4 minute read
Kinderpoort - Een bijzonder avontuur
Tekst en illustratie: Els Kobec
Advertisement
Morris Mol ging zijn huisje onder de grond weer eens goed schoonmaken. Het was al een flinke tijd geleden dat hij dat had gedaan. Overal lag er rommel en hingen er spinnenwebben die steeds in zijn gezicht kriebelden. Er moest echt wat gebeuren!
Hij stroopte zijn mouwen op en ging flink aan de slag. Uit alle hoeken en gaten sleepte hij overbodige troep weg en alle spinnenwebben gingen eraan. Dit tot grote ergernis van de spinnen, want die zaten niet te wachten om nieuwe webben te moeten maken. En alle torren, mieren en andere grondbewoners moesten maken dat ze wegkwamen.
Nee, Morris maakte niet veel vrienden met zijn opruimacties. Tenslotte zat er nog een eigenwijze kever achter de voordeur die echt niet weg wilde. “Laat mij toch zitten, Morris, ik heb steeds voor je geluk gezorgd!” Maar Morris luis terde niet en joeg hem zonder pardon de deur uit. Maar hij had zijn deur nog niet dicht of er begon met veel geloei en gebrul een woeste stormwind door de kamer te blazen. Het werd ook ontzettend warm en Morris kreeg het gevoel in een diep gat te vallen. Toen hij weer bijkwam, probeerde hij weer overeind te komen. Maar dat was helemaalniet makkelijk, want hij bleek diep onder het zand te liggen!
Met zijn grote handen wist hij zich een weg naar boven te graven en zag toen dat hij in een enorme zandvlakte lag: hij lag in een woestijn!
Zo ver je kon kijken, zag je al leen maar zand en niets anders dan zand. En hoog boven al dat zand stond er een gloeiendhete zon die met vuur alles verschroeide. “Wat een ellende, hoe kom ik hier weg?” dacht Morris benauwd. Hij probeerde snel weer terug in het zand te kruipen, maar dat lukte niet, want het zand gleed steeds van hem af. “Dit wordt mijn einde!” dacht hij in paniek terwijl hij zich moedeloos neer liet vallen.
Opeens klonk er vanuit het niets een stem die riep: “Hallo Morris! Hoe bevalt het je hier?” En er kwam een flinke kever aanscharrelen. Morris keek eens goed: ja, het was de kever die hij net zijn huis uit had gezet! “Je had mij niet weg moeten sturen, Morris!” zei de kever, “Want zonder mij gaat alles verkeerd.” Hij maakte daarbij een snelle koprol, draaide zich een paar keer in het rond en vervolgde: “Ik ben namelijk een afstammeling van belangrijke voorouders. Wij zijn dan wel gewone mestkevers, maar in de oude tijden stonden wij in hoog aanzien. Als er dingen verkeerd gingen, kregen de mensen weer hoop als ze ons zagen. Daarom kun je me beter bij jou thuis laten wonen, dan kan ik voor je zorgen.”
De kever draaide zich weer even rond en zei nog: “Bovendien zit ik liever ook niet zonder huis. Misschien voel jij nu ook hoe het is om zonder huis te zitten?” Morris maakte zich zeker grote zorgen over hoe hij weer thuis zou kunnen komen. “Komen we hier nog wel weg, uit deze vreselijke hitte?” steunde hij. Daarop zei de kever: “Ja, hoor. Ik ken namelijk nog wat geheime toverspreuken: zo zijn we ook hier terechtgekomen. Maar beloof me eerst dat ik bij jou mag blijven wonen, dan zorg ik dat we teruggaan.”
Daar had Morris geen moeite mee. “Blijf jij maar fijn achter mijn voordeur wonen, je bent mijn eregast!” zei hij beslist. De kever draaide zich daarop nog eens om en om, fluisterde snel een paar vreemde woorden en voordat Morris er erg in had, waren ze weer terug in zijn vertrouwde huis. En daarna zijn ze altijd de beste vrienden gebleven.