4 minute read

De beloning: Een sprookje uit China

Tekst en illustratie: Els Kobec

Advertisement

Er was eens een koning die dolgraag vis at. Zonder vis lustte hij geen rijst en at hij liever niets. Nu gebeurde het dat er een lange tijd zo weinig regen was gevallen, dat de rivieren bijna droog stonden en er geen vis meer was te vangen. De koning liet toen in het hele land bekend maken dat degene die hem een vis kon bezorgen, een grote beloning zou krijgen.

Toevallig was het een arme visser toch nog gelukt een grote vis te vangen en hij wilde daarmee naar de koning. Maar bij de poort van het paleis stond een strenge schildwacht die meteen zijn zwaard trok en brulde: “Halt! Wat moet dat hier?” De visser zei verlegen: “Ik wil naar de koning, want ik heb een mooie vis voor hem!” Nu was de schildwacht een hebberige knaap: hij dacht met een aan de uitgeloofde beloning toen hij dat hoorde. “Laat die vis maar hier, beste visser, dan geef ik hem wel af bij de koning.” zei hij. Maar de visser zei: “Nee, dat doe ik liever zelf, ik wil niet zomaar bij de poort afgescheept worden.”

De schildwacht wilde daarop de vis wel van hem kopen, maar de visser zei vastbesloten: “Nee, ik wil hem persoonlijk aan de koning overhandigen.” De schild wacht gaf het nog niet op en dreigde nu: “Luister, vissertje, ik laat je niet door! Je mag alleen maar naar binnen als je mij de helft van je beloning geeft en anders niet!” De visser dacht er even over na en zei tenslotte: “Goed, je kunt de helft wel krijgen.”

Hiermee was de schild wacht dan dik tevreden en de visser mocht naar binnen. De koning was buitengewoon blij en gelukkig bij het zien van de vis en hij vroeg aan de visser: “Vertel eens, beste ma n, wat wens je als beloning?” De visser zei zonder aarzelen: “Ik zou graag duizend stokslagen hebben, edele heer.” De koning wist niet wat hij hoor de en zei verbaasd: “Hoe kunt u nu zo­ iets wensen?” Maar de visser wilde echt niets anders. “Ach, die arme ziel heeft vast zijn verstand verloren!” dacht de koning en hij gaf zijn mensen opdracht om zo zacht mogelijk met hun stokken te slaan.

De visser voelde nauwelijks iets, maar bij de vijfhonderdste klap sprong hij opeens over eind en riep: “Genoeg, ik heb mijn deel gekregen!” “Wat bedoelt u, wie moet het andere deel dan krijgen?” vroeg de koning. “Uw schildwacht bij de poort, edele heer!” antwoordde de visser, “ik moest hem beloven dat hij de helft van de beloning zou krijgen, en ja, beloofd is beloofd!” Toen de koning dit hoorde, liet hij meteen de schild wacht roe pen. Deze had intussen bij de poort vrolijk lopen denken wat hij allemaal ging doen met die grote beloning. Vol verwachting boog hij voor de koning om het goede nieuws in ontvangst te nemen.

Maar tot zijn schrik werd hij meteen vastgebonden en de bedienden kregen opdracht hem vijfhonderd stokslagen te geven. “Wat gebeurt er: heb ik iets verkeerds gedaan?” riep hij angstig. “Klaag niet, beste man,” zei de koning streng, “je wilde van de visser immers de helft van de beloning hebben? Welnu: die krijg je nu dus, precies de helft!” De bedienden spaarden daarop hun harde stokken niet en sloegen er flink op los. Na precies vijfhonderd slagen wist de arme schildwacht niet meer waar hij zich op aarde bevond en strompelde de zaal uit. “En bedank de visser nog maar dat hij de helft van zijn beloning aan jou heeft overgelaten!” riep de koning hem nog na.

De visser werd ook niet vergeten: hij werd heel goed beloond en keerde met een zak vol goudstukken naar huis terug.

This article is from: