7 minute read

Joop Sindorf, jeugdherinneringen aan WO2

Tekst: Gerard Zwinkels

Hij woont nu samen met zijn Janneke aan de Werkenmondestraat in het Land van Valk en kan boeiend vertellen over wat hij in zijn leven allemaal heeft meegemaakt als kind, als voetballer en voetbaltrainer. Joop’s verhalen over zijn jeugd tijdens de Tweede Wereldoorlog in de La Reystraat zullen bij de oudere Reelanders onder ons, veel herinneringen oproepen.

Advertisement

“Het is september 1944. Ik zie dat Engelse vliegtuig nog zo rondcirkelen. Iedereen kijken. Daar kwam die weer, en nog een keer. Urenlang voor mijn gevoel. Later bleek dat hij al zijn brandstof aan het lozen was om zo veilig als mogelijk een noodlanding te kunnen maken, daar waar nu sportpark Krommedijk ligt. Tegen de Koeiendijk, of in de volksmond het vrijersdijkje in het verlengde van de Krommedijk, kwam zijn kist tot stilstand. De boordwerker kon zich al eerder met een parachute redden. De piloot is na de noodlanding meteen gearresteerd. Ik heb dat zelf niet zien gebeuren, maar ben later met vriendjes nog wel gaan kijken en toen heb ik nog zo’n dik stuk glas van het vliegtuig gevonden. Daarmee konden we door de prismawerking zo mooi gaatjes in papier branden.”

Joop bij moeder op schoot met broers Siem en Hennie.

Joop Sindorf

De Afrikaanderwijk

Het is een van de herinneringen van Joop uit zijn jeugd tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij was 3 jaar toen die begon en 8 jaar toen die eindigde. “We woonden met ons gezin, vader moeder en broers Hennie en Siem in de La Reystraat. Het was een indrukwekkende tijd. Maar ik was kind hè, dus ik speelde gewoon onbezorgd op straat met mijn vriendjes. Ik herinner me de razzia’s. Er werd gezocht naar onderduikers. In de straat liepen de Duitsers, in de tuinen zaten de Engelsen. De Toulonselaan was in die tijd een voorname laan, met heel veel winkels, wel een stuk of dertig schat ik. Restaurant ‘Het Paviljoen’, Kantoorboekhandel Retèl met alles voor school, bloemenzaak Beatrix, De Gruyter natuurlijk en nog heel veel meer. Bij kapper Smit, die scheerde en knipte, had je een leestafel met allemaal interessante blaadjes. En daar ging ik dan na schooltijd lekker zitten lezen. Totdat ze mij thuis misten. De halve straat heeft me een keer lopen zoeken, weet ik nog. Zuurkool uit het vat haalden we bij groenteboer van Noort. Dan zei mijn moeder ga eens een pondje zuurkool halen. En dat nam ik dan mee in een pannetje. Maar ik ben vaak teruggestuurd, omdat ik het onderweg al zat op te smikkelen. Zo lekker vond ik dat.”

Voetballen op het Oranjevrijstaatplein

“Op het schoolplein van de Oranjevrijstaatschool (nu Wantijschool) aan het Oranjevrijstaat plein voetbalde ik vaak. Samen met Thijs Tulp van de groentewinkel op de Krommedijk, Dick Mookhoek, de broertjes Janus en Hugo de Lange en mijn eigen broers. Een mannetje of acht á tien. Poten, kiezen en lekker uren lang spelen. Ik was de kleinste en moest altijd keepen. De bal maakten we dan van aan elkaar gebonden stukjes fietsband. Meneer Biard woonde aan het schoolplein. Als we dan aan het spelen waren, en we zagen hem lopend vanaf zijn huis vertrekken, dan wisten we dat we nog 10 minuten konden spelen en dat we dan weg moesten wezen, want dan kwam meneer Biard terug met de agent van de wijk op de fiets vanaf het politiepostje. We zijn wel eens opgepakt hoor. En dan moesten we mee naar het bureau. Je mocht daar eigenlijk niet voetballen. Omwonenden waren natuurlijk bang dat er een ruitje zou sneuvelen. De Duitsers zaten ook in de school. Twee jongens hadden eens wat gestolen bij de kruidenier aan de Toulonselaan en waren gesnapt en afgeleverd bij de school. En dan gluurden we op onze tenen door de schoollokaalramen, en zagen dat die jongens werden verhoord en flinke klappen kregen.”

Hongerwinter

“De winter van 1944 was een moeilijke tijd. We hadden thuis een piano en die heeft mijn vader verkocht voor twee zakken erwten. In onze straat stonden allemaal mooie bomen, maar die hebben het einde van de winter niet gehaald. Alles ging de kachel in. Over het spoor langs de Transvaal- straat lag een voetgangersbrug die de Dubbeldamseweg Noord met Dubbeldamseweg Zuid verbond. Vlakbij restaurant-café ‘het Paviljoen’. Ik ging er vaak heen als er van die indrukwekkende stoomtreinen stonden te blazen en je al die heerlijke warme rook in je gezicht kreeg. Er was zo’n grote draaischijf waar de locomotieven dan opreden, draaiden en weer terug konden rijden. Het was ook een bevoorradingsplek van water en kolen. De as werd daar weggegooid, en samen met mijn moeder stond ik er ‘s morgens vroeg die as te zeven, want daar zaten dan nog wel eens bruikbare kooltjes tussen voor in de kachel. Op de hoek van Eigenhaard en Marthinus Steynstraat zat kolenboer van Tol. Die verkocht dus kolen, maar hij had ook een grote warmwater stokerij, met een hele grote ketel in de werkplaats. En iedere maandagochtend, heel vroeg, ging ik samen met mijn moeder daar een paar emmers heet water halen voor de was. Ze huurde een Hoover wasmachine op wieltjes, met zo’n wringer erboven. En dan hielp ik, voordat ik naar school moest, met wringen. Ik zie mijn moeder nog zitten bij het ontbijt, met de handen rood en koud van het water in de vrieskou. Alles aan de waslijn was dan stijf bevroren. In de Oranjestraat kon je bukshag kopen. Eén cent voor een sigaret. Dat heeft mijn vader één keer gedaan, maar hij vond het zonde van het geld. Ga jij maar even peuken zoeken, zei hij tegen mij. En dan vond ik inderdaad een pet vol peuken. Ik vond het helemaal niet erg, en mijn vader was er blij mee.”

Stationsemplacement met draaischijf vanaf voetgangersbrug.

Dordts Archief

Geallieerden bombardement

“Op 24 oktober 1944 heb ik het bom bardement van de Engelsen op Duitse militaire doelen in de stad meegemaakt. En daarbij vielen ook bommen op de verkeerde plek natuurlijk. Onder anderen bij ons in de Afrikaanderbuurt, want dat grensde aan Merwestein park waar een Duits hoofdkwartier lag. In iedere straat zijn wel een paar huizen geraakt. Ik heb het bombardement zien gebeuren hè. Ik was bij ons in de straat met een paar vriendjes sneeuwhutten aan het bouwen. Ik hoorde vliegtuigen in de verte en vloog naar binnen. Mijn broer Hennie zat in de tuin houtjes te hakken. Moeder was binnen en we kropen in de kast onder de trap. Boem boem boem om ons heen. Toen het rustig werd zijn we naar buiten gegaan en zagen we dat het huis van de familie Nederlof aan de achterzijde geraakt was. Als je de slaap- kamer uitstapte zou je zo naar beneden vallen. Het huis van de familie Wassink was ook ingestort aan de achterkant en zij zijn daarbij omgekomen. Hun papegaai stond in de woonkamer en mankeerde niks. Een projectiel was door twee huizen gegaan en verderop op het aanrecht in een keuken terecht gekomen. Een blindganger. Alle ruiten in de straat lagen aan diggelen. Een halfjaar hebben we met dichtgetimmerde ramen gezeten.”

Schade Cronjéstraat bombardement 1944.

Dordts Archief

Bevrijding

“Ik weet nog dat het gerucht in de buurt rondging dat de bevrijding kwam. ‘Er is vrede er is vrede en er komt straks een trein’, werd er overal geroepen. Blij en opgewonden heb ik uren op de uitkijk gestaan bij het spoor. Want de la Reystraat ligt precies tegenover de bocht naar Breda. Maar die trein die kwam maar niet. Geen idee wat of wie er op die trein had moeten zitten. Na de bevrijding gingen we kijken op het Eemsteynplein en op het Oranjevrijstraat plein naar het kaalscheren van vrouwen en meisjes die iets met de Duitse bezetter zouden hebben gehad. En dan werd er nog een liedje bij gezongen ook. Die hele oorlog, de angst en zorgen waren voor mijn ouders. Voor mij en mijn vriendjes was het een spannende tijd. Er gebeurden erge dingen, maar we speelden gewoon door, nauwelijks bewust van gevaar. Gelukkig maar.”

This article is from: