UITGELICHT: TOEKOMSTIGE OPGAVEN URBAN MANAGEMENT
De toekomst van stad en land D
e toekomst is altijd onzeker. Niemand weet wat de toekomst zal brengen. Maar nu is de toekomst onzekerder dan ooit. Dit komt door verschillende factoren. Deze factoren zijn de economie, hoe gaat deze zich ontwikkelen? En demografie: komt er een einde aan de bevolkingsgroei? Of gaat deze wellicht over in een daling? Maar: in alle toekomstscenario’s welke door het Planbureau voor de Leefomgeving zijn gemaakt staat een ding vast: steden worden hoe dan ook belangrijker (PBL, 2011). De toekomstige opgaven in steden zijn dus belangrijker dan ooit. Maar als mensen naar steden trekken, wat gebeurt er dan in het achterland? In dit artikel de drie belangrijkste vraagstukken. Figuur 2. Burgerinitiatief: een oude suikerfabriek in Sas van Gent (Zeeland) getransformeerd tot museum. beeld: ruimtevolk.nl
Thijs van Daalen (hbo-student Mobiliteit aan de NHTV)
Terugtrekkende overheid De verhoudingen tussen overheid, bedrijfsleven (markt) en samenleving veranderen. Waar vroeger veel sturing was vanuit de overheid op inrichting en gebiedsontwikkeling heeft de overheid de laatste jaren taken overgedragen aan de markt (zie figuur 1). Deze marktwerking was deels ook noodzakelijk omdat de overheid mede door de economische crisis minder kon investeren. Doordat de overheid zich terugtrekt ontstaat er meer ruimte voor burgerinitiatieven. Er ontstaan nieuwe samenwerkingsvormen en er is meer ruimte voor burgers met ideeën (zie figuur 2) (Hoekstra, 2014). Denk aan bewoners die zich verenigen en zelf een wijk ontwikkelen. Of bedrijven en bewoners die gezamenlijk zonnepanelen aanbrengen. Deze ontwikkeling van verzorgingsstaat naar participatiestaat brengt echter ook onduidelijkheden met zich mee. Wie is verantwoordelijk voor wat? Belangrijk is dat de verhoudingen en verantwoordelijkheden duidelijk zijn bij alle partijen. Deze ontwikkeling speelt natuurlijk ook (of misschien wel juist) in steden. De stad is een zelforganiserend systeem. De gemeente heeft als taak om faciliterend te werken en de stad ruimte te geven om zichzelf te organiseren. Echter de gemeente moet wel de grote lijnen uitzetten en het geheel 34 TOEKOMST VAN STAD EN LAND - MEI 2015
begeleiden en waar nodig sturen. Naast de eigen stad is ook de regio van belang. Steden zullen met elkaar moeten samenwerken. Zo zijn er nieuwe samenwerkingsverbanden ontstaan, zoals de metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH). Vertrouwen in medeoverheden is van groot belang om samen te werken en stadoverstijgende problemen aan te pakken (SVIR, 2012). Om steden in de toekomst succesvol te laten zijn zal er samengewerkt moeten worden om de (stads)economie draaiende te houden en kennis en ideeën uit te wisselen. Met overheden onderling, het bedrijfsleven en de maatschappij. Er zal een duidelijke rolverdeling moeten komen en wederzijds vertrouwen moeten ontstaan. Verbindingen Omdat steden belangrijker worden, en dus
ook drukker, zijn de verbindingen in en naar de stad van groot belang. Om een regio, en dus ook steden, goed te laten functioneren is het van belang dat er interactie tussen bedrijven, kennisinstituten, organisaties, etc. plaatsvindt. Deze interactie kan alleen plaatvinden als de connectiviteit van de regio en van de steden op niveau is. De kansen en mogelijkheden voor deze interactie worden mede bepaald door het aanbod van infrastructuur en openbaar vervoersdiensten. Een goed functionerend netwerk met betrouwbare verbindingen en knooppunten is dus van levensbelang voor de stedelijke vitaliteit. Het aanbod van infrastructuur in Nederland is redelijk groot, zeker in stedelijke gebieden. Echter, de verschillende netwerken zijn niet altijd goed met elkaar verbonden. Dit maakt het netwerk minder
flexibel en dermate kwetsbaar in geval van een stremming (RLI, 2014). Er moet dus gezocht worden naar een flexibel netwerk met meerdere reismogelijkheden. Dit geldt voor zowel het openbaar vervoernetwerk als het autonetwerk. Als bijvoorbeeld op de rijksweg A13 tussen Rotterdam en Den Haag een groot ongeluk is gebeurd is de kans groot dat er een verkeersinfarct ontstaat wat de hele regio slecht bereikbaar maakt. Dit zelfde geldt voor veel belangrijke spoorverbindingen. Er moeten meer alternatieven komen. Op kleinere schaal geldt dit ook voor stadswegen. Mensen reizen steeds langere afstanden omdat reistijden korter worden, omdat zij meer mogelijkheden hebben en omdat zij meer activiteiten willen uitvoeren. Deze ontwikkeling maakt de druk op (stedelijke) netwerken groter. Daarnaast wordt de bewustwording en noodzaak groter om duurzaam te leven en dus ook duurzaam te verplaatsen. Duurzame vervoerswijzen moeten gestimuleerd en gefaciliteerd worden (denk aan oplaadpalen voor elektrische auto’s) (Boomen en Venhoeven, 2012).
de druk op de ruimte groter en in de landelijke gebieden wordt de vraag soms zo laag dat er sprake is van krimp. Zowel de steden als de krimpgebieden moeten hier op anticiperen. Transitie is een belangrijk begrip in dit vraagstuk. Als er sprake is van een andere ruimtevraag zullen bijvoorbeeld gebouwen getransformeerd moeten worden naar een andere bestemming. Dat dit ook gebeurt door burgerinitiatief bewijst figuur 2. In Sas van Gent hebben bewoners een oude suikerfabriek getransformeerd tot een museum. In krimpgebieden ontstaat vaak een vicieuze cirkel. Door o.a. schaalvergroting verdwijnen voorzieningen, trekken mensen weg, verslechtert de leefbaarheid en verloedert Proces van krimp de buurt (zie figuur 3). Een Schaalvergroting
Verslechteren lokale economie
Minder voorzieningen
Mensen trekken weg
Verslechtering leefbaarheid
Figuur 1. Verschuiving van verhoudingen in de samenleving. beeld: RLI
Leegloop Als steden aantrekkelijker worden en mensen zich vestigen in en rond steden brengt dit een andere ruimtevraag met zich mee. In steden en in stedelijke gebieden wordt
Mobiliteit
Ruimte
Figuur 3. Het proces van krimp. beeld: Thijs van Daalen
belangrijke opgave is om deze cirkel te doorbreken. Dorpen en regio’s moeten zich opnieuw positioneren. En omdat de toekomst zo onzeker is -en het dus mogelijk is dat de krimpregio’s op termijn weer gaan groeien- moet er flexibel omgegaan worden met de ruimte en de bebouwing (PBL, 2008). Flexibiliteit Het overkoepelende thema van de drie besproken vraagstukken van de komende jaren is flexibiliteit. De overheid, het bedrijfsleven en de maatschappij moeten zich flexibel opstellen om samen te kunnen werken in deze situatie van een terugtrekkende overheid en onzekere economische omstandigheden. Netwerken welke steden verbinden en binnenstedelijke netwerken zullen eveneens flexibel moeten zijn om aan de toekomstige vraag te kunnen voldoen. Voor de stedelijke dynamiek en vitaliteit is een flexibel en duurzaam netwerk van essentieel belang. In gebieden die minder in trek zijn en waar de ruimtevraag kleiner wordt is ook flexibiliteit geboden. Gebouwen en openbare ruimtes moeten transformeerbaar zijn naar een andere functie en uitbreidbaar in geval van een (onverwacht) optredende groei. 35