lijkt het apparaatje een eer ste levensbehoefte. Tot daar aan toe. Maar als je visite meer met dat kleine schermpje bezig is dan met het gezelschap, lijkt er toch echt wel iets mis. Nu zijn verslavingen als inter net, smartphone of gameverslaving nog geen officiële psy chiatrische aandoening. De DSMmakers hebben er toch van afgezien ze op te nemen in de laatste versie van het hand boek (DSM5). Serieus genomen worden dit soort verslavin gen echter wel. Voor een gameverslaving bijvoorbeeld kun je in aardig wat klinieken terecht. De smartphone is natuurlijk helemaal te vrezen. Hier komen een hoop potentiële versla vingen samen in een klein handzaam apparaatje. Je kunt er onder andere mee internetten, gamen, winkelen en je sociale media bijhouden. Geen wonder dat het ding zo verslavend is. In ZuidKorea is het een groot probleem. Volgens recent onder zoek is daar 8,4 procent smartphoneverslaafd en onder ado lescenten ligt dat percentage nog hoger. Criteria voor de ver slaving zijn: angst en depressie bij ‘onthouding’ en je prettiger voelen tijdens smartphonegebruik dan tijdens samen zijn met vrienden of familie. In het land werd onlangs dan ook de meest recente en compacte smartphone verslavingstest ontwikkeld. Met een lijst van tien vragen weet je of iemand smartphoneverslaafd is. De vragenlijst is een verkorte ver sie van de Smartphone Addiction Scale (SAS) en ontwikkeld als screeningsinstrument specifiek te gebruiken voor adolescenten.
Oxytocine is een hormoon en neurotrans mitter en speelt een belangrijke rol bij het sociale functioneren. Het is van belang bij de binding die een moeder met haar baby voelt en de hechting tussen beiden. Oxy tocine wordt aangemaakt bij positief sociaal contact zoals elkaar aankijken, aanraken en knuffelen. Een hoog oxytocinegehalte wordt geassocieerd met gevoelens van vertrouwen en verbon denheid. Al geruime tijd wordt onderzocht of oxytocine behulpzaam kan zijn bij autisme. Een farmacologische behandeling voor autisme bestaat nog niet. Uit eerder onderzoek blijkt dat het toedienen van oxytocine bij volwassenen (zonder autisme) verwerking van sociale stimuli verbetert. Er wordt meer oogcontact gemaakt, emoties in gezichtsuitdrukking worden beter herkend en vertrou wen in de ander neemt toe. Op neuroanatomisch niveau wordt een verhoogde activiteit gezien van hersenstructuren die sociaal betekenisvolle stimuli verwerken. Onlangs werden de eerste fM RIstudies (Functional magnetic resonance imaging) naar de werking van oxytocine bij volwassenen met een autismespectrum stoornis (ASS) gedaan. Ook hier werd een verhoogde activiteit van ‘sociale’ breinstructuren gevonden. Eerder werd op gedrags niveau al gevonden dat het toedienen van oxytocine bij volwas senen en kinderen met ASS leidt tot een verhoogde bereidheid tot sociale interactie, beter begrip van affectieve spraak en een beter begrip van andermans mentale status. Positieve resultaten dus. Recentelijk werd een fMRIonderzoek gedaan naar de wer king van nasaal toegediende oxytocine bij kinderen en adoles centen met een ASS. Er werd een verhoogde activiteit gezien in hersengebieden die zich bezighouden met sociale aandacht, perceptie en cognitie en het waarnemen en analyseren van mentale toestanden van anderen. En in het beloningscentrum van de hersenen. Daarnaast leek oxytocine een remmende wer king te hebben op het brein als het nietsociale taken uitvoert. De resultaten sluiten aan bij de theorie dat oxytocine een be langrijke rol speelt bij het verbinden van sociale contacten met gevoelens van plezier. Daarnaast suggereren de resultaten dat oxytocine zorgt voor een focus op sociale informatieverwerking door nietsociale informatieverwerking af te remmen. Behande ling van autisme met oxytocine lijkt niet meer ver weg.
m. kwon, D. j. kim, h. cho, s. Yang, (2013) the smartphone addiction scale: Development and validation of a short version for adolescents. plos one 8(12):e83558. doi:10.1371
i. gordon, B. c. vander wyk, r. h. Bennett, c. cordeaux, m. v. lucas, j. a. eilbott, o. zagoory-sharon, j. f. leckman, r. feldman, k. a. pelphery. 2013. oxtocin enhances brain function in children with autism. pnas doi: 10.1073/pnas.131287110
Sozio 1 februari 2014
|41
vragen. En bewoners klagen. En laten we eerlijk wezen, het lukt ons ook aardig. We transformeren er op los. Innovatie lijkt het nieuwe toverwoord. De databanken krijgen het nog druk met al die nieuwe initiatieven.
Dit is deel 3 uit een serie over een nieuw zorginitiatief: het Verbindingsteam. Levi van Dam is projectleider en zal komend jaar schrijven over de ontwikkelingen en strubbelingen van het Verbindingsteam. De beschrijvingen zijn er op gericht om kennis te delen. Ook meedenken over dit initiatief? Reageer via: www.sozio.nl/dossiers
het verbindingsteam Allegiance Allegiance. Ik vind het een heerlijk woord. Een woord dat je dwingt om met je tong zachtjes tegen je gehemelte te drukken, wil je het enigszins normaal uit kunnen spre ken. Het is een woord waar je met elkaar in discussie over kunt raken hoe je het juist uitspreekt. Met ge sprekken over de klemtoon als ge volg. Qua taal kan ik er eerlijk ge zegd geen touw aan vast knopen, maar het roept wel associaties op: legend, allé!, tallegio, alligator, en zo verder. Google associeert een heel andere richting op en denkt vooral aan een oorlogsfilm, commu nicatiebedrijven en een game. Ach ja, iedereen ontwikkelt dan ook zijn eigen unieke voorkeur. Allegiance staat voor ‘de overtuiging dat deze aanpak de jeugdige of het gezin op dit moment zal helpen’.
42|Sozio 1 februari 2014
Dat maakt het woord alleen maar mooier. Het is wat mij betreft een kernachtige samenvatting van een belangrijk probleem van de huidige transitie: onze overtuiging. Onze over tuiging zit ons namelijk nogal eens dwars. We leveren voortdurend een tweestrijd: aan de ene kant moeten we transformeren en innoveren. Oftewel, alles vooral anders doen of in ieder geval niet meer zo noemen als vroeger. Aan de andere kant moe ten we datgene wat we doen vooral met heel veel passie en overtuiging uitvoeren, anders wordt dat type zorg zeker niet door de gemeentes ingekocht. Dit is een lastige tweestrijd: wie wil er nu meedenken over ombouw van residentiële capaciteit als hij er hei lig van is overtuigd dat dit voor som mige kinderen de juiste oplossing is? En toch moeten we. En zullen we. Gemeenten dwingen. Bestuurders
Het interessante daarbij is dat we soms denken te kunnen starten met een tabula rasa: een onbeschreven blad. Hoe vaak is de afgelopen tijd niet opgeroepen om ‘nu echt even alle vooroordelen los te laten en helemaal anders te denken’. Ik vind dat naïef. Zonde van onze kennis. En volledig niet stroken met onze manier van werken met jongeren en hun gezin. Aan hen vragen we juist steeds meer en steeds vaker om aanspraak te doen op datgene wat ze al weten. En op diegene die ze al kennen. En daar zit kracht. Heel veel burgerkracht. Neem bijvoor beeld de jongere die in het eerste gesprek al na een half uur met zijn weekendpleegouder whatsappt, om te vragen of hij hem wil helpen thuis te blijven wonen. Of een zus wier partner in de achtertuin een tijdelijk onderdak voor haar broertje heeft weten te regelen. En de buur vrouw die haar sleutel altijd onder de roze bloempot heeft liggen zodat zoonlief of ma altijd bij haar stoom af kan blazen wanneer dit nodig is. Allemaal burgerinitiatieven om uithuisplaatsingen te voorkomen. De aanmeldingen waren serieus genoeg om direct hulp te gaan ver lenen als we niet eerst hadden ge vraagd ‘wie in jouw omgeving inspi reert je of kun je om advies vragen als je dit niet bij je ouder(s) kunt?’ Zo’n simpele vraag die ons hulpver leners dwingt om van het begin af aan stil te staan bij de voorkeur van de jongere. Niks tabula rasa. Ik ben er heilig van overtuigd dat dit werkt! Ook zo overtuigd van jouw nieuwe initiatief? Laat het weten via www.sozio.nl/verbindingsteam of mail naar ldam@youkejeugd.nl en maak kans op aandacht voor jouw initiatief in Sozio.
ogen
blik
Sozio 1 februari 2014
tekst en foto Tiva Pam
kunst & koffie | Al zo’n vier jaar werkt Bianca (op voorgrond van foto) bij Abrona Kunst & Koffie. Dit is een dagbestedingsproject voor mensen met een verstandelijke beperking gevestigd in een mooi oud kerkje in het hart van Kockengen. Bianca heeft een passie voor schilderen en startte bij Kunst & Koffie in het atelier. Na enige tijd wilde ze meer en kon ze aan de slag in het lunchcafÊ. Dit horecawerk ligt haar goed. Nu werkt ze twee dagen in de week bij Abrona Kunst & Koffie en twee dagen bij Overdorp, het verzorgingshuis, in Kockengen. Sarah begon twee jaar geleden haar stage bij Abrona Kunst & Koffie. Sinds een jaar is ze daar een van de activiteitenbegeleidsters.
|43
crossmedia recensie
Ervaring niet vereist
Nagelaten document. Een jonge psychologe over haar werk in een tbs-kliniek Léonie Holtes Uitgeverij Podium (www.uitgeverijpodium.nl) ISBN: 9789057592393 160 blz. € 18,50
Léonie Holtes was als jonge psycholoog werkzaam in een tbs-kliniek en nam er ontslag. Niet vanwege gevaar lijke of enge tbs’ers zoals je misschien zou verwachten, maar vanwege de on betrouwbare en pretentieuze wereld die medewerkers in de kliniek in stand hiel den: ‘Pas na meer dan een jaar besefte ik waar ik in terecht was gekomen: een schijnwereld’. Léonie verwacht dat in de tbs-kliniek goed onderbouwde behande lingen en zorgvuldige besluitvorming plaatsvinden, maar tot haar verbazing wordt er vooral afgegaan op intuïtie en gevoel. De besluiten zijn vooral het resultaat van irrationele machtsprocessen tussen medewerkers. Door personeelsgebrek worden procedures afgeraffeld. Léonie schrijft vanuit een ‘niet-weten’ houding over de praktijk. Hierdoor wordt het bij zondere van voor de kliniek normale procedures voelbaar, bijvoorbeeld bij de beschrijving van een seksuele anamnese bij een doorgewinterde psychopaat: ‘”Wat was uw eerste ervaring met masturbatie?” “Eh…dat weet ik niet precies hoor.”….”Hé je bent knalrood”, roept Jaap. Van de zenuwen schiet ik in de lach. “Ja, sorry hoor. Dit is ook de eerste keer, dat ik dit doe. Wat een vragen..” Jaap begint te grinniken. Het ijs is gebroken.. Ik had nooit gedacht dat een tbs-patiënt zich ook opgelaten kon voelen.’ Gevoel is heel belangrijk binnen de tbs en je moet als medewerker al je anten nes uitzetten. Maar gevoel is geen feil loos kompas voor het nemen van beslis singen. Kerndilemma in de kliniek is hoe er rationeel kan worden omgegaan met twijfel. Er is geen zekerheid. Léonie vindt
Hoe erger hoe beter Jeffrey Wijnberg Uitgeverij Scriptum (www.scriptum.nl) ISBN: 9789055943562 408 blz. € 14,95 Elke week schrijft Jeffrey Wijnberg prikkelende stukjes in De Telegraaf. Hij is een pleitbezorger van de provocatieve psycho logie: een stroming die mensen via provocatie bewust maakt van hun eigen (soms onbewuste) drijfveren, verborgen agenda’s, korte termijn lustbevrediging en manipulatief gedrag. En een stroming die tevens mensen bewuster maakt van de eigen (veer)kracht. Een kracht die sommige hulpverleners over het
44|Sozio 1 februari 2014
dat er onzorgvuldig wordt omgegaan met waarschijnlijkheden. Los van de vraag of het beeld dat Léonie schetst klopt (volgens een brief van Tee ven is er sindsdien veel verbeterd), riep het boek verontwaardiging op. De com municatie van sommige medewerkers lijkt op die van patiënten. Als Léonie een collega vraagt waarom hij haar interven ties tegenwerkt, is zijn reactie: ‘Zeg het maar kind’ en uiteindelijk: ‘Weet je wat?... Probeer jij je te bewijzen zonder mij. Dan kan jij een beetje spelen en kan ik me op andere belangrijke taken richten.’ Meningsverschillen lijken niet bespreek baar te zijn. Dat gebeurt ook niet als Léonie ontslag neemt: ‘Had meteen ge zegd dat het te zwaar voor je was.’ En als Léonie bezwaar uit: ‘Tut, tut.’ Kritiek wordt geherdefinieerd tot zwakheid. Het is extra pijnlijk dat Léonie later, na haar ontslag, een psychotische stoornis ontwikkelt en suïcide pleegt. Het boek staat daar los van, het is postuum gepubliceerd, ondanks bezwaren van kliniek De Kijvelanden. Een kwaadwillende zou de psychose kunnen gebruiken om de betrouwbaar heid van de beschrijvingen in het boek in twijfel te trekken. De coherente en heldere beschrijvingen zijn echter over tuigend. Léonie onderwerpt bovendien niet alleen de kliniek aan een kritische analyse, maar ook zichzelf. Het boek van Léonie is één groot pleidooi voor het ver groten van de ruimte voor kritische re flectie binnen tbs-klinieken en het maakt tegelijkertijd de menselijkheid van de tbs-patiënt invoelbaar. Alie Weerman
hoofd zien of in het slechtste geval zelfs verder aantasten. Wijnberg heeft al meerdere boeken over provocatieve psycho logie geschreven. Hoe erger hoe beter kun je als een interes sante aanvulling op of een eerste kennismaking met deze stroming beschouwen. Het bestaat uit drie delen. In het eerste deel,‘In het diepst van de ziel is niets te zien’, schopt Wijnberg tegen een aantal heilige huisjes van de psychologie. Tegelijkertijd geeft hij alternatieven om hulpvragers effectiever te helpen. Deze werkt hij verder uit in de twee volgende delen. In deel twee: ‘De kunst van het kwet sen’ beschrijft Wijnberg de vaak subtiele dynamiek tussen pest koppen en hun slachtoffers. Zijn ‘antiterroristische’ tips dienen ertoe om slachtoffers weerbaarder te maken. Zeer interessant is deel drie dat over ‘verborgen agenda’s’ gaat. Daarin komen
recensie
Florijn Ernst Timmer Uitgeverij Prometheus, http://uitgeverijprometheus.nl/ ISBN: 9789044623895 176 blz. € 12,50
onderwerpen als macht, controle en manipulatie aan bod. Het verschil tussen wat voor een persoon zelf verborgen is en wat voor een ander verborgen moet blijven, wordt mooi beschreven en uitgelegd. Deze verborgen agenda’s zouden één van de onderliggende factoren kunnen zijn waarom de ggz en andere hulpverleningssectoren zo explosief gegroeid zijn de laatste decennia. Hulpvragers hebben vaak verborgen agenda’s en willen zich vaak helemaal niet echt ontwikkelen, weerbaarder worden of ‘beter’ worden. Maar spannen – al dan niet bewust – de hulpverlener voor hun karretje. Vaak als excuus om niet te hoeven veranderen of zelfs om hun eigen (materiële) doelen te bereiken, zoals een uitkering of vrijstelling van verplichtingen en verantwoordelijkheden. In het boek staan regelmatig dialo gen die een en ander duidelijk maken. Tussen bijvoorbeeld pes
Als ambulant begeleider in de gehandicaptenzorg krijgt Joost Beekman van MEE de vraag de wereldschuwe heer Florijn wekelijks zijn uitkering te brengen. Zijn zus is door een hersentumor hiertoe niet meer in staat. Het lijkt een eenvoudige opdracht, maar al snel blijkt dat de kluizenaar Florijn wei nig zelf kan. Hij heeft geen binding met de wereld en lijkt vastgeplakt aan zijn tafel in zijn vervuilde woning, omringd door drop, een overvolle asbak, een half gevuld urinaal en een stinkende, dikke pekinees. De incontinente kettingrokende Florijn is in hoge mate afhankelijk van uiteenlo pende soorten hulp, maar buitengewoon onmachtig in het sociale verkeer. Beek man probeert heel geleidelijk wat meer contact met zijn cliënt te krijgen. Zij zit ten aanvankelijk ogenschijnlijk wat doel loos bij elkaar, gepraat wordt er nauwelijks: ‘Ga toch weg man!’ Er is geen stilte, want de radio en televisie staan altijd aan. Florijn geeft af en toe nurks opdrachten. Hij accepteert geen ‘nee’ of discussies en weet met boerse slimheid veel ge daan te krijgen. De hulpverlener ziet, toont enorm veel geduld en is beschik baar. Hij handelt daar waar dat nodig is. Zijn aanpak is heel praktisch: het varieert van de hond uitlaten, boodschappen doen (vis en worst halen), schuldsanering regelen, de enkele volhardende wijkver pleegsters motiveren om de buikwond van de heer Florijn te verzorgen, honden stront opruimen, het vervuilde huis schoon maken, onkruid wieden, vuilnis aan de straat zetten, familie achterhalen. De hulpvragen destilleert hij uit wat hij ziet, ervaart en nodig acht, niet uit keurig uit geschreven hulpplannen, evaluaties of strak georganiseerd werkoverleg. Millimeter voor millimeter wint de be hoedzame Beekman bij zijn cliënt enig
terrein. Hij wordt daarbij gesteund door de onvermoeibare Jeannette, een kennis uit Florijns verre verleden. Het verhaal is door verschillende elemen ten boeiend en bijzonder. De lezer krijgt een goed beeld van de volhardende hulpverlener die wars is van conventies, handelt, niet oordeelt en een onmisbare schakel wordt voor zijn aftakelende cliënt. Het boek is doorspekt met prachtige, korte beeldende zinnen in een subtiele, Carmiggeltachtige humor die de situatie zeer goed weergeeft. Het biedt vooral een beeld van een worsteling: de kluize naar die zich teweer stelt tegen een wereld die zich aan hem opdringt, hem voorschrijft wat te doen en te laten, hoe zijn leven in te richten. De hulpverlener die dit pantser enerzijds respecteert, maar anderzijds met veel compassie niet schroomt om in te grijpen als en waar dat nodig is. Zijn strijd tegen regels, protocollen en instanties is een voor beeld voor menig hulpverlener omdat het toont dat geduld, beschikbaarheid en medemenselijkheid geen achterhaalde begrippen zijn uit een tijd waarin er meer tijd was voor intermenselijk contact, maar de basis blijven vormen van op rechte hulpverlening. Ook in een tijd van verzakelijking, effectiviteitsmetingen en vraaggericht werken. Het boekje is een pareltje, een cadeautje in de kille wereld van bureaucratische managers. Het is een aanrader voor de ervaren werker, een opkikker voor de cy nische, vermoeide werker, een inspiratie bron voor de beginnende werker en startende student. Het boek verdient het opgenomen te wor den in hogeschoolbibliotheken en het ver dient vooral om veel gelezen te worden. Huub Wiltschut
ter en slachtoffer, of tussen therapeut en hulpvrager die illustre ren hoe de provocatieve therapeut te werk gaat. In een groot deel van het boek lijkt de auteur wel heel stellig van zijn zaak. Maar als tegenwicht belicht hij regelmatig ook onderwerpen met humor, eigen valkuilen en zelfspot. De raak gekozen strips van Peter de Wit die het boek illustreren zijn een extra bonus. Al met al een vlot leesbaar boek dat hulpvragers en hulpverleners tot nadenken zal stemmen. Wat is je eigen agenda? En wat is de agenda van de ander? Wat kun je met de provocatieve stijl bloot leggen wat al dan niet bewust verborgen wordt gehouden? Door het toepassen van de tips uit het boek kun je dergelijke mecha nismen doorbreken en effectiever werken. Van harte aanbevolen. Edwin Khoe, verzekeringsarts
Sozio 1 februari 2014
|45
vakmanschap
foto Linda Jongman
Hoe komen begrippen als competenties, beroepsvaardig heden en kernkwaliteiten in de praktijk tot uiting? In de rubriek ‘Vakmanschap’ vertellen werkers uit uiteenlopende beroepsgebieden over hun vakmanschap. In deze aflevering Juliette Abers, vrij gevestigd zelfstandig supervisor.
‘Die deskundige medewerker ben je zelf’ Juliette Abers (30) deed vioolstudie aan het conservatorium, maar een toekomst als violist of als muziekdocent vond zij te beperkt. Juliette werd stewardess, maar het opvoeden van kinderen trok haar toch meer. Juliette deed de studie pedagogiek, liep stage in een justitiële jeugdinrichting, werd daar groepsleidster en later Indivi dueel Traject Begeleider. Juliette deed de opleiding Post HBO-supervisie en is nu bezig met de afronding van haar regis tratie. Juliette richt zich als supervisor specifiek op jeugdzorgwerkers. Voor Juliette is supervisie allerminst zwe verig. ‘Supervisie: het voortdurend blijven leren, innovatief blijven en zich ontwik kelen is voor uitvoerende werkers heel belangrijk. Het is geen therapie, maar een middel om jezelf als werker beter te leren kennen en inzetten als beroepskracht.’ Waaruit bestaat jouw vakmanschap? ‘Als supervisor prikkel ik uitvoerende wer kers. Ik maak hen bewust en stimuleer de professionele werker zich niet te laten vangen in regeltjes, voorschriften, proto collen, gewoontes of wat “de deskundige stafmedewerker” zegt. Die deskundige werkuitvoerder, die ben je zelf! Jij bent ervoor opgeleid, jij hebt de werkervaring, jij maakt de cliënt mee in zijn dagelijks functioneren. Ik maak supervisanten ervan bewust dat je van elke situatie leert, ongeacht of het ‘goed’ of ‘fout’ gaat. Reflecteren is een instelling: wat gebeurde er, wat heb ik er van geleerd, hoe ga ik het een volgende
46|Sozio 1 februari 2014
keer of in een vergelijkbare situatie aan pakken? Je blijft als mens en professio nal in ontwikkeling. Daarom is het leven zo boeiend.’ Hoe komt jouw vakmanschap tot uiting? ‘Vanuit verschillende gesprekstechnieken leer ik supervisanten bewust te kijken en empatisch te luisteren. Ik vraag door naar wat er écht gebeurt, hoe dat beleefd wordt en hoe de werker handelt. Ik ver duidelijk wat de ander kan leren, hoe hij zich als werker kan verbeteren. Als je weet hoe je leert, kan je dat zelfstandig verder ontwikkelen. Het gaat er uiteinde lijk om dat de werker zelfstandig zijn vaar digheden optimaal inzet, los van mij. ‘ ‘Ik belicht vooral situaties van verschil lende kanten zodat de ander meer in zicht krijgt in hoe hij kijkt, denkt, voelt, handelt en leert. De professionele wer ker moet vanuit een duidelijk eigen visie werken, professioneel handelen en dat helder verantwoorden. Je bent niet mat en afhankelijk van de inzichten van een orthopedagoog, van een afdelingshoofd of van stafmedewerkers. De uitvoerende werker moet prikkels krijgen zelfstandig situaties adequaat aan te pakken en op te lossen. Soms met een duwtje in de goe de richting, maar laat je niet voorschrij ven hoe je je werk moet doen. ‘ Hoe draag jij je vakmanschap over? ‘Als supervisor fungeer ik als katalysator. Mijn supervisant gaat erg nadenken over wat hij doet, hoe en waarom hij het doet
en met welk effect. Slapeloze nachten en glansrijke overwinningen leiden tot puzzelstukjes die je eerst niet zag en uit eindelijk tot meer inzicht, groter vak manschap want je palet wordt ruimer. Opeens op de fiets die brede glimlach: ‘Oh…zo zit het.’ Als jeugdzorgwerker zelfstandig tot de juiste conclusies ko men, dat is pure winst. Daardoor kan je een volgende keer sneller tot de juiste keuzes, het goede handelen, komen.’ ‘Als supervisor kan ik aangeven waar nog zaken te leren zijn, waar winst te halen valt. Ik laat de ander inzien hoe hij leert, waar aansluitingsmogelijkheden liggen en wat zijn valkuilen zijn. Naar mate dat zelfinzicht vergroot, heeft de ander mij minder nodig.’ Hoe kom jij aan je vakmanschap? ‘Ik heb ruime werk- en levenservaring, diverse opleidingen gedaan. Bij mij werkt de combinatie van doen en leren het beste. Ik heb alle kansen aangepakt want ik wil een leven lang leren.’ Wat is je ambitie? ‘Ik wil ons bedrijf succesvol maken: deze passie uitbouwen. Het liefst wil ik daarbij één voet in het werkveld jeugdzorg hou den. Ik wil vooral bijdragen de ander een completere professional te laten zijn. Da’s toch mooi werk!’ Zie www.jzw-supervisie.nl Huub Wiltschut