PetrolFed Jaarverslag 2012

Page 1

Belgische Petroleum Federatie

jaarverslag

2012


kt

3.158 20.257 4,5 6.337 M€

tankstations OP 1 JANUARI 2013

aandeel van benzines en diesel in het totale verbruik van motorbrandstoffen

jaarlijks gemiddelde ethanol / FAME-gehalte in motorbrandstoffen

leveringen in verbruik van afgewerkte producten BENZINES

accijnsontvangsten op petroleumproducten

FAME

17%

tewerkstelling in de petroleumsector

4,64%

83%

6,03% Ethanol

diesel

Kerncijfers België 2009

2010

%

42,2

43,0

40,3

Invoer van ruwe olie

kt

33.825

2011

2012

35,9(1)

(2)

31.206

33.331

29.853

31.566(1)

(3)

21.194

Uitvoer van afgewerkte petroleumproducten

kt

20.503

18.367

17.612

19.553

Leveringen in verbruik van afgewerkte petroleumproducten

kt

23.398(3)

21.827

21.687

21.536

Verbruik brandstoffen

l

15.532.552.260

14.782.406.036

15.414.519.959

15.018.001.402

waarvan benzine

l

1.941.493.460

1.862.718.961

1.737.317.107

1.746.308.725

1.665.771.812(1+4)

waarvan diesel

l

8.471.306.000

8.447.053.675

8.555.336.447

(4)

8.761.104.442

8.343.337.335(1+4)

%

81

82

83

83(4)

83(1+4)

waarvan huisbrandolie

l

5.119.752.800

4.472.633.400

5.121.866.405

Accijnsontvangsten op brandstoffen

miljard euro

aandeel diesel in het totale verbruik motorbrandstoffen

Totale distillatiecapaciteit van de raffinaderijen op 31 december

gebruikte distillatiecapaciteit

kt

%

20.257(1) (4)

(4)

4.540.588.235

(4)

14.449.109.147(1+4)

4.440.000.000(1+4)

4,03

3,91

4,58

4,60

4,50

40.883

40.987

40.486

40.982

41.061

82,5

76,4

82,4

72,9

77,1

6.311

6.286

6.249

6.224

6.337(5)

waarvan arbeiders

1.051

1.075

1.095

1.119

1.182

waarvan bedienden

5.260

5.211

5.154

5.105

5.155

Aantal tankstations, op 1 januari

3.270

3.255

3.258

3.209

3.175(6)

5.086.756

5.160.257

5.279.110

5.360.519

5.383.093(1)

57

59

61

62

63(  1)

Totale tewerkstelling in de petroleumsector op 31 december

Aantal personenwagens, op 31 december

waarvan dieselwagens

%

(1) voorlopig cijfer (2) cijfer niet beschikbaar bij de Federale Overheidsdienst Economie (3) wijziging van de ‘reporting’ methode en invoering van een uitgebreidere petroleumbalans in 2008 (4) bron: Federale Overheidsdienst Economie, petroleumbalans (cijfer niet beschikbaar bij de Federale Overheidsdienst Financiën, Douane & Accijnzen) (5) tot 30 september 2012 (6) 3.158 tankstations op 1 januari 2013

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

2008 Marktaandeel van ruwe olie in de primaire energieconsumptie

1


Belgische Petroleum Federatie De Belgische Petroleum Federatie (BPF) is de officiële woordvoerder van de voornaamste petroleummaatschappijen die actief zijn in de raffinage en de distributie in België. Ze vertegenwoordigt 11 leden waarvan 3 raffinaderijen, 7 ondernemingen actief in de distributie van petroleumproducten en 2 stockagebedrijven.

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

Op deze manier dekt de BPF 100% van de raffinagecapaciteit en bijna 80% van de verkoop van brandstoffen in België.

2


INHOUDSTAFEL

TERUGBLIK VAN DE VOORZITTER

5

DE INTERNATIONALE CONTEXT

9

DE PRIJS VAN RUWE OLIE EN DE BRANDSTOFNOTERINGEN

10

DE RESERVES, DE PRODUCTIE, DE RAFFINAGE, HET VERBRUIK

11

DE OLIEPIEK: MYTHE OF REALITEIT?

13

DE PETROLEUMSECTOR IN BELGIE

15

DE EVOLUTIE VAN DE MAXIMUMPRIJZEN

17

DE GEVOELIGHEID VAN DE PRIJZEN VAN PETROLEUMPRODUCTEN

18

DE RAFFINAGE

20

DE BUITENLANDSE HANDEL

22

HET BINNENLANDS VERBRUIK

24

DE EVOLUTIE VAN HET AANTAL TANKSTATIONS EN PERSONENWAGENS

27

29

BIOBRANDSTOFFEN

30

MILIEUBESCHERMING

33

HET VLAAMS VERGUNNINGENBELEID EN DE TANKSTATIONS

33

DE EMISSIES VAN DE RAFFINADERIJEN

33

DE RAFFINADERIJEN EN HET KLIMAAT- EN ENERGIEBELEID

34

HET BODEMSANERINGSFONDS VOOR TANKSTATIONS (Bofas)

36

HET BODEMSANERINGSFONDS VOOR STOOKOLIETANKS VAN PARTICULIEREN (Premaz)

37

DE AANVAARDINGSPLICHT VAN GEBRUIKTE SMEEROLIE (Valorlub)

37

Het beheersorganisme Valorlub vzw

38

HET VERVOER VAN PETROLEUMPRODUCTEN OVER ZEE

38

BEVEILIGING & VEILIGHEID

39

OVERVALLEN OP TANKSTATIONS

39

Doorrijden zonder te betalen

39

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

DE BELANGRIJKSTE DOSSIERS

3


INHOUDSTAFEL

40

ROUTEKAART VOOR EEN LAAG KOOLSTOF BELGIË IN 2050

40

‘BACKCASTING STUDY TOWARDS 100% RENEWABLE ENERGY IN 2050’

42

DE EUROPESE RICHTLIJN ‘BRANDSTOFKWALITEIT’

45

DE NORMALISATIE VAN PETROLEUMPRODUCTEN EN DE BELGISCHE NORMALISATIECOMMISSIES

46

DE STRATEGISCHE PETROLEUMVOORRADEN (Apetra)

46

HET TOEZICHT OP DE KWALITEIT VAN PETROLEUMPRODUCTEN (Fapetro)

47

GESPREIDE BETALING OP DE LEVERING VAN HUISBRANDOLIE

48

FISCALE ACTUALITEIT

49

DE FISCALITEIT OP MOTORBRANDSTOFFEN: HET KLIKSYSTEEM

49

HET BRUSSELS WETBOEK VAN LUCHT, KLIMAAT EN ENERGIEBEHEER (Cobrace)

51

HET STATUUT VAN DE POMPHOUDER

51

SOCIALE ACTUALITEIT

52

DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST 2011-2012

52

De bevoegdheid van de paritaire comités 140/127/117

52

COMMUNICATIE DE NIEUWE BPF WEBSITE

INDEX VAN DE TABELLEN EN FIGUREN

53 53

54

DIVERSEN 57 HET TEAM VAN DE BPF

58

DE RAAD VAN BESTUUR (20 MAART 2013)

58

DE AANGESLOTEN MAATSCHAPPIJEN

58

AFKORTINGEN

59

OMZETTINGSFACTOREN

60

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

ECONOMISCHE KWESTIES

4


TERUGBLIK VAN DE VOORZITTER

De Europese raffinagesector staat voor verontrustende problemen Tussen 2008 en 2013 sloten in Europa 15 raffinaderijen hun deuren. Dit resulteerde in een afname van de raffinagecapaciteit met bijna 10%, terwijl de benuttingsgraad van de resterende beschikbare raffinagecapaciteit bleef dalen (informatie verstrekt door het Internationaal Energieagentschap (IEA) tijdens het EU Refining Forum, georganiseerd door de Europese Commissie op 12 april 2013). In België daalt de gemiddelde benuttingsgraad van de raffinaderijen al bijna 10 jaar. In 2012 sleepte het faillissement van de firma Petroplus, de grootste onafhankelijke raffinadeur in Europa, in zijn kielzog 5 raffinaderijen mee (waaronder een Antwerpse raffinaderij die

werd overgenomen door een nieuwe speler). Dit was de drijfveer voor de Europese Commissie en verschillende lidstaten om de nodige maatregelen uit te werken voor het overleven van een industriële sector die als strategisch wordt beschouwd, zowel omwille van de bevoorradingszekerheid als omwille van de economische concurrentiekracht. De toekomst van de Europese raffinagesector ziet er verre van rooskleurig uit. Volgens het IEA zal de benuttingsgraad van de raffinaderijen blijven dalen in de OESO-landen, met een overschotcapaciteit van 4,4 Mbbl/dag, wat gelijk is aan bijna 2,5 keer het verlies aan Europese capaciteit tijdens de voorbije 5 jaar. Volgens een gespecialiseerd agentschap als Bloomberg zouden er in Europa de volgende 10 jaar

mogelijk nog 10 raffinaderijen sluiten. De evolutie van de raffinagesector verschilt naargelang de regio’s in de wereld: momenteel concentreren de investeringen zich voornamelijk in de olieproducerende landen in het Midden-Oosten en in meer ontwikkelde landen in Azië. In Europa blijft de vraag naar petroleumproducten structureel dalen (met name door het lagere verbruik van de voertuigen en door de verplichte bijmenging van biobrandstof), terwijl de milieureglementeringen steeds zwaarder doorwegen.

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

01

5


TERUGBLIK VAN DE VOORZITTER

Europa, dat altijd het goede voorbeeld wil geven op het vlak van milieubeleid, legt zijn industrieën steeds zwaardere eisen op dan om het even waar in de wereld, met name: >m ilieuwetgevingen die tot de strengste ter wereld behoren. Zo zouden de investeringen die vereist worden door de nieuwe Europese richtlijn inzake industriële emissies oplopen tot gemiddeld zo’n 300 miljoen euro voor een Europese raffinaderij, zonder dat haar concurrentiepositie op wereldvlak hierdoor verbetert. >e en duur energiebeleid. De gas- en elektriciteitsprijzen in Europa zijn hoger dan in de Verenigde Staten en in China. Europa blijft wantrouwig tegenover de exploitatie van nieuwe gasreserves (zoals schaliegas in de Verenigde Staten) en wil het gebruik van zogenaamde ‘niet-conventionele’ petroleumproducten (zoals de teerzanden van Canada of zware oliën van Venezuela) afstraffen of zelfs bannen. Europa weigert om de voordelen in te zien van de energierevolutie die zich momenteel voltrekt aan de andere kant van de Atlantische Oceaan en gaat onverbiddelijk verder met het subsidiëren van hernieuwbare energieën (ongeacht

of nu gaat om elektriciteit die gewonnen wordt uit wind of uit de zon, of om de biobrandstoffen), en dit ten nadele van de industriële verbruikers voor wie de energiefactuur steeds zwaarder wordt. > een onaangepast fiscaal beleid dat gericht is op het verleden, toen diesel werd bevoordeeld bij het wegvervoer, met een heel groot aandeel van dieselvoertuigen in het wagenpark tot gevolg. Door het onevenwicht tussen het aanbod en de vraag naar geraffineerde producten moeten de Europese raffinaderijen benzine uitvoeren (terwijl de afzetmarkt aan de andere kant van de Atlantische Oceaan kleiner wordt) en diesel, huisbrandolie en jet brandstof invoeren (afkomstig uit landen met een minder strenge milieuwetgeving). Al enkele jaren merken we dat de benzineprijzen exclusief taksen lager zijn dan de dieselprijs. Bij een gelijke fiscale behandeling zou diesel momenteel duurder zijn dan benzine. > een beleid om de CO2-uitstoot terug te dringen. Net als voor de andere industriële sectoren zorgt dit voor de Europese raffinagesector voor een reële verstoring van het economisch en concurrentieel evenwicht ten opzichte van de rest van de wereld (volgens Europia, de Europese petroleum federatie, zullen de exploitatiekosten van de raffinaderijen, afhankelijk van de kenmerken van de raffinaderijen in kwestie, met 5% à 35% stijgen

in het kader van de naleving van de verplichtingen van het ETS-systeem vanaf 2013). > toekomstige regels die van toepassing zullen zijn op scheepsbrandstoffen en die het technologisch schema van de Europese raffinagesector zullen verstoren (de raffinadeurs die worden verplicht om het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen steeds verder te verlagen en zullen meer en meer problemen ondervinden om de zware producten, die moeilijk voor andere toepassingen kunnen worden gebruikt, economisch te valoriseren).

in plaats van dan de nodige afstand te nemen, heeft België de neiging om verder te willen gaan dan de Europese ambities... Op het vlak van energie- en klimaatbeleid blijft België niet achterop hinken en heeft het zelfs de ambitie om verder te gaan dan de Europese doelstellingen. Zo hebben de vier Belgische ministers bevoegd voor Energie (waarvan 3 gewestelijke en 1 federale) een studie aangevraagd die dient te beschrijven hoe het Belgisch energiesysteem tegen 2050 kan worden omgevormd tot 100% hernieuwbare energiebronnen. Met een doelstelling om 100% hernieuwbare energiebronnen te gebruiken voor elektriciteit, verwarming en transport, gaat deze studie veel verder dan de doelstelling die Europa momenteel oplegt, met name 20%

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

Onze industriële concurrentiekracht herstellen, onze petroleuminfrastructuur en onze petrochemische sites in stand houden

6


TERUGBLIK VAN DE VOORZITTER

De Belgische Petroleum Federatie (BPF) werd uitgenodigd om haar opmerkingen te formuleren bij de uitwerking van bovenvermelde studie die werd gepubliceerd in december 2012. Deze studie gaat uit van de basishypothese dat de vraag naar petroleumen gasproducten in de energie-, transport- en bouwsector tegen 2050 volledig zal wegvallen (hypothese die helemaal niet wordt gesteund door het IEA), wat op termijn gewoon het einde van de raffinagesector zou inhouden (terwijl paradoxaal genoeg petroleumderivaten die worden gebruikt in de (petro)chemische industrie, in de landbouw en bij de productie van diverse industriële producten en bouwmaterialen, noodzakelijk zullen blijven). België vreest er blijkbaar niet voor dat de Antwerpse raffinagesector op middellange termijn wordt bedreigd. Momenteel is deze inderdaad uiterst competitief op het vlak van energie-efficiëntie en CO2-uitstoot (zoals blijkt uit de resultaten van het

‘Convenant benchmarking energie-efficiëntie’ in het Vlaams Gewest). Het Belgisch beleid mag geen bijkomende verplichtingen opleggen aan de raffinagesector, die hierdoor gedwongen zou worden om de capaciteit sneller terug te schroeven dan de vraag in de Europese markt. De extra kosten van een specifiek Belgisch beleid zouden de concurrentiële nadelen (zoals bv. de kosten voor energie en grondstoffen) voor de petroleumsector en de ermee samenhangende petrochemische sector vergroten en zouden leiden tot een onomkeerbare achteruitgang van de Belgische industrie en zo onze bevoorradingszekerheid en concurrentiekracht in gevaar brengen.

België heeft er alle belang bij de leefbaarheid van de raffinagesector te garanderen Volgens de BPF toont de voortdurende behoefte aan petroleumproducten in Europa tijdens de volgende decennia aan dat België er alle belang bij heeft om de leefbaarheid van de raffinagesector tijdens de lange overgangsfase naar een ‘koolstofarme’ economie te garanderen. Een verzekerde en competitieve energiebevoorrading is en blijft een cruciaal element voor de industrie, de consumenten en de mobiliteitsbehoeften in België en in Europa.

Elk nationaal initiatief op het vlak van energie moet de beperkingen inzien van een zuiver Belgisch beleid en dient rekening te houden met de onderlinge afhankelijkheid van België en de rest van de wereld (al is het maar met de buurlanden voor wat betreft de bevoorrading van transportbrandstoffen; we willen erop wijzen dat de capaciteit van onze raffinaderijen bijna twee keer hoger is dan het Belgisch binnenlands verbruik van geraffineerde producten). De huidige markt van petroleumproducten is een open en competitieve wereldmarkt. Gefragmenteerde nationale beleidsbeslissingen zouden deze markt verstoren door bijkomende kosten te creëren op nationaal vlak en door de bevoorradingszekerheid voor de eindgebruikers aan te tasten.

Welk wetgevend kader in de komende jaren? De eerste prioriteit zou de realisatie van het Europees ‘Klimaat- en Energiepakket’ tegen 2020 dienen te zijn. De Belgische overheid dient geen bindende doelstellingen te creëren of dwingende beleidslijnen op te stellen die gebaseerd zijn op een uiterst onzeker nieuw scenario (zoals een doelstelling van ‘100% hernieuwbare energie tegen 2050’). Dergelijke retrospectieve benaderingen verhogen het risico dat de raffinagesector beslissingen neemt die op lange termijn schadelijk zijn, zowel voor het land zelf als voor Europa. De be-

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

hernieuwbare energie in het eindverbruik tegen 2020. Volgens de overheid is een van de doelstellingen van deze studie ‘2050’ - die alleen betrekking heeft op het Belgisch grondgebied... - “België toe te laten zijn afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen/elimineren (...) en zijn bevoorradingszekerheid te verbeteren.”

7


TERUGBLIK VAN DE VOORZITTER

Naar een echt industrieel beleid!

De Belgische raffinagesector is een waardevolle troef voor onze economie omwille van zijn rol in de waardeketen. België moet een leefbare raffinagesector in stand houden om te kunnen voldoen aan de behoeften van zijn economie en om de bevoorrading zeker te stellen voor alle transportbrandstoffen (niet alleen voor het wegverkeer, maar ook voor de lucht- en de scheepvaart) en voor cruciale grondstoffen voor andere industriële sectoren (petrochemie, smeermiddelen, verven en solventen, (wegen)bouw, metaalindustrie,...). We kunnen niet genoeg herhalen dat nationale en regionale wetgevingen de Belgische raffinaderijen in een nadelige concurrentiepositie brengen ten opzichte van hun concurrenten, zowel binnen als buiten Europa.

Op alle beleidsniveaus is het meer dan ooit belangrijk dat de federale en regionale overheden hun diverse beleidslijnen opbouwen rond gekende principes: > juridische zekerheid, door toe te zien op de instandhouding van een gunstig investeringsklimaat in de raffinagesector; > vrijheid van de markt, met respect voor de regels van een open markt en van de vrije concurrentie (meer bepaald voor de ontwikkeling en het gebruik van biobrandstoffen in België); > concurrentiepositie van de Belgische petroleumindustrie waarbij we niet mogen vergeten dat onze concurrenten internationaal actief zijn.

De komende jaren dreigen nog moeilijk te worden voor de Europese industrie en er gaan steeds meer stemmen op die het belang benadrukken van de rol die de nationale overheid heeft in de instandhouding van de industriële sleutelsectoren.

We hebben het geluk in België te beschikken over uiterst performante raffinaderijen die een groot deel van Noordwest-Europa bevoorraden en die verbonden zijn aan belangrijke petrochemische sites. België moet optreden om de concurrentiekracht van deze industrieën in stand te houden en te verbeteren. België dient tevens zijn stem te laten horen in Europa om luid en krachtig te protesteren tegen milieureglementeringen en fiscale en maatschappelijke maatregelen die onze industrieën benadelen.

Dave Brownell voorzitter BPF Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

leidslijnen op lange termijn vereisen een hoge mate van flexibiliteit om in te spelen op de technologische en maatschappelijke evoluties, evenals op de keuzes die worden gemaakt in andere delen van de wereld (een mooi voorbeeld hiervan is de overstap naar schaliegas en meer algemeen naar ‘niet-conventionele’ petroleumbronnen in Noord-Amerika).

8


Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

02 DE INTERNATIONALE CONTEXT

9


DE INTERNATIONALE CONTEXT

DE PRIJS VAN RUWE OLIE EN DE BRANDSTOFNOTERINGEN Figuur 1: Prijs van de ruwe olie (Brent) in $/bbl en in €/bbl (maandgemiddelde)

Figuur 2: Prijs van de ruwe olie (Brent)(1) in constante euro en in lopende euro (€/vat)

140

100

130

90

120 80 110 70

100 90

60

80

50

70

40

60 30 50

€/bbl

Bron: Bulletin de l’Industrie Pétrolière en Europese Centrale Bank

2012

2011

2010

2009

2008

2007

2006

2005

2004

2003

2002

2001

2000

1999

1998

1997

1996

1995

1994

1993

1992

1991

1990

1989

1988

1987

1986

1985

1984

1983

1982

1981

12/2012

01/2012

1980

lopende euro

constante euro (2)

(1) hoogste dagnotering Brent (2) basisindex 1974/1975

Bron: Bulletin de l’Industrie Pétrolière en Federale Overheidsdienst Economie

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

$/bbl

01/2011

0 01/2010

20 01/2009

10

01/2008

30

1979

20

40

10


DE INTERNATIONALE CONTEXT

DE RESERVES, DE PRODUCTIE, DE RAFFINAGE, HET VERBRUIK

Figuur 3: Brandstofnoteringen op de markt van Rotterdam (1) (maandgemiddelde, $/MT)

Tabel 2: Wereld: reserves van ruwe olie/productie/ raffinagecapaciteit/verbruik in 2012 (miljard ton)

1.300 1.250 1.200 1.150

Ruwe olie

1.100

Reserves op 01/01/2013

1.050 1.000 950 900 850 800

Gt 223,5

Productie 2012 (1)

3,8

Verbruik 2011 (2)

4,1

Raffinagecapaciteit op 31/12/2012

4,4

(1) geschat cijfer (2) cijfer 2012 niet beschikbaar

750 700

Bron: Comité Professionnel Du Pétrole (Frankrijk)

650 600 550 500

Tabel 3: Wereldreserves van ruwe olie op 1 januari 2013 (miljard ton, %)

450 350 300

Europa waarvan

Benzine 95 octaan

Diesel

Huisbrandolie

West-Europa

12/2012

01/2012

01/2011

01/2010

01/2009

01/2008

250

Oost-Europa Nabije Oosten waarvan

Gt

%

17,9

8

1,5

1

16,4

7

109,4

49

Saoedi-Arabië

36,6

16

(1) Northwest Europe barges

Iran

21,1

9

Bron: Federale Overheidsdienst Economie

Irak

19,3

9

Koeweit

14,2

6

Verre Oosten/Oceanië Noord-Amerika Zuid-Amerika waarvan

Venezuela

(1)

Afrika TOTAAL WERELD

waarvan OPEC

6,4

3

26,4

12

45,9

20

40,6

18

17,4

8

223,5

100

164,4

74

(1) de verhoging van de bewezen reserves op wereldvlak komt hoofdzakelijk van Venezuela omdat deze de extra zware ruwe olie mee in rekening neemt en zo het eerste land ter wereld wordt op het vlak van petroleumreserves

Bron: Comité Professionnel Du Pétrole (Frankrijk)

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

400

11


DE INTERNATIONALE CONTEXT

Europa West-Europa waarvan

Tabel 5: Evolutie van het verbruik van ruwe olie per geografische zone (miljoen ton, %)

Mt

%

820,0

22

151,9

4

1985

2011 (1)

Mt

%

Mt

% 22

Noorwegen

81,3

2

Europa

1.083

39

898

Verenigd Koninkrijk

48,3

1

Nabije Oosten

145

5

371

9

668,1

18

Verre Oosten/Oceanië

499

18

1.316

32

Oost-Europa waarvan

Rusland Nabije Oosten waarvan Saoedi-Arabië

521,8

14

Noord-Amerika

788

28

937

23

1.196,0

32

Zuid-Amerika

209

7

379

9

512,7

14

Afrika

83

3

158

4

2.807

100

4.059

100

Iran

152,4

4

Irak

143,8

4

Koeweit

152,8

4

377,8

10

Verre Oosten/Oceanië Noord-Amerika

470,6

12

Zuid-Amerika waarvan

473,5

12

Brazilië

105,9

3

Mexico

126,6

3

Venezuela

124,5

3

Afrika TOTAAL WERELD

waarvan OPEC (1) geschatte cijfers

Bron: Comité Professionnel Du Pétrole (Frankrijk)

442,8

12

3.780,7

100

1.602,1

42

TOTAAL WERELD (1) geschatte cijfers; cijfers 2012 niet beschikbaar

Bron: Comité Professionnel Du Pétrole (Frankrijk)

Tabel 6: Evolutie van de raffinagecapaciteit (1) in de wereld (miljoen ton, %) 1978

2011

2012

3.921

4.398

4.435

% Europa waarvan

43

28

27

% Rusland

17

6

6

5

8

8

15

28

29

% Noord-Amerika

25

22

23

% Zuid-Amerika

11

9

9

% Afrika

2

4

4

TOTAAL

100

100

100

WERELDCAPACITEIT (Mt) waarvan

% Nabije Oosten % Verre Oosten/Oceanië

(1) raffinagecapaciteit einde jaar

Bron: Comité Professionnel Du Pétrole (Frankrijk)

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

Tabel 4: Wereldwijde productie van ruwe olie in 2012 (1) (miljoen ton, %)

12


DE INTERNATIONALE CONTEXT

Krimpen de reserves? Regelmatig kondigen deskundigen van allerlei slag – vaak economisten die slechts een oppervlakkige geologische kennis hebben – het krimpen van de oliereserves en het einde van de vloeibare koolwaterstoffen aan. Ze leggen uit dat het glas halfleeg is en de andere helft snel zal verdwijnen als we ons aardolieverbruik niet afremmen. Sommigen bevestigen dat de ‘oliepiek’ bereikt en zelfs overschreden is, dat we moeten voorbereid zijn op een grote bevoorradingscrisis, dat de regeringen onmiddellijk maatregelen moeten nemen om die dreiging af te wenden (zo heeft het Waals Parlement verschillende studiedagen aan het onderwerp gewijd). De ‘Hubbertpiek’ Een van de eersten die een theorie heeft opgesteld van de ‘oliepiek’ is een Amerikaanse geofysicus, dhr. Hubbert. In 1956 stelde die vast dat de exploitatie van een niet-hernieuwbare energiebron een klokvormige curve volgt, waarbij het klimmende gedeelte overeenstemt met gemakkelijke en overvloedige toegang en het dalende gedeelte met moeilijke en dure toegang. De top van die curve, sindsdien ‘Hubbertpiek’ genoemd, zou samenvallen met het moment waarop de helft van de reserves werd bereikt. Tegenwoordig wordt er eindeloos gedebatteerd over de datum van die ‘Hubbertpiek’, die voor de ene al voorbij is en voor de andere steeds weer wordt opgeschoven.

Chronologie van de pessimisten Professor Alain Préat (geologie en aardwetenschappen, ULB) gaf zijn visie hierover in een mededeling in oktober 2012 aan de Koninklijke Academie van België: “In het geval van aardolie is de Hubbertpiek geldig op de schaal van de olievelden, de provincies, de landen, en zou dit ook op wereldvlak zijn. Kunnen wij vertrouwen hebben in die nogal intuïtieve en simpele redenering? Het antwoord is ja en neen: ja wat het beginsel ervan betreft, neen in de ‘exacte’ voorspelbaarheid van het piekmoment. Daarvoor moet de hoeveelheid ontginbare energie gekend zijn, en dat is nooit het geval omdat die afhangt van heel wat factoren (ontdekkingen, foutieve verklaringen aangaande reserves door de staten en de oliemaatschappijen, huidige en toekomstige technologieën, valorisatie van onconventionele fossiele brandstoffen...). Bovendien is het in productie brengen ervan variabel en afhankelijk van economische en politieke criteria. Naargelang het belang dat aan die parameters wordt toegekend, worden de specialisten onderverdeeld in optimisten – het vaakst de economisten (dromers?) – en in pessimisten (alarmisten of doemdenkers?). De pessimisten kondigen al meer dan tien jaar geregeld aan dat het piekmoment er is, of al achter ons ligt. Ze hebben zich vaak vergist en stelden hun voorspellingen vrij discreet bij (wereldpiek eerst voorspeld in 1989 op basis van 1.580 miljard ontginbare vaten (Gbbl), daarna werd het 1990, 1995, 1996..., dan weer 2003 met 1.800 Gbbl (met daartegenover een consumptie van 26 Gbbl/jaar)... en uiteindelijk 2010).” Om de evolutie van de reserves te illustreren, herinneren wij eraan dat in 1973 – het jaar van de eerste

olieschok en de autoloze zondagen in België – de verhouding tussen ‘ontginbare reserves’ en ‘jaarlijks verbruik’ 30 jaar was: er werd ons in alle ernst op het hart gedrukt dat er in 2000 geen aardolie meer zou zijn. Veertig jaar later blijken de bewezen reserves te volstaan voor nog eens een periode van 46 jaar en dit volgens de betrouwbare gegevens van BP Statistics (de bewezen reserves zijn de volumes aardolie die kunnen worden gewonnen met behulp van de huidige technieken en in courante economische omstandigheden met een waarschijnlijkheid van meer dan 90%). Men spreekt hier dus van ontginbare aardolie, zogenaamde ‘conventionele’ aardolie waarvan de exploitatie geen grote technologische uitdagingen impliceert. Technologie en evolutie van de reserves Hoe komt het dat de reserves in die mate evolueren? Er werd aanzienlijke technologische vooruitgang geboekt, waardoor aardolie ook in steeds moeilijkere toegankelijkere zones kon worden gezocht. Denk maar aan de exploitatie van aardolie in de Noordzee vanaf het begin van de jaren zeventig, toen Europa minder afhankelijk van het Midden-Oosten wilde worden. Die productie op geringe diepte werd in die tijd als ‘niet-conventioneel’ beschouwd. Tegenwoordig vinden de als ‘niet-conventioneel’ omschreven ‘offshore-producties’ (op zee) op zeer grote diepte plaats (aanvankelijk op een diepte van enkele honderden meters, nu regelmatig tot 1.500 meter en zelfs 5.000 meter voor extreme boringen). Alle niet-conventionele reserves samen, die bij de 46 jaar bewezen reserves moeten worden geteld, zijn goed voor vele tientallen jaren, en daarbij gaat het zowel om offshore-olie in de diepzee, om extra zware olie, als om oliehoudend leisteen.

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

DE OLIEPIEK: MYTHE OF REALITEIT?

13


DE INTERNATIONALE CONTEXT

Een citaat van professor Préat: “Als universiteitsgeoloog die dagelijks wordt geconfronteerd met de analyse van geologische reeksen en oliesystemen, denk ik dat – hoe men ook naar de status van onconventionele en conventionele aardolie kijkt – de fossiele brandstoffen nog minstens één of twee generaties geologen in het verschiet hebben (...). Als gevolg van de milieuvragen die de extractie van ‘extreme’ fossiele brandstoffen stelt, zullen we die activiteit stopzetten op een ogenblik dat er nog heel wat aardolie beschikbaar zal zijn. Deze situatie kan worden vergeleken met die in het neolithicum, waarbij de mens het steentijdperk niet wegens een gebrek aan stenen achter zich liet maar dankzij technologische vooruitgang of vernieuwing” (gerapporteerd door de gewezen Saoedische olie minister, Sjeik Yamani). De mensheid maakt het verschil met technologische innovaties, niet met willekeurige voorspellingen gebaseerd op ervaringen uit het verleden. Aanhangers van

de oliepiek moeten er maar eens Confucius op nalezen: “Ervaring is als een lantaarn die op de rug wordt gedragen: hij belicht alleen de afgelegde weg”.

Referentie: mededeling van Professor Préat aan de Wetenschapsklas van de Koninklijke Academie van België – “Paniek over de aardoliereserves?” – versie 1 van 4 oktober 2012

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

In het land van de bedenker van de oliepiek heeft de grote toename van ‘niet-conventioneel’ gas (leisteengas) het Amerikaanse energielandschap op z’n kop gezet, met als resultaat een sterke daling van de gasprijzen en een stijging van de concurrentiekracht van de Amerikaanse chemische en petrochemische nijverheid. In het kielzog ervan is de winning van leisteenolie in volle ontwikkeling in de Verenigde Staten. Volgens het Internationaal Energieagentschap zou het blok Verenigde Staten/Canada tegen 2025 nagenoeg autonoom moeten worden in termen van olieproductie, dankzij deze winning van leisteenolie en de toename van de productie uit teerzand in Canada.

14


03 Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

DE PETROLEUMSECTOR IN BELGIE 15


DE PETROLEUMSECTOR IN BELGIE

Tabel 7: Marktaandelen van de verschillende energiebronnen in België (%)

Figuur 4: Aardoliebalans van België in 2012 (1) (miljoen ton)

1973

2010

Vaste brandstoffen

25,5

5,6

5,1

Aardolie

59,0

40,3

35,9

Aardgas

15,5

28,2

30,1

Kernenergie

-

20,7

20,4

Andere (primaire elektriciteit)

-

0,4

0,7

Hernieuwbare energiebronnen en recuperatiebrandstoffen (1)

-

4,8

7,9

100

100

100

35 31,6

INVOER

UITVOER & VERBRUIK

30

25 21,2

20

20,3

19,1

TOTAAL

2011(2)

15

(1) industriële, huishoudelijke en landbouwafvalstoffen, vaste biomassa, biogas, thermische zonne-energie (2) cijfers 2012 niet beschikbaar 10

Bron: Federale Overheidsdienst Economie 5,9

5

3,2 1,8

1,4

0 Invoer afgewerkte producten

Invoer half-afgewerkte producten (2)

Uitvoer afgewerkte producten

Uitvoer half-afgewerkte producten (2)

Bunkering schepen

Binnenlands verbruik

Eigen verbruik raffinaderijen

(1) voorlopige cijfers (2) een product of een combinatie van producten, afgeleid uit ruwe olie, dat bestemd is voor verdere behandeling in de raffinage-installaties Bron: Federale Overheidsdienst Economie, petroleumbalans

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

Invoer ruwe olie

16


DE PETROLEUMSECTOR IN BELGIE

DE EVOLUTIE VAN DE MAXIMUMPRIJZEN Figuur 5: Evolutie van de maximumprijzen in België, exclusief accijnzen en BTW (jaarlijks gemiddelde, €/liter)

Figuur 6: Evolutie van de maximumprijzen in België, inclusief alle taksen (jaarlijks gemiddelde, €/liter)

1,0

1,8

0,9

1,6

0,8

1,4

0,7

1,2

0,6

1,0

0,5

0,8

0,4

0,6

0,3

0,4

0,2

0,2 2008 (1)

Benzine 95 octaan

2009

Diesel

2010

Huisbrandolie

2011

2012

2002

2008 (1)

Benzine 95 octaan

2009

Diesel

2010

2011

2012

Huisbrandolie

(1) maximum zwavelgehalte vanaf 2008: huisbrandolie 1.000 ppm (i.p.v. 2.000 ppm)

(1) maximum zwavelgehalte vanaf 2008: huisbrandolie 1.000 ppm (i.p.v. 2.000 ppm)

Bron: Federale Overheidsdienst Economie

Bron: Federale Overheidsdienst Economie

Tabel 8: B elgië: aantal wijzigingen van de maximumprijzen van de voornaamste brandstoffen in 2012 Stijgingen

Dalingen

TOTAAL

Benzine 95 octaan

20

16

36

Diesel

19

16

35

Huisbrandolie

18

17

35

TOTAAL

57

49

106

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

2002

Bron: Belgische Petroleum Federatie

17


DE PETROLEUMSECTOR IN BELGIE

DE GEVOELIGHEID VAN DE PRIJZEN VAN PETROLEUMPRODUCTEN Tabel 9: Schommeling van de prijs van ruwe olie en haar effect op de maximumprijs in België, voorbeeld van een verhoging 21 juni 2012 Ruwe olie Noordzee Brent

(€/bbl)

70,43(1)

13 oktober 2012

Tabel 10: Schommeling van de prijs van ruwe olie en haar effect op de maximumprijs in België, voorbeeld van een verlaging

Verschil %

88,37

25

Ruwe olie Noordzee Brent Maximumprijs huisbrandolie

(€/l)

Maximumprijs diesel Maximumprijs benzine 95 octaan

Maximumprijs huisbrandolie

(€/l)

0,8326

0,9456(2)

14

Maximumprijs diesel

(€/l)

1,450

1,600

10

Maximumprijs benzine 95 octaan

(€/l)

1,659

1,755

6

(2)

13 maart 2012

21 juni 2012

96,67(1)

70,43(2)

(€/bbl)

Verschil % -27

0,9357

0,8326

(€/l)

1,550

1,450

-6

(€/l)

1,741

1,659

-5

(1) LOW 2012 (2) TOP 2012

(1) TOP 2012 (2) LOW 2012

Bron: Federale Overheidsdienst Economie en Bulletin de l’Industrie Pétrolière

Bron: Federale Overheidsdienst Economie en Bulletin de l’Industrie Pétrolière

-11

Figuur 7: Samenstelling van de maximumprijs van benzine 95 octaan en diesel in België op 31/12/2012 (€/liter) Benzine 95 octaan

DIESEL

0,5516 1,636

0,6136

0,1724 0,0114 0,0032

  Productprijs ex-raffinaderij  Marge en distributiekosten  Apetra bijdrage   Bofas bijdrage  Accijnzen en energiebijdrage   BTW

1,492 0,4277

Bron: Belgische Petroleum Federatie

0,1767 0,0020 0,0117

0,6146

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

0,2589

0,2840

18


DE PETROLEUMSECTOR IN BELGIE

Tabel 11: Effect van de evolutie van de dollarkoers op de maximumprijs van diesel in België (€/liter) Dollarkoers € 1 = 1,297 $ 13/10/12

(1)

€1=1$

€ 1 = 0,8252 $(2) 26/10/00

Productprijs ex-raffinaderij

0,7046

0,9139

1,1074

Marge en distributiekosten

0,1767

0,1767

0,1767

Prijs zonder belastingen

0,8813

1,0906

1,2841

Accijnzen + Bofas + Apetra

0,4414

0,4414

0,4414

Prijs zonder BTW

1,3227

1,5320

1,7255

BTW

0,2778

0,3217

0,3624

Maximumprijs

1,600

1,854

2,088

0,253

0,487

Variatie max.prijs t.o.v. € 1 = 1,297 $

(1)

(1) dollarkoers, geldig op de dag van de hoogste maximumprijs van diesel in 2012 (2) record low van de euro ten opzichte van de dollar

Bron: Belgische Petroleum Federatie

0,5

1,5

2,0

0,5

0,277

0,441 1,0

0,212

0,130

0,177

0,127

0,077 0,130

0,302 0,0

0,177

1,383

0,636

0,705

1,808

  Productprijs ex-raffinaderij   Marge & 13/10/2012 distributiekosten   Accijnzen, energie-, Apetra- en Bofas 13/10/2012 met belastingtarieven bijdrage van 07/05/1985   BTW

0,705

0,240

0,314

07/05/1985

0,629 1,0

Figuur 9: België: bij constante bijdragen sinds 1985 zou de maximumprijs van DIESEL 0,376 €/l lager zijn op 13/10/2012 (1) (€/liter)

1,600

1,224 1,5

(1) datum van het record van de maximumprijs in 2012

(1) datum van het record van de maximumprijs in 2012

Bron: Belgische Petroleum Federatie

Bron: Belgische Petroleum Federatie

2,0

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

0,0

0,908

0,278

0,169

11/09/2012 met belastingtarieven van 07/05/1985

0,169

0,182

0,696

0,278

11/09/2012

0,696

07/05/1985

0,099

0,349

Figuur 8: België: bij constante bijdragen sinds 1985 zou de maximumprijs van BENZINE 95 OCTAAN 0,425 €/l lager zijn op 11/09/2012 (1) (€/liter)

19


DE PETROLEUMSECTOR IN BELGIE

Tabel 12: B elgië: vergelijking van de gemiddelde maximumprijzen van de voornaamste brandstoffen, mét en zonder belastingen in 1975, 2011 en 2012 (€/liter)

DE RAFFINAGE Tabel 13: Raffinagecapaciteiten van de Belgische raffinaderijen op 31 december (duizend ton)

jaarlijks gemiddelde maximumprijs, MET BELASTINGEN Benzine 95 octaan

Diesel

Huisbrandolie

1973

2011

2012

1975

0,355

0,218

0,1195

Distillatiecapaciteit

43.084

40.982

41.061

2011

1,605

1,441

0,8115

Krakingcapaciteit

3.220

8.837

10.327

0,485

0,436

0,2454

Reformingcapaciteit

3.790

4.863

4.830

1,708

1,532

0,8933

Ontzwavelingscapaciteit

-

32.809

36.638

0,502

0,450

0,2627

2011, zonder inflatie 2012

2012, zonder inflatie

Bron: Belgische Petroleum Federatie

jaarlijks gemiddelde maximumprijs, ZONDER BELASTINGEN Diesel

Huisbrandolie

0,144

0,137

0,1016

2011

0,713

0,766

0,6522

0,216

0,232

0,1972

0,798

0,838

0,7198

Verwerking van ruwe olie

0,235

0,246

0,2116

Half-afgewerkte producten

2011, zonder inflatie 2012

2012, zonder inflatie

(2)

TOTAAL Bron: Federale Overheidsdienst Economie en Belgische Petroleum Federatie

Gebruikte distillatiecapaciteit (verwerking ruwe olie/distillatiecapaciteit) (%)

1973

2011

2012(1)

37.007

29.891

31.653

241

3.448

3.515

37.248

33.339

35.168

85,9

72,9

77,1

(1) voorlopige cijfers (2) een product of een combinatie van producten, afgeleid uit ruwe olie, dat bestemd is om een verdere behandeling te ondergaan in de raffinage-installaties

Bron: Federale Overheidsdienst Economie, petroleumbalans en Belgische Petroleum Federatie

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

Tabel 14: Hoeveelheid producten verwerkt in de Belgische raffinaderijen (duizend ton)

Benzine 95 octaan 1975

20


DE PETROLEUMSECTOR IN BELGIE

Tabel 15: Nettoproductie van afgewerkte producten in België (duizend ton, %) kt

Verschil %

Aandeel %

1973

2011

2012

1973

2012

Autobenzines

4.768

2.839

2.737

-43

13

10

Vliegtuigbrandstoffen

1.111

1.498

1.820

64

3

6

Gasolie

12.054

11.497

12.564

4

34

44

Residuele stookolie

13.715

5.574

5.129

-63

39

18

405

570

481

19

1

2

Bitumen

1.081

1.187

1.100

2

3

4

Nafta

1.682

1.547

1.435

-15

5

5

694

1.731

3.446

397

2

12

35.510

26.443

28.712

-19

100

100

Vloeibare gassen

Andere producten ALLE PRODUCTEN

2012/1973

(1)

(1) voorlopige cijfers

Bron: Federale Overheidsdienst Economie, petroleumbalans

Figuur 10: B ruto raffinagemarges (jaarlijks gemiddelde, €/vat)

Figuur 11: B ruto raffinagemarge 2012 (1) (maandgemiddelde, €/vat) 10

6,0

5,5

9 8,36

5,12 8

4,71

4,57

4,5

6,88

4,21

7

3,95

4,0

5,82

6 5,41

3,5

5,63 5

3,40 3,0

5,52

2,81 2,81

4

3,69

2,5

3,79

2,0 1,96 1,5

3,30

3 1,92

2,37

2

2,43 1,87

1,54 1

1,0 2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012(1)

januari

februari

maart

april

mei

juni

(1) voorlopig cijfer

(1) voorlopige cijfers

Bron: Comité Professionnel Du Pétrole (Frankrijk)

Bron: Comité Professionnel Du Pétrole (Frankrijk)

juli

augustus september

october

november december

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

5,0

21


DE PETROLEUMSECTOR IN BELGIE

DE BUITENLANDSE HANDEL Tabel 16: I nvoer van ruwe olie in België volgens regio van herkomst (duizend ton, %) kt

Aandeel %

1973

2011

2012

1973

2012

29.830

8.319

8.425

80

27

Saoedi-Arabië

15.927

5.512

7.184

43

23

Iran

7.221

1.836

25

19

0

Irak

818

920

1.216

2

4

Rusland

517

13.537

11.616

1

37

Noordzee waarvan

106

4.433

3.773

0

12

-

1.582

1.378

-

4

106

2.817

2.324

0

7

5.696

2.036

6.814

15

22

949

1.072

4.544

3

14

997

645

496

3

2

Midden Oosten waarvan

Verenigd Koninkrijk Noorwegen Afrika waarvan Nigeria Venezuela

(1)

Andere

249

883

442

1

1

TOTAAL

37.395

29.853

31.566

100

100

36.344

10.447

14.195

97

45

waarvan OPEC (1) voorlopige cijfers

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

Bron: Federale Overheidsdienst Economie, petroleumbalans

22


DE PETROLEUMSECTOR IN BELGIE

Tabel 17: BelgiĂŤ: buitenlandse handel in afgewerkte producten in 1973, 2011 en 2012 (duizend ton) kt

Verschil %

2011 21.174

19.082

138

567

1.161

778

37

Gasolie

2.488

8.255

6.628

166

Residuele stookolie

2.879

4.914

4.054

41

TOTALE UITVOER waarvan

14.507

19.553

21.194

46

Autobenzines

2.560

3.253

2.957

16

Gasolie

4.817

7.863

8.726

81

Residuele stookolie

4.352

4.329

3.936

-10

3.138

7.037

5.851

86

503

433

443

-12

2.615

6.604

5.408

107

2,2

1,3

1,4

Autobenzines

TOTALE MARITIEME BUNKERING waarvan

Gasolie Residuele stookolie Verhouding = uitvoer + bunkering invoer

2012

2012/1973

1973 8.024

TOTALE INVOER waarvan

(1)

(1) voorlopige cijfers

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

Bron: Federale Overheidsdienst Economie, petroleumbalans

23


DE PETROLEUMSECTOR IN BELGIE

HET BINNENLANDS VERBRUIK Tabel 18: L evering van afgewerkte producten voor verbruik in België (duizend ton) kt

Verschil % 2012/2011

1973

2011

2012

2.573

1.301

1.241

-5

510

1.434

1.316

-8

Diesel

1.251

7.298

6.950

-5

Huisbrandolie

8.024

3.834

3.774

-2

Residuele stookolie

9.661

291

233

-20

Nafta (1)

1.655

4.171

4.218

1

Andere producten

2.031

3.207

2.525

-21

ALLE PRODUCTEN

25.705

21.536

20.257

-6

Autobenzines Vliegtuigbrandstoffen

(2)

(1) het betreft hier de door de petroleummaatschappijen geleverde hoeveelheden nafta voor petrochemisch verbruik in België en onderworpen aan de verplichte aangifte voor de statistiek van de Federale Overheidsdienst Economie (2) voorlopige cijfers

Bron: Federale Overheidsdienst Economie, petroleumbalans

2008

2009

2010

2011

2012(1)

Benzine 95 octaan

1.116

1.079

1.011

1.039

1.022

Benzine 98 octaan

343

340

283

262

219

Diesel

7.161

7.156

7.380

7.298

6.950

Huisbrandolie

4.952

4.093

4.576

3.834

3.774

(1) voorlopige cijfers

Bron: Federale Overheidsdienst Economie, petroleumbalans

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

Tabel 19: V erbruik van de voornaamste brandstoffen in België (duizend ton)

24


DE PETROLEUMSECTOR IN BELGIE

Tabel 20: Jaarlijks verbruik van benzine, diesel en huisbrandolie in België (liter)

Figuur 12: Jaarlijks verbruik van benzine, diesel en huisbrandolie in België (liter) 900.000.000

Diesel

Huisbrandolie

TOTAAL

2002 (1)

2.896.498.000

6.899.146.400

5.593.843.630

15.389.488.030

(1)

2003

2.868.861.300

7.407.000.400

6.024.900.800

16.300.762.500

2004 (1)

2.683.065.400

7.547.583.000

4.375.110.300

14.605.758.700

2005 (1)

2.405.712.800

7.467.746.500

5.650.931.600

15.524.390.900

(1)

2006

2.237.327.100

7.857.272.500

5.891.776.900

15.986.376.500

2007 (1)

2.114.986.400

8.281.749.300

4.374.288.900

14.771.024.600

2008 (1)

1.941.493.460

8.471.306.000

5.119.752.800

15.532.552.260

(1)

2009

1.862.718.961

8.447.053.675

4.472.633.400

14.782.406.036

2010 (1)

1.737.317.107

8.555.336.447

5.121.866.405

15.414.519.959

2011(2)

1.746.308.725

8.761.104.442

4.510.588.235

15.018.001.402

2012 (2)

1.665.771.812

8.343.337.335

4.440.000.000

14.449.109.147

(1) bron: Federale Overheidsdienst Financiën, Douane & Accijnzen (2) bron: Federale Overheidsdienst Economie, petroleumbalans - voorlopige cijfers voor 2012

800.000.000

700.000.000

600.000.000

500.000.000

400.000.000

300.000.000

200.000.000

100.000.000

0 2002(1)

2003(1)

Benzines

2004(1)

2005(1)

Diesel

2006(1)

2007(1)

2008(1)

2009(1)

2010(1)

2011(2)

2012(2)

Huisbrandolie

(1) bron: Federale Overheidsdienst Financiën, Douane & Accijnzen (2) bron: Federale Overheidsdienst Economie, petroleumbalans - voorlopige cijfers voor 2012 Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

Benzines

25


DE PETROLEUMSECTOR IN BELGIE

Figuur 14: A andeel van de verschillende producten in het binnenlands verbruik (%)

100 30

28

26

24

22

20

19

18

17

17

17

100 15

80

70

72

74

76

78

80

81

82

83

83

83

80 19

60

60

40

12

21

1

1

18

19

40

20

34

34

7

6

6

6

2011

2012 (2)

20

0 2002(1)

2003(1)

Benzines

2004(1)

2005(1)

2006(1)

2007(1)

2008(1)

2009(1)

2010(1)

2011(2)

Diesel

(1) bron: Federale Overheidsdienst Financiën, Douane & Accijnzen (2) bron: Federale Overheidsdienst Economie, petroleumbalans - voorlopige cijfers voor 2012

2012(2)

0

 Andere producten  Nafta(1)   Residuele stookolie  Huisbrandolie  Diesel  Vliegtuigbrandstoffen  Autobenzines

(1) het betreft hier de hoeveelheden nafta voor petrochemisch verbruik in België, geleverd door de petroleummaatschappijen en onderworpen aan de verplichte aangifte voor de statistiek van de Federale Overheidsdienst Economie (2) voorlopige cijfers Bron: Federale Overheidsdienst Economie, petroleumbalans

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

Figuur 13: A andeel van benzineS en diesel in het totale verbruik van motorbrandstoffen in België (%)

26


DE PETROLEUMSECTOR IN BELGIE

DE EVOLUTIE VAN HET AANTAL TANKSTATIONS EN PERSONENWAGENS Tabel 21: Evolutie van het aantal tankstations in België op 1 januari

Aantal tankstations

Wijziging t.o.v. het voorgaande jaar (%)

2008

2009

2010

2011

2012

2013

3.270

3.255

3.258

3.209

3.175

3.158

-0,8

-0,5

0,1

-1,5

-1,1

-0,5

Bron: Fapetro

Tabel 22: Dichtheid van de netwerken van tankstations in Europa op 1 januari 2012

Aantal tankstations

BE

DE

FR

NL

LU

UK

IT

3.175

14.723

12.000

4.204

235

8.480

22.900(1)

Aantal inwoners/tankstation

3.386

5.580

5.261

3.963

2.213

7.361

2.655

Aantal voertuigen/tankstation

1.703

2.916

2.645

1.840

1.443

3.843

1.706

Verkoopsvolume/tankstation (m3/j)

2.203

3.091

3.477

2.484

9.277

4.223

1.440

(1) voorlopig cijfer, niet bevestigd

Bron: Wood Mackenzie/Downstream Oil Service

Benzines

%

Diesel

%

LPG

%

Elektrisch

%

Hybride

1992

2.844.801

71

1.145.440

29

19.013

0

-

-

-

-

2002

2.600.452

55

2.050.709

44

54.667

1

54

0

-

-

2011

1.972.962

37

3.320.671

62

29.563

1

320

0

17.866

0

2012(1)

1.956.780

37

3.359.085

63

25.760

0

812

0

21.549

0

(1) voorlopige cijfers

Bron: Febiac

%

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

Tabel 23: Evolutie van het aantal personenwagens in België op 31 december

27


DE PETROLEUMSECTOR IN BELGIE

Figuur 15: Evolutie van het aantal inschrijvingen van nieuwe en tweedehandse personenwagens in BelgiÍ, per type motorbrandstof, op 31 december 450.000

25.000

360.000

20.000

270.000

15.000

180.000

10.000

90.000

5.000

0

0 2008

2009

2010

2011

2012 (1)

nieuwe benzinewagens

nieuwe dieselwagens

nieuwe LPG-wagens

tweedehandse benzinewagens

tweedehandse dieselwagens

tweedehandse LPG-wagens

(1) voorlopige cijfers

Bron: Federale Overheidsdienst Mobiliteit & Transport en Febiac

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

2002

28


04 Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

DE BELANGRIJKSTE DOSSIERS 29


DE BELANGRIJKSTE DOSSIERS

Evolutie van het regime van de verplichting op het gebied van biobrandstoffen De wet van 22 juli 2009 houdende verplichting tot bijmenging van biobestanddelen is tot 30 juni 2013 van toepassing (ze werd vanaf 1 juli 2011 voor een tweede periode van 2 jaar verlengd). De federale overheid werkt een nieuwe wetgeving uit met betrekking tot de verplichting tot bijmenging die op 1 juli 2013 in werking zou moeten treden. De wetsontwerpen werden niet voltooid in 2012 en de officiële raadplegingen met de sector zullen in de loop van het 1ste semester 2013 plaatsvinden. Gedurende het hele jaar 2012 heeft de BPF meerdere contacten gehad met de administratie Energie, de administratie Douane en Accijnzen, het kabinet van de staatssecretaris voor Energie, het ministerie van Economische Zaken en het ministerie van Financiën. Bij deze contacten hebben we onze wil herhaald om het systeem van quota’s en fiscale stimulansen (wet van 10 juni 2006) af te schaffen met tegelijkertijd een volledige aanpassing van het Belgische wettelijke kader aan het Europese juridische kader en een aanpassing van de programmaovereenkomst en de structuur van de maximumprijzen voor brandstoffen (aan de percentages voor de verplichte bijmenging van bestanddelen van biologische oorsprong). We hebben herhaaldelijk aan de overheden uitgelegd dat van zodra het systeem van fiscale stimulansen gekoppeld aan quota’s zal worden afgeschaft, er een nieuwe maximumprijsstructuur moet worden inge-

voerd zodat rekening wordt gehouden met de werkelijke prijzen van de biobestanddelen in de structuur van de maximumprijzen van benzine en diesel. Voor de verwachte wijzigingen van de wet van 22 juli 2009 hebben we de onderstaande aanbevelingen geformuleerd: Uitdrukking van de verplichting: ‘% energie’ tegenover ‘% volume’ We hebben aanbevolen om de verplichting in ‘% energie’ uit te drukken in de plaats van in ‘% volume’ op basis van de aanpak die wordt gevolgd in richtlijn 2009/28/EG (met een omzetting in volumetrisch % op basis van bijlage III ‘Energy content of transport fuels’ van de richtlijn). In vergelijking met de huidige aanpak, zal deze aanpak: > vermijden dat de specifieke soorten van biobestanddelen zoals FAME of ethanol moeten worden vermeld; > een volledige overeenstemming toelaten met richtlijn 2009/30/EG Fuels Quality waarin het gebruik van de biobestanddelen vermeld in bijlage III van richtlijn 2009/28/EG toegelaten is om de broeikasgasemissies te verminderen; > in overeenstemming zijn met de aanpak in de buurlanden (FR, NL, DE, LU). We hebben aanbevolen een bijmengingspercentage te bepalen op jaarbasis op alle inverbruikgestelde brandstoffen, met een verplicht minimum op de benzinevolumes enerzijds en op de dieselvolumes anderzijds. Die aanpak:

> zorgt voor meer flexibiliteit om de globale doelstelling te bereiken omdat hij toelaat de bijmengingen te spreiden, rekening houdend bv. met bepaalde seizoensgebonden beperkingen; > vermijdt dat afzonderlijke doelstellingen moeten worden bepaald voor E5 en E10 (de Belgische petroleumoperatoren kunnen de keuzes van de consument en de volumes E5 en E10 die door hun klanten zullen worden opgenomen, niet voorzien; Frankrijk en Duitsland, die E5 en E10 hebben geïntroduceerd, hebben geen specifiek minimum aan ethanol opgelegd voor die twee graden). We hebben aanbevolen dat men zich houdt aan een bijmengingspercentage dat overeenstemt met de normen voor benzine NBN EN228 en diesel NBN EN590 en in een evolutie van die percentages voorziet die gelijkloopt met de evolutie van die normen en de prognoses van het ‘National Renewable Energy Action Plan’, dat België eind 2010 voorlegde aan de Europese overheden (NB waarbij moet worden voorzien dat men op de markt ‘beschermingsgraden’ behoudt die verenigbaar zijn met oudere voertuigen). Soort verplichting: ‘% per liter’ tegenover ‘globaal jaarlijks %’ We hebben gevraagd om geen verplicht fysiek minimumpercentage voor biobestanddelen per liter op de markt gebrachte brandstof op te leggen omwille van de volgende redenen: > België kan niet verhinderen dat brandstof die voldoet aan de Belgische en de Europese normen (die een % ethanol of FAME toelaten tussen 0% en maximaal 1%), op de markt wordt gebracht.

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

BIOBRANDSTOFFEN

30


DE BELANGRIJKSTE DOSSIERS

Soorten biobestanddelen We hebben gevraagd dat men zich aan de vermelde Europese richtlijnen zou houden en de in bijlage III van de richtlijn 2009/28/EG vermelde soorten bestanddelen van biologische oorsprong zou toelaten (zoals dit in de buurlanden gebeurt). Door die aanpak moet in het bijzonder het gebruik mogelijk worden in raffinaderijen van met waterstof behandelde plantaardige oliën en het gebruik van

biobrandstoffen afkomstig van afval of reststoffen (NB die laatste soort moet op basis van artikel 21 van richtlijn 2009/28/EG dubbel in aanmerking worden genomen. Die aanpak wordt gevolgd in de buurlanden – FR, DE, NL – die het raffineren van plantaardige oliën met waterstof toestaan; in Nederland tracht men het gebruik van biobrandstoffen afkomstig uit de recyclage van plantaardig of dierlijk afval maximaal aan te moedigen). We hebben aan de overheid uitgelegd dat de keuze voor HVO (Hydrotreated Vegetable Oils) noodzakelijk is om de doelstelling van 10% hernieuwbare energie in het vervoer in 2020 te behalen en dat dit raffineren van plantaardige oliën met waterstof toegelaten is in de buurlanden (België mag zijn raffinaderijen en zijn petroleumnijverheid niet straffen door de rol te miskennen die HVO kan spelen om de Europese doelstellingen te halen). Administratieve bepalingen Zoals we dit reeds herhaaldelijk hebben gedaan, hebben we ook nu weer de volgende wensen op administratief vlak aan de overheid geformuleerd: > de overdracht aanvaarden van een kalenderjaar naar het volgende van de nog niet inverbruikgestelde gemengde brandstoffen, van de gekochte maar nog niet vermengde biobestanddelen die nog niet in verbruik gesteld zijn; > het verhandelen van ‘biocertificaten’ tussen operatoren toelaten om te voldoen aan de mengverplichting op voorwaarde dat de overheid een strikte controle uitoefent om elk frauderisico te vermijden (bepaling voorzien in de buurlanden);

> ervoor zorgen dat de duurzaamheidscriteria en certificatiemechanismen die in België van toepassing zijn op de erkende producenten tot eind september 2013, volledig aangepast worden aan die van de richtlijnen 2009/28/EG en 2009/30/EG; > op basis van de verworven ervaring op het vlak van ‘reporting’ en controle de administratieve modaliteiten van 2009 (Koninklijk Besluit van 10 augustus 2009, ministerieel besluit van 30 november 2009) aanpassen en aanvullen en aan alle betrokken operatoren de regels inzake ‘reporting’ en controle van de mengverplichting opnieuw uitleggen. We hebben ook gesuggereerd dat de aangiften van inverbruikstelling bij Douane en Accijnzen door elke petroleumoperator zouden worden gebruikt als berekeningsbasis voor het jaarlijkse brandstofvolume, om elk gebrek aan samenhang tussen de verschillende ‘reporting’-systemen te vermijden. Evolutie van de maximumprijsstructuur van motorbrandstoffen De BPF heeft er nogmaals voor gepleit: > om het systeem van de toekenning van quota’s aan een beperkt aantal erkende producenten en het systeem van fiscale stimulansen gekoppeld aan die quota’s, af te schaffen; > dat de reële prijzen van de biobestanddelen weerspiegeld zouden worden in de structuur van de maximumprijzen van benzine en diesel.

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

> De petroleumoperatoren gebruiken een gemeenschappelijke logistiek in de hele ‘supply chain’ (pipelines, opslagplaatsen, olietankers, opslag voor raffinaderijen, rail/road tanks,...). Die operatoren wisselen onderling brandstofvolumes uit volgens hun capaciteit en logistieke ‘vermogens’ in de verschillende brandstofdistributiezones. De moleculaire traceerbaarheid tot aan ieder tankstation is zeer moeilijk of zelfs onmogelijk. > Geen enkel buurland heeft die aanpak van een verplicht fysiek minimum per liter op de markt gebrachte brandstof opgelegd (dat fysieke minimum wordt noch voorzien in de huidige en toekomstige productnormen, noch in de richtlijnen 2009/28/EG en 2009/30/EG). > Het is statistisch niet mogelijk om op basis van een zeer beperkt aantal monsters uit tankstations te besluiten dat een petroleumoperator zijn jaarlijkse verplichting niet zou nakomen. >B ovendien belet niets Fapetro of de dienst Douane en Accijnzen om controles uit te voeren als er een vermoeden bestaat van niet-conformiteit van brandstoffen of van fraude.

31


DE BELANGRIJKSTE DOSSIERS

In afwachting van het antwoord van de Europese Commissie heeft de federale overheid echter beslist de wet van 10 juni 2006 te wijzigen om de fiscale stimulans te verhogen tot 10% ethanol (tegenover 7% vandaag) en 7% FAME (tegenover 5% vandaag). Dankzij die bijkomende defiscalisatie zou volgens de overheid een snellere bijmenging van de overblijvende quota’s mogelijk moeten zijn. De nieuwe fiscale wetgeving die op 28 december 2012 werd gepubliceerd, voorziet in een verhoging van de accijnzen teneinde een hoger biogehalte te stimuleren en treedt enkel in werking wanneer de Europese Commissie haar ‘groen licht’ heeft gegeven om het quotasysteem en haar fiscale voordelen te verlengen na 30 september 2013.

Zo heeft, inzake het op de markt brengen van E10 benzine, de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling (FRDO), begin 2013 een advies overhandigd aan de staatssecretaris voor Energie waarin staat: “De raad wil bij dit punt het belang onderstrepen om de consumenten behoorlijk te informeren als de E10-brandstof op de markt komt. Daarom vraagt de staatssecretaris een initiatief te nemen om alle betrokken partijen bijeen te brengen teneinde de manier te bepalen waarop het op de markt brengen van dit brandstoftype vlot kan verlopen.

De raad dringt in het bijzonder aan op de noodzaak om de consumenten duidelijk te maken dat oude voertuigen niet geschikt zijn voor de kwaliteit van de E10-benzine en dat deze daarom E5-benzine zullen moeten blijven tanken.” Figuur 16: Ethanol/FAME (1)-gehalte in motorbrandstoffen (jaarlijks gemiddelde, %) 7

5,96

6

Hierbij moet worden opgemerkt dat de bijmenging van 10% ethanol in benzine maar kan worden vooropgesteld zodra de toelating er is om E10 op de markt te brengen – benzine die tot 10% volume ethanol bevat – (bekendmaking van de nieuwe norm en het dienovereenkomstige Koninklijk Besluit, fiscaliteit en maximumprijs). De BPF heeft met betrekking tot E10 aan de overheid gevraagd om verschillende maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat het op de markt brengen van deze nieuwe benzinekwaliteit zonder problemen verloopt voor de petroleumoperatoren en voor de consumenten (meer bepaald via het voeren van een informatiecampagne waarbij alle stakeholders betrokken zijn en het in aanmerking nemen van een voldoende lange overgangsperiode in de tankstations).

6,08

5 4,59 4,22

6,03

4,64 4,42

4 3,41 3

2

1,38 1

1,26 2008

ethanol

2009

2010

2011

FAME

2012

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

Huidige stand van het dossier ‘biobrandstoffen’ Ondanks de opmerkingen van de BPF heeft de Belgische overheid beslist om aan de Europese Commissie een verlenging te vragen van het regime van quota’s en fiscale stimulansen dat door de wet van 10 juni 2006 werd ingevoerd (uitbreiding van de duur van de toestemmingen die werden toegekend aan de productie-eenheden voor ethanol en FAME voor een periode van maximaal 6 jaar of tot aan het volledige gebruik van de toegekende maar nog niet gebruikte quota’s van ethanol en FAME). In november 2012 stelde de overheid de vraag officieel aan de Commissie waarvan het antwoord nog steeds is uitgebleven (op 31 mei 2013).

(1) ethanol & FAME, komende van erkende producenten met recht op defiscalisatie

Bron: Federale Overheidsdienst Financiën

32


DE BELANGRIJKSTE DOSSIERS

HET VLAAMS VERGUNNINGENBELEID EN DE TANKSTATIONS De Vlaamse regering heeft de intentie om de huidige milieuvergunning en stedenbouwkundige vergunning samen te smelten tot een enkele vergunning. Het zwaartepunt van de vergunningverlening zou dan bij het gemeentebestuur komen te liggen, en niet meer bij de bestendige deputatie van de provincie zoals nu het geval is. Een en ander heeft als gevolg dat in het Vlaams milieureglement ‘Vlarem I’ heelwat rubrieken klasse 1 – vergunningverlening door de bestendige deputatie – naar klasse 2 verhuizen – vergunningverlening door gemeente. De tankstations zouden aldus in klasse 2 terechtkomen. Er is hieromtrent door de regelgever geen overleg gepleegd met de tankstationuitbaters die de BPF vertegenwoordigt. Vergunningverlening door de gemeente lijkt ons geen goed voorstel. Gevreesd wordt dat de gemeenten niet over de nodige kwalificaties beschikken, zowel kwantitatief als kwalitatief, om de aanvragen deskundig te beoordelen en af te werken. Daarenboven kunnen plaatselijke belangen méér gaan meespelen dan op provinciaal niveau mochten lokale politici liever geen tankstation op hun grondgebied zien, met alle gevolgen vandien voor de consument. DE EMISSIES VAN DE RAFFINADERIJEN Op 1 januari 2010 werden voor de petroleumraffinaderijen strengere emissiegrenswaarden voor SO2 en NOx van kracht (zie tabel). Dit is een van de voornaamste maatregelen die de Vlaamse overheid heeft genomen in het kader van de Europese richtlijn ‘nationale emissieplafonds’ (NECD of National Emission Ceilings Directive). Het aandeel van de petroleumraffinaderijen in de verzurende emissies bedroeg in 2012 9,5 kt SO2 en 4,5 kt NOx. De systematische en betekenisvolle daling van de SO2-emissies van de raffinaderijen heeft als gevolg dat er sinds jaren geen overschrijdingen meer zijn van de luchtkwaliteitsnorm SO2 in de omgeving van de raffinaderijen. De kwaliteit van de lucht in de omgeving van de raffinaderijen wordt bewaakt door immissiemeetstations van

de Vlaamse Milieumaatschappij en van de BPF (onder strikt toezicht van de Vlaamse Milieumaatschappij).

Tabel 24: Emissies van SO2 en NOx door de petroleumraffinaderijen in België (duizend ton) Reële emissies 1980

2008

2009

2010

2011

2012

SO2

88,0

21,0

22,3

11,5

10,4

9,5

NOx

-

6,1

5,2

5,3

4,7

4,5

Bron: Belgische Petroleum Federatie

Tabel 25: Bubble-emissiegrenswaarden SO2 en NOx voor de petroleumraffinaderijen in Vlaanderen (mg/Nm3) Tot 31/12/2004

Vanaf 01/01/2005

Vanaf 01/01/2010

SO2

1.000

800

350

NOx

350

300

200

Bron: Belgische Petroleum Federatie

Tabel 26: België: maximale jaarlijkse emissies vanaf 2010 (duizend ton/jaar, %) Totaal kt/j

Vermindering t.o.v. 1990 (%)

SO2

99

-73

NOx

176

-48

VOS

139

-58

NH3

74

-31

Bron: Belgische Petroleum Federatie

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

MILIEUBESCHERMING

33


DE RAFFINADERIJEN EN HET KLIMAATEN ENERGIEBELEID Om de emissies van broeikasgassen van energie-intensieve bedrijven op een kosteneffectieve en economische efficiënte wijze te verminderen, heeft de Europese Gemeenschap een regeling vastgelegd voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap. In Vlaanderen wordt in dit kader reeds jaren gewerkt met het concept ‘benchmarking energie-efficiëntie’. In de energiebeleidsovereenkomst ‘Convenant benchmarking energie-efficiëntie’ tussen het Vlaams Gewest en energie-intensieve sectoren en bedrijven, gaan onder andere de petroleumraffinaderijen de verbintenis aan om tot de wereldtop te blijven behoren op het gebied van energie-efficiëntie, of dit uiterlijk in 2012 te realiseren. De benchmark of wereldtop wordt bepaald op basis van de wereldwijd 10% beste raffinaderijen op het gebied van energie-efficiëntie. De bedrijven die elk jaar aan de vereisten van het convenant voldoen, krijgen in principe alle benodigde emissierechten gratis toegewezen. Contractueel eindigt het convenant op 31 december 2012. In december 2008 keurden de Europese Raad en het Europees Parlement de zogenaamde ’20-20-20’ doelstelling goed: tegen 2020 moet de Europese Unie, ten opzichte van 1990, 20% efficiënter omgaan met energie, het aandeel hernieuwbare energiebronnen verhogen tot 20% en 20% minder CO2 uitstoten. Tevens werd een gewijzigd emissiehandelssysteem opgezet (het zogenaamde ETS of Emission Trading Scheme) dat in voege treedt vanaf 2013.

De energie-intensieve bedrijven worden automatisch opgenomen in het Europese ETS. Als basisprincipe geldt dat zij de nodige broeikasgasemissierechten moeten aankopen. Daartoe zal een veiling van die emissierechten worden georganiseerd.

tal emissierechten dat het zou nodig hebben indien het energie-efficiënt werkt. Op die manier ontstaat er een stimulans om maatregelen te nemen ter vermindering van de uitstoot, vermits de ontbrekende rechten op de CO2-markt dienen te worden aangekocht.

Er zijn echter - terecht - uitzonderingen voorzien. Vele sectoren concurreren immers met hun producten op een markt die veel ruimer is dan de Europese Unie. Zolang buiten Europa geen gelijkaardige maatregelen getroffen worden om de uitstoot van broeikasgassen te beperken, dreigen onze Europese ETS-bedrijven opgezadeld te worden met een competitief nadeel ten opzichte van hun niet-Europese concurrenten die geen emissierechten dienen aan te kopen. Dit zou als gevolg hebben dat de productie buiten Europa stijgt, en dat dus de ermee gepaard gaande CO2-uitstoot wordt verplaatst. Dit noemt men de koolstoflek (‘carbon leakage’).

Zoals voor alle andere koolstofleksectoren heeft de Europese Commissie reeds in 2010 de benchmark voor de petroleumraffinaderijen goedgekeurd. De lat wordt voor alle Europese petroleumraffinaderijen gelijk gelegd: elk van hen krijgt een gelijke hoeveelheid emissierechten per ‘CWT’ (CO2-weighted ton). Gezien de verschillende configuratie en complexiteit van elke raffinaderij afzonderlijk en de verschillende kwaliteit van de geraffineerde producten, kan men niet gewoon het aantal ton vervaardigde producten als maatstaf nemen. Concawe en de Europese Commissie hebben derhalve de ‘CWT’ als gemeenschappelijke maatstaf uitgewerkt die met alle bijzonderheden van een raffinaderij rekening houdt.

Om dat tegen te gaan, heeft de Europese Unie beslist om de energie-intensieve sectoren die onderworpen zijn aan internationale concurrentie buiten de Europese Unie (en dus aan koolstoflek) te beschermen: zij zullen tussen 2013 en 2020 hun benodigde CO2-rechten voor een deel gratis toegewezen krijgen. Op basis van een aantal economische criteria heeft de Europese Commissie geconcludeerd dat onder andere de petroleumraffinaderijen aangemerkt worden als sector die onderhevig is aan koolstoflek. De hoeveelheid gratis toe te kennen rechten wordt per bedrijfssector objectief vastgelegd bij middel van ‘benchmarking’: elk bedrijf krijgt slechts het aan-

Zoals voorzien in de ETS-richtlijn moet de lijst van de bedrijven onderworpen aan ‘koolstoflek’ herzien worden tegen 2015. De criteria die werkelijk zullen gehanteerd worden om te bepalen of een industriële sector onderworpen is aan koolstoflek, zijn op heden nauwelijks bekend. Zullen die criteria dezelfde zijn als deze gehanteerd bij het vastleggen van de eerste lijst van betrokken sectoren? De Europese Commissie is wat dat betreft niet transparant. Maar met het oog op het bereiken van de -20% broeikasgasdoelstelling in 2020 zou het wel de bedoeling zijn van de Europese Commissie om het aantal koolstoflek-bedrijven te verminderen. Het zou volkomen onbegrijpelijk zijn,

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

DE BELANGRIJKSTE DOSSIERS

34


DE BELANGRIJKSTE DOSSIERS

Ondanks het in voege treden van de ETS-richtlijn in 2013 als middel om de emissie van broeikasgassen verder te verlagen, wenste de Vlaamse regering met de energie-intensieve sectoren toch een nieuwe energiebeleidsovereenkomst af te sluiten. Deze is er op gericht dat zoveel mogelijk bedrijven ‘vooraanstaand worden en blijven op het gebied van energie-efficiëntie’ om hiermee bij te dragen aan o.a. de Vlaamse energie-efficiëntiedoelstellingen. Vlaanderen moet immers ook voldoen aan de Europese richtlijn inzake energie-efficiëntie. In deze nieuwe energiebeleidsovereenkomst dienen de toetredende bedrijven: >e en energieplan op te stellen; >a lle maatregelen en investeringen vast te stellen met een IRR (Internal Rate of Return) van ›14%;

> zich ertoe te engageren om deze maatregelen en investeringen zo snel mogelijk uit te voeren; > een studie uit te voeren ter bepaling van het economisch potentieel van warmtekrachtkoppeling en indien van toepassing, de mogelijke bijdrage tot warmte- en koudenetten; > een energiebeheersysteem toe te passen. Als tegenprestatie zal de Vlaamse regering: > geen bijkomende energie- of CO2-maatregelen nemen buiten de ETS-regeling; > de nodige stappen ondernemen bij de federale regering om de toegetreden bedrijven een vermindering toe te kennen van accijnzen op brandstof en federale bijdrage op elektrische stroom. Wij willen er toch even op wijzen dat aan de energie-intensieve sectoren in de buurlanden gunstige belastingregimes, degressieve tarieven en plafonds (op belastingen op leiding gebonden energievectoren zoals elektriciteit) worden toegekend, onafhankelijk van een convenant of gelijkaardige tegenprestaties van de betrokken bedrijven. Dit is een politiek die de toekomst van de energie-intensieve bedrijven in die landen moet verzekeren. Zolang de nieuwe energiebeleidsovereenkomst niet formeel is goedgekeurd door de Vlaamse regering (die hiertoe het fiat nodig heeft van de Europese Commissie), blijft het huidige convenant benchmarking energie-efficiëntie van kracht.

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

mochten de raffinaderijen uit de boot vallen. EU commissaris voor energie Oettinger is immers overtuigd van het belang van de raffinagesector voor de industriële waardeketen in Europa en wenst trouwens via een zogenaamde ‘fitness check’ na te gaan hoe het competitief nadeel van de Europese raffinaderijen ten aanzien van hun niet-Europese concurrenten kan omgebogen worden. Als een van de oorzaken van dit competitief nadeel vermeldt commissaris Oettinger in elk geval de strengere Europese regelgeving vergeleken met andere regio’s in de wereld. Hij heeft alvast aangekondigd in 2013 een permanent forum voor de raffinage te zullen creëren dat de economische situatie van deze sector permanent zal meten en evalueren.

35


DE BELANGRIJKSTE DOSSIERS

HET BODEMSANERINGSFONDS VOOR TANKSTATIONS (Bofas) De werking van het bodemsaneringsfonds voor tankstations (Bofas) blijft in lijn met de lange termijn planning van haar activiteiten. Hoewel de inkomsten – afkomstig van de consument en de sectorondernemingen en gebaseerd op een

bijdrage per liter benzine en liter diesel – overeenstemmen met de evolutie op de markt, die een dalende trend vertoont, brengt dit de financiële middelen van Bofas niet in het gedrang.

rio’s en modellen wijzen hierbij op de mogelijkheid om de bijdrage aan Bofas te eindigen. Deze voorbereiding gebeurt in samenspraak met de verschillende administraties en politieke overheden.

In 2019 zouden normalerwijze de activiteiten van Bofas kunnen worden beëindigd. Bofas is dan ook nu al bezig dit tijdstip voor te bereiden. Bepaalde scena-

Tabel 27: A antal aanvragen voor tussenkomst door Bofas op 31 december 2012

Ontvankelijk

Gewest

31/12/2012

TOTAAL

95

18

63

48

224

194

736

226

2.363

Wallonië

661

25

460

86

1.232

1.963

237

1.259

360

3.819

Brussel

0

0

0

0

0

Vlaanderen

1

0

0

0

1

Wallonië

0

0

0

0

0

1

0

0

0

1

Brussel

54

4

20

7

85

Vlaanderen

415

39

112

49

615

377

7

108

13

505

846

50

240

69

1.205

2.810

287

1.499

429

5.025

(1) retro: retroactieve sluiting of verderzetting waarbij de aanvrager reeds aan de werken was begonnen vóór de tussenkomst van Bofas

Bron: Bofas

Verderzetting retro (1)

1.207

Wallonië Totaal

Verderzetting

Brussel

Totaal Onontvankelijk of geannuleerd

Sluiting retro (1)

Vlaanderen Totaal Nog te behandelen

Sluiting

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

Besluit

36


HET BODEMSANERINGSFONDS VOOR STOOKOLIETANKS VAN PARTICULIEREN (Premaz) Midden februari 2012 heeft de BPF het ‘Premaz’-dossier opnieuw geactiveerd door een brief te versturen met de stand van zaken van dit dossier naar het kabinet van de minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Energie en Leefmilieu. Begin maart 2012 hebben de BPF en Informazout het initiatief genomen tot een ontmoeting met het kabinet van de minister van Financiën om deze laatste in te lichten over de historiek van het dossier in het vooruitzicht van een gunstig advies voor de oprichting van een saneringsfonds voor huisbrandolie (het ‘Premaz’-dossier werd niet opgenomen in de beleidsverklaring van de staatssecretaris voor Leefmilieu en Energie). In april en mei 2012 vonden via Informazout verschillende tussenkomsten plaats bij het kabinet van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dat belast is met de coördinatie tussen het Waals en het Vlaams Gewest ‘Premaz’ betreft. Begin april 2012 vond een eerste vergadering tussen de regionale milieuministers plaats. Een tweede vergadering tussen de gewesten en het federale niveau werd begin mei 2012 gehouden. Daaruit is gebleken dat de minister van Economische Zaken een belangrijke rol speelt in het ‘Premaz’-dossier. Men deelde ons begin juli 2012 mee dat de federale overheid meende dat de oprichting van een bodemsaneringsfonds niet haar bevoegdheid is maar die van de gewesten en dat er op federaal niveau geen en-

kele intentie bestond om de prijs van huisbrandolie te verhogen door er een ‘Premaz’ -bijdrage aan toe te voegen.

ven die smeerolie op de markt brengen hun individuele verplichting om gebruikte smeerolie terug te nemen en te verwerken, omzetten in een collectieve aanpak.

De aanpak die de sector tot hiertoe hanteerde werd herzien (namelijk de financiering via de maximumprijsstructuur en de programmaovereenkomst, een federale-gewestelijke samenwerkingsovereenkomst en de oprichting van een identiek fonds in de drie regio’s).

Met het Waals en het Vlaams Gewest werden in 2007 reeds MBO’s inzake gebruikte olie afgesloten. Deze overeenkomsten golden voor 5 jaar en werden dan ook in 2012 vervangen door nieuwe overeenkomsten die gelden tot in 2017. De principes ervan blijven ongewijzigd gezien ook de regelgeving inzake de producentenverantwoordelijkheid en aanvaardingsplicht niet fundamenteel gewijzigd zijn. Er wordt in de nieuwe MBO’s wel meer aandacht geschonken aan de promotie van bio-gebaseerde oliën voor verloren smering zoals kettingzaagolie en bekistingsolie. De eerste MBO met het Brussels Hoofdstedelijk gewest is van kracht sinds 2012 en loopt tot 2017.

Contacten met de regio’s werden meer en meer gespannen totdat in september 2012, de administratie Energie – volgens de federale en regionale overheden – een alternatieve oplossing bedachten voor de financiering van een bodemsaneringsfonds. De alternatieve oplossing zou erin bestaan om in een eerste fase de bevoegdheden van Bofas (bodemsaneringsfonds voor tankstations) uit te breiden waarbij enerzijds gebruik kan worden gemaakt van de ervaring van een gespecialiseerd team en anderzijds de gerealiseerde ‘Bofas’-overschotten als eerste financiering zouden dienen voor de opstart van ‘Premaz’. De onderhandelingen tussen de petroleumsector en de regionale en federale overheden inzake dit dossier worden in 2013 verdergezet. DE AANVAARDINGSPLICHT VAN GEBRUIKTE SMEEROLIE (Valorlub) De regelgeving inzake de aanvaardingsplicht van gebruikte smeerolie, van kracht in de drie gewesten, voorziet de mogelijkheid om milieubeleidsovereenkomsten (MBO’s) af te sluiten tussen de sectorfederaties en de gewestregeringen. Op die manier kunnen de bedrij-

Specifiek voor het Brussels Gewest is dat Valorlub sinds 2010, 5 bijkomende inzamelpunten heeft gecreëerd voor de inzameling van afgewerkte olie afkomstig van particulieren. Hiertoe heeft Valorlub een contract afgesloten met een privébedrijf. De kosten worden uiteraard door Valorlub vergoed. Een evaluatie van het rendement van deze bijkomende inzamelpunten zal moeten uitwijzen of dit experiment wordt verdergezet.

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

DE BELANGRIJKSTE DOSSIERS

37


DE BELANGRIJKSTE DOSSIERS

Een en ander kan in detail geraadpleegd worden op de website:

HET VERVOER VAN PETROLEUMPRODUCTEN OVER ZEE De internationale afspraken inzake het vervoer van gevaarlijke producten per schip, zowel over zee als over de binnenwateren, evolueren naar een betere preventie en remediëring van incidenten en de gevolgen ervan voor mens en milieu. Deze internationale afspraken zijn gemaakt in de schoot van de IMO (Internationale Maritieme Organisatie). Wereldwijd bestaat tot hiertoe enkel een verdrag over de burgerlijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door persistente zware olie, vervoerd door tankers (International Convention on Civil Liability for Oil Pollution Damage). Daar hoort een zogenaamd IOPC fonds bij (International Oil Pollution damage Compensation fund), gespijsd door bijdragen van de ontvangers van ladingen ruwe olie en bunkerolie. Bij verontreinigingsschade veroorzaakt door incidenten op zee komt dit fonds tussen wanneer de schade-

vergoeding door de verantwoordelijke voor het vervoer en/of zijn verzekeraar onvoldoende blijkt.

gewerkt worden aan het definiëren van wie in België de bijdrageplichtigen zijn. De BPF zal daaraan meewerken.

In 1996 werd, op basis van dit model, bij de IMO een nieuwe conventie goedgekeurd: de zogenaamde HNS conventie (International Convention on Liability and Compensation for Damage in Connection with the Carriage of Hazardous and Noxious Substances by Sea). Deze conventie heeft als doel het waarborgen van een snelle, geschikte en doeltreffende compensatie voor schade aan personen en eigendommen, opruimkosten, herstelkosten en economisch verlies. Deze conventie is nog steeds niet in werking vermits te weinig landen ze tot hiertoe hebben geratificeerd. Daarom werden in 2010 wijzigingen aangebracht die een aantal praktische bezwaren moeten wegnemen die ratificatie verhinderden. Eens in werking betekent dit voor de petroleumindustrie dat het toepassingsgebied uitgebreid wordt naar alle petroleumproducten (inclusief LPG), en dat de ontvangers van deze producten een bijdrage zullen moeten betalen aan het HNS Fund, evenredig met de hoeveelheid ontvangen product. België bereidt zich voor op de ratificatie van dit verdrag en dient hiertoe onder andere de nodige gegevens te rapporteren aan het IMO zoals bv. wie de bijdrageplichtige ontvangers van de onderworpen gevaarlijke producten zijn, de jaarlijkse hoeveelheden, enz. De FOD Mobiliteit en Vervoer heeft hieromtrent een eerste overleg gehouden met de betrokken sectoren, waaronder de BPF. In de loop van 2013 zal verder

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

Het beheersorganisme Valorlub vzw Het organisme Valorlub vzw, dat de uitvoering van de MBO’s inzake gebruikte olie beheert, heeft een 180-tal toegetreden aanvaardingsplichtige producenten en invoerders van smeerolie.

38


DE BELANGRIJKSTE DOSSIERS

BEVEILIGING & VEILIGHEID

In een tweede deel haalde de federale politie van Luik de belangrijkste aandachtspunten aan, waarvan hieronder een samenvatting.

OVERVALLEN OP TANKSTATIONS

2008

2009

2010

2011

Aantal gewapende overvallen

96

71

53

80

2012 73

Risiconiveau (%)

2,2

1,6

1,2

1,8

1,7

Bron: Federale gerechtelijke politie

De BPF werkgroep veiligheid organiseert tweemaal per jaar een vergadering met de federale politie. Tijdens deze vergaderingen wordt de evolutie van de diefstallen en overvallen op tankstations en de maatregelen om deze te voorkomen, besproken. In het kader van het project ‘Gewapende Overvallen’ dat in september 2011 door de federale politie van Luik werd gestart, werd eind november 2012 een jaarlijkse rondetafelconferentie gehouden (net vóór de aanvang van de traditionele risicoperiode), in aanwezigheid van de lokale en federale politie én het parket. Een eerste presentatie vatte de markante feiten van 2012 samen: > globale nationale tendens gehandhaafd tijdens het 1ste semester 2012 (-3%); > concentratie van de problematiek (59% op 5 commerciële doelwitten; 69% in 6 arrondissementen); > overwicht van overvallen op kwetsbaardere/minder beschermde commerciële doelwitten (buurthandelszaken: kleine winkels, apotheken, boekenwinkels, nachtwinkels, horeca,...).

Om dit fenomeen te beperken, kunnen de zaakvoerders verschillende acties ondernemen: ervoor zorgen dat men de wijkagent goed kent, de hoeveelheid geld in de kassa beperken, de samenwerking met de politie zichtbaar maken, een betere infrastructuur, installatie van camera’s, een goede communicatie met de andere zaakvoerders van de betrokken zone,... Doorrijden zonder te betalen Doorrijders zorgen bij de handelaars voor grote verliezen en frustraties. Teneinde dit fenomeen zo goed mogelijk onder controle te kunnen houden, is een goede samenwerking tussen de lokale overheden (waaronder de politie) en de tankstationuitbaters cruciaal. Tabel 29: Evolutie van het aantal inbraken in tankstations 2008

2009

2010

2011

2012(1)

560

430

492

527

421

(1) geschat cijfer

Bron: Algemene nationale gegevens (Federale gerechtelijke politie)

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

Tabel 28: Gewapende overvallen op tankstations in België

Overvallen met geweld op tankstations Agressieve overvallen vertonen sinds 2008 een dalende trend. De arrondissementen met de hoogste cijfers zijn Charleroi, Luik en Bergen. In de meeste gevallen werden vuurwapens gebruikt.

39


DE BELANGRIJKSTE DOSSIERS

ROUTEKAART VOOR EEN LAAG KOOLSTOF BELGIË IN 2050 De Europese Commissie heeft haar ‘roadmap for moving to a competitive low-carbon economy in 2050 ’ gepubliceerd. Deze routekaart verkent mogelijke maatregelen om tegen 2050 de uitstoot van broeikasgassen met 80% tot 95% te verminderen. Ze werd door alle lidstaten goedgekeurd (met uitzondering van Polen) en beschrijft hoe de verschillende sectoren die verantwoordelijk zijn voor de uitstoot van broeikasgassen – elektriciteitsproductie, industrie, transport, gebouwen, bouwsector, landbouw,... – de overgang naar een lage koolstofeconomie kunnen voorbereiden. Binnen dit Europees kader moet België zijn eigen nationale strategie voorbereiden. Daartoe heeft de FOD Milieu opdracht gegeven voor een studie die een aantal scenario’s moet ontwerpen voor voornoemde vermindering van 80% tot 95% in België. Deze studie wordt uitgevoerd door een consortium (Vito, Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek en Climact, een consultant in klimaatwijziging en energie) en moet afgerond zijn medio 2013. Om de verschillende scenario’s te ontwerpen, dient het consortium voor elke relevante industriële sector (raffinage, staal, chemie,...) een aantal parameters uit te werken die in hun model zullen worden gehanteerd. Dit gebeurt onder andere door middel van raadpleging van die sectoren.

De rol van de BPF in deze studie en in deze consultatie werd voorbereid in een daarvoor aangestelde BPF ad hoc werkgroep: > de BPF bezorgt aan Climact uitgebreide factuele informatie over de raffinagesector als onderdeel van de gehele economie (competitiviteit van de raffinagesector en aanverwante petrochemie, bevoorradingszekerheid, investeringskosten, energie-efficiëntie, jobs, meerwaarde, handelsbalans, beschikbaarheid brandstoffen voor weg-, water- en luchttransport) en de te verwachten evolutie van de vraag naar petroleumproducten; > de BPF is bereid tot medewerking om de studie van Climact tot een goed einde te brengen, doch niet op basis van de huidige randvoorwaarden en veronderstellingen. Het consortium vertrekt voor de raffinagesector van onrealistische veronderstellingen inzake de mogelijke evolutie van productie in de raffinaderijen, de energie-efficiëntie van de raffinaderijen en de vraag naar geraffineerde petroleumproducten. Ten slotte heeft de BPF actief deelgenomen aan een werkgroep binnen het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) om een gezamenlijk standpunt in te nemen inzake dit onderwerp. Hieronder vindt u een deel van het advies van het VBO hieromtrent dat werd gepubliceerd en verspreid op 1 maart 2013.

VBO standpunt betreffende de ‘Low Carbon scenarios for Belgium’ De dienst Klimaatverandering van de FOD Leefmilieu heeft een studie gelanceerd om alternatieve scenario’s uit te werken die tegen 2050 leiden tot een vermindering van de Belgische uitstoot van broeikasgassen (BKG) met 80% tot 95% ten opzichte van 1990, en zulks in de huidige context van de kernuitstap. De dienst Klimaatverandering heeft de opdracht voor deze studie gegeven aan de consultants van Climact en Vito. De eerste doelstelling van de studie is bijdragen tot de toekomstige ontwikkeling van LEDS (Low Emission Development Strategies). Die strategieën moeten de Europese langetermijnstrategieën aanvullen en de ‘decision makers’ meer duidelijkheid verschaffen over de manier om de doelstellingen inzake vermindering van de BKG-emissies te halen. De studie wil ook de sleutelactoren van de Belgische samenleving betrekken in een debat voor een duurzame en koolstofarme samenleving. 2050 is onzeker De toekomstige ontwikkelingen op het vlak van technologie en gedragingen op lange termijn zijn zeer moeilijk te voorspellen. Daarenboven zijn die ontwikkelingen het gevolg van de reacties van bedrijven en burgers op tal van factoren, zoals de prijzen van de verschillende vormen van energie, de genomen overheidsmaatregelen (stimulansen, normen, belastingen, bewustmakingscampagnes, enz.), de mate waarin verschillende technologieën naar behoren functioneren, de vraag naar en de vereisten

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

ECONOMISCHE KWESTIES

40


DE BELANGRIJKSTE DOSSIERS

Door de voor het halen van de doelstellingen voor 2025-2030 te ondernemen acties te analyseren, kan men vanaf vandaag de verwachte ontwikkelingen concreter invullen en beter aanvoelen. Die ontwikkelingen kunnen op die manier bekeken worden in het licht van de huidige trends. In de huidige vorm van de studie is een dergelijke aanpak uitgesloten. In dit verband verduidelijkt de studie nochtans: “It should involve among others a thorough understanding of the current system, determining a desired vision through the participation and engagement of all societal actors, exploring pathways to achieve the desired vision, having short-term and midterm objectives that will help achieving the long-term objectives, and a learning/reflexivity process in order to learn from previous experiences and redirect where necessary in a timely manner, given the inherently uncertain context in which we will be working”. Meerdere doelstellingen, niet slechts één De doelstellingen van het energiebeleid Ieder energiebeleid moet gericht zijn op de bevoorradingszekerheid en op de competitiviteit van onze prijzen, dit alles met respect voor het milieu. De ge-

maakte keuzes moeten ook rekening houden met de mogelijkheid om op technologisch vlak een Belgisch circuit te ontwikkelen. Het concurrentievermogen Met de concurrentieaspecten wordt in de studie geen rekening gehouden, behalve dan via de stelling dat alle landen (op wereldniveau) een overgang naar een koolstofarme economie doormaken. De studie verduidelijkt: > “ The analysis of the macroeconomic implications of the scenarios, typically their impact on competitiveness and on job creation, is not part of the current study.” > “Reaching the objective of limiting the average global temperature increase to maximum 2°C requires all countries operating their transition towards low carbon societies. We implicitly assume that, by default, parameters and costs are coherent with a global effort towards the 2°C objective.” > “Given the scope of this study focusing on the elaboration of scenarios, competitiveness aspects and carbon leakage risks are not assessed. It is therefore implicitly assumed that the appropriate instruments are in place to prevent any risks of leakage.” Op te merken valt dat indien ieder land naar een koolstofarme samenleving zou evolueren, dit nog niet betekent dat de aan die overgang verbonden kosten identiek zouden zijn voor de verschillende landen, wat dan ook kan leiden tot concurrentieverstoring. Daarenboven leeft binnen de Europese bedrijfswereld sterk de vraag of die hypothesen in termen van wil en

acties met het oog op een koolstofarme samenleving op wereldniveau in 2050 wel realistisch zijn. Anderzijds doet de ETS-rubriek (zie hieronder) vragen rijzen over het verband tussen de verschillende ambitieniveaus op bedrijfsniveau die in de studie zijn opgenomen en over de ETS-kostprijs. Bevoorradingszekerheid De scenario’s houden geen rekening met de aspecten die te maken hebben met de bevoorradingszekerheid. Nochtans moeten binnen elk scenario maatregelen worden genomen om die bevoorradingszekerheid te garanderen, met name voor elektriciteit. De kwestie van het intermitterende karakter van de hernieuwbare energiebronnen is bij elk scenario aan de orde en niet enkel in het scenario ‘EU integration’ (wordt nog uitgewerkt), waarbij men zo’n dimensie lijkt te willen integreren. Impact van de scenario’s De studie vermeldt dat het model: “allows to describe and test various scenarios and to understand their key implications”. Dit lijkt ons onder andere om de volgende redenen niet te kloppen: > op economisch vlak blijft de studie beperkt tot een analyse van de investerings- en exploitatiekosten; > naar het aspect van bevoorradingszekerheid is helemaal geen onderzoek verricht.

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

voor bepaalde producttypes, de beschikbaarheid van grondstoffen, de sociale aanvaardbaarheid van technologieën, enz. In het kader van de overgang naar een koolstofarme samenleving tegen 2050 lijkt het ons, gelet op de onzekerheden op lange termijn, belangrijk te focussen op de te halen doelstellingen en de te ondernemen acties op kortere termijn (2025-2030).

41


DE BELANGRIJKSTE DOSSIERS

In de ‘roadmap’ worden vijf scenario’s overwogen om de economie koolstofarm te maken, namelijk: ‘High Energy Efficiency’, ‘Diversified supply technologies’ (public acceptance of nuclear & CCS), ‘High Renewable energy sources’, ‘Delayed CCS’ en ‘Low nuclear’ (no new nuclear). De studie zou moeten passen in het in de Europese roadmap bepaalde kader. Een dergelijke aanpak zou het mogelijk maken om België niet langer apart te beschouwen, zoals dat nu gebeurt (behalve in het scenario ‘EU integration’ dat nog wordt uitgewerkt). Daarenboven kunnen de uit de roadmap geleerde lessen

op Belgisch niveau worden uitgediept, met name wat de kosten betreft. In dit verband maakt de openstelling voor alle technologieën het mogelijk de kosten van een koolstofarme samenleving te drukken. Het VBO is ook voorstander van die openstelling voor alle technologieën bij de analyse van de scenario’s om de uitstoot van broeikasgassen sterk terug te dringen. ETS en bedrijfsmaatregelen “Although this study only deals with emissions on the Belgian territory, it is clear that one of the key instruments to tackle emissions from industries is the EU Emissions Trading System (EU ETS) which guarantees a level-playing field for European companies. Greenhouse gas emission reduction percentages in industrial sectors in Belgium should not be interpreted as proposed binding targets for these sectors. They rather reflect emission reduction possibilities.” Er wordt akte genomen dat de studie een koolstofprijs via EU ETS voorstaat. Aangezien de ETS-koolstofprijs identiek is voor alle bedrijven in Europa – of zelfs in de wereld indien men de studie plaatst in een perspectief waarbij alle landen dezelfde inspanning leveren – is een ‘level playing field’ op Europees/wereldniveau gegarandeerd. In dit kader worden de ambitieniveaus per bedrijfstak bepaald door de prijs en niet door een ‘Belgische’ keuze wat betreft de invoering van technologieën in bepaalde sectoren. Om te sporen met die aanpak zouden de ambitieniveaus in de bedrijfstakken moeten overeenkomen met vooropgezette/geschatte ETS-prijsniveaus. De koolstofprijzen in de ‘roadmap’ worden zo een referentie en sluiten op die manier aan bij een ambitieniveau. Bron: VBO: “Low Carbon scenarios for Belgium” – studie Climact – Vito; Brussel, 1 maart 2013

‘BACKCASTING STUDY TOWARDS 100% RENEWABLE ENERGY IN 2050’ De vier Belgische ministers bevoegd voor Energie (waarvan 3 gewestelijke en 1 federale) hebben een studie aangevraagd die dient te beschrijven hoe het Belgisch energiesysteem tegen 2050 kan worden omgevormd tot 100% hernieuwbare energiebronnen. Deze studie werd uitgevoerd door een consortium van drie onderzoeksorganisaties (Federaal Planbureau, ICEDD – Institut de Conseil et d’Etudes en Développement Durable en Vito – Vlaamse instelling voor technologisch onderzoek). Eén van de doelstellingen van deze backcasting-studie (waarin de doelstelling wordt gedefinieerd voor 100% hernieuwbare energie voor elektriciteit, verwarming en transport tegen 2050) is “België toe te laten om zijn afhankelijkheid van fossiele brandstoffen (...) te verminderen/elimineren en zijn bevoorradingszekerheid te verbeteren”. De BPF werd uitgenodigd op de 1ste stakeholdersvergadering die in februari 2012 werd georganiseerd door het Federaal Planbureau en waar de stakeholders opmerkingen konden formuleren. De opmerkingen van de BPF waren gebaseerd op de Europia-bijdrage aan de ‘EU Energy Pathways to 2050’ en werden aangepast aan de Belgische context. De opmerkingen werden voorgelegd aan het consortium en worden hierna samengevat.

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

‘Energy roadmap 2050’ van de Europese Commissie De ‘Energy roadmap 2050’ van de Europese Commissie analyseert verschillende scenario’s om tegen 2050, 80% minder broeikasgassen uit te stoten. De roadmap verklaart dat: > “ People’s well-being, industrial competitiveness and the overall functioning of society are dependent on safe, secure, sustainable and affordable energy.” > “ In this Energy Roadmap 2050 the Commission explores the challenges posed by delivering the EU’s decarbonisation objective while at the same time ensuring security of energy supply and competitiveness.” > “ The scenario analysis undertaken is of an illustrative nature, examining the impacts, challenges and opportunities of possible ways of modernizing the energy system. They are not “either-or” options but focus on the common elements which are emerging and support longerterm approaches to investments.”

42


BPF-opmerkingen over de benadering van de ‘backcasting-studie 100% hernieuwbare energie’ Een stappenplan kan alleen een strategische richting aanwijzen en mag niet worden beschouwd als een enkele specifieke route. Een stappenplan van 40 jaar opstellen naar 100% hernieuwbare energie in België is een erg ambitieuze taak. De politieke stakeholders moeten inzicht hebben in de veronderstellingen en de methodologie die worden gebruikt bij de ontwikkeling van dit stappenplan, en bijgevolg ook in de beperkingen van dergelijk model, evenals in het feit dat een ‘backcast’ van een doel per definitie zal worden gerealiseerd. De BPF had liever een ‘forecasting’-benadering gehad (gebaseerd op ervaringen, met billijke ramingen, waarbij adequate instrumenten worden ontwikkeld om de tussentijdse doelen te realiseren), aangezien deze waarschijnlijk beter haalbaar zullen zijn en tegelijkertijd de concurrentiekracht van België op peil zullen houden. De resultaten van elke ‘backcasting’- of ‘forecasting’-benadering bevatten een aantal onzekerheden. Omwille van deze onzekerheden is het van cruciaal belang dat de aanbevolen beleidslijnen gebaseerd zijn op principes die zorgen voor een voorspelbaar en realistisch kader voor de Belgische economie, rekening houdend met de gebeurtenissen in Europa en in de rest van de wereld. Betreffende de vraag naar olie en gas in België gaat het retrospectieve model ervan uit dat de vraag naar petroleum- en gasproducten in de energie-, transport- en bouwsector in België tegen 2050 volledig zal wegvallen. Toch

zal het gebruik van olie in de petrochemie (in de vorm van nafta, een belangrijke chemische grondstof voor de Belgische petrochemische sites), landbouw, industriële producten en bouwproducten een aanzienlijk deel blijven uitmaken van de vraag naar ruwe olie. Zelfs al impliceert het ‘backcasting’-scenario een heel sterke afname van de raffinagecapaciteit tegen 2050, toch zal België nog altijd geraffineerde producten nodig hebben (in het bijzonder rekening houdend met het belang van onze petrochemische industrie), net als de rest van Europa trouwens. Op dit ogenblik is de Belgische raffinagesector erg competitief op het vlak van energie-efficiëntie en CO2-uitstoot (zoals blijkt uit de resultaten van het ‘Covenant benchmarking energie-efficiëntie’ in het Vlaams Gewest). De Belgische beleidslijnen mogen geen bijkomende verplichtingen opleggen voor de raffinagesector, die hierdoor gedwongen zou worden om de capaciteit sneller terug te schroeven dan de vraag op de Europese markt. Bijkomende kosten door beleidslijnen die uitsluitend in België gelden, zouden de concurrentiële nadelen (zoals bv. de kosten voor energie en grondstoffen) voor de petroleumsector en de daarmee samenhangende petrochemische industrieën verergeren, wat mogelijk kan leiden tot een onomkeerbare achteruitgang van de Belgische industrie en de bevoorradingszekerheid van het land in gevaar kan brengen.

De rationalisering van de binnenlandse petroleumraffinaderijen kan mogelijk leiden tot: > een afname van de bevoorradingszekerheid door een verminderde logistiek in België; > een afname van strategische productvoorraden (die 3 maanden verbruik dekken in diverse categorieën olieproducten, aangezien olie momenteel ongeveer 40% van de primaire energie vertegenwoordigt in België); > een ernstige afname in de distributie- en marketingsystemen, wat de Belgische binnenlandse markt voor transportbrandstoffen in gevaar kan brengen (waarvan de infrastructuur mogelijk nodig kan zijn voor ‘alternatieve’ brandstoffen); > een achteruitgang van het uitstekend niveau op het vlak van technologie en innovatie in de specificaties en ontwikkelingen van brandstofproducten; > een toename van geïmporteerde producten met een grotere wereldwijde CO2-uitstoot (transfer van uitstoot en het effect van het koolstoflek); > een afname van de waardeketen met petrochemische en gerelateerde industrieën; > economische verliezen en minder tewerkstelling (die de ‘backcasting’-studie zou moeten evalueren); > een verslechtering van het commerciële evenwicht (door een dalende export van half-afgewerkte en afgewerkte geraffineerde producten, een toenemende import van energie). Volgens de BPF wijst de aanhoudende behoefte aan olieproducten tot 2050 in Europa erop dat het in het belang van België is om de leefbaarheid van de binnenlandse raffinagesector in stand te houden tijdens de overstap naar een competitieve economie met

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

DE BELANGRIJKSTE DOSSIERS

43


lage koolstofuitstoot. Een rendabele energiebevoorrading zal van cruciaal belang blijven voor de industrie, de consumenten en de mobiliteit in België en in Europa. Premature beleidslijnen in België kunnen mogelijk leiden tot een vroegtijdige daling van de raffinagecapaciteit en zo toekomstige ontwikkelingen onmogelijk maken. Volgens ons mag België niet in zijn eentje kiezen voor de beste technologische oplossingen en de daarbijbehorende ontwikkelingen. De ‘backcasting’-studie zou de grenzen van een eenzijdige Belgische actie moeten inzien, evenals de onderlinge afhankelijkheid van België met de rest van Europa (zoals de buurlanden voor de toelevering van transportbrandstoffen). De bestaande markt voor petroleumproducten is een open en competitieve Europese markt. Gefragmenteerde nationale beleidslijnen zullen deze markt verstoren door bijkomende binnenlandse kosten en zullen de bevoorradingszekerheid voor de eindverbruikers beïnvloeden. BPF-aanbevelingen voor de ontwikkeling van een ‘energie-stappenplan 2050’ > De eerste prioriteit moet zijn om de doelstellingen van het ‘Klimaat- en Energiepakket’ tegen 2020 te realiseren en de Belgische autoriteiten zouden geen bindende doelen mogen stellen of beleidslijnen mogen formuleren die zijn gebaseerd op een uiterst onzeker ‘backcasting’-scenario. Dergelijke ‘backcasting’-benadering verhoogt het risico dat de raffinagesector beslissingen neemt die op langere termijn schadelijk zijn voor het land en voor Europa. Beleidslijnen op langere termijn vereisen een grote mate van flexibiliteit om rekening te houden met

de technologische veranderingen, de veranderingen in de samenleving en met de keuzes die worden gemaakt in andere delen van de wereld. > In de nationale beleidslijnen dient men rekening te houden met de realiteit van de wereldwijde concurrentie en dient men de impact daarvan op de concurrentiekracht vooraf te evalueren. We stellen het op prijs dat het onderzoeksconsortium de socio-economische impact van een ‘100% hernieuwbaar scenario in 2050’ zal onderzoeken. Men moet echter niet alleen de betaalbaarheid van een ‘100% hernieuwbaar scenario’ voor België evalueren, maar ook het aspect van de bevoorradingszekerheid en de reële afname van de broeikasgassen (in het bijzonder wanneer fossiele brandstoffen grotendeels vervangen zullen moeten worden door biobrandstoffen in de transportsector - zoals recent onderzocht door de Europese Commissie zal de uitstoot van broeikasgassen door biobrandstoffen mogelijk groter zijn dan deze van fossiele brandstoffen indien men rekening houdt met de indirecte veranderingen in het gebruik van de bodem). Raffinadeurs verplichten om de capaciteit te rationaliseren vóór de vraag daalt, zou anderzijds enkel meer import van afgewerkte producten aantrekken tijdens de overgangsfase en zou dus niet leiden tot een afname van de globale uitstoot. > Men dient de beperkingen van eenzijdige Belgische acties in te zien en rekening te houden met de onderlinge afhankelijkheid van de Belgische raffinagesector met Nederland en meer algemeen met de rest van de wereld (belang van de export voor de Belgische raffinaderijen, bv. voor scheeps-

brandstoffen en de producten die het meest worden geraffineerd). > België mag niet geïsoleerd handelen, maar wel binnen de competitieve en open interne Europese markt. De bestaande markt voor petroleumproducten is een volledig open markt. De toepassing van nationale beleidslijnen die niet worden overgenomen door Europa, zal de Europese competitieve markt verstoren, leiden tot bijkomende kosten en een invloed hebben op de bevoorradingszekerheid van de consumenten op de nationale niveaus (recent voorbeeld van problemen veroorzaakt door een gebrek aan samenhang in de EU is de gefragmenteerde toepassing van de verplichtingen op het vlak van biobrandstoffen in de verschillende lidstaten en de afwijkende belastingtarieven voor de diverse brandstoffen in bepaalde lidstaten, die beiden kunnen leiden tot verstoringen op de Europese markt). > Onze binnenlandse petroleumraffinagesector is een waardevolle troef voor de Belgische economie (belang waardeketen). België moet een leefbare raffinagesector in stand houden om te voldoen aan de behoefte van haar economie en de bevoorrading veilig te stellen voor alle transportbrandstoffen (niet enkel brandstoffen voor wegverkeer, maar ook voor de lucht- en de scheepvaart) en cruciale grondstoffen voor andere industriële sectoren (petrochemie, smeermiddelen, verven en solventen, wegenbouw en bouw, staal- en aluminiumsmelterijen). De beleidslijnen en de nationale en regionale wetgevende omgeving moeten dus vermijden dat de concurrentiekracht van de Belgische raffinaderijen tegenover hun concurrenten binnen en buiten de EU wordt benadeeld.

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

DE BELANGRIJKSTE DOSSIERS

44


DE BELANGRIJKSTE DOSSIERS

DE EUROPESE RICHTLIJN ‘BRANDSTOFKWALITEIT’ De BPF werd betrokken in het uitvoeringsproces van de Europese richtlijn ‘brandstofkwaliteit’ (Fuel Quality Directive 2009/30/EG), enerzijds voor de uitwerking van een elektronisch platform voor het traceren en rapporteren van de duurzaamheid van de biocomponenten in brandstoffen en anderzijds betreffende artikel 7a (vermindering van broeikasgasemissies van motorbrandstoffen). Elektronisch platform betreffende de duurzaamheid van de biocomponenten De BPF heeft er bij de federale milieuadministratie op aangedrongen een vergadering te organiseren met alle operatoren om informatie te geven over de stand van zaken van de invoering van een elektronisch rapportagemiddel betreffende de duurzaamheid van de (bio)brandstoffen. Na deze vergadering heeft

de BPF twee van haar leden als piloot-partner voorgesteld om een maximaal aantal situaties te simuleren en te testen vooraleer dit instrument verplicht wordt gemaakt. Het activeren van het rapportagemiddel gebeurde omslachtig. Temeer omdat de BPF-leden hun gegevens niet konden invullen vooraleer de biobrandstofproducenten hun gegevens hadden ingevoerd: registratie van de vennootschappen, registratie van de partijen biobrandstoffen,... De finale versie van het rapportageprogramma werd uiteindelijk op 1 december 2012 opgestart. Vermindering van broeikasgasemissies van motorbrandstoffen Artikel 7a van richtlijn 2009/30/EG behandelt de vermindering van de broeikasgasemissies van motorbrandstoffen. De Europese Commissie dient een methode voor te stellen waarmee de broeikasgasemissies van de inverbruikgestelde motorbrandstoffen gedurende de gehele levenscyclus kunnen worden gemeten. Die methode analyseert de verschillende bestanddelen van biologische oorsprong (biobrandstoffen) en van de fossiele brandstoffen. De methode van de Europese Commissie bepaalt voor benzine en diesel emissiegrenswaarden die verschillen naargelang de soort ruwe olie waaruit men de motorbrandstoffen raffineert. De BPF heeft zich – net zoals Europia – verzet tegen de beslissing van de Europese Commissie om andere referentie-emissiegrenswaarden voorop te stellen

voor fossiele brandstoffen die uit sommige niet-klassieke ruwe oliën worden geraffineerd. De verschillende betrokken federale overheden werden door de BPF aandachtig gemaakt op het feit dat de invoering, enkel in Europa, van emissiegrenswaarden die verschillen volgens de oorsprong van de ruwe olie: > op wereldschaal geen enkele invloed zal hebben op de broeikasgassen die worden uitgestoten ‘upstream’ (= exploratie en productie); > een negatief effect zal hebben op de raffinageactiviteit en de bevoorradingszekerheid van landen van de Europese Unie; > een aanzienlijke werklast zal teweegbrengen voor de brandstofleveranciers en voor de overheidsadministraties dewelke niet in verhouding staat tot de verwachte resultaten. De BPF heeft deelgenomen aan verschillende informatievergaderingen die werden georganiseerd door ofwel de Canadese vertegenwoordiging (in aanwezigheid van de Belgische overheden) ofwel door Europia (met de vertegenwoordigers van de NOIA – National Oil Industry Association). Bovendien heeft de BPF het standpunt van Europia bij talrijke ontmoetingen met de Belgische politieke instanties verdedigd, niet enkel tijdens vergaderingen over biobrandstoffen, maar ook tijdens vergaderingen die in het bijzonder gefocust waren op artikel 7a (waaronder op het kabinet van de staatssecretaris voor Klimaat en Energie en tijdens vele persoonlijke contacten met de Federale Overheidsdienst Leefmilieu).

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

> Aangezien het geplande stappenplan een vraag zou creëren naar bepaalde technologieën, die echter van om het even waar geleverd kunnen worden, moet men veel aandacht besteden aan het evenwicht tussen de creatie van jobs (potentieel in België) en het verlies van jobs (bijna zeker in binnenlandse industrieën). > In de huidige budgettaire context, met de verwachte afname van het gebruik van petroleumproducten, zouden de bijbehorende belastinginkomsten trouwens moeten worden vervangen (o.a. de Belgische accijnsontvangsten op petroleumproducten van 4 miljard euro, die voornamelijk afkomstig zijn van diesel en van benzines). De ‘backcasting’-studie dient rekening te houden met dit aspect.

45


DE BELANGRIJKSTE DOSSIERS

DE NORMALISATIE VAN PETROLEUMPRODUCTEN EN DE BELGISCHE NORMALISATIECOMMISSIES De internationale en Europese normen worden opgesteld op basis van voorstellen die de verschillende EU-lidstaten doen. Ieder land draagt daartoe bij en wordt vertegenwoordigd door een nationale delegatie om haar bijdrage te verdedigen binnen de internationale en Europese instanties. Deze eigen voorstellen worden toevertrouwd aan nationale normalisatiecommissies, de zogenaamde ‘spiegelcommissies’. Hun activiteiten worden overgenomen door internationale en Europese groepen. Het ONP is de sectorale Belgische operator voor normalisatie die als doel heeft een technische en administratieve ondersteuning te verlenen aan de Belgische normalisatiecommissies met betrekking tot petroleumproducten en aanverwanten: > CEN/TC19 of ONP-CNP (Commissie Normalisatie Petroleum), gelast met de opvolging van de normalisatie van petroleumproducten en aanverwanten: gasvormige en vloeibare brandstoffen, smeermiddelen en aanverwante synthetische of biologische petroleumproducten. In 2012 werkte deze commissie aan de herziening van de norm voor lamppetroleum (NBN T52 707) en van de norm voor gasolie verwarming (NBN T52 716), voor de publicatie van de norm EN14214 (biodiesel, FAME) en van de benzinenorm E10 (EN228). > CEN/TC336 is gelast met de voorbereiding en de aanpassing van de Europese normen voor de verschillende types bitumen. > CEN/TC383 werkte aan de normalisatie van de duurzame biomassa voor energetische doeleinden: duurzaamheidcriteria voor de productie van biobrandstoffen en bio-liquids voor energetische applicaties. DE STRATEGISCHE PETROLEUMVOORRADEN (Apetra) De lidstaten van de Europese Unie zijn verplicht een strategische oliereserve aan te houden die overeenstemt met het binnenlands verbruik van 90 dagen.

Apetra, de nationale stockagemaatschappij (Agence PETRolière – PETRoleumAgentschap), is sinds 1 april 2007 wettelijk belast met het aanhouden en beheren van de strategische voorraden van België. Apetra heeft twee voorname doelstellingen, namelijk: > de bevoorradingszekerheid van België garanderen; > België in de mogelijkheid stellen om aan zijn internationale verplichtingen inzake het aanhouden van een minimumvoorraad ruwe olie en aardolieproducten te voldoen. De Belgische regelgeving van 26 januari 2006 inzake Apetra voorzag dat de belangrijke petroleummaatschappijen tijdens een overgangsperiode van 5 jaar, een niet-vergoede degressieve voorraadplicht van 15 dagen op zich namen. Voor 2012 (meer bepaald tot einde maart) was deze voorraadplicht nog gelijk aan 3 dagen inverbruikstelling. Sinds 1 april 2012 is Apetra de enige beheerder van de nationale veiligheidsvoorraden. Tabel 30: Belgische veiligheidsvoorraden Categorie I (1) kt

aantal dagen

Categorie II (2) kt

aantal dagen

Categorie III (3) kt

aantal dagen

december 2011

549

148

2.927

78

238

261

december 2012

611

174

3.239

90

296

292

(1) categorie I: benzines voor gebruik in motorvoertuigen en in de luchtvaartsector (2) categorie II: gasolie, diesel, kerosine en motorbrandstof voor straalmotoren (3) categorie III: zware stookolie

Bron: Europese Commissie

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

Die ontmoetingen en de daarmee gepaard gaande briefwisseling hebben reeds bijgedragen tot het uitstel van de stemming over het oorspronkelijke Europese ontwerp in de hoop het comité ‘brandstofkwaliteit’ te overtuigen om een gematigder standpunt in te nemen zoals dat van bepaalde lidstaten (Nederland en Italië) en een ‘economische beoordeling’ te verkrijgen dat de impact van dergelijke maatregelen meet.

46


DE BELANGRIJKSTE DOSSIERS

De nieuwe EU-richtlijn inzake veiligheidsvoorraden In 2012 heeft de BPF deelgenomen aan simulaties en uitvoering van de omzetting naar Belgische regelgeving van de nieuwe Europese richtlijn 2009/119/EG “houdende verplichting voor de lidstaten om minimumvoorraden ruwe olie en/of aardolieproducten in opslag te houden”, dewelke van kracht zal worden in de loop van 2013. Deze richtlijn omvat volgende doelstellingen: >d e berekeningswijze van de nationale verplichte voorraden en van de effectieve voorraden aanpassen aan die van het IEA; >h et niveau van de verplichte voorraden voor de lidstaten verhogen met 10% (rekening houdend met de 10% die wordt afgetrokken voor onbeschikbare tankbodems); >d e administratieve lasten verlagen en de werking van de interne markt bevorderen door geen bilaterale akkoorden meer op te leggen wanneer agentschappen of ondernemingen hun voorraden in een andere lidstaat wensen te bewaren; >d e bepalingen van het Europees crisisbeleid in de Belgische regelgeving van de veiligheidsvoorraden integreren. Voor verdere informatie, raadpleeg: www.apetra.be

HET TOEZICHT OP DE KWALITEIT VAN PETROLEUMPRODUCTEN (Fapetro) Het Fonds voor de analyse van petroleumproducten ‘Fapetro’ – dat volledig wordt gefinancierd door de petroleumsector – houdt toezicht op de kwaliteit van petroleumproducten die op de Belgische markt worden gebracht. De kwaliteitscontroles die door Fapetro worden uitgevoerd, hebben betrekking op het naleven van de ‘productnormen’ voor de verschillende brandstoffen. Motorbrandstoffen In 2012 werden zowat 8.000 motorbrandstofmonsters genomen bij publieke brandstofverdeelinstallaties (zie resultaten in de tabel hierbij). Bij benzine zijn er vooral overtredingen van de dampspanning, geconcentreerd in de periode rond 1 mei, meer bepaald bij de overgang van winterbenzine (hogere dampspanning) naar zomerbenzine (lagere dampspanning). Er is wat dat betreft geen verbetering merkbaar in de loop der jaren, wel integendeel. De situatie in België is niet slechter dan in het buitenland. Echter, veelal wordt in de ons omringende landen veel minder bemonsterd, waarbij daarenboven de periode rond de maand mei wordt ontzien. Bij diesel zijn de meeste niet-conformiteiten te wijten aan een iets te hoog zwavelgehalte. In tegenstelling tot de voorgaande jaren geeft Fapetro geen cijfers meer vrij voor het geheel van de leden van de BPF, zodat hier geen vergelijking meer kan worden gemaakt met andere netwerken. De situatie bij de private pompen is niet rooskleurig: van de circa 1.800 brandstofmonsters genomen in 2012,

waren er 29% niet-conforme monsters voor benzine 95 en 16% voor diesel. Bij non-conformiteiten gaat Fapetro er van uit dat de eigenaar van de private pomp niet aansprakelijk kan zijn voor het bezit en het gebruik van een niet-conforme brandstof. In dat geval moet de overheidsdienst de leverancier van het product identificeren en bewijzen dat deze een niet-conform product heeft geleverd. De BPF heeft zich steeds tegen dit principe verzet en is van mening dat enkel monstername van de brandstof bij levering, dus vooraleer ze in de tanks van de uitbater van de private pomp terechtkomt, uitsluitsel kan geven over de verantwoordelijkheid van de leverancier. Indien dit niet gebeurt of indien de bevoegde overheden de eigenaar/ uitbater van de privé-pomp niet vervolgen bij niet-conformiteit van de door hem gebruikte brandstof, dan heeft een controle bij de privé-pompen nauwelijks zin en zou het nut van dergelijke controles in vraag dienen te worden gesteld. Gasolie verwarming In het 2de trimester van 2011 is Fapetro gestart met de controle van de kwaliteit van gasolie verwarming in de primaire depots. Na één jaar werden de resultaten van deze controles geëvalueerd. Gezien geen enkele overschrijding van het maximaal toegestaan zwavelgehalte werd vastgesteld, werd de monsternamefrequentie van eenmaal per trimester per depot teruggebracht naar eenmaal per jaar per depot. Deze resultaten bewijzen dat eventuele overtredingen verder in de keten niet te wijten kunnen zijn aan de kwaliteit van de door de leden van de BPF uit hun primaire depots geleverde gasolie.

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

In 2012 heeft Apetra haar programma voortgezet en zo ook in categorie II (gasolie, kerosine) 90 dagen voorraadplicht behaald. De verplichting 2012 is nog gebaseerd op de oude Europese richtlijn 1998/93/EG, t.t.z. op de inverbruikstellingen van het voorgaande jaar. De nieuwe Europese richtlijn 2009/119/EG wordt gestoeld op de Belgische netto-invoer van aardolieproducten (i.e. invoer, uitvoer, internationale bunkers, voorraadwijzigingen) in het voorgaande jaar.

47


DE BELANGRIJKSTE DOSSIERS

Tabel 31: A andeel niet-conforme stalen, publieke pompen in België, per product (%) 2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

(1)

Benzine 95 octaan

1,7

2,0

3,8

1,7

2,0

2,6

1,4

3,6

5,5

5,5

Benzine 98 octaan (1)

3,3

4,6

5,6

3,1

3,3

5,5

2,6

6,0

5,0

6,5

Diesel (1)

5,1

3,5

3,8

3,3

5,8

2,0

1,9

2,9

2,9

3,6

TOTAAL (aantal niet-conforme stalen t.o.v. aantal genomen stalen)

3,6

3,4

3,9

2,8

4,0

3,1

1,9

3,3

3,6

4,2

(1) maximum zwavelgehalte vanaf 1/1/2009: 10 ppm

GESPREIDE BETALING OP DE LEVERING VAN HUISBRANDOLIE Op vraag van de staatssecretaris voor Energie, heeft de Algemene Directie Energie het huidig wettelijk kader omtrent de gespreide betalingen geëvalueerd en waar mogelijk voorstellen geformuleerd om dit systeem te versterken of bij te sturen omdat dit volgens de overheid veel te weinig wordt benut.

contract aanbieden (zie de lijst van handelaars op de website van de FOD Economie) en anderzijds nog heel wat consumenten aarzelen om in dit systeem te stappen of er zelfs geen kennis van hebben. Volgens de overheid ziet het er dus naar uit dat dit systeem dient te worden herbekeken vanuit economisch standpunt en tegelijk ook aantrekkelijk genoeg te maken voor de consument.

Door de factuur van huisbrandolie gespreid te betalen, kan in sommige gevallen de factuur betaalbaar worden gehouden en worden voorkomen dat de factuur uiteindelijk niet wordt betaald. De Algemene Directie Energie heeft de petroleumsector (BPF, BPU, Brafco en LAB) gevraagd deel te nemen aan het overleg van ‘de contracten voor de levering van huisbrandolie met spreiding van betaling’.

In september 2012 participeerde de BPF, samen met de andere federaties alsook vertegenwoordigers van het Sociaal Verwarmingsfonds, aan een vergadering in aanwezigheid van leden van de kabinetten Energie en Maatschappelijke Integratie.

Het huidig wettelijk kader inzake gespreide betalingen bestaat sinds 2006 en werd op 28 november 2008 aangepast voor wat de minimale voorwaarden betreft. Qua aantal dient heden vastgesteld te worden dat er slechts een 90-tal ondernemingen een dergelijk

Na verscheidene vergaderingen met de administratie en de andere federaties, heeft de BPF, in samenspraak met de BPF commissie, volgende voorstellen aan de overheid geformuleerd: > het organiseren van actieve promotie van gespreide betaling en het sensibiliseren om tijdig (in het voorjaar) in het systeem van gespreide betaling te stappen;

> een verbetering van de huidige website van DG Energie qua toegang met het repertoriëren van het aantal aanbieders van gespreide betaling per postcode, idealerwijs op een landkaart met een visuele gradatie van het aantal aanbieders per gemeente; > het economisch verantwoord maken van leveringen onder de 1.000 liter (middels een vaste toeslag te factureren voor kleine leveringen); > de verdelers de mogelijkheid te bieden om de kredietwaardigheid van hun potentiële klant te kunnen nagaan (eventueel via een bestaande databank); > het activeren van de toelage van het Sociaal Verwarmingsfonds als een voorschot (€ 210) binnen het systeem van gespreide betaling; > het oprichten van een waarborgfonds om de door klanten vooraf betaalde bedragen binnen het kader van ‘gespreide betalingen’ te vrijwaren tegen eventuele faillissementen van leveranciers. De administratie nam nota van de constructieve medewerking van de BPF.

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

Bron: Fapetro

48


DE BELANGRIJKSTE DOSSIERS

Einde 2012 heeft de overheid de BPF nog niet op de hoogte gebracht van haar intenties om het huidige systeem te verbeteren. Ondertussen werd het Sociaal Verwarmingsfonds gemachtigd om deze problematiek op te volgen en heeft deze een consultant aangesteld tot het verbeteren van het huidige systeem van gespreide betalingen voor huisbrandolie. Tijdens het 1ste semester 2013 dient de aangestelde consultant concrete aanbevelingen te geven aan het Sociaal Verwarmingsfonds en de betrokken professionele federaties.

Figuur 17: Evolutie van de accijnstarieven van benzine 95 octaan, diesel en huisbrandolie in België (€/liter) 0,7

0,6

0,5

FISCALE ACTUALITEIT

0,4

DE FISCALITEIT OP MOTORBRANDSTOFFEN: HET KLIKSYSTEEM Het positief kliksysteem(a) alsook het negatief kliksysteem(b) werd niet meer ingevoerd in 2012. Bijgevolg is de bijzondere accijns van diesel en van benzines in 2012 onveranderd gebleven.

0,3

0,2

0,1

10/11/2011

17/11/2011

(6)

(7)

06/05/2011

13/05/2011 (5)

20/04/2011

25/01/2011

04/01/2011

26/05/2010

18/05/2010

14/04/2010

28/01/2010

01/01/2010

19/01/2010

01/01/2009

(4)

01/01/2008

(3)

01/01/2007

01/01/2006

01/01/2005

01/01/2004

01/01/2003

01/01/2002

01/01/2001

01/01/2000

01/01/1999

01/01/1998

01/01/1997

01/01/1996

01/01/1994

01/01/1995

01/01/1993

(2)

01/01/1992

01/01/1991

(1)

Diesel

Huisbrandolie

(1) huisbrandolie: controlebijdrage (2) huisbrandolie: controle- + energiebijdrage (3) 01.01.2009: herinvoering van het positief kliksysteem op motorbrandstoffen voor het jaar 2009, met een maximale accijnsverhoging van 0,028 €/l voor benzines en van 0,035 €/l voor diesel (4) 01.01.2010: herinvoering van het positief kliksysteem ‘diesel’ voor de jaren 2010 en 2011, met een maximale jaarlijkse accijnsverhoging van 0,040 €/l (5) 13.05.2011: maximum accijnsverhoging van 0,040 €/l bereikt voor diesel (positief kliksysteem) (6) 10.11.2011: toepassing ‘negatief kliksysteem’ op diesel o.w.v. overschrijding van de nieuwe aangepaste drempelwaarde van de maximumprijs van 1,50 €/l (7) 17.11.2011: toepassing ‘negatief kliksysteem’ op diesel o.w.v. overschrijding van de nieuwe aangepaste drempelwaarde van de maximumprijs van 1,50 €/l Nota 2012: geen wijziging; het kliksysteem werd in 2012 niet meer toegepast

Bron: Belgische Petroleum Federatie

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

Benzine 95 octaan

01/01/1990

01/01/1989

01/01/1988

01/01/1987

01/01/1986

0,0 01/01/1985

(a) Bij iedere daling van de maximumprijs van diesel en/of benzine 95 octaan die voortvloeit uit de programmaovereenkomst, wordt de helft van de prijsvermindering omgezet in een verhoging van de bijzondere accijns. (b) Bij iedere stijging van de maximumprijs van motorbrandstoffen – die volgt uit de programmaovereenkomst en waarbij het richtproduct een bepaalde drempel overschrijdt (1,50 €/l voor diesel en 1,70 €/l voor benzine 95 octaan) – kan de bijzondere accijns verlaagd worden met een bedrag gelijk aan de BTW meeropbrengst.

49


DE BELANGRIJKSTE DOSSIERS

Figuur 18: A ccijnstarieven aan de pomp in België en in de buurlanden op 31/12/2012 (€/1.000 liter)

Tabel 32: Accijnsontvangsten (1) op brandstoffen in België (miljard euro)

800

2008

2009

2010

2011

Benzine

1,16

1,03

1,09

0,96

0,94

Diesel

2,68

2,71

3,30

3,42

3,35

724,17 700 654,50 613,57

611,00

600

500

470,40 427,69

462,09

437,10

429,50

Huisbrandolie

0,10

0,08

0,09

0,07

0,07

Andere

0,09

0,09

0,10

0,15

0,14

TOTAAL

4,03

3,91

4,58

4,60

4,50

(1) en aanverwante belastingen

400 320,00 300

2012

359,00 330,00

Bron: Federale Overheidsdienst Financiën, Douane & Accijnzen

260,43

100

10,00

21,00

0 BE

Benzines

Bron: Europese Commissie

FR

DE

Diesel

Benzines

Diesel

Huisbrandolie

BE

21,0

21,0

21,0

FR

19,6

19,6

19,6

DE

19,0

19,0

19,0

NL

21,0

21,0

21,0

LU

15,0

15,0

12,0

61,35

56,60 18,49

NL

Huisbrandolie

LU

Europees minimum

Bron: Europese Commissie

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

Tabel 33: BTW-tarieven op de voornaamste brandstoffen in België en in de buurlanden op 31 december 2012 (%)

200

50


DE BELANGRIJKSTE DOSSIERS

Tussen de nieuwe maatregelen bevond zich een taks op de distributie van huisbrandolie in het Brussels Gewest. Het was de bedoeling om de professionaliteit van de verdelers van huisbrandolie te controleren via een verplichte bijdrage van 0,05 €/l in het Brussels Gewest geleverde en verbruikte liter huisbrandolie (een maandelijks verschuldigde bijdrage). Die bijdrage zou een gewestelijk energiefonds spijzen waarmee de verschillende energiesubsidies van het gewest kunnen worden gefinancierd (volgens de gewestelijke overheid identiek aan gas en elektriciteit). De BPF werd begin 2012 uitgenodigd om haar mening te geven binnen de werkgroep van de ‘Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’. De BPF heeft een eerste lijst argumenten opgesteld, zich afvragend of de gewestelijke overheid op geldige wijze een taks kan opleggen specifiek voor huisbrandolie (federale bevoegdheid) zonder rekening te houden met de verplichtingen uit de program-

maovereenkomst (een aspect dat, enigszins onbekend bij de lokale overheden, verwaarloosd werd). De federaties van de petroleumsector stuurden gezamenlijk een brief naar de beroepsfederaties (BECI, UCM, Unizo) die in de ‘Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ (ESRBHG) zetelen. De argumenten van de BPF werden aanvaard door de werkcommissie van de ESRBHG, een orgaan dat officieel wordt geraadpleegd door de Brusselse Gewestregering in het kader van wetsvoorstellen. Op basis van de BPF argumenten heeft deze commissie aanbevolen om die maatregelen te schrappen (evenals de ‘stookolietaks’). De weigering van dit wetsvoorstel is gebaseerd op de volgende argumenten: > onrealistisch voorstel en controlemiddelen onmogelijk; > schending van de federale wetgeving die de belasting van het product door de gewesten verhindert zonder het uitdrukkelijke akkoord van het Belgische federale niveau; > impact op de programmaovereenkomst die leidt tot een verschillende maximumprijs in het Brussels Gewest dan in de andere gewesten. Verder heeft de BPF in 2012 nog verschillende stappen ondernomen bij het kabinet Energie van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, bij kabinet Financiën van het Brussels Gewest en bij vertegenwoordigers van de politieke partijen uit de Brusselse regering waarna

de BPF begin januari 2013 tijdens een ontmoeting tussen de petroleumsector en het Ministerie van Financiën van het Brussels Gewest vernam dat de maatregel met betrekking tot de belasting van huisbrandolie van het Cobrace gewoonweg werd ingetrokken. HET STATUUT VAN DE POMPHOUDER Sedert 2003 bestaat een sectorale regeling, van toepassing op alle overeenkomsten tussen een petroleummaatschappij en een zelfstandige tankstationuitbater. Deze regeling is gekend onder de naam ‘statuut van de pomphouder’. Dit statuut legt specifieke voorwaarden en verplichtingen op aan de contractuele relatie tussen maatschappij en uitbater. Het juridisch kader werd gedefinieerd in het Koninklijk Besluit van 14 januari 2003 (publicatie in het Belgisch Staatsblad op 6 februari 2003). De duurtijd van deze regelgeving was bepaald op 10 jaar vanaf de publicatie, wat betekent dat de termijn vandaag is afgelopen. De BPF heeft op eigen initiatief dit onderwerp niet meer besproken met de FOD Economie. Er dient vastgesteld te worden dat er op datum van 6 februari 2013 geen nieuw statuut het licht heeft gezien en bijgevolg partijen sindsdien niet meer gebonden zijn door het KB van 2003.

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

HET BRUSSELS WETBOEK VAN LUCHT, KLIMAAT EN ENERGIEBEHEER (Cobrace) Cobrace – Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheer – is een initiatief van het Brussels Ministerie voor Leefmilieu en Energie, dat een nieuw wetboek betreffende de lucht, het klimaat en de energiebeheersing wil invoeren (een consolidatie van gewestelijke decreten, omzetting van Europese richtlijnen, nieuwe beleidsinitiatieven zoals het beheer van de parkeerplaatsen in Brussel, nieuwe normen voor energie-efficiëntie van private en publieke gebouwen,...).

51


DE BELANGRIJKSTE DOSSIERS

DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST 2011-2012 De BPF sociale commissie heeft een aantal dossiers behandeld in navolging van het sectoraal akkoord 2011-2012, dat werd afgesloten in oktober 2011. Er werd tot een overeenstemming gekomen betreffende de gelijkschakeling van klein verlet tussen de statuten van arbeiders en bedienden, zodat – na formele ondertekening – het systeem volledig gelijk zal zijn voor beide statuten. De bevoegdheid van de paritaire comités 140/127/117 Sinds 2010 bestaat er onenigheid inzake transportondernemingen die petroleumproducten vervoeren van punt A naar punt B en het paritair comité (PC) waartoe deze transportondernemingen behoren. Deze bevoegheidsdiscussie is van belang, aangezien een

PC de minimale loon- en arbeidsvoorwaarden bepaalt voor de arbeiders binnen het PC. Een specifieke werkgroep binnen de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (FOD WASO) trachtte een consensus te vinden tussen alle sociale partners binnen de betrokken sectoren (PC140(a), PC127(b) en PC117(c)) voor arbeiders en waar mogelijk de evenknie voor bedienden. De BPF had reeds met de vakorganisaties van PC117 een akkoord zodat duidelijk zou zijn dat bij zuivere vervoersactiviteit voor rekening van derden het eigen PC117 niet bevoegd zou zijn.

Uiteindelijk publiceerde FOD WASO op 16 januari 2013 een bericht in het Belgisch Staatsblad waarbij de bevoegdheid zou worden geregeld: > transport voor rekening van derden van petroleumproducten zal niet meer aanwezig zijn binnen PC117; > alle transport voor rekening van derden van petroleumproducten behoort toe aan PC127. In een gemeenschappelijke brief met de transportfederaties heeft de BPF haar bezwaren en opmerkingen overgemaakt aan de bevoegde minister. (a) paritair comité voor het vervoer en de logistiek (b) paritair comité voor de handel in brandstoffen (c) paritair comité voor de petroleumnijverheid en -handel

Maar – ondanks de vele overlegvergaderingen omtrent deze problematiek – kon tussen de andere werkgeversorganisaties voor de andere PC’s geen akkoord worden gevonden.

Tabel 34: Evolutie van de tewerkstelling in de petroleumsector (1) in België op 31 december 2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012 (2)

Arbeiders

1.218

1.199

1.239

1.182

1.184

1.051

1.075

1.095

1.119

1.182

Bedienden

4.954

5.217

5.258

5.313

5.159

5.260

5.211

5.154

5.105

5.155

TOTAAL

6.172

6.416

6.497

6.495

6.343

6.311

6.286

6.249

6.224

6.337

(1) paritair comité 117 en 211 (2) tot 30 september 2012

Bron: Rijksdienst voor Sociale Zekerheid

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

SOCIALE ACTUALITEIT

52


DE BELANGRIJKSTE DOSSIERS

DE NIEUWE BPF WEBSITE De BPF besliste in maart 2012 om haar website te vernieuwen met de volgende doelstellingen: > aanpassen van de visuele vormgeving; > verhogen van de gebruiksvriendelijkheid; > toevoegen van essentiële functionaliteiten; > v erbreden van de mogelijkheden inzake ‘content management’ (bv. het plaatsen van video’s en podcasts); >o ptimaliseren voor gebruik op tablets en smartphones. Alvorens tot de ontwikkeling van een nieuwe website over te gaan, werd een grondige analyse gemaakt van de huidige website, waarbij de pijnpunten werden blootgelegd en de sterktes vastgesteld. Teneinde een degelijke online strategie te kunnen uitbouwen, stelde de BPF hierna een lijst op met de doelstellingen en het doelpubliek. Versterkte website Op deze manier kwam de BPF – met een gewijzigde technologie – tot een website die veel gebruiksvriendelijker is voor zowel de gebruiker als de web redacteur mét nieuwe functionaliteiten (bv. de zoekfunctie). De nieuwe informatiearchitectuur speelt sneller in op vragen van het doelpubliek. De hedendaagse en flexibele vormgeving vormt de basis voor deze meer dynamische en toegankelijkere website.

Hiermee beoogt de BPF om met media, studenten, burgers, politici, NGO’s, vakbondsafgevaardigden, (niet-)ledenorganisaties en haar werknemers: > een proactieve externe communicatie in stand te houden en sneller in te spelen op de publieke opinie en perceptie; > de standpunten van de BPF te verduidelijken; > de gebruiker een waaier aan nuttige cijfergegevens betreffende de Belgische petroleumindustrie aan te bieden.

De website van de BPF kan in detail bekeken worden via volgende URL: www.petrolfed.be.

Alle onderwerpen op de huidige website werden herschikt en gebundeld in verschillende rubrieken die de BPF aanbelangen. De website van de BPF bevat onmisbare informatie over belangrijke petroleum gerelateerde thema’s zoals economie, milieu, raffinage, sociale aspecten, productkwaliteit, beveiliging en veiligheid en heel wat nuttige links naar andere organisaties. Vermits de maximumprijzen van de petroleumproducten het meest bezochte onderdeel zijn, besliste de BPF om op haar nieuwe website hieraan een aparte rubriek te wijden. In deze rubriek kan men de actuele maximumprijzen van de voornaamste petroleumproducten en hun samenstelling terugvinden. Via een interactieve module kan de historische evolutie van de maximumprijzen worden geraadpleegd over een zelf gekozen periode. De databank op haar beurt geeft de historiek weer van de dagelijkse maximumprijzen en van de maandelijkse en jaarlijkse gemiddelde maximumprijzen.

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

COMMUNICATIE

53


05 Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

INDEX VAN DE TABELLEN ENÂ FIGUREN 54


DE INDEX VAN DE TABELLEN EN FIGUREN

Figuur 1: P rijs van de ruwe olie (Brent) in $/bbl en in €/bbl

10

Figuur 2: P rijs van de ruwe olie (Brent) in constante euro en in lopende euro

10

Figuur 3: B randstofnoteringen op de markt van Rotterdam

11

Figuur 4: Aardoliebalans van België in 2012

16

Figuur 5: Evolutie van de maximumprijzen in België, exclusief accijnzen en BTW

17

Figuur 6: Evolutie van de maximumprijzen in België, inclusief alle taksen

17

Figuur 7: Samenstelling van de maximumprijs van benzine 95 octaan en diesel in België op 31/12/2012

18

Figuur 8: B elgië: bij constante bijdragen sinds 1985 zou de maximumprijs van BENZINE 95 OCTAAN 0,425 €/l lager zijn op 11/09/2012

19

Figuur 9: B elgië: bij constante bijdragen sinds 1985 zou de maximumprijs van DIESEL 0,376 €/l lager zijn op 13/10/2012

19

Figuur 10: B ruto raffinagemarges

21

Figuur 11: B ruto raffinagemarge 2012

21

Figuur 12: Jaarlijks verbruik van benzine, diesel en huisbrandolie in België

25

Figuur 13: Aandeel van benzineS en diesel in het totale verbruik van motorbrandstoffen in België

26

Figuur 14: Aandeel van de verschillende producten in het binnenlands verbruik

26

Figuur 15: Evolutie van het aantal inschrijvingen van nieuwe en tweedehandse personenwagens in België, per type motorbrandstof, op 31 december

28

Figuur 16: Ethanol/FAME-gehalte in motorbrandstoffen

32

Figuur 17: Evolutie van de accijnstarieven van benzine 95 octaan, diesel en huisbrandolie in België

49

Figuur 18: Accijnstarieven aan de pomp in België en in de buurlanden op 31/12/2012

50

TABELLEN Tabel 1: Kerncijfers België

1

Tabel 2: Wereld: reserves van ruwe olie/productie/raffinagecapaciteit/verbruik in 2012

11

Tabel 3: Wereldreserves van ruwe olie op 1 januari 2013

11

Tabel 4: Wereldwijde productie van ruwe olie in 2012

12

Tabel 5: Evolutie van het verbruik van ruwe olie per geografische zone

12

Tabel 6: Evolutie van de raffinagecapaciteit  in de wereld

12

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

FIGUREN

55


DE INDEX VAN DE TABELLEN EN FIGUREN

Tabel 7: Marktaandelen van de verschillende energiebronnen in België

16

Tabel 8: B elgië: aantal wijzigingen van de maximumprijzen van de voornaamste brandstoffen in 2012

17

Tabel 9: Schommeling van de prijs van ruwe olie en haar effect op de maximumprijs in België, voorbeeld van een verhoging

18

Tabel 10: Schommeling van de prijs van ruwe olie en haar effect op de maximumprijs in België, voorbeeld van een verlaging

18

Tabel 11: Effect van de evolutie van de dollarkoers op de maximumprijs van diesel in België

19

Tabel 13: Raffinagecapaciteiten van de Belgische raffinaderijen op 31 december

20

Tabel 14: Hoeveelheid producten verwerkt in de Belgische raffinaderijen

20

Tabel 15: Nettoproductie van afgewerkte producten in België

21

Tabel 16: Invoer van ruwe olie in België volgens regio van herkomst

22

Tabel 17: België: buitenlandse handel in afgewerkte producten in 1973, 2011 en 2012

23

Tabel 18: Levering van afgewerkte producten voor verbruik in België

24

Tabel 19: Verbruik van de voornaamste brandstoffen in België

24

Tabel 20: Jaarlijks verbruik van benzine, diesel en huisbrandolie in België

25

Tabel 21: Evolutie van het aantal tankstations in België op 1 januari

27

Tabel 22: Dichtheid van de netwerken van tankstations in Europa op 1 januari 2012

27

Tabel 23: Evolutie van het aantal personenwagens in België op 31 december

27

Tabel 24: Emissies van SO2 en NOx door de petroleumraffinaderijen in België

33

Tabel 25: B ubble-emissiegrenswaarden SO2 en NOx voor de petroleumraffinaderijen in Vlaanderen

33

Tabel 26: B elgië: maximale jaarlijkse emissies vanaf 2010

33

Tabel 27: Aantal aanvragen voor tussenkomst door Bofas op 31 december 2012

36

Tabel 28: Gewapende overvallen op tankstations in België

39

Tabel 29: Evolutie van het aantal inbraken in tankstations

39

Tabel 30: Belgische veiligheidsvoorraden

46

Tabel 31: Aandeel niet-conforme stalen, publieke pompen in België, per product

48

Tabel 32: Accijnsontvangsten  op brandstoffen in België

50

Tabel 33: BTW-tarieven op de voornaamste brandstoffen in België en in de buurlanden op 31 december 2012

50

Tabel 34: Evolutie van de tewerkstelling in de petroleumsector (1) in België op 31 december

52

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

Tabel 12: België: vergelijking van de gemiddelde maximumprijzen van de voornaamste brandstoffen, mét en zonder belastingen in 1975, 2011 en 2012 20

56


Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

06 DIVERSEN

57


DIVERSEN

HET TEAM VAN DE BPF

DE RAAD VAN BESTUUR (20 MAART 2013)

Jean-Louis NIZET secretaris-generaal

Dave BROWNELL – Voorzitter Directeur raffinaderij Antwerpen ExxonMobil Petroleum & Chemical bvba

Antwerp Processing Company nv

Azzam AL-MUTAWA – Vice-Voorzitter Managing Director Kuwait Petroleum Belgium nv

Chevron Belgium nv

Patrice BRÈS – Vice-Voorzitter Beheerder algemeen directeur TOTAL Belgium nv

Esso Belgium, divisie ExxonMobil Petroleum & Chemical bvba

Bernard CLAEYS adjunct secretaris-generaal economie, fiscaliteit, energiebeleid Luk DEURINCK milieu en risicobeheer raffinage Jo VANDEWEGHE sociale en juridische aangelegenheden Ellen MATTHYS communicatie

DE AANGESLOTEN MAATSCHAPPIJEN

Belgian Shell nv

Delek Belgium bvba

Independent Belgian Refinery nv Marc DECORTE – Bestuurder Voorzitter, gedelegeerd bestuurder BeLux Belgian Shell nv

Kuwait Petroleum Belgium nv LUKOIL Belgium nv

Christine CAUWE assistente

Michel DOYEN – Bestuurder Voorzitter Delek Belgium pvba & Delek Luxemburg bvba

TOTAL Belgium nv TOTAL Raffinaderij Antwerpen nv

Luc SMETS – Bestuurder General manager Independent Belgian Refinery nv Bulat R. SUBAEV – Bestuurder Managing director LUKOIL Belgium nv

Vopak Terminal Eurotank nv

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

Viviane SMEETS office manager, assistente

58


DIVERSEN

Apetra nationale stockagemaatschappij (Agence PETRolière – PETRoleumAgentschap) bbl vat (barrel) BKG broeikasgas BPF Belgische Petroleum Federatie Bofas bodemsaneringsfonds voor tankstations BPU Belgische Petroleum Unie Brafco Belgische Federatie des Brandstoffenhandelaars Brent ruwe olie referentie Noordzee BTW Belasting op de Toegevoegde Waarde bvba besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid cao Collectieve Arbeidsovereenkomst CCS CO2-afvang en –opslag (Carbon Capture and Storage) CEN Europees Comité voor Normalisatie CO2 koolstofdioxide Concawe Conservation of Clean Air and Water in Europe € euro EN Europese norm ETS emissiehandelssysteem (Emission Trading Scheme) EU Europese Unie Europia Europese vereniging van de petroleumindustrie FAME vetzuurmethylesther (Fatty Acid Methyl Ester) Fapetro Fonds voor de analyse van aardolieproducten Febiac Belgische automobiel- en tweewielerfederatie FOD Federale Overheidsdienst Gbbl miljard vaten Gt gigaton = miljard ton HVO Hydrotreated Vegetable Oils IEA Internationaal Energie Agentschap IMO Internationale Maritieme Organisatie Informazout informatiecentrum over verwarmen van gebouwen met huisbrandolie IRR intern rendement j jaar KB Koninklijk Besluit kt kiloton = duizend ton l liter

LAB Lubricants Association Belgium LPG Liquified Petroleum Gas m3 kubieke meter Mbbl miljoen vaten MBO milieubeleidsovereenkomst mg milligram MT metrieke ton Mt megaton = miljoen ton NBN Belgisch Normalisatiebureau NECD Europese richtlijn ‘nationale emissieplafonds’ (National Emission Ceilings Directive) NH3 ammoniak Nm3 normaal kubieke meter NGO Niet-Gouvernementele Organisatie NOIA National Oil Industry Association NOx stikstofoxide nv naamloze vennootschap OESO Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling OPEC Organisatie van olieproducerende en –exporterende landen PC paritair comité ppm deeltjes per miljoen (parts per million) Premaz PREventie MAZout = bodemsaneringsfonds voor stookolietanks van particulieren S zwavel zwaveldioxide SO2 t ton TC technische commissie (van het CEN) Valorlub beheersorganisme voor de aanvaardingsplicht van gebruikte olie VBO Verbond van Belgische Ondernemingen Vlarem Vlaamse milieureglementering VOS vluchtige organische stoffen vzw vereniging zonder winstoogmerk WASO Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg % percentage $ Amerikaanse dollar

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

AFKORTINGEN

59


DIVERSEN

OMZETTINGSFACTOREN Ruwe olie*

metrieke ton

liter

vat

Metrieke ton

1

1.165

7,33

Kiloliter (= 1m続)

0,8581

1.000

6,2898

Vat

0,1364

159

1

* gebaseerd op de wereldwijde gemiddelde densiteit

> 1.000 vaten/dag = 50.000 ton/jaar > 1 miljoen ton/jaar = 20.000 vaten/dag > 85 miljoen vaten/dag = 12.000 metrieke ton/dag = 4,2 miljard metrieke ton/jaar

Belgische Petroleum Federatie jaarverslag 2012

Meervouden van de eenheden > G = giga = 109 = 1 miljard > M = mega = 106 = 1 miljoen > k = kilo = 103 = 1 duizend

60


avenue d

Belgische Petroleum Federatie Kunstlaan 39, bus 2 1040 Brussel - BelgiĂŤ info@petrolfed.be www.petrolfed.be

ATPC


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.